WERKPLAN WERELDORIËNTATIE
INHOUDSTAFEL I. II.
III.
IV.
Richtsnoer Zie leerplan Natuur a. Algemene vaardigheden b. Levende natuur – ecosystemen i. Aangepastheid aan de omgeving ii. Eten en gegeten worden iii. Invloed van de mens c. Levende natuur – organismen i. Kenmerken van organismen ii. Levensfuncties iii. Voortplanting d. Niet-levende natuur – natuurkundige verschijnselen e. Niet-levende natuur – de ruimte f. Niet-levende natuur – weer en klimaat i. Weer ii. Klimaat g. Gezondheid i. Algemene doelen ii. Voeding iii. Beweging iv. Welbevinden v. Hygiëne en veiligheid vi. Risicogedrag vii. Hulp inroepen / hulp bieden h. Milieu Techniek a. Techniek begrijpen b. Techniek hanteren (techniek gebruiken – techniek maken) c. Techniek duiden d. Attitudes Mens a. Sociale cognitie b. Sociale vaardigheden
V.
VI.
VII.
VIII.
Maatschappij a. Sociaal-economische verschijnselen b. Sociaal-culturele verschijnselen c. Politiek-juridische verschijnselen Tijd a. Dagelijkse tijd (ervaren van tijd vanuit eigen standpunt – structureren van tijd – meten van tijd) b. Historische tijd c. Algemene vaardigheden Ruimte a. Ruimtelijke oriëntatie b. Ruimtebeleving c. Ruimtelijke ordening / bepaaldheid d. Algemene vaardigheden Verkeer- en mobiliteitseducatie
I RICHTSNOER (zie leerplan) II NATUUR (* = attitude - = tot en met Leerlijn 1 1 2 3 4 5 6
doel
6
1
B
6
2/3
6
4-5
B B
6
6
6
8
6
9
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
LS2
LS3
X B C D F C C B C D I C H X
a
LS4
F A E X F C F A B D F C F
LS5 U U X P P P P B P
D D D D P
C X X X
LS6
P C C C C C C
LEVENDE NATUUR – ECOSYSTEMEN
AANGEPASTHEID AAN DE OMGEVING 1 Herkennen en benoemen van organismen en biotopen uit hun omgeving 2 Wat planten en dieren nodig hebben en kenmerken van aangepastheid ETEN EN GEGETEN WORDEN 3 Functioneren van organismen 4 Voedselketen,voedselkringloop en voedselpiramide INVLOED VAN DE MENS 5 Positieve en negatieve invloed van de mens op planten en dieren 6 Bijdrage leveren aan het instandhouden van bedreigde soorten
1
1/ 5 = doel 1 en doel 5
pagina
pagina
Leerlijn 3
Bv: 1-5 = doel 1 tot en met doel 5
ALGEMENE VAARDIGHEDEN
Herkennen en benoemen op basis van gevoel, kleur, smaak… Explorerende en experimenterende aanpak Gericht waarnemen en er uitdrukking aan geven Waarnemingen systematisch noteren Bronnen hanteren Onderzoeken en toetsen aan hypothese
Leerlijn 2
/ = en)
doel
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
LS2
LS3
LS4
LS5
LS6
7
1-3
B F P B C F H B C X F U
7
4-8
B F P C F P
C A X F C F U
D X C C P
B P C
F
C C F
P D X C C P D X C C
7
9
7-8
10-16
P D X C C
8
17-19
B F C H P
C F B C F P D X C C
8
21*
P C P
F T
X P
A P
LEVENDE NATUUR – ORGANISMEN
KENMERKEN VAN ORGANISMEN Rubriceren, indelen, ordenen
pagina
doel
9
1-8
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1 B F
LS2 C F
LS3 C
LS4
U
LS5 D X C P P
LS6
6
LEVENSFUNCTIES (delen en werking) Delen van planten en hun functies Lichaamsdelen en hun functies Organen en hun functies Functies van zintuigen, skelet, spieren, hersenen en zenuwen Lichamelijke veranderingen
7 8
VOORTPLANTING - Groei en ontwikkeling - Ontwikkelingscycli
