UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
DOVES EN HAWKS IN DE JORDAANSE MOSLIMBROEDERSCHAP: CENTRALE BREULIJNEN OF HET MANAGEMENT VAN ISLAMITISCH ACTIVISME IN JORDANIË?
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 20283
KILIANE DE VUYST
MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT
PROMOTOR: PROF. DR. CHRISTOPHER PARKER COMMISSARIS: PROF. DR. SAMI ZEMNI COMMISSARIS: LIC. BRECHT DE SMET
ACADEMIEJAAR 2009 - 2010
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
DOVES EN HAWKS IN DE JORDAANSE MOSLIMBROEDERSCHAP: CENTRALE BREULIJNEN OF HET MANAGEMENT VAN ISLAMITISCH ACTIVISME IN JORDANIË?
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 20283
KILIANE DE VUYST
MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT
PROMOTOR: PROF. DR. CHRISTOPHER PARKER COMMISSARIS: PROF. DR. SAMI ZEMNI COMMISSARIS: LIC. BRECHT DE SMET
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
Inzagerecht in de masterproef (*)
Kiliane De Vuyst Ondergetekende, …………………………………………………….
geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, nietbehorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien.
Datum en handtekening 29 juli 2010 …………………………..
…………………………. Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------(*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past
________________________________________________________________________________________
ABSTRACT Deze verhandeling gaat de oorzaken na van de interne verdeeldheid tussen ‘de duiven en de haviken’ binnen de Jordaanse Moslimbroederschap. Het onderzoekt of deze het resultaat zijn van centrale breuklijnen doorheen de beweging dan wel van het management van het islamitisch activisme door de staat. Deze verhandeling weerlegt de these over de symbiotische relatie tussen de Broederschap en het Jordaanse regime. Het stelt dat ook de Broederschap door de Jordaanse staat wordt bedwongen en dat deze controle niet alleen haar relatie met de staat onder druk zet maar dat de controle haar weerslag heeft op de interne dynamieken van de beweging. Interne verdeeldheid ontstaat waar men het niet eens is over de manier waarop men op het management door de staat moet reageren. Niettemin zijn de interne strubbelingen niet alleen het resultaat van het ingrijpen door de staat maar ook interne breuklijnen als etniciteit en regionaliteit spelen volgens ons een rol. Deze verhandeling poneert dat de meest recente verklaring, de Hamas-these, waarbij moslimbroeders het onderling oneens zouden zijn over de manier waarop zich tegenover de Palestijnse beweging te verhouden, een brug slaat tussen de twee componenten van de onderzoeksvraag doordat deze these verschillende dimensies omvat. In deze thesis wordt een benadering bepleit die aandacht heeft voor de verschillende dimensies van de interne verdeeldheid en wordt besloten dat zij het resultaat is van de interactie tussen de centrale breuklijnen en het management van het islamitische activisme.
i
INHOUDSTAFEL
Afkortingenlijst Voorwoord
iii iv
I. Inleiding 1 II. Methodologie 3 III. Jordanië 5 1. Van mandaatgebied tot een onafhankelijke staat 6 2. De turbulente jaren vijftig en de moeizame start van koning Hussein 8 3. Jordanië en het renteniersstatenmodel 11 3.1. De rentenierspolitiek 11 3.2. Jordanië als semi-renteniersstaat 13 4. Het liberlaiserinsproces van de jaren negentig 15 IV. Islamisme, de Moslimbroederschap en haar Jordaanse tak 18 1. Het islamisme 18 2. De moslimbroederschap 20 2.1. De ideologie 20 2.2. De historische evolutie 22 2.3. De invloedrijke denkers 23 3. De Jordaanse Moslimbroederschap 24 3.1. De ontstaansgeschiedenis 24 3.2. De uitbouw van de sociale basis in de Jordaanse samenleving 26 3.3. De structuur van de Broederschap en haar pragmatiek 27 V. Islamisme en de Broederschap theoretisch gekaderd 30 VI. Centrale breuklijnen in de Jordaanse Moslimbroederschap 33 VII. Management van het islamitisch activisme 38 1. Het management van het collectief activisme 38 1.1. Macht en discipline 39 1.2. De administratieve kooi 40 2. Het management van het islamitisch activisme 41 2.1. Het belang van de islam voor het koningshuis 41 2.2. De symbiotische relatie tussen de Broederschap en de staat in vraag gesteld 43 3. Het management van de Jordaanse Moslimbroederschap 44 VII. Categorieën 49 IX. Eindconclusie 53 Bibliografie Bijlagen
56 63
ii
AFKORTINGENLIJST FM GVM GUVS IAF IMF JMB MB NGO PLO SMT
Frères Musulmans Government General Union of Voluntary Societies Islamic Action Front International Monetary Fund Jordanian Muslim Brotherhood Muslim Brotherhood Niet-gouvernementele organisatie Palestinian Liberation Organization Social Movement Theory
iii
VOORWOORD Als het cliché ‘het studentenleven is de mooiste tijd uit je leven’ luidt dan geldt dit meer dan ooit voor dit jaar. Daarom wil ik graag bovenal mijn ouders bedanken om me de kans te geven dit jaar verder te studeren en mezelf te ontplooien. Het was ongetwijfeld het meest boeiende jaar waarin ik ontzettend veel hebt bijgeleerd, interessante discussies heb gevoerd, zowel tijdens de lessen als tussen pot en pint en met gelijkgestemde zielen nieuwe vriendschappen heb gesmeed en oude verdiept. Bedankt! In het tot stand komen van deze verhandeling bedank ik graag mijn promotor professor dr. Parker. Zijn uitgebreide contacten en aanmoedigingen hebben niet alleen de bal aan het rollen gebracht tijdens het veldwerk in Jordanië maar onze gesprekken hebben mij telkens uitgedaagd mijn onderzoek en bevindingen steeds opnieuw in vraag te stellen, kritisch te zijn over concepten en classificaties en niet te gauw tevreden te zijn. Ook mijn medestudenten met wie ik samen in het Ifpo verbleef ben ik dank verschuldigd, voor het klankbord dat ze vormden tijdens mijn verblijf in Jordanië. Verder wil ik graag mijn lieve kleine zus bedanken omdat ze laatste weken samen met mij aan haar bureau zat gekluisterd, wat de middagpauzes zoveel leuker maakte en tenslotte wil ik Karel heel erg danken omdat hij steeds bleef luisteren naar al mijn enthousiasme over deze verhandeling.
iv
I. INLEIDING “Doves en Hawks in de Jordaanse Moslimbroederschap: centrale breuklijnen of het management van islamitisch activisme in Jordanië?” zo luidt de titel van deze scriptie. Het afbakenen van deze onderzoeksvraag is het resultaat van een jaar lang denkproces. Waarbij de uitgangspunten van bij de aanvang de Jordaanse Moslimbroederschap en de opkomende interne strubbelingen waren. Welluidende titels als “Jordan’s Muslim Brotherhood in tough times”, “Rifts in the Muslim Brotherhood”, “Muslim Brotherhood in Jordan: Hamas in Ascendance”, “Crise d’identité chez les islamistes jordaniens”, “Muslim Brotherhood moves to end internal feud”
en vele andere hadden onze aandacht getrokken. Over welke interne strubbelingen ging het? Wat waren de oorzaken hiervan? Welke implicaties hadden de strubbelingen voor de Broederschap an sich en voor haar leden?
Wij lazen in persberichten heel wat hypotheses over de interne verdeeldheid tussen de Jordaanse moslimbroeders. Zo zou de etnische achtergrond, een Transjordaanse versus een Palestijnse origine, een rol spelen. Of een ideologische breuklijn waarbij één groep een strengere interpretatie van de filosofie van de Broederschap bepleit, zou aan de basis van de verdeeldheid liggen. Nog lazen wij over een generationeel verschil tussen twee groepen en over een klassenverschil tussen de beide kampen. Tijdens ons veldonderzoek in Jordanië wilden wij dan ook onderzoeken of deze hypotheses klopten. Vooreest trachtten wij de aard van de Jordaanse Moslimbroederschap beter te begrijpen en deze theoretisch te kaderen. Daar de Jordaanse Moslimbroederschap als één van de meest formeel georganiseerde sociale beweging in het koninkrijk wordt beschouwd (Wiktorowicz, 2001, 5), onderzochten wij eerst de verbanden tussen sociale bewegingen, social movement theory en het islamitisch activisme. Aan de hand van dit theoretische kader zouden wij de collectieve actie van de Broederschap beter trachten te begrijpen, alsook uitzoeken waar bepaalde collectieve actie tot onenigheid binnen de beweging leidt. In de loop van het veldonderzoek ontdekten wij een nieuwe breuklijn binnen de Broederschap. Respondenten benadrukten dat de Jordaanse moslimbroeders het moeilijk hebben om het onderling eens te worden over de vraag hoe men zich moet verhouden tot Hamas. Daarnaast hadden wij door onze ervaring in Jordanië steeds en meer aandacht voor het management van het collectieve activisme door de Jordaanse regering en het koningshuis, een concept ontwikkeld door Wiktorowicz (Wiktorowicz, 2001, 19-44) en de impact die deze heeft op de interne problemen binnen de Broederschap.
Op deze manier kreeg de onderzoeksvraag van deze thesis steeds meer vorm en formuleerden wij hem uiteindelijk als volgt: “Doves en Hawks in de Jordaanse Moslimbroederschap:
1
centrale breuklijnen of het management van islamitisch activisme in Jordanië?”. Het is onze bedoeling te verduidelijken welke factoren de interne strubbelingen in de hand werken en na te gaan of zij het resultaat zijn van centrale breuklijnen of van manipulatie door anderen?
In het eerstvolgende hoofdstuk van deze thesis lichten wij de door ons gebruikte werkwijze toe. De twee volgende twee hoofdstukken behandelen respectievelijk Jordanië en islamisme, de Moslimbroederschap en haar Jordaanse tak. Deze hoofdstukken dienen de lezer in te leiden in de context waarbinnen de Jordaanse staat fungeert, een raamwerk te bieden voor de Jordaanse staatsdynamieken; daarnaast behoren zij voldoende achtergrond te schetsen over de ontstaansgeschiedenis van de Moslimbroederschap, eerst meer algemeen alvorens in te gaan op de Jordaanse tak. Vervolgens kaderen we het fenomeen Moslimbroederschap als een sociale beweging en plaatsen wij het islamitisch activisme binnen social movement theory (SMT). In de twee daaropvolgende hoofdstukken zullen de beide componenten van onze onderzoeksvraag onder de loep worden genomen. Eerst zullen wij de mogelijke interne breuklijnen tussen de leden van de Broederschap analyseren, waarna wij onderzoeken op welke manier de Jordaanse staat het islamitisch activisme leidt en hoe dit dan de interne dynamieken van de beweging beïnvloedt. Vervolgens willen wij enkele opmerken formuleren die de beperkingen van een aantal gehanteerde classificaties en begrippen blootleggen. In het besluit blikken wij terug op de oorzaken van de interne verdeeldheid in de Jordaanse Moslimbroederschap, formuleren wij een antwoord op de gestelde onderzoeksvraag, evalueren wij de relevantie van het onderzoek en staan wij tenslotte stil bij de eventuele tekorten van dit onderzoek.
2
II. METHODOLOGIE In dit hoofdstuk lichten wij de door ons gebruikte werkwijze toe.
Om na te gaan of hetzij centrale breuklijnen, hetzij het management en het ingrijpen van de Jordaanse staat voor verdeeldheid zorgen binnen de Broederschap steunden wij voornamelijk op kwalitatieve onderzoeksmethoden.
Hoewel wij talrijke verklaringen in de media vonden voor de verdeeldheid binnen de Jordaanse Moslimbroederschap werd dergelijk wetenschappelijk onderzoek nog niet vaak gevoerd en het leeuwendeel van de beschikbare literatuur behandelt de symbiotische relatie tussen de Broederschap en de staat. Via het internet vonden wij dan wel heel wat mogelijke verklaringen voor de strubbelingen tussen de Jordaanse moslimbroeders onderling. Maar er zijn natuurlijk nadelen aan dit kanaal verbonden: het is een zeer vluchtig medium, zowat iedereen kan er zijn mening op kwijt en deze als ‘gefundeerd’ verkopen. Daarom is het erg belangrijk het kaf van het koren te scheiden en de websites en auteurs door te lichten.
Na een grondige literatuurstudie trokken wij naar Jordanië om het onderzoek te operationaliseren. Daar onze promotor zelf reeds vele jaren in dit land werkzaam is, werden wij vrij snel met een aantal personen in contact gebracht. Op die manier ging de bal aan het rollen. Hoewel het regelen van interviews an sich geen moeilijkheid vormde, werden wij toch met enkele struikelblokken geconfronteerd. Zo ervoeren wij een taalbarrière waardoor wij beroep moesten doen op vertalers. Dit bleek niet altijd eenvoudig, niet alleen omdat de oorspronkelijke verwoording hierdoor verloren gaat, maar ook omdat sommige vertalers soms de teugels uit onze handen trachtten te nemen, niet iedere vraag wou stellen of relevant vond, eigen vragen stelde, of lange privégesprekken in het Arabisch aanknoopte met de geïnterviewde. Bovendien hebben wij geen controle over de kwaliteit van de vertaling. Vervolgens is het onderwerp van deze thesis een gevoelige kwestie die niet graag openlijk besproken wordt. De interne verdeeldheid was niet altijd bespreekbaar tijdens de interviews en enkele respondenten deden de strubbelingen af als ‘persoonlijke rivaliteit’ en ‘normaal’. Ook stootten wij op terughoudendheid inzake de relatie met de Jordaanse regering en het koningshuis. Waar men in de literatuur openlijk de term regime hanteert, hebben wij deze zoveel mogelijk vermeden tijdens interviews en gebruikten wij het meer neutrale ‘regering’. Tijdens het veldonderzoek werd voor ons duidelijk dat het beeld van Jordanië als ‘MiddenOosterse uitzondering’, verwijzend naar haar democratiseringsproces, niet helemaal met de waarheid strookt. Tijdens interviews durfden respondenten niet al te kritisch te staan
3
tegenover het regeringsbeleid en enkele malen verwees men naar de schrik voor de Jordaanse veiligheidsdiensten, de mukhabaraat.
Daar wij de gevoeligheid van de onderzoeksfocus enigszins hadden geanticipeerd, hadden wij in samenspraak met onze promotor, besloten de verdeeldheid binnen de Broederschap op een meer indirecte wijze te benaderen tijdens het veldonderzoek. Het was onze bedoeling de invloed van boycots, een typisch modern protestinstrument van sociale bewegingen, op de Broederschap te bespreken en zo de interne dynamieken te evalueren. Evenwel merkten wij al snel dat onze respondenten onze vragen over het gebruik van bepaalde protestinstrumenten verkeerd begrepen en onderstelden dat wij naar hun positie ten aanzien van het gebruik van geweld vroegen, die zij allen benadrukten af te zweren. Omdat wij ervoeren dat deze benaderingswijze ons niet verder bracht, hebben wij deze strategie laten varen en zijn wij ons gaan richten op de centrale breuklijnen zelf, doch waarbij wij het evenwicht trachtten te bewaren tussen vragen die het onderzoek verder vooruit zouden helpen en ‘echte’ antwoorden uit zouden uitlokken, zonder dat de vragen te provocerend werden en de respondent zou ‘dichtklappen’. Zoals wij in de inleiding reeds vermeldden verbreedden wij tijdens het veldwerk naar aanleiding van onze gesprekken de onderzoeksfocus enigszins en besteedden wij ook voldoende aandacht aan de relatie tussen de Broederschap en de staat.
Aldus hebben wij aan de hand van een grondige literatuurstudie en diepte-interviews een antwoord trachtten te formuleren op de gestelde onderzoeksvraag. In de loop van het veldwerk hebben wij een dertiental interviews afgenomen met zoveel mogelijk verschillende ‘categorieën’ van mensen. Wij spraken onder meer met journalisten, moslimbroeders, exleden, onderzoekers, mensen aangeduid als experten. Het gaat om een kwalitatief onderzoek waarbij de respondenten centraal staan en wiens antwoorden wij zo nauwkeurig mogelijk trachtten te interpreteren en de resultaten theoretisch te kaderen.
4
III. JORDANIË Hoofdstad: Amman Oppervlakte: 89.342 km² Taal: Arabisch Staatshoofd: Koning Abdallah II Staatsvorm: Monarchie Onafhankelijkheid: 25.05.1946 Volledige naam: Het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië Politieke organisaties: Arab Ba’ath Socialist Party; Ba’ath Arab Progressive Party; Call Party; Democratic People’s Party; Democratic Popular Unity Party; Islamic Action Front; Islamic Center Party; Jordanian Communist Party; Jordanian National Party; Jordanian United Front; Life Party; Message Party; National Constitution Party; National Movement for Direct Democracy Enkele cijfers: Aantal inwoners: 6.316.000 Stedelijke bevolking: 78% Alfabetisering (15 jaar en ouder): 91% (mannen 95% - vrouwen 87%) Scholariseringsgraad (lagere school): 97% (mannen 98% - vrouwen 96%) Levensverwachting (2010-2015): 73,6 jaar Kindersterfte (jonger dan 5 jaar) (2010-2015): 18.3/1000 Bevolkingsdichtheid: 68,4/km² Bruto Binnenlands Product: 28.700.000.000 US$, waarvan Landbouw: 3,7% Industrie: 29,9% Diensten: 66,5 % BBP per capita: 5.300 US$ Totale Buitenlandse schuld (31.12.2009): 6.715.000.000 US$ Inflatie (2009): 7% Openbare uitgaven, in % van het BBP: Onderwijs (2005): 17,1% Landsverdediging (2006): 8,6% Gezondheidszorg (2008): 9,2%
5
1. Van mandaatgebied tot een onafhankelijke staat Wanneer men de kaart van Jordanië bekijkt, springt meteen de vreemde vorm van de landsgrenzen in het oog, zij lijken bijzonder artificieel en arbitrair. De Jordaanse staatsgrenzen, in 1923 definitief vastgelegd, werden inderdaad naar de belangen van haar Britse mandator gecreëerd.1 Ten eerste moest Jordanië een bufferstaat vormen tegen het opkomend wahabisme uit Saudie-Arabië.2 Ten tweede zorgde extra grondgebied in het Midden-Oosten voor meer bescherming van de Britse oliepijplijnen en het Suez-kanaal. Ten derde liep de over land route naar India dan via Jordanië. Ten vierde kwam het Verenigd Koninkrijk op deze manier haar belofte voor de oprichting van een Arabisch koninkrijk na de Eerste Wereldoorlog na.3 Evenwel is de idee dat er voor de jaren twintig geen enkele vorm van Jordaans statisme bestaat (Brand, 1995), niet helemaal correct. Zo bijvoorbeeld werd de pelgrimage naar Mekka langs Jordanië georganiseerd door enkele Jordaanse stammen. Ook het Tanzimaat (1839-1876) heeft bijgedragen tot het uitbouwen van een Jordaanse staat.4 Nieuwe steden en administratieve centra ontstonden, waardoor de Jordaniërs steeds onafhankelijker werden van de Ottomaanse Sublieme Poort. Ondanks deze vroege vormen van staatsorganisatie bleef de echte ontwikkeling van een natiestaat uit tot na de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Jeruzalem Conferentie van 27 maart
1
Na de Eerste Wereldoorlog werden de Arabische provincies van het Ottomaanse Rijk onder de controle van de Volkenbond gebracht. Deze Volkenbond, gecreëerd op initiatief van de toenmalige Amerikaanse president Wilson verbood, op instigatie van de USA de creatie van nieuwe kolonies. Daarom moest men op zoek naar een nieuw instrument van politieke controle, het mandaat, dat de Britse en Franse aanwezigheid in het Midden-Oosten moest legitimeren. In realiteit waren deze mandaatgebieden evenwel niet beter dan verborgen kolonies (Owen, 2009, 6). 2 Het wahabisme is een puriteinse beweging binnen het soennisme die midden achttiende eeuw ontstond onder leiding van Mohammed ibn ’Abd al-Wahhab (1703-1791). Deze stichter meende dat de moraliteit binnen de Arabische samenleving aftakelde en trachtte de neergang ongedaan te maken. Hij predikte hierbij de terugkeer naar de zuivere, orthodoxe praktijken en rituelen in de islam, zoals die beschreven staan in de Koran en/of men ze kent uit de overleveringen over het leven van de Profeet zelf (De Vuyst, 2009, p.23). 3 Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloten de Britten namelijk drie tegenstrijdige akkoorden met verschillende actoren. In 1916 beloofde Sir Henry McMahon, de Britse Hoge-Vertegenwoordiger voor Egypte en Soedan in een briefwisseling aan Hussein, de Ottomaanse cogouverneur in Mekka, de creatie van een Arabisch koninkrijk wanneer de asmogendheden verslagen waren. Slechts enkele maanden later werd het Sykes-Picot akkoord getekend waarbij de Arabische provincies na afloop van de oorlog onder de leden van de Entente zouden verdeeld worden. Tenslotte kwam in 1917 de Balfour Declaration tot stand waarin de Britse regering zich schaarde achter de creatie van een thuis voor de Joden in Palestina. Door de creatie van Jordanië werd alsnog een Arabisch koninkrijk gecreëerd, hoewel het niet om hetzelfde gebied gaat als in de Hussein-McMahon Correspondentie werd afgesproken en het niet volledige onafhankelijkheid genoot maar onder Brits mandaat bleef (Ochsenwald en Nettleton Fisher, 2004, 375-379 en Polk, 1975, 120 en 162-165). 4 Tussen 1839 en 1876 ondernam het Ottomaanse Rijk een aantal hervormingen om de toenemende invloed van het Europese imperialisme in te perken. Deze hervormingsperiode wordt het Tanzimaat genoemd. De hervormingen omspanden twee domeinen met name landhervormingen en het eigendomsrecht van grond en hervormingen in de civiele en bestuurssector waar de staat vanaf dan op territoriale basis georganiseerd wordt en niet langer op confessionele basis als in het traditionele Milletsysteem (Ochsenwald en Netlleton Fisher, 2004, 294-308 en Mitchell, 2002, 55-74).
6
1921 kreeg emir Abdallah, zoon van Hussein, de officiële opdracht van Winston Churchill om een regering onder de emirs controle uit te bouwen met Brits geld en militaire steun (Boubly, 1999, 3). Aanvankelijk was het Transjordaanse grondgebied gekoppeld aan het Britse mandaat over Palestina, maar in 1923 scheidde Churchill deze twee territoria formeel van elkaar tijdens de Cairo Conferentie (Polk, 1975, 120). In Transjordanië stonden de Britten voor de grote uitdaging een staat uit te bouwen. Het land heeft op de Jordaan na geen natuurlijke grenzen. De bevolking leefde voornamelijk in tribale verbanden. De stedelijke centra waren eerder klein en de economische ontwikkeling van Transjordanië bleef beperkt door een nomadische landbouw. De eerste twee decennia werden dan ook gewijd aan de uitbouw en de centralisering van de staatscontrole (Boubly, 1999, 6). Abdallah, afkomstig uit de Hidjaaz, was een buitenstaander en moest daarom zijn macht op verschillende manieren consolideren.5 Hiervoor bouwde hij een wijdvertakt netwerk uit van staatspatronage waarbinnen hij een heterogene politieke elite, voornamelijk bestaande uit Transjordaanse sjeiks, coöpteerde (Boubly, 1999, 7). Dat Abdallah zelf niet uit Transjordanië afkomstig is, betekende ook dat hij zijn legitimiteit als leider voornamelijk koppelde aan zijn historische band met de islam. Zijn Hasjemtische familie is afkomstig van de Koeraisj stam, dezelfde stam als de Profeet Mohammed. Abdallah is de veertigste generatie in directe lijn afstammelingen van de Profeets kleinzoon, al-Hassan. Naast deze genealogische link met Mohammed heerste de Hasjemtische familie van 1201 tot 1925 over Mekka en stond Abdallahs vader, sharif Hussein aan het hoofd van de stad, de meest heilige stad in de islam en stond hij tot voor de Eerste Wereldoorlog aan het hoofd van de tweede heilige stad, Medina. Deze historische linken met de islam zijn een belangrijk fundament voor de Hasjemitische heerschappij over het land, ook vandaag nog (Wiktorowicz, 2001, 49-51). Voor de administratieve uitbouw van het land moest Abdallah voornamelijk beroep doen op buitenlandse (Britse, Palestijnse en Syrische) ambtenaren daar Transjordaniërs zelf te weinig opleiding genoten (Boubly, 1999, 7). Dit had als voordeel dat de ambtenarij niet in handen kwam van rivaliserende stammen. Om de inter-stammen relaties verder te pacificeren creëerde Abdallah het Arabische Legioen waardoor hij de tribale samenleving in de staat integreerde (Boubly, 1999, 8). Satloff stelt dat door de manier waarop de Britten en Abdallah de controle over het land uitbouwden en centraliseerden ten tijde van het mandaat, zij hun stempel hebben gedrukt op een aantal dynamieken die nog steeds doorwerken (Satloff, 1994, 5).
Na de Tweede Wereldoorlog werd de Volkenbond opgeheven en kwamen de mandaten tot een einde. Op deze wijze verwierf Transjordanië op 25 mei 1946 officieel haar
5
Regio in het westen van huidig Saoedie-Arabië met de twee heilige steden, Mekka en Medina.
7
onafhankelijkheid. Dit bracht evenwel weinig veranderingen met zich mee in de politieke organisatie van het land en Transjordanië bleef bestuurd worden door hetzelfde triumviraat als voorheen, de koning, de eerste minister en de Britse minister (Boubly, 1999,11). De onafhankelijkheidsverklaring van Israël op 14 mei 1948 brengt een schokbeweging in de hele regio teweeg. Daags nadien valt een coalitie van Arabische landen, waaronder Jordanië, Israël binnen. Hoewel de Arabische Liga de oorlog uiteindelijk verloor, annexeerde ‘Adhallah de Westelijke Jordaanoever formeel in 1949 tijdens de Hebron Conferentie waarbij hij het nieuwe, uitgebreide land omdoopt tot Jordanië. De gevolgen van deze verandering waren niet enkel van een fysiek geografische aard maar voornamelijk van een socio-economische natuur (Boubly 1999, 12-14). Ten eerste nam de bevolking spectaculair toe, tot driemaal haar voormalige capaciteit: namelijk 460.000 inwoners van de Westelijke Jordaanoever en nog eens 360.000 vluchtelingen uit Israël (Mazur, 1979, 8). Hoewel de regering buitenlandse fondsen voor de opvang van al deze vluchtelingen ontving, onder andere van de Verenigde Naties, kwam er een enorme economische druk op Jordanië. Ofschoon de Palestijnse bevolking an sich niet gekant was tegen de annexatie zorgden een aantal van Abdallahs acties voor tegenkanting. Zo spendeerde hij geld dat bestemd was voor de vluchtelingenopvang, aan de uitbouw van de Jordaanse infrastructuur (Wilson, 1987, 198). Bovenop deze economische frustraties stonden de Palestijnen ook vijandig ten opzichte van de transacties tussen de Jordaniërs, de Britten en de Israëliërs (Wilson, 1987, 198). Hieraan werd vervolgens ook de Palestijnse roep voor meer politieke participatie gekoppeld (Boubly, 1999, 16). Hoewel Abdallah in 1950 het oude parlement ontbond en verkiezingen organiseerde voor een nieuwe legislatuur waarbij telkens twintig vertegenwoordigers van de Westelijke Jordaanoever alsook van de Oostelijke Jordaanoever zouden zetelen, was hij niet bereid werkelijke macht af te staan aan dit nieuwe parlement en ontbond het weer in mei het jaar er op (Boubly, 1999, 16). Kort daarna werd de Jordaanse koning door een Palestijns activist vermoord (Boubly, 1999, 16).
2. De turbulente jaren vijftig en de moeizame start van koning Hussein Abdallahs zoon Talal volgde zijn vader op in 1951 en startte een liberaliseringsproces van het politieke bestel. Dit tijdperk was echter van korte duur en in 1953 besteeg Talals zoon Hussein de troon (Boubly, 1999, 18). Bij aanvang van diens bestuur werd de monarchie geconfronteerd met verschillende uitdagingen. Boubly stelt dat de jonge koning Hussein het evenwicht moest vinden tussen de nood aan externe fondsen en de binnenlandse belangen (Boubly, 1999, 18). Satloff omschrijft dan ook de geschiedenis van Jordanië als volgt: “The history of Hashemite Jordan is as much coloured by a continual struggle against dependence on outside financial support as it is by an uphill battle for political recognition and legitimacy” (Satloff,
8
1994, 5). De koning moest oog hebben voor de Palestijns, nationalistische oppositie en tegelijkertijd een modus vivendi vinden met Israël. Hij schipperde tussen de noodzakelijke Britse en Amerikaanse steun om zijn troon veilig te stellen en de nationalistische oppositie tegen de Britten en Amerikanen (Boubly, 1999, 19). Hij moest de nationale, Jordaanse identiteit weten te verzoenen met het panarabisme dat de Jordaanse onafhankelijkheid bedreigde (Yorke, 1988, 11). De contradictie tussen staatsuitbouw versus Arabisme werd gereflecteerd in het beleid van alle Midden-Oosterse landen. Men was zich bewust van de banden die men deelde met zijn buren maar wou tegelijk teveel inmenging van deze buren in het binnenlandse politieke leven vermijden (Owen, 2009, 57-58). Wij dienen hier op te merken dat de moeilijke evenwichtsoefening tussen het zoeken naar een manier om samen te leven met Israël zonder een Palestijnse opstand of teveel weerstand van de naburige landen uit te lokken ook vandaag nog relevant is voor het Hasjemitische koningshuis.
De nationalistische uitdagingen waarmee Hussein tijdens de turbulente beginjaren van zijn bestuur geconfronteerd werd, moeten in een bredere context van politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten geïnterpreteerd worden. De nationalisering van het Suezkanaal in 1956 maakte van de Egyptische Gamal Abd al-Nasser een held.6 Zijn panarabisme voorzag het Palestijns nationalisme van een ideologisch raamwerk (Boubly, 1999, 19).7 De plannen van de regering om deel uit te maken van de militaire alliantie tussen het Verenigd Koninkrijk, Turkije, Iran, Pakistan en Irak zoals besloten in het Bagdad Pact van 1955, werden de kiem in gesmoord toen gewelddadige opstanden en demonstraties plaats vonden in Amman en in de grote steden van de Westelijke Jordaanoever. Het regime zag af van haar plannen (Boubly, 1999, 20). Hussein besefte hierna dat het Arabische Legioen dan wel zijn meest trouwe instituut was, maar door de bevolking werd beschouwd als een buitenlandse bezetter daar de aanvoerder van het Legioen een Brits generaal was. Aldus ontsloeg de koning de Britse generaal en nationaliseerde het leger (Boubly, 1999, 20). De verkiezingen van 1956 werden 6
In juli 1956 nationaliseerde Nasser het Suezkanaal. Deze zet was een antwoord op een reeks eerdere gebeurtenissen. In het Zuiden van Egypte in Aswan wenste Nasser een dam te bouwen om zo zijn land te voorzien van hydro-elektriciteit. Hiervoor was de regering verplicht fondsen in het buitenland te zoeken en ging de regering een lening aan bij de Wereldbank. Tegelijk wilde Egypte Amerikaanse wapens kopen om zich beter te kunnen beschermen tegen Israël, Amerika’s bondgenoot. Om deze reden kon een wapendeal niet doorgaan. Hierop ging de Egyptische regering onderhandelen met het communistische blok wat leidde tot de Egyptisch-Tsjechische wapendeal in 1954. Furieus oefenden de Britten en Amerikanen druk uit op de Wereldbank om haar lening in te trekken, wat zij zou doen. Vervolgens ging Nasser over tot de nationalisatie van het Suezkanaal om de bouw van de dam te Aswan te kunnen financieren (De Smet, 2009, 9-10). 7 Het panarabisme van Nasser genoot maximale invloed in de Arabische wereld na de nationalisering van het Suezkanaal tot in 1967 na de desastreuze afloop van de zesdaagse oorlog voor de Arabische bondgenoten. Centrale begrippen voor het panarabisme waren non-alignement, Arabisch socialisme en nationalisme. Panarabisten wilden niet gebonden worden aan één van de twee blokken tijdens de Koude Oorlog, ze geloofden in een socialisme van bovenaf dat de modernisering van het MiddenOosten moest versnellen. Het derde sleutelwoord, Arabisch nationalisme, benadrukt de Arabische nationaliteit, bedoeld tegen de imperiale controle (De Smet, 2009, 11-12 en Owen, 2009, 58-63).
9
gewonnen door de Arabisch nationalistische, anti-monarchistische meerderheid onder leiding van
Suleiman
al-Nabulsi.
De
koning
zocht
steun
bij
de
Amerikanen
en
de
8
Moslimbroederschap tegen de nieuwe regering. De spanningen tussen de twee blokken culmineerden tot het moment dat Hussein een complot om de monarchie omver te werpen door een militaire coup, wist te verijdelen in 1957 (Satloff, 1994, 168). Na deze turbulente beginjaren en de verijdelde staatsgreep nam Hussein de touwtjes stevig in handen en beperkte met draconische maatregelen de politieke vrijheid van de burgers (Boubly, 1999, 21). Robins vat de situatie als volgt samen: “This successful iron-fisted action was a potent illustration of the weak institutional position of the legislature in Jordanian politics and the unstoppable power of the executive” (Robins, 1991, 189). De opgang van de Jordaanse economie vanaf dan tot midden
de jaren zestig droeg bij tot de politieke rust en stabiliteit in het land (Bailey, 1984, 20).
In de tweede helft van het decennium nam de politieke onrust opnieuw toe. In 1966 nam het Israëlische leger represailles tegen de Palestijnse aanvallen op de Westelijke Jordaanoever en op 20 november 1966 vielen de Israëliërs tijdens een raid het dorpje Samua binnen waarbij achttien doden vielen en 134 gewonden. Dit incident lokte oproer uit bij de Palestijnen die vonden dat de koning hen onvoldoende beschermde (Boubly, 1999, 24). Hussein zat aldus gevangen tussen de externe bedreiging van Israël en de interne onrust bij de Palestijnen en zag zich bijgevolg genoodzaakt deel te nemen aan de desastreuze oorlog van 1967. De gevolgen van deze oorlog waren dramatisch voor Jordanië. Ten eerste verloor het haar grond op de Westelijke Jordaanoever, tegelijkertijd stroomden ongeveer 300.000 nieuwe vluchtelingen het land binnen (Mazur, 1979, 84). Het verliezen van de oorlog betekende ook het einde van het geloof in het panarabisme en de ontwikkeling van een nationale, Palestijnse identiteit die op haar beurt de katalysator was voor een meer geradicaliseerd en onafhankelijk Palestinian Liberation Organisation (PLO) (Owen, 2009, 63 en Boubly, 1999, 24). Het PLO opereerde steeds onafhankelijker van de Jordaanse autoriteiten omdat het gefinancierd werd door andere Arabische staten en won aan populariteit onder de bevolking daar de ontwikkeling van een Palestijns nationalisme in Jordanië gepaard ging met een toenemende afkeer van de monarchie (Boubly, 1999, 24-25). De PLO werd aldus een reële bedreiging voor de koning en hij stuurde in september 1970 dan ook het leger uit om de Palestijnse organisaties neer te slaan. Deze confrontatie is gekend als Zwarte September en eindigde in juli 1971 wanneer de PLO naar Libanon verdreven wordt (Boubly, 1999, 25). Ten gevolge van deze burgeroorlog vervreemde Jordanië van zijn buren en kende het een economische recessie, de economische activiteiten hadden tijdens de oorlog stil gelegen en de financiering
8
Op deze manier verstevigde de koning de tactische alliantie tussen het koningshuis en de Moslimbroederschap (Boubly, 1999, 20).
10
die Jordanië voorheen van haar Arabische achterban kreeg, moest nu gecompenseerd worden door Amerikaanse hulp (Boubly, 1999, 25).
3. Jordanië en het renteniersstatenmodel 3.1. De rentenierspolitiek
Conflicten tussen de Palestijnen en de Transjordaniërs verdwenen tijdens de economische bloei van de jaren zeventig naar de achtergrond (Boubly, 1999, 26). Jordanië profiteerde in deze periode mee van de prijsstijging van de olie in de olieproducerende Arabische landen. Dit betekende namelijk dat er meer werkgelegenheid was in deze gebieden en dat remittances Jordanië veelvuldig binnenstroomden. Daarnaast betekende de prijsstijging ook dat er meer geld was in de Arabische landen om financiële hulp naar Jordanië te sturen. Vervolgens werd in 1975 het Suezkanaal opnieuw geopend waardoor het scheepsvervoer via de golf van Aqaba Europa kon bereiken en omgekeerd. Tenslotte leidde de burgeroorlog in Libanon de economische activiteiten ook af naar Jordanië (Boubly, 1999, 26-27). Dankzij de economische bloei kon de Jordaanse staat worden uitgebreid en gemoderniseerd. Ook de Jordaanse samenleving veranderde, meer dan ooit gingen mensen in steden wonen, genoten zij betere opleidingen en scholing (Boubly, 1999, 30-31). Evenwel wijst Boubly er op dat het politieke leven erg begrensd was in deze periode (Boubly, 1999, 27). De politieke macht bleef in handen van de koning, de oude bureaucratische/zaken elite en bij het militaire apparaat (Brynen, 1992, 79). Dit wordt in de literatuur verklaard door Jordanië binnen de theorie over renteniersstaten te kaderen. Wij zetten hier de kenmerken van een rentenierseconomie op een rijtje. Ten eerste kan een economie nooit een zuivere rentenierseconomie zijn daarom is een renternierseconomie een economie waarin rente de belangrijkste maar niet de enige factor is. Ten tweede is in een rentenierseconomie slechts een kleine kern van actoren bezig met de creatie van rijkdom, terwijl de meerderheid van de actoren enkel betrokken is bij de distributie en de consumptie van de rijkdom. Ten derde is in een renteniersstaat de regering de belangrijkste ontvanger van de externe rente en staat zij dan ook in voor de verdeling. (Beblawi, 1990, 87-88). Luciani heeft het over exoterische staten, met externe inkomstenbronnen, versus esoterische staten, wiens inkomsten voornamelijk gebaseerd zijn op binnenlandse productie en belastingen. Hij stelt dat het evenwel nuttiger is te kijken naar de functie die een staat vervult en op basis daarvan een onderscheid te maken. Een renteniers- of exoterische staat zal steeds instaan voor de allocatie van de rente terwijl een esoterische staat steeds betrokken zal zijn bij de productie van haar inkomsten. Daarom spreekt Luciani liever van allocatiestaten versus productiestaten (Luciani, 1990, 70-71).
