UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
DE STRIJD OM NEDERLAND ISLAMISERING, DE EUROPESE SUPERSTAAT EN DE LINKSE KERK EEN ANALYSE VAN DE IDEOLOGIE VAN DE PVV
Wetenschappelijke verhandeling Bijgewerkte word count (zonder abstract en bibliografie)
aantal woorden: 25.138 ANNELIEN VANELSLANDER
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: PROF. DR. ZEMNI COMMISSARIS: DR. KRIJNEN COMMISSARIS: PROF. DR. MEIJER
ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
ABSTRACT
De ideologie van de PVV kan gereconstrueerd worden aan de hand van frames. Een eerste frame is het linkse kerk frame waarmee een breuklijn gecreëerd zal worden tussen het volk en de elite. Links zal hierbij als synoniem gebruikt worden voor alles waar de PVV tegen is. Een tweede frame is het EUSSR frame. Volgens de PVV zorgt de Europese Unie zowel op vlak van soevereiniteit als op vlak van democratie voor een uitholling van Nederland. Ten derde is er het islamiseringsframe waarmee verwezen zal worden naar de toenemende invloed van de islam in Nederland. Islam zal door de PVV beschouwd worden als een totalitaire politieke ideologie die uit is op verovering. Tenslotte is er ook het ware Nederland frame, waarbij een beeld geschetst zal worden van de ware Nederlander. Door deze frames te combineren kan inzicht verworven worden in het wereldbeeld of de ideologie van de PVV. De PVV zal de wereld beschouwen in termen van strijd, in termen van goed versus kwaad en in termen van wij versus zij. Het overkoepelend frame dat door de PVV gehanteerd zal worden, is het strijdframe. Twee externe vijanden, namelijk de islam en de Europese Unie, zullen steeds meer controle over Nederland proberen te verwerven. Zij zullen vervolgens bijgestaan worden door een collaborateur, namelijk de linkse kerk. De enige die verzet en een uitweg kan bieden, is de PVV.
2
Het schrijven van deze masterproef verliep niet over rozen. Twijfel, onzekerheid, frustratie, schrappen, herbeginnen, het hoorde er allemaal bij. Vandaar dat ik eerst graag enkele mensen zou willen bedanken die me doorheen dit schrijven bijgestaan hebben. In het bijzonder promotor Sami Zemni, bij wie ik steeds terecht kon voor de nodige inzichten en advies. Verder ook mijn ouders en vrienden voor hun aanhoudende steun en bemoedigende woorden. Enorme dank aan allen.
3
INHOUDSTAFEL
I.
Inleiding
II.
Literatuurstudie 1.
5
PVV: vorm of inhoud?
7
2. De ideologie van de PVV III.
10
Onderzoek 3. Methodologie
15
4. Het linkse kerk frame
21
5. Het EUSSR frame
25
6. Het islamiseringsframe
28
7. Het ware Nederland frame
40
8. Naar een wereldbeeld: het strijdframe
44
IV.
Besluit
48
V.
Noten
50
VI.
Bibliografie
52
4
INLEIDING
Geert Wilders is een fenomeen. Zijn politieke acties. Zijn retorisch talent. Zijn statische blonde kapsel. Zijn veiligheidssituatie. Zijn eigen unieke woordenschat. Zijn grove en beledigende uitspraken. Zijn gave om de media op uiterst doeltreffende wijze te bespelen. Zijn visie. Ook in België viel er de afgelopen jaren niet te ontsnappen aan de media-aandacht voor Wilders en zijn partij. Gaandeweg werd mijn interesse in het onderwerp steeds groter. Wie was die man die de hele Nederlandse politiek en media in een wurggreep hield? Waarvoor stond zijn partij? Hoe kwam het dat uitspraken die bij mij enkel weerzin en een ‘dit-kan-je-nu-toch-niet-menen-reactie’ uitlokten, op zoveel bijval konden rekenen? Miste ik iets wat anderen wel hoorden in het discours van Wilders? Ik ging me er steeds verder in verdiepen. Echter, hoe meer artikels ik las, en hoe meer reportages ik zag, des te onduidelijker het voor mij werd. Het discours van Wilders bevat immers heel wat tegenstrijdigheden. Zo profileert Wilders zich bijvoorbeeld graag als de beschermer van de vrijheid in Nederland. Maar hoe valt een oproep om de koran te verbieden, te rijmen met godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting? Gelden de vrijheden die door de PVV ‘beschermd’ worden dan niet voor iedereen? Misschien enkel voor de Nederlander? Maar wat dan met Nederlandse moslims, die zijn toch ook gewoon Nederlander? En wat te denken van het aanhoudend gefulmineer tegen ‘de Haagse elite’, het zogenaamde ‘grachtengordeltuig’. Is dit wel geloofwaardig komende van een man die zelf al sinds 1990 een functie in de politiek uitoefent? Is Wilders ondertussen zelf geen deel van het establishment geworden? Het establishment dat door Wilders bovendien ook steevast van het adjectief links voorzien wordt. Bestaat er dan niet zoiets als een rechtse elite? En zo kan nog wel even doorgegaan worden. Om maar te zeggen, echt consequent zijn de uitspraken van Wilders niet. Vandaar dat ik het belangrijk acht om te achterhalen wat de ideeën van Wilders en zijn partij nu precies zijn. Vaak kreeg ik de opmerking of het nog wel relevant is om aandacht te besteden aan Wilders en zijn partij. De PVV kreeg immers een serieuze opdoffer te verwerken tijdens de verkiezingen van 2012. Een verlies van maar liefst 9 van de 24 zetels, wat de PVV tot grootste verliezer van de verkiezingen maakte. Bedenkingen als ‘Is dit niet het begin van het einde?’ en ‘Moet er wel nog aandacht besteed worden aan de PVV?’ werden vaak geopperd. Of dit het begin van het einde is, weet ik niet. Of het relevant is om aandacht te besteden aan de PVV, denk ik wel. De PVV is immers nog steeds de derde grootste partij van Nederland, wat betekent dat een aanzienlijk deel van de Nederlanders zich wel kan vinden in de ideeën van de partij. Ook zijn heel wat PVV-thema’s ondertussen overgenomen door andere partijen. En wat te denken van het recente Marokkanendebat in de Tweede Kamer? Een debat in het parlement waarbij een hele bevolkingsgroep gestigmatiseerd werd (Essed, 2013, 17 april). Jaren geleden was dit ondenkbaar geweest in Nederland, nu ontlokte het nauwelijks protest. De invloed van de PVV in de Nederlandse politiek is misschien niet altijd even duidelijk zichtbaar, maar ze is er wel. Vandaar dat het enorm belangrijk is om te achterhalen wat het gedachtegoed van de PVV nu precies inhoudt. Een analyse van de ideologie dringt zich op. In de academische wereld is er slechts weinig onderzoek dat specifiek focust op de ideologie van de PVV. De meeste studies concentreren zich op het taalgebruik van Wilders, hoe hij de media bespeelt of wat de parallellen zijn tussen Geert Wilders en Pim Fortuyn. De weinige studies die aandacht besteden aan de ideologie van Wilders en zijn PVV, doen dit vooral om tot een label te kunnen 5
komen. Populisme, nationaal-populisme, extreem-rechts of nog iets anders. Veel duidelijkheid zullen deze labels echter niet verschaffen. Niet alleen wordt er een enorm scala aan labels gehanteerd, ieder label krijgt bovendien ook een andere definiëring. Een label is ook altijd een sterke vereenvoudiging van de realiteit, waardoor belangrijke aspecten over het hoofd worden gezien. Vandaar dat ik in deze masterproef wil afstappen van het hokjesdenken en expliciet wil focussen op de ideologie van de PVV. Waarvoor staat de partij? Wat is haar visie? Hoe ziet de ideale PVVsamenleving eruit? Wat zijn de belangrijkste en steeds terugkerende elementen in haar gedachtegoed. Deze masterproef is opgedeeld in twee grote delen. Het eerste deel is de literatuurstudie, waar ingegaan zal worden op de vraag of de PVV daadwerkelijk een ideologie heeft of louter een populistische stijl gebruikt. Vervolgens zal dieper ingegaan worden op de ideologie. Hoe is de ideologie van de PVV geëvolueerd en tot welke conclusies kwamen eerdere analyses van het gedachtegoed van de PVV. Het tweede deel is het onderzoeksgedeelte. Allereerst zal aandacht besteed worden aan de methodologie en de manier waarop het onderzoek aangepakt zal worden. Vervolgens worden de vier belangrijkste frames besproken, namelijk het linkse kerk frame, het EUSSR frame, het islamiseringsframe en het ware Nederland frame. Ter afsluiting volgt het overkoepelend strijdframe. Alvorens van start te gaan, moet opgemerkt worden dat in wat volgt de termen PVV en Geert Wilders door elkaar gebruikt zullen worden. De voornaamste oorzaak hiervan is de partijstructuur van de PVV. De partij van Wilders is namelijk ontstaan als de Stichting Groep Wilders in 2004, met Geert Wilders als enige bestuurder (Parlement & Politiek, n.d., 21 maart; NRC Handelsblad, 2007, 21 april). De Nederlandse kieswetgeving stelt immers dat enkel verenigingen mogen deelnemen aan verkiezingen, omdat ervan uitgegaan wordt dat verenigingen een draagvlak hebben in de samenleving omwille van de leden die ze hebben. Vandaar dat Geert Wilders in 2005 genoodzaakt was om de Vereniging Groep Wilders (later Vereniging Partij voor de Vrijheid) op te richten. Deze vereniging heeft slechts één officieel lid, namelijk Geert Wilders. Het is dus niet mogelijk om lid te worden van de PVV. Net vanwege deze autoritaire partijstructuur worden uitspraken van Wilders over het algemeen beschouwd als standpunten van de PVV.
6
1. PVV: VORM ZONDER INHOUD?
Een eerste vraag die gesteld moet worden, is of de PVV überhaupt wel een ideologie heeft. Vaak wordt immers naar de PVV verwezen als een louter populistische partij zonder enige inhoud. Vandaar dat in dit hoofdstuk dieper ingegaan zal worden op de betekenis van populisme. Populisme is een erg vaag begrip daar het zowel in het dagelijks leven als in de academische wereld vaak gebruikt wordt. In het alledaags taalgebruik kan populisme verschillende betekenissen aannemen (Mudde, 2004; Bale, van Kessel & Taggart, 2011). Zo kan de term populisme gebruikt worden om te verwijzen naar een simplistisch, emotioneel discours dat gericht is op het gezond verstand van de mensen. Verder kan populisme ook gebruikt worden om een opportunistisch beleid te beschrijven. Het voornaamste doel van zo’n beleid is om het volk (de kiezers) tevreden te stellen en zo hun steun te verwerven, in plaats van te zoeken naar de beste oplossing. Populisme is dus een erg omstreden concept, waarvoor er geen algemeen aanvaarde definitie bestaat (Hainsworth, 2008; Mudde, 2004; Vossen, 2009). Waar de meeste wetenschappers het echter wel over eens zijn, is de kern van het populisme. Populisme zegt namelijk altijd iets over de relatie tussen het (deugdzame) volk en de (corrupte, boosaardige) elite. Maar dit geeft nog steeds geen antwoord op de vraag wat populisme nu eigenlijk is. Moet het gezien worden als een politieke stijl of strategie, als een discours of als een (dunne) ideologie? Jagers en Walgrave beschouwen populisme vooral als een politieke stijl. Ze hanteren twee definities van het concept, namelijk een dunne en een dikke. In de dunne definitie wordt populisme omschreven als de verwijzing naar het volk. Het is een communicatiestijl die zich specifiek richt op het volk en waarbij men beweert te spreken in naam van het volk. Politici spreken ook voortdurend over het volk door overvloedig gebruik te maken van woorden als ‘de burgers’, ‘de kiezers’, ‘de belastingbetaler’,… Dit is een techniek om aan te tonen dat de politicus wel degelijk bekommerd is om de grieven van het volk en dat hij weet wat het volk echt wil. Populisme in de dunne betekenis van het woord wordt gehanteerd door allerlei politici, zowel aan de linker zijde van het politieke spectrum als aan de rechterzijde. In de dikke definitie van populisme bestaat het discours naast de verwijzing naar het volk ook uit een expliciete anti-establishment houding en de uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen. Het anti-establishment discours verwijst naar de grote afstand tussen het volk en de elite. Populisten bevinden zich vanzelfsprekend aan de kant van het volk en alles wat fout loopt in de politiek is de schuld van de elite1. Een tweede bijkomend element is dat het volk beschouwd wordt als een homogene gemeenschap, het is een groep van mensen met dezelfde interesses, waarden en kenmerken. Binnen het volk bevinden zich echter ook enkele geïsoleerde groepen die er andere waarden en kenmerken op nahouden2. Volgens het populistisch discours zijn deze onverenigbaar met het algemeen belang van het volk. De schuld voor alles wat fout gaat in de samenleving wordt bijgevolg in de schoenen van deze groepen geschoven. Anderen beschouwen populisme wel degelijk als ideologie, hetzij in dunne zin. Hierbij gaat men ervan uit dat populisme een beperkte kern bevat die verbonden wordt met een smalle reeks van politieke concepten (Mudde, 2004). De kern van het populisme is, dat men de samenleving ziet als verdeeld in twee homogene en antagonistische groepen, namelijk het (deugdzame) volk en de (corrupte) elite. Populisten geloven dat politiek een uitdrukking moet zijn van de wil van het volk. Ze zetten zich af tegen de traditionele partijen die vooral hun eigen belangen nastreven in plaats van de 7
belangen van het volk. Een eerder structurele kijk op populisme, definieert de populistische ideologie als een oproep aan het volk om zich af te zetten tegen de traditionele machtsstructuren en de dominante ideeën en waarden in de maatschappij (Canovan, 1999). De inhoud van populisme kan dus verschillen naargelang het establishment waartegen men zich verzet. Bijvoorbeeld als het om economisch beleid gaat, zullen populisten in een land waar de nadruk ligt op hoge belastingen om een sterke welvaartstaat te genereren, pleiten voor economisch liberalisme. Terwijl in een land waar vrije markt het hegemonische idee is, populisten eerder zullen pleiten voor protectionisme en meer tussenkomst van de overheid. Pogingen om specifieke programmatische kenmerken van de populistische ideologie te definiëren, falen grotendeels doordat veel afhangt van de context en de cultuur waarbinnen populisme zich voordoet (Canovan, 1999; Mudde, 2004; Taggart, 2004; Zaslove, 2008). Net omwille van het feit dat populisme een dunne ideologie is, kan ze makkelijk gecombineerd worden met andere ideologieën zoals socialisme, nationalisme en ecologisme. Bijgevolg kan populisme zowel geconstateerd worden bij partijen aan de linkerzijde als aan de rechter zijde van het politieke spectrum. Ook Wilders wordt vaak onder de noemer populisme geplaatst. Onderzoek door Vossen had als doel om na te gaan of dit ook daadwerkelijk klopte. De vraag wat populisme nu eigenlijk is, werd in het midden gelaten. Wel kwam men na een grondige studie van de bestaande literatuur, tot een reeks van zeven kenmerken van populisme. Een anti-elite houding en volksverheerlijking werden als essentiële componenten van populisme beschouwd. Zoals eerder gesteld, zegt populisme namelijk altijd iets over de relatie tussen het (deugdzame) volk en de (corrupte, boosaardige) elite. De populistische politiek is er dan ook op gericht om een einde te maken aan de machtspositie van de elite en hen te vervangen door het volk. Op die manier zal een werkelijke democratie ontstaan waarin de politiek een directe weerspiegeling is van de wil van het volk. Het populistisch discours wordt gekenmerkt door een systematisch ophemelen van het volk, dat als drager van echte wijsheid beschouwd wordt. De elite daarentegen, wordt steevast verweten corrupt, leugenachtig en onbetrouwbaar te zijn. Naast deze basisingrediënten van populisme kunnen ook enkele versterkende elementen gevonden worden, die niet exclusief aan het populisme kunnen toegeschreven worden. Ten eerste is er de neiging tot samenzweringstheorieën. Populisten zijn van oordeel dat er een samenspannen is van de verschillende groepen elites (politici, partijen, bestuurders, media) om het volk bewust te misleiden, enkel en alleen om de eigen machtspositie in stand te houden. Hierbovenop zien ze vaak dat de elite een bepaalde groep in de samenleving, die niet tot het ware volk behoort, bevoordeelt. Deze out-group kan zowel in etnische, religieuze of sociaal-economische termen gedefinieerd worden. Voorbeelden van zogenaamde out-groups zijn allochtonen, moslims en werklozen. Verder werkt de volkse stijl ook versterkend. Populisten hanteren een volkse toon en stijl om te benadrukken dat zij wel degelijk de enige echte spreekbuis zijn van het volk, in tegenstelling tot de elite. Hun taalgebruik wordt gekenmerkt door harde onverbloemende uitspraken, persoonlijke anekdotes en simplistische analyses en oplossingen3. Het dragen van ‘gewone’ kleren of het spreken met een sterk accent kan een middel zijn om hun volkse aard nog verder te onderstrepen. Ten derde is er de ambitie om een ‘echte’ democratie te vestigen. De hedendaagse democratie is namelijk te complex, weerspiegelt nauwelijks de wil van het volk en is louter een instrument van de elite. De laatste twee smaakversterkende kenmerken verwijzen naar de manier waarop populisten de stem van het volk duidelijker willen laten klinken. Enerzijds is er het pleidooi voor de invoering van directe vormen van democratie. Anderzijds is er de voorkeur voor sterke leiders die over charismatisch leiderschap beschikken. De charismatische leider moet als spreekbuis van het volk functioneren, 8
maar het is echter van groot belang dat de leider zijn macht niet gebruikt om zelf tot de elite te behoren. Daarom zullen charismatische leiders zich dan ook als apolitieke outsiders profileren, die enkel aan politiek doen om het volk uit de nood te helpen. Wanneer deze kenmerken toegepast worden op Wilders, kan men vaststellen dat het eerste basisingrediënt, namelijk anti-establishment, duidelijk aanwezig is. Een voorbeeld is de aanhoudende kritiek op de ‘linkse elite’. Verder is ook het smaakversterkende kenmerk samenzweringstheorieën nadrukkelijk aanwezig. Een voorbeeld hiervan is Wilders’ vrees voor islamisering. Hier nauw mee samenhangend, is een tweede versterkend kenmerk, namelijk voluntarisme. Hoewel Wilders er een pessimistische visie van een wereld vol conflicten en complotten op nahoudt, wordt deze boodschap wel steevast gevolgd door de geruststellende boodschap dat het tij nog te keren is. Dit vereist echter wel een nieuwe visie op politiek en andere politici, vanzelfsprekend kan dit alles gevonden worden bij Wilders en zijn PVV. Bij het tweede basisingrediënt van populisme, namelijk volksverheerlijking, moeten bij Wilders toch enkele kanttekeningen geplaatst worden (Adams, 2008; Trouw, 2005, 18 maart; Vossen, 2009). Hoewel hij zich vaak als spreekbuis van het misnoegde volk opwerpt, is het moeilijk om bronnen te vinden waarbij er een regelrechte verheerlijking van het volk is. Ook moeten we ons afvragen in welke mate zijn verwijzingen naar het volk een instrument zijn om zijn afkeer van de linkse elite en de islam te onderstrepen, of om zijn bewondering voor het volk uit te drukken. Verder koketteert hij ook met het feit dat het hem niet echt veel uitmaakt hoeveel burgers hem volgen, zijn koers zal hoe dan ook hetzelfde blijven, wat het volk er ook van denkt. Dat de gevestigde politici beter luisteren naar het volk, daar gaat het om. Verder strookt het beeld van Wilders niet met de charismatische leider als apolitieke buitenstaander (Vossen, 2009). Wilders is een politiek dier bij uitstek. Bij Wilders vind je ook weinig kritiek op het parlementaire systeem en de democratie op zich. Kortom, we kunnen dus besluiten dat een aantal kenmerken van populisme, antiestablishmenthouding, samenzweringstheorieën en voluntarisme zeker aanwezig zijn bij Wilders. Andere aspecten zoals volksverheerlijking, charismatisch leiderschap en directe democratie zijn veel moeilijker vast te stellen4.
9
2. DE IDEOLOGIE VAN DE PVV
De PVV beschikt dus wel degelijk over een ideologie. In dit hoofdstuk zal dieper ingegaan worden op eerdere onderzoeken naar de ideologie van de PVV. De ideologische ontwikkeling van de PVV Naarmate het succes van de PVV toenam, steeg de behoefte om de PVV te duiden. In het kader van de politieke plaatsbepaling van de PVV, analyseerde Vossen de ontwikkeling van het politieke gedachtegoed van Geert Wilders5. Dit voor de periode vanaf zijn intrede in de politiek in 1990 tot het verkiezingsjaar 2010. Door Vossen werden drie fases vastgesteld die elk een label opgeplakt kregen, namelijk een conservatief liberale fase, een neoconservatieve fase en een nationaal-populistische fase. De conservatief liberale fase (1963-2002) De eerste fase gaat van start wanneer Wilders aan de slag gaat als medewerker van Frits Bolkestein. Bolkesteins politiek gedachtegoed bestond uit een neoliberale kijk op de economie, een realistische visie op het buitenlands beleid en sociaal-cultureel relativisme. Verder introduceerde Bolkestein een geheel nieuw discours met betrekking tot immigratie (Aarts & Thomassen, 2008; Pelikaan, de Lange & van der Meer, 2007; van der Brug et al., 2009; Van Kersbergen & Krouwel, 2008). Het multiculturalisme en het Nederlandse minderhedenbeleid, dat gericht was op het behoud van de culturele identiteit, werden sterk bekritiseerd. Bolkestein vond immers dat de culturele waarden van de moslimmigranten onverenigbaar waren met enkele universele liberale waarden, zoals vrijheid van meningsuiting en scheiding tussen kerk en staat. Bijgevolg stelde Bolkestein dat de West-Europese cultuur superieur was aan de Islamitische. Dit ging gepaard met een nieuwe politieke stijl die aangeduid kan worden met de term ‘nieuw realisme’ (Prins, 2002). Nieuw realisme bestaat uit vier kenmerken. Een eerste is dat de spreker zich profileert als iemand die de waarheid onder ogen durft zien, er is dus geen plaats voor taboes. Verder presenteert men zich ook als de spreekbuis van de gewone mensen, waaronder in dit geval de autochtone bevolking verstaan wordt. Een derde kenmerk is dat benadrukt zal worden dat realiteitszin een inherent aspect is van de Nederlandse nationale identiteit, Nederlanders zijn nuchter en recht door zee. Tenslotte verzet men zich ook tegen de progressieve elite, die politieke correctheid verweten wordt, waardoor het publieke debat in feite gecensureerd wordt. Zowel op ideologisch vlak als op vlak van stijl kan Bolkestein beschouwd worden als de leermeester van Wilders (Fennema, 2010, pp. 9-13; PVV, 2007, 1 april; Vossen, 2011). Zo hangt ook Wilders een nieuw realistische stijl aan waarbij hij feiten durft onder ogen zien en is hij net als Bolkestein voorstander om misbruiken in de sociale zekerheid harder aan te pakken en komaf te maken met de corporatistische structuren. Ook met betrekking tot het migratiethema hielden beide heren er gelijkaardige standpunten op na. Wel zal Wilders daarenboven ook waarschuwen voor de gevaren van moslimextremisme en massavernietigingswapens in het Midden-Oosten die hij zag als een bedreiging voor de stabiliteit van Europa en Nederland. Voor dit laatste standpunt kreeg hij toen aanzienlijk minder aandacht dan later het geval zal zijn.