2 3 4 5
Leerlijn 4 1 2 3 4 5
1 2
1 2 3 4
11-13
10
14-16
10
17-20
10
22-24
10-11
25-26
11
28-29
C P A
C F E, E
A H
E E F
B
A
E F
B F B F
P P
C A A E C, F A C F
B P B
F
D C
C E E
C F
U
E
U U D C
pagina
doel
12
1-2
12
3-5
12
6-10
12
11
13
12-15
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1 B O C
I
LS2 F H O H P
F F F
LS4 C F C F C F
LS5 A B C C C
E H
F F
C F C E F
P P C
LS2 A H H
X X
LS4 C F C F
A B
P
LS3
LS6 P P C P P
NIET-LEVENDE NATUUR – DE RUIMTE
Hemellichamen: de zon, de maan en sterren Gevolgen van bewegingen van hemellichamen
Leerlijn 6
9-10
9
NIET-LEVENDE NATUUR – NATUURKUNDIGE VERSCHIJNSELEN
Eigenschappen van courante materialen Grondstoffen en materialen ordenen Veranderingen aan materialen: roesten, stollen,rotten, smelten … Kringloop van het water Energie en energiebronnen
Leerlijn 5
9
pagina
doel
14
1
14
2-4
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1 A A
LS3
LS5
LS6 B B
NIET-LEVENDE NATUUR – WEER EN KLIMAAT
WEER Gericht waarnemen, vergelijken en benoemen van weersomstandigheden Gedrag en kledij aanpassen aan de weersomstandigheden Invloed op gemoedstoestand Meten, interpreteren en vergelijken van temperatuur en neerslag
pagina
doel
15
1-3
D
C W@H F
C F
B X
F
15
4
D
C @a
C X F
U X
X U
C F C F
B P W
15
5
15
6-8
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
LS2
LS3
F
F C Wa WF
LS4
LS5
LS6
5
6 7
Windrichting en snelheid en weerselementen over een beperkte periode meten en vergelijken KLIMAAT Beschrijven, vergelijken en benoemen van klimaattypes Relatie klimaattypes en leefgewoonten, klimaattypes en landschappen
Leerlijn 7
1 2 3
ALGEMENE DOELEN De gevolgen van ziek zijn, gedragingen die bevorderlijk of schadelijk zijn Relatie tussen gezonde en ongezonde levensgewoonten i.v.m. functioneren van het lichaam Ziektes, ziekteverschijnselen en handicaps
5 6 7 8 9
BEWEGING Belang van voldoende gevarieerde beweging Eigen grenzen van het lichaam herkennen
10 De gevolgen herkennen van inspanning en rust WELBEVINDEN 11 Het gevoel van behagen en onbehagen herkennen en benoemen 12 Beperkingen en mogelijkheden van anderen respecteren 13
10-11/13
16
14-17
16
18-21
pagina
Doel
17
1-2
B
17
3
B
a
17
4-5
B
17
6-10
17
11-14
17
12-13/15
18
16
18
17
18
18
B B
18
19-20
18
21
18
22
18
24*
C F
F
F H
C F
E
A B
B
P
B C
P B F
GEZONDHEID
VOEDING Belang van gezonde voeding en gevarieerde maaltijden Eetbare en niet-eetbare producten Positieve en negatieve invloed van organismen Etikettering op voedingsmiddelen
4
15-16
HYGIËNE EN VEILIGHEID Goede gewoonten inzake dagelijkse hygiëne
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
LS2
LS3
LS4
LS5
LS6
W
P
E F
C WF
P
a
E F
C WF
P A
B
P K
F
C T F
U C X P a
C B
P
F
C F C F
E F X F
C WF C X F
B
a M u V o a
E F
C X WF
K
K K
E X
C X F
K K
X
C X F
K a
E X
X
B
E
U C
E a
A
U X U
X U
X
X U X U
P X
X
14 Onveilig gedrag van zichzelf en anderen
18
25
15 Relatie tussen het nemen van voorzorgen en kans op ziekten en ongevallen
18
26
RISICOGEDRAG 16 Gevolgen van overmatig eten en drinken 17 Gezondheidsrisico’s herkennen HULP INROEPEN/BIEDEN 18 Ziek – gezond – gewond herkennen 19 Onveilige – gevaarlijke – ongezonde situaties herkennen 20 Weten wanneer, bij wie en waar hulp te vragen 21 Raad vragen aan een volwassene 22 Alarmsignaal herkennen – evacuatie 23 Brandwonden