11
De politieke economie van een renteniersstaat heeft een aantal belangrijke effecten op de relatie tussen de staat en de samenleving (Brynen, 1992, 72). Mensen zullen zich op een zodanige manier gaan organiseren en positioneren die hen toestaat maximaal te profiteren van de verdeling van de rente door de staat. Mensen zullen toegang zoeken tot allerlei netwerken en zich in verschillende belangenroepen organiseren om zich als ‘ontvanger’ zo goed mogelijk te positioneren. De herverdeling van de inkomsten gebeurt op basis van loyaliteitsverklaringen en een goede positie binnen de patroon-cliënt relatie.9 Burgerschap wordt dan ook een gegeerd goed in de allocatiestaat, wie geen burger is, kan niets ontvangen. Burgerschap voorziet een economisch recht op tewerkstelling en sociale zekerheid gegarandeerd door de staat (Brynen, 1992, 74). De hele samenleving is gelaagd, waarbij de staat aan de top staat en de rijkdommen verdeelt over bepaalde lagen van de maatschappij, die op hun beurt andere groepen van rente voorzien enz. De herverdeling van de rijkdom gebeurt geenszins gelijkmatig maar is gebaseerd op persoonlijke banden en kunnen we aldus benoemen als cliëntelisme (Beblawi, 1990, 88-90 en Luciani, 1990, 77). Brynen heeft het over sterke neopatrimoniale netwerken, gebaseerd op familiebanden, stam en nabijheid tot het koningshuis (Brynen, 1992, 74).10 Een laatste belangrijke aspect van de rentenierspolitiek is de depolitisering van de maatschappij en de afwezigheid van politieke representatie door de burgers (Robinson, 1998, 390). Omdat de burgers van een renteniersstaat nagenoeg geen belastingen moeten betalen, eisen zij ook minder politieke participatie (Beblawi, 1990, 89). Aldus is een aangepaste versie van de slogan tijdens de Amerikaanse Revolutie “no taxation, no representation” toepasbaar (Brynen, 1992, 75). Legitimiteit berust op de mogelijkheid van de staat om de levensstandaard van haar burgers te verbeteren eerder dan op democratische principes (Wiktorowicz, 1999, 608).
9
Wij verwijzen hierbij ook naar Hirschmans idee over ‘exit’, ‘voice’ en ‘loyalty’. Een exit uit het systeem van de allocatiestaat is te kostelijk voor de actor want betekent een verlies van inkomen. Maar ook ‘voice’ is in een allocatiestaat te gevaarlijk dus is de enige wenselijke strategie van actoren loyalty (Hirschman, 1970). 10 De huidige Arabische politieke regimes worden vaak neopatrimoniaal genoemd. Neopatrimonialisme omvat volgens Camau vier elementen. Ten eerste houdt het een ‘verstaatsing’ van de maatschappij in, sociale organisaties kennen een lage graad van autonomie en de macht wordt door een bepaald politiek centrum gemonopoliseerd. Ten tweede is er een privatisering van de staat waarbij de macht over de staat door één welbepaalde groep wordt ingevuld en waarbij de interpersoonlijke relaties primeren op instituties. Een derde kenmerk is het cliëntelisme waarbij de herverdeling van middelen gebeurt op basis van loyaliteitsverklaringen. Vervolgens is een vierde kenmerk de paternalistische symboliek van de politieke band waarbij het staatshoofd wordt voorgesteld als de vader van de natie en men allen één grote familie is (Camau, 1990, 418-419). Hoewel men in de theorie over renteniersstaten voornamelijk verwijst naar het derde kenmerk, menen wij dat ook de drie andere elementen van het neopatrimonialisme toepasbaar zijn op Jordanië.
12
3.2. Jordanië als semi-renteniersstaat De meeste staten die binnen het renteniersmodel passen zijn petroleum exporterende landen uit het Midden-Oosten. Maar ook douanetaksen, buitenlandse hulp en remittances zijn mogelijke bronnen van externe inkomsten (Brynen, 1992, 71-72). Jordanië, dat zelf geen olieproductie kent, past toch binnen het renteniersmodel als een semi-renteniersstaat die zijn inkomsten haalt uit de remittances van Jordaniërs werkzaam in oliestaten en petrodollar hulp (Brynen, 1992, 72). Hoewel renteniersstaten ondemocratische politieke structuren in stand houden, zijn ze ook kwetsbaar voor externe factoren die de bronnen van inkomsten ondermijnen (Wiktorowicz, 1999, 608). En dit is nog meer zo voor semi-renteniersstaten, zo stelt Brynen (Brynen, 1992, 76). Aspecten van een rentenierseconomie hebben Jordanië steeds gekenmerkt. Zo ontving Abdallah Britse ponden om de staat uit te bouwen tijdens het mandaat maar ook na de onafhankelijkheid, in de periode tussen 1952 en 1966, ontving de Jordaanse staat buitenlandse subsidies van de Britten en later de Amerikanen die tot één derde van het bruto binnenlands product opliepen (Brynen, 1992, 78). Na het verlies van de controle over de Westelijke Jordaanoever in de Zesdaagse Oorlog bedroeg de buitenlandse hulp tot 58% van de totale staatsinkomsten, gedurende de hele jaren zeventig bestonden de staatsinkomsten voor 55% uit petrodollars uit de naburige landen (Brynen, 1992, 78-79). Daar bijna de helft van de Jordaanse staatsinkomsten van buitenlandse bronnen afkomstig was, kon de staat als zich als een renteniersstaat gedragen en de rijkdommen herverdelen over verschillende lagen van de bevolking. Zij deed dit op verschillende manieren, zo ontving de elite zeer directe giften, creëerde de staat voor de middenklasse een zo gunstig mogelijk klimaat om zaken te doen en op het niveau van de massa voorzag de staat sociale diensten en werkgelegenheid (Brynen, 1992, 80-81). Tenslotte ontmoedigde de staat collectieve politieke en economische actie en was het beter om economische belangen persoonlijk via informele kanalen te beschermen. Geheel volgens de logica van een renteniersstaat werd politiek stilzwijgen in Jordanië een voorwaarde om van staatsvoordelen gebruik te kunnen maken (Brynen, 1992, 83). Na 1982 kwam de economische bloei in Jordanië tot een einde. De daling van de olieprijzen had gevolgen voor twee belangrijke pijlers van de Jordaanse economie, met name de remittances en de petrodollar hulp (Brynen, 1992, 84-85). Jordaanse werknemers keerden terug uit de Golfstaten waardoor niet alleen de remittances wegvielen maar er ook meer mensen op de jobmarkt terecht kwamen. Daarnaast stroomden er ook minder petrodollars in de vorm van buitenlandse, financiële steun door naar Jordanië. Evenwel bleven tussen 1981 en 1987 de staatsuitgaven met zo een zes procent per jaar groeien (Brynen, 1992, 85). De regering, niet bereid strenge besparingsmaatregelen op te leggen, zag zich genoodzaakt buitenlandse leningen aan te gaan waardoor de buitenlandse schuld van Jordanië ten opzichte
13
van 1981 verzesvoudigd was in 1988 en tweemaal zoveel bedroeg als het bruto binnenlandse product van de staat (Brynen, 1998, 81). Het was in deze context dat de Jordaanse regering in 1989, in ruil voor een lening door het International Monetary Fund (IMF) ten bedrage van 275 miljoen US$ en hulp bij het herschikken van de buitenlandse schuld, een economisch stabilisatie programma voor vijf jaren moest uitwerken (Brynen, 1992, 89-90). Ook de Wereldbank voorzag financiële hulp met haar “industrial and trade policy adjustment loan”(Schlumberger, 2002, 226). De regering zou onder andere het belastingssysteem hervormen en het begrotingstekort reduceren. Hiervoor moest men uiteraard de openbare uitgaven drastisch verlagen, de regering weigerde de subsidies op brood, suiker, rijst en melk te verlagen maar verhoogde wel de prijzen van dranken, sigaretten, kookgas, diesel en kerosine (Brynen, 1998, 81). Deze maatregelen stuitten bij de bevolking op heel wat protest en oproer ontstond in verschillende zuidelijke steden. Demonstranten verklaarden zich trouw aan de koning maar eisten economische hervormingen die de ongelijkheid en corruptie moesten aanpakken. Al snel werd hieraan ook de eis voor meer politieke vrijheid en participatie gekoppeld (Brynen, 1992, 90). De monarchie werd verrast door de kracht van het protest en de roep om meer politieke vrijheid en koning Hussein introduceerde een voorzichtig programma van politieke liberalisering. De staat van beleg die gold sinds 1967 werd opgeheven en op 8 november 1989 werden de eerste parlementaire verkiezingen in drieëntwintig jaar gehouden. Politieke partijen, die sinds de verijdelde staatsgreep van 1957 verboden waren, werden terug gelegaliseerd en censuur werd opgeheven (Brynen, 1998, 71). Het Nationale Charter van 1991 legde de fundamenten voor politiek pluralisme en de ‘democartische optie’ (Choucair, 2006, 7).
Deze evolutie past precies binnen de theorie over renteniersstaten, maar welke zijn nu de gevolgen en resultaten van een politieke liberalisering die de vrucht is van een economische crisis? En welke zijn de resultaten van de economische hervorming an sich? Schlumberger stelt dat Jordanië slechts gedeeltelijk zijn doelstellingen voor economische hervorming heeft gehaald en dat vele dromen nog niet werden gematerialiseerd (Schlumberger, 2002, 236). De auteur onderscheidt drie obstakels die het gebrek aan resultaat kunnen verklaren. Ten eerste zijn er de externe politieke en economische factoren, ten tweede kampt Jordanië met een gebrek aan middelen en ten derde moet men het binnenlandse socio-politieke klimaat in rekening brengen (Schlumberger, 2002, 237). De economische ontwikkeling van Jordanië is namelijk niet alleen afhankelijk van het economische beleid, maar ook van de politieke realiteit van de omgeving. Op lange termijn is er geen andere mogelijkheid dan regionale economische samenwerking en de evolutie van het vredesproces in de regio is dus van cruciaal belang. Vervolgens vormt het gebrek aan middelen een obstakel voor de economische ontwikkeling van het land. Jordanië heeft enkel via de haven van Aqaba toegang
14
tot water, het bezit geen petroleum en weinig mineralen of andere exploiteerbare grondstoffen en meest cruciaal, Jordanië kampt met een watertekort waardoor grootschalige landbouw geen optie is (Schlumberger, 2002, 237-238).Tenslotte vormen ook de binnenlandse socio-politieke relaties een hindernis. Met name gaat het om neopatrimonialisme dat gebaseerd is op interpersoonlijke relaties en informaliteit. Het is dus duidelijk dat sommige structuren van een renteniersstaat overeind blijven en dat patronage nog steeds domineert in de Jordaanse samenleving (Schlumberger, 2002, 240-244). Ook Alissa stelt dat Jordanië nog steeds met een hoge buitenlandse schuld kampt en afhankelijk blijft van buitenlandse financiële steun. Ook op sociaal vlak krijgt het land te kampen met hoge cijfers van armoede en werkeloosheid (Alissa, 2007, 7). De auteur meent dat de economische hervormingen in Jordanië drie gebreken
vertonen.
Ten
eerste
zijn
de
hervormingen
selectief,
incompleet
en
ongecoördineerd. Ten tweede is het beleid in handen van de leidende elite die geen verantwoording hoeft af te leggen aan de bevolking. De enige rol van de zwakke civiele maatschappij, politieke partijen en vakbonden bestaat erin beslissingen te ondersteunen. Ten derde worden hervormingen die veranderingen in de bureaucratische en administratieve structuur van het land vereisten zorgvuldig vermeden door de regering (Alissa, 2007, 9-10). De overlevingsdrang van het koningshuis heeft ervoor gezorgd dat de monarchie, ondanks de druk voor reorganisatie, een hervormingssysteem ontwikkelde volgens de logica van een rentenierseconomie waardoor de politieke en economische elite bepaalde hervormingen kon manipuleren en blokkeren naargelang hun belangen (Alisssa, 2007, 12). Beide auteurs, Schlumberger en Alissa, wijzen op het voortbestaan van neopatrimoniale dynamieken.
4. Het liberaliseringsproces van de jaren negentig In de volgende paragrafen analyseren wij de precieze betekenis van een politieke opening en liberalisering als gevolg van economische crisis. Het democratiseringsproces werd gedreven door de nood om de politieke stabiliteit en sociale controle te behouden (Wiktorowicz, 1999, 609). Brumberg stelt dan ook dat de hervormingen deel uitmaakten van een overlevingsstrategie van het regime (Brumberg, 1995, 230). De politieke hervormingen waren bedoeld om de bevolking te paaien daar de koning in werkelijkheid geen echt democratiseringsproces wou en de hervormingen trachtte te ondermijnen zodra hij hiertoe terug de mogelijkheid kreeg (Choucair, 2006, 7).11 Brumberg spreekt over een ‘democratisch 11
De gesprekken tussen de PLO en Israël in 1991 in Madrid boden aan Hussein de kans deel te nemen aan het vredesproces. De koning ijverde voor een vermindering van de schuldenlast, meer buitenlandse steun en buitenlandse investeringen in ruil voor een vredesverdrag met Israël. Maar deze strategie stuitte op groot verzet bij de Jordaanse bevolking die Israël en de Verenigde Staten wantrouwden. Om de interne oppositie tegen het vredesverdrag in te perken, voerde Hussein daarom een aantal maatregelen in die de invloed en de stem van de belangrijkste tegenstanders, de islamisten moest
15
akkoord’ waarbij men afspreekt dat democratische veranderingen ten dienste staan van de economische hervormingen (Brumberg, 1995, 230). Het politieke liberaliseringsproces was aldus een tactische zet van het koningshuis ten behoeve van haar eigen behoud. Glenn Robinson omschrijft dit fenomeen als ‘defensieve democratisering’. Hij argumenteert dat de transitie eigenlijk begrepen moet worden als een reeks preventieve maatregelen die ontworpen werden om de privileges en de macht in de handen van dezelfde elite te houden en fundamentele politieke veranderingen te beperken (Robinson, G. (1998, 387). Het regime heeft het proces zodanig geleid dat de vier pijlers van macht in Jordanië onaangetast bleven: de monarchie, het leger en de veiligheidsdiensten, de rijke elite bestaande uit zakenmensen en de tribale leiders die van origine uit de Oostelijke Jordaanoever afkomstig zijn (Robinson, 1998, 387). De auteur stelt dat een defensief democratiseringsproces plaats kan vinden zonder een herstructurering van sociale klassen, zonder een actieve civiele maatschappij of enig ander maatschappelijk fenomeen. In essentie is het een strategie van de staat om de heersende politieke elite in het zadel te houden, ondanks een fiscale crisis (Robinson, 1998, 389). Het Jordaanse democratiseringsprogramma werd van bij het begin van bovenaf door het koningshuis geleid, het staatsbestel behield enkele autoritaire trekken om politiek activisme buiten de formele instituties te beperken. Strakke regelgeving en een uitgebreide bureaucratie moet politiek en sociaal activisme binnen de lijnen houden die door het regime werden uitgetekend, en waardoor een reële democratie in Jordanië nog toekomstmuziek is (Wiktorowicz, 1999, 609).
Vervolgens wijzen wij op de link die de auteurs onderscheiden tussen een toenemend deliberalisering proces en de invloed van het islamisme.12 Choucair en Robinson stellen dat gelijktijdig met de verstarring van het democratiseringsproces het Jordaanse regime de invloed van de islamisten tracht in te perken (Choucair, 2006, 7 en Robinson, 1998, 401-404). De islamisten waren de enige sociale macht die op een legale wijze bepaalde beleidspunten van het regime konden onderuithalen sinds zij bij de verkiezingen van 1989 bijna de helft van de zetels in het parlement hadden gewonnen (Robinson, 1998, 392).13 Tegen de islamisten zich tegen het Wadi Araba vredesverdrag met Israël verklaarden, trof de koning een aantal inperken. De belangrijkste maatregel was het amenderen van de verkiezingswet. Waar men voorheen evenveel kandidaten kon verkiezen als er zetels te verdelen waren in dat district mocht de kiezer vanaf 1993 slechts aan één persoon zijn stem geven. Deze één persoon- één stem wet reduceerde de invloed van het Islamitische Action Front (IAF) in het parlement en in november 1994 ratificeerde het nieuwe parlement het Wadi Araba vredesverdrag met Israël (Choucair, 2006, 7). 12 “Islamisme of politieke islam is een politieke ideologie die zich de publieke sfeer tracht toe te eigenen door de mobilisatie van religieuze symbolen en manieren van sociale actie. Deze sociale actie kan de vorm aannemen van da’wa (prediking) tot jihad, van gewelddadige oppositie tot democratische participatie.” (Zemni, 2009, 159). 13 Twintig van de zesentwintig kandidaten van de Moslimbroederschap werd verkozen. Daarbovenop verwierven twaalf onafhankelijke islamitische kandidaten een zetel waardoor het islamistische blok tweeëndertig van de achtenzestig zetels bezette (Robinson, 1998, 392).
16
maatregelen, waarvan het amenderen van de verkiezingswet de belangrijkste was, om hun invloed en stem in het parlement te temperen (zie Choucair, 2006, 7). Tenslotte stelt Brumberg dat de entente tussen het Jordaanse koningshuis en het Moslimbroederschap eigenlijk een grotere kost met zich meebrengt dan dat het ten goede komt van het regime (Brumberg, 2002, 57).14 Via dit bondgenootschap trachtte de Jordaanse koningshuis haar steunbasis bij de bevolking uit te breiden en zich doorheen de geschiedenis van het land tegen verschillende oppositiegroepen te beschermen. Maar het prijskaartje van dergelijke alliantie begint steeds zwaarder te wegen, zo stelt Brumberg. Het Jordaanse koningshuis is er namelijk nooit in geslaagd een robuuste politieke samenleving te creëren enkel bestaande uit nonislamisten maar die evenwel dezelfde populaire steun van de bevolking geniet. Hierdoor houden volledig vrije verkiezingen het risico in dat onvrijzinnige islamisten de dominante positie zouden krijgen ten nadele van
zowel seculiere als islamistische democraten
(Brumberg, 2002, 57). Het Jordaanse regime staat dus voor een dilemma waarbij een waarachtig democratiseringsproces en echt pluralisme ook bepaalde, ondemocratische gevaren met zich meebrengt (Brumberg, 2002, 57).
Op deze wijze hebben wij de context geschetst waarbinnen de Jordaanse staat fungeert. Verder in deze thesis zal dit raamwerk onze hypothese over de Jordaanse staatsdynamieken moeten ondersteunen maar eerst zullen wij duiding geven bij de historische achtergrond van de Jordaanse Moslimbroederschap.
14
Vanaf de creatie van het Jordaanse Moslimbroederschap in 1946 ging het een bondgenootschap aan met het Jordaanse koningshuis en de twee actoren hadden een symbiotische relatie tot begin de jaren negentig. De logica achter deze relatie was de volgende: voor het regime was het veiliger de Broederschap te coöpteren dan haar in de oppositie te drijven en omgekeerd kon de Broederschap op deze wijze beter haar agenda realiseren en was het meer bewegingsruimte toegestaan dan andere sociale bewegingen (Boubly, 1992, 37).
17
IV. ISLAMISME, DE MOSLIMBROEDERSCHAP EN HAAR JORDAANSE
TAK De Moslimbroederschap is de voorloper binnen de islamistische beweging (Zemni, 2001, 220). Daarom zullen wij in de volgende paragrafen de term islamisme of politieke islam trachten
te
duiden
alvorens
wij
ingaan
op
de
ontstaansgeschiedenis
van
de
Moslimbroederschap. Vervolgens focussen wij op de Jordaanse branche van de Moslimbroederschap.
1. Het islamisme
De oorsprong van het islamisme ligt in de tweede helft van de negentiende eeuw met de intrede van de moderniteit in de Arabische wereld (Zemni, 2009, 162-163).15 Zemni stelt dat het islamisme een gelokaliseerde versie van de moderniteit is en omschrijft het als “een politieke ideologie die zich de publieke sfeer tracht toe te eigenen door de mobilisatie van sociale actie. Deze sociale actie kan de vorm aannemen van da’wa (predeiking) tot jihad, van gewelddadige oppositie tot democratische participatie” (Zemni, 2009, 159). Tijdens de kolonisering van de
Arabische wereld, zochten heel wat denkers uit deze contreien naar verklaringen waarom het Midden-Oosten en Noord-Afrika zo achterop waren geraakt ten opzichte van hun kolonisatoren. Twee mogelijke antwoorden dienden zich aan, ofwel moest men aannemen dat de islam in se achterlijk is ofwel was de achterstand het gevolg van een niet langer volgen van de echte islam (Zemni, 2009, 163). Aldus was de hervorming van de islam prioritair in de vooruitgang en de emancipatie van de Arabische wereld (Zemni, 2006, 48). Men moest terug de ‘juiste tradities’ volgen, terug naar de essentie van de islam.16 Deze herformuleringen zorgden ervoor dat de islam een mobilisatiemiddel werd in de zoektocht naar een Arabische identiteit tegen de westerse mogendheden (Zemni, 2009, 163). Hierdoor wordt de islamitische identiteit gekoppeld aan een politieke eis en het nationalisme in de regio. Volgens islamisten is het dan ook noodzakelijk om het domein van de moskee te verlaten en kan de maatschappij pas werkelijk geïslamiseerd worden door middel van sociale en politieke actie. Islam moet het fundament van de maatschappij vormen (Roy, 1994, 36).
15
De moderniteit betreft drie interdependente processen, met name de vorming van natiestaten en het ontstaan van een moderne politieke orde; de inlijving van alle gebieden op de aarde in een economisch wereldsysteem en de contacten tussen de Arabische wereld en het Westen (Zemni, 2008). 16 De periode wordt de nahdha of de renaissance genoemd, evenwel wijst Zemni erop dat het eerder om een ‘uitvinding’ gaat dan om een ‘wedergeboorte’ waarbij er wel degelijk veranderingen zijn maar met de illusie van authenticiteit (Zemni, 2006, 48).
18
onder de noemer islamisme bestaan er diverse bewegingen en stromingen die enerzijds gelijkenissen in hun ideologie vertonen, maar ook verschillen (Zemni, 2001, 219). Daar het te ver zou leiden iedere stroming te bespreken en dit buiten het veld van dit onderzoek valt, bespreken wij hier enkel de manier waarop het islamisme evolueerde, alvorens grondiger de oudste islamistische beweging, de Moslimbroederschap, te behandelen. We kunnen de evolutie in vier fases onderverdelen. In een eerste fase (1950-1981) verspreidde zich het revolutionaire islamisme over de Arabische wereld. Tijdens de tweede fase, tot de tweede Golfoorlog in 1991, kent het islamisme een implosie. De derde periode loopt tot 9/11, een periode waarin het islamisme in volle transitie is. Tenslotte identificeert Zemni een vierde periode, vanaf 9/11 tot heden waarin de karakteristieken die reeds in het islamisme aanwezig waren, worden verscherpt (Zemni, 2006, 75). In de jaren zeventig kende het islamisme een enorme verspreiding, te danken aan een grote demografische groei, naast culturele en politieke veranderingen in de regio (Zemni, 2001, 221). De toenemende bevolkingsdruk, gecombineerd met falende economische en sociale voorzieningen vormden een goede voedingsbodem voor het islamisme in de jaren tachtig. Daarnaast bleek het nationalisme haar beloftes niet te kunnen waarmaken. Vele jongeren slaagden er niet in op de sociale ladder op te klimmen en het islamisme bood een oppositioneel discours. Anderzijds gingen nationalistische elites allianties met de islamisten aan tegen linkse revolutionairen. Hierin zit een duidelijke contradictie gezien zowel de verarmde massa als de elite de idealen van het islamisme aanhangen. De onkunde om deze twee groepen te verenigen heeft geleid tot de implosie van het islamisme aan het begin van de jaren negentig (Zemni, 2001, 227). Reeds in het decennium voordien ontstonden steeds meer verschillende islamistische groeperingen en bewegingen elk met hun eigen ideologie. Roy heeft het in die context over het mislukken van het islamisme. Men was er veelal niet in geslaagd een islamistische staat op te richten (met uitzonderingen als Iran en Saoudie-Arabië) en stond nu voor de keuze: ofwel trachtten groeperingen zich in te passen in de bestaande politiek van de staten ofwel evolueerden zij naar een meer conservatieve interpretatie van de islam
die
pleit
voor
een
universele
moslimgemeenschap,
wat
door
Roy
als
neofundamentalisme genoemd wordt. (Roy, 1994, 75-76 en Roy, 2006, 1).17 Zemni stelt dat sinds de jaren negentig zowel gewapende islamistische groeperingen als geweldloze tal van veranderingen ondergingen. Deze eersten werden steeds verder gemarginaliseerd door de repressie van de staat en de vijandige houding van de internationale gemeenschap ten aanzien van islamisten. Deze groepen hebben hun toevlucht genomen tot blind geweld. Geweldloze islamistische groeperingen opteren steeds vaker voor partijvorming en willen deelnemen aan 17
Roy stelt dat neofundamentalisten voornamelijk focussen op de implementatie van de sjarie’a (islamitische Heilige Wet) in tegenstelling tot islamisten die zich vooral richten op de politiek (Roy, 2006, 1).
19
een democratisch proces waarbinnen zij ijveren voor een samenleving die gebaseerd is op islamitische waarden (Zemni, 2006, 208-209). “De hoogdagen van het klassieke islamisme liggen al een hele tijd achter ons. De gewelddadige, geïnternationaliseerde jihad-militanten hebben geen impact op de ideologieën en de ideeën van de grote islamistische bewegingen zoals de Moslimbroederschap, de AKP in Turkije of de PJD in Marokko. Deze partijen en bewegingen herdefiniëren zich binnen de bestaande politieke ordes zonder langer te pleiten voor een revolutionaire omwenteling.” (Zemni, 2006, 209).
2. De moslimbroederschap
2.1. De ideologie Zoals reeds gezegd vormde de Moslimbroederschap de eerste georganiseerde uiting van het islamisme (Zemni, 2006, 66). De beweging ontstond in 1928 in Egypte onder impuls van Hassan al-Banna (1906-1949) (Waardenburg, 2008, 223). Al-Banna stelt dat de islam een totale ordening is die alle aspecten van het leven regelt (Zemni, 2006, 59). “God lies at the heart of everything, every act, every human intentionality, and every thing and every action is regulated by Islam.” (Maréchal, 2008, 205). Via prediking heeft iedere moslim de taak de leden
van de maatschappij op het rechte pad te brengen en de staat tot een islamitische staat om te vormen (Zemni, 2006, 59). Dit moet volgens al-Banna op een graduele manier gebeuren, te beginnen bij het individu zelf. Moslimbroeders herinneren moslims voortdurend aan hun gelovige identiteit (Maréchal, 2008, 207). Tenslotte vormde de herinvoering van het kalifaat een speerpunt in de centrale doelstellingen van al-Banna (Zemni, 2006, 59).18 Dit idee is vandaag niet langer een hoeksteen van de Broederschap, wel spreekt men nog steeds over de eenheid van alle moslims (Maréchal, 2008, 273). Evenwel erkennen moslimbroeders vandaag de realiteit van de natiestaten (Maréchal, 2008, 211). Daden en actie staan centraal in het islamistische credo en dit is niet anders voor de moslimbroeders. Al-Banna stelt dan ook “Geloof heeft geen zin als het niet vergezeld wordt door werk en inspanning. Er is geen voordeel in een doctrine die de drager ervan niet aanspoort het vruchtbaar te maken voor hem en er zich niet voor op te offeren.” (Zemni, 2006, 60). Maréchal
wijst er evenwel op dat de richtlijnen van de Broederschap eerder een bepaald ethos vormen dan wel een precieze doctrine voorstellen (Maréchal, 2008, 193). Een eerste dimensie van het ethos van de Broederschap betreft het erkennen van de primordialiteit van het islamitisch geloof. De betekenis van het eigen leven hangt samen met diens oriëntatie naar God. Alle acties en gedachten van een gelovige dienen in overeenkomst te zijn met de goddelijke 18
Het ‘geestelijk’ kalifaat werd in 1924 formeel afgeschaft door Mustafa Kemal Pasa (1881-1938) (Waardenburg, 213).
20
voorschriften (Maréchal, 2008, 193). Hassan al-Banna ontwikkelde een twintigtal principes opdat een moslimbroeder het geloof en de geest van de boodschap beter zou begrijpen. Het eerste principe werd reeds eerder aangehaald en behandelt de globaliteit van de boodschap van islam, shumuliyya (Maréchal, 2008, 194). Een tweede aspect betreffende het ethos van de Broederschap is de organisatie en training die nodig is voor de overdracht van de boodschap. Een moslimbroeder moet betrokken zijn in de gemeenschap naast zijn persoonlijke betrokkenheid met God (Maréchal, 2008, 196). Tenslotte is een derde aspect gebaseerd op de idee dat men telkens opnieuw bewuste inspanningen moet leveren en het goede voorbeeld moet geven (Maréchal, 2008, 199). Wanneer we verder de ideologische kenmerken van de Broederschap op het vlak van moraliteit en het sociale leven bekijken, stellen we vast dat thema’s als ‘goed’ gedrag en de rol van de familie cruciaal zijn. Volgens de Broederschap mogen vrouwen pas actief deelnemen aan de samenleving wanneer zij hun taken binnen de familie hebben volbracht. Een scheiding tussen de geslachten is aldus evident maar er bestaan verschillen in de graad van applicatie en de flexibiliteit naargelang de locatie (Maréchal, 2008; 226). Verder is de zakat geen prioriteit binnen de Moslimbroederschap en bestaat er geen speciaal mechanisme om fondsen in te zamelen (Maréchal, 2008, 233).19 Met betrekking tot het thema van jihad onderscheidt de Broederschap verschillende invullingen van het concept. Letterlijk vertaald betekent jihad ‘streven naar een bepaald doel’ (De Vuyst, 2009, 20). Maar het woord kreeg alleen al in de koran diverse betekenissen toegewezen (Wagtendonk, 2008, 90-91). Ook binnen het discours van de Broederschap kan men drie verschillende registers omtrent het thema van de jihad onderscheiden. Men kan het in verband brengen met de inspanningen die een Broeder levert op het gebied van prediking. Alsook met de inspanningen die men levert als individu, de strijd tegen diens eigen slechte gewoonten. Tenslotte wordt jihad ook in verband gebracht met de strijd voor sociaal welzijn (Maréchal, 2008, 219-223). Maréchal merkt vervolgens op dat de moslims die strijden tegen verdrukking ook in een kader van jihad kunnen begrepen worden, waarbij het gaat om een defensieve strijd (Maréchal, 2008, 224). De politieke projecten van de Broederschap zijn vandaag afgezwakt. Zij promoten zichzelf nog steeds met de klassieke slogan ‘islam is het antwoord’ waar een reformistische gedachte achter schuilt, maar zij bevinden zich tegelijkertijd binnen de bestaande politieke ordes en hebben hun pleidooien voor een revolutionaire omwenteling achter zich gelaten (Maréchal, 2008, 265-283).
19
De zakat wordt in het Nederlands vertaald als ‘armenbelasting’ maar heeft in de koran niet de betekenis van belasting. Eens in Medina aangekomen voert de Profeet deze rituele plicht in ten behoeve van acht categorieën personen. Vandaag komt de zakat niet meer algemeen voor, maar in vele moslimlanden is het nog steeds de gewoonte om aalmoezen uit te delen. De zakat is één van de vijf zuilen’ van de islam, de vijf plichten die iedere moslim dient na de komen (De Vuyst, 2009, 19).
21
Op deze manier hebben we de ideologie van de Broederschap, of de ideeën die tot actie leiden, zoals Maréchal het stelt, beschreven. Enerzijds heeft de Moslimbroederschap steeds benadrukt dat zij deel uitmaakt van de soennitische traditie.20 De beweging pleit voor een herwaardering van de bronnen van de islam, een terugkeer naar de essentie, de koran en het voorbeeldige karakter van de Profeet (Maréchal, 2008, 20). Zij tonen respect voor de onveranderlijkheid van de teksten waarbij zij de nadruk leggen op de praktijken van de eerste drie generaties moslims en de belangrijkste islamitische godgeleerden (Maréchal, 2008, 21). Anderzijds stellen de moslimbroeders een volledige sociale hervorming voor daar islam een allesomvattende manier van leven betekent (Maréchal, 2008, 21).
2.2. De historische evolutie Vervolgens staan we stil bij de historische evolutie van de Broederschap. De Egyptische Moslimbroederschap ontstond in een specifieke context waarin het anti-imperialisme en antikolonialisme steeds meer op de voorgrond traden. De beweging stelde een hervorming van de samenleving voorop, gebaseerd op de eigen erfenis van de streek. Na de Tweede Wereldoorlog onderging de filosofie van Hassan al-Banna enkele veranderingen waarbij de Broederschap niet langer ageerde tegen de kolonisatie en de kenmerken van de klassieke, seculiere natiestaat, maar focuste zij op de reconstructie van een moslimidentiteit tegen de toenmalige Arabische regimes. Solidariteit en gelijkheid werden belangrijker en sociale rechtvaardigheid werd een centraal thema (Maréchal, 2008, 30). Tijdens de jaren zeventig en tachtig kent de Moslimbroederschap een grote expansie en verspreidt haar ideologie zich over de hele soennitische Arabische wereld (Maréchal, 2008, 38). Vervolgens ondergingen bijna 20
Van de anderhalf miljard moslimgelovigen vormen de soennieten met een miljard aanhangers de grootste groep. Soennieten behoren tot de ahlus Sunnah wal-Jamaa’ of de mensen van de traditie en de gemeenschap. Centraal stellen zij de traditie en volgen de levensvoorschriften van de Profeet en diens gezellen zo strikt mogelijk op (De Vuyst, 2009, 21). Anders dan de sjiieten geloven zij dat de opvolger van de Profeet, de kalief, geen rechtstreekse afstammeling hoeft te zijn van Mohammed (De Bruijn, 2008, 124-126). De soennitische gemeenschap verschilt inzake juridische standpunten en sluit zich aan bij diverse rechtsscholen (madzhab) (De Vuyst, 2009, 21). Deze rechtsscholen erkennen ieder een eigen corpus van verzamelde teksten die als uitgangspunt dienen bij de rechtspraak (Ochsenwald en Nettelton Fisher, 2004, 85-87). De sjiieten vormen de tweede grootste groep moslims met volgens de statistieken van adherents.com ongeveer 120.000.000 aanhangers. De term sjiieten werd afgeleid van sji’a-t-Ali, letterlijk ‘partij van Ali’. Sjiieten geloven dat de imam naast religieuze autoriteit ook politieke autoriteit bezit en dat de opvolgers van de Profeet diens afstammelingen dienen te zijn. Zij erkennen dan ook de eerste drie kaliefen, Abu Bakr, Umar en Uthman niet, maar menen dat de rechtmatige eerste kalief Mohammeds neef en schoonzoon Ali was (De Vuyst, 2009, 22-23). De sjiieten staan het dichtst bij de soenna, of de traditie van de Profeet en hechten ook bijzonder veel belang aan Korankennis (Ochsenwald en Nettleton Fisher, 2004, 90-94). De sjiieten splitsten zich formeel van de soennieten af toen ‘Ali en later ook diens zoon Hussein de martelaarsdood stierven (De Vuyst, 2009, 23). Soenna is een algemeen erkende norm bevestigd door de Profeet en door de vrome moslims uit vroegere tijden. De soenna omvat alle woorden en daden van de Profeet inclusief diens momenten van stilzwijgen (De Vuyst, 2009, 25).
22
alle nationale takken van de beweging gedurende de jaren negentig een aantal hervormingen (Maréchal, 2008, 50). Sommige takken zijn ondergronds actief, andere behoren tot de nationale oppositie terwijl nog andere deel uitmaken van de legale politiek. Men had ingezien dat staatsgrepen weinig resultaat opleverden en ook vanuit de beweging zelf kwam er kritiek op de logica van geweld.21 Door de band genomen respecteerden de verschillende nationale takken van de Broederschap de bestaande politieke ordes (Maréchal, 2008, 50). Dat de nationale takken geen homogene beweging vormen, werd onder andere duidelijk door de verdeelde reactie ten aanzien van de Iraakse inval in Koeweit in 1991.22 Evenwel schaart iedere nationale tak zich achter de Palestijnse kwestie (Maréchal, 2008, 51). Sinds 2000 namen de reflecties over de relatie met de staat, de samenleving, democratisering en pluralisme nog meer toe. Maréchal stelt de Broederschap in de wereld enerzijds ‘onzichtbaar’ werd, ze haalt nergens de absolute meerderheid maar geniet wel politieke stabiliteit, anderzijds wordt zij door het westen nog niet helemaal als een geloofwaardige partner beschouwd (Maréchal, 2008, 53-54). Deze wat vreemde positie heeft de Broederschap aan de ene kant te danken aan het feit dat zij mee structuur geeft aan de nationale politieke scènes maar dat het enthousiasme van de beweging ten aanzien van een meer universeel politiek project is getemperd, aan de andere kant kan de Broederschap zich in een post 9/11 tijdperk en in een context van ‘Oorlog tegen Terreur’ profileren als een meer betrouwbare gesprekspartner dan andere islamistische organisaties (Maréchal, 2008, 54-55).
