V A K A R T I K E L
Wet versterking bestuur pensioenfondsen – op weg naar 1 juli 2014 Vanaf 1 juli 2014 dienen alle pensioenfondsen te voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de Wet versterking
nr. 6 2013
20
bestuur pensioenfondsen (de Wet vbp).1 De Wet vbp introduceert onder andere nieuwe regels ten aanzien van bestuursmodellen, intern toezicht, geschiktheid van bestuurders en S.M. Kröner – Rosmalen (Suzanne),
interne toezichthouders en regels die betrekking hebben op
werkzaam als advocaat bij de praktijkgroep Financial Markets, Regulatory and
het beloningsbeleid binnen pensioenfondsen.
Finance bij Stibbe te Amsterdam
De Wet vbp is reeds gedeeltelijk in werking getreden per 7 augustus 2013. Het gros van de bepalingen treedt echter in werking per juli 2014.2 De Wet vbp heeft een grote impact op de governance-structuur van alle pensioenfondsen en er moet veel gebeuren om alle verplichtingen bijtijds geïmplementeerd te hebben. Een overgangstermijn is niet van toepassing.3 Pensioenfondsen zijn dan ook druk bezig om de nodige stappen te zetten, zodat zij tussen 1 januari 2014 en 1 april 2014 hun governance-wijzigingen kunnen voorleggen aan De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft immers aangegeven dat dit tijdspad pensioenfondsen in staat stelt tijdig gereed te zijn voor de invoering van deze nieuwe wet.4 Uit onderzoek van DNB blijkt bovendien dat ten tijde van het ter perse gaan van deze editie van P&P, slechts 30 procent van
alle pensioenfondsen reeds een keuze heeft gemaakt voor een van de bestuursmodellen die de Wet vbp voorschrijft.5 Kortom, er is werk aan de winkel! Dit artikel beperkt zich tot een beknopt overzicht van de wijzigingen die pensioenfondsen als gevolg van de Wet vbp in hun governance structuur zullen gaan doorvoeren nu de Wet vbp inmiddels (gedeeltelijk) in werking is getreden en pensioenfondsen zich ondanks de nodige kritiek moeten zetten tot de implementatie van de Wet vbp in de organisaties voor 1 juli 2014. Alvorens de belangrijkste nieuwe regels te bespreken, wordt voor de volledigheid kort stil gestaan bij de achtergrond en het doel van de nieuwe regels.Tevens zal aandacht worden besteed aan de rol van de DNB6 in aanloop naar 1 juli 2014.
V A K A R T I K E L
AANLEIDING EN DOEL NIEUWE REGELS Aanleiding
De Wet vbp beoogt te beantwoorden aan de steeds complexer geworden en almaar complexer wordende omgeving waarin pensioenfondsen zich bevinden. Die omgeving wordt niet alleen gevormd door instabiele financiële markten die hebben geleid tot forse daling van de dekkingsgraden en aanverwante gevolgen, maar ook door de veranderde omstandigheden waarin deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden zich bevinden. De Wet vbp is een reactie op de vele zorgen die ontstaan zijn bij deze belanghebbenden over onder meer de financiële positie van pensioenfondsen. Die zorg zag met name op de rol van de bestuurders van de pensioenfondsen die voor die financiële positie verantwoordelijk zijn. Het toepasselijke regelgevend kader dat betrekking heeft op de samenstelling en expertise/deskundigheid van het bestuur van pensioenfondsen, dat onder andere bestaat uit de Pensioenwet (PW) en de uit 2005 stammende Principes voor goed pensioenbestuur, voldeed niet aan de behoeften voor een stevigere governance. Met name de door de Commissie Frijns bevonden tekortkoming dat het voor pensioenfondsen steeds moeilijker wordt om voldoende gekwalificeerde bestuurders te vinden binnen de huidige kaders, noopte tot versteviging van het governance model. De Wet Vbp beoogt dan ook de governance van pensioenfondsen naar een hoger niveau te tillen of, zoals DNB het recent verwoordde: Goed pensioenbestuur vereist vakmanschap!7 Doel
Het doel van de Wet vpb is volgens de wetgever drieledig. Allereerst wordt beoogd de deskundigheid van fondsbestuurders en interne toezichthouders te verbeteren. Zo is het voortaan mogelijk dat het fondsbestuur slechts uit beroepsbestuurders bestaat en worden strengere eisen gesteld aan het intern toezicht.Ten tweede heeft de wetgever de positie van alle risicodragers willen versterken, onder andere door pensioengerechtigden verplicht in het bestuur deel te laten nemen. Het derde doel is het stroomlijnen van de diverse taken en organen om zo onnodige bureaucratie te voorkomen. De belangrijkste nieuwe regels op een rij
Het zal inmiddels weinigen ontgaan zijn, dat de Wet vbp pensioenfondsen verplicht om een keuze te maken uit een van de vijf nieuwe bestuursmodellen.