10
De neoconservatieve fase (2002-2006) In de periode 2002-2006 vonden heel wat veranderingen plaats in het leven van Wilders (Vossen, 2011). Zo stapte hij uit de VVD en ging hij door als onafhankelijk kamerlid. Verder moest hij onderduiken en was hij druk bezig met de uitbouw van een nieuwe rechtse politieke beweging. Hiervoor deed Wilders beroep op de Edmund Burkestichting, een denktank die het conservatisme in Nederland wil verspreiden. Deze periode in het gedachtegoed van Wilders, zal door Vossen aangeduid worden onder de noemer neoconservatisme6. Kernthema’s van het neoconservatisme zijn een vrije markt, een slanke overheid en het herstel van oude gemeenschapswaarden en fatsoen (Edmund Burke Stiching, n.d., 24 maart; Sleegers, 2007, pp. 37-38; Vossen, 2011). Verder zal het neoconservatisme zich afzetten tegen de islam en de politiekcorrecte progressieve elite en haar cultuurrelativisme, omdat deze een bedreiging vormen voor de Nederlandse en Westerse cultuur. Hoewel er in de vorige periode al elementen van neoconservatisme aanwezig waren in de politieke ideeën van Wilders, kunnen we stellen dat er enkele nieuwe elementen opduiken waardoor hij opschuift richting neoconservatisme (Vossen, 2011). Zo zal Wilders hardnekkig de Amerikaanse war on terror en alle (militaire) maatregelen die erbij horen, verdedigen. Dit druist in tegen de sceptische realpolitik van Bolkestein, die de Irakoorlog en de Amerikaanse pogingen tot democratisering van het Midden-Oosten naïef en roekeloos vond. Verder zal Wilders ook steeds meer een pleidooi gaan houden voor law and order. Zo wil hij radicale maatregelen kunnen nemen tegen terroristen, vanaf 2004 zal hij dit verder uitbreiden naar radicale imams en allochtone criminelen. Met radicale maatregelen worden ondermeer preventieve aanhoudingen en de mogelijke denaturalisatie van verdachten bedoeld. Deze maatregelen gaan in tegen het grondwettelijke karakter van het Nederlandse liberalisme. Ook zal de kritiek van Wilders op de Nederlandse politieke elite en cultuur nog scherper worden. Maar de meest fundamentele verandering in het gedachtegoed van Wilders is de radicalisering van zijn houding tegenover de islam en moslims. Samen met zijn partijgenote Hirsi Ali zullen ze de islam steeds meer als totalitaire ideologie gaan beschouwen en pleiten ze voor een liberale Jihad tegen deze oprukkende ideologie. Wilders zal de Islam ook aanduiden als de voornaamste oorzaak van verschillende problemen, zoals bijvoorbeeld het hoge werkloosheidspercentage en hoge aantal vroegtijdige schoolverlaters onder de moslims. Daarom pleit Wilders voor een minderhedenbeleid dat gericht is op volledige assimilatie van moslims en de culturele eliminatie van de islam in Nederland. Deze radicale standpunten gaan in tegen de visie van Bolkestein, die weliswaar de superioriteit van de Westerse waarden beklemtoonde, maar tegelijkertijd een sterke voorstander is van godsdienstvrijheid en dialoog. De nationaal-populistische fase (2006-…) Deze fase gaat van start met de oprichting van de Partij voor de Vrijheid. Elementen van het nationaal-conservatisme zullen naar de achtergrond verdwijnen om plaats te maken voor enkele nieuwe elementen waardoor Wilders steeds meer opschuift in de richting van nationaal-populisme. Hoewel nationaal-populisme met verschillende termen kan aangeduid worden (bijvoorbeeld populistisch radicaal rechts of radicaal rechts populistisch), zijn de meeste wetenschappers het wel eens over de essentie. Namelijk een sterke weerstand tegen immigratie en supranationale samenwerking omdat dit een bedreiging vormt voor de nationale identiteit. Het hanteren van een
11
populistische stijl en enkele bijkomende kenmerken zoals de voorkeur voor traditionele waarden en het verzet tegen economische en culturele globalisering. Deze kenmerken worden in toenemende mate aanwezig in de politieke ideeën van Wilders. Allereerst is het gedachtegoed van Wilders met betrekking tot de islam nog verder geradicaliseerd. Hoewel de PVV niet over een eigen studiedienst beschikt, maakt Geert Wilders wel deel uit van een internationaal netwerk van politici, academici, lobbyisten en bloggers die regelmatig bijeenkomen om te debatteren over de oprukkende islam (De Groene Amsterdammer, 2009, 18 november; Fennema, 2010, pp. 212-215). Binnen dit netwerk zijn er twee stromingen. De eerste stroming houdt er een academische benadering op na. Onder andere Bernard Lewis en Paul Cliteur behoren tot deze strekking. De tweede stroming daarentegen, benadert de islam vanuit complottheorieën en vijandbeelden. Tot deze tweede stroming behoren onder meer Bat Ye’or en Robert Spencer. Wilders zal aansluiting vinden bij deze laatste stroming. Zo zal hij zich bijvoorbeeld baseren op de Eurabiëtheorie van Bat Ye’or die stelt dat de massale immigratie van Islamitische burgers naar Europa, een bewuste strategie is om het Westen te onderwerpen. Europa is volgens haar aan het evolueren naar ‘Eurabië’. Enkele indicaties hiervan zijn volgens Bat Ye’or een groeiend antisemitisme in Europa, dat af te leiden valt uit de toegenomen Europese kritiek op de positie van Israël in het IsraëlischPalestijns conflict. Verder constateert ze ook een groeiend anti-Amerikaans sentiment (Bat, 2005; De Groene Amsterdammer, 2009, 18 november; Vossen, 2011). Verder zal Wilders ook steeds vaker verwijzen naar het ‘Taqqiya’-leerstuk dat stelt dat moslims die in een niet-moslimland wonen hun ware aard tijdelijk verbergen totdat er een demografische vermeerdering plaatsvindt (Vossen, 2011). Bijgevolg twijfelt Wilders aan de oprechtheid van goed geïntegreerde moslims. Een tweede nieuwigheid in het denken van Wilders is dat, ondanks het feit dat de islam zijn grootste vijand blijft, hij ook steeds meer kritiek zal hebben op andere groepen van immigranten, zoals Poolse en Bulgaarse seizoensarbeiders en Antilliaanse immigranten. Verder wordt Wilders ook als maar nationalistischer. Hij zal een sterke nadruk leggen op de Nederlandse belangen en waarden en steeds minder enthousiasme tonen voor internationale samenwerking en Europese integratie. Ook zal zijn betoog steeds meer populistische elementen vertonen. Dit gaat overigens gepaard met een vergroving van zijn taalgebruik. Tenslotte is er een grote wijziging op economisch vlak. Enerzijds is er een afzwakking van de oorspronkelijke neoliberale standpunten, zo zal hij bijvoorbeeld niet langer pleiten voor een versoepeling van het ontslagrecht en is hij absoluut tegen een verhoging van de pensioenleeftijd. Maar anderzijds blijft Wilders wel een grote voorstander van besparingen in sectoren zoals cultuur, klimaat, asiel en migratie en ontwikkelingssamenwerking. Hier kan men zich de vraag stellen of Wilders economisch linkser geworden is of is dit eerder opportunistisch om een groot deel van zijn electoraat tevreden te houden. Kortom, de ideologische ontwikkeling van Wilders kan vergeleken worden met drie panelen, die elkaar opvolgen maar ook deels overlappen (Vossen, n.d., 26 november). Elk paneel heeft zijn eigen accenten, terwijl oude kenmerken ofwel verscherpen ofwel vervagen. Zo is er een conservatiefliberaal paneel, hier ligt de nadruk op sociaal-economische kwesties. Dit wordt opgevolgd door het neoconservatief paneel waarin de war on terror en het islamitisch extremisme centraal staan. Hierover schuift het nationaal-populistische paneel waarin de strijd tegen de islamisering en de immigratie dominant zijn. We kunnen dus besluiten dat islamisering en immigratie steeds belangrijker geworden zijn in het discours van Wilders. En dat sociaal-economische kwesties en standpunten in verband met buitenlandse politiek aan belang ingeboet hebben.
12
Wel moet opgemerkt worden dat er heel wat wetenschappelijke onenigheid bestaat over de term nationaal-populisme. Nationaal-populisme wordt vaak in een adem genoemd met extreemrechts (Mudde, 2000, p. 13). Enerzijds kan nationaal-populisme gebruikt worden om een meer gematigde subcategorie binnen de extreemrechtse partijfamilie aan te duiden. Anderzijds kan nationaalpopulisme ook gebruikt worden om naar een specifieke politieke stijl te verwijzen die extreemrechtse partijen hanteren. Hier wordt nationaal-populisme gehanteerd als partijfamilie, een partijfamilie waarvan Wilders en zijn PVV een buitenbeentje vormen (Lucardie, 2007; Vossen, 2011). Zo zal Wilders zijn politieke medestanders voornamelijk zoeken binnen Israël en de Verenigde Staten in plaats van binnen Europa. Verder behoort Wilders ook tot de meest liberale tak van de nationaalpopulistische partijfamilie, daar hij er erg libertaire opvattingen op nahoudt met betrekking tot ethische kwesties. Zo profileert de PVV zich namelijk nadrukkelijk als voorstander van het recht op abortus, euthanasie, vrouwen- en homorechten. Volgens Zúquete kunnen deze aspecten echter gezien worden als onderdeel van een recente evolutie binnen de extreemrechtse ideologie, die gerelateerd is aan de groeiende islamfobie van partijen binnen deze familie. Zo is er een verandering merkbaar in het discours tegenover Israël. Joden worden niet langer gezien als ‘de andere’, maar men zal wijzen op de bijdrage van de Joodse cultuur aan de Europese. Moslims worden nu gezien als de ‘nieuwe andere’. Verder moeten ook eerder liberale standpunten als vrouwen- en homorechten gezien worden als vuist tegen de ‘conservatieve, onderdrukkende’ islam. Naar een ideologie Andere aanpakken om het gedachtegoed van Wilders en zijn PVV te achterhalen, houden zich ver weg van etiketten. Zo maakte de Ruiter een kwalitatieve inhoudsanalyse van het boek ‘De schijn-élite van de valse munters’ van Martin Bosma, de partijideoloog van de PVV. Hieruit werd geconstateerd dat men de wereld vooral bekeek in termen van goed en kwaad. Een zwartwit-denken zonder enige nuance. Er werd ook een loopje genomen met de geschiedenis om de eigen standpunten te vergoelijken. Onder het goede werden het christendom, Israël, de joden, het volk en monoculturaliteit gerekend. Het christendom omdat het beschouwd wordt als iets wat inherent is aan de Nederlandse cultuur. Zo wordt beweerd dat de scheiding tussen kerk en staat, tolerantie en de democratie in Nederland te danken zijn aan het christendom. Hier wordt dus een eigen interpretatie gegeven aan het christendom, waarbij de minder positieve aspecten en periodes van het christendom genegeerd worden. Ook de joden en Israël worden positief geëvalueerd. Israël wordt immers gezien als bevrijd gebied. Het staat symbool voor de vrijheid, want in de visie van Bosma functioneert Israël als voorbeeld voor Europa. Wanneer Israël veroverd zou worden door de moslims, dan zal het niet lang meer duren vooraleer Europa hetzelfde lot ondergaat. Ook staat men aan de kant van de joden in Nederland, omwille van anti-joodse gevoelens bij een deel van de moslims in Nederland. Tot het kwade behoren de islam, immigratie, multiculturalisme en de linkse elite. De eerste drie omdat ze een bedreiging vormen voor de Nederlandse cultuur. Links wordt verantwoordelijk geacht voor het multiculturalisme en ‘het openzetten van de grenzen’. Wel wordt opgemerkt dat links ook zijn positieve kanten had, namelijk de emancipatie van vrouwen en homo’s. De islam daarentegen wordt niks positiefs toegedeeld. Ook in de frames die gehanteerd worden door Wilders en de PVV, is het gedachtegoed duidelijk merkbaar (Kuitenbrouwer, 2010, pp. 77-81). Er zijn vier frames die frequent gebruikt worden. Een eerste is het ‘islamiseringsframe’. Islamiseren staat dan voor het islamitisch maken van iets wat niet islamitisch is. Los van het feit of islamisering nu al dan niet bestaat, dwingt Wilders anderen om er 13
iets over te zeggen door het tot een gespreksonderwerp te maken. Verder is er het ‘subsidie-is-roofframe’. Een subsidie wordt gebruikt om dingen te bekostigen waar geen geld voor is, maar die wel belangrijk geacht worden, zoals kunst en cultuur. Wilders zal subsidie framen tot iets duisters. Tot geld dat bestemd is voor de vrienden van de elite en voor de ‘linkse hobby’s’. Ten derde is er het ‘dhimmi-frame’. Dit frame wordt gebruikt om naar de tegenstanders van Wilders te verwijzen, namelijk de elite die gezien wordt als ‘collaborateur van het islamisme’. Het woord dhimmi is ontleend aan het Arabisch, en kan vertaald worden als een niet-moslim in een moslimstaat. Tenslotte is er het ‘blauwdruk-Nederland-frame’. Dit staat voor Nederland, het Nederland zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Wat de oorspronkelijke bedoeling was, wordt door Wilders en de PVV in het midden gelaten, wel is zeker dat islam en islamisering zeker niet de bedoeling was. Wanneer deze verschillende frames met elkaar verbonden worden, komt men tot grotere frames en uiteindelijk tot een wereldbeeld. Het frame dat het wereldbeeld van de PVV vormt, is ‘het complot’. Namelijk in PVV-termen heeft alles wat misgaat een dader. Alle problemen worden toegeschreven aan een samenzwering, een complot. De daders van dit complot zijn dan de linkse elite en de islam. Gelukkig is er Geert Wilders en de PVV die alle problemen gaan oplossen. Bijgevolg worden Wilders’ tegenstanders gezien als handlangers van ‘het complot’.
14
3. METHODOLOGIE
Vast staat dus dat de PVV over een ideologie beschikt, maar wat is de inhoud ervan? Een ideologie bestaat uit drie delen (Celis & Devos, 2006, p. 86). Een ideologie beschrijft hoe de wereld eruit ziet, hoe de wereld er zou moeten uitzien en welke strategieën gebruikt moeten worden om de kloof tussen beide te dichten. Hieruit leidt ik mijn centrale onderzoeksvraag af.
Wat is de ideologie van de PVV? - Hoe ziet de samenleving eruit volgens de PVV? Welke problemen zijn er? - Hoe ziet de ideale samenleving eruit? Welke normen en waarden worden er naar voor geschoven? - Welke strategieën en maatregelen stelt de PVV voor om tot een ideale samenleving te komen?
Uit de literatuurstudie kan afgeleid worden dat er enkele thema’s steeds terug zullen keren tijdens de analyse van het gedachtegoed van Wilders. Deze thema’s zijn islam, elite en Nederland. De eerste twee zullen vooral in negatieve zin gebruikt worden, terwijl Nederland in positieve zin. Vandaar dat volgende vragen zeker verder uitgediept moeten worden.
Wat wordt verstaan onder islam? - Gaat het om een algemene islam? Gaat het om een specifieke stroming binnen de islam? - Welke kijk heeft men op de islam? Wordt de islam enkel beschouwd als totalitaire ideologie of ook als religie? - Wordt er een onderscheid gemaakt tussen islam en moslims of worden beide als synoniemen gebruikt? - Worden alle moslims over dezelfde kam geschoren of wordt er een onderscheid gemaakt? Zo ja, welk onderscheid? Wat wordt bedoeld met elite? - Men heeft het ook vaak over de ‘linkse elite’. Verschilt dit van ‘de elite’ of worden beide als synoniemen gebruikt? - Is er ook sprake van een ‘rechtse elite’? En zo ja, wordt die ook als negatief gepercipieerd? En wie behoort hiertoe? - Hoe zullen de begrippen links en rechts door de PVV gedefinieerd worden? - Waarom wordt een negatieve houding aangenomen tegenover links en de elite? Wat wordt bedoeld met Nederland en de Nederlandse cultuur? - Gaat het om een reëel Nederland of een ideaalbeeld? - Wanneer kan iemand als ‘ware Nederlander’ beschouwd worden? Aan welke kenmerken moet men hiervoor voldoen?
Methodologische analyse Om een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag ‘Wat is de ideologie van de PVV?’ zal gebruik gemaakt worden van kritische discoursanalyse. Kritische discoursanalyse is een interdisciplinaire stroming, die onder meer wortels heeft in de linguïstiek, antropologie, sociologie en psychologie (Wodak, 2007, 2011). In kritische discoursanalyse wordt een discours beschouwd als een sociale praktijk en wordt veel belang gehecht aan de context waarin dit discours voorkomt. Een 15
discours kan omschreven worden als een (sociaal gedeelde) verzameling van ideeën en praktijken ten aanzien van een bepaald onderwerp. Een discours is dus een representatie van de wereld die zowel de specifieke realiteit reflecteert als de specifieke realiteit actief construeert door er betekenissen aan toe te kennen. De kritische discoursanalyse heeft als doel om net die patronen van hoe de realiteit weergegeven en geïnterpreteerd wordt, terug te vinden in tekst. Meer bepaald gaat het om hoe bepaalde structurele relaties van dominantie, discriminatie, macht en controle tot uiting komen in taal. Hier ontstaat echter een eerste probleem, namelijk een discours is zelden af te leiden uit de letterlijke politieke communicatie van een partij. Belangrijker zijn de achterliggende, impliciete betekenissen van een boodschap. Om dit te achterhalen biedt de kritische discoursanalyse echter geen pasklare methodologische toolbox, integendeel, de methodologie wordt gekozen in functie van het onderwerp7. In dit onderzoek ligt de klemtoon op linguïstische pragmatiek. Taal is immers het centrale kanaal om een discours te uiten en bijgevolg om inzicht te krijgen in een ideologie (Maly, 2012). En laat nou net taalgebruik een van de grootste sterktes van de PVV zijn, de partij houdt er immers een geheel eigen woordenschat op na (Kuitenbrouwer, 2010). Taal is dus niet neutraal (Maly, 2012). Hoewel we het niet altijd beseffen, zegt het taalgebruik van een spreker veel over zijn of haar ideologische voorkeur en blik op de realiteit. Impliciete betekenissen achterhalen vergt interpretatie, daarvoor kan men zich baseren op enkele initiële veronderstellingen en inzichten die als startpunt kunnen dienen voor de kwalitatieve inhoudsanalyse (Altheide, 1987; Maly, 2012; Mortelmans, 2007; Wester & Peters, 2004; Wodak, 2011). Maar dit is echter helemaal niet rigide, tijdens de analyse zullen ongetwijfeld nieuwe inzichten de kop op steken. Er is dus nood aan een constante wisselwerking tussen theorie en empirie. Een vaak gehoorde kritiek bij discoursanalyse is dat interpretatie synoniem staat voor speculatie. Dit is echter geenzins het geval. Interpretatie zal gebeuren op basis van wetenschappelijke inzichten betreffende taal, discours en het effect ervan. In de linguïstische pragmatiek worden instrumenten aangeboden om taalgebruik en achterliggende, impliciete betekenissen te analyseren. Door Maly worden vier categorieën gebruikt om deze instrumenten in onder te brengen (2012). Enkele van deze categorieën zullen hieronder overgenomen worden. Woorden, patronen en strategieën Zoals reeds gesteld, is taal niet neutraal (Chilton, 1995; Maly & Zienkowski, 2011; Maly, 2012). Een eerste aandachtspunt is woordkeuze. Om naar eenzelfde fenomeen, persoon of groep te verwijzen, kan de spreker kiezen uit een lange lijst van woorden met een gelijkaardige betekenis. De uiteindelijke woordkeuze zal deels ingegeven worden door de ideologische voorkeur van de spreker. Een klassieke illustratie hiervan, is het onderscheid tussen het woord vrijheidsstrijder en terrorist om naar eenzelfde fenomeen te verwijzen, bijvoorbeeld het Palestijnse verzet. Daar waar het woord vrijheidsstrijder gehanteerd wordt, kunnen we er vanuit gaan dat degene die het woord hanteert, de strijd ziet als legitiem. Het woord vrijheidsstrijder heeft immers een positieve connotatie, namelijk de strijd voor vrijheid en tegen onderdrukking. Dit in tegenstelling tot terrorist, waaraan een negatieve connotatie vasthangt, bijgevolg zullen mensen die het woord terrorist in de mond nemen, de strijd als illegitiem beschouwen. Een tweede aandachtspunt is het gebruik van voornaamwoorden (De Cillia, Reisigl & Wodak, 1999; Maly & Zienkowski, 2011; Van Dijk, 1995; Wodak, 2007). Politieke communicatie bevat vaak de voornaamwoorden ‘wij’, ‘zij’ en ‘ons’. Vraag is wie of wat hiermee bedoeld worden. De betekenis van 16
deze voornaamwoorden hangt af van de context waarin ze gebruikt worden. Wanneer Wilders het bijvoorbeeld heeft over ‘wij’, kan dit verwijzen naar ‘de Nederlander’, maar ook naar ‘het westen’ of nog iets anders. Bijgevolg is het belangrijk om te achterhalen naar wie of wat er precies verwezen wordt. Ten derde moet er ook aandacht besteed worden aan metaforen en metonymieën (Maly & Zienkowski, 2011; Van Dijk, 1995). Een metafoor is een vorm van beeldspraak waarbij taal of betekenissen die geassocieerd worden met een bepaald conceptueel domein, toegepast worden op een ander domein. Deze tactiek wordt vaak gebruikt om bepaalde betekenissen van het probleem te benadrukken en andere op de achtergrond te houden. Metonymie is ook een vorm van beeldspraak, maar hier zal men woorden uit eenzelfde conceptueel domein gebruiken. Enkele voorbeelden van metonymie zijn pars pro toto - waarbij een deel genoemd om te verwijzen naar het geheel - of een totum pro parte – waarbij het geheel genoemd wordt wanneer slechts een deel bedoeld wordt, zoals bijvoorbeeld verwijzingen naar ‘de moslims’, ‘de Nederlanders’. Tenslotte mogen ook labels en subjectposities niet over het hoofd gezien worden. Labels verwijzen naar hoe men de werkelijkheid zal categoriseren. Subjectposities verwijzen naar de hoedanigheid van waaruit men spreekt. Bijvoorbeeld: spreekt men als politicus, als ervaringsdeskundige of als slachtoffer. En heeft het een effect door te wisselen van positie? Dragers van impliciete informatie Veronderstellingen zijn dragers van impliciete informatie (Maly, 2012; Wodak, 2007). Door gebruik te maken van veronderstellingen kan men bijvoorbeeld negatieve associaties maken zonder dat men er later verantwoordelijk voor gesteld kan worden. Immers, met veronderstellingen doet men een beroep op de kennis van het publiek, men gaat er vanuit dat de informatie algemeen bekend is en daarom niet letterlijk verwoord dient te worden. Bij veronderstellingen moet het publiek dus zelf actief betekenis geven aan wat gezegd wordt, waardoor de politicus zich er achteraf ook gemakkelijker van kan distantiëren. Globale betekenisconstructie Patronen van discours laten zich niet achterhalen door enkel te focussen op losse woorden, zinnen en hun betekenis (Maly, 2012). Een tekst kan immers verschillende betekenissen bevatten. Daarom is het belangrijk om bij de analyse ook te focussen op de tekst als geheel, op de globale betekenis. Politieke communicatie is niet altijd even coherent als op het eerste zicht lijkt. Zo kan wat in de ene alinea beweerd wordt, impliciet tegengesproken worden door argumentatiepatronen verder in de tekst. Vandaar dat het belangrijk is om de tekst in zijn geheel te bekijken en zo de onderliggende patronen van betekenisgeving te achterhalen. Een belangrijk aandachtspunt bij het achterhalen van patronen in discours en de ideologische betekenis die men er vervolgens aan zal toekennen, is dat zowel de impliciete als expliciete betekenissen coherent uit de data naar voren moeten komen (Zienkowski & Maly, 2007, pp.31-34). Er is sprake van coherentie als er conceptuele verbanden vast te stellen zijn en als bepaalde betekenissen regelmatig terugkeren. Tijdens de discoursanalyse zal er naast de linguïstische pragmatiek, ook gefocust worden op de frames die door de PVV gehanteerd worden, om zo de ideologie van de PVV te reconstrueren. Een 17
frame wordt door de Bruijn omschreven als “een inhoudelijke politieke boodschap, die in het politieke debat wordt gebruikt en tot een specifieke interpretatie van de werkelijkheid leidt. Bepaalde aspecten van de werkelijkheid worden uitvergroot, andere worden onder de radar van onze waarnemingskracht gedrukt.” (de Bruijn, 2011, p. 16). Frames worden immers door alle partijen gebruikt, zowel door links als rechts (de Bruijn, 2011). Vooral omwille van het strategisch voordeel die ze kunnen opleveren, zijn frames onmisbaar in de politiek. Namelijk wie erin slaagt om een nieuwe taal en eigen woordenschat te ontwikkelen, zal naast de nodige aandacht genereren, ook een invloed hebben op de bril die het publiek hanteert om de werkelijkheid waar te nemen. Het frame kan het oordeel van het publiek over een bepaald onderwerp en de associaties die erbij gemaakt worden, beïnvloeden. Het spreekt voor zich dat de politicus wiens bril domineert een groot strategisch voordeel heeft. Daarom zullen politici hun boodschap en standpunt verpakken in een frame. Een vaak gehoorde opmerking wanneer het gaat over frames, is dat frames louter retorische spitsvondigheden zijn (De Bruijn, 2011). Taal om de taal, zonder enige inhoud. Hierdoor vervalt het politiek debat volgens critici in simplistische boodschappen en politieke soundbites wars van enige inhoudelijke argumentatie. De Bruijn verzet zich hiertegen en stelt dat dit niet altijd het geval is, frames kunnen wel degelijk een weerspiegeling zijn van de opvattingen en waarden van een partij. Ook door Korsten wordt benadrukt dat een frame meer is dan een oneliner (Korsten, 2013).Door het hanteren van een frame wordt een bepaald perspectief op de werkelijkheid gekozen, dit zal vervolgens uitmondden in discours met een duidelijke boodschap. Een frame is met andere woorden een totaalpakket van emoties, waarden, woorden, beelden en ervaringen die allen met elkaar verbonden worden. Door gebruik te maken van een frame kan men makkelijk de essentie van een politieke boodschap overbrengen. Partijen kiezen bijgevolg frames die nauw aansluiten bij de eigen ideologie. Bovendien zullen de verschillende losse frames die door een partij gehanteerd worden, allen deel uitmaken van een groter frame, een wereldbeeld (Korsten, 2013; Kuitenbrouwer, 2010). Volgens de Bruijn bestaat de structuur van een frame uit twee basiscomponenten. Ten eerste is er ‘politiek als project’, waarbij het verhaal geframed wordt als probleem, oorzaak en oplossing. Hierbij profileert de politicus zich dus als een probleemoplosser, als iemand die de situatie onder controle heeft. Verder wordt ook informatie over het probleem gegeven. Ten tweede is er ‘politiek als drama’, waarbij niet het probleem centraal staat, maar wel het slachtoffer van het probleem. Hier zal men zijn boodschap verpakken in het schema slachtoffer (degenen die getroffen worden door het probleem), schurk (degene die het probleem veroorzaakt of ontkent) en held (degene die het probleem onder de aandacht brengt er een oplossing voor heeft). Door zich rechtstreeks tot de slachtoffers te richten, kan een relatie met hen aangegaan worden. Dit is natuurlijk allemaal erg simplistisch, problemen zijn namelijk niet eenduidig, hebben vaak meerdere oorzaken en zijn niet zo snel en gemakkelijk op te lossen. Er is dus nood aan een derde component, het zogenaamde ‘ontstekingsmechanisme’ van een frame, namelijk emotie. Hoe emotioneler mensen reageren op een frame, hoe sneller mensen meestappen in het eenvoudige redeneerpatroon van een frame. Mensen krijgen namelijk het gevoel dat politici hun eigen emoties en moreel oordeel delen en verwoorden. Dit kunnen zowel negatieve emoties zijn zoals morele verontwaardiging en woede, maar even goed kunnen het positieve emoties zijn zoals hoop en optimisme.