Leerlijn 8 1 2 3 4 5 6 7 8
D
a U
X
C X F
P
X
F
C X F
P A C
X
F F
C F C F
P
X
W
Y P P
X
18
27
18-19
28-30
19
31
B
a
19
32
B D
a U
X
C X F
Y P C
X
19
33/35-37 34*
X U X U a
Y Y P
38
a a a
X F X
19
B C a
X
19 19
39
C
Y
LS6 P P D
B
MILIEU
Zorg en respect voor de eigen omgeving en natuur Zorg en respect vanuit het besef dat de mens afhankelijk is van natuurlijk leefmilieu Verzorging van dieren en planten Afval voorkomen en beperken, afvalfracties herkennen en benoemen en afval sorteren Bereidheid om correct te sorteren Bereidheid om zorgvuldig om te gaan met energie, papier, voedsel en water Positieve/negatieve manieren kennen waarop mensen met het milieu omgaan en er voorbeelden van geven Milieuproblemen als gevolg van tegengestelde belangen
pagina
doel
20
1*-2*
20
3-4
KS1
KS2
KS3
KS4 B
LS1
LS2 LS3 P U C P C X P U C HC X
LS4 X U C P F
LS5 P X P P X P
B P C
P U C F C A F P U C P C
P P T
D C P A T C P P P
C C I
P U C P C P U C P C A
E T a E
T P P P U P
20
5
20
6-9
20
10*
20
11*
20
13/15
P U C HC A F
C F
P U A D P Z Z @
20
16-17
P U C P
B T
P U C
P P
P Z Z @
III TECHNIEK (* = attitude Leerlijn 1
- = tot en met
/ = en)
Bv: 1-5 = doel 1 tot en met doel 5
TECHNIEK BEGRIJPEN pagina
doel
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
9
5-7
9-10
8 - 12
I
LS2 LS3 MF H O B O u V o M O u V o F H O O O
10
13 - 14
I
O O
I
I
O 1
Kennis van materialen en grondstoffen
2
Natuurkundige verschijnselen en eigenschappen van materialen en grondstoffen
3 4
Onderdelen en werking van technische realisaties Functioneren van een technische realisatie
9
1-4
I
5
Onderhoud van een technische realisatie
10
15 - 16
6
Keuzes bij een technische realisatie
10
17 - 19
10
20 - 21
10
22
10
23
pagina
doel
7 8 9
Evolutie en verbetering van een technische realisatie Stappen van het technisch proces herkennen Techniek herkennen binnen verschillende toepassingsgebieden
Leerlijn 2
1/ 5 = doel 1 en doel 5
E
LS5 P C P
C F
P B C D P
E
C E P
B
a O
P P
B
E
A C P
a O
P B C D B
G,H, O, I
A,D,E, F
P B C E B
F,H,O
C O
P C P
B
F,O
@E a
P B C
B
O
D
LS4
LS6 B
A,C
TECHNIEK HANTEREN KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
LS2
LS3
LS4
LS5
LS6
TECHNIEK HANTEREN – GEBRUIKEN 1
Keuzes maken bij het gebruik van technische realisaties
11
1-3
2
Technische realisaties gebruiken
11
4-5
3
Technische realisaties beoordelen
11
6-7
4
Technische realisaties ordelijk, veilig en hygiënisch gebruiken
11
8-9
11
10
O
H O O
B O
E O
P P
B
O
G H O O B O
E O
P C P
B
H O O
O
P C P
B
O
O
F H O O
P
B
TECHNIEK HANTEREN – MAKEN 5
Een probleem oplossen door het technisch proces te gebruiken
F, O
O
O
P P
B
6
Technische realisaties maken binnen verschillende toepassingsgebieden
11
11
I
7
Behoefte ervaren
12
12
P
8
Vereisten bepalen waaraan de technische realisatie moet voldoen
12
13
9
Ontwerpen
10
Maken: materialen en hulpmiddelen kiezen
11
Maken: werken met een stappenplan, werktekening of handleiding
12
O
F
14 - 20
21 - 22
O C 12
23 - 24
I 12
In gebruik nemen en evalueren
