V & A’s n.a.v. Wet versterking bestuur pensioenfondsen d.d. 24 januari 2014 Inleiding Zoals bekend treedt de Wet versterking bestuur pensioenfonds op 1 juli 2014 in werking. Deze wet leidt tot aanpassing van de Pensioenwet (PW) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Elk fonds moet op dat tijdstip voldoen aan de nieuwe governancewetgeving. Sommige onderdelen van de wet zijn echter niet (helemaal) duidelijk hoe een pensioenfonds er invulling aan moet of kan geven. De Pensioenfederatie komt nu met Vragen & Antwoorden (V & A’s) om de pensioenfondsen daarbij behulpzaam te zijn. Hieronder geven wij u de eerste V & A’s. Deze V & A’s gaan specifiek in op de transitiefase tot 1 juli 2014. Op een later moment zullen we meer V & A’s bekendmaken. Transitiefase Pensioenfondsen moeten vanaf 1 juli 2014 voldoen aan de nieuwe governancewetgeving. Primair is aan de orde voor welk bestuursmodel wordt gekozen. Afhankelijk van het gekozen bestuursmodel zullen tot 1 juli diverse besluiten worden genomen door het fondsbestuur. Bijvoorbeeld over de samenstelling van (huidige of nieuwe) fondsorganen, denk aan het bestuur, het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) en de raad van toezicht (hierna: RvT). Die besluiten worden genomen onder de huidige PW- en Wvb-bepalingen. Dit betekent dus dat de besluitvorming om te komen tot een nieuwe governance veelal zal verlopen via de huidige wet en statuten van het pensioenfonds. Als dit in de praktijk leidt tot vragen over hoe de governance precies vorm moet of kan worden gegeven, zal anticiperende zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de nieuwe governanceregels vanaf medio 2014 erover. Van groot belang is evenwel dat u steeds inzichtelijk maakt: 1) welke keuzes het fondsbestuur heeft gemaakt (met onderbouwing); 2) op welke wijze de keuzes tot stand zijn gekomen (de gevolgde procedure); 3) dat de relevante partijen erbij betrokken zijn geweest. Om te komen tot een nieuwe governance, is het dus van groot belang dat diverse partijen betrokken worden bij de te nemen besluiten in de transitiefase. Het gaat uiteindelijk om het draagvlak om te komen tot een goede invulling van de nieuwe governance. Denk daarbij aan de volgende partijen: de (nog bestaande) deelnemersraad, het huidige verantwoordingsorgaan, de werkgever/sociale partners (evt. ook de ondernemingsraad), evt. de vereniging van pensioengerechtigden (met name bij ondernemingspensioenfondsen) en de beroepspensioenvereniging (bij beroepspensioenfondsen). Het gaat er dus om dat - gegeven de situatie bij het fonds - diverse partijen in redelijkheid worden betrokken bij het vormgeven van de nieuwe governance. Dit geeft naar onze mening een waarborg dat de invulling van de governance naar behoren is verlopen. Tijdens de overleggen met DNB erover is gebleken dat ook de toezichthouder dit belangrijk vindt. Paritair bestuursmodel – vertegenwoordiging pensioengerechtigden in bestuur
1. Vraag: zijn in de transitiefase naar 1 juli 2014 verkiezingen verplicht voor de leden van het bestuur die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen? Volgens het nieuwe artikel 102, lid 4, PW vindt de benoeming van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het paritair bestuur plaats na verkiezing of op voordracht vanuit het nieuwe VO. Het nieuwe VO is pas 1 juli 2014 in functie en dat is te laat voor een voordracht. Blijft dan alleen de verkiezing over? Zijn er praktisch gezien andere mogelijkheden? Antwoord: de betrokken partijen hebben in de transitiefase de ruimte om op basis van de huidige wet en de statuten van het fonds concrete afspraken te maken over de nieuwe zetel(s) van pensioengerechtigden in het bestuur. Daarbij wordt de geest van de nieuwe wet