2.3. De invloedrijke denkers Alvorens wij nader ingaan op de Jordaanse Moslimbroederschap, willen wij hier kort de twee meest invloedrijke denkers van de Broederschap bespreken, namelijk de stichter van de organisatie Hassan al-Banna en de misschien zelfs nog bekendere Sayyid Qutb (1906-1965).
Hassan al-Banna leefde aanvankelijk in een dorpje nabij Alexandrië waar zijn familie een zekere sociale status genoot. Toen de familie in 1924 naar de grootstad Caïro verhuisde, werd zij gedwongen in economische armoede te leven. Deze ervaring bleek cruciaal voor alBanna’s denken over het islamisme (Zemni, 2006, 59). Zijn belangrijkste werken betreffen de
21
De Egyptische jijhad-organisatie vermoordde president Sadat op 6 oktober 1981. Dit gebeurde tijdens de jaarlijkse militaire parade ter herdenking van de 1973-oorlog. Maar de organisatie bleek niet in staat Caïro onder controle te krijgen noch om een populaire revolte te ontkenen (Zemni, 2006, 100). De jihad-organisatie stond onder leiding van Abdelssalam Farag, een militant die vond dat de staat door middel van een militaire confrontatie omvergeworpen moest worden. De jihad-organisatie was één van de verschillende islamistische, losse kernen van sympathisanten die geloofden in een gewapende strijd (Zemni, 2006, 93-100). 22 De steun van sommige organisaties van de Broederschap bracht de relaties met Koeweit en SaoediArabië, de belangrijkste financierders van de Broederschap in gevaar (Maréchal, 2008, 51).
23
autobiografie Mudhakkirat al- da‘wa wa al-da’iya (Herinneringen van prediking en een prediker) en de Maju’at al-rasa’il (Een verzameling van brieven) waarin hij de fundamentele principes van de beweging neerschrijft. Zij omvatten de doelstellingen van de Broederschap, het programma en het credo (Maréchal, 2008, 89-90). “Qutb was de ideoloog die het vacuüm na de dood van al-Banna opvulde” (Zemni, 2006, 79). Hij kwam uit een klein provinciaal dorpje en genoot een opleiding aan de staatsschool; omdat hij een goed student bleek, ging hij verder studeren in Caïro. Na de Tweede Wereldoorlog begon hij te schrijven over de sociale problemen in de Egyptische staat, over politiek en nationalisme. Drie jaar later zal hij instemmen met een vrijwillige ballingschap naar de Verenigde Staten, waar hij in opdracht van de regering het Amerikaanse onderwijssysteem zou onderzoeken (Zemni, 2006, 79-80). Deze Amerikaanse ervaring bleek een kentering voor de jongeman waarna hij zich tegen de westerse decadentie afzette en in 1951 lid van de Broederschap werd. Als geen ander kwam hij op voor de sociaal zwakkeren in de samenleving en sociale thema’s kwamen binnen de beweging steeds vaker op het voorplan. In 1954 werd Qutb gevangengenomen. Hij verbleef gedurende drie jaar in de gevangenis waar hij zijn meest gekende werk Ma’alim fi al-Tariq (Mijlpalen op de weg) met de grondslagen van het revolutionair islamisme neerschrijft (Zemni, 2006, 81-82). In dit werk stelt Qutb dat de wereld bestaat uit jaliliyya-maatschappijen.23 De ware islamitische maatschappij moet verwezenlijkt worden waarin men zich vrijwillig aan de islam onderwerpt en de jahiliyya verwerpt en waarin de sjarie’a heerst (Zemni, 2006, 82-83). Centraal in de uitvoering staat het islamitisch bewustzijn dat de uitkomst is van de ‘grote jihad’ of de innerlijke strijd van individuen. Tenslotte merken wij op dat Qutb islam synoniem stelt aan een ‘islamitisch systeem’ of de maatschappij en het niet heeft over de ‘islamitische staat’ (Zemni, 2006, 85).
3. De Jordaanse Moslimbroederschap Vervolgens zullen wij de Jordaanse tak van de Moslimbroederschap bespreken. Waarbij wij haar wordingsproces, haar sociale basis, haar structuur en haar pragmatische karakter behandelen.
3.1. De ontstaansgeschiedenis
De Jordaanse Moslimbroederschap werd in 1945, één jaar voor de onafhankelijkheid van het land, opgericht en het hele ontstaansproces zal ongeveer twaalf jaar tijd in beslag nemen waarbij het proces in drie fases verloopt. Gedurende de eerste fase van 1945 tot 1948 sticht de 23
“Jahiliyya betekent niet langer pre-islamitische onwetendheid maar houdt nu de usurpatie van Gods wil in” (Zemni, 2006, 82).
24
rijke koopman Abu Qurah de Jordaanse Broederschap met de hulp van de Egyptische Broederschap. Hij vormt een losse coalitie van koopmannen die de strijd in Palestina steunen. De principes van de Jordaanse tak weerspiegelen deze van de Egyptische Broederschap al gaat het om een minder lijvige agenda. “…to work towards a new generation which understands Islam in the right and virtuous way, to spread the supporting Islamic rule based on the revival of the Arab lands, to encourage the study of true Islam amongst youth and students, to contribute to development of a new Arab culture (based on Islamic principles) and to defend Islamic ideology.” (Boubly, 1999, 45).24 De Jordaanse Broederschap
ontwikkelde een reformistische ideologie maar combineerde deze met pragmatiek waardoor het een symbiotische relatie aanging met de monarchie. Dit was interessant voor de koning omdat hij op deze manier de ontwikkeling van de Broederschap in een meer actieve oppositie kon afblokken en een loyale achterban tegenover het opkomende nationalisme creëren. De Broederschap van zijn kant was niet opzoek naar confrontatie met het monarchistische regime en kreeg de zege van de koning om actief te zijn in de Jordaanse samenleving, weliswaar enkel als een zuiver religieuze organisatie. “He asked the delegate of the Brethren to convey his greetings to the Muslim Brethren in the hope that the movement would have no aim but utter devotion to God, to His work, for His sake and for the benefit of the Muslim Brethren.” (Boubly, 1999, 46).25
De tweede fase betekende een belangrijk keerpunt in de ontstaansgeschiedenis van de Jordaanse Broederschap.26 De beweging kwam steeds meer onder het leiderschap van een professionele klasse, maar belangrijker was de oorlog van 1948 en de annexatie van de Westelijke Jordaanoever. Wij bespraken in deze thesis reeds de grote impact die deze gebeurtenissen hebben gehad op de Jordaanse samenleving.27 Het politieke leven in Jordanië kreeg een impuls door de Palestijnse annexatie. In deze context werd ook het leiderschap van de Broederschap meer gepolitiseerd en werd het programma van de beweging verder uitgewerkt (Boubly, 1999, 38). In 1952 trad de voormalige secretaris-generaal, Muhammed ‘Abd al-Rahman Khalifa aan als nieuwe leider en hoewel de Broederschap evolueerde naar een politieke organisatie werd de symbiotische relatie met het regime nog steeds voorop gesteld (Boubly, 1999, 52-54). Het engagement van de Broederschap ten aanzien van de Palestijnse kwestie werd geplaatst in een breder kader van non-imperialisme en vormde op die manier geen bedreiging voor het koningshuis. Bovendien waren de Palestijnen veel meer tot panarabische organisaties aangetrokken en had de populariteit van de Broederschap bij de vluchtelingen veelal te maken met hun liefdadigheidswerk en niet met het politieke programma van de Broederschap (Boubly, 1999, 57). Vervolgens brak een derde fase aan 24
Geciteerd door Marion Boubly: (al-‘Ubaydi, 1991, 43). Geciteerd door Marion Boubly: (Husaini, 1955, 81). 26 De Palestijnse tak van de Broederschap vervoegd zich formeel bij de Jordaanse Broederschap na de oorlog van 1948, de facto werkten beide takken reeds van 1946 samen (Bar, 1998, 11-13). 27 Zo verdriedubbelde het bevolkingsaantal en was de nieuwe Palestijnse populatie geürbaniseerd en gepolitiseerd, tegenover de Jordaanse rurale-nomadische samenleving (Boubly, 1999, 50). 25
25
binnen de ontwikkeling van de Jordaanse Broederschap. Tijdens de politiek turbulente jaren 1954-1957 werd de ideologie van de beweging verder uitgepuurd en werd de Broederschap op politiek vlak steeds actiever. Wanneer Nasser op 26 oktober 1954 komaf maakt met de Moslimbroederschap bevindt de Jordaanse Broederschap zich in een precaire positie. Het leiderschap van de Broederschap bepleitte een beleid waarbij men door de steun aan het Hasjemitische koningshuis tegen Nasser trachtte te ageren (Boubly, 1999, 61). De repressieve actie van Nasser kwam er nadat eerder die dag een moslimbroeder ervan beschuldigd werd een aanslag te hebben willen plegen op Nasser (Zemni, 2006, 78).28 De Broederschap bleef trouw aan het koningshuis wat hen geen windeieren legde. Wanneer koning Hussein er in 1957 in slaagt de nationalistische staatsgreep te verijdelen en de staat van beleg wordt afgekondigd, is de Jordaanse Broederschap de enige legale politieke organisatie (Boubly, 1999, 65 en Kilani, 1993, 17-19). Boubly vat samen dat de politieke aspiraties van de beweging relatief beperkt blijven, de symbiotische relatie met het regime krijgt steeds de voorrang en de Broederschap is voornamelijk begaan met onderwijs en steun op het grassroot niveau (Boubly, 1999, 72). Bar stelt dat de leden van de Jordaanse Broederschap de etnische tweedeling in de Jordaanse maatschappij weerspiegelt (Bar, 1998, 7). Waarbij de leden met een Transjordaanse orgine voornamelijk uit rurale gebieden afkomstig zijn, terwijl diegenen met een
Palestijnse afkomst in een verstedelijkte omgeving wonen. Evenwel maakt de
meerderheid deel uit van de gegoede middenklasse bestaande uit handelslui, ambachtslui, onderwijzers en landeigenaren (Bar, 1998, 15).
3.2. De uitbouw van de sociale basis in de Jordaanse samenleving
Tot het politieke liberaliseringsproces in 1989 van start gaat, blijft de Broederschap op de politieke achtergrond en houdt zij zich voornamelijk bezig met de uitbouw van een bredere achterban en de organisatie van de Broederschap in de sociale basis van de Jordaanse samenleving (Boubly, 1999, 73). Kilani stelt dat de legitimatie van de beweging door de koning de Broederschap van bijzonder veel politieke mobiliteit en invloed voorziet waardoor zij in staat was een sterk monopolie uit te bouwen over verschillende instituties in het land (Kilani, 1993, 10-14). Boubly analyseert de rekruteringsmechanismen van de Broederschap en stelt dat de privéscholen van de beweging relatief weinig succesvol zijn. Zij bieden geen academische meerwaarde en de Broederschap zal zich dan ook focussen op het openbare onderwijssysteem (Boubly, 1999, 80-81). De jeugdclubs en jongerenorganisaties hadden dan
28
Deze aanslag is nog steeds een punt van discussie daar er aanwijzingen zouden zijn dat deze aanslag door Nasser zelf geënsceneerd zou zijn om de repressie van de Moslimbroederschap mogelijk te maken (Burgat, 1995, 40).
26
weer wel succes.29 De Broederschap kon echter het meest invloed verspreiden via publieke instituties. Het openbare onderwijssysteem werd reeds genoemd maar ook de moskee vormde een belangrijke rekruteringsplaats. Richards en Waterbury stellen dat “the school, like the mosque, has the advantage of being an institution within which it is very difficult for authorities to control political activities among people who congregate in a perfectly legal manner.” (Richards en
Waterbury, 1990, 131).Wij willen geenszins beweren dat de Jordaanse regering geen controle had over deze twee regimes maar halen hier enkel aan dat volgens Boubly de Broederschap via vermelde instituten het meeste succes op gebied van rekrutering boekte (Boubly, 1999, 83-90). Daarnaast betekende het succes en de activiteiten van de beweging op de campussen ook een groeiende prominentie in professionele organisaties via alumni (Boubly, 1999, 87). Tijdens de jaren tachtig zullen volgens Boubly nog drie andere dynamieken de uitbouw van de brede basis in de maatschappij versterken. Ten eerste is er de economische frustratie van de pasafgestudeerde jongeren die geen werk vinden, ten tweede kan de Broederschap profiteren van de tanende steun voor de PLO en de panarabisten. Ten derde zet de Iraanse revolutie een islamitische revival in gang (Boubly, 1999, 92-96). Deze strategieën en dynamieken helpen te begrijpen hoe het komt dat de islamisten er tijdens de parlementsverkiezingen van november 1989 in slaagde vierendertig van de tachtig te verdelen zetels te behalen (Bar, 1998, 41).30 “The existence of the Muslim Brotherhood’s wide support base clearly defies any single universal economic or political explanation of the movement’s appeal.”
(Boubly, 1999, 106). Niettegenstaande het politieke liberaliseringsproces en de grote electorale overwinning van de Broederschap lijkt sommige academische literatuur het stellen dat de Jordaanse moslimbroeders nog steeds door de regering en de koning worden bedwongen (onder andere Boubly, 1999, 137, Lynch, 6 juni 2008).
3.3. De structuur van de Broederschap en haar pragmatiek Verder in deze thesis zullen wij ingaan de manier waarop de relatie tussen beide actoren afgelopen twee decennia evolueerde en welke repercussies de relatie heeft op de interne 29
De scouts was reeds vanaf de jaren veertig actief. Zij organiseerden verschillende activiteiten als dagtochten, kampeeruitjes, schaaktoernooien en dergelijke meer. De nadruk lag tijdens deze bijeenkomsten niet op het religieuze onderricht. Vele van haar leden werden op latere leeftijd moslimbroeder (Bouby, 1999, 82-83). “Since I was little I used to go to the mosque and go on camping trips with the mosque, we recited the Quran together. I was an active member of the mosque. Muslim Brothers were examples to us. We went camping when I was seven with the children of the MB members. And at this camping was Khalid Mishal.” (Abuhiala, 20.04.2010). Khalid Mishal is de leider van Hamas en het Politieke Bureau van Hamas in Syrië (Abu Rumman, 2009, 8). 30 De Moslimbroederschap wint tweeëntwintig zetels waarbij nog eens twaalf zetels naar onafhankelijke islamisten gaan (Bar, 1998, 41).
27
dynamieken van de Moslimbroederschap, de onderzoeksfocus van deze verhandeling. Vooreerst willen wij de organisatorische structuur van de Jordaanse Broederschap bespreken en bekijken wij in welke domeinen de pragmatiek van de beweging de bovenhand haalt op haar ideologie. De structuur van de Broederschap in Jordanië is gelijkaardig aan deze in Egypte. Aan het hoofd staat de General Controller (al-muraqib al-‘amm) die de leiding heeft over de twee gewichtigste instituties: de Shura Raad (majlis al-shura), die tweeëndertig leden telt en het bestuurscomité. Het leiderschap en de vertegenwoordigers van alle districten nemen deel aan de Raad en tekenen de agenda van de beweging uit. De General Controller wordt vierjaarlijks verkozen door de Raad zoals ook de leden van de Raad iedere vier jaar verkozen worden door de leden van de beweging. Het bestuurscomité fungeert als een soort interne regering en is verantwoordelijk voor de administratie van de Broederschap. Het beleid van de Broederschap wordt dus op het niveau van de Raad opgesteld en dan geïmplementeerd door het bestuurscomité. Dit comité ziet toe op de uitvoering van het beleid door het regionale comité en afdelingen van de Broederschap in alle districten. In principe hebben deze regionale takken dus geen inspraak in het beleid zelf, al kunnen zij dat natuurlijk wel indirect beïnvloeden daar het deze regionale comités zijn die de leden van de Shura Raad verkiezen. Aan de organisatorische basis van de Broederschap staan de usrah of ‘families’. Zij bestaan uit een vijf à tiental leden, aan het hoofd van een usrah staat de naqib, de celleider die zijn opdrachten dan weer krijgt van de raqib, die een groepje families superviseert. Deze raqib is op zijn beurt verantwoording verschuldigd aan de regionale comités (Nachman, 2005, 188190). In 1992 richtte de Broederschap de politieke partij Islamic Action Front (IAF) op naar aanleiding van Wet Nummer 32 die bepaalt dat politieke groeperingen de toestemming moeten krijgen van de regering om een politieke partij vormen (Nachman, 2005, 193). De Broederschap wilde op deze manier haar status als religieuze organisatie bijstellen en haar invloed als politieke partij vergroten binnen het legale kader. Evenwel bestaan er geen administratieve of financiële linken tussen beide actoren en claimt het IAF dat het feit dat haar leden meestal ook lid van de Broederschap zijn, de enige link is (Kilani, 1993, 17). In ieder geval wordt algemeen aangenomen dat het IAF de politieke arm van de Broederschap is en dat er dus wel een formele band tussen beide bestaat. Tenslotte merken wij op dat de mate waarin de Broederschap en het IAF zich pragmatisch opstellen geen vast gegeven is maar afhankelijk is van het onderwerp. Op het gebied van binnenlandse politiek is de Broederschap vrij flexibel en is het niet trouw aan één bepaald politiek model of een bepaalde procedure (El-Said, 1995, 8). “The MB has not only proven willing and able to make unlikely alliances, but has also displayed considerable sensitivity to public opinion and a readiness to change its policies accordingly.” (El-Said, 1995, 10). Op economisch
28
vlak stelt El-Said dat de Broederschap zich in haar uitspraken laat leiden door de ideologie van de beweging maar dat haar acties veeleer van pragmatiek getuigen (El-Said, 1995, 25-28). Ten aanzien van minderheden neemt de Broederschap op korte termijn dan wel een pragmatische houding aan, haar langetermijndoelstelling is de islamisering van de hele Jordaanse samenleving (El-Said, 1995, 36). Vooral inzake de positie en de rol van de vrouw in de maatschappij bleek de Broederschap inflexibel en haalde haar ideologie de bovenhand op de pragmatiek van de beweging. Dit geldt ook voor de positie die zij aanneemt ten aanzien van het Wadi Araba vredesverdrag tussen Jordanië en Israël, dat nog steeds verworpen wordt (El-Said, 1995, 29-31 en 18- 26).31
Aldus hebben wij in dit hoofdstuk het concept islamisme verhelderd en het ontstaan van de Moslimbroederschap geschetst, eerst meer algemeen alvorens in te gaan op de Jordaanse Broederschap. Het was onze bedoeling hier een historisch overzicht uit te tekenen om verder in deze verhandeling de interactie tussen de interne bewegingen van de Broederschap en haar relatie met de regering en het koningshuis te bestuderen en een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag: zijn de interne strubbelingen tussen de Doves en de Hawks het resultaat van centrale breuklijnen of zijn zij het gevolg van het management van het islamitisch activisme.
31
Zie onder ook citaten uit interviews die dit bevestigen.
29
V.
ISLAMISME
EN
DE
MOSLIMBROEDERSCHAP
THEORETISCH
GEKADERD Alvorens over te gaan tot het eigenlijke onderzoek willen wij in de volgende paragrafen het fenomeen de Moslimbroederschap als een sociale beweging kaderen alsook het islamitisch activisme plaatsen binnen het theoretische raamwerk van social movement theory (SMT).
Zoals vermeld wordt de Moslimbroederschap beschouwd als een sociale beweging en zijn wij bij het uitlijnen van het onderzoek van deze thesis vertrokken vanuit de theoretische conceptualisering over sociale bewegingen. Wanneer we de verschillende definities over sociale bewegingen samenbrengen, kunnen we een aantal belangrijke kenmerken destilleren.32 Deze bewegingen vestigen de aandacht op collectieve uitdagingen, zij maken gebruik van sociale netwerken welke gemeenschappelijke doelstellingen delen, zij versterken het solidariteitsgevoel door bindstructuren tussen mensen op te zetten en zij smeden identiteiten om actie gaande te houden. Ze zijn belangrijk omdat ze alomtegenwoordig zijn (Snow, Soule en Kriesi, 2004, 3-6), ze vorm geven aan het dagelijkse leven en ze een bron vormen voor sociale veranderingen. Er bestaan diverse theoretische benaderingen gaande van reflecties over het collectieve gedrag tot flexibele theorieën. Omdat het ons te ver zou leiden en het buiten de doelstelling van dit onderzoek valt, zullen wij geen uitgebreide samenvatting geven van deze benaderingen wel willen wij hier aangeven waarom social movement theory een beter inzicht kan bieden in het islamitisch activisme. Daarenboven menen wij dat een categorisering, het opsplitsen in verschillende benaderingen niet altijd correct of nuttig is.33 Wiktorowiz formuleert dat heel wat theoretici over sociale bewegingen stellen dat formele sociale organisaties het belangrijkste mobilisatiemiddel zijn voor collectieve actie (Wiktorowicz, 2000, 220). Gamson onderstelt dat “formal, centralized, bureaucratic organizations are the most effective mechanism for realizing success for social movements because of a clear division of labor, efficient decision-making structures, and a high degree of
‘combat
readiness”
(Wiktorowicz,
2000,
220).
Volgens
Wiktorowicz
is
de
Moslimbroederschap één van de meest georganiseerde sociale bewegingen in Jordanië die heel wat formele organisaties uit de grond stampte zoals liefdadigheidsorganisaties en 32
Wij gebruikten onder meer de definities van Blumer in Crossley: “Social Movements can be viewed as collective enterprises to establish a new order of life. They have their inception in a condition of unrest and derive their motive power on the one hand from dissatisfaction with the current form of life, and on the other hand, from wishes and hopes for a new system of living. The career of a SM depicts the emergence of a new order.” (Crossley, 2002, 3) en de definitie door Tarrow: “Collective challenges, based on common purposes and social solidarities, in sustained interactions with elites, opponents and authorities. Movements are sustained, require solidarity and interact with others to secure their objectives.” (Tarrow, 1998, 2-3). 33 Verder in deze verhandeling zullen wij dieper ingaan op de uitdagingen en problemen die categoriseringen met zich kunnen meebrengen.
30
culturele verenigingen (Wiktorowicz, 2000, 219). Maar stelt de auteur, formele organisaties zijn niet het enige middel van een beweging om te mobiliseren. Wiktorowicz treedt hiermee Buechler bij, die eerder al formuleerde dat “…the formal organization cannot be assumed to be to the predominant or even the most common form of mobilizing collective action” waarbij hij meent
dat sociale bewegingen ook via informele netwerken hun doelstellingen trachten te bereiken (Buechler, 1993, 223-224). Dit is van groot belang volgens Wiktorowicz daar in het MiddenOosten
informele
netwerken,
zoals
bijvoorbeeld
de
cliënt-patroon
relatie,
een
onvervreemdbaar element vormen van de maatschappij (Wiktorowicz, 2000, 221). De Salafi beweging zou volgens hem een voorbeeld zijn van een beweging die gebruik maakt van informele netwerken in plaats van formele organisaties (Wiktorowicz, 2000, 222).34 Evenwel stellen wij dat de categorisering Moslimbroederschap en formele organisatie versus Salafi beweging – informele netwerken te kort door de bocht is. Ook de Jordaanse Moslimbroederschap maakt gebruik van informele netwerken, bijvoorbeeld bij het rekruteren van haar leden (Boubly, 1999, 75). Ook Bayat pleit voor een meer fluïde visie op sociale bewegingen waarbij men oog heeft voor de complexiteit van het hedendaagse islamisme. Sociale bewegingen zijn dynamische entiteiten, processen en geen monolithisch geheel (Bayat, 2005, 892-893).
In navolging van onder andere Wiktorowicz willen wij de Moslimbroederschap kaderen binnen social movement theory. Wiktorowicz stelt vast dat islamitische activisten gebruik maken van een modern repertoire van protest en collectieve actie, zo hangen zij spandoeken uit, tekenen petities, houden demonstratie en lopen mee in marsen (Wiktorowicz, 2004, 3).35 Daar de dynamieken, processen en de organisatie van het islamitisch activisme aldus niet specifiek islamitisch zijn maar eerder kenmerkend voor moderne collectieve actie en de gehanteerde mechanismen gelijkaardig zijn aan die van andere sociale bewegingen, is social movement theory een bruikbare lens (Wiktorowicz, 2004, 3). Daarnaast zijn islamitische activisten ingebed in een samenleving gericht op allianties en netwerken, een belangrijk studievoorwerp binnen theorieën over sociale bewegingen aangezien deze laatsten gedefinieerd worden als netwerken van interactie (Della Porta, 1999, 14). Meijer stelt dat “the
34
De term salafisme is afgeleid van het Arabische woord salaf wat ‘volgen of voorafgaan’ betekent en refereert naar de eerste groep volgelingen, gezellen van de Profeet. Het modern salafisme was aanvankelijk een hervormingsgeoriënteerde beweging uit de late negentiende begin twintigste eeuw, die gaandeweg conservatiever werd. Net als de wahabieten geloven de salafisten dat de Koran en de gewoonten van de Profeet (soenna en hadith) de hoogste autoriteit genieten en niet de latere commentaren van islamitische godsdienstgeleerden (De Vuyst, 2009, 24-25). 35 Dit repertoire van moderne collectieve actie omvat namelijk petities, demonstraties, boycots, bezettingen, sit-ins, verkeersblokkades en dergelijke (Della Porta en Diani, 1999, 168). Het ontstond volgens Tilly en Tarrow tijdens de Franse Revolutie en won steeds meer aan legitimiteit (Della Porta en Diani, 1999, 172).
31
introduction of social movement theory to the Middle East, and its application to the Islamist movement, undoubtedly represents a positive development in that it represents one of the most consistent attempts to devise a more neutral, objective set of theoretical tools to analyse the movement as a movement without focussing on Islam as the determinant factor. It thus avoids the pitfalls of stereotyping and essentializing that so often mars research in the Islamist movement.” (Meijer, 2005,
287). SMT focust op de manier waarop islamistische bewegingen ageren tegen autoritaire regimes maar heeft ook aandacht voor de democratiseringsprocessen in het Midden-Oosten, persoonlijke relaties en sociale netwerken worden meer centraal gesteld en islamistische bewegingen worden als rationele actoren beschouwd (Meijer, 2005, 288-289).36 Evenwel formuleert Meijer ook kritiek en identificeert hij een aantal tekorten van SMT. Ten eerste kan het leiden tot een vorm van functionalisme waarin men enkel nog aandacht heeft voor de ideeën die een directe invloed hebben op de sociale beweging. Alle andere ideologische constructies worden dan afgedaan als irrelevant. Ten tweede kijkt SMT nog onvoldoende naar wie rebelleert en vooral hoe. Ten derde laat SMT Midden-Oosterse sociale fenomenen als het patronagesysteem buiten beschouwing (Meijer, 2005, 289-291). Het mag dus duidelijk zijn dat SMT bijdraagt in de studie van islamitisch activisme en fenomenen als de Moslimbroederschap beter kan helpen begrijpen als rationele actoren met universele kenmerken van sociale bewegingen maar dat deze benadering evenwel niet zonder beperkingen is, waarbij men nog een aantal lacunes, die hierboven werden geformuleerd kan identificeren die men indachtig moet houden.
36
Zie ook Charles Kurzman in (Wiktorowicz, 2004, 295-298).
32
VI. CENTRALE BREUKLIJNEN IN DE JORDAANSE BROEDERSCHAP “I have heard and read a lot of accounts now of deep conflicts between hawks and doves over the nature of political participation, Jordanian-Palestinian tensions, class-issues, and the struggles of the organization to renew itself in the face of sustained regime pressure and challenges from the salafi flank.” (Lynch, 06.06.2008)
“Recently, however, internal schisms- traditionally underplayed and kept secret- have become more salient and public. The movement is wrought with generational, regional and ideological disagreements… Most significantly, the recent emergence of a powerful faction with close ties to Palestine’s Islamic Resistance Movement (Hamas) threatens to divide the movement.” (I. Gharaibeh,
11.08.2008)
“Jordan’s Muslim Brotherhood has always been divided ideologically between hawks and doves, a division that historically has benefited and strengthened the Muslim Brotherhood. The doves –mainly East Bankers—served as both the movement’s leaders and as a cushion that insulated the regime from the organization’s more radical base.” (Barari, 23.09.2008)
Deze fragmenten zin slechts een greep uit de vele hypotheses die er circuleren over de oorzaak van de interne strubbelingen binnen de Jordaanse Moslimbroederschap. Zoals vermeld in de inleiding wilden wij deze verklaringen toetsen aan de realiteit en achterhalen welke interne breuklijnen aan de basis liggen van de verdeeldheid binnen de beweging.
Vooreerst weerleggen wij het argument dat klassenverschillen een interne breuklijn binnen de Broederschap vormen. “The Muslim Brotherhood represents the middle class.” (Abu Rumman, 30.03.2010). Clark treedt deze stelling bij en redeneert dat islamitische sociale instituties gerund worden door de middenklasse en bestaan voor deze middenklasse waarbij de armen het onderspit moeten delven (Clark, 2004, 33).37 “While the Islamic Center Charity Society in Jordan loudly boasts of its efforts to alleviate poverty in Jordan, its most prominent “charity” activity is that of the Islamic Hospital- a relatively expensive hospital that is inaccessible to Jordan’s poor. … the mere fact that in Jordan the Islamic Hospital is commonly referred to as the “Criminal Hospital” – a reference to its high fees – is telling evidence of the negative side effects offering benefits can have.”
(Clark, 2004, 31-32).38 Aldus lijkt een interne klassenstrijd ons een weinig plausibele verklaring voor de verdeeldheid binnen de Broederschap. 37
Verder in deze thesis zullen wij ingaan op de manier waarop men het begrip klasse in een MiddenOosterse context moet begrijpen. 38 De Islamic Center Charity Society (ICCS) werd in 1963 opgericht en fungeert als koepelorganisatie voor de meeste sociale activiteiten van de Broederschap. De ICCS doet dienst als de liefdadigheidstak van de Broederschap (Wiktorowicz, 1999, 7). In 2006 werd de bestuursraad van de ICCS door de
33
Ook de idee dat er een generatiekloof zou bestaan tussen de twee kampen, lijkt ons weinig relevant. Ibrahim Gharaibeh stelt dat interne verkiezingen binnen de Broederschap in 1990 de beweging in twee groepen verdeelde. Enerzijds was er de gematigde oude garde, anderzijds waren er de radicale jongelingen. Deze laatsten wonnen dan wel de verkiezing maar de gematigde duiven behielden de macht over heel wat instituties van de Broederschap waarna een strijd om de financiën en de middelen van de beweging ontstond (I. Gharaibeh, 11.08.2008). “Généralement la génération avant 1989 était beaucoup plus modérée. L’autre camps était beaucoup plus rigoureux sur les points religieux.” (I. Gharaibeh, 08.04.2010). Vandaag is ook de vernoemde ‘jonge garde’ oud geworden en tijdens de andere interviews die wij deden, verwees men nooit naar eventuele generatieverschillen tussen de duiven en de haviken vandaag. Het lijkt een non-issue stelden wij vast en daarom is leeftijdsverschil ons geen gegronde basis om de interne strubbelingen vandaag te verklaren.
Meer ingewikkeld bleek het om correct te interpreteren wat verdeeldheid op basis van ideologie precies inhoudt. Enerzijds werd deze verklaring door leden van de Broederschap afgewezen daar alle Jordaanse moslimbroeders dezelfde gematigde ideologie delen die geweld afzweert en een graduele hervorming bepleit. “… there are no radicals in the movement, all are moderate. The MB is peaceful in its attempt to reform… the categorization ‘left/right wing’ is wrong because in our party nobody intents to overthrow violently the system” (Abu Bakr,
07.04.2010). Anderzijds kreeg het concept ideologie een ruime invulling die zowel religieuze standpunten als politieke opvattingen kan omvatten. Zo identificeerde Ibrahim Gharaibeh de radicalen als een groep met strikte religieuze opvatting. Voor anderen, zoals Zaki bin ‘Arshid betrof het ene uiterste van de as, een pro-regering groep die bereid is te allen tijde deel te nemen aan het politieke spel en betrof het andere eind van de as een meer kritisch kamp dat streeft naar reële politieke participatie (Bani Rsheid, 18.04.2010). Aldus bleef het onduidelijk op welke manier ideologie geïnterpreteerd moet worden en wat een meer radicaal standpunt precies inhoudt. Wij concluderen dat ideologie an sich geen bron van verdeeldheid is. Evenwel lijken er wel verschillen te bestaan tussen de duiven en de haviken in de mate waarin zij bepaalde zaken op de voorgrond schuiven.
Ook het evalueren van een etnische breuklijn als oorzaak voor de strubbelingen bleek niet eenvoudig, aangezien wij heel wat verschillende meningen hoorden. Ibrahim Gharaibeh stelt dat het ene kamp voornamelijk uit mensen met een Jordaanse origine bestaat en dat zij nationale issues het belangrijkste achten, hiertegenover staat dan het Palestijnse kamp dat
regering ontbonden toen het van fraude en corruptie werd beschuldigd. Een jaar later word de koepelorganisatie opgeheven waarbij de regering de controle over de verschillende activiteiten van de islamisten overnam (zie onder).
34
ijvert voor regionale issues (I. Gharaibeh, 08.04.2010). Volgens Abu Rumman is “The issue of the Palestinian versus the Transjordanian identity a priority within the Muslim Brotherhood.” (Abu
Rumman, 30.03.2010). Abuhiala meent dat de identiteitscrisis van de Broederschap de gemende identiteit van de Jordaanse samenleving weerspiegelt. Men is verward over wat een Palestijnse identiteit binnen de Jordaanse grenzen betekent (Abuhiala, 20.02.2010). Ook Hattar poneert dat “The hidden polarization that divides East Bank Jordanians from those of Palestinian origin has recently struck the Muslim Brotherhood in Jordan…” (Hattar, 17.09.2009).
Evenwel waarschuwt Bani Rsheid dat het gevaarlijk is voor de Jordaanse Broederschap haar Palestijnse basis de rug toe te keren (Bani Rsheid, 18.04.2010). Volgens Al-Omari dan weer zijn de hardliners van Jordaanse origine en niet van Palestijnse afkomst maar kan er toch geen sprake zijn van een echte splitsing langs een etnische breuklijn (Al-Omari, 04.04.2010). Ook Rheil Gharaibeh zet zich af tegen een etnische scheidingslijn (R. Gharaibeh, 19.04.2010). Uit dit alles mag duidelijk zijn dat de dubbele origine op zijn minst een gevoelig punt is. De grote diversiteit aan meningen over de rol van de etnische dimensie in de verdeeldheid tussen de moslimbroeders onderling toont volgens ons aan dat het om een beladen stelling gaat. Uit de hoeveelheid aan antwoorden, de frequentie waarmee deze hypothese in artikels wordt aangehaald en kennis over de etnische tweedeling in de Jordaanse samenleving in zijn geheel en de literatuur hierover, leiden wij af dat de etnische dimensie toch in zekere mate invloed heeft op de verdeeldheid binnen de beweging. Uiteraard gaat het hier niet om een zwart-wit plaatje maar tegelijk kunnen wij dit aspect van origine niet volledig buiten beschouwing laten. Nog een mogelijke verklaring voor de interne verdeeldheid in de Broederschap kregen wij van Masri. “I think the most true is the division over the relation with the state. I believe there is a part of the Muslim Brotherhood that believes that they can revive the special understanding between the Brotherhood and the regime and there is another part that no longer believes in a special relation.”
(Al-Masri, 21.04.2010). Volgens al-Masri is de hamvraag hoe de relatie van de Broederschap met de staat te definiëren.
Naast de vele opvattingen over de mogelijke oorzaak van de interne verdeeldheid, bleek het tevens even moeilijk de termen duiven en haviken duidelijk af te bakenen. Door de band genomen, worden de duiven geassocieerd met Jordaans, gematigd, pro-regering en antiHamas, met een nationale focus. De haviken daarentegen staan in het algemeen voor radicaal, Palestijns, anti-regering en pro-Hamas, met een regionale focus. Hoewel dit geenszins een sluitende definitie voor beide termen is, schept het op zijn minst een beeld van hoe de kampen worden gepercipieerd in de media.
35
De positie ten aanzien van Hamas is de meest actuele verklaring voor de interne strubbelingen. Zowel in de media als tijdens interviews komt de rol van Hamas vaak aan bod. Volgens de Egyptische Moslimbroederschap is de verdeeldheid in de Jordaanse tak te wijten aan onenigheid over de relatie van de Jordaanse Broederschap met Hamas (Global Moslim Brotherhood, 22.02.2010). Abu Ruman stelt dat de relatie met Hamas en het regime een ‘hot potato’ is (Abu Rumman, 30.03.2010). Ook volgens Tamimi leidt de vraag hoe zich te verhouden tot Hamas tot discussies binnen de Jordaanse Broederschap (Tamimi, 19.04.2010). Ibrahim Gharaibeh schrijft dat de opkomst van een factie binnen de Broederschap die sterke banden met Hamas onderhoudt de eenheid binnen de beweging bedreigt (I. Gharaibeh, 11.08.2008). Zijn broer Rheil Gharaibeh gaat akkoord wanneer men stelt dat de verhouding tot Hamas een gevoelige aangelegenheid is daar bijvoorbeeld in september 2009 nog enkele leiders van de Broederschap opstapten als protest tegen de groeiende affiliatie van sommige moslimbroeders met Hamas.39 Maar stelt Rheil Gharaibeh “Some people quit because they couldn’t agree on the procedures of dealing with Hamas. But there is no disagreement on supporting Hamas, it is only a matter of procedure.” (R. Gharaibeh, 19.04.2010).