Leerlijn 3
13
25 - 31
pagina
doel
Techniek en het individu
14
1-2
2
Techniek en samenleving
14
3-4
3
Beoordelen van techniek
14
5
4
Positieve en negatieve aspecten van techniek
14
6-7
pagina
doel
1
B
M u V o M u V o M u V o M u V o
O
E
P
B
B
P P
A B C
O
m O u v o a O
P P
A B
F H O O
E O
P P
A B
F H O O
a O
P P
A B
O
TECHNIEK DUIDEN
1
Leerlijn 4
P P P
I 12
E O
KS1
KS2
KS3
KS4
LS1
LS2
LS3 D O
F,G,H, O
D, O
O
LS4 LS5 LS6 C E O F C D C P B C O F C O, F
C D C P B C P
P B C
I
F G H O D O
C O F
C D C P B
LS1 U a
LS2 Ma u V o
LS4 E O
LS5 P C P
ATTITUDES
Voorschriften en afspraken naleven
14
1-3
KS1
KS2
KS3
KS4
LS3 O
Y
LS6 X U Y
a 2
Een experimenterende en explorerende aanpak tonen
14
4
3
Waardering opbrengen voor technische realisaties
14
5
4
Inventief en innovatief zijn
14
6
O
E O
a
Ma u V o O O
P C P
D O
C a O F P C D C B
C
a
O O
D O
m O u v o
C
P P
B
B
A B C
Me
IV MENS
SOCIALE COGNITIE pagina
doel
8-9
1.1
B
10-11
1.2
B
12-13
1..3
- behulpzaam zijn: zorg opbrengen voor iets of iemand - hulp durven vragen en zich laten helpen
14-15
2.1
K,a,P
14-15
2.2
K,a, P
- respect en waardering opbrengen in omgang met anderen - zich weerbaar opstellen naar leeftijdsgenoten en volwassenen toe - kunnen leiding geven bij groepstaken
14-17
2.3
K,a,
16-17
2.4
18-19
- leiding volgen: meewerken onder leiding van een medeleerling 10 - kritisch zijn en een eigen mening formuleren
X,
LS4 K,T,X, T
LS5 K,T,P
X,U
A, X
K,T, X, T
K,P,T
X, Z, @
X
K, X, T
K, P, T,E
X, , Z, @
A, X
Muvo,T,K,X
K, P,P
X, U
A, X
T,W,MuVo, X, T K,X, D
W, T, P
X, U, B,C
W, T, K, P
X, U
K,a, P
A, MuVo F,H,a T, W, MuVo, a, H, a K, MuVo, a G, H, F, a A, K,U
K,X,
K, P
X, U
2.5
F, P
W, T, H, a
A, A, X
A,T, F
18-19
2.6
F, P
W,T, a
A, D, X, E
A,T, D, F
18-21
2.7
K
A, D, A, X, E A,T,K, D
11 - de leerlingen kunnen zich op een assertieve wijze voorstellen 12 - zich discreet opstellen
20-21
2.8
A
K, MuVo G, K,a K,T
K, W,T,P X,P, A, B,C A,B,C,D,C K, W,T, P X, A, B,C A,B,C, D, C K,T,P, D,C,P T,T, B,C
A, X
A,K,X,T, F
20-21
2.9
A, P
A, X
13 - ongelijk, onmacht, onkunde,… toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren 14 - in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies kunnen naleven 15 - kunnen samenwerken en samenspelen met anderen zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine
20-23
2.10
a
K G K, a, K,a
A, X
22-25
2.11
B
24-27
2.12
a
1 2 3
- bewust zijn van jezelf: weten wat je voelt,denkt en doet (zelfkennis) - jezelf in de gevoelens, gedachten, bedoelingen van de ander verplaatsen - inzicht verwerven in sociale (probleem)situaties
KS1
KS2
LS1
LS2 A, a, K F,H, K,a A, a, K F,H, K,a a, K G, K,a
LS3
LS6
SOCIALE VAARDIGHEDEN 4 5 6 7 8 9
A, ,D, A, X, E A,A, X
X, MuVo
K,X,T
K,T, P, @ A,B,C, K, P
K,X,T
K,T, P, @
T, Z, T, B,C
K,T, F, K
A, D, A, X, E K,T, D
K,T, D, C
T, T
B, D, MuVo, a, H, a
A, B, C, D, A A,T,MuVo, X, E W,K,X, D
K,T, P C, D, C
X, P, U
X
Ma
V
MAATSCHAPPIJ (* = attitude)
SOCIAAL –ECONOMISCHE VERSCHIJNSELEN 1 2 3 4 5 6
- arbeid en beroepen - geld - diensten - rijk en arm - reclame - vrije tijd
7 8
SOCIAAL-CULTURELE VERSCHIJNSELEN - gezin en familie - groepen en culturen
9
