Doctrine Werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders: actuele ontwikkelingen An Dreesen Advocaat Lydian ........................................................................................................................................................................................... F.
Grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkeringen aanvragen in hun woonstaat. Het Hof van Justitie maakte in zijn arrest Miethe van 12 juni 1986 echter een uitzondering voor grensarbeiders die “bijzondere banden hadden met hun werkstaat”. Zij mochten toch werkloosheidsuitkeringen aanvragen in hun werkstaat. Het arrest Miethe werd echter gewezen onder Verordening 1408/711, die sinds 1 mei 2010 vervangen werd door Verordening 883/20042. Verordening 883/2004 sprak zich echter niet uit over het lot van atypische grensarbeiders. Er heerste dan ook betwisting over de vraag of het arrest Miethe nog overeind bleef onder Verordening 883/2004. In het arrest Jeltes van 11 april 2013 heeft het Hof van Justitie hierover een duidelijk standpunt ingenomen. Dit artikel bespreekt deze merkwaardige woonstaatregel en de evolutie ervan in de Europese wetgeving en rechtspraak tot en met het arrest Jeltes. ...................................................................................................................... INHOUD I. II.
III.
Begrip grensarbeider Toepasselijk socialezekerheidsstelsel: de werkstaat A. Grensarbeiders die in één werkstaat werken: sociale zekerheid van de enige werkstaat B. Grensarbeiders die in meerdere werkstaten tegelijk werken: socialezekerheidsstelsel afhankelijk van aantal werkgevers en hun vestigingsstaat Aanvraag van werkloosheidsuitkeringen: woonstaat A. Verordening 1408/71: volledig werkloze grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkeringen aanvragen in hun woonstaat B. Het arrest Miethe: atypische grensarbeiders mogen kiezen tussen een werkloosheidsuitkering in de werkstaat en in de woonstaat C. Commissievoorstel tot wijziging van Verordening 1408/71: grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkeringen aanvragen in de werkstaat D. Verordening 883/2004: grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkering aanvragen in woonstaat E. Arrest Jeltes van 11 april 2013: geen uitzondering meer voor atypische grensarbeiders
200 201 201
201 203
204
204
205 205 206
IV.
Toepassingsgeval: grensarbeider woont in België, heeft in Nederland gewerkt, en vraagt werkloosheidsuitkeringen aan bij de Belgische RVA Algemene conclusie
207 208
......................................................................................................................
I. Begrip grensarbeider De definitie van een “grensarbeider” is vrijwel identiek in Verordening 1408/71 en Verordening 883/ 2004. Beide Verordeningen definiëren de grensarbeider als een werknemer die in de ene Europese lidstaat werkt maar in een andere lidstaat woont, en die “in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week” naar de woonstaat terugkeert3. Om als grensarbeider gekwalificeerd te worden moet men dus twee voorwaarden vervullen nl. 1) in een andere staat wonen dan die waar men werkt en; 2) dagelijks of wekelijks naar die woonstaat terugkeren. Grensarbeiders hoeven dus niet noodzakelijk in een buurland of een welbepaalde geografische streek te wonen en/of te werken. Het socialezekerheidsrechtelijke begrip “grensarbeider” is daardoor ruimer dan het fiscale begrip “grensarbeider” zoals dit tot enkele jaren terug gedefinieerd werd in diverse dubbelbelastingverdragen tussen België en haar buurlanden 4. Om als grensarbeider in de zin van die dubbelbelastingverdragen gekwalificeerd te worden moest een werknemer immers niet alleen dagelijks of minstens wekelijks naar zijn woonstaat terugkeren, maar ook in een welbepaalde geografisch
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
1. 2. 3. 4.
Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkende en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, Pb.L. 5 juli 1971, afl. 149, 2-50 (Verordening 1408/71). Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, Pb.L. 30 april 2004, afl. 166, 1-123 (Verordening 883/2004). Art. 1, (b) Verordening nr. 1408/71 en art. 1, (f) Verordening nr. 883/04. Zie bv. art. 15, § 3, 1° van het Dubbelbelastingverdrag van 19 oktober 1970 tussen België en Nederland: “In afwijking van de paragrafen 1 en 2: […] zijn […] lonen […] verkregen door een persoon die als grensarbeider in de grensstreek van een van de Staten werkzaam is en zijn duurzaam tehuis in de grensstreek van de andere Staat heeft, alwaar hij gewoonlijk dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert, slechts in laatstbedoelde Staat belastbaar.” Deze uitzondering is niet behouden in het Dubbelbelastingverdrag van 5 juni 2001.
200 – Oriëntatie 2013/8
Oriëntatie – Kluwer
Werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders: actuele ontwikkelingen afgebakende grensstreek wonen en werken5. Deze extra ruimtelijke voorwaarde ontbreekt in de socialezekerheidsverordeningen. Daarentegen vallen werknemers die in meerdere staten tegelijk werken m.i. wel onder het socialezekerheidsrechtelijke begrip “grensarbeider”. Het feit dat zij in meer dan in één staat werken, impliceert immers dat één van deze staten niet hun woonstaat is.
II. Toepasselijk socialezekerheidsstelsel: de werkstaat Dit hoofdstuk bespreekt in welke staat grensarbeiders, zoals gedefinieerd in hoofdstuk I, sociaal verzekerd zijn en sociale bijdragen betalen. Zoals hierna zal blijken uit hoofdstuk III, valt deze staat niet noodzakelijk samen met de staat die aan deze grensarbeiders werkloosheidsuitkeringen betaalt. Een onderscheid wordt gemaakt tussen grensarbeiders die in één werkstaat werken, en grensarbeiders die in meerdere werkstaten tegelijkertijd werken.
