UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
DE TRAGEDIE VAN DE HEIZEL HERINNERD. Een kritische analyse van de verjaardagsjournalistieke berichtgeving over het Heizeldrama in de Vlaamse pers (1985-2015)
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 26846
OLAF VERHAEGHE
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting JOURNALISTIEK
PROMOTOR: PROF. DR. JOYE STIJN COMMISSARIS: DE DOBBELAER REBECA
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015
ABSTRACT Verjaardagsjournalistieke berichtgeving is erg belangrijk voor de constructie, de verspreiding en het behouden van een collectief geheugen aan een bepaalde gebeurtenis. Dit masterproefonderzoek toetst de vier grote Vlaamse kranten aan de kenmerken van verjaardagsjournalistiek en bekijkt aan de hand van een kritische discoursanalyse de vorming van de collectieve herinnering aan het Heizeldrama van 29 mei 1985, dit jaar precies dertig jaar geleden. Na rellen in vak Z van het Heizelstadion lieten 39 voetbalsupporters het leven, vooral Italianen. De kwalitatieve inhoudsanalyse naar enkele van de specifieke verjaardagsjournalistieke methoden en technieken toont aan dat de Vlaamse pers in haar herdenkingsjournalistiek naar aanleiding van de tiende, twintigste en dertigste verjaardag deze methoden veelal gebruikt. Dat de tiende en twintigste verjaardag veel meer verjaardagsjournalistiek opleveren dan de dertigste heeft enerzijds te maken met redactionele keuzes en anderzijds de rol van onlinejournalistiek daarin. Verder onderzoek naar verjaardagsjournalistiek in andere nieuwsmedia is aan te raden. Naast de stukken waarin de gebeurtenissen zelf herdacht worden – op basis van getuigenissen van aanwezigen -, wijst de verjaardagsjournalistiek op de nasleep en de veranderingen die het voetbal internationaal ondergingen, worden de geleerde lessen behandeld en wordt het Heizeldrama gebruikt als kapstok om actuele gebeurtenissen aan op te hangen. In de verjaardagsjournalistieke berichtgeving krijgt het collectief geheugen vorm, vooral voor diegenen die de gebeurtenissen niet meemaakten. Het Heizeldrama wordt meermaals vergeleken met een oorlog en een hel. De Vlaamse kranten reconstrueren de gebeurtenissen tien, twintig en dertig jaar na de feiten op een manier waarin de rol van de organisatie en ordediensten slechts minimaal besproken wordt. De focus ligt vooral op het hooliganisme en het geweld. De Belgische verantwoordelijkheid wordt in de verjaardagsjournalistiek enigszins ontweken. Er wordt eerder gewezen op de geleerde lessen en de maatregelen na 29 mei 1985.
I
II
“Those who cannot remember the past are condemned to repeat it” - George Santayana, Spaans-Amerikaans schrijver, dichter en filosoof
III
DANKWOORD Deze masterproef is het sluitstuk van mijn vierjarige opleiding Communicatiewetenschappen. Vier academiejaren waarin ik naast een hoop kennis, vooral aan inzicht en kritisch denken won. Hoewel het schrijven van een masterproef grotendeels een persoonlijke aangelegenheid is, gaat mijn bijzondere dank uit naar enkele mensen die mij dit jaar en de voorbije jaren geholpen hebben. Het onderzoeks- en schrijfproces van deze masterproef werd in belangrijke mate ondersteund door mijn promotor. Ik wil hierbij dan ook Prof. Dr. Stijn Joye bedanken voor het beantwoorden van vele vragen, het geven van tips en feedback en zijn nimmer aflatende kritische blik. Ook wil ik mijn professoren, assistenten, gastdocenten en medestudenten in de bachelor en master expliciet bedanken. Ik mocht vier jaar lang studeren, meedenken, spreken en luisteren. Mede dankzij hen ben ik een pak completer geworden. Verder ben ik ook mijn vriendin, vrienden, familie en omgeving enorm dankbaar. Zonder hun duwtjes in de rug stond ik niet waar ik vandaag sta. Tot slot gaat ook bijzondere dank uit naar de mensen van de bibliotheek van de vakgroep Communicatiewetenschappen en de medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek van België voor de bereidwillige medewerking bij het zoeken naar en verzamelen van de nodige boeken, bronnen en krantenartikelen.
Verhaeghe Olaf 4 augustus 2015
IV
INHOUD ABSTRACT DANKWOORD INHOUD INLEIDING
1
I. LITERATUURSTUDIE
2
1
Journalistiek en het verleden 1.1
Collectief geheugen
2
1.1.1
Constant proces
2
1.1.2
Verleden, maar ook heden en toekomst
3
1.1.3
Belang communicatie en media
3
1.2
4
4
Dramatische gebeurtenissen
4
1.2.2
Sociale binding
5
Belang van verleden voor journalistiek
6
1.3.1
Gemeenschappelijk verleden
6
1.3.2
Media vervangen herinneringen
7
1.3.3
Rol als storyteller
7
1.3.4
Beperkte herinnering
8
1.4
3
Onderzoek naar de rol van nieuwsmedia bij het collectief geheugen
1.2.1
1.3
2
2
Journalisten gebruiken het verleden
9
1.4.1
Herdenking
10
1.4.2
Historische analogie
11
1.4.3
Historische context
11
Verjaardagsjournalistiek
13
2.1
Belang voor het collectief geheugen
13
2.2
Los van objectiviteitsideaal
14
2.3
Visuele verjaardagsjournalistiek
15
2.4
Kalenderjournalistiek
16
Patronen, trends en methoden in verjaardagsjournalistiek
18
3.1
Individuele verhalen en getuigenissen
18
3.2
Dominante opvattingen
20
3.3
Kantelmoment en tijdscompressie
21
3.4
Berichten over herdenking
21
Conclusie en discussie
22
V
II. METHODOLOGIE EN ONDERZOEKSOPZET
23
1
Het Heizeldrama (29 mei 1985)
23
2
Wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het Heizeldrama
25
3
Onderzoeksvragen
25
4
Onderzoekscorpus
27
5
Kwalitatieve inhoudsanalyse
28
5.1
6
Deductieve inhoudsanalyse
Kritische discoursanalyse (Critical Discourse Analysis)
2
30
6.1
Tekstanalyse
31
6.2
Analyse van de discursieve praktijk
32
6.3
Analyse van de sociale praktijk
33
III. EMPIRISCH ONDERZOEK 1
29
Verjaardagsjournalistiek in de Vlaamse pers
34 34
1.1
Speciale reeksen en paginakoppen
34
1.2
Vorm en lay-out
35
1.3
Getuigenissen
37
1.3.1
Familieleden en vrienden van slachtoffers
37
1.3.2
Supporters in het stadion
38
1.3.3
Spelers en trainers
40
1.3.4
Prominenten
41
1.3.5
Hulpverleners en ordediensten
42
1.3.6
Journalisten
42
1.4
Kantelmoment
43
1.5
Dominante opvattingen
44
1.6
Berichten over herdenkingsplechtigheden
45
1.7
Historische analogieën en contexten
46
1.7.1
Hoe het voetbal veranderd is
46
1.7.2
Nasleep van het Heizeldrama
47
1.7.3
Heizeldrama als kapstok
48
Constructie collectief geheugen rond het Heizeldrama (29 mei 1985) in
verjaardagsjournalistieke berichtgeving in de Vlaamse pers 2.1
Tekstanalyse
49 49
2.1.1
Macroniveau: structuur, vorm en bronnen
49
2.1.2
Microniveau: zinnen en woorden
50
2.2 2.2.1
Discursieve praktijk
53
Tabloidisering
53
VI
2.2.2
Intertekstualiteit en interdiscursiviteit
54
2.2.3
Sportjournalisten, maar geen sportjournalistiek
55
2.3
3
Sociale praktijk
55
Conclusie en discussie
56
V. BIBLIOGRAFIE
58
IV. BIJLAGEN
65
VII
INLEIDING “The darkest hour in the history of UEFA competitions.” Zo omschreef voormalig UEFA Chief Executive Lars-Christer Olsson het Heizeldrama in 2004 (Meenaghan, 2012). Op 29 mei 1985 komen Liverpool en Juventus de finale om de Europacup I in het Brusselse Heizelstadion spelen. De rellen in vak Z kosten uiteindelijk 39 voetbalsupporters het leven. Het Heizeldrama was de aanzet voor een hele reeks veranderingen in de Belgische en internationale voetbalwereld. Vooral inzake stadion- en supportersveiligheid en de aanpak van hooligans werden na het Heizeldrama grote stappen gezet. Ook emotioneel, sportief, politiek en maatschappelijk kenden de gebeurtenissen een grote nasleep. Dramatische gebeurtenissen bieden journalisten verschillende mogelijkheden om gebruik te maken van het verleden in hun berichtgeving. Een specifieke vorm waarbij nieuwsmedia gebruikmaken van het verleden is in de zogenaamde verjaardagsjournalistiek, de berichtgeving die verschijnt naar aanleiding van verjaardagen van historische gebeurtenissen. Op het knooppunt van journalism en memory studies wordt aan journalisten een belangrijke bevoegdheid inzake het in herinnering brengen van het verleden, toegeschreven. Collectief geheugen en de rol van journalistiek in de constructie en communicatie van een gedeelde herinnering zijn belangrijke onderzoekstopics die volgens velen te weinig belicht worden. Aan onderzoek naar Vlaamse kranten ontbreekt het de literatuur al helemaal. In een uitgebreide literatuurstudie naar journalistiek en het verleden wordt aangetoond hoe belangrijk nieuwsmedia zijn voor het collectief geheugen en in welke mate ze de gedeelde herinnering kunnen beïnvloeden. Het empirische luik van dit masterproefonderzoek valt uiteen in twee delen, waarbij het Heizeldrama van 1985 telkens als casestudie fungeert. Het Heizeldrama kent qua wetenschappelijke aanpak voornamelijk een feiten-gerelateerde benadering: onderzoek focust op de oorzaken, ontplooiing en gebeurtenissen zelf. Onderzoek naar hoe de gebeurtenissen in de (Vlaamse pers) wordt beschreven is er amper. Een communicatiewetenschappelijke aanpak, met een focus op de verjaardagsjournalistieke berichtgeving, vult een hiaat in de literatuur rond het Heizeldrama in. Daarnaast vormt dit jaar, met de dertigste verjaardag van de Heizeldramagebeurtenissen, ook een mijlpaaljaar voor de verjaardagsjournalistieke berichtgeving. In een eerste deel wordt de verjaardagsjournalistieke berichtgeving naar aanleiding van de tiende, twintigste en dertigste verjaardag in de vier grote Vlaamse kranten getoetst aan de kenmerken, methoden en technieken die de internationale literatuur voorschrijft. Het tweede deel van het empirische luik focust op de constructie van de collectieve herinnering aan het Heizeldrama in diezelfde vier grote kranten. Door middel van een kritische discoursanalyse op basis van de kernwerken van Norman Fairclough (1992, 1995) wordt het in de Vlaamse verjaardagsjournalistiek geconstrueerde beeld van het Heizeldrama onder de loep genomen.
1
I. LITERATUURSTUDIE 1
Journalistiek en het verleden
1.1 Collectief geheugen De Franse socioloog en filosoof Maurice Halbwachs (1950/1992) stelt dat een herinnering altijd het product is van een sociale groep. Door het verleden te delen in een sociale gemeenschap, krijgt het betekenis. Het collectief geheugen wordt grotendeels gevormd door (Halbwachs, 1950/1992) en biedt tegelijkertijd (Zelizer, 1995) het kader van waaruit die sociale groep naar het verleden kijkt. Het collectief geheugen ook wel sociaal, publiek of cultureel geheugen genoemd, komt volgens Zelizer (1995) tot stand door delen, (be)discussiëren en onderhandelen. Het vormen van het collectief geheugen is dus per definitie een sociale activiteit. De collectieve herinnering van het verleden heeft verder te maken met het vormen van een sociale identiteit, waarden en normen (Zelizer, 1995). Elke gemeenschap ontwikkelt een gedeelde set herinneringen aan een bepaalde gebeurtenis of ervaring uit het verleden en tekent zo enigszins de grenzen van de sociale groep uit (Zandberg, Meyers & Neiger, 2012). Het gaat dus over veel meer dan “the simple act of recall”, stelt Zelizer (1995, p. 214); “it’s [collective memory’s] full understanding requires an appropriation of memory as social, cultural, and political action at its broadest level” (Zelizer, 1995, p. 214). 1.1.1
Constant proces
Hoskins (2001) ziet het collectief geheugen als een constant herformuleren in het heden van een gebeurtenis of ervaring uit het verleden en treedt Sturken (1997) enigszins bij, die het vormen van het collectief geheugen beschrijft als een voortdurend proces waarbij verschillende interpretaties om een plaats in een blijvende groepsherinnering strijden. “Collective memories do not emerge naturally, but rather are constructed, and often contested, negotiated and re-constructed by different groups in a never-ending loop” (Watson & Chen, 2014, p. 3). Ook Zelizer (1995) stelt dat het collectief geheugen moet worden gezien als een proces dat zich constant ontwikkelt, waarbij verschillende interpretaties met elkaar geconfronteerd worden: “memories confront each other, intermingle, fuse, or erase each other, according to the societies whose identity they help to define” (Zelizer, 1995, p. 219). Het is volgens Zelizer (1995) altijd belangrijk om de sociale gemeenschap waarover het gaat mee in rekening te nemen. Naast dit collectief geheugen is er ook wel nog plaats voor een individueel of persoonlijk geheugen, maar dat wordt beïnvloedt door het sociaal gedeelde geheugen (Halbwachs, 1950/1992). Schwartz (1991, p. 302) definieert het collectief geheugen als “a metaphor that formulates society’s retention
2
and loss of information about its past in the familiar terms of individual remembering and forgetting”. Het collectief geheugen krijgt vorm en wordt beïnvloed door het gebruik van termen en situaties die we ook in individuele of persoonlijke herinneringen ophalen en herkennen. Ook Su (2012) stelt dat het gedeeld sociaal bewustzijn en dus niet het individuele bewustzijn, grotendeels individuele herinneringen van het verleden bepaalt. En hoewel het collectief geheugen het resultaat is van delen en bediscussiëren in een sociale gemeenschap of groep is geen enkele herinnering volledig (Zelizer, 1995). De gedeelde herinnering binnen een sociale groep kan dan ook niet worden afgetoetst aan één alomvattend verleden, maar kan beter naast andere herinneringen worden gelegd. 1.1.2
Verleden, maar ook heden en toekomst
Het collectief geheugen gaat niet enkel over het verleden, maar heeft ook betrekking op het heden en de toekomst. In de sociaal gedeelde herinneringen krijgt de sociale gemeenschap een beeld van de vroegere gebeurtenissen dat informatie biedt over de huidige relaties en verwachtingen voor de toekomst schept (Edy, 1999). Het collectief geheugen is bijgevolg meer dan de manier waarop sociale groepen en gemeenschappen het verleden herinneren. Het wordt ook, en volgens Britten (2013) vooral, gereconstrueerd in dienst van het heden. Zelizer (1995) stelt dat het bestuderen van het collectief geheugen veel meer is dan een oppervlakkige studie van het verleden. Het collectief geheugen beeldt het verleden af op een manier die uitermate relevant is voor het heden en de toekomst (Zelizer, 1995). Zo biedt het verleden context, uitleg en achtergrond voor wat er vandaag en morgen gebeurt. Daarnaast kunnen uit gebeurtenissen uit het verleden lessen getrokken worden en kan de aanpak van bepaalde situaties worden afgestemd op de aanpak van analoge situaties uit het verleden. 1.1.3
Belang communicatie en media
Het sociale aspect van het collectief geheugen brengt volgens Zelizer (1995) met zich mee dat iedereen participeert in de constructie en het vormen ervan. Maar niet iedereen weegt even zwaar door. Zo construeren sommigen actief terwijl anderen instaan voor het verspreiden of in vraag stellen van herinneringen. Massamediacommunicatie is erg belangrijk voor het construeren, formuleren en onderhouden van het collectief geheugen (Edy, 1999; Kitch, 2002; Somerstein, 2015; Zandberg et al., 2012; Zelizer, 2008). Zelizer (2008) beschrijft expliciet het belang van journalistiek als “a key agent of memory” (p. 85). Kitch (2008) stelt dat nieuwsmedia voor de overgrote meerderheid van het publiek de primaire bron van informatie zijn als het gaat over het verleden en de in de gemeenschap gedeelde betekenis van dat verleden. Watson en Chen (2014) wijzen op de relatief kleine elitegroep die met enige autoriteit over het verleden kunnen spreken. En journalisten hebben een specifieke rol in het brengen van verhalen die het verleden verstaanbaar maken voor het publiek. “Collective memory is shaped by particular maintainers of the past. Not by professional historians, but rather by popular writers, such as
3
journalists” (Winfield & Hume, 2007, p. 125). Het is duidelijk dat de rol van de (nieuws)media in het construeren, verspreiden, bevestigen en onderhouden van het collectief geheugen zeker niet mag worden onderschat of vergeten (Zandberg et al., 2012; Watson & Chen, 2014).
1.2 Onderzoek naar de rol van nieuwsmedia bij het collectief geheugen Ondanks het belang voor het collectief geheugen, wordt de journalistiek in het werk van veel theoretici met betrekking tot het collectief geheugen niet gezien als een belangrijk element. De rol van journalisten bleef in het onderzoeksveld naar collectief geheugen lange tijd zo goed als onbehandeld (Zandberg et al., 2012). Verschillende onderzoekers (Zelizer, 2008; Kitch, 2008; Hume, 2010) benadrukken dan ook dat er op het knooppunt van journalism and memory studies wel degelijk onderzoek moet zijn: “As journalism continues to function as one of contemporary society’s main institutions of recording and remembering, we need to invest more efforts in understanding how it remembers and why it remembers in the ways that it does” (Zelizer, 2008, p. 85). Watson en Chen (2014) stellen wel dat de interesse in de rol die (nieuws)media spelen bij het vormen van het collectief geheugen, de laatste jaren toeneemt. Mediaonderzoekers zien in dat journalisten een significante rol spelen in het communiceren, behouden en versterken van het collectief geheugen van historische events (Watson & Chen, 2014). 1.2.1
Dramatische gebeurtenissen
De studies naar de rol van nieuwsmedia op (het vormen van) het collectief geheugen zijn er wel (Edy, 1999, 2006; Keith, 2010; Kitch, 2002, 2008; Lang & Lang, 1989; Robinson, 2009a, 2009b; Zandberg et al., 2012; Zelizer, 1992), maar zijn toch eerder beperkt. Opvallend is de vaak terugkerende dramatische of traumatische thematiek zoals de Holocaust, de aanslagen van 9/11, orkaan Katrina of de moord op JFK. Ook andere gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis zoals de Tiananmenprotesten (Du Pont, 2013; Li & Lee, 2013) of de bevrijding na WOII (Keith, 2010) worden vanuit memory and journalism studies onderzocht. Dergelijke gebeurtenissen zijn volgens Britten (2013) vaker cases omdat bij veel van die gebeurtenissen verschillende gemeenschappen elk hun interpretatie van het verleden hebben en verspreiden. Controversiële events die voor verschillende groepen een andere betekenis hebben, bieden meer rijkdom en diepte dan een niet-bediscussieerd verleden. De gebeurtenissen die op vandaag herinnerd worden, worden herinnerd omdat ze in het verleden een vorm van controverse of discussie opriepen (Edy, 1999). Nochtans stelt Kitch (2008) dat onderzoek ook rekening moet houden met het feit dat nieuwsmedia ook het collectief geheugen van het alledaagse vormgeven. Journalistiek construeert meer dan de gedeelde herinnering aan schokkende, dramatische of traumatische
4
gebeurtenissen, hoewel de academische keuze voor dergelijke momenten en gebeurtenissen erg te begrijpen is (Kitch, 2008). 1.2.2
Sociale binding
Onderzoek naar de rol van de nieuwsmedia bij het vormen en in stand houden van een in een gemeenschap gedeelde herinnering aan het verleden focust zich voornamelijk op identiteits-, gemeenschaps- en natieconstructie (Winfield & Hume, 2007). Het collectief geheugen functioneert als een sociaal gedeeld referentiepunt (Watson & Chen, 2014). De samenleving gebruikt het niet alleen om het verleden te herinneren, maar evengoed om bepaalde visies op dat verleden, op de natie of de samenleving of op de eigen sociale identiteit te structureren (Watson & Chen, 2014). Zoals eerder gesteld, speelt (de constructie van) het collectief geheugen een belangrijke rol in het enerzijds binden van een sociale gemeenschap en het anderzijds onderscheiden van verschillende groepen (Zandberg et al., 2012). De journalistiek drukt principes uit die de gemeenschap bindt, een gedeeld verleden biedt en op die manier een bepaalde sociale identiteit creëert. Door gebruik te maken van het verleden werkt de journalistiek mee aan het uitbouwen van een gemeenschap (Winfield & Hume, 2007): “journalism unifies readers into communities and nations, articulating and affirming group values and identity” (Kitch & Hume, 2008, p. xv). Ook Dayan en Katz (1992) en Edy (1999) stellen dat rituelen en verhalen – en dus ook journalistieke berichtgeving - die bepaalde gebeurtenissen uit het verleden herdenken, kunnen dienen als middelen om eenheid te creëren in omstandigheden waar sociale harmonie ontbreekt. Ons collectief geheugen, deels gevormd door nieuwsmedia en communicatie, bindt ons samen en de sociale herinnering aan ons verleden is een cruciaal element van onze sociale identiteit (Edy, 1999). Dat het vaak om tragische gebeurtenissen voor een sociale groep, gemeenschap of land gaat, heeft volgens Robinson (2009a) te maken met de rol die journalisten hebben in het herstellingsproces van de gemeenschap. Die rol bestaat erin de betrokken samenleving te helpen bij het verwerken en genezen, door tragedies uit te leggen en tegelijkertijd de dominante set van waarden en normen te bestendigen. Wanneer zich een drama voordoet, zoals 9/11, hebben mensen het moeilijk om te vatten en te begrijpen wat er gebeurt. Het is volgens Kitch en Hume (2008) de plicht van journalisten om in functie van de gemeenschap te rapporteren en te getuigen over de dramatische situatie. De pers moet de gebeurtenissen uitleggen die vaak heel moeilijk uit te leggen zijn. “Journalists are charged with helping in the struggle, to explain the why becomes as critical as the basic who, what and when” (Winfield, Friedman & Trisnadi, 2002, p. 298). Zelfs na een ramp, zoals bijvoorbeeld toen orkaan Katrina toesloeg in New Orleans, is de pers er om voor stabiliteit, troost en hoop te zorgen (Robinson, 2009b) en wordt in een soort van besluit, ondanks al het negatieve, getracht een positieve boodschap te brengen (Kitch & Hume, 2008). Bij dergelijke traumatische gebeurtenissen bieden journalisten het publiek steun, geven ze praktisch advies, trachten
5
ze de moraal te boosten en solidariteit te creëren om zo allemaal dezelfde richting uit te gaan (Schudson, 2003). De pers speelt een belangrijke rol bij het vormen van een algemeen aanvaarde versie van de herinnering (Robinson, 2009a; Winfield & Hume, 2007). Bij rampen gaan nieuwsmedia, al is het vaak maar tijdelijk, binnen een groep of samenleving dus meegaan in en in veel gevallen zelfs vooropgaan bij het creëren van een gevoel van eenheid en consensus (Kitch, 1999; Kitch & Hume, 2008; Robinson, 2006).
