UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
De Europese Unie en online piraterij. Een neofunctionalistische toekomstvisie.
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 23722
Pieter Slangen
MASTERPROEF EU-STUDIES
PROMOTOR: (PROF.) DR. HENDRIK VOS COMMISSARIS: (PROF.) DR. ANNELIES VAN BRUSSEL COMMISSARIS: (PROF.) DR. FERDI DE VILLE
ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
1
2
Abstract Het internet is de laatste jaren uitgegroeid tot een cruciaal kenmerk van het dagelijks leven van de moderne mens. Ondanks de vele voordelen hieraan verbonden heeft deze groei naar digitalisering een sterke impact gekend op de definitie en toepassing van copyright en intellectuele eigendomsrechten. Dit komt door de sterke groei van online piraterij die een grote weerslag heeft op onze samenleving. Deze verhandeling heeft als doel om de impact van deze online piraterij te onderzoeken in een Europese context. Wat is de invloed hiervan op de vorming en ontwikkeling van het Europees copyrightbeleid. Deze analyse zal gebeuren aan de hand van een neofunctionalistisch kader waarin twee cruciale aspecten naar boven komen voor de evolutie van het Europees copyrightbeleid. Dit zijn de vorming van een collectieve identiteit en het aspect van tijd en evolutie. Deze aspecten zullen via een uitgebreide casestudy getoetst worden aan de situatie van online piraterij in de muziekindustrie, waarin vijf verschillende beleidsopties worden geanalyseerd. Deze analyse zal uiteindelijk leiden tot de vraag of het effectief noodzakelijk, mogelijk en wenselijk is om in de huidige context van het internet en digitalisering een strikt Europees copyrightbeleid te voeren. Uit de conclusie zal blijken dat het Europees copyrightbeleid meer en meer aan het evolueren is richting een negatieve antwoord op deze vraag.
3
Inhoudstafel 1. Inleiding 1. Onderzoeksvraag en probleemstelling 2. Onderzoeksdesign 2. Deel
1:
Neofunctionalistische
analyse
van
het
Europees
copyrightbeleid 1. Theoretisch kader: Neofunctionalisme 1. Literatuuroverzicht: Welke assumpties? 1. Algemeen 2. Assumpties vanuit het supranationaal institutionalisme 1. Verschillende soorten spillovers 2. Belang van agenda-setting 3. Socialisering en politisering: Belang van collectieve identiteit 3. Assumpties: Overzicht en relevantie 2. Evolutie en historisch overzicht van het Europees copyrightbeleid 1. Fase 1: Beginnende harmonisering 2. Fase 2: TRIPS en nadruk op economische aspecten 3. Fase 3: Invloed van technologische evolutie en digitalisering 3. Analyse: Hoe is het Europees copyrightbeleid op de agenda gekomen? 1. Fase 1: Beginnende harmonisering 2. Fase 2: TRIPS en nadruk op economische aspecten 3. Fase 3: Invloed van technologische evolutie en digitalisering 1. Vervaging van de collectieve identiteit 1. Intern de EU 2. Intern de entertainmentindustrie 2. Nieuw element: tijd 4. Conclusie: Wat brengt de toekomst? 3. Deel 2: Toekomstvisie Europees copyrightbeleid: Case-study: Online piraterij in de muziekindustrie 1. Literatuuroverzicht: Online piraterij in de muziekindustrie
4
1. Algemene conceptualisering 2. Impact van online piraterij 1. Impact van online piraterij op de maatschappij 2. Impact
van
online
piraterij
op
de
verkoop
van
muziekproducten 3. Impact van online piraterij op de organisatie van de muziekindustrie 3. Wie zijn de 'piraten' en waarom? 4. Verschillende beleidsopties 1. Technologie 2. Concurreren en innoveren 3. Rechtspraak 4. Sociale normen 5. Wetgeving 2. Analyse van de verschillende beleidsopties 1. Technologie 1. Vanuit de entertainmentindustrie 2. Vanuit de EU 2. Concurreren en innoveren 1. Vanuit de entertainmentindustrie 2. Vanuit de EU 3. Rechtspraak 1. Vanuit de entertainmentindustrie 2. Vanuit de EU 4. Sociale normen 1. Vanuit de entertainmentindustrie 2. Vanuit de EU 5. Wetgeving 1. Vanuit de entertainmentindustrie 2. Vanuit de EU 4. Conclusie 5. Referentielijst 1. Secundaire bronnen 2. Diepte-interviews 5
6. Bijlage 1: Topiclijst gebruikt bij de diepte-interviews
6
1. Inleiding Een van de belangrijkste kenmerken van de 21ste eeuw is ongetwijfeld de grote opkomst van het internet en de daaraan gekoppelde digitalisering. Het internet is in zeer korte tijd uitgegroeid tot een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven. Zo zorgt het bijvoorbeeld voor een snellere communicatie, een lagere kost om informatie te verzamelen en de mogelijkheid om de andere kant van wereld te bereiken in slechts enkele seconden. Maar het internet heeft ook gezorgd voor de ongekende mogelijkheid om bestanden te kopiëren, te reproduceren en te verspreiden. Dit betekent dat er ook verschillende nieuwe vragen en uitdagingen verbonden zijn aan de sterke opkomst van het internet. Vragen zoals de eventuele negatieve implicaties verbonden aan de digitale realiteit? Of de vraag naar de concrete impact deze nieuwe technologieën en hoe die zich in de toekomst verder zal evolueren. (Lessig, 2004; EC, 2013, 18 april 2013) Een van deze nieuwe uitdagingen is de vraag naar de toepassing van het copyrightbeleid op het internet en vormt het centrale onderwerp van deze verhandeling. Copyright heeft als doel om auteurs en artiesten financieel te compenseren voor hun creatieve werken. Maar in het huidige digitale tijdperk staan deze creatieve werken op grote schaal bloot aan een illegaal gebruik. Ze worden meer en meer gereproduceerd en verspreid via het internet zonder toestemming van de rechthebbenden en dit kent een grote impact op de entertainmentindustrie. De muziekindustrie is het grootste slachtoffer van deze online piraterij. Zo kent ze vanaf 1999 een sterke daling van haar inkomsten en heeft het tot het voorbije jaar geduurd vooraleer ze deze terug kon omdraaien in een lichte stijging. (EC, 2002, 19 april 2013; IFPI, 8 april 2013, 19 april 2013)
1.1 Onderzoeksvraag en probleemstelling Deze verhandeling zal zich focussen op de rol van de Europese Unie (EU) in dit verhaal. Het doel is niet om te komen tot een pure beschrijving van de
7
Europese activiteiten hieromtrent, al dat deze ook kort overlopen worden. Wel bestuderen we twee deelvragen betreffende de rol van de EU. De eerste stelt zich de vraag naar hoe en waarom copyright op de Europese agenda is gekomen. Hoe zijn copyright en auteursrechten een onderwerp geworden van het Europees beleid? De tweede vraag sluit zich hierbij aan en gaat op zoek naar de manier waarop de EU probeert in te spelen op het nieuwe tijdperk van digitalisering in haar copyrightbeleid. Opnieuw ligt de focus niet op een concrete beschrijving van de Europese activiteiten maar gaan we verder. Aan de hand van een casestudy over online piraterij in de muziekindustrie definiëren en analyseren we verschillende toekomstige beleidsopties van de EU omtrent copyright. Bij de analyse van deze deelvragen is er een grote rol weggelegd voor het theoretisch kader van het neofunctionalisme. Cruciaal hierbij is het concept van spillovers dat stelt dat de Europese integratie automatisch wordt verdergezet omdat er door integratie op het ene domein er nieuwe problemen ontstaan op andere domeinen. Deze problemen kunnen enkel maar opgelost worden door een verdere integratie. Het zijn dus spillovers die zorgen voor Europese integratie en deze worden in gang gezet worden door de verschillende beleidsactoren. Hierbij speelt socialisering en politisering een belangrijke rol, dit zorgt ervoor dat de verschillende actoren hun belangen en preferenties gaan definiëren op Europees niveau. Het zorgt ervoor dat het niveau van de EU wordt gezien als het centrale niveau om bepaalde zaken aan te pakken. (Orbie, 2009) Deze twee kernelementen van het neofunctionalisme worden gebruikt om te onderzoeken hoe het Europees copyrightbeleid ontstaan is. Hoe is het concreet op de agenda gekomen? Welke soort spillovers speelden hierbij een belangrijke rol? Hoe heeft de socialisering en politisering zijn invloed gehad? Hierbij komen ook elementen die naar boven komen uit het supranationaal institutionalisme,
een
belangrijke
verfijning
en
aanpassing
van
het
neofunctionalisme, aan bod. Deze onderschrijven een groot belang voor de zogenaamde 'sociale spillover' waarbij de beleidsactoren binnen de EU zelf een grote rol kunnen spelen. Hierdoor komen ook vragen naar de rol van de
8
verschillende belaidsactoren zelf, zoals de EU-instellingen zelf en het vele gelobby omtrent dit thema, aan bod? Ook zijn er enkele raakpunten met het historisch institutionalisme door de toevoeging van een belangrijk tijdsaspect. (Orbie, 2009) Een bewijs voor de relevantie van het neofunctionalisme als theoretisch kader voor de studie van het Europees copyrightbeleid is te vinden bij Jensen (2000). Die stelt dat het neofunctionalisme nog steeds een relevante theorie is voor de studie van Europese integratie, zeker wanneer men focust op een duidelijk afgebakend beleidsdomein. Daarom ook dat de casestudy zich uitsluitend
zal
focussen
op
het
verhaal
van
copyright
in
de
entertainmentindustrie en specifiek op de muzieksector. (Jensen, 2000)
1.2 Onderzoeksdesign De focus van de casestudy zal dus vooral liggen op de muziekindustrie. Deze wordt algemeen gezien als het grootste slachtoffer van de online piraterij waardoor ze ook de meest bestudeerde sector is. Hierdoor is er relatief veel informatie verkregen vanuit secundaire bronnen en wetenschappelijke artikels hieromtrent. Deze gaan niet alleen over concrete cijfers. Maar ook over de eventuele verklaringen voor het fenomeen van online piraterij, studies over de concrete impact van deze piraterij, visies op hoe het probleem aan te pakken of zelfs vragen of online piraterij überhaupt een probleem is. Ook de verschillende rapporten van de muziekindustrie zelf vertegenwoordigd door het IFPI (International Federation of the Phonographic Industry) waren een belangrijke bron van informatie. Naast deze vooral secundaire bronnen via de wetenschappelijke literatuur steunt deze verhandeling ook op informatie verzameld via interviews. Deze semi-gestructureerde
diepte-interviews
zijn
afgenomen
bij
belangrijke
stemmen uit de muziek – en entertainment industrie in België en waren vooral gericht op de vraag naar toekomstige beleidsopties. Maar ze zorgden ook voor een bredere kijk op de impact van online piraterij op de industrie, zowel de negatieve impact alsook de nieuwe mogelijkheden die de digitalisering met zich kan meebrengen. 9
De verhandeling wordt algemeen opgedeeld in twee grote delen. Het eerste deel legt concreet de focus op de neofunctionalistische analyse van het huidig Europees copyrightbeleid. Het tweede deel bestudeert dan de concrete casestudy van online piraterij in de muziekindustrie, om uiteindelijk in de conclusie een blik te werpen op de toekomst van het Europees copyrightbeleid.
10
2. Deel I: Neofunctionalistische analyse van het Europees copyrightbeleid Het eerste deel van deze verhandeling legt de focus op het theoretisch kader dat we zullen gebruiken voor de analyse. Allereerst wordt er een literatuuroverzicht gegeven waarbij we de belangrijkste kernpunten van het neofunctionalisme aanhalen. Het doel van dit overzicht is niet om een volledig beeld te geven van alle aspecten van het neofunctionalisme, dit past ook niet in het kader van de onderzoeksvraag. Wel worden uit voorgaande studies belangrijke assumpties gehaald die later gebruikt zullen worden voor de analyse van het Europees copyrightbeleid. Hierbij is het ook belangrijk om uit te leggen waarom juist deze assumpties gekozen worden, om dus hun relevantie in kader van het onderzoek aan te tonen. Deze assumpties worden dan gebruikt om het eerste deel van de onderzoeksvraag te behandelen. Dit is de vraag naar hoe copyright op de Europese agenda is gekomen. Allereerst geven we een algemeen overzicht en een historische evolutie van het huidig Europees copyrightbeleid. Dit is noodzakelijk om een goed beeld te krijgen op wat al wel en wat al niet Europees geregeld is. Daarna gaan we over naar de eigenlijke analyse waarbij we ons verschillende vragen stellen. Welke mechanismen speelden een rol bij de agenda-setting omtrent het Europees copyrightbeleid? Welke soort spillover was vooral cruciaal? En wat was de rol van lobbygroepen en andere actoren in het beleidsnetwerk? Naast het theoretisch kader zullen ook verschillende elementen die in de diepte-interviews aan bod kwamen gebruikt worden voor deze analyse.
2.1 Theoretisch kader: Neofunctionalisme Het neofunctionalisme zal besproken worden op basis van twee elementen. Allereerst worden de kernpunten van deze theorie overlopen in een kort literatuuroverzicht. Dit heeft niet dus niet het doel om een volledig beeld te geven van alle aspecten van het neofunctionalisme. Wel worden er verschillende assumpties afgeleid die relevant zijn voor de verdere analyse 11
van het copyrightbeleid. Deze assumpties zullen overlopen in het eerste deel van dit overzicht. In het tweede deel wordt de relevantie van deze assumpties in functie van de onderzoeksvraag besproken.
2.1.1 Literatuuroverzicht: Welke asssumpties? 2.1.1.2 Algemeen Het neofunctionalisme is nog steeds een van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste, grand theory betreffende de Europese integratie. Maar het is geen theorie die puur en alleen gericht is op deze Europese integratie. Zo lag zijn focus in de beginperiode van de jaren vijftig en zestig op verschillende vormen van regionale samenwerking. Wel is de EU het meest succesvolle voorbeeld van de regionale integratie. (Jensen, 2000) Ernst B. Haas wordt algemeen gezien als de grondlegger van het neofunctionalisme.
Hij
stelt
dat
staten
steeds
vaker
proberen
hun
inspanningen te intensifiëren richting een vredevolle en gemeenschappelijke managing van hun nationale belangen. Dit kan zich bijvoorbeeld manifesteren in de uitgroei van regionale organisaties. Het is belangrijk om te benadrukken dat de toenmalige internationale context een grote invloed had op de ontwikkeling van dit neofunctionalisme. Zo stellen Ruggie et al. (2005) dat het neofunctionalisme ontwikkeld is in de context van de reconstructie van de wereld na Wereldoorlog II. Hierbij werden belangrijke en historische organen opgericht zoals de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de NAVO. Deze zijn eerste voorbeelden van het herordenen van de onderlinge relaties tussen staten richting meer samenwerking. (Haas, 1976; Ruggie et al., 2005) Algemeen kent het neofunctionalisme twee kernelementen die samen de 'logica van de integratie' uitmaken. Het eerste kernelement is het proces van spillovers waarbij integratie in het ene domein een sneeuwbaleffect met zich meebrengt waardoor er alsmaar meer domeinen betrokken worden in deze integratie. Het tweede kernelement legt de nadruk op het belang van socialisering en politisering bij de Europese beleidsmakers. Het zijn de politieke actoren zelf die een belangrijke rol spelen bij de beleidsvorming in de 12
EU. Dit komt onder meer omdat ze hun belangen meer en meer op het Europese niveau gaan definiëren. Deze twee kernelement zorgen voor blijvende evolutie van de EU naar een 'ever closer union'. (Orbie, 2009; Moravscik, 2005) De laatste jaren is er een grote mate van kritiek gekomen op deze algemene logica van het neofunctionalisme. Zo stelt Moravcsik (2005) dat het neofunctionalisme eerder een 'filosofie' is maar geen pure theorie. Dit komt omdat het relatief eenzijdig is, overambitieus en niet falsifieerbaar. Daarnaast zijn de kernelementen van het neofunctionalisme geen algemene kenmerken van de dynamieken achter de Europese integratie maar komen ze eerder sporadisch en uitzonderlijk voor. Dit zorgt ervoor dat het neofunctionalisme er niet in slaagt om een adequate verklaring te geven voor de Europese integratie.
Daartegenover
stelt
Moravscik
(2005)
de
meer
intergouvernementele visie centraal. Deze stelt dat nationale preferenties en interstatelijke onderhandelingen bepalend zijn voor de Europese integratie. (Moravscik, 2005; Garrett & Tsebelis, 1996) De toenemende kritiek op het neofunctionalisme heeft Jensen (2000) ertoe geleid om de vraag te stellen naar de relevantie van het neofunctionalisme om de vergevorderde politieke integratie in de EU te verklaren. Hij concludeert dat het neofunctionalisme nog steeds leidt tot waardevolle inzichten om de dynamieken van politieke integratie te verklaren. Maar hierbij is
het
wel
belangrijk
om
te
focussen
op
duidelijk
afgebakende
beleidsdomeinen zoals hij bijvoorbeeld zelf doet bij zijn analyse van de politieke integratie in het Europees sociaal beleid en arbeidsmarktbeleid. Ook Rosamond
(2005)
bevestigt
deze
blijvende
relevantie
van
het
neofunctionalisme als theorie voor de hedendaagse EU-Studies. (Jensen, 2000; Garrett & Tsebelis, 1996; Rosamond, 2005) 2.1.1.2 Assumpties vanuit het supranationaal institutionalisme Ondanks de toenemende kritiek zijn er toch verschillende auteurs die het belang en de relevantie van het neofunctionalisme blijven benadrukken voor de studie van Europese integratie. Deze auteurs, die onder de noemer van 13
het supranationaal institutionalisme geplaatst worden, benadrukken wel dat er nood is aan aanpassingen en verfijningen aan dit neofunctionalisme. (Orbie, 2009) 2.1.1.2.1 Verschillende soorten spillovers Een van deze aanpassingen is de introductie van verschillende soorten spillovers. Zo introduceert Jensen (2000) de legalistische of institutionele spillover. Deze stelt dat politieke integratie in specifieke beleidsdomein ondergeschikt is aan de institutionele en legalistische principes van de EU. Het belang van deze institutionele regels die het beslissingsproces in de EU aanvoeren wordt ook benadrukt door Garrett & Tsebelis (1996). Zij stellen dat het legislatieve proces in de EU alleen begrepen kan worden via een gedetailleerde institutionele analyse van de interactie tussen de verschillende Europese instellingen. Zo kunnen verschillende procedures en coalities leiden tot verschillende spillovers en dus tot verschillende uitkomsten. (Jensen, 2000; Garrett & Tsebelis, 1996) Ook Niemann (1998) introduceert verschillende nieuwe elementen aan het neofunctionalisme. Hij stelt dat er meer gekeken moet worden naar het volledig plaatje van het neofunctionalisme waarbij ook de externalisering een belangrijke rol speelt. Zo kan er bijvoorbeeld ook een geïnduceerde of exogene spillover plaatsvinden waarbij de internationale omgeving een impact heeft op de Europese integratie. De internationale context kan er bijvoorbeeld zorgen voor meer interne eenheid binnen de EU en dus de versterking van de interne machtspositie van de EU. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer er verwacht wordt dat de EU een duidelijk gemeenschappelijk standpunt inneemt bij bepaalde zaken. Het bewijs voor deze exogene spillover vind Niemann (1998) bij de analyse van het 'PHARE-programma' voor humanitaire hulp van de EU. (Niemann, 1998) In zijn casestudy over de toepassing van de Europese interne markt in de transportsector definieert ook Stephenson (2010) een nieuwe soort spillover. Deze gecultiveerde spillover wordt langs de ene kant in gang gezet door de Europese Commissie (EC) zelf die zijn beleid voortdurend kan verfijnen en
14
herdefiniëren. Maar belangrijker is de grote rol die technocraten en de zogenaamde
epistemic
communities
hierin
kunnen
spelen.