A. Grensarbeiders die in één werkstaat werken: sociale zekerheid van de enige werkstaat Verordening 1408/71 en Verordening 883/2004 bepalen als algemeen principe dat een werknemer onderworpen is aan de wetgeving van één lidstaat6, nl. de werkstaat, ongeacht de woonplaats van de werknemer of de vestigingsplaats van zijn werkgever7. Deze aanwijsregel wordt algemeen aangeduid als de “lex loci laboris”, en geldt dus ook voor grensarbeiders, die per definitie in een andere staat werken dan die waar zij wonen. Grensarbeiders die in België werken zijn dus onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid, ook al wonen zij in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië …
B. Grensarbeiders die in meerdere werkstaten tegelijk werken: socialezekerheidsstelsel afhankelijk van aantal werkgevers en hun vestigingsstaat Voor grensarbeiders die in meerdere werkstaten tegelijk werken, moet een keuze gemaakt worden tussen deze werkstaten. Deze keuze wordt bepaald door enerzijds het aantal werkgevers, en anderzijds de vestigingsstaat van deze werkgevers. Volgende scenario’s kunnen zich voordoen: 1) De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van één werkgever; 2) De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van meerdere werkgevers die allemaal gevestigd zijn in dezelfde vestigingsstaat; 3) De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van meerdere werkgevers die gevestigd zijn in verschillende vestigingsstaten, en één van deze vestigingsstaten is tevens de woonstaat van de werknemer; 4) De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van meerdere werkgevers die gevestigd zijn in verschillende vestigingsstaten, en geen van deze vestigingsstaten is de woonstaat van de werknemer. Hierna bespreken wij per scenario de toepasselijke aanwijsregels.
1. Scenario 1: De grensarbeider werkt tegelijk in meerdere werkstaten in dienst van één werkgever In dit scenario wees Verordening 1408/71 de vestigingsstaat van de werkgever aan als bevoegde lidstaat, tenzij de werknemer “een deel van zijn werkzaamheden” in zijn woonstaat verrichtte: in dat geval was het socialezekerheidsstelsel van de woonstaat toepasselijk8. Een minimumomvang van prestaties in de woonstaat was niet vereist. De facto volstond blijkbaar één dag per maand voor de Belgische Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) 9. Deze drempel was zo laag dat de partijen in feite konden kiezen. Als de partijen niet wilden dat de werknemer sociaal verzekerd was in de eigenlijke werkstaat, volstond het om overeen te komen dat de werknemer
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
5.
6. 7. 8. 9.
Zie art. IX van het Protocol bij dit Verdrag, dat als volgt luidt: “De grensstreken, als bedoeld in artikel 15, paragraaf 3, 1*, zijn de volgende gebieden: a) de grensstreek van Nederland is het gebied dat ten zuiden wordt begrensd door de Nederlands-Belgische grens en ten noorden door Grevelingen, Krammer, Volkerak, Hollandsch Diep, Dordtsche Kil, Merwede, Maas tot Gennep, Spoorlijn van Gennep naar het oosten tot aan de Duitse grens; b) de grensstreek van België is het gebied dat ten noorden wordt begrensd door de Belgisch-Nederlandse grens en ten zuiden door een denkbeeldige kortste lijn die de volgende gemeenten verbindt: Oostende, Brugge, Tielt, Oudenaarde, Aalst, Mechelen, Leuven, Tienen, Landen, Borgworm (Waremme), Luik (Liège), Verviers, Eupen, Raeren. De gemeenten die door de in b) bedoelde denkbeeldige lijn worden doorsneden, worden geacht in hun geheel tot de grensstreek te behoren.” Art. 13, 1 Verordening 1408/71; art. 11, 1 van Verordening 883/2004. Art. 13, 2 (a) Verordening 1408/71; art. 11, 3 (a) van Verordening 883/2004. Art. 14, 2 (b) Verordening 1408/71. B. DE PAUW en T. ROELOFSMA, “Vaststelling van de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving: bijzondere aandachtspunten tussen België en Nederland”, in Werken over de grens België – Nederland. Sociaal- en fiscaalrechtelijke grensconflicten, H. VERSCHUEREN (ed.), Antwerpen, Intersentia, 2011, 33.
Kluwer – Oriëntatie
Oriëntatie 2013/8 – 201
Doctrine één dag thuiswerk per maand verrichtte, om onder de sociale zekerheid van de woonstaat te (blijven) vallen. Verordening 883/2004 heeft hierin verandering gebracht. Verordening 883/2004 eist dat de werknemer “een substantieel gedeelte van zijn activiteit” in de woonstaat verricht, als voorwaarde voor de toepasselijkheid van het sociale stelsel van die woonstaat 10. Verordening 987/200911 heeft dit geconcretiseerd als: “minstens 25 % van de arbeidstijd en/of verloning” (“de 25 % regel”)12. Er zijn dus twee mogelijkheden: 1) Als de werknemer minstens 25 % van de arbeidstijd doorbrengt in de woonstaat en/of minstens 25 % van zijn loon verdient in de woonstaat, valt hij onder de sociale zekerheid van de woonstaat; 2) Als de werknemer daarentegen minder dan 25 % van de arbeidstijd doorbrengt in de werkstaat en minder dan 25 % van zijn loon verdient in de woonstaat, is hij onderworpen aan het socialezekerheidsstelsel van de vestigingsstaat van de werkgever. Voorbeeld: Een grensarbeider woont in België en werkt in Nederland bij zijn Nederlandse werkgever. Als hij een halve dag per week thuis in België zijn vergaderingen voorbereidt, zou dat onder Verordening 1408/71 volstaan voor de toepasselijkheid van de Belgische sociale zekerheid. Echter, onder Verordening 883/2004 is het Nederlandse socialezekerheidsstelsel van toepassing, omdat minder dan 25 % van zijn arbeidstijd en/of loon betrekking heeft op België.
2. Scenario 2: De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van meerdere werkgevers die allemaal gevestigd zijn in dezelfde vestigingsstaat In dit scenario zijn de regels op identieke manier geëvolueerd als in scenario 113. Wij verwijzen dan ook naar de uiteenzetting onder scenario 1.
