Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit Suggesties voor het opzetten van een fonds voor ruimtelijke kwaliteitsprojecten
November 2012
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
4
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Colofon Deze Wegwijzer is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Olst-Wijhe, Raalte, Deventer, Enschede, Tubbergen, Borne, Zwolle, Haaksbergen, Hardenberg, Hellendoorn, Landschap Overijssel en Stichting Kostbaar Salland. Datum November 2012 Auteurs Provincie Overijssel Projectteam Gemeente Deventer, Marlies Spreen Gemeente Zwolle, Marnix Meijer en Patrick Eysbach Gemeente Haaksbergen, Roel ter Horst Gemeente Tubbergen, Patrick de Wit Gemeente Enschede, Ineke van Kampen Gemeente Olst-Wijhe, Derk van Dijken Gemeente Raalte, Vincent Breen en Robert Voeten Gemeente Borne, Sabine Jurjen en Martijn Scheffers Gemeente Hardenberg, Dries Doornweerd Gemeente Hellendoorn, Harro Meijer Landschap Overijssel, Leander Broere en Eibert Jongsma Stichting Kostbaar Salland, Jetty Looijenga Provincie Overijssel, Harry Stoffer, Nienke Visschers en Trijnie Drint Foto’s Provincie Overijssel Gemeente Zwolle (pagina 12) Landschap Overijssel (pagina 12) Gemeente Dalfsen (pagina 30) Vormgeving Provincie Overijssel Reclamebureau Circuit, Zwolle Druk Molenberg Media, Zwolle Inlichtingen Provincie Overijssel Harry Stoffer Eenheid Ruimte en Bereikbaarheid telefoon 038 499 82 51 Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 87 04 Fax 038 425 48 30 www.omgevingsvisie.nl
[email protected]
5
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit Suggesties voor het opzetten van een fonds voor ruimtelijke kwaliteitsprojecten
November 2012
6
7
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Inhoudsopgave Voorwoord
9
Samenvatting
11
Bestuurders aan het woord
12
1 Inleiding
15
1.1 1.2 1.3
Aanleiding De Overijsselse context Doel
2 Waarom een fonds 2.1 2.2
Een fonds in het kort Redenen om voor een fonds te kiezen
3 Ruimtelijke relevantie 3.1 3.2 3.3
Juridisch kader voor een investeringsbijdrage Structuurvisie Bestemmingsplan
4 Fondsvormen, organisatie en beheer
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Hoe zet ik een fonds op Verschillende typen fondsen Verschillende rechtsvormen Fondsvormen in financiële zin Geld in een fonds krijgen Het beheren van een fonds Geld besteden
5 Informatiebronnen
16 16 17
19 20 20
25 26 32 35
37 38 39 40 42 44 47 49
53
8
9
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Voorwoord Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes voor ontwikkelingen in Overijssel. De provincie biedt in de Omgevingsvisie ontwikkelingsruimte in de groene omgeving. Dit onder de voorwaarde dat tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. Als het om grotere ontwikkelingen gaat, dient er, naast een goede ruimtelijke inpassing op het perceel zelf, ook geïnvesteerd te worden in de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De gedachte hierachter is dat daarmee de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de omgeving worden gecompenseerd. In het landelijk gebied vormt het instrument Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving daarvoor een belangrijke basis. Een instrument om investeringen in kwaliteitsverbeterende maatregelen op de beste plek te krijgen is een fonds. In de praktijk blijkt dat gemeenten bij fondsvorming tegen problemen (juridisch, praktisch en organisa torisch) aanlopen. Om te voorkomen dat ieder voor zich deze probeert op te lossen is besloten gezamenlijk te verkennen wat de mogelijkheden en randvoorwaarden zijn voor ruimtelijke kwaliteitsfondsen. Voor u ligt het resultaat, in de vorm van een Wegwijzer fondsvorming ruimtelijke kwaliteit. Met deze Wegwijzer nemen we u mee in de praktijk van de ruimtelijke kwaliteitsfondsen. Het instrument fondsvorming biedt veel mogelijkheden om gericht te investeren in ruimtelijke kwaliteit. Vanuit de context van de ruimtelijke planvorming wordt het instellen en benutten van een fonds ruimtelijke kwaliteit als ingewikkeld ervaren. Uit de praktijkvoorbeelden in deze Wegwijzer blijkt dat het niet ingewikkeld hoeft te zijn. Een vaker gehoord advies is “houd het praktisch en simpel”. Met een actieve benutting van het instrument fonds kunt u het effect van investeringen vergroten. Een volgende stap is een samenwerking met andere gemeenten aan te gaan. U kunt voor uzelf vantevoren uw ambities bepalen en keuzes maken. Van daaruit helpt deze Wegwijzer u op weg. Bent u vooral geïnteresseerd in de hoofdlijnen, lees dan de samenvatting, de ervaringen van de bestuurders in ‘bestuurders aan het woord’ en hoofdstuk 2 ‘waarom een fonds’. Wilt u zich verder verdiepen in de juridische achtergronden en de praktische toepassing van fondsen, leest u dan ook hoofdstuk 3 en 4. Hoofdstuk 3 is uitgebreider van opzet want de meeste kennisvragen van gemeenten zijn gericht op de juridische aspecten van kwaliteitsinvesteringen in relatie tot de afdracht aan een fonds. Verwijzingen naar geraadpleegde informatiebronnen stellen u in staat u verder in de achtergronden te verdiepen. Het projectteam
Voorwoord
10
11
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Samenvatting Een fonds is feitelijk niet meer dan een organisatie met een bankrekeningnummer, waarbij de financiële middelen zijn gekoppeld aan maatschappelijke doelen die de gemeente wil bereiken. De belangrijkste redenen om zo’n fonds te benutten zijn: gerichte sturing op ruimtelijke kwaliteit, zichtbaarheid van investeringen in ruimtelijke kwaliteit, vereenvoudiging van uitvoering voor initiatiefnemer en gemeente en de mogelijkheid om geldstromen te bundelen. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening gelden juridische aandachtspunten wanneer aan de ontwikkelingsruimte die in een bestemmingsplan wordt geboden, de voorwaarde wordt gekoppeld van een bijdrage aan een fonds. Dit lijkt namelijk op betalingsplanologie. Om dit verwijt te voorkomen moet onderbouwd kunnen worden dat de investeringenin ruimtelijke kwaliteit die worden gedaan via het fonds noodzakelijk zijn om de ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar te maken. Dit betekent dat op het niveau van een structuurvisie een heldere relatie moet worden gelegd tussen de functies die financieel bijdragen en de ruimtelijke ontwikkelingen die daarmee gefinancierd worden. Voor de voeding van een ruimtelijk kwaliteitsfonds gaat de voorkeur uit naar anterieure overeenkomsten. Dat zijn privaatrechtelijke samenwerkingsovereenkomsten die aan de ontwikkeling vooraf gaan. Dit is namelijk minder complex in vergelijking met het opstellen van een exploitatieplan en past daardoor beter bij de relatief kleinschalige ontwikkelingenin het buitengebied. Om zo’n overeenkomst te sluiten is het praktischer om de gewenste ontwikkelingen in één op één relaties op individuele basis door te praten. Dit vanwege de diversiteit aan ontwikkelingen in het buitengebied. Voor een fonds ruimtelijk kwaliteit zijn zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijke rechtsvormen denkbaar. Een privaatrechtelijke rechtsvorm is aan te bevelen als het fonds wordt gebruikt om ook andere –met name private – geldstromen te genereren. Voor een ‘eenvoudig’ fonds ruimtelijke kwaliteit wordt een doel- of beheerfonds aanbevolen. Een dergelijk fonds kan volstaan om de uitvoering te ondersteunen van initiatieven waarop de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing is. Het geld is daarin geoormerkt voor projecten waarin verbetering van de ruimtelijke kwaliteit centraal staat. Een fonds krijgt een breed draagvlak door samenwerking met partijen ‘uit het veld’ en maatschappelijke organisaties. De organisatie en administratie van een fonds horen transparant te zijn, zodat duidelijk is aan welke doelen de middelen worden gekoppeld. Met een jaarrekening en -verslag legt het fonds verantwoording af aan haar financiers over de besteding van de middelen. Het fonds hoeft niet verantwoordelijk te zijn voor de organisatie van de uitvoering van de projecten.
Samenvatting
12
Bestuurders aan het woord Gerrit Piek Wethouder Ruimtelijk Ordening, gemeente Zwolle “In onze gemeente werken we dagelijks samen met ondernemers en particulieren om ontwikkelingen mogelijk te maken. We merken dat zij verbetering van de ruimtelijke kwaliteit dikwijls als een lastige opgave zien en dit vertalen in verbeteringen binnen het eigen erf. Liever zien we dat kansen die met een ontwikkeling ontstaan, leiden tot extra maatschappelijke meerwaarde. Dus ook en vooral kansen op verbetering van ruimtelijke kwaliteit buiten het eigen erf. Een fonds voor ruimtelijke kwaliteitsinvesteringen is dan een handig hulpmiddel om de investeringen te richten op de maatschappelijke belangen. Het fonds moet geen doel op zich worden. De kunst is dat je de middelen flexibel houdt en elke keer een integrale afweging kunt maken om je beleidsdoelstellingen te realiseren. De nieuwe Omgevingswet geeft ons hiervoor waarschijnlijk meer mogelijkheden en dat is echt nodig. Een ruimtelijk kwaliteitsfonds is een goed instrument om duidelijk te maken dat de middelen ook worden ingezet voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit.”
Bert Boerman Gedeputeerde Ruimte, Water en Jeugdzorg, provincie Overijssel “Het benutten van een fonds voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit sluit prima aan bij de doelstellingen van de provincie. Fondsen bieden extra mogelijkheden om te investeren in de ontwikkelingen op een hoger schaalniveau, zoals bijvoorbeeld in de ‘zone ondernemen met natuur en water’ (voorheen de groenblauwe hoofdstructuur). Initiatiefnemers hebben niet altijd de mogelijkheid om te sturen op kwaliteit buiten het eigen erf. Een fonds kan helpen om de krachten te bundelen om zo een hogere kwaliteit te realiseren. Ontwikkelen met kwaliteit blijft de basis voor een sociaal economisch sterk landelijk gebied. Daarmee blijft het karakter van Overijssel levend.”
Henk Hengeveld Directeur Landschap Overijssel “In de uitvoeringspraktijk werkt Landschap Overijssel veel met fondsen voor groenblauwe diensten. Wij merken ook dat bedrijven nadenken over beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en dat zij hun betrokkenheid met de omgeving willen tonen. Een fonds geeft mogelijkheden om deze en andere geldstromen te benutten en zelfs ontwikkelingen uit te lokken. Daar zien we veel mogelijkheden voor gemeenten en maatschappelijke organisaties om in samenwerking mooie resultaten te bereiken. Ook voor fondsen met een bredere doelstelling dan alleen voor natuur en landschap. De kunst is om dat goed te organiseren en onnodigekosten van overhead te voorkomen.” Wij bedanken iedereen voor zijn of haar bijdrage aan de Wegwijzer. Wij hopen dat u geïnspireerd raakt om deze Wegwijzer in de praktijk te brengen!
13
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Samenvatting
14
15
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
1
Inleiding
Inleiding
16
1. Inleiding balans te bepalen tussen de (impact van) de extra ontwikkelingsruimte en de extra investeringen die moeten worden gedaan om de ruimtelijke effecten van een ontwikkeling te compenseren. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de basisinspanning voor ruimtelijke kwaliteit in principe op het eigen erf een plek kan krijgen. Voor de extra investering in 1.1 Aanleiding ruimtelijke kwaliteit moet in de (ruimere) omgeving gekeken worden, omdat daar de effecten van de Uit bijeenkomsten over de toepassing van het ruimteruimtelijke ontwikkeling worden gevoeld. Het is aan lijk beleid bleek dat er bij diverse gemeenten vragen de gemeente om te bewaken dat de extra investe leven over de voor- en nadelen van het instellen van kwaliteitsfondsen. Vandaar dat de provincie Overijssel, ring maatschappelijke meerwaarde heeft en zich niet beperkt tot het woon- en leefklimaat van de tien Overijsselse gemeenten, Stichting Kostbaar initiatiefnemer. De structuurvisie van de gemeente, Salland en Landschap Overijssel gezamenlijk hebben of een vergelijkbaar beleidsdocument, biedt de nagedacht over de wijze waarop fondsen voor gemeentede kans om hierin gericht te sturen, zodat ruimtelijke kwaliteit vorm en inhoud kunnen krijgen. de maatschappelijke meerwaarde wordt vergroot. Voorliggende Wegwijzer is een uitwerking van de kennisuitwisseling en werkbijeenkomsten. Ook zijn De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de experts geïnterviewd en maken internetbronnen deel extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit ligt bij de uit van het onderzoek. initiatiefnemer. De extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit zijn noodzakelijk om de beoogde ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar te maken. 1.2 De Overijsselse context Daarom moet geborgd zijn dat deze investeringen ook daadwerkelijk gemaakt worden. Ook voor de De provincie biedt in de Omgevingsvisie ontwikkemaatschappelijke acceptatie van een grootschalige lingsruimte in de groene omgeving onder de vooruitbreiding of een nieuwvestiging, is het belangrijk waarde dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. dat voor de omgeving zichtbaar is hoe de impact In de Omgevingsverordening is dit uitgewerkt en gecompenseerd gaat worden. ingekaderd in de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (artikel 2.1.6 Omgevingsverordening). Het is mogelijk dat het een initiatiefnemer niet lukt zelf de benodigde extra investeringen in de omgeving De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) komt er van de ruimtelijke ontwikkeling te realiseren. Dat kan kort gezegd op neer dat gemeenten alleen extra zijn doordat de initiatiefnemer de benodigde gronden ontwikkelingsruimte mogen bieden in de vorm van niet in bezit heeft en ook niet kan verwerven. Het kan grootschalige uitbreidingen en nieuwvestigingen, zijn dat er overeenkomsten gesloten moeten worden als daar extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit met eigenaren van de gronden om op hun gronden tegenover staan. Deze extra investeringen in ruimtede kwaliteitsmaatregelen uit te voeren en dat dit in lijke kwaliteit moeten de impact compenseren van de redelijkheid van de betreffende initiatiefnemer niet ontwikkeling in de groene omgeving. De extra investekan worden gevraagd. In die gevallen kan gekozen ringen komen boven op de normale investeringen die worden voor het inschakelen van een ruimtelijke nodig zijn om een ruimtelijke ontwikkeling landschapkwaliteitsfonds. De initiatiefnemer doet dan een pelijk in te passen in de omgeving. Dat laatste wordt storting in het fonds ter waarde van de kwaliteitsde basisinspanning ruimtelijke kwaliteit genoemd. investering die hij zelf had moeten realiseren. Of hij geeft de stichting die het fonds beheert de opdracht In het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeom met derden overeenkomsten te sluiten en de ving is toegelicht hoe de ruimtelijke kwaliteits benodigde investeringen te doen. Het fonds vervult principes kunnen worden toegepast in de praktijk dan de intermediairfunctie tussen de initiatiefnemer van de ruimtelijke ordening in Overijssel. In dit die extra ruimtelijke kwaliteit moet realiseren en werkboek worden methodes aangereikt om de In dit hoofdstuk leest u wat de relatie is van een ruimtelijk kwaliteitsfonds met het ruimtelijk beleid van de provincie. Het doel en de opzet van de Wegwijzer worden toegelicht.