Volgens ons omvat deze onenigheid over de verhouding tot Hamas verschillende dimensies. Zowel de etnische als regionale dimensie spelen hierin mee, maar ook de relatie tot de staat is een sleutelelement. Abu Rumman stelt dat de relatie tussen Jordanië en Hamas uiterst belangrijk is, niet alleen voor beide genoemde actoren maar ook voor de Jordaanse Moslimbroederschap (Abu Rumman, 2009, 2). Volgens hem heeft de ‘meanderende’ relatie, zoals hij die zelf noemt, tussen de Jordaanse staat en Hamas ook steeds repercussies gehad op de relatie tussen Hamas en de Jordaanse Moslimbroederschap (Abu Rumman, 2009, 4). Na de dood van koning Hussein in 1999 kwam zijn zoon Abdallah II op de troon. Uit angst voor een destabilisatie die mogelijks met deze troonswissel gepaard kon gaan, intensifieerde de veiligheidsbenadering
van
het
regime.
Op
deze
manier
kwam
het
dossier
‘Moslimbroederschap’ in de portefeuille van de veiligheidsdiensten en was het dossier niet langer een exclusief domein van de koning (Abu Rumman, 2007, 24). Hetzelfde gebeurde met het dossier ‘Hamas’ waarna de activiteiten van de Palestijnse verzetbeweging veel nauwlettender in het oog werden gehouden daar zij vanaf dan als een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid beschouwd worden (Abu Rumman, 2009, 13). Tegelijk groeide de onenigheid binnen de Jordaanse Moslimbroederschap over de invloed die Hamas genoot. Er ontstonden twee tegengestelde visies. Enerzijds waren er de ‘gematigden’ wiens prioriteiten bij lokale, Jordaanse zaken lagen, anderzijds was er Hamas en haar supporters die het Palestijnse verzet vooropstelden (Abu Rumman, 2009, 41). Ook Al-Masri wijst op de link
39
Zie ook (Barari, 23.09.2009) en (Cheterian, 05.2010).
36
tussen de relatie van Hamas en de staat en de relatie van de Moslimbroederschap en Hamas. Onder druk van Israël en Amerika verbreekt het Jordaanse regime haar banden met Hamas waardoor de Jordaanse Moslimbroederschap de aard van haar relatie met Hamas moet herdefiniëren en haar relatie met de staat dient te herformuleren (Al-Masri, 21.04.2010). Deze moeilijke evenwichtsoefening waarbij de Jordaanse Moslimbroederschap de balans moet vinden tussen haar loyaliteit aan de staat en haar steun aan de Palestijnse kwestie is niet nieuw. Zo bijvoorbeeld trad de Broederschap de PLO niet publiekelijk bij tijdens de burgeroorlog van 1970-1971 om de regering en de koning niet uit te dagen (Boubly, 1999, 95).
Het mag duidelijk zijn dat er geen eenduidig en klaar antwoord te vinden is op de vraag welke centrale breuklijnen verantwoordelijk zijn voor de verdeeldheid binnen de Broederschap. Aan de ene kant hoorden wij nogal ‘lege’ argumenten om de strubbelingen te verklaren. Zo zijn verschillen tussen mensen een natuurlijk gegeven, door God ingegeven (Abu Ghamineh, 05.04.2010), ook Abu Bakr stelt dat er altijd verschillen zijn tussen mensen (Abu Bakr, 07.04.2010). “… we are a big group so it is normal to have some issues. The organization has its own law to prevent disunity, except for personal ideas.” (al-Latif Arabiyyat, 22.04.2010). Aan de
andere kant geeft men zeer veel verschillende verklaringen. Wij menen dat er niet slechts één sluitend antwoord is en dat meerdere dimensies en een combinatie van verklaringen waarschijnlijk het dichtst bij de waarheid aanleunt. Wel sloten wij zoals hierboven vermeld componenten als leeftijd en klasse uit als relevante beïnvloedingsfactor. Tenslotte werd uit een aantal interviews ook duidelijk dat de splijtzwammen in de Broederschap en de interne verdeeldheid in de media vergroot en soms zelfs in de hand gewerkt worden door de media en de regering.40 Het is dit fenomeen dat de tweede component van onze onderzoeksvraag vormt. Verder in deze thesis willen wij dan ook onderzoeken op welke manier de regering een rol speelt in de verdeeldheid binnen de Broederschap. Op welke manier managet de Jordaanse staat de Moslimbroederschap en welke invloed heeft dit op de interne dynamieken van de beweging?
40
Hoewel vrijheid meningsuiting en persvrijheid in de Jordaanse grondwet werden opgenomen tracht het regime de pers en media zoveel mogelijk te depolitiseren. Dit gebeurt aan de hand van de Press and Publications Law uit 1998 dat zeer veel voorwaarden stelt aan pers waardoor deze politiek zeer gevoelige onderwerpen uit de weg gaat (Wiktorowicz, 1999, 618).
37
VII. MANAGEMENT VAN HET ISLAMITISCH ACTIVISME “... les Frères Musulmans sont devenue une force politique importante à la fois locale, à la fois régionale. Ça a commencé à inquiété le régime. Le régime a toujours joué les contradictions entre les forces qui étaient présentes. ” (Bani Rsheid, 18.04.2010)
“… à l’intérieur des Frères Musulmans il n’y a pas de radicalisme. C’est une vocabulaire journalistique employé injustement qui fait que les Frères souffrent de cela. C’est une manière pour sataniser des personnes publiques. (Who is responsible for this ?) C’est les medias, mais eux ils sont cooptés par le régime. ” (Bani Rsheid, 18.04.2010)
“ I believe the Government is playing a major role in these [internal] disagreements. Especially, they magnify the problems in the media, they make it a big deal.” (Abuhiala, 20.04.2010)
“I think the state is pushing for this inability of the Muslim Brotherhood. The state isn’t very smart, they created the monster of the MB against the nationalists but now they want to get rid of the MB. The state was a major player in weakening the Muslim Brotherhood. They portrayed the MB as a conservative monster that was going to interfere with the private life and they succeeded. (In who’s interest are these policies being made, who is the state serving?) The King is making the policies and all the decisions.” (Al-Masri, 21.04.2010)
In deze interviewfragmenten wordt de verklaring voor de interne strubbelingen in de Broederschap niet bij de beweging zelf gezocht maar wordt gesteld dat de verdeeldheid in de hand wordt gewerkt door de handelingen en de acties van de Jordaanse staat. In dit deel van de thesis zullen wij dan ook de manier bekijken waarop de Jordaanse staat met politiek en sociaal activisme omgaat. Vervolgens zullen wij evalueren of dit management inderdaad een voedingsbodem vormt voor de verdeeldheid binnen de Broederschap.
1. Het management van collectief activisme Zoals reeds vermeld, kreeg de Arabische wereld tijdens de jaren tachtig te maken met een economische crisis ten gevolge van de daling van de olieprijzen. Voor Jordanië betekende zulks dat haar rente uit het buitenland via remittances alsook de financiële steun uit de Golfstaten terugliepen. Het land kreeg aldus te kampen met inflatie en een hoge schuldenlast waardoor het de hulp van het IMF moest inroepen. In ruil voor de leningen die het IMF bereid was te verstrekken zou het land wel akkoord moeten gaan met een aantal hervormingen. Om deze reden ziet Brumberg het hervormingsproces in Jordanië als een ‘democratisch akkoord’
38
waarbij de politieke hervormingen slechts deel uitmaken van de overlevingsstrategie door de Jordaanse staat (zie boven). Dit betekent dat de staat eind de jaren tachtig op zoek ging naar manieren om het democratiseringsproces zoveel mogelijk van bovenaf te leiden en te coördineren zonder ooit werkelijk haar macht af te staan (Wiktorowizc, 2001, 13). “The process of political change was driven by the regime’s need to reassert control and foster stability.”
(Wiktorowicz, 2000, 48). De openlijke repressie van de jaren zeventig en tachtig is nu ingeruild voor management of the collective action waarbij de strakke regelgeving en bureaucratie grenzen stellen aan de activiteiten van sociale bewegingen. Draconische maatregelen hebben dus plaatsgemaakt voor een uitgebreide en efficiënte bureaucratie waardoor de activiteiten van Jordaanse sociale bewegingen gedepolitiseerd en passief blijven, steeds ter ondersteuning van de staat (Wiktorowicz, 2001, 14-16). “the advent of political liberalization in many countries in the Middle East does not inevitably entail a decline in social control. Instead, it signals a shift in the balance of social control mechanisms away from the use of force toward alternative measures.” (Wiktorowicz,
2000, 48).
1.1. Macht en discipline
Politieke macht vloeit voort uit een diversiteit aan controlemechanismen en strategieën. Sinds de politieke liberalisering oefent de Jordaanse staat haar macht niet meer via dwang en repressie uit maar maakt zij gebruik van moderne disciplinerende tactieken (Wiktorowicz, 2000, 48). Wiktorowicz verwijst hiervoor naar Foucault die stelt dat disciplinaire macht niet alleen voortvloeit uit het gebruik van dwangmaatregelen maar macht ook het resultaat is van het opdelen in surveilleerbare ruimtes die hierdoor gemakkelijk bestuurd kunnen worden (Wiktorowicz, 2000, 48). Drie instrumenten staan centraal in de uitoefening van deze disciplinaire macht met name het hiërarchische toezicht, de normaliserende sanctie en het examen (Foucault, 1989, 7). Disciplinaire macht vloeit voort uit de mogelijkheid van de staat om ruimte in te delen in kleinere eenheden, governable spaces, waarover zij toezicht kan houden en/of kan managen en waarbinnen zij de controle heeft over de activiteiten van al haar subjecten (Foucault, 1989, 196-207). Door de bevolking in kleine, bestuurbare groepen in te delen vergroot de staat haar capaciteit toezicht te houden. Het dicteren van de ruimte waarin individuen aanwezig kunnen zijn, op welke momenten zij dat kunnen en welke relaties zij daarbinnen kunnen hanteren, vergroot het vermogen van de staat sociale controle uit te voeren. Disciplinaire macht veronderstelt ordelijkheid en voorspelbaarheid want chaos laat moeilijk toezicht en overzicht toe. En dit is wat in Jordanië gebeurt. Disciplinaire macht vloeit in Jordanië voort uit het administratieve apparaat dat de staat ontwikkelde om de bevolking te kunnen managen. Via administratieve en bureaucratische mechanismen en regels observeert,
39
registreert en begeleidt de Jordaanse staat vandaag iedere vorm van sociaal activisme. Wiktorowicz herkent hierin vormen van ‘domestic colonization’ waarbij de staat iedere vorm van oncontroleerbare en niet- surveilleerbare ruimte wenst te elimineren, waarbij de bureaucratie net zoals in de koloniale periode gebruikt wordt om door te dringen tot het hart van de samenleving en de sociale controle te versterken (Wiktorowicz, 2001, 20). In Jordanië dient iedere groep of sociale beweging zich te laten registreren bij het bevoegde ministerie dat dan toezicht houdt over de activiteiten van de organisaties (Wiktorowicz, 2000, 49). Hoewel een uitgebreid administratief apparaat niets nieuws is in Jordanië, neemt het vandaag een veel prominentere plaats in het systeem van sociale controle (Wiktorowicz, 2000, 49). Door de ontwikkeling van een dergelijk uitgebreid netwerk van ministeries en andere bureaucratische mechanismen is de Jordaanse monarchie erin geslaagd ondanks de liberalisering van 1989 toch haar autoritaire macht te behouden, evenwel met een laagje van democratisch vernis.
1.2. De administratieve kooi “De uitoefening van de discipline veronderstelt een systeem dat de blik een dwingende kracht verleent: een apparaat waarin de observatietechnieken machtseffecten bewerkstelligen, en waarin omgekeerd de dwangmiddelen degenen op wie ze worden toegepast duidelijk zichtbaar maken.” (Foucault, 1989,
238) “De disciplinerende macht daarentegen is in haar uitoefening onzichtbaar en verplicht degenen die ze onderwerpt tot zichtbaarheid. In de discipline zijn het de onderworpen subjecten die gezien moeten worden. Door ze te belichten houdt de macht ze in haar greep.” (Foucault, 1989, 260)
Via een strakke regel- en wetgeving tracht het Jordaanse regime sociaal activisme zodanig te kaderen en van een administratief raamwerk te voorzien dat organisaties geen middel kunnen vormen om de staat of het beleid van de staat uit te dagen. Activisme dat zich buiten de door de staat afgebakende ruimte bevindt, wordt als gevaarlijk beschouwd en zoveel mogelijk verdrongen (Wiktorowicz, 2000, 49).
Wet 60 uit 1953 legt strikte maatregelen op in verband met openbare samenkomsten en moet informele samenscholingen en collectieve actie verhinderen. Iedereen die een samenkomst waarin men “politieke zaken” bespreekt, wil organiseren, moet hiervoor een toelating bezitten (Wiktorowicz, 2000, 50). Dat de terminologie “politieke zaken” erg ruim en vaag is, speelt in het voordeel van de staat die op deze manier in heel wat situaties beroep kan doen op deze wetgeving. Daarnaast zijn de voorwaarden om openbare samenkomsten te organiseren erg strikt gedefinieerd. Zo bijvoorbeeld moet iedere samenkomst minstens achtenveertig uur op
40
voorhand aan de autoriteiten gemeld worden, moet deze melding door een vijftigtal ‘welknown’ (mag men lezen als regeringsgezinde) individuen ondertekend worden en zo verder (Wiktorowicz, 2000, 50).41 Vervolgens worden ook niet-gouvernementele organisaties (ngo) en organisaties actief in de civiele maatschappij, aan strakke regelgeving onderworpen. Wet 33 uit 1966 met haar latere aanpassingen vormt de basis van het juridische raamwerk waarbinnen deze organisaties moeten navigeren. Om een organisatie te vormen moeten minimum zeven personen, met een minimum leeftijd van tweeëntwintig jaar een intern reglement neerschrijven die de doelstellingen en activiteiten van de organisatie stipuleert. Daarnaast moeten zij ook een lijst indienen met de namen, adressen, leeftijden en beroepen van de stichtende leden (Wiktorowicz, 2001, 26). Zij dienen deze aanvraag in bij het Ministerie van Sociale Ontwikkeling dat, eens het de organisatie heeft goedgekeurd, ook een leidraad opstelt voor toegestane activiteiten. De belangrijkste voorwaarde die Wet 33 aan organisaties stelt, is dat deze laatsten gedetailleerd al hun activiteiten moeten bijhouden en jaarlijks rapporteren. Deze rapporten moeten onder andere informatie over de financiën van de organisatie, haar inkomsten- en uitgavenpatroon verschaffen (Wiktorowicz, 2000, 52). Wet 32 uit 1992 verbiedt de sociale en civiele organisaties actief te zijn in de politieke sfeer. Naast deze formele en juridische beperkingen tracht de Jordaanse staat ook op informele wijze haar sociale controle te vergroten en het activisme te limiteren. Zo bijvoorbeeld moeten de leden en het leiderschap van sociale organisaties en ngo’s door de veiligheidsdiensten, mukhabaraat goedgekeurd worden, al is deze bepaling nergens officieel neergeschreven (Wiktorowicz, 2001, 33). Tenslotte implementeerde de staat ook enkele zelfdisciplinerende mechanismen zoals de General Union of Voluntary Societies (GUVS) die een overkoepelende, corporatistische organisatie is die een link moet vormen tussen de staat en de organisaties aan de basis en die samen met de staat alle liefdadigheidsactiviteiten in het koninkrijk moet reguleren en controleren (Wiktorowicz, 2000, 55). Op deze manier is de formele civiele maatschappij volledig onderhevig aan sociale controle en is de Jordaanse regering goed in staat het collectief activisme te beteugelen.
2. Het management van het islamitisch activisme 2.1. Het belang van de islam voor het koningshuis Zoals reeds vermeld ontleent het Hasjemitische koningshuis haar legitimiteit als heersers over het land deels aan haar relatie met de islam als afstammelingen van de Profeet, de Koeraisj stam en hun historische heerschappij over Mekka en Medina (zie boven). Het koningshuis 41
Voor een meer volledige opsomming van bepalingen in Wet 60 zie (Wiktorowicz, 2000, 50-51).
41
heeft dan ook baat bij een interpretatie van de islam die haar legitimiteit en macht bevestigt. Daarom is ook de controle over het islamitisch activisme van staatsbelang en zijn er autoritaire tendensen waar te nemen binnen de religieuze sfeer (Wiktorowicz, 2001, 45). De Jordaanse staat heeft de islamitische instituties ingelijfd in het staatsapparaat om zijn invloed en controle op het discours te vergroten zodat de interpretatie van islam de belangen van het koningshuis weerspiegelt (Wiktorowicz, 2001, 48). Dit gebruik van het geloof als fundament voor de legitimiteit is geen exclusief Jordaans gegeven maar kan men volgens Wiktorowicz bij ieder Midden-Oosters regime terugvinden (Wiktorowicz, 2001, 46). Vooral tijdens de dekolonisatie periode werd de islam een belangrijk mobilisatiemiddel in de zoektocht naar een eigen identiteit tegen de westerse mogendheden (Zemni, 2009, 163). Daarom hadden regimes er alle belang bij religieuze instituties en personen onder de controle van de staat te brengen en namen zij verschillende maatregelen hiertoe, zo bijvoorbeeld betaalt de Jordaanse staat de lonen van de religieuze beambten (Wiktorowicz, 2001, 47).
De moskee speelt een centrale rol in gemeenschappen waarbij zij verschillende functies aanneemt als een religieuze instelling maar ook als een sociaal, een cultureel en een politiek instituut (Wiktorowicz, 2001, 51). Deze centraliteit en multifunctionaliteit betekent echter dat de moskee niet enkel gebruikt wordt om aan de noden van haar gemeenschap tegemoet te komen, maar kan de instelling ook een potentieel instituut voor revolutionaire actie zijn (Wiktorowicz, 2001, 52). Om dit te vermijden is het belangrijk de moskeeën binnen het staatsapparaat op te nemen en in te lijven. Gaffney stelt dat er hierdoor geen vrije en onafhankelijke ruimte meer is binnen de Jordaanse moskeeën (Wiktorowicz, 2001, 53).42 Naast het inlijven van de moskeeën in het staatsbestel tracht de staat ook zoveel mogelijk greep te krijgen op de religieuze ambtenaren en andere religieuze instituten zoals de khutba of de vrijdagspreek. Zoals vermeld is het de Jordaanse staat die de lonen van de imams en predikers uitbetaalt, zij zijn ambtenaren en werknemers van de regering. “The khutba has recently been revitalized as a form of political communication, channelling ideology through religious speech and ritual.” (Wiktorowicz, 2001, 56). Aldus heeft Jordanië haar controle op de inhoud
van het sermoen trachten te verstevigen. Vaak bepaalt de staat het onderwerp van de preek en draagt hij zelf ‘evenwichtige denkers’ aan om de preek te geven (Wiktorowicz, 2001, 59).
42
Door het gebrek aan goed gekwalificeerde imams en predikers slagen de regimes er niet altijd in om oppositiefiguren uit de moskee te weren waardoor er aldus wel wat ruimte voor protest is (Wiktorowicz, 2001, 166). Dit toont aan dat de staatscontrole in Jordanië niet hegemonisch of volledig is (Wiktorowics, 2000, 44).
42
Naast deze formele controlemechanismen bestaat er ook een reeks informele regels of red lines.43 Dit zijn ongeschreven regels die het bestuur van het politieke systeem bepalen alsook de sociale interacties. Zij stellen grenzen aan het gedrag en de acties die door de regering getolereerd worden.44 Zodoende wordt het islamitisch activisme door de Jordaanse staat gemanipuleerd om de macht en de legitimiteit van het koningshuis te vrijwaren.
2.2. De symbiotische relatie tussen de Broederschap en de staat in vraag gesteld Volgens Wiktorowicz is het succes van de Moslimbroederschap in Jordanië te danken aan haar positieve relatie met het koningshuis. Hun speciale relatie stelt de Broederschap in staat om formele organisaties op te richten en geeft hen bewegingsruimte zolang de moslimbroeders hun activiteiten afstemmen op de beperkingen die de staat oplegt en het discours van de staat niet uitdagen Wiktorowicz, 1999, 13-14). Wiktorowicz erkent dat er doorheen de jaren ook spanningen ontstonden tussen de Broederschap en de monarchie maar dat ondanks de verschillen tussen beide actoren de Moslimbroederschap loyaal is gebleven aan het politieke systeem en het Hasjemitische regime (Wiktorowicz, 2001, 99). Zelfs de meer radicale leden van de Broederschap, de haviken, blijven loyaal aan het politieke systeem. Zij stellen eerder een tactiek van non-participatie voor, door bijvoorbeeld niet deel te nemen aan de nationale verkiezingen zoals in 1997, dan de macht van de koning werkelijk te willen uitdagen (Wiktorowicz, 1999, 13). Evenwel verdedigen wij in deze thesis de stelling dat de idee van een symbiotische relatie tussen beide actoren niet langer volledig van toepassing is. Historisch beschouwd, kan men inderdaad een positieve relatie tussen de Jordaanse staat en de Broederschap vaststellen, maar deze band lijkt vandaag minder intens. Tijdens het veldonderzoek hoorden wij verschillende malen dat de regering medeverantwoordelijk zou zijn voor de interne strubbelingen in de Broederschap (zie boven).
Zoals reeds werd vermeld in deze verhandeling trachtte het Jordaanse koningshuis het politieke liberaliseringsproces zoveel mogelijk van bovenaf te leiden en vorm te geven zodat het zo weinig mogelijk van zijn autoritaire macht moest afstaan. Aldus manipuleert het Jordaanse regime de democratische instellingen en processen die in het land mogelijk werden
43
Dit illustreert opnieuw de neopatrimoniale karakter van de politieke context in Jordanië, die gebaseerd is op inter-persoonlijke relaties en informaliteit. 44 Al-Qatarneh heeft het bijvoorbeeld over de red line die verbiedt dat een Jordaanse partij een Palestijnse focus of agenda zou hanteren. “It is a big no-no, you cannot cross this red line, to show that your hart is not in Jordan, you cannot say that you are a Jordanian party but you are basically for the Palestinians and you have another agenda that is not in the heart of the Jordanians.” (Al-Qatarneh, 15.04.2010).
43
na de liberalisering van 1989 en creëert het een façade democratie, zoals Edward-Milton dergelijke staten benoemt (Edward-Milton, 1993, 201). Dit werd ook in interviews bevestigd.
“… the ghost over the past is always hunting because the military rule is always in the mind of somebody. If you ask a man they would say: Why should I … politics, I have a family to feed. I have children to feed. I don’t want to be in prison.” (Ben Hussein, 03.04.2010)
“That’s why people are afraid when they hear civil society, because they perceive it as linked to the government.” (Masra’awy, 05.04.2010)
“The elections are just a game and people in the Middle East are aware that nothing will change and power will stay within the same families.” (Abuhiala, 20.04.2010)
“No but it is not a democracy in Jordan, it is authoritarian.” (Al-Masri, 21.04.2010)
3. Het management van de Jordaanse Moslimbroederschap In de volgende paragrafen willen wij de manier bekijken waarop de relatie tussen de Broederschap en de staat evolueerde en de wijze waarop deze manipulatie door de staat de interne dynamieken van de beweging beïnvloedt. Wij stellen dat de symbiotische relatie tussen de Moslimbroederschap en de Jordaanse staat in de jaren negentig, vlak na de liberalisering van het land, begon af te nemen daar het koningshuis nooit de oprechte bedoeling had zijn macht te delen. “In its new leadership role, the MB soon found itself in a far more confrontational relationship with the government and the regime than it had experienced prior to the political liberalization.” (Clarke, 2008, 148). “ I think the government has always been trying to stab us with every new law. And they have been trying to limit our activities for so many years.” (R. Gharaibeh, 19.04.2010). “They [the government] are still doing things to weaken the Muslim Brotherhood by these measurements.” (al-Latif Arabiyyat,
22.04.2010). Eén van deze maatregelen was het amenderen van de kieswet in 1993 zoals wij reeds vermeldden. Waar men voorheen evenveel kandidaten kon verkiezen als er zetels te verdelen waren in dat district mocht de kiezer door het aanpassen van de wet slechts één stem uitbrengen (Choucair, 2006, 7). Dit was bedoeld om de oppositie te verzwakken en reduceerde de invloed van het Islamic Action Front in het parlement dat terugzakte naar tweeëntwintig zetels (Wiktorowicz, 1999, 619).45 Evenwel reageerde de Moslimbroederschap 45
In 1989 haalde het islamistische blok nog tweeëndertig van de achtenzestig zetels (Wiktorowicz, 1999, 619).
44
erg mild op de verkiezingsnederlaag en verklaarde de toenmalige General Controller Mohammad Abdel Rahman Khalifa dat het verlies in het parlement waarschijnlijk te wijten was aan campagneblunders (Tal, 2005, 194). Door deze reductie van de islamistische invloed in het parlement slaagt de regering er één jaar later in het Wadi Araba vredesakkoord tussen Jordanië en Israël te laten ratificeren in het nieuwe parlement (Choucair, 2006, 7). De relatie tussen de Broederschap en de staat kwam hierdoor opnieuw onder druk te staan. “The tension was very much influenced by the Peace Treaty of Wadi Araba in 1994. Because the movement opposed and is still opposing the agreement between Jordan and Israel, because we don’t consider it right and it is not benefitting Jordan. (Abu Bakr, 07.04.2010).46 “The consequences of this pressure is that some activities were prohibited. They started a media campaign against the Muslim Brotherhood. They try to siege organizations which are close to the Muslim Brotherhood/ which support the Muslim Brotherhood. They create an institution to discredit the Muslim Brotherhood or to prevent their work.” (Abu Bakr, 07.04.2010). Zo bijvoorbeeld werden steeds meer
predikers door de overheid uit de moskeeën verbannen na het ondertekenen van het vredesverdrag. Waar voordien de predikers en imams door de regering werden aangemoedigd om Israël af te keuren mochten zij dit, eens het verdrag in de maak was, niet langer doen ondanks de grote oppositie tegen het vredesverdrag bij de bevolking en het grassroot level van de samenleving. Ook de Moslimbroederschap kreeg hiermee te maken. Zo bijvoorbeeld werd Abdul Munem Abu Zant, een lid van de Broederschap en een parlementariër voor het Islamic Action Front van 1989 tot 1993 in 1994 door de regering verboden nog in moskeeën te spreken. Abu Zant legde dit spreekverbod evenwel naast zich neer en veroordeelde het vredesverdrag van de regering tijdens één van zijn sermoenen. Hierop volgend werd hij door de Jordaanse politie aangepakt, wat steeds door de overheid werd ontkend, maar de Jordaanse burgers nemen aan dat Abu Zants versie de juiste is (Wiktorowicz, 2001, 61-62). Toen de pers naar aanleiding van het vredesverdrag steeds meer politiseerde en talrijke publicaties de beslissing van het regime om de relaties met Israël te ‘normaliseren’ veroordeelden, initieerde de regering in de daaropvolgende jaren de amendering van de wetgeving voor de pers. Dit resulteerde in een nieuwe Press and Publications Law in 1998 die, zoals wij reeds vermeldden, veelvoudige voorwaarden aan dag- en weekbladen stelt (Wiktorowicz, 1999, 615-618).
Toen de Moslimbroederschap in 1997 besloot geen deel te nemen aan de verkiezingen gezien deze volgens hen niet op een democratische wijze zouden verlopen, beschaamde deze boycot de staat die de schijn hoog wilde houden een democratisch land te zijn. Uiteindelijk slaagde de staat er niet in de Broederschap te overtuigen aan de verkiezingen deel te nemen maar nu 46
Zie ook interviews met Zaki Bani Rsheid, Rheil Garaibeh en Mohammed al-Masri.
45
men de balans meer dan tien jaar later kan opmaken, moet men vaststellen dat de Broederschap geen voordeel heeft kunnen halen uit het boycotten van de verkiezingen. Volgens Tal bewezen de moslimbroeders de regering in feite een dienst omdat nu duidelijk werd dat het regime de steun van de Broederschap niet onvoorwaardelijk nodig heeft en haar onderhandelingspositie tegenover de beweging werd aldus solider (Tal, 2005, 196-197).47
Bij de troonsbestijging van Abdallah II in 1999 kwam, zoals wij reeds vermeldden, het dossier ‘Moslimbroederschap’ in de portefeuille van de veiligheidsdiensten en was het dossier niet langer het exclusief domein van de koning (Abu Rumman, 2007, 24). Sinds het nieuwe millennium hebben heel wat verschuivingen in de regio plaats gevonden. Door de aanslagen van 9/11, de daaropvolgende represailles in Afghanistan en de oorlog in Irak die kadert in de oorlog tegen het terrorisme, is de dynamiek in de regio veranderd. In president Bushs State of the Union van 2002, één van de belangrijkste speeches van het jaar die de beleidsaccenten van de regering bevat, blijkt duidelijk hoezeer de wereld schijnbaar is veranderd. De speech insinueert een bipolaire wereld van ‘goeden’ en ‘slechten’ zonder grijze middenzone waarbij men kan vaststellen dat de vijand telkens met termen als uithongering, massavernietigingswapens, biowapens, nucleaire technologie, ondemocratisch, terroristen en dergelijke wordt geassocieerd. Amerika en in het bijzonder Amerikaanse soldaten staan in de speech dan weer voor moed, eer, beste, magnificent, sterkte, generositeit, helden etc. Het is een discours dat draait rond één as: with us or against us (Bush, 2002). Deze tweedeling heeft natuurlijk heel wat weerklank gevonden in het Midden-Oosten. Indien men houdt aan zijn geloof en in de eerste plaats een goede moslim wil zijn, is men dan wel een betrouwbare partner en omgekeerd? De Jordaanse regering betuigde onmiddellijk haar steun aan Amerika maar duwde de Broederschap hierdoor verder van zich af. Zowel Abu Rumman als Ibrahim Gharaibeh wijzen erop dat de druk die Amerika uitoefent op de Jordaanse regering de relatie van deze laatste met de Moslimbroederschap vertroebelt (Abu Rumman, 2009, 21-39 en I. Gharaibeh, 11.08.2008).
Aanvankelijk wist de Moslimbroederschap te profiteren van haar speciale relatie met de monarchie waardoor het haar aanwezigheid in de Jordaanse samenleving konden bestendigen door middel van formele islamitische ngo’s.48 Op deze manier kon de beweging haar sociale draagvlak in de maatschappij uitbouwen (Wiktorowicz, 1999, 7). Evenwel hebben voornoemde ontwikkelingen ervoor gezorgd dat de Jordaanse regering steeds meer 47
De Broederschap nam sindsdien opnieuw deel aan iedere verkiezing al bestaat hierover binnen de beweging discussie (Tal, 2005, 197). 48 Islamitische ngo’s worden door Wiktorowicz gedefinieerd als ngo’s die basisdiensten en goederen verlenen aan de maatschappij op een manier die in overeenstemming is met de Koran en de soenna (Wiktorowicz, 1999, 7).
46
maatregelen heeft genomen om dit sociale draagvlak en netwerk van de Broederschap in te perken. “The Government took measurements against the Muslim Brotherhood on the social level…” (Al-Qatarneh, 15.04.2010). De beweging bouwde scholen, culturele centra, jeugd- en gezondheidscentra en liefdadigheidsinstellingen die bedoeld waren de islamitische waarden uit te dragen. De meeste van deze activiteiten gebeurden onder de koepel van de Islamic Center Charity Society (ICCS) (Wiktorowicz, 1999, 7).49 Evenwel werd de financiële, politieke en sociale werking van de ICCS in de nieuwe context door de regering geviseerd in een poging de Jordaanse samenleving ‘veilig te stellen’ (Clarke, 2008, 162). “Fearing a growing terrorist element within the MB, the government seized the moment of popular discontent with the MB and struck at the MB’s most important tool, the ICCS.” (Clarke, 2008, 163). In juli 2006
publiceerde de regering een rapport waarin het de ICCS van corruptie beschuldigde. De regering zou bedenkingen hebben bij het financiële beheer, het in- en uitgavenpatroon van de ICCS. Hoewel de Moslimbroederschap reageerde en stelde dat het rapport vervalst was, werden vier bestuursleden in verdenking gesteld en werden zij vervangen in de bestuursraad van de ICCS (Clarke, 2006, 163). Evenwel nam de regering verdere maatregelen en besloot zij de ICCS over te nemen. De minister van Sociale Ontwikkeling stelde daarop een ad hoc bestuursraad aan. Uiteindelijk besloot men in 2007 de Society te sluiten en haar activiteiten werden aan de islamitische controle onttrokken. Islamistische studenten aan staatsuniversiteiten werden nauwlettend in het oog gehouden en professoren die ook lid van de Broederschap waren, werden ontslagen. Ook de administratie van de Zarqa University werd aan de moslimbroeders onttrokken (Abu Rumman, 2007, 76). Tevens werden de zakat comités geherstructureerd waarbij de Broederschap uit de nieuwe samenstelling van de comités werden geweerd. Verder nationaliseerde de regering de Protecting the Quran Society en de Dar al-Salheen door deze onder directe staatscontrole te plaatsen. Ook moskeeën werden geviseerd en de nieuwe Preaching en Counseling Law en een Anti-Terrorisme Wet stellen dat men juridisch verantwoordelijk is, en dus vervolgd kan worden, wanneer men predikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van het ministerie voor Religious Endowment (Abu Rumman, 2007, 76). Ook het Islamitisch Hospitaal werd beschuldigd van fraude en corruptie, waar bij een aantal prominente managers van het ziekenhuis hun bestuursfunctie verloren (Clark, 2004, 191). Abu Rumman concludeert dat het overheidsbeleid erop gericht is de ‘wortels van het sociale welzijnsnetwerk en de maatschappelijke sociale basis te rooien’ (Abu Rumman, 2007, 76).
49
De ICCS beheerde een netwerk van peutertuinen en scholen, het Islamic Community College in Zarqa en de Zarqa University. De ICCS runde het Islamitisch Hospitaal in Amman, naaiateliers, weeshuizen daarnaast verleende de Society studiebeurzen en bood zij financiële hulp aan armen (Clark, 2004, 82-86).
47
Al deze gebeurtenissen stelden de Broederschap bloot aan interne verscheurdheid (Clarke, 2008, 163). Zo bijvoorbeeld verklaarde de Moslimbroederschap in 2006, na het ontbinden van de bestuursraad van de ICCS, nog steeds loyaal te zijn aan de nationale principes, de grondwet, de nationale belangen en de koning. Evenwel namen achttien van de veertig leden van de Shura Raad hierop ontslag uit protest tegen deze officiële verklaring. Hoewel alle achttien uiteindelijk werden overgehaald hun functie terug op te nemen, is de gebeurtenis tekenend voor de interne strubbelingen die plaatsvinden binnen de Broederschap.
Naast deze formele maatregelen kwamen in interviews ook de meer indirecte middelen aan bod die de regering gebruikt tegen de islamistische beweging. Het belangrijkste middel dat ter beschikking staat van het regime is de media. Zoals wij al aanhaalden is de pers onderhevig aan een strakke regelgeving maar uit interviews blijkt ook dat de media vaak gecoöpteerd is door de regering. C’est les médias, mais eux ils sont cooptés par le régime. ” (Bani Rsheid, 18.04.2010). Especially, they magnify the problems in the media, they make it a big deal.” (Abuhiala, 20.04.2010).
Zoals wij aan het begin van dit hoofdstuk stelden, vloeit politieke macht voort uit een diversiteit aan controlemechanismen en strategieën (zie boven). Nadat wij eerst algemeen bestudeerden welke methodes ter beschikking van de Jordaanse staat staan, zowel informeel als formeel, hebben wij in deze thesis gekeken naar de mechanismen die de staat hanteert om de Moslimbroederschap in de hand te houden en te controleren. Uit verschillende interviews hadden wij namelijk begrepen dat de interne strubbelingen het resultaat zijn van inmenging door het Jordaanse regime (zie boven). Na analyse van de manier waarop de staat het sociaal, politiek en islamitisch activisme managet, besluiten wij dat de Broederschap niet buiten de controle van de staat valt omwille van een speciale, historische relatie. Ook de moslimbroeders zijn onderhevig aan de strakke staatscontrole en in het laatste decennium werden heel wat maatregelen getroffen die de sociale basis en het maatschappelijk netwerk van de Broederschap moeten verkleinen. Wij besluiten dat dit ingrijpen door de regering inderdaad haar repercussies heeft op de interne dynamieken van de beweging. Strubbelingen ontstaan waar men het niet eens is hoe men moet reageren op het overheidsbeleid.
48
VIII. CATEGORIEËN In dit hoofdstuk willen wij stilstaan bij enkele begrippen en categorieën die wij in deze thesis hanteerden, daar westerse concepten in een Midden-Oosterse context plaatsen soms aanpassingen veronderstelt en classificaties intrinsiek ook beperkingen en begrenzingen betekenen. Dit indachtig hebben wij zo nauwkeurig mogelijk een aantal termen en ordeningen gebruikt maar wensen wij hier toch concreet enkele opmerkingen en moeilijkheden te formuleren.