3. Scenario 3: De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van meerdere werkgevers die gevestigd zijn in verschillende vestigingsstaten, en één van deze vestigingsstaten is tevens de woonstaat van de werknemer Verordening 1408/71 wees in dit scenario automatisch de sociale zekerheid van de woonstaat aan 14, ongeacht of de werknemer in de woonstaat werkte, en ongeacht of een van de werkgevers in de woonstaat gevestigd was. Verordening 883/2004 heeft deze aanwijsregel aanvankelijk ongewijzigd behouden. Pas sinds 28 juni 2012 geldt de 25 %-regel ook voor werknemers die in meerdere werkstaten tegelijk werken in dienst van meerdere werkgevers gevestigd in verschillende vestigingsstaten, indien één van die vestigingsstaten de woonstaat is15: 1) Als de werknemer minstens 25 % van de arbeidstijd doorbrengt in de woonstaat en/of minstens 25 % van zijn loon verdient in de woonstaat, valt hij onder de sociale zekerheid van de woonstaat16; 2) Als de werknemer daarentegen minder dan 25 % van de arbeidstijd doorbrengt in de werkstaat en minder dan 25 % van zijn loon verdient in de woonstaat, is hij onderworpen aan het socialezekerheidsstelsel van de vestigingsstaat van die werkgever die niet in de woonstaat gevestigd is, m.a.w. de “hoofdwerkgever”17. Voorbeeld: Een grensarbeider woont in België, werkt bij een Nederlandse werkgever, en werkt op zaterdagen als kelner in een Belgisch restaurant. Onder Verordening 1408/71 viel deze werknemer onder de Belgische sociale zekerheid omdat hij twee verschillende werkgevers had, die gevestigd waren in twee verschillende lidstaten. Sinds 28 juni 2012 valt een dergelijke werknemer onder de Nederlandse sociale zekerheid, aangezien zijn hoofdwerkgever in Nederland gevestigd is.
4. Scenario 4: De grensarbeider werkt in meerdere werkstaten tegelijk in dienst van meerdere werkgevers die gevestigd zijn in verschillende vestigingsstaten, en geen van deze vestigingsstaten is de woonstaat van de werknemer In het uitzonderlijke scenario dat alle werkgevers gevestigd zijn in allemaal verschillende staten, waarvan geen enkele de woonstaat is, valt de werknemer onder
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Art. 13, 1, (a) Verordening 883/2004. Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, Pb.L. 30 oktober 2009, afl. 284, 1-42. 987/2009 (Verordening 987/2009). Art. 14, lid 8 Verordening 987/2009. Art. 14, lid 2 (b) (i) Verordening 1408/71 en art. 13, 1, (b) (ii) Verordening 883/2004. Art. 14, lid 2 (b) (ii) Verordening 1408/71. Als gevolg van de wijziging door de Verordening van het Europees Parlement en de Raad nr. 465/2012/EU van 22 mei 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot vaststelling, Pb.L. 8 juni 2012, afl. 149/4. Art. 13, lid 1, (a) Verordening 883/2004. Art. 13, lid 1, (b) (iii) Verordening 883/2004.
202 – Oriëntatie 2013/8
Oriëntatie – Kluwer
Werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders: actuele ontwikkelingen de sociale zekerheid van de woonstaat, of hij daar nu arbeidsprestaties verricht of niet, en ongeacht de omvang van die prestaties18. Voor dat scenario zijn de aanwijsregels identiek gebleven in Verordening 1408/71 en Verordening 883/ 2004. Voorbeeld: Een grensarbeider woont in België, werkt in Nederland bij een Nederlandse werkgever, en werkt
op zaterdagen als kelner in een Duits restaurant. Omdat geen enkele werkgever gevestigd is in België, is de Belgische sociale zekerheid van toepassing op de werknemer. Dit was al zo onder Verordening 1408/71 en is niet gewijzigd sinds de inwerkingtreding van Verordening 883/2004 op 1 mei 2010.
5. Samenvattend schema
Gelijktijdige tewerkstelling in meerdere lidstaten volgens Verordening 883/2004 ≥ 25 % van arbeidstijd < 25 % van arbeidstijd en/of loon in woonstaat en/of loon in woonstaat Vestigingsstaat werkgever2 Eén werkgever Verschillende werkgevers gevestigd in Vestigingsstaat werkgevers3 dezelfde staat 25%-regel Verschillende werkgevers in verschilVestigingsstaat van werkgever die niet Woonstaat1 lende staten o.a. de woonstaat gevestigd is in de woonstaat4 Verschillende werkgevers gevestigd in Woonstaat5 verschillende staten waaronder niet de woonstaat 1. 2. 3. 4. 5.
Artikel 13, lid 1, (a) Verordening 883/2004. Artikel 13, lid 1, (b) (i) Verordening 883/2004. Artikel 13, lid 1, (b) (ii) Verordening 883/2004. Artikel 13, lid 1, (b) (iii) Verordening 883/2004. Artikel 13, lid 1, (b) (iv) Verordening 883/2004.
III. Aanvraag van werkloosheidsuitkeringen: woonstaat
ciale bijdragen ontvangt ook de lidstaat die de werkloosheidsuitkeringen betaalt.
In geval van volledige werkloosheid19 moeten grensarbeiders werkloosheidsuitkeringen aanvragen in hun woonstaat.
De woonstaatregel geldt evenwel ook voor grensarbeiders die onder het socialezekerheidsstelsel vallen van een werkstaat die niet hun woonstaat is. Dat is het geval voor: 1) de “klassieke” grensarbeiders die slechts in één staat werken die per definitie niet hun woonstaat is22 (zie hierboven punt II, A); 2) de grensarbeiders die gelijktijdig werken in verschillende lidstaten, maar minder dan 25 % in de woonstaat, waardoor zij onderworpen zijn aan de sociale zekerheid van de vestigingsplaats van de (hoofd)werkgever(s) (zie hierboven punt II, B, 5, rechterkolom van het schema, eerste drie rijen) 23.