18
Bronnen Wilders en zijn partij zijn meesters in het genereren van media-aandacht. Gaande van een scherpe oneliner, een tweet, moties die het Nederlandse parlement op stelten zetten (De Standaard, 2013, 28 februari) tot foto’s van Wilders die een koala knuffelt in Australië (NRC Handelsblad, 2013, 18 februari). Zowel ernstig als triviaal, de media (en het publiek) lijken er maar niet genoeg van te krijgen. Vandaar dat het belangrijk is om in deze toevloed van informatie en faits divers een weloverwogen selectie van bronnen te maken. Om inzicht te krijgen in de ideologie van de PVV zullen volgende hoofdbronnen gebruikt worden. Allereerst zijn er de verkiezingsprogramma’s van de PVV, meer bepaald de programma’s uit 2006, 2009, 2010 en 2012. Verkiezingsprogramma’s zijn immers een weergave van de officiële partijstandpunten van de PVV. Wel deel ik de bedenkingen van Mudde. Enerzijds dat bepaalde partijstandpunten in verkiezingsprogramma’s slechts vaag of helemaal niet aan bod zullen komen omwille van opportunistische redenen. Anderzijds dat verkiezingsprogramma’s eerder betrekking hebben op beleid dan op ideologie, waardoor het moeilijker is om de kernpunten van de ideologie te bepalen. Vandaar dat ik ervoor opteer om de analyse van verkiezingsprogramma’s verder aan te vullen met een analyse van het boek ‘De schijn-élite van de valse munters’ van Martin Bosma en het boek ‘Marked for death’ van Geert Wilders. Hoewel Wilders’ boek vooral op het buitenland gericht is – het is enkel in het Engels verkrijgbaar – en waarschijnlijk vooral dient als middel voor internationale profilering, verschaft dit boek wel meer inzicht in hoe de islam door Wilders en zijn partij gepercipieerd wordt8. In dit boek komen enkel islam gerelateerde onderwerpen aan bod, terwijl in het boek van Bosma een ruim spectrum aan thema’s behandeld worden. Dit alles zal verder aangevuld worden met speechen van Wilders (zowel voor het Nederlandse volk als speeches gegeven in het buitenland), opiniestukken en columns van Wilders. Al deze bronnen zijn afkomstig van de websites www.pvv.nl of www.geertwilders.nl, daar we er zeker van kunnen zijn dat dit de originele bewoordingen zijn en de partij zich volledig achter de inhoud ervan zal scharen. Een vraag die echter gesteld kan worden is wat te doen met artikels die berichten over Wilders en de PVV. Bijvoorbeeld, ‘Wilders zei dat…’, ‘de PVV is van mening dat…’. In deze masterproef zullen dit soort bronnen uitdrukkelijk niet gebruikt worden. Dit omdat berichtgeving over de PVV vaak erg 19
gekleurd is, zowel bij de voor- als tegenstanders van de PVV. Verder zullen de media ook enkel de meest sensationele uitspraken weergeven, waardoor een stuk van de context verloren gaat. Context die net erg belangrijk is bij de analyse van een ideologie. Een volgend probleem die zich zal stellen, is wat te doen met opiniestukken en speechen die afkomstig zijn van andere partijkandidaten. Dit soort bronnen zullen in deze analyse bewust niet gebruikt worden omwille van verschillende redenen. Ten eerste kan men zich afvragen in welke mate een kandidaat als representatief beschouwd kan worden voor de partij. Zo kan aangenomen worden dat opiniestukken van bijvoorbeeld Lilian Helder of Raymond de Roon, meer gewicht zullen hebben dan uitspraken van eerder onbekende partijkandidaten. Verder kan men zich ook de vraag stellen, in welke mate het al dan niet gaat om een eigen mening of om een officieel partijstandpunt dat Wilders’ goedkeuring kreeg. Vandaar dat enkel de documenten waar Wilders uitdrukkelijk als coauteur vermeld wordt, gebruikt zullen worden. Tenslotte zullen ook concrete beleidsvoorstellen niet in acht genomen worden tijdens de analyse van de ideologie van de PVV. Dit omdat we bij beleidsvoorstellen van de PVV in het parlement, steeds de afweging moeten maken in welke mate de voorstellen daadwerkelijk onderdeel vormen van de ideologie of louter uit zijn op sensatie en media-aandacht. Een tekenend voorbeeld hiervan is de kopvoddentaks. Zoals Kuitenbrouwer opmerkt, in welke mate ging het om een oprecht voorstel eerder dan door middel van provocerend taalgebruik je visie over moslims kracht bij te zetten. Immers, een uitgewerkt voorstel van de kopvoddentaks werd nooit ingediend. In wat volgt, zal nagegaan worden wat de belangrijkste, steeds terugkerende frames zijn in het discours van de PVV. Deze verschillende frames functioneren als kleine radertjes, die wanneer ze samengevoegd worden, een wereldbeeld zullen vormen. De ideologie van de PVV.
20
4. HET LINKSE KERK FRAME
Een eerste frame dat naar voren kwam tijdens de analyse van de politieke communicatie van de PVV was, wat ik noem, het linkse kerk frame. Het linkse kerk frame is een frame dat gelijkenissen vertoont met het ‘dhimmi-frame’ van Kuitenbrouwer. Zoals reeds gesteld, verwijst het dhimmi-frame naar de tegenstanders van Wilders, in de ogen van de PVV is dit een elite die gezien wordt als ‘collaborateur van het islamisme’. Het woord dhimmi is ontleend aan het Arabisch, en kan vertaald worden als een niet-moslim in een moslimstaat. Echter, tijdens de analyse bleek dat de elite niet enkel in verband met islam genoemd zal worden. Bovendien zal de PVV wanneer ze wil alluderen op haar tegenstanders, ook uitermate vaak gebruik maken van het adjectief links. Vandaar dat ik voor een ruimer frame opteer, namelijk het linkse kerk frame. Het linkse kerk frame: alle tegenstanders van de PVV zijn mensen die behoren tot de linkse kerk of mensen die geïndoctrineerd zijn door de ideeën van de linkse kerk. Vooraleer ingegaan zal worden op de betekenis die Wilders en zijn partij geven aan ‘de linkse kerk’, zal er eerst dieper ingegaan worden op de betekenis die aan de begrippen links en rechts toegekend wordt. Elke politieke partij zal een eigen werkelijkheid creëren door middel van haar taalgebruik, vandaar dat het belangrijk is om te achterhalen welke betekenis politieke partijen aan bepaalde woorden zullen geven (de Bruijn, 2011, pp. 7-17). De begrippen links en rechts verwezen aanvankelijk naar het sociaal-economische. Links stond synoniem voor herverdeling, de verzorgingsstaat en een grote overheid, rechts stond voor het tegenovergestelde. Bijgevolg werd links geassocieerd met opkomen voor de belangen van de gewone man, terwijl rechts eerder de belangen van de hogere klassen vertegenwoordigde. Deze betekenis wordt door de PVV gehanteerd om te verwijzen naar de periode van het einde van de Tweede Wereldoorlog tot de late jaren zestig (Bosma, 2011, pp. 131146; Wilders, 2010, 14 maart). Vanaf dan primeert niet langer de sociaal-economische visie om de begrippen links en rechts te definiëren, maar wel de culturele visie. Waar het om draait is de houding tegenover het toelaten van externe invloeden in Nederland. Wanneer de PVV het heeft over het post jaren zestig tijdperk, wordt links ingevuld als een open houding tegenover de islam, een positieve inschatting van het multiculturalisme en de immigratie. Rechts staat dan synoniem voor het verzet tegen dit alles. Hoewel het culturele aspect dominant geworden is in de invulling van de links-rechts tegenstelling, stelt de PVV dat het sociaal-economische ook nog steeds een (beperkte) rol speelt. Waar links vroeger de hoeder was van de belangen van de gewone man, heeft rechts nu die taak op zich genomen. Zo zal de houding tegenover multiculturalisme door de PVV gelinkt worden aan sociaal-economische status. Immers, volgens de PVV worden mensen met een meer dan gemiddeld inkomen in mindere mate geconfronteerd met de gevolgen van immigratie en multiculturalisme dan anderen. Om haar visie kracht bij te zetten gebruikt de PVV het volgende voorbeeld; immigranten komen vooral terecht in steden waardoor de steden in snel tempo islamiseren. Mensen met een hoger inkomen hebben het geld om de stad te ontvluchtten en hun kinderen naar ‘witte’ scholen te laten gaan. Ze worden dus niet geconfronteerd met de lasten van immigratie, en bijgevolg zullen ze zich vaker kunnen vinden in linkse standpunten. Het ontstaan van de linkse kerk Maar wat betekent dit nu, die linkse kerk waarover de PVV het zo vaak heeft? De linkse kerk is volgens de PVV ontstaan eind jaren zestig, toen ontstonden de “sixtiesidealen”, die pas echt aan 21
populariteit zouden winnen wanneer Nieuw Links de macht zal overnemen binnen de PvdA in 1969 (Bosma, 2011). Door de PVV wordt steevast gesproken van een “vijandige machtsovername” door een “bloedfanatieke elite” wiens ideeën mijlenver af stonden van die van de burger. Volgens de PVV zullen de ideeën echter niet alleen ingang vinden binnen de PvdA, maar ook in andere geledingen van de samenleving, zoals bijvoorbeeld de academische wereld en de media. Deze instellingen oefenen allen een belangrijke invloed uit op het politieke discours en kunnen op die manier het denken van de burger beïnvloeden. Bosma stelt het als volgt: “Net zoals de katholieke kerk het denken van de mensen eeuwen had bepaald, zo moesten de linksen dat ook gaan doen. Daarom moesten de communisten de massamedia overnemen, het onderwijs, de cultuur en de wetenschap, de posities van wat we nu opinieleiders zouden noemen. Het bewustzijn van de mensen moest worden veroverd. Pas als de mensen hun oude tradities of banden met het land of geloof waren kwijtgeraakt, kon de revolutie succesvol zijn.” (Bosma, 2011, pp. 67)
Om te verwijzen naar de aanwezigheid van linkse denkbeelden in de verschillende instituties van de samenleving gebruikt de PVV het beeld van een “linkse octopus” (Wilders, 2010, 17 februari). De tentakels van de octopus strekken zich uit over verschillende maatschappelijke domeinen, gaande van politie, defensie, ambtenarij, vakbonden, werkgevers, en de rechtelijke macht tot de kerken, de kunstwereld, de media en het onderwijs (Bosma, 2011). Op alle domeinen constateert de PVV echter eenzelfde patroon; De top van deze instellingen wordt gevormd door een elite die door en door overtuigd is van de linkse denkbeelden, terwijl een groot deel van haar achterban deze ideeën helemaal niet deelt. Bijgevolg wordt de burger (die verpersoonlijkt wordt door Henk en Ingrid) helemaal niet meer vertegenwoordigd door de instellingen die haar horen te vertegenwoordigen. “Vroeger meenden socialisten juist onderdeel uit te maken van die volkswil. De naam van de socialistische krant die mijn opa las, luidde niet voor niets Het Volk. Het socialistische koor heette toch echt Stem des Volks. Maar dat is verleden tijd. De liefde voor de democratie van links lijkt een voorwaardelijke liefde. Er mag best naar het volk geluisterd worden, mits het de uitgangspunten van de linkse kerk deelt.” (Bosma, 2011, p. 75)
Hier ontstaat dus een vacuüm, een vacuüm dat alleen de PVV kan opvullen. De periode wanneer de linkse kerk ontstaat, is niet toevallig ook de periode vanaf wanneer de PVV vindt dat er een nieuwe invulling gegeven moet worden aan de begrippen links en rechts. Op die manier zal het begrip linkse kerk niet langer naar een kleine specifieke groep verwijzen, maar naar het hele establishment (Hartmans, 2010; Van Rossem, 2012). De linkse kerk is synoniem geworden voor de gevestigde orde, bijgevolg kan zowat iedereen van lidmaatschap beschuldigd worden, gaande van PvdA’ers, tot CDA’ers tot zelfs VVD-prominenten als Hans Dijkstal. Dit frame sterkt de PVV in haar profilering als beschermer van het volk. Immers, alles wat in zal gaan tegen haar ideeën zal de partij afdoen als links of ideeën van de linkse kerk. Het gedachtegoed van de linkse kerk Maar wat zijn nu de ideeën van links? Door Blommaert zal het gedachtegoed omschreven worden door middel van drie centrale principes van waaruit vervolgens consequenties getrokken zullen worden9 (Blommaert, 2011). Allereerst streeft links naar universele vrijheid, gelijkheid, solidariteit en rechtvaardigheid in de samenleving. Een tweede principe is het geloof dat de mens niet herleid kan worden tot één dimensie, de mens is veelzijdig en moet zich zowel op economisch, politiek, cultureel als sociaal vlak kunnen ontplooien. Alleen wanneer de mens zich volledig kan ontplooien, zal de mens vrij zijn. Een derde principe is een samenleving waarin elke burger over volle rechten beschikt en 22
daarvoor ook zelf de verantwoordelijkheid neemt. Door Blommaert wordt dit radicale democratie genoemd. Links zal zich bijgevolg verzetten tegen alles wat ingaat tegen deze drie principes of deze principes probeert te verhinderen. Uit deze drie principes worden vervolgens verschillende consequenties getrokken. Zo staat links voor universele waarden, waarden die gelden voor alle mensen en dus niet beperkt kunnen worden tot een bepaalde groep. Niemand mag uitgesloten worden van rechten en vrijheden. Pas wanneer iedereen vrij is, kun je zelf ook echt vrij zijn. Vandaar de nadruk van links op herverdeling, solidariteit en het verzet tegen alle vormen van nationalisme en imperialisme. Verder gaat links ook uit van de veelzijdige mens, waardoor de mens niet louter als homo-economicus gezien mag worden. Een ander gevolg van dit mensbeeld is dat de mens over de nodige middelen moet kunnen beschikken, zowel materieel als intellectueel, om zich te kunnen ontplooien. Vandaar dat door links veel belang gehecht wordt aan zaken als onderwijs, informatie en cultuur. Een democratie bestaat uit kritische burgers, die hun stem kunnen laten horen en over de nodige informatie beschikken. Een ander gevolg van de drie principes is het verzet tegen het kapitalistische systeem. Dit omdat een kapitalistisch systeem de samenleving automatisch zal verdelen in winnaars en verliezers. Links verzet zich tegen dit idee van competitie, die gepaard gaat met conflict, egoïsme, onrechtvaardigheid, ongelijkheid en strijd. Ook heeft het kapitalistisch systeem negatieve gevolgen op ecologisch vlak. Vervolgens gaat links ook uit van het gelijkheidsbeginsel, wat betekent dat alle groepen van mensen over dezelfde rechten en vrijheden moeten beschikken. Bijgevolg zal links zich verzetten wanneer bepaalde groepen uitgesloten worden van deze rechten en vrijheden. Zo zal links zich bijvoorbeeld verzetten tegen de politiestaat, en tegen elke vorm van selectiviteit en uitsluiting in bijvoorbeeld de toegang tot rechtsmiddelen. Tenslotte zal links zich ook verzetten tegen de uitbuiting van mensen. In het discours van de PVV functioneert de term links gedachtegoed echter als een verwijzing naar alles waartegen de PVV zich verzet. Men heeft het ook steevast over “(sixties)idealen” waarmee men op een impliciete wijze stelt dat dit gedachtegoed een onhaalbaar en dromerig karakter heeft. Een opsomming van ideeën die door Wilders en de zijnen toegeschreven worden aan de linkse kerk zijn de volgende: sympathie voor het communisme, een pro derde wereld-houding, pro hoge overheidsuitgaven, pro hoge(re) belastingen, pro subsidies, een anti israël-houding, een anti westerse-houding, het afkeuren van law-and-order, het geloof in klimaatopwarming (steevast klimaathysterie genoemd door de PVV), anti-kernenergie, pro Europese Unie, een negatieve houding tegenover de natiestaat en de eigen nationale cultuur,… En zo kan nog wel even verder gegaan worden. Toch is er in de omschrijving van het linkse gedachtegoed door de PVV ook een constante terug te vinden, namelijk men zal het linkse gedachtegoed voornamelijk definiëren als geloof in multiculturalisme en massa-immigratie. Multiculturalisme kan omschreven worden als een ideologie waarbij de aanwezigheid van verschillende culturen in een samenleving positief ervaren zal worden (Schalk-Soekar, van de Vijver & Hoogsteder, 2004). Culturele diversiteit wordt gezien als iets dat zowel goed is voor de samenleving als voor de individuele burger, hieruit volgt dat er veel belang gehecht zal worden aan het behoud van de eigen cultuur van elke groep. Verder betekent multiculturalisme ook dat diversiteit gedeeld moet worden en dat er veel contact moet zijn tussen de verschillende groepen in de samenleving en hoge graad van participatie van deze groepen in de samenleving. De PVV evalueert multiculturalisme echter als uitermate negatief. Het veelvuldig gebruik van het woord “multikul” om naar het multiculturalisme te verwijzen is hier een voorbeeld van. Het grootste probleem van het multiculturalisme volgens Wilders is dat alle culturen als 23
gelijkwaardig worden beschouwd (Wilders, 2011, 18 februari). Hierdoor zal door de overheid geen dominante “leitkultur” gepromoot worden, waaraan iedereen die in Nederland wil wonen, en dus de immigranten, zich moeten houden. Volgens de PVV heeft het multiculturalisme gezorgd voor een exponentiële toestroom van immigranten naar Nederland, immigranten met een andere, islamitische cultuur. De PVV stelt dat dit gezorgd heeft voor een teloorgang van de eigen Nederlandse cultuur en een uitholling van de democratie. PVV verwijt de linkse kerk dat met de intrede van het multiculturalisme ook cultuurrelativisme en politieke correctheid hun intrede gedaan hebben in de Nederlandse politiek. Multiculturalisme wordt door de PVV steevast gelijkgesteld met cultuurrelativisme. Wilders omschrijft het probleem als volgt: “Cultureel relativisme dicteert dat alle culturen even moreel en waardevol zijn. Als alle culturen gelijk zijn, volgt daaruit dat de staat niet een specifieke culturele waarden kan promoten, zelfs niet die van het eigen volk. Vandaar dat culturele relativisten ontkennen dat immigranten zouden moeten assimileren, want dat zou van hen voorvechters maken van de Europese cultuur boven de oorspronkelijke immigrantenculturen. Ze vertellen de islamitische nieuwkomers die zich vestigen in onze steden en dorpen: het staat jullie vrij om onze normen en waarden te overtreden, omdat jullie cultuur net zo goed is als de onze. Dit is een leugen, dit is niet waar. Culturen zijn niet gelijk. Onze cultuur, op basis van het humanisme, christendom en Jodendom, is veel beter dan de barbaarse islamitische cultuur. We zouden er trots op moeten zijn dit te zeggen.” (Wilders, 2012, Speech van Geert Wilders in Malmö, 14 maart)
Naast cultuurrelativisme, zorgt multiculturalisme in het discours van de PVV ook automatisch voor politieke correctheid (Bosma, 2011). Met politieke correctheid wordt door de PVV verwezen naar het niet durven benoemen van problemen die gepaard gaan met immigratie, omdat de linkse kerk de andere culturen niet wil beledigen. Hierdoor zullen politieke taboes ontstaan volgens de PVV. Het linkse kerk frame Kortom, alle tegenstanders van de PVV worden door de PVV omschreven als leden van de linkse kerk of mensen die geïndoctrineerd zijn door de ideeën van de linkse kerk. Door gebruik te maken van de metafoor van de linkse kerk en het gedachtegoed van links als religie te omschrijven, is het makkelijk om ideeën die men toeschrijft aan links te framen als wereldvreemd (Blommaert, 2011). Bijgevolg zal alles waar de PVV tegen is, afgedaan worden als links of ideeën van de linkse kerk. Met het beeld van de kerk verwijst de PVV naar een machtige elite die het denkbeeld van de gewone man probeert te bepalen, een denkbeeld dat bovendien ver af staat van wat de burger wil. Verder zal het volgens de PVV ook gepaard gaan met politieke correctheid. Door het politieke debat als volgt te framen, kan de PVV het nalaten om met ernstige tegenargumenten te komen en het debat op een degelijke manier te voeren. Immers, de PVV gelooft iets anders, punt. Op die manier kan men het debat omwille van geloofsredenen sluiten. De linkse kerk is wereldvreemd, met hen valt geen deftig gesprek te voeren, bijgevolg is wederwoord tegen de kritiek van de linkse kerk op de PVV overbodig.