Dit is meteen ook de meest ingrijpende nieuwe verplichting onder de Wet vbp. Ook de nieuwe regels omtrent geschiktheid en het bijbehorende intensievere toezicht dat DNB zal uitoefenen, zijn in de literatuur reeds uitgebreid aan bod gekomen.8 Naast deze twee wijzigingen ten opzichte van het oude regime die van grote invloed zijn op de agenda van pensioenfondsen tot aan juli 2014, zal hierna ook aandacht worden besteed aan a) de gewijzigde invulling van taken en bevoegdheden van de organen binnen het pensioenfonds, b) aantal en invulling van functies en c) het beloningsbeleid.9 Ook zal kort stil worden gestaan bij de aansprakelijkheid van de pensioenfondsbestuurders.
DE VIJF BESTUURSMODELLEN IN VOGELVLUCHT De Wet vbp biedt pensioenfondsen de keuze uit vijf bestuursmodellen voor de inrichting van haar bestuur, intern toezicht en medezeggenschap: het paritair bestuur, het onafhankelijk bestuur en drie typen van het one-tier bestuursmodel (paritair gemengd, onafhankelijk gemengd en omgekeerd gemengd). Het paritaire bestuur zal vrijwel gelijk zijn aan hoe dit momenteel al is.Werknemers en werkgevers vormen samen het bestuur. Nieuw is dat pensioengerechtigden ook vertegenwoordigd moeten zijn in het bestuur. Daarnaast moet er voor gezorgd worden dat de bestuurssamenstelling zowel wat betreft leeftijd als geslacht voldoende representatief is voor de groep van belanghebbenden waarvoor het pensioenfonds de regeling uitvoert. Er kunnen maximaal twee bestuurders aan het bestuur worden toegevoegd die geen vertegenwoordigers van de belanghebbenden zijn. Het onafhankelijk bestuur bestaat alleen uit externe professionele bestuurders. De belanghebbenden van het fonds (werkgever, werknemers en pensioengerechtigden) zijn niet vertegenwoordigd in het onafhankelijk bestuur. Dit is dus wezenlijk anders dan bij het paritaire bestuursmodel. Hierna zal blijken dat wanneer wordt gekozen voor het onafhankelijk bestuursmodel, dit gevolgen heeft voor de taken en bevoegdheden van de andere organen van het pensioenfonds. Tot slot kent de wet drie typen van het one-tier bestuursmodel, in de Wet vbp aangeduid als het paritair-, onafhankelijk-, of omgekeerd- gemengd bestuur. Kenmerkend voor al deze gemengde
nr. 6 2013
21
V A K A R T I K E L
nr. 6 2013
22
bestuursmodellen is dat het intern toezicht wordt uitgeoefend door de niet-uitvoerende bestuurders die naast de uitvoerende bestuurders deel uitmaken van het fondsbestuur. In het eerste type, het paritair gemengd bestuur, is het uitvoerende deel van de bestuurders in samenstelling gelijk aan de samenstelling bij een paritair bestuur. Daarnaast zijn er ten minste drie niet-uitvoerende bestuurders, die geen directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden. Het tweede type wordt aangeduid als een onafhankelijk gemengd bestuur; ten minste twee van de uitvoerende bestuurders zijn onafhankelijke externen en ten minste drie van de niet-uitvoerende bestuurders zijn personen die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden.Tot slot is er nog het omgekeerd gemengd bestuursmodel. Hierbij zijn de uitvoerende bestuurders niet direct vertegenwoordigers van de belanghebbenden en is de samenstelling van de niet-uitvoerende bestuurders gelijk aan het paritaire bestuur. Van deskundigheid naar geschiktheid
