Modulebeschrijving
!
Nazorg voor pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind
Pleegzorg
INDEX
Samenvatting 3 A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering 4 2. Doel van de module 6 3. Doelgroep van de module 6 4. Materialen en links 12 Een concrete handleiding over de uitvoering van de module Nazorg wordt nog uitgeschreven. Hierin wordt de actuele visie op rouw, houdingsaspecten van de medewerker, methodiek en hulpverleningstechnieken behandeld. Ook een training van twee dagdelen voor pleegzorgmedewerkers wordt momenteel ontwikkeld. De verbinding met de methodiek Safer Caring wordt hierin nadrukkelijk gelegd. 12 B. Onderbouwing van de module 13 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak 13 7. Samenvatting onderbouwing 16 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 16 9. Onderzoek naar de uitvoering van de module 17 C. Effectiviteit 18 10. Nederlandse effectstudies 18 11. Buitenlandse effectstudie 18 D. Overige informatie 19 12. Toelichting op de naam van de module 19 13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) 19 14. Overeenkomsten met andere modules 19
Bijlage CAP-J classificatie-overzicht (assen en rubrieken)
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 2 ! /!25
SAMENVATTING
Nazorg is alle zorg-, hulp- en/of dienstverlening die geleverd wordt ter ondersteuning, begeleiding of nacontrole van mensen na een (ingrijpende) gebeurtenis of na een behandeling. Binnen de Pleegzorg richt de module zich op pleegouders/gezinshûsouders1 op het moment dat er sprake is van het beëindigen van een plaatsing van een pleegkind in hun gezin en deze voor de pleegouders als problematisch wordt ervaren. Vanuit de P-toets (voorjaar 2013) blijkt dat 33% van de pleegouders die een uitplaatsing van een pleegkind meemaakt, onvoldoende steun vanuit de pleegzorgbegeleiding ervaart of krijgt. Zeker in het geval van ongeplande uitplaatsingen (zogenaamde breakdowns) is het noodzakelijk dat er zicht is op -en aandacht voor- de emotionele schade die het pleeggezin hierbij mogelijk ervaart. Wanneer hier geen aandacht voor is, kan dit tot gevolg hebben dat pleeggezinnen blijven zitten met losse eindjes en/of trauma’s, wat een negatief effect zal hebben op andere pleegzorgplaatsingen of op hun eigen gezinssysteem. Ook kan het tot gevolg hebben dat ze zich als pleeggezin uitschrijven bij de pleegzorgvoorziening. Nazorg wordt ingezet indien de preventieve inzet van Safer Caring en ondersteuning in en rond het pleeggezin niet als voldoende wordt ervaren door pleegouders.
Doel Hoofddoel: Het optimaliseren van zorg aan pleegouders in de directe- en in de nafase van een geplande/ on geplande beëindigde pleegzorgplaatsing die door pleegouders als problematisch wordt ervaren. Subdoelen: Pleegouders zijn begeleid in het proces van verlies waarin ze verkeren. Pleegouders hebben inzicht in hun gevoelens, gedrag en gedachten die met dit verlies gepaard gaan. Pleegouders geven betekenis aan dit verlies. Pleegouders kunnen de verlieservaring op passende wijze integreren in hun eigen levensverhaal. Verwachte neveneffecten: Op casus niveau: vermindering emotionele schade voor het hele systeem. Goede verwerking van deze ervaring komt de volgende pleegzorgplaatsing en dus het volgende pleegkind ten goede. Afbreukrisico’s worden verkleind. Behoudt pleeggezinnen voor de organisatie. Positieve reclame pleegzorg. Leermoment systeem en pleegzorgvoorziening.
Doelgroep De module is gericht op pleeggezinnen van Jeugdhulp Friesland, die te maken hebben met een geplande of ongeplande uitplaatsing van het pleegkind in hun gezin en een behoefte, hulpvraag hebben op het gebied van nazorg. Het gaat daarbij om zowel netwerk-, bestandsgezinnen als Gezinshûsen. Er is sprake van een problematisch ervaren van een uitplaatsing van een pleegkind, wat zich uit in emoties en gedrag.
Aanpak2 De module bestaat uit vier bijeenkomsten.
1
Daar waar pleegouders staat in de tekst kan ook gezinshûsouder gelezen worden.
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg Pagina 3 ! /!25 2 Een handleiding voor de nazorggesprekken aan pleegouders wordt nog uitgeschreven. De inhoud beschrijft concreet de methodiek, het programma, de technieken en de middelen voor de gespreksvoering met pleegouders
Bijeenkomst 1: het inventarisatie gesprek Door het tekenen van de verliesdriehoek kunnen pleegouders vertellen over belangrijke aspecten van de uitplaatsing en hun beleving en coping hierbij. Pleegouders krijgen indien nodig een opdracht mee voor de komende weken die zicht richt op stabilisatie, ontladen en/of ontspanning. Bijeenkomst 2: interventie Er wordt psycho-educatie gegeven aan de hand van het Duale ProcesModel (DPM). Er is aandacht voor verschillen in de beleving tussen pleegouders, hun socialisatie en de onderlinge verbinding tussen pleegouders wordt vergroot. Spanningsbronnen en krachtbronnen worden verbonden met de verliesdriehoek uit bijeenkomst 1. Bijeenkomst 3: interventie Er wordt teruggekomen op gemaakte afspraken/effecten en besproken wat er nog nodig is. Ook is er aandacht voor de kinderen en de onderlinge communicatie. Er vindt psycho-educatie plaats over reacties bij stress en trauma bij uitgeplaatste pleegkind maar ook aan (pleeg)kinderen die nog in het (pleeg)gezin wonen.(o.a. Safer Caring en vanuit ‘Omgaan met het getraumatiseerde kind’). Er wordt met pleegouders de alarmbel (Amygdala) en de ‘window of tolerance’ besproken. Bijeenkomst 4: De afronding Na terugblik wordt gekeken of de nazorg voldoende heeft opgeleverd of dat doorverwijzing aan de orde is. Ook worden vervolgafspraken gemaakt aangaande het pleegouderschap. (wel/niet doorgaan; type en tempo herplaatsingen en opnemen aandachtspunten in pleegouderbegeleidingsplan)
Onderzoek Er zijn geen studies voorhanden die zich richten op effectonderzoek van inzet van een dergelijke module nazorg. Er zijn ook geen procesevaluaties bekend. Uit de literatuurstudie van I. Wiebing (2013) blijkt dat er nog weinig onderzoek is gedaan over de impact van een uitplaatsing en de gevolgen daarvan voor het pleeggezin. Er zijn tot op heden geen studies voorhanden. Om het zorgaanbod aan te kunnen laten sluiten bij de behoefte en hulpvraag van pleegouders is een intern onderzoek uit te voeren binnen de pleegzorg van Jeugdhulp Friesland. Daartoe is een vragenlijst ontwikkeld ten behoeve van persoonlijke interviews opdat gegevens en uitkomsten goed met elkaar vergeleken konden worden. Deze input vanuit de pleegzorgpraktijk én de actuele visie over omgaan met rouw en verlies, het Duale Proces Model, vormden het uitgangspunt bij het schrijven van deze module.