1.3 Belang van verleden voor journalistiek Journalistiek is volgens Kitch (2008) doordrongen van het verleden: “In the opening years of the twenty-first century, the content of American journalism – and the broader national media culture suggests … that we are obsessed with yesterday” (Kitch, 2005, p. 1 geciteerd in Hume, 2010). Al is de fascinatie die de journalistiek voor het verleden heeft volgens Hume (2010) absoluut niet nieuw of recent. Winfield en Hume (2007) onderzochten bijvoorbeeld de rol en het belang van referenties aan het verleden in de 19de-eeuwse Amerikaanse journalistiek. Het feit dat nieuwsmedia in grote mate gebruikmaken van het verleden, gaat volgens Edy (1999) tegen het intuïtieve in. Journalisten worden traditioneel geacht vooral bezig te zijn met en waarde te hechten aan het heden, het hier-en-nu in plaats van het daar-en-toen (Edy, 1999; Zelizer, 2008). Maar, zo stellen verschillende onderzoekers (Edy, 1999; Lang & Lang, 1989; Kitch, 2005, 2008; Zelizer, 2008), het verleden biedt een pak mogelijkheden om het heden te kaderen en beter te begrijpen. “The past thus remains one of the richest repositories available to journalists for explaining current events” (Zelizer, 2008, p. 82). 1.3.1
Gemeenschappelijk verleden
Journalisten hebben de belangrijke bevoegdheid om verhalen uit het verleden te vertellen (Edy, 1999). Journalistieke verhalen over en afbeeldingen van het verleden hebben verregaande repercussies voor de manier waarop de gemeenschap tegenover het verleden staat. De vraag kan worden gesteld of die gemeenschap zich zonder media, dat verleden at all concreet zou herinneren (Edy, 1999). De verhalen die nieuwsmedia produceren en verspreiden beïnvloeden de manier waarop we onszelf als gemeenschap zien, de manier waarop we kritisch denken over ons eigen verleden en of en hoe we het verleden als relevant voor het heden en de toekomst zien (Edy, 1999). Kitch (2002) stelt dat journalistiek een vorm van culturele productie en gemeenschappelijk ritueel is en treedt daarbij Carey’s visie (1989) bij. Carey (1989) beschrijft zijn ritual view of communication als het creëren, onderhouden en communiceren van een aantal gemeenschappelijke inzichten en ideeën binnen een samenleving. Nieuwsmedia werken in dat opzicht mee aan het vormen en behouden van bepaalde waarden en normen. Bijgevolg stelt Conboy (2012) dat de representatie van het verleden zeker een significante rol speelt in het vormen van een gemeenschap in het heden. Al helemaal
6
wanneer dat verleden te maken heeft met een nationale, politieke of culturele identiteit zoals bijvoorbeeld D-Day (Conboy, 2012) of de Holocaust (Zandberg et al., 2012). De kracht van journalistieke verhalen schuilt in “the claim that they are factual accounts of what ‘really’ happened” (Edy, 1999, p. 73). Journalisten schrijven en tonen ‘wat echt gebeurd is’. In dat ‘echte’ onderscheiden nieuwsmedia zich van fictiemedia. Journalisten slagen erin hun versie van het verleden als meer authentiek en overtuigend te laten lijken (Li & Lee, 2013). Kitch (2008) stelt verder dat de ooggetuigen-relatie die journalistiek met gebeurtenissen heeft, het mogelijk maakt om bepaalde waarheidsclaims te maken. Niet alleen over het heden, maar evenzeer over het verleden (Kitch, 2008). Daarnaast rekent het publiek ook op de nieuwsmedia om over belangrijke gebeurtenissen te rapporteren (Winfield et al., 2001). Zoals eerder gesteld, spelen nieuwsmedia daarnaast ook een belangrijke rol in het bieden van troost. Lezers, luisteraars, kijkers, nieuwsconsumenten zoeken die troost in journalistieke verhalen (Robinson, 2009a). 1.3.2
Media vervangen herinneringen
Het maakt volgens Edy (1999) daarnaast niet echt uit of het journalistieke verhaal herinneringen uit een geleefd verleden oproept of voor anderen een hele nieuwe wereld creëren die zij niet hebben meegemaakt. De verhalen die we in de (nieuws)media zien, versterken de persoonlijke en emotionele connecties die we hebben met het al dan niet beleefde verleden, fel (Edy, 1999). Meegemaakt of niet, in beide gevallen wordt het collectief geheugen door de journalistieke verhalen verder gevormd. Het collectief geheugen overstijgt in dat opzicht in vele gevallen individuele levens. Wel merken Lang & Lang (1989) op dat de feitelijke en emotionele reconstructie van het verleden door de media meer invloed kan hebben op die leden van het publiek die de gebeurtenissen zelf niet hebben meegemaakt of beleefd. Zo zullen velen zich (de beelden van) het vallen van de Twin Towers op 11 september 2011 levendig herinneren, ook al waren ze niet aanwezig op Ground Zero (Watson & Chen, 2014). Edy (1999, 2006) en Somerstein (2015) stellen verder dat doorheen de jaren de invloed en autoriteit van de media die berichten over het verleden toeneemt en dat de verslaggeving de persoonlijke herinneringen vervangt. Onderzoeken (Lang & Lang, 1989; Robinson, 2009a; Sturken, 1997) hebben aangetoond dat de herinneringen die mensen hebben aan een bepaalde gebeurtenissen doorheen de jaren meer en meer de gemediatiseerde versie gaat weerspiegelen. Zelfs voor mensen die persoonlijk getuige waren van de aanslagen van 9/11 speelt herdenkingsjournalistieke verslaggeving een belangrijke rol in het aanvullen en eventueel vervangen van hun herinneringen (Somerstein, 2015).
1.3.3
Rol als storyteller
In het constant vormen van het collectief geheugen, strijden verschillende interpretaties om een blijvende plaats in de herinnering (Sturken, 1997). De media, de nieuwsmedia in het bijzonder, hebben in die strijd een opvallende eigenschap. Zo maken ze enerzijds deel uit van de samenleving, als een
7
platform voor die strijd, maar anderzijds en heel vaak tegelijkertijd zijn nieuwsmedia ook actoren die zichzelf als storytellers over het verleden bevoegd zien (Zandberg et al., 2012). Onderzoekers erkennen dat de pers, zeker in de Angelsaksische wereld, uitgegroeid is tot één van de instituten die bevoegd is om het publiek over de hen omringende wereld te vertellen (Robinson, 2009b; Zelizer, 1990). De rol die journalisten als storyteller hebben, is zoals gesteld niet alleen belangrijk voor de manier waarop de collectieve herinnering aan bepaalde gebeurtenissen uit het verleden, vorm krijgt. Zelizer (1992) voegt daaraan toe dat journalisten het collectief geheugen zodanig gaan vormen dat hun rol als autoriteit en gemachtigd storyteller ook als dusdanig behouden blijft. Wanneer journalisten gebruikmaken van het verleden - en zeker bij dramatische of schokkende gebeurtenissen – komen de verhalen wel ook in de buurt van mediakritiek en zelfreflectie. Media schrijven en spreken niet alleen over wat er gebeurt en gebeurd is, maar bespreken ook hun eigen rol (Robinson, 2009a). Maar Zelizer (1990) benadrukt dat de journalisten wel zorgvuldig kiezen op welke manier ze die beschrijven. De autoriteit van het journalistieke beroep en collectief wordt vooral bevestigd. Robinson (2009a, p. 797) verwijst naar Zelizer’s onderzoek in 1992 in verband met verslaggeving over de moord op president J.F. Kennedy: “reporters inserted themselves into the story, employed omission and synecdoche to craft a careful narrative and then declared the coverage a ‘triumph’ of journalism”. 1.3.4
Beperkte herinnering
Hoewel journalisten objectiviteit professioneel als ze zijn altijd naar voren schuiven (Raeymaeckers, Heinderyckx, De Vuyst, Libert, De Maeyer, De Dobbelaer, Le Cam, Deprez & De Keyser, 2013; Schudson, 2001), zorgen verschillende factoren zoals nieuwsselectieprocessen, routines, persoonlijke waarden en normen en economische, politieke of ideologische invloeden ervoor dat absolute objectiviteit onmogelijk is (Somerstein, 2015; Shoemaker & Reese, 2014). Ondanks de objectiviteitsen realiteitsclaim kan de journalistiek de feiten nooit volledig en neutraal weerspiegelen. Van nature uit is elke journalistieke reportage, elk mediaverhaal ergens partieel, subjectief en het resultaat van een doorgedreven selectie (Somerstein, 2015). Nieuwsmedia volgen in hun verslaggeving sowieso een aantal conventies en standaarden en zijn daarbij vaak beperkt in vorm, tijd en/of ruimte. Het gevolg daarvan is dat heel vaak wordt teruggegrepen naar al te simplistische verhalen waarbij context, nuance en grijze zones verloren gaan (Zelizer, 2008). Journalistiek die over of op basis van het verleden bericht, vormt daarop geen uitzondering. Volgens Somerstein (2015) zijn herdenkingsjournalistieke berichten zelfs uitstekende voorbeelden waarbij het verhaal erg wordt gesimplificeerd. Verschillende onderzoekers, waaronder Edy (1999), Robinson (2009a, 2009b), Somerstein (2015) en Zelizer (2008), benadrukken dan ook in het brengen van verhalen uit en over het verleden, veel informatie verloren gaat. Robinson (2009a) stelt dat het onvermijdelijk is dat bepaalde delen vergeten of zelfs genegeerd worden. Slechts een fractie van de gebeurtenis wordt herinnerd. Al helemaal
8
wanneer bepaalde passages of verhalen niet passen in het verhaal dat iedereen in de loop der jaren heeft aanvaard (Bennett & Edelman, 1985; Robinson, 2009a). Bennet, Gressett en Halton (1985) gaan zelfs nog verder en stellen dat journalisten stemmen of verhalen die niet overeenkomen met de algemeen aanvaarde herinnering, dusdanig herframen zodat ook die in de consensus passen. Die simplificering van het verleden in journalistieke berichtgeving heeft enkele verstrekkende gevolgen voor het collectief geheugen. Edy (2006) beschrijft hoe in plaats van lang en breed te (kunnen) beschrijven wat er effectief gebeurde, de nieuwsmedia teruggrijpen naar één vaststaand feit dat instaat voor het volledige verhaal. De historische complexiteit wordt gereduceerd in journalistieke teksten en beelden (Somerstein, 2015). Keith (2010) stelt dat een terugkeren van een beperkt aantal beelden of voorstellingen ervoor de grenzen van de collectieve herinnering aan een bepaalde gebeurtenis trekt. Die beperkte voorstelling van het verleden in (nieuws)media heeft volgens Zelizer (1999, p. 118) een narrowing of memory als gevolg. Hoewel, zoals eerder gesteld, er nooit één allesomvattende herinnering zal kunnen bestaan, valt een al te beperkt beeld niet toe te juichen, zeker wanneer bepaalde voorstellingen, beelden of passages consequent en bewust uit de herinnering worden weggelaten (Keith, 2010).
1.4 Journalisten gebruiken het verleden Winfield en Hume (2007, p. 121) halen een aantal voorbeelden aan waar journalisten het verleden in hun berichtgeving gebruiken in hun studie naar de 19de-eeuwse journalistiek : “to understand major contemporary occurrences, to place individuals and events in context, to commemmorate and to mark anniversaries, to remind the public, lest people forget, to aid in forgetting, to note new findings and historical discoveries and to revise a once-agreed-upon past”. Verwijzend naar Lang en Lang (1989) ziet Zelizer (2008) een aantal manieren om het verleden te gebruiken in de actuele berichtgeving, vaker terugkeren. Zo helpen referenties aan het verleden journalisten regelmatig om het snel evoluerende heden beter te kunnen begrijpen, kunnen verbanden en links worden gelegd of kan het verleden worden gebruikt als een standaard waartegen de impact of waarde van actuele gebeurtenissen kan worden afgemeten. Daarnaast biedt het verleden verschillende mogelijkheden om analogieën te maken met het heden en kunnen heel wat lessen getrokken worden uit wat er vroeger al dan niet gebeurde. Volgens Zelizer (2008) kunnen op basis van de journalistieke vorm van een bepaald verhaal, drie gevallen van elkaar onderscheiden worden. Allereerst gaan bepaalde vormen het absoluut noodzakelijk maken om terug te kijken naar het verleden. Bij een tweede categorie nodigt de journalistieke aanpak de herinnering en het verleden uit. Het verleden is niet noodzakelijk, noch centraal, maar een verwijzing ernaar maakt het bericht sterker en maakt het mogelijk om het heden
9
anders te belichten of te benaderen. Tot slot ziet Zelizer (2008) een derde geval waarbij het verleden en de herinnering in het actuele nieuws wordt gebracht in de marge. In 1999 ontwikkelde Edy een drieledige typologie die kadert op welke manieren journalisten en redacties gebruikmaken van het verleden in hun verslaggeving: (1) herdenking of commemmoration, (2) historische analogie en (3) historische context. Elk van deze gebruiken beïnvloedt het vormen van de herinnering aan een gebeurtenis of ervaring uit het verleden (Su, 2012). De opdeling van Edy (1999) geldt als één van de standaarden op het knooppunt van journalism and memory studies en wordt door heel wat onderzoekers gebruikt, aangevuld en besproken. 1.4.1
Herdenking
Een eerste vorm die Edy (1999, p. 74) onderscheidt zijn de commemmorative stories of herdenkingsjournalistieke verhalen. Op welke manier de gebeurtenissen en onderwerpen die worden herdacht worden gekozen, is volgens Edy (1999) niet altijd even duidelijk, maar in veel gevallen gaat het om gebeurtenissen die in de gemeenschap voor enige opschudding hebben gezorgd of gebeurtenissen waarvan het belang voor de sociale groep niet kan worden genegeerd. Binnen deze categorie kunnen volgens Edy (1999) verdere opdelingen worden gemaakt. Zo worden enerzijds herdenkingen zoals monumenten of plechtigheden gebracht. Anderzijds gaan nieuwsmedia bij verjaardagen specifiek aandacht besteden aan bepaalde gebeurtenissen. Het verleden speelt vooral bij deze tweede vorm van herdenkingsjournalistiek, door verschillende auteurs anniversary journalism oftewel verjaardagsjournalistiek genoemd, een hoofdrol (Edy, 1999; Keith, 2010; Kitch, 2005; Li & Lee, 2013; Robinson, 2009a, 2009b; Somerstein, 2015; Su, 2012; Zelizer, 2008). Zelizer (2008) stelt, zoals gezegd, dat zonder terug te keren in de tijd en dus het verleden te hervertellen er van de verjaardagsjournalistieke vorm geen sprake zou zijn. Herdenkingsjournalistiek en verjaardagsjournalistiek in het bijzonder hebben dus het verleden absoluut nodig. “Looking backward, then, is what makes the journalistic treatment newsworthy” (Zelizer, 2008, p. 83). Herdenkingsjournalistieke en verjaardagsjournalistieke berichten, in de pure definitie, proberen volgens Edy (1999) het verleden en het heden niet op een betekenisvolle manier met elkaar te verbinden. De link van het herdachte verleden met huidige issues of actuele gebeurtenissen, is dan ook eerder zwak. Wel is herdenkingsjournalistiek erg belangrijk voor de constructie van het collectief geheugen. Dergelijke journalistieke berichten en de informatie die al dan niet wordt mee opgenomen in deze verhalen zijn bijgevolg één van de belangrijkste elementen voor de manier waarop een sociale gemeenschap tegenover een bepaalde passage uit haar verleden staat (Edy, 1999; Zelizer, 1995, 2008). Kitch (2000) stelt dan ook dat herdenkingsjournalistiek niet informeren als hoofdfunctie en –doel heeft. Het gaat eerder om het bestendigen van bepaalde waarden en normen en het versterken van een collectieve identiteit.
10
1.4.2
Historische analogie
De tweede vorm die Edy (1999) vaak ziet in de journalistiek, maakt wel een effectieve link met het heden door het verleden te gaan hanteren als vergelijkings- en analysemiddel. Een actuele gebeurtenis of crisis wordt als gelijkaardig (of omgekeerd) beschreven en naar het verleden wordt verwezen als een les uit de geschiedenis (Edy, 1999; Neustadt & May, 1986; Winfield et al., 2002). Deze vorm gebruikt de herinnering aan het verleden, maar het verleden staat niet centraal. De nadruk ligt op wat er in het heden gebeurt of in de toekomst staat te gebeuren (Zelizer, 2008; Winfield et al., 2002). De feitelijke natuur van het verleden, zorgt ervoor dat journalisten de vergelijking met het heden niet als analyse of interpretatie zien. Het verleden is gebeurd, het heden gebeurt en het louter wijzen op gelijkenissen en verschillen heeft weinig tot niets te zien met interpretatief werk (Edy, 1999). Maar, in tegenstelling tot de eerste categorie, wordt bij een historische analogie het verleden niet heronderzocht of herbekeken. De vraag rond wat het verleden nu betekent wat er herinnerd wordt of zou moeten worden, wordt amper gesteld. Het specifieke verleden wordt enkel gebruikt als een illustratie of een model. “The debate usually focuses on whether the proposed action was ‘like Vietnam’, rather than what ‘Vietnam was like’” (Edy, 1999, p. 80). Daarnaast wordt bepaalde passages uit het verleden volgens Zelizer (2008, p. 84) ook bewust misremembered of zelfs genegeerd om zo het heden een enigszins andere betekenis toe te kennen op basis van de vergelijking met het verleden. Een specifieke eigenschap die aan historische analogieën wordt toegeschreven, is dat ze voorspellende waarde hebben (Edy, 1999). Het feit dat bepaalde situaties zich in het verleden effectief hebben voorgedaan, brengt met zich mee dat het als een betere voorspeller worden gezien dan puur giswerk. Daarnaast teren historische analogieën ook op de notie van de zichzelf herhalende geschiedenis. Maar volgens Neustadt en May (1986) is enige voorzichtigheid aangewezen. Het gevaar bestaat er namelijk in dat de gelijkenissen met het verleden worden overschat en dat de uitkomst in het verleden voor zekerheden in plaats van mogelijkheden worden aanzien. De zichzelf herhalende geschiedenis is allesbehalve een zekerheid (Neustadt & May, 1986). 1.4.3
Historische context
Naast herdenkingen en historische analogieën gebruiken journalisten volgens Edy (1999) het verleden ook om de historische context te schetsen. Ook hier is er wel een duidelijke link met het heden doordat het verleden effectief als voorgeschiedenis en voorwaarden voor de huidige situatie wordt aanzien. Het verschil met historische analogieën zit in de manier waarop het verleden ten opzichte van het heden wordt bekeken. Waar bij een historische analogie slechts een bepaalde passage uit het verleden wordt vergeleken met het heden, gaat het bij historische context om het verwerken van een aantal relevante stukken uit het verleden die de aanloop naar de huidige situatie schetsen (Edy, 1999). Het concept van
11
historische context, het how we got here-begrip dat Edy (1999) beschrijft, komt sterk overeen met de categorie die Neustadt en May (1986) naar voren schuiven in context als the history of…. Volgens Bennett (1988) zijn dergelijke historische contextualisering van huidige situaties en relaties echter wel zeldzaam. Het gebrek aan goed uitgewerkte contextualisering schrijft Edy (1999) toe aan de objectiviteitsnorm en de twijfel die journalisten in verband met interpretatie hebben. Het linken van ogenschijnlijk essentieel verschillende gebeurtenissen doet al snel denken aan interpretatie. Claimen de oorzaken en voorwaarden te begrijpen is voor journalisten risicovoller dan zeggen dat het verleden en het heden al dan niet op elkaar lijken. Journalisten laten die high-risk claims liever over aan elitegroepen (Edy, 1999). Die houding staat in contrast met wat Winfield et al. (2002) beschrijven. Zij stellen dat interpretatie net erg belangrijk is in journalistiek werk. De redenen achter actuele gebeurtenissen zijn erg belangrijk voor het publiek en bijgevolg voor de nieuwsmedia. De nood aan contextualisering en referenties aan het verleden neemt volgens Winfield et al. (2002) dan ook alleen maar toe. Net als bij het wijzen op gelijkenissen en verschillen met het verleden, zet het beschrijven van de historische context volgens Edy (1999) onvoldoende aan tot een kritisch herbekijken van dat verleden. De geschiedenis wordt eerder als een feitenreeks gepresenteerd en nieuwsmedia gaan die feiten niet diepgaand gaan onderzoeken (Robinson, 2006). Ook hier ligt de focus meer op de betekenis van het verleden voor het heden.
12
2
Verjaardagsjournalistiek
Zoals blijkt uit de typologie van Edy (1999) en het werk van heel wat andere onderzoekers (Keith, 2010; Kitch, 2005; Li & Lee, 2013; Neustadt & May, 1986; Robinson, 2009a, 2009b; Somerstein, 2015; Su, 2012; Winfield et al., 2002; Zelizer, 2008) wordt het verleden vooral gebruikt in herinnerings-, herdenkings- en verjaardagsjournalistieke berichten. Zelizer (Geciteerd in: Johnson, 2008, p.174) definieert anniversary journalism of verjaardagsjournalistiek als een specifiek genre van nieuwsverhalen, opgebouwd rond de verjaardagen van een bepaalde gebeurtenis met als doel het in herinnering brengen van die gebeurtenis. Hume’s (2010) definitie van verjaardagsjournalistiek komt daarmee grotendeels overeen. Zij beschrijft anniversary journalism als “current press remembrances and coverage of milestone anniversaries of historic events” (Hume, 2010, p. 189). En Schwalbe (2006) stelt dat in verjaardagsjournalistieke vooral specifieke, dramatische gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld D-Day, de moord op J.F.K., 9/11 en andere mijlpalen, zoals de landing op de maan, worden herinnerd. Ook andere onderzoekers stellen dat wanneer we spreken over verjaardagsjournalistieke berichtgeving vooral aan historische events in de wereldgeschiedenis wordt gedacht. Zo halen Li & Lee (2013) in hun onderzoek de val van de Berlijnse Muur of de protesten op het Tiananmen-plein aan, doet Robinson (2009b) onderzoek naar de verjaardagsjournalistiek rond orkaan Katrina en focust Keith (2010) op de bevrijding van Parijs na WOII. Maar daarnaast komen ook bredere, grotere, historische periodes in de geschiedenis aan bod. Daarbij denkt Schwalbe (2006), vanuit haar Amerikaanse achtergrond, vooral aan de Amerikaanse Burgeroorlog, de Grote Depressie in de jaren ’30 of de Koude Oorlog.
2.1 Belang voor het collectief geheugen Opvallend is het belang dat o.a. Edy (1999) en Somerstein (2015) toeschrijven van dat soort van berichten voor de constructie en het behouden van het collectief geheugen. Robinson (2009b, p. 239) beschrijft verjaardagsjournalistiek zelfs als “a blueprint for how collective memory is formed”. Door op de verjaardagen van bepaalde historische gebeurtenissen of periodes effectief het verleden terug op te roepen, uit te schrijven en te hervertellen, wordt de collectieve herinnering aan dat verleden beïnvloed. Elke hervertelling van het verleden is telkens net anders en het verleden krijgt telkens een iets andere betekenis en vorm (Schwalbe, 2006). Het is duidelijk dat massa- en vooral nieuwsmedia een sleutelrol spelen in het reconstrueren en begrijpen van het verleden. Mede door het feit dat nieuwsmedia grote delen van het publiek in één keer kunnen bereiken, leren heel wat mensen hun gemeenschappelijke geschiedenis net via die nieuwsmedia kennen (Edy, 1999; Robinson, 2009a; Schwalbe, 2006). Davis (1979, p. 122) noemde de media “the primary forum for public reminiscence”; een stelling waaruit nog maar eens blijkt hoe belangrijk nieuwsmedia zijn voor de constructie van de gedeelde herinnering.
13
Bij het duiden op verjaardagen van bepaalde gebeurtenissen, herinterpreteren media de betekenis in de geschiedenis en het belang ervan voor de huidige verhoudingen (Kitch, 2002). De elementen, passages, thema’s en betekenissen die in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving worden opgenomen zijn dus van doorslaggevend belang voor de manier waarop een sociale groep zich de gebeurtenissen herinnert en voor de manier waarop die groep zich ten opzichte van dat verleden positioneert (Edy, 1999). Bij dramatische gebeurtenissen neemt de verjaardagsjournalistiek een hoopgevende vorm aan, waarbij het publiek vooral wordt gewezen op de verbeteringen (Robinson, 2009b), al moet hier misschien wel gewezen worden op het concrete, buitengewone karakter van Robinson’s (2009b) onderzoek naar verjaardagsjournalistiek één jaar na orkaan Katrina. Toch geven ook andere onderzoekers (cfr. supra I 1.2.2) aan dat sociale binding, hoop en troost bieden erg belangrijk zijn in de manier waarop nieuwsmedia dramatische gebeurtenissen beschrijven.