- anders zijn
10 11 12 13 14
POLITIEKE EN JURIDISCHE VERSCHIJNSELEN - regels en afspraken - conflicthantering - rechten en plichten - staathuishoudkunde - internationale samenwerking
pagina
doel
8-10
1.1
10-11
1.2
12-13
1.3
12-13
1.4
14-15
1.5
14-17
1.6
A H
F, T K H
E B A E A B
16-17
2.1
16-19
2.2
A H A H
D D F
A E D E
A, W A D T G
18-21
2.3
A H
G, a
E F
A T
20-21
3.1
20-21
3.2
a a
22-23
3.3
A A A
24-25
3.4
A a D A A A D G
26-27
3.5
A X D X A A A
KS1
KS2
LS1 A H E H
LS2 J W J J
U a a
LS3
LS4
A W A E W B C D E W G A E T C D E A W
A A P P P A
C C @ U U C
LS5 P @ @
LS6 T W Z A @ U P Z D C A @ Z Z Z
A, P, @, Z D A B P E C M Z Z D u V o P U Z Z D Z
C U @ Z U @ A U @ Z B @ C P@
D Z Z Z Z
Z D D D D
Z @ Z Z Z @
Tij
VI TIJD (* = attitude
- = tot en met
/ = en)
Bv: 1-5 = doel 1 tot en met doel 5
1/ 5 = doel 1 en doel 5
DAGELIJKSE TIJD pagina
doel
ERVAREN VAN TIJD VANUIT HET EIGEN STANDPUNT 1 - aangeven van begin / einde van een activiteit
14
1
2 - vaste dagelijkse gebeurtenissen
14
2-6
3 - bepalen van handelingen in chronologische volgorde STRUCTUREREN VAN TIJD 4 - dagverloop
14
5 - week, maand, seizoen, kalenderjaar, schooljaar, week-end,, … 6 - tijdsbegrippen: straks, later, … eergisteren, verleden week,… over…maanden, … 7 - datum
KS1
KS2
LS1
LS2
LS3
B, D, X
A
C,T,W, MuVo a
7-10
A
T W
E
17
12-18 / 21
A
a
A D E X
19
21-22 / 2729 / 35-36
D
C Wa
17 / 19
11 / 15 - 18 / 33 - 34
A
19
37
19
38
17 / 19
14 / 39 - 40 / 42
10 - tijdsgebruik vroeger-nu / hier - elders
20
48
11 - tijdsduur van ontwikkelingsfasen bij dieren en planten METEN VAN DE TIJD 12 - instrumenten om tijd te meten
21
24
22
13 - tijd vergelijken en schatten
LS4
a
LS5
LS6
a
a,a
a
a,a
a
P
a,a
C
B
a,a
A D B C E C F
C
a a
C W
A D C X
B
a a
A D
a
X
W
a a
A D
I B
19-20
22
14 - tijd berekenen met behulp van kalender
C
a,a
A a
a
a,a
A
A
A
A
C P
A
F
D C
C
W
WW
X
W
C, D, C, P
26
W
WF W
A
B, a
C, P
W
22
31
W
WH W
A D
A W
WC
W
15 - illustreren van tijdsmeting en tijdsbeleving
22
32
W
WT
A, E
16 - opmaken van planning in tijd
22
41 / 47
H
A B
8 - tijdsaanduidingen interpreteren 9 - eigen taakplanning (agenda)
a
P C a F
a P
a a
HISTORISCHE TIJD pagina
doel
24-26
43
26
52
26
D
LS3 A E
D
A
A
D I
A B D E
A B D E
A C C
A Z @D
53 - 56
A B D
A C D F
A
A
26
57-59
A B D B D A C D F
A C
A D
26-29
62
A
A Z
27
63*
29-30
44 - 46
24 - onderscheid tussen baby, kleuter, jongere, volwassene 25 - verschil oude – hedendaagse voorwerpen
31-32
23
31-32
25
26 - chronologisch rang -schikken van gebeurte nissen uit eigen leven 27 - bronnenmateriaal herkennen en gebruiken
31-32
30
31-32
49-51
28 - onderscheid: mening – feit
31-32
60-61
17 - chronologisch ordenen van belangrijke gebeurtenissen 18 - actuele toestand is anders dan vroeger. (evoluties in de tijd) 19 - eeuw en eeuwenband 20 - tijdsperiodes: historische elementen, gebeurte nissen en figuren situeren in de juiste tijdsperiode 21 - samenleving: nomadisch, agrarisch, industrieel 22 - belangstelling tonen voor verleden, heden en toekomst 23 - afstamming en stamboom (2 generaties)
KS1
KS2
LS1
E
LS2
LS4
A
LS5
F, I
A D
A B C E F A E
D
A C
D
B
D
A, E
C, F
E
D I
A
D
E
D
A B D E
LS6
A P Z Z