A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING
1. Risico- of probleemomschrijving De module “nazorg pleegouders uitplaatsing pleegkind” richt zich op het pleeggezinPagina op het Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsingbijpleegkind - Pleegzorg 4 ! /!25 moment dat er sprake is van het beëindigen van een plaatsing van een pleegkind in hun gezin. Uit de pleegoudertevredenheidstoets van Jeugdhulp Friesland (P-toets, voorjaar 2013) bleek dat 33%
van de pleegouders die een einde plaatsing meemaakten, onvoldoende steun vanuit de pleegzorgbegeleiding hebben ervaren of gekregen. Vooral de ongeplande, afgebroken uitplaatsingen van het pleegkind blijken veel impact te hebben op het pleeggezin. Het is veelal schokkend verlies en een dergelijke uitplaatsing kan soms zelfs traumatiserend zijn voor het pleeggezin. In de negen persoonlijke gesprekken die met pleeggezinnen in het kader van de ontwikkeling van deze module zijn gevoerd, werd de zogenaamde verliesdriehoek uitgevraagd. Hierdoor werd duidelijk wat de impact kan zijn van een ongeplande uitplaatsing, hoe de coping verloopt van pleegouders, wat het effect daarvan is en welke steun pleeggezinnen in dergelijke situaties ervaren. Ook is geïnventariseerd wat pleegouders missen, wat hun behoefte en hulpvraag is en waar verbeterpunten liggen. Al deze informatie bij elkaar geeft weer dat van pleegouders veel wordt verwacht in het opvangen van pleegkinderen gedurende het voortraject en gedurende het plaatsingstraject en dat er onvoldoende aandacht is voor de directe fase en nafase bij uitplaatsing van een pleegkind. Wanneer er geen aandacht is voor zowel het verlies als het herstel na deze vaak ingrijpende gebeurtenis kunnen de gevolgen groot zijn. Zowel voor het pleeggezin, als het pleegkind als voor de pleegzorgvoorziening. Zeker in het geval van een ongeplande, afgebroken plaatsing. Juist dan blijven pleeggezinnen veelal met ‘losse eindjes’ zitten en lopen zij emotionele schade op, die zij zelf(s) soms als traumatisch beleven. Het is noodzakelijk dat hier zicht op is / aandacht voor is. Er bestaat anders een groot risico op een pijnlijke ‘erfenis’ voor het pleegkind én voor het pleeggezin, op een negatieve uitwerking tijdens andere of volgende pleegzorgplaatsingen of op hun eigen gezinssysteem. Signalen die kunnen wijzen op een problematisch ervaren van een uitplaatsing kunnen gerelateerd worden aan stresssignalen, gecompliceerde rouw en trauma. Deze signalen kunnen geplaatst worden op een continuüm waarbij de beleving van personen kan variëren van normaal afscheid na uitplaatsing; naar normale rouw; naar verstoorde rouw; naar gecompliceerde rouw en naar traumatische ervaringen (PTST). Bijbehorende signalen vanuit dit continuüm kunnen zijn: -
Verdriet Positief over leven en toekomst Herinneringen zijn troostend Er is controle over de pijn Gevoelens van schuld en/of schaamte Prikkelbaarheid, boosheid, gevoelens van stress Neerslachtig gevoel Handelingsverlegenheid Discrepantie tussen verstand en gevoel Piekeren, slaapproblemen, vermoeidheid; moeite met ontspannen Hoofdpijn Verminderde eetlust, gewichtsverlies Irritaties en onbegrip in relatie tussen pleegouders onderling Steeds aan pleegkind moeten denken, teleurgesteld zijn in pleegkind Angst voor represailles zowel vanuit hulpverlening als pleegkind Pleegouders ervaren weinig steun vanuit hun eigen netwerk Pleegouders vermijden/ontkennen/bagatelliseren wat er is gebeurd Gevoel van verscheurd verlangen, gemis, wanhoop Negatieve gedachten over het leven en toekomst zonder het pleegkind Aanhoudend zich richten op verleden en het verlies Pijnlijke en traumatische herinneringen hebben (ongewild of bewust opzoeken) Pijn heeft controle over de persoon.
Bij bovenstaande moet de opmerking gemaakt worden dat de meeste signalen niet sec in een continuüm te zetten zijn, als zijnde; dit hoort bij normaal, dat bij verstoord en dat hoort bij gecompliceerd. Veel signalen zijn in de eerste tijd na een verlies- ervaring normaal. Het is goed om daar aandacht voor te hebben en uitleg over te geven. De meeste mensen beschikken over voldoende veerkracht om met verliessituaties om te gaan maar hebben daar vaak ook een steunend netwerk bij nodig. Daar waar signalen voor langere tijd indringend en hinderlijk aanwezig zijn, niet afnemen, en er gedurende geruime tijd een disbalans ontstaat tussen verlies en herstel, dreigen verstoringen en complicaties. Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 5 ! /!25
Binnen de pleegzorg is er bij jeugdigen op grond van hun ervaringen meer dan gemiddeld sprake van risicovol gedrag/trauma wat leidt tot een verhoogd risico op secundaire traumatisering. Binnen Jeugdhulp Friesland is in 2014 de methodiek Safer Caring geïmplementeerd. Om de fysieke en emotionele veiligheid van de jeugdige in het pleeggezin te vergroten en secundaire traumatisering van pleegouders te voorkomen, worden veiligheid en risico’s bespreekbaar gemaakt, in kaart gebracht en maatregelen genomen. Bij de zorg en opvang aan pleegkinderen die ernstig zijn verwaarloosd, mishandeld of misbruikt, lopen pleegouders meer dan gemiddeld het risico op secundaire traumatisering groter dan gemiddeld. Dit betekent dat pleegouders (maar ook hulpverleners) zich de verhalen van de kinderen zo aantrekken dat ze hieronder zelf gaan lijden. Of het tegendeel, men wordt het beu om elke keer weer die ellende aan te horen en sluit zich voor de emoties van anderen af. Beide reacties, het emotioneel lijden door de verhalen of juist in een afwerende houding schieten kunnen duiden op secundaire traumatisering en kan uiteindelijk leiden tot burn-out. Een geplande en ongeplande uithuisplaatsing van een pleegkind kan latent aanwezige stress activeren en vergroten.
2. Doel van de module Hoofddoel: Het optimaliseren van zorg in de directe fase en in de nafase van een beëindigde pleegzorgplaatsing. Dit betekent een verbetering in de kwaliteitszorg aan pleegouders. Pleegouders ervaren daarmee een verbeterd psychosociaal welbevinden doordat zij: zijn begeleid in het proces van verlies waarin ze verkeren. inzicht hebben in hun gevoelens, gedrag en gedachten die met dit verlies gepaard gaan. betekenis kunnen geven aan dit verlies de verlieservaring op passende wijze kunnen integreren in hun eigen levensverhaal. Pleeggezinnen blijven gezonder doordat er erkenning, aandacht en begeleiding is voor hun verlieservaring, hierdoor hebben ze meer te bieden voor andere (reeds geplaatste of nog te plaatsen) pleegkinderen. Daarnaast zal het positieve invloed hebben op hun eigen gezinssysteem (eventuele partner en kinderen).
3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? De module “Nazorg voor pleeggezinnen bij uitplaatsing pleegkind” is bedoeld voor pleegouders die een geplande of ongeplande uitplaatsing van een pleegkind hebben meegemaakt en ten gevolge daarvan behoefte hebben aan nazorg in de vorm van een aantal ondersteunende gesprekken. Het gaat daarbij om zowel netwerk- als bestandsgezinnen als gezinshûsouders. Uit o.a. de interviews is gebleken dat er tot nu toe te weinig aandacht is geweest voor de impact van een uitplaatsing van een pleegkind en daarmee voor de emoties, cognities, het psychosociale welbevinden van pleegouders en hun gezin.
