Food for thought
Interactieve les rond recht op voedsel
Jaarverslag 2013 l 1
Mijn recht. Mijn toekomst.
1. INLEIDING 1.1 Thema Kennismaking met de kinderrechtenbenadering in projecten rond recht op voedsel.
1.2 Korte omschrijving Het thema recht op voedsel wordt in deze module gebruikt om inzicht te geven in het belang van de kinderrechtenbenadering bij het aanpakken van problemen in het Zuiden. Zowel de theorie over de kinderrechtenbenadering, als de toepassing ervan komen aan bod tijdens activiteiten die actieve inzet vragen van de leerlingen. Eén van onze doelgroepen in het Zuiden, zijn jongeren die een beroeps- of technische opleiding volgen, waardoor deze module zeer geschikt is om te gebruiken in lessen uit verschillende TSO en BSO studierichtingen. Doelgroep: 2de/3de graad secundair TSO/BSO Duur: 2 tot 3 lesuren Doelstelling(en): Inzicht verkrijgen in kinderrechten in eigen leefwereld en die van leeftijdsgenoten in het Zuiden Inzicht verkrijgen over de impact van situaties van voedselonzekerheid op kinderen/jongeren Inzicht verkrijgen in het belang van de kinderrechtenbenadering in projecten in Noord en Zuid Inzicht verkrijgen in toepassen van de kinderrechtenbenadering
Inhoud 1.
Inleiding 1.1 Thema’s 1.2 Korte omschrijving
2. Lesverloop 2.1 Inleiding kinderrechten 2.2 Inleiding voedselzekerheid 2.3 Toepassing kinderrechtenbenadering 2.4 Toepassen kinderrechtenbenadering in projecten van voedselzekerheid 3.
Tot slot 3.1 3.2 3.3 3.4 2
Aansluiting bij vakken/eindtermen: SO-VOET context 3 - 5 - 6 Vakgebied PAV Methode: Klasgesprekken Duo- en groepsopdrachten stellingenronde Materiaal/benodigdheden: Kopieën van bijlagen Grote bladen papier Schrijfgerief Post-its (gekleurde) kaartjes
Verloop zelf-test en klasgesprek Afronding Meer weten Meer educatief materiaal Food for thought 2015 l 3
Mijn recht. Mijn toekomst.
Lesverloop: Er zijn voor deze module 4 onderdelen uitgewerkt, die stapsgewijs leiden naar een beter begrip van/ inzicht over de kinderrechtenbenadering in projecten in het Zuiden. Afhankelijk van tijd, niveau of voorkennis van de leerlingen kunnen de inleidende delen overgeslagen of kort behandeld worden. Trek zeker voldoende tijd uit voor de twee toepassingsonderdelen, vermits hier hoogstwaarschijnlijk een stuk minder voorkennis over bestaat bij de leerlingen.
2. LESVERLOOP 2.1 Inleiding Kinderrechten Duur: Methode: Materiaal:
15 à 20 minuten klasgesprek kaartjes, post its, outprint overzicht kinderrechten
Hoewel een globaal idee over kinderrechten vast wel bekend is onder de leerlingen is het een goed idee deze module in te leiden door te starten met een herhaling / opfrissing van de basisconcepten en principes van het Verdrag. Deze oefening hoeft niet te lang te duren als de leerlingen snel tot een opsomming van de meeste rechten komen en ze duidelijk voldoende achtergrond hebben. 2.1.1 Verloop klasgesprek 1) Overloop met de leerlingen in groep hoe ver de kennis over kinderrechten reikt. Noteer in het groot aan het bord welke rechten aan bod komen. Gebruik indien nodig zelf een overzicht als geheugensteun, bijvoorbeeld deze uit de brochure WBLFT?!, te downloaden via website van het kinderrechtencommissariaat.
Tip: Als de leerlingen in groep niet loskomen, werk dan met kaartjes waarop ieder één of meerdere rechten schrijft en overloop deze klassikaal (noteer elk nieuw recht telkens aan het bord).