Dit
zijn
supranationale agenten die kunnen zorgen voor een belangrijke functionele en economische druk om te komen tot de noodzakelijk spillover. Ze kunnen bijvoorbeeld de rationale voor een bepaalde beleidskeuze erkennen en zo deze optie legitimeren. Daarnaast voorziet Stephenson (2010) ook een rol voor het Europees Parlement (EP) en het Europees Hof van Justitie die ook bepaalde spillovers in gang kunnen zetten. (Stephenson, 2010) 2.1.1.2.2 Belang van agenda-setting Een tweede belangrijk aanpassing aan het neofunctionalisme is de introductie van het concept van agenda-setting. Dit is de vraag naar hoe en wanneer een bepaald thema, probleem, onderwerp, enzovoort op de Europese agenda komt. Een belangrijk onderzoek hierbij is dat van Stephenson (2011) die voor de eerste keer de koppeling maakt tussen onderzoek naar agenda-setting op Europees niveau en het neofunctionalisme. Eigenlijk is integratie niets meer dan de opeenvolging van succesvolle fases van agenda-setting op het supranationale niveau. Agenda-setting bepaalt welke thema's op de beleidsagenda komen en dus welke beslissingen genomen worden. Dit betekent dus ook dat agenda-setting de snelheid en inhoud bepaalt van de verschillende spillovers die plaatsvinden op het Europees niveau. Om het Europees beleidsproces te beïnvloeden moet je er dus in slagen om een invloed uit te spelen op agenda-setting en hierbij speelt het element van frames een cruciale rol. Beleidasctoren gebruiken deze frames om een bepaalde beleidsissue als het ware 'te boetseren' in de juiste vorm; de vorm die nodig is om deze issue op de agenda te krijgen. Deze frames beïnvloeden de percepties en structuren en kunnen ervoor zorgen dat een bepaald thema op de beleidsagenda komt en zo het proces van spillovers kan starten of voortzetten. Naast deze frames zijn er ook nog andere factoren die een belangrijke rol kunnen spelen in deze agenda-setting zoals bijvoorbeeld lobbying en de mobilisering van de belangen. (Stephenson, 2012) Bij dit verhaal over agenda-setting en frames zijn er sterke raakpunten met de theorie van het sociaal constructivisme. Dit komt ook naar voor in het 15
onderzoek van Risse (2005) die focust op het element van collectieve identiteit. Dit heeft te maken met het tweede centrale element van het neofunctionalisme, namelijk het belang van politisering en socialisering. Deze focus op collectieve identiteit is de derde grote verfijning van het neofunctionalisme onder de noemer van het supranationaal institutionalisme. (Risse, 2005) 2.1.1.2.3 Socialisering en politisering: Belang van collectieve identiteit Het belang van een collectieve identiteit is dus niet te onderschatten om te komen tot een succesvolle Europese integratie. Het is belangrijk dat de verschillende beleidsactoren hun preferenties en belangen gaan definiëren op het Europese niveau en dat ze dit niveau gaan zien als het meest wenselijke om bepaalde zaken aan te pakken. Er moet als het ware een Europese identiteit ontstaan bij de beleidsmakers. Maar dit betekent volgens Risse (2005) niet dat men daarbij zijn nationale identiteit moet opgeven. De Europese identiteit wordt niet automatisch gevormd omdat Europese integratie leidt tot materiële voordelen. Er is met andere woorden maar een zeer kleine spillover tussen het materiële en het ideationele Europa. Het nationale niveau zelf en de mate van comptabiliteit tussen de nationale en Europese identiteit blijft een belangrijke rol spelen. (Risse, 2005) Deze collectieve identiteit is ook van belang voor de impact die de EUinstituties zelf kunnen spelen op de vorming van het beleid. Hierdoor kan er een netwerk van beleidsactoren ontstaan op het Europese niveau dat een grote rol speelt in het Europese beleidsproces. Dit wordt onder andere onderschreven door een casestudy van Greer (2006) over het Europees gezondheidsbeleid. Zo hebben de verschillende medische lobbygroepen en het Hof van Justitie een belangrijke invloed gehad op het ontstaan van dit gezondheidsbeleid. Dit betekent dat EU-instituties wel degelijk onafhankelijk leiderschap kunnen tonen en internationale collectieve actie kunnen promoten. Ook Sandholtz (1993) benadrukt deze belangrijke rol voor de Europese instellingen zelf in zijn casestudy over de evolutie van het Europees telecombeleid. (Greer, 2006; Sandholtz, 1993)
16
Het is natuurlijk wel de vraag in welke mate deze collectieve identiteit gevormd wordt. In hoeverre socialiseert een internationale organisatie zijn medewerkers? Dit is het onderwerp van een studie van Hooghe (2005) die zich uitsluitend focus op de mate van socialisering in de EC. Ze concludeert dat de nationale preferenties van de beleidsmakers in de EC nog steeds een belangrijke rol spelen. Zo zal men sneller socialiseren wanneer dit in overeenstemming is met de nationale belangen of wanneer een meer supranationale visie voordelig is voor de lidstaat in kwestie. Er vindt dus geen pure socialisering plaats in functie van het algemeen, supranationaal en Europese belang. Het is geen internationale socialisering. Ook Beyers (2005) stelt zich dezelfde vraag als Hooghe (2005) maar focust zijn onderzoek op de nationale bureaucraten die hun land vertegenwoordigen in de Raad van de EU (de Raad). Hij komt ook tot de conclusie dat het vooral de binnenlandse condities en belangen zijn die de mate van socialisering bepalen. De banden met het thuisland blijven dus belangrijk maar deze kunnen ook een positieve invloed uitoefenen op de creatie van een collectieve identiteit. (Hooghe, 2005; Beyers, 2005) Ook Egeberg (1999) ten slotte vraagt zich af in hoeverre de vorming van een Europese en supranationale identiteit plaatsvindt. Hij concludeert dat deze vorming maar in beperkte mate aanwezig is. Er ontstaat wel een bepaalde verbondenheid met het Europees niveau, maar deze vervangt de loyaliteit aan de nationale instituties niet. De Europese identiteit die gevormd wordt is eerder een aanvullende identiteit maar die kan wel zorgen voor een bepaalde collectieve verantwoordelijkheid en een grotere flexibiliteit omtrent de nationale belangen. (Egeberg, 1999) 2.1.1.3 Assumpties: Overzicht en relevantie Deze bespreking van het theoretisch kader heeft dus niet het doel om een volledig overzichtsbeeld te geven van het neofunctionalisme. Wel zijn in het deel hierboven de belangrijkste en meest relevante assumpties aangehaald in functie van onze onderzoeksvraag. Deze elementen worden in dit deel nog eens kort overlopen om aan te tonen wat hun relevantie juist is voor de verdere analyse van het Europees copyrightbeleid. 17
Het eerste element hierbij is de vraag of het neofunctionalisme überhaupt een relevante theorie is om het Europees copyrightbeleid te analyseren. Volgens Jensen (2000) is dit ongetwijfeld het geval, zeker omdat er gefocust wordt op het duidelijk afgebakend beleidsdomein van copyright en intellectuele eigendomsrechten. Daarnaast is het ook een beleidsdomein dat te maken heeft met de zogenaamde 'softe integratie'. Dit betekent dat het een domein is waarop sowieso minder grote belangen meespelen in vergelijking met bijvoorbeeld het gemeenschappelijk buitenlands – en veiligheidsbeleid of het Europees landbouwbeleid. De lidstaten hechten minder belang aan hun nationale preferenties op deze thema's waardoor er bijvoorbeeld eenvoudiger een collectieve Europese identiteit kan ontstaan. (Jensen, 2000) Het tweede element is dat we onze analyse vooral gaan focussen op de verschillende aanpassingen en verfijningen aan het neofunctionalisme uitgevoerd door het supranationaal institutionalisme. Het gaat hier dan bijvoorbeeld over de rol die de Europese instellingen zelf kunnen spelen en het feit dat men het legislatieve proces in de EU enkel maar kan begrijpen via een gedetailleerde institutionele analyse van de interactie tussen de verschillende EU-instellingen. Dit wordt benadrukt door Garrett & Tsebelis (1996), maar ook door Stephenson (2010) en zijn gecultiveerde spillover. Maar ook Greer (2006) en Sandholtz (1993) stellen dat de EU-instituties leiderschap kunnen tonen en internationale collectieve actie kunnen promoten. Dit betekent dat we in onze analyse moeten kijken naar de rol van de
Europese
instellingen
zelf
bij
het
ontstaan
van
het
Europees
copyrightbeleid. Zo is het belangrijk om te kijken naar de verschillende communicaties van de EC rond copyright waarin de visie van de EC hieromtrent sterk naar boven komt. (Garrett & Tsebelis, 1996; Stephenson, 2010; Greer, 2006; Sandholtz, 1993) Ook de andere soorten spillovers die in het literatuuroverzicht aan bod komen zullen een rol spelen in de analyse. Zo zal er ook gekeken worden naar de legalistische en institutionele spillover van Jensen (2000) en de invloed van institutionele en legalistische principes op vlak van copyright. Dus het is belangrijk om te gaan kijken hoe de specifieke bevoegdheidsverdeling, de
18
procedures en regels met betrekking tot beleidsvorming op vlak van copyright en verschillende informele elementen inspelen op het copyrightbeleid. Ook de exogene spillover van Niemann (1998) is aanwezig in dit verhaal. Zo zal duidelijk worden dat de internationale context vaak een belangrijke stimulans en invloed is geweest op het Europese beleid omtrent intellectuele eigendomsrechten. (Jensen, 2000; Niemann, 1998) Naast de focus op verschillende soorten spillovers is ook de tweede verfijning van het neofunctionalisme richting het belang van agenda-setting belangrijk in dit verhaal. Welke frames hebben de verschillende beleidsactoren gebruikt om het beleid te beïnvloeden? Hoe hebben deze frames een invloed gehad op het Europees copyrightbeleid? Dit is van belang om dat het duidelijk is dat er verschillende visies aanwezig zijn op copyright en hoe dit aan te pakken. Deze visies worden door verschillende beleidsactoren voorgedragen met als doel het beleid van de EU zo ver mogelijk in de voor hun gewenste richting te duwen. Dus niet alleen de vraag hoe het thema van copyright op de Europese agenda is gekomen is belangrijk, maar ook de vraag welke visie op copyright op de agenda gekomen is. (Stephenson, 2012) Maar niet alleen deze frames maar ook de actoren rond het beleidsproces kunnen een belangrijke rol spelen. Daarom dat ook de invloed van lobbygroepen en technocraten in de zogenaamde epistemic communities niet over het hoofd gezien mag worden. Deze zorgen voor informatie over en voor legitimatie van de uiteindelijke beleidskeuze. Dus in onze analyse zullen we ook rekening houden met dit netwerk van verschillende beleidsactoren. Welke technocraten waren aanwezig in het debat? Wat was de rol van lobbygroepen? Hoe is de expertise bij de Europese instellingen zelf? Dit zijn allemaal elementen die een invloed kunnen spelen op de vorming van het copyrightbeleid. (Stephenson, 2010; Greer, 2006) Dit netwerk van beleidsactoren kan natuurlijk alleen maar een invloed hebben als deze verschillende actoren ook een mate van collectieve Europese identiteit hebben. Daarom dat ook het laatste element van het supranationaal institutionalisme belangrijk is voor onze analyse. Er moet een zekere mate van collectieve identiteit aanwezig zijn op het Europese niveau. Maar deze 19
wordt niet automatisch gevormd door de materiële voordelen van een Europees beleid, ook de nationale preferenties van de beleidsmakers blijven belangrijk. Er moet een zekere comptabiliteit bestaan tussen de nationale belangen van de lidstaten en deze Europese identiteit. Een socialisering zal enkel gebeuren wanneer deze ook in het voordeel is van de nationale belangen. Daarom dat het ook belangrijk is om te gaan kijken in hoeverre er gemeenschappelijke Europese belangen zijn omtrent copyright. In hoeverre kan er een Europese identiteit groeien rond copyright? Maar hierbij moeten we opletten dat we in onze analyse niet de nationale preferenties uit het oog verliezen want deze blijven dus ook belangrijk. (Risse, 2005; Hooghe, 2005; Beyers, 2005; Egeberg, 1999) Deze assumpties zullen in het volgende deel gebruikt worden om te analyseren hoe het Europees copyrightbeleid concreet op de agenda is gekomen. We proberen te onderzoeken welke van deze assumpties hun rol gespeeld hebben en duidelijk aanwezig waren in de vorming van dit beleid. Het doel is om via deze assumpties de meest prominente mechanismen te definiëren die een invloed uitoefenen op het copyrightbeleid van de EU. Deze mechanismen zullen dan in het tweede deel van de verhandeling gebruikt worden om een mogelijk toekomstbeeld voor het Europees copyrightbeleid te schetsen.
2.2 Evolutie en historisch overzicht van het Europees copyrightbeleid 2.2.1 Fase 1: Beginnende harmonisering Algemeen zijn de dag van vandaag de verschillende nationale wetgevingen met betrekking tot copyright voor het grootste deel geharmoniseerd. Volgens Cook (2011) is deze harmonisering vooral ontstaan onder invloed van de creatie van de interne markt in de EU. Dit kwam omdat verschillen in nationale
wetgeving
met
betrekking
tot
copyright
en
intellectuele
eigendomsrechten in het verleden vaak leidden tot beperkingen op het vrij verkeer van goederen. Zo konden er beperkingen ontstaan onder invloed van
20
nationale verschillen op vlak van beschermingstermijnen. Deze nadruk op copyright in functie van de interne markt komt ook concreet naar voor in de visie van de EU. Copyright heeft als taak om de distributie van beschermde goederen en diensten te verzekeren, zowel voor Europese burgers als over de grenzen van de lidstaten heen. (Cook, 2011; EC, 2012, 24 april 2013) Naast de invloed van de creatie van de interne markt heeft ook de internationale context een belangrijke rol gespeeld in deze eerste fase. Zo waren er al verschillende internationale verdragen omtrent copyright ontstaan onder de noemer van de WIPO (World Intellectual Property Organisation). Voorbeelden hiervan zijn de Conventie van Bern in 1886 en de Conventie van Rome in 1961. Deze zorgden ook voor een belangrijke stimulans voor de creatie van een Europees copyrightbeleid. (Cook, 2011; EC, 2012, 24 april 2013) Deze twee factoren zullen uiteindelijk leiden tot het eerste wapenfeit van de EU omtrent copyright en intellectuele eigendomsrechten in 1988. Dit was een groenboek van de EC waarin de focus vooral ligt op piraterij met betrekking tot het thuis kopiëren van beschermd materiaal via de toen populaire videorecorders. Maar daarnaast bespreekt de EC ook andere vraagstukken zoals de verspreiding van gekopieerd materiaal. Ter bestrijding van deze piraterij benadrukte de EC vooral het belang van het uitbouwen van een duidelijk en substantief juridisch kader ten voordele van de auteurs en producenten. Belangrijk is dat er hierbij ook veel belang wordt gehecht aan een multilaterale aanpak en samenwerking met andere internationale organisaties. Maar ondanks dit ambitieus groenboek is de eerste richtlijn van de EU betreffende copyright zeer beperkt. Richtlijn 91/250/EEG kent focust alleen op de rechtsbescherming van computerprogramma's. (Cook, 2011; Europese Commissie, 1988, 22 april 2013; Raad van de Europese Unie, 14 mei 1991, 22 april 2013) De eerste echte harmonisering van het copyrightbeleid zal pas later gebeuren met Richtlijn 92/100/EEG en Richtlijn 93/98/EEG in respectievelijk 1992 en 1993. Richtlijn 92/100/EEG handelt over het uitleenrecht en verhuurrecht van werken met intellectuele eigendom. Hierbij werden de verhuur en uitlening 21
van originelen en kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken geharmoniseerd. Richtlijn 93/98/EEG harmoniseert de beschermingstermijn voor werken van letterkunde en kunst voor een periode van zeventig jaar. De details van deze termijn zullen later nog aangepast worden in Richtlijn 2011/77/EU waardoor meer en meer creatieve werken onder de termijn van zeventig jaar kunnen vallen. Algemeen is dit de eerste keer dat nationale verschillen in de bescherming van auteursrechten geharmoniseerd worden en dit zal zich verderzetten in fase twee. (Raad van de Europese Unie, 19 november 1992, 22 april 2013; Raad van de Europese Unie, 29 oktober 1993, 23 april 2013; Cook, 2011; EU, 27 september 2011, 24 april 2013)
2.2.2 Fase 2: TRIPS en nadruk op economische aspecten In deze tweede fase is er opnieuw een belangrijke invloed van de internationale context als stimulans voor het Europees copyrightbeleid. In 1994 ontstaat er onder noemer van de WTO (World Trade Organization) een belangrijke mijlpaal voor de wereldwijde organisatie van intellectuele eigendomsrechten en copyright. Deze mijlpaal is het TRIPS-akkoord dat staat voor Trade Related aspects of the Intellectual Property Rights en inspeelt op het gebrek aan een multilateraal kader in verband met intellectuele eigendomsrechten. Het doel is om verschillen in nationale wetgeving met betrekking tot copyright en intellectuele eigendomsrechten aan te pakken in functie van het vrije handelsverkeer. Dit akkoord is de laatste jaren uitgegroeid tot de centrale pijler van het multilaterale en internationale copyrightbeleid. Zo heeft het ook geleid tot verschillende nieuwe conventies en verdragen onder de noemer van het WIPO. Voorbeeld hiervan is het WIPO Performances and Phonograms Treaty van 1996. (WTO, 1994, 23 april 2013; Cook, 2011) Een belangrijke invloed van het TRIPS-akkoord is het feit dat de EU zich ook meer en meer bewust werd van de verschillende economische aspecten verbonden aan copyright en intellectuele eigendomsrechten. Het gaat hier dan over economische aspecten die niet alleen gericht op een goede functionering van de interne markt. Zo zijn de creatieve industrieën in Europa
22
goed voor 3% van de tewerkstelling en voor ca. 5,4% van het Europees BBP. Er is dus een hele industrie gekoppeld aan intellectuele eigendomsrechten en vele werknemers in de EU zijn afhankelijk van de bescherming van deze rechten. Daarnaast zorgt copyright ook voor het verzekeren van creativiteit en innovatie, economische groei, jobcreatie en meer competitiviteit in de EU. (EC, 18 december 2012, 24 april 2013; EC, 24 mei 2011, 24 april 2013) Het is deze nieuwe focus die uiteindelijk zal leiden tot Richtlijn 2001/29/EG waarin de EU verschillende elementen definieert om het auteursrecht te verzekeren. Zo krijgen expliciet de auteurs zelf het recht om verschillende vormen van reproductie en distributie van hun werken al dan niet toe te staan. Het zijn dus duidelijk de auteurs die centraal staan. Zij zijn degene die beschermd moeten worden en de lidstaten moeten zorgen voor een doelmatige rechtsbescherming. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld verschillende technische maatregelen te nemen. Daarnaast worden ook verschillende
unitaire
sancties
opgesteld
zoals
een
vordering
tot
schadevergoeding of een inbeslagname indien men inbreuken op het auteursrecht zou vaststellen. Dit is duidelijk een grote stap voorwaarts voor de harmonisering van het Europees copyrightbeleid. De EU komt tot een duidelijke en efficiënte rechtsbescherming die niet alleen cruciaal is voor het verzekeren van de interne markt maar ook zijn impact heeft op andere economische aspecten. (EU, 22 mei 2001, 24 april 2013) Naast deze grote stap vooruit op vlak van harmonisering ging de EU ook de strijd aan met inbreuken op copyright en intellectuele eigendomsrechten via de
zogenaamde
handhavingsrichtlijn.
Richtlijn
2004/48/EG
betreft
verschillende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen ter handhaving van het auteursrecht en is van toepassing op elke inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht. Voorbeelden van concrete maatregelen zijn het verbieden van de voortzetting van de vermeende inbreuk, de inbeslagname van goederen die een inbreuk maken op het intellectueel eigendomsrecht, het blokkeren van bankrekeningen en andere tegoeden, terugroeping of definitieve verwijdering uit het handelsverkeer of het betalen van een geldelijke schadevergoeding. Maar desondanks krijgt de EU het moeilijker en
23
moeilijker om concreet de auteursrechten te handhaven, dit zal ook duidelijk worden in de derde fase. (EU, 29 april 2004, 24 april 2013)
2.2.3 Fase 3: Invloed van technologische evolutie en digitalisering Vanaf het voorbije decennium wordt de EU geconfronteerd met de impact van de zeer snelle technologische vooruitgang en digitalisering. Deze is een grote drijfveer geweest voor economische groei en heeft geleid tot de opkomst van nieuwe economische spelers en de transformatie van vele businessmodellen. Maar ze heeft langs de andere kant ook een grote impact gehad op de toepassing en definitie van intellectuele eigendomsrechten. (EC, 24 mei 2011, 24 april 2013) Een interne markt voor intellectuele eigendomsrechten is cruciaal voor een nieuwe en moderne economie omdat dit zal zorgen voor een beloning voor innovatie en creatieve inspanningen. Dit is belangrijk voor de culturele diversiteit in Europa. Maar de grote opkomst van het internet en de digitalisering heeft geleid tot een nieuwe dimensie voor de handhaving van deze intellectuele eigendomsrechten. Het heeft als het name de deur opengezet voor vele nieuwe vormen van inbreuken op het auteursrecht die veel moeilijker te bestrijden zijn. Zo focust de handhavingsrichtlijn van de EU met betrekking tot copyright vooral op de bestrijding van namaak en fysieke piraterij, maar maatregelen zoals vernietiging of inbeslagname kunnen moeilijk toegepast worden op het fenomeen van online piraterij. Het resultaat is dat de EU het moeilijk heeft om een passende beleidsoptie te vinden en te definiëren concreet gericht op deze nieuwe vorm van piraterij. (EC, 24 mei 2011, 24 april 2013; EU, 2004, 24 april 2013; EC, 22 december 2010, 25 april 2013) Desondanks is er wel duidelijk bewijs te vinden voor de nood aan een Europees beleid gericht op online piraterij. Zo vindt er onder invloed van de digitalisering
een
drastische
daling
van
inkomsten
plaats
in
de
muziekindustrie. De EU heeft al verschillende elementen gedefinieerd rond
24
deze situatie maar legt in zijn visie vooral de nadruk op het uitbouwen van de digitale markt voor muziekproducten en het omarmen van de mogelijkheden en voordelen die verbonden zijn aan deze digitalisering. Inspelen op de nieuwe technologieën speelt dus een even belangrijke rol als de concrete bestrijding tegen de online piraterij. Daarom heeft de EC recentelijk twee maatregelen voorgesteld om deze digitale markt voor muziek in Europa te stimuleren. Het gaat over een collectief beheer van de rechten en een multiterritoriale licentieverlening. Allereerst merkt de EC dat er onvoldoende controle is op de werking van de rechtenbeheerders voor artiesten. Deze hebben bijvoorbeeld vaak een slecht financieel beheer waardoor de EU via specifieke maatregelen probeert te komen tot een beter beheer en meer transparantie bij deze organisaties. Daarnaast zal de EC, via het verlenen van multiterritoriale licenties, ook proberen de reikwijdte van de online muziekdiensten te vergroten. Het doel is om te komen tot een Europees licentiepaspoort om de digitale en online diensten de kans te geven om onmiddellijk en rechtstreeks de Europese markt te betreden. Deze voorstellen werden ingediend in 2012 maar wachten nog op goedkeuring van het Europees Parlement (EP). (EC, 2011, 24 april 2013; EU, 2005, 24 april 2013) Het is dus duidelijk dat de EU het alsmaar moeilijker krijgt om tot concrete wetgeving te komen omtrent copyright. Hiervoor zijn er verschillende redenen en
die
zullen
aan
bod
komen
in
het
laatste
deel
van
deze
neofunctionalistische analyse. Hiervoor gebruiken we het historisch overzicht van het Europees copyrightbeleid in combinatie met elementen uit het literatuuroverzicht en de diepte-interviews om concreet te kijken hoe het Europees copyrightbeleid op de agenda gekomen is en hoe dit verder geëvolueerd is. Zo stellen we ons de vraag naar welke soort spillovers hierbij een rol speelden? Wat is de rol van de verschillende actoren in de beleidsnetwerken en welke frames gebruiken ze om hun belangen te verdedigen? Wat is de invloed van de Europese instituties zelf? In hoeverre is er een collectieve Europese identiteit aanwezig omtrent copyright? En wat was de invloed van de internationale context? Deze elementen zijn allemaal aanwezig in de analyse die dezelfde structuur zal volgen als het historisch overzicht en dus ook drie fasen onderscheidt.