24
5. HET EUSSR FRAME
Een volgend frame dat af te leiden valt uit de analyse van de politieke communicatie van de PVV is het EUSSR frame. Vossen vergeleek de ontwikkeling van de ideologie van de PVV met schuivende panelen waarin accenten gelegd worden die verscherpen en vervagen. Een constante in het politieke discours van de PVV is Europa. Hoewel Europa niet altijd even sterk beklemtoond werd in de politieke communicatie, bleef Europa wel steeds –al dan niet op de achtergrond – aanwezig. Zo zal Bosma in zijn boek ‘De schijn-élite van de valse munters’ nauwelijks aandacht besteden aan Europa. Terwijl tijdens de laatste verkiezingen van 2012, wel voluit de kaart van Europa getrokken werd (PVV, 2012, 3 november). Vandaar dat ik opteer voor een Europa frame, waaraan ik de naam EUSSR frame zal toekennen. Het EUSSR frame: de Europese Unie zorgt voor de uitholling van Nederland. Uitholling van de Nederlandse soevereiniteit Een eerste domein waar de PVV een uitholling van Nederland constateert, is op het vlak van soevereiniteit (PVV, 2012, 3 november; Wilders & Madlener, 2012, 14 maart; Wilders, 2012, 14 maart; Wilders, 2011, 3 september; Wilders, 2011, 18 februari). Er worden steeds meer bevoegdheden overgedragen aan de Europese Unie waardoor er een “Europese superstaat” ontstaat. De PVV verzet zich hiertegen omdat de belangen van Nederland op die manier ondergeschikt worden aan de belangen van de Europese Unie. Zo verliest Nederland bijvoorbeeld een stuk van de macht over de eigen wetgeving en de eigen schatkist. De PVV argumenteert haar verzet tegen supranationalisme door te verwijzen naar het belang van de natiestaat. Volgens de PVV kan er geen politieke vrijheid zijn zonder natiestaat, de natiestaat zorgt immers voor onafhankelijkheid en zelfbeschikking. Zelfbeschikking die noodzakelijk is opdat Nederland haar eigen belangen, welvaart en identiteit zou kunnen verdedigen. In een Europese superstaat wordt de politieke vrijheid beknot, omdat de verschillende natiestaten een stuk van de macht afstaan aan een orgaan dat boven de natiestaten staat. Hierdoor verliest Nederland een stuk van haar identiteit. En net die gedeelde identiteit en cultuur is volgens de PVV cruciaal om verbondheid tussen de burgers te hebben. Wel wordt door de PVV beklemtoond dat ze niet tegen samenwerking an sich zijn (PVV, 2010, 2012, 3 november; Wilders, 2006, 13 november). Integendeel, de PVV stelt uitdrukkelijk dat de partij voor economische samenwerking tussen de verschillende Europese staten is. Dit kan alleen maar in het voordeel zijn van Nederland. Aan deze samenwerking wordt door de PVV echter wel een belangrijke voorwaarde verbonden, namelijk elk land moet zijn volledige soevereiniteit kunnen behouden. “Het Europa van de toekomst is een Europa van bloeiende onafhankelijke en democratische nationale staten die onderling samenwerken, maar elkaars nationale identiteit en soevereiniteit respecteren. De EU doet net het omgekeerde. Daarom willen wij eruit. Europa moet geen eengemaakte superstaat worden, maar een verzameling van onafhankelijke soevereine natiestaten. We moeten de natiestaat koesteren, niet afschaffen of doen opgaan in een groter geheel. Nederland moet onafhankelijk, vrij en Nederlands blijven.” (Wilders & Madlener, 2012, We moeten de natiestaat koesteren, niet opheffen, 14 maart)
PVV-standpunten als het verzet tegen de Europese grondwet, het verzet tegen het Verdrag van Lissabon, het pleidooi voor vetorecht, het verzet tegen Europese landbouwsubsidies, het verzet tegen de euro en het European Stability Mechanism kunnen ook allen geïnterpreteerd worden in dit 25
kader van uitholling van de soevereiniteit (PVV, 2009, 2010, 2012, 3 maart; Wilders, 2006, 13 november; Wilders, 2007, 25 februari). Uitholling van de democratie Een tweede vlak waarop de PVV een uitholling van Nederland vaststelt, is op vlak van democratie. Allereerst is er het bestuur van de Europese unie, dit wordt in het PVV-discours steevast voorgesteld als ondemocratisch. Een “club van bureaucraten” die beslissingen neemt boven de hoofden van de lidstaten. Verder stelt de PVV dat de meeste politieke machthebbers van de lidstaten de beslissingen van de “Europese leiders” slaafs volgen en op die manier faciliteren. In werkelijkheid kunnen echter heel wat kanttekeningen gemaakt worden bij dit PVV-argument. De hoofdactoren van de Europese besluitvorming bestaan uit de Europese commissie, de Europese Raad, de Raad en het Europees parlement (Vos, 2011). Enkel de Europese commissie is samengesteld uit commissieleden die de belangen van de Europese Unie als geheel vertegenwoordigen. De andere organen zijn allen samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Verder moet ook opgemerkt worden dat er naast deze kernactoren, ook talloze werkgroepen en comités zijn waar het voorbereidend werk gedaan wordt. Ook de invloed van belangengroepen en experts is niet te onderschatten. De PVVstelling dat een kleine groep van bureaucraten alle beslissingen neemt, klopt dus niet. In de Europese Unie is er niet een centrale machtsinstelling die alle beslissingen neemt. Besluitvorming speelt zich af op verschillende niveaus, er is sprake van multilevel governance. Maar niet alleen de besluitvorming in de Europese Unie wordt door de PVV als ondemocratisch beschouwd, ook de Europese Unie als geheel krijgt kritiek (Wilders, 2006, 13 november; Wilders, 2007, 25 februari; Wilders & van Dijck, 2011, 14 maart). Zo worden Europese beslissingen door de PVV steevast geframed als beslissingen waarin de burger zich niet kan vinden. Europa staat immers “mijlenver af” van de burger. Deze uitholling van de democratie wordt door de PVV vaak geïllustreerd met de verwijzing naar het referendum over de Europese Grondwet, ook wanneer ze het in wezen over andere zaken hebben zoals de Europese noodhulp. “Een bail-out is volgens art. 125 van het Verdrag van Lissabon verboden. Het Verdrag van Lissabon zelf is een leugen, het is bijna identiek aan de Europese Grondwet die in 2005 door de Nederlandse kiezers bij referendum werd verworpen, maar via de achterdeur toch aan ons werd opgedrongen. Zo is een grote meerderheid van de Nederlanders tegen het verlenen van hulp aan Griekenland, maar willen de Europese leiders het tegen onze wil aan Nederland opleggen. Dat is geen leiderschap, maar het failliet van de representatieve politiek.” (Wilders & van Dijck, 2011, De Grieken moeten nu echt snel uit de euro, 14 maart)
Door het te hebben over “de Europese leiders” wekken Wilders en van Dijck de indruk dat er in de Europese Unie een kleine kliek van machthebbers bestaat die het voor het zeggen heeft. Verder in het opiniestuk wordt ook aangehaald –ditmaal betreffende de Europese noodhulp – dat de regerende partijen “weer toegeven aan Brussel”, waardoor de PVV impliciet de indruk wekt dat de club waarover eerder al sprake was, blindelings gevolgd wordt door de politieke machthebbers van de lidstaten. Bovendien, om terug te keren naar het voorbeeld van de Europese grondwet, gebruiken Wilders en van Dijck de uitdrukking “via de achterdeur aan ons werd opgedrongen”, door te verwijzen naar de achterdeur, wordt de indruk gewekt dat het om iets schimmigs gaat, iets dat het daglicht niet mag zien. Bovendien worden deze schimmige beslissingen aan ons opgedrongen. Dit wekt de indruk dat het wel degelijk gaat om beslissingen waarin de burger zich absoluut niet kan 26
vinden. En niet alleen vermeende uitholling van de democratie is aanwezig in de voorbeeld, maar ook de uitholling van de soevereiniteit. Immers, het verdrag van Lissabon geeft meer bevoegdheden aan de Europese Unie en ook door de Europese noodhulp wordt Nederland in haar soevereiniteit beperkt. Europa graait immers in haar schatkist. Het EUSSR frame Om haar afkeer jegens Europa uit te drukken, zal de PVV ook gebruik maken van de metafoor van de “EUSSR” (PVV, 2010, 3 november; Wilders & Madlener, 2012; 14 maart). In deze vergelijking van de Europese Unie met de USSR, vloeien immers alle elementen van het PVV frame betreffende Europa samen. Er is het gebrek aan democratie in de USSR, verder was het een verzameling van verschillende deelstaten die opgingen in een superstaat. De deelstaten verloren dus niet alleen een aanzienlijk deel van hun soevereiniteit, maar ook hun nationale identiteit werd ondergraven. Dit past perfect in de natiestaatredenering van de PVV. Verder komt het de PVV ook goed uit dat het woord USSR een negatieve associatie oproept, dictatuur en implosie zijn vaak de eerste woorden waaraan men zal denken bij het woord USSR. Hierdoor kan de PVV ook op een impliciete wijze de indruk wekken dat de Europese Unie gedoemd is om te mislukken, net zoals met de USSR het geval was. Omwille van de toepasselijkheid van de EUSSR metafoor, zal ik het frame van de PVV ten aanzien van Europa de naam EUSSR frame meegeven. In het discours van de PVV staat de Europese Unie immers steevast voor de uitholling van Nederland.
27
6. HET ISLAMISERINGSFRAME
Een frame dat erg belangrijk is in de politieke communicatie van de PVV is het islamiseringsframe. Zoals door Kuitenbrouwer reeds aangehaald werd, staat islamiseren voor het islamitisch maken van iets wat niet islamitisch is. Op die manier dwingt Wilders zijn opponenten om de islam tot een gespreksonderwerp te maken, los van het feit of die islamisering er nu in werkelijkheid is of niet. Mij baserend op Kuitenbrouwer zal ik het islamiseringsframe als volgt invullen. Het islamiseringsframe: de islam is overal, de islam is doorgedrongen tot alle instellingen van de samenleving. Als we niet opletten leven we binnenkort in “Hollandistan” of erger nog, een volledig geïslamiseerde wereld. Het gevaar van islam De islam wordt door Wilders en zijn PVV steeds geframed als iets duister, iets dat gevaarlijk is. Vandaar dat er eerst dieper ingegaan zal worden op de argumenten die door de PVV aangehaald worden om haar afkeer jegens de islam te verklaren en te legitimeren. 1) Er is slechts één islam en die is radicaal. “I am convinced that there is only one Islam, and that the so called "radical Islam" is nothing other than the real, authentic Islam, and is in complete accordance with the teachings of Mohammed and the Koran.” (Wilders, 2013, Speech Geert Wilders in Bonn, 18 februari)
Een eerste constante die terug te vinden is in de politieke communicatie van de PVV betreffende de islam, is de stelling dat er slechts een islam bestaat. Door de islam op een dusdanige wijze te framen, kan de partij zich van de plicht ontdoen om dieper in te gaan op de verschillende stromingen en denkrichtingen binnen de islam. Die complexiteit zal systematisch genegeerd worden en in plaats daarvan zal de PVV alle aandacht focussen op twee pijlers van islam, namelijk de koran en de profeet Mohammed. Deze pijlers zullen vervolgens op een erg negatieve wijze geframed worden. Het gebruik van het woord pijler door de PVV in haar discours, is hierin van cruciaal belang. Immers, het woord pijler verwijst naar de fundamenten waarop iets gebouwd is. Wanneer de kern van iets door en door slecht is, dan zullen alle afgeleiden van die kern ook slecht zijn. Op die manier kan de PVV haar stelling dat er slechts een islam is, legitimeren. Zoals reeds gesteld, moeten de pijlers op een uiterste negatieve wijze geframed worden, vooraleer de stelling gelegitimeerd kan worden. Om dit te doen, zal de koran vergeleken worden met Hitlers’ Mein Kampf en zal de profeet Mohammed geframed worden als pedofiel en moordenaar. “Islam’s heart lies in the Koran. The Koran is a book that calls for hatred, violence, murder, terrorism, war and submission. The Koran calls upon Muslims to kill non-Muslims. The Koran describes Jews as monkeys and pigs. Churchill compared the Koran to Adolf Hitler’s Mein Kampf. (…) Apart from the Koran, the life of the prophet Muhammad plays a crucial part in Islamic ideology. Muhammad is the model for all Muslims. He was a pedophile, a conqueror and a warlord. In establishing Islam he preached violence and the slaughter of nonMuslims.” (Wilders, 2009, Geert Wilders receives Free Speech Award in Miami, 19 november)
In dit negatieve framen van de koran en de profeet Mohammed, zal de PVV ook nadrukkelijk beklemtonen dat beide een voorbeeld vormen voor alle moslims en zo letterlijk mogelijk moeten worden nagevolgd. Ook het gebruik van het woord “mohammedanen” in haar discours moet in dit 28
licht beschouwd worden, immers zo kan de indruk gewekt worden dat alle moslims zo letterlijk mogelijk aan het evenbeeld van Mohammed proberen te voldoen. Deze negatieve framing van de koran en de profeet Mohammed, dient ter legitimatie van het grotere frame dat moslims een bedreiging vormen voor de samenleving. Bovenstaande vaststellingen vertonen gelijkenissen met twee algemene trends die kunnen waargenomen worden in het islamdebat in Nederland. Meer bepaald gaat het over de rol die islamcritici zullen toeschrijven aan de koran (Peeters, 2008). Een eerste is dat moslims de koran letterlijk zullen nemen. Om dit te staven zal gesteld worden dat de woorden in de koran de letterlijke weergave van de woorden van Allah zijn en dat die bijgevolg niet geïnterpreteerd mogen worden. In het discours van de PVV zal deze claim ook herhaaldelijk terugkomen. De realiteit dat er verschillende islamitische geleerden zijn, die er elk een eigen interpretatie van de koran op nahouden, zal hierbij systematisch genegeerd worden. Laat staan dat aandacht besteed zal worden aan meer modernistische interpretaties van islam. Een tweede claim waarop islamcritici zich zullen beroepen, is dat de koran de enige leidraad vormt voor moslims. Moslims zullen bijgevolg afgeschilderd worden als mensen wiens gedrag uitsluitend bepaald zal worden door de koran. Andere gedrags – en identiteitsbepalende factoren als leeftijd, sekse, etnische achtergrond en sociaal milieu zullen genegeerd worden. 2) De islam is een totalitaire politieke ideologie Een tweede constante in het discours van de PVV betreffende de islam, is dat de partij de islam niet als religie zal beschouwen, maar wel als een totalitaire politieke ideologie. Hoewel door de PVV steeds benadrukt wordt dat er slechts een islam is, is het opvallend dat de partij telkens naar een bepaalde denkwijze over islam verwijst, wanneer ze het over ‘de islam’ heeft. In de ideologie van de PVV wordt islam volledig gelijkgesteld met het islamisme. Binnen de academische wereld is er onenigheid betreffende de benoeming van het fenomeen islamisme. Een veelheid aan benamingen zal gebruikt worden om naar hetzelfde te verwijzen, radicale islam, islamitisch activisme en mobiliserende islam zijn slechts enkele voorbeelden (Mozaffari, 2007). Ikzelf zal opteren voor de term islamisme, omdat ik me zal baseren op een definitie van Mozaffari om de visie van de PVV betreffende de islam te duiden. Islamisme wordt door Mozaffari omschreven als een religieuze ideologie die gebaseerd is op een holistische interpretatie van de islam. Het uiteindelijke doel van het islamisme is de verovering van de hele wereld. Om dit doel te verwezenlijken zijn alle middelen toegestaan. Islamisme als religieuze ideologie is een eerste element van deze definitie. Deze betekenis ligt ook vervat in het woord islamisme zelf, namelijk islam verwijst naar religie en -isme verwijst naar ideologie. In de islam als religie zijn er veel verschillende stromingen en denkrichtingen terug te vinden. Er is niet zoiets als een centrale boodschap of een centrale interpretatie. Dit kan deels verklaard worden door het meerduidige karakter van de koran. In de hoofdstukken van de koran kan een onderverdeelding gemaakt worden tussen twee grote periodes. Enerzijds is er de Mekka periode die dateert van 610 tot 622 en anderzijds is er de Medina periode die dateert van 622 tot 632. Waar de Mekka periode gekenmerkt wordt door gematigdheid, tolerantie en pluralisme, ligt de klemtoon in de Medina periode daarentegen eerder op macht, politiek en oorlog, waardoor deze periode als radicaler beschouwd kan worden. Deze ambiguïteit heeft tot gevolg dat er geen duidelijke, eenduidige richtlijnen zijn waarop moslims hun gedrag kunnen afstemmen. Zo zullen sommigen zich 29
enkel baseren op de Mekka periode, terwijl anderen (voornamelijk islamisten) zich enkel op de Medina periode zullen baseren. De overgrote meerderheid onder de moslims zal zich echter op beide periodes baseren. Het enige waar allen het over eens zijn, is dat er slechts een god is, namelijk Allah, en de betrouwbaarheid van de profetie van Mohammed. Naast religie, wordt een tweede aspect van islamisme gevormd door ideologie. In de religieuze ideologie van het islamisme wordt verder gegaan dan de louter theologische invulling van islam als religie, zoals gebed en rituele aanbidding, er is ook sprake van ideologie omdat het islamisme een leidraad zal vormen voor politiek, economisch en sociaal gedrag (Mozaffari, 2007; Shepard, 1987). Deze houding en levensstijl gaan gepaard met de overtuiging dat moslims nood hebben aan een islamitische staat, gebaseerd op de wetten van de sharia. In het PVV-discours betreffende de islam is deze visie van islam als politieke ideologie nadrukkelijk aanwezig. Het tweede element in de definiëring van islamisme is de holistische interpretatie van de islam (Mozaffari, 2007). Hoewel islamisten zich voornamelijk baseren op de Medina periode in de koran, slaat holisme in dit geval op de ondeelbaarheid van religie, levensstijl en overheid. Aan deze ondeelbaarheid wordt bovendien een eeuwigdurend karakter toegeschreven. Het ultieme doel is de verwezenlijking van deze triade op globaal niveau in de vorm van een islamitische staat. In dit opzicht kan verwezen worden naar totalitarisme. In een totalitair systeem heeft de staat immers niet enkel de volledige controle over het politieke leven, maar ook de volledige controle over het private leven van zijn onderdanen (Staelraeve & Bouteca, 2006, p. 331). Zowel de gedachten als het gedrag van de onderdanen worden zoveel mogelijk gestuurd door de overheid, ideologie is hierbij een belangrijk instrument. “Amerikanen spreken van een proces van "creeping Sharia." Het begint met het tolereren van wat sommigen aanvaardbare sharia-eisen vinden, zoals de eis dat vrouwen hun haar in het publiek bedekken, maar al snel komen we terecht bij het tolereren van praktijken die verboden zijn, zoals polygamie. (…) Zo glijden we af naar het vervangen van ons seculiere rechtsbestel door sharia-wetgeving. Aanvankelijk lijkt het of de sharia-regels alleen gelden voor moslims, maar uiteindelijk worden sharia-verboden, zoals deze om kritiek te leveren op de islam of zijn zogenaamde profeet, opgelegd aan ons allemaal.” (Wilders, 2011, Creeping Sharia, 14 maart)
Door de PVV zal het holistisch karakter benadrukt worden door middel van verwijzingen naar de sharia. De sharia zal op een negatieve wijze gezien worden, vooral aspecten die gelinkt kunnen worden aan een totalitair karakter zullen benadrukt en uitvergroot worden. Een eerste is het opgeven van het eigen rechtsbestel, waardoor een einde komt aan de scheiding tussen kerk en staat. Bovendien wordt door de PVV benadrukt dat de sharia-regels niet enkel voor moslims gelden, maar ook voor niet-moslims. Dit is geen vrijwillige keuze, ze worden “opgelegd” aan niet moslims. Bijgevolg wordt de ondeelbare triade van religie, levensstijl en overheid verwezenlijkt, het holistische element in de definitie van islamisme. Zowel het denken van de mens, de politiek als het rechtssysteem zullen beheerst worden door de islam. Door de sharia bovendien als “creeping sharia” te omschrijven, wordt de link gelegd met een sluipend gif. Hierdoor wordt het frame van “stop de islamisering” alweer bevestigd, immers doordat het op zo’n geleidelijke manier gebeurt, moet men constant op zijn hoede zijn. Wat een kleine toegeving lijkt is in werkelijkheid een eerste stap in de richting van totalitarisme. Hierdoor kan de PVV het wantrouwen tegenover moslims, en de intolerante houding tegenover hen aanwakkeren. Immers, elke tegemoetkoming is een eerste stap richting onderwerping aan de islam. Kritische uitspraken over de islam zullen niet langer geduld worden. Hierbij zien we opnieuw de link met een totalitaire staat, waar politieke dissidenten hard aangepakt worden. 30
Een derde element in de definitie van islamisme is de verovering van de wereld (Mozaffari, 2007). De wereld wordt door islamisten gepercipieerd als slecht en repressief. De perceptie van slechtheid komt voort uit het feit dat de wereld niet voldoet aan de islamistische principes. Ook de afkalving van de islam als politieke macht, wordt als onrechtvaardig beschouwd. Met repressie wordt verwezen naar de onderdrukking van moslims door hun niet-islamistische overheden en naar gebieden die de islamisten beschouwen als moslimgebieden, maar waarvan de controle in handen is van nietmoslims. Een oplossing om komaf te maken met deze onrechtvaardigheid is de verovering van de wereld. Het islamisme zal zich baseren op twee referentiepunten. Een eerste referentiepunt is wat het Medinamodel genoemd kan worden, de maatschappij zoals geschapen door Mohammed. Een tweede referentiepunt is de periode van het kalifaat. Volgens het islamisme is het herstellen van het kalifaat de eerste stap in de richting van de islamisering van de wereld. In dit licht zal door de PVV vaak het woord “veroveringsideologie” gebruikt worden om te verwijzen naar de islam. Maar ook andere gebeurtenissen zullen geframed worden in hetzelfde kader van verovering. Een illustratie hiervan is het discours van de PVV betreffende de Arabische lente. “De afgelopen twee jaar hebben linkse media in vele toonsoorten de ‘Arabische Lente’ bezongen. De theorie was dat alle islamieten nu op Facebook zouden zitten en dat ze daardoor de jihad gingen vergeten. In de realiteit blijkt de ‘Lente’ een barre winter. Hier en daar verdween een dictator – om vervangen te worden door een nog islamistischer regime. De sharia wint zo rap terrein. De progressieve opinie-bobo’s verwarden hun roze dromen weer eens met de werkelijkheid. De jihadistische machtsgrepen onderstrepen weer eens het permanente gevaar van de islam. Deze totalitaire ideologie schrijft haar aanhangers eeuwigdurende oorlog voor, tot het moment de hele wereld islamitisch is.” (PVV, 2012, 3 november)
Een laatste element in de definitie van islamisme is dat alle middelen toegestaan zijn om het doel te bereiken (Mozaffari, 2007). De middelen gaan van propaganda, vredevolle indoctrinatie en politieke strijd tot gewelddadige methoden zoals moord, gijzelingen en terroristische aanslagen. Wel moet echter benadrukt worden dat het gebruik van geweld niet systematisch is. Sommige islamistische groepen gebruiken extreem gewelddadige methodes terwijl anderen enkel en alleen beroep doen op vreedzame middelen. Ook hier kan een parallel getrokken worden met totalitarisme (Mozaffari, 2007; Staelraeve & Bouteca, 2006, p. 331-333). Om zowel het publieke als het private leven van de burger te controleren, en de eigen ideologie als enige waarheid voor te stellen, zal een hele reeks van technieken aangewend worden. Deze methoden gaan van een monopolie op de massacommunicatie om zo de burger te kunnen indoctrineren tot georganiseerde terreur. Ook de PVV constateert verschillende manieren waarop islamisering tot stand zal komen (zie infra). In het discours van de PVV betreffende de islam zijn alle vier de elementen van bovenstaande definitie van islamisme terug te vinden. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat ‘de islam’ door de PVV gelijkgesteld wordt met een bepaalde kijk op islam, namelijk het islamisme zoals gedefinieerd door Mozaffari. 3) Het onderscheid tussen de mens en de ideologie Deze visie op de islam en het stellen dat er slechts een islam bestaat, is natuurlijk wel erg omstreden. Hierdoor zal een grote groep mensen systematisch gedemoniseerd worden. Dit zal leiden tot een derde constante in het discours van de PVV, namelijk de stelling dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen de mensen en de ideologie.