Net zoals er in de Wet op het financieel toezicht een verschuiving heeft plaatsgevonden van de deskundigheidstoets voor bestuurders en medebeleidsbepalers, naar een geschiktheidstoets ingevolge de Beleidsregel Geschiktheid 2012,10 wordt deze verschuiving door middel van de Wet vbp ook in de PW gerealiseerd. Zowel de bestuurders als de toezichthouders ([mede-] beleidsbepalers) moeten geschikt zijn voor de uitoefening van hun taak en hun betrouwbaarheid moet buiten twijfel staan. Deze geschiktheid en betrouwbaarheid dienen voor de benoeming te worden getoetst door DNB als toezichthouder. De benoeming kan slechts plaatsvinden indien DNB daarmee instemt. De geschiktheidseis is een doorlopende verplichting.Voor pensioenfondsen zal dit betekenen dat er gewaarborgd zal moeten worden dat bestaande en toekomstige (mede-)beleidsbepalers doorlopend aan de geschiktheidseisen kunnen voldoen. Zo wel bij initiële toetsing als daarna, zal ook steeds moeten worden aangetoond dat bestuurders en toezichthouders over de juiste kennis, ervaring en vaardigheden beschikken.11
intern toezicht. Op dit moment worden deze taken en bevoegdheden uitgeoefend door het fondsbestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en het intern toezichtsorgaan. Hierna zullen wij deze categorieën één voor één nader bespreken. Zeggenschapstaken en -bevoegdheden (fondsbestuur): De taken van het fondsbestuur blijven ongewijzigd. Uit het voorgaande blijkt echter dat de samenstelling van het fondsbestuur wel wijzigt. Verantwoordingstaken en -bevoegdheden: Het verantwoordingsorgaan oude stijl verdwijnt en de desbetreffende taken worden toebedeeld aan het desbetreffende medezeggenschapsorgaan. Medezeggenschapstaken en -bevoegdheden: Ook de deelnemersraad verdwijnt en maakt plaats voor een nieuw medezeggenschapsorgaan. Welk orgaan dat is, is afhankelijk van het gekozen bestuursmodel. Dit is het zogenoemde belanghebbendenorgaan indien gekozen wordt voor één van de twee bestuursmodellen waarbij de (uitvoerende) bestuurders alleen uit externe professionele bestuurders bestaan. In alle andere bestuursmodellen wordt het medezeggenschapsorgaan gevormd door het verantwoordingsorgaan nieuwe stijl. De bevoegdheden van deze twee nieuwe organen zijn niet gelijk aan de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad. Belanghebbendenorgaan: Zo heeft het belanghebbendenorgaan verdergaande bevoegdheden: bepaalde belangrijke bestuursbesluiten zullen goedkeuringsplichtig zijn in plaats van adviesplichtig. Het gaat hierbij om besluiten betreffende bijvoorbeeld de premie, korten, terugstorten, collectieve waardeoverdracht, etc. Dit versterkte regime houdt verband met het feit dat het belanghebbendenorgaan moet worden ingesteld bij pensioenfondsen waarbij het bestuur slechts bestaat uit externen. De belanghebbenden hebben geen directe zeggenschap in het bestuur, maar oefenen hun medezeggenschap uit via het belanghebbendenorgaan. In het belanghebbendenorgaan zijn die belanghebbenden namelijk wel direct vertegenwoordigd.