25
2.3 Analyse: Hoe is het Europees copyrightbeleid op de agenda gekomen? 2.3.1 Fase 1: Beginnende harmonisering Zoals al blijkt uit het historisch overzicht worden de eerste internationale elementen omtrent copyright en intellectuele eigendomsrechten gedefinieerd onder de noemer van het WIPO. Hier zie je al meteen het element van de exogene spillover van Niemann (1998) die stelt dat de internationale omgeving ook een invloed kan spelen op de evolutie van het Europees beleid. Zo zie je dat de verschillende internationale verdragen omtrent copyright onder de noemer van het WIPO een sterke stimulans zijn geweest voor het Europees copyrightbeleid zelf. (Cook, 2011; Niemann, 1998) Maar het Europees copyrightbeleid is niet alleen op de agenda gekomen onder invloed van de internationale context en de exogene spillover, ook de algemene definitie van het spillover-concept is hierop van toepassing. De EU heeft namelijk als centrale doel om de interne markt en het vrij verkeer van goederen en diensten te verzekeren, hierbij is het ook belangrijk om zoveel mogelijk beperkingen en belemmeringen op deze interne markt op te heffen. Dit heeft ertoe geleid dat ook op vlak van copyright er verschillende harmoniseringen werden toegepast in functie van de interne markt omdat ook onderlinge verschillen tussen het nationale copyrightbeleid van de lidstaten kunnen zorgen tot beperkingen op de interne markt. (Cook, 2011) Het zijn vooral de Europese instellingen, met op de voorgrond de EC, die een belangrijke rol hebben gespeeld bij deze eerste harmonisering van het copyrightbeleid. Er was dus niet alleen een duidelijke invloed van de exogene spillover in deze eerste fase maar ook de gecultiveerde spillover en de invloed van het leiderschap van de Europese instellingen zelf hebben een rol gespeeld. Zo was er een belangrijke invloed van het ontstaan van de Europese Akte in 1985 en de visie van toenmalig commissievoorzitter Delors. Voor Delors was het belangrijk om het speelveld in de EU zoveel mogelijk gelijk te maken. Dit kan langs de ene kant gebeuren door het nationale beleid
26
van de lidstaten te harmoniseren maar ook door vanuit de EU zelf wetten en minimumnormen te definiëren. Het zijn deze twee spillovers die uiteindelijk zullen leiden tot de eerste twee richtlijnen van de EU omtrent copyright en intellectuele eigendomsrechten. De eerste is Richtlijn 93/98/EEG die zorgt voor een eerste harmonisering van de beschermingstermijn voor werken van letterkunde en kunst. De tweede is Richtlijn 91/250/EEG die nieuwe minimumnormen
introduceert
voor
de
bescherming
van
computerprogramma's. (Greer, 2006; Stephenson, 2010; Vos, 2010; Raad van de Europese Unie, 29 oktober 1993, 23 april 2013; Raad van de Europese Unie, 14 mei 1991, 22 april 2013) Maar deze eerste richtlijnen omtrent copyright bleven relatief beperkt in hun toepassing. Hiervoor zijn twee redenen te definiëren. De eerste reden heeft te maken met het belang van een collectieve Europese identiteit omtrent het thema. Deze kan bijvoorbeeld ontstaan als er een grote mate van comptabiliteit aanwezig is tussen de nationale belangen van de lidstaten en de visie van de EU. Deze comptabiliteit is in de eerste fase nog niet voldoende gevormd. Zo had je langs de ene kant lidstaten waar er verschillende
tekortkomingen
waren
op
vlak
van
bescherming
van
intellectuele eigendomsrechten zoals bijvoorbeeld Duitsland. Deze lidstaten waren duidelijk voorstander van een meer Europese aanpak rond copyright terwijl andere lidstaten copyright en auteursrecht nog sterk zagen als een nationale bevoegdheid. Er dus niet voldoende comptabiliteit aanwezig tussen de belangen van de verschillende lidstaten onderling, alsook niet tussen de Europese visie en deze nationale belangen. Dit maakt het moeilijk om de noodzakelijke supranationale identiteit te vormen om te komen tot een Europees beleid. (Risse, 2005; EC, 1988, 22 april 2013; Beyers, 2005; Hooghe, 2005) Een tweede reden voor deze beperktheid is de invloed van de legalistische of institutionele spillover die gedefinieerd werd door Jensen (2000). Die stelt dat ook de institutionele en procedurele regels van de EU de beleidsvorming kunnen beïnvloeden. Dit zie je ook in deze eerste fase waarin het nog niet duidelijk was wat de concrete bevoegdheid is van de EU omtrent copyright en
27
intellectuele eigendomsrechten. Is de EU wel bevoegd om concrete maatregelen te nemen omtrent copyright? Deze bevoegdheid was nog niet duidelijk omschreven waardoor ze enkel die maatregelen omtrent copyright kon nemen die in functie waren van de realisatie van de interne markt. Ondanks het feit dat de beslissingsprocedure voor het nemen van deze maatregelen sterk vereenvoudigd was door de Europese Akte bleven er nog steeds legalistische en institutionele beperkingen aanwezig. Zo was er bijvoorbeeld nog geen rol weggelegd voor het EP waardoor deze actor niet kon wegen op het EU beleid. (Jensen, 2000; EU, 2010, 30 april 2013) Het is duidelijk dat het streven naar de voltooiing van de Europese interne markt een cruciale rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het Europees copyrightbeleid in deze eerste fase. Het is belangrijk dat de alle mogelijke belemmeringen op de interne markt verdwijnen en er een gelijk speelveld wordt gecreëerd. Dit heeft samen met een stimulans vanuit de internationale context geleid tot de eerste harmonisering omtrent copyright. Maar het Europees copyrightbeleid heeft het moeilijk om zich door te zetten omwille van het ontbreken van de cruciale collectieve identiteit omtrent het thema en verschillende institutionele en procedurele beperkingen. Deze elementen zullen in de tweede fase duidelijk verbeteren waardoor de EU een grote sprong voorwaarts maakt in zijn copyrightbeleid. (EU, 2010, 30 april 2013; Cook, 2011)
2.3.2 Fase 2: TRIPS en nadruk op economische aspecten Het bewijs dat de EU in deze tweede fase meer succesvol is in het harmoniseren en ontwikkelen van haar copyrightbeleid vinden we in twee centrale richtlijnen. De eerste is Richtlijn 2001/29/EG waarbij de belangrijkste aspecten van het auteursrecht volledig geharmoniseerd worden. De tweede is Richtlijn 2004/48/EG die voorziet in de handhaving van dit auteursrecht. In vergelijking met de eerste fase zijn er verschillende factoren die ervoor gezorgd hebben dat de EU er nu wel in slaagt om sterke stappen voorwaarts te zetten op vlak van copyright. (EU, 22 mei 2001, 24 april 2013; EU, 29 april 2004, 24 april 2013)
28
Een eerste factor is opnieuw de invloed van de internationale context en de exogene spillover van Niemann (1998). In 1994 ontstaat het TRIPS-akkoord onder de noemer van de WTO dat een grote stimulans kende op de verdere ontwikkeling van het Europees copyrightbeleid. Zo werd het meer en meer duidelijk dat nationale verschillen op vlak van copyright en het gebrek aan een multilateraal kader hieromtrent zorgen voor belangrijke beperkingen op handel tussen staten. Daarnaast zorgde het TRIPS-akkoord er ook voor dat de EU meer en meer met één stem diende te spreken in het debat rond copyright en auteursrechten. De EU zal er enkel maar in slagen om het internationale debat te beïnvloeden als ze er ook in slaagt om een duidelijk gemeenschappelijk standpunt in te nemen. (Niemann, 1998; WTO, 15 april 1994, 23 april 2013) Een tweede belangrijke factor is dat ook de verschillende legalistische en institutionele beperkingen uit de eerste fase begonnen te vervagen. De belangrijkste reden hiervoor is de intrede van het Verdrag van Maastricht in 1993 waarbij de EU voor de eerste keer een duidelijke bevoegdheid krijgt om een cultuurbeleid te ontwikkelen. Hierin wordt een belangrijke nadruk gelegd op de instandhouding en bescherming van het Europees cultureel erfgoed, het beschermen van de culture uitwisseling en de creatie van culturele werken. Het is duidelijk dat een Europees beleid omtrent copyright en auteursrechten een belangrijke rol kan spelen bij het verzekeren van deze doelstellingen. Het is dus voor de eerste keer dat er duidelijke belangen en preferenties gedefinieerd worden omtrent een Europees copyrightbeleid. (EU, 1992, 30 april 2013) Deze duidelijke definiëring van de Europese bevoegdheid en het feit dat de EU een gemeenschappelijk standpunt dient in te nemen op internationaal niveau hebben gezorgd voor een derde belangrijke invloed in deze succesvolle tweede fase. Dit is de ontwikkeling van een collectieve Europese identiteit omtrent copyright. Een andere invloed op deze ontwikkeling is feit dat de lidstaten zelf bewust werden van de vele materiële voordelen verbonden aan een gemeenschappelijk copyrightbeleid. Het wordt duidelijk dat er vele verschillende economische aspecten verbonden zijn aan copyright
29
en auteursrechten. Dit betekent dat de economische focus niet meer alleen lag op de efficiënte functionering van de interne markt. Er is ook een hele industrie gekoppeld aan copyright en intellectuele eigendomsrechten waardoor vele werknemers afhankelijk zijn van een goede bescherming van die rechten. Daarnaast leidt copyright ook tot meer innovatie en creativiteit, meer economische groei, jobcreatie en competitiviteit. Het begrip copyright wordt sterk verruimd waardoor er ook een grotere comptabiliteit groeit tussen de Europese en nationale belangen. (EC, 19 juli 2004, 24 april 2013) Een belangrijk element hierbij is dat ook de EU via zijn agenda-setting het ontstaan van de ontwikkeling van deze collectieve identiteit zelf beïnvloed heeft. Zo was de EC zich duidelijk bewust van het feit dat de lidstaten gevoelig waren voor de verschillende economische elementen verbonden aan copyright. Dit heeft ertoe geleid dat de EC de situatie van copyright meer en meer begon te framen in functie van de bredere economische visie en niet meer puur in functie van de interne markt. Hierbij zie je dus duidelijk het belang van frames die gebruikt kunnen worden om bepaalde zaken op de juiste manier op de agenda te krijgen. Daarnaast heeft deze ruimere visie op copyright ook gezorgd voor de introductie van verschillende nieuwe spelers in het debat. Verschillende andere actoren van het beleidsnetwerk zoals bijvoorbeeld lobbygroepen vanuit de entertainmentindustrie of experten in de zogenaamde epistemic communities begonnen zich ook te mengen. Het resultaat is dat er verschillende stemmen begonnen te ijveren voor een duidelijk Europees copyrightbeleid wat zorgde voor een belangrijke stimulans. (Stephenson, 2011; EC, 19 juli 2004, 24 april 2013) Als conclusie bij deze tweede fase kan je stellen dat de Europese identiteit omtrent copyright onder invloed van verschillende factoren ontwikkeld is. Dit is cruciaal geweest voor de grote stap voorwaarts in het Europese beleid met de twee centrale Richtlijnen 2001/29/EG en 2004/48/EG. Daarnaast heeft ook het feit dat lidstaten zich bewust werden van de verschillende economische dimensies verbonden aan copyright en de intrede van nieuwe spelers een belangrijke invloed gespeeld. De EU lijkt in deze fase op de goede weg te zijn om zijn copyrightbeleid verder te ontwikkelen maar in de
30
derde fase komen er weer nieuwe factoren op de voorgrond die het proces terug bemoeilijken. (EU, 22 mei 2001, 24 april 2013; EU, 29 april 2004, 24 april 2013)
2.3.3
Fase
3:
Invloed
van
technologisch
evolutie
en
digitalisering Algemeen lijkt de EU zich na fase twee eindelijk helemaal op het juiste pad te bevinden om zijn copyrightbeleid verder te ontwikkelen. Er is een duidelijke Europese identiteit aanwezig bij de beleidsactoren die allemaal de neuzen in dezelfde richting hebben. Ze zijn zich bewust van de vele economische voordelen dat een gemeenschappelijk copyrightbeleid met zich kan meebrengen. Daarnaast wordt er met de intrede van het Verdrag van Lissabon in 2007 nog een belangrijke procedurele beperking opgeheven. Het cultuurbeleid, waaronder ook vele maatregelen met betrekking tot copyright vallen, wordt het onderwerp van de gewone wetgevingsprocedure. Dit betekent dat er een grotere rol komt voor het EP op dit vlak wat een positieve invloed heeft op de verdere vorming van de Europese identiteit. Ook wordt de bevoegdheid van de EU omtrent copyright nogmaals benadrukt en stelt het Verdrag dat de EU expliciet de bevoegdheid heeft om maatregelen te nemen voor de eenvormige bescherming van intellectuele eigendomsrechten. (EU, 2010, 30 april 2013) Maar desondanks krijgt de EU het in deze fase opnieuw moeilijk om concrete maatregelen te nemen op vlak van copyright. De reden hiervoor heeft te maken met een verandering van de algemene context van copyright en intellectuele eigendomsrechten. De dag van vandaag is er een zeer snelle technologische evolutie en digitalisering aan de gang die ook zijn impact heeft op de mechanismen en factoren die het Europees copyrightbeleid doen evolueren. Deze nieuwe wereld van digitalisering kent zijn weerslag op vele aspecten van copyright met als centrale element de sterke opkomst van online piraterij. Het huidige copyrightregime slaagt er op het internet niet in om creatieve werken efficiënt te beschermen en dit heeft vele gevolgen. De creatieve industrie heeft het alsmaar moeilijker om te overleven, traditionele
31
businessmodellen worden omgegooid en het publiek hecht steeds minder waarde aan copyright. (EU, 2005, 24 april 2013) Deze nieuwe context heeft ook een belangrijke invloed op de verschillende neofunctionalistische mechanismen die cruciaal zijn voor de evolutie van het Europees copyrightbeleid. Het belangrijkste element hierin is het feit dat de collectieve identiteit die onder de verschillende beleidsactoren sterk was gegroeid terug vervaagd is. De eensgezindheid en gemeenschappelijke belangen omtrent copyright zijn verdwenen en dit heeft zijn weerslag gekend op verschillende elementen. Naast dit verdwijnen van de noodzakelijke collectieve identiteit is er ook nog een tweede aspect dat een belangrijke rol speelt in dit verhaal. Dit is het tijdaspect. (EC, 24 mei 2011, 24 april 2013) 2.3.3.1 Vervaging van de collectieve identiteit Zoals blijkt uit het literatuuroverzicht over het neofunctionalisme is het cruciaal om tot een collectieve identiteit te komen bij de verschillende beleidsactoren om het Europees beleid te doen evolueren. Het belang van deze collectieve Europese identiteit zie je ook duidelijk in fase twee. Deze was daar sterk aanwezig waardoor de EU grote vooruitgang boekte op vlak van zijn copyrightbeleid. Maar onder invloed van de nieuwe context van digitalisering is de eensgezindheid weg. Niet meer alleen betreffende de vraag hoe het intellectueel
eigendomsrecht
te
beschermen,
maar
verschillende
beleidsspelers stellen zich meer en meer de vraag of het auteursrecht nog werkelijk beschermd moet worden. Dit einde van de collectieve identiteit zie je zowel intern de EU opspelen als binnenin de entertainmentindustrie zelf. (Risse, 2005) 2.3.3.1.1 Intern de EU Zowel tussen de verschillende lidstaten, tussen de lidstaten en de EU als tussen de verschillende Europese instellingen is het moeilijk om nog te spreken van duidelijk gemeenschappelijke belangen op vlak van copyright. Het gezamenlijk streven naar een sterk Europees copyrightbeleid is meer en meer aan het vervagen. Een eerste belangrijke reden hiervoor is de intrede
32
van verschillende nieuwe spelers in het debat onder invloed van de digitalisering, zoals bijvoorbeeld de opensourcebeweging. Deze streven naar een volledig open samenleving, ook op het internet, en om dit te bereiken dienen er belangrijke wijzigingen te gebeuren op vlak van copyright en auteursrechten. De beweging is ook vertegenwoordigt in het EP door zijn politieke vertaling in de Piratenpartij (PP). Het doel is dus om te komen tot een maatschappij waar informatie niet meer behandeld wordt als een commercieel goed maar als een publiek goed. Met andere woorden een samenleving waarin het onderling verspreiden van cultuur en informatie niet wordt tegengehouden door een strikt copyrightbeleid. 1 (Mason, 2009) Om deze open samenleving te bereiken moet er volgens de PP ook een herziening komen van het (Europees en nationaal) copyrightbeleid. Dit proberen ze te bekomen door het publiek bewust te maken van de voordelen van een open internet. Maar ook via concreet verkozen vertegenwoordigers in de politieke organen die proberen in belangrijke mate moeten wegen op de copyrightthema's. Zo hebben ze recent een succes geboekt bij de IJslandse verkiezingen door drie zetels binnen te halen in het nationale parlement. Daarnaast hebben ze ook een vertegenwoordiger in het EP sinds 2009. Ondanks deze vertegenwoordiging in het EP is de PP voorlopig weinig succesvol in zijn doel om te komen tot een herziening van het Europees copyrightbeleid. Maar langs de andere kant slagen ze er wel in om meer spelers binnen de EU bewust te maken van hun kant van het verhaal. Zo zijn ze er al in geslaagd om de fractie van de Europese Groene Partij in hun richting te schuiven, maar ook andere fracties beginnen zich meer en meer vragen te stellen. Een voorbeeld hiervan is het grote protest van het EP tegen het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA).
2
(De Standaard, 29 april
2013) Het doel van deze ACTA-overeenkomst was om te komen tot een uitgebreid internationaal kader om inbreuken op intellectuele eigendomsrechten doeltreffend te bestrijden. Het was een zeer ambitieuze internationale overeenkomst tussen de EU en onder andere Australië, Canada, Japan en de 1 Gebaseerd op informatie uit interview 1. 2 Gebaseerd op informatie uit interview 1.
33
VS die de globale handhaving van intellectuele eigendomsrechten wou verzekeren. Maar onder invloed van de opensourcebeweging groeide er een grote controverse en protest tegen deze overeenkomst die dit zag als een grote bedreiging voor het open internet. Dit protest werd uiteindelijk onder invloed van de PP overgenomen door het EP dat zich ook verschillende vragen begon te stellen over ACTA. Zo was er weinig duidelijkheid over de transparantie van de overeenkomst en een mogelijke negatieve impact op de privacy van de consument. Ook stelde het EP zich de vraag of het afsluiten van de internettoegang een gerechtvaardigde maatregel is in de huidige moderne samenleving. Het uiteindelijke resultaat was een verwerping van ACTA door het EP met een grote meerderheid. Dit verhaal van ACTA bewijst de vervaging van de collectieve identiteit op vlak van copyright binnen de EU. (EC, 24 juni 2011, 3 mei 2013; Geist, 2010; EP, 2011, 3 mei 2013; De Morgen, 3 juli 2012, 3 mei 2013) De Europese eenheid omtrent copyright is niet alleen aan het vervagen met betrekking tot het EP, ook intern de EC groeit meer en meer onenigheid. Er zijn verschillende DG's verantwoordelijk voor het beleid rond copyright en intellectuele eigendomsrechten. De wetgevende bevoegdheid voor copyright ligt voor het grootste deel bij DG Trade dat een sterke voorstander is van het huidig en een strikt copyrightregime. Volgens hen moeten creatieve werken beschermd worden als intellectueel eigendom. Dit eigendom kan ook verhandeld worden en heeft dus belangrijke implicaties voor de economie van de EU en de lidstaten. Zo waren ze een sterke voorstander van de ACTAovereenkomst en worden ze vaak beïnvloed door lobbying vanuit de entertainmentindustrie. Maar ook DG Connect dat verantwoordelijk is voor de informatiemaatschappij heeft bepaalde bevoegdheden op vlak van copyright en intellectuele eigendomsrechten. In tegenstelling tot DG Trade staan zij meer open voor de visie van de opensourcebeweging en erkennen ze de vele mogelijkheden en voordelen verbonden aan een open internet. Deze tweespalt toont aan dat ook binnen de EC de collectieve identiteit en de gemeenschappelijke visie op het te volgen beleid meer en meer vervaagd. Dit wordt ook bevestigd door een recente studie uitgevoerd door de EC waarbij ze tot de conclusie komt dat online piraterij niet schadelijk is voor de
34
muziekindustrie. Dit is een visie die volledig ingaat tegen de visie van DG Trade.3 (EC, 2013, 25 april 2013) 2.3.3.1.2 Intern de entertainmentindustrie Ook bij de entertainmentindustrie zelf is het duidelijk dat de collectieve identiteit en de gemeenschappelijke visie op copyright volledig weggeëbd is. De industrie zelf is natuurlijk ook een belangrijke beleidsactor omdat ze de EU in belangrijke mate beïnvloeden door middel van lobbying. Dit kan bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen bij de agenda-setting. Maar ook de muziekindustrie is de dag vandaag sterk verdeeld over de vraag hoe het fenomeen van online piraterij aan te pakken. De platenmaatschappijen zijn het grootste slachtoffer van deze piraterij en ziet dit ook als de grootste bedreiging voor de industrie. Maar deze visie wordt niet gedeeld door de andere sectoren in de muziekindustrie. (Stephenson, 2011; Liebowitz, 2008) Zo heb je de consumenten en het publiek die het element van gratis muziek meer en meer gaan zien als hun recht. Ook de live-sector deelt de visie van de platenmaatschappijen niet. Uit een interview met een belangrijke stem in deze sector blijkt dat deze meer invloed heeft verworven in het muzieklandschap onder invloed van de digitalisering. De reden hiervoor is dat artiesten de dag van vandaag hun inkomsten veel meer dienen te genereren uit optredens waardoor het aanbod groter is en artiesten eenvoudiger geboekt kunnen
worden.
Ook
de
artiesten
zelf
delen
deze
visie
van
de
platenmaatschappijen niet en komen meer en meer in conflict te staan met de producenten. Zo zijn er al verschillende grote namen uit het pop – en rockcircuit die zich expliciet geuit hebben als voorstander van online piraterij. Voorbeelden zijn onder andere Dave Grohl, Liam Gallagher, Neil Young en Lady Gaga.4 (Jambon & Smetana, 2012; UpVenue, 2013, 1 mei 2013) Dit toont aan dat er binnen één sector van de entertainmentindustrie geen eensgezindheid meer is over de aanpak van online piraterij en de bescherming van auteursrecht. Maar ook de collectieve identiteit tussen de 3 Gebaseerd op informatie uit interview 1. 4 Gebaseerd op informatie uit interview 2.
35
verschillende sectoren van de industrie vervaagd. Zo waren vele sectoren het niet eens met de sterk aanvallende reactie van de muziekindustrie op de nieuwe technologie. Dit was een reactie van zelfgenoegzaamheid waarbij de muziekproducenten niet inzagen dat de nieuwe ontwikkelingen, die relatief simpel te voorspellen waren, het verdienmodel volledig gingen doen inzakken. De strategie van de muziekindustrie wordt door vele gezien als een foute reactie wat geleid heeft tot een mate van wrevel tussen de sectoren onderling.5 Daarnaast is er in deze industrie onder invloed van de technologische evolutie een belangrijke nieuwe speler op de voorgrond gekomen. Dit zijn de zogenaamnde ISP's (Internet Service Providers) die meer en meer als centrale speler worden gezien voor de bestrijding van online piraterij. Concreet zijn deze ISP's degene die de netwerken beheren en dus de weg aanbieden waarlangs de piraterij zich kan manifesteren. Zonder deze ISP's zou de online piraterij niet kunnen plaatsvinden vandaar dat ze door de entertainmentindustrie
ook
vaak
worden
aangewezen
als
de
verantwoordelijken voor deze illegale activiteiten. Zelf stellen ze dat ze niet verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor alles wat er op hun netwerk gebeurt. Dus hier merk je opnieuw een tegengestelde visie die de eenheid in de industrie niet ten goede komt.6 Het feit dat ook intern de entertainmentindustrie de collectieve eenheid en gemeenschappelijke visie vervagen is, heeft een belangrijke weerslag op de beleidsvorming rond copyright en auteursrechten. Dit betekent dat de cruciale lobbyactiviteiten op de beleidsvoerders niet vanuit één stem gebeuren. Er zijn wel
verschillende
koepelorganisaties
die
proberen
de
gehele
entertainmentindustrie te vertegenwoordigen zoals de Belgian Entertainment Association (BEA). Maar deze zijn hierin niet altijd even succesvol. De verschillende industrietakken lobbyen vaak vanuit verschillende visies en tegengestelde
belangen
en
hebben
dus
hun
eigen
lobby
–
en
drukkingsgroepen. Zo heb je aan de ene kant de lobby van de grote mediabedrijven die verantwoordelijk zijn voor de dragers waarop kopie 5 Gebaseerd op informatie uit interview 3. 6 Gebaseerd op informatie uit interview 4.
36
mogelijk. Dit is een hele sterke lobby omdat het gaat over een rijke industrie die met grote middelen probeert om wetgeving om kopie tegen te gaan zoveel mogelijk te stoppen. Maar ook de andere spelers hebben allemaal hun eigen lobbygroepen met andere middelen en waarbij de ene veel efficiënter is dan de andere. Dit betekent dat de verschillende lobbygroepen en beleidsactoren er niet meer in slagen om concreet gemeenschappelijke de belangen te mobiliseren en zo de agenda-setting van de EU te beïnvloeden. Er is geen gemeenschappelijk frame meer voor het copyrightthema waardoor het thema ook meer en meer vervaagd van de Europese agenda. 7 2.3.3.2 Nieuw aspect: Tijd Naast de vervaging van de collectieve Europese identiteit heeft de nieuwe context van digitalisering en technologische evolutie een nieuw aspect in het verhaal gebracht. Dit is de belangrijk invloed van tijd. Hierbij zie je een belangrijke link met het historisch institutionalisme die stelt dat je in de studie van de Europese integratie ook rekening moet houden met een tijdsaspect. De evolutie van de context van een bepaald beleidsdomein kan er zo bijvoorbeeld
voor
zorgen
dat
de
functionaliteit
van
verschillende
beleidsmaatregelen terug in vraag worden gesteld. Dit is ook gebeurt bij het Europees copyrightbeleid. (Orbie, 2009) Het tijdsaspect op vlak van copyright manifesteert zich in het feit dat de technologische evolutie naar meer digitalisering nog vele jaren zal blijven doorgaan. Er zullen altijd nieuwe dingen blijven komen die opnieuw een impact hebben op de copyright en de entertainmentindustrie. Een belangrijk principe hierbij is dat men deze technologische evolutie niet kan stoppen, dus dan is het nog maar de vraag of men als overheidsactor überhaupt moet proberen deze evolutie te stoppen? Als men er in zou slagen concrete maatregelen te definiëren om online piraterij aan te pakken is de kans groot dat deze maatregelen na een paar jaar alweer achterhaald zijn. Het is dus de vraag of je een situatie die zo onderhevig is aan tijd en evolutie kan aanpakken met concrete wetgevende maatregelen. 8 7 Gebaseerd op informatie uit interview 4. 8 Gebaseerd op informatie uit interview 3.