2.2 Los van objectiviteitsideaal Hoewel dus zoals eerder aangegeven, het objectiviteitsideaal als professionele norm erg belangrijk is voor journalisten, blijkt dat in verjaardagsjournalistieke verhalen die objectieve positie verlaten wordt. Li en Lee (2013) geven aan dat bij berichten omtrent de verjaardagen van bepaalde controversiële, historische, dramatische of geladen gebeurtenissen vaak losser wordt omgesprongen met die objectiviteitsregels. Mede door het feit dat verjaardagsjournalistiek een bijzondere vorm van zogenaamde kalenderjournalistiek uitmaakt (cfr. infra 2.4), stellen Li & Lee (2013) dat bij het maken van dergelijke stukken, journalisten veel minder gebonden zijn aan de regels en doctrines van objectiviteit. Journalisten doen meer dan louter berichten en verwoorden de realiteit op een subjectieve en analytische manier waarbij ze bewust een bepaalde betekenis geven aan het verleden (Kitch, 1999; Li & Lee, 2013). Daarnaast gaan ook delen uit dat verleden verloren (cfr. supra I 1.3.4). Robinson (2009b) stelt dat bij die herinneringen de dominante opvattingen over de gebeurtenissen primeren. Daarmee is niet gezegd dat de constructie van het verleden in verjaardagsjournalistiek volledig vertekend is, maar naast feitelijke informatie, spelen interesses en subjectievere posities: “though the stories told in anniversary journalism are presented as historical truth, they are actually narrative visions, pictures that are prescriptive as well as descriptive, mythology as much as reporting” (Kitch, 2002, p. 61). Omwille van het feit dat bepaalde historische gebeurtenissen binnen een bepaalde gemeenschap een specifieke lading hebben, vormt de sociale groep waarbinnen de gebeurtenis herinnerd wordt een erg belangrijke factor. Zoals ook blijkt uit de literatuur rond het collectief geheugen, moet bij de verjaardagsjournalistieke constructie van dat collectief geheugen rekening worden gehouden met over wiens geheugen je spreekt (Zandberg et al., 2012; Zelizer, 1995).
14
2.3 Visuele verjaardagsjournalistiek Beelden spelen volgens Keith (2010) een sleutelrol in (verjaardags)journalistieke berichtgeving. Schwalbe (2006) voegt daar zelfs aan toe dat het nieuws, de berichten en de verhalen die er echt toe doen, meer dan ooit tevoren visueel zijn. En volgens Somerstein (2015) zijn foto’s en beelden uitermate belangrijk voor individuele én collectieve herinneringen aan het verleden. Foto’s hebben daarnaast een specifieke eigenschap: ze bieden een openheid die tekst maar zelden kan bieden en bijgevolg kan eenzelfde beeld voor verschillende mensen of verschillende groepen iets heel anders betekenen (Somerstein, 2015). Daarnaast overbrugt visuele verjaardagsjournalistiek bijvoorbeeld taalbarrières, waardoor mensen met verschillende etnografische of linguïstische achtergronden dezelfde ‘teksten’ kunnen consumeren (Somerstein, 2015). Keith (2010) wijst op enkele studies (o.a. Blaikie, 2001) die stellen dat het vooral foto’s zijn die de dominante conceptie binnen een samenleving van een bepaalde gebeurtenis construeren. Zoals Edy (1999), Lang en Lang (1989) en anderen ook al benadrukten (cfr. supra I 1.3.2), gaan journalistieke en andere mediaherinneringen aan het verleden het individueel geheugen niet alleen beïnvloeden, maar in veel gevallen zelfs vervangen. Daarnaast hebben krachtige beelden ook een invloed op iemands persoonlijke herinnering, zelfs tot op het punt dat die beelden op een dusdanig levendige manier kunnen worden opgeroepen waardoor het lijkt dat de lezer of kijker de gebeurtenis zelf meemaakte (Hoskins, 2010; Watson & Chen, 2014). Sontag beschreef die invloed van foto’s op het (collectief) geheugen als volgt: “the Western memory museum is now mostly a visual one. Photographs have an insuperable power to determine what we recall of events” (Sontag, 2004, p. 1). Foto’s en beelden van het verleden zijn vooral heel belangrijk voor die leden van het publiek die het afgebeelde verleden niet hebben meegemaakt. “For those without their own 9/11 memories – today’s middle-school students – images in the mass media are the images they will come to know” (Somerstein, 2015, p. 372). Foto’s en beelden in nieuwsmedia krijgen de waarheidsstempel omwille van het feit dat het foto’s zijn en we geloven dat die afbeelden “wat er echt gebeurde”. Dat de beelden ook nog eens in kranten en andere nieuwsmedia gepubliceerd worden, die traditioneel worden gezien als waarheidsgetrouw, draagt bij tot dit gevoel (Meyers, 2002; Somerstein, 2015). Wij, als publiek, gaan voor lief nemen dat de afgebeelde gebeurtenissen zo hebben plaatsgevonden als de foto’s representeren. We bekijken en gebruiken de afbeeldingen met een idee van “het moet wel waar zijn”, zonder kritisch stil te staan bij de afbeeldingen. Naast dat gevoel van en geloof in de waarheidsgetrouwheid van foto’s, hebben afbeeldingen van het verleden ook een belangrijke symbolische functie. De symbolische kracht van persfoto’s neemt volgens Somerstein (2015) en Hariman en Lucaites (2003) toe wanneer het gaat over gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de natie. Bepaalde foto’s groeien uit tot zogenaamde iconische beelden, die
15
vaak prominent worden weergegeven, meermaals opnieuw gepubliceerd worden en historisch, politiek en sociocultureel significant zijn (Schwalbe, 2006; Somerstein, 2015). Zo verworden die foto’s tot beelden die de volledige gebeurtenis representeren, zoals bijvoorbeeld de foto van het naakte meisje na de napalm-aanval de ervaringen van het Amerikaanse publiek met de Vietnam-oorlog weerspiegelde (Kieth, 2010) of de foto’s van Richard Dew’s “The Falling Man”, de persoon die uit de brandende WTC-toren sprong op 9/11 (Young, 2013). Dergelijke beelden worden in de herinnering ook gelinkt aan sterke emoties (Hariman & Lucaites, 2004; Schwalbe, 2006). Iconische beelden kunnen een volledige gebeurtenis of periode in de geschiedenis samenvatten. Maar daarnaast zorgen diezelfde beelden er ook voor dat bepaalde passages uit de geschiedenis niet langer herinnerd wordt en in de vergetelheid raken (Keith, 2010; Somerstein, 2015; Zelizer, 1999). Ook hier moet dus rekening gehouden worden met het beperkte aantal hercirculerende afbeeldingen. Zo zien we in het onderzoek van Keith (2010) bijvoorbeeld dat bij verjaardags- en herdenkingsjournalistiek in verband met de bevrijding van Parijs na WOII vooral de overwinning van de Fransen zelf wordt afgebeeld. En ook Somerstein (2015) merkt in haar analyse van de gebruikte foto’s in de herinnering van 9/11 een vertekende representatie van de slachtoffers. Hoewel eerder gesteld werd dat foto’s en beelden heel erg open zijn voor verschillende interpretaties, ligt dat bij iconische foto’s anders. Iconische foto’s worden in feite gecreëerd en verspreid door mediaelites, waarbij de meegegeven betekenis min of meer vastligt en verschillende publieken geacht worden hetzelfde beeld op dezelfde manier te interpreteren (Hariman & Lucaities, 2003; Somerstein, 2015). Bij deze beelden gaat het dus eerder om een “agreed-upon iconic interpretation, set by media elites” (Somerstein, 2015, p. 4). Het desbetreffende beeld is bijgevolg geëvolueerd van een complexe, polysemische en onstabiele tekst naar een vaststaand symbool voor een bepaalde gemeenschap (Somerstein, 2015).
2.4 Kalenderjournalistiek Verjaardagen van historische gebeurtenissen zijn volledig voorspelbaar (Su, 2012) en kunnen bijgevolg als een specifieke vorm van kalenderjournalistiek worden bestempeld (Li & Lee, 2013). Redacties en journalisten weten dan ook perfect wanneer tijd en ruimte moet worden voorzien om aandacht te besteden aan de xste verjaardag van een bepaalde gebeurtenis. Heel vaak gaat verjaardagsjournalistiek gepaard gaan met de ‘grote’ verjaardagen van de gebeurtenis (Mihelj, 2009). Volgens Su (2012) en Forrest (1993) wordt de eerste verjaardag van een historische of dramatische gebeurtenis telkens erg benadrukt. De tweede en daaropvolgende verjaardagen lijken al heel wat minder belangrijk (Su, 2012). Verder stellen verschillende onderzoekers (Forrest, 1993; Keith, 2010, 2012; Mihelj, 2009; Su, 2012) en ook journalisten zelf (Sullivan, 2012, september 11) dat vooral bij de veelvouden van vijf en tien jaar na de gebeurtenissen aan verjaardagsjournalistiek wordt gedaan. Ook
16
Li & Lee (2013) zien in de jaren 1999 en 2009 een duidelijke stijging in het aantal berichten dat verwijst naar de val van de Berlijnse Muur en de gebeurtenissen op het Tiananmen-plein. Su (2012) stelt dat het ontbreken van jaarlijkse herinnerings-, herdenkings- en verjaardagsjournalistiek te maken kan hebben met het feit dat een bepaalde gebeurtenis of ramp gradueel verdwijnt uit de collectieve gedachtegang en het collectief geheugen. Maar dat verklaart niet waarom de vijfde, tiende of pakweg 25ste verjaardag wél opnieuw herinnerd wordt. Volgens Edy (1999) heeft dat te maken met het feit dat bepaalde gebeurtenissen net zodanig belangrijk zijn voor de geschiedenis en het heden, dat ze niet uit de herinnering mogen verdwijnen en dat de autoriteiten of andere elitegroepen het belang ervan niet kunnen ontkennen. Li & Lee (2013, p. 841) stellen in dit opzicht dat het uitspelen van het belang van de tiende of twintigste verjaardag van een bepaalde gebeurtenis “largely an editorial decision is”. Op basis waarvan deze redactionele beslissing er komt, is ook voor Li en Lee (2013) onduidelijk. Zij stellen dan ook verder onderzoek daarrond in het vooruitzicht. Duidelijk is wel, zoals eerder aangegeven, dat de nieuwsmedia zijn uitgegroeid tot één van de elitegroepen en mee bepalen aan welke gebeurtenissen uit het verleden belang wordt toegedicht. Het feit dat verjaardagen van bepaalde gebeurtenissen uit het verleden zodanig vastliggen en de inhoud bijgevolg lang op voorhand gepland kan worden, heeft volgens Su (2012) tot gevolg dat de verjaardagsjournalistieke verhalen vaak dezelfde vorm aannemen of op basis van dezelfde formule worden gemaakt.
17
3
Patronen, trends en methoden in verjaardagsjournalistiek
Journalisten en redacties hanteren bij het brengen van verjaardagsjournalistieke berichten specifieke methoden. Sommige auteurs spreken zelfs van “typical commemmorative patterns” (Robinson, 2009b, p. 236) of “the template of anniversary journalism” (Su, 2012). Het is duidelijk dat verjaardagsjournalistieke berichtgeving verschilt van de alledaagse, routine nieuwsoperatie. Zo neemt verjaardagsjournalistiek vaak een gelijkaardige vorm en structuur aan. Li & Lee (2013) stellen dat journalisten bij het invullen van verjaardagsjournalistieke berichten en speciaal voorziene katernen veel meer autonomie genieten. Journalisten kunnen als het ware zelf gaan kiezen welke gebeurtenissen uit de geschiedenis ze gaan belichten (Li & Lee, 2013). In tegenstelling tot televisie- of radiouitzendingen, groeien gedrukte journalistieke media vaker uit tot echte objecten van herinnering (Kitch, 2000). Redacties spelen daarop in door hun berichtgeving te promoten met labels als ‘speciale editie’ of ‘collectors’ item’ (Kitch, 2000). Dergelijke journalistieke content wordt door Zelizer (1995, p. 232) “the materiality of collective memory” genoemd. Over het algemeen zijn verjaardagsjournalistieke artikels lang. En bijna altijd wordt het verleden verhalend gebracht, waarbij voor persoonlijkere en emotionelere invalshoeken gekozen wordt (Kitch, 2002; Li & Lee, 2013; cfr. supra I 2.2). Daarnaast bieden verjaardagsjournalistieke verhalen ook door het gebruik van metaforen en symbolen een kader waaruit het publiek hoop en troost kan halen naar de toekomst toe of op zijn minst een uitleg biedt voor het verleden (Robinson, 2009b; cfr. supra I 1.2.2).
3.1 Individuele verhalen en getuigenissen Een opvallende karakteristiek van verjaardags- en herdenkingsjournalistieke items is de rol van ooggetuigen. In de herdenkingsjournalistiek rond de Holocaust wordt volgens Zandberg et al. (2012) bijvoorbeeld heel vaak gesproken met overlevenden en hun familie of worden individuele verhalen zodanig gebracht dat ze een collectieve betekenis krijgen (Zandberg et al., 2012). Dat verjaardagsjournalistieke berichten vaak een erg verhalend en gedramatiseerd karakter hebben, heeft volgens Li & Lee (2013) te maken met het vervagen van de feitelijke gebeurtenissen bij het publiek. Nieuwsmedia moeten ervoor zorgen dat de gebeurtenissen herleefd worden en larger than life lijken (Edy, 1999; Li & Lee, 2013). Robinson (2009b, p. 240) stelt dat “retelling individual survival stories ubiquitous” was in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving na orkaan Katrina en ook Su (2012) komt in haar analyse van de berichtgeving naar aanleiding van de tiende verjaardag van de 921 aardbeving in Taiwan tot dezelfde conclusie. Mensen die bepaalde historische gebeurtenissen hebben meegemaakt – al dan niet in het midden van de actie - worden frequent opgevoerd (Su, 2012; Zandberg et al., 2012). Zeker bij traumatische gebeurtenissen en (natuur)rampen wordt vaak met overlevenden en doorzetters gesproken (Robinson, 2009b; Su, 2012). Wanneer het moeilijker blijkt om overlevenden aan bod te laten komen, gaan journalisten op zoek naar slachtoffers en worden familieleden, vrienden of andere naasten geïnterviewd (Kitch & Hume, 2008; Somerstein, 2015).
18
Belangrijk is dus het feit dat het verhaal rond een bepaalde gebeurtenis heel vaak wordt verteld vanuit een persoonlijke beleving. Kitch (2002, p. 55) spreekt over “personalizing the past”. Kitch (2000) verwijst naar het werk van Elizabeth Bird (1997) wanneer ze stelt dat het publiek dergelijke human-interest verhalen in het nieuws makkelijker en beter gaat herinneren. Naast getuigend zijn deze persoonlijke verhalen ook vaker subjectief, emotioneel en, wanneer het gaat over tragische of dramatische gebeurtenissen, sentimenteel (Kitch, 2000). Verjaardagsjournalistieke berichten onderscheiden zich van de routine nieuwsberichtgeving in het feit dat ze geen nieuwe, recente of actuele gebeurtenissen behandelen. Zandberg et al. (2012) stellen dan ook dat nieuwsmedia de nieuwswaarde van dergelijke berichten moeten benadrukken. Vaak gaan de media daarbij uitpakken met invalshoeken die in het licht van het verleden nog niet eerder behandeld werden. Een methode die nieuwsmedia daarvoor gebruiken, is het voor de allereerste keer spreken met die getuigen. In het onderzoek naar de Israëlische herdenkingen van de Holocaust zagen Zandberg et al. (2012) bijvoorbeeld dat nieuwsprogramma’s overlevenden interviewden die vandaag en voor het eerst beelden van de Holocaust terugzagen. Niet alleen komen getuigen met hun verhaal tekstueel aan bod. Ook in de visuele verjaardagsjournalistiek ziet Somerstein (2015) dat naast afbeeldingen van de gebeurtenissen zelf – in dit geval de aanval op de WTC-torens van 9/11 – vooral getuigen afgebeeld worden. Verder zijn de onderschriften bij de afgedrukte foto’s ook vaak afkomstig van mensen die op bij de gebeurtenissen zelf aanwezig waren (Somerstein, 2015). Naast de ‘gewone’ getuigen, komen ook journalisten die op het moment van de feiten aanwezig waren, met hun verhalen, commentaren of visie aan het woord (Kitch, 2000; Li & Lee, 2013). Journalisten geven hun eigen subjectieve, interpretatieve en vaak emotionele kant van een bepaalde historische gebeurtenis (cfr. supra I 2.2; Li & Lee, 2013). Daarbij benadrukken die journalisten hun eyewitness credentials (Li & Lee, 2013, p. 841). Op basis daarvan wordt een zekere analytische en interpretatieve autoriteit en professionaliteit geclaimd: “it seems as though the credentials of “being there” suggest a privileged access to some kind of “truth” that remains valid for one’s entire journalistic career” (Li & Lee, 2013, p. 842). Ook journalisten zijn in hun getuigenissen, commentaren en observaties vaker emotioneel en subjectief: “reporters abandon the objective third person, adopting the subjective firstperson plural, a communal ‘we’” (Kitch, 2000, p. 178). Er kunnen dus wel enigszins vraagtekens geplaatst worden bij die ooggetuigenverslagen van journalisten. Wat niet wegneemt dat ze een belangrijke invloed hebben op de constructie van het collectief geheugen.
19
3.2 Dominante opvattingen Zoals eerder al gesteld, is verjaardagsjournalistiek belangrijk voor de constructie van het collectief geheugen. Wat de nieuwsmedia op de verjaardagen in herinnering brengen en wat ze, al dan niet bewust, vergeten, speelt een doorslaggevende rol in wat het publiek zich van het verleden herinnert en hoe ze zich ten opzichte van dat verleden positioneert (Edy, 1999; cfr. supra I 1.3.1, 1.3.4 en 2.2). Robinson (2009a, 2009b) stelt dat het onvermijdelijk is dat bepaalde passages uit het verleden in de herinnering eraan verloren gaan: “only a fraction of the event is remembered, and it is done so in a political or at least a hegemonic way” (Robinson, 2009b, p. 237). Het moet dus gezegd dat de verjaardagsjournalistieke constructie van het collectief geheugen vooral weerklank geeft aan de eliteconsensus (Keith, 2010; Li & Lee, 2013; Robinson, 2009a, 2009b). Li & Lee (2013) benadrukken verder dat die ideologische gekleurdheid vooral gaat spelen bij onderwerpen en gebeurtenissen die betrekking hebben op de nationale identiteit en bestempelen deze techniek als het strategisch gebruikmaken van de geschiedenis. Het kader waarbinnen de verjaardagsjournalistiek vorm krijgt, wordt erg beïnvloed door dominante socioculturele en politiek-ideologische perspectieven op de specifieke gebeurtenissen en het verleden in het algemeen (Li & Lee, 2013). Al kunnen zoals eerder gezegd wel kanttekeningen worden geplaatst bij een te beperkt beeld (Keith, 2010). Door enkel de dominante opvattingen te laten doorsijpelen in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving, gaat logischerwijze een heleboel informatie over het verleden verloren. Informatie, verhalen en beelden die zeker waardevol kunnen zijn (Keith, 2010; Zelizer, 1999). Een volledig beeld van het verleden of de geschiedenis van een sociale groep reconstrueren is zo goed als onmogelijk, maar bepaalde passages of elementen vergeten of negeren, kan kwalijke gevolgen hebben voor de toekomst van diezelfde sociale groep. In haar analyse van de visuele verjaardagsjournalistiek vijf en tien jaar na 9/11, merkt ook Somerstein (2015) dat vooral foto’s die passen binnen het hegemonisch-ideale beeld hergebruikt worden. Beelden die niet passen binnen het kader die de elitegroepen willen laten uitschijnen, worden niet opnieuw afgebeeld. Uiteraard moet hierbij worden vermeld dat de culturele nabijheid van een bepaald nieuwsmedium met de afgebeelde gebeurtenissen een belangrijke invloed heeft. Zo blijkt uit de studie van Somerstein (2015) vooral The New York Times, een toonaangevende Amerikaanse krant, in haar verjaardagsjournalistieke berichtgeving andere keuzes maakt dan het Franse Le Monde. De betrokkenheid bij een bepaalde historische gebeurtenis heeft dus absoluut een invloed op de vorm die de verjaardagsjournalistiek aanneemt. En tot slot, merken Watson en Chen (2014) op dat hoe langer een bepaalde gebeurtenis geleden is, hoe selectiever de verjaardagsjournalistieke berichtgeving wordt. Ook Keith (2012) vond in haar analyse van de 65ste verjaardag van de bevrijding van Parijs na WOII,
20
dat in vergelijking met de 60ste verjaardag, er niet alleen minder verjaardagsjournalistieke berichten waren, maar dat ze inhoudelijk ook beperkter waren
3.3 Kantelmoment en tijdscompressie Bij het wijzen op het belang van een verjaardag van een historische gebeurtenis, brengen journalisten volgens Li & Lee (2013) de feiten vaak terug naar een kantelmoment. Een reeks complexe gebeurtenissen vervaagt en wordt herleid tot één dramatisch, historisch moment: “that moment is frozen as epoch-making” (Li & Lee, 2013, p. 841). Teer-Tomaselli (2006) stelt dat enkele historische gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis, in verjaardagsjournalistieke berichtgeving vaak terug te brengen zijn tot één iconisch moment: de Tank Man die zich voor de vele tanks op het Tiananmenplein posteert of Nelson Mandela die zwaait bij zijn vrijlating. Ook Somerstein (2015) beschrijft het doorboren van de tweede WTC-toren als hét moment dat geassocieerd wordt met 9/11. Dat veel van die iconische momenten op beeld werden vastgelegd, speelt verder ook een doorslaggevende rol in de herinnering ervan (Li & Lee, 2013; Somerstein, 2015; Teer-Tomaselli, 2006; cfr. supra I 2.3). Li & Lee (2013) stellen dat door in dergelijke mate nadruk te leggen op dat ene kantelmoment lijkt het alsof de wereld opeens, onmiddellijk, direct en onverwacht helemaal op zijn kop stond. Daarbij worden de lange processen en complexe contexten die leidden tot dat moment waarop alles veranderde, uit het oog verloren. Al moet er ook rekening gehouden worden met de beperkte tijd- en ruimte van nieuwsmedia. De genreconventies – en nieuwsconventies in het algemeen – zorgen ervoor dat journalisten geen uitgebreide en uitvoerige beschrijvingen of verhalen kunnen brengen. Daarom moeten journalisten enige selectie doorvoeren en kiezen welke aspecten van de geschiedenis ze gaan her-vertellen (Watson & Chen, 2014).
3.4 Berichten over herdenking Naast berichten die het gebeurde verleden behandelen en de gebeurtenissen van toen opnieuw in herinnering brengen, kunnen ook de berichten over de herdenkingen onder de verjaardagsjournalistieke noemer worden geplaatst (Zandberg et al., 2012). Dit soort berichten focust op de herdenking van het verleden in het heden en behandelt bijvoorbeeld ceremonies, monumenten of gedenkplaatsen. De focus ligt dus niet op de gebeurtenissen zelf, maar op de herinnering ervan in het heden (Zandberg et al., 2012). Edy (1999, p. 75) definieert dit soort berichten als “event-oriented commemmoration”; de link met de gebeurtenissen uit het verleden is er nog wel, maar de focus ligt toch op het event waarbij de gebeurtenissen uit het verleden herdacht worden. Opvallend bij dit soort berichten is het feit dat de herinnerde gebeurtenissen vaak heel summier worden gebracht, waarbij heel wat nuance verloren gaat. Daar de focus op het herinneren in het heden ligt, is dat volgens Edy (1999) niet zo verrassend.
21
4
Conclusie en discussie
Het door een sociale groep gedeelde geheugen, het collectief geheugen, herinnert het verleden in het heden. Communicatie, nieuwsmedia en journalistiek spelen een belangrijke rol in het construeren, verspreiden en bestendigen van dat collectief geheugen. Aan journalisten wordt de belangrijke rol van storyteller over het verleden toegeschreven. Vooral bij de herinnering aan dramatische gebeurtenissen uit het verleden is de bindende rol van journalisten belangrijk. Nieuwsmedia creëren eenheid, leggen de gebeurtenissen uit en helpen het publiek bij het verwerken. Het verleden krijgt betekenis voor een sociale gemeenschap in die journalistieke verhalen. Gemediatiseerde voorstellingen van het verleden vullen de persoonlijke herinneringen aan of gaan het beeld volledig vervangen of vormen. Journalisten vertellen over en gebruiken het verleden op verschillende manieren. Edy (1999) beschrijft drie categorieën in herdenkingen, historische analogieën en historische contexten. Verjaardagsjournalistieke berichtgeving, berichten over het verleden die verschijnen naar aanleiding van de verjaardag van een bepaalde gebeurtenis, zijn erg belangrijk voor het collectief geheugen. Welke elementen of passages die al dan niet worden opgenomen in die berichtgeving bepaalt deels hoe een sociale gemeenschap ten opzichte van het verleden staat. Internationaal onderzoek wijst op enkele specifieke verjaardagsjournalistieke kenmerken, patronen, technieken en trends. Zo zijn dergelijke stukken vaak veel minder objectief en emotioneler, persoonlijker en gedramatiseerd. Daarnaast worden ook vooral de ideologisch-dominante opvattingen herverteld en worden elementen die niet passen in dat beeld ‘vergeten’ of genegeerd. Verjaardagsjournalistieke berichtgeving krijgt vooral vorm op basis van individuele getuigenissen en hercirculerende, iconische foto’s. Opvallend is de tijdscompressie, het terugbrengen van de complexe gebeurtenissen naar een kantelmoment.