17
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
derden die dit feitelijk mogelijk maken. Het inschakelen van een fonds heeft het voordeel dat een gemeente meer kan sturen op de uitvoering van ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen. Investeringen kunnen gebundeld worden en er is meer grip op het realiseren van voldoende kwaliteit. Aan de andere kant zitten er ook haken en ogen aan het organiserenvan een fonds en de aansturing daarvan. In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de argumenten om een fonds in te stellen, welke mogelijkheden er zijn en wat er praktisch geregeld moet worden om met een fonds te beginnen.
1.3 Doel Het doel van de Wegwijzer is om bestuurders en ambtenaren te inspireren en op weg te helpen bij het opzetten van een fonds voor ruimtelijke kwaliteit. U krijgt inzicht in de verschillende mogelijkheden van fondsen en tips over het opzetten en organiseren van een fonds. De Wegwijzer is geen beleidsdocument, maar kan gezien worden als een aanvulling op het bestaande Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.
Ontwikkelingen in de groene omgeving waarvoor een investering in ruimtelijke kwaliteit nodig is voor een goede balans.
Inleiding
18
19
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
2
Waarom een fonds
Waarom een fonds
20
2. Waarom een fonds Om te bepalen of een fonds voor ruimtelijke kwaliteit iets voor uw gemeente is, geven wij in dit hoofdstuk inzicht in de kansen en mogelijkheden van een fonds. Waarom zou u er aan beginnen?
2.1 Een fonds in het kort In feite is een fonds een organisatie met een bank rekeningnummer, waarbij de financiële middelen zijn gekoppeld aan maatschappelijke doelen die de gemeente wil bereiken. Fondsen komen in verschillende vormen en benamingen voor. U kunt denken aan een landschapsfonds, gebiedsfonds, een fonds ruimtelijk kwaliteit, een gemeenschapsfonds of een streekfonds. Meer over de verschillende typen fondsen, de organisatie van een fonds en de aandachtspunten vindt u in hoofdstuk 4.
Er zijn diverse redenen om een fonds op te zetten. Een fonds is geen doel op zich en betekent niet dat er automatisch meer geld beschikbaar is. De belangrijkste redenen zijn bestuurlijk, communicatief, praktisch en financieel van aard. Het gaat dan om: gerichte sturing op ruimtelijke kwaliteit; zichtbaarheid van investeringen in ruimtelijke kwaliteit; vereenvoudiging van uitvoering voor initiatiefnemer en gemeente en de mogelijkheid om geldstromen te bundelen. Deze vier redenen worden hieronder toegelicht.
• V ereenvoudiging van uitvoering voor initiatiefnemer en gemeente Een fonds biedt praktische voordelen voor meerdere partijen in de uitvoering van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Als eerste geldt dit voor initia tiefnemers die geen mogelijkheden hebben om kwaliteit verbeterende maatregelen uit te voeren op eigen erf of in de eigen omgeving. Een fonds is een middel om hun initiatief te verwezenlijken. Mits goed georganiseerd kan het ook voor een gemeente minder werk opleveren. Als bijvoorbeeld een extern fonds verantwoordelijk is voor de uitvoering informeert zij de gemeente over de voortgang van de investeringen. Initiatiefnemers hoeven daarbij niet meer door de gemeente gecontroleerd te worden op het uitvoeren van maatregelen. Ook bij het legaliseren van een ontstane situatie kan een verplichte afdracht aan – en realisering van de kwaliteit verbeterende maatregelen door – een fonds de handhavingslast beperken.
• Gerichte sturing op ruimtelijke kwaliteit Met een fonds kan een gemeentebestuur gericht en zichtbaar sturen op ruimtelijke kwaliteit. Geld dat beschikbaar komt vanuit de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is te koppelen aan de realisering van ambities uit een structuurvisie. Daarmee kunnen kleinere geldstromen gericht worden naar maatschappelijke opgaven van ruimtelijke kwaliteit. Op gebiedsniveau zijn vaak projecten in ontwikkeling of geagendeerd, die de ruimtelijke kwaliteit van een gebied versterken. Via een fonds kan gericht via dit soort projecten en programma’s worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit.
• Het genereren van geldstromen Een fonds geeft de mogelijkheid om meerdere geldstromen voor (kwaliteits)projecten en/of programma’ste genereren en te bundelen (cofinan ciering). Een fonds hoeft niet alleen gevuld te worden door middelenvanuit ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook door andere financieringsbronnen. Private geldstromen kunnen worden uitgelokt. Er zijn al mooie voorbeelden om burgers en bedrijven te verbinden aan een fonds: een streekrekening; lidmaatschap of donateurschap van burgers; uitzichtgaranties; schenkingen; sponsoring van bedrijven; etc. Meer hierover op: www.streekfonds.nl
2.2 Redenen om voor een fonds te kiezen
21
• Z ichtbaarheid van investeringen in ruimtelijke kwaliteit Met de toepassing van een fonds wordt vooraf zichtbaar gemaakt waarin wordt geïnvesteerd. Voorwaarde is dat doelen en werkwijze van een fonds transparant zijn. Initiatiefnemers kunnen dan zien waaraan hun bijdrage wordt besteed. Ook voor de bewoners van een gebied wordt hiermee zichtbaar en duidelijk hoe (grootschalige) ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in een gebied. Dit kan het draagvlak voor die ontwikkelingen en de sociaal economische samenhang in een gebied vergroten.
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Een fonds krijgt een bredere toepassing door andere geldstromen in te zetten als revolving fund. Daarmee kunnen gewenste ontwikkelingen ondersteund worden die de ruimtelijke kwaliteit versterken. Meer hierover in hoofdstuk 4.4.
“Een fonds kan echt helpen om het eerstegevoel te geven: er zijn mogelijkheden. Nu moeten we die kansen benutten en anderen bij het plan betrekken.Als dat gevoel er niet is, dan kunnen mensen denken:waar begin ik aan.” Gerrit Piek, wethouder ruimtelijke ordening gemeente Zwolle
Waarom een fonds
22
Ontwikkelingsfonds Platteland Barneveld In onze structuurvisie Buitengebied beschrijven we de ruimtelijke kwaliteitsverbetering die wij voor ogen hebben, uitgesplitst naar doelstelling en maatregelen voor diverse ruimtelijke ontwikkelingen. Artikel 6.24 lid 1 sub a Wro biedt ons de mogelijkheid om in een overeenkomst die vooraf gaat aan een exploitatieplan (anterieure overeenkomst), een bijdrage te vragen aan ruimtelijke ontwikkelingen uit de structuurvisie. De doelen voor ruimtelijke kwaliteit realiseren we door de ruimtelijke ontwikkelingen die daarmee samen hangen. Via onder meer het functieveranderingsbeleid en het beleid voor nieuwe landgoederen wordt de sloop van overtollige gebouwen en het opheffen van agrarische gebruik, gecombineerd met het realiseren van diverse vormen van nieuwe ruimtelijke kwaliteit. Hierdoor ontstaat ruimtelijke en maatschappelijke winst. Dit gebeurt op de locatie en door investeringen in de kwaliteit van het buitengebied. Die investeringen lopen via het Ontwikkelingsfonds Platteland en hebben betrekking op de doelen van de structuurvisie: landbouw, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, milieu en water, recreatie en sociaal economische revitalisering. Het fonds wordt gevuld door bijdragen uit ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente: uit de exploitaties van dorpsuitbreiding voor woon- en werklocaties, uit de bijdragen van de ontwikkeling van nieuwe landgoederen en uit de bijdragen uit functieveranderingen, zoals genoemd in de beleidsvisie ‘Functieverandering en nevenactiviteiten’ van de Regio Vallei. De vulling van het fonds is vastgelegd in de Regeling Ontwikkelingsfonds Platteland. Het fonds werkt op basis van verevening op gebiedsniveau. Bij de oprichting heeft de gemeente een startbedrag van 500.000 euro gestort. De gemeente stort jaarlijks 50.000 euro in het fonds ter verevening van eigen projecten. De gevraagde bijdragen verhalen we door met de initiatiefnemers een (anterieure) exploitatieovereenkomst te sluiten. Daarin regelen wij de verplichtingen en leggen wij afspraken vast. In de Regeling Ontwikkelingsfonds Platteland is vastgelegd dat middelen kunnen worden toegekend aan projecten die: • leiden tot kwalitatieve verbeteringen van het buitengebied (platteland) van de gemeente Barneveld inclusief de kleine kernen; • vallen binnen de thema’s landbouw, landschap, cultuurhistorie en archeologie, natuur, milieu en water, recreatie, leefbaarheid en plattelandseconomie; • passen binnen de uitgangspunten van de structuurvisie, Reconstructieplan en het overige gemeentelijke beleid; • meerdere doelen en thema’s dienen zodat een evenwichtig ontwikkelingsprogramma wordt opgebouwd en uitgevoerd; • bijdragen aan aanleg en herstel, maar niet voor regulier beheer. De gemeente stelt projecten vast en houdt toezicht op de uitvoering. Sommige projecten worden door derden uitgevoerd, onder meer door maatschappelijke organisaties zoals Landschapsbeheer Gelderland. Het kost de gemeente tussen de 200 en 300 uur per jaar aan ambtelijke tijd om het systeem te laten draaien (projecten initiëren, vooroverleg met partners, besluitvorming, bewaking voortgang, rapportage), exclusief de project gebonden ureninzet. Er is vanuit de regio bij meer gemeenten interesse voor dergelijke fondsvorming, hoewel dat vaak meer beperkt is tot natuur en landschap. In regionaal verband wordt nagedacht over het opzetten van een streekrekening, zowel op de Veluwe als in de Vallei. Arjan Bossenbroek, strategisch adviseur buitengebied van de gemeente Barneveld
23
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Waarom een fonds
24
25
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
3
Ruimtelijke relevantie
Ruimtelijke relevantie
26
3. Ruimtelijke relevantie Als u de kwaliteitsverbeterende maatregelen zoekt buiten de ontwikkellocatie of de directe omgeving, is het belangrijk om de ruimtelijke relatie aan te tonen. In dit hoofdstuk leest u welke mogelijkheden er zijn en welke juridische randvoorwaarden er gelden voor het instellen van ruimtelijke kwaliteitsfondsen. Onderstaande figuur geeft de hoofdlijn weer.
STRUCTUURVISIE MET UITVOERINGSPROGRAMMA
BESTEMMINGSPLAN MET KWALITEITSIMPULS GROENE OMGEVING
FONDS RUIMTELIJKE KWALITEIT
PROJECTEN VERBETERING RUIMTELIJKE KWALITEIT
ANTERIEURE OVEREENKOMST
Figuur 1: Het fonds is de intermediair tussen de ontwikkelingsruimte die met toepassing van de Kwaliteits impuls Groene Omgeving wordt geboden in een bestemmingsplan en de investeringen die in de omgeving wordt gedaan ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie met uitvoeringsprogramma biedt de onderbouwing van de ruimtelijke relatie daartussen. De anterieure overeenkomst1 legt vast hoe in het concrete geval de verantwoordelijkheden liggen.
3.1 Juridisch kader voor een investeringsbijdrage De Omgevingsverordening Overijssel heeft als uitgangspunt dat ruimtelijke ontwikkelingen met effecten op de omgeving om een passende compensatie vragen. Dit bij voorkeur binnen hetzelfde ruimtelijk plan dat de ontwikkeling mogelijk maakt, omdat dan de samenhang tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de gevraagde bijdrage aan kwaliteitsverbeterende maatregelen duidelijk is. Als de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving toegepast wordt, wordt als regel in de omgeving gezocht naar mogelijk-
1
Anterieure overeenkomst: samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer voorafgaand aan een ruimte lijke ontwikkeling.
27
heden om extra ruimtelijke kwaliteit te realiseren om tot een vereiste balans te komen. Het kan bijvoorbeeld gaan om investeringen in natuur, landschap, toegankelijkheid of cultuurhistorie. Belangrijk is dat een gemeente hieraan richting geeft door doelen en ambities te benoemen in een structuurvisie. De gemeente kan in een uitvoeringsprogramma daaraan concrete projecten koppelen. De initiatiefnemer kan zelf de vereiste investeringen in ruimtelijke kwaliteit realiseren (in natura), maar ook de financiering daarvoor leveren. Als voor het laatste gekozen wordt, is het een optie om de financiering via een fonds te laten lopen.