Eerst en vooral willen wij stilstaan bij ‘het regime’, misschien wel één van de meest beladen concepten in deze thesis. Het Van Dale woordenboek omschrijft het regime als een staatsbestel waarbij de term veelal een negatieve bijklank geniet (Van Dale, 2005, 2908). Desalniettemin wordt het erg vaak gebruikt in de academische literatuur wanneer men het over het Jordaanse bestuur heeft. Verder werd het ook in enkele interviews gebruikt door enkele respondenten hoewel wij deze beladen term zoveel mogelijk trachtten te vermijden.50 Toch gebruikten wij dit begrip ook in deze thesis, waar wij literatuur of interviews citeerden maar ook in eigen formuleringen. Daarom is een goed begrip van de term noodzakelijk. Het Jordaanse regime of staatsbestel is een monarchie, een typerende bestuursvorm voor het Midden-Oosten (Anderson, 2004, 103). Deze Midden-Oosterse monarchieën worden gekenmerkt door centralisme, personalisme en onderdrukkingsvermogen. Zij bouwen hun macht en legitimiteit uit op basis van banden met families en een transcendente God, daarom verleent het Jordaanse koningshuis, historisch gezien, liever bewegingsruimte aan tribale stammen en religieuze instituten als de Broederschap dan aan politieke partijen (Anderson, 2004, 107). In deze thesis hebben wij de term ‘regime’ gehanteerd om de macht die in de Jordaanse bestuursvorm van het koningshuis uitgaat te illustreren. Dit hoeft echter niet negatief te zijn. Anderson poneert dat de monarchie de dominantie bestuursvorm in het Midden-Oosten is waarbij zeer veel macht van haar uitgaat juist omdat koningshuizen er als geen ander in slagen bepaalde breuklijnen in een maatschappij, zoals bijvoorbeeld etnische diversiteit, weten te overstijgen (Anderson, 2004, 110). Zij meent dat monarchistische instituten in se flexibel en inclusief zijn, waardoor koningshuizen zo sterk kunnen staan (Anderson, 2004, 105). De monarchie is de meest aangepaste bestuursvorm aan de Midden-Oosterse context. Tenslotte willen wij opmerken dat, hoewel wij in deze thesis ‘regime’ als een zelfstandig begrip gebruikten naar analogie met de literatuur, een regime niet zomaar een autonome, verzelfstandigde entiteit is. Dit wil zeggen dat een regime ook moet gezien worden als de 50
Zie interviews met Abu Rumman, Ben Hussein, al-Omari, Bani Rsheid en al-Masri.
49
ruimte waarin verschillende actoren met elkaar in interactie treden en meerdere machtsrelaties een rol spelen. Wiktorowicz poneerde reeds dat de staatscontrole in Jordanië niet hegemonisch is (Wiktorowicz, 2000, 44). Evenmin heeft het Jordaanse koningshuis alle macht, maar zijn er machtcentra waarin meerdere actoren werkzaam zijn. Het koningshuis tracht niet zozeer alle beslissingen in het land te nemen, wel streeft zij naar een centrale rol in alle machtcentra, het wil betrokken zijn in iedere arena waar sociale actie wordt ondernomen en beslissingen worden genomen. Het paleis bekleedt een centrale positie in de nieuwe arena’s en netwerken die ontstonden sinds het liberaliseringsproces (Parker, 2004, 142).
“…elites embedded within diverse networked centers of power are structurally encouraged to make plays of the game that reflect an acceptance of monarchal centrality…” (Parker, 2004, 138). Het
Jordaanse koningshuis is aldus niet de enige structurele actor, wel speelt het in ieder beslissingsproces een centrale rol en neemt het in ieder netwerk een centrale plaats in.51 Door de strategische positie van het koningshuis in bepaalde netwerken en organisaties overbrugt het paleis de klassieke tweedeling tussen staat en samenleving (Parker, 2004, 142). In zijn relatie met de Moslimbroederschap doet het dit in feite ook. Het gaat niet om een zwart-wit tegenstelling waarin men de Broederschap historisch gezien volledig naast het paleis en de staat kan plaatsen en sinds 1994 tegenover de koning moet positioneren. Zoals wij reeds vermeldden is de positie van de Broederschap ten aanzien van een aantal onderwerpen tegengesteld aan deze van de regering, zoals bijvoorbeeld de relatie met Israël maar in andere gevallen primeert de pragmatische houding van de Broederschap (zie boven). In tegenstelling tot de sociaalconstructivist Alexander Wendt, die stelt dat normatieve structuren in de internationale ruimte vorm geven aan het gedrag van de actoren in deze ruimte, de theorie bekend als het structure-agent debate, vult Keukeleire dit debat anders in. Volgens deze laatste beïnvloeden zowel de structuren als de actoren elkaar. Aldus kunnen bestaande structuren niet alleen een beleid vorm geven, maar een bepaald beleid kan ook structuren beïnvloeden en zelfs veranderen (De Vuyst, 2009, 7-8). Dit betekent dat de staat, het paleis en de Moslimbroederschap als actoren samen mee vorm geven aan netwerken en zij niet eenvoudig opposanten zijn. In machtscentra en netwerken zijn verschillende actoren actief die elkaar wederzijds beïnvloeden en van elkaar afhankelijk zijn. De samenleving, in casu de Moslimbroederschap, en de staat zijn allebei geworteld in deze netwerken waarbinnen zij zowel kunnen samenwerken als elkaar kunnen tegenwerken.
51
De term structureel is gerelateerd aan concepten als structurele macht, dit wil zeggen de macht van een bepaalde actor om het spel en de regels van het spel, de structuren te bepalen. Structurele machthebbers kunnen de context voor andere actoren veranderen en zo naast hun identiteit hun acties en gedrag beïnvloeden (De Vuyst, 2009, 8).
50
Hoewel wij besloten dat een klassenverschil geen goede verklaringsbasis vormt voor de interne strubbelingen tussen de moslimbroeders, willen wij hier toch enkele opmerkingen maken over de invulling van het begrip ‘klasse’ in een Midden-Oosterse context. Clark wijst erop dat klasse, in tegenstelling tot de Marxiaanse definiëring die uitsluitend oog heeft voor economische factoren, als begrip in het Midden-Oosten bepaald wordt door economische en sociale factoren. Volgens haar zijn het de sociale factoren als afkomst en prestige die de accumulatie van economische factoren als rijkdom en land toestaan (Clark, 2004, 7). Bill en Springborg treden deze stelling bij wanneer zij poneren dat de sociale structuur in de Arabische wereld geconceptualiseerd moet worden als een complex web van horizontale (klasse) en verticale (verwantschap) stratificaties die gedefinieerd worden in termen van macht en positie (Clark, 2004, 7). De sociale positie in de maatschappij is dus van evenveel belang als iemands economische rijkdom. Op dezelfde manier wijst Clark erop dat de termen ‘gematigd’ en ‘radicaal’ in een Arabische politieke context anders gebruikt worden dan in de klassieke democratiseringsliteratuur die zich voornamelijk baseert op Europese en Amerikaanse ervaringen (Clark, 2006, 541). Gematigde islamisten kan men volgens haar definiëren als diegenen die bereid zijn mee in het democratische systeem te werken terwijl de radicale islamisten iedere politieke participatie verwerpen (Clark, 2006, 541).
Ofschoon wij de term islamisme in deze thesis reeds trachtten te verduidelijken, wijst Burke III erop dat sociale wetenschappers moeite hebben om islamisme te theoretiseren. Volgens hem is dit het gevolg van de manier waarop men tijdens de Verlichting religie conceptualiseerde en waardoor men eigenlijk het begrip verduisterde en religie steeds meer een soort black box werd in het westerse denken (Burke III, 1998, 503-505). Het is dus essentieel om religie als categorie beter te begrijpen. Vervolgens stonden wij stil bij de betekenis van een expliciet religieuze beweging of organisatie in een samenleving die grotendeels gelovig is. Wat betekent het bijvoorbeeld om een islamitische ngo te zijn in een maatschappij waarin de meerderheid van de mensen moslim is? Volgens Wiktorowicz is een islamitische ngo een ngo die basisdiensten en goederen verleent aan de maatschappij op een manier die in overeenstemming is met de Koran en de soenna (Wiktorowicz, 1999, 7). Maar ook een ‘gewone’ organisatie zal beïnvloed worden door de waarden en normen van haar dragers en haar begunstigden. In een maatschappij waarvan de bevolking grotendeels moslim is, betekent dit dat ook de ‘gewone’ organisaties door de islam worden beïnvloed.
Wij merkten reeds eerder in deze thesis op dat de klassieke tweedeling tussen informele netwerken en formele instituties niet altijd even nuttig of zelfs maar correct is. Het is volgens
51
ons onjuist de Salafi beweging in Jordanië als een informele beweging tegenover de Moslimbroederschap als een formele organisatie te plaatsen zoals Wiktorowicz doet (Wiktorowicz, 2000, 222). Ook de Broederschap maakt gebruik van informele netwerken om bijvoorbeeld leden te rekruteren (zie boven). Wij menen dat het belangrijk is de verbanden tussen een formele organisatie en een informeel netwerk te zien waarbij bewegingen gebruik maken van beide organisatievormen.
Tenslotte willen wij hier nog enkele opmerkingen plaatsen bij de termen haviken en duiven. Hoewel wij eerder in deze thesis vermeldden dat deze begrippen moeilijk af te bakenen zijn en er heel wat associaties mee worden gemaakt, zowel in de media als door onze respondenten willen wij hier wijzen op de herkomst van de begrippen. De terminologie werd tijdens de Vietnamoorlog veelvuldig gebruikt om iemands positie in het militaire conflict te bepalen. De duiven zijn voorzichtiger ten aanzien het gebruik van militair geweld dan de haviken (Kerremans, 2008, 132). Het valt op dat de Jordan Times, een Engelstalige krant in Jordanië, deze termen vaak gebruikt om de twee kampen binnen de Moslimbroederschap aan te duiden. Dat deze krant Amerikaanse sponsoring geniet kan hiermee gelinkt zijn daar lang niet alle media het over duiven en haviken hebben.
Zodoende hebben wij enkele opmerkingen geformuleerd over een aantal begrippen die wij in deze thesis gebruikten alsook de valkuilen blootgelegd die gepaard gaan met bepaalde classificaties. Hoewel ordening en conceptualisering belangrijk zijn in een wetenschappelijke studie, moet men er zich ook steeds van bewust zijn dat de westerse begrippen en categoriseringen niet altijd honderd procent aansluiten op een Arabische context.
52
IX. EINDCONCLUSIE De Jordaanse Moslimbroederschap kreeg de laatste jaren te maken met een interne crisis waarbij verschillende groeperingen binnen de beweging zich tegenover elkaar plaatsten. In deze thesis gingen wij dan ook op zoek naar de oorzaken van deze interne verdeeldheid en in dit besluit willen wij onze bevindingen op een rijtje zetten.
Aanvankelijk hadden wij voornamelijk aandacht voor de centrale breuklijnen die doorheen de Broederschap liepen om de strubbelingen tussen de leden te verklaren. Deze focus was het gevolg van de vele hypotheses die in de media circuleren over de interne verdeeldheid en het gebrek aan wetenschappelijke inzichten in dit onderwerp. Wij gebruikten hierbij de theorie over sociale bewegingen om het fenomeen Moslimbroederschap te kaderen en het ruimere islamitisch activisme te interpreteren. Gaandeweg breidden wij onze onderzoeksvraag uit en vulden wij deze aan met het theoretisch concept van Wiktorowicz: management van het collectief activisme. Hoewel in de literatuur de Broederschap steeds een symbiotische relatie met de staat en het koningshuis geniet, waardoor zij ruimte krijgt om te manoeuvreren en acties uit te voeren, bemerkten wij dat deze bewegingsruimte de laatste jaren steeds kleiner werd en dat de staat maatregelen nam om de sociale basis van de Broederschap te verkleinen. Zoals gesteld blijft de academische literatuur hierover beperkt en steunden wij daarom, naast de studies van Clarke en Abu Rumman, voornamelijk op de interviews die wij tijdens het veldwerk in Jordanië afnamen.
Na analyse besluiten wij dat enkele verklaringsbasissen die wij lazen, zoals een klassenverschil niet erg plausibel lijken, daar de moslimbroeders in Jordanië voornamelijk uit de middenklasse afkomstig zijn. Clark argumenteert dat de Broederschap een beweging voor en door de middenklasse is waarbij de activiteiten van de beweging ten koste van de echt behoeftigen gaan. Ook een generatieverschil is volgens ons geen relevante verklaringsbasis voor de interne verdeeldheid vandaag. Hoewel begin de jaren negentig deze hypothese mogelijks de discussies tussen de opeenvolgende leiderschappen uitlegt, constateren wij dat een leeftijdsverschil die interne verdeeldheid anno 2010 weinig verduidelijkt. Wij concluderen dat ook ideologie an sich geen splijtzwam is daar de moslimbroeders allemaal benadrukken dezelfde niet-gewelddadige en reformistische agenda aan te hangen. Wel bestaat er een verschil in de mate waarin de duiven en de haviken bepaalde zaken, zoals bijvoorbeeld de Palestijnse kwestie, op het voorplan willen schuiven. Stellingen over de regionale en etnische dimensie als bron van verdeeldheid lokten dan weer heel wat verschillende reacties uit. Hoewel wij een dubbele origine niet als dé oorzaak voor de interne strubbelingen willen benoemen, leiden wij uit de frequentie waarmee de hypothese wordt aangehaald, ongeacht
53
wat men ervan vindt, af dat men de etnische afkomst en de regionale verhouding op zijn minst niet buiten beschouwing kan laten. De meest actuele verklaring voor de verdeeldheid binnen de Broederschap is de verdeeldheid omtrent haar verhouding tot Hamas. Deze verdeeldheid wordt soms ingevuld als een onenigheid over hoe men zich in procedure en regels moet verhouden tot de Palestijnse beweging, maar ook als een meer fundamentele onenigheid waarbij de Jordaanse Moslimbroederschap en Hamas met elkaar in competitie treden daar beiden de Palestijnse belangen in Jordanië willen verdedigen. Wij stellen dat er niet slechts één factor als sluitende oorzaak kan gelden maar dat een combinatie van verschillende dimensies het best de interne verdeeldheid verklaren. Volgens ons omvat de ‘Hamas-these’ niet alleen een etnische en een regionale dimensie maar onderscheiden we in navolging van Abu Rumman de relatie met de staat als een derde dimensie. Abu Rumman poneert namelijk dat de relatie tussen Hamas en de Jordaanse staat niet alleen belangrijk is voor beide genoemde actoren maar dat deze relatie ook haar weerslag heeft op de relatie tussen de Jordaanse Moslimbroederschap en Hamas en de Broederschap en de staat. De Moslimbroederschap dient steeds een evenwicht te vinden tussen haar loyaliteit aan de staat en aan haar Palestijnse leden. Wanneer de Jordaanse regering zich tegen Hamas keerde, betekende dit voor de Broederschap een problematische uitdaging die tot vandaag niet is opgelost.
Op deze manier vormt de Hamas-these een brug naar het tweede aspect van ons onderzoek, met name de relatie tot de staat. Hoewel men in de academische en wetenschappelijke literatuur reeds aandacht heeft voor het deliberaliseringsproces van het Jordaanse regime na de politieke opening begin de jaren negentig bleef de Jordaanse Moslimbroederschap buiten deze onderzoeksfocus. In deze thesis hebben wij geanalyseerd op welke manier de Jordaanse staat haar politieke macht uitoefent en welke formele en informele controlemechanismen worden gebruikt om de controle te behouden over het politiek en sociaal activisme in het land. Daarna hebben we geëvalueerd op welke manier de Moslimbroederschap aan deze staatscontrole wordt onderworpen en bemerkten dat de beweging niet buiten het gezichtsveld van veiligheidsdiensten valt omwille van haar ‘positieve relatie’ met de regering en het koningshuis. Meer dan ooit misschien is de Broederschap onderworpen aan staatscontrole en tracht de staat maatregelen tegen zijn historische bondgenoot te nemen. En interne verdeeldheid ontstaat waar men het niet eens is over de manier waarop men op dit overheidsbeleid moet reageren.
Wij besluiten dan ook dat de interne strubbelingen binnen de Broederschap onmogelijk een sluitende oorzaak kennen maar dat zij het resultaat zijn van een interactie tussen centrale breuklijnen en de manier waarop het Jordaanse regime het islamitisch activisme managet,
54
zowel op formele als op informele wijze. Het mag duidelijk zijn dat de zwart-wit tegenstelling die onze onderzoeksvraag voorstelt in realiteit weinig werkelijke verklaringswaarde heeft en men wisselwerking tussen beide componenten in rekening moet brengen.
Vervolgens willen wij hier de belemmeringen waar wij tijdens ons onderzoek op botsten en die hun weerslag hebben op het resultaat van onze thesis aanhalen. Ten eerste spreken wij onvoldoende Arabisch om interviews in deze taal af te nemen of Arabische bronnen en literatuur te raadplegen. Daardoor moesten wij beroep doen op vertalers. Ten tweede is een interne splitsing binnen de Broederschap voor de meeste moslimbroeders een gevoelige kwestie die men niet graag met een buitenstaander bespreekt. Ten derde ondervonden wij een terughoudendheid inzake relaties met de Jordaanse regering en het koningshuis. Bovendien konden wij na onderzoek nog steeds geen eenduidige afbakening van de kampen ‘duiven versus haviken’ aanreiken noch één ondubbelzinnige verklaringsbasis bieden voor de interne verdeeldheid.
Evenwel hebben wij ondanks de geformuleerde belemmeringen en tekorten in deze thesis een zo correct mogelijk inzicht willen verschaffen in de verschillende dimensies die de strubbelingen tussen de Jordaanse moslimbroeders aannemen alsook in de oorzaken van de interne crisis waarbij wij stellen dat zij het resultaat zijn van een interactie tussen verschillende centrale breuklijnen en het ingrijpen van de Jordaanse staat.
55
BIBLIOGRAFIE
Abu Bakr, J. (Amman, 07.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst, A. Peeters en S. Plein]. Abu Ghamineh, Z. (Amman, 05.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst en A. Peeters]. Abuhiala, Y. (Amman, 20.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. Abu Rumman, M. (2007). The Muslim Brotherhood in the 2007 Jordanian Parliamentary Elections: A Passing ‘Political Setback’ or Diminished Popularity? Amman: Friedrich-EbertStiftung. Abu Rumman, M. (2009). Jordanian Policy and the Hamas Challenge: Exploring Grey Areas and Bridging the Gap in Mutual Interests. Amman: Friedrich-Ebert-Stiftung. Abu Rumman, M. (Amman, 30.03.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [lezing]. Al-Latif Arabiyyat, A. (Amman, 22.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. Alissa, S. (2007). Rethinking Economic Reform in the Arab World: Toward More Productive Economies. Carnegie Papers 1, pp.1-14. Alissa, S. (2007). Rethinking Economic Reform in Jordan: Confronting Socioeconomic Realities. Carnegie Papers 4, pp.1-25. Al-Masri, A. (Amman, 21.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. Al-Omari, A. (Amman, 04.04.2010) De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst en A. Peeters]. Al-Qatarneh, Y. (Amman, 15.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. al-‘Ubaydi, A. (1991). Jama‘at al-Ikhwan al Muslimin fi al Urdunn wa Filastin, 1945-1970. Amman. Anderson, L. (2004). Dynasts and Nationalists: Why Monarchies Survive. International Journal of Middle East Studies 36(1), pp. 103-119. Bailey, C. (1984). Jordan’s Palestinian Challenge: 1948-1983. Boulder en Londen; Westview. Bani Rsheid, Z. (Amman, 18.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. Bar, S. (1998). The Muslim Brotherhood in Jordan. Tel Aviv: The Moshe Dayan Center for Middle Eastern and African Studies.
56
Barari, H. (23.09.2009). Muslim Brotherhood in Jordan : Hamas in Ascendance. The Washington Institute for Near East Policy. [05.07.2010, The Washington Institute for Near East Policy: http://www.washingtoninstitute.org/templateC05.php?CID=3123]. Bayat, A. (2005). Islamism and Social Movement Theory. Third World Quarterly, 26(6), pp.891-908. Wiktorowicz, Q. (2004). Islamic activism. A social movement theory approach. Bloomington: Indiana University Press. Beblawi, H. (1990). The Rentier State in the Arab World. In G. Luciani (Red.), The Arab State (pp. 85-98). Londen: Routledge. Ben Hussein, M. (16.08.2009). Muslim Brotherhood moves to end internal feud. Members discuss party rift, Hamas ties. The Jordan Times. Buechler, S. (1993). Beyond Resource Mobilization? Emerging Trends in Social Movement Theory. The Sociological Quarterly, 34(2), pp.217-235. Buechler, S. (1995). New Social Theories. The Sociological Quarterly, 36(3), pp. 441-464. Burke III, E. (1998). Orientalisme and World History: Representing Middle Eastern Nationalism and Islamism in the Twentieth Century. Theory and Society 27(4), pp. 489-507. Bush, G. (29.01.2002). State of the Union 2002. CNN.com/Inside Politics. [08.07.2010, CNN.com: http://archives.cnn.com/2002/ALLPOLITICS/01/29/bush.speech.txt/]. Boubly, M. (1999). The Muslim Brotherhood and the Kings of Jordan 1945-1993. Atlanta, GA: Scholars Press. Brand, L. (1995). In the beginning was the State…: The Quest for Civil Society in Jordan. In R. Norton (Red.), Civil Society in the Middle East, (pp. 148-185). Leiden: Brill. Brumberg, D. (1995). Authoritarian legacies and reform strategies in the Middle East. In B. Korany, R. Brynen and P. Noble (Red.), Political Liberalization and Democratization in the Arab World: Theoretical Perspectives, (p.229-259). Boulder: Lynne Rienner Publishers inc. Brumberg, D. (2002). Democratization in the Arab World. The trap of liberalized autocracy. Journal of Democracy, 13(4), pp.56-68. Brynen, R. (1992). Economic Crisis and Post-Rentier Democratization in the Arab World: The Case of Jordan. Canadian Journal of Political Sciences/ Revue canadienne de science politique, 25(1), pp. 69-97. Brynen, R. (1998). The Politics of Monarchical Liberalism : Jordan. In B. Korany, R. Brynen en P. Noble (Reds.), Political Liberalization and Democratization in the Arab World: Comparative Experiences, (pp. 71-100). Boulder: Lynne Rienner Publishers inc. Burgat, F. (1995). L’islamisme en face. Parijs: La Découverte. Camau, M. (1990). Le Maghreb. In M. Flory, B. Korany en R. Mantran (Reds.), Les Régimes politiques arabes, (pp. 369-450). Parijs : Presses Universitaires de France.
57
Choucair, J. (2006). Illusive Reform : Jordan’s Stubborn Stability. Carnegie Papers 76, pp. 321. Schlumberger, O. (2002). Jordan’s economy in the 1990’s. Transition to Development. In G. Joffé (Red.), Jordan in Transition 1990-2000 (pp. 225-253). Londen: Hurst & Co (publishers) Ltd. Cheterian, V. (05.2010). Crise d’identité chez les islamistes jordaniens. Le Monde diplomatique. [05.07.2010, Le Monde diplomatique: http://www.monde-diplomatique.fr/2010/05/CHETERIAN/19173]. Clark, J. (2004). Islam, Charity and Activism. Middle-Class Networks and Social Welfare in Egypt, Jordan, and Yemen. Bloomington: Indiana University Press. Clark, J. (2006). The Conditions of Islamist moderation: unpacking cross-ideological cooperation in Jordan. International Journal of Middle East Studies 38(4), pp. 539-560. Clarke, G. (2008). Faith-Based Organizations and International Development: An overview. In G. Clarke en M. Jennings (Reds.), Development, Civil Society and Faith-Based Organizations: Bridging the Sacred and the Secular. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Crossley, N. (2002). Making sense of Social Movements. Buckingham: Open University Press. De Bruijn, J. (2008). De instellingen van de islam. In J. Waardenburg (Red.), Islam. Norm, Ideaal en Werkelijkheid, (pp.124-132). Houten: Fibula/Unieboek. Della Porta, D. en Diani, M.(1999). Social Movements. An introduction. Oxford: Blackwell Publishers Ltd. De Smet, B. (2009). Egyptian Paths to Modernity. Regimes of capital accumulation from Muhammad Ali to Hosni Mubarak. [lesmateriaal]. Gent: Universiteit Gent. De Vuyst, K. (2009). Het wahabisme als structurele actor in de Bosnische samenleving [meesterproef]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. El-Said, S. (1995). Between pragmatism and ideology: The Muslim Brotherhood in Jordan 1989-1994. Washington: The Washington Institute for Near East Policy. Della Porta, D. en Diani, M.(1999). Social Movements. An introduction. Oxford: Blackwell Publishers Ltd. Hirschman, A. (1972). Exit, Voice and Loyalty: responses to the decline of firms, organisations and states. Cambridge: Havard University Press. Edward-Milton, B. (1993). Façade Democracy and Jordan. British Journal of Middle East Studies, 20(2), pp.191-203. Foucault, M. (1975). Discipline and Punish. In G. Calhoun, J. Gerteis, J. Moody, S. Pfaff en I. Virk (Reds.), Contemporary Sociological Theory. Oxford: Blackwell Publishing Ltd. Foucault, M. (1977). Truth and Power. In G. Calhoun, J. Gerteis, J. Moody, S. Pfaff en I. Virk (Reds.), Contemporary Sociological Theory. Oxford: Blackwell Publishing Ltd. Foucault, M. (1989). Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis. Groningen: Historische Uitgeverij.
58
Gharaibeh, I. (11.08.2008). Rifts in the Muslim Brotherhood. Arab Reform Bulletin. [28.05.2010, Arab Reform Bulletin: http://www.carnegieendowment.org/arb/?fa=downloadArticlePDF&article=20496]. Garaibeh, I. (Amman, 08.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst en A. Peeters]. Gharaibeh, R. (Amman, 19.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. Global Muslim Brotherhood (04.11.2007). Jordanian Muslim Brotherhood demands Jordan scrap Peace Treaty with Israel. Global Muslim Brotherhood Daily Report. [28.05.2010, Global Muslim Brotherhood: http://globalmbreport.org/?p=324].
Global Muslim Brotherhood (22.02.2010). Jordanian Muslim Brotherhood Attempts to Resolve Differences over Relations with Hamas. Global Muslim Brotherhood Daily Report. [09.07.2010, Global Muslim Brotherhood: http://globalmbreport.com/?p=2309]. Hattar, S. (17.09.2009). Jordan’s Brotherhood schism presents a mirror of society. [08.07.2010, bitterlemons-international.org: http://www.bitterlemons-international.org/previous.php?opt=1&id=290]. Husaini, I. (1955). The Moslem Brethren. Beirut. Kepel, G. (2000). Jihad. Expansion et déclin de l’islamisme. Parijs: Gallimard. Keukeleire, S. (26-28.09.2002). Reconceptualising (European) Foreign Policy: Structural Foreign policy. Paper gepresenteerd op the 1st Pan-European Conference on European Politics van 26-28.09.2002 in Bordeaux, Frankrijk. Keukeleire, S. en Macnaughtan, J. (2008). The Foreign Policy of the European Union. Basingstoke: Palgrave MacMillan. Kerremans, B. (2008). Internationale politiek sinds 1945. Leuven: Acco. Kilani, S. (1993). Islamic Action Front Party. Amman: Al-Urdun al-Jadid Research Centrer? Kingston, P. (1994). Breaking the Patterns of Mandate: Economic Nationalism and State Formation in Jordan, 1951-1957. In E. Rogan en T. Tell (Reds.), Village, Steppe and State: The Social Origins of m-Modern Jordan, (pp.187-216). Londen en New York: British Academic Press. Kurzman, C. (2004). Conclusion: Social Movement Theory and Islamic Studies. In Q. Wiktorowicz (Red.), Islamic activism. A social movement theory approach (pp.289-298). Bloomington: Indiana University Press. Lapidus, I. (1988). Islamic Political Movements: Patterns of Historical Change. In E. Burke III en I. Lapidus (Reds.), Islam, Politics and Social Movements. Berkeley en Los Angeles: California Press. Losman, D. (1972). The Arab Boycott of Israel. International Journal of Middle East Studies, 3(2), pp. 99-122. Luciani, G. (1990). Allocation vs. Production States: A Theoretical Framework. In G. Luciani (Red.), The Arab State, (pp.65-84). Londen: Routledge.
59
Lynch, M. (06.06.2008). Jordan’s Muslim Brotherhood in though times. [03.06.2010, Abu Aardvark Blog: http://abuaardvark.typepad.com/abuaardvark/jordan/]. Maréchal, B. (2008). The Muslim Brothers in Europe. Roots and Discourse. Leiden en Boston: Brill. Masra’awy, F. (Amman, 05.04.2010). Islamitische NGO’s in Jordanië [interview met David Caenepeel, Saskia Plein, Charlotte Swinnen en Eef Vandebroek]. Mazur, M. (1979). Economic Growth and Development in Jordan. Boulder: Westview. Meijer, R. (2005). Taking the Islamist Movement Seriously: Social Movement Theory and the Islamist Movement. International Review of Social History 50, pp. 279-291. Mitchell, T. (2002). Rule of Experts: Egypt, Techno-Politics, Modernity. Berkeley: University of California Press. Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco Munson, Z. (2001). Islamic Mobilization: social Movement Theory and the Egyptian Muslim Brotherhood. The Sociological Quarterly 42(4), pp. 487-510. Nachman, T. (2005). Radical Islam in Egypt and Jordan. Sussex: Sussex Academic Press. Ochsenwald, W. en Nettleton Fisher, S. (2004). The Middle East. A History. New York: McGraw-Hill. Owen, R (2009). State, Power and politics in the making of the Modern Middle East. Londen: Routledge. Parker, C. (2004). Transformation without transition: electoral politics, network ties, and the persistence of the shadow state in Jordan. In I. Hamdy (Red.), Elections in the Middle East. What do they mean? Caïro: The American University in Cairo Press. Polk, W. (1975). The Arab World. Cambridge: Harvard university Press. Richards, A. en Waterbury, J. (1990). A political Economy of the Middel East: State, Class and Economic Development. Boulder: Westview. Robins, P. (1991). Politics and the 1986 electoral law in Jordan. In R. Wilson (Red.), Politics and the Economy in Jordan, (pp. 184-208). Londen: SOAS. Robinson, G. (1998). Defensive Democratization in Jordan. International Journal of Middle East Studies, 30(3), pp. 387-410. Roy, O. (1994). The failure of political Islam. Cambridge: Harvard University Press. Roy, O. (2006). Globalised Islam : The Search for a New Ummah. Londen: Hurst & CO. Satloff, R. (1994). From Abdullah to Hussein: Jordan in Transition. Oxford: oxford University Press. Schlumberger, O. (2002). Jordan’s Economy in the 1990s. Transition to Development? In G. Joffé (Red.), Jordan in Transition 1990-2000, (pp. 225-253). Londen: Hurst & CO.
60
Schwedler, J. (2006). Faith in Moderation.Islamist Parties in Jordan and Yemen.Cambridge: Cambridge University Press. Snow, D., Soule, S. en Kriesi, H. (2004). The Blackwell companion to Social Movements. Oxford: Blackwell Publishing Ltd. Tamimi, A. (Amman, 19.04.2010). De Jordaanse Moslimbroederschap [interview met K. De Vuyst]. Tarrow, S. (1998). Power in Movement. Second Edition. Cambridge: Press Syndicate of the University of Cambridge. The Nefa Foundation (13.12.2008). Muslim Brotherhood Websites. The Nefa Foundation. [28.05.2010, the Nefa Foundation: http://www.nefafoundation.org/miscellaneous/nefa_mbwebsites0709.pdf]. Van Dale, (2005). Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Antwerpen: Van Dale Lexicografie. Waardenburg, J. (2008). Historische ontwikkelingen sinds ca. 1850 in de hartlanden van de islam. In J. Waardenburg (Red.), Islam. Norm, Ideaal en Werkelijkheid, (pp. 211-228). Houten: Fibula/Unieboek. Wagtendonk, K. (2008). Grondslagen van de islam. In J. Waardenburg (Red.), Islam. Norm, Ideaal en Werkelijkheid, (pp.80-103). Houten: Fibula/Unieboek. Wordpress (01.02.2010). Jordan’s anti-normalization body calls for annulling peace treaty with Israel. Wordpress. [28.05.2010, Wordpress: http://usacbi.wordpress.com/2010/02/01/jordans-anti-normalization-body-calls-for-annullingpeace-treaty-with-israel/]. Wiktorowicz, Q. (1999). Islamists, the State, and Cooperation. Arab studies Quarterly 21(4), pp. 1-17. Wiktorowicz, Q. (1999). The Limits of Democracy in the Middle East: The Case of Jordan. Middle East Journal, 53(4), pp. 606-620. Wiktorowicz, Q.(2000). Civil Society as State Control: State Power in Jordan. Comparative Politics 33(1), pp.43-61. Wiktorowicz, Q. en Farouki S. (2000). Islamic NGOs and Muslim Politics: A Case from Jordan. Third World Quarterly 21(4), pp. 985-699. Wiktorowicz, Q. (2000). The Salafi Movement in Jordan. International Journal of Middle East Studies, 32(2), pp.219-240. Wiktorowicz, Q. (2001). The management of Islamic Activism. Salafis, the Muslim Brotherhood, and State Power in Jordan. New York: State University of New York. Wilson, M. (1987). King Abdullah, and the Making of Jordan. Cambridge: Cambridge University Press. Yorke, V. (1988). Domestic Politics and Regional Security: Jordan, Syria and Israel. Aldershot: Gower.
61
Zemni, S. (2001). Expansie, evolutie en transitie van het islamisme. Een politieke, historische, sociologische studie. In R. Doom (Red.), Structuur van de waanzin (pp. 218-240). Gent: Academia Press. Zemni, S. (2006). Politieke islam, 9/11 en jihad. Paradoxale democratisering van de islam. Leuven: Acco. Zemni, S. (2008). Islamisme in de Maghreb: van lokaal verzet tot raderwerk in de War on Terror? [lesmateriaal]. Gent: Universiteit Gent. Zemni, S. (2009). Het islamdebat. Berchem: EPO.
62
BIJLAGEN
1. Lezing van Muhammad Abu Rumman ‘Islamist organizations in Jordan’
30.03.2010
Mohammed Abu Rumman is een ex-moslimbroeder die nu als journalist voor el-Ghad werkt, een regeringsgezinde krant. Ook hij werd door onder andere al-Qaterneh als een specialist ter zake beschouwd Contactinfo:
[email protected]
In Jordan there are 3 main Islamic movements: -The Muslim Brotherhood. They are legal, have presents in the Parliament, the university, in schools etc. -Radical Jihadi’s: They are illegal. They refuse the regime. They don’t take part in the political process. They appeared after the Second World War when the regime start to deliberate. -Conservative Salafi Movement: They have a strong relationship with the regime, they obey the regime and give advice. They are used by the regime against the Muslim Brotherhood and the Radical Jihadi’s. The Salafi’s themselves say that they do not cooperate with the government. In Jordan, there is also Al-Wa’ad political party. This small party acts legally and gets support of the government. Most of them were members of the Muslim Brotherhood. They are moderate but most of the people don’t trust them, because of the support of the state. Nor the Radical Jihad or the conservative Salafi are talking about issues of democracy, civilization, human rights etc. They have a strong negative vision of democracy. The MB has a strong popularity and legitimacy. The Jordanian Brotherhood was constituted in 1946, with the independence of Jordan. At that time the relation with the regime was very good, but the regime is also afraid of the MB. The Muslim Brotherhood became bigger and stronger. They have their own strong social network, consisting of a charity center, schools and hospitals. Therefore they became a group with a strong majority in Jordan. During the elections they won about 23 seat of the 80. The period 1999-2000 means a new phase in the relation between the regime and the Muslim Brotherhood. It is called the start of the crisis. The Muslim Brotherhood became too powerful. The regime tries to decrease their power. They changed the election law to ‘one man one vote’. Some university teachers of the Muslim Brotherhood were fired and the Muslim Brothers were forbidden to preach in the mosques. In 1999 there was a big change for the Jordanian MB. King Abdullah fired the leaders of Hamas. They had to leave Jordan. In 2000 the MB tries to get in contact with the king but he refused to receive them. The intifadah in 2000 makes the situation between the Muslim Brotherhood and the regime worse. In 2002 there is the first clash between the Muslim Brotherhood and the regime. In 2003 there was a compromise between the Muslim Brotherhood and the regime. The members of the Brotherhood were allowed again to participate in the parliament. At that time the Brotherhood gets 17 seats of the 120. This good relation holds on for a few months.
63
In 2006 the relationship between the Brotherhood and the regime dropped again. Iran became more powerful and Hamas were the winners of the Palestinian elections. The regime in Jordan was afraid that this would also happen in their country. They removed the social networks of the Brotherhood and froze the relationship with Hamas. After the regime took over the social network of the Brotherhood the only power they got, comes from their representation of the Palestinians in the parliament. The Palestinians see them as their only political power. This paradigm allows them to have some power. They are representing the middle class. From 2007 till now the Muslim Brotherhood has a bad relation with the government. The official policy of the government against the MB is that they support the traditional Salafi. Abu Rumman thinks that this is not true. The MB represents the middle class. Abu Rumman says that the government should also follow this moderate line and not the more radical line of the Salafi’s. Because of this policy of the government against the MB the radical group becomes stronger and stronger. The MB now has a lot of internal difficulties. Israel and the USA affiliates them with AlQaeda and the brotherhood doesn’t know what to do about it. There are a lot of internal debates going on in the MB. Between 1987 and 1994 the debates were about democracy. The doves are accepting the democracy because they were influenced by pragmatism. The hawks are influenced by the salafi’s of Saudi-Arabia. They want an Islamic state and they want to use democracy as a tool to obtain this Islamic state. From 1993 until now there is a change in the debate. The Muslim Brothers debate about their identity and their priorities. There is an obvious divide between the Palestinian Muslim Brother and the Jordanian Muslim Brothers. The Palestinians want to support Hamas and want to think regionally. The occupied territories are their priority. The Jordanians say “we are Jordanian so we have to focus on Jordanian issues such as economic and social questions”. The debates became stronger after 1999 when the leaders of Hamas were fired. Now both of the groups accept democracy, human rights and pluralism. In this new generation the relation with Hamas and with the regime is ‘ a hot potato’. How is the relation with the EU? The Muslim Brothers have their official representative in the EU and in the separate European countries. Abu Rumman himself supports this moderate line and is a patron of talks with the EU. The MB acts against the peace process with Israel and against the privatizations that are going on in Jordan. This means that they are acting against the regime on this points. The issue of the Palestinian versus the (Trans)Jordanian identity is a priority within the Muslim Brotherhood. This is certainly the case after the victory of Hamas. This issue is a important for the whole society, says Abu Rumman. The government doesn’t discuss this subject and postpone it. The whole MB calls for a third intifadah. The foreign policy of Jordan is in crisis. There is a contradiction between ‘the street’ and the regime.