37
Het feit dat dit tijdsaspect een invloed kan hebben op de Europese maatregelen kan je aantonen met het concreet voorbeeld van de zogenaamde e-commerce richtlijn. Deze Richtlijn 2000/31/EG regelt onder andere de aansprakelijkheid van de ISP's en dateert van 2000. In die tijd waren die ISP's nog niet de grote media-bedrijven die ze nu zijn, zowel qua financiële middelen als qua belang voor de industrie. Zo waren ze nog hoofdzakelijk bezig met het aanbieden van telefoonlijnen, waardoor het aansprakelijkheidsregime ook vooral op deze activiteit gebaseerd werd. Dus in vergelijking met een aanbieder van telefoonlijnen die niet zomaar mag luisteren naar wat er allemaal op de lijn gezegd wordt, mogen ISP's ook niet zomaar gaan kijken wat er allemaal op hun netwerk gebeurt. Deze visie op ISP's als telefoonoperatoren is de dag van vandaag helemaal achterhaald. Zo kijken de ISP's in sommige situaties wel naar de concrete inhoud van zaken op hun netwerk, dit doen ze bijvoorbeeld wanneer ze filteren tussen SPAM en gewone e-mails. De technologische evolutie heeft dus de situatie van deze richtlijn volledig veranderd maar tegen de tijd dat men er in slaagt om de richtlijn terug aan te passen is de kans groot dat er weer een nieuwe situatie is ontstaan en dat er opnieuw een vorm van achterhaling speelt. 9 (EU, 8 juni 2000, 1 mei 2013) Dit tijdsaspect is iets wat vaak over het hoofd gezien wordt in de analyse van de mogelijke impact van de digitalisering op copyright en intellectuele eigendomsrechten. Maar het is wel belangrijk om de vraag te stellen in hoeverre men dit probleem effectief kan aanpakken. De context van copyright is zo sterk onderhevig aan de technologische evolutie dat het moeilijk is om concrete beleidsmaatregelen hieromtrent te definiëren die ook effectief een oplossing kunnen bieden aan het probleem. Een ander element hierin is de vraag of het hier wel werkelijk gaat over een probleem? Is het met andere woorden wel wenselijk om een beleid te vormen rond copyright in de hedendaagse context van digitalisering en technologische evolutie?
9 Gebaseerd op informatie uit interview 4.
38
2.4 Conclusie: Wat brengt de toekomst? Als men de blik werpt op drie fases van het Europees copyrightbeleid merk je dat de dag van vandaag de context helemaal veranderd is in vergelijking met de vorige fases. Dit komt omwille van de technologische evolutie en heeft een grote weerslag op de neofunctionalistische mechanismen die in de vorige fases het Europees copyrightbeleid deden evolueren. Het belangrijkste element hierbij is dat de collectieve eenheid rond copyright volledig verdwenen is en dat de verschillende beleidsactoren het niet meer eens zijn over de te nemen maatregelen. Daarnaast is er ook nog het element van tijd en blijvende evolutie van de context dat het moeilijk maakt om concrete beleidsmaatregelen te definiëren. Het tweede deel van deze verhandeling verschuift de focus concreet naar de toekomst en de mogelijke beleidsmaatregelen voor het fenomeen online piraterij. We analyseren vanuit de neofunctionalistische mechanismen die we in dit eerste deel definiërden verschillende mogelijke beleidsopties. In welke mate zijn deze opties effectief te realiseren binnen de EU? In welke mate is er een collectieve identiteit aanwezig omtrent deze bepaalde optie? Wat is de positie
van
de
verschillende
Europese
instellingen
en
de
entertainmentindustrie zelf omtrent deze verschillende opties? Deze vragen zijn het onderwerp van het tweede deel van deze verhandeling.
39
3. Deel II: Toekomstvisie Europees copyrightbeleid: Online piraterij in de muziekindustrie In
dit
tweede
deel
neofunctionalistische
van
de
analyse
verhandeling uit
het
proberen
eerste
deel
we
vanuit
de
verschillende
toekomstmaatregelen te definiëren en te analyseren omtrent het Europees copyrightbeleid. Dit zal gebeuren op basis van verschillende elementen. Allereerst wordt er gekeken naar de wetenschappelijke literatuur omtrent online piraterij. Hoe wordt dit begrip geconceptualiseerd? Wat is de impact van online piraterij op het publiek en de maatschappij langs de ene kant en concreet op de muziekindustrie. Bij dit laatste gaat het dan concreet over de impact op de verkoop en de organisatie van de industrie, maar ook de vraag naar wie nu juist deze 'piraten' zijn en waarom ze downloaden? Als laatste zullen dan verschillende bestrijdingsstrategieën en alternatieven voor onlinepiraterij besproken worden. Dit literatuuroverzicht zal in combinatie met informatie vanuit de interviews met experten gebruikt worden om de verschillende mogelijke beleidsopties te analyseren en hun voor – en nadelen aan te duiden. Wat is de concrete impact van de verschillende opties? Maar ook de vraag of er überhaupt wel ingegrepen moet worden op dit probleem wordt besproken. Deze mogelijke beleidsopties worden daarna bekeken door de bril van het neofunctionalisme. Zo proberen we te onderschrijven welke opties te effectief realiseren zijn. De cruciale vraag hierbij is de welke opties de hoogste mate van collectieve identiteit genereren. Het is wel belangrijk om te verduidelijken dat het onmogelijk is om iets volledig te voorspellen en dat er altijd een heleboel factoren zijn die een rol kunnen spelen. Het doel van deze verhandeling is dan ook niet om een volledig toekomstbeeld te schetsen. Het heeft eerder als doel om een paar concrete beleidsopties naar voren te brengen die, zowel vanuit het theoretisch kader als vanuit de stemmen van experten uit de sector, een effectieve en wenselijke optie zou kunnen zijn.
40
Net zoals het eerste deel begint dit tweede deel dus ook met een literatuuroverzicht. Vanuit de wetenschappelijke artikels en secundaire bronnen omtrent online piraterij in de muziekindustrie definiëren we de verschillende mogelijke beleidsopties voor verdere analyse. Belangrijk wel is om te benadrukken dat de focus hier beperkt wordt op de muziekindustrie omdat hierover het meeste onderzoek gevoerd is en dus ook het meeste informatie te vinden was. Na dit literatuuroverzicht gaan we over naar de eigenlijke analyse waar we zowel vanuit de uitgevoerde diepte-interviews als vanuit de conclusies uit het eerste deel de verschillende beleidsopties zullen analyseren.
3.1 Literatuuroverzicht: Online piraterij in de muziekindustrie Het literatuuroverzicht betreffende online piraterij in de muziekindustrie wordt opgedeeld in vier delen. Na een algemene conceptualisering kijken we naar de concrete impact van het fenomeen online piraterij op de industrie. Deze impact zal geanalyseerd worden op drie niveaus. Allereerst de impact op de samenleving, daarna stellen we ons de vraag naar de impact op de verkoop van muziekproducten en als laatste kijken we naar de impact op de concrete organisatie van de muziekindustrie. In een derde deel verschuift de focus naar de vraag wie de 'piraten' zijn en wat hun motieven zijn om illegaal te downloaden. In het laatste en belangrijkste deel worden verschillende beleidsmaatregelen gedefinieerd ter aanpak van deze online piraterij. Deze zullen
dan
later
concreet
geanalyseerd
worden
op
basis
van
de
neofunctionalistische mechanismen en informatie uit de uitgevoerde diepteinterviews.
3.1.1 Algemene conceptualisering Vooraleer we ons de vraag stellen naar de concrete impact van online piraterij is het belangrijk om eerst een duidelijk blik te krijgen op het concept van online piraterij. Wat is de juiste definitie van dit fenomeen? Welke andere concepten zijn hierbij verbonden? Welke evolutie heeft het begrip gekend? Deze vragen worden beantwoord in dit eerste deel van het literatuuroverzicht.
41
Algemeen handelt piraterij over de illegale reproductie van eigendom dat beschermd is onder het intellectueel eigendomsrecht. Onder invloed van de digitalisering en de groei van het internet is deze illegale reproductie meer en meer aanwezig in onze maatschappij. Via het internet worden digitale producten en diensten in grote aantallen gekopieerd zonder toestemming van de rechthebbenden. Dit fenomeen kan men aanduiden met de term 'online piraterij'. Een van de redenen voor de sterke groei van online piraterij is dat de nieuwe digitale producten zich makkelijk lenen tot een vorm van piraterij. Deze producten kunnen relatief eenvoudig gekopieerd en verspreid worden met een minimale hoeveelheid aan informatie – en kwaliteitsverlies. (Jain, 2008; Peitz & Waelbroeck, 2006) Een belangrijke auteur voor de conceptualisering van online piraterij is Lawrence Lessig (2004). Ook hij stelt de opkomst en de exponentiële groei van het internet centraal. Zo is het in de hedendaagse digitale maatschappij mogelijk om creatieve werken op zeer eenvoudige manier te verspreiden. Het probleem is dat deze verspreiding de traditionele copyrightwetgeving niet respecteert omdat het het onderscheid tussen beschermde en onbeschermde creatieve inhoud doet vervagen. Maar in zijn conceptualisering maakt Lessig (2004) wel een belangrijke nuance door deze online piraterij duidelijk te onderscheiden van fysieke piraterij. Fysieke piraterij is concreet het nemen van fysieke inhoud van een ander zonder hun toestemming in een commerciële context. Het verschil met online piraterij is wanneer je bijvoorbeeld via het internet een muziekbestand downloadt dit niet betekent dat er een fysiek product van dit bestand weggenomen is. Het zorgt er dus niet voor dat er een muziekproduct minder kan verkocht worden. Dit belangrijk nuanceverschil toont aan dat er toch een grote mate van ambiguïteit verbonden is aan de definitie van online piraterij. (Lessig, 2004) Naast het concreet onderscheid tussen online piraterij en fysieke piraterij is het ook belangrijk om te onderschrijven dat de online piraterij op verschillende manieren kan inwerken op verschillende sectoren. Het feit dat de entertainmentindustrie in het algemeen en de muziekindustrie specifiek de grootste slachtoffers zijn van deze online piraterij betekent niet dat andere
42
sectoren ook niet te maken krijgen met een vorm van piraterij. Zo beschrijft Mason (2009) graffiti als piraterij van de publieke ruimte en bestuderen Sprigman & Raustiala (2006) de aanwezigheid van piraterij in de modesector. Dus ondanks de specifieke focus van deze casestudy op de muziekindustrie is het belangrijk om vooraf te benadrukken dat online piraterij geen specifiek fenomeen is dat enkel maar alleen op de muziek – en entertainmentindustrie zijn weerslag kent. (Lessig, 2004; Mason, 2009; Sprigman & Raustiala, 2006)
3.1.2 Impact van online piraterij Na de korte algemene conceptualisering verschuiven we in dit tweede deel van het literatuuroverzicht de focus richting de concrete impact van online piraterij. Allereerst kijken we naar de impact van online piraterij op de samenleving om daarna de focus concreet te verschuiven naar de impact op de muziekindustrie. Zijn de cijfers over de grote en desastreuze impact van online piraterij correct of dienen deze toch genuanceerd te worden? Daarnaast stellen we ons ook de vraag of online piraterij eventueel ook heeft geleid tot een impact op de concrete organisatie van de muziekindustrie? Bij dit laatste wordt er dan concreet gekeken naar de invloed op de verhouding tussen de verschillende spelers in de industrie. Dit zijn dan vooral vragen naar de rol van de live-sector in het verhaal en de concrete impact op de artiesten. 3.1.2.1 Impact van online piraterij op de maatschappij Wanneer men de impact van online piraterij bestudeert wordt de focus vaak gelegd op de concrete impact op de verkoopcijfers of op de organisatie van de industrie. Maar vooraleer we deze vragen beantwoorden is het belangrijk om eerst is te gaan kijken naar een element dat vaak over het hoofd wordt gezien in de analyse. Dit is de vraag naar de impact van online piraterij op het publiek en de consument of meer algemeen op de maatschappij. Iemand die wel sterk rekening houdt met deze impact is Matt Mason (2009). Hij definieert een piraat als iemand die iets uitzendt of andermans creatieve eigendommen kopieert zonder daarvoor te betalen of toestemming te vragen. Maar ondanks het feit dat het hier gaat over een illegale activiteit hoeft deze niet per se negatief te zijn voor de samenleving. Sterker nog, ze leidt zelfs vaak tot 43
belangrijke economische ontwikkelingen en innovatie. Volgens Mason (2009) zijn piraten de 'architecten van nieuwe samenlevingen' en zorgen ze voor positieve sociale en economische veranderingen. (Mason, 2009) Om
zijn
uitgangspunt
ontstaansgeschiedenis
kracht van
bij de
te
zetten
onderzoekt
verschillende
Mason
sectoren
in
de de
entertainmentindustrie zoals onder andere de muziekindustrie, de filmsector of de televisie-industrie. Hierbij komt hij tot de conclusie dat piraterij geleid heeft tot nieuwe soorten materiaal, formats en bedrijfsmodellen in de verschillende sectoren. Dit komt omdat piraten zich sneller aanpassen aan sociale en technologische omwentelingen en dit resulteert vaak in de creatie van nieuwe media. Een tweede reden is het feit dat er ook een publiek aanwezig is voor deze piraterij. Piraten geven de consumenten producten en diensten waarvan ze aanvankelijk niet wisten dat ze bestonden. Het resultaat is dat we vandaag leven in een wereld met gratis muziek, films, kranten, enzovoort. We leven met andere woorden in een opensourcewereld waarbij we informatie op een nieuwe manier gebruiken en met elkaar delen. Het probleem hierbij is dat deze nieuwe wereld niet wordt weerspiegeld in de wetgeving betreffende copyright en auteursrechten. (Mason, 2009) Ook Lawrence Lessig (2004) onderzocht de impact van online piraterij op de maatschappij. In zijn boek Free Culture legt hij vooral de focus op de cruciale rol van het internet in dit verhaal. Het internet is in een zeer korte tijdsperiode uitgegroeid tot een onmisbaar deel van ons dagelijks leven. Maar deze opkomst van het internet heeft ook zijn impact gehad op de traditie van creatieve eigendom. Zo is het traditionele onderscheid tussen commerciële en niet-commerciële cultuur volledig vervlogen. Ondanks dat dit door de grote media-bedrijven gezien wordt als een bedreiging voor onze cultuur is dit niet meteen een slechte zaak voor de samenleving. Het internet heeft ervoor gezorgd dat vele burgers kunnen participeren aan de opbouw en creatie van cultuur. Deze participatie kan ook gebeuren onafhankelijk van de controle van de entertainmentindustrie waardoor er een groter aantal en meer diverse creaties kunnen ontstaan. Lessig (2004) benadrukt wel dat dit positief effect voor de samenleving enkel maar kan bestaan als er geen machtige instituties
44
zijn die de wetgeving beïnvloeden ten voordele van hun eigen industrie en belangen. (Lessig, 2004) 3.1.2.2 Impact van online piraterij op de verkoop van muziekproducten Ondanks het feit dat zoals hierboven de impact van online piraterij niet per se negatief hoeft te zijn voor de samenleving wordt het wel vaak gezien als een probleem in onze maatschappij. Zo spreekt de entertainmentindustrie vaak over online piraterij als de grootste bedreiging voor onze cultuur. De reden hiervoor is de sterke impact die online piraterij zou hebben op de verkoop van de verschillende mediaproducten. Ook verschillende artikels omtrent online piraterij in de muziekindustrie focussen concreet op deze impact op de verkoopcijfers. Heeft de entertainmentindustrie gelijk als ze spreken over een sterke negatieve impact van online piraterij op de verkoop of dient dit eerder genuanceerd te worden? (Lessig, 2004) Een eerste onderzoek hieromtrent is uitgevoerd door Ingram & Hinduja (2008). Via empirisch onderzoek kwamen ze tot een bewijs voor een duidelijke daling van de verkoop van producten in de muziekindustrie. Volgens hen is deze daling grotendeels toe te schrijven aan het ongereguleerd en illegaal downloaden van muziekbestanden. Online piraterij is dus wel degelijk de grootste bedreiging voor de muziekindustrie de dag van vandaag. Deze visie wordt ook bevestigd in een onderzoek van Liebowitz (2008) die ook concreet de impact van online piraterij op de verkoopcijfers onderzocht. Hij stelt dat er enorme hoeveelheden muziekbestanden illegaal gedeeld worden via het internet en deze kennen een sterke negatieve impact op de muziekindustrie. Het bewijs hiervoor is volgens hem puur economisch. Er treedt als het ware een substitutie-effect op waarbij het downloaden van een muzieknummer een substituut is voor het effectief aankopen van datzelfde nummer. Wanneer dit substitutie-effect in grote mate plaatsvindt leidt het logischerwijze tot een sterke daling van de verkoopcijfers. (Ingram & Hinduja, 2008; Liebowitz, 2008) Ook Zentner (2006) ziet vooral een negatieve impact van online piraterij op de verkoop van muziekproducten maar nuanceert dit toch enigszins. Volgens
45
hem moet er ook rekening gehouden worden met de waarschijnlijkheid van een muziekaankoop. Mensen die muziek downloaden hechten meestal een grotere waarde aan deze muziek en zullen dus ook nog veel muziekproducten blijven kopen. Ook Bhattacharjee et al. (2004) nuanceren het pure negatieve effect van online piraterij op de verkoopcijfers in de muziekindustrie. Zij benadrukken het element van de zogenaamde 'pre purchase sampling piracy' waarbij consumenten via online piraterij een meer geïnformeerde aankoop kunnen doen. Ze luisteren als het ware eerst via het internet naar de verschillende nummers om dan te beslissen welke ze werkelijk aankopen. Dit element van sampling zal later in dit literatuuroverzicht nog teruggekomen wanneer we het hebben over de mogelijke beleidsopties ter aanpak van online piraterij. (Zentner, 2006; Bhattacharjee et al., 2004) Algemeen kan je stellen dat de studies hierboven het standpunt van de globale muziekindustrie bevestigen en dat online piraterij dus voor het merendeel een negatieve impact heeft op de verkoopcijfers. Deze visie van de muziekindustrie komt sterk naar boven in de verschillende rapporten van het IFPI. Het IFPI vertegenwoordigt de muziekindustrie wereldwijd en heeft als doel om de waarde van opgenomen muziek te promoten. Alsook het commercieel gebruik van opgenomen muziek te expanderen en de rechten van platenmaatschappijen te beschermen en te vrijwaren. In hun Digital Music Report 2013 spreken ze voor het eerst sinds 1998 over een groei (weliswaar een beperkte stijging van 0,3%) van de inkomsten. Maar desondanks benadrukken ze dat de strijd tegen online piraterij een essentieel onderdeel is van de strategie van de muziekindustrie. Zo is er ook een studie uitgevoerd door het IPI (Institute for Policy Innovation) die stelt dat de piraterij van opgenomen muziek leidt tot miljarden dollars aan verlies van inkomsten en winsten. Ze gaat zelfs nog verder door te concluderen dat online piraterij ook een sterke impact heeft op de algemene Amerikaanse economie omdat het ook leidt tot een groot verlies van belastinginkomsten en jobs. Dit laatste element wordt ook benadrukt in een rapport van de RIAA (Recording Industry Association of America). Deze koepelorganisatie van de verschillende Amerikaanse platenmaatschappijen stelt online piraterij klaar en duidelijk gelijk aan diefstal. Dit probleem heeft een verwoestende impact op de
46
industrie en zal resulteren in jobverlies, minder investeringen in artiesten en een volledige vernietiging van de muziekindustrie. (IFPI, 2013, 5 april 2013; IPI, 2007, 5 april 2013; RIAA, 2010, 5 april 2013) De meeste studies en rapporten benadrukken dus sterk een negatieve impact van online piraterij op de verkoopcijfers. Maar er zijn er ook enkele die een positieve impact voorschrijven. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een onderzoek van Oberholzer-Gee & Strumpf (2007). Ook zij benadrukken het feit dat wanneer je een muziekbestand downloadt de originele eigenaar nog steeds zijn kopie van dat bestand behoudt. Het is dus geen pure diefstal zoals de RIAA (2010) benadrukt en ook het substitutie-effect van Liebowitz (2008) speelt hierdoor eigenlijk geen rol. Daarenboven stellen ze ook nog eens vast dat er verschillende positieve effecten verbonden zijn aan online piraterij. Zo zorgt het er bijvoorbeeld voor dat mensen in contact komen met nieuwe muziek en dit kan zelfs eventueel leiden tot een stijging van de verkoopcijfers. (RIAA, 2010, 5 april 2013; Liebowitz, 2008; Oberholzer-Gee & Strumpf, 2007) 3.1.2.3
Impact
van
online
piraterij
op
de
organisatie
van
de
muziekindustrie Zoals hierboven al blijkt is er geen eenduidigheid over de vraag of online piraterij nu een positieve of een negatieve impact heeft gekend op de verkoopcijfers in de muziekindustrie. Los van het antwoord op deze vraag is het onweerlegbaar dat online piraterij geleid heeft tot verschillende nieuwe elementen
in
de
organisatie
van
de
hedendaagse
muziekindustrie.
Verschillende van deze nieuwe elementen kwamen ook naar voor in de literatuurstudie omtrent online piraterij. Allereerst is het belangrijk om goed beeld te hebben op de concrete organisatie van de muziekindustrie de dag van vandaag. Eigenlijk zijn er vier grote en dominante platenmaatschappijen aanwezig in het muzieklandschap. Dit zijn Universal Music Group, Warner Bros Records, Sony Music Entertainment en EMI Music. Deze omvatten een veelvoud van markten en geografische regio's en hebben ook allerlei dochterbedrijven. Maar onder invloed van het internet en de digitalisering is het standaard businessmodel
47
van de muziekindustrie volledig aan het verdwijnen. Platenmaatschappijen hebben het moeilijker en moeilijker om hun inkomsten te genereren via de verkoop van muziekproducten op een fysieke drager. Naast deze impact op het standaard businessmodel zijn er ook nog andere elementen van de algemene organisatie van de muziekindustrie beïnvloed door de opkomst van online piraterij. (Bonner & O'Higgins, 2010) Een eerste element hierbij is de vraag naar de invloed van online piraterij op de andere belangrijke spelers in de muziekindustrie. Zo wordt de vraag naar de concrete impact van online piraterij op de inkomsten en welvaart van de artiesten behandeld door een onderzoek van Piolatto & Schuett (2012). Ze concluderen dat deze impact verschillend is naargelang het type artiest en zijn of haar populariteit. Zo kan online piraterij voordelig zijn voor de populaire artiesten die hierdoor meer inkomsten kunnen halen uit de verkoop van andere muziekproducten. Het gaat hier dan dus niet over de verkoop van opgenomen muziek op fysieke drager maar over elementen zoals merchandising, T-shirts en in belangrijke mate inkomsten uit liveoptredens. Deze alternatieve inkomsten zijn moeilijker te genereren voor beginnende en kleinere artiesten. Ook Gopal et al. (2006) benadrukken een verschillende impact naargelang de populariteit van de artiesten. Zij onderzochten vooral de zogenaamde 'superstars' en spreken over een meer ambigu effect van online piraterij. Langs de ene kant kan het leiden tot meer sampling en verschillende voordelen, maar langs de andere kant leidt online piraterij ook tot meer mogelijkheden om nieuwe artiesten te ontdekken. Dit laatste heeft dan weer een negatief effect op de status en de inkomsten van deze 'superstars'. (Piolatto & Schuett, 2012; Gopal et al., 2006) Ook op de live-sector, een andere deelsector van de muziekindustrie, heeft online piraterij een sterke impact. Deze impact wordt voorgeschreven door Mortimer et al. (2012) die zowel op vraag als op aanbod een grotere rol zien voor deze live-sector. Vanuit het publiek is er een grotere vraag naar liveoptredens van de verschillende artiesten en ook de artiesten verschuiven meer en meer hun focus naar deze optredens in plaats van het opnemen van muziek. Deze nieuwe focus op inkomsten uit liveoptredens speelt meer in het
48
voordeel van de kleinere en minder bekende artiesten die tegen een lagere kost kunnen toeren en ook minder last hebben van inkomstenverlies door middel van online piraterij. Belangrijk hierbij is dat de inkomsten die artiesten genereren uit hun optredens niet gedeeld moeten worden met de platenmaatschappijen. De reden hiervoor is dat het standaardcontract in de muziekindustrie, het zogenaamde royalty contract, enkel stelt dat de artiest een deel van de inkomsten genereert uit de platenverkoop. Maar in deze contracten
wordt
niets
geregeld
met
betrekking
tot
inkomsten
uit
liveoptredens. Deze inkomsten zijn volledig voor eigen rekening van de artiesten, maar worden vaak wel gedeeld met andere spelers zoals managers en concertpromotors. (Mortimer et al., 2012) Ondanks een jaarlijkse val van 10% op de verkoop van fysieke CD's toont deze groei van de live-sector aan dat er nog steeds inkomsten te genereren vallen in de muziekindustrie. Ook Curien & Moreau (2009) stellen vast dat de inkomsten de dag van vandaag zich vooral enten op liveoptredens en merchandising. Volgens hen kan dit leiden tot belangrijke veranderingen betreffende
de
standaardcontracten
in
de
muziekindustrie.
