Vraag 15
DATUM:
RESULTATEN
[email protected]
Wennen in een pleeggezin In 2010 hebben 24.150 kinderen voor korte of langere tijd in een pleeggezin gewoond. Sommige kinderen woonden toen al in een pleeggezin, anderen gingen er voor het eerst wonen. Het is voor een kind een ingrijpende gebeurtenis om te verhuizen en onderdeel uit te gaan maken van een nieuw gezin. Ook in het ontvangende gezin maakt de plaatsing van een pleegkind vaak het een en ander los. Zowel kind als ouders en pleeggezin moeten wennen aan elkaar en aan de nieuwe situatie. De eerste indrukken zijn vaak van grote invloed op hoe pleegouders en pleegkinderen elkaar zien. De wenperiode is daarom van groot belang voor de basis van de emotionele relatie tussen pleegouders, eigen kinderen en het pleegkind. In Nederland is weinig kennis beschikbaar over hoe pleeggezinnen deze, soms moeilijke, eerste periode doorlopen. Om beter zicht te krijgen op de vraagstukken die spelen tijdens dit wenproces, hebben de UvA en Stichting Alexander een onderzoek opgezet naar wennen in een pleeggezin. De onderzoeksvraag van het landelijke onderzoek is: “Wat kan worden geleerd van de ervaringen van pleegouders en pleegkinderen tijdens het wennen in een nieuw pleeggezin? Hoe kan deze ervaringsdeskundigheid toegankelijk worden gemaakt in de vorm van tips en praktische middelen?”. Door het Landelijk Pleegzorg Panel is een vragenlijst uitgezet in het kader van dit onderzoek. Deze vragenlijst bestond uit 14 vragen waaronder een aantal meerkeuze- en open vragen. Leden van het panel werden uitgenodigd vragen te beantwoorden over hoe volgens hen het wenproces eruit ziet, wat goed gaat en wat nog nodig is aan ondersteuning. De data die dit heeft opgeleverd, geldt als informatie die mee wordt genomen in het opstellen van de eindrapportage in de zomer. Om alvast een weergave te geven van wat de vragenlijst heeft opgeleverd, is dit verslag geschreven. In onderstaand verslag wordt aan de hand van de antwoorden die de leden van het panel hebben gegeven, een beschrijving gegeven van hoe het wenproces eruit ziet en wat volgens betrokkenen nodig is aan ondersteuning. Het verslag is als volgt opgebouwd: nadat de achtergrondgegevens van de respondenten worden beschreven, wordt ingegaan op de voorbereiding en kennismaking. Dan wordt ingegaan op de vraag hoe de eerste fase van wennen eruit ziet en welke vraagstukken daarin spelen. Vervolgens wordt de vraag welke hulp pleeggezinnen en pleegkinderen krijgen beantwoord, om daarna af te ronden met de vraag welke hulp zij nog nodig hebben.
resultaten vraag 15
1
Achtergrond van de respondenten Aan dit onderzoek hebben 40 respondenten meegewerkt. Hiervan is 80% pleegouder, de overige 20% is pleegzorgwerker, onderzoeker, jurist pleegzorg, eigen kind van pleegouders en psychotherapeut. 12 pleegouders gaven aan voornamelijk crisisopvang te verzorgen. In dit onderzoek zijn geen pleegkinderen en ouders van pleegkinderen vertegenwoordigd.
De voorbereiding en kennismaking De voorbereiding en kennismaking die pleegkinderen en pleeggezinnen doormaken voorafgaand aan een plaatsing verschilt. Dit verschil ligt voornamelijk in het perspectief van de plaatsing: is er sprake van een crisisplaatsing of een langdurige plaatsing?
Crisisplaatsingen Bij crisisplaatsingen worden de pleegouders kort vóór de plaatsing opgebeld. Dit kan bijvoorbeeld enkele uren voor de plaatsing zijn. Respondenten geven aan dat pleegouders vaak maar weinig informatie krijgen over het kind. De informatie die ze krijgen is soms achterhaald, incompleet of verkeerd. Als kinderen als crisispleegkind worden geplaatst, dan is er weinig sprake van voorbereiding van het kind. Degene die het kind brengt bij de nieuwe pleegouders
heeft
vaak
ook
weinig
informatie
over
het
pleeggezin.