22
II. METHODOLOGIE EN ONDERZOEKSOPZET Uit de literatuurstudie blijkt dat onderzoek naar de rol van journalistiek en verjaardagsjournalistiek op het collectief geheugen voornamelijk vanuit een Angelsaksische invalshoek vertrekt, waarbij de focus ligt op historische en vaak dramatische gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis. Zo zijn er casestudies rond 9/11 (Somerstein, 2015), de protesten op het Tiananmen-plein (Li & Lee, 2013) of orkaan Katrina (Robinson, 2009a, 2009b). Daarnaast is er ook een pak literatuur te vinden in verband de constructie van het collectief geheugen in journalistieke berichtgeving rond de Holocaust (Meyers, 2002; Zandberg et al., 2002; Zelizer, 1999). Een Vlaamse of bij uitbreiding Belgische case blijft in het onderzoek naar verjaardagsjournalistiek en de invloed op het collectief geheugen onderbelicht. Dit masterproefonderzoek toetst de Vlaamse verjaardagsjournalistieke berichtgeving die rond de verjaardagen van het Heizeldrama (29 mei 1985) verscheen aan de gevonden literatuur. Concreet wordt nagegaan of de aanpak van vier Vlaamse kranten overeenkomt met de technieken, patronen en trends die we terugvonden in de literatuur (cfr. supra I). Het eerste empirische deel bestaat voornamelijk uit een kwalitatieve inhoudsanalyse waarbij wordt nagegaan of de Vlaamse verjaardagsjournalistiek overeenkomt met de internationale literatuur. In een tweede luik gaan we na op welke manier de gebeurtenissen van 29 mei 1985 beschreven worden en hoe de Vlaamse pers dus het collectief geheugen aan het Heizeldrama construeren en beïnvloeden. De methode voor het onderzoek naar de constructie van het collectief geheugen baseren we voornamelijk op de Critical Discourse Analysis van Fairclough (1992, 1995). Daarbij wordt naast de tekstuele dimensie ook rekening gehouden met de productie- en socioculturele praktijk.
1
Het Heizeldrama (29 mei 1985)
Op 29 mei 1985 vormde het Heizelstadion in Brussel het decor voor de Europacup I-finale tussen het Engelse Liverpool FC en het Italiaanse Juventus Turijn, twee van de beste voetbalploegen van het moment. De Engelsen verdedigden in Brussel hun Europese beker met Liverpool-legendes Kenny Dalglish en Ian Rush in de spits. Maar ook het team van Juventus bestond uit een aantal topspelers, waaronder huidig UEFA-voorzitter Michel Platini, de Pool Boniek en een groot deel van de Italiaanse nationale ploeg die in 1982 wereldkampioen werd. Een absolute topaffiche dus. Dat het Heizelstadion, geopend in 1930, er bouwvallig en erg onveilig bij lag, was voor de organisatoren geen reden om de wedstrijd ergens anders te laten doorgaan. De controleurs van de UEFA zagen de gebreken van de Heizel niet. Zelfs toen bestuursleden van beide clubs kenbaar maakten aan de organisatie dat brokstukken en andere projectielen zomaar los voor het grijpen lagen,
23
wilde men van geen wijken weten. Voor de finale tussen de twee Europese grootmachten, was het Heizelstadion volledig volgelopen. Beide ploegen hadden elk bijna 25.000 supporters meegebracht. De twee grote delen achter de doelen, allemaal staanplaatsen, waren verdeeld in drie vakken. Aan de ene kant van het stadion, de vakken O, N en M, voor de Juventus-supporters, aan de overkant van het terrein beschikten de fans van Liverpool over de vakken X en Y. Het derde vak aan de Liverpoolzijde, vak Z, was voorbehouden voor neutrale Belgische en Luxemburgse fans. En net in dat neutrale vak liep het mis. Een groot aantal tickets voor vak Z kwamen via de zwarte markt of andere kanalen in handen van Italiaanse supporters. Een dik uur voor de voorziene aftrap loopt het uit de hand en verandert vak Z in een chaos. De Liverpool-supporters breken door de weinig stevige dranghekken en trekken vol geweld het vak met Italiaanse en Belgische supporters binnen. In het gewoel, geduw en getrek raken heel wat mensen klem. Tientallen supporters proberen via het muurtje aan de zijkant van vak Z te vluchten. En wanneer dat muurtje het onder het gewicht van die vele mensen, begeeft, vallen verschillende doden en gewonden. Uiteindelijk komen 39 mensen om, vooral Italianen en vallen er meer dan 400 gewonden. Ondanks het dodelijke geweld, wordt beslist om de finale toch te spelen. De Franse sterspeler van Juventus, Michel Platini, maakt net voor het uur het winnende doelpunt. Pas na de wedstrijd is voor velen duidelijk welke dimensies het Heizeldrama aangenomen heeft. Initieel wordt de Liverpool-aanhang met de vinger gewezen, de dronken hooligans onder de Engelse supporters die 39 mensen van het leven beroofden. Maar daarnaast krijgen ook de UEFA, de Belgische organisatoren en de ordediensten het in de nasleep van het Heizeldrama zwaar te verduren. De erbarmelijke staat van het Heizelstadion en het weinig georganiseerd optreden van politie en rijkswacht hebben minstens bijgedragen aan de onfortuinlijke gebeurtenissen. En ook aan de top van de Belgische politiek zorgt het Heizeldrama voor heel wat deining. In de jaren die volgden op het Heizeldrama werden verschillende mensen strafrechtelijk veroordeeld. Sportief gezien heeft het Heizeldrama verstrekkende gevolgen voor de Engelse voetbalclubs. Op initiatief van de Engelse voetbalbond (de Football Association) en met de steun van toenmalig Brits premier Margaret Thatcher, weert de UEFA alle Engelse clubs voor vijf jaar uit de Europese bekercompetities. Liverpool zelf wordt zes jaar weerhouden (BBC, n.d.; Van Riemsdijk & Deglas, 2005). Naast sportieve gevolgen zorgde het Heizeldrama ervoor dat er – al dan niet met succes – een nieuwe wind waaide in Europa en zeker in België, inzake stadionveiligheid, aanpak van hooligans en organisatie van grote wedstrijden (Lagae, 2010). Voor Belgische, Engelse en vooral Italiaanse voetballiefhebbers had het Heizeldrama een enorme emotionele nasleep (Van Riemsdijk & Deglas, 2005). Het Heizeldrama is één van de zwaarste rampen in een voetbalstadion in de geschiedenis van het Europese voetbal. Mede doordat het drama zich afspeelde net voor de finale van een belangrijke
24
Europese competitie én het feit dat het twee absolute topteams ging, spreken de gebeurtenissen tot de verbeelding. Lars-Christer Olsson, UEFA chief executive tussen 2003 en 2007, noemde het Heizeldrama dan ook “the darkest hour in the history of UEFA competitions” (Meenaghan, 2012).
2
Wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het Heizeldrama
Het Heizeldrama kent qua wetenschappelijke benadering meestal een louter feiten-gerelateerde aanpak en het merendeel van de studies naar de gebeurtenissen op 29 mei 1985 situeren zich dan ook eind jaren 1980. We kunnen bijvoorbeeld verwijzen naar het boek van Bataille, Geysen en Suetens (1988) dat focust op de rol van de ordediensten en de organisatie bij de gebeurtenissen, het werk van ’t Hart en Pijnenburg, Het Heizeldrama (1988) focust vooral op de besluitvorming in crisis- en rampensituaties vertrekkende vanuit de Heizeldrama-feiten of naar het onderzoek van Rabbie (1989), dat vooral focust op het geweld en het hooliganisme dat een doorslaggevende rol speelde bij het Heizeldrama. En ook het uitgebreide boek Le Heysel: une tragédie européenne van Jean-Philippe Leclaire (2005) – een journalist nota bene – vertelt het verhaal van de feiten en analyseert de gebeurtenissen. Het is duidelijk dat onderzoek met betrekking tot de gebeurtenissen op 29 mei 1985 in het Heizelstadion, zich voornamelijk bezighoudt met de oorzaken, ontplooiing, de gebeurtenissen zelf en de onmiddellijke gevolgen ervan. Hoewel er wel literatuur te vinden is in verband met de rol van de media bij hooliganisme en stadionrampen (Carnibella, Fox, Fox, McCann, Marsh & Marsh, 1996), is er amper uitgewerkt onderzoek naar hoe de gebeurtenissen en de nasleep van het Heizeldrama in de binnen- en/of buitenlandse pers werd beschreven. Noch over de korte tijdspanne na 29 mei 1985, noch over een langere periode. Communicatiewetenschappelijk onderzoek naar het Heizeldrama ontbreekt dus voorlopig.
3
Onderzoeksvragen
Met het masterproefonderzoek naar de verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond het Heizeldrama vullen we dus, op het knooppunt van journalism and memory studies, een hiaat in het communicatiewetenschappelijk onderzoek in. Vertrekkende vanuit de journalistieke berichtgeving verschenen naar aanleiding van de verjaardagen van het Heizeldrama, wordt nagegaan op welke manier
de
Vlaamse
kranten
aan
verjaardagsjournalistiek
doen.
Concreet
wordt
de
verjaardagsjournalistieke berichtgeving getoetst aan de patronen, trends en methoden die de internationale literatuur omschrijft. De te onderzoeken variabelen worden uit de internationale literatuur
rond
collectief
geheugen
en
de
rol
van
journalistiek,
in
het
bijzonder
verjaardagsjournalistiek, gehaald (cfr. supra I 1, 2 en 3).
25
Uit de literatuurstudie (cfr. supra I) blijkt dat niet aan alle verjaardagen van historische gebeurtenissen even veel belang wordt toegeschreven. Zo blijkt dat rond mijlpalen – voornamelijk vijf- en tienvouden – veel meer verjaardagsjournalistieke berichten gepubliceerd worden dan bij willekeurige verjaardagen zoals bijvoorbeeld de 27ste verjaardag (Keith, 2010). Door bovendien ook de dertigste verjaardag mee op te nemen, spant het onderzoek zich over drie decennia. Gezien de grote tijdspanne sinds het jaar van de gebeurtenissen, opteren we voor het masterproefonderzoek voor drie ijkpunten: tien jaar, twintig jaar en dertig jaar na de feiten. Gezien die dramatische 29 mei dit jaar exact dertig achter ons ligt, is 2015 in dit opzicht een belangrijk en relevant jaar voor (de berichtgeving) rond het Heizeldrama. De onderzoeksvraag in dit eerste luik van het empirisch onderzoek luidt: “Op welke manier doet de Vlaamse pers aan verjaardagsjournalistiek met betrekking tot het Heizeldrama van 29 mei 1985?” Zoals de literatuurstudie aangeeft, zijn massacommunicatie- en nieuwsmedia erg belangrijk voor de constructie van de gedeelde herinnering aan een belangrijke gebeurtenis binnen een bepaalde groep, gemeenschap of maatschappij (Edy, 1999; Watson & Chen, 2014; Zelizer, 2008; cfr. supra I). In een tweede onderzoeksfase wordt de constructie van het collectief geheugen van naderbij onderzocht. Aan de hand van een kritische discoursanalyse, gebaseerd op de basiswerken binnen dit methodologisch kader van Fairclough (1992, 1995), wordt gekeken welk beeld van en welke herinnering aan het Heizeldrama de verjaardagsjournalistieke berichtgeving construeert en op welke manier de Vlaamse pers het collectief geheugen en het referentiekader ten aanzien van het Heizeldrama van de lezers vormt. Uit de literatuurstudie blijkt dat vooral de ideologisch en sociocultureel dominante opvattingen in verjaardagsjournalistieke berichten hercirculeren. Een kritische discoursanalyse is verder ook interessant omdat er naast de tekst ook met de productie- en socioculturele context rekening wordt gehouden. Tussen de gebeurtenissen van 29 mei 1985 en 2015 ligt dertig jaar, waarin niet alleen de productiekant heel wat veranderingen hebben ondergaan, maar ook de veranderingen in de setting waarbinnen de kranten werden gemaakt, implicaties hebben op de verjaardagsjournalistieke publicaties. In het tweede luik wordt een antwoord geformuleerd op volgende onderzoeksvraag: “welke herinnering aan het Heizeldrama construeren de Vlaamse kranten in hun verjaardagsjournalistieke berichtgeving tien, twintig en dertig jaar na de feiten?” Is er sprake van een volledig en allesomvattend beeld of worden bepaalde passages uit het collectief geheugen geweerd? Zorgt de Vlaamse pers ervoor dat het Heizeldrama als een gevolg van menselijke fouten wordt herinnerd door met de vinger te wijzen naar de één of de andere partij? Welke verhalen, woorden en beelden worden gebruikt? Op welke (soorten) bronnen steunen de journalisten om de herinnering te brengen?
26
4
Onderzoekscorpus
De focus van het onderzoek ligt op de Vlaamse pers waarbij de vier in Vlaanderen wijdverspreide kranten van naderbij worden bekeken. Het gaat concreet dus om Het Nieuwsblad (NB), De Morgen (DM), Het Laatste Nieuws (HLN) en De Standaard (DS), telkens een populaire en kwaliteitskrant van de twee grote Vlaamse krantengroepen. Gezien het relatief groot aantal kranten opteren we voor een periode van drie weken rond 29 mei, waarbij alle artikels in verband met (een herdenking van) het Heizeldrama in het onderzoek worden opgenomen. Robinson (2009b) nam in haar onderzoek met betrekking tot de verjaardag van orkaan Katrina een sample van twee weken rond de dramatische datum aan krantenartikels. Uit onderzoek van o.a. Robinson (2009b) en Keith (2010) blijkt dat vooral in de aanloop naar de verjaardag van een bepaalde gebeurtenis veel verjaardagsjournalistieke berichtgeving verschijnt. Daarom opteren we voor een periode van twee weken voor en één week na de 29ste. Heel concreet betekent dit dus: tussen 14 mei1 1995 en 5 juni 1995, 2005 en 2015. Het onderzoekscorpus omvat alle geschreven persartikels die verschenen op papier. Ook opiniestukken en columns worden mee opgenomen in de analyse, dit omdat dergelijke journalistieke producten erg belangrijk blijken voor de constructie van het collectief geheugen (Edy, 1999; Li & Lee, 2013). Gezien de moeilijkheid bij het vinden van onlineartikels in de periode voor 2005 wordt de onlinejournalistiek niet mee opgenomen in het onderzoek. Indien we dit wel zouden doen, krijgen we een relatief groter aandeel artikels in 2015, waardoor die periode heel wat zwaarder zou doorwegen. Gezien het belang van woord én beeld voor verjaardagsjournalistieke berichten (cfr. supra I 2.1 en 2.3), hebben we de artikels nodig in de versie zoals ze ook op papier verschenen. GoPress biedt weliswaar ruime mogelijkheden om de nodige artikels terug te vinden, maar geeft enkel de tekst weer. Daarnaast kunnen we met GoPress ook niet terugkeren naar 1995. Om over alle gedrukte krantenartikels te kunnen beschikken, hebben we een beroep gedaan op het archief van de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel. Na het raadplegen van de verschillende kranten in Brussel zelf, bestelden we de nodige artikels in zwart-wit-kopie en op A4-formaat. Voor de artikels die verschenen in 2015 deden we beroep op de bibliotheek van de vakgroep Communicatiewetenschappen aan de Universiteit Gent. Aangezien de kranten daar dagelijks worden bijgehouden, konden we de nodige titels raadplegen en de verjaardagsjournalistieke stukken zelf kopiëren. Op die manier beschikken we voor het masterproefonderzoek over de artikels in de versie zoals ze effectief verschenen. Het totale onderzoekscorpus omvat 119 stukken.
1
Zaterdag 14 mei 2005 wordt ook mee opgenomen omdat op zondag 15 mei 2005 geen kranten verschenen. Het weekend, twee weken voor het Heizeldrama, blijkt echter ook belangrijk te zijn voor de verjaardagsjournalistieke berichtgeving.
27
Figuur 1 Aantal gepubliceerde stukken per krant per jaar opgenomen in het masterproefonderzoek
Aantal gepubliceerde stukken per krant per jaar 1995
2005
2015
33
29
19 5
10
8
2
Het Nieuwsblad
1 De Standaard
7
2
Het Laatste Nieuws
3
0
De Morgen
Opvallend is de hoeveelheid verjaardagsjournalistieke artikels die enerzijds Het Nieuwsblad in 1995 en anderzijds De Standaard in 2005, publiceerden. Beide Mediahuis-kranten voorzagen voor de respectievelijk tiende en twintigste verjaardag van het Heizeldrama een specifieke reeks die gedurende de week voor 29 mei verscheen. Ook De Morgen bracht in 2005 een uitgebreide reeks naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het Heizeldrama. De redactionele keuze voor dergelijke reeksen past in de kanttekening die Li & Lee (2013) maakten. Zij stelden immers dat de verjaardag waaraan het meest belang wordt toegeschreven “largely an editorial decision is” (Li & Lee, 2013, p. 841). Het Laatste Nieuws brengt zowel voor de tiende als voor de twintigste verjaardag een gelijkaardige hoeveelheid verjaardagsjournalistieke berichten. In tegenstelling tot 1995 en 2005 brengt geen enkele van de vier Vlaamse kranten in 2015 een speciale reeks in aanloop naar de verjaardag van het Heizeldrama. De stukken rond het Heizeldrama verschijnen enkel de dag zelf en in het weekend van 30 en 31 mei. 2015 valt vooral op door de beperkte hoeveelheid verjaardagsjournalistieke berichten.
5
Kwalitatieve inhoudsanalyse
Het toetsen van de verjaardagsjournalistieke berichtgeving aan de door de literatuur voorgeschreven patronen, methoden en trends doen we aan de hand van een kwalitatieve inhoudsanalyse. Aangezien we al enkele specifieke kenmerken van verjaardagsjournalistiek uit de internationale literatuur konden halen, concentreert de inhoudsanalyse zich dan ook op die punten. Kwalitatieve inhoudsanalyse, een van de vele onderzoeksmethoden die gebruikt worden om tekst te analyseren (Hsieh & Shannon, 2005), wordt gezien als een flexibele methode voor het analyseren van tekstuele data (Cavanagh, 1997) en de specifieke aanpak hangt af van de theoretische en praktische noden van het onderzoek en het bestudeerde onderwerp (Hsieh & Shannon, 2005; Weber, 1990). Voor
28
Hsieh & Shannon (2005, p. 1278) is kwalitatieve inhoudsanalyse de methode voor de interpretatie van tekst “through a systematic classification process of coding and identifying themes or patterns”. Kwalitatieve inhoudsanalyse gaat dus verder dan het tellen van woorden en heeft het classificeren van grote stukken tekst voor ogen (Weber, 1990). Om valide claims met betrekking tot de teksten te kunnen maken is het belangrijk om consistent gebruik te maken van betekenisvolle categorieën (Weber, 1990). De kwalitatieve poot van inhoudsanalyse is doorheen haar geschiedenis vaak een onderwerp van methodologische kritiek geweest. Voorstanders van kwantificeerbare methodes doen de kwalitatieve methodes af als pure interpretatie die steunen op subjectieve argumenten en daarenboven inconsistent zijn (Krippendorff, 2013). Kwalitatief onderzoek is zachte wetenschap, onwetenschappelijk, enkel verkennend en erg subjectief (Denzin & Lincoln, 2000). Verdedigers van kwalitatieve inhoudsanalyses benadrukken echter dat eenzelfde tekst meerdere interpretaties, alternatieve perspectieven of kritische lezingen toelaat. Daarnaast wijst Krippendorff (2013) ook nadrukkelijk op het belang van uitgewerkte literatuurstudies waarnaar onderzoekers die kwalitatieve methoden gebruiken kunnen verwijzen en waarmee ze parallellen kunnen trekken.
5.1 Deductieve inhoudsanalyse Concreet voor dit onderzoek wordt de verjaardagsjournalistieke berichtgeving in de Vlaamse pers getoetst aan de patronen, trends en categorieën die teruggevonden worden in de literatuur (cfr. supra I). Met die aanpak komen we bij wat Hsieh en Shannon (2005, p. 1281) directed content analysis noemen. Door Moretti, van Vliet, Bensing, Deledda, Mazzi, Rimondini, Zimmermann en Fletcher (2011) ook wel deductieve inhoudsanalyse genoemd. Het grote verschil met de andere kwalitatieve inhoudsanalyses zit in de bron van de codes. Bij directed content analysis doet de onderzoeker beroep op reeds bestaande theorieën en studies om tot sleutelconcepten, variabelen en categorieën te komen. Tijdens de analyse zelf komen daar wel vaak nog codes of categorieën bij. Een directed content analysis verloopt volgens Hickey en Kipping (1996) vaak gestructureerder, doordat het onderzoek zich dus enigszins laat leiden door de bestaande theorieën en eerdere coderingen en categorieën. De resultaten van een dergelijke aanpak levert uiteindelijk een codering op die op sommige vlakken de literatuur ondersteunt en daarnaast nieuwe of met de literatuur tegenstrijdige elementen blootlegt (Hsieh & Shannon, 2005). Door ook passages te coderen, die de theorie in eerste instantie niet voorschrijft, kunnen nieuwe inzichten worden toegevoegd. Aangezien het doel van ons masterproefonderzoek het toetsen van de Vlaamse pers aan de bestaande patronen, methoden en trends is, draagt deze deductieve vorm van inhoudsanalyse onze voorkeur weg. Het grote nadeel van dergelijke methodologie is een zekere vooringenomenheid, vooronderstelling en vertekening. Hsieh en Shannon (2005) stellen dat bij het zoeken naar bepaalde categorieën, in de teksten vaak eerder theorie- of literatuurondersteunende elementen worden teruggevonden. De
29
limieten van een directed content analysis hebben duidelijk te maken met issues van neutraliteit, stabiliteit en objectiviteit. Daarom is het belangrijk om te steunen op een sterke literatuurstudie die de waarde van de vooraf opgestelde categorieën, patronen, trends en codes bevestigd. Daarnaast is de kans groot dat bij een dergelijke inhoudsanalyse de context enigszins uit het oog verloren wordt (Hsieh & Shannon, 2005). Volgens Krippendorff (2013) worden bij kwalitatieve onderzoeken andere criteria gebruikt dan de kwantitatieve meters betrouwbaarheid en geldigheid. Welke dan wel moeten worden gebruikt is in de literatuur vaak voer voor debat. Er is dan ook geen echte standaard of consensus om de kwaliteit aan te geven. Toch duiden Krippendorff (2013, p. 89) en Denzin en Lincoln (2000, p. 13) op enkele kwaliteitscriteria zoals betrouwbaarheid (trustworthiness), geloofwaardigheid (credibility), overdraagbaarheid (transferability), verantwoordelijkheid (accountability), reflexiviteit (reflexivity) en confirmability, de graad waarin het onderzoek kan worden overgedaan. Een kritische en zelfreflexieve houding is uiteraard belangrijk.