3.2 Indicatie en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, psychiatrische problemen, gezin gerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan. Kinderen en jeugdigen met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma’s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook jeugdigen op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden kinderen met een strafrechtelijke maatregel behandeld (Gedrag beïnvloedende maatregel). Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 6 ! /!25
De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis onder het hoofdstuk Doelgroepenbeleid. Deze folder is te downloaden op www.jeugdhulpfriesland.nl onder het tabblad ‘Jeugdhulp Friesland’. Voor de module ‘Nazorg aan pleeggezinnen’ gelden naast de algemene indicatiecriteria en contraindicaties de volgende indicatiecriteria en contra-indicaties. Indicatiecriteria Er is in het pleeggezin sprake van een geplande of ongeplande uitplaatsing van het pleegkind en bij een of bij beide pleegouders is mede daardoor sprake van betekenisgeving (cognities), gedrag of beleving die leidt tot verstoring van dagelijks functioneren of handelen. Het kan daarbij gaan om lichte signalen behorend bij verstoorde rouw tot zwaardere signalen die behoren bij complexe rouw. De impact van deze uitplaatsing op het pleeggezin is dusdanig dat pleegouders behoefte hebben aan extra ondersteuning in de vorm van de module Nazorg. Contra-indicaties Signalen die behoren bij normale rouw, het dagelijks leven niet verstoren en die opgevangen kunnen worden met lichtere vormen van ondersteuning vanuit netwerk of pleegouderbuddies. Waarbij pleegouders beschikken over voldoende veerkracht om met de verlieservaring om te gaan. Signalen met betrekking tot betekenisgeving die opgepakt kunnen worden door een geestelijk verzorger maar die niet leiden tot verstoring dagelijks functioneren Trauma’s zoals PTSS die leiden tot een ernstige verstoring in het dagelijks leven en die behandeld dienen te worden door een specialist. 3.3 Toepassing bij migranten Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4
Aanpak van de module
4.1 Indicatie module nazorg, toeleiding en door wie? Middels de methodiek Safer Caring worden risico’s in gedrag van jeugdigen preventief in kaart gebracht, gewogen en in een plan van aanpak maatregelen met alle betrokkenen vastgesteld. Er is hierbij voortdurend aandacht voor de impact van de plaatsing op pleegouders en signalen van stress. In het kader van Safer Caring, wordt pleegouders zelf geleerd ‘aware’ te zijn op eigen signalen en behoeften met betrekking tot risico’s, overbelasting, secundaire traumatisering en in het ergste geval een post traumatische stressstoornis. Pleegouders wordt geleerd in het zichzelf monitoren en activeren van hulpbronnen. De pleegzorgbegeleider is hierin ondersteunend en faciliterend. Daar waar een plaatsing (ongepland of gepland) wordt beëindigd volgt er altijd een eindevaluatie van de plaatsing. Deze voert de pleegzorgwerker uit die het betreffende traject heeft begeleid. Deze eindevaluatie bestaat uit twee gesprekken, waarbij het eerste gesprek gekenmerkt wordt door de praktische zaken. Het tweede gesprek richt zich op het psychosociaal welbevinden van pleegouders. De pleegzorgbegeleider checkt signalen van rouw op het continuüm en is alert op de mogelijkheid dat pleegouders op dat moment soms niet goed de impact van de uitplaatsing kunnen voelen. De pleegzorgbegeleider inventariseert met pleegouders of er hulp nodig is. Indien dit het geval is bespreekt de pleegzorgbegeleider of lichte reguliere vormen van ondersteuning (pleegouderbuddy3) nodig zijn en door pleegouders als voldoende worden aangemerkt. Daar waar dit niet het geval is, wordt gekeken of de hulpvraag van pleegouders zicht op richt op betekenisgeving (zingeving/geloof), waarbij wordt gekeken of de geestelijk verzorger van Jeugdhulp Friesland ingeschakeld zou moeten worden. Indien de hulpvraag zich richt op verlieservaring die zich complexer lijken aan te dienen wordt de inzet van de module Nazorg besproken met pleegouders. Lijken de signalen te wijzen naar vorm(en) van trauma dan wordt met pleegouders de inzet van een externe professional besproken. Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg 3
In ontwikkeling
Pagina 7 ! /!25
De pleegzorgwerker stemt de in te zetten vorm van zorg af met de gedragswetenschapper, het betreft een zogenaamde kernbeslissing. Indien de indruk bestaat dat de module Nazorg de best passend is wordt besproken of de module het best uitgevoerd zou kunnen worden door de pleegzorgwerker die de plaatsing heeft begeleid (dit heeft de voorkeur) of dat het meer helpend is om de begeleiding door een collega pleegzorgbegeleider uit te laten voeren. Immers, in sommige situaties (conflictsituaties of ontevredenheid pleegouders over begeleiding) kan dit beter zijn. Bij twijfel over de inzet van welke vorm van nazorg wenselijk is binnen de range verstoorde tot complexe rouw, kan men een pleegzorgbegeleider consulteren die aandachtsfunctionaris is op het gebied van rouw en verliesbegeleiding. Verwacht wordt dat in de meeste gevallen de eigen pleegzorgwerker de nazorg in het pleeggezin kan uitvoeren. Het voordeel is dat de pleegzorgwerker de ins en outs van de uitplaatsing kent en al langere tijd samenwerkt met pleegouders. De keuze hangt uiteindelijk af van op welk levensterrein er vragen en/of zorgen zijn en wat het beste aan zal sluiten bij de behoefte van het pleeggezin.
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 8 ! /!25
In schema ziet het er als volgt uit: (On)geplande uitplaatsing 1 week na uitplaatsing
Gesprek praktische zaken (PZW en pleegouders) 2 à 3 weken na uitplaatsing
Gesprek welbevinden pleegouders (PZW en pleegouders) Binnen 1 week
Kernbeslissing Inzet module Nazorg Waarbij het principe geldt dat er gekeken wordt naar een zo licht mogelijke vorm van hulp, startend bij optie 1, indien dit niet mogelijk is is, optie 2 en zo verder. (PZW en GW)
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Geen verder zorg nodig.