Extra info: Art. 1 van het in 1989 opgestelde IVRK definieert het kind als “ieder mens jonger dan achttien jaar”. Dus ook voor jongeren van 2de en 3de graad is dit verdrag van toepassing! Het IVRK wil dat er geen onderscheid zou worden gemaakt tussen verschillende rechten. Door de rechten in één, omvattend instrument bijeen te brengen, was het de bedoeling aan te tonen dat alle rechten even belangrijk en bovendien onderling van elkaar afhankelijk zijn. Het ene recht heeft geen bestaan zonder het andere. Het IVRK legt de nadruk op de benadering van het kind als drager van fundamentele mensenrechten. Het IVRK steunt op vier basisprincipes: non-discriminatie (art. 2); het belang van het kind (art. 3); het recht op overleving en ontwikkeling (art. 6) en het recht op participatie (art. 12). Deze basisprincipes zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij elke actie waarbij kinderen rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn, moeten de vier principes tegelijkertijd in acht genomen worden. 4
Food for thought 2015 l 5
Mijn recht. Mijn toekomst.
Buiten een opsomming van rechten die voor hen rechtstreeks van toepassing zijn, is het voor deze module belangrijk dat de leerlingen een verschil zien in verschillende soorten rechten die er zijn. Sta dus zeker stil bij het verschil tussen rechten die voorzieningen garanderen (onderwijs, gezondheidszorg, voedsel, hulpverlening …); rechten die voor bescherming zorgen (tegen uitbuiting, mishandeling, discriminatie,…) en rechten die een stem geven aan kinderen (opkomen voor eigen geloof, mening kunnen geven tijdens echtscheiding van de ouders,…). De onderverdeling wordt ook gemaakt volgens de 3 P’s: Provision, Protection en Participation. De samenhang tussen deze 3 P’s is net als bij de 4 basisprincipes, heel belangrijk om de bedoeling van het Verdrag duidelijk te maken. Een kinderrechtenbenadering houdt rekening met al die soorten rechten samen in elk afzonderlijk project. Beschermingsrechten van kinderen kunnen onmogelijk gerealiseerd worden als de nodige voorzieningen ontbreken en als kinderen hier niet bij betrokken worden. Ook zal participatie niet mogelijk zijn zonder de nodige voorzieningen.
2) Komen de leerlingen vlot tot een opsomming van een groot aantal rechten? Reikt hun kennis verder dan alleen een droge opsomming van rechten? Richtvragen: Kunnen ze ook iets vertellen over de achtergrond van het Verdrag? Weten ze wat de geschiedenis is van het Verdrag? Bestaat het al sinds mensenheugenis? Weten ze of de rechten afdwingbaar zijn?
Tip: Een duidelijke toelichting over kinderrechten op maat van deze doelgroep is te vinden op: http://www.enwijdan.be http://www.rechtisnietkrom.be
2.1.2 Afronding Zorg ervoor dat dit klasgesprek niet langer duurt dan nodig voor de snelle opfrissing. Deze module heeft immers niet kinderrechteneducatie tot doel. Voor een handige tool rond kinderrechteneducatie verwijzen we naar ‘meer weten’.
2.2 Inleiding voedselzekerheid Duur: Methode: Materiaal:
25 à 30 minuten groepswerk grote stukken papier
Het recht op voedsel is zonder twijfel één van de rechten die het snelst in gedachten komt wanneer leerlingen gevraagd worden naar de kinderrechten. Het is jammer genoeg ook één van de rechten die nog steeds op grote schaal geschonden wordt. Bij honger wordt er vaak gedacht aan mensen die getroffen zijn door droogte of oorlog en die gedurende een lange tijd niets te eten hebben. Het is belangrijk voor het opzet van deze module dat de leerlingen inzien dat ook chronische ondervoeding en dus niet enkel acute hongersnood, armoede in stand houdt en heel wat bijkomende rechtenschendingen veroorzaakt. 2.2.1 Verloop groepswerk 1) Verdeel de leerlingen in kleine groepjes en verwijs naar de opsomming van de kinderrechten (voorzie een oplijsting op het bord of een kopie – zie onderdeel Inleiding Kinderrechten). Wijs elk groepje een kinderrecht toe dat door een gebrek aan voedselzekerheid onder druk komt te staan. Geef hen daarop een kwartier de tijd om zoveel mogelijk oorzaken en gevolgen te zoeken tussen het geschonden recht en het tekort aan (gezond) voedsel; bijvoorbeeld recht op onderwijs komt onder druk te staan als kinderen mee moeten instaan voor het gezinsinkomen om een minimum aan voedsel te kunnen kopen. Laat hen deze op grote papieren schematisch voorstellen.