6
Kritische discoursanalyse (Critical Discourse Analysis)
Voor het onderzoek naar de constructie van het collectief geheugen in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond het Heizeldrama, beroepen we ons op een kritische discoursanalyse op basis van de aanpak van Fairclough (1992, 1995). Discours wordt door Jorgensen en Phillips (2002, p. 1) gedefinieerd als “a particular way of talking about and understanding the world or an aspect of the world”. Al gaat discours ook vaak juist over wat niet gezegd wordt (Vultee ,2009). Discours komt met andere woorden overeen met de taal die in bepaalde sociale praktijken al dan niet gebruikt wordt. Daarbij is taal verre van neutraal (Joye, 2010). Discours representeert en reflecteert de wereld maar construeert daarnaast diezelfde realiteit door betekenis toe te schrijven aan de wereld, identiteiten en de sociale relaties (Jorgensen & Phillips, 2002; Joye, 2010). Fairclough (1995) ziet discours als een belangrijke sociale praktijk die enerzijds kennis, sociale relaties en identiteiten beïnvloedt, maar anderzijds evengoed mee gevormd wordt door andere sociale praktijken, structuren en omgevingen (Jorgensen & Phillips, 2002). Hoewel de analyse van tekst en beeld ook in Fairclough’s methodologie erg belangrijk is, volstaat zuiver tekstuele analyse volgens hem niet (Jorgensen & Phillips, 2002). Het drie-dimensionele model van Fairclough is gebaseerd op de veronderstelling dat een tekst op zich nooit voldoende geanalyseerd kan worden en bijgevolg nooit volledig betekenisvol begrepen kan zijn. Tekst kan enkel worden bestudeerd in relatie met andere teksten en de bredere sociale context (Jorgensen & Phillips, 2002). Fairclough (1995) stelt dat mediadiscoursanalyse de studie van zowel de tekst, de discursieve als de socioculturele praktijk inhoudt. De discursieve praktijk is zoveel als de productie en de receptie van de
30
tekst, terwijl de socioculturele praktijk wijst op het belang van de sociale, politieke, historische en institutionele context waarin een bepaalde mediatekst geproduceerd wordt: “Every instance of language use is a communicative event consisting of three dimensions: (1) it is a text (speech, writing, visual image or a combination of these), (2) it is a discursive practice which involves the production and consumption of texts and (3) it is a social practice” (Jorgensen & Phillips, 2002, p. 68). Door de interdependentie tussen de dimensies is het nemen van een analysestartpunt volgens Janks (1999) eerder een arbitraire keuze van de onderzoeker. In kritische discoursanalyse zit een maatschappijkritisch element, waarbij vaak gefocust wordt op ideologie, machtsrelaties en sociale onrechtvaardigheid en ongelijkheid (Jorgensen & Phillips, 2002). Hiermee komen we meteen bij de kritieken op kritische discoursanalyse. Naast de openheid van de methodologie zijn vooral het politieke engagement van de onderzoekers en het vaak negativistische standpunt volgens Breeze (2011) enkele van de vaakst geuite kritieken op de methode. Daarnaast stellen Jorgensen en Phillips (2002) ook dat kritische discoursanalyse pretendeert misrepresentatie enigszins recht te kunnen zetten en bijgevolg de realiteit die bestudeerd wordt beter of zelfs volledig te kennen. Tot slot geeft Janks (1999) de moeilijkheid aan door te wijzen op het feit dat we als lezer of onderzoeker vaak dezelfde codes en hetzelfde dominante discours delen met de schrijver van de mediatekst. Een kritische invalshoek en een bewustzijn van de geuite kritieken is dus nodig om met dit masterproefonderzoek interessante inzichten in verband met de constructie van het collectief geheugen rond het Heizeldrama op te leveren. Daarenboven kent de literatuur in verband met het collectief geheugen, de nieuwsmedia en journalistiek een belangrijke rol van betekenisconstructeur toe. Door met een discoursanalyse dicht bij de tekst en de betekenis te blijven, wordt die rol van nabij onderzocht. Daarnaast wordt met een kritische discoursanalyse ook de sociale en discursieve context mee opgenomen in de analyse. Door de productie- en historische context minder of niet op te nemen, schiet een zuivere tekstuele inhoudsanalyse te kort.
6.1 Tekstanalyse De tekstanalyse focust op de structurele en inhoudelijke elementen van de tekst. Om een antwoord te formuleren op onze onderzoeksvraag naar de constructie van het collectief geheugen is het essentieel om dicht bij de tekst te blijven. Door een gedetailleerde, doorgedreven tekstuele analyse te doen, is het mogelijk om na te gaan welk discours en bijgevolg welke herinnering aan de gebeurtenissen primeert in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving (Janks, 1999; Jorgensen & Phillips, 2002; cfr. supra I). De analyse van de structuur van de tekst gebeurt op een macroniveau en daarbij wordt voornamelijk gekeken naar de manier waarop de tekst is opgebouwd. Titels, lead, lengte van het artikel, aantal
31
alinea’s,… zijn hier allemaal van belang (Schneider, 2013). Verder moet ook rekening gehouden worden met de visuele opmaak van het artikel. In welke mate worden foto’s gebruikt en hoe groot worden die beelden afgedrukt? Is er sprake van een specifieke paginakop of reeks om de verjaardagsjournalistieke berichten te bundelen? Op welke manier wordt gebruik gemaakt van citaten? Daarnaast speelt de thematiek van het artikel ook een belangrijke rol. En tot slot moet worden nagegaan welke bronnen geraadpleegd worden: wie wordt geciteerd (politici, spelers, ordediensten, getuigen?) en wie wordt, al dan niet bewust, vergeten. Hierbij wijst Fairclough (1992) op het belang van de relatie tussen zij die spreken en de vraag naar wie daarbij aan agendasetting doet. Op een microniveau wordt achtereenvolgens het zins- en het woordniveau van dichterbij bekeken. Op zinsniveau wordt zo bestudeerd welke werkwoorden en in welke vorm gebruikt worden. Zo is het onderscheid tussen actief en passief gebruikte werkwoorden erg belangrijk binnen een discoursanalyse. Verder wijzen verschillende onderzoekers (Conboy, 2007; Fairclough, 1992, 1995; Jorgensen & Phillips, 2002) op het belang van transitiviteit, nominalisaties en modaliteiten. Transitiviteit focust op de manier waarop bepaalde gebeurtenissen en acties al dan niet verbonden worden met een subject. Een intransitief gebruikt werkwoord kan bijvoorbeeld de ware actor verbergen (Conboy, 2007). Een ander techniek die de verantwoordelijke van een bepaalde actie verbergt, is het gebruikmaken van nominalisatie. Daarbij staat een zelfstandig naamwoord in voor de gebeurtenis (Jorgensen & Phillips, 2002). Modaliteiten ten slotte hebben te maken met hoeveel waarschijnlijkheid er in de uitspraken wordt gelegd. De analyse op woordniveau focust op vaak terugkerende termen, bepaalde grammaticale constructies of het hanteren van metaforen, beeldspraak en andere stijlfiguren (Schneider, 2013). Verschillende woord- of grammaticale keuzes wijzen op een verschillend discours (Janks, 1999). In het masterproefonderzoek wordt zo onder andere gekeken naar welke lexicale keuzes de journalisten maken in het beschrijven van de gebeurtenissen en de herinnering eraan. Hoe wordt bijvoorbeeld verwezen naar de Liverpool- en Juventus-aanhang? Op welke manier worden organisatie en ordediensten vermeld? Daarnaast worden ook eufemismen, labels of evaluaties en andere beschrijvende technieken onderzocht.
6.2 Analyse van de discursieve praktijk De analyse van die discursieve praktijk focust op de manier waarop journalisten, redacties en kranten in het algemeen, zich beroepen op bestaande discourses en hoe lezers gekende discourses en genres gaan gebruiken in de consumptie en interpretatie van de tekst. In het masterproefonderzoek ligt de voornaamste focus bij de analyse van de discursieve praktijk op de productiecontext. De receptiecontext onderzoeken zonder daarbij het publiek te raadplegen – wat we in het kader van de masterproef niet kunnen doen – is niet alleen moeilijk, maar levert ook weinig op. Jorgensen en
32
Phillips (2002) stellen daarnaast dat zeer weinig onderzoekers die gebruikmaken van kritische discoursanalyse receptiecontext sociologisch onderzoeken. Bij de analyse van de productiecontext in een journalistieke context wordt vooral het bestuderen van de achtergrond van de bepaalde journalist en krant bedoeld (Jäger, 2004). Verder legt Fairclough (1995) in zijn analyses vaak de nadruk op interdiscursiviteit2 – op welke bestaande discoursen beroept men zich – en intertekstualiteit – op welke bestaande teksten en beelden doet men een beroep.
6.3 Analyse van de sociale praktijk Naast de analyse van de productiecontext komt het er bij een kritische discoursanalyse ook op aan om de bredere socioculturele en historische context te analyseren. Bij die analyse kijken we naar de politieke, sociale en culturele omgeving en periode waarin het onderzoeksmateriaal geschreven en gepubliceerd werd. Fairclough (1995) stelt dat in het proces van analyse en interpretatie de situationele en intertextuele context centraal staan. En volgens Janks (1999) is het belangrijk om in te zien dat de selectie van de specifieke woorden, zinnen en beelden verbonden zijn aan de historische condities. In de studie van de sociale praktijk en de analyse van structuren en instituties buiten het productionele om, kunnen de conclusies omtrent de rol van de verjaardagsjournalistieke berichten en de invloed van de instituties daarop gemaakt worden.
2
Fairclough (1995) ziet interdiscursiviteit en intertekstualiteit als een teken van zowel stabiliteit of continuïteit als van instabiliteit of verandering. De mate waarin journalisten gebruikmaken van reeds bestaande of conventionele teksten, vormen of discoursen toont aan in hoeverre de dominante opvattingen doorsijpelen.
33
III. EMPIRISCH ONDERZOEK 1
Verjaardagsjournalistiek in de Vlaamse pers
1.1 Speciale reeksen en paginakoppen Hoewel het Heizeldrama zich voordeed in de marge van een erg belangrijke voetbalwedstrijd, kan niet echt gesteld worden dat de verjaardagsjournalistieke berichtgeving eenduidig onder de noemer van sportjournalistiek past. De stukken over het Heizeldrama worden veelal ingepast in de algemene berichtgeving. Zoals gesteld bij het onderzoekscorpus (cfr. supra II 1.4) maken verschillende kranten de keuze om naar aanleiding van de verjaardag van het Heizeldrama een reeks specifieke stukken te brengen. Op Het Laatste Nieuws na, gaan alle Vlaamse kranten die in het onderzoek werden opgenomen, een dergelijke reeks artikels in aanloop naar 29 mei brengen. Het Nieuwsblad doet dat naar aanleiding van de 10de verjaardag, De Standaard en De Morgen in de dagen en weken voor de 20ste verjaardag van het Heizeldrama. De titels van de speciale reeksen komen vooral bij de Mediahuis-kranten overeen. In Het Nieuwsblad werd in 1995 gekozen voor “Heizeldrama, tien jaar later”, terwijl De Standaard in 2005 voor “20 jaar na het Heizeldrama” kiest. De reeks van De Morgen kreeg de titel “Ooggetuigen van het Heizeldrama”. De nadruk op het belang van getuigen voor verjaardagsjournalistieke berichtgeving is hier al duidelijk (cfr. infa III 1.3). Erg opvallend is wel het feit dat De Morgen in 2005 de verjaardagsjournalistieke berichtgeving heel erg vroeg inplant. Het eerste stuk in de zesdelige reeks verschijnt in de weekendkrant van 14 en 15 mei 2005, twee voor de datum van het Heizeldrama. De reeksen van Het Nieuwsblad en De Standaard beginnen respectievelijk 5 en 6 dagen voor de verjaardag van het Heizeldrama. Voor deze opmerkelijke keuze van De Morgen is in de krant zelf geen verklaring te vinden. Er waren in 2005 geen nieuwsfeiten die de krantenpagina’s dusdanig domineerden of ervoor zorgden dat de verjaardagsjournalistiek ‘moest uitwijken’. Verder kan worden opgemerkt dat de berichtgeving van De Standaard op 29 mei 1995, op de foto’s en enkele details na, volledig hetzelfde is als enkele van de stukken uit Het Nieuwsblad. Aangezien Het Nieuwsblad en De Standaard elkaars zusterkranten zijn, is dat niet zo verbazend. Binnen Corelio, ondertussen Mediahuis, staat Het Nieuwsblad meer in voor het algemene en het sportnieuws, terwijl De Standaard zich traditioneel focuste op de hardere, vooral politieke berichtgeving (De Bens & Raeymaeckers, 2010). Het feit dat er al zo vroeg wordt begonnen met de verjaardagsjournalistieke aanloop, toont wel aan dat redacties dergelijke berichtgeving ruim op voorhand inplannen. Deze vaststelling onderschrijft wat
34
eerder in de literatuurstudie teruggevonden werd en toont aan dat verjaardagsjournalistiek een specifieke vorm van kalenderjournalistiek uitmaakt. In tegenstelling tot 1995 en 2005 zijn er in 2015 geen van deze speciale reeksen terug te vinden in de kranten. 2015 blijkt overigens over het algemeen een mager jaar wat de verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond het Heizeldrama betreft. Daarnaast kiezen de Vlaamse kranten qua opmaak ook voor specifieke paginakoppen voor de pagina’s over (de verjaardag van) het Heizeldrama. Zelfs wanneer het niet om een verjaardagsjournalistieke reeks gaat, wordt geopteerd voor een paginakop waaruit blijkt dat de volledige pagina “het Heizeldrama, xx jaar later” als hoofdonderwerp heeft. Met “Heizel: 10 jaar na de schande” kiest Het Laatste Nieuws in 1995 wel voor een net iets andere benadering. Door het woord “schande” te gebruiken, krijgt de berichtgeving een andere toon. De speciale reeksen worden heel vaak ook op de frontpagina van de krant aangekondigd. Al gebeurt dit niet dagelijks. Het nieuws van de dag zorgt er meermaals voor dat de aankondiging en verwijzing naar de verjaardagsjournalistieke berichtgeving op de cover plaats moet ruimen. Hoewel de Vlaamse kranten dus niet meteen speciale bijlagen of echte collector’s items maken rond de verjaardag van het Heizeldrama, kan wel enigszins gewezen worden op het belang van dergelijke reeksen en paginakoppen. Hiermee onderscheidt de verjaardagsjournalistieke berichtgeving zich expliciet van de reguliere nieuwsberichten. Door daarnaast in aanloop naar de verjaardag op te bouwen wordt naar de eigenlijke datum, wordt de lezer met interesse in het Heizeldrama gedurende de reeks gebonden aan de krant. Daarbij speelt de verwijzing naar wat morgen komt, telkens op het einde van de verjaardagsjournalistieke berichtgeving, een niet-onbelangrijke rol.
1.2 Vorm en lay-out Veel van de verjaardagsjournalistieke stukken in de Vlaamse kranten zijn erg lang. Artikels of interviews die zich (inclusief foto) over een volledige pagina of meer uitspreiden zijn de norm. De hoofdartikels of de kopstukken rond het Heizeldrama beantwoorden dus volledig aan wat de literatuur voorschrijft. Zo stelden Li & Lee (2013) dat verjaardagsjournalistieke berichtgeving over het algemeen middellange tot lange stukken inhoudt. Hierbij moet ook rekening gehouden met het papierformaat waarop men tien en twintig jaar geleden drukte. Na de eeuwwisseling schakelden de Vlaamse kranten over van het broadsheet- naar het tabloid- (De Standaard3, Het Nieuwsblad4), het berliner- (Het Laatste Nieuws5) of het half berlinerformaat (De Morgen6). Voordien waren de pagina’s van de krant dus nog een pak groter. Grotere pagina’s toegewijd aan een hoofdonderwerp brengt bijna 3
De Standaard schakelde over op 8 maart 2004 (rmg, 2004). Het Nieuwsblad wordt sinds 2005 op tabloid gedrukt (DS Online, 2006). 5 Het Laatste Nieuws maakte in 2006 de overstap naar het berlinerformaat (DS Online, 2006). 6 De Morgen stapte over van het broadsheet- naar het berlinerformaat in 2006 (DS Online, 2006). Vandaag wordt de krant op het half berlinerformaat gedrukt (Brandenburg-van den Ven, 2014). 4
35
automatisch langere teksten met zich mee. Zeker als we zien dat het aantal pagina’s dat besteed wordt aan de verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond het Heizeldrama niet mee evolueert. Naast die langere kopstukken passen de meeste Vlaamse kranten telkens ook één of twee kortere artikels in. En vooral bij de reeksen voorziet men telkens een algemene, overkoepelende lead die vooral aangeeft welke thema’s worden behandeld. Qua vorm en lay-out kiezen de vier kranten voor een relatief gelijkaardige aanpak. Vooral het gelijklopende fotogebruik bij de reconstructies van de eigenlijke gebeurtenissen valt erg op. In alle vier de onderzochte kranten worden foto’s van de paniekerige en chaotische massa in vak Z opnieuw gepubliceerd. Daarbij beroept men zich vaak op exact dezelfde foto’s (cfr. infra). Er kan dus gesteld worden dat een aantal van die vaak terugkerende foto’s doorheen de jaren uitgegroeid zijn tot iconische beelden (cfr. supra II 2.3). Die foto’s (bijlage 1 en 2) staan symbool voor de paniek, chaos en het verdriet van 29 mei 1985. Het zien van deze beelden roept dan ook de herinnering aan de dramatische gebeurtenissen zelf opnieuw op. Uit de literatuur blijkt verder het belang van dergelijke visuele verjaardagsjournalistiek, vooral voor die leden van het publiek die de gebeurtenissen niet zelf beleefden en dus vaak alleen maar in dergelijke publicaties beelden van toen zien (cfr. supra II 2.3). De herinnering aan het verleden krijgt vorm en betekenis door de gemediatiseerde en visuele voorstelling van die gebeurtenis. Wanneer bepaalde beelden of voorstellingen, zoals dergelijke foto’s van het Heizeldrama, dan erg vaak opnieuw opduiken, wordt de herinnering eraan enigszins gereduceerd tot deze beelden. Naast foto’s van de gebeurtenissen zelf, worden ook vaak de mensen die getuigen afgebeeld. Iets wat Somerstein (2015) in haar onderzoek naar visuele verjaardagsjournalistiek rond 9/11 ook aangeeft. Daarnaast gaat elke krant, op De Standaard na, minstens één keer de frontpagina van 30 mei 1985 herdrukken. Zowel de toen gebruikte beelden als teksten worden opnieuw in de berichtgeving gebracht. Ofwel bovenaan het artikel naast de inleiding of paginakop ofwel in een exacte kopie en paginagroot. Een vorm van intertekstualiteit waarbij journalisten op een expliciete manier gebruikmaken van het verleden in de actuele berichtgeving. Wat het gebruik van streamers en citaten betreft, zien we een duidelijk verschil tussen de berichtgeving in 1995 en de twee andere periodes. In 2005 en 2015 zijn er wel streamers en worden die gebruikt om het grote standpunt te maken. Zo voorziet François Colin in zijn stuk over het Heizeldrama (DS, 23/05/2005) een streamer met de kern van zijn persoonlijke getuigenis: “Hier was ik niet klaar voor. Dit was werk voor oorlogsverslaggevers”. In de berichtgeving van 1995 zitten geen streamers. Dat heeft vooral met de journalistieke praktijk van toen te maken. Streamers maakten heel zelden deel uit van de berichtgeving.
36
1.3 Getuigenissen Redacties en journalisten gaan voor het invullen van hun verjaardagsjournalistieke berichtgeving vaak op zoek naar mensen die de gebeurtenis zelf meemaakten of er alleszins nauw betrokken bij waren. Meermaals wordt het belang van dergelijke getuigenissen in de literatuur benadrukt (cfr. supra II 3.1). Ook de Vlaamse pers interviewt mensen die in of rond het stadion waren of familieleden en vrienden van slachtoffers. Daarnaast komen ook spelers, hulpverleners en in mindere mate politici aan het woord. Ook een aantal journalisten getuigen over ‘hun’ Heizeldrama. Onderzoek naar verjaardagsjournalistiek wijst erop hoe belangrijk getuigenverslagen zijn en benadrukt daarbij het standpunt van de lezer. Het publiek herinnert persoonlijke, human-interestverhalen makkelijker en beter (Bird, 1997). Er is een verschil tussen de kranten die een speciale reeks naar aanleiding van de verjaardag van het Heizeldrama brengen en de kranten die dat niet doen. De Vlaamse kranten zonder reeks hebben allemaal een erg nationale, Belgische focus. De ruimte die er bij een reeks verjaardagsjournalistieke verhalen wel is, wordt aanzienlijk internationaler ingevuld. Met Britse en Italiaanse getuigenissen en perspectieven op het verleden, het heden en de toekomst. 1.3.1
Familieleden en vrienden van slachtoffers
Uit de literatuur blijkt dat bij verjaardagsjournalistiek over dramatische of traumatische gebeurtenissen waarbij veel dodelijke slachtoffers vielen, de nieuwsmedia enerzijds op zoek gaan naar overlevenden en anderzijds de nabestaanden, familie, vrienden en kennissen aan het woord laten (cfr. supra II 3.1). Op basis van die persoonlijke en vaak emotionele getuigenissen worden de gebeurtenissen dan gereconstrueerd. Uit het onderzoek naar de Vlaamse pers blijkt dat vooral de twee populaire kranten, Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws, de verhalen van de nabestaanden van Belgische slachtoffers brengen. Zo brengt Het Nieuwsblad zowel in 1995 als in 2005 interviews met die nabestaanden. Het stuk “Willy’s graf kon ik nooit bezoeken” (NB, 24/05/1995) is een interview met twee vrienden van één van de Belgische slachtoffers. En het uitgebreide artikel “Voetbalvlaggen dienden als lijkwaden” (NB, 28/05/2005) gaat opnieuw achtergebleven familie en vrienden spreken en kijken in welke mate het Heizeldrama bij de getroffen gezinnen en vrienden nog leeft. Het Laatste Nieuws publiceert in 1995 een artikel met de titel “Familie zag het drama op televisie gebeuren” waarbij van de vier Belgische slachtoffers telkens een familielid of vriend aan het woord komt (HLN, 27/05/1995). Naast de nabestaanden van de Belgische slachtoffers, brengen de Vlaamse kranten ook stukken waarin familie en vrienden van Italiaanse doden worden geïnterviewd. Veel van die geïnterviewde Italianen en Italo-Belgen waren ook zelf aanwezig in het stadion (cfr. infra III 1.3.2). Hun getuigenis past bijgevolg in de twee ‘categorieën’.
37
Het Nieuwsblad brengt op 29 mei 1995 een kort artikel over een Juve-supporter van wie de zoon het leven liet in vak Z. Diezelfde man getuigt ook kort in De Morgen (DM, 29/05/1995). Het meest uitgebreide stuk waarbij Italianen getuigen over het verlies van één van hun vrienden, vinden we in 2005 ook terug in De Morgen. In de lange reconstructie van de dag van het Heizeldrama zelf met drie Juve-supporters die op 29 mei 1985 hun vriend Domenico verloren, gaat heel wat aandacht uit naar de emotionele nasleep van dat verlies: Guido had veel meer problemen om de verwijten naast zich neer te leggen. Een groot schuldgevoel leidde tot een langdurige depressie. Guido: “Dat schuldgevoel maakte me ziek. Telkens ik familieleden van Guido tegenkwam, had ik de indruk dat ze boos naar me keken en me wilden zeggen: ‘als jij dat kaartje niet gekocht had, zou Domenico nu nog leven’. Ook al vertelden ze me net het tegenovergestelde: dat het niet mijn fout was, dat het stom toeval was. Dat schuldgevoel werd een obsessie.” (DM, 14/05/2005) Opvallend bij deze artikels is het anekdotische karakter. De nabestaanden vertellen hoe zij de dag beleefden, het verlies van familie of vriend verwerkten en de draad terug oppikten aan de hand van erg specifieke gebeurtenissen: “Dirk had voor zijn zwangere vrouw een briefje op tafel gelegd”, vertelt hij. “Daarop beloofde hij dat hij voor de laatste keer naar het voetbal ging.” (NB, 28/05/2005) “Toen de rijkswachters mijn supporterssjaal zagen, stuurden ze mij terug naar het Club-blok. Ik legde de rijkswachter uit wat ik enkele maanden eerder meegemaakt had en zei dat ik nooit meer voetbal ging kijken als hij mij naar dat blok keetschoppers terugstuurde. Ik hing mijn sjaal om zijn nek en stapte ongehinderd naar een plaats tussen de Kotrijk-supporters.” (NB, 24/05/1995) Ook bij de berichtgeving over de herdenkingsgelegenheden aan het Koning Boudewijnstadion of in 1995 het gebrek eraan (cfr. infra III 1.6), worden familieleden, vrienden, kennissen etc. van slachtoffers kort aan het woord gelaten. We zien dat het daar vooral om Italiaanse stemmen gaat. Niet geheel onlogisch, want het zijn voornamelijk Italianen en Italo-Belgen die het Heizeldrama in Brussel komen herdenken. Ook in deze gevallen zijn de getuigenissen erg emotioneel. Slechts erg af en toe komt iemand van de Liverpoolzijde aan het woord (NB, 30/05/2005). Die aanwezigen benadrukken dan vooral de spijt en schaamte die ze voelen ten opzichte van de hen omringende Juventussupporters. 1.3.2
Supporters in het stadion
De dag van het Heizeldrama zelf wordt vooral gereconstrueerd door supporters. De aanwezige supporters, zowel Belgische, Italiaanse als Engelse, blijken erg belangrijk voor de verjaardagsjournalistiek in de Vlaamse pers. Wat daarbij wel in het oog springt, is het feit dat weinig mensen die effectief in vak Z zaten worden geïnterviewd. Al kunnen daar sterke emotionele redenen
38
voor gevonden worden. In dit opzicht spreekt Het Nieuwsblad in 2005 (NB, 28/05/2005) erg kort met diezelfde Roger Capelle, een Belg die een goede vriend verloor in vak Z én er ook zelf effectief was7: Hij doet open wanneer we aanbellen, maar wil meteen de deur dichtgooien. “Het is niet dat ik er niet wil over praten”, zegt hij. “Maar ik kan het niet. Ook niet na twintig jaar. Wat ik die avond heb meegemaakt, is met woorden niet te beschrijven.” Deur dicht. (NB, 28/05/2005) Ook in de reeks in 2005 in De Morgen komen enkele supporters die in het vak Z zaten aan het woord. De Morgen slaagt er zelfs als enige Vlaamse krant in om met Liverpool-supporters te spreken die zich in vak Z en het aanpalende vak Y bevonden en zelf erg nauw betrokken raakten bij de gebeurtenissen. Het uitgebreide gesprek met Terry Wilson (DM, 17/05/2005), die zich inliet met de gevechten, is niet alleen erg emotioneel. Voor de verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond een dergelijke dramatische gebeurtenis is de stem van deze partij, die vaak als hoofdschuldigen voor wat er op 29 mei 1985 gebeurde worden aangeduid, erg belangrijk. Naast de Liverpoolfans die zich mengden in de gevechten, komen ook Engelse supporters die met het geweld niets te maken hadden, aan het woord. Zo spreken John en Richard Welsh over hoe zij verschillende mensen uit vak Z konden helpen en redden (DM, 17/05/2005). In dezelfde reeks getuigen ook drie Italiaanse supporters. Zij beschrijven de gebeurtenissen vanuit hun perspectief, met daarbij speciale aandacht voor het verlies van hun vierde mede-supporter (DM, 14/05/2005). Het merendeel van de supporters die in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving aan bod komt, zat echter niet in het beruchte vak Z, maar aan de overzijde of waren het stadion nog niet binnen gegaan. Ook deze mensen getuigen en reconstrueren de gebeurtenissen vanuit hun persoonlijke, subjectieve en vaak emotionele standpunt. De supporters – zowel Britten als Italianen – stellen dat ze tijdens de wedstrijd niet wisten wat er precies gebeurd was of dat er doden waren gevallen: “Enkele uren later zag ik thuis voor de buis wat er precies was gebeurd.” (NB, 26/05/1995) De volledige impact van de ramp werd Hyland pas later op de avond duidelijk. “We zaten op de bus richting Brugge toen de berichten over tientallen doden binnenstroomden.” (DS, 26/05/2005) “Of ik die avond gefeest heb? Vast en zeker, want ik kon dat niet weten. (…) De ravage in het Italiaanse kamp werd Calianno pas ’s nachts op de televisie en ’s anderendaags in Limburg duidelijk.” (DS, 26/05/2005) Verder verwijzen vooral de Liverpool-supporters in hun verhalen over het Heizeldrama heel vaak naar de Hillsboroughramp in 1989. Daarbij ligt de nadruk vooral op de enorme impact die het Hillsboroughdrama heeft gehad op de Liverpudlians in vergelijking met het Heizeldrama en hoe Hillsborough bijdroeg tot het verwerken en vooral vergeten van de gebeurtenissen van 29 mei 1985: 7
Een kanttekening die bij citaat gemaakt moet worden, is het feit dat diezelfde man tien jaar eerder, in 1995, wél uitvoerig geïnterviewd werd in Het Nieuwsblad én Het Laatste Nieuws.