Inzet geestelijk verzorger
Inzet Module Nazorg pleegzorgwerker of
Optie 4 Module Nazorg lijkt onvoldoende te bieden; externe hulpverlening wordt geadviseerd door JHF
Startpunt module Nazorg Binnen 4 à 5 weken na uitplaatsing Gesprek 1 Presentie en interventie 3 tot 6 weken na gesprek 1 Gesprek 2 Presentie en interventie 6 tot 12 weken na gesprek 1 Gesprek 3 Presentie en interventie Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 9 ! /!25
12 tot 18 weken na gesprek 1 Gesprek 4 Presentie en interventie
4.2 Structuur en opbouw Hieronder een globale opzet van de module Nazorg. Deze is gebaseerd op de nieuwste visie over omgaan met rouw en verlies. De uitkomsten van de interviews met zowel pleegouders als hulpverleners hebben input gegeven voor de inhoud. Met één pleeggezin is een soort van pilot Nazorg gedraaid. Algemeen. De module kent een vaste structuur en opbouw en maar blijft daarnaast maatwerk. Het gaat vooral om de beleving van pleegouders, over de impact, de coping, kunnen ontladen, psycho-educatie en het betekenis kunnen geven. Door middel van het aanbrengen van structuur en kaders is er wel een begin en eind aan deze vorm van nazorg. Van belang is dat de pleegzorgbegeleider de onderwerpen aan bod laat komen die in de handleiding nazorg staan opgenomen. De volgorde hierbij is ondergeschikt aan de inhoud. Om goed aan te kunnen sluiten bij pleegouders wordt gestart met daar waar pleegouders vragen hebben. De verliesdriehoek uitvragen is een eenvoudige manier om structuur te bieden, allen aan het woord te laten en geeft inzicht in het gebeuren, waar mensen zitten qua gedrag en gevoelens en hoe de onderlinge contacten hierover zijn. (zie bijeenkomst 1) Sensitiviteit, responsiviteit en de kennis van de pleegzorgbegeleider is onontbeerlijk om een goede balans te vinden tussen structuur vasthouden en aanpassen aan daar waar pleegouders zijn. Een aandachtspunt in de nazorggesprekken zijn ook de eigen kinderen van pleegouders en eventuele andere pleegkinderen die in het gezin wonen. Het is van belang dat iedereen wordt gezien in het verlies omdat alleen op die manier een transparante communicatie in het gezin bevorderd kan worden. Naast het verbale in de module nazorg behoeft het non verbale ook aandacht. Alert zijn op lichaamssignalen, momenten aan bieden om te kunnen ontspannen en te kunnen ontladen door middel van bijvoorbeeld oefeningen zijn belangrijke hulpmiddelen. Bijeenkomst 1: het inventarisatie gesprek In dit gesprek wordt het kader en het doel van de nazorggesprekken besproken. Ook wordt besproken dat de gesprekken vertrouwelijk zijn tenzij ingrijpen gewenst is omwille van stabiliteit, continuïteit en veiligheid. Ook de relatie met het pleegouderbegeleidingsplan wordt bij de start uitgelegd. In deze bijeenkomst wordt de verliesdriehoek getekend en uitgelegd. Deze verliesdriehoek vormt het kader waaraan pleegouders hun verhaal gaan vertellen. Hiermee komen de volgende gespreksonderwerpen aan de orde: de feiten rond de uitplaatsing, de beleving hierbij en het omgaan met (coping) van pleegouders en de mate waarin pleegouders steun ervaren (support). Dit laatste kan gaan om steun van elkaar, steun van de voorziening en steun uit eigen netwerk. De pleegzorgwerker is alert , en vraagt door op de verlieservaringen vanuit de eigen geschiedenis van pleegouders. Er kan een opdracht worden meegegeven voor de komende weken gericht op stabilisatie, ontladen en/of ontspanning. Bijeenkomst 2: interventie Er vindt psycho-educatie plaats aan de hand het Duale ProcesModel (DPM) en uitleg over de noodzaak om verschillen tussen pleegouders te erkennen vanuit de invloed van o.a. de eigen socialisatie. Er is aandacht voor het stimuleren van de onderlinge verbinding- waar kunnen pleegouders er voor elkaar zijn -met in achtneming van de onderlinge verschillen. Aan het eind van deze bijeenkomst worden de spanningsbronnen en krachtbronnen van het ‘nu’ geïnventariseerd en in verbinding gebracht met de verliesdriehoek uit bijeenkomst 1. Er worden afspraken gemaakt over verdere acties bijvoorbeeld met betrekking tot overdacht, contact pleegkind, zelfzorg. Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Bijeenkomst 3: interventie
Pagina 10 ! /!25
In deze bijeenkomst wordt teruggekomen op de gemaakte afspraken. Er wordt stil gestaan bij wat de nazorg tot zover heeft gebracht; wat nog nodig is en er is aandacht voor de kinderen en de onderlinge communicatie. Er volgt verder uitleg over reacties bij stress en trauma vanuit de informatie van o.a. Safer Caring en vanuit ‘Omgaan met het getraumatiseerde kind’. De theoretische kennis over de het behandelen van de alarmbel (Amygdala) en de ‘window of tolerance’ wordt gekoppeld aan pleegouders zelf. Het doel hiervan is om zicht te krijgen in hoeverre patronen bij pleegouders mogelijk parallel lopen met het uitgeplaatste pleegkind, maar ook gekoppeld aan (pleeg)kinderen die nog in het pleeggezin wonen. Bijeenkomst 4: De afronding Er wordt terug gekeken en naar de huidige stand van zaken en er worden vervolg afspraken gemaakt aangaande het pleegouderschap. Gecheckt wordt of het nodig is om de pleegzorgvariant waar pleegouders voor hadden gekozen bij te stellen en welke periode van rust pleegouders nodig hebben tot een volgende plaatsing. Een andere te bespreken optie is dat zij mogelijk willen stoppen met iedere vorm van pleegouderschap. Indien pleegouders door willen gaan en dit ook wordt ondersteund vanuit de pleegzorg, wordt afgesproken wat uit deze ervaring meegenomen kan/moet worden als aandachtspunt binnen het pleegouderbegeleidingsplan (POB). De wens van pleegouders wordt door de pleegzorgbegeleider besproken met de gedragswetenschapper en door deze afgewogen. Het betreft een zogenaamde kernbeslissing, een multidisciplinaire beslissing die de pleegzorgbegeleider altijd neemt in afstemming met een gedragswetenschapper. Ook wordt afgesproken op welke manier Safer Caring door pleegouders in het nieuwe plaatsingstraject geactiveerd kan worden ter verhoging van veiligheid en ter voorkoming van stress en/of secundaire traumatisering. 4.3 Frequentie en intensiteit De nazorg wordt in 4 gesprekken aangeboden en duren 90 tot 120 minuten per keer. Van pleegouders wordt gevraagd om beide aanwezig te zijn indien er sprake is van een pleegouderpaar. Dat is belangrijk omdat tijdens de interviews is gebleken dat er snel ruis en verwijdering gaat ontstaan omdat elk mens anders met verlies omgaat. Het is essentieel dat pleegouders van elkaar weten wat de eigen beleving is en hoe ze hier persoonlijk mee dealen (coping). Wederzijds begrip, leren elkaar te zien en te ondersteunen in tijden van rouw, als ook psycho-educatie is daarbij van groot belang. Het is een gegeven dat juist in kwetsbare periodes van rouw, verlies er een groot risico ontstaat dat mensen van elkaar gaan verwijderen. Dit is ook wat onder andere in de interviews naar voren kwam. Het voeren van een aantal gesprekken verdeeld over de tijd is wenselijk gezien het natuurlijk verloop, de eigen veerkracht van de mens in het omgaan met verlies. Vanuit de resultaten van de interviews kiezen we voor de volgende stappen qua tijdspad: Direct bij uitplaatsing van het pleegkind vindt in de eerste week een eindevaluatie plaats waarin voornamelijk de praktische afhandeling van de pleegzorgplaatsing centraal staat. Hierin wordt nazorg genoemd als zijnde bestaand aanbod en wordt aangegeven dat dat er binnen twee weken nog een gesprek plaats zal vinden om stil te staan bij de impact van de uitplaatsing van het pleegkind voor het gezin. Dit vervolggesprek zal er altijd zijn. Aan de hand van dit gesprek wordt vervolgens besloten of de module nazorg ingezet zal worden. Als de inzet van de module nazorg nodig is, vindt na uitplaatsing: Binnen 3 weken het eerste nazorggesprek plaats (Zie voor de inhoud hierboven: bijeenkomst 1). Binnen 3 tot 6 weken het tweede gesprek (Zie voor de inhoud hierboven: bijeenkomst 2). Binnen 6 tot 12 weken het derde gesprek (Zie voor de inhoud hierboven: bijeenkomst 3). Binnen 12 tot 18 weken het vierde gesprek (Zie voor de inhoud hierboven: bijeenkomst 4) 4.4 Duur De duur van de module is 18 weken. 4.5 Setting Bij pleegouder(s) thuis waarbij de betrokken pleegouder(s) aanwezig zijn.
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 11 ! /!25
4. Materialen en links Een concrete handleiding over de uitvoering van de module Nazorg wordt nog uitgeschreven. Hierin wordt de actuele visie op rouw, houdingsaspecten van de medewerker, methodiek en hulpverleningstechnieken behandeld. Ook een training van twee dagdelen voor pleegzorgmedewerkers wordt momenteel ontwikkeld. De verbinding met de methodiek Safer Caring wordt hierin nadrukkelijk gelegd.
