Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’ (Uit: Recht in de roos)
1.
Recht op zuiver drinkwater
Doel
Verkennen van de verschillende betekenissen die water heeft. De leerlingen bewust maken van het belang van zuiver drinkwater voor mensen op de hele wereld en de verantwoordelijkheid die we hierin zelf kunnen nemen. Kennismaken met het recht op zuiver drinkwater.
Benodigdheden
Een pakket ‘watervoorwerpen’; eventueel knutselmateriaal, schrijf- en tekengerief. Werkwijze Voorbereiding Je vraagt de leerlingen op voorhand om een voorwerp (of een foto, een boek, een krantenartikel …) mee te brengen dat iets met water te maken heeft en waaraan voor hen een betekenis vasthangt. Je kan zelf ook een aantal voorwerpen, foto’s … voorzien ter aanvulling. Kringgesprek
Ieder stelt zijn voorwerp voor en vertelt het verhaal dat ermee verbonden is. Uiteraard kunnen bijvragen gesteld worden. Na deze eerste verkenning kan je nog intenser de verschillende betekenissen laten uitwisselen. De kinderen krijgen de opdracht hun gekozen voorwerpen samen te brengen in deelverzamelingen: bijvoorbeeld voorwerpen uit de badkamer, speelgoed, hygiëne, drinken, gevaar, gevoel (bang van water, genieten van water…) Via deze deelverzamelingen worden er kleine groepjes gevormd. Elk groepje krijgt nu de opdracht om met de voorwerpen en de bijhorende verhalen/betekenissen creatief aan de slag te gaan. • Een toneeltje maken waarin de voorwerpen een rol spelen. Dit kan het dramatiseren van één van de vertelde verhalen zijn, of het maken van een nieuw verhaal op basis van de samengebrachte voorwerpen. • Een groepsschilderwerk maken waarbij al de voorwerpen hun plek krijgen. • Een collage maken met foto’s en tekstballonnen: de groepsleden schrijven enerzijds hun eigen mening/ideeën over het onderwerp in de tekstballonnen, anderzijds zoeken ze uitdagende uitspraken, om reacties van anderen uit te lokken. De collage wordt opgehangen met de bedoeling dat anderen al schrijvend op de uitspraken kunnen reageren. Het resultaat kan besproken worden wanneer de tekstballonnen gevuld zijn. • Een mini-tentoonstelling samenstellen met de voorwerpen en de uitgeschreven of getekende verhalen van de verschillende groepsleden erbij. Waarschijnlijk komen er, door de verhalen, voorbeelden aan de orde die te maken hebben met waterproblematiek: waterbeheersing (teveel of te weinig water)/ waterverbruik/watervervuiling/drinkwatervoorziening … Speel hierop in met vragen: • Hoeveel water verbruiken wij? • Is het evident dat wij schijnbaar eindeloos over drinkwater kunnen beschikken? • Hoe is de situatie op andere plaatsen in de wereld? • Welke verantwoordelijkheid kunnen wij nemen inzake zuinig omspringen met water, vervuilen van water? • Hoe is het gesteld met het oppervlaktewater in ons land? Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’| 1
Je verwoordt de behoefte aan zuiver water voor elk kind op de wereld en ieders verantwoordelijkheid bij het omgaan met water. Je brengt het recht op zuiver drinkwater aan. Je laat de kinderen één foto kiezen die volgens hen dit recht het best illustreert. Je verwijst naar het kinderrechtenverdrag (art. 24): Ieder kind heeft recht op de voorziening van zuiver drinkwater, wat erg belangrijk is voor een goede gezondheid, hygiëne en ontwikkeling. Rijke landen moeten met arme landen samenwerken om dit recht overal ter wereld te realiseren.
Uitbreiding
Je houdt een klasgesprek met volgende vragen:
Hoe lang denk je zonder water te kunnen overleven?
Hoeveel water heb je nodig om gezond te kunnen leven?