Vrijwel
alle
crisispleegouders geven aan dat het pleegkind nu eenmaal niet anders voorbereid kán worden. Het hoort bij een crisisplaatsing, dat het in korte tijd moet gebeuren en er weinig tijd is voor voorbereiding. Sommige crisispleegouders vinden het jammer dat pleegkinderen zo weinig weten van het nieuwe pleeggezin en de reden van plaatsing slecht kennen. Een aantal crisispleegouders ervaart dat kinderen worden ‘gedumpt’ of ‘gedropt’.
Langdurige plaatsingen Bij de langdurige plaatsingen (dit geldt tevens voor weekendplaatsingen) is er vaak meer voorbereidingstijd voor beide partijen. Pleegouders krijgen een telefoontje van de matcher, waarin (kort) wat wordt verteld over het pleegkind. In sommige gevallen wordt er een foto getoond van het pleegkind. Soms wordt er daarna een kennismakingsgesprek gepland, waarin verder wordt doorgepraat. Bij het perspectief op een langdurige plaatsing doorlopen pleegkind en pleeggezin een wenperiode voordat het kind bij het gezin intrekt. Hierin worden één of meerdere bezoekjes gepleegd aan het pleeggezin, of de pleegouders gaan langs bij het pleegkind. Het contact wordt op deze manier langzaam opgebouwd: eerst komt het kind een middagje langs, daarna een hele dag en daarna komt het kind slapen. Sommige pleegouders maken een fotoboek voor het pleegkind, waarin bijvoorbeeld foto’s staan van de gezinsleden. De respondenten die aangeven dat er een wenperiode heeft plaatsgevonden voorafgaande aan de plaatsing zijn hier veelal positief over. Bij netwerk-pleegouders vindt er geen wenperiode plaats voorafgaande aan de plaatsing. Dit geldt in sommige gevallen ook voor een plaatsing waarbij het kind heel jong is als het wordt geplaatst. In andere gevallen is er bij jonge kinderen juist wel sprake van een wenperiode, waardoor de nieuwe pleegouders de routine leren kennen waarmee het vorige (pleeg)gezin mee werkte.
resultaten vraag 15
2
De eerste fase na de plaatsing
Zo gewoon mogelijk leven Als een kind eenmaal is geplaatst gaat een nieuwe fase van wennen in. Pleegkind en pleeggezin moeten wennen aan elkaars aanwezigheid en samen leren leven. Veel van de acties van pleegouders zijn erop gericht het pleegkind ‘zo gewoon mogelijk’ te laten meedraaien met het dagelijkse leven. Dit biedt duidelijkheid en structuur aan het pleegkind. Het is daarom belangrijk om het pleegkind uit te leggen hoe de regels van het gezin in elkaar steken en te benoemen hoe men met elkaar omgaat. Pleegouders proberen positieve ervaringen op te doen met het pleegkind door veel samen te zijn. Door samen dingen te ondernemen kan het kind “afkijken” hoe het pleeggezin en de pleegouder de dingen aanpakt. Tegelijkertijd geven zij aan dat niet teveel van de gebruikelijke routine moet worden afgeweken en bijvoorbeeld geen extra uitjes moeten worden gepland; het pleegkind krijgt al genoeg prikkels van de “gewone” rituelen in een gezin. Wat pleegouders bijvoorbeeld doen is samen koken of koekjes bakken. Veiligheid en vertrouwen bieden is volgens een aantal respondenten ook belangrijk om positieve ervaringen op te doen. Een eigen plekje bieden voor het pleegkind creëert ook veiligheid. Daarnaast wordt genoemd dat het goed is om eventueel vaste momenten af te spreken met het kind om eens te horen hoe het gaat. Dit wordt door een pleegouder ook wel ‘speelse evaluatiemomentjes’ genoemd.