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 12 ! /!25
B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Binnen Jeugdhulp Friesland werken we met het uitgangspunt ‘vijf keer gezin’ (Wielink, 2014), met als volgorde van voorkeur: 1. Het eigen gezin; 2. Een netwerk(pleeg)gezin; 3. Een pleeggezin; 4. Een pleeggezin met pleegzorg extra; 5. Een Gezinshûs. Daar waar het opgroeien van een jeugdige ondanks ingezette hulp binnen het eigen gezin (tijdelijk) niet lukt is een pleeggezin dus het eerstvolgende alternatief. Binnen de pleegzorg gaat vervolgens waar mogelijk de voorkeur uit naar een netwerkgezin, aangezien uit verschillende onderzoeken blijkt dat de kans op hereniging met ouders groter is als er sprake was van een netwerkplaatsing (Kimberlin, Anthony & Austin, 2009, in: Baat & Bartelink, 2013). De module Nazorg draagt indirect bij aan dit 5x gezinsbeleid door betrokken pleegouders na een uitplaatsing zo te ondersteunen dat zij beschikbaar blijven voor het (tijdelijk) opvoeden van andere pleegkinderen Binnen de jeugdhulpverlening wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van pleegzorg. Het biedt kinderen uit een moeilijke, vaak onveilige (thuis)situatie de gelegenheid om (tijdelijk) te verblijven in een zo natuurlijk mogelijke situatie, namelijk opgroeien in een gezin. Pleegouders stellen vrijwillig hun huis en hart open en zorgen daarmee voor vaak voor kinderen en jongeren die lijden onder de gevolgen van traumatiserende gebeurtenissen of omstandigheden. De impact hiervan op het pleeggezin is groot, soms ook schokkend en/of beangstigend (van Oijen, 2013). Naast de reguliere indicaties voor pleegzorg worden steeds meer kinderen met dubbele diagnoses binnen pleegzorg geplaatst. Óók kinderen die voorheen ‘te zwaar’ voor pleegzorg werden bevonden en in een 24 uurs voorziening verbleven. De problematiek van de pleegkinderen en de impact hiervan op het pleeggezin, maakt dat pleegzorg één van de meest gecompliceerde vormen van jeugdhulpverlening is. Dit komt door het spanningsveld tussen de verschillende belanghebbenden (Van de Bergs & Weterings, 2007). Vooral pleegouderschap van jeugdigen met risicovol gedrag en/of trauma leidt tot een verhoogd risico op secundaire traumatisering bij pleegouders. In het voorjaar 2013 werd door Jeugdhulp Friesland een tevredenheidsmeting gedaan onder alle bij de organisatie ingeschreven pleegouders; de zogenaamde P-Toets 2013. De 295 respondenten (48 procent van het totale pleegouderbestand op dat moment) waardeerden Jeugdhulp Friesland gemiddeld met het cijfer 7,2. Van de groep respondenten gaf 33% een einde plaatsing (gepland of ongepland) te hebben meegemaakt en ontevreden te zijn over de steun en opvang hierbij vanuit de instelling. In haar verbeterplan 2013 stelt Jeugdhulp Friesland dat enerzijds meer onderzoek nodig is naar de achtergrond van de 33 % en noemt anderzijds de methodiek ‘Safer Caring’ als antwoord. In 2013 hebben 21.606 kinderen in Nederland voor korte of langere tijd gebruik gemaakt van pleegzorg dankzij de inzet van 16.065 pleeggezinnen (Factsheet Pleegzorg Nederland, 2013). In Friesland werden in dat jaar 605 kinderen opgevangen in pleegzorg en waren 595 pleeggezinnen hiermee doende. Simon van Oijen (2010) zegt in zijn onderzoek ‘Resultaat van pleegzorgplaatsingen’ dat in Nederland binnen de langdurige pleegzorgplaatsingen, in 45,7 procent sprake is van een breakdown. Hierbij bedroeg de gemiddelde duur van de plaatsingen 13 maanden en betrof het pleegkinderen van 11 jaar en ouder. In welke aantallen er sprake is van een breakdown in de Friese pleeggezinnen is niet duidelijk. In de literatuur wordt summier, in een enkele zin, iets vermeld over de effecten van een ongeplande uitplaatsing (zogenaamde breakdown) voor pleegouders. Terwijl verwacht mag worden dat de impact hiervan voor alle betrokkenen groter, minder gecontroleerd en schokkender is dan de geplande uitplaatsing die voorbereid is. Specifieke aandacht, gegevens en kennis ontbreekt; tot op heden zijn vooral de oorzaken van een breakdown onderzocht en niet de impact en gevolgen. In ‘Resultaat van pleegzorgplaatsingen’ van Simon van Oijen (2010) wordt vermeld dat een afgebroken plaatsing voor een pleeggezin tot spanningen in depleegkind gezinsrelaties kan leiden (Gilbertson & Barber, 2003; Redding, Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing - Pleegzorg Pagina 13 ! /!25 Fried & Britner, 2000). Ook kunnen pleegouders gevoelens van falen ontwikkelen (Denby, Rindfleisch & Bean, 1999; Mint, 1999). Vooral daar waar vertrek van het pleegkind niet gepland was,
kunnen er gevoelens van verlies en rouw bij pleegouders zijn. Stressklachten zoals slaapstoornissen, prikkelbaarheid en vermoeidheid kunnen daarbij ontstaan. Mede afhankelijk van de voorafgaande processen tijdens de plaatsing, kan het definitieve afscheid van het pleegkind een burn-out van het pleeggezin veroorzaken of leiden tot een traumatische ervaring. Wanneer het pleegouders niet lukt om het verdriet een plek te geven, kan het zover komen dat zij volledig stoppen met pleegzorg (Brown & Calder, 1999; Edelstein ea, 2001). Voor de zorgaanbieder wordt verlies daarmee ook een feit; het pleeggezin besluit zich uit te schrijven en is niet meer beschikbaar als pleeggezin (Strijker en Zandberg, 2001). Ook komt het voor dat wegens structurele en/of ernstige instabiliteit van het pleeggezin de zorgaanbieder zelf over moet gaan tot uitschrijving van het pleeggezin. Hoe dan ook heeft het afscheid psychsociale en emotionele gevolgen. Voor het pleegkind zelf én voor pleegouders (Kennisboek pleegzorg, Strijker, 2009). Het is essentieel dat hulpverleners tijdig problemen signaleren en het pleeggezin en pleegkind ondersteunen en begeleiden bij het afscheid nemen (Onderzoek ‘Pleegouders een investering waard’, 2013). Het trainingsprogramma Safer Caring heeft in dit kader een belangrijke ondersteuning te bieden. Deze methodiek leert zowel hulpverleners als pleegouders aan, signalen van secondaire stress en overbelasting vroegtijdig zelf te onderkennen en bespreekbaar te maken. Tijdens de pleegzorgplaatsing wordt deze methodiek ingezet en biedt zij handvatten om een veilige en ondersteunende woonplek aan een pleegkind te kunnen waarborgen. Jeugdhulp Friesland doet hiermee een aanbod dat gericht is op signalering, preventie en zelfregulatie en dat is vooral van belang om ongeplande uitplaatsingen tegen te gaan. Indien deze preventieve inzet niet voldoende is, blijft het belangrijk dat er ook aanvullende zorg ‘bij de achterdeur van pleegzorg’ is. Zo normaal en licht als mogelijk, maar indien er meer nodig is -blijkt uit de P-Toets én inmiddels ook uit de persoonlijke interviews met pleegouders en medewerkers van pleegzorg- is ook een aanvullend aanbod in de vorm van de module Nazorg een noodzaak.