64
The ICCS was removed by the regime. They are now in the Islamic Association, but they are strongly diminished. Now there are people who personally invest in the MB, but there is no formal relation.
65
2. interview Mohammad Ben Hussein
03.04.2010
Op de website van ‘Journalism and Democracy’ omschrijft Mohammad Ben Hussein zich als volgt: “I am a staff reporter at the Jordan Times and correspondent for the Italian News Agency (ANSA), the United Nations News Agency for Humanitarian Affairs (IRIN), Emirates Today and others. Several leading media organizations publish my articles including the Media Line, the London Based Asharq al Awsat newspaper. Politics and human rights stand at the heart of my speciality. Previously I worked for the CNN and the German News Agency (DPA) covering the Iraq war, the Palestinian Intifada and other major events in the Middle East.” Wij ontmoetten hem op de kantoren van het
persbureau Reuters. Hij vertelde ons dat hij talen en politieke wetenschappen heeft gestudeerd. Hij is dé journalist verantwoordelijk voor de artikels over de Moslimbroederschap bij de The Jordan Times. Contactinfo:
[email protected] +962796778414
Can you tell us a little bit more on the divide between the Doves and the Hawks? What does it entail, what implications does the divide have? [interruption] We read a lot like Palestinian people versus Jordanian people, is this true or is it too simplistic? (Interruption: He talks about the Syrian band Reuters recorded yesterday but didn’t answer the question.) Why was the interest of the people going down? First of all you know the history here. Before the 80’s and 90’s there were no political parties here, because of the martial law, because of the war or we should call it the state of war. Because there was no war anyway. After that, we got democracy. People think we have democracy, everything changed, an all new beginning, it is how people think and it is how it was prepared to them. This was when the Muslim Brothers (MB) came with their party in the 1990’s. They did well, fairly well in the elections. They won quite ok. They take lead, enter de parliament and they start to create some kind of headache, ok, headache to the authorities and to the allies to the authorities. It means the United States and its allies, which means Israel. This is how the circle goes around, ok. The regime changed the election law (couldn’t understand) So the first election the MB won like 37 seats out of 90. It was ‘wow’ for them and they even had a parliament speaker Abd al-Latif Arabiyyat. The elections after it they are out. The regime here changes everything so they [the Muslim Brothers] don’t have the influence, the political seats. They [the regime] try to increase the power of their allies. The allies are who? The tribal leaders, they are some business people, they are ex-militaries, ex-army… they are just in some kind of security pattern, basically they don’t say no they don’t argue, they only say what they have to or are supposed to. Poverty came, also Iraq war came, frustration increased, first intifada, the second intifada came, and frustration, people get desperate, more economic downturn, unemployment, more poverty people start having that, lets also not forget; the ghost over the past is always hunting because the military rule is always in the mind of somebody. If you ask a man they would say: Why should I … politics, I have a family to feed, I have children to feed, I don’t want to be in trouble, I don’t want to go in prison. I don’t even want somebody to call me by the phone to tell what the hell are you doing, people get to be frustrated and to be irritated.
66
They have some kind of hunger of what is going on in Palestine, because you like it or not, the majority here in Jordan are Palestinians. They find also, added to all of that, that the Islamist movement doesn’t really answer their aspirations. It always talks about we pray for war and it is not mobilizing people. There is a difference in a group that preaches for war and a group that pushes people to war. [Interruption with his colleague] What we saw of the MB when they arrived in the nineties, and over this ten years, it’s long time, you know, not even ten years, we are talking about twenty years, it was the peace with Israel when they adapted it, it’s two decades, people did not see much progress in their lives, in their political freedoms, ok, they start thinking, maybe the MB will always play the victim, they victimize themselves, they would say we are suffering much, the regime is pushing us, we try and we were pushed and pushed, we have been bullied and manipulated. For example, ten days ago or three weeks ago there was a press conference of the MB. There was, what’s his name, Hamam Said. He said we are going to have a sit-in in the head quarters of the Association for Jerusalem. You know, for what is happening in Jerusalem now. [interruption] Basically they are blasting Jordan, blasting the Arab origins, blasting the Palestinians, blasting the theological community, blasting the organization, or the conference, saying ‘you are not doing enough for Jerusalem. I had a question for him, I said: do you think that what you are doing is not enough compared to what is really happening in Jerusalem? It was a very embarrassing question for him he didn’t expect this kind of question. But it is the truth, they will preach against everybody, but they never look at their own defects, you know. Because it’s such a big thing, such a big thing what is happening in Jerusalem because it is very symbolic. Talking about Jerusalem is not talking about the city as some stones. It is more than that and this is what you are doing? You, it’s about religious identity, you know. You should really sacrifice. They would say: “there is nothing we can do without the approval of their governor”, right. “There are so many restrictive laws and aggressive laws that, so we can’t do anything.” This is the opposition! This is a job to sacrifice, to go to prison, to be killed, if you want to do something! If you are taking the flag of opposition, this big flag, they are not doing that, they make no difference, they are hypocrites. They are in opposition, but they don’t act like they are in opposition. And is this true for the Doves as well as the Hawks? The hawks are not happy with that. The hawks know their limits as well, ok? The hawks will not push too much, also. (unclear part and interruption) Let’s talk about what happened and not speculate. In the past, (interruption, the next part is unclear because he speaks silently) The hawks, they were a margin, the hawks, they were not in business, (unclear part), no one was in business really, if you look (unclear part), at the MB, their structure, the doves were in the system, in the parliament, in associations. The hawks they were not there. The doves are in the end saying (he means that the Doves have the final say), because that’s the deal, that’s an unwritten accord, an unwritten deal (unclear part). The hawks are a margin, because they can’t say the changes, they were useless to themselves. [interruption] Things changed, they [the MB] were pushed out [by the GVM] when the legislation changed, it unexpectedly changed, there were too much hardliners and so in the MB, and they [the regime] tried to call them and they [the regime] even crushed their financial structure, the regime took over their money, tried to limit their [MB] impact in the wide structure of society while (unclear part), almost cancelling their [MB] charity organization, tried to also to influence the education syllabuses and their [MB] schools, the hospital that they [MB] had, it had troubles. So basically the solid foundation that the MB was built on they try to cut and weaken it and they [the regime] managed to do that. These guys [the MB] built their reputation in a period
67
of vacuum, (unclear part), civil society is in their activity, there is no [interruption], it’s just, they are there, the power, they provide all kind of human assistance, scholarships, education, mosques. This rooms were very important, very important (unclear part). They [MB] have their approaches, [namely] the students, they tried to help you and find yourself basically! They influence you. They would go to the poor places basically, Is this the feeling of the whole MB or of a particular group? The hawks are more into this. But why don’t they split away from the doves and maybe start something new themselves because if their social network is now being removed, why don’t they start something new, they don’t have anything to lose, or do they have a lot to lose? (the answer is unclear, because he speaks very silently now) Yeah, it has been [unclear] It is a huge construction. The group gave charity to people in small towns. We don’t know very well about their organization They don’t want to lose all the assets they have collected. The hawks and the doves will not risk losing that much, because they need it and otherwise they will be just like other Muslim groups. You don’t want to lose years. The years of achievement, you don’t want to lose that all to the doves. Nobody wants to go out. Is this the reason why Hamad Said is still with the MB, because they say he is connected with salafism, but he is still in the MB? All of them are Salafis. Of course they are. [interruption] What is Salafism? Salafism is the ideology were people follow the teachings of the prophet. That’s Salafism, it means ancestors. It is all in the religion of the Wahhabi’s. They just want to find the truth. This is another ideological struggle within the Islam. The Sufis versus the Salafis. The Sufis have their main influence in South East Asia. The Salafis, with their money of the Saudi’s try to infiltrate into more societies and have their own way of the Islam rather than the Sufi way of Islam. The Sufi is more pacifist. Salafism is a little bit, you would say; their definition of Jihad for example is different than the Sufi. Nobody would say that the Salafi is the seed of al-Qaeda, but even the Sufis are joining alQaeda. Do you know that? In the end, when it comes to somebody who believes in right and wrong, it doesn’t matter what teachings he is following, really, … Sayyid is a hawk guy. But he is still an MB, Sayyid Qutb, he is not a man who fights, it’s not a man who wants his sword. He will put his hand in the air and ask for god’s mercy and ask for Gods help. This is religion, it is not politics. This is how I see it. Maybe scholars can elaborate on that. Even if the group itself or the authority tell you, sometimes they will call different beliefs and, or interpretations to things that happened, but in the end, there is the one who really want to take action,(?) He would keep on talking and being used for critical lobbying and for balance of the society, make sure the hawks society is intact, in place. This movement here, is doing exactly like this guys, they want the model of Turkey. They think, it is the growing core inside politics, the Turkish example is the best. [interruption] Their aspiration is to have a very strong Islamist party. In Turkey, the army is separated from the state, and they think this model is perfect, and Israel itself is happy with this kind of thing. They are more happy to have neighbours ruled by people like this or at least dominated by people like this than to be dominated by people who have leftist ideologies. Because in general, the leftists question things as an individual (unclear ), you will not predict what they will do. They have critics on Palestine, they have critics on corruption, on allies. The Muslims are these kind of groups [unclear], you make a critic of them, they restrict it, they listen to their leaders, in the end, look, that’s the problem with their secrecy, in a big group, when you have so many people who are angry at each other, you can’t find somebody who come out and say everything what is going on, I going to expose everything what is happening. Usually you have a party where somebody is angry, they come out and speak honestly. But here, even [unclear], I’m sure they can’t, because they have a sort of discipline inside it. And the regime here, they know it, that’s why they are keeping it, and that’s why they tell each other that we
68
can look, this is our only local strength; our discipline. If you are undisciplined, we’ll be kicked out, because we will be closed and they don’t want us here, they want everything in place. Jordan this is a very fragile country. Let’s remember, if you want to write about the MB in Jordan, ok, I know you know it, but I want to emphasize it more, it’s a very fragile country. So always keep it in mind when you write it, always, because it’s fragile, economically, security wise, socially wise, it got some many social groups, and they got guns, and the security here it is very tricky, it is worse than Iraq. Here, if problems happen, it is worse than Iran, because there are too many here. You got Turkish, Palestinians, four kinds of Palestinians, you got Jordanian, many different kind, you got Iraqis, Syrians, Egyptians, all of them are Jordanians. And this group works with this responsibility. And this group represents most of them. The representation is…, you have a small amount of the conservatives here who are not happy that there is a sort of approach of the authority on the MB, even here is a struggle in the political system. Either people are agreeing with what you are doing, and people are not agreeing, and some people are pushing for some things, so They don’t want the MB; they would say it as Palestinians. If we don’t take control the Palestinians are going tot take over. And this will lead to instability. The MB will share it 50/50. The Palestinians will take over and that will lead to instability. And they are leading by Sharia. And this they why they try to push for more pressure in the MB and these guys will keep on having their hiding, because the MB have also more space. They are very strong fighters of corruption. Let’s not forget that. It’s what people like of them. That’s a problem for corrupt people here, and we have a lot of them. There are many kinds of corruption here; nepotism and also favoritism, … What you see as a future for the MB. We read in the newspaper that the 17th of April there will be a big debate about the internal elections of the MB? What will happen with the division of the hawks and the doves? Will it go on? Nothing is going to change. It will be like the peace process. Just keep moving on like this. There will be no different black and white. It will not. What do you mean with Islamist who have a future [he mentioned this before, while not yet recording], did you mean the MB? Now you say that the MB will not change and keep on struggling. Who you think will actually have a future, have the power in Jordan. Who will stand up, according to you? The change in Jordan is not because what happens here, it is what happens outside. There will be no changes in Jordan as long as there are no changes in the region. The election system here, the law has the total control of the matters. And even if they succeed, the law allows it the MB will not take over. [unclear] This is Jordan a country who tries to a be a secure and safe place, they want people, you know, [unclear]. The MB is fine, they want to push for certain agendas, certain aspirations. But the general picture is, they are not doing for the country. This country is lead by the IMF, The world bank [unclear]. That’s the bottom line. You go and see the budget, check it out, see where the money comes from, where your companies come from. [unclear] They would say, ok, the MB takes over, but the MB doesn’t recognize his right. Here we go. All over, like Gaza, [unclear]. They wouldn’t be, I mean, the public and the MB itself will be reluctant to take over. They don’t want to take over, they wouldn’t. But they will keep on, you know, they will keep on as being like a basic structure of our, or this countries political structure. [unclear] and pressure also too, pressure by the government on Israel, pressure too on the United States. You need them. When, for example, you want to, also, let’s say, it’s a kind of [unclear], you know, for the public. Gaza war, what happened? People went out in the streets and shout “Israel bad, Israel haram, blablabla.” They could have done it without the MB, but the MB helped them, channel, not visit certain places and go out of hand. They are allowed to do that. [unclear] Every march you have to take a machine. Before the war started, ok, you have green light, don’t go to the Israeli embassy and don’t hit the police. You can do whatever you want. Six
69
months later they stopped this agreement. No one was allowed. Now they are doing sit-ins, as I was saying. No they are doing sit-ins, they are not even walking. Just standing and waiting. How must we see that because we heard that they are calling for a third intifadah? They are calling for everything! As a political party, as a powerful party, what do they really do? Support, logistic, financial support. You could ask them what they are offering. They are only calling for a third intifadah because they are allies with Hamas. So they are trying to embarrass Fatah, embarrass the Palestinian Authority, about its position, about the weak of the peace process. What do you expect from them to say? Don’t do it? Restrain yourself? Let’s wait and see? It’s a natural call. But you go to see them make a third intifadah here? About relations with Israel? They will never do that! [so the double standards become clear]. The divide between the hawks and the doves it doesn’t mean much because in the end they are one. Well, listen, no! You can’t play down the power of the hawks. They stand for stronger relations with Hamas. Closer ties with the resistance, even closer ties with other Arab countries that also advocate for non-peace with Israel or advocate for harsh policies against Israel, rather than the ones who are pushing for, ok, counter truce. Because even Hamas now is saying, we make it to the truce for 15 years, 20 years, that the hawks are saying, no, you are not going to have it. Their influence you can not play down, you know. Ok, they will shout, the shouting here goes to the ears of many people. And repression here is worse, and explosive sometimes. That’s why they want to keep them in control. Even to the level of language that’s used by the hawks. Ok, they have a strong language but what kind of strong language? I mean, you will hear a different kind of language, a different mobilization. Here it is all about mobilization. [interruption] They have under their belt labour unions, professional associations. And all the professional associations have at least half a million members. We are talking about at least 1.5 million people with their families. Is that something from the hawks or from the doves or from the whole MB? It is something from the whole MB. They have also support [unclear] from the authorities. You see, the hawks they have more support within the Palestinian (group/ constituency) than the Jordanian (group/constituency) here. [interruption] In the end the choices are limited but they are still very influential, [unclear], they know everything that could change drastically. [unclear] It is difficult to absorb it, or to really comprehend it if you are not from here. How come, just a couple of voices, and the demonstration would change, or would check a country. It will. Because you have manipulators here. Let’s not always forget that there are the agendas of the countries around inside here. [unclear] Syria, Saoudi-Arabia, Egypt, Qatar, Iran. They play here. [unclear] The Americans, the British, everyone has is own game. I do have the feeling that the division in the MB is not so black and white, or so strong because when they are coming out they do that as one. It is very strong, as I told you are they very secret about it. Again, I mean, you could sit with three, four people and hear three, four different opinions about it. How is the relation with the regime now, because they have a peace treaty with Israel and the MB does not like that? They have a unwritten agreement with the government. Ok, this is where you can criticize. They never approve any government. They always say, no we don’t, because this government is, this is their settlement statement exactly. They just never approve a GVM because of it is not ruled by sharia and because the government is having a relationship with Israel. So the
70
MB doesn’t give them their approval, that’s it. Of course they have tried to influence the antinormalization campaigns. What is the answer of the regime? The answer of the regime is that it is a strategic position, that we can not now go back into. It has been approved by the parliament. And it is good, because it ended the Israeli interest in the Jordanian land, because we put the borders with Israel, so that they don’t have entrance on Jordanian land they used to have before. It also helps establish canals with Israel, because there are so many logistics that we need to work out with Israel, like for the trade, the economy, the water, movement to people. You know that there is something growing, and there is [unclear], the way many people think. Another argument is that they can have access to Jerusalem and the holy sites in Jerusalem. They can also take care of them, they can support people in the West Bank and other places. And an other one is that the Palestinians did it first in 1993, 1994. In the second intifadah the MB called out for a consumer boycott? Do you think they will do it now? This is a ongoing boycott but it is not working out, you know. Against Israeli products, against American products. How could you boycott a land that feeds you? You will starve. Why do you think they do that then? It is a political message, they have to do it. First of all, the peace is not really achieved as it is supposed to be. There is no Palestinian state, the Palestinians lost so much of their land and the situation in Gaza is getting from bad to worse so, it will is very naïve to have a whole Jordanian front that is opening its arms for Israel and say, all right it’s peace, let’s have fun, come over guys. As I said, it is political pressure on Israel by authorities, they (the MB) are encouraged to do this by authorities here. They can not commit themselves to sit-ins, actions that could have maybe a negative impact on them. They would go through the MB. That weakens you as somebody talking to some one where you need things from and you have no card against him, it will be difficult for you. What are you arguing with? In Egypt, Israeli industry is felt 100 per cent a massive boycott. Egypt, like the campaign in 1987. It’s even more then 30 years now. Nothing happened in the peace process between them. Normalization, and although the MB is burned in Egypt, so you don’t have much, as much as structural action as it is here. It’s not organized like here. Because this is the wish of the state. They can’t allow Israel to completely infiltrate the society, or completely have a very normal and easy relationship They can’t allow it. Egyptians also can not allow it. It is a natural thing. It is politics. [He wants to explain that the GVM, even tough it signed a peace treaty with Israel, can’t have a full relationship with Israel in the sense that many Jordanians are against the peace treaty. So the GVM needs to take this into considerations and it means that the GVM also will support some kind of (managed) action led by the groups the GVM endorses in this case the MB]. Maybe one more time about the future of the MB. How do you see the situation of the MB in the society over 20 years? In general, since a long time religion has always been the strongest tool for mobilization and lobbying. In Islam, in Christianity, in Judaism. These three powers that created the civilizations, right? You can’t undermine the MB. You can never undermine them because they are a very powerful political lobbying tool. You know it, the government knows it. It’s a very important thing. It will always remain, the religion will always remain and the group will always remain because this is the group that is allowed to dominate. Because it represents the best version of what they think of the right Islam, what they call moderate Islam. It has been tried, there are no surprises. You don’t have to look for a new body or entity where you can lean on or lose or blame or whatever. A new political game, so personally I think their influence will just increase when time will come, but not to the point of dominating. It will be always just a headache, you know, like a tumour in the neck of somebody, just grow and just
71
annoying them, but always effecting their life. Effecting their look, how they dress, how they go about. And the struggle will continue and it is part of it. It is a part of attracting interest. They are in all segments of society. They have the women. Sorry, but it is like this here, I mean, I know that women are very smart, but in this part of the world women are the power of the MB, you know that? They are the power here! This is very important for you to investigate. They are mothers, they are teachers, and they are workers. This are the mothers, no, they are the women. The hardliners are women. Will the MB be one entity, or will they divide? Will there be always different voices but not enough to threaten the movement as a whole? It is very difficult to predict. You can’t tell. Who said, for example, that Berlin Wall would fall? I don’t think somebody was thinking about that that time. It happened. You can’t predict in the future. But if you read in the signs, I think it is very healthy for them. They are using it in this way: more representation, see it as healthy new look in a democracy. Not everybody says “I’m with, I’m against”, in a state of, in a country, in a region that is known for repression and totalitarianism, and the rule of the father (king). He is the big father and there are small kids around playing. [so he means that in a country like Jordan you can’t really oppose or act against the ‘father’, you can only play a little bit, but never tackle the real issues.] This is in a way the MB play also. We have some kind of internal conflict on basic things that are not very telling about the sensitive issue of Palestine. This is the whole political issue and what happens with the Israeli conflict.
72
3. Interview Assam al-Omari
(niet opgenomen)
04.04.2010
Wij werden in contact gebracht met Assem Al-Omari door Prof. Dr. Christopher Parker. AlOmari is een in Amman gevestigde advocaat en een prominent prominente activist in de ‘Bar Association’. Hoewel hijzelf geen lid van het Broederschap is, heeft hij er wel hechte banden mee. Zijn vader was één van de stichtende leden van de Jordaanse tak van de MB, en zijn broer en neef zijn nog steeds actieve leden van de groepering. Door zijn relatie met de MB kon Al-Omari ons aan goede contacten helpen. Daarenboven was hij bereid enkele malen op te treden als vertaler. Contactinfo:
+962777331970
Inleiding: Assam al-Omari is zelf geen moslimbroeder, maar hij heeft nauwe banden met de beweging. Zijn vader was één van de stichters van de Jordaanse afdeling van de Moslimbroederschap. Zijn broer en zijn neef zijn er nog steeds lid van. Over Ibrahim al-Gharaibeh zegt hij dat hij niet meer in de MB zit, maar dat hij niet altijd objectief genoemd kan worden. Zijn broer is één van de leidende figuren binnen de Jordaanse MB. Volgens al-Omari is hij (Rheil Gharaibeh) een gematigd figuur. Al-Omari ziet meer gelijkenissen dan verschillen tussen de verschillende takken van de MB. Hij raadt ons aan geen directe vragen te stellen. Het komt erop aan onze vragen te contextualiseren. Bijvoorbeeld het woord ‘splitsing’ zouden we volgens hem niet mogen gebruiken wegens te provocatief. Ook moeten we op voorhand het profiel van de sprekers opzoeken. Scheiding Palestijnen-Jordaniërs: Al-Omari stelt dat er wel degelijk veranderingen binnen de MB aan de gang zijn. Deze veranderingen mogen echter niet simplistisch voorgesteld worden als een scheiding tussen Palestijnen en Jordanïers. Er is dus m.a.w. geen sprake van een splitsing langs etnische lijnen. Volgens hem zijn de hardliners de Jordaniërs, en niet de Palestijnen. Al-Omari zegt dat veel van de splitsingen gebaseerd zijn op ‘des hazards historiques’. Link met Hamas: Oorspronkelijk hoorden de Palestijnse en Jordaanse Moslimbroeders bij de ‘Frères du bilad al-sham’. De Palestijnse Moslimbroeders van Gaza werden echter gerekend bij de MB van Egypte. De MB kon zich ideologisch, politiek en religieus vinden bij de standpunten van Hamas. In 2006, wanneer Hamas de verkiezingen won en vervolgens geboycot werd door de internationale gemeenschap, werd de MB echter ongerust. Ze vreesden dat hun bestaande macht ook zou ingeperkt worden. Door de link met Hamas is er in de beweging duidelijk verandering ontstaan. Voor de affiliatie met Hamas waren er slechts debatten over de ideologie en de handelswijze. Daarna kwamen er meer debatten over interne zaken. Dit zorgde op zijn beurt voor divisies. Persoonlijke redenen voor verschillen: Veel interne debatten waren er dus nog niet, toch waren er in de jaren tachtig ook al verdelingen. Al-Omari zegt dat tegengestelde ambities hiervoor aan de grondslag lagen. De verschillen hadden dus persoonlijke redenen. Hij beweert dat dit momenteel nog altijd het geval is. De moslimbroeders van het proletariaat zouden tegenover de moslimbroeders met masterdiploma’s staan. Er is sprake van veel jaloezie tussen de twee groepen. Een voorbeeld hiervan is de persoonlijke strijd tussen [onduidelijk] en Zaki Bani Rsheid. Bani Rsheid, die het proletariaat vertegenwoordigde, was een man van het eerste plan. Hij werd zeer gerespecteerd. Rheil weigert dit echter toe te geven. Er is dus een zekere rivaliteit tussen mannen van dezelfde generatie.
73
Petitesse de Jordanie: Het Jordaanse systeem zou een ‘politieke oorlog’ van gelijk welke strekking in het land niet aankunnen. Er worden verschillende repressiemethoden gebruikt. Het is daarom dat de mukhabarat regeert en geholpen wordt door de koning. De gematigden van de MB staan dichter bij het regime dan de hawks. Volgens al-Omari worden de doves misbruikt door het regime. Ze worden vernederd, bedreigd en ingezet om voor het regime te werken. Mohammad Abu Rumman is hier een voorbeeld van. Hij was een gematigde moslimbroeder die dicht bij het regime en de mukhabarat stond. Hij maakte deel uit van ‘het systeem’. Hij gaf raad aan het ministerie en had een sterke band met de Eerste Minister. Momenteel is hij journalist bij de regeringsgezinde krant al-Ghad. Hij wordt door de regering gebruikt om de raad en de ideeën van de mukhabarat over te brengen. Volgens al-Omari kan hij niet zomaar beslissen om uit dit systeem te stappen. Moslim Broederschap versus regering: Assam al-Omari noemt de ideologie van de MB zwart-wit. De stelling dat de MB reeds vanaf de jaren zeventig onder het systeem leed, is niet evident. Er kwam duidelijk een verandering in de relatie met de regering toen in 1994 het vredesakkoord met Israël werd getekend. Het discours van de MB is dat het regime niet ideaal is en dat er veel problemen zijn, maar dat het niet zo erg is als andere regeringen, zoals bijvoorbeeld die van Irak. Het is zeer moeilijk om het aantal leden van de MB te bepalen. Het zijn er ongeveer 25 à 28000. Nergens zijn er echter exacte cijfers te vinden. De macht van de MB is gebaseerd op hun mobilisatiecapaciteiten.Het kwam als een totale shock aan toen de Jordaanse regering ging samenwerken met Israël. De Palestijnse zaak werd een centraal thema voor de MB. De nietgematigden, die niet wilden samenwerken met de regering, werden populairder. Hierdoor kwam er een breuk met het systeem. De gematigden waren ook niet akkoord met het vredesverdrag, maar stelden dat ze geen andere keuze hadden dan om de regering te volgen. Vanaf toen zijn de twee strekkingen binnen de MB echt voelbaar en kan men spreken van een intern conflict. Daarvoor waren er wel clans binnen de MB, maar die betekenden niet veel. Afsluiting: Assam al-Omari regelt een interview voor ons met Ziad Abu Ghanimeh, een voormalig, radicaal lid van de MB en momenteel schrijver.
74
4. Interview met Fawwaz Masra’awy
05.04.2010
Dokter Masra’awy is een lid van de Moslimbroedrschap en staat aan het hoofd van één van diens sociale diensten in Jabal al-Nasr. Contactinfo:
[email protected] +96265653099
[First introduction with Renna] How long do you work for the centre? For nine years, she used to work for the centre in Jabal Nasser (for almost 8 years) and then she moved to ICCS Abdali with doctor Fawaz. They search for partnerships with international NGOs like UNICEF. They have a project to take care of your parents and also a project to protect children from abuse (violence) and they try to work on local empowerment. Applied proposals for a project of the UN about health care. How did you become involved with NGOs? What is the vision of the organization? Moving away from care systems to empowerment. We are offering assistance in form of food, clothes but also godfathering orphans. They provide help and assistance for poor people. Food, clothes,.. (eligibility ~ social research centers) Is it more empowerment than charity? Yes How do you judge which people are eligible for help? [Doctor Fawaz enters the room] People come to the organization themselves, then the social research centre goes to the home to see how the family is composed, who is working, how many children are there,.. Basically the income related to number of family members. Is this the only parameter you consider? No, also other elements are taken into account [introduction to Fawaz] We perceive the assistance as a way to get to empowerment. [Malika: The assistance is the introduction to the empowerment. Give them assistance is like the first step in the process, later on the can then start with real empowerment]. Why is he moved, what do the headquarters do? What they develop in the head quarters is a strategy that is followed by all other branches (65) of the ICCS. To strengthen the projects there was the workshop with other NGOs (RUWWAD, JRF) to learn from their experiences and visions. Program together with UNICEF (godfathering-program) Network nice 98 and they try to strengthen it. They cooperate with governmental and nongovernmental organizations (ministry of health, Islamic affairs and education)
75
[question about change of tax system] At the beginning the State took all the functions but now they start to search for partnerships. They fulfill more or less the job of the government. The State drew back and now expects other (social) services to do it. The initiative doesn’t come from the government but from outside organizations such as UNICEF. [Malika: empowerment initiatives come more form outside, are more imposed by others]. Example from Jabal Nasser: cooperation with UNICEF, local communities should learn to deal with their own needs and how to change that. They consider themselves as Islamic organization but they seem to pursue a kind of liberal program? What is their view? Islam is not a closed religion it’s an open one and it is wise to learn from the experience of others. We learn from them but they don’t influence our thinking just in that way that we learn from their experience. They don’t want to really adopt the neoliberal thinking but perhaps they want to know kind of thinking is behind this vision? What kind of system are society are they working or hoping for? Do they have a good relationship with the government? Do they want to change their policy? Too delicate, not asked Sort of competition Islamic organization, in dealing with the government we have two problems, the first are we ourselves. Some people in the organization are not open to change. Sometimes the will to open up to other programs is non-existent. They don’t want to change their values. The second problem is that some organizations just impose certain projects without taking in consideration the context. You can’t bring the Western idea of gender in an Arab cultural context just like that, that doesn’t work. For example: women in the Arab world suffer from injustice. The West comes and talks about rights. But in terms of roles in the Arab world women have a certain role. But this role doesn’t fit in with the view of the West. We as Islamists think that women should have more rights in terms of rights and justice. What’s happening now is that the people West wants to marketize our society (interpretation: make everything economic?), they want to impose it on our society and this imposition contributes to clashes. Therefore we tell the organizations who want to impose the programs to sit down and talk about what they want to do and they should take into consideration the local context. The cooperation with UNICEF was so successful because they were willing to sit with us at one table and in a certain way step towards each other and reach a common understanding. They started to search for a way to really help the women and children and therefore they were willing to sit together. Second problem: they are facing the problem to be considered like or accused to be terrorists by the Western world. Government took over the board of the Islamic Charity Centre because of the accusations of terrorism, but they didn’t take over a lot on the operational level. Although they have less space to move. When we look to the civil society today they should have a different role than they have now. They should work on capabilities of the population. There hasn’t really been a society that really want to built up the skills of the people and to do capacity building. Except for the professional unions, they do capacity building, for example: the engineering union (a lot of Muslim Brothers). That’s why people are afraid when they hear civil society because they perceive it as linked to the government. When Biden visited Jordan, the ICCS was not invited although they are actually part of civil society. Today’s understanding of civil society needs to be clarified. We need complementary roles. Since the state is drawing back from its function due to globalization and privatization, people have to participate…. We have 22.000 orphans that we sponsor. 7.100 families that we assist with cash, food and clothes, 1049 students that are supported, we have different projects and programs. They also have an Islamic Hospital in Amman and Aqaba, 50 schools and a college in Zarqa, and 16 health centers all over Jordan.
76
And we are surprised that the government comes to you and ask about the names of beneficiaries who then do not get assistance from them or the amount that people receive from us is subtracted from their monthly allowance (he is talking about the National Aid Fund). This is not correct that they want to know the names of our beneficiaries. In the frame of partnerships we should sit together and define criteria that take into account the family income, number of family members and then we can decide what people should receive, and not just stop helping people. The National Aid Fund pays maximum 180 JD to families. When you consider that a poor family has a home, has children and many expenditures, neither the amount that we do not give nor that one that the government pays is sufficient. There are new efforts done by a new institution called Centre Commission for Social Solidarity which tries to build up a data base. Now, we are part of that cooperation, but we are afraid we want to be sure that there is a real network and that they not only want to have the names of our beneficiaries. We as Islamist we have our agenda and were are also in politics and this creates anxiety among some actors. But we are in Jordan since 1945, I mean the movement. And we lost members and acquired new member, but we did not change our politics. We are part of the Jordanian society and part of the Jordanian state. We have our own perspective and opinion, but this is our right. Due to the environment, i.e. our location next to Palestine and the conflict with Israel etc. will also leave some sort of tension and this somehow impacts on us because Jordan has the longest borderline with occupied Palestine and a great part of the Jordanian society is of Palestinian origin… and for sure this impact on us and on the relationship between the state and Islamists. Islamic Hospital. How far is religion evident in their work? The original idea of the Islamists has been due to the disappearance of Islam in public to get it back to public life. Therefore they tried to put and name everything Islamic. But the Islamic Hospital is a professional entity like other hospitals. We benefit from the experience of the doctors…. Maybe the way of dressing, the treatment of the patient (i.e. gender separation) there some few differences. But on the level of professionalism we are similar to all other hospitals. This also applies to the schools and colleges. We use the national curricula. You should not forget that we are a society that consists of 95% Muslims….. The West is part of the problem. Its colonization policy took over from society its origin ‘color’ due to its general understanding of Islam. So when the Islamists came they said we have to repeat the Islam as a discipline back to society. We lost ourselves amongst all the revolution, modern states and imperialism. The idea of Islamist is to bring back the idea of Islam, but this does not mean that we want people to go 1.400 years back, but we want them to go back to something that has a core value in the frame of Islamic nation. Therefore the term Islam is used in different occasions. What is the difference between the NGOs here and international ones. I think it is space and context that sets the differences. We are from the local and we are working for the local according to the needs of the local community. International organizations do not consider local need. We work together with those international NGOs that have programs that cover local needs for example there is an institution called HABITAT. It is a Christian organization that is implementing a program called Qard Aduwar (giving credits) in Jordan. They do not take interest rates and as you know this is not allowed in Islam. They provide poor people with houses on the basis of paying the credit back monthly without paying interests. We wanted to work with them; we wrote the proposal and got the approval by the government. We submitted the proposal and we were refused, but HABITAT did not tell us that our proposal has been refused, but the government. They did not communicate with us. I meet the responsible guy here in Jordan and I asked him directly if he does not want to work with us because we are Islamists and they are Christian. Since we both want to serve the poor, why can’t we work together? Target group religiously defined?
77
We do not differentiate between poor people. In Jordan there are not so many poor Christians. We have some experiences with Christians from Iraq and we served them because we care about the human being. What is the relation with the Muslim Brotherhood? The initiators of the Charity Centre are originally members of the MB. And as in all organizations there are people who leave the movement, so there are some initial founder who are not members of the movement anymore. The relationship… most of the board members are MB. But the Centre employs everyone that apply and who is a Muslim and respectable person. But I cannot claim that the whole institution is made of MB. The MB does neither have an administrative nor a financial link with the MB. This centre was established by the movement as an entrance to society by providing assistance and this has led to suspicious because some actors understood our efforts as a way to control society. We were blamed for trying to use the centre to achieve better election results. But in reality, I think the Islamist see the centre as an Islamic duty. The Islam compromises all parts of life such as charity, politics (IAF), social and so forth. Therefore, from their perspective the Islam is comprehensive and therefore they want to be present. From their point of view, we have to start with the individual and the core family. This is the basis of their work. Other Islamic entities blame us for our approach because they say that we support the maintenance of the system. The Muslim Brothers believe that they have to support the Islamic individual, the Islamic family and Islamic society. The MB work on the basis of this vision. Is the conflict within the MB affecting the work of the Islamic Organizations? In general, it doesn’t. The problem is that some persons/journalists as Mohammad Abu Rumman are part of the problem. They don’t know what the problem is really about. All Arabs, all Muslims are with Hamas. The conflict is not about being with or against Hamas. Thos who are said not being with Hamas are the ones who in fact are most supportive of them. I would say, we are also human beings, and it normal that we have conflict. All problems are on the personal level. And it doesn’t mean, that if we support Hamas, that we are part of Hamas. We support Hamas, and the struggle against occupation, but we are Jordanians! We are a Jordanian organization under Jordanian system, and Hamas is in Palestine. The Palestinians were the ones who demanded the separation from Jordan. How does the organization get its money? I want you to know that the center is supported by the Jordanian society. We have a “good parenthood/sponsorship” program where people can take a sponsorship for a child or a family, or a group of families. Our budget in 2009 was about 22 Million JD. 95% was coming from the Jordanian society. But sometimes you have people who live abroad, especially Jordanians living in the Gulf States, support us financially. Most people are ordinary employees, not rich people, but in poor neighborhoods, like Tafila, people can support poor families with one JD per month or several people sponsor one child. It happens that some people don’t want to say publically that they support the center, in the frame of the new government, some people are afraid of paying us publically, so they pass by and they give it to us in cash. Our work is based on Alms and donations, people trust us, in the center and its organizations, because they are well organized. We have a social research unit working in a scientific way. The difference between us and the “Zakat Fund” is in its origin a Islamic idea, but the government institutionalized it and is taking 20% of its income, except the money that is collected and donated exclusively for orphans. [He says that the Zakat Fund just gives assistance, and don’t make training programs but Malika contest this because of an interview she did with Zakat Fund where they claim that they started implementing “empowerment programs”.] What is the relationship with Royal NGOs?
78
Less than 5% of their budget is coming from international donors. We received money from 3 organizations: Save the Children, UNICEF and a British NGO, who works in Jordan for 20 years. What does he think about the fact that the biggest amount of international money goes to Royal NGOs? The international organizations need partners and the approval of the state. [Kritik an lokalen NGOs Maan!! 1:09]. The Jordan River Foundation should be an organization for all Jordan. It was founded in Jabal Al- Nasr, in 1996 and was headed by the Queen. When the project “Family and Child Center” In Jabal Al- Nasr came up, I told them not to do our work, because we were doing community empowerment at that time. We told them to develop us but not to do our work. The biggest organizations should take into consideration all the small NGOs that exist in the country. They should acquire the money because they are headed by the Queen, but the implementations should be done by the smaller NGOs who are close to the people. Vision of the Future? We had a workshop last week where we talked about the future vision: the main goal is to develop the programs who improve the situation of the targeted groups beyond assistance.