Wijziging in taken en bevoegdheden
Binnen een pensioenfonds kan men verschillende taken en bevoegdheden onderscheiden. Deze zijn in de volgende categorieën in te delen: (i) zeggenschap, (ii) verantwoording, (iii) medezeggenschap en (iv)
Verantwoordingsorgaan: Voor wat betreft het verantwoordingsorgaan nieuwe stijl geldt juist het tegenovergestelde. Dat orgaan zal minder verstrekkende bevoegdheden hebben dan de huidige deelnemers-
V A K A R T I K E L
raad. Het pensioenfonds dient het verantwoordingsbestuurders een vergoeding voor hun diensten vraorgaan in beginsel alleen advies te vragen over gen.12 De huidige PW voorzag reeds in een grondslag om nadere regels te stellen ten aanzien van de collectieve waardeoverdracht, liquidatie, samenvoebeheerste en integere bedrijfsvoering. Overeenging, omzetting en het sluiten/wijzigen of beëindikomstig de systematiek in de Wft zijn de nadere gen van een uitvoeringsovereenkomst. Alle overige regels met betrekking tot het beheerst beloningsmedezeggenschapsbevoegdheden zullen vervallen. beleid opgenomen in een onderliggend besluit. In Dat de medezeggenschap van het verantwoordingsdit geval het Besluit financieel toetsingskader pensiorgaan wordt beperkt, heeft te maken met het feit oenfondsen (het Besluit). De betreffende regels dat de belanghebbenden in dat bestuursmodel reeds omtrent beloning in het via hun bestuursvertegen~ Besluit zijn opgenomen woordigers zeggenschap naar analogie van het hebben. Zoals hiervoor Beloningen mogen niet Besluit prudentiële regels vermeld, beoogt de wetgeWft en de Regeling ver onnodige bureaucratie aanmoedigen tot het nemen beheerst beloningsbeleid – bijvoorbeeld als gevolg Wft.13 Het Besluit bevat van doublures in taken en van meer risico’s ook de verplichting voor bevoegdheden - te voorpensioenfondsen om een komen. Volledigheidshalve ~ beheerst beloningsbeleid merk ik nog op dat het te voeren. Beloningen mogen onder andere niet verantwoordingsorgaan nieuwe stijl wat betreft aanmoedigen tot het nemen van meer risico’s dan samenstelling gelijk is aan de huidige deelnemersraad. voor het desbetreffende pensioenfonds aanvaardbaar Anders dan bij het belanghebbendenorgaan, zijn is. Dat beleid moet afgestemd zijn op de omvang en werkgevers daarin niet vertegenwoordigd. organisatie van het pensioenfonds en op de aard, (Intern) toezichtstaken en –bevoegdheden omvang en complexiteit van zijn bedrijf.Tevens gelHet intern toezicht wordt versterkt. Het intern toeden er verplichtingen ten aanzien van de openbaarzicht zal kunnen worden uitgeoefend door een visimaking van het beleid. DNB kan nadere regels tatiecommissie, een raad van toezicht of door stellen met betrekking tot het beheerst beloningsniet-uitvoerende bestuurders binnen het one-tier beleid. Mocht DNB deze mogelijkheid aangrijpen bestuursmodel. Bedrijfstakpensioenfondsen mogen dan ligt het niet in de lijn der verwachting dat DNB in beginsel alleen uit de laatste twee kiezen. In de één op één aan zal sluiten bij de Regeling beheerst toekomst geldt dit mogelijkerwijs voor alle pensioenbeloningsbeleid, maar specifiek met beleid zal fondsen. komen dat passend is voor pensioenfondsen. In de Het intern toezicht wordt ook wat betreft taken en nieuwe Code Pensioenfondsen is een aantal bepabevoegdheden versterkt. Dat geldt zeker voor de raad lingen opgenomen betreffende het beloningsbeleid. van toezicht en de one-tier board, die over belangEen behandeling van deze bepalingen valt echter rijke bestuursbesluiten goedkeuringsrechten krijgen. buiten de reikwijdte van deze bijdrage. Denk hierbij aan voorgenomen besluiten betreffende WAT BETEKENEN DE NIEUWE REGELS? onderwerpen als het vaststellen van de jaarrekening, In de Wet vbp is geen bijzondere regeling voor aanhet beloningsbeleid, collectieve waardeoverdracht, sprakelijkheid van pensioenfondsbestuurders opgeliquidatie en samenvoeging. nomen. Dit betekent dat de gebruikelijke regels voor Beloningsbeleid aansprakelijkheid van bestuurders, zoals artikel 9 van Ondanks dat het onderwerp beloningen bij pensiBoek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing oenfondsen minder gevoelig ligt dan dat dit bij blijven. Het zal nog interessant zijn om te bezien in financiële instellingen het geval is, dient een pensihoeverre deze formalisering van de governanceoenfonds vanaf 7 augustus 2013 reeds over een structuur en de veranderde invulling van de bestuursbeheerst beloningsbeleid te beschikken. Door de taken zijn weerslag zullen hebben op de mate waarin introductie van het onafhankelijke bestuursmodel fonds bestuurders in de toekomst aansprakelijk kunzal het volgens de wetgever reëel zijn dat deze nen worden gehouden.