Resultaten interviews pleegouders en medewerkers De resultaten van de interviews geven een duidelijk beeld van de impact van in dit geval een afgebroken plaatsing bij negen pleeggezinnen. Ook wordt meer zicht verkregen op de coping van pleegouders en de mate waarin zij steun ervaren. Zowel pleegouders als medewerkers hebben hun wensen, behoeften kenbaar gemaakt en doen goede praktische, concrete aanbevelingen om het zorgaanbod te verbeteren. Uit literatuuronderzoek als ook uit de gepleegde interviews met negen pleegouders en zes medewerkers van Jeugdhulp Friesland (2014) blijkt dat de beëindiging van een pleegzorgplaatsing van grote impact is op het pleegkind zelf, als ook op het pleeggezin. In geval van een afgebroken plaatsing, krijgt de beëindiging door de abruptheid nog een extra dimensie. In die gevallen is het afscheid niet voorbereid en verblijft het pleegkind van het ene op het andere moment niet meer in het pleeggezin. Voor het pleeggezin als ook voor het pleegkind kan er dan sprake zijn van schokkend verlies of soms zelfs van traumatisch verlies. De fysieke en psychosociale gevolgen van een uitplaatsing kunnen groot zijn. Vooral in de directe fase van de uitplaatsing. De heftigheid van ervaren gevoelens, cognities en andere fysieke gevolgen nemen af naarmate er meer tijd over de uitplaatsing heen is gegaan. Vooral daar waar pleegouders pubers opvingen met ernstig gedragsproblemen, bleken zij vooral in de laatste periode van de plaatsing op de overleefstand te hebben gestaan. Niet zozeer de impact van de uitplaatsing, maar de impact van de plaatsing was in de directe fase na uitplaatsing voor hen voelbaar. Omdat de intensiteit van de gevolgen en beleving afneemt naarmate de uitplaatsing langer is geleden, is het aan te raden om de gesprekken daarop op aan te laten sluiten. Daarmee ontstaat een goed beeld in hoeverre pleegouders in staat zijn, veerkrachtig genoeg zijn, om zelf de draad weer goed op te pakken. Wanneer na vier maanden de gevoelens, gedachten en ervaringen nog zo indringend worden ervaren als in de eerste 2 tot 6 weken dan is er reden tot ongerustheid en dreigt een posttraumatische stressstoornis. Beëindiging van een pleegzorgplaatsing omvat meer dan afscheid nemen van het pleegkind. Het brengt ook veranderingen in de gezinsrelaties en op diverse levensgebieden in het gezinssysteem als zodanig met zich mee. Onder andere rollen, posities, onderlinge verhoudingen, taken, zingeving, dagindeling en tijdsinvestering komen onder druk te staan en raken in meer of mindere mate uit balans. Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg Pagina 14 ! /!25
Dat wat was, is verstoord en behoeft aandacht. Aandacht voor zowel de verlies- als voor de herstelkant in het pleeggezin is noodzakelijk. De meeste pleeggezinnen zullen zelf over voldoende veerkracht beschikken en een adequate coping hebben om betekenis te geven aan het verlies en aan de nieuw ontstane situatie in hun gezin. Echter, wanneer er géén of te weinig aandacht is voor dit verlies, en er géén of te weinig aandacht is voor de transformatie naar herstel, ontstaat er een groot risico voor alle betrokken partijen. De onuitgesproken gevoelens, gedachten en vragen kunnen, met alle gevolgen van dien, zichtbaar en/of onzichtbaar mee gaan spelen in een volgende pleegzorg plaatsing. Zo kan er een nieuwe voedingsbodem voor een afgebroken plaatsing ontstaan, nog vóór dat het volgende pleegkind geplaatst is. Ook is het niet ondenkbaar dat het volgende pleegkind ‘een erfenis’ mee krijgt van de voorafgaande plaatsing die op een vervelende, soms dramatische wijze geëindigd is. Ervaringen, gevoelens en cognities vanuit de oude pleegzorgsituatie kunnen door pleegouders (en/of hun kinderen) bewust of onbewust worden meegenomen in de volgende plaatsing. Daardoor kunnen extra triggers ontstaan tijdens de zorg aan het volgende pleegkind als ook in de samenwerking met ouders en met hulpverleners.
Verwachte effecten De te verwachten effecten van de module “Nazorg voor pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind” zijn: • • • • •
Vermindering van emotionele schade voor het gezinssysteem. Afbreukrisico’s volgende plaatsing worden verkleind Behoud pleeggezinnen voor de organisatie Positieve reclame pleegzorg Leermoment systeem en pleegzorgvoorziening
Werkzame factoren /mechanismen Tijdens de gesprekken met pleegouders is duidelijk naar voren gekomen dat erkenning, een luisterend oor, psycho-educatie, de zorg voor het uitgeplaatste pleegkind, een duidelijke plek moet krijgen. Ook het bevorderen en regelen van steun in de directe omgeving als, het bevorderen van de eigen awareness op vroeg signalering, en het bewustzijn op- en stimuleren van- zelfzorg zijn belangrijke onderwerpen om te bespreken en alert op te zijn. Als we het gepland of ongepland los moeten laten van een pleegkind vergelijken met een vorm van rouw die kan leiden tot problematische of complexe rouw en in sommige gevallen tot traumatische ervaringen, zien we dat overzichtsstudies die zich hierop richten dat alle vormen van interventies
een psycho-educatieve insteek hebben. Dit houdt in dat voorlichting over verlieservaringen en rouw centraal staan. Daarnaast richten zij zich allemaal op het versterken van vaardigheden om beter met het verlies om te kunnen gaan en om rouwgevoelens te kunnen uiten (Nienke Foolen Karen van Rooijen, 2013). Opnieuw betekenis kunnen geven door betrokkenen, is bedoeld om vat te krijgen en te houden op de wereld om hen heen en anderzijds om zich zelf te ontdekken en te snappen, Daar waar mensen geconfronteerd worden met indringende vragen, gebeurtenissen kunnen zich nare repeterende gedachten gevoelens opdringen en wil de mens betekenis geven en begrijpen. Psycho-educatie is informatief, inzicht gevend in mogelijkheden, in beperkingen en appelleert aan iets doen, aan actief zijn. De combinatie van je eigen verhaal kunnen vertellen (narratief) en het krijgen van psycho-educatie werkt ontlastend en normaliserend en is van invloed op coping en emotie-regulatie. Door het duiden ontstaat nieuwe intrapsychische ruimte, worden zaken hanteerbaar en is er meer (be)grip voor gevoel en gedrag. Verantwoording Er is geen Nederlands onderzoek en/of internationaal onderzoek dat zich richt op de theorie achter de module, de invulling van onderdelen of verglijkbare modules. Ook niet in het buitenland Pleegzorgvoorzieningen die zuinig zijn op hun pleegouders en in het pleeggezin investeren, investeren daarmee ook in het pleegkind én in de toekomst van de eigen voorziening als zorgaanbieder. De hypothese is dat de effecten van een (on)geplande uitplaatsing van het pleegkind in positieve zin beïnvloed kunnen worden wanneer er vanuit de organisatie aandacht is voor dit verlies in het pleeggezin. Aandacht voor de feitelijke gebeurtenis (impact), de persoonlijke wijze van omgang met het verlies (coping) en de sociale steun (support) in de verliessituatie van de uitplaatsing van het pleegkind. Belangrijk is om zicht te krijgen op de gebeurtenis, de emotionele reactie, de cognitieve betekenis, de verhouding draagkracht-draaglast, de ervaren steun en de Module Nazorg bij uitplaatsing pleegkind - inzetten. Pleegzorg Dit is van belang voor enerzijds de afronding Pagina 15 ! /!25 strategieën enpleeggezin vaardigheden die pleegouders van pleegzorgplaatsing en anderzijds de voortzetting van het pleegouderschap (Safer Caring).