Dit is uiteraard vanzelfsprekend voor die grensarbeiders die onder de sociale zekerheid van hun woonstaat vallen en er bijdragen betaald hebben, met name grensarbeiders die in verschillende staten tegelijkertijd werken en die: 1) ofwel meer dan 25 % van hun arbeidsprestaties in de woonstaat doorbrengen en/of meer dan 25 % van hun loon in de woonstaat verdienen20 (zie hierboven punt II, B, 5, linkerkolom van het schema); 2) ofwel werken voor verschillende werkgevers gevestigd in verschillende lidstaten waarvan geen enkele de woonstaat is 21 (zie hierboven punt II, B, 5, rechterkolom van het schema, vierde rij). Wat deze werknemers betreft is de lidstaat die de so-
Deze werknemers worden door dit hoofdstuk geviseerd. Punten III, A tot en met E hierna lichten de woonstaatregel, en de evolutie ervan in de Europese wetgeving en rechtspraak nader toe. Punt III, F illustreert de
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
18. 19.
20. 21. 22. 23.
Art. 14, 2 (b) (i) Verordening 1408/71 en art. 13, lid 1, (b) (iv) Verordening 883/2004. Voor de volledigheid merken wij op dat zij ingeval van gedeeltelijke werkloosheid gerechtigd zijn op werkloosheidsuitkeringen in hun werkstaat (art. 71, lid 1, a-i van Verordening 1408/71; art. 65, lid 1 van Verordening 883/04). Op dit onderwerp gaan wij in deze bijdrage echter niet nader in. Voor een uitgebreide bespreking van de begrippen “volledige” en “gedeeltelijke” werkloosheid: zie N. DE BRABANDERE, “Grensarbeid en werkloosheid”, Or. 2001, 249 e.v. en “Grensarbeid en werkloosheid”, Or. 2003, 85 e.v. geschreven n.a.v. HvJ 15 maart 2001, c-444/98, De Laat, Jur. 2001, I, 2229. Zie ook Besluit 205 van de Administratieve Commissie van 17 oktober 2005, Pb.L. 18 mei 2006, afl. 130, 37-38 en Besluit U3 van de Administratieve Commisie van 12 juni 2009, Pb.C. 24 april 2010, afl. 106, 41-46. Zoals bedoeld door art. 13, (a) Verordening 883/2004. Zoals bedoeld door art. 13, (b), (iv) Verordening 883/2004. En bedoeld door art. 11, 3 (a) Verordening 883/2004. En bedoeld door art. 13, (b) (i), (ii) of (iii) Verordening 883/2004.
Kluwer – Oriëntatie
Oriëntatie 2013/8 – 203
Doctrine woonstaatregel aan de hand van het voorbeeld van een volledig werkloze grensarbeider die woont in België en gewerkt heeft in Nederland.
A. Verordening 1408/71: volledig werkloze grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkeringen aanvragen in hun woonstaat Onder Verordening 1408/71 moesten volledig werkloze grensarbeiders werkloosheidsuitkeringen aanvragen in hun woonstaat “alsof die regeling tijdens de laatste werkzaamheden van toepassing was”24. Daarentegen gold een soepeler regeling voor grensoverschrijdende werknemers die geen grensarbeider waren omdat zij niet dagelijks of wekelijks terugkeerden naar de woonstaat (meestal seizoensarbeiders). Deze niet-grensarbeiders hadden, in tegenstelling tot de grensarbeiders, het recht om te kiezen tussen een werkloosheidsuitkering van de werkstaat of van de woonstaat. Zij moesten deze keuze veruitwendigen door zich ter beschikking te stellen van de arbeidsbemiddelingsdiensten van de werk- of woonstaat25.
B. Het arrest Miethe: atypische grensarbeiders mogen kiezen tussen een werkloosheidsuitkering in de werkstaat en in de woonstaat 1. Inhoud van het arrest De Duitser Horst Miethe werkte als handelsvertegenwoordiger voor een firma in Aken en woonde met zijn gezin in België. Tijdens zijn tewerkstelling keerde hij dagelijks van Duitsland terug naar België. Eind september 1979 werd hij werkloos en vroeg in Duitsland werkloosheidsuitkeringen aan, die hoger waren dan de Belgische werkloosheidsuitkeringen. Op basis van Verordening 1408/71 weigerde Duitsland om uitkeringen aan de heer Miethe toe te kennen en verwees hem naar de Belgische autoriteiten. In zijn arrest 26 van 12 juni 1986 overwoog het Hof van Justitie echter in de eerste plaats dat artikel 71 van Verordening nr. 1408/71 als doel had om migrerende werknemers werkloosheidsuitkeringen te waarborgen onder de voorwaarden “die het gunstigst zijn voor het zoeken van nieuw werk”, en dat de woonstaatregel van artikel 71, lid 1, sub a-ii van Verordening 1408/71 dan ook stilzwijgend veronderstelde “dat in de woonstaat de voorwaarden voor het zoeken van nieuw werk voor een dergelijke werknemer het gunstigst zijn.”
Het Hof vervolgde dat het doel van artikel 71 niet bereikt kan worden wanneer een grensarbeider in zijn werkstaat “bij wijze van uitzondering privé en beroepsmatig nog steeds zodanige banden heeft dat hij daar de beste kansen op reïntegratie in het beroepsleven heeft.” Het Hof concludeerde dan ook dat dergelijke grensarbeiders beschouwd moeten worden als “niet-grensarbeiders” (seizoensarbeiders) die onder artikel 71, lid 1, sub b-ii vallen en derhalve een keuzerecht hebben tussen werkloosheidsuitkeringen van de woon- of de werkstaat. Of een werknemer inderdaad dergelijke bijzondere banden met de werkstaat behouden heeft was aan de nationale rechter om te bepalen, volgens het Hof van Justitie.