31
“Voordat ik verder ga, laat me één ding absoluut duidelijk maken. Telkens als ik de islam bekritiseerde, ben ik er door sommige mensen met valse bedoelingen vals beschuldigd van het haten van mensen. Om eventuele misverstanden te voorkomen, laat me duidelijk zeggen dat ik een ideologie, geen mensen, bekritiseer. (…) Ik heb altijd een onderscheid gemaakt tussen moslims en de islam. De meeste moslims zijn gematigd, de meeste moslims zijn niet gewelddadig, maar de ideologie van de islam is gevaarlijk. De gematigden zijn de gevangenen van het barbaarse systeem van islamofascisme. Er is geen gematigde islam.” (Wilders, 2012, Speech van Geert Wilders in Malmö (27-10-2012), 14 maart)
Men kan zich afvragen in welke mate dit onderscheid werkelijk deel uitmaakt van de ideologie van de PVV, dan wel louter holle retoriek is. Een eerste bedenking die gemaakt kan worden, wordt immers al aangehaald door Wilders zelf, namelijk het PVV-discours kan makkelijk geïnterpreteerd worden als haat tegenover mensen. Door onderscheid te maken tussen de ideologie en zijn volgers, kan de PVV de beschuldiging van haat tegenover moslims omzeilen. Meer nog, door expliciet te stellen dat alleen “mensen met valse bedoelingen” zo’n valse beschuldigingen maken, voorkomt de PVV dat toehoorders dezelfde associatie zullen maken. Immers, we percipiëren onszelf niet als “mensen met valse bedoelingen”. Voor degenen die toch nog aan de goede bedoelingen van Wilders en zijn partij zouden twijfelen, wordt er bovendien ook expliciet gesteld dat er veel gematigde moslims zijn. Wat nog eens extra moet benadrukken dat de PVV geen mensen haat. Integendeel, verder in dezelfde speech worden ook de vele reizen van Wilders naar het Midden-Oosten aangehaald. Daar was hij “overweldigd door de vriendelijkheid, aardigheid en behulpzaamheid van veel mensen.” Wel wordt echter meteen in de zin erna een kanttekening geplaatst: “Ze zijn vaak goede mensen, maar ze zijn gevangenen van de islam.” En net die kanttekening is cruciaal. Doorheen de analyse van de politieke communicatie van de PVV kwam eenzelfde patroon steeds terug; wanneer men het over gematigde moslims had, werd dit altijd onmiddellijk gevolgd door een ‘maar’. Enkele voorbeelden. “Natuurlijk zijn er veel gematigde moslims. Maar een substantieel gedeelte van de islamieten is dat niet. Er bestaat onder mohammedanen een brede steun voor de invoering van de sjaria, de jihadaanslagen van 11 september en de afkeer van Joden het Westen.” (PVV, 2010, 3 november) “There are many moderate Muslims, but that does not change the fact that the political ideology of Islam is not moderate – it is a totalitarian cult with global ambitions.” (Wilders, 2012, p. 26)
Door gebruik te maken van ‘maar’ in het eerste citaat, kan de PVV haar eerdere stelling dat er veel gematigde moslims zijn nuanceren. Het kernpunt waar men naartoe wil, is dat er een “brede steun” is onder moslims voor radicale zaken als de aanslagen van 9/11. Bovendien wordt het radicale nog eens extra beklemtoond door er “jihadaanslagen” van te maken. In het tweede citaat slaat de ‘maar’ op de islam als ideologie, niet op de mensen, maar tegelijkertijd wordt die ideologie echter wel vergeleken met een totalitaire sekte. Zowel het woord sekte als totalitair hebben een negatieve connotatie. Bovendien hebben beide als gemeenschappelijk kenmerk dat de voorschriften blindelings gevolgd moeten worden. Gematigd zijn is dus bijgevolg onmogelijk, daar de voorschriften die gevolgd moeten worden niet gematigd zijn. Ook de uitdrukking in het begincitaat van dit hoofdstuk “De gematigden zijn de gevangenen van het barbaarse systeem van islamofascisme” moet in hetzelfde licht beschouwd worden. Alweer is er de verwijzing naar fascisme, wat het totalitaire karakter – en de onvrijheid – moet onderstrepen. Ook het woord gevangenen is doelbewust gekozen. ‘Gevangene’ verwijst naar vastzitten in iets, in dit geval vastzitten in een ideologie. Een ideologie die bovendien niet gematigd is, dus bijgevolg zitten de aanhangers vast in radicale ideeën, waardoor de personen in kwestie eigenlijk niet als gematigd beschouwd kunnen worden. Ook kan 32
opgemerkt worden dat telkens wanneer door de PVV verwezen wordt naar moslims, het altijd in uiterst negatieve zin is. Ofwel zijn het terroristen, of criminelen of gewelddadige personen. En net die constante negativiteit betreffende moslims, wijst erop dat moslims door de PVV altijd op een uiterst negatieve wijze gepercipieerd worden, waardoor de retoriek van “er zijn veel gematigde moslims” eigenlijk impliciet tegengesproken wordt. De enige positieve verwijzingen naar moslims die terugkwamen doorheen de analyse van het discours van de PVV, waren verwijzingen naar moslims die hun geloof de rug toegekeerd hebben. Bijgevolg kunnen vraagtekens geplaatst worden bij de PVV-claim dat de partij steeds een onderscheid zal maken tussen de moslims en de islam. Het in twijfel trekken van het bestaan van gematigde moslims door de PVV, gebeurt echter niet altijd op een verdoken wijze door middel van taalgebruik. Soms worden door de PVV ook verklaringen gegeven waaruit het gevolg getrokken kan worden dat gematigde moslims niet bestaan. Een eerste voorbeeld. “Voorzitter, er zijn zeker gematigde mensen die zichzelf moslim noemen en onze wetten respecteren. De Partij voor de Vrijheid heeft natuurlijk niets tegen hen, maar de Koran heeft dat wel. De Koran zegt namelijk in Soera 2, vers 85 dat gelovigen die een deel van de Koran niet geloven, vernederd zullen worden en de hevigste bestraffing zullen krijgen; met andere woorden zullen braden in het Hellevuur. Dus mensen die zeggen dat ze moslim zijn, maar bijvoorbeeld niet in Soera 9, vers 30 geloven, dat zegt dat joden en christenen bestreden moeten worden of niet in Soera 5, vers 38 geloven, dat zegt dat de hand van een dief moet worden afgehakt, die mensen zullen worden vernederd en gebraden. Dat verzin ik niet, maar dat zegt de Koran. Volgens de Koran zijn moslims die slechts een deel van de Koran geloven in feite afvalligen en we weten wat er volgens de Koran met afvalligen moet gebeuren. Zij moeten worden gedood.” (Wilders, 2007, Debat islamitisch activisme – Spreektest, 25 februari)
In dit citaat wordt er door de PVV wederom vanuit gegaan dat men enkel een ware moslim kan zijn als men alles wat er in de koran staat letterlijk neemt. Om het radicale van zo’n houding te onderstrepen, wordt onder andere het voorbeeld van de dief gegeven. Een dief moet bestraft worden door zijn hand af te hakken, de onderliggende boodschap dat stelen verkeerd is, wordt in dit frame echter systematisch genegeerd. Door de letterlijkheid van de Koran te beklemtonen, wordt een perfect legitieme boodschap als ‘stelen is verkeerd’ in een negatief daglicht geplaatst. Sterker nog, mensen die erin geloven, kunnen niet anders dan als radicaal beschouwd worden. Verder zal ook naar het voorbeeld van afvalligheid verwezen worden, waarin door Wilders gesteld wordt dat de koran het bestaan van gematigde moslims zelf zal ontkennen. Dit kan bij de toehoorder die vatbaar is voor de denkbeelden van de PVV, de volgende bedenking oproepen; als door de koran zelf het bestaan van gematigde moslims in vraag gesteld of zelfs ontkend wordt, is het dan niet naïef om zelf wel in het bestaan van gematigde moslims te geloven. Een tweede voorbeeld van het in twijfel trekken van het bestaan van gematigde moslims kan terug gevonden worden in Wilders’ boek ‘Marked for death’. Hierin wordt het voorbeeld aangehaald van een uitslaande brand in een meisjesschool in Mekka. Wanneer de leerlingen proberen te vluchten wordt hen de toegang geweigerd door de bewaker van de school. De bewaker weigert om de schoolpoort te openen, omdat de meisjes niet de gepaste kledij – een hoofddoek en zwarte kleding – dragen. Omstaanders die de meisjes toch proberen te bevrijden, worden verhinderd door de religieuze zedenpolitie. Dit voorbeeld wordt door Wilders aangehaald om het inhumane en gewelddadige karakter, alsook de slechte positie van de vrouw binnen de islam, te onderstrepen. De omstaanders die te hulp snelden en het protest onder de bevolking na het incident, worden door 33
Wilders geminimaliseerd en afgedaan als zeldzaamheid. Even verderop wordt door Wilders de vraag opgeworpen hoe het komt dat moslims meegaan in deze inhumane aspecten van de islam. Voor de radicalen, is het logisch zo wordt geopperd, zij gaan er immers mee akkoord. Maar betreffende de gematigden, wordt door Wilders het volgende argument aangehaald: “And third, many Muslims, even if they are moderate, have been indoctrinated by Islam into islam – “submission”. They mostly do not notice the inhumanity anymore because they have grown accustomed to it.” (Wilders, 2012, p. 49)
Dit citaat bevat drie kernwoorden die erop wijzen dat het bestaan van gematigde moslims in twijfel getrokken wordt, namelijk indoctrinatie, onderwerping en gewend raken aan iets of berusting. Wie geïndoctrineerd is of onderworpen is, gaat volledig mee in het denkbeeld van datgene waardoor men geïndoctrineerd is of waaraan men onderworpen is. In dit geval gaat het zoals Wilders het stelt, om een gewelddadige en inhumane ideologie. Ook het berusten of vrede nemen met inhumane toestanden, kan niet bepaald als gematigd beschouwd worden. Het beschouwen van islam als politieke ideologie in plaats van als religie, heeft naast het onderscheid tussen de mens en de ideologie nog een andere functie. Door Wilders en zijn partij wordt veelvuldig benadrukt dat zij de enigen zijn die opkomen voor de vrijheid en de vrijheid beschermen. Dit wordt ook nog eens extra gesymboliseerd door de naam van de partij, namelijk Partij voor de Vrijheid. In deze hele vrijheidsgedachte is er echter wel een groot knelpunt, namelijk godsdienstvrijheid. Hoe vallen oproepen om de koran te verbieden en oproepen aan moslims om hun geloof te verwerpen, te rijmen met godsdienstvrijheid? Door de islam als totalitaire politieke ideologie te neer te zetten, kan dit probleem op een handige wijze omzeild worden. Immers er is geen sprake van beperking van de godsdienstvrijheid want de islam is geen religie, maar een politieke ideologie. Bovendien gaat het om een totalitaire politieke ideologie. Een totalitair systeem is de ultieme aanslag op de vrijheid van de mens. Niemand wil in zo’n systeem leven en iedereen is het er mee eens dat een totalitair systeem ten allen tijde vermeden moet worden. Vergelijkingen met nazisme en Mein kampf hebben als functie om mensen extra schrik aan te jagen. Hitler, nazisme en Mein kampf zijn woorden die in het collectieve geheugen van het publiek staan gegrift. Door de islam op een dergelijke wijze te demoniseren, slaagt de PVV erin om haar harde standpunten jegens de islam op het eerste zicht aanvaardbaar te doen lijken. Door middel van de vergelijking van de islam met een totalitair systeem slaagt de PVV er namelijk in om de vier hoofdredenen die ze aanhaalt om haar stelling dat de islam geen religie is, op het eerste zicht aannemelijk te doen klinken. Deze redenen zijn de volgende; Het aanhangen van een religie gebeurt op vrijwillige basis, geen enkele religie zal bevelen dat degenen die de religie de rug toe keren gedood moeten worden, een religie kan nooit de onderwerping vragen van niet-gelovigen en tenslotte moet een religie in overeenstemming zijn met de mensenrechten (Wilders, 2012, p. 68). Deze kenmerken zijn inderdaad niet van toepassing op totalitarisme, en net omwille van de eerdere framing dat de islam gelijk gesteld moet worden met een totalitaire politieke ideologie, zullen de aangehaalde argumenten op het eerste zicht ook aannemelijk klinken betreffende de islam. Bijgevolg zal sneller meegegaan worden in de PVVredenering dat de islam geen religie is. Het gevaar van islamisering De islamisering, en het gevaar ervan, vormen cruciale elementen in het discours van de PVV. Zoals door Kuitenbrouwer reeds aangehaald werd, zullen door de PVV zaken geïslamiseerd worden die 34
helemaal niet islamitisch zijn. Vandaar dat het belangrijk is om te achterhalen wat door de PVV precies bedoeld wordt met islamisering en waarom die vermeende islamisering een probleem of zelfs een gevaar vormt. Doorheen de analyse van het discours van de PVV waren er twee steeds terugkerende elementen wanneer islamisering aangehaald werd. Ten eerste zal islamisering door Wilders en zijn partij gebruikt worden om te verwijzen naar het verlies van de controle over het eigen grondgebied. Een tweede element is de introductie van een islamitische cultuur die haaks staat op de Nederlandse, westerse cultuur. Dit hele islamiseringsframe wordt bijgevolg ook gekenmerkt door een sterk wij-zij-denken. Een vreedzaam samenleven tussen Nederlanders en moslims wordt namelijk onmogelijk geacht door de PVV. De aanwezigheid van de ene, in dit geval de moslims, zal steeds ten koste gaan van de andere. Deze wij-zij-tegenstelling is duidelijk merkbaar wanneer naar de introductie van de islamitische cultuur verwezen wordt. De betekenis van het begrip cultuur is erg vaag, het kan gebruikt worden om te verwijzen naar een hele reeks van fenomenen, gaande van normen, waarden en gedrag tot eetgewoonten, kledij, religie, taal en sociale structuur (Zienkowski & Maly, 2007, pp. 41-57). Vaak zal het begrip cultuur in een discours geïntroduceerd worden om het gedrag van bepaalde groepen of individuen te begrijpen. Ook door de PVV zal het begrip islamitische cultuur op die manier gebruikt worden, meer bepaald om het gedrag van moslims te verklaren. Volgens Bosma ligt het probleem bij de aard van de islamitische cultuur, die is namelijk “doordrenkt met normen en waarden van de islamitische ideologie”(Bosma, 2011, p. 169). Zoals hierboven reeds aangehaald werd, wordt de islam door de PVV gepercipieerd als een radicale politieke ideologie die uit is op verovering, onderwerping en de invoer van de sharia, bijgevolg zal de Nederlandse cultuur verloren gaan en op termijn zelfs verdwijnen. De Nederlandse cultuur die bovendien door de PVV superieur geacht wordt aan andere –islamitische – culturen. Door nadrukkelijk de link te leggen tussen de ideologie en de cultuur, wordt het vermeende onderscheid tussen de mens en de ideologie alweer teniet gedaan. Ook worden de gekende mantra’s van totalitarisme –en bijgevolg onvrijheid – en de letterlijkheid van de Koran opnieuw boven gehaald. “All over Europe the elites are acting as the protectors of an ideology that has been bent on destroying us since fourteen centuries. An ideology that has sprung from the desert and that can produce only deserts because it does not give people freedom. The Islamic Mozart, the Islamic Gerard Reve [a Dutch author], the Islamic Bill Gates; they do not exist because without freedom there is no creativity. The ideology of Islam is especially noted for killing and oppression and can only produce societies that are backward and impoverished.” (Wilders, 2011, Geert Wilders’ statement February 7 2011, 18 februari) “This ideology also harms Muslims. Islam believes that everything men have to know can be found in the Koran. As such, it is hostile to all forms of innovation. But without innovation there can be no progress and people cannot prosper.” (Wilders, 2012, Speech Geert Wilders at Gatestone Institute New York April 30, 18 februari)
Door het gebruik van het beeld van de islam als “woestijnideologie”, slaagt de PVV erin om de islamitische cultuur als achterlijk te framen. De keuze van het woord woestijn is op verschillende manieren strategisch te noemen. Enerzijds is er de beeldvorming van de woestijn, waar behalve zand slechts weinig te zien is. Dit staat in schril contrast met het geïndustrialiseerde Nederland. Bovendien kan op die manier de link gelegd worden tussen onderontwikkeling en islam. Islam wordt in dit frame gezien als oorzaak van onderontwikkeling. Een ander effect wordt in de hand gewerkt door verwijzingen naar de letterlijkheid van de koran. Er is sprake van een woestijnideologie die eeuwen geleden ontstaan is. Bovendien moeten de pijlers van die ideologie zo letterlijk mogelijk nageleefd 35
worden. Door het op die manier te stellen, kan de indruk gegeven worden dat moslims leven volgens denkbeelden uit het verleden, denkbeelden die helemaal niet gemoderniseerd of aangepast zijn aan de hedendaagse maatschappij. Bovendien zorgt die letterlijkheid ook voor onvrijheid, daar alles letterlijk dient genomen te worden en mensen niet langer voor zichzelf moeten nadenken. Creatieve ideeën, thinking outside the box en verandering zullen bijgevolg moeilijk zijn. Dit gebrek aan vrijheid zal volgens de PVV leiden tot achterlijke en verarmde samenlevingen. Er zal niet alleen sprake zijn van armoede op materieel vlak, maar ook van armoede op geestelijk vlak. Naast achterlijk, zal de islamitische cultuur door de PVV ook geframed worden als gewelddadig en crimineel. “Naast de problemen met islamitisch extremisme is het probleem van straatterreur, huiselijk geweld, eerwraak, uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit helaas in grotere mate verbonden aan mensen van islamitische dan van niet-islamitische afkomst. Dat is geen stemmingmakerij, dat zijn de feiten.” (Wilders, 2005, Den Haag laf tegen islamitisch extremisme – NRC Handelsblad, 2 december)
Een constante doorheen het discours van de PVV, is dat de partij nadrukkelijk de link zal leggen tussen moslims (of de islamitische cultuur) en criminaliteit. De islam wordt door de PVV immers beschouwd als een bron van het kwaad. Door het toevoegen van de laatste zin, “Dat is geen stemmingmakerij, dat zijn de feiten”, wordt de potentiële bedenking die het publiek zich hierbij kan maken, al meteen weerlegd. Bijgevolg kan door de PVV de indruk gewekt worden dat ze wel degelijk een punt hebben, het zijn namelijk “de feiten”. De islam en haar volgelingen zijn crimineel, voor de PVV is dit een vaststaand feit waar geen enkele twijfel over kan bestaan. Ook opvallend in dit citaat, is het binnensluipen van het woord “uitkeringsafhankelijkheid” tussen de opsomming van misdaden. Door het woord tussen een reeks van woorden met negatieve connotatie te plaatsen, slaagt de PVV erin om een uitkeringsafhankelijkheid om te vormen tot iets crimineels. In het discours van de PVV zal uitkeringsafhankelijkheid van moslims voorgesteld worden als een doelbewuste manier om de staat te ondermijnen en schade toe te brengen. Dit is in overeenstemming met het overkoepelende islamiseringsframe. Kortom, de islamitische cultuur zal door de PVV op een uitermate negatieve wijze geframed worden. Wel kan men zich de vraag stellen op welke manier de door de PVV gevreesde islamisering van de samenleving nu werkelijk zal plaatsvinden. Hoe zal een islamitische cultuur geïntroduceerd worden die de eigen cultuur zal verdringen? Hoe zal de controle over het eigen grondgebied verloren gaan? Door de PVV zullen twee methodes aangehaald worden waarop de islam Nederland, en de rest van de wereld, zal proberen te veroveren. De verovering kan op gewelddadige wijze plaatsvinden, namelijk door middel van “militaire strijd” (jihad), maar het kan ook op vreedzame wijze gebeuren, namelijk door middel van migratie. Wilders en zijn partij zullen steeds aandacht besteden aan een mengvorm van beide. Een typerende metafoor betreffende het PVV-discours over immigratie is “Het is alsof de gasten het huis overnemen.” (Wilders, 2007, 25 februari). Alle elementen van het denkbeeld van de PVV zitten hierin vervat. Ten eerste worden immigranten gezien als gasten, wat het tijdelijke karakter van hun verblijf in Nederland moet onderstrepen. Ten tweede wordt hier ook het beeld geschetst van een gastvrij Nederland dat vanuit zijn goedheid de deuren van haar huis zal openstellen voor anderen. Hiertegenover worden dan echter de gasten geplaatst, gasten met slechte bedoelingen die misbruik zullen maken van de goedheid van de gastheer om zelf de controle over het huis te verwerven. Dit is alweer een illustratie van het sterke wij-zij-denken in het discours van de PVV, waar het goede Nederland tegenover de slechte islam geplaatst zal worden. Verder kan de metafoor ook gezien worden als een verwijzing naar het gevaar van het vermeende 36
cultuurrelativisme van de linkse kerk, haar naïviteit en het gevaar van zo’n houding. Ook past dit citaat perfect in het frame van de islam als “veroveringsideologie”. Door Bosma zal het probleem van immigratie als volgt omschreven worden. “Ergens bereikt een immigratiestroom een tippingpoint. Dan worden niet de immigranten aangepast aan het gastland, maar dan wordt het gastland aangepast aan de inwijkeling. (…) De vraag dringt zich op hoe Nederland zal veranderen onder invloed van de steeds groter wordende toestroom van mohammedanen die er ideeën op na houden die in lijn zijn met hun ideologie. (…) Wat betekent dit op termijn voor de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, de positie van homoseksuelen, de economie en onze vrijheid?” (Bosma, 2011, pp. 141-142)
Naast het verlies van Nederlandse cultuur door de introductie van islamitische cultuur, zal migratie volgens de PVV ook gepaard gaan met een verlies van controle over het eigen grondgebied. Om haar stelling kracht bij te zetten zal door de PVV verwezen worden naar enclavevorming. Door Bosma wordt de islam gepercipieerd als een veroveringsideologie die niet uitgaat van traditionele natiestaten. Bijgevolg is elk stukje territorium, hoe klein dan ook, meegenomen. Volgens Bosma is er een patroon terug te vinden in de immigratie, namelijk moslims zullen immigreren naar gebieden waar al moslims wonen. Op die manier zullen er steeds meer moslims in dat gebied aanwezig zijn, waardoor er moslimenclaves zullen ontstaan. Die enclavevorming zal bovendien versterkt worden doordat autochtonen de steden of geïslamiseerde wijken zullen verlaten. Door Bosma zal deze vreedzame tactiek van islamisering gelinkt worden aan de gewelddadige variant van jihad. “De witte vlucht is in belangrijke mate het gevolg van de instroom. Nederlanders trekken weg omdat ze hun straat of wijk zien veranderen, criminaliteit zien toenemen of de school van hun kinderen zien islamiseren. De populariteit van de ‘Nieuwe Nederlanders’ (copyright PvdA) is ongekend laag. De helft van de Nederlanders heeft een afkeer van moslims. Veel Nederlanders voelen zich als het ware op de hielen gezeten door migrerende moslims.” (Bosma, 2011, p. 150) “Maar natuurlijk zorgt niets zo voor het verjagen van de oorspronkelijke bewoners als misdaad. Wie tien minuten kijkt naar het tv-programma Opsporing Verzocht, snapt meer over de relatie tussen massa-immigratie en criminaliteit dan de gemiddelde criminoloog.” (Bosma, 2011, p. 157)