Extra info:
3) Ga hierop na of de kennis van de kinderrechten oppervlakkig is (beperkt tot opsomming rechten) of dat deze ook herkend worden in hun dagelijks leven en eigen leefwereld. Kunnen ze met andere woorden de toepassing of schending van kinderrechten in hun eigen omgeving benoemen? Richtvragen: Is werken vanaf je 16de tijdens het weekend een vorm van kinderarbeid? Als ouders denken dat hun kind in de problemen zit, mogen zij dan in gsm of computer op zoek gaan aanwijzingen?
Tip: Enkele verhalen van jongeren die herkenbaar kunnen zijn voor de leerlingen http://www.kinderrechten.be/kinderen-en-jongeren-vertellen
6
De impact van ondervoeding is nergens groter dan bij opgroeiende kinderen! Kinderen en jongeren die met honger naar school gaan, zullen minder goede resultaten halen omdat ze zich onvoldoende kunnen concentreren. Wanneer het gebrek aan gezonde voeding langdurend is, wordt deze concentratiestoornis permanent. Kinderen hebben immers gezonde en dus evenwichtige voeding nodig om normaal te kunnen groeien en voor de ontwikkeling van hun hersenen. Wanneer iemand als kind een tekort had aan bepaalde voedingstoffen, kan dit blijvende schade in de hersenen veroorzaken. Dit negatieve effect is zelfs al te meten wanneer geen sprake van acute honger, het treft immers ook kinderen die in chronische armoede opgroeien en zeer onevenwichtig en ongezond eten. Een gebrek aan voedselzekerheid is steeds gelinkt aan armoede. Werken aan voedselzekerheid heeft dan ook een directe invloed op het verminderen van armoede. Het helpt immers op haar beurt: de toegang tot onderwijs te verzekeren (kinderen moeten minder ingeschakeld worden in het verbouwen van voedsel, of er blijft voldoende van het gezinsbudget over om schoolkosten te betalen), de toegang tot goede werkomstandigheden (door betere scholing, zijn er beter kansen op de arbeidsmarkt) en toegang tot een betere gezondheid (de levensomstandigheden verbeteren en men heeft middelen om medische kosten te betalen). Food for thought 2015 l 7
Mijn recht. Mijn toekomst.
2) Laat na een kwartier afwisselend enkele groepen hun schema voor de klas toelichten. Discussie met of vragen van andere groepen is aan te raden, dit zal helpen om tot het inzicht te komen dat door armoede/ondervoeding heel wat andere rechten geschonden worden.
2.2.2 Afronding De kans is groot dat tijdens de bespreking van de schema’s aan bod komt dat het niet altijd makkelijk is een onderscheid te maken tussen de oorzaak of het gevolg van de schending van de kinderrechten door een tekort aan voedselzekerheid. Bijvoorbeeld: door een tekort aan voedsel, is er een probleem op school, wat de kans vergroot dat men zonder diploma werk moet zoeken, hierdoor is het mogelijk dat er geen werk zal gevonden worden, waardoor men in armoede blijft leven en zo ook minder goed voor de eigen kinderen zal kunnen zorgen. Maak tijd om ter afronding hen enkele voorbeelden te laten geven van zo’n oorzaak/gevolg – kluwen uit hun dagelijks leven. Dit mag luchtig zijn! Bijvoorbeeld (typisch voor deze leeftijd: te laat naar bed – te kort slapen – volgende ochtend geen zin om op te staan – moeilijk om overdag wakker te blijven - tegen de avond terug klaar wakker – waardoor opnieuw te laat in bed -….)