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Om niet de indruk te wekken dat het hier gaat om betalingsplanologie, is het belangrijk om inzichtelijk te maken welke ruimtelijke afwegingen gemaakt zijn om al dan niet medewerking te verlenen aan een initiatief. In het geval van toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geldt als regel dat zonder voldoende compensatie van de impact het plan voor nieuwvestiging of grootschalige uitbreiding ruimtelijk niet aanvaardbaar is. De financiële bijdrage aan het ruimtelijke kwaliteitsfonds biedt de waarborg dat de benodigde extra investering in ruimtelijke kwaliteit inderdaad wordt gerealiseerd.
“We moeten niet spreken van afromen. Dit impliceert dat iemand verlies lijdt. Het gaat juist om toevoegen van kwaliteit. Dat de meerwaarde van een ontwikkeling wordt aangewend om de kwaliteit te vergroten. Dat is winst voor iedereen.” Bert Boerman, gedeputeerde provincie Overijssel
Voeding van het fonds Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden, inclusief het onderdeel dat een wettelijke regeling geeft voor grondexploitatie (Grex). De Wro biedt in hoofdstuk 6 mogelijkheden om initiatiefnemers financieel bij te laten dragen als de plannen voorzien in ruimtelijke ontwikkelingen. Er zijn verschillende juridische constructies mogelijk om initiatiefnemers een financiële bijdrage te laten leveren aan een fonds, waarbij bepalend is welke fase van toepassing is. In de fase vóór het vaststellen van een exploitatieplan kunnen anterieure overeenkomsten worden gesloten op basis van het privaatrecht. In de fase na de vaststelling van een exploitatieplan is dat niet meer mogelijk en is het publiekrecht van toepassing. De mogelijkheden die de Grex biedt om de financiële bijdrage via een fonds te laten lopen zijn: • anterieure overeenkomsten (privaatrecht); • exploitatieplan bovenplanse verevening (publiekrecht); • exploitatieplan bovenwijkse voorzieningen (publiekrecht).
2
De eenvoudigste manier is om in het kader van anterieure overeenkomsten een bijdrage voor ruimtelijke ontwikkeling te vragen van initiatiefnemers. Het privaatrecht laat namelijk een grote mate van vrijheid om tussen partijen tot over eenstemming te komen over zaken. De basis om een financiële bijdrage te vragen ligt in artikel 6.24 Wro.2, maar de wetgever laat ruimte om op vrijwillige basis aanvullende afspraken te maken. De mogelijkheden om een fonds te voeden via een exploitatieplan zijn veel meer ingeperkt. Zo verbindt het publiekrecht op basis van de Grex strikte wettelijke voorwaarden aan de mogelijkheid van bovenplanse verevening.
Anterieure overeenkomsten (bijdrage ruimtelijke overeenkomst) Artikel 6.24 lid 1 sub a van de Wro biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om voorafgaand aan een e xploitatieplan privaatrechtelijke overeenkomstente sluiten voor een financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen. Het begrip ‘ruimtelijke ontwikkeling’ is niet wettelijk gedefinieerd. Onder ruimtelijke ontwikkelingen kan ook de aanleg van nieuwe landschapselementen worden geschaard. Voorwaarde is dat er een vastgestelde structuurvisie aan ten grondslag ligt. De privaatrechtelijke overeenkomsten worden anterieure overeenkomsten genoemd, omdat ze afgesloten kunnen worden als er nog geen e xploitatieplan is vastgesteld. De anterieure overeenkomst wordt gesloten op basis van vrij willigheid, maar veel gemeenten koppelen de bereidheid van de gemeente om het bestemmingsplan aan te passen aan de bereidheid van de initiatiefnemer om akkoord te gaan met een anterieure overeenkomst. De gemeente kan de inititiatiefnemer echter formeel gezien niet dwingen om een anterieure overeenkomst aan te gaan.
Buiten artikel 6.24 Wro heeft de gemeente geen rechtstitel om een en ander op een solide basis te regelen. Zie ook het artikel ‘Rood voor Groen in de grondexploitatie’ van prof. Friso de Zeeuw zoals genoemd onder informatiebronnen.
Ruimtelijke relevantie
28
Anterieure overeenkomsten kunnen alleen gesloten worden als er sprake is van specifieke bouw plannen die in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn vastgelegd3. Het gaat om bouwplannen waarvoor een wijzigingsplan, projectomgevingsvergunning, projectuitvoeringsbesluit of een bestemmingsplanherziening nodig is. Verder moeten de verhaalbare kosten boven de drempels uitkomen die in artikel 6.2.1 lid 1 Bro zijn vastgelegd. De structuurvisie moet een functionele relatie en ruimtelijke samenhang leggen tussen de functies die financieel bijdragen en de ruimtelijke ontwikkelingen die daarmee gefinancierd worden. De wijze waarop dit moet gebeuren is in de wet niet nader beschreven. Partijen kunnen op basis van vrijwilligheid aanvullende afspraken maken over bijvoorbeeld bijdragen voor ruimtelijke kwaliteit. De wetgever heeft volgens de parlementaire geschiedenis van de Grondexploitatiewet contractsvrijheid toegestaan en daarbij niet begrensd hoever die vrijheid gaat. Op dit moment is er nog geen jurisprudentie over deze materie. Dit betekent dat de gemeente een zeker risico loopt dat een bijdrage die in rekening is gebracht voor ruimtelijke kwaliteit, moet worden terugbetaald wegens onverschuldigde betaling. In elk geval zijn de beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. Betaalplanologie (ontwikkeling geheel afhankelijk stellen van een bijdrage) is niet toegestaan. Een anterieure overeenkomst kan niet dienen als vervanging van een publiekrechtelijke regeling. Het kan die wel ondersteunen. In een overeenkomst komen de volgende onderdelen aan de orde: • bedoelingen en verwachtingen van partijen; • aanduiding van de functie/het plan waarop de overeenkomst betrekking heeft; • de te leveren prestaties en vergoedingen;
3
• • • •
de looptijd en termijn van betaling en uitvoering; kettingbeding; geschillenregeling; boetebeding.
Tips • Bouw flexibiliteit in, speel in op onverwachte kansen; • bevorder samenhang en synergie tussen initiatieven; • geef de initiatiefnemer de keuze waaraan hij wil bijdragen.
“We willen veel ruimte geven voor individuele ontwikkelingen in onze gemeente. Dan is het ook redelijk een bijdrage te vragen aan de kwaliteiten van de omgeving waar je van profiteert. Want we moeten als gemeente flink investeren om de kwaliteiten van de leefomgeving in stand te houden.” Gerrit Piek, wethouder ruimtelijke ordening gemeente Zwolle
Bovenplanse verevening (exploitatieplan) Wanneer een exploitatieplan is vastgesteld, vervalt de mogelijkheid om met een anterieure overeenkomst een bijdrage te vragen voor een ruimtelijke ontwikkeling. Wel bestaat de mogelijkheid om een fondsbijdrage te vragen in het kader van bovenplanse verevening. Bovenplanse verevening is een constructie waarbij winstgevende locaties bijdragen aan de financiering van de onrendabele top van andere locaties. In artikel 6.13 lid 7 Wro is de bovenplanse verevening geregeld. De verevening loopt als regel via een daartoe ingesteld fonds.
Artikel 6.2.1 Bro luidt als volgt:
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet , wordt aangewezen een bouwplan voor:
a. De bouw van een of meer woningen;
b. De bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
c. De uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
d. D e verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
e. D e verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
29
f. De bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
De kosten van meerdere locaties worden in de exploitatie opzet meegenomen, waarbij de winstgevende locaties een afdracht moeten doen aan een fonds waaruit andere locaties een bijdrage kunnen krijgen. Gemeenten passen deze constructie toe voor een verevening tussen eigen locaties via het grondbedrijf. De constructie kan ook ingezet worden om exploitaties van derden in de verevening te betrekken. Eis is dat in een structuurvisie is vastgelegd welke plus-locaties en welke min-locaties in de verevening worden betrokken. Bovenplanse verevening biedt in principe de mogelijkheid om een ruimtelijk kwaliteitsfonds te voeden. Hiervoor is dus wel een structuurvisie vereist die aan wijzing geeft over de besteding van dat fonds. In de exploitatieopzet bij het exploitatieplan van een ruimtelijk plan kan worden bepaald welke bijdrage geleverd moet worden aan een fonds dat investeert in ruimtelijke kwaliteit. In de praktijk is de mogelijkheid van de toepassing van bovenplanse verevening voor fondsvorming ruimtelijke kwaliteit beperkt doordat in artikel 6.13 lid 7 Wro bepaald is dat voor de verrekening van bovenplanse kosten voldaan moet worden aan de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit. Verder blijkt uit de parlementaire behandeling dat er een duidelijk te verantwoorden ruimtelijke en functionele samenhang moet bestaan tussen de exploitatiegebieden of delen daarvan. Die verantwoording krijgt vorm in een vastgestelde structuurvisie waarin de samenhang tussen de locaties wordt beschreven en waarin aanwijzingen worden gegeven over de bestedingen die ten laste van het fonds kunnen komen. Het begrip ‘bovenplanse verevening’ wekt in het kader van een ruimtelijk kwaliteitsfonds mogelijk de indruk dat het gaat om het afromen van winst. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is uitdrukkelijk niet bedoeld om winst af te romen. Het gaat er bij de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving om dat als extra ontwikkelingsruimte wordt geboden die impact heeft op de omgeving, die alleen ruimtelijk aanvaardbaar is als compensatie wordt geleverd in de vorm van extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit. Vanuit dat oogpunt is de bovenplanse verevening zoals vastgelegd in de Wro een minder geschikt instrument. De regeling voor grondexploitatie (Grex) bij bovenplanse verevening stelt de eis van een exploitatieplan,
waarbij specifiek kostenposten benoemd worden die doorgestort worden naar een fonds. Voorwaarde voor toepassing van bovenplanse verevening is dat er altijd voldaan moet worden aan de drie criteria proportionaliteit, profijt en toerekenbaarheid. Bij een voorziening met een fondskarakter is het vooral lastig om te voldoen aan de criteria toerekenbaarheid en profijt, vooral als naar een specifieke kavel toegerekend moet worden. Kenmerkend voor de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is dat gezocht wordt naar investeringen in ruimtelijke kwaliteit die maatschappelijk nut opleveren. In dat geval is het niet eenvoudig om aan te tonen dat de initiatiefnemer privébelangen heeft bij de investeringen die vanuit het fonds worden gedaan. Bij bestemmingsplannen voor het buitengebied wordt in de praktijk nauwelijks gewerkt met exploitatie plannen. Dit komt doordat het opstellen van een exploitatieplan relatief veel werk is in verhouding tot wat het de gemeente oplevert aan verhaals mogelijkheden. Bovendien is in het buitengebied vaak sprake van allerlei partijen die met elk hun eigen initiatief betrokken zijn. Als regel is er – anders dan bij veel stedelijke ontwikkelingen – geen sprake van enkele grote ontwikkelaars waarbij wel op voorhand duidelijk is welke belangen zij hebben bij investeringen die de overheid doet. Gemeenten gebruiken exploitatieplannen bij stedelijke ontwikkelingen vooral om de medewerking af te dwingen van een partij als er bij een bepaalde ontwikkeling meerdere partijen betrokken zijn. Verder geldt dat veel ontwikkelingen in het buitengebied vallen onder de kruimellijst van de Grex. Voor de kruimellijst geldt dat de gemeenteraad kan afzien van een exploitatieplan c.q. kostenverhaal. De constructie kan ook ingezet worden in gevallen waarin de gemeente zelf een gebied wil aanpakken, maar niet tot overeenstemming komt met een initiatiefnemer. Als het daardoor niet komt tot een (anterieure) overeenkomst, kan de gemeente overstappen op een exploitatieplan. De kosten, inclusief fondsbijdrage, worden dan verhaald als de initiatiefnemer om een omgevingsvergunning vraagt.
Bovenwijkse voorzieningen (exploitatieplan) Bovenwijkse voorzieningen is één van de categorieën verhaalbare kosten die in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) limitatief is opgesomd. Bij bovenwijkse voorzieningen gaat het om openbare voorzieningen ten
Ruimtelijke relevantie
30
behoeve van meerdere locaties. In artikel 6.2.5 Bro4 is gedefinieerd om welke openbare voorzieningen het kan gaan. Hieruit blijkt dat het ook kan gaan om openbare voorzieningen in de vorm van groenvoorzieningen en natuur. De kosten zijn verhaalbaar op ontwikkellocaties voor zover voldaan wordt aan de criteria profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid. Van de ontwikkelaar wordt een bijdrage in rekening gebracht ter dekking van de kosten waarvan ook zijn locatie profiteert. De constructie van bovenwijkse voorzieningen wordt vaak toegepast voor binnenstedelijke voorzieningen, zoals infrastructuur, watervoorzieningen en stadsparken. Omdat een fonds voor bovenwijkse voorzieningen binnen de kaders van de Grex valt, geldt dat moet worden voldaan aan de eisen van proportionaliteit, profijt en toerekenbaarheid. Een structuurvisie is voor de onderbouwing strikt genomen niet noodzakelijk, maar er moet wel een vorm van beleidsmatige onderbouwing zijn, bijvoorbeeld een Nota bovenwijks. In een anterieure overeenkomst kunnen aan vullende afspraken worden gemaakt over de aanleg en bekostiging van voorzieningen. Ook daarvoor geldt dat geen sprake mag zijn van betaalplanologie en buitenproportionele bijdragen. Voor de toepassing van een kwaliteitsfonds voor investeringen in ruimtelijke kwaliteit in de groene omgeving is de constructie bovenwijkse voorziening minder geschikt. Het is dan lastig om te voldoen aan de eisen van profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid. Bovendien moet de beoogde investering vallen onder de categorieën van openbare voorzieningen die in artikel 6.2.5 Bro zijn vastgelegd.