39
“Diepe wonden, zoals na Hillsborough toen 96 Liverpoolsupporters het leven lieten, heeft het niet geslagen. (…) vier jaar later stonden we opnieuw in het brandpunt van de belangstelling door Hillsborough. (…) Sindsdien weten we wel hoe de getroffen Italiaanse families zich na het Heizeldrama hebben gevoeld.” (NB, 26/05/1995) “Liverpool had nu zijn eigen drama, zij eigen doden om voor te zorgen. De Heizelramp werd uit het collectief geheugen gewist. Het was alsof 29 mei 1985 nooit was gebeurd. (…) Hillsborough nam in het bewustzijn de plaats van de Heizel in.” (DS, 24/05/2005) 1.3.3
Spelers en trainers
Spelers en trainers die betrokken waren bij het Heizeldrama komen minder aan het woord dan de supporters van beide clubs. Enkel in de speciale reeks van De Morgen in 2005 wordt uitgebreide reportage en reconstructie aan de hand van de verhalen van Liverpool- en Juventus-spelers gebracht (DM, 19/05/2005 & 20/05/2005). In die twee erg lange artikels worden verschillende belangrijke spelers van toen van beide clubs aan het woord gelaten. Het Laatste Nieuws parafraseert een interview uit een Italiaans sportweekblad met Tacconi, in 1985 doelman van Juventus (HLN, 27/05/1995). In die interviews met de spelers en reportages over hoe zij het Heizeldrama beleefden, wordt meermaals benadrukt hoe weinig ze zelf te zeggen hadden over het al dan niet spelen van de wedstrijd. Daarnaast komen ook heel verschillende visies en gevoelens binnen de spelersgroepen naar voren. In de getuigenissen van de Juve-spelers in De Morgen (DM, 20/05/2005) wordt gesuggereerd dat de spelers na al die jaren nog altijd een verhaal vertellen waarvan ze weten dat het niet klopt. Het artikel over Michel Platini, huidige UEFA-voorzitter en toen sterspeler van Juventus, is enigszins opmerkelijk (DS, 24/05/2005). Platini is één van de hoofdrolspelers in de geschiedenis van het Heizeldrama. In de inleiding van het artikel in De Standaard wordt erop gewezen dat hij “na al die tijd nog altijd weigert te praten over het Heizeldrama”. En dat terwijl hij in het artikel zelf net wel spreekt over de gebeurtenissen. Ook benadrukt Platini dat hij en zijn medespelers weinig wisten van de dramatische gebeurtenissen in vak Z. “De kleedkamer van Liverpool was vlakbij de incidenten”, aldus Platini. “Zij hadden geruchten over doden opgevangen. Wij zaten aan de overkant en de gruwel van de feiten werd ons onthouden.” (DS, 24/05/2005) Wat de trainers betreft, is de verjaardagsjournalistieke berichtgeving in de Vlaamse kranten heel erg beperkt. In de stukken in De Morgen wordt wel even gewag gemaakt van wat de trainers toen zeiden, maar de trainers zelf worden niet geïnterviewd om hun visie op de gebeurtenissen van toen te geven. De trainer van Juventus in 1985, Giovanni Trapattoni, komt in de Vlaamse pers zelfs geen enkele keer aan het woord. In de reeks van Het Nieuwsblad in 1995 wordt gesteld dat de toenmalige trainer van Liverpool, Joe Fagan, in het openbaar nooit meer over het Heizeldrama heeft gesproken. Fagan komt ook in De Morgen (DM, 19/05/2005) even aan bod, zij het met quotes uit tweede hand.
40
“De Heizel neem ik mee in mijn graf, zei Joe.” Toen we hem zelf aan de praat wilden krijgen tijdens de rust van Liverpool-Blackburn, zette de minzame Fagan het op een lopen. “U komt uit België? O, ik weet wat u wil. Daàààg.” (NB, 26/05/1995) Het is wel belangrijk om erop te wijzen dat enkel De Morgen de visie van de spelers op de gebeurtenissen brengt. Hiermee onderscheidt de krant zich van de drie andere Vlaamse titels. Toch zijn deze bijdragen heel belangrijk. Over de mate waarin de voetballers wisten van de dramatische gebeurtenissen, heerst al decennialang onduidelijkheid. Door de spelers en trainers zelf in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving aan het woord te laten, is er een vollediger beeld op de gebeurtenissen. 1.3.4
Prominenten
Prominenten en mensen met een belangrijke functie bij de organisatie, de voetbalbond en de overheid van toen komen erg weinig aan bod in de verjaardagsjournalistiek. Ook verantwoordelijken van de twee voetbalclubs komen bijna niet aan het woord. Nochtans werden die prominenten na het Heizeldrama in de publieke opinie erg hard aangepakt. Zo werd het de toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Charles-Ferdinand Nothomb verweten niet zelf ter plaatse te gaan (DM, 29/05/1995). Slechts één keer wordt Nothomb gevraagd naar zijn visie op de gebeurtenissen (DM, 18/05/2005). Centraal daarbij staat zijn politieke verantwoordelijkheid: “Nog geen seconde hebben ik eraan gedacht om zelf naar de Heizel te gaan”, zegt Nothomb. “Ik kon daar niets gaan doen, mijn experts waren daar.” (DM, 18/05/2005) Enige uitzondering is de erg gedetailleerde reconstructie in De Morgen van de zogenoemde ‘dronkemansvergadering’ in de koninklijke suite van de Heizel waar beslist werd dat de wedstrijd wél moest doorgaan (DM, 18/05/2005). Opmerkelijk is wel dat de mensen met officiële bevoegdheid ook hier niet echt getuigen. Het gaat vooral om getuigenissen uit de tweede hand, waarbij anderen spreken over wat er onder de prominenten en verantwoordelijken allemaal gezegd is: De vergadering is afgelopen. Generaal Bernaert verlaat de koninklijke suite om minister van Binnenlandse Zaken Charles-Ferdinand Nothomb op de hoogte te brengen van de beslissing. “Ik zei: ‘Kijk, meneer de minister, ik heb gemeend te moeten beslissen dat de wedstrijd gespeeld moet worden. Geeft u mij toestemming, enfin, steunt u mij?’ Het antwoord was positief. Nothomb zei dat ik de juiste man op de juiste plaats was en gaf me carte blanche.” (DM, 18/05/2005) Wel komen functionarissen, politici en verantwoordelijken aan bod die op het moment van schrijven een belangrijke functie bekleden. Zo getuigen onder andere Jan Peeters, bondsvoorzitter in 2005 (DM, 18/05/2005), Michel D’Hooghe, bondsvoorzitter in de nasleep van het Heizeldrama (DS, 27/05/2005), Peter Robinson, secretaris van Liverpool (HLN, 27/05/1995; NB, 29/05/1995) en vice-voorzitter van Juventus, Roberto Bettega (DM, 29/05/1995).
41
Ondanks het feit dat journalisten traditioneel een voorkeur hebben voor bronnen met enige autoriteit, institutionele macht of representatieve status (Van Leuven & Joye, 2014), valt in dit onderzoek op hoe weinig die mensen aan bod komen. Zeker over de gebeurtenissen zelf getuigen amper mensen met enige hogere status. Deze vaststelling past wel in het theoretisch kader waarbij gesteld wordt dat het eerder om human-interest, persoonlijke, individuele en gedramatiseerde verhalen dan om institutionele of autoritaire bronnen gaat. Bij verhalen die meer betrekking hebben op het heden, de historische analogieën of context bijvoorbeeld (cfr. infra III 1.8), treden deze bronnen wel weer op de voorgrond.
1.3.5
Hulpverleners en ordediensten
De hulpdiensten in en rond het stadion en verplegers en dokters in de nabijgelegen ziekenhuizen, speelden een belangrijke rol bij het Heizeldrama. Die rol is ook de nieuwsmedia niet ontgaan. In de verjaardagsjournalistieke berichtgeving komen die mensen dan ook meermaals aan bod. Vooral met getuigenissen over hoe zij de gebeurtenissen beleefden. De Vlaamse kranten focussen in eerste instantie op de mensen van het Rode Kruis die de eerste zorgen toedienden. Opnieuw zien we dat vooral de populaire kranten Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws de Belgische eerstehulpverleners aan het woord laten. Daarnaast getuigen ook de dokters en chirurgen die naar het stadion kwamen en in de ziekenhuizen in en rond Brussel werkten. In de reconstructie van de dag vanuit het perspectief van de verplegers, dokters en andere hulpdiensten in het stuk van De Morgen (DM, 21/05/2005) worden verschillende van hen gehoord. De politie- en ordediensten komen veel minder aan bod. Dat kan te maken hebben met het feit dat de geringe organisatie en slechte communicatie onder politie en rijkswacht als één van de hoofdoorzaken voor het Heizeldrama worden aanzien. Op die falende ordediensten wordt wel meermaals, zij het erg beperkt, gewezen in de verjaardagsjournalistieke reconstructie van de feiten (DM, 29/05/1995; DM, 19/05/2005). In de verhalen van de hulpdiensten valt opnieuw het emotionele, persoonlijke en gedramatiseerde karakter op, waarbij de nadruk op de gevoelens en gedachten van de mensen zelf ligt. 1.3.6
Journalisten
Verschillende onderzoekers duiden op het belang van de persoonlijke getuigenissen die journalisten en andere persmedewerkers in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving brengen. Journalisten zien zich door hun aanwezigheid bij dergelijke gebeurtenissen in het verleden als de bevoorrechte stortyeller. Daarbij ligt vaak de nadruk op hun eyewitness credentials als bron voor hun journalistieke autoriteit. Ook in de Vlaamse kranten komen journalisten en persfotografen uitvoerig aan het woord. In 2005 getuigt François Colin, in 1985 zelf in het Heizelstadion aanwezig, over hoe hij de dag en de gebeurtenissen zag en beleefde in De Standaard (DS, 23/05/2005).Het Nieuwsblad spreekt in 1995
42
met een Engelse en een Italiaanse sportjournalist die het Heizeldrama meemaakten (NB, 26/05/1995). In 2015 beschrijft Frank Raes in De Standaard en Het Nieuwsblad zijn Heizeldrama. Het belang dat de kranten aan deze getuigenissen van journalisten hecht, is duidelijk als we kijken naar waar en wanneer ze gepubliceerd worden. De uitgebreide reconstructie op basis van de persoonlijke beleving van François Colin, in 2005 sportjournalist bij De Standaard, komt als eerste stuk in de reeks van De Standaard (DS, 23/05/2005), wordt expliciet en groot aangekondigd op de frontpagina van De Standaard en er wordt, zowel op de cover als bij het artikel, een portretfoto van François Colin zelf gepubliceerd. Ook bij de getuigenis van Frank Raes in 2015 wordt telkens een foto van Raes zelf gepubliceerd. De personificatie van deze journalistieke getuigenissen blijkt erg belangrijk. Door de journalist die getuigt ook mee af te beelden, wordt de journalist als getuige extra belang toegeschreven. In de getuigenissen van journalisten of andere persmedewerkers komt meermaals terug hoe men na het zien van de dramatische gebeurtenissen overschakelde op een zogenaamde ‘automatische piloot’. Ondanks de vele doden en gewonden, slagen de journalisten erin toch vooral te focussen op hun werk: “Als je zelf geen fotograaf bent, kan je dat wellicht niet begrijpen, maar op zo’n moment schakel je over op automatische piloot, je verliest alle gevoel voor realiteit. Ik stapte over de lijken en bleef fotograferen.” (HLN, 28/05/2005) “Ik was de hele wedstrijd in gedachten verzonken, maar schakelde op de een of andere manier de automatische piloot in en slaagde er alsnog in een obligaat stukje bij elkaar te tikken.” (DS, 23/05/2005)
1.4 Kantelmoment Heel wat onderzoekers geven aan dat de reconstructie van de eigenlijke dramatische gebeurtenissen heel vaak en expliciet wordt teruggebracht naar één kantelmoment, een ogenblik waarop alles veranderd (Li & Lee, 2013; Teer-Tomaselli, 2006; cfr. supra I 3.3). Ook in de Vlaamse verjaardagsjournalistiek rond het Heizeldrama zien we dat de verhalen en getuigenissen het eigenlijke Heizeldrama vaak terugbrengen naar één moment waarop “de hel losbarstte”. Opmerkelijk is wel dat er geen echte consensus is over dat kantelmoment. Bij het bekijken van de verschillende reconstructies zien we dat er ofwel verwezen wordt naar het eerste gooien met flessen en stenen vanuit het Liverpool-vak (o.a. NB, 26/05/1995, HLN, 26/05/2005; HLN, 28/05/2005; DM, 14/05/2005), het doorbreken van het scheidingshek tussen vak Y en Z door de Liverpool-aanhang (o.a. NB, 24/05/2995; NB, 27/05/1995; DS, 29/05/1995; HLN, 27/05/1995; DS, 23/05/2005) of het ineenstorten van de muur aan de zijkant van vak Z (o.a. NB, 27/05/1995; DM, 19/05/1995; HLN, 27/05/1995). Er zijn drie verschillende gebeurtenissen die kunnen worden opgevat als het kantelmoment.
43
Eén uitzonderlijke keer wordt een volledig ander moment aangeduid als het begin van de dramatische gebeurtenissen. In het gesprek met de Liverpool-supporter die zelf meevocht en later veroordeeld werd, wordt gesteld dat een gevecht tussen Juventus-supporters en achtergebleven Britten in vak Z het spreekwoordelijke vuur aan het lont stak (DM, 17/05/2005). Over het ‘plotse’ en ‘onverwachte’ van de gebeurtenissen, is er wel consensus. Het bestormen van vak Z of het instorten van het muurtje worden voorafgegaan door woorden zoals “in amper één seconde” (NB, 24/05/1995), “onmiddellijk” (DM, 14/05/2005), “plotseling” (DM, 17/05/2005), “net op dat moment” (DM, 17/05/2005), “plots” (DM, 19/05/2005), “enkele ogenblikken later” (HLN, 27/05/1995), “meteen daarna” (DS, 23/05/2005). Allemaal termen die op eenzelfde kanteling van de situatie duiden, een element dat volledig past in de internationale literatuur (cfr. supra I 3.3).
1.5 Dominante opvattingen In de reconstructies van de gebeurtenissen valt op hoe zeer de meeste partijen erg gelijkaardige verhalen in verband met de oorzaken van het Heizeldrama vertellen. Ook de literatuur rond verjaardagsjournalistiek en de constructie van het collectief geheugen wijst op het feit dat bepaalde passages of elementen uit het verleden (onvermijdelijk) verloren gaan (cfr. supra I 3.2). Daarvoor zijn verschillende redenen, zowel journalistiek-technische als eerder socioculturele of politiekideologische. Op enkele uitzonderlijke standpunten van geïnterviewde Liverpool-supporters na, beschrijven alle Vlaamse kranten het harde geweld van de dronken Britse aanhang. Hoewel over de schuld van de Liverpoolfans een zo goed als unanieme consensus is in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving en die ook het vaakst als schuldig worden aangeduid, wordt wel ook expliciet gewezen op de staat van het stadion, de falende ordediensten en het gebrek aan controle over de ticketverkoop. Vooral uit de meer analyserende reconstructies die niet gebaseerd zijn op getuigenissen van supporters, nabestaanden of andere betrokkenen, klinken stemmen die kritisch zijn voor de organisatie en omkadering van de wedstrijd. Wel moet worden gesteld dat deze overschouwende en analyserende stukken heel wat korter waren dan de getuigenissen (o.a. NB, 24/05/2995; DS, 29/05/1995; HLN, 27/05/1995; DS, 23/05/2005). Eigenlijk slaagt enkel De Morgen (DM, 29/05/1995; DM, 14/05/2005; DM, 17/05/2005; DM, 18/05/2005; DM, 18/05/2005; DM, 19/05/2005; DM, 20/05/2005; DM, 21/05/2005) erin om the bigger picture, de achtergrond en andere oorzaken naast het supportersgeweld, uitgebreid te kaderen. In 2005 ontbreekt het de populaire kranten zelfs volledig aan enige analyse van die andere oorzaken. De Belgische kranten duidden vooral de dronken Liverpoolsupporters aanduiden als de grote schuldigen van het Heizeldrama. En dat terwijl het gerechtelijk onderzoek (Carter, 2011) en de parlementaire onderzoekscommissie (De Kamer, 1985) wezen op de medeverantwoordelijkheid van UEFA, voetbalbond, politie en rijkswacht. Die Belgische
44
verantwoordelijkheid komt in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving veel minder aan bod. Op De Morgen na, is de kritiek op ons land dus eerder beperkt. Naast die meer analyserende stukken zijn de getuigenissen erg belangrijk. Daar zien we dat wel gewezen wordt op de politieke, organisatorische en politionele verantwoordelijkheid voor het Heizeldrama. Zowel Liverpool- als Juve-fans beschrijven de kaartjesverkoop (DM, 14/05/2005; DM, 17/05/2005; HLN, 30/05/2005), de slechte staat van het stadion (NB, 26/05/1995) en de aanwezigheid van ordediensten die niet adequaat reageerden op de situatie (NB, 16/05/1995; DM, 14/05/2005; DM, 17/05/2005): “Het had ook kunnen gebeuren als Ajax die dag in die stad, met zijn slecht georganizeerde (sic) ordehandhavers, en in dat stadion, met zijn onveilig tribunes, tegen Bayern München had gespeeld” (Uit een interview met een Liverpool-supporter die in het stadion was; NB, 26/05/1995)
1.6 Berichten over herdenkingsplechtigheden Naast de reconstructies, vaak op basis van persoonlijke en emotionele getuigenissen (cfr. supra III 1. 3), passen ook zogenaamde “event-oriented commemmorations” (Edy, 1999) onder de verjaardagsjournalistieke noemer. Deze berichten focussen op herdenkingsplechtigheden, monumenten of andere events waar de herinnering aan het verleden sterk is (Zandberg et al., 2012). De Vlaamse kranten brengen dergelijke berichten over herdenkingsplechtigheden vooral in 2005 en 2015. Hoewel er ook in 1995 sprake is van herdenkingsplechtigheden, gaat het tien jaar na het Heizeldrama nog niet om een officieel event. In een heel klein stukje in Het Nieuwsblad (NB, 29/05/1995) wordt gesteld dat de stad Brussel toen een monument ter nagedachtenis van de slachtoffers weigerde. De Morgen stelt dat die weigering in Italië voor bitterheid zorgt “omdat de 39 doden niet eens een officiële herdenkingsplechtigheid waardig worden geacht” (DM, 29/05/1995). Het Laatste Nieuws publiceert in 1995 een kort berichtje met foto van een samenkomst van een groepje Italiaanse fans bij het Heizelstadion. Ook daar wordt verwezen naar het feit dat er geen officiële herdenkingsplechtigheid werd georganiseerd, iets wat de aanwezigen stoorde (HLN, 30/05/1995). In 2005 is er wel sprake van een officiële plechtigheid. Op verzoek van Italiaanse supporters richtte toenmalig Brussels burgemeester Freddy Thielemans een monument op aan het Koning Boudewijnstadion. In De Standaard (26/05/2005) wordt de herdenkingsplechtigheid en het onthullen van het monument aangekondigd. Na afloop van de herdenking komt er evenwel geen bericht in de krant. Het Laatste Nieuws voorziet op 30 mei 2005 wel een stuk over de herdenking. In het stuk worden voornamelijk emotionele Juventus-fans geïnterviewd. Even verderop in dezelfde krant – deze keer in de sportkatern – staat een tweede stuk over de herdenkingsplechtigheid. Hier wordt de stilte aan de Heizel in contrast geplaatst met het behalen van Italiaanse titel door Juventus datzelfde weekend. Ook Het Nieuwsblad (30/05/2005) en De Morgen (30/05/2005) brengen elk een kort stukje
45
met beelden van de herdenkingsplechtigheid aan het Koning Boudewijnstadion. Opnieuw is er veel aandacht voor de onthulling van het monument en voor de grote schare Juventus-fans. Opvallend in het stuk van Het Nieuwsblad is het gesprekje met een Liverpool-supporter, die ook aanwezig was op de herdenking en in naam van zijn club spijt kwam betuigen. In 2015 brengt enkel Het Laatste Nieuws (30/05/2015) een stukje over de herdenking van het Heizeldrama aan het stadion. Opnieuw ligt de nadruk op de aanwezige Juve-fans. Uit de literatuur blijkt dat bij berichten over officiële herdenkingsplechtigheden naast de focus op het event van herdenken zelf, ook vaak de gebeurtenissen uit het verleden heel summier en zonder veel nuance worden gebracht (Edy, 1999; cfr. supra II 3.4). Ook bij onderzochte berichtgeving kan worden opgemerkt dat de dramatische feiten telkens in een drie- tot vijftal regels worden beschreven.