Tip: Pols bij de leerlingen of ze het begrip ‘vicieuze cirkel’ in zulk proces herkennen. Kunnen ze voorbeelden geven van zo’n situaties? Kijk op website van vormen voor een heel interessante oefening om vicieuze cirkels te visualiseren http://www.vormen.org/activiteit/armoedeweb-armoedecirkel
8
2.3 Toepassing kinderrechtenbenadering Duur: Methode: Materiaal:
25 à 30 minuten stellingenronde kaartjes in 2 kleuren (enkel indien onvoldoende ruimte in klaslokaal voor activiteit)
Na het afwerken van de vorige onderdelen, hebben de leerlingen voldoende voorkennis om geïntroduceerd te worden met het belang van de kinderrechtenbenadering in het bestrijden van honger en het gebrek aan voedselzekerheid. In andere modules uit deze bundel komt uitgebreid aan bod dat er heel wat honger is, maar dat er tegelijk voldoende voedsel is voor iedereen ter wereld. Het is dus duidelijk dat er meer aan de hand is rond recht op voedsel en dat dit niet opgelost wordt door nog meer te gaan produceren of eten uit te delen aan mensen wanneer er acute honger is. Met andere woorden, door te kijken naar hoe rechten kunnen verzekerd worden (recht op voedsel voor iedereen), kan ervoor gezorgd worden dat er minder noden ontstaan (minder acute honger of gebrek aan voedselzekerheid). Extra info: Nodenbenadering
Rechtenbenadering
Noden lokken vaak beloftes uit: bij elke nieuwe hongersnood wordt er eten uitgedeeld, en overheden wachten bij de volgende hongersnood op de beloofde hulp.
Rechten impliceren plichten en verplichtingen van o.a. overheden: elk kind heeft recht op bescherming tegen geweld, het is de verplichting van een overheid om mishandeling strafbaar te maken.
Noden zijn niet per se universeel: in vluchtelingenkampen is er steeds nood aan proper water.
Rechten zijn universeel: iedereen heeft recht op toegang tot zuiver water, of je nu in een vluchtelingenkamp leeft of in een villa.
Noden kunnen worden gerangschikt: na een natuurramp kijkt men vaak eerst naar nood aan verzorging, daarna nood aan eten/water, daarna nood aan nieuw huis, daarna nood aan onderwijs…
Rechten zijn onderling afhankelijk (‘basisrechten’ bestaan niet): het recht op voedsel is even belangrijk als het recht op onderwijs; het recht op participatie is even belangrijk als het recht op bescherming tegen mishandeling.
Om aan een nood te voldoen wordt niet altijd gekeken naar de onderliggende oorzaak van het probleem: na een modderstroom na hevige regenval mensen evacueren, impliceert niet dat men voorkomt dat dit opnieuw gebeurt.
Rechten realiseren vraagt steeds aandacht voor brede waaier van oorzaken: het recht op een woning betekent niet automatisch dat men een huis bouwt wanneer er geen (meer) is, maar dat de overheid voorziet dat dit recht kan worden bekomen.
Individuen zijn objecten van hulp: ze hebben zelden een stem.
Individuen zijn subjecten, kennen hun rechten en kunnen hun mening geven over welke rechten hen ontbreken.
Motivatie: aan noden voldoen uit liefdadigheid.
Motivatie: rechten realiseren uit verplichting gen.
Food for thought 2015 l 9
Mijn recht. Mijn toekomst.
Gericht op onmiddellijke oorzaken: hulp komt vaak op gang na een (natuur)ramp.
Men werkt vaak met bijkomende middelen: hongersnood geldinzamelingsactie voor voedsel.