nr. 6 2013
23
V A K A R T I K E L
nr. 6 2013
24
ven geen sterkte-zwakte analyse te hebben gemaakt WAT KUNNEN PENSIOENFONDSEN van de verschillende modellen. VERWACHTEN? DNB dient toe te zien op de naleving door pensioenSterkte-zwakte-analyse, besluitvormingsproces fondsen van de PW en daarmee de Wet vbp.14 Eerder en informatieverzoeken in dit artikel werd al opgemerkt er geen overgangsjaar DNB benadrukt de unieke situatie waarin pensioenzal gelden vanaf het moment van inwerkingtreding fondsen zich naar de mening van DNB bevinden nu van het gros van de bepalingen uit de Wet vbp per zij een keuze moeten maken voor een nieuw bestuurs1 juli 2014. In verschillende nieuwsberichten heeft model.Wat DNB betreft is dit bij uitstek een gelegenDNB kenbaar gemaakt wat pensioenfondsen van de heid om in kaart te brengen wat de sterktes en toezichthouder kunnen verwachten in aanloop naar zwaktes zijn van het huidige bestuursmodel om ver1 juli 2014. volgens een afgewogen oordeel te vormen over het DNB verwacht bijvoorbeeld dat pensioenfondsen in meest aansluitende en toekomstbestendige bestuursde periode van 1 januari 2014 tot 1 april 2014 het model. Dit zou namelijk een goede manier zijn om totaal pakket aan governance-wijzigingen aan DNB de keuze voor een bepaald model te verantwoorden zal hebben voorgelegd. Dit betekent overigens niet aan de belanghebbenden. In het nieuwsbericht van 5 dat alle wijzigingen ook voor 1 april 2014 dienen te november jl. kondigt DNB dan ook aan dat zij verzijn geïmplementeerd. DNB verwacht onder andere wacht dat pensioenfondsen een dergelijke analyse concepten van voorgenomen wijzigingen in de stamaken en dat DNB hierover navraag zal doen bij de tuten te ontvangen en alle meldingsformulieren die pensioenfondsen. DNB zal hiernaast ook focussen op noodzakelijk zijn voor de benoeming van beleidsbede totstandkoming van een zorgvuldig besluitvorpalers. mingsproces. Uit de enquête bleek bijvoorbeeld dat Voorts heeft DNB duidelijk gemaakt dat de aangebijna de helft van alle pensioenfondsen die een keuze paste bestuursmodellen met ingang van 1 juli 2014 heeft gemaakt om een deelin werking moeten tre~ nemersraad te hebben, die den én operationeel deelnemersraad niet betrokmoeten zijn. Een gefaDe Wet vbp markeert een ken heeft in die beslissing. seerde implementatie Uit de nieuwsbrief volgt in behoort niet tot de governance-omslag in ieder geval dat DNB niet zal mogelijkheden. Ook de stilzitten en pensioenfondsen gevolgen van de keuze pensioenland aanvullende informatievermoeten per 1 juli zoeken zullen ontvangen 2014 zijn ondervangen. ~ over het verloop en de manier Hiermee wordt bedoeld waarop de fondsen omgaan met de implementatie dat indien de keuze voor een bestuursmodel met van de Wet vbp in hun organisatie. zich meebrengt dat nieuwe (mede)beleidsbepalers moeten worden getoetst door DNB, het toetsingsAFSLUITING proces tijdig in gang moet worden gezet. In beginsel De Wet vbp markeert een governance omslag in pendient DNB binnen zes weken een besluit te nemen sioenland. Al is het maar omdat er organisatorisch over een voorgenomen benoeming. Die termijn kan veel veranderd zal moeten worden. Pensioenfondsen worden opgeschort indien de aanvraag niet commaken zich massaal op voor de aankomende datum pleet is. van 1 juli 2014. De datum waarop de nieuwe regels in de organisaties moeten zijn geïmplementeerd. Op dit Naar aanleiding van de enquête die DNB heeft moment lijkt het er op dat DNB nog niet tevreden is gehouden onder alle pensioenfondsen over hun over de acties die pensioenfondsen tot op heden hebvoorbereiding op de Wet vbp, heeft DNB aangekonben ondernomen. Er rest nog ruim een half jaar om digd nog nader van zich te laten horen. DNB zal niet een en ander verder uit te werken. De Pensioen Fedealleen de pensioenfondsen benaderen die reeds hebratie heeft een service document gepubliceerd waarin ben aangegeven pas in januari een keuze te willen een helder overzicht is opgenomen van wat er wanmaken voor een bestuursmodel,15 maar DNB zal ook de pensioenfondsen benaderen die hebben aangegeneer moet gebeuren om op tijd klaar te zijn.16 Ik