F
ALGEMENE VAARDIGHEDEN
B
A B D
A B P C E D
A
A P T E
T T Z
Rui
VII
RUIMTE (* = attitude
- = tot en met
/ = en)
Bv: 1-5 = doel 1 tot en met doel 5
1/ 5 = doel 1 en doel 5
RUIMTELIJKE ORIËNTATIE / ORIËNTATIE EN KAARTVAARDIGHEID pagina
doel
1 - lichaamsoriëntatie
15
1-3
LS1 C G
2 - hanteren van ruimtelijke begrippen
17
4-6
C S W G
3 - ruimtelijke oriëntatie binnen de werkelijke ruimte
20
7 / 13 16
C S W G
4 - ruimtelijke oriëntatie binnen de driedimen sionale verkleinde ruimte (maquette) 5 - ruimtelijke oriëntatie binnen de tweedimen sionale ‘voorstelling’ 6 - gebruik van pictogrammen en symbolen
22
17 - 20
C G
23-24
21 - 24
C G
24
25 – 27*
7 - zelfredzaamheid
24
8 - van plattegrond naar kaart 9 - oriëntatie via zon, windstreken, kompas
KS1
KS2
LS2
WMW u V o WMW u V o
LS3
LS4
B G
B
W
WT
B
B
C G
a I
B X
B
28 – 29*
C
a a
25
32 - 35
A G
W
29
36 - 38 / 52 - 57
G
H
10 - overeenkomst luchtfoto - kaart
9
40
11 - schaalbegrip
30
62 - 65
12 - legenda
31
34 / 41 42
9 / 10
43 - 46
14 - gemeente, provincie, land
10
15 - gewest, gemeenschap
W
B B,T,T,Z
X,U
K
B C
B
B,W
B
X
B U G
B
B D
B C
X
B
B
B W
B W
B C
B U G
B,W
B,W
B X
B U
B
B, F
47 – 49 / 58
B D G
B
B D
11
47 / 59 / 69 – 70
B G
B C
B
16 - passende, geschikte kaarten hanteren
11
60 - 61
D,E, G
B E
B Z Z D
17 - globe / wereldkaarten
31
76
A,B, P
B D
13 - plattegrond, stratenplan van eigen buurt
a a
LS6
B
C E
G
LS5
D
18
- continent / werelddeel
19 - een voorstelling van een kaart hebben (Vlaanderen – België – Europa)
32
74 / 76
33
50 / 71 / 73
D G
A,B, P
B
B A C C
B D
pagina
doel
20 - eigen ruimte en omgeving inrichten
34-35
8–11
A
21 - afstand inschatten en er rekening mee houden
35-36
12
W
M u V o U
8
31
W
U
37
30 / 39 / 51/ 6668 72 / 77
G
C D P
B D X
B C F G
B P C P
P B Z D
38
30 / 39 66 - 67
B G
H
X
X, F
B
D
39
68 / 72
F
B
B
41
51 / 77
U F G
B P
B D
KS1
KS2
LS1
LS2
LS3
LS4
LS5
LS6
RUIMTEBELEVING
22 - verschil beleefde en absolute afstand
C
U,X
W
RUIMTELIJKE ORDENING / BEPAALDHEID 23 - rol / zorg van de mens bij ruimtelijke ordening - landschappen en wederzijdse beïnvloeding mens - natuur - vergelijken eigen streek met andere streken - relatie tussen reliëf, industrie, bewoning, landbouw, vervoer, toerisme, …
ALGEMENE VAARDIGHEDEN 24 - landschappen waarnemen, herkennen, onderscheiden 25 - atlas raadplegen om eigen streek en 2 andere streken in België te situeren en beschrijven 26 - bronnenmateriaal raadplegen om natuur / dagelijkse leven hier en elders te vergelijken
H
Ve 1 2 3 4 5 6 7 8
VIII
VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE (* = attitude
- veilig bewegen binnen de ruimte - de voetganger en zijn risico’s - verkeersregels voor voetgangers toepassen - de zelfstandige voetganger - verkeersregels voor de fietser - leren fietsen - de fietser in het verkeer - mobiliteit
pagina
doel
10
1-2
11-12
3
13-16
4-5
17-18
6-9
19-22
10 - 11
23-25
12 - 13
26-27
14 - 15
28
16 - 19
KS1
KS2
LS1 D D D
- = tot en met)
Bv: 1-5 = doel 1 tot en met doel 5
LS2 LS3 LS4 B U I X B U G I U V V V V V V B U G I U V V V V V U G V V V V V U I V V V X U I X,U I X U I
LS5
LS6
P, Y P V Y P V Y V
U U X U X
Y V Y V
X X Z @