Hoeveel drinkwater verbruik je per dag en hoe is dat verbruik verdeeld? (drinken, koken, jezelf wassen, kleren wassen, afwassen, planten gieten, poetsen,…)
Hoeveel liter water wordt er op onze school verbruikt op één dag?
Wanneer is het water in een rivier of beek proper genoeg om in te spelen of te zwemmen?
Ken je zo’n natuurlijke waterloop in de buurt?
(Je daagt je leerlingen uit om eigen vragen i.v.m. het recht op water toe te voegen.)
Je zet een discussie op over volgende stellingen:
“Aan het drinkwatertekort in sommige landen kunnen wij niets verhelpen.”
“Drinkwater moet overal gratis en voor iedereen ter beschikking zijn.”
“Het is niet nodig om water te drinken; als je veel frisdrank drinkt, is dat even gezond.”
“Verschillende landen zouden moeten samenwerken om water zuiver te houden, want het water stroomt van het ene naar het andere land.”
“Als je dorst hebt, mag je de les verlaten om iets te drinken.”
Variant
Je kunt vooraf ook zelf een pakket ‘watervoorwerpen’ samenstellen en in eerste instantie alleen met deze materialen werken: drinkbus, flesje mineraal water, stuk pvc-buis van een afloop, kraantje, emmer, schepnetje, theepot, waterkoker, drinkbeker, snorkel, vislijn, zwemband, zeepje, badeendje, deel van roeispaan, enkele foto’s van kinderen in actie met water (zowel van hier als uit andere landen), gietertje, … Je maakt het een beetje spannend om deze voorwerpen in de kring te onthullen. Je stalt ze één na één uit. Je vraagt de kinderen om de voorwerpen goed te bekijken. Als er één bij is dat hen bijzonder aanspreekt, dat hen aan iets doet denken, waar ze wat bij kunnen vertellen, dan mogen ze het bij zich nemen. Dan laat je de kinderen vertellen welke herinnering, gedachte, gevoel, ... dit voorwerp bij hen oproept. Waaraan doet dit voorwerp je denken? Wie kent dit? Wie heeft thuis ook zoiets? Hoe gebruik je het? Je vraagt naar concrete betekenissen en belevenissen. Je laat kinderen uitbeelden wat ze ermee kunnen doen. De anderen raden. Wie weet nog iets anders over dit voorwerp? Je stimuleert de kinderen tot vertellen in details. Je vergeet niet ook je eigen betekenissen en gevoelens weer te geven.
Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’| 2
2.
Ken je appel*
Doel
Kennismaken met het recht op gezonde voeding. De kwestie van delen in de klas aan de orde brengen. Leren dat onze opvattingen over gelijkenissen en verschillen heel subjectief zijn.
Benodigdheden
Eén appel (of gelijk welk ander stuk fruit of groente) voor elk kind. Liefst niet al te veel op elkaar lijkend. Tijd 1 uur
Werkwijze
Vraag de kinderen per twee te zitten in een kring. Vraag de klas wat de eigenschappen zijn van een appel. Zijn alle
appels gelijk? Geef elk duo één appel. Elk paar moet zijn appel een tijdje observeren. Vraag hen te letten op de kleur, oneffenheden als die er zijn of andere dingen die de appel onderscheiden van de andere appels. Verzamel alle appels in een zak. Deel ze één voor één rond. Elk duo onderzoekt elke appel om beurt. Als een duo zijn appel herkent, moeten de kinderen hem bijhouden. Wanneer elk paar zijn appel heeft herkend, mogen de appels worden opgegeten. (Deel de rest van de appels uit, zodat elk kind een appel krijgt om op te eten.) Je houdt een nabespreking met volgende vragen: • Wie kreeg zijn appel het eerst/ laatst? Hoe kwam dat? • Vreesde je dat iemand anders jouw appel zou krijgen? • Als jouw appel niet was opgedoken, hoe zou jij je gevoeld hebben? • Hier deelden we appels. Wat delen we nog op school? Is delen soms een probleem? Waarom? • Wat zou er gebeuren als iemand vergeet te delen? Op school, thuis, in de wereld? • “Elk kind heeft recht op gezonde voeding” is één van de kinderrechten die staan neergeschreven in het kinderrechtenverdrag. Hoe kan dit recht aan alle kinderen worden gewaarborgd? • Kunnen wij zelf door eerlijk te delen meehelpen om dit recht te realiseren? Stimuleer de kinderen om concrete voorbeelden te zoeken.