4
Een voorbeeld waarin de Grex kan worden toegepast is het geval waarbij de gemeente de infrastructuur verbetert waardoor een groot agrarisch bedrijf beter bereikbaar wordt. In dat geval kan een exploitatieplan het instrument zijn om het bedrijf mee te laten betalen via verevening. Als echter door de gemeente wordt geïnvesteerd in groen of de aanleg van fietspaden, dan profiteren vooral derden daarvan en niet het agrarische bedrijf en wordt niet voldaan aan het criterium profijt.
Conclusies Een investering in ruimtelijke kwaliteit kan als afwegingscriterium gelden voor planologische medewerking. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat een vastgestelde structuurvisie een heldere relatie legt tussen de functies die financieel bijdragen en de ruimtelijke ontwikkelingen die daarmee gefinancierd worden. Voor de voeding van een ruimtelijk kwaliteitsfonds gaat de voorkeur uit naar anterieure overeen komsten. De anterieure overeenkomst is in de eerste plaats bedoeld om in de fase voor de vaststelling van een exploitatieplan een financiële bijdrage te vragen voor ruimtelijke ontwikkelingen. De wetgever laat echter veel ruimte voor contractvrijheid. Daardoor kan de anterieure overeenkomst ook gebruikt worden om op basis van vrijwilligheid afspraken te maken over investeringen in ruimtelijke kwaliteit.Hoe ver de contractsvrijheid reikt wordt pas echt duidelijk als er sprake is van bestendige jurisprudentie. Het werken met anterieure
Artikel 6.2.5 Bro noemt o.a. nutsvoorzieningen, riolering, verharding en waterpartijen, infrastructuur voor openbaar
vervoer, groenvoorzieningen, openbare verlichting en brandkranen, straatmeubilair en parkeervoorzieningen.
31
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
overeenkomsten is minder complex in vergelijking met het opstellen van een exploitatieplan en past daardoor beter bij de relatief kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied. Voor de diversiteit aan ontwikkelingen die zich in buitengebied voordoen,
is het handiger om in één op één relaties op individuele basis door te praten over gewenste ontwikkelingen met als doel om te komen tot privaatrechtelijke overeenkomsten.
“Een fonds is een middel, het gaat om het realiseren van ruimtelijke kwaliteit” Of een gemeente nu alleen of samen met andere gemeenten een fonds instelt en een stichting in het leven roept die het fonds beheert: volgens Patrick Eysbach is dat allemaal nog vrij eenvoudig te doen. Het is een kwestie van een notaris de nodige stukken laten opstellen. Ingewikkelder is het om met wettelijke instrumenten een financiële bijdrage te vragen voor een fonds. De huidige Grex wetgeving maakt dat vrij complex. Voor de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling geldt bijvoorbeeld dat die alleen gevraagd kan worden in de anterieure fase vóór de vaststelling van een exploitatieplan. De regeling van bovenplanse verevening is onduidelijk en roept in de praktijk veel vragen op. De regelingvoor bovenwijkse voorzieningen is alleen van toepassing als de gewenste voorziening valt onder de begripsdefinitie van voorziening van de Grex wetgeving. Bovendien moet die worden onderbouwd met de criteria proportionaliteit, toerekenbaarheid en profijt. Je loopt het risico dat je het verwijt krijgt dat je bij het aangaan van een anterieure overeenkomst bezig bent met betalingsplanologie. Dit voorkom je door als gemeente een duidelijk beleidskader te maken. Uiteraard moet je ook geen bovenproportionele bijdragen voor het fonds vragen. Uit het beleidskader moet blijken dat de investering in extraruimtelijke kwaliteit nodig is om het initiatief ruimtelijk aanvaardbaar te maken. Verder kan je de initiatief nemer de gelegenheid bieden om zelf de investering in extra ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Een bijdrage aan het fonds is dan een soort vangnet voor het geval de initiatiefnemer daar niet toe in staat is. Uiteraard wil je dat bij het zelf realiseren de kwaliteit van de prestatie van voldoende niveau is. Om daarop te kunnen sturen is een uitgewerkt gemeentelijk beleidskader nodig. Dat beleidskader is vervolgens ook de basis voor het realiseren van projecten waarvoor het fonds wordt ingezet. Zeker bij een intergemeentelijk fonds vergt dit beleidskaders die duidelijk maken wat de gemeente ziet als ruimtelijke kwaliteit. Ook moet daarin duidelijk worden gemaakt wat het ruimtelijke verband is tussen de locatie waar een ontwikkeling wordt gerealiseerd en dus de impact plaatsvindt en de locatie waar het fonds wordt ingezet om extra ruimtelijke kwaliteit te realiseren die ter compensatie dient. Dit betekent dat – ook wanneer een fonds wordt ingezet – het aankomt op de ruimtelijke afwegingen die de gemeente zelf moet maken. De stichting die het fonds beheert voert alleen uit en heeft daarvoor (inter)gemeentelijke kaders nodig. Patrick Eysbach benadrukt dat een fonds ruimtelijke kwaliteit een middel is. De doelen van het fonds zijn niet leidend, hoe maatschappelijk nuttig ook. Het vertrekpunt is het initiatief waarvoor compensatie nodig is. Wanneer geconstateerd wordt dat de investering in extra ruimtelijke kwaliteit het beste via een fonds kan lopen, dan heeft een fonds natuurlijk wel het voordeel dat je geldstromen kunt bundelen en daardoor grootschaliger projecten aan kunt pakken. Aan de andere kant geldt dat degene die een financiële bijdrage doet aan het fonds en degenen in zijn omgeving die geconfronteerd worden met de impact van de ontwikkeling, wel een verband moeten kunnen leggen met de investeringen die ter compensatie dienen. De tegenprestatie via het fonds moet binnen redelijke termijn plaatsvinden. Hoe snel, is afhankelijk van de aard van de tegenprestatie. Sloop van landschapsontsierende bebouwing kan heel snel plaatsvinden, want dat is snel te regelen. De aanleg van bos en natuur kost wat meer tijd en dan moet gedacht worden in een termijn van enkele jaren.
Ruimtelijke relevantie
32
Op de vraag of er een wettelijke grens is aan wat je mag financieren met een fonds, merkt Patrick Eysbach op dat de Grex-regelgeving met name in de anterieure fase veel ruimte biedt, maar daarbij ook onzekerheid laat. Er zijn tot dusver weinig rechterlijke uitspraken over bovenplanse verevening, bovenwijkse voorziening en bijdragen ruimtelijke ontwikkeling. Dat komt doordat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Grex-regelgeving nog maar relatief kort g eleden in werking zijn getreden. Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was het kostenverhaal wel mogelijk, maar in de praktijk moeilijk werkbaar en afdwingbaar. Op grond van de Wro zijn gemeenten – enkele uitzondering daargelaten – verplicht om kosten te verhalen volgens de Grex wetgeving. Voor vaststelling van het bestemmingsplan kun je op basis van vrijwilligheid een anterieure overeenkomst afsluiten. Voor zover dit niet lukt moet je gelijktijdig met een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststellen. Daarna kan je nog een posterieure overeenkomst afsluiten, maar die mag inhoudelijk niet afwijken van het exploitatieplan. Het prettige van de Grex-wetgeving is dat deze wet het het mogelijk maakt om de kosten van een ontwikkeling te verhalen door middel van een exploitatieplan. De wetgever heeft vrij precies bepaald wat daarin moet komen te staan. De administratieve afhandeling kost veel tijd. In de praktijk sluiten gemeenten daarom ook veel liever anterieure overeenkomsten af, maar het is handig om een stok achter de deur te hebben in de vorm van een exploitatieplan. Patrick Eysbach, jurist bij de gemeente Zwolle
3.2 Structuurvisie Structuurvisie als basis De financiële bijdrage als voorwaarde voor medewerking aan een ruimtelijk initiatief moet een basis vinden in een structuurvisie. Dit geldt nadrukkelijk voor verevening, maar ook voor privaatrechtelijke overeenkomsten. Voor bovenwijkse voorzieningen op macroniveau (b.v. stadspark, rondweg) is het al lastig om het profijt toe te rekenen aan een bepaald plangebied, omdat vaak de hele kern daarvan profiteert. Voor privaatrechtelijke overeenkomsten geldt dat de eisen van toerekenbaarheid en profijt minder hard zijn. Wanneer echter een initiatiefnemer achteraf een actie instelt vanwege onverschuldigde betaling5, is het echter goed als met een openbaar beleidsdocument duidelijk gemaakt kan worden op basis van welke (ruimtelijke) relaties de overheid gevraagd heeft om een financiële bijdrage. Een structuurvisie of een uitwerking daarvan maakt duidelijk wat de ruimtelijke relatie is tussen het gebied waar de impact plaatsvindt van een nieuwvestiging of grootschalige ontwikkeling en het gebied waar de extra investeringen in ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. Er moet vanuit de achtergrond
5
33
van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving aannemelijk gemaakt worden dat de investeringen die gedaan worden compensatie opleveren voor de maatschappelijke gevolgen. Bij vereveningsconstructies kan het gaan om rode, groene en grijze voorzieningen. Het handboek van VROM over de Grex zegt hierover dat verevening kan als sprake is van voldoende samenhang tussen de ontwikkeling waarvoor je een bijdrage aan het fonds vraagt en de ontwikkeling waaraan je een bijdrageuit het fonds toekent. Veel gemeenten werken voor de ontwikkeling van binnenstedelijke locaties met toeslagen per kavel. Het gaat om relatief kleine bedragen, waarvoor geldt dat het directe verband met de tekortlocatie niet altijd even hard te maken is. Zo worden toeslagen berekend voor de herstructurering van bestaande bedrijven terreinen in de kern. Een gemeente kan een toeslag berekenen bij uitleglocaties voor kwaliteitsver beteringen in het omliggende buitengebied. Volgens de wet moet de basis voor verevening een structuurvisie zijn, maar omdat voor een structuurvisie nauwelijks procedure en vormvereisten gelden, mag aangenomen worden dat andere beleids
Onverschuldigde betaling: Terugvorderen van een betaling waarvan achteraf blijkt dat er geen grondslag voor is.
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
documenten ook als basis gelden als ze materieel overeenkomen met een structuurvisie en door de raad zijn vastgesteld.6 Ook een intergemeentelijke structuurvisie kan het ruimtelijke verband aantonen tussen de locatie waar een ontwikkeling wordt toegestaan waarvoor een financiële bijdrage wordt gevraagd en de locatie waar het verkregen geld geïnvesteerd gaat worden. Ook verankering in een provinciale structuurvisie is een mogelijkheid. De provincie Overijssel kiest daar niet voor, omdat het niet past in de bestuursfilosofie. Het beperkt de bestedingsautonomie van gemeenten en is mogelijk een belemmering voor maatwerk.
Ook wanneer gekozen wordt voor anterieure overeenkomsten is het van belang om een relatie te leggen met wat in de structuurvisie (globaal) is benoemd als doelen van het fonds. Op het moment dat partijen instemmen met dit onderdeel van de overeenkomst, is dat voldoende basis om acties uit onverschuldigde betaling te kunnen weren. Daarbij kan iets opgenomen worden over de wijze waarop de hoogte van de verschuldigde betaling is bepaald, bijvoorbeeld een vast bedrag per m2 of m3. Hieruit wordt kenbaar dat de gemeente niet lukraak bijdragen vraagt en niet aan baatafroming doet.
Verantwoording van uitgaven Wanneer een structuurvisie of ander beleidsdocument nadrukkelijk wordt gebruikt als basis voor een kwaliteitsfonds, dan dient het stuk duidelijk te maken: • in welke gevallen een bijdrage wordt gevraagd; • hoe de hoogte van de bijdrage wordt bepaald; • op basis van welke criteria het geld wordt besteed in projecten. In structuurvisies kan als regel heel globaal en summier omschreven worden wat het verband is tussen betalende en ontvangende locaties. Het is wel van belang om bij uitvoeringsprojecten te benoemen wat de ontwikkelingen doen voor het doel waarvoor indertijd bijdragen zijn gevraagd. Dat kan met een jaarlijks te actualiseren dynamisch uitvoeringsprogramma dat bij de structuurvisie word gevoegd. Die actualisatie kan weer gekoppeld worden aan de documenten die het grondbedrijf toch al jaarlijks moet bijwerken. Het uitvoeringsprogramma bij een structuurvisie moet vrij concreet ingaan op de projecten die voor dat jaar zijn voorzien, de kosten daarvan en de verwachte financiering ervan. In de structuurvisie zelf kan dan vrij globaal worden ingegaan op doelen die in een gebied worden nagestreefd met de inzet van het fonds. Voor het leggen van een ruimtelijke relatie kan het handig zijn een uitvoeringsprogramma uit te werken in modules, bijvoorbeeld naar landschapstype, thema’sof deelgebieden. Zo kunt u bijvoorbeeld een ontwikkeling in essenlandschap verbinden met een kwaliteitsverbetering in e ssenlandschap, of een ontwikkeling met effect op natuur koppelen aan aanleg van nieuwe natuur.