2. Evaluatie Het arrest Miethe werd fel bekritiseerd in de rechtsleer27, vooral omwille van de talrijke toepassingsproblemen en onduidelijkheden die het met zich meebracht: – Hoe kon men bepalen of de persoonlijke en zakelijke banden met de werkstaat zodanig sterk waren dat ze van iemand een atypische grensarbeider maakten? De meeste, zo niet alle grensarbeiders die de nationaliteit van de werkstaat hadden en elders woonden konden zich hierop beroepen, wat dus onrechtstreeks leidde tot een verboden onderscheid op basis van nationaliteit. – Konden atypische grensarbeiders kiezen waar ze werkloosheidsuitkeringen wensten aan te vragen of was de werkstaat de enige optie? Het arrest suggereerde een keuzerecht, maar dit werd blijkbaar niet door alle nationale rechters erkend. – Hoe kon het gemeenschapsrecht voorts eenvormig toegepast worden als elke lidstaat autonoom kon beslissen dat een grensarbeider “betere” kansen had om werk te vinden in zijn voormalige werkstaat? – En ten slotte: welke instantie moest beoordelen of de Miethe-voorwaarden vervuld waren? Het arrest Miethe verwees naar de nationale rechters, maar in eerste instantie fungeerden de bevoegde werkloosheidsinstanties natuurlijk als eerste filter.
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
24. 25. 26. 27.
Art. 71, lid 1, a-ii van Verordening 1408/71. Art. 71, lid 1, b-ii van Verordening 1408/71. HvJ 12 juni 1986, Horst Miethe t. Bundesanstalt Fuer Arbeit, 1/85, Jur. 1986, 1837. F. PENNINGS, “Coordination of unemployment benefits under Regulation 883/2004”, European Journal of Social Security, Volume 11 (2009), Nos. 1-2, 190; Y. JORENS, B. DE SCHUYTER en C. SALAMON, “Vers une rationalization des règlements de coordination en matière de sécurité sociale?”, Gent, Academia Press, 2007, 220 e.v.; A. TSHILEMBE, “La réforme des règlements sur la coordination des systèmes de sécurité sociale: quels acquis et modifications en matière de prestations de chômage”, TSR 2009, 467-468.
204 – Oriëntatie 2013/8
Oriëntatie – Kluwer
Werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders: actuele ontwikkelingen C. Commissievoorstel tot wijziging van Verordening 1408/71: grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkeringen aanvragen in de werkstaat 1. Inhoud van het Voorstel Op 21 december 1998 diende de Europese Commissie een voorstel in tot vereenvoudiging van Verordening 1408/7128. Het Voorstel is uiteindelijk uitgemond in Verordening 883/2004. Artikel 51 van het Voorstel bepaalde dat alle grensarbeiders, net als andere werknemers, werkloosheidsuitkeringen moesten aanvragen in de werkstaat. Wel moesten zij zich beschikbaar stellen voor de arbeidsbemiddelingsdiensten van de woonstaat, waar zij de gunstigste voorwaarden genoten voor het zoeken naar werk, zoals aangehaald in het arrest Miethe.
2. Evaluatie Het Voorstel maakte een einde aan de fel bekritiseerde oude regeling en tevens aan de onduidelijkheid die was voortgevloeid uit het arrest Miethe. Het werd het dan ook goedkeurend onthaald door de rechtsleer29, die op volgende voordelen wees: – De lex loci laboris die als algemeen principe van toepassing was, zou versterkt worden als men een van zijn uitzonderingen zou afschaffen. – Het was logisch dat de werkstaat, die de sociale bijdragen ontvangen had die het werkloosheidsrisico dekken, ook de daaropvolgende uitkering moest betalen, en dat de woonstaat die geen bijdragen had ontvangen ook die last niet hoefde te dragen. – De verhouding tussen de hoogte van de bijdragen enerzijds en de duur en hoogte van de uitkering anderzijds zou gehandhaafd worden door de toepassing van het werkstaatbeginsel. Er zou geen hoge bijdrage meer tegenover een lage uitkering staan, of omgekeerd. – Het onderscheid tussen grensarbeiders en nietgrensarbeiders, tussen gewone grensarbeiders en atypische grensarbeiders zoals Miethe zou vervallen, wat de zaken vereenvoudigde. – Ten slotte werd de congruentie bevorderd tussen het recht op een werkloosheidsuitkering en het ontslagrecht, dat deel uitmaakt van het arbeidsrecht, dat ook in principe het recht is van de werk-
staat. Dit was van belang voor het opleggen van sancties in geval van vrijwillige werkloosheid (zie ook hierna III, F).
D. Verordening 883/2004: grensarbeiders moeten werkloosheidsuitkering aanvragen in woonstaat 1. Inhoud van de Verordening In Verordening 883/2004 werd artikel 51 van het Voorstel uiteindelijk niet overgenomen, omdat het niet de vereiste unanieme steun in de Raad kreeg. De meeste lidstaten vreesden immers dat de arbeidsbemiddelingsdiensten van de woonstaat niet bijzonder gemotiveerd zouden zijn om werk te zoeken voor werknemers die niet onder hun financiële verantwoordelijkheid vielen30. Artikel 65 van Verordening 883/2004 heeft bijgevolg het woonstaatprincipe behouden als leidraad voor de aanvraag van werkloosheidsuitkeringen door grensarbeiders. Net als voorheen moeten volledig werkloze grensarbeiders uitkeringen aanvragen in de woonstaat, alsof zij tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden aan die wetgeving onderworpen waren 31. Wel zijn er een aantal correcties aangebracht:
(a) Arbeidsbemiddeling in woonstaat maar mogelijk ook in werkstaat De grensarbeider moet zich ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de woonstaat. Hij wordt onderworpen aan de controles van deze diensten, en houdt zich aan de voorwaarden32. Daarnaast mag hij zich voortaan ook ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van zijn voormalige werkstaat33. In dat geval moet hij de arbeidsbemiddelingdiensten van zijn woonstaat verwittigen34, waarna de diensten van beide staten informatie kunnen uitwisselen. De inspanningen die de grensarbeider levert in zijn voormalige werkstaat, zullen beoordeeld worden alsof ze in de woonstaat plaatsvonden. In elk geval moeten de grensarbeiders, indien beide lidstaten verplichtingen opleggen, voorrang verlenen aan de verplichtingen opgelegd door de woonstaat35.