79
5. Interview met Zaid Abu Ghanimeh (niet opgenomen)
05.04.2010
Abu Ghanimeh, geboren en getogen in Irbid, behoort tot een familie met een lange geschiedenis bij de Moslimbroederschap. Bij de verkiezingen in 1989 was hij de administrateur en woordvoerder van de campagne voor de Moslimbroeders. Hij was één van de stichtende leden van het IAF. Twintig jaar stond hij aan het hoofd van het islamitische hospitaal. In 1993 verlaat hij de partij en het broederschap, maar hij beschouwt zichzelf tot aan zijn dood als een Moslimbroeder. Hij werd tot de radicalen van de MB gerekend. Contactinfo:
dit interview werd voor ons geregeld door Assem al-Omari, wij hebben geen telefoonnummer van de man. Het interview vond plaats in Abu Ghanimehs huis, in een buitenstad vlak bij Amman
Begint met verwelkoming waarbij hij ons vertelt dat hij blij is dat we naar hem zijn gekomen om met hem over de MB te praten. En dat wij als Europeanen willen luisteren en dat we niet in functie van de mukhabarat (veiligheidsdienst). Hij benadrukt dat ze geen geheimen over hun ideeën. Ze hebben wel geheimen over de organisatie zelf zegt hij. Ziad vertelt ons dat hij zal antwoorden als iemand die buiten de beweging staat. [Ziad woont in een traditioneel, klassiek Arabisch ingericht huis. Hij is ook gekleed in een jelaba en zo een petje. Bij de verwelkoming krijgen we geen hand. Wanneer zijn vrouw voor cola zorgt, mag zij de kamer niet binnen komen. Ziad zelf drinkt niet, hij is in ramadan. We moesten aan het begin ook bevestigen dat we Christen zijn.] We vragen naar zijn achtergrond, wie hij is. Hij is de zoon van man die vier jaar in een Jordaanse gevangenis omdat hij ageerde tegen de Britten en Israëli’s, dit was in de jaren 40. Zijn vader was lid van de MB. Ziad zelf studeerde chemie in Istanbul [samen met de vader van Assem al-Omari, onze vertaler] en ging erna werken voor de Jordan Phosphate Mines Company. Op een bepaald moment vroeg de MB hem te gaan werken in het Islamic Hospital. Dit deed hij twintig jaar en eindigde als de assistent van de General Manager. Tijdens de nationale verkiezingen van 1989, de eerste sinds 1966/7 was hij de campagneleider van de MB-kandidaten. 22 van de 26 kandidaten wonnen een zetel in het parlement. [Het valt op dat Ziad op vele momenten benadrukt ‘this is not secret’] Hij was in 1991 de information spokesman van het Broederschap. Daarnaast was hij een van de stichters van het IAF en maakte hij dee uit van de Shura Council wanneer? In 1993 verdween hij uit het Broederschap maar ziet zichzelf wel als een Broeder tot zijn dood. [Assem: c’est le cas pour beaucoup]. Momenteel schrijft hij twee artikels per week voor al-Dustour. [Volgens Assem behoort hij tot de hardliners van de MB. Wanneer we hem vragen waarom hij uit het Broederschap is verdwenen, wil hij hier niet op ingaan. (Later zal hij dat wel in het Arabisch aan Assem vertellen, het zou te maken hebben gehad met een conflict over de samenwerking met de regering).] We vragen naar de structuur van de JMB. Volgens Ziad is er in realiteit slechts één mondiale beweging met verschillende takken, maar die soms wel een verschillend label krijgen. Voor hem trekken alle islamisten aan één kant, tegen de USA en de Britten. Het gaat om de
80
verdediging tegen de macht van Amerika in de regio. Zionisten en de Amerikanen spelen onder één hoedje. Vanaf de jaren ‘50 poogt Amerika deze regio te beïnvloeden door druk uit te oefenen op de verschillende regeringen. Deze druk nam exponentieel toe na de gebeurtenissen van 9/11. Deze Amerikaanse positie wordt volgens Ziad beïnvloed door de Joodse Lobby. Ziad benadrukt dat de islamisten en de MB niet de vijand van iemand willen zijn, maar dat zij de door Amerika en diens repressieve politiek in een dergelijke positie worden gedwongen. Volgens Ziad is de one man-one vote electionlaw van 1993 dan ook een Amerikaans recept, ingegeven door een Amerikaanse diplomaat [hij werd bij naam genoemd, maar omdat we het interview niet mochten opnemen hebben we de naam niet volledig kunnen opvange]. Het doel van deze wet was het verzwakken van de MB en de beweging marginaliseren [dit is in zekere mate gelukt, want erna nooit meer zoveel zetels gewonnen in het parlement en discussie binnen de beweging over hoe men op deze wet moest reageren]. Hamas is volgens Ziad een deel van de Moslim Broederschap. Via het Jordaanse regime neemt de USA maatregelen tegen het broederschap. Het wordt hen bijvoorbeeld verboden om te preken in de moskees. Leiders werden uit de beweging gezet, assets van de beweging werden geconfisceerd. Sinds de laatste jaar is er nog meer repressie tegenover het broederschap. De sociale tak van de beweging werd bijvoorbeeld bijna volledig opgedoekt (de directie van het ICCS werd ontslagen en de Charity Center werd omgevormd tot een Charity Association) daarnaast werden verschillende Moslim Broeders voor het gerechtshof gebracht. Volgens Ziad voert de regering een zeer agressieve campagne tegen de MB (zo worden zij vaak aangevallen in regeringsgezinde kranten zoals bijvoorbeeld al-Ray). Volgens Ziad moet men simpelweg het Broederschap beledigen om dan een ministerspost te veroveren, populariteit van publieke figuren zouden stijgen wanneer men de MB aanvalt, ook zouden zij hierdoor persoonlijke rijkdommen vergaren omdat de regering hen zou belonen voor hun acties tegen de Broederschap. Vanwaar de haat van de MB ten aanzien van USA en soms Europa? Omdat zij Israel erkennen!!! Het is een taak gekregen door God om de Palestijnen te verdedigen en legitimiteit van Israel niet te erkennen, volgens Ziad is de MB de enige groep die weigert hierover compromissen te sluiten. Het is natuurlijk om zicht verzetten tegen een bezetting. Zoals wij Belgen deden tegen de Nazi’s. Welke instrumenten gebruiken jullie dan? De vierde zin van de leuze van het MB luidt ‘el-jihad is onze weg’, dit is defensief bedoeld, tegen de bezetting van Palestina. Wat met boycots? Een boycot is slechts één vorm van verzet. In Irak proberen de islamisten een jihad te voeren en de politiek te beïnvloeden. In 1984 voerde de MB een strijd in Palestina en in de jaren vijftig was de MB ook politiek actief in Egypte.Het MB wil volgens Ziad geen geweld gebruiken. [we krijgen de indruk dat hij van ons verwachtte dat we aan het polsen waren naar de positie van de Broederschap ten aanzien van al-Qaeda]. Maar volgens Ziad wil het MB geen geweld gebruiken of een staatgreep plegen. Veranderingen moeten er op een vreedzame fraudeloze manier tot stand komen. Maar zegt Ziad, niemand kan de basis van de Broederschap volledig controleren. De MB heeft immers duizenden jongeren in zijn basis. Als Amerika op het zelfde elan verdergaat, kan er volgens Ziad van alles gebeuren. Niemand kan de reacties op de druk van Amerika op Egypte en Jordanië voorspellen. Ziad zegt dat er binnen de MB veel belang wordt gehecht aan gehoorzaamheid, maar het is wel zo dat het geduld danig op de proef wordt gesteld. Er kunnen twee dingen gebeuren. De jongeren aan de basis gaan zich ofwel keren tegen het leiderschap, omdat deze te passief zou zijn. Zij zullen dan het leiderschap door een nieuwe vervangen. Ofwel gaat de basis de MB verlaten en zich aansluiten bij radicalere bewegingen zoals Al-Qaeda. Ziad ziet het meeste gevaar wanneer de oudere generatie zijn geduld zou verliezen en bijgevolg afstand zou willen doen van een pacifistische houding.
81
Ziad stelt dat Europa dom is geweest door Hamas op de lijst van terroristische organisaties te zetten en diens overwinning niet als legitiem te beschouwen. De USA zou Europa hiertoe onder druk hebben gezet. Om deze reden is Europa volgens Ziad hypocriet omdat zij niet trouw blijft aan haar democratische idealen en waarden, terwijl Europa net de bakermat van de democratie is. Ziad verwijst hiervoor naar de Magna Carta en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hij vraagt zich af waarom Europa deze rechten niet erkent in Palestina. De politiek die Europa nu hanteert kan voor nieuwe dictators zorgen. Ziad vindt het niet raar dat de Amerikanen samen heulen met de zionisten, maar hij verschiet er wel van dat Europa dat democratisch en waardig is niet trouw is aan haar eigen waarden. Hij meent dat het in het voordeel is van Europa om niet tegen de Arabische waarden te ageren, want er zijn anderhalf miljard moslims in de wereld. Wanneer we vragen naar de toekomst van de islamisten is Ziad ervan overtuigd dat de islamisten aan de macht zullen komen. Hij stelt dat de druk op de MB de beweging niet verzwakt heeft, maar integendeel zeer sterk gemaakt heeft. Op het zeer belangrijke syndicaal niveau zijn de moslimbroeders in de meerderheid zegt hij, ook aan de universiteiten zijn de islamisten de enige beweging. Een islamistische toekomst is onvermijdelijk omdat zij de enigen zijn die op grote schaal kunnen mobiliseren. Ziad was zelf ooit woordvoerder van vijfduizend mensen die de Broederschap op straat bracht. Nu brengen we misschien niet meer zoveel mensen op straat, maar toch zijn we nog altijd de grootste groep. Daarenboven komt dat de bevolking volgens Ziad niet langer gelooft in een eerlijke en correcte toepassing van het recht of in de veiligheidsdiensten (de mukhabarat). Ook de MB vertrouwt de veiligheidsdiensten niet langer en wil daarom haar interne affaires verborgen houden. Europa moet in ieder geval de islamisten niet provoceren, integendeel Europa zal moeten leren communiceren met de islamisten. Ziad begint een geagiteerd discours over Amerika en Europa. ‘Europa is voor ons niet hetzelfde als Amerika. Wij haten Europa niet. Wij hebben elkaar nodig. Er moet een samenwerking zijn op vlak van bijvoorbeeld onderwijs en economie. We moeten een brug vormen voor elkaar. We zijn kwaad op Europa omdat Hamas niet correct behandeld wordt. Er zijn wel voorbeelden van dappere Europeanen, vb. Louis Michel, maar toch is er sprake van defaitisme. Europa blijft het Midden Oosten behandelen zoals in de jaren zeventig of zoals een kolonie. Voor de MB is de politiek van Amerika en Europa het belangrijkste om tegen te ageren. Amerika ziet alles door een Israëlische bril. Hamas is niet terroristisch, het is een democratisch verkozen partij. Hamas is volgens Ziad een goed compromis. We hopen dat Europa verandert, want ze moeten beseffen dat Al-Qaeda veel kleiner is dan de MB. Wanneer de MB oproept om op straat te komen, kunnen we miljoenen mensen mobiliseren.’ De vraag welke gevolgen de acties van het MB tegen het Wadi Araba Verdrag hebben gehad over de afgelopen 15 jaar mogen van Assem niet stellen. Wel verteld Ziad ons dat het MB gelooft dat de Jordaanse bevolking het vredesverdrag uiteindelijk zal verwerpen en dat dit nu een fase is om doorheen de crisis te geraken. Daarnaast mogen we van Ziad niet vergeten dat het Wadi Araba Verdrag en het Camp David Verdrag ingegeven werden door de Amerikanen. Het vredesakkoord is geen Jordaanse keuze. Jordaniërs die zich publiekelijk voor het vredesakkoord uitspreken, zijn ook zelfs privé tegen het verdrag. Ook wordt ons verteld dat één van de ergste beledigingen voor een Jordaniër zou zijn hem te verwijten dat hij zaken zou doen met Israëliërs. Onze vragen komen volgens Ziad voort uit onze Europese cultuur. Wij, als Europeanen, kennen de Arabische cultuur niet. De Europese maatregelen passen hier niet in. Iedereen zou terug naar de oorspronkelijke Arabische cultuur moeten gaan. We stellen de vraag of er bij interne verkiezingen ook campagnes worden gevoerd, zodat we het niet rechtstreeks over interne verschillen hebben. Ziad drukt ons op het hart dat verschillen tussen mensen zeer natuurlijk zijn en dat God deze verschillen gewild heeft. Het is ook een misvatting te denken dat de interne verschillen te wijten zijn aan een verschillende mening over Hamas. Dit zou juist één van de dingen zijn waarover iedereen binnen de Broederschap eens is, volgens Ziad. En moest Hamas een eigen beweging in Jordanië starten dan zou 80% van de MB-leden overschakelen, meent Ziad en daarvan zouden de meesten van Transjordaanse origine zijn. Interne conflicten zijn daarom volgens Ziad gebaseerd op persoonlijke rivaliteit en jaloezie.
82
Er volgt een lange dialoog in het Arabisch tussen Assem en Ziad. Ziad vroeg Assem niet alle details te vertalen aan ons. Assem vertelt ons dat hij het later aan ons zou vertellen maar deed dit niet). Wat ik uit het Arabisch kan opmaken is dat ze heb hebben over de interne relaties binnen de MB. De namen Brahim Ghoreibi, Jamil Abubakr en Zaki… vallen. Ook hebben ze het over de relaties met het leger en Israel. Ziad werpt even op dat hij hoopt dat wij de stereotypen die er over de islamisten heersen, zullen doen verdwijnen. [Er hangt geen foto van de koning in zijn huis, wel islamitische versieringen. Aan het interieur te zien, is Ziad rijk. Andere woorden die ik hoor vallen zijn: ziekenhuis, school, Amerika, Syrië, verkiezingen, mukhabarat, Amerikaanse ambassade, Dustur, Hamas.]
83
6. Interview metJamil Abu Bakr
07.04.2010
Jamil Abu Bakr is oorspronkelijk een ingenieur. Hij is tevens een ex-parlementair voor de IAF. Momenteel is hij de woordvoerder en secretaris-generaal van de MB. Hij is reeds 37 jaar lid van de Broederschap. Contactinfo:
[email protected] +9626583320 (telefoonnummer) +96265683319 (fax)
How long are you a member of the MB? What is your position in the MB? Can you tell us something about the structure of the MB? There are the members, who form the basis of the MB, and this basis is divided according to the neighborhoods, and there are units linked to the leadership through the secretary general. And there is the council of Shura which is the highest leadership in the brotherhood. There is the executive office which defines the strategy and monitors the daily issues. There is the “controller”, the head of the brotherhood, but we say the Muraqib al-aam, but he’s not a “Prince”. What is the vision of the MB? The program, the vision of the Brotherhood is that it is a reformist movement which aims to change and reform the reality, in the sense of an Islamic way of life. And we want to participate in different aspects of life, for example in politics, in parliament, in the field of society, social work, charity, poverty, culture and education, health. There are health centers, media. We have read that there was always a quite positive relationship with the regime. There are some tensions, the MB feels that it is somehow under siege, they took over the biggest association in Jordan which is the Islamic Charity Center that supports Orphans, Widows, the poor. It was taken over without reason, but there is a policy of hindering Islamic activities. Several time the movement is not allowed to organize activities in particular occasion, for example the “Jerusalem Day”, events related to Palestine, internal issues like the increase of prices. It prevents and represses, not always, but several times. Can you tell us more about the evolution of this relationship? The relation was very much influenced by the Peace Treaty of Wadi Araba in 1994, because the movement opposed and is still opposing the agreement between Jordan and Israel, because we don’t consider it right and is not benefitting Jordan. The MB also opposes the Oslo Agreements between PLO and Israel. Furthermore it is opposing politics concerning external and internal issues. This leads to a tensed relationship, because there is also external pressures [on the Jordanian government] to impact/control the MB especially after 9/11. The consequence of this pressure is that some activities were prohibited. They started a media campaign against the MB. They try to siege organizations which are close to the MB/which support the MB. They create an institution to discredit the MB or to prevent their work. For example there is the Islamic Action Front, which is the political wing of the MB. The government created an opposite Islamic party, there is strong pressure in order to manipulate the elections (municipal and parliamentary), there is strong pressure in universities on Islamist students. They prohibited them from participating in certain activities, they were “judged” kidnapped. They used several tools/mechanisms to prevent them from having access to higher employment. Can you tell us something about the affinity of the MB for Hamas?
84
To be sincere, Hamas is a Palestinian movement and Hamas carries the idea and ideology of the MB. There are common/shared ideology/norms. Hamas was created out of the MB, but Hamas doesn’t work with the MB, it works within Palestine and we, as the Brotherhood, we don’t work in Palestine, we work within Jordan. We support Hamas with our medias, politically, because it is a movement against the Zionist and Israeli occupation of Palestine. And there are also shared ideas because of the common roots. Sometimes the MB cooperates with other social movements or NGO. Can you tell us about co operations with other parties? Can you tell us which movements and parties these are? What is the base of this cooperation? How did the MB take this decision? What is the reason behind it? There is cooperation with other parties, labor unions and we have a real and impacting presence in the labor unions and we are cooperating with other oppositional parties. There is a group of oppositional parties and we do cooperate with them in several activities and some political programs. The reasons for this cooperation are similar visions, in term of political reform, the issue of democratization, the relation towards Israel, corruption, the issue of Palestine and Jerusalem. The different parties agree on these subjects In the past the MB organized boycotts, for example during the second Intifadah, or during the Iraq war. We have the feeling that the MB is associated with antinormalization. How does it affect the relationship with the regime and the society? How did the MB take the decision for the boycott? Why did you use this kind of tool for action against America/Israel? Did decisions to boycott lead to debates within the MB? What do you hope to achieve with a consumer boycott? The boycott is a reaction against the attack of the USA against Iraq as well as the strong support of the Israeli government. It is a mean of pressure in order to change its politics which was followed by several actors in society. It’s an expression of an ideological and political position, but I think that the impact was not so huge, especially not at that time. But it had an impact on the street, the street was responding to it, because the US occupies Iraq and Israel oppresses the Palestinians. So it was a way to express its opposition and also solidarity with our Arab and Muslim brothers in Iraq and Palestine. (Parallel to Algerian Liberation War because “we are all the same nation” and it’s also a human reaction toward oppression). What will your course of action be now, seen that the MB is calling for a third Intifadah? The political process and the negotiations between Israelis and Palestinians reached a point where the Israelis are not giving their rights to the Palestinians. The negotiations are just a waste of time in addition to the repressive measures either of the PA or the Israelis. So people started to talk about the 3rd Intifada and this pressure, this repression will lead to different form of resistance. Like the one during the 1st Intifada, meanings demonstrations, marches… We heard something about the hawks and the doves. What do you think about this, is it true in your opinion? Is it a real issue within the MB or is this something from outside the movement? What is the main reason for this division? Can you give us a description of the two groups? Does it affect the operation of the MB? Does the split in the MB correspond with the Eastbank-Westbank divide in the Jordan society? There are some differences, but there are no radicals in the movement, all are moderate. The MB is peaceful in its attempt to reform and all are committed to this. But of course, there are differences between people. Secondly, there are always differences between human beings and hopefully there is a solution. We have long debates/discussion that lead to solutions. Some debate are about foreign policy issues, some about domestic issues. But the conflict is over. But of course in every party you have internal differences. [He situates himself in the center.]
85
The categorization in “left/right wing” is wrong, because in our party nobody intents to overthrow violently the system. it was made by journalists who claim that they created this category in orders to understand it better. Nobody wants to do radical changes, to organize a coup d’état or talks about carrying arms. We want to obtain changes by peaceful means and we want participation in the transformation of the society. Can you tell us something more about the relationship between the MB and the Islamic Action Front? The IAF is a political party that was created by members of the MB and other people who are not MB members, but the majority of the members are from the MB. That’s why there is always a kind of consent on political issues between the MB and the party and there is always a continuous dialogue between the two parts. And there is also a coordination concerning the important stances and the big issues. Is there a difference in the cooperation between the MB and Hamas on the one hand and the IAF and Hamas on the other? Of course, we are Jordanians, so the cooperation among us [MB-IAF] in Jordan is very easy. With Hamas, there is some cooperation on political issues on the ideational level, when it comes to the big issues. But Hamas as a Palestinian organization and it is a resistance movement, so it differs from the MB and the IAF. So there is no relationship between the parties, or an administrative relation, or an organizational relation between the MB and Hamas. But there is a fraternal relation, an ideational relation, we have a lot of compassion with them, we support Hamas. We heard that the MB are against the normalization of diplomatic relations with Israel, how did this influence your relationship with the government? First, I have to remind that Israel occupies Palestine and is very bad to the Palestinian people and still continues to kill the Palestinian people and still occupies it, and still refuses to give them their rights. And it still represents a threat to Jordan, Egypt and Syria in addition to Palestine and the Arab states. Israel is supported by the USA and the European States in its position against Palestine and the Arab people. And when Israel was recognized and relations were established, and when there was a normalization of political, economic, commercial and cultural activities, we consider this as the alienation of the rights of the Arab nation, of the rights of the Palestinian and Jordanian people. Because it is forbidden to give something to Israel as long as it is an aggressor. So in this point we disagree with the government and this lead to the subsequent tensions. How did this affect your work concretely? For example they started to change the electoral law, from a election dependant on lists/register to an election that we call “one man, one voice” [Single Non-Transferable Vote] in order to lessen the number of seats of the Islamic movement and the opposition in the parliament. In addition, the general law for “gathering” prohibits any marches, any demonstrations, any gathering except those allowed by the administrative ruler. And this is part of the retrenchment of freedoms and there are numerous other laws which cut rights and who control the results of the election process in the parliament and municipalities, in addition to the numerous other laws on proselytism and distribution of flyers” who contribute to the “containment” of our work in society. In addition to the relations for example…through the way governments are formed, the higher posts/functions in the state, I already mentioned this, the prohibition of facilities, the prohibition of some activities of the movement, persecution of the movement’s leaders, even at the level of the work at university: some students who are part of the Islamic movement were persecuted and restricted in their studies, theirs work, their principles, and the recruitment of different forces within the trade unions, the creation of new parties in order to build a concurrence for the Islamic Movement during the elections. And there are some invisible activities by the secret services of course.
86
There are a lot of changes in Jordan these days. For instance: there is a wider gap between rich and poor people… How does the MB as a social movement respond on this changes? This is indeed one of the reasons for dispute with the government, concerning their so called “economic program”, which exonerates the government from it help to the poor and turned towards a strong privatization. They privatized everything; they sold organizations, no education, no health care, no societal support, and no care for the orphans. The government got rid of its responsibility concerning the services for the poor—not completely, but it deteriorated a lot. I lead to an increase of the richness of rich people and an increase of the poverty among the poor. So the gap became very big and this is something that we refuse. What we want/demand are programs to help the poor and that the government offers cheap or gratis services and the continuation of this situation lead to an increased pauperization. Thus, there is a very limited section of the population that owns the majority of the property/richness of the country. How do you see the future of the MB? We consider that for the Arabic nation, there is no future but a future with Islam. This future…this situation will change and these people will liberate themselves and have selfdetermination and stick to their religion and believe. In the short time, it doesn’t look hopeful but in the long run, the Islamic movement believes that their own ideology of reformism and change will succeed.
87
7. Interview met Ibrahim Gharaibeh
08.04.2010
Ibrahim Gharaibeh is een columnist, journalist en socioloog. Tot in 1998 was hij zelf lid van de Moslimbroederschap en het IAF. Vandaag noemt hij zich een democraat en een moslim. Zijn broer Ruhail is momenteel één van de prominente figuren van de MB en gewezen secretaris-generaal van de Islamic Action Front. Contactinfo:
+962796542522
Introduction: Okay, so maybe I will start by telling who I am. I am Kiliane and this is An, and we are students from the Ghent University in Belgium and we are doing our research project on the Muslim Brotherhood. I think Saskia told you this on the phone.
So maybe our first question would be: when were you a member of the Brotherhood? Or were you never a member? No, I am just a researcher. I was a member in the MB, but I left in 1998, 12 years ago. And can we ask why? [Assem komt. Assem en Ibrahim zullen vanaf nu in het Arabisch communiceren en Assem vertaalt in het Frans voor ons.] Maybe it is better to speak in Arabic because I feel the idea is more strong. If I try to talk in English, the idea will be weak, not as strong as in Arabic. So I prefer Arabic. Donc, la raison principale c’est avec l’âge, certaines idées changent, les gens changent, donc c’est l’âge et la maturité. En fait, depuis le début des années 80, il y a eu la vague de démocratie islamique avec les élections, avec tout ce qui a commencé à cette époque là. Mais finalement après, en 1989 et après avec l’exercice et la pratique on a du voir que cette idée d’une démocratie islamique n’est ni démocratique, ni islamique. By that time I became like secularism. I found it is not practical idea. So you are a secularist now? yeah, a religious secularist. Le mouvement islamique depuis sa création en Jordanie et même ailleurs a toujours exercé un travail social, de prêché… Plutôt dans un cadre ce qu’elle a créé elle-même le mouvement islamique. Donc la participation politique et la participation avec les autres donc n’a pas été un pilier de travail du mouvement islamique. Dans cette circonstance en fait les contradictions ont commencé à apparaitre une fois que le mouvement islamique s’est engagé et c’est lié à un processus démocratique qui a commencé en 1989. Donc c’est une dimension, une réflexion intellectuelle sur le problème islamiste; qu’ils sont habitués de faire un travail de prêché, un travail religieux, mais là les exigences politiques ont changé complètement de direction. [Il continue sur la même lancée : l’analyse de ce qu’il s’est passé dans le mouvement islamique. Et évidemment sa position vis-à-vis de ça.] Donc le problème c’est que les islamistes se sont difficilement adaptés aux idées ou aux pratiques démocratiques. Eux à l’origine n’avaient pas une position homogènes vis-à-vis de ces idées. Généralement, la contradiction n’est pas totale. Il y a une contradiction, mais pas forcement totale. Et leurs pratiques ne sont pas à mes yeux, ne sont pas. Moi, je trouve que les islamistes ne sont pas forcément compatibles avec les idées démocratiques. Moi en fait je pense personellement que le mouvement islamiste a fait tout ce qu’il faut, ils sont allés très loin pour s’adapter, pour accepter l’autre, pour se conformer à la règle de la
88
démocratie. Ce n’est pas une critique, c’est plutôt un compliment. Mais personnellement je me trouvait en contradiction. Et je vais vous expliquer pourquoi. Les islamistes ils se sont adaptés, ils ont amélioré leurs règles pour marcher avec la démocratie. La philosophie à moi c’est que la démocratie n’est pas un appel de Dieu, ce n’est pas un message religieux. La question démocratique c’est plutôt un compromis, historique même comme objectif ou comme moyen. Donc pour résumer, le mouvement démocratique et le mouvement islamique a des convictions et ils ne vont pas changer. L’attitude du mouvement islamique va gâcher à la fois la démocratie, à la fois la religion. Ce n’est ni bon pour la démocratie, ni pour la religion. En fait, depuis que je suis devenu laïque, je pense que je suis beaucoup plus proche de Dieu. I think we should move on to the next question. I feel I understand your position a little bit better now. We have read your article in the Arab Reform and we thought it was very interesting because it was about the rifts in the Muslim Brotherhood. We thought we would ask for some more explanations, clarifications. Like for example you say that the internal differences in the MB are now more visible and public than before and we were wondering what was the context for this change. Maintenant le travail politique se fait sur le terrain, avant l’ouverture en 1989 c’était couvert. Donc évidemment le mouvement islamique avait été touché par l’ouverture, c’est un travail en pleine lumière. C’est le cas pour les autres partis aussi. Avant, le travail des Frères était complètement secret, maintenant c’est public. Maintenant il y a des sièges dans le parlement, on peut courir, maintenant on peut participer. Donc comme ça les différences apparaissent. Aussi avant 1989, les choses qu’on pouvait discuter étaient moins importantes et moins apparentes, tandis que depuis 1989 la nature de l’activité politique des Frères musulmans a changé. We heard about the Hawks and the Doves, and in your article you describe the Hamas faction and the IAF as a third and a fourth categorization. Can you elaborate? La première division que je vois est une division de génération plus qu’une division sur la position, c’est les jeunes et les plus âgés. Evidemment les jeunes, à l’époque les jeunes, maintenant ils sont déjà vieux. Je parle de la première classe de dirigement du partie du mouvement, composé de Arabiyyat, de Farhan et d’autres. Et l’autre génération qui était jeune à l’époque, qui est composé généralment vis-à-vis de la ligne dur, de Hammam Said [onduidelijk]. Généralement la génération avant 1989 était beaucoup plus modérée. L’autre camp était beaucoup plus rigoureux sur les points religieux. Why is there this difference ? C’est l’esprit de l’époque. C’est l’influence des idées de Sayyid Qutb. Il y avait un mouvement vers la religion. Et eux sont les disciples de Sayyid Qutb [hij spreekt over die jonge generatie] parce que il (SQ) est devenu le maître intellectuel de l’époque. Pareil, en 1990 il y avait un mouvement démocratique dans le monde entier, et notre génération qui est née, qui est influencée par ça. Jamil Abubakr [en nog namen maar onduidelijk] est une génération qui est arrivée au pouvoir dans l’intérieur du mouvement, au début des années 1990. Et c’est une génération qui est influencée du mouvement universel démocratique. Et même cette génération est divisée aussi. Et cette génération est en fait divisée en deux. Une partie, une division qui s’est penchée sur les problèmes d’interieurs, les affaires nationales. Et l’autre qui est plus interessé par Hamas, par des question extérieures et la question palestinienne. Je crois que la division aujourd’hui entre ceux qui mettent la priorité sur le travail national ou l’action nationale, et ceux qui prennent en piriorité la question palestinienne. We talked now about the generational and ideological split but in the article you also mention a regional split. Could you explain what you mean by this split?
89
Dans le cas des Palestiniens, ceux qui sont pro-Hamas il y a une majorité des gens qui sont d’origine palestinienne. Et dans le camp des ceu qui favorisent, qui font une priorité de la Jordanie, il y a une majorité des frères qui sont d’origine Jordanienne. C’est ma thèse. La vraie question qui est posé depuis la fin des années 1990 c’est laisser ... (onverstaanbaar) contre Hamas de mettre sa lance sur les Frères en Jordanie. Ceci est le conflit principal qui divise les Frères aujourd’hui. Do you think these divisions weaken the movement ? Of Course So the people in the street are less MB-mindend/oriented as before? Ils sont moins influencés. Mais il y a un phénomène de retour à la religion. Les Frères profitent d’une manière passagère de ce phénomène, mais eux ils sont pas à l’origine de cette phénomène, ça les dépasse. Mais ils en profitent. In what ways have the measurements taken by the government influenced the popularity of the MB ? Il voit les choses d’une autre manière. Le fait que le gouvernement mette sa main sur les universités, les centre islamiques semble une faiblesse du mouvement. Si les Frères n’étaient pas aussi faibles, le gouvernement n’ aurait pas osé. Le conflit dans le mouvement est devenu très important et a donné l’opportunité au gouvernement d’intervenir. [Volgens Assem niet waar, er waren altijd al interne conflicten in het islamitische Centre en die werden steeds democratisch opgelost]. Je pense pas que le centre ou l’université étaient mal gérés mais que la rivalité interne a créé une opportunité pour le gouvernement. Le gouvernement était encouragé par la rivalité interne mais ce n’est pas la corruption qui a exigé une intervention gouvernementale. Also we read in your article that there is more external pressure. Which pressure is this, why did it become more salient then before? For example the democratic wave in 1990. Many countries in the world changed, Jordan, Eastern Europe. After 9/11. Des événement mondiaux qui ont influencé les Frères. Par exemple Iraq, concernant l’intifada, Palestine. La montée de Hamas dans le monde, c’est aujourd’hui un acteur du premier plan. Après 2000 Hamas est devenu un acteur important pour la Palestine et ça a ses traces sur le mouvement islamique en Jordanie. Can you give an example of this ? Selon lui 15 membres du conseil supérieur des Frères sont salariés dans des institutions liés à Hamas. La force de Hamas se montre dans le fait que Zaki Bani Rsheid, un mec inconnu a gagné. Aussi le journal el-Sabeel est financé par Hamas. Hamas est une autorité publique selon moi. Beaucoup de gens qui sont en force dans le mouvement aujourd’hui sont des fonctionnaires de Hamas selon moi. [discussie tussen al-Omari en Ibrahim Gharaibeh over deze these] Le problème du bureau extérieur des Frères, et ce don discute depuis 2006, c’est qui doit représenter les gens d’origine palestinienne à l’extranger et combien? Ça résume le débat , la lutte pour le pouvoir du côté de Hamas chez les Frères. One last question on the relationship with Hamas blurred because they fear the same treatment as Hamas in 2006? No, no. La question ne se pose pas. Les Frères jordaniens sont des acteurs politiques ici, et d’ailleurs ils ont pas de très bon rapports avec les Européens. Historiqement, les Frères (palestiniens) en 1948 faisaient partie des Frères jordaniens. Mais il y a des choses techniques, dans la pratique qui font qu’il y a une divergence. Par exemple, les Frères de 1948 ils sont passée aux élections pour le Knesset et ça c’est désapprouvé par Hamas et les autres.
90
C’est un conflit interne sur la manière de gérer et les alliances à avoir. Et le courant nationaliste à l’intérieur a le sentiment que le gouvernement tient le courant de Hamas contre ce courant national. Ils ont compris qu’ils ont été marginalisés parce que [onverstaanbaar] a entrepris un dialogue avec Hamas. Mais Hamas comme acteur interne était inevitable (volgens Assem). Après des années de refus, donc ce n’est pas aussi simple. In the past the MB organized boycotts, for example during the 2nd intifada and the Iraqi war. We have the feeling that the MB is associated with anti-normalization. How does this affect the relation with the government? D’après moi, les Frères musulmans sont pas très occupés par ce dossier. Ça ne pose pas un problème, ils ne sont pas très occupés par la normalisation, ni par l’anti-normalisation. C’est n’est pas une priorité. But isn’t the anti-normalization about not accepting Israel ? this is not important for the MB ? Ouioui, c’est important. [Volgens al-Omari :il exagère c’est ipmortant pour les Frères mais ce n’est pas une priorité. C’est un exercice habituel, les Frères ne reconnaissent pas l’Isreal. Mais je ne crois pas que l’anti-normalisation est un pilier dans le politique des Frères.] How do you think the MB acts against the Wadi Araba treaty, if anti-normalisation is not important ? Ça n’a pas beaucoup de sens dans la mesure où les relations entre les deux pays déjà sont au point mort. Ça n’a donc pas un effet direct dans la vie de tous les jours. Il y a une mutuelle, réciproque animosité dans les deux camps (Jordanie et Israel). Donc l’antinormalisation n’a pas beaucoup d’importance dans la politique interne de la Jordanie. Les relations entre les deux pays sont au plus bas possible. Moi je vois que le roi a critiqué Isreal beaucoup plus que les Frères musulmans. But then why did the GVM make a treaty? Ça c’est une question qui nous mène ailleurs. Le gouvernement était obligé de le faire à cause des forces extérieures. L’économie après les années 1980 était désastreuse etc. Mais c’est une autre discussion. [we kunnen er niet op ingaan] Okay so maybe a last question. What do you see happening for the movement? Ils continueront d’acter comme un movement politique et social important. Ils vont participer au prochaines élections. Ils profiteront du retour à la religion. Donc tout ça va renforcer le mouvement. Et en realité le traité (Wadi Araba) a échoué, pas à cause des Frères, mais a cause de lui-même. And do you see a possibility for an actual split ? Les Frères resterons un seul bloc mais avec d’ importants divisions internes. En général, ça va continuer.