6
Ook de verantwoording van de uitgaven uit het fonds moet goed geregeld zijn, zodat aangetoond kan worden dat de beoogde compensatie van de impact van nieuwvestigingen en grootschalige uitbreidingen inderdaad gerealiseerd is. De sturing op de uitvoering kan vorm krijgen door de geplande projecten concreet te benoemen en een prioritering aan te brengen. Dit biedt degenen die moeten bijdragen aan het fonds de zekerheid dat het geld niet wordt opgepot, maar binnen een redelijke termijn worden ingezet voor de vooraf aangegeven doelen. Aan de andere kant kan een lijstje met projecten ook verwachtingen wekken bij burgers dat alles binnen een bepaalde termijn wordt uitgevoerd. De realisatie is echter afhankelijk van het geld dat bij het fonds binnenkomt uit initiatieven. Het uitvoeringsprogramma moet steeds geactualiseerd worden. Om ruimte te bieden aan het jaarlijks actualiseren van het uitvoerings programma moet de verwijzing die in anterieure overeenkomsten is opgenomen naar de inzet van het fonds voldoende ruim worden geformuleerd. De verantwoording over de uitgaven kan zowel via de gemeentelijke begroting lopen als via de jaarstukken van het fonds. Als de regeling van het fonds duidelijk genoeg is en de inhoudelijke onderbouwing via de structuurvisie kenbaar is voor degene die een anterieure overeenkomst tekent, dan volstaat een enkele verwijzing naar de fondsconstructie in de overeenkomst. Dit geldt ook als de inhoudelijke basis wordt gevormd
Let op: dit is een aanname die – voor zover bekend – nog niet wordt bevestigd door jurisprudentie.
Ruimtelijke relevantie
34
door een intergemeentelijke structuurvisie, mits daar een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld is waarin concrete projecten benoemd worden. Het noodzakelijke ruimtelijke verband is dan aangetoond, omdat een structuurvisie naar zijn aard al samenhang aangeeft. Voor het draagvlak voor een bijdrage aan een fonds kan het van belang zijn om een koppeling te maken met een project dat in de nabijheid van het initiatief wordt gerealiseerd. Ook politiek/beleidsmatig kan het gewenst zijn om strakker in te zetten op de relatie tussen het initiatief waarvoor een bijdrage wordt gevraagd aan het fonds en de projecten die daar vervolgens weer uit gefinancierd worden. Een voorbeeld daarvan is een initiatief voor een windmolenproject en een gebiedsvisie met een gebiedsfonds ter compensatie van de effecten in het gebied. De uitvoering van projecten waarvoor het fonds wordt ingezet hoeft niet altijd door de overheid zelf plaats te vinden. Het geld kan ook gebruikt worden om particulieren de gewenste projecten te laten uitvoeren. Het fonds kan dienen als budget voor subsidies voor maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het landschap. Een landschaps ontwikkelingsplan (LOP) kan daarbij de kaders bieden voor wat een gemeente wil bereiken en wat dus als maatschappelijke belang wordt aan gemerkt. Landschap Overijssel werkt bijvoorbeeld bij haar groenfondsen met uitvoeringsovereenkomsten waarbij grondeigenaren medewerking beloven aan ingrepenop hun grond. Een voorwaarde voor dit soort c onstructies is dat het voor de grondeigenaren aantrekkelijk genoeg moet zijn om mee te werken.
35
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Resumé Het instellen van een ruimtelijk kwaliteitsfonds vraagt om de volgende acties: • in een (inter)gemeentelijke structuurvisie (of in een afzonderlijke nota) wordt de instelling van een fonds beleidsmatig onderbouwd; • in de structuurvisie wordt globaal aangeduid: - welke ruimtelijke ontwikkelingen afhankelijk worden gesteld van een extra investering in ruimtelijke kwaliteit; - hoe de hoogte van de bijdrage aan het fonds wordt vastgesteld - op basis van welke criteria het geld uit het fonds wordt besteed in projecten die bijdragen in ruimtelijke kwaliteit. Deze crite ria moeten borgen dat er voldoende relatie is tussen de locatie die een financiële bijdrage moet leveren aan het kwaliteitsfonds en de locaties waar de investering in ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt; • de structuurvisie bevat een uitvoeringsparagraaf waarin op projectniveau is aangegeven welke maatregelen gefinancierd gaan worden uit het fonds (wanneer er tenminste voldoende geld op de rekening staat); • in de uitvoeringsparagraaf wordt gespecificeerd op welke wijze de projecten worden gefinancierd (hoe de bijdrage kan worden aangevraagd, hoe de o verige financiering moet worden geregeld, binnen hoeveel tijd het project gerealiseerd moet worden); • de uitvoeringsparagraaf wordt jaarlijks geactua liseerd, waarbij een verantwoording plaatsvindt van de besteding van de fondsbijdragen.
3.3 Bestemmingsplan De balans tussen de ontwikkeling die het bestemmingsp lan mogelijk maakt, en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, dient onderbouwd te zijn. Is er geen balans, in de zin van onvoldoende kwaliteitsverbeteringen, dan is dat een reden om niet aan het initiatief mee te werken. Bij de ruimtelijke afweging speelt ook de financieel economische haalbaarheid een rol als er voor het plan invester ingen nodig zijn. Voor de gemeente is ook de financiële uitvoerbaarheid dan een voorwaarde om medewerking aan een bestemmingsplan te verlenen. Zoals eerder besproken is een beschrijving van de ruimtelijke relatie tussen ontwikkeling en kwaliteitsverbetering belangrijk voor de afdwingbaarheid van
het totaalplan en een eventuele afdracht aan een fonds. De beste garantieom ook op lange termijn de beoogde kwaliteitsverbeteringen in stand te houden, bijvoorbeeld een nieuw bosperceel, is een specifieke bestemming en een vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. Daarbij staat een gemeente voor de afweging tot welk detailniveau dit in het bestemmingsplan te regelen is. Detailregelingen op perceelsniveau passen niet altijd in de systematiek van een integraal plan buitengebied. Een manier om zeker te stellen dat een investering ook daadwerke lijk wordt gerealiseerd is de toepassing van een voorwaardelijke bestemming. Meer daarover staat in het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving en de aanvullende juridische adviezen.
Bestemmingsplan en Omgevingswet Volgens Patrick Eysbach, jurist bij de gemeente Zwolle, gaan veel gemeenten voor zekerheid. Zij leggen verplichtingen niet alleen privaatrechtelijk vast, maar ook via het publiekrecht. Dat kan in de vorm van voorwaarden bij een omgevingsvergunning, maar ook in de vorm van (gedetailleerde) bestemmingen in het bestemmingsplan. Daardoor kan spanning ontstaan tussen het publiekrecht en het privaatrecht en daarmee met de ‘Tweewegenleer’. Het publiekrecht heeft als voordeel dat handhavingstrajecten veel duidelijker omlijnd zijn. Voor acties via het privaatrecht geldt dat het afdwingen van naleving aan alle kanten kan worden aangevochten. In de praktijk merk je dat gemeentelijke handhavers beter thuis zijn in het publiekrecht. Het voordeel van een privaatrechtelijke overeenkomst is dat initiatiefnemers zich meer gecommitteerd voelen, doordat ze zelf formeel een handtekening moeten zetten. Dat is toch heel anders dan dat je een besluit thuisgestuurd krijgt dat alleen is ondertekend namens burgemeester en wethouders! Naar verwachting wordt de Grex-wetgeving zonder al te grote wijzigingen overgenomen in de nieuwe Omgevingswet. Onderzocht wordt of de bovenplanse fondsvorming van de Grex gewijzigd kan worden in een regeling met forfaitaire7 bijdragen. Veel gemeenten vragen nu in de praktijk al een vaste bedrag per m2 bij wijze van toeslag voor gemeentelijke voorzieningen. In de forfaitaire bijdrage kan ook een onderdeel opgenomen worden voor investeringen in ontwikkelingen in het buitengebied. Bewoners en bedrijven in het stedelijke gebied profiteren immers ook van een mooie setting in het omliggende buitengebied. Dit kan een extra geldstroom opleveren voor het gemeentelijke fonds ruimtelijke kwaliteit. Volgens Patrick Eysbach biedt de nieuwe Omgevingswet veel kansen voor ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijke ontwikkeling. Met name de Omgevingsvisie biedt een kans om het beleid integraler te maken. Een aanpassing van de Grex-wetgeving om forfaitaire fondsbijdragen te kunnen vragen kan de voeding van een fonds vereenvoudigen.
7
Forfaitaire bijdrage: vaste bijdrage die niet gekoppeld is aan de werkelijke situatie, maar aan een veronderstelde situatie.
Ruimtelijke relevantie
36
37
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
4
Fondsvormen, organisatie en beheer
Fondsvormen, organisatie en beheer
38
4. Fondsvormen, organisatie en beheer Fondsen zijn er in verschillende typen en vormen. Als u kiest voor het opzetten van een fonds is het belangrijk om een aantal organisatorische zaken goed te regelen. Ook is het verstandig na te denken over de manier waarop het geld in het fonds komt, hoe het fonds wordt beheerd en hoe het geld wordt besteed. In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de mogelijkheden.
4.1. Hoe zet ik een fonds op Voor het opzetten van een fonds is het belangrijk te bepalen: • wat het doel is van het fonds; • welk schaalniveau bij het fonds past; • welke partijen aangesloten worden bij het fonds; • welke rechtsvorm gekozen wordt (zie paragraaf 4.3); • welke financieringsvorm past bij het doel van het fonds (zie paragraaf 4.4); • en hoe de administratie van het fonds wordt georganiseerd.
Doel(en) Bij de oprichting van een fonds moet duidelijk zijn aan welke doelen het fonds een bijdrage gaat leveren. Het fonds moet kunnen verantwoorden of ze een bijdrage levert aan de vastgestelde doelen. Bij het vastleggen van de doelen moet ook zijn beschreven op welke wijze het fonds deze gaat bereiken. Voor een fonds ruimtelijke kwaliteit zijn de doelen vastgelegd in een structuurvisie. Als het fonds daarnaast ook op andere doelen is gericht, dan behoren deze ook te zijn vastgelegd door de partij die het fonds voor dit doel financiert.
Samenwerking Naast doelen en schaalniveau is het belangrijk te bepalen welke partijen zich aan (kunnen) sluiten bij het fonds. Zijn dit alle partijen in het gebied, zoals bewoners, overheden, (landschaps- of terrein-) beheerders en agrarische natuurverenigingen of blijft het beperkt tot de gemeente? Als er meerdere partijen meedoen in het fonds, is het aan te raden om te bepalen wat de gemeenschappelijke ‘drives’ zijn. Oftewel, met welk motief gaan de partijen de samenwerking aan? Door bij het opstellen van een visie en uitvoeringsprogramma de bewoners van een gebied te betrekken en een rol te geven, is draagvlak te bereiken. Wensen en behoeften, maar ook kansen en mogelijkheden kunnen dan bij elkaar gebracht worden om met behulp van een fonds nieuwe initiatieven te ontplooien.
Administratie van het fonds De fondsbeheerder is verantwoordelijk voor het beheer en de besteding van middelen. Hiervoor heeft het fonds een goede administratie nodig. De administratie van een fonds, ook wel backoffice genoemd, moet zodanig georganiseerd zijn dat duidelijk is aan welke doelen de middelen worden gekoppeld. Het fonds moet hierover transparant zijn. Dit doet zij door verantwoording af te leggen aan haar financiers. Dit kan door verantwoordings rapportages en jaarrekeningen en -verslagen. Het fonds moet de besteding van de middelen verantwoorden, maar hoeft niet verantwoordelijk te zijn voor de organisatie van de uitvoering van de projecten. Hervoor geldt dat het fonds dit zelf kan organiseren en aansturen, maar zij kan dit ook uitbesteden. Meer hierover in paragraaf 4.6.
Schaalniveau Naast het doel moet ook het geografisch werkings gebied van een fonds worden bepaald: het schaalniveau of de reikwijdte van het fonds. Dit wordt enerzijds bepaald door doelen die het fonds nastreeft. Anderzijds bepalen ook de aanwezige structuren (bestuurlijk, sociaal en landschappelijk) een logische schaal van een fonds. Naast deze gebiedsgerichte overwegingen, is het belangrijk te kijken naar een schaal waarbinnen efficiënt gewerkt kan worden.
39
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Tips • Voor een goede keuze is het belangrijk een fonds zo simpel mogelijk te houden en waar mogelijk gebruik te maken van bestaande fondsen en organisatiestructuren. Bedenk vooraf of er een voldoende aanbod is van projecten waarin het fonds kan investeren; • zorg voor een goede financiele administratie en betrek een accountant.
4.2 Verschillende typen fondsen Er zijn verschillende typen fondsen, van een relatief eenvoudig doelfonds tot een meer complex gebiedsfonds. In deze paragraaf komen de verschillende fondsen aan de orde: landschapsfonds; gebiedsfonds; gemeenschapsfonds en fonds ruimtelijke kwaliteit. Deze fondsen onderscheiden zich onder andere in doel en schaalniveau.
Gebiedsfonds Een gebiedsfonds is een bundeling van private en publiekemiddelen voor concrete projecten in een gebied. Het is de bedoeling dat de verworven middelen ingezet worden voor aanleg, beheer of ontwikkeling van alle aspecten in het landelijk gebied, zoals natuur, cultuur historie, sociale economie, landschap en recreatie. Daar waar in het kader van gebiedsgericht beleid rijksmiddelen niet bestaan of niet toereikend zijn.
Het ontstaan van gemeenschapsfondsen8 Gemeenschapsfondsen komen van oorsprong uit de Verenigde Staten, begin 20e eeuw. Het voorzag in het verwezenlijken van maatschappelijke doelen, die door de overheid niet opgepakt werden. Tijdens de recessie tussen de beide wereldoorlogenvielen veel fondsen weer weg. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de aandacht voor gemeenschapsfondsen weer terug, mede veroorzaakt door een opbloeiende economie. In Nederland was in eerste instantie de noodzaak voor gemeenschapsfondsen minder aanwezig. De verzorgingsstaat heeft ook aandacht voor maatschappelijke doelen die op kleine schaal worden opgepakt. Sinds de jaren ’90 vindt er een omslag plaats door: • een terugtredende overheid; • een tegenbeweging van globalisering; • een toename van het aantal vermogende ouderen; • een toename van bereidwilligheid van burgers om geld, tijd en arbeid lokaal te besteden; • een toename van inzet van burgers voor kort lopende projecten.