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35.
Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, Brussel, 21 december 1998, COM(1998) 779, 1998/ 0360/COD, Pb.C. 12 februari 1999, afl. 38 (het Voorstel). Zie o.m. Y. JORENS, l.c., 227 e.v.; R. CORNELISSEN, “The new coordination system for workers who become unemployed”, European Journal of Social Security, Volume 9 (2007), afl. 3, 200 en 207 e.v. R. CORNELISSEN, l.c., 218. Art. 64, lid 5 (a) Verordening 883/2004. Art. 65, lid 2 Verordening 883/2004. Art. 64, lid 2 Verordening 883/2004. Art. 56, lid 1 Verordening 987/2009. Art. 56, lid 2 Verordening 987/2009.
Kluwer – Oriëntatie
Oriëntatie 2013/8 – 205
Doctrine (b) Werkstaat betaalt uitkeringen gedragen door de woonstaat in beperkte mate terug De werkstaat betaalt de woonstaat de uitkeringen terug die de woonstaat de eerste drie maanden verstrekt heeft aan de grensarbeider. Deze tussenkomst van de werkstaat wordt wel beperkt tot de werkloosheidsuitkeringen die de werkstaat zou hebben toegekend36. Deze periode van drie maanden wordt tot vijf maanden verlengd als de grensarbeider in de loop van de laatste 24 maanden in de werkstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken van ten minste 12 maanden die hem in de werkstaat recht zouden geven op werkloosheidsuitkeringen37.
Deze mogelijkheid hadden zij nog niet onder artikel 71 van Verordening 1408/71. Het Hof overwoog: “Daarmee heeft de wetgever ten dele rekening gehouden met het [...] arrest Miethe.”41 Volgens het Hof bleek uit artikel 65, lid 2 van Verordening 884/2004 daarentegen niet dat grensarbeiders ook nog altijd een werkloosheidsuitkering konden aanvragen in de werkstaat indien zij daar bijzondere banden mee hadden, zoals destijds aanvaard werd in het arrest Miethe.
E. Arrest Jeltes van 11 april 2013: geen uitzondering meer voor atypische grensarbeiders
Het Hof trok daaruit dan ook het volgende besluit: “32. Aangezien verordening nr. 883/2004 van na […] het […] arrest Miethe dateert, had de wetgever, indien hij dat had gewild, […] artikel 65 van deze verordening aldus kunnen formuleren dat de door het Hof in dat arrest gegeven uitlegging van artikel 71 van verordening nr. 1408/71 daarin volledig en uitdrukkelijk werd opgenomen. Hij heeft dit echter niet gedaan. In die omstandigheden dient te worden geoordeeld dat het ontbreken van een uitdrukkelijke vermelding in artikel 65, lid 2, van verordening nr. 883/2004 van de mogelijkheid om een werkloosheidsuitkering te krijgen van de lidstaat van de laatste werkzaamheden, de vaste wil van de wetgever tot uitdrukking brengt om het […] arrest Miethe slechts in beperkte mate in aanmerking te nemen door alleen te bepalen dat de betrokken werknemer zich daarnaast bij de diensten van die staat als werkzoekende kan inschrijven om aldaar aanvullende ondersteuning bij de reïntegratie in het beroepsleven te krijgen.”
1. Inhoud van het arrest
2. Evaluatie
Drie Nederlandse grensarbeiders, nl. de heer Jeltes, mevrouw Peeters en de heer Arnold, werkten in Nederland en woonden in België (de eerste twee), resp. Duitsland (de derde).
Sinds de inwerkingtreding van Verordening 883/2004 heerste er verwarring over de rechtspositie van de atypische grensarbeider. Verordening 883/2004 nam geen standpunt in over de vraag of de atypische grensarbeider nog steeds uitkeringen kon aanvragen in zijn werkstaat als hij daar “bijzondere banden” mee had, op basis van het arrest Miethe.
2. Evaluatie Zoals te verwachten viel, betreurde de rechtsleer deze compromisoplossing38. Ook hekelden diverse auteurs de administratieve rompslomp en ingewikkelde berekeningen die gepaard zouden gaan met de (gedeeltelijke) terugbetaling van de werkloosheidsuitkeringen door de werkstaat aan de woonstaat39. Of en hoe deze terugbetaling in de praktijk gebeurt tussen de diverse lidstaten is mij niet bekend.
Zij werden werkloos na de inwerkingtreding van verordening nr. 883/2004 op 1 mei 2010. Nederland weigerde hen werkloosheidsuitkeringen toe te kennen, o.m. met verwijzing naar het woonstaatprincipe in artikel 65 van verordening nr. 883/2004. Het Hof van Justitie stelde in zijn arrest40 vast dat artikel 65 van Verordening 883/2004 het oorspronkelijke artikel 71 van Verordening 1408/71 had vervangen en gewijzigd, door grensarbeiders toe te laten zich ook beschikbaar te stellen van de arbeidsbemiddelingsdiensten van de werkstaat, naast die van de woonstaat.
Dit stilzwijgen werd op tegenstrijdige manieren geïnterpreteerd. De Nederlandse en Belgische overheden oordeelden dat Verordening 883/2004 op die manier de bevoorrechte positie van de atypische grensarbeider had afgeschaft42. Bepaalde rechtsleer betoogde daarentegen dat de atypische grensarbeider zich nog steeds op het arrest Miethe kon beroepen om werk-
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
36. 37. 38. 39. 40. 41. 42.