1.7 Historische analogieën en contexten Onderzoekers tonen aan dat journalisten het verleden op verschillende manieren gebruiken. Zo wijst Edy (1999) op historische analogieën en historische contexten. Bij die journalistieke gebruiken van het verleden worden het heden en het verleden wel op een betekenisvolle manier met elkaar verbonden (cfr. supra I 1.4).Naast de reconstructies en het hervertellen van de gebeurtenissen, maken de Vlaamse kranten, vooral in de kranten met de speciale reeksen, ook op die manier gebruik van het verleden. Het Heizeldrama dient als aanzet om actuelere of maatschappelijk relevante onderwerpen te behandelen. Zo kan worden gesteld dat de focus van die stukken vooral ligt op wat er allemaal veranderd is na het Heizeldrama en welke lessen uit de gebeurtenissen getrokken zijn. Daarnaast wordt ook gekeken naar de sportieve, politieke en vooral gerechtelijke nasleep van het Heizeldrama zelf. In tegenstelling tot de getuigenissen, worden bij dergelijke stukken net wel vooral prominenten aan het woord gelaten: clubverantwoordelijken, mensen van de bond, politici,…. De situatie zoals ze op het moment van schrijven is, wordt enigszins opgehangen aan de gebeurtenissen uit het verleden. De verjaardag van het Heizeldrama geeft de Vlaamse kranten aanleiding om onderwerpen zoals stadionveiligheid of hooliganisme te behandelen. 1.7.1
Hoe het voetbal veranderd is
Bij veel artikels die niet echt over de gebeurtenissen van 29 mei 1985 zelf gaan, ligt de focus vooral op maatregelen en veranderingen in het Belgische voetbal. Zo wordt er met onderzoekers gekeken naar het profiel en de aanpak van Belgische hooligans (NB, 27/05/1995; DS, 29/05/1995; DS, 27/05/2005; DS, 28/05/2005), de impact van de commissie Magotte, die in de nasleep van het Heizeldrama alle stadions van de Belgische eersteklassers doorlichtte (NB, 30/05/1995; DS, 29/05/1995; DM, 29/05/1995; DS, 25/05/2005), het nieuwe Koning Boudewijnstadion (NB, 30/05/1995; DS, 29/05/1995; DM, 29/05/1995; DS, 25/05/2005) en de inzet van stewards in de Belgische stadions (DS, 25/05/2005).
46
Het zijn voornamelijk de kwaliteitstitels De Standaard en De Morgen die de veranderingen die het Belgisch voetbal onderging uitvoerig behandelen. Het Laatste Nieuws wijdt slechts enkele regels aan de veranderingen, terwijl Het Nieuwsblad enkel in 1995 aandacht heeft voor de getrokken lessen en aanpassingen na het Heizeldrama. Ondanks het expliciet wijzen op de veranderingen op en rond de Belgische velden, zijn de meeste artikels toch kritisch. Vooral de commentaarstukken stellen dat we in België “niets geleerd” hebben van het verleden: “Eersteklassevoetbal blijft hooliganisme als een schaduw achter zich aan slepen. (…) Men kan ze helaas niet afdoen als een toeval. De voetbalgemeenschap stelt zich daarom de vraag of bond, klubs (sic), stadioneigenaars en ordehandhavers dan niets leerden van wat die zachte lente-avond in 1985 misliep, vlak voor de bekerfinale van Juventus Turijn tegen Liverpool. Het antwoord blijkt dus “neen” te zijn.” (NB, 24/05/1995) Naast de veranderingen in het Belgisch voetbal, worden ook het Britse en Italiaanse voetbal van iets naderbij bekeken. Opvallend hierbij is het feit dat de meeste artikels eensgezind stellen dat het Britse voetbal en de omkadering er na het Heizeldrama het meest op vooruit is gegaan: “Ik denk dat we goed op weg zijn om van het voetbal weer een familiesport te maken”, besluit Wright. “Het kostte ons enkele drama’s om tot het besef te komen(…)” (NB, 29/05/1995) In tegenstelling tot de verhalen over de gebeurtenissen zelf, komen hier wel voornamelijk mensen met enige autoriteit, expertise of status aan het woord. Waar het bij de getuigenissen vooral over ‘gewone’ mensen ging, die eerder toevallig bij het Heizeldrama betrokken waren, zien we dat in de stukken over de veranderingen wel om politici, onderzoekers, experts, clubvoorzitters en dergelijke gaat. 1.7.2
Nasleep van het Heizeldrama
De nasleep van het Heizeldrama wordt in de Vlaamse kranten meestal erg feitelijk, zonder veel analyse, achtergrond of commentaar gebracht. De politieke en gerechtelijke gevolgen worden voornamelijk in de kwaliteitskranten behandeld, terwijl de populaire titels eerder voor de humaninterest aanpak kiezen en focussen op de sportieve en vooral emotionele nasleep. Het waren vooral de Engelsen die de sportieve gevolgen van het Heizeldrama droegen. Op initiatief van de FA en premier Thatcher weerde de UEFA alle Engelse teams voor vijf jaar uit de Europese bekercompetities. Liverpool zelf mocht zes seizoenen niet deelnemen aan de Europese bekers. Deze sportieve consequenties worden in de Vlaamse verjaardagsjournalistiek meestal slechts erg kort en vanuit een voornamelijk Brits standpunt behandeld (NB, 29/05/1995; HLN, 27/05/1995; NB, 28/05/2005). De kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard hebben meer aandacht voor de politieke en juridische gevolgen van het Heizeldrama. Merk op dat het om dezelfde titels gaat die de verschillende oorzaken van de dramatische gebeurtenissen onderzochten. De Morgen en De Standaard brengen elk
47
kaderstukken waarbij de gerechtelijke en parlementaire nasleep van het Heizeldrama veel uitgebreider behandeld worden (DS, 23/05/2005; DM, 21/05/2005). Met die kaderstukken onderscheiden de kwaliteitstitels zich van hun populaire zusterkranten die slechts enkele regels aan de nasleep wijden. 1.7.3
Heizeldrama als kapstok
De verjaardag van het Heizeldrama viel in 2005 nagenoeg samen met de Champions League-finale tussen AC Milan en Liverpool. In de voor- en nabeschouwingen van die memorabele finale werden de Heizel-gebeurtenissen dan ook vaak gebruikt als kapstok. De Vlaamse pers verwees in de aanloop naar en na afloop van die CL-finale meermaals naar het verleden van Liverpool en wat er gebeurde op de Heizel in 1985. Alsof de louter toevallige finaleplaats en uiteindelijke overwinning van Liverpool twintig jaar later de vergelijking met 1985 kon doorstaan. Het Heizeldrama werd in die artikels vaak beschreven als “de schande die moet worden uitgewist” (DS, 26/05/2005), “een zwarte pagina in de Britse voetbalgeschiedenis” (DS, 25/05/2005), “de herinnering die wordt weggeveegd” (HLN, 25/05/2005) of “het trauma dat wordt doorgespoeld” (DM, 16/05/2005). Naast die CL-finale werd eind mei 2005 ook de finale van de beker van België gespeeld, tussen Club Brugge en Germinal Beerschot. In een opiniestuk wordt de staat van (de buurt rond) het stadion en het optreden van de ordediensten vergeleken met het Heizeldrama (NB, 31/05/2005).
48
2
Constructie collectief geheugen rond het Heizeldrama (29 mei 1985) in verjaardagsjournalistieke berichtgeving in de Vlaamse pers
2.1 Tekstanalyse 2.1.1
Macroniveau: structuur, vorm en bronnen
Verjaardagsjournalistieke stukken waarin de gebeurtenissen gereconstrueerd worden, zijn volgens onderzoek vaak lang. Ook in de Vlaamse pers nemen de meeste stukken met getuigenissen of reconstructies minstens een halve pagina in. Merk op dat in 1995 en 2005 een aantal kranten nog niet was overgestapt naar het tabloidformaat, waardoor de pagina’s groter waren en de teksten in veel gevallen ook langer. Het merendeel van de verjaardagsjournalistieke artikels wordt ook onder specifieke paginakoppen of als deel van een speciale reeks in de kranten gepubliceerd. Ondanks het feit dat de verjaardagsjournalistiek dus in de ‘algemene’ berichtgeving wordt ingepast, is er nagenoeg altijd een duidelijk onderscheid tussen die ‘normale’ berichtgeving en de verjaardagsjournalistiek. De journalistieke vorm van de meeste stukken waarbij effectief de gebeurtenissen van het Heizeldrama behandeld worden, is veelal een interview met betrokken. Wel moet hier worden gesteld dat ondanks het feit dat die mensen geciteerd worden en aan het woord worden gelaten, de eigenlijke gebeurtenissen vaak niet als citaat worden uitgeschreven. De interviewee’s rol is vooral het beschrijven van de persoonlijke beleving, emoties en het individuele verhaal (o.a. NB, 24/05/2005; HLN, 27/05/1995; DM, 14/05/2005; DS, 26/05/2005). Mede doordat de reconstructies meestal op basis van getuigenissen worden gemaakt, is voor de titels van de verjaardagsjournalistieke stukken vaak gekozen voor een quote. Naast de interviews met mensen die in of rond het stadion waren of nabestaanden van slachtoffers, zijn er ook een aantal stukken die de gebeurtenissen heel feitelijk en in de meeste gevallen erg kort beschrijven (NB, 24/05/1995; DS, 29/05/1995; HLN, 27/05/1995; NB, 28/05/2005; HLN, 28/05/2005). En een derde type artikel over de Heizeldrama-gebeurtenissen kunnen als journalistiekanalyserend of interpretatief worden omschreven. Bij die stukken presenteert de journalist de feiten wel, maar het resultaat is vaak geladen, niet echt objectief en vol adjectieven (DM, 29/05/1995; DS, 23/05/2005). Merk wel op dat het enkel de twee kwaliteitstitels zijn die dergelijke meer analyserende stukken maken. De populaire kranten opteren voor een erg summiere beschrijving van de feiten in combinatie met subjectieve, persoonlijk en emotionele elementen uit getuigenissen. Het fotogebruik is bij de meeste kranten gelijkaardig met grote beelden die de gebeurtenissen op de Heizel weergeven en foto’s van de mensen die getuigen. Enkel Het Laatste Nieuws springt er qua fotogebruik iets tussenuit daar de foto’s bij hen een pak groter en vooral centraler in de berichtgeving
49
staan. Bij Het Nieuwsblad8, De Standaard en De Morgen is de tekst de kern van het artikel en worden de foto’s gebruikt om te illustreren rond de tekst. Bij Het Laatste Nieuws wordt de tekst eerder rond de foto geplaatst. Zoals eerder al gesteld, komen een aantal foto’s meerdere keren terug in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving, in de verschillende kranten en over de jaren heen (cfr. infra IV). Literatuur naar de constructie van het collectief geheugen in nieuwsmedia geeft aan dat verschillende stemmen in de media strijden om een plaats in een algemeen aanvaard verhaal over het verleden. Het is dan ook belangrijk om na te gaan welke stemmen in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving aan bod komen. In de Vlaamse pers zien we dat het vooral gaat om mensen die in het stadion waren (hetzij als supporter, hetzij als hulpverlener, hetzij als journalist of fotograaf) en om nabestaanden van de slachtoffers. De populaire kranten focussen daarbij op vrienden en familie van de Belgische slachtoffers. Daarnaast, maar in veel mindere mate, vertellen ook spelers over de gebeurtenissen. De Vlaamse pers komt, zoals eerder gesteld (cfr. supra III 1.3), op dat vlak erg overeen met wat de literatuur in verband met de trends en technieken in verjaardagsjournalistieke berichtgeving beschrijft. Ook daar wordt gesteld dat het vooral om persoonlijke en vaak emotionele getuigenissen gaat van mensen die erg nauw betrokken waren bij de gebeurtenissen. Opvallend is dat er dus erg weinig bronnen met enige autoriteit of representatieve status, zoals bondsmensen, politici of gezagvoerders van de ordediensten, aan het woord gelaten worden. De populaire kranten besteedden zo goed als geen aandacht aan deze prominenten. De Standaard en De Morgen doen het meer, maar daarbij valt op dat het ofwel gaat om mensen die op het moment van publicatie enige macht of status genieten – en dus niet om prominenten die in 1985 belangrijk waren – of om quotes en getuigenissen uit tweede hand. In de verjaardagsjournalistieke berichtgeving zien we dus meer mensgerichte verhalen met grote foto’s, sterk emotionele getuigenissen van ‘gewone’ mensen die nauw betrokken waren bij de gebeurtenissen. Zeker bij de populaire kranten, maar evenzeer bij de kwaliteitsbladen. Het verschil tussen de berichtgeving naar aanleiding van de tiende en de twintigste verjaardag is weinig uitgesproken. 2.1.2
Microniveau: zinnen en woorden
De dag van het Heizeldrama kan op basis van de reconstructies in de Vlaamse verjaardagsjournalistiek in twee periodes worden opgedeeld: de zonnige, warme, sfeervolle lentedag eind mei en de helse, dramatische en vijandige sfeer na de gebeurtenissen. In heel wat reconstructies, voornamelijk die op basis van getuigenissen, wordt 29 mei 1985 beschreven als een prachtige dag, ideaal voor de “droomfinale” van de Europacup I (NB, 24/05/1995), “broeierig warm” voor wat “een voetbalfeest 8
Wel een evolutie 1995-2005. In 2005 wordt de tekst ook wel enigszins opgebouwd rond de foto. Toch is er nog een duidelijk verschil met de aanpak van HLN.
50
moest worden” (DM, 29/05/1995), “de sfeer was bijna idyllisch” (DS, 23/05/2005). Na de hevige rellen verandert de droomfinale in een nachtmerrie (NB, 24/05/1995; DM, 29/05/1995; DS, 23/05/2005), is “de amicale sfeer van ’s middags” (DM, 14/05/2005) volledig verdwenen en is “het einde van de wereld gekomen” (DM, 14/05/2005). De titels van de verjaardagsjournalistieke stukken in 1995 zinspelen ook op deze transitie: “Droomfinale wordt nachtmerrie” (NB, 24/05/1995), “Droomfinale werd nachtmerrie” (DS, 29/05/1995), “Hoe vak Z een moordende valkuil werd” (DM, 29/05/1995). Telkens wordt ook benadrukt hoe “plots” (o.a. DM, 20/05/2005; DM, 17/05/2005; HLN, 28/05/2005), “meteen daarna” (DS, 23/05/2005) of “in één seconde” (NB, 24/05/2005) de situatie omsloeg. Die verhalende en dramatiserende techniek wordt in verjaardagsjournalistieke reconstructies volgens de literatuur vaak gebruikt. Bij het reconstrueren van de gebeurtenissen, wordt oorlogstaal niet geschuwd. Bij het beschrijven van het doorbreken van de hekken tussen vak Y en Z door de Liverpool-supporters worden de vergelijking met veldslagen en oorlogssituaties meermaals gemaakt. Zinnen en termen als “chargeren” (DM, 29/05/2005), “bestormen” (NB, 27/05/2005; HLN, 28/05/2005) of “de Britten voerden een eerste aanval uit” (DM, 29/05/2005), komen in de verschillende Vlaamse kranten voor. Daarnaast worden de supporters van Liverpool in vak Y en de mensen in vak Z ook “vijanden” van elkaar genoemd. De getuigende journalisten beschrijven hun werk op de Heizel op 29 mei 1985 als “oorlogsverslaggeving” (NB, 26/05/1995; DS, 23/05/2005) en vak Z wordt omschreven als een plek “waar een bom is gevallen” (HLN, 28/05/2005; DS, 23/05/2005). Naast de vergelijking met een oorlogssituatie duikt ook de metafoor van “de hel” heel vaak op. Vooral het beeld van vak Z nadat de muur aan de zijkant is ingestort en het grootste geweld voorbij is, wordt vergeleken met een idee van hoe de hel er moet uitzien (DS, 23/05/2005; HLN, 27/05/1995; NB, 27/05/1995). Het uitbreken van de rellen wordt ook meermaals vergeleken met het “losbarsten van de hel” (DS, 26/05/2005; HLN, 26/05/2005). Bij het duiden op de oorzaken voor het Heizeldrama ligt de nadruk op de rol van de Engelse hooligans. De Britten worden duidelijk als handelende actoren voorgesteld bij actieve werkwoorden als aanvallen, bestormen en chargeren. Daarbij wordt benadrukt hoe gewelddadig en onder invloed waren van alcohol de Engelsen handelden: “(…) al een stuk in de kraag hadden gezopen met het in Engeland fel begeerde Belgische bier” (HLN, 28/05/2005), “(…) als wilde beesten bestormden” (HLN, 28/05/2005), “(…) vlogen heel wat Liverpool-supporters in de drank” (DM, 17/05/2005), “(…)in een verre staat van dronkenschap het stadion binnenstapten” (DM, 17/05/2005), “briesende Liverpoolsupporters” (NB, 24/05/1995), “(…) dronken Liverpool-aanhangers” (NB, 24/05/1995), “enkele honderden stomdronken Liverpool-fans die Belgen en Italianen in blok Z aanvielen” (HLN, 27/05/1995), “Ze leken allemaal buiten hun zinnen, dronken. Het waren allemaal beesten voor mij” (HLN, 27/05/1995).
51
Zeker de populaire kranten behandelen de andere oorzaken heel sporadisch en gaan niet diep in op wat de bijdrage van de chaotische ticketverkoop, de bouwvallige staat van het stadion en de manke communicatie en ordehandhaving is aan de gebeurtenissen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt, in tegenstelling tot het hooliganisme onder de Engelsen, nochtans wel bij de Belgische autoriteiten en organisatie. In de verjaardagsjournalistieke reconstructie van de Heizeldrama-gebeurtenissen stellen getuigen en journalisten zich de vraag of de bewuste finale nog gespeeld moest worden. Naast reflecteren over de gebeurtenissen zelf zijn heel wat mensen daar tien, twintig of dertig jaar nog vaak mee bezig. De meningen over het spelen van de finale zijn verdeeld. Zij die vinden dat het goed was te spelen, wijzen op het gevaar voor geweld en wraakacties bij het evacueren van het stadion zonder de toeschouwers een match te bieden. Opvallend is hoe hierbij vooral praktische redenen worden gezocht om het spelen van de finale te verantwoorden. De beslissing toch te spelen wordt in de meeste gevallen ook niet toegeschreven aan een bepaalde persoon of instantie. Vooral in de getuigenissen wordt die genomen op een anoniem niveau door een anoniem orgaan. “Het was een juiste beslissing de match toch te laten spelen. Men zou er toch niet in zijn geslaagd het stadion zonder bloedvergieten te evacueren. Door de match hadden wij tijd om de doden en de gewonden af te voeren.” (NB, 27/05/1995) Bij anderen, in de meeste gevallen journalisten en toeschouwers, is er minder begrip voor het spelen van de finale. Dat er toch werd gevoetbald terwijl er in de tribunes meerdere doden gevallen waren, is voor deze getuigen en commentatoren onbegrijpelijk. Maar ook hier worden de mensen die de uiteindelijke beslissing namen, niet genoemd of omschreven. “Ik werd verschrikkelijk boos toen ik vernam dat de wedstrijd met ruim anderhalf uur vertraging toch nog op gang zou worden gefloten. Hoe kon je in deze omstandigheden voetballen? Op de avond dat het spel definitief zijn onschuld had verloren. Het deed me aan München 1972 denken: the show must go on. Ik had hoegenaamd geen begrip voor het standpunt dat er gevoetbald werd om erger te voorkomen. Hoe kon het nog erger worden?” (François Colin, DS, 23/05/2005) “Terwijl buiten het vagevuur woedde, besliste ergens in de catacomben een overhaast samengesteld overlegorgaan om de finale hoe dan ook af te trappen.” (Frank Raes, DS, 29/05/2005; NB, 29/05/2005) Opvallend is wel dat enkel De Morgen er echt in slaagt de mensen die zij die beslisten over het al dan niet spelen van de wedstrijd aan het woord te laten en ze bij naam te noemen. De reconstructie van de vergadering waar beslist werd te spelen (DM, 18/05/2005), is in dit opzicht erg belangrijk voor de constructie voor het collectief geheugen. In die reconstructie wordt de chaotische sfeer beschreven. En ook hier wordt gesteld dat werd gekozen voor het vermijden van verder geweld. Wat er gezegd werd
52
door de prominenten, clubafgevaardigden en bondsmensen, wordt wel beschreven op basis van quotes uit tweede hand. Ook de spelers (DM, 19/05/2005; DM, 20/05/2005) benoemen zij die de beslissingen maakten, al duiden ze in één adem ook op de bezwaren die ze maakten: “De beslissing werd op een veel hoger niveau genomen. De autoriteiten dwongen ons om te voetballen. Dat er morele bezwaren waren, dat we helemaal niet in de stemming waren om het veld op te gaan: het deed er allemaal niet toe.” (DM, 19/05/2005) “’In deze omstandigheden kunnen we niet spelen’, zeiden sommigen. Anderen staarden voor zich uit. (…) Er waren er ook die zich weer begonnen aan te kleden. ‘Genoeg is genoeg’, zeiden ze, ‘we gaan naar huis.” (DM, 19/05/2005)
2.2 Discursieve praktijk De vier Vlaamse kranten in ons onderzoek kunnen worden opgedeeld op basis van de respectievelijke mediagroepen Mediahuis met De Standaard en Het Nieuwsblad en de Persgroep, Het Laatste Nieuws en De Morgen. Elke mediagroep valt uiteen in twee categorieën: de populaire dagbladen (Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws) en de kwaliteitskranten (De Standaard en De Morgen). De Standaard is traditioneel gezien het algemene kwaliteitsblad i met een sterke politieke berichtgeving (De Bens & Raeymaeckers, 2010). Zusterkrant Het Nieuwsblad was altijd al de populaire tegenhanger, maar positioneerde zich zelf ergens tussen kwaliteit en boulevard, met aandacht voor politiek, economie en cultuur. Toch is de zeer uitgebreide sportverslaggeving van Het Nieuwsblad één van de grootste troeven van de krant (De Bens & Raeymaeckers, 2010). Het Laatste Nieuws is in de eerste plaats een populaire krant en in Vlaanderen de enige die de vergelijking met echte tabloidkranten enigszins kan doorstaan (De Bens & Raeymaeckers, 2010). De krant besteed veel aandacht aan human interest en sport. De Morgen profileert zich als een progressief en onafhankelijk kwaliteitsdagblad. Toch ging koos De Morgen voor een meer populaire aanpak. Een aanpak die ook De Standaard voor een bredere, meer populaire berichtgeving deed kiezen (De Bens & Raeymaeckers, 2010; cfr. infra III 2.1.1). 2.2.1
Tabloidisering
De laatste decennia stellen verschillende auteurs dat zowel de populaire als de kwaliteitsbladen zich onder een commerciële druk meer inlaten met tabloidisering (De Bens & Raeymaeckers, 2010), een mix van popularisering, kwaliteitsverlies en visualisering (De Swert, 2002). Meer personifiëring, meer human-interestnieuws, meer zacht nieuws, minder tekst en meer en grotere foto’s (De Bens & Raeymaeckers, 2010). Ook de Belgische pers bleef niet van die kritieken gespaard. De Bens en Raeymaeckers (2010) stellen dat vooral sinds de eeuwwisseling de populaire en kwaliteitskranten meer naar elkaar toe zijn gegroeid.