Gericht op structurele oorzaken: gebrekkige opleiding voor leerkrachten, maakt slecht onderwijs, dus voorzien in goede lerarenopleidingen. Bestaande middelen ‘eerlijker’ verdelen: hongersnood betere toegang tot landbouwgrond en eerlijke verdeling van grond en voedsel.
“Het hebben van een identiteitskaart, is niet echt belangrijk.” Extra info: Elementen voor de bespreking: Wanneer iemand dit niet heeft, is het waarschijnlijk dat deze persoon ook geen officieel geboortebewijs heeft. Zo iemand ‘bestaat’ dan niet echt en heeft vaak geen medisch dossier, kan geen diploma krijgen of rekening bij een bank openen.
“Kinderen in een oorlogssituatie, moeten niet meteen naar school kunnen gaan.”. 2.2.1 Verloop stellingronde Aan de hand van onderstaande stellingen komt het verschil tussen noden en rechten aan bod. Vraag de leerlingen telkens of ze akkoord zijn met deze stelling en toe te lichten waarom dit wel of niet het geval is.
Extra info: Elementen voor de bespreking: Natuurlijk is het belangrijk dat kinderen in oorlog in de eerste instantie veilig zijn, maar als er gewacht wordt met onderwijs te voorzien, verliezen deze kinderen heel wat kostbare tijd. Vaak zijn scholen ook plekken waar kinderen zich in zo’n situaties veilig
Tip: Wanneer er voldoende ruimte is, zorg dan voor een ruimtelijke tweedeling van het lokaal waarbij de ene kant ‘’Akkoord’ symboliseert en de andere kant ‘Niet-akkoord. (Indien onvoldoende ruimte, werk dan bijvoorbeeld met 2 kleurkaartjes die ze in de lucht moeten steken, of met handopsteken.)
“Overal ter wereld hebben jongeren exact dezelfde noden.” Extra info: Elementen voor de bespreking: verschillen in klimaat maken dat er soms heel andere noden zijn qua leefomstandigheden; groot verschil tussen rijke en arme landen met betrekking tot voorzieningen voor jongeren zoals onderwijs, vrije tijdsbesteding,…
2.2.2 Afronding Rond nadat de stellingen aan bod gekomen zijn het gesprek af door kort te polsen of ze weten welke noden die zij als jongeren hebben dankzij het IVRK vervuld worden. Dit is een andere manier van werken als in het eerste onderdeeltje waarbij gevraagd werd naar welke rechten ze in de praktijk kennen. Met de vraag op deze manier te stellen worden concrete noden van jongeren benoemd en zo de link gelegd naar het belang van hieraan tegemoet te komen via een rechtenbenadering. Bijvoorbeeld: jongeren hebben nood aan onderwijs op maat van hun capaciteiten zodat zij een goede toekomst kunnen uitbouwen. De overheid wacht niet tot er een studierichting ontbreekt, maar zorgt voor een breed aanbod in verschillende scholen om hieraan te voldoen.
“Tijdens een hongersnood moet er voldoende eten ter plaatste gebracht worden, hierna is het probleem grotendeels opgelost.” Extra info: Elementen voor de bespreking: is hiermee dan ook de oorzaak van de hongersnood opgelost? Is men dan zeker dat er een tijd voldoende eten zal zijn? En wat met de gevolgen van zo’n hongersnood op de ontwikkeling van kinderen,…
“Als kinderen geen onderwijs volgen, is dit omdat er geen scholen zijn in hun buurt.” Extra info: Elementen voor de bespreking: is de toegang dan ook gratis, mogen kinderen wel schoollopen van hun ouders, … 10
Food for thought 2015 l 11
Mijn recht. Mijn toekomst.