De enclavevorming maakt volgens Bosma deel uit van een hoger doel, namelijk het veroveren van de wereld. Zo zal niet enkel Nederland de controle over een stuk van haar grondgebied verliezen door de vorming van enclaves, maar ook in andere landen zullen er enclaves gevolgd worden. De volgende stap volgens Bosma is dat de verschillende enclaves aaneengeschakeld zullen worden tot een groot gebied. En zo zal de islam geleidelijk aan de wereld veroveren. Bovendien zal door Bosma ook benadrukt worden dat de enclaves niet vreedzaam zullen zijn, ze zullen namelijk proberen om steeds meer gebied te veroveren ten koste van niet-moslims10. Tot zover de theorie. Hoe ver staat het nu met de islamisering in Nederland? Als we de PVV mogen geloven, is de rand van de afgrond reeds bereikt. In het PVV-discours worden immers steevast uitdrukkingen als “tsunami van islamisering” en “massa-immigratie” gebruikt, wat het omvangrijke karakter ervan moet onderstrepen. Door de verwijzing naar “massa-immigratie” kan een kleine minderheid voorgesteld worden als een enorme groep. Bosma zal dit in zijn boek overigens ook toegeven, dat er slechts een kleine minderheid moslims zijn in Nederland. Echter, meteen erna zal het effect ervan teniet gedaan worden, door de verwijzing naar de theorie van enclavevorming. De realiteit zal dus op een danige wijze geframed worden dat ze past in het denkbeeld van de PVV. 37
Vervolgens zal de metafoor van de tsunami gebruikt worden, wat de enorme omvang opnieuw moet onderstrepen. Het beeld van een vloedgolf waartegen men kansloos is en die massale vernietiging tot gevolg zal hebben, zorgt bovendien ook voor de nodige sense of urgency. Volgens de PVV is het vijf voor twaalf en is de islamisering al gestart in verschillende domeinen van de samenleving. De domeinen die het vaakst aangehaald worden door de PVV zijn de vrijheid van meningsuiting, de politiek, het onderwijs en de zorgsector. Vooral de zogenaamde “islamisering van de vrije meningsuiting” is een interessant gegeven om dieper op in te gaan. Enerzijds wordt in het PVVdiscours met de islamisering van de vrije meningsuiting verwezen naar de politieke correctheid van de linkse kerk en de angst om de problemen die gepaard gaan met immigratie te benoemen. Volgens de PVV zal de linkse elite er alles aan doen om de moslims niet voor het hoofd te stoten. Anderzijds zal de islamisering van de vrije meningsuiting door de PVV ook breder toegepast worden, namelijk als een algemene verwijzing naar beperkingen van de vrije meningsuiting. Volgens de PVV moeten alle beperkingen van de vrije meningsuiting gezien worden in het kader van de angst om de moslims te beledigen en de gevolgen die dit met zich zal meebrengen. Die gevolgen gaan van “ritueel geslacht te worden langs de openbare weg”, waarmee door de PVV bedoeld wordt dat mensen die zich kritisch uitlaten over de islam meteen in het hoekje van extremisme en racisme geduwd zullen worden, tot bedreigingen door moslims zelf (Bosma, 2011, pp. 129-130; Wilders, 2012). De illustratie bij uitstek van deze PVV-claim is Geert Wilders zelf. Zijn situatie van permanente beveiliging en de vele bedreigingen aan zijn adres – hoewel die niet uitsluitend van moslims afkomstig zijn – stellen Wilders ertoe in staat om als ervaringsdeskundige te spreken, wat extra legitimiteit aan zijn boodschap zal verschaffen. Verder zorgt dit er ook voor dat Wilders zich in dit frame zowel als slachtoffer als als held kan profileren. Hij zal immers uitvoerig zijn mening blijven verkondigen, ondanks de bedreigingen. Hierdoor worden niet alleen de vermeende urgentie van de boodschap in de verf gezet, maar ook de waarachtigheid ervan. Wie niet rotsvast van zijn boodschap overtuigd is, zal nooit in staat zijn om dergelijke opofferingen te maken. Bijgevolg zal Wilders er hierdoor in slagen om zichzelf als verzetsheld te profileren. Islamisering van de vrije meningsuiting staat in het PVV-discours dus voor de beperking – en dus de onvrijheid – om de eigen mening te verkondigen. Bij de hele vrijheid van meningsuiting-gedachte kunnen echter wel enkele bedenkingen bijgemaakt worden. De vrijheid van meningsuiting is namelijk helemaal niet zo absoluut en onbeperkt als de PVV doet uitschijnen. Er zijn zowel formele als informele beperkingen van de vrije meningsuiting (Blommaert, 2007, pp. 41-62; El Sghiar, Maly & Amerrous, 2007, pp. 159-182). Formele beperkingen zijn bij monde van wet vastgelegd, terwijl de informele beperkingen eerder een zaak van elementaire beleefdheid en fatsoen zijn. Vrijheid van meningsuiting zal door de PVV echter gekaapt worden om het eigen politieke standpunt kracht bij te zetten. Centraal staan de associaties met waarheid en gelijkheid. Harde, onverbloemde uitspraken zullen voorgesteld worden als de waarheid. Bijgevolg zullen degenen die er een genuanceerder discours op nahouden door de PVV afgeschilderd worden als mensen die iets te verbergen hebben, of mensen die ten prooi gevallen zijn aan politieke correctheid. Met andere woorden, hoe directer en ongenuanceerder een uitspraak is, hoe meer ze als waarheid beschouwd zal worden. Ze weerspiegelt immers het best de manier waarop het volk denkt, en het volk zal het altijd bij het rechte eind hebben. Verder speelt de verwijzing naar de vrijheid meningsuiting ook in op de gelijkheidsgedachte. In een democratie moet iedereen volgens de PVV namelijk op een vrije manier zijn of haar ongezouten mening kunnen verkondigen, wat die mening ook moge zijn. Alle meningen worden immers als evenwaardig beschouwd. Dit zorgt ervoor dat racistische, polariserende en islamofobe uitlatingen een vrijgeleide zullen krijgen, ze vallen immers onder de noemer vrijheid van meningsuiting. Wel moet opgemerkt worden dat de PVV zelf als een 38
van de eersten tegen deze regel zal zondigen. Wanneer het om meningen van moslims gaat, zal de partij namelijk meteen een stuk minder tolerant zijn. Kortom, de PVV zal de bestaande beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting negeren, en in plaats daarvan zullen alle beperkingen toegeschreven worden aan de islam. Met andere woorden, iets wat niet islamitisch is, zal geïslamiseerd worden. Het islamiseringsframe Samenvattend kan gesteld worden dat de islam door de PVV geframed zal worden als een totalitaire ideologie die erop uit is om Nederland, en de rest van de wereld te veroveren en te onderwerpen. De islamisering kan zowel op gewelddadige manier bereikt worden, door middel van jihad, als op vreedzame manier, door middel van migratie. Islamisering zal een verlies van controle over het eigen grondgebied tot gevolg hebben. Alsook zal er een islamitische cultuur geïntroduceerd worden en dit zal ten koste zijn van de Nederlandse cultuur. Dit moet vermeden worden volgens de PVV, want de partij zal de islamitische cultuur steevast als achterlijk, gewelddadig en crimineel beschouwen. Om het gevaar en de urgentie van islamisering te onderstrepen, zullen er door de PVV vormen van islamisering vastgesteld worden in verschillende domeinen van de samenleving. Zaken die helemaal niet islamitisch zijn, zullen geïslamiseerd worden (Kuitenbrouwer, 2010). De functie hiervan is om extra legitimiteit te verschaffen aan het overkoepelende islamiseringsframe, namelijk; de islam is overal, de islam is doorgedrongen tot alle instellingen van de samenleving. Als we niet opletten leven we binnenkort in “Hollandistan” of erger nog, een volledig geïslamiseerde wereld.
39
7. HET WARE NEDERLAND FRAME
Tenslotte is er ook het ware Nederland frame die een belangrijke rol zal spelen doorheen het discours van de PVV. Kuitenbrouwer verwijst naar een gelijkaardig frame, namelijk het blauwdrukNederland frame, dit frame wordt door Kuitenbrouwer omschreven als Nederland zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Wat die bedoeling was, wordt door de PVV echter in het midden gelaten. Vast staat wel dat islamisering niet de bedoeling was. Doorheen deze analyse van de politieke communicatie van de PVV ging ik opzoek naar een omschrijving van het ware Nederland en de ware Nederlander. Behalve enkele vage termen zoals bijvoorbeeld ‘joods-christelijkehumanistische cultuur’ werd er door de PVV niet dieper op ingegaan. Desalniettemin kan er een onderliggend patroon teruggevonden worden in de politieke communicatie van de PVV betreffende Nederland. Immers, telkens wanneer door de PVV onderwerpen aangehaald worden waar men zich tegen verzet zal de partij Nederland gebruiken als voorbeeld van hoe het wel moet. Het is als het ware een vorm van balancing, een sterk wij-zij-denken van Nederland en de Nederlander versus de rest. Bovendien zal dit frame ook verbonden worden met de drie frames die eerder reeds besproken werden. Wat volgt is het beeld van ‘de Nederlander’ zoals door de PVV geschetst zal worden. 1) De Nederlander behoort tot de westerse cultuur Een eerste aspect dat systematisch terug zal keren in de beschrijving van ‘de Nederlander’ door de PVV, is het benadrukken van het belang van cultuur. Zoals eerder reeds aangehaald, is de betekenis van het begrip cultuur is erg vaag. Het kan gebruikt worden om te verwijzen naar een hele reeks van fenomenen, gaande van normen, waarden en gedrag tot eetgewoonten, kledij, religie, taal en sociale structuur (Zienkowski & Maly, 2007, pp. 41-57). In het discours van de PVV zal het begrip cultuur echter ook functioneren als middel om een breuklijn te creëren tussen ‘de westerling’ (en dus ‘de Nederlander’) en de Ander. Dit is wat door Maly als culturenpolitiek omschreven zal worden(Maly, 2007, pp. 243-247). Bij culturenpolitiek zal de wereld gepercipieerd worden als een botsing tussen verschillende culturen, geheel naar analogie met ‘The clash of civilizations?’ van Huntington11. Cultuur zal op die manier als belangrijkste verklaring ingeroepen worden voor allerhande fenomenen en gebeurtenissen. Op die manier zal de complexe realiteit gereduceerd worden tot de factor cultuur, en kunnen diepgaande analyses waarbij men ook oog zal hebben voor andere factoren zoals het sociaal-economische, macht en machtsverhoudingen, vermeden worden. Verder zal cultuur gelijkgesteld worden met natuur, waardoor de wereld gereduceerd zal worden tot de tweedeling Wij versus Zij. Die tweedeling kan verder ingevuld worden als Wij, het westen versus Zij, de islam. Door de PVV zal herhaaldelijk benadrukt worden dat Wij (het westen) over bepaalde normen en waarden beschikken, normen en waarden waarvan de islam en de islamitische cultuur automatisch uitgesloten zullen worden. Volgens de PVV is de islam immers een totalitaire politieke ideologie, en bijgevolg zal de islamitische cultuur als achterlijk, gewelddadig, crimineel en onvrij geframed worden. Daar tegenover zullen door de PVV enkele ‘typische waarden’ van de westerse cultuur geplaatst worden, namelijk vrijheid van meningsuiting, democratie, scheiding tussen kerk en staat, rechtsstaat, gelijkwaardigheid van man en vrouw en gelijkwaardigheid van hetero- en homoseksuelen. “Als gevolg van de toenemende invloed van de islam in ons land, komen steeds meer Westerse – en daarmee Nederlandse – waarden als de rechtsstaat, de scheiding van kerk en staat en de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en hetero- en homoseksuelen in toenemende mate in het gedrang.” (Wilders, 2007, De uitverkoop van Nederland – Column Wilders Geenstijl, 25 februari)
40
Dit citaat ligt volledig in lijn van het begrip culturenpolitiek, waarbij bepaalde zaken voorgesteld zullen worden als culturele eigenschappen die inherent met een bepaalde culturele groep verbonden zijn (Maly, 2007, pp. 243-247). Zo zal bijvoorbeeld een maatschappelijk systeem als democratie, omgevormd worden tot een culturele eigenschap. Door de eigen cultuur bovendien uitsluitend als positief en superieur voor te stellen, en hiertegenover de islam te plaatsen, kunnen de eigen problemen en tekortkomingen afgedaan worden als zeldzaamheden (Zemni, 2008). Zo zal bijvoorbeeld homofobie voorgesteld worden als een probleem dat uitsluitend verbonden is met de Ander. Over homofobie onder Nederlanders zal met geen woord gerept worden, of het zal geframed wordt als een uitzonderlijk randfenomeen. Bovendien zal door middel van culturenpolitiek een identiteit geconstrueerd worden voor en opgelegd worden aan bepaalde groepen in de samenleving (Maly, 2007, pp. 243-247). Hierbij zal de eigen groep als superieur en bestaande uit individuen geportretteerd worden, terwijl de Ander als een homogene massa groepswezens beschouwd zal worden, waarvan het gedrag volledig uit cultuur zal voortvloeien12. Soms zal door de PVV ook gebruik gemaakt worden van de termen ‘joods-christelijk’ of ‘joods-christelijk-humanistisch’ om naar de westerse of Nederlandse cultuur te verwijzen. Bij de termen ‘joods-christelijk’ en ‘joods-christelijk en humanistisch’ kunnen echter enkele bedenkingen gemaakt worden. Allereerst zal de term humanistisch gekoppeld worden met religie. Dit is tegenstrijdig daar het centrale uitgangspunt van de humanistische overtuiging is dat er niet uitgegaan zal worden van een god, maar van de mens (Van Rossem, 2010). Tijdens de analyse van het discours van de PVV bleek echter dat het woord humanisme vooral dient om de ‘westerse waarden’ van democratie, scheiding tussen kerk te weerspiegelen. Verder is ook de term joods-christelijk problematisch. In het discours van de PVV zal de term joods-christelijk gebruikt worden als verwijzing naar de wortels van de Nederlandse en/of Westerse beschaving. Hierbij gaat het om een geseculariseerd christendom en judaïsme. (de Ruiter, 2011, 26 oktober; Zemni, 2008). Toch is de koppeling tussen beide bedenkelijk. Wat bijvoorbeeld te denken van het antisemitisme in Europa, nog niet zo lang geleden? Antisemitisme waar bovendien zowel katholieke als protestantse kerken zich schuldig aan maakten. Ook het toeschrijven van hedendaagse issues als democratie, mensenrechten en scheiding tussen kerk aan staat, aan religies die ontstaan zijn in het verleden en helemaal niet deze doelstellingen hadden, is problematisch. Deze verworvenheden kwamen er namelijk eerder ondanks de religies in plaats van dankzij. Met andere woorden, wanneer de termen ‘joods-christelijk-humanistische’ en ‘joods-christelijke’ cultuur op zichzelf bekeken worden, dan houden die weinig steek. Bijgevolg kan dan ook gesteld worden, dat de termen enkel betekenis en geloofwaardigheid zullen krijgen wanneer ‘de islam’ er tegenover geplaatst wordt. 2) De Nederlander beschikt over uniek Nederlandse eigenschappen Hoewel de westerse cultuur in het discours van de PVV als superieur beschouwd zal worden, zal deze culturele identiteit toch niet zaligmakend zijn. Getuige hiervan is onderstaand citaat. [Over de Europese Unie] “Omdat we met een touw om onze nek vastzitten aan landen met totaal andere cultuur. In Nederland leven we volgens ‘zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen’. Andere culturen zijn meer gericht op: snel met pensioen, belasting ontduiken en lekker in het zonnetje een drankje drinken. Toetreding tot de EU zien sommige landen als ongelimiteerde toegang tot een flappentap. In Roemenië lachen ze zich suf om al die domme Hollanders die blijven gireren, in Griekenland nemen ze nog een ouzootje met dank aan Henk en Ingrid, in Bulgarije zijn ze maar wat blij dat hun zigeuners verhuizen naar onze straten.(…) Onze belangen heten Nederland, Nederland, daarna Nederland en daarna nog eens Nederland. Iedereen zijn eigen
41
cultuur, eigen beslissingen, eigen rekeningen, eigen verantwoordelijkheden. Eigen blaren.” (PVV, 2012, 3 november)
De belangrijkste functie van dit citaat is het ondersteunen van de PVV-claim dat het afstaan van soevereiniteit aan Europa, negatieve gevolgen zal hebben voor Nederland. Waar daarnet nog sprake was van een westerse cultuur die als voornaamste bron van identiteit beschouwd werd, wordt dit in deze stelling echter onderuit gehaald. Er is sprake van “landen met een totaal andere cultuur” en “iedereen zijn eigen cultuur”. Dit zal mijn eerdere bevindingen, dat ‘de Nederlander’ door de PVV vooral gebruikt zal worden als instrument van balancing tegenover iets waar de partij tegen is, ondersteunen. Zo zal ‘de Nederlander’ gedefinieerd worden aan de hand van de westerse cultuur, om het sterke contrast met ‘de islam’ te benadrukken. Cultuur zal hier gedefinieerd worden als een gezamenlijke identiteit die de westerlingen ontlenen aan gedeelde waarden zoals bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, democratie en scheiding tussen kerk en staat. In relatie tot Europa is balancing door middel van verwijzingen naar de westerse cultuur echter onmogelijk. Vandaar dat verwijzingen naar de westerse cultuur achterwege gelaten zullen worden, en plaats zullen maken voor verwijzingen naar de eigen cultuur die als compleet anders dan de andere culturen geframed zal worden. Cultuur zal gedefinieerd worden in termen van specifieke eigenschappen die inherent verbonden zijn aan ‘de Nederlander’. Doorheen de analyse kwamen enkele eigenschappen steeds naar boven, namelijk zuinigheid, vlijt, eerlijkheid en het belang van een goed arbeidsethos om iets te bereiken in het leven. Ook deze eigenschappen zullen als specifiek Nederlands geframed worden, waardoor de Ander er automatisch van uitgesloten zal worden. Een gevolg van het definiëren van cultuur in termen van gedeelde waarden en specifieke eigenschappen, is dat mensen die gepercipieerd worden als niet behorend tot de westerse cultuur, ook automatisch uitgesloten zullen worden van de specifieke eigenschappen. Wel moet opgemerkt worden dat de PVV niet altijd even consequent zal zijn in het waarderen van bepaalde eigenschappen. Ter illustratie kan de eigenschap van een goed arbeidsethos aangehaald worden. Vooral betreffende Oost-Europeanen zal deze eigenschap door de PVV eerder als last dan als lust beschouwd worden. “De Partij voor de Vrijheid kiest voor een sociaal Nederland. Dat betekent bijvoorbeeld dat we onze arbeidsmarkt niet openzetten voor goedkope Roemenen en Bulgaren die hier onze mensen wegconcurreren.” (PVV, 2012, 3 november)
Kortom, waar een goed arbeidsethos voorheen gehanteerd werd als instrument om ‘de Nederlander’ te onderscheiden van de Ander, zal arbeidsethos hier dus net als motief van uitsluiting functioneren. 3) De Nederlander is geen lid van de linkse kerk Toch kunnen echter ook bedenkingen gemaakt worden bij het definiëren van ‘de Nederlander’ in termen van specifieke eigenschappen. Er is namelijk ook nog een andere actor waartegen de PVV zich zal verzetten, meer bepaald de elite. Dit zijn autochtone Nederlanders, dus als we de voorgaande redeneringen volgen, dan zijn dit ‘echte’ Nederlanders want ze behoren tot de westerse cultuur en ze beschikken over de inherent Nederlandse eigenschappen. En toch zullen de leden van de Nederlandse elite door de PVV niet als ‘echte’ Nederlanders beschouwd worden. De PVV zal haar eerdere stelling van inherent Nederlandse eigenschappen omzeilen, door te stellen dat de leden van de linkse kerk, zelf de beslissing genomen hebben om zich af te zetten tegen deze eigenschappen. En er bijgevolg dus zelf voor gekozen hebben om minder ‘Nederlands’ te zijn. 42
“Links wordt gepresenteerd als manier van leven, een lifestyle. De generatie mei 1968 heeft zich afgezet tegen de burgerlijkheid van de traditionele linksen op waarden als discipline, netheid, arbeidsethos, matigheid, respect voor ouderen en waardering voor onze geschiedenis en nationale symbolen. Die zaken waren ook een noodzaak voor emancipatie, om hogerop te komen. Het nieuwe links had die noodzaak niet. Die was maatschappelijk gearriveerd en kon zich definiëren op basis van smaak, stijl en sociale contacten. En door het aanhangen van die stijlelementen zichzelf feliciteren en zich onderscheiden van het plebs. Kosmopolitisme en multiculturalisme zijn stijlelementen van de chattering classes.” (Bosma, 2011, pp. 285-286)
In dit citaat zullen door Bosma enkele inherent Nederlandse eigenschappen opgesomd worden. Deze zullen bovendien voorgesteld worden als noodzakelijkheid om hogerop te klimmen en tot emancipatie te komen, met andere woorden aan het belang van deze eigenschappen valt niet te twijfelen. Door vervolgens expliciet te stellen dat de linkse elite zich afgezet heeft tegen deze eigenschappen, zal Bosma erin slagen om de elite op negatieve wijze te portretteren. Er zal dus een wig gedreven worden tussen het volk en de linkse kerk. Deze breuklijn zal vervolgens versterkt worden, door in hetzelfde hoofdstuk te stellen dat de elite zich steeds vaker op kosmopolitisme en multiculturalisme zal beroepen, terwijl het volk alsmaar patriottischer geworden is. Met andere woorden, de elite wordt minder Nederlands, terwijl het volk alsmaar Nederlandser wordt. Het hele PVV-discours betreffende de linkse kerk zal dezelfde logica volgen als het discours betreffende de islam en de Europese superstaat, namelijk de logica van wij versus zij. Ook hier zullen verwijzingen naar ‘de Nederlander’ eerst en vooral dienen als middel van exclusie. Door ‘de Nederlander’ te definiëren in termen van het volk, dat verpersoonlijkt zal worden door het beeld van Henk en Ingrid, zal de PVV erin slagen om de ‘on-Nederlandsheid’ van de linkse elite in de verf te zetten. Waardoor de linkse elite automatisch zal uitgesloten worden van de categorie van de ware Nederlander. Het ware Nederlandframe Kortom, in het discours van de PVV is een sterk wij-zij-denken aanwezig, waardoor verwijzingen naar Nederland en ‘de Nederlander’ vooral zullen dienen als instrument van tegengewicht en exclusie. Telkens wanneer door de PVV onderwerpen aangesneden worden waartegen de partij zich verzet, zullen Nederland en ‘de Nederlander’ ertegenover geplaatst worden als voorbeeld van hoe het wel moet. Door uitvoerig te beschrijven wat er mis is met datgene wat bekritiseerd zal worden, is er minder nood aan een duidelijke omschrijving van Nederland en ‘de Nederlander’. Immers, er kan aangenomen worden dat alle slechte aspecten die toegeschreven worden aan het Ander, automatisch niet zullen gelden voor Nederland of ‘de Nederlander’. Dit was duidelijk merkbaar in de analyse van wat door de PVV bedoeld wordt met ‘de Nederlander’. Verwijzingen naar ‘de Nederlander’ zullen in het discours van de PVV immers altijd functioneren als middel om de Ander uit te sluiten. Omdat de Ander op verschillende manieren ingevuld kan worden, afhankelijk van welk frame gehanteerd zal worden, zal er een andere invulling gegeven worden aan ‘de Nederlander’. Eigenschappen die in het ene frame voor verbondenheid en gedeelde identiteit zullen zorgen, zullen in een ander frame ontoereikend zijn.