betrokken. Het gaat er uiteindelijk om dat alle betrokken partijen gekend worden in de te nemen besluiten over invulling van de pensioengerechtigdenzetels in het bestuur. Dit betekent naar onze mening dat ook een voordracht door pensioengerechtigden mogelijk is, mits alle betrokken partijen erin worden gekend. Mogelijk is ook af te spreken dat het VO nieuwe stijl al veel eerder dan medio 2014 wordt ingesteld, ter vervanging van het huidige VO. Afgesproken kan dan worden om in het nieuwe VO de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden te laten kiezen door de pensioengerechtigden en die geleding de bevoegdheid te geven om een voordracht te doen met betrekking tot de vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur. Zo kan er al een voordracht in lijn met de nieuwe wet worden gerealiseerd vanuit de pensioengerechtigden in het (nieuwe) VO. Dit brengt mee dat de statuten van het fonds eerder worden gewijzigd dan 1 juli 2014. Paritair en onafhankelijk bestuursmodel – geschikte pensioengerechtigden in bestuur
2. Vraag: hoe kunnen bij een ondernemingspensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds kandidaten worden gevonden voor de zetels voor pensioengerechtigden in het pensioenfondsbestuur, die voldoen aan de geschiktheidseisen? Antwoord: deze kandidaten kunnen uit het bestand van pensioengerechtigden komen via eigen kandidaatstelling (ten behoeve van verkiezingen of voordracht). Dit kunnen personen zijn die al lid zijn van het VO of de DR. Het kunnen ook personen zijn die actief zijn in de vereniging van gepensioneerden (met name bij ondernemingspensioenfondsen). Dit zijn kandidaten die de hoedanigheid van pensioengerechtigde bij het fonds hebben. Dat is echter geen verplichting. Kijkende naar de nieuwe wet vanaf 1 juli, hoeft de kandidaat niet de hoedanigheid van pensioengerechtigde te hebben. Zo kunnen centrale ouderenorganisaties of vakbonden ook kandidaten beschikbaar stellen. De kandidaten zullen na verkiezing of voordracht worden benoemd door het bestuur, mits zij voldoen aan het profiel en de daarin opgenomen geschiktheidseisen. Paritair en gemengd bestuursmodel – informeren over kandidaten verkiezing bestuur
3. Vraag: op welke wijze kan een pensioenfonds bij verkiezingen de werknemers, resp. pensioengerechtigden informeren over de kandidaten die zich hebben aangemeld voor een bestuursfunctie? Antwoord: het pensioenfondsbestuur zal een verkiezingsprocedure vaststellen. De aangemelde kandidaten worden door het bestuur eerst getoetst of zij voldoen aan de in de profielschets opgenomen eisen. Dit vloeit voort uit de bestuursverantwoordelijkheid ten aanzien van de geschiktheidseisen waaraan een kandidaat moet voldoen. Vervolgens kan het pensioenfonds ervoor kiezen via de website de werknemers en pensioengerechtigden te informeren over de kandidaten die aan de verkiezingen meedoen. Paritair bestuursmodel – gewogen stemverhouding in bestuur
4. Vraag: in hoeverre kan met gewogen stemmen worden gewerkt als de werkgever(s) minder dan de helft van het aantal zetels in het bestuur bezet(ten)? De vertegenwoordiger(s) van de werkgever(s) krijgt/krijgen dan meer dan 1 stem. De vertegenwoordigers van de werknemers en de pensioengerechtigden hebben ieder 1 stem. In hoeverre staat dit haaks op de wet of de evenwichtige belangenafweging? Antwoord: de Pensioenfederatie is van mening dat de Pensioenwet zich niet verzet tegen bedoelde gewogen stemverhouding (in dit geval ten gunste van de werkgever(s). Op dit punt is de wet niet gewijzigd.