Omgaan met gedrag van het pleegkind Het wenproces verloopt niet altijd vlekkeloos. Pleegkinderen hebben namelijk vaak al veel meegemaakt in het gezin van herkomst. Dit kan met zich meebrengen dat ze moeite hebben om met negatieve emoties om te gaan, wat zich kan uiten in teruggetrokken of “vreemd” gedrag. Hierdoor kan het opbouwen van een vertrouwensband bemoeilijkt worden. Pleegouders
staan
voor
de
uitdaging
een
manier
te
vinden
om
met
eventuele
gedragsproblemen van hun pleegkind om te gaan. Sommige pleegouders winnen hiervoor advies in bij anderen, zoals bij pleegzorgwerkers, andere pleegouders of het eigen netwerk. Ook de biologische ouders worden genoemd als bron van informatie over het pleegkind. Wat in relatie tot het kind belangrijk is, is om te proberen de belevingswereld van het kind te begrijpen. Hiertoe gaan pleegouders in gesprek met het kind. In deze gesprekken benoemen pleegouders naar het kind toe dat zij moeite hebben met zijn of haar gedrag en wordt gesproken over wat anders kan. Humor kan ook worden gebruikt om situaties makkelijker te maken. Als pleegouder is het ook goed om te benoemen naar het kind toe dat het lastig is dat hij/zij het moeilijke gedrag laat zien. Verder proberen pleegouders consequent te blijven en grenzen te stellen.
Pleegkinderen Respondenten geven aan dat het belangrijk is dat pleegkinderen de pleegouders gaan leren vertrouwen. Zo wordt als tip gegeven aan pleegkinderen dat zij veel mogen vragen, dat zij durven te zeggen als zij iets moeilijk vinden en dat ze kunnen aangeven wat ze graag willen. Zo
resultaten vraag 15
3
kunnen de kinderen hun plekje vinden. Hierin is het tevens belangrijk dat de eigen spullen worden meegenomen wanneer pleegkinderen verhuizen naar een (ander) pleeggezin.
Biologische ouders Het is in deze fase, net als in andere fasen van het wenproces, van belang om de biologische ouders bij een pleeggezinplaatsing te betrekken. Ruimte geven aan gevoelens van gehechtheid en loyaliteit van het pleegkind richting o.a. hun ouders en open staan voor het netwerk van het pleegkind is volgens respondenten belangrijk.
Welke begeleiding krijgen pleeggezinnen en pleegkinderen?
Begeleiding In
de
eerste
periode
pleegzorgorganisatie
krijgen
en/of
de
pleeggezinnen gezinsvoogd.
en Deze
pleegkinderen hulp
bestaat
hulp
vanuit
de
bijvoorbeeld
uit
telefoongesprekken of extra bezoekjes van de pleegzorgwerker. Sommige pleegouders krijgen video-interactiebegeleiding of een andere training vanuit de pleegzorginstantie. Het komt ook voor dat er géén hulp vanuit de pleegzorginstantie wordt geboden. Hoewel dat in sommige gevallen ook niet nodig is, geven sommige pleegouders aan dit te hebben gemist. Naast de begeleiding vanuit pleegzorginstellingen wordt ook extra verlof genoemd en praktische hulp in de vorm van kleding voor de pleegkinderen. De hulp die wordt geboden aan pleegouders in de eerste paar weken om het proces goed te laten verlopen, wordt door 37% van de respondenten positief beoordeeld. 47% vindt dat pleegouders niet krijgen wat ze nodig hebben in de eerste weken. Dit heeft vooral betrekking op het gebrek aan informatie en op de begeleiding.
Hulp bij problemen De hulp die wordt geboden aan pleegouders als zij tegen problemen aanlopen wordt door 27% van de respondenten positief beoordeeld. 45% van de respondenten geeft een negatief oordeel van de (niet) geboden zorg: pleegouders geven vaak aan dat zorg niet of te laat wordt geboden. “Te vaak is de reden om niet de ondersteuning te geven; laat ze eerst maar wennen. Helaas is dan vaak dat gedrag er al zo ingeslopen dat de verandering steeds moeilijker maakt.” Uit de antwoorden komt verder naar voren dat sommige pleegouders het vooral zelf moeten doen, er alleen voor staan. Problemen worden soms gebagatelliseerd door pleegzorgwerkers en bij problemen op school staan pleegouders er alleen voor. “Geplaatst is missie geslaagd”. 27% gaf het antwoord ‘weet ik niet’. Deze respondenten geven aan dat de problemen niet in de eerste weken ontstaan, maar veelal later. Anderen hebben zelf een goede pleegzorgwerker gehad en geven aan dat ze niet weten of andere pleegouders dit ook zo hebben ervaren.