43
8. NAAR EEN WERELDBEELD: HET STRIJDFRAME
Wanneer de verschillende losse frames samengevoegd worden, ontstaat er een groter overkoepelend frame (Korsten, 2013; Kuitenbrouwer, 2010). Dit frame zal het wereldbeeld van de PVV vormen. Door de PVV zal de wereld opgedeeld worden in goed en kwaad (de Ruiter, 2011, 26 oktober). Er is sprake van zwartwit-denken zonder enige nuance. Ook het sterke wij-zij-denken van de PVV valt hierin te kaderen. Het overkoepelend wereldbeeld van de PVV zal door Kuitenbrouwer omschreven worden als een complot tussen de linkse elite en de islam. Dit zal de PVV ertoe in staat stellen om de linkse kerk en de islam als schuldige aan te duiden van alles wat fout gaat. Uiteraard is de PVV de held in dit wereldbeeld, omdat de partij de enige is die het complot doorziet en een oplossing kan bieden. Mij deels baserend op de inzichten van de Ruiter en Kuitenbrouwer, zal ik het overkoepelend frame als volgt invullen. Het strijdframe: In Nederland is een voortdurende strijd aan de gang. Nederland wordt bedreigd door de islam en de Europese Unie, beide worden bijgestaan door de collaborerende linkse kerk. De enige die een uitweg en verzet kan bieden, is de PVV. Een constante doorheen de analyse van de politieke communicatie van de PVV waren de vele verwijzingen naar oorlog of strijd. Woorden als veroveringsideologie (de islam), het capitulantendom (de linkse kerk), ondergrondse verzetsorganisatie (verwijzend naar de beginjaren van de PVV) en het Groot-Europese Rijk kwamen herhaaldelijk terug. Omwille van verschillende redenen zal de oorlogsmetafoor een vaak gebruikte retorische tactiek zijn (Kuitenbrouwer, 2010, pp. 47-52). Ten eerste kan men door iets te framen als oorlog, de urgentie van de eigen boodschap benadrukken. Het gaat immers om zaken die ons dagelijks leven bedreigen. Ten tweede zal een oorlogsmetafoor inspelen op emotie, oorlog is immers een van de grootste angsten van een samenleving. Emotie wordt door de Bruijn omschreven als het ‘ontstekingsmechanisme’ van een geslaagd frame. Emotie zal ervoor zorgen dat mensen sneller mee zullen stappen in het eenvoudige redeneerpatroon van het frame. Onrealistische maatregelen zullen geloofwaardiger klinken omwille van de vermeende bedreiging en urgentie. Door de wereld bovendien vanuit een strijdframe te beschouwen, kan er een duidelijke opdeling gemaakt worden in vijand, collaborateur en held. Deze verdeling is ook duidelijk terug te vinden in het wereldbeeld van de PVV. 1) De vijanden: de islam en de Europese Unie Een eerste vorm van bedreiging die door de PVV geconstateerd wordt, is de islam. De islam wordt door de PVV gepercipieerd als een totalitaire politieke ideologie die erop uit is om Nederland, en de rest van de wereld, te veroveren. In het veroverde gebied zal de sharia ingevoerd worden. De islamisering, namelijk het verlies van controle over het eigen grondgebied en het verlies van de eigen cultuur omwille van de introductie van de islamitische cultuur, zal bewerkstelligd worden door middel van jihad en migratie. Israël zal door de PVV gebruikt worden als verpersoonlijking van dit strijdframe betreffende de islam. Volgens de PVV vormt Israël namelijk het belangrijkste front in de verdediging van het westen, wanneer Israël ten prooi valt aan de islam, zal het volgens de PVV niet lang meer duren vooraleer het westen hetzelfde lot zal ondergaan. Echter, wanneer het Israëldiscours nauwer geanalyseerd wordt, kan vastgesteld worden dat Israël niet louter als verpersoonlijking van het strijdframe betreffende 44
islam zal dienen, maar ook als instrument om de eigen islamvisie kracht bij te zetten en te legitimeren. In het Israëlframe zullen immers alle elementen van de islamvisie van de PVV gecombineerd worden. Een eerste element is een sterk wij-zij-denken, van het westen versus ‘de islam’. Israël zal hierbij nadrukkelijk tot het westen – en dus de wij-groep – gerekend worden met het argument dat Israël “de wieg van de Westerse beschaving” vormt (Wilders, 2010, 18 februari). Dit is volledig in lijn met de omschrijving van de westerse cultuur als ‘joods-christelijk’. Bijgevolg zal Israël door de PVV uitsluitend positief beschouwd worden, net zoals ‘de islam’ uitsluitend negatief gepercipieerd zal worden. Dit zal duidelijk tot uiting komen wanneer de partij het zal hebben over de Palestijnen. Allereerst moet opgemerkt worden dat het bestaan van Palestijnen door de PVV ontkend wordt. Dit valt onder andere af te leiden uit het boek van Bosma waar het woord Palestijnen systematisch tussen aanhalingstekens geplaatst zal worden of waar er steeds sprake zal zijn van “zogenaamde Palestijnen” (de Ruiter, 2011, 26 oktober). In de speech van Wilders in Tel Aviv zal verder ook expliciet gesteld worden dat het Palestijnse volk niet bestaat, maar dat het louter een instrument is van de islam om zich te kunnen afzetten tegen het zionisme (Wilders, 2010, 18 februari). Doordat zionisme door de PVV beschouwd wordt als de terugkeer van de joden naar het grondgebied dat hen historisch toebehoorde, zullen de Palestijnen als indringers geframed worden. “De hele westerse wereld denkt dat ‘de Palestijnen’ allemaal in het land woonden toen de joodse terugkeer begon, maar Arabieren uit naburige landen begonnen juist toe te stromen toen de joodse opbouw in de jaren twintig en dertig succesvol bleek.” (Bosma, 2011, p. 177)
Dit citaat brengt ons meteen bij een volgende element van de islamvisie van de PVV, namelijk het beschouwen van de islam als “woestijnideologie” die onderontwikkeling zal teweegbrengen. Immers, door te stellen dat Arabieren afkwamen op het succes van de joodse opbouw, wordt geïmpliceerd dat de landen van waaruit men emigreerde zelf geen vooruitgang of succes kenden. Ze werden met andere woorden aangetrokken door de volgens de PVV superieure joodse – en dus westerse – cultuur. Migratie zal overigens deel uitmaken van een ander element van de islamvisie van de PVV, namelijk de islam als “veroveringsideologie” die de hele wereld wil onderwerpen. Deze islamisering kan volgens de PVV gebeuren door middel van migratie, maar ook door middel van strijd of jihad. In het Israëldiscours van de PVV zal vooral de nadruk gelegd worden op strijd. Het Israëlisch-Palestijns conflict zal namelijk geframed worden als een ideologisch conflict van “islamitisch jihadisme versus westerse vrijheid” (Wilders, 2010, 18 februari). Door het op die manier te stellen zal de PVV haar proIsraël hardlinerhouding legitimeren. Immers, “Omdat het conflict vooral ideologisch is, zijn territoriale concessies gevaarlijk. Concessies stemmen totalitaire ideologen niet milder, maar moedigen hen integendeel aan.” (Wilders, 2010, Palestijnse staat is er al: Jordanië, 14 maart). Verwijzingen naar appeasementpolitiek zullen dienen om deze stelling kracht bij te zetten. Naast het benadrukken dat Israël geen toegevingen mag doen, hebben de verwijzingen naar appeasement echter nog een andere functie. Het stelt de PVV er namelijk toe in staat om een rechtstreekse band te creëren tussen Israël en Nederland. Immers, wanneer de islam Israël veroverd zal hebben, zal het niet lang meer duren voor het westen aan de beurt is. Volgens Bosma zal Nederland het volgend toekomstbeeld tegemoet gaan. “Net zoals links Nederland Israël delegitimeert (de joden worden geportretteerd als indringers), zo zullen wij worden gedwongen tot ‘land voor vrede’, het opgeven van terrein teneinde de islam te appaiseren. Alleen zal het land dat wij moeten opgeven niet de Gazastrook zijn, maar de westelijke tuinsteden van Amsterdam, of Ede, of Culemborg.” (Bosma, 2011, p. 274)
45
Naast de islam, zal de Europese Unie ook als bedreiging voor Nederland beschouwd worden. Volgens de PVV zal de Europese unie namelijk zorgen voor een uitholling van Nederland. Een eerste vlak waarop er een uitholling geconstateerd wordt, is op vlak van soevereiniteit. Er zullen immers steeds meer bevoegdheden overgeheveld worden naar Europees niveau, waardoor er volgens de PVV een “Europese superstaat” ontstaat. De PVV zal dit framen als “een aanval op de natiestaat” omdat op die manier de Nederlandse belangen ondergeschikt worden aan de Europese belangen en Nederland dus een stuk van haar soevereiniteit – lees: van haar politieke vrijheid – verliest. Naast het verlies aan zelfbeschikking en politieke vrijheid, zal het afstaan van bevoegdheden aan een hoger Europees orgaan ook afbreuk doen aan de Nederlandse cultuur en identiteit. De natiestaat wordt door de PVV immers beschouwd als bron van nationale identiteit die verbondenheid tussen de Nederlandse burgers zal creëren. Een tweede vlak waarop de Europese Unie volgens de PVV tot een uitholling van Nederland zal leiden, is op vlak van democratie. Volgens de PVV wordt de Europese Unie immers bestuurd door “een club van bureaucraten” die bovendien beslissingen nemen waar de bevolking zich niet kan in vinden. In het PVV-jargon is er steevast sprake van “Brusselse dictaten”. Verder zullen de “Brusselse dictaten” ook altijd gefaciliteerd worden door de linkse elites van de verschillende lidstaten, die de “Brusselse bureaucraten” blindelings zullen volgen. Door alle problemen, gaande van economische crisis en recessie tot de migratie, toe te schrijven aan de “Europese superstaat” of aan de “Brusselse bureaucraten”, wordt er meteen een schuldige aangeduid en kan op die manier een gedegen analyse van de problemen vermeden worden. Alternatieve oplossingen die door de PVV aangereikt zullen worden, zullen steeds neerkomen op het terugplooien op Nederland, omdat Nederland en ‘De Nederlander’ alles goed zullen doen, waar door de Ander in de fout gegaan zal worden. Kortom, de Europese Unie zal net zoals ‘de islam’ steeds afgeschilderd worden als vijand of schuldige. Deze negatieve framing komt voort uit de PVV-visie dat beide een bedreiging vormen voor Nederland, want beide zijn volgens de PVV gericht op het uitgommen van de Nederlandse cultuur en identiteit. Beide willen immers zelf zoveel mogelijk controle over Nederland verwerven, ten koste van de Nederlanders zelf. Soms zullen beide door de PVV zelfs expliciet met elkaar vergeleken worden, zoals bijvoorbeeld in volgend citaat. “De Brusselse bureaucraten en de linkse intellectuelen beschouwen patriottisme als een gevaarlijk relict uit het verleden. Zij verzetten zich tegen de nationale identiteiten van Europa. Maar dat doet ook de islam, die niet wil dat de gelovigen assimileren en een andere loyaliteit aannemen dan de loyaliteit aan de islam en de Ummah.” (Wilders, 2012, Speech van Geert Wilders in Malmö, 14 maart)
2) De collaborateur: de linkse kerk Naast vijanden, zal in het wereldbeeld van de PVV ook een collaborateur voorkomen, een actor die de vijanden zal helpen bij hun verovering van Nederland. De PVV zal de rol van collaborateur toekennen aan de linkse kerk. Volgens de PVV zijn de vertegenwoordigers van de linkse kerk doorgedrongen tot de toplagen van de verschillende maatschappelijke instellingen, waardoor de linkse kerk over een grote machtspositie beschikt. Een machtspositie waarmee de collaboratie bewerkstelligd zal worden. De collaboratie van de linkse kerk met de islam is volgens de PVV te wijten aan de gelijkheidsgedachte van links, die alle culturen als gelijkwaardig zal beschouwen. Deze gedachte wordt door de PVV omschreven als cultuurrelativisme. Dit zal door de PVV bovendien als enige 46
oorzaak gezien worden van immigratie en multiculturaliteit in Nederland, twee zaken waar de PVV een sterk tegenstander van is. Volgens de PVV zijn immers niet alle culturen gelijk, is de eigen cultuur superieur en moet de Ander zo goed mogelijk assimileren naar het eigen geïdealiseerde voorbeeld, vooraleer hij als volwaardig lid van de samenleving beschouwd kan worden (Maly, 2007). Ten gevolge van deze visie zullen alle pogingen van links om inclusie van moslims in de samenleving te bevorderen, door de PVV afgedaan worden als appeasement, collaboratie, een gebrek aan patriottisme en als opportunisme. Volgens de PVV zullen de moslims immers een belangrijk deel van het electoraat van links uitmaken (Bosma, 2011). Een mogelijk scenario waarlangs islamisering volgens de PVV zal verlopen is het volgende. “Ook hoeft steun voor de invoering van de sharia niet noodzakelijk afkomstig te zijn van moslims. De dominante factor die bepaalt of de sharia in Nederland wordt ingevoerd, is niet zozeer de oemma, maar het is de machtige linkse kerk, met zijn cruciale machtsposities. De contouren van de appeasement zijn al zichtbaar. In de grote steden (het domein van PvdA en andere multicultipartijen) zijn bestuurders bereid de islam tegemoet te komen. Met speciale voorstellingen voor moslims in theaters, aparte ingangen voor moslims in bibliotheken, het inhuren van Tariq Ramadan, het terugtrekken van de politie, et cetera.” (Bosma, 2011, p.148-149)
Door de PVV zal verder ook collaboratie van de linkse kerk met de Europese Unie geconstateerd worden. De collaboratie zal zich volgens de PVV uiten in het feit dat de linkse elite de beslissingen van de “Brusselse bureaucraten” blindelings zal volgen en steeds meer bevoegdheden zal afstaan aan een hoger Europees orgaan. Volgens de PVV zal dit ten koste gaan van de zelfbeschikking en de nationale cultuur en identiteit van Nederland. Kortom, islam en de Europese Unie zullen door de PVV beschouwd worden als externe bedreigingen voor Nederland. Door links als collaborateur te framen, zal de PVV het tegenwicht die uitgaat van de Nederlandse politieke partijen tegen de PVV, proberen te neutraliseren. Immers, alle andere partijen zullen door de PVV geframed worden als linkse elite, leden van de linkse kerk en dus als collaborateurs. Door deze negatieve framing zal de PVV een kloof proberen te creëren tussen ‘de burger’ en de andere politieke partijen, waardoor het beeld gecreëerd wordt dat de burger alleen staat tegenover de door de PVV aangehaalde bedreigingen. Wat meteen de behoefte aan redder des vaderlands doet ontstaan, een rol die de PVV zelf op zich zal nemen. 3) Het verzet: de PVV De PVV zal zich uitdrukkelijk profileren als de enige die verzet zal bieden tegen de aangehaalde bedreigingen. Als enige ook die het zal opnemen voor Nederland en ‘de Nederlander’. Zoals in vorig hoofdstuk vastgesteld werd, is het niet echt duidelijk wat door de PVV precies bedoeld wordt met ‘de Nederlander’, de Nederlandse cultuur en het ideale Nederland dat verdedigd moet worden. De invulling ervan zal steeds verschillen naargelang de Ander – en dus de vijand – die aangehaald wordt. Een constante is echter wel dat de PVV het steeds zal opnemen voor degenen die door de partij als behorend tot de wij-groep, beschouwd worden. De wij-groep die in het discours van de PVV de verpersoonlijking zal vormen van al het goede, versus de zij-groep die de verpersoonlijking zal vormen van al het kwade. De vijand.
47
BESLUIT
Tijdens de analyse van het discours van de PVV kwamen vier grote frames naar voren. Een eerste is het linkse kerk frame. Hiermee wordt door de PVV gesteld dat alle tegenstanders van de PVV behoren tot de linkse kerk of geïndoctrineerd zijn door de ideeën van de linkse kerk. Links staat in het discours van de PVV synoniem voor het toelaten van allerlei externe invloeden in Nederland, gaande van immigratie, multiculturalisme tot de Europese Unie. Met de term linkse kerk wordt verwezen naar de elite die volgens de PVV vertegenwoordigers heeft in de toplagen van alle maatschappelijke instellingen. Op die manier kan de elite haar denkbeelden verspreiden en proberen op te leggen aan de burger. Ideeën van de linkse kerk staan volgens de PVV steevast mijlenver af van wat de burger echt wil. Bijgevolg zal alles waartegen de PVV zich verzet, afgedaan worden als links of ideeën van de linkse kerk en tegengesteld aan de volkswil. Dit is de uiting van de anti-establishment houding waarnaar in de literatuurstudie veelvuldig verwezen werd. Een tweede frame is het EUSSR frame, waarbij de Europese Unie door de PVV gelijk gesteld zal worden aan de uitholling van Nederland. Er zal een uitholling geconstateerd worden op twee vlakken. Enerzijds op vlak van soevereiniteit. Nederland zal namelijk bevoegdheden afstaan aan een hoger Europees orgaan, waardoor de Europese belangen volgens de PVV voorrang zullen krijgen op de Nederlandse. In het discours van de PVV is er sprake van een aanval op de natiestaat, omdat Nederland een stuk van haar zelfbeschikking – en dus politieke vrijheid – en nationale identiteit zal verliezen door het afstaan van bevoegdheden. Verder is er ook een uitholling op vlak van democratie. Immers, in het frame van de PVV wordt de Europese Unie bestuurd door een kleine club van bureaucraten die het voor het zeggen hebben. Zij zullen bovendien slaafs gevolgd worden door de elites van de verschillende lidstaten. Bovendien zullen Europese beslissingen door de PVV ook steevast afgedaan worden als beslissingen waarin het volk zich absoluut niet kan vinden.Ten derde is er het islamiseringsframe dat als volgt tot uiting zal komen in het discours van de PVV; de islam is overal, de islam is doorgedrongen tot alle instellingen van de samenleving. Als we niet opletten leven we binnenkort in ‘Hollandistan’ of erger nog, een volledig geïslamiseerde wereld. Islam zal door de PVV gepercipieerd worden als een totalitaire politieke ideologie die uit is op verovering. Bijgevolg bestaat er volgens de PVV slechts een islam en die is radicaal. Hoewel de PVV expliciet zal benadrukken dat de partij steeds een onderscheid maakt tussen de mens en de ideologie, bleek uit de analyse dat dit in de praktijk niet het geval is. Moslims worden gepercipieerd als mensen die zo letterlijk mogelijk de koran zullen naleven. Moslims zullen dus herleid worden tot een homogene groep wiens gedrag volledig bepaald zal worden door de koran. Verder zullen moslims en de islamitische cultuur door de PVV ook steeds op een uiterste negatieve wijze benaderd worden. Islam en de islamitische cultuur worden als gewelddadig, achterlijk, crimineel en onvrij beschouwd. Bijgevolg moeten alle mogelijke vormen van islamisering gestopt worden volgens de PVV. Islamisering staat voor een verlies van controle over het eigen grondgebied en de introductie van de islamitische cultuur, wat volgens de PVV steeds ten koste zal gaan van de eigen cultuur. De PVV ziet twee manieren waarop islamisering bewerkstelligd kan worden, namelijk via jihad en emigratie. In het PVV-discours zal islamisering steeds voorgesteld worden als massaal en quasi onoverkomelijk –behalve als PVV-recepten van exclusie gevolgd worden. Islamisering zal door de PVV ook toegepast worden op alle domeinen van de samenleving, waardoor zaken islamitisch gemaakt worden die het helemaal niet zijn. Tenslotte is er ook het ware Nederland frame. Dit frame dient vooral om de eigen superioriteit tegenover de Ander te benadrukken. Afhankelijk van welke Ander het onderwerp is – een van de drie vorige frames – zal de 48
Nederlander steeds anders ingevuld worden. Een constante is echter wel dat Henk en Ingrid steeds als ware Nederlander beschouwd zullen worden. Henk en Ingrid vormen immers de verpersoonlijking van het volk in het discours van de PVV, bijgevolg zullen ze het altijd eens zijn met de standpunten van de PVV. Hieruit kan afgeleid worden dat het volk, de Nederlander, door de PVV herleid wordt tot Henk en Ingrid. En dat alleen PVV’ers als ware Nederlanders beschouwd zullen worden. Deze vier frames vormen de kernonderdelen van het discours van de PVV. Standpunten van de PVV over de meest diverse onderwerpen, gaande van economie, tot de zorgsector tot law-and-order, zullen steeds onder te brengen zijn in deze frames. Samen vormen ze dus het wereldbeeld of de ideologie van de PVV. De wereld wordt door de PVV beschouwd in termen van goed en kwaad, van Wij versus Zij. Het overkoepelend frame van de PVV kan omschreven worden als de strijd om Nederland. Daarbij wordt Nederland bedreigd door twee externe actoren, namelijk de islam en de Europese Unie. Beide actoren vormen een bedreiging volgens de PVV omdat ze zoveel mogelijk invloed en controle proberen te verwerven over Nederland. Beiden zullen ook bijgestaan worden door een collaborateur, namelijk de linkse kerk. Alle initiatieven van inclusie van de Ander, zullen door de PVV afgedaan worden als ideeën van de linkse kerk en dus als collaboratie. Volgens de PVV komt de collaborerende houding van de elite voort uit een gebrek aan vaderlandsliefde. De linkse elite is vervreemd van de Nederlander, en zal daarom meehelpen om de teloorgang van Nederland te faciliteren. In het wereldbeeld van de PVV is er slechts een actor die verzet kan bieden en Nederland van de ondergang kan redden, namelijk de PVV. De voorgestelde methodes van verzet zijn steeds te herleiden tot het terugplooien op een (geïdealiseerd) Nederland en externe invloeden zoveel mogelijk buiten proberen te houden. Kortom, een Nederland voor Henk en Ingrid.
49
NOTEN
1.
2.
3.
4.
5. 6. 7.