Platenmaatschappijen zullen meer en meer proberen een 'stuk van de andere koek' te krijgen door bijvoorbeeld contracten af te sluiten waarbij alle muziekinkomsten gedeeld worden tussen artiest en platenmaatschappij. Het gaat dan zowel over inkomsten uit verkoop van fysieke producten als inkomsten uit liveoptredens en de verkoop van merchandising. Ook Gayer & Shy (2006) zien een belangrijke rol voor deze wijziging van contracten. Ze gaan zelfs nog verder en bemerken zelfs eventueel de mogelijkheid dat artiesten
hun
copyright
niet
meer
dienen
af
te
staan
aan
de
platenmaatschappijen. Dit zal ertoe leiden dat artiesten zelf de beslissing kunnen maken of ze al dan niet streven naar een strikte afdwinging van hun auteursrechten. (Curien & Moreau, 2009; Gayer & Shy, 2006) Frost (2007) gaat nog een stap verder in dit verhaal en spreekt over de volledige transformatie van de muziekindustrie onder invloed van het internet en de online piraterij. Zo stelt hij dat de muziekindustrie het doel heeft om artiesten te verbinden met luisteraars. Maar door de opkomst van de
49
digitalisering en de internettechnologieën is de luisteraar de dag van vandaag in staat om zichzelf te verbinden met de artiesten. De rol van de muziekindustrie als tussenpersoon is verdwenen. Ook Lam (2001) benadrukt dit element en stelt dat dit ook zal leiden tot de intrede van vele nieuwe sleutelspelers en businessmodellen in de muziekindustrie. Deze spelen op een goede manier in op de nieuwe technologieën en zullen zich proberen te manifesteren als de nieuwe tussenpersoon die luisteraars met artiesten verbindt. (Frost, 2007; Lam, 2001)
3.1.3 Wie zijn 'de piraten' en waarom? Het is duidelijk dat online piraterij wel degelijk een impact heeft gekend op de muziekindustrie en deze impact zal in de toekomst alleen maar toenemen. Vandaar ook dat vele auteurs op zoek zijn gegaan naar manieren om online piraterij aan te pakken. Deze verschillende beleidsopties zullen aan bod komen in het laatste deel van dit literatuuroverzicht maar allereerst is het belangrijk om te kijken naar wie deze aanpak vooral gericht moet zijn. Wie zijn met andere woorden 'de piraten' in dit verhaal? En belangrijker nog, waarom doen ze aan online piraterij? Deze vragen zijn onder andere behandeld door Jambon & Smetana (2012). Volgens
dit
onderzoek
downloadt
ongeveer
60
tot
90%
van
de
studentenpopulatie illegaal op het internet. Volgens hen doen ze dit puur omwille van economische motieven. Het bewijs hiervoor ligt in het feit dat individuen die de prijs van muziek te duur vinden meer geneigd zijn om illegaal muziekbestanden te downloaden. Belangrijk hierbij is ook het feit dat deze gratis muziek ook van relatief hoge kwaliteit is. Daarnaast zien vele het ook als hun recht als consument om gratis muziek te verkrijgen waardoor je kan concluderen dat jongeren de dag van vandaag veel minder bereid zijn om te betalen voor muziek. Ook Hinduja & Higgins (2011) gaan op zoek naar het profiel van de typische 'muziekpiraat'. Ze onderscheiden verschillende demografische groepen die meer waarschijnlijk zijn om aan online piraterij te doen. Dit zijn voornamelijk mannelijke studenten uit de rijkere klassen. Dit profiel wordt ook bevestigd door een onderzoek van Jones & Lenhart (2004).
50
Zij stellen dat de populatie van de bevolking die illegaal muziek downloadt op het internet voornamelijk mannelijk is, relatief ervaren internetgebruikers zijn, vooral studenten onder de 30 jaar en inkomens hebben die boven het gemiddelde liggen. (Jambon & Smetana, 2012; Hinduja & Higgins, 2011; Jones & Lenhart, 2004) Wingrove et al. (2011) focussen zich meer op de vraag welke factoren en motivaties een rol spelen bij de beslissing om al dan niet illegaal te downloaden via het internet. Het antwoord op deze vraag kan belangrijke implicaties hebben voor de ontwikkeling van beleidsopties en strategieën om online piraterij aan te pakken. Zo onderscheiden Wingrove et al. (2011) verschillende factoren die de beslissing om illegaal te downloaden kunnen beïnvloeden. Enkele voorbeelden zijn het gemak van toegang tot illegale muziekbestanden, de nagenoeg onbestaande kans om 'gepakt' te worden en invloed van sociale normen via peergroups, opvoeding en onderwijs. Maar ook de eigen persoonlijke moraliteit en de legitimiteit van de autoriteiten op vlak van copyright en auteursrechten zijn belangrijk. Zo kan het groeiende negatieve imago van de platenmaatschappijen ook een grote invloed spelen. Naast Wingrove et al. (2011) hebben ook Plowman & Goode (2009) onderzoek gevoerd naar de achterliggende factoren voor online piraterij. Zij stellen twee factoren centraal: prijs en kwaliteit. In tegenstelling tot Jambon & Smetana (2012) stellen ze dat er toch een kwaliteitsverschil is tussen legale en illegale muziekbestanden. Maar desondanks blijven individuen vandaag bereid om aan online piraterij te doen. Dit komt omdat muziekproducten de dag van vandaag een hoge prijs kennen. Ook Chen et al. (2008) zien prijs als de cruciale achterliggende factor. Volgens deze redenering zou logischerwijze een daling van de prijs leiden tot minder online piraterij. Maar zoals zal blijken uit de verschillende beleidsopties is het verhaal toch wat complexer. (Wingrove et al., 2011; Plowman & Goode, 2009; Chen et al., 2008; Jambon & Smetana, 2012) Dus ook de vraag naar de achterliggende factoren en de demografische kenmerken van de downloadpopulatie is al sterk onderzocht geweest in de literatuur. Het antwoord op deze vraag is ook van belang voor het laatste deel
51
van dit literatuuroverzicht. Dit deel legt de focus op de verschillende beleidsmaatregelen die men kan nemen om online piraterij aan te pakken. Bij het nemen van deze beleidsmaatregelen is het ook belangrijk om goed te weten naar wie men deze maatregelen concreet moet richten, vandaar het belang van onderzoek naar de downloadpopulatie en de achterliggende factoren achter online piraterij. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot zeer gerichte informatiecampagnes en wetgevende initiatieven.
3.1.4 Verschillende beleidsopties Uit
de
wetenschappelijke
literatuur
omtrent
online
piraterij
in
de
muziekindustrie komen ook verschillende mogelijke beleidsopties naar voor om online piraterij aan te pakken. Het is hierbij wel een belangrijke vraag of online piraterij werkelijk een probleem is dat aangepakt dient te worden. Deze vraag kwam ook al naar voor in het eerste deel van deze verhandeling. Is het bijvoorbeeld wel mogelijk om een probleem als online piraterij dat zo onderhevig is aan technologische ontwikkelingen aan te pakken? En daarnaast is het ook nog maar de vraag of het wel wenselijk is voor de maatschappij om dit probleem werkelijk aan te pakken? Want zoals hierboven al vermeld zijn er ook vele positieve effecten verbonden aan online piraterij, zowel voor de maatschappij als voor de muziekindustrie zelf. Dit brengt met zich mee dat het gevaar dreigt dat een strikte focus op de bestrijding van online piraterij ook deze positieve effecten teniet doet. De verschillende beleidsopties worden in dit deel gecategoriseerd in vijf delen. Het eerste deel focust op de zogenaamde technologische oplossingen. Dit zijn zeer technische elementen die als doel hebben om concreet het illegaal downloaden en verspreiden van muziek onmogelijk te maken. Het tweede deel kijkt naar de industrie zelf en benadrukt het belang van innovatie en concurrentie met online piraterij. Het is onmogelijk om de technologische evolutie te stoppen dus is het belangrijk om als industrie in te spelen op deze nieuwe elementen en zo proberen de concurrentie aan te gaan met het illegaal model. In het derde deel bespreken we de concrete rechtspraak op vlak van online piraterij. Zo zijn er al verschillende pogingen geweest om
52
illegaal downloaden te stoppen via de rechtbank. Het vierde deel kijkt kort naar de rol van sociale normen en opvoeding in dit verhaal om ten slotte in het vijfde deel concreet te kijken naar wat overheidsactoren kunnen doen. Welke wetgevende initiatieven zouden concreet genomen kunnen worden om onlinepiraterij aan te pakken? (Vernik et al. 2011) 3.1.4.1 Technologie Een eerste mogelijke beleidsoptie zijn dus verschillende technologische oplossingen. Volgens Vernik et al. (2011) gaat het hier over technische elementen die concreet het illegaal downloaden moeten bemoeilijken. Een concreet voorbeeld hiervan is de DRM (Digital Rights Management). Dit systeem heeft de mogelijkheid om de toegang tot bepaalde netwerken te controleren en het kopiëren en converteren van informatiegoederen tegen te gaan. Het beschermt dus concreet digitale goederen tegen het illegaal kopiëren en distribueren. Voorstanders van dit DRM-systeem stellen dat het effectief leidt tot een daling van piraterij en dus hogere inkomsten voor de rechthebbenden. Maar deze voordelige effecten worden in vraag gesteld door Vernik et al. (2011). Zo brengt het vooral een extra kost mee voor de legale gebruikers van de verschillende digitale muziekbestanden. De reden hiervoor is dat een product waaraan DRM gekoppeld is enkel maar door legale gebruikers gekocht kan worden. Daarnaast kan het invoeren van dit DRMsysteem een negatieve impact hebben op de voordelen verbonden met online piraterij. Algemeen wordt er geconcludeerd dat het toevoegen van DRMrestricties niet onvermijdelijk zal leiden tot minder piraterij en meer inkomsten. (Vernik et al., 2011) Ook Sinha et al. (2010) onderzoeken de impact van DRM op de online piraterij en ook zij stellen zich vragen bij de positieve impact van dit systeem. Sterker nog, ze spreken over een positieve impact van het verwijderen van DRM-restricties zowel voor producenten als voor consumenten. Zo zijn er desondanks de voordelen zoals een technische controle op het gebruik en de distributie van digitale muziekbestanden nog vele beperkingen verbonden aan het systeem. Zo spreken zij ook over een negatieve impact op de legale digitale muziekbestanden en de mogelijkheid van het teniet doen van de 53
positieve effecten van online piraterij. Maar ook andere elementen zoals data privacy en minder gebruiksmogelijkheden voor de consument zorgen voor een beperkte efficiëntie van deze technologische oplossingen. (Vernik et al., 2011; Sinha et al, 2010) 3.1.4.2 Concurreren en innoveren De optie die door de literatuur algemeen als de meest efficiënte strategie wordt gezien focust eigenlijk op het niet aanpakken van online piraterij. In plaats van te focussen op een harde bestrijding is het efficiënter om de concurrentie aan te gaan met online piraterij. Dit wordt ook aangetoond door Waldfogel (2010) via onderzoek naar de impact van de intrede van een legaal digitaal verkoopkanaal voor muziekbestanden. Een voorbeeld hiervan is iTunes dat is uitgegroeid tot een doeltreffend en wijdverspreid systeem om legaal digitale muziekbestanden aan te schaffen. Het is de dag van vandaag duidelijk dat deze digitale verkoopkanalen cruciaal zijn voor de overleving van de muziekindustrie. Zo waren 97% van de verkochte singles in 2012 digitale bestanden. Maar het heeft lang geduurd vooraleer de muziekindustrie de overstap naar deze digitale verkoopkanalen durfde te nemen. De reden hiervoor is dat de industrie aanvankelijk uitsluitend focuste op een harde bestrijding van online piraterij. Ze waren relatief blind voor de mogelijkheden tot innovatie die deze online piraterij ook met zich meebracht. Een voorbeeld hiervan zijn de eerste digitale verkoopkanalen in 2001 zoals MusicNet en Pressplay die te weinig flexibiliteit kenden voor de consumenten en strikte beperkingen invoegden op de mogelijkheden die consumenten hadden met hun digitale bestanden. (NME, 9 februari 2013; Waldfogel, 2010) Dit verandert helemaal met iTunes in 2003 dat voor de eerste keer een aantrekkelijke legale optie aanbied die effectief de strijd aan kan gaan met de online piraterij. Dit heeft een groot succes gekend en de dag van vandaag is de
legale
digitale
distributie
het
belangrijkste
verkoopkanaal
voor
muziekproducten. Maar dit betekent niet dat online piraterij volledig verdwenen is in de industrie, deze is nog steeds in grote mate aanwezig. Het verkoopkanaal van legale muziekproducten is drastisch veranderd door
54
iTunes, maar dit heeft maar weinig invloed gehad op de mate van online piraterij in de sector. (Waldfogel, 2010) Volgens Matt Mason (2009) is een van de redenen waarom online piraterij nog sterk aanwezig is in de muziekindustrie de dag van vandaag het feit dat de platenmaatschappijen fout hebben gereageerd op dit fenomeen. Door zich furieus te blijven verzetten tegen downloadsites en hun gebruikers beseften deze niet dat het internet voorgoed heeft geleid tot een wijziging van de machtsverhoudingen in de industrie. Eigenlijk kan online piraterij en de mogelijkheden van het internet leiden tot een billijkere muziekindustrie waarin er meer onafhankelijkheid is voor de artiesten en een groter aanbod voor de consumenten.
Maar
dit
zal
enkel
maar
gebeuren
wanneer
de
platenmaatschappijen niet meer focussen op een bestrijdende maar op een concurrerende reactie. Het is met andere woorden de foute reactie van de muziekindustrie zelf die geleid heeft tot de malaise, niet het fenomeen van online piraterij. Het bewijs voor deze redenering ligt volgens Mason (2009) opnieuw bij het fenomeen van iTunes. Dit was het eerste systeem dat de eerste stappen durfde te zetten naar een legalisatie van het grootschalig downloaden. Het succes van iTunes bewijst dat muziek niet langer een tastbaar distributiesysteem nodig heeft en dat de toekomst van de industrie bepaald zal worden door de legale digitale downloadmarkt en de stijgende vraag naar liveoptredens. (Mason, 2009) Ook David Stopps (2008) benadrukt het belang van concurrentie en innovatie. Hij stelt dat er nog nooit zoveel mogelijkheden zijn geweest voor artiesten om hun muziek gehoord en verkocht te krijgen. Dit komt door de ongekende geografische mogelijkheden van het internet, maar ook door de grote diversiteit aan muziek die het internet mogelijk maakt. Dit kan zich manifesteren in veel diverse inkomstenstromen voor artiesten de dag van vandaag. Voorbeelden van deze inkomstenstromen zijn auteursrechten uit platenverkoop; het gebruik van muziek in film, TV en games; live toeren en inkomsten uit merchandising en ten slotte invloed van sponsors en branding. (Stopps, 2008)
55
3.1.4.3 Rechtspraak Ondanks het feit dat het effectief mogelijk is om efficiënt te concurreren met online piraterij blijft deze nog steeds in grote mate aanwezig in de hedendaagse realiteit van de muziekindustrie. Dit heeft ertoe geleid dat er nog steeds een belang is voor de harde bestrijdingsaanpak tegen online piraterij. Naast technologische oplossingen kan men dit ook doen via juridische zaken tegen de overtreders. Een voorbeeld hiervan is de zaak tegen de Zweedse site The Pirate Bay. Deze werd in Zweden door verschillende entertainmentbedrijven aangeklaagd voor inbreuken op het auteursrecht en werd uiteindelijk schuldig bevonden. Algemeen zorgde The Pirate Bay ervoor dat er op eenvoudige wijze illegaal gedownload kon worden op hun site en gaven ze hierbij dus steun aan inbreuken op het auteursrecht. Het ging dus effectief over een commerciële website die significant schade heeft aangericht op de entertainmentindustrie en geen actie heeft ondernomen om schendingen van het auteursrecht tegen te gaan. Een ander voorbeeld is de zaak van de RIAA tegen Napster in 1999. Ook hierin werd de downloadsite Napster veroordeeld voor het aanbieden van de mogelijkheid aan hun gebruikers om inbreuken op het auteursrecht te plegen. Deze zaken maken duidelijk dat wanneer een actor met zijn medeweten steun geeft aan inbreuken op het auteursrecht deze net zo schuldig is als wanneer hij zelf de inbreuk zou plegen. Dit principe zal later ook toegepast worden bij gelijkaardige juridische zaken tegen onder andere downloadsites zoals Audiogalaxy, Kazaa en Grokster. (Carrier, 2009; Alatorre et al., 2004) Bhattacharjee et al. (2006) gaan in hun ondezoek meer concreet in op de impact van deze juridische zaken. Het dagvaarden van websites zoals The Pirate Bay maakt duidelijk dat de muziekindustrie streeft naar een sterke afdwinging en regulering van het auteursrecht. Maar volgens Bhattacherjee et al. (2006) zijn deze rechtszaken geen effectieve strategie, ondanks het feit dat ze vaak ten voordele uitdraaien van de industrie. De reden voor deze beperkte efficiëntie is de zogenaamde 'epidemie van illegale downloadsites'. Het internet zal altijd nieuwe spelers en businessmodellen doen ontstaan in de muziekindustrie. Het gevolg is dat wanneer je er als industrie in slaagt om via rechtspraak een bepaalde downloadsite stop te zetten, de kans groot is 56
dat er de volgende dag alweer een nieuwe site boven water komt. Dit heeft ertoe geleid dat men de focus van deze rechtspraak heeft verschoven naar juridische zaken tegen individuele gebruikers. Door deze te richten naar een relatief kleine groep van individuen die hun eigenlijke immuniteit op vlak van schendingen van het auteursrecht kwijtspelen probeert de industrie andere individuen te ontmoedigen om nog te participeren aan deze illegale activiteiten. Ook deze strategie kent maar een gemengd succes. Het zorgt langs de ene kant voor een lichte daling van het aantal substantiële downloaders en de concrete downloadactiviteiten. Maar langs de andere kant heeft het ook geleid tot een sterke daling van het imago van de muziekindustrie die meer en meer kritiek moet verdragen vanuit het publiek. Deze kritiek is bijvoorbeeld sterk ontstaan na verschillende ophefmakende rechtszaken tegen moeders en kinderen. (Bhattacharjee et al., 2006) Dit onderscheid tussen rechtszaken tegen instituties, downloadsites en bedrijven langs de ene kant en juridische zaken tegen individuen langs de andere kant wordt ook benadrukt door Alatorre et al. (2004). De juridische zaken tegen individuen zijn bijvoorbeeld veel goedkoper uit te voeren door de platenmaatschappijen qua tijd en geld en kunnen leiden tot astronomisch hoge geldboetes en extreme straffen voor deze individuele downloaders. Dit komt ook omdat de verweerders vaak jonge mensen zijn die niet de middelen bezitten
om
de
juridische
strijd
aan
te
gaan
met
de
grote
platenmaatschappijen. (Alatorre et al., 2004; Lam & Tan, 2001; Mason, 2009) 3.1.4.4 Sociale normen Iets wat een belangrijke factor kan spelen bij dit toenemend negatief imago van de muziekindustrie is de invloed van sociale normen. Deze invloed wordt door vele over het hoofd gezien maar komt toch duidelijk naar voor in de studies over de factoren die het downloadgedrag beïnvloeden. Men kan stellen dat er op het internet andere sociale normen gelden dan in de maatschappij. De internetpopulatie ziet het illegaal downloaden niet als een vorm van diefstal en dus niet als een illegale activiteit. Daarom dat het belangrijk is om de deze populatie bewust te maken van de illegaliteit van hun activiteit. Ze moeten gesensibiliseerd worden over de negatieve aspecten 57
verbonden aan online piraterij. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door opvoeding en onderwijs maar Shanahan & Hyman (2010) zien vooral een belangrijke rol voor de peergroups. Ook Coyle et al. (2009) benadrukken dit en stellen dat een effectieve strategie om online piraterij aan te pakken onlosmakelijk verbonden is met het ontwikkelen van communicaties die de specifieke nadelen van online piraterij en de voordelen van het legaal downloaden van muziek beklemtonen. Het is hierbij wel belangrijk om te onderstrepen dat de focus hierin ook moet liggen op het aanmoedigen van sampling en niet alleen op het ontmoedigen van online piraterij. Dit laat opnieuw tonen dat men in de aanpak ook moet opletten dat men de positieve effecten verbonden aan online piraterij niet teniet doet. (Shanahan & Hyman, 2010; Coyle et al., 2009) Ook het IFPI zelf benadrukt het belang van sociale normen in zijn strategie omtrent online piraterij. Zo hebben ze verschillende documenten ontwikkeld, zowel naar scholen als naar ouders toe. Het doel is om hen te helpen bij het communiceren, het implementeren en het afdwingen van maatregelen ten voordele van de rechthebbenden. Zo kunnen de scholen en universiteiten verschillende richtlijnen hanteren om het auteursrecht te beschermen. Dit kan bijvoorbeeld door een duidelijk beleid vast te leggen rond copyright en dit beleid ook duidelijk te communiceren naar de studenten. Daarnaast is ook het ook belangrijk om een mate van controle uit te voeren op het systeem en eventueel illegaal materiaal te verwijderen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de concrete downloadactiviteiten te controleren, duidelijke regels omtrent computerbeveiliging te definiëren, de toegang tot het netwerk te controleren, de mate van internetverkeer op het netwerk te monitoren en een blijvende focus te hebben op virus – en spywarebescherming. Een ander voorbeeld is een brochure van Childnet International. Deze organisatie heeft als doel om te verzekeren dat het internet een veilige plaats is voor kinderen. Hun handleiding focust zich op de ouders en hoe deze het best moeten omgaan met muziek op het internet. Hierin wordt er allereerst meer uitleg gegeven over de illegaliteit van downloadactiviteiten. Er wordt aangeduid wat wel en wat niet mag op het internet en welke risico's er verbonden zijn aan illegaal downloaden. Ook Childnet International benadrukt het belang van een controle op het netwerk. Het is belangrijk om eenvoudige regels op te stellen
58
over wie, wanneer en waarvoor een computer gebruikt kan worden. (IFPI, 2007, 9 april 2013; Childnet International, 2011, 14 april 2013; Childnet International, 2013, 11 mei 2013) 3.1.4.5 Wetgeving De laatste vraag bij de mogelijke beleidsopties is die naar de rol van de overheid in dit verhaal. Wat kan de overheid doen om online piraterij aan te pakken? Welke wetgevende initiatieven kan men hieromtrent nemen? Deze opties zullen vooral te maken hebben met de wetgeving omtrent copyright, auteursrecht en intellectuele eigendomsrechten en in welke mate deze aangepast dient te worden. Maar zoals al enkele keren vermeld is het nog maar de vraag of online piraterij werkelijk een probleem is dat moet en dient aangepakt te worden. Een eerste mogelijk wetgevend initiatief wordt gedefinieerd door Samuelson (2012).