8, 9
Gemeenschapsfonds Een gemeenschapsfonds is een verbijzondering van een gebiedsfonds. Het heeft direct betrekking op een gemeenschap, bijvoorbeeld een dorp of kleine kern. Het doel van een gemeenschapsfonds is het bundelen van verschillende financiële bronnen van een dorp, om zo activiteiten van en/of voor het dorp te financieren. De kern van een dergelijk fonds is dat deze beheerd wordt door vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap en dat het bestuur geen verlengstuk vormt van overheden. De lokale gemeenschap is verantwoordelijk voor het slagen van het fonds. Zij krijgen hiermee een kans om de behoeften in te vullen. Ook is het belangrijk dat het bestuur het gezicht is van de totale gemeenschap.9
Landschapsfonds Een landschapsfonds of streekfonds is een gezamenlijk initiatief van één of meerdere lokale of regionale organisaties om (financiële, maar eventueel ook andere) middelen te bundelen en te bestemmen voor de ontwikkeling en het beheer van een specifiek landschap. De inbreng van middelen vindt plaats door bijdragen van overheden, burgers en bedrijven. Het landschapsfonds is een middel om een doel, bijvoorbeeld ‘behoud van het agrarisch cultuurlandschap’ te realiseren.
Fonds ruimtelijke kwaliteit Een ruimtelijke kwaliteitsfonds is in feite een variant op een gebiedsfonds dat breed thematisch is gericht op verbetering vande ruimtelijke kwaliteit. De basis ligt in een integrale structuurvisie of integraal beleidsdocument met een uitvoeringsprogramma of projectenlijst. Het uitvoeringsprogramma kan jaarlijks worden geactualiseerd. De inkomsten komen uit ontwikkelingen waarvoor een investering in ruimtelijke kwaliteit in de omgeving als voorwaarde geldt.
Bron: Aanwijzingen voor het inrichten van een gemeenschapsfonds.
Fondsvormen, organisatie en beheer
40
Rechtsvormen Voorbeelden van Landschapsfondsen: • B uitengebied Enschede: het Landschapsfonds Enschede zet zich in voor aanleg, herstel en beheer van landschapselementen en wandelpaden in het agrarisch cultuur landschap. Het landschapsfonds sluit contracten voor groenblauwe diensten af met agrariërs, met als doel versterking van de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied;10 • Midden-Delfland: het Groenfonds Midden-Delfland komt voort uit de overeenkomsten die de gemeente MiddenDelfland, Delft en Den Haag hebben afgesloten voor de ontwikkeling van de Harnaschpolder. Doelen van het fonds zijn: het agrarische cultuurlandschap in stand houden en versterken, én de relatie tussen stad en land versterken door educatie en recreatie;11 • Ooijpolder Groesbeek: Via Natura is het landschapsfonds voor Ooijpolder, Duffelt en Groesbeek. Via Natura geeft uitvoering aan het regionale landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeenten Groesbeek, Millingenaan de Rijn en Ubbergen. Vrijwillig landschapsbeheer door particulieren, de zogenaamde groenblauwe diensten, vormt de basis onder het plan. Via Natura baseert de vergoeding voor het vrijwillige landschapsbeheer op de normbedragen die de Catalogus Groenblauwe Diensten hanteert.12
4.3 Verschillende rechtsvormen Een rechtsvorm van een organisatie is de juridische vorm waarin de organisatie is gegoten. Een rechtsvorm kan publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of een combinatie van beide zijn.
10, 11, 12 13 14
Voorbeelden van publiekrechtelijke rechtsvormen zijn: • openbaar lichaam (art.8, lid 1 WGR13); • gemeenschappelijk bestuursorgaan (art. 8, lid 2 WGR); gemeenschappelijke regeling (art. 1 WGR); en • bestuurscommissie (art.83 Gemeentewet14). De meest eenvoudige vorm van een fonds is dat een gemeente zelf een fonds instelt bij raadsbesluit met bijpassende regeling of verordening. Privaatrechtelijke rechtsvormen zijn bijvoorbeeld een vereniging, een stichting, een Besloten Vennootschap (BV) en een Naamloze Vennootschap (NV). Een vereniging heeft leden, beschikt over statuten en een ledenvergadering waarop bestuur verantwoording aflegt aan haar leden. Een stichting kenmerkt zich door een zelfstandig bestuur waarvan de leden bij oprichting kunnen worden aangewezen. Combinaties van privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtsvormen zijn ook mogelijk, namelijk via bijvoorbeeld een pps-constructie (publiek-private samenwerking).15 Veel handige informatie is te vinden in de Toolkit Financieringsvormen Natuur- en landschapsbeheer www.landschapsbeheer.nl/webwinkel/beleid-enfinanciering-van-landschap en de Reiswijzer landschapsfondsen van het Nationaal Groenfonds www. nationaalgroenfonds.nl/reiswijzerlandschapsfondsen.
Rechtsvorm voor fonds ruimtelijke kwaliteit De rechtsvorm beschikt over het bankrekening nummer van het fonds en is daarmee verantwoordelijk voor een goed beheer en besteding van de middelen in het fonds. De rechtsvorm moet werken binnen de kaders die ze meekrijgt van haar financiers. In het geval van een fonds ruimtelijke kwaliteit is het kader een structuurvisie. De rechtsvorm moet in de uitvoering verantwoording afleggen over het beheer en besteding van de middelen in het fonds aan de financiers. Een privaatrechtelijke rechtsvorm, bijvoorbeeld een stichting, kan zelfstandig acties
Bron: www.nationaalgroenfonds.nl/reiswijzerlandschapsfondsen
WGR: Wet gemeenschappelijke regelingen. Ook een provincie of waterschap kan voor een bepaald gebied een bestuurscommissie instellen. Bron: Lokaal Landschapsfonds voor natuur en landschap, Handleiding voor het organiseren van een Landschapsfonds. Organisaties CLM, BMB en LBN. www.nederlandmooi.nl, januari 2004
15
Toolkit Financieringsvormen Natuur- en landschapsbeheer.
41
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
ondernemen naar private partijen om aanvullende financiering te genereren. Een privaatrechtelijk fonds heeft hierbij ook het voordeel dat zij een ANBI16-status kan aanvragen, wat het private partijen fiscaal aantrekkelijk maakt om een financiële bijdrage te leveren.
Tips17 • Laat derde belanghebbende partijen meedenken en meekijken, bijvoorbeeld bij het opstellen van statuten, zodat een open en transparant proces ontstaat en er een basis voor vertrouwen kan ontstaan; • houd de statuten globaal. Anders moet je bij wijziging steeds terug naar de notaris. De statuten moeten wel zodanig concreet zijn dat voor het bestuur duidelijk is binnen welke normen ze kunnen handelen; • maak je organisatie niet te ingewikkeld en zorg voor heldere afspraken over verantwoordelijkheden;
• raadpleeg een fiscalist voor het oplossen van BTW-vraagstukken en het voorkomen van een vennootschapsbelastingplicht (wanneer fondswerving en andere activiteiten tot meer inkomsten dan uitgaven leiden); • stel een sterke trekker/aanjager aan. Dat betekent: iemand met een goed netwerk; • bouw voort op bestaande samenwerkings verbanden in het gebied; • betrek als initiatiefnemende gemeente vroeg tijdig aangrenzende gemeenten die belang hebben bij het fonds, zodat zij kans krijgen inbreng te leveren en zij zich kunnen committeren aan het fonds; • voorkom schijndemocratie met zogenaamd veel inspraak maar ondoorzichtige besluitvormingsprocedures; • maak duidelijk op welke titel bestuurders in het fonds zitten, want dit kan anders een verkeerde indruk wekken; • probeer als overheid na oprichting van het fonds een meer teruggetrokken rol te spelen.
16
ANBI: Algemeen Nut Beogende Instellingen
17
Bron: Lokaal Landschapsfonds voor natuur en landschap, Handleiding voor het organiseren van een Landschapsfonds. Organisaties CLM, BMB en LBN. www.nederlandmooi.nl januari 2004 Toolkit Financieringsvormen Natuur- en landschapsbeheer.
Fondsvormen, organisatie en beheer
42
Aanbeveling Voor een fonds ruimtelijk kwaliteit zijn zowel publiek rechtelijk als privaatrechtelijke rechtsvormen denkbaar. Als een fonds wordt ontwikkeld om ook andere geldstromen, en met name ook private, te genereren dan is een privaatrechtelijke rechtsvorm aan te bevelen.
4.4 Fondsvormen in financiële zin De fondsvorm in financiële zin geeft aan op welke wijze een fonds financieel wordt beheerd. Vier typen fondsen zijn te onderscheiden: doel- of beheerfonds; ontwikke lingsfonds; revolverend fonds en vermogensfonds. In deze paragraaf worden deze fondsen toegelicht.
Doel- of beheerfonds Doel- of beheerfondsen zijn gericht op het (gezamenlijk)realiseren van een doel (of meerdere) door ‘subsidie à fonds perdu’. In het fonds zit geoor merkt geld voor beoogde doelen. Er wordt niet gestreefd naar een direct rendement op investeringen (uitgaven). Voorbeelden van dit soort fondsen zijn het MKZ-fonds18 en de landschapsfondsen Groene en Blauwe Diensten in Overijssel.
Ontwikkelingsfonds Ontwikkelingsfondsen worden ingezet bij gebieds ontwikkelingen. Het doel is een gebied te ontwikkelen en potentieel rendement te benutten voor het totale gebied (incl. ‘publieke’ doelen). Het fonds financiert (risicodragende) investeringsprojecten om een bepaald rendement te behalen. Bij dit soort fondsen is vaak sprake van een pps19-constructie, waarbij een verdeling van risico en rendement over partijen plaatsvindt. Een voorbeeld is gebiedsontwikkeling Meerstad bij Groningen.
Kampereiland worden agrarische initiatievengesteund die bijdragen aan de kernkwaliteiten van het landschap.
Vermogensfonds Het doel van vermogensfondsen is om exploitatie betalingen langjarig zeker te stellen. Een vermogensfonds wordt gevuld door een eenmalige storting, of kan over een langere periode opgebouwd worden. Het jaarlijks rendement van het fondskapitaal zorgt voor de dekking van de jaarlijkse kosten. Het zorgt zodoende voor de waarborg van een geldstroom voor de lange termijn.
Aanbeveling Bij een fonds ruimtelijke kwaliteit is het belangrijk dat de relatie tussen een ruimtelijke ontwikkeling en een investering blijft bestaan. Er moet een daadwerkelijke impuls worden gefinancierd die anders niet gerealiseerd wordt. Het financieren tegen lage rentes van particuliere initiatieven (revolverend fonds) past hier niet bij. Ook het inzetten van enkel het rendement over het vermogen in een fonds (vermogensfonds) niet, omdat dit een te klein bedrag oplevert. En een ontwikkelingsfonds past meer bij vooraf geplande gebiedsontwikkelingen. Voor een ‘eenvoudig’ fonds ruimtelijke kwaliteit wordt daarom een doel- of beheerfonds aanbevolen. Een dergelijk fonds kan volstaan om de uitvoering van initia tieven waarop de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing is te ondersteunen. Het geld is daarin geoormerkt voor projecten waarin verbetering van de ruimtelijke kwaliteit centraal staat. Als er los van een ruimtelijke ontwikkeling meerdere geldbronnen voor het ruimtelijke kwaliteitsfonds zijn, is de een combinatie met een revolverend fonds aan te raden. Dat stelt u in staat initiatieven uit te lokken of te ondersteunen die bijdragen aan uw ontwikkelingsvisie.