Onderzoek verrichten vormde een eerste belangrijke stap. De praktijkgerichte onderzoeksmethode vanuit het Multi methodische Model (een professioneel werkmodel vanuit het maatschappelijk werk bestaande uit meerdere methoden en technieken die duidelijk beschreven zijn en onderling samenhangen) is toegepast. Signalen van (structurele) knelpunten werden in kaart gebracht door een aantal pleegouders persoonlijk te interviewen. Pleegouders die recent een breakdown hebben meegemaakt als ook enkele pleegouders die langer geleden een ongeplande uitplaatsing hebben meegemaakt. Dit heeft meer zicht gegeven op de impact en coping op korte en op langere termijn en op wat nodig is in de directe fase als in de nafase van de ongeplande uitplaatsing. Ook de beleving en visie van de pleegzorgwerker is meegenomen; een zestal pleegzorgmedewerkers zijn geïnterviewd. Er is bewust voor gekozen om input, informatie vanuit meerdere invalshoeken te verkrijgen. Bovendien worden pleegzorgwerkers zich zo ook meer bewust van het thema rouw en verlies binnen pleegzorg. Dit is onder andere belangrijk omdat er in de uitvoering van de module nazorg ook een rol voor de pleegzorgwerkers is weggelegd. De pleegzorgwerker kan een soort van poortwachtersfunctie bekleden bij beëindiging van een pleegzorgplaatsing en na multidisciplinair overleg met een gedragswetenschapper, kan hij/zij zelf nazorg bieden of daar waar nodig is (in-/ extern) verwijzen.
7. Samenvatting onderbouwing Pleegouders die problemen ervaren bij een geplande of ongeplande uitplaatsing van hun pleegkind kunnen door de inzet van de module Nazorg middels een veranderende betekenis geven en psychoeducatie, de ervaren cognities, belevingen en gedragingen die verstorend werken in het functioneren van pleegouders, normaliseren. Het leidt daarmee tot het weer emotioneel gezond functioneren van pleegouders en het opnieuw vorm kunnen geven aan het pleegouderschap waarbij ervaringen zijn geïntegreerd en een nieuwe plaatsing een optimale kans wordt gegeven. Het in kunnen inzetten van deze module draagt daarmee bij aan de kwaliteit van pleegzorg in het algemeen, de steun aan pleegouders, het welzijn van het (pleeg)kind en het behoud van pleegouders voor de organisatie.
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Een training “Omgaan met verlies-Module nazorg” voor de medewerkers pleegzorg gegeven door een gediplomeerde rouw en verliesbegeleider (tweejarige Post HBO opleiding) en een gedragswetenschapper. De training aan medewerkers bestaat uit twee dagdelen; één dagdeel over eigen verlies én over de nieuwste visie over omgaan met verlies namelijk Het Integratieve Model en het Duale Proces Model (DPM), een dagdeel over eigen hechting met betrekking tot present zijn (oefeningen) en het aanleren van een aantal technieken. (o.a. de lege stoel, een meditatie oefening voor het ervaren van eigen kracht, een oefening voor stressreductie, en de rituelentechniek). verbinding met Safer Caring. Er wordt er vanuit gegaan dat de pleegzorgmedewerker beschikt over de bij de functie behorende algemene kennis en vaardigheden op het gebied van systeemgericht werken, hechting, trauma, loyaliteit en Safer Caring.
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 16 ! /!25
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Een concrete handleiding over de inhoudelijke opzet en werkwijze per bijeenkomst van de module Nazorg.4 een complete training die is vastgelegd en overdraagbaar is.5 Ruimte in regulier begeleidingen. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatieindicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. In de volgende tevredenheidsmeting pleegouders (P-toets 2016) zal de inzet van de module Nazorg worden meegenomen. Meetbare effecten: • Op casusniveau wordt in de pleegouderbegeleidingsplannen (POB) opgenomen dat nazorg is uitgevoerd. • Zorgdragen voor registratie van de inzet van de module Nazorg in het registratiesysteem. • In pleegouderbegeleiding is preventief aandacht voor Safer Caring • Er wordt gerapporteerd in het pleegouderdossier • Digitale registratie van uitplaatsingen incl. reden. • Digitale registratie uitschrijving pleeggezinnen incl. reden. De pleegzorgbegeleider wordt gecoached in de methodische uitvoering door daartoe aangestelde functionaris.6
9. Onderzoek naar de uitvoering van de module In één pleegoudergezin waren er naar aanleiding van het interview dermate zorgen dat de rouw en verliesbegeleider een aantal gesprekken met pleegouders heeft gevoerd. De opzet en inhoud van de module is mede hierdoor al werkende weg ontstaan en is als kleine pilot aan te merken. Het voornemen is om in 2015-2017 een intern onderzoek binnen Jeugdhulp Friesland te laten plaats vinden middels een voor- en nameting 2015-2017 (middels N=1 onderzoek) met behulp van persoonlijke interviews met een aantal pleegouders die de module nazorg hebben ontvangen . (vragenlijst beschikbaar). Ook is het voornemen dat in 2016 persoonlijke interviews worden afgenomen met medewerkers pleegzorg die de module hebben gegeven. (vragenlijst beschikbaar.)
4
In ontwikkeling
5
In ontwikkeling
6 Module Op dit Nazorg moment is nog niet of pleegkind de coaching op de methodiek pleeggezin bij duidelijk uitplaatsing - Pleegzorg
uitgevoerd wordt door een nieuwe Pagina 17 ! /!25 daartoe in te richten functie of een uitbreiding op een bestaande functie. Dit in navolging van het vastgestelde document ‘’methodische ondersteuning. (W. ten Brink 2014)
C. EFFECTIVITEIT
10. Nederlandse effectstudies Na bestudering van de in de bijlage opgenomen literatuur, wordt duidelijk dat er heel veel onderzoek gedaan is naar vooral de oorzaken van een afgebroken plaatsing als ook, zij het in mindere mate, naar de effecten daarvan voor het pleegkind. Er is (nog) weinig informatie te vinden over de effecten van uitplaatsingen en in het bijzonder een breakdown voor pleegouders. Vanuit aanverwante literatuur over psycho-educatie, lotgenotencontact en behandelprotocollen gericht op rouw zijn aanwijzingen dat de ingezette module Nazorg met als kernelementen psychoeducatie, erkenning, aandacht voor de verlies en herstelkant, alsmede de betekenisgeving van het verlies mogelijk effectief kunnen zijn. Gericht onderzoek zal plaats vinden binnen de eigen organisatie 10.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland Omdat er nog geen module ‘Nazorg aan pleeggezinnen bij uitplaatsing pleegkind’ bestaat, zijn effecten en resultaten (nog) niet te toetsen. Bij navraag aan de overkoepelende organisatie van alle 28 pleegzorgvoorzieningen in het land, Pleegzorg Nederland, blijkt dat er tot op heden weinig aandacht is voor nazorg aan pleegouders bij uitplaatsingen. De medewerkers van Pleegzorg Nederland zijn daarom erg geïnteresseerd en denken dat ook op landelijk niveau het onderzoek en de module van betekenis kan zijn. Van hun kant is er een toezegging om in samenwerking met elkaar in 2015 een themamiddag te organiseren voor alle pleegzorgvoorzieningen in Nederland. 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Niet van toepassing
11.Buitenlandse effectstudie Niet van toepassing
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 18 ! /!25
D. OVERIGE INFORMATIE
12. Toelichting op de naam van de module De module “Nazorg voor pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind”, vestigt extra aandacht op de problemen die pleeggezinnen ervaren bij een geplande of ongeplande uitplaatsing van hun pleegkind. Aanvankelijk was de module gericht op een breakdown dat wil zeggen op de afgebroken uitplaatsingen. Vooral het ongeplande, niet voorbereidde wordt als schokkend door betrokkenen ervaren en kan zelfs traumatiserend zijn. Ook bij een geplande uitplaatsing kunnen pleegouders sterke gevoelens van verlies ervaren wanneer het pleegkind voor wie zijn geruime tijd hebben gezorgd vertrekt.