Uitbreiding
Naar aanleiding van deze activiteit kan je ook dieper ingaan op onze opvattingen over gelijkenissen, verschillen en stereotypen. Waren alle appels gelijk? Wat was er gelijk aan alle appels? Wat was er verschillend? Als de klas vertrokken is vanuit de veronderstelling dat alle appels gelijk waren, vraag hen of hun mening veranderd is. Herinner de kinderen eraan dat zij dachten dat alle appels gelijk waren, terwijl ze eigenlijk heel verschillend zijn. Toon hen nu zoveel mogelijk verschillende foto’s van een sociale groep waarvan de mensen soms worden beschouwd als ‘allemaal dezelfde’. Bijvoorbeeld, etnische minderheden in jouw land of mensen uit verre werelddelen, zoals ‘de Chinezen’, ‘Arabieren’, ‘Mexicanen’, ... Vraag de kinderen welke stereotypische opvattingen mensen in andere landen misschien hebben over de mensen in jouw land. Zijn stereotypes nuttig? Waarom? Waarom niet? *
Naar: ‘Eerste Stappen in Mensenrechteneducatie’; Amnesty International Vlaanderen, VORMEN vzw Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’| 3
Voedsel voor iedereen?*
3. Doel
Leren begrijpen hoe het voedsel in de wereld verdeeld is en hoe dit onevenwicht een invloed heeft op de rechten van mensen.
Benodigdheden
Stroken papier met namen van landen en werelddelen (zie tabel). Pen en papier. 30 snoepjes. Voor optie 2: voedsel.
Tijd 30 minuten
Optie 1: Een verdeelde wereld Werkwijze
Maak in het lokaal verschillende ‘hoeken’. Deze stellen de landen en werelddelen voor zoals in de tabel hieronder. ste
Je maakt dit duidelijk door stroken papier met de namen (1 kolom) op te hangen. Leg uit dat de kinderen van de klas alle mensen van de wereld voorstellen. Laat enkele kinderen raden hoe de verdeling zou moeten zijn tussen de verschillende landen en werelddelen. Verdeel de groep nu volgens de cijfers in de tabel hieronder. Je legt uit dat dit een verdeling is volgens de werkelijke toestand in de wereld. Dan toon je 30 koekjes of snoepjes aan de kinderen en je zegt dat deze al het voedsel van de wereld voorstellen. Vraag aan elk land of werelddeel (aan elke groepje apart dus) over hoeveel voedsel (dus hoeveel van de dertig snoepjes) ze denken dat hun land of werelddeel in werkelijkheid beschikt. Verdeel vervolgens de snoepjes volgens de werkelijke verdeling van het voedsel in de wereld zoals in de tabel. Lees of vertel volgende feiten:
Er is genoeg voedsel voor iedereen. Het probleem is dat het voedsel niet goed verdeeld is. Er is zelfs een overproductie van voeding: elk jaar wordt er anderhalf keer meer voedsel geproduceerd dan nodig is. In tijden van hongersnood is er niet een gebrek aan voedsel maar een gebrek aan geld om voedsel te kopen.
Er sterven dagelijks kinderen aan ondervoeding.
De dieren die in de rijke landen gekweekt worden voor vleesproductie, eten evenveel graan als de inwoners van China en India samen.