Volgens
haar
probeert
de
entertainmentindustrie
een
grote
verantwoordelijkheid naar de internetproviders toe te schuiven. Deze zijn de enige actoren in het internetsysteem die effectief de mate van online piraterij kunnen beïnvloeden. De lobby en druk van de entertainmentindustrie heeft uiteindelijk ook geleid tot een wetgevend initiatief hieromtrent in de USA. Dit is de SOPA (Stop Online Piracy Act) en die probeert de entertainmentindustrie nieuwe middelen aan te bieden in de strijd tegen online piraterij. Zo werd onder andere de mogelijkheid voorzien om concreet de toegang tot bepaalde websites te blokkeren. Maar de SOPA leidde tot zeer veel protest vanuit verschillende
hoeken.
Zowel
technologiebedrijven
als
experten
computerbeveiliging en zelfs de burgerrechtenbeweging uitte in grote mate kritiek op dit wetgevend voorstel. De grootste reden voor dit protest was de ondermijning van de veiligheid en stabiliteit van het internet als communicatie – en handelsplatform. Daarnaast is het ook een ineffectieve maatregel om concreet de toegang tot websites te blokkeren omdat het relatief eenvoudig is om deze technische blokkeringen te omzeilen. Ook de verplichting tot de internetproviders om het surfgedrag van hun gebruikers in het oog te houden deed heel wat vragen rijzen onder meer omtrent privacy. Uiteindelijk blijkt het protest ook succesvol te zijn en wordt SOPA stopgezet. Ondanks een 59
mislukking toont dit voorbeeld van SOPA wel duidelijk aan dat de entertainmentindustrie actief lobbyt voor een aanpassing van de wetgeving ter bestrijding van online piraterij. Hun doel is als het ware om het internet te beïnvloeden vooraleer het internet hen beïnvloedt. (Samuelson, 2012; Lessig, 2004) Het centrale element in dit verhaal is natuurlijk het idee van intellectueel eigendomsrecht. Piraterij berooft eigenaars van culturele werken van een deel van hun inkomsten waardoor de industrieën vervat zijn in een 'oorlog' tegen deze online piraterij. Ze streven met andere woorden naar een nultolerantie op vlak van piraterij maar zoals al een paar keer vermeld moet men hiervoor ook oppassen voor de zogenaamde 'collateral damage'. Dit wordt ook benadrukt door Lessig (2004) die stelt dat een nultolerantie het gevaar met zich meebrengt dat de voordelen van online piraterij teniet gedaan worden. Daarom is het voor hem belangrijk om niet te streven naar een nultolerantie en een striktere wetgeving omtrent copyright. Wel moet het copyrightbeleid streven naar een evenwicht tussen het beschermen van de auteursrechten in functie van de artiesten en het beschermen van de belangen van het publiek en de samenleving in functie van de innovatie die piraterij met zich meebrengt. Volgens Lessig (2004) zijn we vandaag dit evenwicht verloren onder invloed van de razende oorlog tegen online piraterij die wordt uitgevoerd door bijvoorbeeld de muziekindustrie. Hij spreekt van een 'property fundamentalism' en dit zorgt voor een extreem onevenwicht in de hedendaagse bescherming van copyright dat dringend hersteld moet worden. (Lessig, 2004) Een eerste manier om dit evenwicht te herstellen is naar boven gekomen na de juridische zaak tegen The Pirate Bay. Als reactie tegen de opkomende Pirate Movement begon men meer en meer te focussen op het element van netneutraliteit. Dit stelt dat alle internetgebruikers gelijke kansen en dezelfde mate van toegang hebben. Deze netneutraliteit is uitgegroeid tot een belangrijke principe voor bijvoorbeeld het ontstaan van blogs en andere internettoepassingen en toont aan dat niet alleen de entertainmentindustrie lobbyt en ijvert voor wetgevende aanpassingen aan het auteursrecht. Dit
60
gelobby gebeurt dus ook door de opensourcebeweging die natuurlijk wel streeft naar een aanpassing in de andere richting. Wel merk je dat de opensourcebeweging vaak succesvoller is in het beïnvloeden van wetgeving. Zo
is
er
onder
invloed
van
de
artiesten
een
nieuw
type
van
auteursrechtenlicentie ontstaan onder de naam Creative Commons. Hierbij is het bijvoorbeeld mogelijk om u creatief werk maar voor een bepaald en beperkt aantal rechten te beschermen. (Mason, 2009) Een laatste concreet wetgevend initiatief om het evenwicht in het copyrightbeleid te herstellen vinden we terug bij William Fisher (2004). Hij definieert een alternatief voor ons ongebalanceerd copyrightbeleid. Dit is een administratief compensatiesysteem en gaat als volgt in zijn werk. Wanneer de eigenaar van een creatief werk gecompenseerd wilt worden voor het gebruik van zijn werk door anderen dan moet hij eerst en vooral zijn werk registreren bij de overheid. Dit zal gebeuren bij het zogenaamde Copyright Office. In ruil voor deze registratie zal de eigenaar dan een unieke naam krijgen voor zijn werk die gebruikt kan worden voor de distributie, consumptie en modificatie van zijn werk te detecteren. Dit betekent dat de eigenaar via deze unieke naam gecompenseerd kan worden voor het gebruik van zijn werken. Maar deze compensatie zal uitgereikt worden door de overheid op basis van een bepaalde belasting. Dit kan zijn een belasting op de apparaten en diensten die gebruikers hanteren om toegang te verkrijgen tot digitale entertainment of een
bepaald
bedrag
bovenop
het
internetabonnement.
Deze
belastinginkomsten zullen dan verdeeld worden onder de verschillende auteurs op basis van de frequentie waarmee bepaalde muziekbestanden of films worden bekeken of beluisterd. Naast dit alternatief compensatiesysteem benadrukt Fisher (2004) wel dat het nog steeds belangrijk is om ook de huidige auteursrechten te hervormen en de meeste verboden op de reproductie van muziek – en filmbestanden zonder toestemming te elimineren. Het doel is uiteindelijk om via dit systeem te komen tot meer sociale voordelen, meer gemak voor de consumenten, meer inkomsten voor de artiesten, minder transactiekosten, minder economische inefficiëntie, minder concentratie in de entertainmentindustrie en meer creativiteit. (Fisher, 2004)
61
3.2 Analyse van de verschillende beleidsopties In dit tweede deel van de casestudy worden de vijf mogelijke beleidsopties uit het literatuuroverzicht nauwkeurig geanalyseerd. Deze analyse zal gebeuren op basis van twee elementen. Allereerst werden ze in diepte-interviews voorgelegd aan verschillende experten uit de Belgische muziek – en entertainmentindustrie. De informatie uit deze interviews zal gebruikt worden om de wenselijkheid, de efficiëntie, de voor – en nadelen van de verschillende beleidsopties te analyseren. Bij het tweede aspect van de analyse bekijken we de verschillende beleidsopties door de bril van de EU. Wat is de positie en de visie van de EU op de verschillende mogelijkheden? Welke zijn al onderzocht of naar boven gekomen bij de EU in de verschillende documenten? Hierbij wordt ook een belangrijke koppeling gemaakt met het eerste deel van deze verhandeling. Bij de neofunctionalistische analyse van het Europees copyrightbeleid kwamen twee cruciale aspecten naar boven die belangrijk zijn voor de evolutie van het copyrightbeleid. Dit is langs de ene kant de mate van collectieve identiteit die aanwezig is bij de verschillende beleidsactoren. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken in hoeverre deze collectieve identiteit aanwezig is rond de verschillende beleidsopties. Ook het tijdsaspect en het belang van de evolutie wordt onderzocht bij de mogelijke beleidsopties. In hoeverre kunnen deze succesvol zijn om een beleidsthema dat zo in evolutie is als copyright en online piraterij aan te pakken? Vooraleer dat we de beleidsopties concreet overlopen is het nogmaals belangrijk om te benadrukken dat we ook in ons achterhoofd moeten houden of het effectief wel mogelijk is om een concreet beleid te voeren omtrent online piraterij. Kan men deze technologische evolutie en digitalisering werkelijk stoppen? En is het effectief wel wenselijk om deze te proberen stoppen. Er zijn ook vele voordelen verbonden aan online piraterij en digitalisering en een strikt beleid hieromtrent brengt het gevaar mee zich mee dat deze ook teniet gedaan worden.
62
3.2.1 Technologie Een eerste beleidsoptie die naar boven komt uit het literatuuroverzicht zijn de zogenaamde technologische oplossingen. Deze handelen over het concreet invoeren van technische elementen om het kopiëren en downloaden te beïnvloeden en tegen te gaan. Het bekendste voorbeeld hiervan is het DRMsysteem. (Vernik et al., 2011) 3.2.1.1 Vanuit de entertainmentindustrie Vanuit de entertainmentindustrie zijn de stemmen het erover eens dat deze technologische oplossingen geen efficiënte beleidsopties zijn. Ondanks hun mogelijkheden van een sterke controle op het downloaden en het beperken van wat de consumenten kunnen doen met hun gedownloade bestanden zijn er nog vele beperkingen verbonden aan het systeem. Zo is het probleem dat deze vaak niet vuurbestendig genoeg zijn om het probleem werkelijk aan te pakken. Men kan altijd wel software vinden om iets te beschermen tegen illegale inbreuken, maar langs de andere kant zal er dan ook altijd wel iemand zijn die deze software kan kraken.10 (Vernik et al, 2011) 3.2.1.2 Vanuit de EU In verband met deze technologische oplossingen heeft de EU in 2005 zich expliciet de vraag gesteld of deze een oplossing kunnen zijn voor online piraterij. Maar ook de EU komt tot een gelijkaardige conclusie als de entertainmentindustrie. Deze kunnen nooit een volledige oplossing bieden aan de online piraterij omdat ze vaak nog in hun beginschoenen staan en eenvoudig te omzeilen zijn. (EU, 2005, 24 april 2013) Voor deze technologische oplossingen is het tijdsaspect ook heel belangrijk. Als men erin zou slagen om efficiënte technische controle uit te voeren op bepaalde digitale bestanden en downloadsites is de kans groot dat er na verloop van tijd weer nieuwe systemen ontstaan die deze controle kunnen ontwijken. De technologische oplossingen zijn zelf ook onderhevig aan en 10 Gebaseerd op informatie uit interview 3.
63
kind van de technologische evolutie waardoor ze moeite hebben om heel efficiënt te zijn voor de bestrijding van online piraterij. Wel is er een belangrijke
collectieve
identiteit
aanwezig
rond
deze
technologische
oplossingen maar wel een identiteit in de verkeerde richting. Zowel de entertainmentindustrie als de EU zijn het erover eens dat het focus op technologische beleidsopties geen efficiënte maatregel is om online piraterij te bestrijden.11 (EU, 2005, 24 april 2013)
3.2.2 Concurreren en innoveren De beleidsoptie die vanuit de wetenschappelijke literatuur wordt gezien als de meest efficiënte focust niet op de harde aanpak tegen piraterij. De muziekindustrie heeft fout gereageerd door zich te focussen op een sterke strijd tegen online piraterij en zou beter de hand in eigen boezem steken en inspelen op de mogelijkheden die de digitalisering en technologische evolutie met zich meebrengen. Het is beter om te focussen op een efficiënte en effectieve concurrentie met online piraterij in plaats van een strikte en harde bestrijding tegen dit fenomeen. (Waldfogel, 2010) 3.2.2.1 Vanuit de entertainmentindustrie Ook uit de interviews komt de optie van concurreren met de online piraterij in plaats van te focussen op bestrijding naar boven als de meest efficiënte optie. De jongeren de dag van vandaag zijn opgegroeid met de mogelijkheid van gratis muziek en zullen niet makkelijk opnieuw gaan betalen voor muziek. Daarom is het belangrijk om als muziekindustrie op zoek te gaan naar een manier om ondanks deze gratis muziek toch nog inkomsten te genereren. De manier om dit te doen is focussen op de mogelijkheden die de digitalisering en de technologische evolutie met zich meebrengt. Wel wordt er benadrukt dat de muziekindustrie enkel maar deze concurrentie op een efficiënte manier kan aangaan als er ook interne aanpassingen gebeuren aan hun businessmodel. 12
11 Gebaseerd op informatie uit interview 3. 12 Gebaseerd op informatie uit interview 2 en interview 3.
64
Ook BEA benadrukt dat het belangrijk is om als industrie in te gaan op de vraag van de consument. De consument haalt meer en meer zijn muziek en entertainment via het internet dus is het belangrijk om als industrie ook aanwezig te zijn op het internet. Men moet antwoord bieden aan de illegale verspreiding van creatieve werken door zelf op het internet de concurrentie aan te gaan met online piraterij. Dit kan ook efficiënt gebeuren vanuit de industrie om dat deze een belangrijke troef in handen heeft. In vergelijking met online piraterij kan de industrie een veilig en consumentvriendelijk aanbod aanbieden. Hierbij gaat het dan bijvoorbeeld over bescherming van persoonsgegevens,
vrijwaring
van
mogelijke
computervirussen
en
overeenstemming met de wetgeving rond consumentenbescherming. Deze zaken zullen niet verzekerd worden door het illegale aanbod. 13 Ook de muziekindustrie probeert dus op verschillende manieren in te spelen op de mogelijkheden van de technologische evolutie en de digitalisering. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot een toenemend belang van de live-sector. Platenmaatschappijen genereren minder inkomsten en dit leidt tot een grotere invloed van de andere sectoren binnen de muziekindustrie. Deze grotere invloed wordt ook erkend door één van de belangrijkste concertzalen in België, de Ancienne Belgique (AB). Maar ook voor de artiesten zelf zijn de inkomsten uit liveoptredens veel belangrijker geworden. Vroeger verdienden zij hun geld met de verkoop van albums en dienden de optredens om de platenverkoop te ondersteunen. Dit is nu volledig omgedraaid. Artiesten genereren hun inkomsten uit optredens en platen dienen enkel nog om media-aandacht te verkrijgen om aan deze optredens te kunnen komen. Zo heeft de bekende britse band Mumford & Sons recentelijk gesteld dat de platenverkoop niet meer relevant is voor hun, zeker wanneer men dit vergelijkt met inkomsten uit optredens.14 (NME, 18 april 2013, 2 mei 2013) Het toenemend belang van deze live-sector toont aan dat er nog steeds inkomsten te verkrijgen zijn in de muziekindustrie. Maar dit zal er wel toe leiden dat deze inkomsten uit liveoptredens een belangrijke rol zullen spelen in de concurrentie met online piraterij. Dit heeft zich al gemanifesteerd op 13 Gebaseerd op informatie uit interview 4. 14 Gebaseerd op informatie uit interview 2.
65
verschillende vlakken. Allereerst merk je dat de artiesten meer en meer in eigen beheer beginnen te opereren. Dit komt omdat ze dan een financieel voordeel hebben omdat ze bij hun platenverkoop geen deel van de inkomsten meer moeten afstaan aan de platenmaatschappijen – en verdelers. Maar ze kunnen dit alleen maar doen omdat ze zelf zoveel inkomsten verwerven uit hun liveoptredens. Een tweede element is dat ook platenmaatschappijen zelf meer en meer proberen in te spelen op dit toenemend belang van de livesector. Dit doen ze door het zogenaamde 360°-model toe te passen waarbij ze bijvoorbeeld ook zelf concerten beginnen te organiseren en merchandising aan te bieden. Dit toont aan dat de traditionele rol van platenmaatschappijen is uitgestorven en ze moeten transformeren om hun rol te blijven spelen in de muziekindustrie.15 Deze transformatie kan zich bijvoorbeeld manifesteren in de toekomstige contracten die platenmaatschappijen afsluiten met hun artiesten. Hierbij zal de industrie ook proberen een deel van de inkomsten uit liveoptredens te genereren. Het is belangrijk om te benadrukken dat platenmaatschappijen ondanks de grote verliezen nog steeds een grote invloed en sterke positie hebben in de muziekindustrie. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde music publishing business waarbij platenmaatschappijen zoveel mogelijk auteursrechten verzamelen omtrent de uitvoering van een muziekstuk. Zo proberen ze het fysieke muziekproduct te omzeilen en inkomsten te genereren uit de opkomende live-sector. 16 Naast deze verschuiving van inkomsten probeert de industrie ook zelf in te spelen op de vraag van de consument naar gratis en online muziek. Dit doen ze bijvoorbeeld door het aanbieden van online streaming diensten en over het effect van deze optie zijn de meningen verdeeld. Zo stelt de ene dat deze niet voldoende geld genereren om de dalende platenverkoop op te vangen. Maar langs de andere kant valt het niet te ontkennen dat het product van muziek in de toekomst diverser zal worden. Er is geen dominante manier meer om tot muziek te komen dus is het belangrijk om als aanbieder van muziekproducten
15 Gebaseerd op informatie uit interview 1 en interview 2. 16 Gebaseerd op informatie uit interview 1 en interview 3.
66
verschillende manieren te voorzien om muziekproducten aan de man te brengen.17 Omwille van deze grote diversiteit aan muziekproducten in de toekomst is het belangrijk om als platenmaatschappij ook zelf op zoek te gaan naar creatieve en innovatieve manieren om de producten aan te bieden. Een voorbeeld hiervan is het aanbieden van de combinatie van een liveoptreden en de verkoop van een album. Zo was er recentelijk een optreden van de Britse muziekgroep Foals in de AB waarbij er een speciale ticketformule was uitgewerkt. Bezoekers van dit optreden konden bij hun concertticket meteen het nieuwe album voor een lagere prijs mee aanschaffen. Een ander voorbeeld is het concert van de Amerikaanse groep Eels waarbij mensen die het nieuwe album gekocht hadden voorrang kregen op de ticketverkoop voor een concert. Een andere manier om creatief te zijn als platenmaatschappij is inspelen op het belang van YouTube. Veel van de jongeren de dag van vandaag luisteren naar muziek via YouTube. Aan deze muziekbestanden op YouTube zijn er vaak vele reclame-inkomsten verbonden, dit heeft ertoe geleid dat vele platenmaatschappijen onderhandelen om een deel van die reclame-inkomsten te kunnen genereren.
18
Deze voorbeelden uit de muziekindustrie tonen aan dat het belangrijk is om in te spelen op de nieuwe mogelijkheden van digitalisering en concreet de concurrentie aan te gaan met de online piraterij. Een voorbeeld van een bedrijf dat deze strategie succesvol heeft toegepast is het Belgische entertainmentbedrijf Studio 100. Studio 100 is er ondanks de moeilijke context in geslaagd om te blijven groeien. Zo is hun omzet gestegen van 5,6 miljoen euro in 1996 naar 170,2 miljoen euro in 2011. Dit komt omdat ze in tegenstelling tot de muziekindustrie wel snel hebben ingespeeld hebben op de nieuwe technologische evolutie. Dit deden ze door een breed activiteitengamma te ontwikkelen waarbij men niet alleen focust op muziek – en andere mediaproducten, maar ook op theatershows en het ontwikkelen
17 Gebaseerd op informatie uit interview 1 en interview 2. 18 Gebaseerd op informatie uit interview 2 en interview 3.
67
van themaparken. Zo is dit laatste aspect van vrijetijdsbesteding de dag van vandaag goed voor ongeveer een derde van de omzet van Studio 100.19 3.2.2.2 Vanuit de EU Het is duidelijk dat de entertainmentindustrie zelf in belangrijke mate focust op het aangaan van de concurrentie met de online piraterij. Ze benadrukken hierbij ook dat dit de verantwoordelijkheid is van de sector. Een overheidsactor, en dus ook de EU, heeft hier in principe geen zaken mee. Dit betekent dus dat EU zich in feite niet moet bezighouden met dit verhaal van concurreren en innoveren. Het ontwikkelen van een aanbod voor de consument en het aan de man brengen van de producten is een puur commerciële aangelegenheid waarvoor de sector zelf verantwoordelijk is. 20 Als we kijken naar de centrale neofunctionalistische mechanismen in dit verhaal zie je dat de entertainmentindustrie er in het algemeen over eens is dat het concurreren met online piraterij een efficiënte oplossing is. Ze zien dit ook sterk als een eigen verantwoordelijkheid van de sector waardoor ze voor de EU geen rol zien als ondersteuning in dit verhaal. Het gaat hier over een puur
commerciële
aangelegenheid
waarbij
de
industrie
zelf
zijn
verantwoordelijkheid moet opnemen. Ook gericht op het tijdsaspect lijkt de optie van concurrentie en innovatie het meest efficiënte te zijn. Het is belangrijk om de technologieën zelf ook mee in het oog te houden om zo zelf in te kunnen spelen op de nieuwe mogelijkheden. Je kan als industrie de technologische evolutie niet stoppen maar je kan er wel voor zorgen dat je op tijd inspeelt op de nieuwe mogelijkheden. 21 Maar desondanks heeft de overheid ook een duidelijk voordeel om een kader te scheppen waarin deze onderlinge concurrentie op een eerlijke manier kan gebeuren. Het is de taak van de EU en de andere overheidsactoren om de eerlijke concurrentie te verzekeren. Het is ook voor de overheid zelf belangrijk om ervoor te zorgen dat dit wetgevend kader ook gerespecteerd wordt. De reden hiervoor is dat inkomsten die buiten dit kader gegenereerd worden 19 Gebaseerd op informatie uit interview 3. 20 Gebaseerd op informatie uit interview 4. 21 Gebaseerd op informatie uit interview 3.
68
illegaal zijn en de overheid hier dus zelf niets op verdient. Hierop worden bijvoorbeeld geen belastinginkomsten gegenereerd. Het is dus voor eigen financieel voordeel dat de overheid, en dus ook de EU, ervoor moet proberen te zorgen dat de legale inkomsten zo groot mogelijk zijn. Dit betekent dat bijvoorbeeld de lidstaten wel een duidelijk belang hebben dat de concurrentie met online piraterij op een efficiënte manier gebeurt.
22
3.2.3 Rechtspraak Om ervoor te zorgen dat de eerlijke concurrentie gegarandeerd en het wetgevend kader gerespecteerd wordt kan men de beleidsoptie van rechtspraak toepassen. Maar ook omtrent de harde bestrijdingsaanpak via juridische zaken zijn er verschillende vragen te stellen. Wat is de concrete effectiviteit van deze strategie? En naar wie zouden deze rechtszaken best gericht zijn? 3.2.3.1 Vanuit de entertainmentindustrie Dus naast het aangaan van de commerciële concurrentie met online piraterij is er ook een andere aanpak in het verhaal volgens BEA. Het is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat bepaalde online diensten die zonder toestemming en zonder betaling gebruik maken van de creatieve werken hieruit geen business kunnen ontwikkelen. Deze diensten genereren eigenlijk inkomsten op basis van entertainmentproducten zonder te investeren in muziek, games, films, enzovoort. Maar in dit verhaal maakt BEA een belangrijke denkoefening die in de literatuur nog niet naar boven kwam. Zo kadert BEA de strijd tegen online piraterij in een verhaal van oneerlijke concurrentie. Het probleem is dat je als industrie moet concurreren met diensten en ondernemingen die zich niet aan de regels houden. Dit zijn niet alleen de regels betreffende auteursrechten en copyright,
maar
ook
bijvoorbeeld
de
regels
op
vlak
van
consumentenwetgeving. Het zijn dus niet per se de inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten die aangepakt moeten worden, belangrijker is om concreet de strijd aan te gaan met deze oneerlijke concurrentie. 23 22 Gebaseerd op informatie uit interview 4. 23 Gebaseerd op informatie uit interview 4.