Revolverend fonds Revolverende fondsen worden ingezet om met een beperkte hoeveelheid (overheids)middelen de onrendabele top van particuliere investeringen te financieren. Vanuit het fonds worden laagrentende leningen voor investeringen verstrekt. Het rendement van de investeringen (of een deel ervan) komt via rente en aflossing in het fonds terug. Een voorbeeld is het fonds Weidse Waarden in het nationaal landschap IJsseldelta. In het gebied
43
18
MKZ: Mond- en Klauwzeer
19
pps: publiek - private samenwerking
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
“Een fonds zou een verleidingsinstrument moeten zijn om anderen te interesseren te investeren in ruimtelijke kwaliteit. Het kan een multipliereffect hebben door andere subsidies binnen te halen en een aanjager zijn voor investeringen. Daar kunnen gemeenten hun voordeel mee doen.” Bert Boerman, gedeputeerde provincie Overijssel
Weidse Waarden Kampereiland Het Kampereiland is een gaaf open weidelandschap met boerderijen op terpen en is onderdeel van het Nationaal Landschap IJsseldelta. Door aanwas ontstond vanuit de IJsselmonding de Campereilanden. Zo ontstond ongeveer 4700ha landbouwgrond die in pacht worden uitgegeven aan agrariërs. Toen de gemeente Kampen in 2007 het eigendom overdroeg naar De Stadserven, is tegelijkertijd een structuurfonds opgericht om de agrarische bedrijfsstructuur te verbeteren. Het fonds wordt met incidentele baten gevuld tot maximaal 1 miljoen euro. De provincie heeft vanuit haar verantwoordelijkheid voor het Nationaal Landschap 0,5 miljoeneuro bijgedragen aan het fonds. Vanuit het fonds is het project Weidse Waarden gestart. Het idee is inspiratie bieden aan het gebied om bottom-up van idee tot realisatie te komen. Weidse Waarden levert (met gelden vanuit het fonds) een steunbijdrage voor kansrijke innovatieve initiatieven die het perspectief van de agrarische sector vergroten. Voorwaarde is dat een initiatief bijdraagt aan agrarisch- economisch en ecologisch rendement (duurzaamheid) en de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta. Ook kan een agrarisch ondernemer of een burger in aanmerking komen voor een steunbijdrage voor een investering.Daarvoor is een stimuleringsmodel uitgewerkt volledig in samenwerking met pachters wat borg staat voor een transparante en objectieve beoordeling door een stimulerings- en toetsingscomité. Als rentmeester vanuit de Stadserven, maar ook voor de pachters is het even wennen aan een nieuwe verhouding. Als verpachter is het werkzaam om vanuit je positie voorwaarden te stellen, wat – ondanks overleg met de betrokkene – vaak een top-downbenadering blijft. Met het project Weidse Waarden faciliteren we een bottomupproces om zo van initiatief tot een plan te komen wat zich gedurende het traject vormt. Een initiatiefnemer krijgt dus veel ruimte en is aan zet. Daarvoor is een goede communicatie voorwaarde tussen alle betrokken partijen: lokale overheden, stakeholders en belangenorganisaties als de pachtersbond en afdeling West-Overijssel van LTO Noord. Wij proberen inspiratie te bieden met excursies naar goede en eerlijke voorbeelden, stimuleren en faciliteren onder nemers en spelen in op de trots op het gebied. Maar het initiatief ligt bij de pachters en particulieren in het gebied. Voor een goed idee krijgen ze steun van een coach die helpt bij de uitwerking van het idee tot een goed doordachte en onderbouwde aanvraag. Een goed plan past bij de onderneming, de ondernemer en de omgeving. Het rendement van het fonds meten we in kwaliteit, niet alleen in geld. Een goed plan lokt immers extra investe ringen uit. Goede voorbeelden krijgen navolging. Ongeveer eenderde van de pachters is betrokken bij onze activiteitenof krijgt ondersteuning uit het project. Een deel daarvan heeft al aansprekende resultaten opgeleverd. Een aantal ondernemers heeft Campereilander Kaas ontwikkelt en werkt mee aan een stichting voor de verkoop van duurzaam geproduceerde streekproducten uit de IJsseldelta. Daarnaast is een boerderijwinkel en jeugdopvang gerealiseerd en is er divers zorg- en recreatieaanbod in ontwikkeling. Anderen werken aan innovatieve stalconcepten die goed in het landschap passen of minder emissies veroorzaken of nieuwe beweidingssystemen die goed zijn voor het welzijn van de koe, de omgeving en de portemonnee. Ik denk dat het in andere gebieden ook goed kan werken. Voorwaarde is dat een gebied een eenheid vormt (waarden en doelen) en er draagvlak kan ontstaan bij de ondernemers doordat er een gemeenschappelijke trots is. Zorg voor een goede communicatie en houd de regie door de ideeën van het gebied te stimuleren en faciliteren. Sander Simonse, projectleider van Weidse Waarden en rentmeester bij de Stadserven Kampereiland e.o. Meer informatie: www.destadserven.nl
Fondsvormen, organisatie en beheer
44
4.5. Geld in een fonds krijgen Bij de beoordeling van een initiatief maakt de gemeente een afweging of de ontwikkeling past binnen het provinciaal en gemeentelijke beleid. Als dit het geval is, wordt vervolgens bepaald welke ruimtelijke kwaliteitsprestaties nodig zijn om het totaal in balans te brengen. De balans tussen ruimtelijke ontwikkeling en de investering in ruimtelijke kwaliteit is meestal het resultaat van maatwerk20. In de gemeentelijke visie voor
ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied kan bepaald worden hoe een afdracht voor een investering in ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. De gemeente spreekt met de initiatiefnemer af dat deze een bepaald bedrag betaalt aan het fonds. Het resultaat wordt vastgelegd in een (anterieure) overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer. De overeenkomst is vervolgens de basis waarop een bestemmingsplan opgesteld kan worden. Het bedrag komt in het fonds, zodat er projecten uitgevoerd kunnen worden. Zie ook paragraaf 3.1.
Provincie, gemeenten en TenneT investeren in natuur, landschap en cultuurhistorie Met het zagen van een elzentak in Rouveen geven bestuurders van provincie Overijssel, netwerk-beheerder Tennet, gemeente Staphorst en de Stichting Groene en Blauwe Diensten Overijssel op 10 februari 2010 het startsein voor het herstel en beheer van de karakteristieke elzensingels in de gemeente Staphorst. De komende tijd gaan provincie Overijssel, gemeenten en Tennet samen investeren in natuur- en landschapsprojecten in Staphorst, Dalfsen en Hardenberg. Het eerste plan dat van start gaat is het elzensingellandschap Rouveen. Provincie, Tennet en de gemeente Staphorst storten gezamenlijk 1,5 miljoen euro in het landschapsfonds waaruit de grondeigenaren een vergoeding ontvangen voor nieuwe aanleg, herstel en duurzaam beheer van bijna 50 km karakteristieke elzensingels langs de A28. Hierdoor wordt een voor Nederland uniek stuk landschap duurzaam in stand gehouden. Het Ministerie van Economische Zaken, Tennet en de provincie kwamen eind 2007 een regeling overeen als compensatie voor het instandhouden van de hoogspanningsleidingen tussen Zwolle en Hoogeveen. Tennet betaalt in totaal 10 miljoen euro aan de provincies Overijssel en Drenthe, 4 miljoen hiervan is beschikbaar voor de verbetering van natuur, landschap en cultuurhistorie in Overijssel, met name in en rond het Reestdal. Drenthe kan rekenen op een bijdrage van 6 miljoen euro. In overleg met de betrokken gemeenten en Landschap Overijssel hebben provincie en Tennet besloten het geld te gebruiken om natuur, landschap en cultuurhistorie versneld te verbeteren. Het grootste deel is bestemd voor de inrichting van de ecologische hoofdstructuur van het Reestdal. Hiertoe wordt de waterhuishouding in het gebied hersteld en worden twee boerenbedrijven verplaatst. Ook draagt Tennet bij in de aanleg van een ecoduct over de N377 bij Balkbrug en in de kosten van het herstellen van karakteristieke boerenerven in de regio via het project Streekeigen Huis en Erf van Landschap Overijssel. Het resterende deel wordt besteed aan duurzaam herstel en onderhoud van landschap in de gemeenten Staphorst, Dalfsen en Hardenberg. De gemeenten dragen ook bij in de kosten van het landschapsonderhoud en de provincie verdubbelt de bijdragen van de gemeenten en van Tennet. Het geld dat de provincie en de andere partijen beschikbaar stellen voor de Groene en Blauwe diensten in Overijssel wordt ondergebracht op speciale rekeningen bij het Nationaal Groenfonds. Bron: persbericht van 8 februari 2010 op www.groeneblauwedienstenoverijssel.nl
20
45
Meer hierover in het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Voorbeelden van andere geldbronnen zijn: storting van een werkkapitaal door de gemeente (Weidse Waarden Kampereiland); een jaarlijks bedrag als compensatie voor eigen ontwikkelingen door de gemeente (Barneveld); natuurcompensatie voor stad-
uitleg of infrastructuur (weidevogelbeheer Zwolle); het opzetten van een streekrekening (Het Groene Woud, Nationaal Park Weerribben-Wieden). Ook is het mogelijk om een bijdrage in natura (materialen, arbeid e.d.) contractueel vast te leggen.
Streekrekening
komen in een fonds dat binnen de streek wordt beheerd. Dit is het streekfonds of gebiedsfonds. Het streekfonds kan met het gerealiseerde De Streekrekening is een specifiek bancair product vermogenduurzaam beheer en/of projecten gericht voor spaarders. De bonus die de bank over de rente op deze Streekrekening verstrekt, de renteafdrachten op duurzaamheid subsidiëren. De Streekrekening is dus één van de fondsenwervende instrumenten om die rekeninghouders daarnaast nog kunnen schenken plus andere vormen van fondsenwerving, een streekfonds te voeden.
Bedrijf Overheid
Spaarder
Rente Spaargeld
Streek rekening
Bank
Bonus Streekfonds
Subsidie
Streekdoel
% Rente
Stichting
Benificient
Bron: www.streekfonds.nl/Wat-is-een-streekrekening/Content-Hoe-werkt-het/ Figuur 2: Hoe werkt een streekrekening.
Fondsvormen, organisatie en beheer
46
Streekrekening Nationaal Park Weerribben-Wieden De Weerribben en Wieden ligt in Noordwest Overijssel en is één van de 20 Nationale Parken in Nederland. Het is een gebied met unieke natuur van uitgestrekte veenlanden, rietvelden, moerasbos en meren. Om het gebied te onder houden en beter beleefbaar te maken voor bewoners, recreanten en toeristen blijft menselijk ingrijpen nodig. Nu het Rijk de verantwoordelijkheid voor het Nationaal Park overdraagt aan de provincie werken we aan een Nationaal Park nieuwe stijl. Daar hoort een organisatiestructuur en financieringsbasis bij die meer los staat van de overheid. De ‘infrastructuur’ daarvoor hebben we inmiddels geregeld. Om extra inkomstenbronnen te genereren is de ‘Stichting Sámen voor Nationaal Park Weerribben-Wieden’ opgericht met daaraan gekoppeld een ‘Streekrekening’. Van het geld dat overheden en bedrijven inleggen op de spaarrekening doneert de bank jaarlijks 5% van de rente aan het streekfonds van de stichting. Bedenk wel dat een streekrekening alleen werkt als er grote bedragen worden ingelegd. Zo heeft het Nationaal Groenfonds als eerste deelnemer 2 miljoen op de streekrekening Weerribben-Wieden gestort. Jaarlijks komt daarmee 3.000,euro beschikbaar voor ons streekfonds. Een mooi klein begin, streven is om grotere spaarbedragen te genereren. We zien de streekrekening ook als een hulpmiddel om meer betrokkenheid bij het gebied te organiseren. Het is voor bedrijven een opstap naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. De streekrekening is één mogelijkheid, andere mogelijkheden om geld te genereren zijn donaties en bijdragen in natura aan de Stichting. We maken een projecten boek, gaan bedrijven actief benaderen en zetten zo breed mogelijk in, zodat we altijd een passende oplossing kunnen vinden. Ons Nationaal Park (met Giethoorn in de directe omgeving, nationaal en ook internationaal bekend) is een sterk merk, we hebben echt wat te bieden als een bedrijf daar zijn naam aan kan verbinden. Paul Niens, secretaris Nationaal Park Weerribben-Wieden
47
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
“Het rapport ‘Publieke zaken in de marktsamenleving’ van de WRR vraagt ons na te denken hoe de meerwaarde die in de marktsamenleving ontstaat ook voor publieke zaken beschikbaar kan komen. Een ruimtelijk kwaliteitsfonds past in dat nieuwe denken.” Henk Hengeveld, directeur Landschap Overijssel
4.6. Het beheren van een fonds Om het uitvoeringsprogramma met projecten zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld uit te voeren, is er een uitvoeringsorganisatie nodig. De financiers willen inzicht in een nuttige en efficiënte besteding. Daarvoor is een vorm van toezicht nodig. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit te organiseren.
Gemeentelijke organisatie De projecten worden ingebed in de gemeentelijke (project) organisatie en uitgevoerd door de gemeente. Het voordeel daarvan is dat alles in één hand is. Dit vraagt om goede aansturing, zodat middelen op tijd en aan het juiste doel worden besteed.
Uitvoering onder verantwoordelijkheid van het fonds Het is ook mogelijk dat een ruimtelijk kwaliteitsfonds beheerd wordt door een organisatievorm met een projectenorganisatie die geschikt is voor het uitvoeren van de diverse projecten. Op deze manier zijn beide werkzaamheden (beheer van het fonds en de uitvoering) in dezelfde hand. Hierop is relatief simpel te sturen en de overheadkosten kunnen zo laag mogelijk worden gehouden.
Aparte uitvoeringsorganisatie
Uitvoering onder verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer(s) Een initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling doet in dit model geen afdracht aan de gemeente, maar sluit een overeenkomst met een privaat gebiedsfonds. Het gebiedsfonds heeft in dit model dus een verplichting aan de initiatiefnemer om de investering in ruimtelijke kwaliteit te realiseren. De initiatiefnemer blijft voor de gemeente wel verantwoordelijk en kan op de realisering van de investering in ruimtelijke kwaliteit worden aangesproken (op basis van een anterieure overeenkomst). De gemeente Tubbergen hanteert deze werkwijze.
“Als je bedrijven en particulieren wilt verleiden tot bijdragen, dan is het verstandig om te onderzoeken of andere partijen dan de overheid eigenaar van een fonds kunnen zijn.” Henk Hengeveld, directeur Landschap Overijssel
Tips • De keuze voor een organisatievorm hangt af van de cultuur en de gewoonten binnen een gemeente en voorkeuren van het bestuur; • aanbeveling: kies voor een vorm die het beste past bij schaal, vorm en doelen van het fonds (lokaal, gemeentelijk of regionaal) en het minste overhead kost (niet te ingewikkeld); • sluit zo mogelijk aan bij bestaande fondsen, bijvoorbeeld die voor groen blauwe diensten; • naast deskundigheid is vertrouwen belangrijk voor draagvlak van een fonds; • benoem een gebiedscoördinator die ontwikkelingen weet te verbinden met kwaliteits projecten (zoals bij Stichting Kostbaar Salland).
Een derde mogelijkheid is het onderbrengen van de projectcoördinatie bij (maatschappelijke) organisaties met expertise op de werkvelden die als doelstelling in het fonds benoemd zijn. Dit is met name een goede werkvorm wanneer het ruimtelijk kwaliteitsfonds in de gemeente georganiseerd is zonder uitvoeringsorganisatie. In sommige gebieden is een fonds namelijk niet meer dan een administratieve functie. De uitvoering van de werkzaamheden voor deze fondsen wordt vaak extern weggezet. In deze vorm is het ook mogelijk inkomsten in natura te benutten zoals de levering van materialen of inzet van arbeid door vrijwilligers of organisaties/bedrijven.