2.4 Toepassing kinderrechtenbenadering in projecten die werken rond voedselzekerheid Duur: Methode: Materiaal:
35 à 40 minuten klasgesprek, opdracht per twee kopieën bijlages 1-2-3
KIYO is er samen met heel wat andere kinderrechtenorganisaties van overtuigd dat werken aan problemen in ontwikkelingslanden, baat heeft bij een doorgedreven kinderrechtenbenadering. Eén van de gedachten hierachter is dat werken op deze manier bijdraagt aan een betrokken houding tov anderen ipv één van geforceerde liefdadigheid. Wanneer men het belang ziet van kinderrechten in ontwikkelingssamenwerking is men immers vaker geneigd ook in eigen omgeving oog te hebben voor de situatie van anderen en ook de eigen situatie mbt rechten beter in te schatten.
Extra info: Is er te weinig tijd voorhanden, of denk je dat het voor deze groep leerlingen teveel lezen en schrijven is? Geef elk groepje dan 1 vraag die ze dan iets uitgebreider uitwerken. 2.2.2 Afronding Om de bespreking in te leiden of als conclusie van deze oefening kunnen verschillende opdrachten gegeven worden afhankelijk van het niveau van de groep. Laat hen het interview uitschrijven in de vorm van een artikel in een krant (titel, inleiding,…); laat hen het interview naspelen; vraag hen op het internet te zoeken naar beeldmateriaal dat bij dit verhaal past,…
2.2.1 Verloop duo-opdracht 1) De leerlingen maken kennis met Jean-Baptiste een jongen die een opleiding volgt in het AFEV project. De situatie waarin deze jongen zit, is voor een heel groot deel verschillend met jongeren in België. Het verhaal werd uitgeschreven aan de hand van een interview dat we met hem hadden tijdens een bezoek aan AFEV.
Extra info: AFEV (Action en faveur des enfants vulnerables) richt zich op de sociale en economische reintegratie van jongeren die uitgesloten zijn van de maatschappij De organisatie werkt in Ngozi, één van de grootste steden van Burundi met een groot aantal straatkinderen. Ze biedt jongeren een professionele horecaopleiding aan om zo hun sociale en economische ontwikkeling te bevorderen. De horecasector in Burundi is een groeiende arbeidsmarkt: het aantal restaurants is nog schaars en het productenaanbod en de vakkennis is er vaak beperkt. Daarna gaan ze aan de slag in het restaurant waar de opleiding plaats vindt of in een zaak in de omgeving.
2) Overhandig alle leerlingen een kopie van het verhaal van Jean-Baptiste (zie bijlage 1) en geef hen de tijd dit door te lezen. Onderaan het verhaal staan voor hen volgende vragen opgelijst: - Welke problemen had je voor je hierheen kwam? - Wat deed je voor werk om je familie te onderhouden? - Wat en hoeveel keer per dag eet je familie thuis? - Hoe voel je je hier in het centrum? - Ga je na de opleiding terug bij je familie wonen? - Hoe voel je je in de keuken en het restaurant? - Wat is het belangrijkste als je in de keuken werkt? - Welke kinderrechten ken je en op welke kan je nu meer rekenen in je leven? - Heb je een vraag voor jongeren in België? 3) Nadat iedereen het verhaal gelezen heeft (geef ruimte voor vragen moesten die er zijn), zetten de leerlingen zich per twee samen. De leerlingen gebruiken deze vragen om het verhaal van Jean- Baptiste in de vorm van een interview uit te schrijven. Let wel het verhaal is richtinggevend, de leerlingen mogen elementen toevoegen waarvan ze denken dat ze ook in de antwoorden konden voorgekomen zijn.
12
Food for thought 2015 l 13
Mijn recht. Mijn toekomst.
3. TOT SLOT
BIJLAGEN
3.1 Verloop zelf-test en klasgesprek De leerlingen lezen individueel de beschrijving van één van de projecten van KIYO in de Regio van de Grote Meren (zie bijlage 2). Maak vooraf tijd om de regio kort geografisch en geschiedkundig te duiden, kijk hiervoor op de website van KIYO onder: http://kiyo-ngo.be/nl/regio/dr-congo Geef hen samen met het verhaal het stroomdiagram (bijlage 3) dat dient als zelftest (dit mag ook per twee doorlopen worden als de gehele oefening individueel iets te moeilijk zou zijn).