Je houdt een nabespreking met volgende vragen: • Is het voedsel eerlijk verdeeld over de wereld? • Hebben alle mensen en kinderen recht op voedsel? Wat staat hierover in het kinderrechtenverdrag? • Wat als ze het niet kunnen betalen? • Wat zou er met jou gebeuren als je niet genoeg te eten had? Wat zou je doen? Wat kunnen wij zelf doen om deze oneerlijke toestand te verhelpen?
*
naar: ‘The Rights Stuff!’, Section 2, Activity 2 Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’| 4
Een groep van 30 wordt als volgt verdeeld:
Een groep van 20 wordt als volgt verdeeld:
Het aantal snoepjes voor elke groep:
China
10
7
4
Azië (rest)
7
5
1,5
Rusland
3
2
5,5
Europa (rest)
3
2
8,5
Afrika
3
2
0,5
Noord-Amerika
2
1
8,5
Zuid-Amerika
2
2
1,5
Land/Werelddeel
(NOOT: Cijfers worden binnenkort ge-update)
5 | Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’
Optie 2: Rijke maaltijd versus armzalige maaltijd Werkwijze
Zet een feesttafel klaar. Zorg voor genoeg plaatsen voor een kwart van de groep. Je maakt op voorhand evenveel papiertjes als er kinderen in de klas zijn. Op een vierde van de papiertjes schrijf je ‘één vierde’, op de rest ‘drie vierde’. Je laat de kinderen uit een hoed een papiertje trekken.
Diegenen die een papiertje met ‘één vierde’ hebben, mogen plaatsnemen aan de feesttafel. Ze worden
bediend en krijgen een lekkere maaltijd. De rest (met ‘drie vierde’ op het papiertje) moet in een beperkte ruimte van het lokaal blijven waar geen tafels of stoelen staan. Ze krijgen een klein kommetje rijst en worden niet vriendelijk behandeld door degene die hen de rijst aanbiedt. Je legt het ‘spel’ stil en laat de kinderen reageren op wat ze van deze toestand vinden. Dan maak je de vergelijking tussen de toestand in dit spel en de werkelijke toestand over de hele wereld. Leg uit dat meer dan drie vierde van de mensen op de wereld minder dan één vierde van de rijkdom op de wereld tot hun beschikking heeft. En één vierde van de mensen heeft drie vierde van de rijkdom voor zich. Indien nodig kan je deze verhouding nog verduidelijken met concreet materiaal. Je kan nog een nabespreking houden met volgende vragen: • Is het voedsel eerlijk verdeeld over de wereld? • Hebben alle mensen en kinderen recht op voedsel? Wat als ze het niet kunnen betalen? • Wat zou er met jou gebeuren als je niet genoeg te eten had? Wat zou je doen? • Wat kunnen wij zelf doen om deze oneerlijke toestand te verhelpen? Om af te sluiten kan je stellen: “In de ‘echte’ wereld is het voedsel oneerlijk verdeeld, maar wij willen toch proberen om zoveel mogelijk eerlijk te delen.” Daarna mag iedereen van het feestmaal proeven. Je kunt de kinderen nog laten reageren hoe ze zich bij deze situatie voelen, de ‘rijken’ over hoe het voelt om te moeten delen met de anderen en de ‘armen’ over hoe het voelt om mee te mogen genieten van de ‘rijkdom’.
6 | Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’
4.
Een kartonnen doos als huis (3)
Doel
Nadenken over het recht op onderdak. Benodigdheden
Foto's van dakloze jongeren (deze kan je makkelijk vinden door bv. op 'Google afbeeldingen' het woord “dakloos” of “dakloze” in te tikken).