Begeleiding van pleegkinderen Wat betreft de begeleiding aan de pleegkinderen: 27% geeft aan dat dit voldoende is. Volgens de respondenten krijgen ze de ondersteuning vooral van (goede) pleegouders. Er
resultaten vraag 15
4
wordt gezegd dat dit heel belangrijk is, omdat de pleegouders telkens in de buurt zijn. Daarnaast krijgen pleegkinderen (soms) hulp van een pleegzorgbegeleider of van een gezinsvoogd. Opgemerkt wordt dat het voor sommige pleegkinderen moeilijk kan zijn om geboden hulp te accepteren.
47%
vindt
de
ondersteuning
die
wordt
geboden
aan
pleegkinderen
onvoldoende. Dit zou kunnen liggen in het gegeven dat pleegkinderen weinig laten zien aan de buitenkant en dat problemen daardoor niet worden herkend. Daarnaast wordt aangegeven dat er vanuit de pleegzorginstanties en Bureau Jeugdzorg te weinig betrokkenheid is. Sommige voogden zien de pleegkinderen maar weinig. Het contact dat wel wordt gelegd is oppervlakkig, de kinderen worden soms gebeld met de vraag hoe het gaat, maar voor kleine kinderen heeft dit weinig zin.
Welke hulp is nog nodig tijdens de voorbereiding en kennismaking
Informatievoorziening Allereerst
werd
een
aantal
dingen
genoemd
die
betrekking
hadden
op
de
informatievoorziening vanuit pleegzorginstanties. De informatie die pleegouders over een pleegkind krijgen, zou verbeterd moeten worden. Die verbetering ligt erin dat de informatie actueel en relevant moet zijn. Hierdoor kunnen pleegouders beter begrijpen wat er aan de hand is met een kind en kunnen ze daar beter op reageren. Vanuit pleegzorg wordt (soms) informatie gegeven over de biologische ouders. Deze verhalen kunnen negatief gekleurd zijn, waardoor pleegouders de biologische ouders afwijzen.
Matching en plaatsing Ook moet de informatie die bij de matcher terecht komt en op grond waarvan een plaatsing wordt gedaan, worden verbeterd. Het is daarbij van belang dat er beter zicht komt op de persoonlijke problematiek van pleegouders. Deze problematiek kan namelijk worden versterkt door de problematiek van een pleegkind. Er moet dan ook vanuit pleegzorg goed worden besproken met de aankomende pleegouders of zij om kunnen gaan met de problematiek van het kind. Vervolgens moet de snelheid waarmee een plaatsing wordt verricht worden vergroot: “is er een match, plaats”. Daarnaast is het van belang dat pleegouders aangeven bij de pleegzorgwerker wanneer zij twijfelen over de match of de klik tussen het pleegkind en het gezin. Hierdoor blijft er in het gezin ruimte over voor een kind dat wellicht beter in het gezin past.
Pleegkind Op de vraag welke hulp nog nodig is, hadden een aantal aspecten betrekking op het pleegkind. Allereerst zou een kind een stem moeten krijgen bij de plaatsing. Als het duidelijk is dat een kind ergens wordt geplaatst zou het ook beter voorbereid moeten worden, door middel van (betere) uitleg aan hem of haar. Voor jongere kinderen wordt hierbij de suggestie gedaan om boekjes en plaatjes te gebruiken. Volgens sommigen zou het kennismakingstraject ook uitgebreider kunnen. Als het kind is geplaatst, is het belangrijk dat snel inzicht komt in het
resultaten vraag 15
5
verloop van de plaatsing. Blijft het kind tijdelijk, of voor een langere periode? Het ‘schuiven’ met een pleegkind wordt niet bevorderlijk geacht voor de rust en stabiliteit van het kind. Daarnaast kan het kind zich gaan hechten aan een gezin waar het vervolgens weer afscheid van moet nemen.
Ouders en eigen kinderen Een aantal respondenten geeft aan de biologische ouders van het pleegkind (uitgebreider) te willen leren kennen. Voor biologische ouders zelf zou het ook goed zijn om de mogelijkheid te krijgen betrokken te zijn bij het voorbereidings- en kennismakingsproces. Eigen kinderen zouden hier eveneens meer bij moeten worden betrokken.
Rol pleegzorgwerker Het zou goed zijn als, wanneer dat niet al gebeurt, de pleegzorgwerker bij het eerste kennismakingsmoment aanwezig is.
Uitwisseling tussen ervaren en nieuwe pleegouders Daarnaast werd de suggestie gedaan om voor pleegouders een gesprek te organiseren waarbij aspirant pleegouders vragen kunnen stellen aan ervaren pleegouders. Hierbij zouden dan geen professionals aanwezig hoeven zijn.