69
Desondanks zijn er toch vele voorbeelden in het verleden van concrete rechtszaken gericht op inbreuken op het auteursrecht. Een belangrijke vraag hierbij is tegen wie deze zaken dan best gericht zouden zijn. Zo wordt er de laatste tijd meer en meer gefocust op rechtszaken tegen de internetproviders. Een recent voorbeeld hiervan is de dagvaarding van deze ISP's door de Belgische auteursrechtenvereniging SABAM. De redenering van SABAM is dat iedereen die het repertoire van auteurs exploiteert auteursrechten moet betalen. Dit betekent dus ook de ISP's die winst maken door het aanbieden van internetabonnementen waarmee films en muziek kunnen worden gedownload. Hiertegenover staat de redenering van de internetproviders zelf die zeggen dat ze eigenlijk gewoon de weg en het middel aanbieden maar dat zij niet verantwoordelijk zijn voor wat er op allemaal op hun netwerk gebeurt. Het doel van de industrie is dus duidelijk om via de rechtspraak ervoor te zorgen dat de internetproviders ook verantwoordelijk worden gesteld voor het illegaal downloaden.24 (De Morgen, 30 april 2012, 2 mei 2013) Ondanks vele voorbeelden is het probleem van deze juridische rechtszaken dat ze hun doel een beetje te buiten schieten. Zo kunnen ze bijvoorbeeld ook leiden tot een daling van het imago van de platenmaatschappijen en hebben ze ook maar een zeer klein afschrikeffect op de zogenaamde 'piraten'. Daarnaast is het ook onmogelijk om iedereen te straffen voor online piraterij, hiervoor is er een gebrek aan middelen en mankracht. Als laatste is het ook moeilijk om concreet de overtreders aan banden te leggen. Dit komt door de 'epidemie van illegale downloadnetwerken' waardoor het onmogelijk is om deze allemaal stop te leggen. Wanneer je erin slaagt om effectief een netwerk aan banden te leggen kan er de volgende dag al opnieuw een nieuw netwerk op de voorgrond komen.25 3.2.3.2 Vanuit de EU De positie van de EU omtrent deze juridische zaken is moeilijk te definiëren. Dit komt omdat de EU geen bevoegdheid heeft om te interveniëren in nationale rechtszaken. Wel is er een rol voor het Hof van Justitie omdat 24 Gebaseerd op informatie uit interview 3 en interview 4. 25 Gebaseerd op informatie uit interview 3.
70
sommige van deze rechtszaken kunnen doordringen tot op het hoogste niveau. Ook hier is er opnieuw een voorbeeld van een zaak met de Belgische auteursrechtenvereniging SABAM tegen internetprovider Scarlet. In deze zaak besliste het Hof van Justitie dat internetproviders niet verplicht kunnen worden om een filter in te bouwen om illegale downloaders tegen te houden. (De Standaard, 24 november 2011, 2 mei 2013) De collectieve identiteit en de gemeenschappelijke belangen omtrent deze juridische zaken zijn veel minder aanwezig, zeker in vergelijking met de beleidsoptie van concurrentie en innovatie. Langs de ene kant zijn er wel verschillende actoren vanuit de entertainmentindustrie die toch belang blijven hechten aan het concreet afdwingen van de auteursrechten. De vele recente rechtszaken tonen dit aan. Maar langs de andere kant is het duidelijk dat vele de concrete efficiëntie van deze rechtszaken in vraag stellen. En ook opnieuw speelt het tijdsaspect hier een belangrijke rol. Het principe dat het onmogelijk is om de technologische evolutie te stoppen is ook aanwezig bij deze rechtszaken. Het bewijs hiervan is die zogenaamde 'epidemie van illegale downloadsites'.26
3.2.4 Sociale normen De vierde beleidsoptie kan toch een belangrijke rol spelen ondanks dat deze vaak over het hoofd wordt gezien. Dit is de invloed van sociale normen op het downloadgedrag. Welke rol kan opvoeding spelen? Wat is de invloed van peergroups en onderwijs? Dit is vooral belangrijk voor sensibilisering en bewustmaking van de verschillende kanten van het verhaal. (Shanahan & Hyman, 2010) 3.2.4.1 Vanuit de entertainmentindustrie Dit belang van bewustmaking komt ook vaak naar voren bij de entertainmentindustrie zelf. Het is belangrijk om het publiek bewust te maken van het feit dat artiesten leven van hun auteursrechten en dat online piraterij deze auteursrechten ondermijnt. Het publiek moet weten dat artiesten meer 26 Gebaseerd op informatie uit interview 3.
71
en meer moeten knokken om hun ding te doen. Maar het wordt moeilijker en moeilijker om het publiek bewust te maken van deze zaken. 27 Het belang van sensibilisering wordt ook erkend door BEA. Het is noodzakelijk om de consumenten te overtuigen om naar het legale aanbod te gaan. Dit kan op verschillende manieren gebeuren maar de beste manier om dit te doen is om ervoor te zorgen dat de legale diensten de consument voldoende aanspreken. Het is natuurlijk ook belangrijk dat deze diensten ook voldoende gepromoot worden naar de consumenten toe. Daarnaast is het ook van belang om aan de consument duidelijk te maken dat online downloaden wel degelijk een illegale activiteit is. Dit kan je doen door deze illegaliteit niet te rechtvaardigen of te legaliseren. Je mag als industrie de downloader niet de indruk geven dat het OK is wat ze doen, dit is een volledig fout signaal naar de consument toe.28 3.2.4.2 Vanuit de EU Dat het belangrijk is om het publiek bewust te maken van de illegaliteit en de nadelen verbonden aan online piraterij wordt erkend door alle stemmen uit de entertainmentindustrie. Concrete maatregelen om online piraterij te stoppen kunnen pas effectief zijn als het publiek zich ook bewust is van het feit dat deze maatregelen nodig zijn. Het spreekt voor zich dat de EU ook een belangrijke rol kan spelen bij deze sensibilisering. Alleen merk je dat ondanks de mogelijkheid voor een rol van de EU hierin het nog niet geleid heeft tot concrete beleidsmaatregelen hieromtrent. Ook het tijdsaspect speelt maar een beperkte rol op de invloed van sensibilisering en sociale normen. Als je erin zou slagen om de jongeren vandaag terug bewust te maken van het feit dat online piraterij schadelijk kan zijn voor de artiesten en de muziekindustrie speelt de verdere evolutie van het fenomeen in principe geen rol meer. Als er dan in de toekomst nieuwe systemen zouden ontstaan zouden deze niet meer doorbreken omdat het publiek niet meer wil participeren in een illegale activiteit. Men kan dit wel 27 Gebaseerd op informatie uit interview 3. 28 Gebaseerd op informatie uit interview 4.
72
nuanceren door dit te kaderen als 'wishful thinking'. Het feit is dat de jeugd de dag van vandaag is opgegroeid met de mogelijkheid van gratis muziek en de kans is klein dat dit in de toekomst zal veranderen. 29
3.2.5 Wetgeving De laatste mogelijke beleidsoptie is het concreet aanpakken van de wetgeving rond copyright, auteursrecht en intellectueel eigendomsrecht. Dit gaat dan over zowel de meer algemene elementen als beschermingstermijn of de definitie van copyright als over meer concrete elementen zoals de verantwoordelijkheid van ISP's. 3.2.5.1 Vanuit de entertainmentindustrie Eerst en vooral is het belangrijk om te benadrukken dat er in de meeste Europese landen al wetgevende aanpassingen gebeurt zijn om online piraterij aan te pakken. Een eerste voorbeeld daarvan heeft te maken met het verkoop van de elektronische apparaten waar kopie op mogelijk is. Een deel van de inkomsten
uit
deze
verkoop
stromen
nu
door
naar
de
beheersvennootschappen en komt dus toe aan de artiesten. Probleem hierbij is dat die inkomsten natuurlijk ook verdeeld moeten worden onder alle auteurs waardoor ze uiteindelijk tot niets worden gereduceerd. Een ander voorbeeld is het zogenaamde HADOPI-systeem dat in 2006 is ingevoerd in Frankrijk. Het doel van dit systeem is om te komen tot een gradueel antwoord op een gebruiker die zich schuldig maakt aan inbreuken op het auteursrecht. De eerste stap is dan een waarschuwing, gevolgd door eventueel een boete en als laatste stap mogelijk de afsluiting van de internetverbinding. Dit systeem wordt de laatste tijd meer en meer geconfronteerd met een zekere controverse.
De
reden
hiervoor
is
dat
het
internet
een
cruciaal
communicatiemiddel is voor de moderne mens en het afsluiten hiervan is misschien een te zware maatregel.30 (Test-Aankoop, 2011, 3 mei 2013) Een andere concrete wetgevende optie is het voorstel van Fisher (2004). Dit is eigenlijk een legalisering van de online piraterij door een vorm van belasting 29 Gebaseerd op informatie uit interview 3. 30 Gebaseerd op informatie uit interview 1 en interview 3.
73
waarbij men toegang zou krijgen tot muziekproducten online. De meeste stemmen uit de industrie zijn geen voorstander van dit systeem om verschillende redenen. De voornaamste reden hiervoor is dat dit gepaard gaat met een extra belasting op de consument. Het is nog maar de vraag of de consument bereid is om hiervoor te betalen, zeker wanneer de dag van vandaag de mogelijkheid al bestaat om gratis muziek te verkrijgen zonder deze belasting. Een ander probleem is de vraag wie deze inkomsten moet beheren en wie er dus voor moet zorgen dat ze bij de artiesten terecht komen?
Men
kan
deze
verantwoordelijkheid
overlaten
aan
de
beheersvennootschappen maar deze functioneren ook niet altijd efficiënt, ondanks verschillende Europese richtlijnen hieromtrent. Daarnaast is het ook feit dat legalisering een goede zaak kan zijn voor de muziekindustrie maar dit is
niet
automatisch
het
geval
voor
de
andere
sectoren
uit
de
entertainmentindustrie.31 (Fisher, 2004) Een laatste concrete wetgevende optie die vaak naar boven komt heeft te maken met de verantwoordelijkheid van de ISP's. Dit betekent niet dat deze aansprakelijk gesteld moet worden voor de online piraterij maar dat het wel moet vastgelegd worden wat deze concreet kunnen doen op het netwerk. Zoals bijvoorbeeld de vraag of ze al dan niet een vorm van controle moeten uitvoeren op hun netwerk. Dit zou ook niet betekenen dat de ISP's zouden uitgroeien tot de 'politie van het internet', maar er zou een kader kunnen ontstaan dat ervoor zorgt dat ze bijvoorbeeld hun medewerking verlenen aan bepaalde onderzoeken. Op Europees niveau zou dit eventueel geregeld kunnen worden door een herziening van de e-commerce richtlijn.32 3.2.5.2 Vanuit de EU De EU kan natuurlijk ook een rol spelen bij de schepping van dit wetgevend kader rond de situatie. In het verleden hebben ze hieromtrent ook al verschillende maatregelen genomen waarbij sommige aspecten van het juridisch arsenaal geharmoniseerd werden. Maar meteen wordt het eerste probleem van het tijdsaspect duidelijk. In hoeverre kan je concreet 31 Gebaseerd op informatie uit interview 1, interview 2 en interview 3. 32 Gebaseerd op informatie uit interview 4.
74
maatregelen nemen omtrent het probleem van online piraterij wanneer het gaat over een fenomeen dat zo onderhevig is aan technologische veranderingen. Zo kan je je al de vraag stellen of het wel wenselijk is om een beleidsmaatregel te definiëren rond de verantwoordelijkheid van ISP's. De kans bestaat dat binnen enkele jaren er alweer nieuwe spelers op het toneel zijn verschenen en nieuwe systemen om te komen tot online piraterij. Ook de mogelijkheid van legalisering van online piraterij en het voorstel van Fisher (2004) is onderhevig aan dit tijdsaspect. In hoeverre kan je erin slagen om de consument een extra belasting te laten betalen als het systeem van gratis muziek ondertussen zo sterk is ingeworteld bij het publiek. 33 (Fisher, 2004) Ook merk je dat de er nog steeds een beperkte mate van colllectieve identiteit aanwezig is omtrent de verschillende wetgevende maatregelen. Er is geen eensgezindheid onder de verschillende actoren over de concreet te nemen maatregelen waardoor het voor de entertainmentindustrie moeilijk is om met één stem te spreken en te lobbyen in dit verhaal. Een voorbeeld hierbij is dat zelfs de platenmaatschappijen verdeeld zijn in twee grote groepen. Langs de ene kant heb je de zogenaamde majors die de grote platenmaatschappijen vertegenwoordigen en deze hebben vaak een andere visie dan de kleinere platenmaatschappijen, de independents. De beperkte mate van collectieve identiteit is nog steeds aanwezig in de entertainmentindustrie waardoor het moeilijk blijft om tot concrete wetgeving te komen. 34 Daarbij komt nog maar is opnieuw de vraag of er werkelijk iets gedaan moet worden tegen de situatie van online piraterij. Zo kan een strikte regulering ten opzichte van online piraterij het gevaar van 'collateral damage' met zich meebrengen waardoor de dynamieken van het open internet dreigen te verdwijnen. Zo kan online piraterij bijvoorbeeld ook verschillende positieve effecten genereren voor artiesten zoals meer publiciteit en media-aandacht. Daarnaast kan je u de vraag stellen of het niet beter is om de activiteit te decriminaliseren omdat online piraterij in de praktijk al gelegaliseerd is. 35 (Lessig, 2004) 33 Gebaseerd op informatie uit interview 4. 34 Gebaseerd op informatie uit interview 2. 35 Gebaseerd op informatie uit interview 1.
75
Als laatste element merk je ook dat online piraterij de dag van vandaag niet meteen echt hoog op de agenda van de EU staat. Niet alleen omdat het publiek er niet echt wakker van ligt, integendeel het publiek ziet het zelfs als een goede zaak dat men gratis muziek op het internet kan verkrijgen. Daarnaast heeft de EU ook in de huidige economische context grotere branden te blussen, ondanks het economisch belang van copyright en de focus op culturele diversiteit.36
36 Gebaseerd op informatie uit interview 3.
76
4. Conclusie De onderzoeksvraag van deze verhandeling was tweeledig en focuste op twee centrale deelvragen. In het eerst deel stelden we ons de vraag naar hoe het Europees copyrightbeleid concreet op de Europese agenda is gekomen en hoe dit concreet geëvolueerd is. Deze vraag werd beantwoord vanuit het theoretisch kader van het neofunctionalisme. Algemeen kan je stellen dat er twee mechanismen cruciaal zijn bij de evolutie van het Europees copyrightbeleid. De eerste cruciale factor is het belang van de collectieve Europese identiteit omtrent een bepaald thema. Dit werd onder meer benadrukt door Risse (2005). Het is belangrijk dat er een gemeenschappelijke visie en belangen zijn tussen de verschillende beleidsactoren om een bepaald te doen evolueren op de Europese agenda. In de analyse van de het Europees copyrightbeleid speelt dit duidelijk een belangrijke rol. Zo was deze collectieve identiteit in grote mate aanwezig in de tweede fase van de evolutie van het copyrightbeleid van de EU. Dit kwam onder meer door een belangrijke invloed van de internationale context en de framing van copyright als een thema met vele economische aspecten. Deze mate van collectieve identiteit heeft er uiteindelijk ook toe geleid dat er in deze tweede fase belangrijke vooruitgang werd geboekt op vlak van copyright. In de eerste en derde fase was deze collectieve identiteit veel minder aanwezig waardoor het hierin moeilijk was om concreet vooruitgang te bereiken. (Risse, 2005) De tweede cruciale factor die uit onze analyse naar boven komt is de invloed van het tijdsaspect. Hierbij zie je een sterke link met het historisch institutionalisme dat stelt dat er onder invloed van een verandering in de context gaten kunnen ontstaan met betrekking tot de functionaliteit van het Europees beleid. Dit is ook duidelijk gebeurt bij het Europees copyrightbeleid en de grote impact van de digitalisering en de technologische evolutie de voorbije jaren. Niet alleen heeft dit geleid tot het verdwijnen van de noodzakelijke collectieve identiteit, het heeft ook een belangrijke nieuwe vraag op de bovengrond doen komen betreffende een Europees beleid
77
omtrent copyright. Is het in de huidige context van technologische evolutie, digitalisering en een sterke online piraterij nog wel überhaupt mogelijk om een concreet beleid te voeren omtrent copyright? Sterker nog, is het überhaupt nog wel wen wenselijk om een concreet beleid te voeren omtrent copyright? Want er zijn ook vele voordelen verbonden aan deze nieuwe context van digitalisering en online piraterij en het gevaar bestaat dat een strikt beleid hieromtrent leidt tot een mate van 'collateral damage' en het te niet doen van deze voordelen. (Orbie, 2009; Lessig, 2004) Het is onder invloed van deze twee centrale factoren dat de EU het moeilijker en moeilijker heeft om concrete beleidsopties te definiëren omtrent copyright. Dit blijkt niet alleen uit de analyse van de derde fase van de historische evolutie maar ook uit de concrete casestudy in deze verhandeling. Zo worden er vanuit de literatuur wel verschillende mogelijke beleidsopties gedefinieerd voor het probleem van online piraterij in de muziekindustrie maar merk je dat er maar zeer weinig elementen aanwezig zijn die erin slagen om voldoende collectieve identiteit te genereren. Zo wordt zowel de entertainmentindustrie als de EU zelf vaak sterk geconfronteerd met heel veel verschillende belangen omtrent de beleidsopties. Zo is het moeilijk om concreet tot wetgeving te komen. Dit bewijst bijvoorbeeld het verhaal van de mogelijke verantwoordelijkheid van de ISP's. Hierover zijn de meningen zo sterk verdeeld bij zoveel verschillende spelers dat er geen enkele mate van collectieve identiteit aanwezig is waardoor de EU er niet in slaagt om concrete maatregelen hieromtrent.37 Uit de analyse van de casestudy komen twee beleidsopties naar voor die het meeste collectieve identiteit genereren. Allereerst is er een duidelijke gemeenschappelijke visie dat het belangrijk is om de jongeren, die opgegroeid zijn met de mogelijkheid tot gratis entertainment, te sensibiliseren en bewust te maken van de illegaliteit van hun daden. Hierin kan de EU een belangrijke rol spelen door bijvoorbeeld specifieke informatiecampagnes uit te tekenen. Maar de tweede beleidsoptie met voldoende collectieve identiteit toont duidelijk aan dat het tijdsaspect meer en meer de bovenhand begint te 37 Gebaseerd op informatie uit interview 4.
78
nemen in het verhaal. Het wordt voor de entertainmentindustrie meer en meer duidelijk dat het onmogelijk is om online piraterij en de technologische evolutie concreet te stoppen. Daarom is het ook belangrijk om hierop niet meer te focussen, maar de focus concreet te verschuiven naar een verhaal van innoveren en concurreren met online piraterij. Dit betekent in feite dat de verschillende actoren meer en meer benadrukken dat het onmogelijk is om de technologische evolutie te stoppen en dat het dus ook onmogelijk is om een concreet beleid te voeren om deze technologische evolutie te doen stoppen. Dit betekent dat de vraag of het effectief wel mogelijk is om concreet beleid te voeren omtrent copyright en online piraterij meer en meer negatief beantwoordt zal worden in de toekomst. 38 Algemeen kan je stellen dat er opnieuw een mate van collectieve identiteit aan het groeien is bij het netwerk van verschillende beleidsactoren omtrent copyright. Dit is een collectieve identiteit voor de beleidsoptie om niet te streven naar een harde aanpak en strikte wetgeving omtrent copyright en online piraterij, maar wel om ervoor te zorgen dat de industrie efficiënt en effectief de concurrentie kan aangaan met de illegale downloadsites. Dit betekent dat ook de EU in de toekomst zijn beleid waarschijnlijk meer en meer zal afstemmen op deze collectieve identiteit, ook onder invloed van nieuwe spelers in het verhaal zoals de PP en de opensourcebeweging. Concreet zal dit betekenen dat de kans groot is dat het tijdperk van concrete maatregelen om online piraterij te stoppen meer en meer aan het vervagen is. Dit tijdperk zal vervangen worden door een focus op het aangaan van de concurrentie met online piraterij, waarbij de EU natuurlijk nog steeds een rol kan spelen door de industrie hierin te ondersteunen. Het bewijs voor deze conclusie vind je ook in de meest recente communicatie van de EU omtrent copyright waarin een belangrijke focus wordt gelegd op steun aan de verdere uitbouw van de digitale markt voor creatieve goederen. 39 (EC, 18 december 2012, 24 april 2013)
38 Gebaseerd op informatie uit interview 1, interview 2, interview 3 en interview 4. 39 Gebaseerd op informatie uit interview 1, interview 2, interview 3 en interview 4.
79
5. Referentielijst 5.1 Secundaire bronnen Alatorre, G., Huang, C. & Rigel, E. (2004). Copyright Infringement due to Online File Sharing. Massachusetts Institute Of Technology. Beyers, J. (2005). Multiple Embeddedness and Socialization in Europe: The Case of Council Officials. International Organization, 59, 899-936. Bhattacharjee, S., Gopal, R., Lertwachara, K. & Marsden, J.R. (2004). Whatever happened to payola? An empirical analysis of online music sharing. Decision Support Systems, 42, 104-120. Bhattacharjee, S., Gopal, R.D., Lertwachara, K. & Marsden, J.R. (2006). Impact of Legal Threats of Online Music Sharing: An Analysis of Music Industry Legal Actions. Journal of Law and Economics, 49 (1), 91-114. Bonner, S. & O'Higgins, E. (2010). Music piracy: ethical perspectives. Management Decision, 48 (9), 1341-1354. Carrier, M.A. (2009). The Pirate Bay, Grokster and Google. Journal of Intellectual Property Rights, 15, 7-18. Chen, Y., Shang, R. & Lin, A. (2008). The intention to download music files in a P2P environment: consumption values, fashion, and ethical decision perspectives. Electronic Commerce Research and Applications, 7 (4), 411422. Childnet International (2011). Music and the Internet. A guide for parents and teachers.
Geraadpleegd
op
14
april
2013
op
music.org/resources/INTERNATIONAL-LEAFLET-FINAL.pdf
80
http://www.pro-
Childnet International (2013). What we do. Geraadpleegd op 11 mei 2013 op http://www.childnet.com/what-we-do Cook, T. (2011). European Intellectual Property Developments. Journal of Intellectual Property Rights, 16, 426-428. Coyle, J.R., Gould, S.J., Gupta, P. & Gupta, R. (2009). “To buy or to pirate”: the matrix of music consumers' acquisition-mode-decision-making. Journal of Business Research, 10, 1031-1037. Curien, N. & Moreau, F. (2009). The Music Industry in the Digital Era: Toward New Contracts. Journal of Media Economics, 22 (2), 102-113. De Morgen (2012, 3 juli). Europees Parlement verwerpt antipiraterijverdrag ACTA.
Geraadpleegd
op
3
mei
2013
op
http://www.demorgen.be/dm/nl/5403/Internet/article/detail/1464533/2012/07/0 3/Europees-parlement-verwerpt-antipiraterijverdrag-ACTA.dhtml De Morgen (2013, 30 april). Sabam daagt Belgacom, Telenet en Voo voor de rechter.
Geraadpleegd
op
2
mei
2013
op
http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/article/detail/1624680/2013/04 /30/Sabam-daagt-Belgacom-Telenet-en-Voo-voor-rechter.dhtml De Standaard (2011, 24 mei). Sabam bijt in het zand in Scarlet-zaak. Geraadpleegd
op
2
mei
2013
op
http://www.standaard.be/cnt/DMF20111124_066 Egeberg, M. (1999). Transcending intergovernmentalism? Identity and role perceptions of national officials in EU decision-making. Journal of European Public Policy, 6 (3), 456-474. Europese Commissie (1988). Green Paper on Copyright and the Challenge of Technology. Copyright issues requiring immediate action. Geraadpleegd op 22 81
april
2013
op
http://ec.europa.eu/green-
papers/pdf/green_paper_copyright_and_chanllenge_of_thecnology_com_(88) _172_final.pdf Europese Commissie (2002). A community of cultures. The European Union and
the
arts.
Geraadpleegd
op
19
april
2013
op
http://ec.europa.eu/archives/publications/booklets/move/31/txt_en.pdf Europese Commissie (2004, 19 juli). Commission Staff Working Paper on the review of the EC legal framework in the field of copyright and related rights. Geraadpleegd
op
24
april
2013
op
http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/docs/review/sec-2004995_en.pdf Europese Commissie (2010, 22 december). Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Toepassing van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Geraadpleegd op 25 april 2013
op
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?
uri=COM:2010:0779:FIN:NL:PDF Europese Commissie (2011, 24 mei). Communication from the Commission to the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions. A Single Market for Intellectual Property Rights. Boosting creativity and innovation to provide economic growth, high quality jobs and first class products and services in Europe. Geraadpleegd op 24
april
2013
op
http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/docs/ipr_strategy/COM_2011_2 87_en.pdf Europese Commissie (2012, 18 december). Communication from the Commission on content in the Digital Single Market. Geraadpleegd op 24 april 2013
op
http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/docs/copyright-
infso/121218_communication-online-content_en.pdf
82
Europese
Commissie
(2013).