Het blijft naar onze mening in de toekomst mogelijk te werken met gewogen stemverhoudingen, mits de uitwerking ervan past bij de doelstelling van de wet. Uitgaande van de doelstelling van de nieuwe wet om het bestuur te versterken, is het onder andere van belang om goed te letten op de omvang van het bestuur. Als de mogelijkheid van gewogen stemverhouding niet gebruikt zou mogen worden, kan de omvang van het bestuur zodanig groot worden (zelfs groter dan op dit moment) dat dit niet efficiënt en effectief is. Dit past niet bij de beoogde versterking van bestuur. DNB is voornemens binnenkort haar beleid bekend te maken over de mogelijkheid van gewogen stemverhouding. Mocht dit ertoe leiden dat DNB de praktijk beperkingen oplegt die naar onze mening niet op de wet zijn gebaseerd, zal de Pensioenfederatie de pensioenfondsen nader informeren over haar eigen opvattingen en evt. nader juridisch advies inwinnen. Paritair bestuursmodel – externe bestuursleden
5. Vraag: kunnen de zittende externe bestuursleden (professionals) in het (paritaire) bestuur gehandhaafd blijven? Antwoord: de zittende externe bestuursleden, die op zetels van de werkgever(s) of werknemers zitten, kunnen in het bestuur gehandhaafd blijven. Zij nemen deel aan het paritair bestuur. De maximering van twee onafhankelijke bestuursleden, die in de wet gesteld wordt, richt zich alleen op de toevoeging van 'externen' aan de paritair bestuur. Het is evenwel mogelijk dat een zittend extern bestuurslid op 1 juli 2014 ook echt als een extern (onafhankelijk) bestuurslid is benoemd. Ze zitten dan niet meer op zetels van werkgever(s) of werknemers. Paritair en gemengd bestuursmodel – (werkgevers)vertegenwoordiging in het VO
6. Vraag: op welke wijze kan een werkgeversvertegenwoordiging in het VO worden geregeld? Moeten de vertegenwoordigers van werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden in het VO ook daadwerkelijk uit de kring van de werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden komen? Antwoord: als de werkgever of betrokken werkgeversorganisatie bij het bestuur verzoekt om deel te nemen aan het nieuwe VO, dan zal dat verzoek worden gehonoreerd door het bestuur. Er kunnen een of meer personen namens de werkgever(s) in het VO zitting nemen. Het nieuwe artikel 115 PW spreekt over vertegenwoordigers van werkgever, werknemers en pensioengerechtigden. Dat impliceert dat ook anderen dan werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden op de stoel van één van deze drie geledingen kunnen worden benoemd. Anders had de wet gesproken over ‘door en uit’ de werkgever, werknemers en pensioengerechtigden. Paritair en gemengd bestuursmodel – integratie DR met nieuw VO
7. Vraag: op welke wijze kan de functie van de bestaande DR (medezeggenschapsfunctie) worden geïntegreerd met het VO? Antwoord: uitgangspunt van de nieuwe wet is dat de DR verdwijnt in het kader van de stroomlijning van de governance. In beginsel blijft de DR tot 1 juli 2014 bestaan. Het is evenwel mogelijk om de bestaande DR te integreren met het nieuwe VO. Als betrokken partijen dit willen gaan de taken en bevoegdheden van de DR – geheel of gedeeltelijk – over op het nieuwe VO (artikel 115d PW). Integratie van de DR met het nieuwe VO moet dus niet, maar is een optie.
Paritair en onafhankelijk bestuursmodel – bovenwettelijke bevoegdheden RvT
8. Vraag: is het mogelijk om de RvT bovenwettelijke bevoegdheden te geven? Antwoord: in de nieuwe wet is die mogelijkheid expliciet opgenomen voor het VO en het belanghebbendenorgaan (hierna: BO), maar niet voor de RvT. Toch gaan wij ervan uit dat ook aan de RvT (niet nader te noemen) bovenwettelijke bevoegdheden kunnen worden gegeven. Daarbij zou wat ons betreft eerst aan de orde moeten komen of dit in het kader van stroomlijning van de governance ook gewenst is. Paritair bestuursmodel – samenstellen van RvT