3.2 Afronding Deze oefening is natuurlijk vooral bedoeld om kort de elementen van de kinderrechtenbenadering nog eens aan te halen. Neem de tijd om enkele testen te overlopen: Vraag wie het makkelijk of moeilijk vond. Wat er ingevuld werd wanneer dit gevraagd werd in de test (zoals bijvoorbeeld: welke kinderen er eventueel risico lopen om uitgesloten te worden). Meer weten: Op de website van het kinderrechtencommissariaat is steeds actuele info te vinden over kinderrechten in België – hier is ook de brochure WBLFT?! te downloaden. http://www.kinderrechtencommissariaat.be/ De website waar jongeren terecht kunnen als ze een vermoeden hebben van een klacht is: http://www.kinderrechten.be Merk je dat de leerlingen nog wat meer praktijkkennis over kinderrechten kunnen gebruiken? Onze partner Vormen vzw heeft een handige zoekmachine om allerlei methodieken te vinden http://www.vormen.org/info-spel-methodieken Op zoek naar kort en krachtig overzicht van de werking van de projecten van KIYO in het Zuiden om een beeld te scheppen van onze werking? http://kiyo-ngo.be/nl/zuid Meer materiaal: KIYO biedt workshops aan op maat van verschillende richtingen uit TSO en BSO. Scholen/leerkrachten die een samenwerking aangaan met KIYO kunnen hierop beroep doen. Neem voor meer informatie contact op met
[email protected] of neem een kijkje op: http://kiyo-ngo.be/nl/pagina/belgië
14
Food for thought 2015 l 15
Mijn recht. Mijn toekomst.
Bijlage 1 De jongen op deze foto’s heet Jean-Baptiste, hij is 18 jaar en woont in Ngozi, een grote stad in Burundi. Hij was net 12 jaar toen zijn vader stierf. Kort daarna verliet zijn moeder de familie omdat het voor een weduwe in Burundi heel moeilijk is om alleen voor haar kinderen te zorgen. Jean-Baptiste werd dus zo als oudste kind in de familie de verantwoordelijke voor zijn vier broers en zussen met wie hij ondertussen bij zijn grootmoeder woonde. In zijn buurt was er bijna niets wat hij kon doen om geld te verdienen, dus hij vertrok naar de hoofdstad om werk te zoeken. Als hij ergens werk had, stuurde hij een groot deel van zijn loon terug naar de familie. Hij hield bijna niets voor zichzelf van de 5 euro die hij gemiddeld per maand verdiende, zodat zijn jongere broers en zussen zeker naar school konden gaan. Een hele tijd was hij huishoudhulp in de keuken van verschillende huizen, maar hij zag snel dat dit werk niet zou blijven duren. Het werken met eten en bedienen van mensen vond hij wel leuk, maar in de hoofdstad was het niet makkelijk om met het weinige geld dat hij had te overleven.