Art. 64, lid 6 Verordening 883/2004. Art. 65, leden 6 en 7 Verordening 883/2004. R. CORNELISSEN, l.c., 218. F. PENNINGS, “Coordination of unemployment benefits under Regulation 883/2004”, European Journal of Social Security, Volume 11 (2009), afl. 1-2, 185 e.v. HvJ 11 april 2013, Jeltes, C-443/11, Jurisprudentie 2013, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:62011CJ0443:NL:HTML. Overweging 28, laatste zin. I. EIJKHOUT en M. VAN DAMME, “Werkloosheidsuitkeringen en activeringsmaatregelen”, in Werken over de grens België – Nederland. Sociaal- en fiscaalrechtelijke grensconflicten, H. VERSCHUEREN. (ed.), Antwerpen, Intersentia, 2011,130; www.rva.be: Volledige werkloosheid – U woont in België, u werkt in Nederland – U wordt volledig werkloos in Nederland: hebt u recht op een werkloosheidsuitkering – inlichtingenblad T133 – versie van 29 februari 2012.
206 – Oriëntatie 2013/8
Oriëntatie – Kluwer
Werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders: actuele ontwikkelingen loosheidsuitkeringen aan te vragen in de werkstaat43. Het Hof van Justitie heeft met zijn arrest Jeltes van 11 april 2013 deze discussie definitief beslecht en het standpunt van de Nederlandse en Belgische autoriteiten gevolgd. Het arrest Miethe is niet meer relevant: alle grensarbeiders, gewoon of atypisch, moeten in de woonstaat werkloosheidsuitkeringen aanvragen. Het arrest Jeltes maakt meteen ook een einde aan de vele praktische toepassingsproblemen die voortvloeiden uit het arrest Miethe (zie hierboven punt III, B, 2). Alleen al daarom valt het arrest Jeltes toe te juichen.
F. Toepassingsgeval: grensarbeider woont in België, heeft in Nederland gewerkt, en vraagt werkloosheidsuitkeringen aan bij de Belgische RVA 1. Aanvraag van werkloosheidsuitkeringen bij de Belgische RVA Een grensarbeider die in België woont en die werkloos is geworden na een tewerkstelling in Nederland moet werkloosheidsuitkeringen aanvragen bij de Belgische RVA44. Hij wordt identiek behandeld als werklozen die in België werkten. Hij moet dus voldoen aan dezelfde toelatings- en toekenningsvoorwaarden voorzien in het Werkloosheidsbesluit45. Eén van deze voorwaarden is “wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil zonder arbeid en zonder loon zijn.”46 Dit betekent o.m. dat de werknemer niet zonder wettige reden een passende dienstbetrekking mag verlaten 47. Volgens de RVA is er sprake van werkverlating als de werknemer zelf ontslag neemt, maar ook als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd in onderling akkoord. De werknemer kan dan een verwittiging krijgen of gedurende 4 tot 52 weken uitgesloten worden van werkloosheidsuitkeringen. Het probleem is echter dat grensarbeiders die in België wonen en in Nederland werk(t)en niet onderworpen zijn aan het Belgische maar het Nederlandse arbeidsrecht, aangezien Nederland hun (voornaamste of enige) plaats van tewerkstelling was48 49.
Het Nederlandse arbeidsrecht erkent echter ook “ontslag met wederzijds goedvinden” als beëindigingsmogelijkheid, naast de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter en de opzegging door de werkgever na toestemming van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Deze beëindigingswijze wordt steeds vaker gebruikt. Meer zelfs, voor grensarbeiders die in Nederland werken en in België wonen, is dit de enige manier om een complexe ontbindingsprocedure voor de Belgische rechter te vermijden. Inderdaad is de Belgische arbeidsrechtbank (en niet de Nederlandse kantonrechter) territoriaal bevoegd om kennis te nemen van een ontbindingsprocedure opgestart door een Nederlandse werkgever tegen een in België wonende grensarbeider op basis van de EEX Verordening50 51. Bij ontslag met wederzijds goedvinden spreken werkgever en werknemer af om het dienstverband te beëindigen, en formaliseren zij dit in een vaststellingsovereenkomst. Volgens de Nederlandse werkloosheidsreglementering heeft dergelijke werknemer recht op werkloosheidsuitkeringen als uit de vaststellingsovereenkomst blijkt dat hij niet “verwijtbaar werkloos” is en de werkgever de normale opzeggingstermijn gerespecteerd heeft. Hoe kan de Nederlandse vaststellingsovereenkomst die perfect aanvaardbaar is volgens het Nederlandse arbeidsrecht en in Nederland recht zou geven op werkloosheidsuitkeringen, echter verzoend worden met het verbod van werkverlating voorzien in het Belgische Werkloosheidsbesluit? De RVA stelt op haar website dat het een ontslag met wederzijds goedvinden niet beschouwt als werkverlating, indien de Nederlandse UWV dezelfde mening toegedaan zou zijn. Dit kan aangetoond worden door een UWV attest toe te voegen aan het U1 formulier (voorheen het E301 formulier). Het UWV attest moet duidelijk vermelden dat de werkgever het initiatief tot beëindiging heeft genomen, en dat de werknemer niets te verwijten valt. Het moet ook vermelden hoeveel maanden de verbrekingsvergoeding geacht wordt te dekken52. In de praktijk en uit eigen ervaring blijkt echter dat
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52.
R. CORNELISSEN, l.c., 207; F. PENNINGS, l.c., 196-197; I. EIJKHOUT en M. VAN DAMME, l.c., 127. Art. 65, lid 5 (a) van Verordening 883/2004; zie hierboven punt III, D. KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, BS 31 december 1991 (Werkloosheidsbesluit). Art. 44 Werkloosheidsbesluit. Art. 51 Werkloosheidsbesluit. Art. 8 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), Pb.L. 4 juli 2008, afl. 177/6. Zie voor een uitgebreide bespreking: S. KLOSSE en W. RAUWS, “Arbeidsrechtelijke aspecten van grensoverschrijdend werken”, in Werken over de grens België – Nederland. Sociaal- en fiscaalrechtelijke grensconflicten, H. VERSCHUEREN. (ed.), Antwerpen, Intersentia, 2011, 59-113. Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb.L. 16 januari 2001, afl. 012, 1-23. Voor een bespreking van deze bijzondere problematiek zie A. DREESEN, “Het Nederlandse ontbindingsverzoek voor de Belgische arbeidsrechtbank”, TAP, SDU uitgevers, nr. 8, december 2010. Zie www.rva.be: Volledige werkloosheid – U woont in België, u werkt in Nederland – U wordt volledig werkloos in Nederland: hebt u recht op een werkloosheidsuitkering – inlichtingenblad T133.