13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) De module wordt toegepast binnen Jeugdhulp Friesland, afdeling pleegzorg. Externe samenwerkingspartners in de uitvoering zijn niet nodig omdat er gekwalificeerd personeel in huis is. Alleen daar waar er sprake is van ernstige rouwproblematiek, die niet te normaliseren is in vier nazorggesprekken, zal een doorverwijzing plaats vinden naar een externe therapeut.
14. Overeenkomsten met andere modules Deze module betreft nazorg aan het pleeggezin. Het is echter ook van groot belang om aandacht voor het pleegkind en zijn ouders te hebben. Aanvankelijk was het de bedoeling deze module in een soort van drietrap te schrijven; pleegkind, ouders en pleeggezin zijn binnen pleegzorg immers niet los te zien van elkaar. Tijdens het denken hierover was al snel de conclusie dat, anders dan het pleeggezin, het pleegkind en zijn ouders al in een eerdere fase veel verlies hebben doorgemaakt namelijk bij de uithuisplaatsing zelf. Vooral op dat moment moet voor hen de aandacht gericht zijn op het omgaan met verlies. We zijn bezig om een aanbod hierin te onderzoeken. Gericht op de ouders is de aanbeveling om de bestaande module ‘Ouderbegeleiding acceptatiegericht’ hier nader op te onderzoeken en eventueel aan te passen. Gericht op het pleegkind hoort het omgaan met verlies binnen pleegzorg altijd een onderwerp te zijn. Naast dat in de basistraining aan aspirant pleegouders aandacht is voor de verlieservaringen in de omgang met pleegkinderen, blijft het noodzakelijk om dit onderwerp middels Safer Caring en in de gesprekken met pleegouders voortdurend aandacht te schenken. Dit geldt heel specifiek op momenten dat een uitplaatsing aan de orde is of dreigt te zijn. Voor een (pleeg)kind is aandacht voor het proces van afscheid nemen en de gevoelens, gedachten en gedrag over het verlies van groot belang. Psycho-educatie kan daarbij van een grote meerwaarde kan zijn. Zeker bij jongeren met ernstige gedragsproblemen.
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 19 ! /!25
Aangehaalde literatuur
Bergh, P.M., van den (2013) Pleegouders, een investering waard. Een onderzoek naar de redenen voor beëindiging van het pleegouderschap. Cairns, K & Fursland, E. (2007) Trauma and Recovery: A training Programme. BAAF. Vertaald naar het Nederlands. Jeugdhulp Friesland (2012). Safer Caring, voorkomen van secundaire traumatisering, een trainingsprogramma. Kate Cairns en Eileen Fursland
Foolen, N & Rooijen, van K; (2013) Wat werkt bij rouw; nji. Jeugdhulp Friesland (2013). P-toets 2013. Tevredenheidsmeting pleegouders. Monnink, H. de (2012). De gereedschapskist van de maatschappelijk werker. Clientgericht Multi methodisch maatschappelijk werk. Reed Bussiness, Amsterdam. (pp. 437-450, pp. 414-419, pp. 485-487, pp. 549-553) Oijen, S.van (2010). Resultaat van pleegzorgplaatsingen. Een onderzoek naar breakdown en de ontwikkeling van adolescente pleegkinderen bij langdurige pleegzorgplaatsingen. Groningen: uitg. van Denderen. (p. 13, pp. 31-54, pp. 142-143, pp. 145-149) Slade, J. (2012). Safer Caring. A new approach. The fostering network. London Strijker, J (2009). Pleegzorg. Kennisboek. Groningen. Uitgeverij Stili Novi. (pp. 47-54, pp. 172-191) Weterings, T. (1984). Onder red. van. Opgroeien in een pleeggezin. Leiden (pp. 24-25, p. 15, p. 172) Wijk-Hoving, A. van der. (2012). Verbroken verbinding. Over afgebroken pleegzorgplaatsing. Vaktherapie Beeldend, Stenden Hogeschool. Opdrachtgever Jeugdhulp Friesland Mobiel, tijdschrift voor pleegzorg. Thema over overplaatsingen. Hoofdartikel waar blijft het kind. Nummer 4, augustus, september 2014. Uitgever Rob van Pagee. Wolfs, R (2014). De cirkel van verbinding. Omgaan met verlies bij adoptie en pleegzorg. Gids voor (jong)volwassenen. Soesterberg. Uitgeverij ASPEKt. Maes, J. (2007). Leven met gemis. Handboek over rouw, rouwbegeleiding en rouwtherapie. ZorgSaam Maes, J & Modderman, H (red). (2014). Handboek rouw, rouwbegeleiding, rouwtherapie. Tussen presentie en interventie. Witsand Uitgevers en de afzonderlijke auteurs. Wiebing, I. (2013). Opvang en nazorg aan pleegouders bij afgebroken plaatsing in de pleegzorg. Literatuurstudie. Interne publicatie. Wiebing, I. (2014) Rapportage van persoonlijke interviews met negen pleeggezinnen over de impact van een afgebroken pleegzorgplaatsing in hun gezin. Interne publicatie. Wiebing, I (2014) Rapportage van persoonlijke interviews met zes pleegzorgwerkers over hun waarnemingen/bevindingen in pleeggezinnen met betrekking tot afgebroken plaatsingen. Interne publicatie
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 20 ! /!25
Bijlage CAP-J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module:
Nazorg
Onderdeel van het zorgprogramma:
Pleegzorg
Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) Richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag A102 Angstproblemen A103 Stemmingsproblemen A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling A303 Identiteitsproblemen A400 Gebruik van middelen/verslaving A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen A902 Overmatige stress A903 Automutilatie A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige
CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap B101 Gehooraandoeningen Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
B102 Oogaandoeningen
Pagina 21 ! /!25
B103 Spraakaandoening B104 Motorische handicap B105 (Chronische) lichamelijke ziekte B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne B202 Ongezonde levenswijze B203 Overgewicht B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten B302 Voedings-/eetproblemen B303 Zindelijkheidsproblemen B304 Slaapproblemen B305 Groeiproblemen B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige
CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen C102 Aandachtsproblemen C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige
CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg D103 Pedagogische onwil
Pagina 22 ! /!25
D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak D105 Problematische gezinscommunicatie D200 Problemen in de ouder-kindrelatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kindrelatie D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie) D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder D207 Generatieconflict D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige D209 Mishandeling ouder door jeugdige D210 Jeugdige weggelopen van huis D211 Jeugdige weggestuurd door ouders D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders D402 Problemen met omgangsregeling D403 Problemen met gezagsrelaties D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/ samengestelde gezinnen D405 Problematische relatie tussen ouders D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen D500 Problemen van ouder D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder
X
D502 Problemen met werkloosheid ouder D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling D504 Moeilijke start ouderschap D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder
x
D506 Antisociaal gedrag ouder D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder Module Nazorg seksueel pleeggezin misbruik bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg D508 Pleger
Pagina 23 ! /!25
D509 Overmatige stress ouder
X
D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder
X
D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid
X
D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin) D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting D802 Financiële problemen D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties
X
D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding
X
CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/ problemen met hiërarchische relatie E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega’s of groepsleden E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen) E104 Van school gestuurd E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket E106 Problemen met werkloosheid jeugdige E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen) Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg E300 Problemen in omstandigheden jeugdige
Pagina 24 ! /!25
E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige E302 Financiële problemen jeugdige E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie) E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving
Module Nazorg pleeggezin bij uitplaatsing pleegkind - Pleegzorg
Pagina 25 ! /!25