9. Vraag: gaat het huidige VO advies geven over de profielschets van de nieuwe leden van de RvT? Mag het huidige VO een voordracht voor de leden van de RvT doen? Antwoord: het nieuwe VO heeft per 1 juli 2014 bij wet de bevoegdheid om advies te geven over de op te stellen profielschets van de leden van de RvT. Het huidige VO heeft op grond van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur een adviesrecht met betrekking tot de vorm, inrichting en samenstelling van intern toezicht. Daaronder valt kan naar onze mening ook een profielschets van de leden van een RvT. Op 1 juli 2014 komen de Principes te vervallen ten behoeve van de Code Pensioenfondsen. De Code geeft het nieuwe VO het recht om een bindende voordracht voor de leden van de RvT te doen.. Voor het instellen van een RvT (in het transitietraject naar juli 2014) is het bestuur verplicht om aan het huidige VO advies te vragen over de profielschets van de leden van de RvT. Daarnaast gaan we ervan uit dat alleen het nieuwe VO een bindende voordracht zal doen voor de leden van de RvT. Voor bedrijfstakpensioenfondsen en voor ondernemings- en beroepspensioenfondsen, waarbij gekozen wordt voor een RvT op 1 juli 2014, mag het bestuur de RvT instellen zonder de verplichting om het huidige VO te vragen om een bindende voordracht. Wij stellen echter voor om het huidige VO goed te informeren over en te betrekken bij het samenstellen van de RvT. Onafhankelijk bestuursmodel – samenstellen belanghebbendenorgaan
10. Vraag: zijn verkiezingen verplicht voor de leden van het belanghebbendenorgaan (BO) die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen? Antwoord: volgens het nieuwe artikel 102, lid 4, PW vindt de benoeming van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het paritair bestuur plaats na verkiezing of op voordracht vanuit de pensioengerechtigden in het VO. Deze regel geldt ook voor het BO (zie art. 115b lid 2 PW). De optie van voordracht door het VO is er bij het BO echter niet, omdat er geen VO is bij een onafhankelijk bestuursmodel. Derhalve zou alleen verkiezingen door de pensioengerechtigden overblijven. In de transitiefase, het overgaan van een paritair bestuur naar een onafhankelijk bestuursmodel, is evenwel van belang dat deze overgang met alle betrokken partijen goed wordt afgestemd. Een voordracht door pensioengerechtigden voor de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het BO is dus wat ons betreft een mogelijkheid. Verder zijn we van mening dat het mogelijk is om (een deel van) het huidige bestuur als het BO te benoemen, aangevuld met een vertegenwoordiging van pensioengerechtigden. Alle bestuursmodellen – rol DR bij keuze bestuursmodel
11. Vraag: wat is de rol van de DR bij de keuze voor een bepaald bestuursmodel? Is er een analogie met hoe een statutenwijziging van een fonds tot stand komt?
Antwoord: het gekozen bestuursmodel zal door het bestuur worden uitgewerkt in de statuten van het pensioenfonds. De DR heeft een wettelijk adviesrecht met betrekking tot het wijzigen van de statuten van het pensioenfonds en heeft daarmee impliciet ook een adviesrecht met betrekking tot de keuze voor het bestuursmodel. Daarnaast kan de DR uit eigen beweging adviseren over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen, waaronder dus ook het besluit over het bestuursmodel. Alle bestuursmodellen – betrokkenheid van DNB
12. Vraag: wat zou het gevolg zijn als DNB niet (tijdig) ‘akkoord’ gaat met keuze voor een bepaald bestuursmodel? Antwoord: DNB verlangt dat elk fonds vóór 1 januari 2014 een keuze heeft gemaakt uit de verschillende bestuursmodellen. Dit biedt DNB de mogelijkheid om zo nodig vragen te stellen over de keuze van het fondsbestuur. DNB verwacht dat een fonds vóór 1 april de concept statutenwijziging voorlegt aan DNB, aangevuld met relevante overige stukken zoals de DNBmeldingsformulieren met betrekking tot voorgenomen benoemingen. Daaruit zal blijken voor welk bestuursmodel daadwerkelijk is gekozen. DNB gaat ervan uit dat de concept statutenwijziging dan al intern bij het pensioenfonds is afgestemd (dus ook met de evt. DR). DNB is in de periode tot 1 juli 2014 in de gelegenheid om opmerkingen te maken met betrekking tot de uitwerking van het gekozen model in de statuten. DNB kan de keuze voor een bepaald model niet tegenhouden. Wij gaan ervan uit dat zowel het fondsbestuur als DNB erop gericht zijn om de gewijzigde statuten op 1 juli 2014 in werking te laten treden. Alle bestuursmodellen – werknemers- of gepensioneerdenverenigingen
13. Vraag: op welke wijze kan invulling gegeven worden aan de wettelijke verplichting (artikel 115h PW) van een pensioenfonds om op verzoek van werknemers, pensioengerechtigden of een werknemers- of gepensioneerdenvereniging betrokkenen te informeren over het voornemen tot oprichting of het bestaan de werknemers- respectievelijk gepensioneerdenverenigingen? Antwoord: een pensioenfonds kan er invulling aan geven door op de website de namen en de adresgegevens van de zich hiertoe aangemelde verenigingen van werknemers resp. gepensioneerden te vermelden.