Kluwer – Oriëntatie
Oriëntatie 2013/8 – 207
Doctrine lokale werkloosheidsbureaus niet altijd van dit RVAstandpunt op de hoogte zijn. Sommige bureaus weigeren om grensarbeiders die een vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend als “onvrijwillig werkloos” te erkennen en aanvaarden enkel een ontbindingsprocedure als bewijs van onvrijwillige werkloosheid. De kwestie van de werkloosheidsuitkeringen kan dus best voor het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst aangekaart worden bij de bevoegde Belgische werkloosheidsinstantie om problemen te vermijden. Desnoods moet contact worden opgenomen met de Dienst Reglementering en Geschillen van de RVA 53. In het ergste geval zal de werkgever de ontbindingsprocedure moeten opstarten, die dan “pro forma” zou zijn. Zoals hierboven al aangestipt is de Belgische rechtbank in principe bevoegd voor dergelijke procedure, maar als de werknemer daarmee akkoord gaat kan ook de Nederlandse kantonrechter gevat worden54.
2. Activeringsmaatregelen via VDAB, FOREM of Actiris en eventueel bijkomend ook door de Nederlandse arbeidsvoorzieningsdiensten Voor de volledigheid vermelden wij nog dat een grensarbeider die in België woont en die werkloos is geworden na een tewerkstelling in Nederland zich ter beschikking moet stellen van de Belgische arbeidsvoorzieningsdiensten, en zich als werkzoekende moet registreren bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, hetzij de VDAB (Vlaanderen), de FOREM (Wallonië), Actiris (Brussel) of ADG (Duitstalig gebied) Hij mag zich daarnaast ter beschikking stellen van de Nederlandse arbeidsvoorzieningsdiensten. Als hij dit doet, moet hij wel volledig voldoen aan de verplichtingen opgelegd door het UWV55.
IV. Algemene conclusie Het lex loci laboris-beginsel dat in Verordening 1408/71 reeds als algemene leidraad gold voor de aanwijzing van het toepasselijke socialezekerheidsstelsel, is in Verordening 883/2004 nog versterkt door de invoering van de 25 %-regel in geval van gelijktijdige tewerkstelling van werknemers in meerdere lidstaten.
De Europese Commissie is er echter niet in geslaagd om de lidstaten te overtuigen om het lex loci laborisbeginsel ook uit te breiden tot de toekenning van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders. Net als Verordening 1408/71 voorziet Verordening 883/2004 dus nog steeds dat grensarbeiders zich voor werkloosheidsuitkeringen moeten wenden tot hun woonstaat. Wel heeft Verordening 883/2004 enkele correcties aangebracht: 1) Grensarbeiders mogen zich (bijkomend) inschrijven bij de arbeidsbemiddelingsdiensten van de werkstaat. Hiermee is Verordening 883/2004 gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de verzuchting dat grensarbeiders soms betere kansen hebben om een nieuwe job te vinden in hun werkstaat, zoals opgemerkt door het Hof van Justitie in het arrest Miethe. 2) De werkstaat moet drie tot vijf maanden werkloosheidsuitkeringen terugbetalen aan de woonstaat. Wij hebben geen informatie over het aantal grensarbeiders dat gebruik maakt van de arbeidsbemiddeling in de voormalige werkstaat, noch over hoe de terugbetaling van de werkloosheidsuitkeringen tussen de lidstaten in de praktijk verloopt. Wij kunnen dan ook moeilijk beoordelen of deze correcties tegemoet komen aan de geuite bezwaren. Het zou interessant zijn te weten of met name de terugbetalingsregeling het grootste probleem van de woonstaatregel oplost, nl. de betaling van werkloosheidsuitkeringen door een lidstaat die niet de overeenstemmende sociale bijdragen heeft ontvangen. In elk geval staat buiten kijf dat het Hof van Justitie in het arrest Jeltes van 11 april 2013 het statuut van de atypische grensarbeider definitief heeft afgeschaft. Dit duidelijke standpunt ontbrak in Verordening 883/ 2004 zelf. Voortaan is er dan ook geen twijfel meer over mogelijk dat alle grensarbeiders, gewoon of atypisch, zich tot de autoriteiten van de woonstaat moeten wenden om werkloosheidsuitkeringen aan te vragen. Dit arrest van het Hof van Justitie sluit aan bij het standpunt van de Belgische RVA en de Nederlandse UWV, en maakt een einde aan alle onduidelijkheid en toepassingsproblemen die voortvloeiden uit het arrest Miethe.
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
53. 54. 55.
Lokale werkloosheidsbureaus waren blijkbaar voorheen ook niet altijd op de hoogte van het arrest Miethe en de rechten die de atypische grensarbeiders daaraan ontleenden, zo blijkt uit Y. JORENS, B. DE SCHUYTER en C. SALAMON, l.c., 223. Art. 21 EEX Verordening. Zie punt III, D (a) hierboven. Voor een uitgebreide bespreking zie EIJKHOUT, I. en VAN DAMME, M., l.c., 131 – 140 en www.rva.be: Volledige werkloosheid – U woont in België, u werkt in Nederland – U wordt volledig werkloos in Nederland: hebt u recht op een werkloosheidsuitkering – inlichtingenblad T133.
208 – Oriëntatie 2013/8
Oriëntatie – Kluwer