De visie van populisme als politieke stijl kan geplaatst worden in de consumptiecultuur en de toegenomen macht van de media (Blommaert, Corijn, Holthof & Lesage, 2004). Voor veel mensen zijn de media immers het voornaamste informatiekanaal geworden. Hierdoor hebben ze een steeds grotere invloed verworven, media bepalen namelijk waarover mensen spreken, hoe bepaalde thema’s geframed worden en wie al dan niet als expert opgevoerd wordt. Ook de politiek is niet ongevoelig gebleven voor deze evolutie. Zo is er een daling van diepgang merkbaar in het politieke debat. Immers wanneer men media-aandacht wil generen, is het van groot belang om gebruik te maken van snelle oneliners, versimpeling en opperste duidelijkheid. Media willen een zo groot mogelijk publiek aanspreken waardoor massacommunicatie vaak de norm geworden is. Zo is er een cultuur ontstaan waarin datgene wat veel mensen aanspreekt, datgene is dat wat van het volk is. Wat minder mensen aanspreekt wordt automatisch afgedaan als elitair en nietdemocratisch. Hierbij kunnen twee dingen opgemerkt worden. Allereerst gaan populisten ervan uit dat het volk de verpersoonlijking is van het algemeen belang (Pels, 2011, pp. 53-54). Het volk heeft namelijk altijd gelijk, en net omwille hiervan twijfelen populisten niet aan hun eigen gelijk, want dat gelijk komt uit het volk en niet uit zichzelf. Het volk wordt beschouwd als authentiek, wijs en nuchter en zegt waar het op staat. De elite daarentegen is dit helemaal niet en moet dus met argwaan bekeken worden. Men kan hierbij opmerken dat populistische politici zelf tot de elite behoren en enkel doen alsof ze deel van het volk zijn. Ten tweede als populisten het hebben over ‘het volk’, ‘de gewone man’ of ‘Henk en Ingrid’, kunnen uit hun vertogen enkele kenmerken van ‘de gewone man’ afgeleid worden (Blommaert, 2004, pp. 128-129). Zo is de gewone man bijvoorbeeld laaggeschoold, immers intellectuelen worden niet tot de categorie van de gewone man gerekend. Op zich is dit vreemd aangezien België en Nederland landen zijn met een erg hoge scholingsgraad. Verder is de gewone man per definitie ook autochtoon. Ook dit is merkwaardig aangezien lage scholingsniveaus en werkloosheid statistisch veel hoger zijn bij allochtonen dan bij autochtonen. In dit licht moet ook het afwijzen van ‘het compromis’ door populistische partijen beschouwd worden (Eeckhout, 2011). Immers, compromissen worden in beslotenheid gesloten en alle partijen zullen een deel van hun oorspronkelijke standpunten opgeven om tot een vergelijk te komen. Bovendien zijn compromissen vaak moeilijk uit te leggen, waardoor populisten al snel zullen stellen dat het gaat om zaken die het daglicht niet mogen zien. Zaken die de elite aan het volk wil opdringen. Populistische partijen zullen compromissen dus framen als iets negatiefs, als het verraden van de eigen idealen. Echter, om te vermijden dat de populistische partijen als onproductief afgeschilderd zullen worden, zullen populistische partijen steeds hun compromisbereidheid benadrukken. Het moet dan wel gaan om een ‘eerlijk’ compromis, met andere woorden een compromis op de voorwaarden van de populistische partij. In dit kader moet ook de gedoogsteun van Wilders aan het Kabinet Rutte I beschouwd worden, namelijk ‘goede’ akkoorden zullen gesteund worden en ‘slechte’ niet. Wat het andere basisingrediënt van populisme, namelijk volksverheerlijking betreft, zijn er slechts een bescheiden hoeveelheid aan positieve verwijzingen naar het volk terug te vinden in Wilders discours. Wel moet opgemerkt worden dat er een stijging merkbaar is. Dit komt tot uiting in een toegenomen gebruik van volkse taal. Verder is ook op het aanvullend kenmerk directe democratie, een toegenomen voorkeur merkbaar (Kuitenbrouwer, 2010, p. 25; Vossen, 2009). Naast het eigenlijke artikel werd ook de Nederlandstalige online voorpublicatie voor het komende Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen geraadpleegd. Aan het begrip neoconservatisme kunnen verschillende invullingen gegeven worden, hier zullen we ons beperken tot de Nederlandse variant van neoconservatisme. Zo kan discours, afhankelijk van de probleemstelling en het soort onderzoek, ook onderverdeeld worden in drie niveaus, namelijk genre, stijl en discours (Farrelly, 2010). Deze niveaus kunnen helpen bij de analyse. Genre verwijst naar de manier waarop de politieke verspreid wordt, dit kan bijvoorbeeld door middel van
50
partijprogramma’s, speeches, persconferenties en opiniestukken. Een tweede niveau is stijl. Stijl verwijst naar de manier waarop iets verwoord wordt, de toon. Wordt iets op een autoritaire manier gezegd, eerder nederig, of net heel formeel. Ten slotte is er ook nog het niveau van discours. Hiermee wordt verwezen naar de manier waarop de wereld weergegeven wordt, de manier waarop de realiteit geïnterpreteerd kan worden. 8. De internationale profilering functioneert ook als instrument om de urgentie en het belang van de eigen islamboodschap te onderstrepen. Zo zullen Bosma en Wilders zichzelf expliciet “zendelingen” noemen. Bovendien zal Wilders door Bosma ook omschreven worden als “hét internationale symbool in de strijd tegen jihad en sharia” (Bosma, 2011, p. 236). 9. Er is niet zoiets als een allesoverheersende linkse doctrine (Blommaert, 2011). Binnen het linkse gedachtegoed zijn er verschillende strekkingen en stromingen. De opsomming die door Blommaert gegeven wordt, is een minimale kern waarin de meesten die zich links noemen, zich kunnen vinden. 10. Deze stelling wordt perfect geïllustreerd door volgend citaat: “Opvallend bij de rellen in de banlieues van Parijs was het overslaan van de onlusten naar andere islamitische gebieden in Europa. Blijkbaar ligt de verbondenheid van veel van de bewoners van de enclaves niet op de eerste plaats bij andere bewoners van de natiestaten waar zij wonen, maar bij de medemoslims in de andere enclaves. Hun ‘integratie’ blijkt een integratie in de transnationale moslimidentiteit.” (Bosma, 2011, p. 139) 11. Zowel Bosma als Wilders zullen in hun boeken expliciet naar Huntington en ‘The clash of civilizations?’ verwijzen. 12. In het discours van de culturenpolitiek zijn parallellen te trekken met het oude racistisch discours. Het concept cultuur heeft als het ware het oude concept van ras vervangen, ter legitimatie van discriminatie. Verdere gelijkenissen met het oude discours zijn het hanteren van een hiërachisch en evolutionair perspectief van waaruit de Ander bekeken zal worden (Maly, 2007, p. 247).
51
BIBLIOGRAFIE
Aarts, K. & Thomassen, J. (2008). Een nieuwe dimensie in de Nederlandse politiek. Bestuurskunde, nr. 3, 47-55. Adams, M. (2008). Lettres persanes 12. Populisme en representatieve democratie. Netherlands Journal of Legal Philosophy, Issue 3, 267-277. AFP (2013). PVV zet Nederlands parlement op stelten. De Standaard, 28 februari. Bale, T., van Kessel, S. & Taggart, P. (2011). Thrown around with abondon? Popular understandings of populism conveyed by the print media: a UK case study. Acta Politica, 46 (2), 111-131. Bat, Y. (2005). Eurabia. The Euro-Arab axis. Cranburry: Fairleigh Dickinson University Press. Blommaert, J. (2004). Populisme als spreekregime. In J. Blommaert, E. Corijn, M. Holthof & D. Lesage (Eds.), Populisme (pp. 123-150). Berchem: Epo. Blommaert, J., Corijn, E., Holthof, M. & Lesage, D. (2004). Wat goed is voor de pensen: de nieuwe recepten van het populisme. In J. Blommaert, E. Corijn, M. Holthof & D. Lesage (Eds.), Populisme (pp. 7-22). Berchem: Epo. Blommaert, J. (2007). De crisis van de democratie. Commentaren op de actuele politiek. Berchem: Epo. Blommaert, J. (2011). Links van de kerk. De linkerzijde en de multiculturele samenleving. Antwerpen: Kif Kif Vzw. Bosma, M. (2011). De schijn-élite van de valse munters. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Brouwer, A. (2009). Iedereen in bed met de Islam. De denktank van Wilders. De Groene Amsterdammer, 18 november. Canovan, M. (1999). Trust the people! Populism and the two faces of democracy. Political Studies, 47 (1), 2-16. Chilton, P. (2011). Manipulation. In J. Zienkowski, J. Östman & J. Verschueren (Eds.), Discursive pragmatics (pp.176-189). Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company. Coevert, A. (2013). Wilders warm onthaald in Australië. NRC Handelsblad, 18 februari. de Bruijn, H. (2011). Framing. Over de macht van taal in de politiek. Amsterdam: Uitgeverij Atlas. De Cillia, R., Reisigl, M. & Wodak, R. (1999). The discursive construction of national identities. Discourse & Society, 10 (2), 149-173. de Ruiter, J.J. (2011). De ideologie van de PVV (deel 1). Geraadpleegd op 26 oktober 2011 op http://www.kifkif.be/actua/de-ideologie-van-de-pvv-deel-1.
52
de Ruiter, J.J. (2011). De ideologie van de PVV (deel 2) – de islam. Geraadpleegd op 26 oktober 2011 op http://www.kifkif.be/actua/de-ideologie-van-de-pvv-deel-2. de Ruiter, J.J. (2011). De ideologie van de PVV (deel 3) – Israël en de joden. Geraadpleegd op 26 oktober 2011 op http://www.kifkif.be/actua/de-ideologie-van-de-pvv-deel-3-0. de Ruiter, J.J. (2011). De ideologie van de PVV (deel 4) – het socialisme en de huidige linkse partijen. Geraadpleegd op 26 oktober 2011 op http://www.kifkif.be/actua/de-ideologie-van-de-pvv-deel-4. de Ruiter, J.J. (2011). De ideologie van de PVV (deel 5) – massa-immigratie en multiculturaliteit. Geraadpleegd op 26 oktober 2011 op http://www.kifkif.be/actua/de-ideologie-van-de-pvv-deel-5. Dohmen, J. (2007). Alleen Wilders lid PVV. NRC Handelsblad, 21 april. Edmund Burke Stichting, (n.d.). Missie en programma. Geraadpleegd op 24 maart 2012 op http://www.burkestichting.nl/nl/de-stichting/missie. Eeckhout, B. (2011). Het einde van het compromis. Politiek na Wilders en De Wever. Nieuwspoortrapportage 2011. Amsterdam: Uitgeverij Van Gennep. El Sghiar, H., Maly, I. & Amerrous, N. (2007). Over de doden niets dan goeds. Over Theo van Gogh en vrije meningsuiting in een geglobaliseerde wereld. In I. Maly (Ed.), Cultu(u)renpolitiek. Over media, globalisering en culturele identiteiten (pp. 159-182). Antwerpen: Garant. Essed, A. (2013). Marokkanendebat in Nederland/ Nacht der schande/ Tweede kamer legitimeert allochtonenhaat. Geraadpleegd op 17 april 2013 op http://www.kifkif.be/actua/marokkanendebatin-nederlandnacht-der-schandetweede-kamer-legitimeert-allochtonenhaat. Farrelly, M. (2010). Critical discourse analysis in political studies: an illustrative analysis of the ‘empowerment agenda’. Politics, 30 (2), 98-104. Fennema, M. (2010). Geert Wilders tovenaarsleerling. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Hainsworth, P. (2008). The extreme right in Western Europe. London: Routledge. Hartmans, R. (2010). Lang leve de Linkse Kerk. Over politieke hersenschimmen, misverstanden en illusies. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt. Jagers, J. & Walgrave, S. (2007). Populism as political communication style: An empirical study of political parties' discourse in Belgium. European Journal Of Political Research, 46 (3), 319-345. Korsten, A. (2013). ‘Framing’ in de politiek. Over politiek als taalstrijd. Geraadpleegd op 3 april 2013 op http://www.arnokorsten.nl/PDF/Democratie/Framing%20in%20de%20politiek.pdf. Kuitenbrouwer, J. (2010). De woorden van Wilders en hoe ze werken. Amsterdam: De Bezige Bij. Lucardie, A.P.M. (2007). Rechts-extremisme, populisme of democratisch patriotisme? Opmerkingen over de politieke plaatsbepaling van de Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland. In Jaarboek 2007 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (pp. 176-190). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
53
Maly, I. (2007). Culturenpolitiek, media en verrechtsing. In I. Maly (Ed.), Cultu(u)renpolitiek. Over media, globalisering en culturele identiteiten (pp. 243-247). Antwerpen: Garant. Maly, I. (2012). N-VA. Analyse van een politieke ideologie. Berchem: EPO. Maly, I & Zienkowski, J. (Eds.) (2011). Het rijpen van de geesten. De woorden van De Wever en de strijd om uw ziel. Antwerpen: Kif Kif VZW. Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. Mozaffari, M. (2007). What is Islamism? History and definition of a concept. Totalitarian Movements And Political Religions, 8 (1), 17-33. Mudde, C. (2000). The ideology of the extreme right. Manchester: Manchester University Press. Mudde, C. (2004). The populist zeitgeist. Government And Opposition, 39 (4), 542-563. Peeters, R. (2008). De koran in het Nederlandse islamdebat. Geraadpleegd op 19 november 2012 op http://www.kennislink.nl/publicaties/de-koran-in-het-nederlandse-islamdebat. Pelikaan, H., de Lange, S.L. & van der Meer, T. (2007). Fortuyn’s legacy: party system change in the Netherlands. Comparative European Politics, 5 (3), 282-302. Pels, D. (2011). Het volk bestaat niet. Leiderschap en populisme in de mediademocratie. Amsterdam: De Bezige Bij. Prins, B. (2002). Het lef om taboes te doorbreken. Nieuw realisme in het Nederlandse discours over multiculturalisme. Migrantenstudies, 18 (4), 241-254. PVV (2006). Verkiezingspamflet. Geraadpleegd op 3 november http://www.pvv.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=788&Itemid=139. PVV (2007). Interview met Geert Wilders. Geraadpleegd op 1 april http://www.pvv.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=614&Itemid=11.
2012
2012
op
op
PVV (2009). Verkiezingsprogramma Europees Parlement 2009. Geraadpleegd op 3 november 2012 op http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/EurVerk/PVVVerkProgrEurParl2009.pdf . PVV (2010). De agenda van hoop en optimisme. Verkiezingsprogramma 2010-2015. Geraadpleegd op 3 november 2012 op http://www.pvv.nl/images/stories/Webversie_VerkiezingsProgrammaPVV.pdf. PVV (2012). Hún Brussel, óns Nederland. Verkiezingsprogramma 2012-2017. Geraadpleegd op 3 november 2012 op http://www.pvv.nl/images/stories/verkiezingen2012/VerkiezingsProgrammaPVV-2012-final-web.pdf. Schalk-Soekar, S., van de Vijver, F. & Hoogsteder, M. (2004). Attitudes toward multiculturalism of immigrants and majority members in the Netherlands. International Journal of Cultural Relations, 28 (6), 533-550. Shepard, W. (1987). Islam and ideology: towards a typology. International Journal of Middle East Studies, 19 (3), 307-335. 54
Sleegers, F. (2007). In debat over Nederland. Veranderingen in het discours over de multiculturele samenleving en nationale identiteit. Amsterdam: Amsterdam University Press. Staelraeve, S. & Bouteca, N. (2006). Staatsvormen en parlement. In C. Devos (Ed.), De kleermakers en de keizer. Inleiding tot politiek en politieke wetenschappen (pp. 315-368). Gent: Academia Press. Taggart, P. (2004). Populism and representative politics in contemporary Europe. Journal of Political Ideologies, 9 (3), 269-286. van der Brug, W., Fennema, M., van Heerden, S. & de Lange, S.L. (2009). Hoe heeft het integratiedebat zich in Nederland ontwikkeld?. Migrantenstudies, 25 (3), 198-220. Van Dijk, T.A. (1995). Discourse analysis as ideology analysis. Geraadpleegd op 20 februari 2013 op http://discourses.org/OldArticles/Discourse%20analysis%20as%20ideology%20analysis.pdf. van Holsteyn, J. (2005). Geert Wilders is hooguit een halve populist. Trouw, 18 maart. Van Kersbergen, K. & Krouwel, A. (2008). A double-edged sword! The Dutch centre-right and the ‘foreigners issue’. Journal of European Public Policy, 15 (3), 398-414. Van Rossem, M. (2010). Waarom is de burger boos? Maarten Van Rossem over hedendaags populisme. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers. Van Rossem, M. (2012). Nederland volgens Maarten Van Rossem. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers. Vos, H. (2011). Besluitvorming in de Europese Unie. Leuven: Acco. Vossen, K. (2009). Hoe populistisch zijn Geert Wilders en Rita Verdonk? Verschillen en overeenkomsten in optreden en discours van twee politici. Res Publica, 51 (4), 437-465. Vossen, K. (n.d.). Van Bolkestein via Bush naar Bat Ye’Or. De ideologische ontwikkeling van Geert Wilders. Geraadpleegd op 26 november 2011 op http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/jb-dnpp/jb08/. Vossen, K. (2011). Classifying Wilders: the ideological development of Geert Wilders and his Party For Freedom. Politics, 31 (3), 179-189. Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Wilders, G. (2005). Den Haag laf tegen islamitisch extremisme – NRC Handelsblad. Geraadpleegd op 2 december 2012 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/357-den-haag-laf-tegenislamitisch-extremisme-nrc-handelsblad.html. Wilders, G. (2006). Klare wijn. Geraadpleegd op 13 http://www.pvv.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=706.
november
2012
op
Wilders, G. (2007). Asociaal kabinet – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/235-asociaal-kabinet-column-wilders-geenstijl.html.
55
Wilders, G. (2007). Column Wilders: Dubbele nationaliteit – Geenstijl.nl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/351-column-wilders-dubbele-nationaliteitgeenstijlnl.html. Wilders, G. (2007). Column Wilders: Knettergek – Geenstijl.nl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/348-column-wilders-knettergek-geenstijlnl.html. Wilders, G. (2007). Column Wilders: Stop demonisering – Geenstijl.nl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/350-column-wilders-stop-demoniseringgeenstijlnl.html Wilders, G. (2007). Criminele allochtonen – Column geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/519-criminele-allochtonen-column-geenstijl.html. Wilders, G. (2007). Europa lacht, Nederland huilt – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/336-europa-lacht-nederland-huiltcolumn-wilders-geenstijl.html. Wilders, G. (2007). De uitverkoop van Nederland – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/346-de-uitverkoop-van-nederlandcolumn-wilders-geenstijl.html. Wilders, G. (2007). Debat islamitische activisme – Spreektest. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/component/content/article/12-spreekteksten/484-inbreng-wilders-tijdensdebat-islamitisch-activisme.html. Wilders, G. (2007). Genoeg is genoeg: verbied de Koran – Opinie Geert Wilders Volkskrant. Geraadpleegd op 16 oktober 2012 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/507-genoeg-isgenoeg-verbied-de-koran-opinie-geert-wilders-volkskrant.html. Wilders, G. (2007). Het gelijk van Winston Churchill – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/345-het-gelijk-van-winston-churchillcolumn-wilders-geenstijl.html. Wilders, G. (2007). Islamitische Republiek Nederland – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/446-islamitische-republiek-nederlandcolumn-wilders-geenstijl.html. Wilders, G. (2007). Minder dan varkens – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/334-minder-dan-varkens-column-wildersgeenstijl.html. Wilders, G. (2007). Mohammed is springlevend – Column Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/353-mohammed-is-springlevend-columngeenstijlnl.html. Wilders, G. (2007). Mohammed (deel II) – Column Geenstijl.nl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/352-mohammed-deel-ii-column-geenstijlnl.html.
56
Wilders, G. (2007). Schieten met scherp – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/579-schieten-met-scherp-column-wildersgeenstijl.html. Wilders, G. (2007). Trouw aan de vlag, trouw aan Nederland – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/342-trouw-aande-vlag-trouw-aan-nederland-column-wilders-geenstijl.html. Wilders, G. (2007). Weg met de machtige milieubeweging – Column Wilders Geenstijl. Geraadpleegd op 25 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/opinie/333-weg-met-de-machtigemilieubeweging-column-wilders-geenstijl.html. Wilders, G. (2009). Geert Wilders receives Free Speech Award in Miami. Geraadpleegd op 19 november 2012 op http://geertwilders.nl/index.php/component/content/article/87-news/1573geert-wilders-receives-free-speech-award-in-miami. Wilders, G. (2010). Moslims, bevrijd uzelf en u kunt alles. Geraadpleegd op 19 november 2012 op http://pvv.nl/index.php/component/content/article/36-geert-wilders/3484-moslims-bevrijd-uzelfen-u-kunt-alles.html. Wilders, G. (2010). Overwinningsspeech van Geert Wilders. Geraadpleegd op 17 februari 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/interviews/2614-overwinningsspeech-van-geert-wilders.html. Wilders, G. (2010). Speech Geert Wilders, Tel Aviv, December 5 2010. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu-98/in-the-press-mainmenu101/77-in-the-press/1731-speech-geert-wilders-tel-aviv-december-5-2010. Wilders, G. (2010). Speech Geert Wilders in Berlin. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu-98/in-the-press-mainmenu-101/77-inthe-press/1713-speech-geert-wilders-in-berlin. Wilders, G. (2010). Spreektest Geert Wilders APB 2010. Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://pvv.nl/index.php/component/content/article/36-geert-wilders/3643-spreektekst-geertwilders-apb-2010.html. Wilders, G. (2010). Palestijnse staat is er al: Jordanië. Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://pvv.nl/index.php/component/content/article/36-geert-wilders/3812-palestijnse-staat-is-er-aljordanie.html. Wilders, G. (2011). A warning to America – Speech Geert Wilders, Cornerstone Church, Nashville, 12 May 2011. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-englishmainmenu-98/in-the-press-mainmenu-101/77-in-the-press/1750-a-warning-to-america-speechgeert-wilders-cornerstone-church-nashville-12-may-2011. Wilders, G. (2011). Final remarks of Geert Wilders at his trial in Amsterdam, June 1, 2011. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu98/in-the-press-mainmenu-101/77-in-the-press/1752-final-remarks-of-geert-wilders-at-his-trial-inamsterdam-june-1-2011.
57
Wilders, G. (2011). Speech Geert Wilders in Rome, 25th of March 2011. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu-98/in-the-press-mainmenu101/77-in-the-press/1740-speech-geert-wilders-in-rome-25th-of-march-2011 Wilders, G. (2011). Speech Geert Wilders in Berlin, 3 september 2011 (English version). Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/component/content/article/87news/1764-speech-geert-wilders-in-berlin-3-september-2011-english-version. Wilders, G. (2011). Geert Wilders’ statement, February 7 2011. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu-98/in-the-press-mainmenu-101/77-inthe-press/1734-geert-wilders-statement-february-7-2011. Wilders, G. (2011). Creeping Sharia. Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://pvv.nl/index.php/component/content/article/36-geert-wilders/4316-creeping-sharia.html. Wilders, G. (2011). European free speech under attack. Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://pvv.nl/index.php/in-de-media/interviews/4014-european-free-speech-under-attack.html. Wilders, G. & van Dijck, T. (2011). De Grieken moeten nu echt snel uit de euro. Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://pvv.nl/index.php/component/content/article/36-geert-wilders/4430-degrieken-moeten-nu-echt-snel-uit-de-euro.html. Wilders, G. (2012). Marked for death. Islam’s war against the West and me. Washington DC: Regnery Publications, Inc. Wilders, G. (2012). Speech Geert Wilders, Gatestone Institute, New York, April 30. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu-98/in-the-pressmainmenu-101/77-in-the-press/1781-speech-geert-wilders-new-york-april-30 . Wilders, G. (2012). Speech Geert Wilders at the Western Conservative Summit, Denver, 30 june 2012. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/component/content/article/87-news/1795-speech-geertwilders-at-the-western-conservative-summit-denver-30-june-2012. Wilders, G. (2012). Speech van Geert Wilders in Malmö (27-10-2012). Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article/36-geert-wilders/6262-speechvan-geert-wilders-in-malmoe-27-10-2012.html. Wilders, G. & Madlener, B. (2012). We moeten de natiestaat koesteren, niet opheffen. Geraadpleegd op 14 maart 2013 op http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article/44-barrymadlener/6252-opiniestuk-wilders-en-madlener-op-nrcnl-qwe-moeten-de-natiestaat-koesteren-nietopheffenq.html. Wilders, G. (2013). Geert Wilders speech in Bonn. Geraadpleegd op 18 februari 2013 op http://www.geertwilders.nl/index.php/in-english-mainmenu-98/in-the-press-mainmenu-101/77-inthe-press/1820-geert-wilders-speech-in-bonn.
58
Wodak, R. (2007). Pragmatics and critical discourse analysis: a cross-disciplinary inquiry. Pragmatics & Cognition, 15 (1), 203-225. Wodak, R. (2011). Critical linguistics and critical discourse analysis. In J. Zienkowski, J. Östman & J. Verschueren (Eds.), Discursive pragmatics (pp.50-70). Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company. Zaslove, A. (2008). Here to stay? Populism as a new party type. European Review, 16 (3), 319-336. Zemni, S. (2008). Essay: FITNA en de teloorgang van de politiek. Res Publica, 50 (3), 303-318. Zienkowski, J. & Maly, I. (2007). Tussen natuur en verbeelding. In I. Maly (Ed.), Cultu(u)renpolitiek. Over media, globalisering en culturele identiteiten (pp. 25-62). Antwerpen: Garant. Zúquete, J. P. (2008). The European extreme-right and Islam: new directions?. Journal of Political Ideologies, 13 (3), 321-344.
59