Digital
Agenda
for
Europe.
Internet.
Geraadpleegd op 18 april 2013 op http://ec.europa.eu/digital-agenda/internet Europese Commissie (2013, april). JRC Technical Reports. Institute for Prospective Technological Studies. Digital Economy Working Paper 2013/04. Digital Music Consumption on the Internet: Evidence from Clickstream Data. Geraadpleegd op 25 april 2013 op ftp://ftp.jrc.es/pub/EURdoc/JRC79605.pdf Europees Parlement (2011). The Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA):
An
Assessment.
Geraadpleegd
op
3
mei
2013
op
http://www.europarl.europa.eu/committees/en/studiesdownload.html? languageDocument=EN&file=43731 Europese Unie (1992). Verdrag betreffende de Europese Unie. Geraadpleegd op
30
april
2013
op
http://eur-
lex.europa.eu/nl/treaties/dat/11992M/htm/11992M.html#0001000001 Europese Unie (2000). Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel in de interne markt (“richtlijn inzake elektronische handel”). Geraadpleegd op 1
mei
2013
op
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?
uri=OJ:L:2000:178:0001:0001:NL:PDF Europese Unie (2001, 22 mei). Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en De Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. Geraadpleegd op 24 april 2013 op http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do? uri=OJ:L:2001:167:0010:0019:NL:PDF Europese Unie (2004, 29 april). Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en De Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Geraadpleegd op 24 april 2013 op http://eur83
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do? uri=OJ:L:2004:195:0016:0025:nl:PDF Europese Unie (2005, mei). Copyright at the crossroads? Geraadpleegd op 24 april 2013 op http://ec.europa.eu/internal_market/smn/smn37/docs/specialfeature_en.pdf Europese Unie (2010). De Europese Akte. Geraadpleegd op 30 april 2013 op http://europa.eu/legislation_summaries/institutional_affairs/treaties/treaties_si ngleact_nl.htm Europese Unie (2010). Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Geraadpleegd op 30 april 2013 op http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do? uri=OJ:C:2010:083:0047:0200:NL:PDF Europese Unie (2011, 27 september). Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en De Raad van 27 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde
naburige
rechten.
Geraadpleegd
op
24
april
2013
op
http://www.ivir.nl/wetten/eu/2011_77_EU.pdf Fisher, W. (2004). Promises to Keep: Technology, Law and the Future of Entertainment. Stanford: University Press. Frost, R.L. (2007). Rearchictecting the music business: Mitigating music piracy by cutting out the record companies. First Monday, 12 (8). Gayer, A. & Shy, O. (2006). Publishers, artists and copyright enforcement. Information Economics and Policy, 18, 374-384. Garrett,
G.
&
Tsebelis,
G.
(1996).
An
Institutional
Critique
Intergovernmentalism. International Organization, 50 (2), 269-299.
84
of
Geist, M. (2010). The Trouble with the Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA). SAIS Review, 30 (2), 137-147. Gopal, R.D., Bhattacharjee, S. & Lawrence Sanders, G. (2006). Do Artists Benefit from Online Music Sharing?. The Journal of Business, 79 (3), 15031533. Greer, S.L. (2006). Uninvited Europeanization: neofunctionalism and the EU in health policy. Journal of European Public Policy, 13 (1), 134-152. Haas, E.B. (1976). Turbulent Fields and the Theory of Regional Integration. International Organization, 30 (2), 173-212. Hinduja, S. & Higgins, E.G. (2011). Trends and Patterns Among Music Pirates. Deviant Behavior, 32, 563-588. Hooghe, L. (2005). Several Roads Lead to International Norms, but Few Via International Socialization: A Case Study of the European Commission. International Organization, 59, 861-898. IFPI (2007). 2007 Copyright and Security Guide for Schools and Universities. Geraadpleegd op 9 april 2013 op http://www.ifpi.org/content/library/academicbrochure-english.pdf IFPI (2013). Digital Music Report 2013. Engine of a digital world. Geraadpleegd
op
5
april
2013
op
http://www.ifpi.org/content/library/DMR2013.pdf IFPI
(2013).
IFPI's
Mission.
Geraadpleegd
op
5
april
2013
op
http://www.ifpi.org/content/section_about/index.html IFPI (2013, 8 april). IFPI's Recording Industry in Numbers 2013 – the mustread of global music – published today. Geraadpleegd op 19 april 2013 op http://www.ifpi.org/content/section_news/20130408.html
85
“IJsland keert zich af van Europa” (2013). 29 april. De Standaard. Ingram, J.R. & Hinduja, S. (2008). Neutralizing Music Piracy: An Empirical Examination. Deviant Behavior, 29 (4), 334-366. IPI (2007). The True Cost of Sound Recording Piracy to the U.S. Economy. Geraadpleegd
op
5
april
2013
op
http://www.ipi.org/docLib/20120515_SoundRecordingPiracy.pdf Jain, S. (2008). Digital piracy: a competitive analysis. Marketing Science, 27 (4), 610-626. Jambon, M.M. & Smetana, J.G. (2012). College students' moral evaluations of illegal music downloading. Journal of Applied Developmental Psychology, 33, 31-39. Jensen, C.S. (2000). Neofunctionalist Theories and the Development of European Social and Labour Market Policy. Journal of Common Market Studies, 38 (1), 71-92. Jones, S. & Lenhart, A. (2004). Music Downloading and Listening: Findings from the Pew Internet and American Life Project. Popular Music and Society, 27 (2), 186-199. Lam, C.K.M. & Tan, B.C.Y. (2001). The Internet is changing the Music Industry. Communications Of The ACM, 44 (8), 62-68. Lessig, L. (2004). Free Culture. How big media uses technology and the law to lock down culture and control creativity. New York: The Penguin Press. Liebowitz, S.J. (2008). Testing File Sharing's Impact on Music Album Sales in Cities. Mangement Science, 4, 852-859.
86
Mason, M. (2009). Piraterij. Hoe hackers, punkkapitalisten en graffitimiljonairs onze cultuur remixen en de wereld veranderen. Amsterdam: Lebowski. Moravcsik, A. (2005). The European constitutional compromise and the neofunctionalist legacy. Journal of European Public Policy, 12 (2), 349-386. Mortimer, J.H., Nosko, C. & Sorensen, A. (2012). Supply responses to the digital distribution: Recorded music and live performances. Information Economics and Policy, 24, 3-14. Niemann, A. (1998). The PHARE programma and the concept of spillover: neofunctionalism in the making. Journal of European Public Policy, 5 (3), 428446. NME (2013, 18 april). Mumford & Sons: 'Record sales aren't relevant to us'. Geraadpleegd op 2 mei 2013 op http://www.nme.com/news/mumford-andsons/69822 Orbie, J. (2009). Theorie van de Europese integratie. Ideeën, belangen en instellingen. Leuven/Den Haag: Acco. Peitz, M. & Waelbroeck, P. (2006). Piracy of digital products: A critical review of the theoretical literature. Information Economics and Policy, 18, 449-476. Piolatto, A. & Schuett, F. (2012). Music piracy: A case of “The Rich Get Richer and the Poor Get Poorer”. Information Economics and Policy, 24, 30-39. Plowman, S. & Goode, S. (2009). Factors Affecting the Intention to Download Music: Quality Perceptions and Downloading Intensity. Journal of Computer Information Systems. Raad van de Europese Unie (1991, 14 mei). Richtlijn van De Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's. Geraadpleegd
87
op
22
april
2013
op
http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do? uri=OJ:L:1991:122:0042:0046:NL:PDF Raad van de Europese Unie (1992, 19 november). Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom.
Geraadpleegd
op
22
april
2013
op
http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do? uri=OJ:L:1992:346:0061:0066:NL:PDF Raad van de Europese Unie (1993, 29 oktober). Richtlijn 93/98/EEG van de Raad
van
29
oktober
1993
betreffende
de
harmonisatie
van
de
beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten. Geraadpleegd
op
23
april
2013
op
http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do? uri=OJ:L:1993:290:0009:0013:NL:PDF RIAA (2010). Let's Play. The American Music Business. Geraadpleegd op 5 april 2013 op http://www.ifpi.org/content/library/riaa_brochure_final.pdf Risse, T. (2005). Neofunctionalism, European Identity, and the puzzles of European integration. Journal of European Public Policy, 12 (2), 291-309. Rosamond, B. (2005). The uniting of Europe and the foundation of EU studies: Revisiting the neofunctionalism of Ernst B. Haas. Journal of European Public Policy, 12 (2), 237-254. Ruggie, J.G., Katzenstein, P.J., Keohane, R.O. & Schmitter, P.C. (2005). Transformations in World Politics: The Intellectual Contributions of Ernst B. Haas. Annual Review of Political Science, 8, 271-296. Samuelson, P. (2012). Legally Speaking. Can Online Piracy be Stopped by Laws? Communications of the ACM, 55 (7), 25-27.
88
Sandholtz, W. (1993). Institutions and Collective Action: The New Telecommunications in Western Europe. World Politics, 45 (2), 242-270. Shanahan, K.J. & Hyman, M.R. (2010). Motivators and enablers of SCOURing: a study of online piracy in the US and UK. Journal Of Business Research, 9, 1095 –1102. Sinha, R.K., Machodo, F.S.. & Sellman, C. (2010). Don't Think Twice, It's All Right: Music Piracy and Pricing in a DRM-Free Environment. Journal of Marketing, 74, 40-54. Sprigman, C. & Raustiala, K. (2006). The Piracy Paradox: Innovation and Intellectual Property in Fashion Design. Public Law & Legal Theory Research Paper Series. Stephenson, P. (2010). Let's get physical: the European Commission and cultivated spillover in completing the single market's transport infrastructure. Journal of European Public Policy, 17 (7), 1039-1057. Stephenson, P.J. (2012). Image and venue as factors mediating latent spillover pressure for agenda-setting change. Journal of European Public Policy, 19 (6), 796-816. Stevens, J. (2013). Is there A Future for High Street Record Stores? NME. 9 februari 2013. Stopps, D. (2008). How to Make a Living from Music. Creative Industries, 4, p. 1-150. Test-Aankoop (2011, 7 juni). Downloaden: geen Hadopi-wet op zen Belgisch. Geraadpleegd
op
3
mei
2013
op
http://www.test-
aankoop.be/hightech/computers/nieuws/downloaden- geen-hadopi-wet-op-z-nbelgisch
89
UpVenue (2013). Artists Speak Out On Music Piracy. Geraadpleegd op 1 mei 2013
op
http://www.upvenue.com/article/1590-musician-stances-on-music-
piracy.html Vernik, D.A., Devavrat, P. & Preyas, S.D. (2011). Music Downloads and the Flip Side of Digital Rights Management. Marketing Science, 30 (6), 10111027. Vos, H. (2010). De impact van de Europese Unie. Beleidsterreinen, strijdpunten en uitdagingen. Leuven/Den Haag: Acco. Waldfogel, J. (2010). Music file sharing and sales displacement in the iTunes era. Information Economics and Policy, 22, 306-314. Wingrove, T., Korpas, A.L. & Weisz, V. (2011). Why were millions of people not obeying the law? Motivational influeces on non-compliance with the law in case of music piracy. Psychology, Crime & Law, 17 (3), 261-276. World Trade Organization (1994, 15 april). The Uruguay Round Agreements. Annex 1C. Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS). Geraadpleegd
op
23
april
2013
op
http://www.wto.org/english/docs_e/legal_e/27-trips.pdf Zentner, A. (2006). Measuring the Effect of File Sharing on Music Purchases. Journal of Law and Economics, 49 (1), 63-90.
5.2 Diepte-interviews Interview 1: Mattias Bjarnemalm. Assistent van Amelia Andersdotter, Europees parlementslid voor de Piratenartij. Uitgevoerd op 20 maart 2013. Topiclijst in Bijlage 1. 90
Geluidsbestand op cd-rom. Interview 2: Dirk De Clippeleir. Algemeen Directeur Ancienne Belgique (AB). Uitgevoerd op 7 maart 2013. Topiclijst in Bijlage 1. Interview 3: Hans Bourlon en Francoise Carlier. CEO en CLO Studio 100 NV. Uitgevoerd op 11 maart 2013. Topiclijst in Bijlage 1. Geluidsbestand op cd-rom. Interview 4: Olivier Maeterlinck. Belgian Entertainment Association (BEA). General Manager Representing the Belgian game, music & video industry. Uitgevoerd op 21 maart 2013. Topiclijst in Bijlage 1. Geluidsbestand op cd-rom.
91
6. Bijlage 1: Topiclijst gebruikt bij de diepte-interviews
Interview in verband met thesisonderzoek: 'De impact van onlinepiraterij in de muziekindustrie. - 'Topiclijst met voorbeeldvragen' Voorstelling onderzoek Het onderzoek gaat over de invloed van de digitalisering en de opkomst van internettechnologieën op verschillende 'content industries' (media) maar vooral toegespitst op de muziekindustrie. Het doel is om via interviews met verschillende stemmen uit de muziekindustrie een toekomstbeeld te schetsen. Dus het gaat dan over de impact van onlinepiraterij, hoe dit aan te pakken, de evolutie van de industrie in het algemeen en de muziekindustrie concreet en de eventuele rol van de overheid (en de Europese Unie) hierin. Maar dus ook heel concreet gaat de live industrie belangrijker worden door deze nieuwe technologieën, gaan er meer en meer artiesten in eigen beer opereren, zal de rol van de platenmaatschappijen uitdoven, enz. Praktisch Interviews
worden
afgenomen
op
basis
van
een
'topiclijst'
met
voorbeeldvragen en worden opgenomen voor latere transcriptie. Alle resultaten worden anoniem verwerkt Contactgegevens Pieter Slangen
[email protected] 0472244094
92
Deel 1: Algemene Kennismaking •
Rol
van
de
organisatie/bedrijf
in
de
muziek
–
en
entertainmentindustrie? Bijvoorbeeld concrete activiteiten? •
Positie
van
organisatie/bedrijf
ten
opzichte
van
gelijkaardige
'tegenhangers' in de rest van Europa? •
Focus op welke
producten
in de muziek/entertainment/media-
industrie? Deel 2: Visie op toestand muziek – en entertainment industrie in het algemeen •
Heeft u de voorbije jaren een daling van inkomsten gemerkt met betrekking tot de media-producten? En wat zijn de belangrijkste oorzaken van deze daling?
•
Heeft onlinepiraterij geleid tot een mogelijk conflict tussen producers en consumers in de industrie?
•
Heeft onlinepiraterij geleid tot een mogelijk conflict tussen producers en artiesten in de industrie?
•
Is de digitalisering en de nieuwe technologieën het meest recente voorbeeld in een lange lijn van nieuwe technologieën in de industrie? Vb. Audio taping, VCR
•
Heeft
er
een
plaatsgevonden
transformatie onder
de
van invloed
de
van
van
de de
media-industrie nieuwe
digitale
technologieën? •
Kan piraterij in plaats van een gevecht ook een vorm van concurrentie zijn die aanzet tot innovatie?
•
Heeft de samenleving ook iets 'gewonnen' aan de opkomst van file sharing technologieën?
•
Zijn jullie 'copyright owners'?
•
Hebben de nieuwe digitale technologieën geleid tot een hogere mate van concentratie in de media-industrie?
•
Is er een manier om te garanderen dat de artiesten betaald blijven in combinatie met de nieuwe digitale technologieën?
•
Zal binnen enkele jaren ook het fenomeen van file sharing verdwenen zijn en vervangen door nog nieuwere technologieën?
93
Deel 3: Impact van de onlinepiraterij op de muziekindustrie in het bijzonder •
Wat is volgens u de concrete impact van de onlinepiraterij op de inkomsten en welvaart van de artiesten?
•
Is het mogelijk dat onlinepiraterij ook een positief effect heeft gegenereerd op de industrie?
•
Heeft onlinepiraterij een invloed gehad op de live sector in de muziekindustrie?
•
Is de rol van platenzaken uitgespeeld in de toekomst? En die van platenmaatschappijen?
•
Kan een ommezwaai van het 'business model' in de muziekindustrie een positief effect zijn van de onlinepiraterij? Vb. Niet meer de pure royalty contracten tussen artiesten en producers
•
Kan de evolutie naar digitale muziekbestanden vergeleken worden met gelijkaardige evoluties in de geschiedenis? Vb. Van cassette naar CD? Van radio naar tape recorders?
•
Heeft de muziekindustrie niet snel genoeg gereageerd op de nieuwe technologie?
•
Hoe staat u tegenover de eventuele legalisering van file sharing?
•
Zijn er ook andere factoren die een rol spelen in de impasse van de muziekindustrie Vb. CD-format is achterhaald
•
Zijn het publiek en de consumenten machtiger geworden door de opkomst van onlinepiraterij?
Deel 4: Gebruik van nieuwe distributietechnieken voor het aanbieden van de producten? •
Welke nieuwe distributietechnieken gebruikt u zelf al de dag van vandaag om de competitie aan te gaan met onlinepiraterij?
•
Welke nieuwe distributietechnieken ziet u in de toekomst eventueel nog opduiken en misschien belangrijker worden?
•
Heeft u de nieuwe digitale distributiekanalen met open armen ontvangen en maakt u hier gretig gebruik van?
94
•
Hoe zal de digitale muziekindustrie in de toekomst evolueren? Wordt dit dé pijler van de muziekindustrie in de toekomst of zullen de fysieke producten nog steeds een rol spelen?
•
Was de komst van de nieuwe digitale distributiekanalen zoals iTunes een zegen of een vloek?
Deel 5: Vragen concreet gericht aan artiesten •
Zijn de inkomsten uit concerten, festivals, optredens en dergelijke u belangrijkste inkomstenbron de dag van vandaag? En hoe is deze vergelijking met vroeger?
•
Vind u dat sommige platenzaken hun artiesten onrechtvaardig behandelen? Bijvoorbeeld door het grote deel van inkomsten die naar de maatschappij en niet naar de artiest vloeien?
•
Vind u online muziekpiraterij een probleem?
•
Streven artiesten en platenmaatschappijen nog steeds dezelfde doelen na?
•
Wordt het uitbrengen van platen in eigen beheer belangrijker in de toekomst?
•
Reageert de muziekindustrie op een verkeerde manier op de online piraterij?
•
Hebben de nieuwe internettechnologieën de productie, creatie en distributie van muziek voor u bemoeilijkt of juist eenvoudiger gemaakt?
•
Ziet u uzelf als 'copyright owner' van u muziek?
Deel 6: Vragen concreet gericht met betrekking tot definitie piraterij en rol intellectueel eigendomsrecht? •
Hoe zou u online/digitale piraterij definiëren? Welke elementen moeten hierbij zeker aanwezig zijn?
•
Moet het intellectueel eigendomsrecht en 'copyright' aangepast worden door de nieuwe opkomende technologieën zoals onlinepiraterij?
•
Hoe staat u tegen over rechtszaken gericht tegen onlinepiraterij? Wanneer zijn deze het meest succesvol?
95
•
Zijn strenge wetten op het auteursrecht een noodzakelijke voorwaarde voor innovatie?
•
Is
er
een
grotere
invloed
van
de
zogenaamde
'informele
auteursrechten'? •
Kunnen auteursrechten de creativiteit ook afremmen?
•
Worden intellectuele eigendomsrechten vandaag nog concreet gebruikt om 'vrije cultuur' te bereiken?
•
Moet de wet zich aanpassen aan de nieuwe technologieën of eerder andersom?
•
Beschermen de intellectuele eigendomsrechten vooral de artiesten of eerder de platenmaatschappijen en media-bedrijven?
•
Ligt de focus van het intellectueel eigendomsrecht de dag van vandaag niet te hard op het concreet beschermen van eigendom?
•
Hoe 'vrij' is onze cultuur de de dag van vandaag?
•
Is een 'zero tolerance' beleid op vlak van copyright wenselijk voor de maatschappij?
•
Heeft copyright nood aan beperkingen?
•
Moet creatief eigendom dezelfde rechten krijgen als de andere vormen van eigendom?
•
Hoe moet creatief eigendom beschermd worden?
•
Moet
intellectueel
eigendomsrechten
ook
'afgeleide
werken'
beschermen? •
Heeft de komst van het internet geleid tot een debat over de centrale punten van het intellectueel eigendomsrecht en copyright?
•
Is copyright vooral in functie van de 'machtigen' in de industrie? Vb. Grote platenmaatschappijen
•
Is copyright nog steeds een 'engine of free expression'?
•
Is 'Some Rights Reserved' een beter alternatief voor 'All Rights Reserved'?
96
Deel 7: Concrete strategieën met betrekking tot de bestrijding van online piraterij •
Vroeger werd er geëxperimenteerd met DRM-technologieën voor de bestrijding van piraterij. Zijn deze technologische methoden efficiënt in de bestrijding volgens u?
•
Moet onlinepiraterij daadwerkelijk bestreden worden? Is het misschien beter om dit te omarmen en er de competitie mee aan te gaan?
•
Kan onlinepiraterij daadwerkelijk bestreden worden?
•
Hoe staat u tegenover juridische sancties om piraterij te bestrijden? En tegen welke actoren moeten deze sancties dan vooral gericht zijn?
•
Welke strategieën zijn volgens u het meest succesvol in de bestrijding van online muziekpiraterij?
•
Kan de sociale context (Vb. OW, opvoeding, peergroep) een belangrijke rol spelen in de bestrijding van online piraterij?
•
Zijn de nieuwe legale digitale distirbutiekanalen voldoende om piraterij te bestrijden?
•
Is een focus op 'sampling' en 'streaming' een efficiënte manier om piraterij aan te pakken? Vb. Spotify
•
Speelt het lobbyen van overheidsorganen – en actoren een belangrijke rol in de bestrijding van piraterij?
•
Is een nieuw soort 'pool' voor artiesten en labels een mogelijke oplossing voor onlinepiraterij?
•
Is het bannen van de file-sharing technologieën werkelijk een efficiënte oplossing voor de onlinepiraterij?
Deel 8: Vragen gericht aan Piraten Partij? •
Kunt u in een notendop de centrale filosofie van de Piraten Partij toelichten?
•
Hoe succesvol zijn jullie de dag van vandaag in het bereiken van de doelstellingen?
•
Gebruiken jullie de techniek van lobbying om eventuele doelstellingen te bereiken? Zo ja, hoe gaat dit dan concreet in zijn werk?
•
In welke mate dient het auteursrecht veranderd te worden in functie van de piraterij?
97
•
Dient file sharing gelegaliseerd te worden?
Deel 9: Vragen gericht aan Europese Unie •
Is de steeds toenemende onlinepiraterij een belangrijke bezorgdheid voor de EU? Of is het vooral iets wat in de private sector aangepakt dient te worden?
•
Is het nodig om onlinepiraterij aan te pakken om het functioneren van de interne markt te verzekeren?
•
Kan u de 'online piraten' ook als vernieuwers bekijken en de legitimiteit van hun optreden erkennen?
•
Vanuit visie van de consumenten en burgers brengt online piraterij ook veel voordelen met zich mee, hoe probeert u hier op in te spelen?
•
Welke initiatieven zal de EU in de toekomst nemen met betrekking tot online piraterij?
•
Komt de EU in contact met verschillende lobbygroepen in verband met deze issue? Zo ja welke en hoe gaat dit concreet in zijn werk?
•
Moet men streven naar een samenwerking tussen de nieuwe technologieën en de media-industrieën?
•
Is het nog steeds vanzelfsprekend dat de EU 'creatief eigendom' beschermd?
•
Zijn er ook andere slachtoffers verbonden aan de 'oorlog tegen piraterij' (~'collateral damage')
•
Zou het WIPO een grotere rol kunnen spelen bij deze issue?
•
Hoe staat de EU tegenover een mogelijke legalisering van onlinepiraterij?
98