Toen hij terug naar zijn familie ging, werkte hij een tijdje met een fietstaxi, maar daarmee verdiende hij nog minder. Terwijl hij moeite bleef doen om ervoor te zorgen dat zijn broers en zussen naar school konden, kwam hij in contact met een project dat in een centrum opleidingen aanbiedt voor jongeren zoals hij. Hij volgt er nu een horecaopleiding en kan in het centrum verblijven. Hier krijgt hij drie maaltijden per dag, een groot verschil met toen hij bij zijn oma woonde. Daar is er onvoldoende eten omdat ze bijna niets meer kunnen planten rondom hun huisje, de grond is er al lang niet meer zo vruchtbaar als vroeger. Jean-Baptiste leert in het centrum niet enkel hoe eten klaar te maken en wat er belangrijk is voor de bediening in een restaurant, de jongeren leren er ook veel over gezond voedsel en hygiëne. Ze leren dat het goed is om af te wisselen en niet enkel bonen en bananen te eten. Er wordt hen geleerd gerechten klaar te maken met verschillende ingrediënten. Na enkele maanden opleiding, gaat Jean-Baptiste op stage. Hiervoor heeft hij een restaurant in de hoofdstad uitgekozen, hierna gaat hij op zoek naar werk. Met het geld dat hij hoopt te verdienen, zal hij zegt hij, zijn broers en zussen blijven helpen om hun school af te maken. Jean-Baptiste is benieuwd naar het leven in België, hij vraagt zich af of jongeren er allemaal naar school gaan…
Vragen voor het interview: - Welke problemen had je voor je hierheen kwam? - Wat deed je voor werk om je familie te onderhouden? - Wat en hoeveel keer per dag eet je familie thuis? - Hoe voel je je hier in het centrum? - Ga je na de opleiding terug bij je familie wonen? - Hoe voel je je in de keuken en het restaurant? - Wat is het belangrijkste als je in de keuken werkt? - Welke kinderrechten ken je en op welke kan je nu meer rekenen in je leven? - Heb je een vraag voor jongeren in België?
16
Food for thought 2015 l 17
Mijn recht. Mijn toekomst.
Bijlage 2 KIYO werkt met verschillende projecten in het Zuiden waar recht op voedsel een belangrijke rol speelt. In een project in Noord-Kivu (provincie in RDC) worden hiervoor nieuwe dorpen gebouwd. Hieronder lees je waarom en hoe dit gebeurt. Let goed op de woorden in het vet, deze helpen je straks de oefening te maken. Door overbevolking en een tekort aan grond in de bergen werd het heel moeilijk voor gezinnen daar om te overleven van de opbrengsten van landbouw. Een gezin heeft er vaak 10 kinderen en dan is het nodig om voldoende grond te hebben om te kunnen beplanten. Niet alleen is weinig ruimte een probleem om voedsel te verbouwen, mensen komen sneller tot ruzies en conflicten als ze te dicht op elkaar wonen. Deze situaties zijn niet altijd veilig voor kinderen.
Om dit probleem op te lossen werden nieuwe dorpen gebouwd onder aan de heuvels, waar niet veel mensen woonden. Omdat het er vol dichtbegroeid woud staat, is het er iets moeilijker om aan landbouw te doen, maar de grond is wel heel vruchtbaar.
Nu al zijn er positieve resultaten: de eerste school telt niet alleen leerlingen uit de nieuwe dorpen, ook kinderen uit de omgeving kunnen nu genieten van de nieuwe school. Dit toont dat het project ook zorgt voor de verdere ontwikkeling van het gebied. De wegen die tussen de nieuwe dorpen worden aangelegd zorgen ook voor nieuwe economische activiteiten zoals markten en transport. Hierdoor is er wat meer geld in de dorpen om alles goed te onderhouden. Op die manier kan er in de dorpen verder geozrgd worden voor onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid voor de nieuwe en de reeds aanwezige bewoners in het woud.
Eerst werd er gezocht naar stukken grond, waar nieuwe gebouwen konden worden gezet en waar voldoende ruimte is voor gezinnen om te leven. Er is gekeken waar er wegen aangelegd kunnen worden en waar nieuwe gezondheidscentra, huizen en scholen kunnen gebouwd worden. Voor elk nieuw dorp werden honderd gezinnen gezocht. Gezinnen die wilden verhuizen, moesten uitleggen waarom ze in één van de nieuwe dorpen wilden wonen en hoe ze mee wilden zorgen voor het lukken van het project. Na hun verhuis kregen deze mensen opleidingen over de landbouwmogelijkheden, duurzaam waterbeheer, … Niet enkel de nieuwe bewoners kunnen gebruik maken van de voorzieningen in het dorp. De mensen die al in het woud woonden, werden gevraagd om vanaf het begin van het project mee te komen helpen en hun mening erover te geven. 18
Food for thought 2015 l 19
Mijn recht. Mijn toekomst.
Bijlage 3
20
Food for thought 2015 l 21