Een grote kartonnen doos. Tijd 45 minuten
Werkwijze
Toon een foto van dakloze kinderen en stel er volgende vragen over:
3
• Wie zijn deze mensen? • Hoe oud zijn ze? • Wat zie je op de foto? Wat zie je op de achtergrond? • Zijn deze kinderen vrienden van elkaar? Of familie? • Wie is verantwoordelijk voor deze kinderen? • Wie nam deze foto? Vraag enkele vrijwilligers een ‘tableau vivant’ of ‘levend schilderij’ te maken dat gelijkt op de foto. Eén leerling kan de fotograaf uitbeelden. De fotograaf mag de anderen beïnvloeden om hen te laten staan/zitten hoe hij/zij dat wil voor de foto. Als ondersteuning kan je de leerlingen laten reageren op de vraag “Hoe moet de foto eruitzien om er de voorpagina van de kranten mee te kunnen halen?”. Als het levend schilderij klaar is, houden de deelnemers de pose enkele ogenblikken aan. Raak de personages in het tableau één voor één aan op de schouder en vraag hen hoe ze zich voelen, waar ze aan denken. Moedig hen aan om hun gedachten te uiten. De leerlingen die het levend schilderij bekeken, mogen aan de personages ook vragen stellen over hun gevoelens, gedachten, verwachtingen en angsten. De personages mogen nu uit hun rol stappen en terug zichzelf zijn. Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf leerlingen. Geef elke groep een andere foto van daklozen. Probeer ook foto’s te vinden die positieve aspecten van het leven als dakloze tonen, zoals onderlinge geborgenheid, elkaar beschermen, samen eten delen, plezier maken, … Elk groepje bereidt nu een kort toneelstukje voor dat gebaseerd is op wat ze op de foto zien. Er moet een verhaal getoond worden van wat er voor, tijdens en na het nemen van de foto gebeurde. Stel de leerlingen voor het toneelstukje te beginnen met een levend schilderij. Dat komt tot leven, het toneeltje ontvouwt zich, en het eindigt weer met een bevroren beeld. Wanneer alle groepjes klaar zijn met hun voorbereiding worden de toneeltjes aan elkaar getoond. Je houdt een nabespreking met volgende vragen: (over de activiteit op zich) • Wat vonden jullie van deze activiteit? • Hoe was het om je in te leven in de situatie van de daklozen? Hoe heb je je gevoeld? • Wat vond je van de getoonde resultaten? • Hoe verliep de samenwerking in je groepje? (over de inhoud) • Zouden alle kinderen recht moeten hebben op onderdak? naar: ‘The Rights Stuff!’, Section 2, Activity 3
7 | Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’
• • • •
Wat vind je van jongeren die zelf kiezen om weg te lopen van huis? Heb je zelf ooit de gedachte gehad “Ik loop weg van huis!”? Waarom lopen mensen weg? Heb je al eens gehoord of gelezen over straatkinderen? Hoe werden ze voorgesteld? Hoe werd erover bericht? • Worden straatkinderen eerlijk behandeld? • Denk je dat hun rechten geschonden worden? Indien ja, welke? • Het ‘recht op onderdak’ is een basisrecht voor alle kinderen, waar ook ter wereld. Wat zou er gedaan kunnen worden voor kinderen die geen dak boven het hoofd hebben, die noodgedwongen op straat moeten leven?
Tips voor de begeleider
Deze activiteit vraagt van de leerlingen en de leerkracht wel wat ervaring met ‘dramatische werkvormen’. Als de groep gewoon is op deze manier te werken, kan dit goed lukken. Anders is het nodig eerst meer vertrouwd te geraken met deze werkvorm. Indien je daar nood aan hebt, kan je eerst een aantal activiteiten uitproberen uit ‘Rechten proeven’ (zie www.vormen.org). Het is best mogelijk dat er hevige gevoelens bij leerlingen naar boven komen door zich in te leven. Hou hier als begeleider rekening mee. Denk goed na of je leerlingen deze manier van werken wel aankunnen en of je hen goed kan opvangen als er zich problemen zouden voordoen.
8 | Werkvormen bij ‘Recht op zuiver drinkwater, voedsel, kleding en onderdak’