91
8. Interview met Yaser al-Qatarneh
15.04.2010
Wij werden met Yaser al-Qatarneh in contact gebracht door professor Parker. Al-Qatarneh werkt in een onderzoekscentrum in Amman. Contactinfo:
91, Al-Motasem Street 2nd circle, Amman
Everything I am saying must be checked by experts. [Suggests Abuhiala en Abu Rumman] Jordanian wing versus Palestinian wing, the dovish wing versus the hawkish wing. In abstract the dovish versus and hawkish are very clear in what they disagree on. Whether it is the issue of their relation with the government or the issue with their position towards the Hamas-question. But basically I think this is most important level of internal dispute that apparently the dovish and the hawkish are facing together. Definitely there will be some internal organizational anger. It would be interesting to see if it has any relevance as far as the youth is concerned. Today the main issue is the almost split between the certain factions. I asked for the issues according to him. However he wanted to phrase the questions for me and didn’t answer. For example: “What does it mean for the following, Jordanians versus Palestinians; youth versus the old guard. And what would be the consequences?” Parallel with the Egyptian MB in the 60’s? In the 60’s the Egyptian Brotherhood faced the same challenges. When they were imprisoned by Nasser, those who were [imprisoned], became very radicalized and very hawkish in their position towards domestic and regional affairs. So the result was a split between the Muslim Brotherhood or within the MB between those who continued to carry on with the mainstream MB ideas and philosophy and the radicalized fraction who formed a new group, called eljama’a islamiyya. And the is very famous as being a very radical group that contributed to the operations of al-Qa’eda through its ideology and its members. Among them was Zawahiri was a figure in the jama’a islamiyya. So these people all came from the MB. So my question would be to any real expert on MB “How much could be parallel in the Jordanian case. Are we about to see a new faction that formed out of the MB that is very radicalized if the dovish will win the current battle with the Hawks. Or the MB mend themselves and become very hawkish and those who are dovish will leave. But you can only ask these questions to the experts and not the MB itself. The relationship with the government (GVM) What I read in the newspaper is a shy reserved position by the MB that is trying to maintain an image that we are friends. The people in the street don’t care, they don’t follow, people who care are those who are affiliated with MB and are very much into politics, they are watching the dynamics in the MB. Al-Qatarneh’s concern is the split. Will there be a split like in the EMB in the 60’s. What are the issues these people are disagreeing on? I don’t see a disagreement on Hamas’s role in the Arab-Israeli conflict. Maybe there is a disagreement on Hamas’s relationship with Fatah. Maybe there is a disagreement about who controls Hamas, Gaza or Damascus? This is pure Hamas its one issue. But also in Amman it has its repercussions between those who follow who follow Damascus and those who follow Gaza. “The future, that is my concern.” The MB in my opinion move from being a popular social movement into a ideological movement. Before the 80’s it was very socialized and did not
92
distinguish between those who followed the movement and those who didn’t. So it spoke the language of the people. It made sure that people felt that this movement is delivering. It showed that they do not have double standards when it come to their relationship with the GVM. After 1993 things have changed. They lost much of their credibility, people started to realize that it is all about ‘blablabla’. It is rhetorical opposition rather than actual opposition. They join the elections (2003, 2007). They do not push enough. Delivery is very in the Arab world. Governments are not legitimate because they don’t deliver. Why Hezbollah is very popular, because they deliver. Al-Qa’eda also lost its credibility because it became another bragging movement. So as long as you deliver, you will always be popular, regardless of what ideology you have. So the JMB failed in this regard. They continued to be a social provider, they continued to be a social leverage that that helped deprived people and communities within the Jordanian society. Once you start talking about high politics, about Arab-Israeli conflict, about American occupation in the Gulf. You have to realize that in the 90’s the MB have no more the privilege have in the Cold War. The MB’s rhetoric was just as similar as the GVM and the people would not blame them for not delivering because the GVM used the same rhetoric and also failed to deliver. But post 1990 the GVM shifted from one position where they used to have this resistance rhetoric into peace and stability whit the enemy. And the MB was left alone with its rhetoric of resistance. So people started to focus on them and were asking what exactly they were doing. In regard to higher politics the MB on economics en politics the MB also isn’t delivering. Hezbollah is delivering. Hamas also isn’t. The GVM took measurements against the MB on the social level. But the GVM failed to antagonize the people against the MB on this. People felt sorry for the Brotherhood.Why did the government do this? First of all it was personal. The GVM had serious problems with MB in 1999 and 2000, the first prime minister of King Abdallah, Abdelraouf al-Rawabdeh whom we know kicked Hamas out. The Second time Marouf alBakhit was ideologically against them and wanted to crush them before the elections and he thought by turning the screw on the social apparatus of the MB they will lose their social basis, but they did not. How do you then explain, from your point of view why a certain faction of the MB wants to cooperate with the GVM when they know this GVM is taking measurements against them? I think it personal, you will find people who are confrontational and you will find people who will look for compromises. People who are the peace process and people who are against coercion. It is personal. There are those who consider the GVM as kaffir, consider them infidels. Another factor could be being of Jordanian origin. This is something you should dig into. What are the issues of a split. There is no official figure for the exact number of Jordanian of Palestinian origin. HE gives me the number according to the Centre for Strategic Studies which is 43% and another 3% people from Gaza. What are the politics behind this? During the cold war it was very interesting for the Jordanian GVM to exaggerate the number and it was very interesting for the king to speak on behalf of the Jordanians and the Palestinians as both their king because most of the diaspora was here. This was also in the interest of the Israelis because this way they can argue not to be bothered with a Palestinian state because there is already one, namely Jordan. In 1999 people started to see that those who are here are going to stay, things will finalize. But the GVM will never disclose the number until the status of refugees is resolved. It is a big no-no, you cannot cross this red line, to show that your hart is not in Jordan, you cannot say that you are a Jordanian party but you are basically for the Palestinians and you have another agenda that is not in the heart of the Jordanians. Do you believe this can be reason why there isn’t an actual split within the MB? Now you touch a very sensitive issue that is not restricted to the MB. In general the Jordanian politics is politics from different
93
social classes and strata, from different ideological backgrounds, economic backgrounds. It is a very normal social struggle. But the right to return makes everything very difficult. It is always a dilemma. If you want to be a good Jordanian than do you have to give up the right to return? When you do not want to give up this right, are you then not a good Jordanian citizen? How is the MB dealing with this? If they were smart, they would push for an agenda that would say I am just as Jordanian as anyone, as loyal as anyone. They would have their own social-economic agenda that will help anyone regardless of peoples background. But having said this the position towards Israel is still resistance. But this should not be limited to the level of rhetoric, this should be felt through policies, it should be very much implemented. How can you rhyme this with the GVMs peace treaty with Israel? Jordanian national interest is for maintaining the peace treaty with Israel. Implementing the peace treaty is where people differ. Sees the MB talking as dinosaurs, but he doesn’t know if this is true for the whole movement or for just a faction. Dovish is this about appeasing towards the GVM? This is something you have to ask. But the split doesn’t affect the entire society, meaning non-members. Al-Qatarneh suggests that the MB should change and make an agenda for everyone, not exclusive. He accuses the MB of not having an economic agenda or anything. Today they are facing competition, he says. What is distinguishing them? So far nothing, they are only the biggest because they are not too dangerous that they should be crushed, and they are too big to just disappear. But Al-Qatarneh sees a possibility of the MB splitting if they continue like they do, and not delivering. And he sees a danger in this possible split like a Jordanian jama’a Islamiyya. He doesn’t want a Jordanian al-Qaeda. Is the JMB busy with this issue of internal split? Al-Qatarneh says he doesn’t know, because people who aren’t a member just don’t care. The MB is not offering them anything. He had a lot of admiration for Hezbollah. What are the tools used by the MBs to get their messages out? Boycotts aren’t very important. Demonstrations okay, but not even serious ones. They need to solve the issue of the national issue. What is means. But the MB doesn’t have a clear vision on this issue. This is a problem because a long as this is not resolved any mobilization can be interpreted as a hit against the GVM. The boycotts also cause for problems within the MB. They need to resolve their position towards the Jordanian identity. Which was the chicken or the egg? The MB is losing influence because of GVM’al measurements or the other way around? Al Qatarneh thinks it is both.
94
9. Interview met Zaki Bani Rsheid
18.04.2010
Zaki Bani Rsheid was stond in 2007 aan het hoofd van de politiek arm van de Broederschap, het IAF. Vandaag is hij lid van de Shura Raad. Men plaatst hem vaak in het kamp van de haviken. Bani Rsheid is van Palestijnse origine. Contactinfo:
Dit interview werd voor ons geregeld door Assem al-Omari, wij kregen geen contactgegevens. Het interview zou eerst plaatsvinden op het bureau van alOmari, maar op het laatste moment rijden wij naar het hoofdkwartier van het IAF waar wij in het bureau van Bani Rsheid het interview afnemen.
How long are you a member of the MB? Depuis 1973. J’étais à l’école secondaire lorsque j’ai rejoint les Frères Musulmans (FM). Je suis membre du conseil consultatif de la confrérie. C’était une époque d’activisme politique. Je viens d’une famille de conservateurs. Were there a lot a family members joining ? Non, j’étais directement influencé par mon prof des affaires religieuses, de l’islam, qui était membre de la confrérie. C’était l’esprit de l’époque ; c’était après 1967, après la perte de la deuxième partie de la Palestine. Cela a montré la faillite des courants nationalistes et gauches. Et il était normale que des profs influencent les élèves pour joindre les FM qui étaient plus appréciés. What is the vision of the MB. Reasons why it came to be? C’est un projet politique qui vise à montrer l’identité de la nation islamique, la société islamique en général. Les FM voient dans l’islam une manière de vivre, un chemin pour vivre. Ils sont formés pour incarner cette islam dans un mouvement politique qui vise à arriver au pouvoir et ensuite appliquer l’islam dans la vie de tous les jours. How did they manage to be a political movement before 1989? Dès 1989 tous les partis politiques sont tolérés, mais rien n’a changé. C'est-à-dire que la primauté des FM est toujours là. Avant 1989, il y avait une alliance entre le gouvernement et les FM parce qu’ils avaient des ennemis communs, les gauches, les nationalistes. Mais aujourd’hui cette alliance a complètement changé. Parce que les Frères sont devenus les ennemis. What were the issues that altered the relationship with the government? Je vais vous tracer le changement loin dans l’histoire. Après la défaite de 1967 et l’écrasement des partis gauches, les FM sont devenus une force politique importante à la fois locale, à la fois régionale. Ça a commencé à inquiéter le régime. Le régime a toujours joué les contradictions entre les forces qui étaient présentes. Le régime a essayé de rééquilibrer les choses et est devenu adversaire des FM. Deuxièmement, le processus de paix, Madrid, Oslo, Wadi Araba etc., ce changement politique au niveau régional on provoqué des modifications des forces politiques domestiques. L’ennemi de hier est devenu l’ami d’aujourd’hui et vice versa. Les FM se sont considérés comme adversaires de ce projet de politique de paix du régime. Donc les Frères sont devenus des ennemi. How do you act against the governmental exclusion, especially because you are the biggest social movement in Jordan, with a lot of popular support? Les Frères se défendent politiquement avec des moyens pacifiques, défendent les droits des citoyens. Et ils payent un prix très élevé pour cela. Avec des arrestations, confiscations. Mais c’est le devoir de leur projet politique. Ils utilisent tous les moyens communicatif pour se défendre, rester en contact avec le peuple, avec des rassemblements politiques. Les FM sont
95
bien implantés horizontalement et verticalement dans toute la société et cela fait que le régime ne réussit pas à éliminer les FM et qu’ils peuvent continuer leurs actions sociales. En 1997 les Frères n’ont pas participé aux élections parce que le gouvernement voulait une participation décorative de l’opposition.
Some of the members in 1997 did decide to run in the elections and were punished for this. Does this mean that the idea of boycotts is controversial within the movement? Il n’y a pas une unanimité à l’intérieur des FM. Mais comme la décision était prise, d’une façon démocratique, ceux qui ne la respectent pas doivent être punis. Ce n’était pas une décision unanime, mais une fois prise, tout le monde doit la suivre. Are there other specific issues that won’t have unanimity? Je ne me rappelle pas d’un seul sujet sur lequel il y a eu unanimité. Throughout interviews I have heard about different categorizations. Why do you think this is. Is it true or is it just a discourse? In who’s interest is this discourse then being used ? À l’intérieur du mouvement islamique l’opinion de chaque individu est respecté. La pluralité interne est une source de richesse pour les Frères. Par exemple, sur la participation avec le gouvernement il y deux opinions, deux courants. Les uns veulent participer à n’importe quel prix, mais il y a un autre courant important aujourd’hui qui veut une participation réelle. Do these two currents within the movement run along an ethnical divide, something I have heard in some interviews ? Les FM ne doivent pas copier le régime Jordanien qui a coupé avec la Palestine. Cela est dangereux. La Jordanie et la Palestine sont deux entités qui ne sont pas séparables. Is the emerging split in the JMB comparable to what happened with the Egyptian MB in 1960’s under the regime of Nasser ? [He didn’t really answer this question but mentioned that he just now remembers that there is one issue on which everyone within the JMB agrees, namely the rejection of the use of violence. So in this sense Zaki Bani Rsheid does not see a parallel in what is happening now in Jordan with what happened in Egypt earlier with the jama’a islamiyya]. What is the relationship of the JMB with Hamas. Historiquement Hamas faisait partie des FM Jordaniens. Idéologiquement c’est toujours la même chose. Je crois qu’il y a une majorité écrasante qui croit que Hamas doit rester le projet jihadiste des FM avec des liens directs. Mais les FM ne sont pas une exception, c'est-à-dire que c’est très normal pour les Jordaniens d’ avoir une affiliation avec Hamas très forte, plus fort que dans d’autres pays. Are you aware that people put you in the radical faction of the MB ? Does you feel this is true? Non, je ne le suis pas. Je trouve que c‘est vrai, à l’intérieur des FM il n’y pas de radicalisme. C’est un vocabulaire journalistique employé injustement qui fait que les Frères souffrent de cela. C’est une manière pour sataniser des personnes publiques. Who is responsible for this. C’est les media, mais eux ils sont cooptés par le régime. Comment faut-il gérer les différences intérieures?
96
La démocratie interne est le must pour garder l’unité, tout en garantissant la pluralité interne. Il faut respecter la démocratie interne, tout ce qui sort de la base, les élections internes. How do you see the future of the MB, now the internal debates are more salient and public? Très optimiste, le futur sera beaucoup plus intéressant que le passé. Dans la culture islamique le plus dur est déjà passé, le plus intéressant, le future sera et mieux. Helaas moest ik het interview heel gauw afsluiten door het tijdgebrek van de respondent
97
10. Interview met Rheil Gharaibeh
19.04.2010
Rheil Gharaibeh is de broer van de eerder door ons geïnterviewde Ibrahim Gharaibeh. Rheil Gharaibeh wordt gezien als de leider van de gematigde factie binnen de Broederschap. Hij maakt deel uit van het Bestuurscomité van de Broederschap en is verantwoordelijk voor de Media Sectie en de Politieke Sectie binnen de beweging. Contactinfo:
[email protected] +9626427129
How long have you been a member of the MB? Almost 40 years. Why did you decide to join the MB? When I was a student. Were there a lot of students joining, was it the spirit of the time so to say? It was not common and we did this confidentially. What is your position in the movement now? I am a member of the Executive Committee, the highest rank in the Brotherhood. The Head of the political and Media section in the organization. [He talks about the word ‘group’, not ‘organization’]. I entered the Movement based on the writings of Hassan al-Banna. I believe in his ideology. I believe that his ideas are the best way to reconstruct the Arab Nation. If we adopt al-Banna’s ideas we will be a stronger nation, a unifying nation, we will face the challenges. What kind of nation, because you mentioned the Arab nation, but is this compatible with the reality of a Jordanian nation-state? Hassan al-Banna’s ideas are not based on one country, it is based on the whole Arab nation. The Brotherhood movement is active in 80 states. We are in different states but share the same ideology. Every movement in their own country works within that national jurisdiction and provisions of that constitution but there is cooperation between all of us. Throughout interviews I have learned that the relationship between the MB and GVM has changed in a somewhat negative way. Is this true? How does he feel about this? Countries in the Arab world are all different. Some allow freedom, others don’t. There are Arab countries that don’t allow this Islamic ideology, for example Egypt, Tunisia. In Jordan the relationship is not static. What are the issues at hand that create a different stance towards the GVM? I believe that things started to get tense when the GVM signed the Peace Treaty with Israel. Because in this issue we have different views. Do you act against this? And if so, in what ways? First of all, they signed this Treaty on their own. We were isolated from this Treaty. And the balance of the Treaty is not good at all, it is in favor of the Israeli’s and we didn’t get all our rights. That is the stupidest part of the Treaty. We oppose peacefully. The forms of the actions are demonstrations, festivals, newspaper articles … We are always asking to either put the Treaty on hold or its cancellation. What do you hope to achieved through this kind of action, because the Peace Treaty has now been in place for over 15 years.
98
We would like the opposition of the people been taking into consideration. We always seek the mobilization of the people to cancel the Treaty. I am sure that if the entire civil community agrees the GVM will take this into consideration. We believe the majority is against this treaty. In who’s interest is the Treaty than? Only in the interest of the decision makers, the elite or the GVM. We asked the GVM to carry out a survey to see who is really behind this Treaty. I don’t believe it is in the interest of the people. We want the Palestinians to be given their rights and be guaranteed that Israel will obey international law. Israel doesn’t recognize the Palestinian rights on their land. Israel is not responding to the international community. Also they are using the area around the holy shrine to their benefit and displacing Palestinians. Do you believe the Jordanian GVM has the power to push for a change? The whole world can’t push Israel in another direction. So why would a small country? But if people don’t believe that a change is possible isn’t this than a dangerous situation, especially if people are getting frustrated? The frustration is about the official response against Israel; they are silent. Hamas is the only movement expressing our feelings and ideas and so we fully support them. Have you heard about the different categories that people distinguish within the Brotherhood, with a faction leaning more to Hamas and a more moderate faction. How do you feel about this categorization? This is not true, it is something played out in the media. How do you feel about the Egyptian MB stating that the recent internal frictions within the JMB are caused by the issue of Hamas? I believe this is a misunderstanding. Hamas is a part of the MB. But does he agree that this in fact a sensitive issue, because for example in September 2009 some members of the JMB have left the Brotherhood because of its ties with Hamas. Some people quite because they couldn’t agree on the procedures of dealing with Hamas. But there is no disagreement on supporting Hamas, is only a matter of procedure. What are the issues causing internal disagreement? Hamas now is a powerful movement on the world level and is fighting the occupation. Jordan signed a Treaty with Israel. This is why Hamas cannot operate in Jordan. It is now a independent and work separately. However, we support them totally. But yesterday I had an interview with Zaki Bani Rsheid and he confirmed that the Hamas-issue is creating internal frictions. This is simply not true. Do you agree that there are other issues creating different stances within the JMB? There are some people distributing this information to get votes I the elections, however this is false. It is because of the competition on elections inside the MB. But how come this idea is very alive in and outside Jordan, see the statements of the EMB. I can say that this not true. But even your brother writes articles titled: Rifts within the MB. There might be some disagreements but is not on the support of Hamas, but about the procedures. The way in which the administrative separation from the JMB is taking place is
99
still being debated. Since Hamas was so integrated it is not easy to be independent. The only disagreement is on how to deal with the Hamas people still living in Jordan. I propose to give clear guidance to them. I believe their independence should be clear on the level of the leadership. The Jordanian leadership should be independent. In the base there are similarities between us and this is what starts the confusion. There are some people saying that we are closer to Hamas but this is because of the internal competition on the leadership in the JMB. In what ways do the ethnical dimensions in Jordan play a role in the divisions? I believe we shouldn’t think in terms of Jordanians versus Palestinians because this divides an entire community into two groups. We should serve the whole community, not just one group. We should accommodate the wishes and needs of both and be doing this we should recognize that the Israelian threat is moving out to Jordan. And that Israel is trying to move the struggle from Palestine to Jordan. They want Palestinians not to think about the right to return, they want them to ask for their rights in Jordan. You talked about providing for the needs of all people. Is this becoming more difficult since the GVM is taking measurements against the JMB, like for example suspending the board of the ICCS. And why is the GVM taking these measurements? I think the GVM has always been trying to stab us with every new law. And they have been trying to limit our activities for so many years. How come they are able to do all this, when you are a the biggest movement in a democratic country. Aren’t people worried when you take away their social services? They noticed that the Muslim Movement is now all over the world, not only in the Arab world. They are scared that the Muslim Movement will take over in the government especially because in every election the Islamic movements are winning. Now the GVM is being supported by the Americans and the West and they start to limit our social services and limit our finances. In what ways does this have its ramifications on the working of the movement and especially how people perceive the MB? I believe that people believe in us, more than in the GVM? How do you protect yourself against this measurements? We would like to tell the West that what they believe about the Muslim Movement is not true. Our government is corrupt and is unable to serve their people and that they don’t give the basic rights to the people. We try to enable people to combat against corruption etc, but never with violence. How do you see the future of the JMB? The JMB will always be loyal to the people and have these noble principles. We insist on using peaceful means. The only mean is the pressure of the people. We will always fight corruption etc. We can solve our disagreements internally wisely. People who are trying to start troubles in the JMB and use the media will very soon be unmasked and this will disappear forever. During an interview I have heard about a comparison between what is happening within the JMB now and what has happened in the EMB during the sixties. What do you think about this? I think this person is very sick. The leaders of the JMB believe that we can only prosper when we are at unity otherwise we are weaker. We should be unified and face the occupation. I know I have some members who disagree with me, and we will debate with them.
100
In the article your brother wrote, he mentions a generational and a regional split. What do you think about this? I think there is a generational difference, but this is normal and healthy. And it is not very important. Also it is normal to have a regional split.
101
11. Interview met Azzam Tamimi
(niet opgenomen)
19.04.2010
Azzam Tamimi is een Brits Palestijns academicus en politiek activist. Hij staat aan het hoofd van het Institute of Islamic Political Thought in London. Contactinfo:
[email protected] +962777829793
Deze ontmoeting was geen echt interview maar ik kreeg wel de gelegenheid bij hem en zijn familie te dineren waarbij het onderwerp van mijn thesis konden aansnijden. Volgens Tamimi draait de verdeeldheid binnen de Broederschap rond macht en is het debat erg oppervlakkig. Hij meent dat de etnische breuklijn in de Broederschap geen rol speelt. Wel erkent hij dat Hamas voor verdeling zorgt. Evenwel benadrukt hij steeds dat de meeste strubbelingen het resultaat van een interne machtstijd zijn. Hij raadde mij aan zijnboek “Hamas. Unwritten Chapters” te lezen.
102
12. Interview met Yaser Abuhiala
20.04.2010
Hij is een ex-lid van de Broederschap en journalist. Hij werd ons door al-Qatarneh aangeraden als een specialist ter zake. Contactinfo:
[email protected] +962795730574 (telefoon) +96264600708 (fax)
How long have you been a member? My relationship with the MB ended after that article because you cannot be an active member and a famous journalist at the same time. I still share their ideology but I am no longer a member. It was my decision, I am a professional journalist not a political figure. What were the reasons for you to join the movement? My father was a member and he died when I was eight years old, at the age of 35. My father was the most important in my life, the symbol of every good thing in my life and in my families. Even before his death I was planning to become an important person like him and thinking about joining the JMB. I believe when he died I had this big motivation to join them. Since I was little I used to go to the mosque and go on camping trips with the mosque, we recited the Quran together. I was an active member of the mosque. Muslim Brothers were examples to us. We went camping when I was seven with the children of the MB members. And at this camping was Khalid Mishal. There were some Saudis, Syrians and I was really impressed by those people. When my father died I become an orphan and the whole of the community and the Muslim Brothers tried to protect me and my family. Why do you feel being a MB member and a journalist aren’t compatible? It is the same as being a governmental employee and a journalist, you cannot do both. Being an active member means that there are some obligations I have to do and I can’t be impartial. Because there is some pressure when I am a member to support them in my articles. In the article I told you about in my email to you, you are being described as someone who had a transformation from radical to moderate. In what sense? At the beginning I was only eleven years old. When I was a teenager I was really emotional about what was going on in Palestine. I wasn’t mature and didn’t know what political choices we have to make. I was impressed by the ideas of Sayyid Qutb and I believed all the GVMs were corrupt. I believed that the GVM was not doing anything for the Palestinians. In what way did the Jordanian democracy play a role in your transformation like the article mentions? I entered the university in 1989 at that time there was a demonstration of the MB and three students died. At that time everyone was really motivated to do anything against the GVM. The university influenced the way I think. We were very active, but we were working secretly. The only thing we did publicly was the elections amongst students. Some of our professors graduated at Western universities and so they were talking about the West. I used to believe that the people in the West are disbelievers and that they are our enemies, but through those lectures I learned that they were good people and they also embraced our culture and who are educated. And there were some Muslim Brother professors who graduated in the West and they told us it was okay to be Muslim and moderate at the same time. Jordanian communities are very conservative and being at the university put me in contact for the first time with girls. So my experience at the university shocked that extremism out. The last year I was at the university there was a transformation to democracy in Jordan. And we were asked to join the elections, this was the first time we worked openly.
103
At this time I asked Hamam Said: “why do you want to participate when you believe the GVM is wrong and ignorant?” But Said couldn’t answer me. In 1989 the MB won the elections, we felt the pleasure of victory but the reality was really ugly. All those motto’s and slogans, where are they now? There were many restrictions by the GVM. We couldn’t do much because the GVM didn’t give us this freedom. The reality was different from the dream. The MB was never powerful enough to fight what they promised they would like for example the fight against corruption, they were never powerful enough to really put an end to this. How did the relationship with the GVM evolve? I can’t help you on this, I don’t know enough about this. For me, I heard many of the MBs dreams and hopes, but when they got the positions nothing changed. We should be more realistic and accept the others, we shouldn’t judge them because we got our chance and nothing changed. We should be moderate. I believe the GVM was very smart to giving the chance to get some governmental positions because afterwards there whole ideology changed and there is no more extremism. And I believe if they would be in the ruling part of the GVM the ideology would change even more towards moderation. Are people aware of this issue of no deliverance? People are aware of the fact that the MB can’t get the high positions within the GVM. People are aware that they can’t change anything. Is there not a danger in this. If people don’t believe in the MB anymore? The elections are just a game and people in the Middle East are aware that nothing will change and power will stay within the same families. But they cannot do anything, they cannot let the Muslim Brothers be kings or anything. So there is some kind of frustration but they cannot do anything or that they can change. People just don’t believe anymore, they are just hopeless. People gave up on trying to resist the GVM, they are just busy with their daily life. This might change, but is unpredictable.People are also trying to reform, but I believe that many people are against the reform. The Muslim Community Centre was the largest charity association in Jordan and the GVM just confiscated its. And its money. In the past elections it was very clear that there was fraud, in the coming election this will be less clear because there will be a new law. How is the MB dealing will all the changes now happening in Jordan? The MB have no problems with the economic policies, they are busy with their own problems. The privatization has been going on for twenty years and they have their own point of view against that. But it doesn’t mean that they can act against it. They are not against the privatization but they are against the corruption and they believe that many companies that buy Jordanian resources are corrupt. Can you tell me more about the categorizations that people are distinguishing within the MB? The problem is that we don’t have a fixed identity in Jordan. Even the government doesn’t a solution. And the crisis of identity has its reflections on the MB. I believe that the problem within the MB is this mixed ID. Even the GVM can’t determine on this whether the Palestinians should have full rights or not, the GVM is still confused about the Palestinians ID. I think the GVM and the media took part in this division and even promoted it. I believe the GVM is playing a major role in the transformation of the MB (in the minds of the public) from a Jordanian organization into a Palestinian. Manipulating the idea that it is an organization serving the needs of others and working against Jordan and the needs of the Jordanians. And the GVM is doing a good job at this. The disagreement within the MB is because of the role the GVM is playing.
104
What is the MBs relation to Hamas? Hamas and the MB are like one. Hamas is now a large movement and they decided that they can work on their own but they live in amazing harmony. Living in Jordan means you are with the MB, living in Palestine means you are with Hamas but at the end of the day we are one big movement. We all agree on supporting Hamas. In how far does the GVM have a hand in this internal divide? I believe the GVM is playing a major role in these disagreements. Especially, they magnify the problems in the media, they make it a big deal. What are the other issues causing disagreements? After 1993 the GVM stopped playing the game of democracy, that is why the MB decided not to participate in the elections of 1997 and this started a split between the two. The IAF most unify otherwise they will die or new movements will arise. How are they overcoming these problems and unifying themselves again? First of all the general atmosphere isn’t helping. But there is discussion on reform. I believe the issue of ID is a national issue and this is what needs to be solved, the issue of Hamas is small and will be solved by the leadership, however the ID question needs to be solved at the national level. I believe that the only solution is one of a combined ID even though I don’t think this is the best, but there is no other way.
105
13. Interview met Mohammad Abu Rumman
21.04.2010
Profiel en contactinfo: zie boven.
Because Abu Rumman was late for our meeting, he had only about 15 minutes time left for me. However he did give the English translation of his book ( Jordanian Policy and the Hamas Challenge: Exploring Grey Areas and Bridging the Gap in Mutual Interests) on the relationship between the Jordanian GVM, Hamas and the JMB. At the time this book was not yet published in English, now it is available at the Friedrich Ebert Stiftung in Amman. Abu Rumman quickly talk about the main arguments of the book. Relationship between MB and Hamas causes many problems inside the Brother. From 1978 there was a unification between the Palestinian and Jordanian Brotherhood and Hamas was born out of the Brotherhood in 1988. Until 2007 it was under the umbrella of the JMB, then it become bigger and more important than the JMB so they asked for a disengagement and last year Hamas became completely independent. So the MB had to redefine its relationship. Talks about his book on Hamas and the MB After the disengagement of Hamas there was a question on the Brotherhoods relationship with Hamas and on the ID of the Brotherhood. If you decide that the Brotherhood is a Jordanian movement than you should focus on the Jordanians and the internal Jordanian issues. If you decide you are a Jordanian movement of Palestinian origin your relationship with Hamas will be a priority. And this also influences your relationship with the GVM. Because if the Brotherhood decide to have a full relationship and connection with Hamas than its own relationship with the GVM will dependent on the relationship of Hamas with the GVM. If the Brotherhood is really separate of Hamas than it can have its own relationship with the GVM. This is now a very important debate within the JMB. And also now there is a debate on the independence of the Islamic Action Front because the moderate and reformists want to make the IAF more independent from the MB to have more freedom in their political life but the Hawks and the group close to Hamas is against this. But this is a ‘subquestion’, the main question is about the ID of the MB and it is even the question that needs to be solved inside all of the Jordanian society. You can find this question everywhere. How is the GVM dealing with this? The GVM is a part of the problem. Because Jordanians are afraid to lose their country whilst the Palestinians want to defend their rights. Here politics don’t have the way to deal with challenges. The government makes the situation between the Brotherhood and Hamas, between the Jordanians and Palestinians even more difficult.
106
14. Interview met Mohammed al-Masri
21.04.2010
Dr. Mohammed al-Masri is een onderzoeker aan het Center for Strategic Studies (CSS) in aan de universiteit van Amman. Contactinfo: mo.almasri@css/jordan.org +96265300100 (telefoonnummer van het CSS)
What is your relationship to the MB? I have never been affiliated with the MB, they have never been my friends. I was active within the left circles. But I have friends in the MB, and I know the leadership. What kind of interaction do you have? Partially it is professional, but also they are the only political power in Jordan, they are present in the Jordanian streets. Sometimes I feel we can push the critical wing to be more moderate especially towards social agenda. In what ways do you do this? Through personal interaction with the salafiyya leadership. You mentioned a critical wing inside the Brotherhood. There different explanations on these divides. What do you think is the reason? I think everything is dividing them. You can look at it as moderates versus hardliners, conservative elements versus more moderate elements on the social agenda. And as the old guard leadership versus the new guard. The ones who want to have close ties with Hamas and the ones who want to disengage. What do you think is the most true? I think the most true is the division over the relation with the state. I believe there is a part of the MB that believes that they can revive the special understanding between the Brotherhood and the regime and there is another part that no longer believes in a special relation. What happened with this relationship? How did it evolve? It is the Arab cold war. During this time the main threat to the regime were the Arab nationalists, the Leftists and the communists. And during the Arab Cold War we have radical regimes versus very conservative/traditional regimes. The ones who ally with the Soviet Union and the ones who are close to the Western Bloc. The radical regimes were in public confrontation with the MB. So in Jordan it was a marriage of convenience between the regime and the MB, a safe haven. The MB could operate openly, were not subjected to arrests. But they are subjected to give support to the regime in certain turning points in the Jordanian history like for example in 1957 or like 1970. At the end of the 80s this started to change, the Cold War was ended, the PLO was not so strong anymore. I think the popularity of the MB is declining. I think in this new reality and new political landscape (start of the 90s) the regime is afraid of increasing power of the MB. Another important thing was the signing of the peace treaty between Jordan and Israel. This treaty was rejected by the Muslim Brothers even though it was a strategic move for the regime. I spoke with a couple of members of the MB and they told me that most of the Jordanian people are not in favor of this treaty. Is this true?
107
It depends. Up to 1996 the majority of the Jordanians are optimistic about the peace process. Everything started to change with Netanyahu. But the approach of the regime in the matter of Israel is completely different from the peoples. Do you think this creates an opportunity for the MB to gain in popularity? I think in 1988-89 the MB were the only well-organized party in Jordan. Now we have more and more organizations active on the Palestinian question and Islamic ideology. So now the MB has to deal with competition. The nature of the relationship with Hamas is important. And even more important: the question of how to articulate their relationship to the state. It is not understood of what went wrong with Hamas. They were a part of the MB, they were hosted here in Jordan and enjoyed very good relations with the King. And this changed out of the blue. Do you have a hypothesis on the reasons why? I think it has everything to do with the regime’s relationship with the USA and Israel. The situation got worse after 9/11 and later the split between Hamas and Fatah in Palestine. The Jordanian regime decided to break their intense relations with Hamas and make an alliance with Fatah, their historical enemy. And I think this was on the instigation of the USA and Israel. The thing that is not understood is that nobody is asking the regime to have better relations with Hamas. Because I think you need to have relations with all the actors in the Palestinian question. And plural relations used to be the basis of Jordanian Foreign Policy in the 70s until the 90s. Now there is a new form of FP. I don’t think the question of the Jordanian ID is a problem. The Jordanian ID is diversity, people from different origins melted together. I don’t understand this problem of Jordanian ID, we are under the umbrella of the Arab identity and I think this allows people to feel as Jordanian as well as Palestinian. The MB is in a huge dilemma concerning its relation with the state. They are unable to accept that they are turned into an oppositional political party, at least some of them. Others want to advance their relations with the state. This dilemma overshadows all other dilemmas. Palestinian versus Jordanian, true? To some extend this is there. But this is because there is a problem with the nature of the relationship of the MB with Hamas. Matter of generation? It was true in the 80s, they were more moderate than the ones at the beginning of the 1990s. But you know, it is the Jordanian regime that defines what is moderate or what is radical. And they use for this their state apparatus, the press and the media. How come the Jordanian state has this much power, taking into consideration that Jordan is a democratic country and the MB is the biggest movement? No but it is not a democratic regime in Jordan, it is authoritarian. In relative terms we are, when you compare against Saudi-Arabia. But how can they take all these measurements against the MB without causing more of an up stir? Because the MB does not want to go to war with the regime and the regime is not dismantling the infrastructure but bringing it under the supervision of the state, and changing the leadership in their favor. But this shift is not yet felt by the people, but maybe the GVM is efficient enough and the shift will not be felt. And if the deliverance because of this shift stops, who do you think the people will blame? The MB or the GVM? It is difficult to say and to measure the mood of the people. I think now there is a lot of political apathy, and we don’t know where this will lead to.
108
What do think about the future of the MB? Two routes that the Islamic movement can take, first the popular Islam. Second, the poor and weak Islamic movement. The popular movement has two options, either go the way of morocco and Turkey and they change themselves more into political parties. Or they will have to deal with one crisis after another. This is the problem the MB is having. They don’t have a clear vision on what they want to do. The internal debates they are having are overshadowed by what to do with Hamas and not enough on themselves. They are trapped in the issue of Hamas. I think the state is pushing for this inability of the MB. The state isn’t very smart, they created the monster of the MB against the nationalists but now they want to get rid of the MB. The state was a major player in weakening the MB. The portrayed the MB as a conservative monster that was going to interfere with the private life and they succeeded. Boycotting in 1997 was a mistake with a high cost for the MB. So when they decided to run again, they pushed only a second rank in the elections and not the most prominent. Who’s interest is the state serving? Who is making the policies? The King is making the policies and all the decisions.
109
15. Interview met Abdul al-Latif Arabiyyat
22.04.2010
Abdul al-Latif Arabiyyat was van 1990 tot 1993 de speaker van het parlement en was in 1999 hoofd van het IAF. Contactinfo:
+962795050227
What is your connection to the MB? From the secondary school, in the fifties. At school we got some lectures, some sports. And I am still engaging in their activities, holding in my life the Islamic principles and philosophy, hoping that they will spread all over the world, because they hold human values for everyone. Can you tell us how the relationship with the GVM evolve? The MB was established by the king in 1946. The rulers here in Jordan are the Hashemites and they descend from the Profet, they identify themselves with the nation and for that we do not have any contradiction except in some political cases. We are working for gradual change, with education, with contacting the people with the principle of spreading the peace. We don’t except military coups, but ask for evolution, not revolution. We have to share after the election of 1989 the MB became a big power in the country through a democratic process. We were the biggest group in the parliament. I myself was the Speaker of the parliament for three continuous durations and we fought corruption, we supported the legislative freedom, freedom through laws and we cancelled the martial laws. We did many things for the sake of the people for their freedom. Why did the GVM change the election law in 1993? The said it themselves: we would like to minimize the support for the islamists in the country. We accept this not be will, we tried to boycott in 1997 but we went back for two reasons. The people missed us in the general working of the country. We still ask to adjust the law, in was in the committee for the agenda in 2005 and we asked to changed. But the GVM doesn’t listen, they want to prevent that there will be too much islamists in the parliament. How do you feel about the Wadi Araba Treaty? We feel that it is a gate for the Israelis to enter Jordan without reasons, from their side, they will not apply the treaty. We are against the treaty and we tell this. Does this affect your relationship with the GVM? No, only as a political party. We are working to cancel this treaty. But it doesn’t affect our relationships. Why do you think the GVM is taking measurements such as suspending the board of the Islamic Charity Centre? The evaluation of the GVM why the Islamists are so strong, they answered themselves. The Islamists are speaking from the people. And so they changed the election law to minimize their influence in the parliament, second they cut the grassroot support from the MB. This way they are hurting themselves because they are hurting the people. Do you think people will turn to alternative islamist groups, that do not yet have this control by the GVM? They are still doing things to weaken the MB by these measurements. I have heard this is causing for some disunity within the MB because people don’t agree on how to act upon this or coop with this?
110
I think this is exaggerated, we are a bog group so it is normal to have some issues. The organization has its own law to prevent disunity accept for personal ideas. What is your opinion on the EMB article that the divide in the JMB is caused by their relation towards Hamas? I do not agree. He stresses that there is no connection anymore between the two, Hamas asked for the separation and it is now a fact.
111