Fondsvormen, organisatie en beheer
48
Eigen verantwoordelijkheid in Tubbergen In de gemeente Tubbergen proberen we de realisering van kwaliteitsverbeteringen zo praktisch mogelijk te benaderen. We laten aan de initiatiefnemer over of hij zelf de uitvoering doet of wil regelen. Als je dat, bijvoorbeeld als ondernemer, zelf kunt uitvoeren is dat vaak goedkoper. Voor ons telt de prestatie. Wel zetten we de kwaliteits verbetering op waarde, zodat voor vergelijkbare ontwikkelingen dezelfde voorwaarden gelden. Momenteel werken we daarvoor samen met de gemeente Dinkelland een beleidskader uit voor ontwikkelingen in het buitengebied. De initiatiefnemer kan dan ook kiezen voor uitvoering door een stichting, door de afdracht van een met ons overeengekomen bedrag aan een fonds. De gemeente heeft daarin een coördinerende rol, wat betreft doel, omvangen ruimtelijke relatie van de kwaliteitsinvestering. Het fonds werkt als een achtervang. De medewerkers van de stichting hebben veel praktijkkennis in ons gebied en weten welke kansen en mogelijkheden er zijn. De kwaliteitsprestaties nemen we op in een overeenkomst met de initiatiefnemer, die blijft zelf verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. In het gesprek met de initiatiefnemer stellen we als het ware een gereedschapskist ter beschikking. Wij werken in het Nationaal landschap Noordoost Twente binnen onze gemeente met een zogenaamde cascobenadering. Een deel van de houtwallen en -singels is inwisselbaar als dat voor de ontwikkeling van een agrarisch bedrijf nodig is. Als compensatie vragen we dan herstel van bestaande of aanleg van ontbrekende delen van het casco die als waardevol zijn aangemerkt. Deze systematiek passen we ook toe als investeringen in ruimtelijke kwaliteit nodig zijn voor een goede balans in een plan met ontwikkelruimte voor een bedrijf. In het bestemmingsplan buitengebied hebben we ruime ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen die we verbinden aan een omgevingsvergunning. Wij handhaven via het publiekrecht als niet aan de voorwaarden van de vergunning is voldaan. De private overeenkomst zien we als extra hulpmiddel. Onze ervaring is dat als de initiatiefnemer een handtekening heeft gezet onder een overeenkomst hij zich daar beter aan gecommitteerd voelt dan in de situatie dat het hem eenzijdig wordt ‘opgelegd’. Ook mensen zelf de keuze laten leidt tot meer draagvlak voor ons beleid. Onze werkwijze scheelt de gemeente veel werk en de betrokkenheid van de initiatiefnemer bij de kwaliteits investering is veel sterker. Collega gemeenten zou ik adviseren: “houd het praktisch en simpel”. Patrick de Wit, coördinator duurzame ruimtelijke ontwikkeling bij de gemeente Tubbergen
49
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
4.7. Geld besteden Het gemeentebestuur bepaalt de doelen waaraan het geld mag worden besteed. Ruimtelijke kwaliteit is een breed begrip, dus het is belangrijk dat te vertalen in concrete doelen en projecten. Het is belangrijk na te gaan welke doelen prioriteit hebben. Het geld dat in een fonds wordt beheerd door een organisatie kan worden besteed aan de projecten die zijn opgenomen in de uitvoeringsparagraaf van een structuurvisie. De uitvoeringsparagraaf moet specificeren op welke wijze de projecten worden gefinancierd (welke bijdrage vanuit het fonds wordt geleverd en hoe de overige financiering is geregeld); met andere woorden, waarvoor worden de gelden uit het fonds aangewend. De uitvoeringsparagraaf kan bestaan uit een groslijst van projecten, maar ook uit doelen waarbinnen projecten die zich aandienen moeten passen. Projecten kunnen aangedragen worden door de gemeente, lokale initiatieven, maatschappelijke organisaties, etc. De gemeente stelt een kader op waaraan de projecten moeten voldoen. Daarnaast is het belangrijk om aan te geven binnen welke tijdsspanne de projecten worden uitgevoerd. Fondsbijdragen behoren binnen een redelijke termijn te worden aangewend. Tot slot is een jaarlijkse her ziening van de uitvoeringsparagraaf vereist. Binnen een fonds kunnen deelbudgetten worden aangemaakt, zodat de middelen duidelijk worden gelabeld aan een gebied, gemeente of doel. Met
name voor grotere fondsen is dat een goede werkwijze. Iedere gemeente krijgt, bij een inter gemeentelijk fonds, hierdoor de zekerheid dat de eigen bijdrage in het fonds daadwerkelijk besteed wordt in de eigen gemeente. De kosten voor de organisatie van de uitvoering worden dan door alle gemeenten gezamenlijk gedragen. Beheer ‘sec’ komt niet in aanmerking als kwaliteits impuls. Wel kan aanleg of herstel van landschaps elementen (en het beheer daarvan) uit het uitvoeringsprogramma van groenblauwe diensten gefinancierd worden uit de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Financiën die uit andere bronnen worden verkregen kunnen wel worden benut voor beheer van bijvoorbeeld bestaande landschapselementen.
Tips • Bedenk wel dat voor projecten waarbij sprake is van cofinanciering ook de regels van de bewuste subsidieregeling van toepassing zijn; • houd snelheid in het realiseren van projecten, dan is de kwaliteitsverbetering snel zichtbaar; • geef de financiers een rol bij de realisering of het in gebruik nemen van een project; • begeleid de uitvoering, zorg voor een aanspreekpunt binnen de gemeente of benoem een veldmedewerker.
Olst-Wijhe: gestart vanuit de praktijk We zijn in Olst-Wijhe in 2006 gestart met een fonds vanuit de praktijk van Rood-voor-Rood projecten. Dat zijn vergelijkbare projecten waarvoor in onze gemeente een vast (financieel) kader is vastgesteld. Zo hanteren we een standaardbedrag voor de kavel van de compensatiewoning en werken we met gemaximeerde kostenposten. Voor kwaliteitsinvesteringen op het erf, voor een goede ruimtelijke inpassing en voor de voorbereidingskosten van een project. We zijn kritisch op het resultaat en de kostenposten. Veel discussie hebben we daar meestal niet over, de initiatiefnemer ziet ook wat reëel is. Daarom blijft er vaak een bedrag over dat in ons Rood-voor-Rood landschaps fonds gestort moet worden. Het werkt simpel, is transparant en we realiseren er een kwaliteitsimpuls mee. De uitkomsten van een project worden uitgewerkt in een bestemmingsplan en we sluiten een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer.
Fondsvormen, organisatie en beheer
50
Voordeel van een vast handelingskader is dat het vanaf de start van een project duidelijkheid geeft. Het nadeel is dat het gesprek vooral gaat over financiële aspecten en niet over de ruimtelijke kwaliteit die met een plan geraliseerdkan worden. We denken na hoe we dat beter kunnen scheiden, zodat het accent meer komt te liggen op kwaliteit. Ook het proces gaan we daar meer op afstemmen. Bijkomend voordeel is dat we verwachten d aarmee sneller en efficiënter te kunnen werken. Dan is er meer tijd om mensen te begeleiden en enthousiast te maken voor een plan met kwaliteit. In 2011 heeft onze gemeenteraad een structuurvisie met realisatieparagraaf vastgesteld. Daarin is ook een relatie gelegd met het uitvoeringsprogramma van het Landschapsontwikkelingsplan. De realisatieparagraaf vormt de basis voor bestedingen uit het fonds. In de toekomst willen we de toepassing van het kader verbreden naar andere initiatieven die onder de kwaliteitsimpuls groene omgeving vallen. Flexibiliteit vanuit een brede doelstelling en inspelen op kansen in de omgeving van een initiatiefnemer vinden we belangrijk. Daarom houden we eerst ook een eigen landschapsfonds. Daarnaast hebben we met Deventer en Raalte in Salland een fonds ingesteld waarvan de uitvoering functioneert via de Stichting Kostbaar Salland. Daar hebben we eenmalig vanuit ons fonds aan bijgedragen. Aan andere gemeenten willen we meegeven: staar je niet blind op juridische mitsen en maren. We kunnen goed uitleggen waarom een bijdrage aan ons landschapsfonds gewenst is. Dat wordt geaccepteerd en begrepen. De winst is dat geld dat anders bij de initiatiefnemer blijft nu voor de gemeenschap beschikbaar komt. Verbeteren kan altijd, gewoon beginnen! Willemien Nijman, Derk van Dijken en Paul ter Horst, gemeente Olst-Wijhe
51
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
Fondsvormen, organisatie en beheer
52
53
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
5
Informatiebronnen
Informatiebronnen
54
5. Informatiebronnen Opzetten van een fonds Toolkit Financieringsvormen Natuur- en landschapsbeheer www.landschapsbeheer.nl/webwinkel/beleid-en-financiering-van-landschap Reiswijzer landschapsfondsen van het Nationaal Groenfonds www.nationaalgroenfonds.nl/reiswijzerlandschapsfondsen Informatie over streekfondsen www.streekfonds.nl Groene en Blauwe diensten Overijssel www.groeneblauwedienstenoverijssel.nl Lokaal Landschapsfonds voor natuur en landschap, Handleiding voor het organiseren van een Landschapsfonds Organisaties CLM, BMB en LBN. www.nederlandmooi.nl januari 2004 Toolkit Financieringsvormen Natuur- en landschapsbeheer Landschapsbeheer Nederland. Handleidingen Beleid en financiering van landschap www.landschapsbeheer.nl/webwinkel/beleid-en-financiering-van-landschap Landschap Noord-Holland, Stappenplan voor een streekfonds ‘Samen investeren in de streek’ www.landschapnoordholland.nl Voorbeelden van structuurvisie (in samenhang met gebiedsfonds) Gemeente Barneveld. Structuurvisie Barneveld www.barneveld.nl Gemeente Barneveld. Ontwikkelingsfonds platteland www.barneveld.nl/woonomgeving/ontwikkelingsfonds-platteland_44623/ Gemeente Maasgouw. Structuurvisie en gemeentelijk kwaliteitsfonds Maasgouw www.gemeentemaasgouw.nl Gemeente Zwolle. Nota Ruimtelijke initiatieven Buitengebied, Handreiking voor het begeleiden van a anvragen (04-07-2011 Raadsplein besluitvormingsronde A) http://bis.zwolle.nl Gemeente Olst-Wijhe. Structuurvisie en realisatiehoofdstuk Olst-Wijhe http://olst-wijhe.nl/wonen
Juridische achtergronden Provincie Overijssel. Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving www.overijssel.nl/thema’s/ruimte-wonen/ruimtelijkekwaliteitgroeneomgeving Provincie Overijssel. Omgevingsvisie Overijssel www.omgevingsvisie.nl
55
Wegwijzer Fondsvorming Ruimtelijke Kwaliteit
TU Delft, prof. Mr. Friso de Zeeuw. Rood voor Groen in de grondexploitatie; nieuwe ronde nieuwe kansen? www.bk.tudelft.nl Bouwrecht nummer 6 – juni 2009, mr E.W.J. (Egbert) de Groot. Groenfondsen, Blauwfondsen, Landschapsontwikkelingsfondsen, Natuurontwikkelingsfondsen en de (on)mogelijkheden om deze op grond van de Wro te financieren www.akd.nl Jurisprudentietijdschrift voor omgevingsrecht. ABRvS 29 december 2010, nr. 201003274/1/R3, Meerlo-Wanssum/bestemmingsplan ‘Zone industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray’ www.stab.nl P.C.M. Broekhuis. Evaluatienotitie verevening aan Provincie Zeeland, 12-01-2010 www.zeeland.nl/digitaalarchief/ZEE1000088 Uitspraken - Hoge Raad: Krusemanarrest: NJ 1964 -366 - Raad van State: RABO Stompwijk 30-08-1985: AB 1986-243 - Raad van State: 27 september 2006: LNJ AY 8923 M.A.M. Dieperink (Dieperink & Neerhof) aan provincie Limburg, advies 2009 Pels Ruijcken & Drooglever en Fortuijn aan provincie Limburg, advies november 2009 Provincie wilde buiten Wro om verevenen, omdat volgens haar de Wro te beperkt is. Advocaat stelt dat dat niet buiten de Wro om kan. Pels Ruijcken & Drooglever en Fortuijn aan provincie Limburg, advies november 2010 Concludeert dat onder financiële bijdrage ook kan vallen verplichting tot realisatie van de kwaliteitsverbetering. Advies gaat verder over mogelijkheden publiekrechtelijk spoor. Tycho Lam, advies aan provincie Overijssel, 22 maart 2010 www.overijssel.nl/thema’s/ruimte-wonen/ruimtelijkekwaliteitgroeneomgeving Tycho Lam, aanvullend advies provincie Overijssel, 22 maart 2010 met verwijzing naar Raad van State uitspraak 29 december 2010: AB 2011, 40 StAB 11-38 noot Lam) www.overijssel.nl/thema’s/ruimte-wonen/ruimtelijkekwaliteitgroeneomgeving
Voorbeeld van een fonds Fonds Weidse waarden Kampereiland e.o. www.destadserven.nl Stichting Kostbaar Salland www.sallandbuiten.nl Stichting Landschapsfonds Enschede www.enschede.nl Groepfonds Midden Delfland www.middendelfland.nl Via natuur, landschapsfonds van Ooijpolder, Duffelt en Groesbeek www.vianatura.nl
Informatiebronnen
56
2012-307 e