V A K A R T I K E L
besluit dit artikel met een korte actie lijst voor de komende maanden: Korte termijn – eind 2013: Keuze voorgenomen bestuursmodel afronden en besluitvormingsproces formaliseren. Middellange termijn - begin 2014: Voorbereidingen treffen voor het wijzigen van statuten en reglementen, opstarten wijzigingsprocedures zoals onder andere inzake inrichting intern toezicht en beloningsbeleid, en afhankelijk van keuze bestuursmodel, externe bestuurders, leden raad van toezicht etc. zoeken en voorbereidingen treffen voor geschiktheidsen betrouwbaarheidstoetsingen Noten 1 Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen), Stb 2013, 302, 2 Besluit van 30 juli 2013 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het Besluit van 30 juli 2013 houdende wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en enige andere besluiten in verband met het beloningsbeleid en enige andere wijzigingen, Stb. 2013, 330. 3 Zie Q&A over Overgangstermijn nieuw bestuursmodel pensioenfondsen 2014 te raadplegen via www.DNB.nl. 4 Zie nader het nieuwsbericht van DNB van 7 augustus 2013 over Overgangstermijn nieuw bestuursmodel pensioenfondsen te raadplegen via: www.DNB.nl. 5 Zie DNB nieuwsbrief pensioenen van 5 november 2013 inzake de uitkomsten van de enquête Wet versterking bestuur pensioenfondsen te raadplegen via www.DNB.nl.
6 De rol van de Autoriteit Financiële Markten in het kader van de geschiktheidstoets en betrouwbaarheidstoets wordt hier buiten beschouwing gelaten. 7 Zie presentatie DNB ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen, Wat betekent de wet voor intern en extern toezicht?’ ten behoeve van het seminar van 1 juli 2013 via www.DNB.nl . 8 Zie o.a. S.R. Schuit, ‘Meer Toezicht, Minder Inzicht, Het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen’, Goed Bestuur 2013 / 3, R.H. Maatman en S. R. Schuit, ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’, Ondernemingsrecht 2012/68 en H.M.Vletter – van Dort, ‘Toezichthouders bij een pensioenfonds: gedoemd te falen?’, Ondernemingsrecht 2013/27. 9 De Wet vbp introduceert tevens nieuwe regels ten aanzien van een beperking in het aantal functies voor bestuurders en toezichthouders, regels die zien op de hoeveelheid tijd die bestuursleden aan hun bestuurstaak moeten kunnen besteden en regels betreffende de uitbreiding van het instemmingsrecht van de ondernemingsraad. Op deze regels wordt in dit artikel niet nader ingegaan. 10 Beleidsregel geschiktheid 2012. 11 Zie nader hierover o.a. het tweeluik van P. M. Siegman, Deskundigheidseisen bij pensioenfondsen: hoe staat het ermee?, PM 2/2013 en Deskundigheidseisen bij Pensioenfondsen: werken aan geschiktheid, PM 3/2013. 12 Kamerstukken II, 2011/12, 33 182, nr. 3, p. 21. 13 Besluit van 19 november 2010, houdende wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, Stb. 2010, 806 en Regeling van de Nederlandsche Bank N.V. van 16 december 2010, houdende regels met betrekking tot het beheerste beloningsbeleid van financiële ondernemingen, Stcr. 2010, nr. 20931. 14 De Wet vbp betreft een wijziging van de PW. 15 Dit betreft 16% van alle pensioenfondsen. 16 Het servicedocument Tijdspad implementatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen, te raadplegen via www.pensioenfederatie.nl.
nr. 6 2013
25