53
In het onderzoek naar de constructie van het collectief geheugen is het belangrijk om met rekening te houden met de redactionele achtergrond van de kranten en de veranderingen die in de dertigjarige periode kunnen worden opgemerkt. Naast de effectieve verandering van het formaat van de Vlaamse kranten is er de trend naar een meer persoonlijke, visuele en dramatische berichtgeving ook zichtbaar in de verjaardagsjournalistiek rond het Heizeldrama. Zeker bij de kwaliteitskranten is er een duidelijk verschil tussen 1995 en 2005. Zo brengen De Standaard als De Morgen in 2005 elk een speciale reeks met persoonlijke getuigenissen en reconstructies, waar in 1995 de berichtgeving vooral bestond uit journalistieke analyse en feitelijke informatie. Bij de populaire kranten is die tendens er minder. De verjaardagsjournalistiek bestaat in 2005 wel louter uit getuigenissen van aanwezigen of nabestaanden, maar ook in 1995 was dat het geval. Al moet wel gezegd dat Het Nieuwsblad in 2005 de internationale blik volledig verliest en qua verjaardagsjournalistiek in 2005 nog dichter aanleunt bij Het Laatste Nieuws. 2.2.2
Intertekstualiteit en interdiscursiviteit
In 1995 is de redactionele samenwerking tussen Het Nieuwsblad en De Standaard erg expliciet. De verjaardagsjournalistieke berichtgeving op 29 mei 1995 in De Standaard is nagenoeg identiek aan enkele van de artikels die Het Nieuwsblad in de reeks in aanloop naar de tiende verjaardag publiceerde. In tegenstelling tot de kwaliteitskranten focust het merendeel van de getuigenissen in de populaire kranten op de Belgische slachtoffers. Zowel Het Nieuwsblad (in 1995 én in 2005) als Het Laatste Nieuws interviewen dezelfde vrienden van één van de Belgische slachtoffers (NB, 24/05/1995; HLN, 27/05/1995) en de nabestaanden van Dirk Daeninckx (NB, 28/09/2005; HLN, 27/05/1995). Het is bijgevolg niet zo verbazend dat in de twee kranten erg gelijkaardige verhalen gepubliceerd worden. De reconstructies op basis van de getuigenissen van hulpverleners in meerdere Vlaamse kranten lijken vaak erg goed op elkaar en spreken met dezelfde mensen. Ook hier zien we dat het vooral de populaire kranten zijn die verhalen brengen die qua discours elkaar benaderen (NB, 27/05/1995; HLN, 27/05/1995). De kwaliteitskranten steunen veel minder op gelijkaardige bronnen en brengen diverse en vooral diepere verhalen. In De Standaard zien we daarnaast, vooral in de berichtgeving van 2005, een benadering die iets vaker steunt op autoritaire of representatieve bronnen. De Morgen gaat in 2005 het verst door stemmen te horen die nooit eerder in de Belgische journalistiek over het Heizeldrama gesproken hebben, zoals spelers van beide ploegen of mensen die de vergadering waar werd beslist om de finale toch te spelen bijwoonden. Over het algemeen komen de stukken waarin de feiten van het Heizeldrama behandeld worden grotendeels overeen. Het discours waarbij de voornaamste schuld voor de gebeurtenissen bij de dronken Liverpool-supporters wordt gelegd, is in de verschillende kranten en over de jaren heen
54
aanwezig. Enkel De Morgen en – in veel mindere mate – De Standaard in 2005 doorbreken dat beeld door ook op de andere oorzaken te wijzen. 2.2.3
Sportjournalisten, maar geen sportjournalistiek
Hoewel de verjaardagsjournalistieke berichtgeving over het Heizeldrama eerder in de algemene nieuwskaternen wordt ingepast, worden het grootste deel van de stukken wel door sportjournalisten geschreven. Naast de sportjournalisten worden ook een aantal stukken door buitenlandreporters uitgeschreven, vooral de interviews met Italiaanse en Engelse stemmen. Uit literatuur naar collectief geheugen en verjaardagsjournalistiek blijkt dat journalisten zélf vaak ook getuigen over de gebeurtenissen waarvan de verjaardag wordt belicht. In de Vlaamse pers is de persoonlijke en uitgebreide getuigenis van François Colin een passend voorbeeld van. Frank Raes sportjournalist en aanwezig op de Heizel in 1985, getuigt dertig jaar na de feiten in De Standaard en Het Nieuwsblad.
2.3 Sociale praktijk Heel opvallend is hoe weinig de Belgische verantwoordelijkheid voor het Heizeldrama in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving behandeld wordt. In de reconstructies worden de Engelsen als hoofdschuldige aangewezen en wijst men amper op het feit dat de staat van het stadion, het wanordelijke optreden van politiediensten en de abominabele ticketverkoop in belangrijke mate bijdroegen aan het uit de hand lopen. Zonder het expliciet te verwoorden, stappen de Vlaamse kranten mee in een cultuur waarin het Heizeldrama en de eigen, Belgische verantwoordelijkheid genegeerd en vergeten worden. Enkel De Morgen doorbreekt in 2005 die cultuur van negeren en vergeten en gaat wel dieper in op de Belgische bijdrage. In de speciale verjaardagsjournalistieke reeksen komen naast de artikels waarin de gebeurtenissen gereconstrueerd worden ook stukken die wijzen op lessen die getrokken werden uit het Heizeldrama en wat er na 1985 in het Belgische en internationale voetbal is veranderd. Hier ligt de focus net wel op de verantwoordelijkheid die de Belgische politiek en voetbalbond nemen en genomen hebben. En hoewel de toon kritisch is en blijft, wordt toch vooral gewezen op de stappen die gezet zijn. De functionarissen tien, twintig en dertig jaar later staan positief ten opzichte van ‘hun’ verwezenlijkingen. Het feit dat er onder de dodelijke slachtoffers een aantal Belgen waren, maakt het voor de lezer makkelijker om zich te identificeren met de slachtoffers en mee te voelen met de nabestaanden en Italianen. De verjaardagsjournalistieke berichtgeving speelt hierop in en draagt hieraan bij door voornamelijk te wijzen op de schuld van Liverpool-fans bij de gebeurtenissen. Dat dergelijke dominante opvattingen over het verleden primeren in verjaardagsjournalistieke berichtgeving is niet verwonderlijk. Verschillende auteurs (cfr. supra I 1.3.4 en I 3.2) stellen dat de
55
journalistieke herinnering aan het verleden onvermijdelijk slechts gedeeltelijk is en dat bepaalde passages al dan niet bewust ontbreken.
3
Conclusie en discussie
Allereerst moet worden gewezen op de erg beperkte hoeveelheid verjaardagsjournalistieke berichtgeving naar aanleiding van de 30ste verjaardag. De papieren kranten hadden in 2015 weinig tot geen aandacht voor het Heizeldrama. Dat we de onlinejournalistiek niet mee opgenomen hebben in het onderzoek, was een bewuste keuze. Verder onderzoek naar verjaardagsjournalistiek op de nieuwswebsites en/of audiovisuele media zal moeten aangeven welke methoden online, op televisie of radio gebruikt worden en of die overeenkomen met wat de literatuur voorschrijft. Globaal gezien passen de Vlaamse kranten de methoden en patronen die de internationale literatuur aangeeft vaak toe. Zo zien we dat de verjaardagsjournalistiek in speciale reeksen of onder specifieke paginakoppen wordt gebracht. Wel zijn die specifieke bijdragen ingepast in de krant; het gaat niet om uitneembare katernen, extra magazines of echt collector’s items, zoals Kitch (2000) of Zelizer (1995) die beschrijven. Bij het reconstrueren van de feiten, doet ook de Vlaamse pers voornamelijk de beroep doet op mensen die aanwezig waren bij de gebeurtenissen, hetzij supporters, spelers of hulpverleners. Daarnaast komen ook nabestaanden van slachtoffers vaak aan het woord. Die techniek waarbij individuele, subjectieve, emotionele en gedramatiseerde verhalen de journalistieke vorm geven, komt in verschillende onderzoeken naar voren. Die personalisatie, narrativisering en dramatisering, blijft volgens onderzoekers beter hangen bij het publiek en zorgt er vooral voor dat de gebeurtenissen larger than life herleefd worden. De Vlaamse kranten onderscheiden zich op dit punt niet echt van elkaar. Wel is er een verschil in nationale focus. De kranten waarbij de verjaardagsjournalistieke bijdragen beperkter zijn, focussen zich veel meer op Belgische getuigen. Enkel wanneer er meer ruimte is, worden ook Engelsen en Italianen aan het woord gelaten. We zien dus dat de culturele nabijheid en affiniteit, zoals Somerstein (2015) die beschrijft, enkel doorweegt wanneer tijd en ruimte eerder beperkt zijn. De Vlaamse pers reduceert de gebeurtenissen van het Heizeldrama, zoals de literatuur beschrijft, tot enkele kantelmomenten. Er worden wel verschillende ogenblikken aangegeven als het moment waarop alles veranderde. Het eerste gooien met stenen, het doorbreken van de hekken tussen vak Y en vak Z of het instorten van de muur; allemaal momenten die enigszins worden gelijkgesteld met het dramatische kantelmoment van het Heizeldrama. Bepaalde foto’s keren in de verschillende kranten en over de jaren heen meermaals terug. Deze iconische beelden gaan deels instaan voor de gebeurtenissen en zijn in het collectief geheugen
56
onlosmakelijk verbonden met het Heizeldrama. Specifiek onderzoek naar die visuele verjaardagsjournalistiek is aan te raden en biedt meer inzicht naar de rol van beeldmateriaal. In de literatuur wordt gewezen op een trend van tabloidisering waarbij de populaire en kwaliteitskranten qua benadering naar elkaar zijn toegegroeid. Ook in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond het Heizeldrama, zien we dat de kwaliteitstitels doorheen de jaren geëvolueerd zijn van analyse en achtergrond naar human-interest verhalen die inspelen op het gevoel. Wel moet gezegd dat getuigenissen, sprekende beelden en geïndividualiseerde, gedramatiseerde en emotionele verhalen eerder typerend (cfr. supra) zijn voor verjaardagsjournalistiek. Dat de kwaliteitskranten in deze journalistieke vorm erg gelijkaardig te werk gaan als hun populaire tegenhangers is niet echt verrassend; het onderschrijft het onderzoek naar verjaardagsjournalistiek (cfr. supra I 3 en III 1). De verjaardagsjournalistieke berichtgeving rond het Heizeldrama construeert een eenzijdig en gedeeltelijk beeld van het Heizeldrama. De nadruk ligt op de rol van de Engelse fans die dronken en erg agressief te keer gingen. Daarbij worden de rol van de Belgische voetbalbond, die instond voor de kaartjesverkoop, het weinig georganiseerde optreden van politie en rijkswacht en de staat van het Heizelstadion, dat op voorhand door UEFA-officials gekeurd werd, amper behandeld. Het verhaal van de gebeurtenissen komt er vooral op basis van getuigenissen van mensen in en rond het stadion en nabestaanden van (Belgische) slachtoffers, die vaak erg gelijkaardig klinken. De onvermijdelijke narrowing of memory waarbij voornamelijk de cultureel en politiek-ideologisch dominante opvattingen hercirculeren, is duidelijk merkbaar in de verjaardagsjournalistieke berichtgeving over het Heizeldrama. Slechts één krant, De Morgen, slaagt er in om in 2005 een completer verhaal te brengen, waarbij vanuit meer en vooral andere, nieuwe invalshoeken naar de gebeurtenissen wordt gekeken. De herinnering aan het Heizeldrama is dus enigszins beperkt of vertekend, daar de meeste kranten er niet in slagen een compleet beeld van de aanloop, gebeurtenissen en nasleep te brengen. In dit masterproefonderzoek naar de constructie van het collectief geheugen ontbreekt echter het perspectief van het publiek. Onderzoek met een focus vanuit het standpunt van de lezer moet aantonen in welke mate de gemediatiseerde herinnering aan een bepaalde dramatische gebeurtenis de collectieve én individuele herinnering beïnvloedt. Vooral voor mensen die de gebeurtenissen niet meemaakten, bepaalt een beperkte verjaardagsjournalistieke voorstelling de herinnering nagenoeg volledig.
57
V. BIBLIOGRAFIE Bataille, H., Suetens, L.P. & Geysen, W. (1988). De ordediensten en het Heizeldrama: het compromis tussen openbare orde en vrijheid van vergadering. Gent: Kluwer rechtswetenschappen. BBC (n.d). On this day: June 2th, 1985: UEFA bans English clubs from Europe. Geraadpleegd op 25 mei 2015 op het World Wide Web: http://news.bbc.co.uk/onthisday/hi/dates/stories/june/2/newsid_2494000/2494963.stm. Bennett, L.W. (1988). News: the politics of illusion. New York, NY: Longman. Bennett, L.W., Gressett, L.A. & Haltom, W. (1985). Repairing the news: a case study of the news paradigm. Journal of Communication, 35(2), 50-68. Blaiki, A. (2001). Photographs in the cultural account: contested narratives and collective memory in the Scottish Islands. The Sociological Review, 49(3), 345-367. Brandenburg-van den Ven, T. (2014, 22 januari). De Morgen krijgt half Berliner-formaat. Geraadpleegd op 3 juni 2015 op het World Wide Web: https://www.villamedia.nl/artikel/demorgen-krijgt-half-berliner-formaat. Breeze, R. (2011). Critical discourse analysis and its critics. Pragmatics, 21(4), 493-525. Britten, B. (2013). Putting memory in its place: photographic coverage of 9/11 in anniversary editions of impact city newspapers. Journalism Studies, 14(4), 602-617. Carey, J.W. (1989). Communication as culture: essays on media and society. Boston: Hyman Publishers. Carnibella, G., Fox, A., Fox, K., McCann, J., Marsh, J. & Marsh, P. (1996, juli). Football violence in Europe. A report presented to the Amsterdam Group. Geraadpleegd op 25 mei 2015 op het World Wide Web: http://www.sirc.org/publik/football_violence.pdf. Carter, J. (2011, 2 juni). Rewind; the Heysel aftermath. Geraadpleegd op 10 juni 2015 via het World Wide Web: http://www.espnfc.com/story/925085/rewind-the-heysel-aftermath-in-1985. Cavanagh, S. (1997). Content analysis: concepts, methods and applications. Nurse Researcher, 4(3), 5-16. Conboy, M. (2007). The language of the news. New York, NY: Routledge. Conboy, M. (2012). How journalism uses history. In: M. Conboy (Ed.), How journalism uses history (pp. 1-14). London: Routledge.
58
Davis, F. (1979). Yearning for yesterday: a sociology of nostalgia. New York, NY: Free Press. Dayan, D. & Katz, E. (1992). Media events: the live broadcasting of history. Cambridge, MA: Harvard University Press. Denzin, N.K. & Lincoln, Y.S. (2000). Introduction: the discipline and practice of qualitative research. In: N.K. Denzin & Y.S. Lincoln (Eds.), Handbook of qualitative research (pp. 1-19). Thousand Oaks, CA: Sage. De Bens, E. & Raeymaeckers, K. (2010). De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren vandaag en morgen. Tielt: Lannoo Campus. De Kamer (1985). Parlementair onderzoek naar de oorzaken, de omstandigheden en de lessen die moeten worden getrokken uit de tragische gebeurtenissen die zich op woensdag 29 mei 1985 tijdens de voetbalwedstrijd Liverpool-Juventus Turijn hebben voorgedaan. Geraadpleeg op 10 juni 2015 via het World Wide Web: http://www.dekamer.be/digidoc/DPS/K2038/K20381989/K20381989.PDF. De Swert, K. (2002). De mythe van de tabloidisering van de Vlaamse kwaliteitspers. Mediagids – Boek en Pers, 11, 27-41. DS Online (2006, 31 maart). Lexicon. Geraadpleegd op 3 juni 2015 op het World Wide Web: http://www.standaard.be/cnt/g57q76g7. Du Pont, K. (2013). De herinnering (1990-2012) aan het Tiananmen-protest in de Franse krant ‘Le Monde’. In: S. Mertens & J. Servaes (Eds.), Perspectieven op internationale journalistiek (pp. 6579). Gent: Academia Press. Edy, J.A. (1999). Journalistic uses of collective memory. Journal of Communication, 49(2), 71-85. Edy, J.A. (2006). Troubled pasts: news and the collective memory of social unrest. Philadelphia, PA: Temple University Press. Fairclough, N. (1992). Discourse and social change. Cambridge: Polity Press. Fairclough, N. (1995). Critical discourse analysis: the critical study of language. Harlow: Pearson Education Limited. Forrest, T.R. (1993). Disaster anniversary: a social reconstruction of time. Sociological Inquiry, 63(4), 444-456. Halbwachs, M. (1950/1992). On collective memory. Chicago, IL: University of Chicago Press. Hariman, R. & Lucaites, J.L. (2004). Ritualizing modernity’s gamble: the iconic photographs of the Hindenburg and Challenger explosion. Visual Communication Quarterly, 11(2), 4-17.
59
‘t Hart, P. & Pijnenburg, B. (1988). Het Heizeldrama: rampzalig organiseren en kritieke beslissingen. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. Hickey, G. & Kipping, C. (1996). Issues in research. A multi-stage approach to the coding of data from open-ended questions. Nurse researcher, 4(1), 81-91. Hoskins, A. (2001). New memory: mediating history. Historical Journal of Film, Radio and Television, 21(4), 333-346. Hoskins, A. (2010). News and memory: old and new media pasts. In: S. Allen (Ed.), The Routledge companion to news and journalism (pp. 460-470). New York, NY: Routledge. Hsieh, H. & Shannon, S.E. (2005). Three approaches to qualitative content analysis. Qualitative Health Research, 15(9), 1277-1288. Hume, J. (2010). Memory matters: the evolution of scholarship in collective memory and mass communication. Review of Communication, 10(3), 181-196. Jäger, S. (2004). Kritische Diskursanalyse. Eine Einführung. (Discourse analysis. An introduction) (4th ed.). Münster: UNRAST-Verlag. Janks, H. (1999). Critical discourse analysis as a research tool. In: J. Marshall & M. Peters (Eds.), Education policy. The international library of comparative public policy (pp. 49-62). Cheltonham, UK: Elgar. Johnson, V.E. (2008). Heartland TV: prime time television and the struggle for U.S. identity. New York, NY: New York University Press. Jorgensen, M. & Phillips, L. (2002). Discourse analysis as theory and method. London: SAGE. Joye, S. (2010). News discourses on distant suffering: a critical discourse analysis of the 2003 SARS outbreak. Discourse & Society, 21(5), 586-601. Keith, S. (2010). Collective memory and the end of occupation: remembering (and forgetting) the liberation of Paris in images. Visual Communication Quarterly, 17(3), 134-146. Keith, S. (2012). Forgetting the last big war: collective memory and liberation images in an offyear anniversary. American Behavioral Scientist, 56(2), 204-222. Kitch, C. (1999). Twentieth-century tales: newsmagazines and American memory. Journalism & Communication Monographs, 1(2), 119-155. Kitch, C. (2000). A news of feeling as well as fact: mourning and memorial in American newsmagazines. Journalism, 1(2), 171-195.
60
Kitch, C. (2002). Anniversary journalism, collective memory, and the cultural authority to tell the story of the American past. Journal of Popular Culture, 36(1), 44-67. Kitch, C. (2005). Pages from the past: history and memory in American magazines. Chapel Hill, NC: University of North Carolina Press. Kitch, C. (2008). Placing journalism inside memory – and memory studies. Memory Studies, 1(3), 311-320. Kitch, C. & Hume, J. (2008). Journalism in a culture of grief. New York, NY: Routledge. Krippendorff, K. (2013). Content analysis: an introduction to its methodology (3nd ed.). Los Angeles: SAGE. Lagae, B. (2010, 28 mei). Nog steeds niet alles geleerd van het Heizeldrama. Geraadpleegd op 25 mei 2015 op het World Wide Web: http://www.nieuwsblad.be/sportwereld/cnt/g3g2qpgo4. Lang, G.E. & Lang, K.L. (1989). Collective memory and the news. Communication, 11(2), 123139. Leclaire, J.-P. (2005). Le Heysel: une tragédie européenne. Parijs: Calmann-Levy. Li, H. & Lee, C. (2013). Remembering Tiananmen and the Berlin Wall: the elite U.S. press’s anniversary journalism, 1990-2009. Media, Culture & Society, 35(7), 830-846. Meenaghan, G. (2012, 3 februari). When terror takes over terraces. Geraadpleegd op 28 mei 2015 op het World Wide Web: http://www.thenational.ae/sport/football/when-terror-takes-over-terraces. Meyers, O. (2002). Still photographs, dynamic memories: a study of the visual representation of Israel’s past in commemorative newspaper supplements. The Communication Review, 5(3), 179205. Mihelj, S. (2009). Television news and the dynamics of national remembering. In: E. Castelló, A. Dhoest & H. O’Donell (Eds.), The nation on screen: discourses of the national on global television (pp. 119-138). Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing. Moretti, F., van Vliet, L., Bensing, J., Deledda, G., Mazzi, M., Rimondini, M., Zimmermann, C. & Fletcher, I. (2011). A standardized approach to qualitative content analysis of focus group discussions from different countries. Patient Education and Counseling, 82(3), 420-428. Neustadt, R.E. & May, E.K. (1986). Thinking in time, the uses of history for decision makers. New York, NY: Free Press. Rabbie, J.M. (1989). Football violence in the Heizel stadium – a management crisis. Current Psychology – Research & Reviews, 8(1), 50-56.
61
Raeymaeckers, K., Heinderyckx, F., De Vuyst, S., Libert, M., De Maeyer, J., De Dobbelaer, R., Le Cam, F., Deprez, A. & De Keyser, J. (2013). De Belgische journalist in 2013: een zelfportret. Gent: Academia Press. rmg (2004, 6 maart). ANALYSE. De keuze voor het tabloidformaat past in een wereldwijde trend. Geraadpleegd op 3 juni 2015 via het World Wide Web: http://www.standaard.be/cnt/dst06032004_011. Robinson, S. (2006). Vietnam and Iraq: memory versus history during the 2004 presidential campaign coverage. Journalism Studies, 7(5), 729-744. Robinson, S. (2009a). ‘If you had been with us’: mainstream press and citizen journalists jockey for authority over the collective memory of Hurricane Katrina. New Media & Society, 11(5), 795814. Robinson, S. (2009b). ‘We were all there’: remembering America in the anniversary coverage of Hurricane Katrina. Memory Studies, 2(2), 235-253. Schneider, F. (2013, 13 mei). How to do a discourse analysis. Geraadpleegd op 28 mei 2015 op het World Wide Web: www.politicseastasia.com/studying/how-to-do-a-discourse-analysis/. Schudson, M. (2001). The objectivity norm in American journalism. Journalism, 2(2), 149-170. Schudson, M. (2003). The sociology of news. New York: W.W. Norton & Company. Schwalbe, C.B. (2006). Remembering our shared past: visually framing the Iraq war on US news websites. Journal of Computer-Mediated Communication, 12(1), 264-289. Schwartz, B. (1991). Iconography and collective memory: Lincoln’s image in the American mind . The Sociological Quarterly, 32(3), 301-319. Shoemaker, P.J. & Reese, S.D. (2014). Mediating the message in the 21st century. A media sociology perspective (3rd ed.). New York, NY: Routledge. Somerstein, R. (2015). Newspapers commemorate 11 September: a cross-cultural investigation. Journalism, 16(3), 359-375. Sontag, S. (2004, 23 mei). Regarding torture of others. Geraadpleegd op 20 mei 2015 op het World Wide Web: http://isites.harvard.edu/fs/docs/icb.topic1195064.files/14.%20Sontag%20Regarding%20the%20T orture%20of%20Others.pdf. Sturken, M. (1997). Tangled memories: the Vietnam War, the AIDS epidemic, and the politics of remembering. Berkeley, CA: University of California Press.
62
Su, C. (2012). One earthquake, two tales: narrative analysis of the tenth anniversary coverage of the 921 Earthquake in Taiwan. Media, Culture & Society, 34(3), 280-295. Teer-Tomaselli, R. (2006). Collective memory and media news. Geraadpleegd op 22 mei 2015 op het World Wide Web: http://ojs.ub.gu.se/ojs/index.php/gt/article/view/2503. Van Leuven, S. & Joye, S. (2014). Bronnengebruik in Vlaamse nieuwsmedia: een kwantitatieve analayse. Steunpunt Media. Van Riemsdijk, H. & Deglas, C. (2005). Rampen in België. Tielt: Lannoo. Vultee, F. (2009). Jump back Jack, Mohammed’s here: Fox News and the construction of Islamic peril. Journalism Studies, 10(5), 623-638. Watson, B.R. & Chen, M. (2014, mei). @todayin1963: commemorative journalism, digital collective remembering and the march on Washington. Paper gepresenteerd voor the International Communication Association conference, Seattle, WA. Weber, R.P. (1990). Basic content analysis (2nd ed.). Newbury Park, CA: Sage publications. Winfield, B.H., Friedman, B. & Trisnadi, V. (2001). History as the metaphor through which the current world is viewed: British and American newspapers’ use of history following the 11 September 2001 terrorist attacks. Journalism Studies, 3(2), 289-300. Winfield, B.H. & Hume, J. (2007). The continuous past: historical referents in nineteenth-century American journalism. Journalism & Communication Monographs, 9(3), 119-174. Young, M. (2013, 12 september). The story behind the most powerful image of 9/11: the Falling Man. Geraadpleegd op 20 mei 2015 op het World Wide Web: http://www.news.com.au/world/thestory-behind-the-most-powerful-image-of-911-the-falling-man/story-fndir2ev-1226717247792. Zandberg, E., Meyers, O. & Neiger, M. (2012). Past continuous: newsworthiness and the shaping of collective memory. Critical Studies in Media Communication, 29(1), 65-79. Zelizer, B. (1990). Achieving journalistic authority through narrative. Critical Studies in Mass Communication, 7(4), 366-376. Zelizer, B. (1992). Covering the body: the Kennedy assassination, the media, and the shaping of collective memory. Chicago, IL: University of Chicago Press. Zelizer, B. (1995). Reading the past against the grain: the shape of memory studies. Critical Studies in Mass Communication, 12(2), 214-239.
63
Zelizer, B. (1999). From the image of record to the image of memory: Holocaust photography, then and now. In: B. Brennen & H. Hardt (Eds.), Picturing the past: media, history and photography (pp. 98-131). Urbana, IL: University of Illinois Press. Zelizer, B. (2008). Why memory’s work on journalism does not reflect journalism’s work on memory. Memory studies, 1(1), 79-87.
64
IV. BIJLAGEN
Bijlage 1 Juventus-supporters vluchten weg uit vak Z
Bijlage 2 Man draagt gewonde weg uit vak Z
65