Welke hulp is nog nodig tijdens het wenproces
Informatievoorziening Ook na de plaatsing en tijdens het wenproces blijft behoefte bestaan aan goede informatievoorziening. In het bijzonder wordt genoemd dat de informatie die de pleegouders krijgen over de biologische ouders, soms erg negatief is. Dit kan doorwerken in de verhouding tussen pleeggezin en ouders. Adequate begeleiding Een aantal punten hebben betrekking op pleegzorginstanties. Zij zouden vaker Video Interactie Begeleiding moeten aanbieden aan pleegouders. Op die manier is er minder risico op het ontstaan van negatieve gedragspatronen. Voorbeelden van hulp die verder worden genoemd zijn: reflectie door een onafhankelijke hulpverlener, handvatten om met probleemgedrag om te gaan en bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon waar pleegouders hun verdriet kwijt kunnen. Pleegzorgbegeleiders zouden in het begin meer contact moeten zoeken met de pleegouders. Dit kan in de vorm van bel of mailcontact of door wat vaker langs te komen bij de pleegouders. Tijdens dit contact is het van belang dat zij vragen stellen en belangstellend zijn. Een luisterend oor bieden en meeleven is in sommige gevallen beter dan ongevraagd advies of
standaard
reacties/verhalen.
Pleegouders
willen
serieus
genomen
worden
hierin.
Pleegzorgbegeleiders moeten veel complimenten geven aan het adres van de pleeouders en
resultaten vraag 15
6
bespreken wat er goed gaat, dit werkt vaak positief. Naast deze verbale ondersteuning kan praktische ondersteuning ook erg belangrijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van voorleesboeken. Het is hierin wel belangrijk dat pleegouders zichzelf open stellen voor deze begeleiding. Dit open stellen bestaat er bijvoorbeeld uit dat pleegouders vragen stellen wanneer zij niet precies weten hoe zij om moeten gaan met bepaald gedrag van het pleegkind. Hierdoor kunnen pleegouders inspiratie opdoen.
Pleegouders willen gehoord worden Verder is het belangrijk dat pleegzorginstanties goed in gesprek blijven met pleegouders: er is behoefte aan zowel een luisterend oor als een sparringpartner. De pleegouder moet serieus worden benaderd en deze moet ook hulp krijgen als erom wordt gevraagd, en niet telkens worden doorverwezen.
Tips voor pleegouders Er worden nog een aantal tips gegeven die betrekking hebben op de pleegouders. Zo wordt de tip gegeven om als pleegouder rustig te blijven en de eigen grenzen te bewaken. Een voorbeeld hiervan is dat pleegouders moeten zorgen voor eigen vrije tijd. Het is tevens goed om als pleegouder vertrouwen te hebben in het eigen kunnen. Er worden ook tips gegeven die specifiek betrekking hebben op de eigen kinderen. Bijvoorbeeld de tip om als ouder persoonlijke tijd te nemen voor de eigen kinderen. Ook is het goed hen te betrekken bij de gang van zaken en hen ook een rol te geven. Daarnaast is het goed om ervoor te zorgen dat de eigen kinderen mensen in de omgeving hebben waar zij “uit kunnen puffen”.
Conclusie In dit verslag werden de perspectieven van respondenten over het onderwerp “wennen in een pleeggezin” belicht. De respondenten hebben hun mening gegeven over het kennismakingstraject en de eerste wenperiode in het gezin. Hierin is het opvallend dat een aantal zaken terugkeren: de informatievoorziening en begeleiding die pleegouders krijgen en het thema betrokkenheid. Duidelijk wordt dat pleegouders graag goed worden voorbereid op een plaatsing. Als het kind eenmaal is geplaatst blijken zij vooral behoefte te hebben aan iemand die hen serieus neemt, waarbij ze hun problemen neer kunnen leggen en waarbij ze advies kunnen inwinnen. In sommige gevallen gaat dit heel goed, in andere gevallen zou dit nog geoptimaliseerd kunnen worden. Pleegkinderen en hun ouders zouden in het kennismakingstraject en tijdens de plaatsing meer betrokken mogen worden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld pleegouders en ouders makkelijker informatie uitwisselen over het pleegkind.
April 2012
resultaten vraag 15
7