Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek (tot en met Vianen) LET OP, dit document heeft een schermresolutie. (Kaarten zijn derhalve niet altijd scherp leesbaar)
Begeleidingsgroep opdrachtgever: Hans Takke projectleider (Gelderland), Jan de Haan (Gelderland), Jan Willem van der Vegte (Gelderland) Carola Berkelaar (Utrecht), Regina Collignon(Ministerie van Verkeer en Waterstaat-Programmadirectie Ruimte voor de Rivier), Hermine der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat-Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) en Douwe Jan Harms (Ministerie van VROM).
Kerngroep opdrachtnemer: Jan Maurits van Linge projectleider (Terra Incognita), Frank Stroeken eindredactie (Terra Incognita), Alphons van Winden, Gerard Litjens en Dirk Oomen (Stroming), Peter Abels (SAB) en John Mulder (Alterra).
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn tot en met de Lek bij Vianen September 2009
In opdracht van: • Provincie Gelderland • Provincie Utrecht • Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) • Ministerie van VROM Uitgevoerd door: • Terra Incognita stedenbouw en landschapsarchitectuur, Bureau Stroming, SAB en Alterra
Voorwoord
I
In de komende decennia doen zich in het rivierenlandschap grote veranderingen voor.
Voor het ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit vind ik de creativiteit en samen-
Naar aanleiding van de hoogwaters in 1993 en 1995 is de PKB Ruimte voor de Rivier
werking op lokaal niveau belangrijk.Voor hoogwaterveiligheid, natuurontwikkeling,
verschenen. In deze PKB zijn maatregelen benoemd om delen van Nederland te
bedrijvigheid, bereikbaarheid, cultuurhistorie en recreatie zijn integrale oplossingen
beschermen tegen hoogwater. Deze ruimtelijke ontwikkelingen vragen om een
nodig. Ruimtelijke kwaliteit is voor mij de gemeenschappelijke paraplu waaronder al
strategie die bevordert dat ook de kwaliteit van het landschap op peil blijft. Zo kan
deze aspecten tot elkaar worden afgewogen. De Handreikingen helpen daarbij.
ook voor toekomstige generaties een waardevol landschap gecreëerd worden. Ik heb het dan over ruimtelijke kwaliteit. Ik wens u veel inspiratie toe.
Maar wat is ruimtelijke kwaliteit, welke aspecten spelen een rol, waar moet op gelet worden en wanneer wordt aan het diffuse begrip ruimtelijke kwaliteit voldaan? Deze en vele andere vragen leven bij mensen die invulling aan ruimtelijke kwaliteit willen geven. Om een antwoord te kunnen geven op deze vragen heb ik samen met de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) en de provincie Utrecht het initiatief genomen voor het opstellen van twee Handreikingen, één voor de Waal en één voor de Rijn. Beide documenten bieden aan initiatiefnemers en andere betrokkenen bij PKB-maatregelen een belangrijke bron van informatie en inspiratie om invulling te geven aan het begrip ruimtelijke kwaliteit. Maar ook voor andere projecten in het rivierenlandschap zijn de Handreikingen waardevolle
Harry Keereweer,
documenten. Deze Handreikingen zijn zo een hulpmiddel voor discussie over de
Gedeputeerde landelijk gebied en water provincie Gelderland.
voorstellen tot inrichting van het rivierenlandschap.
4
D
De grote rivieren vormen de levensader van de Lage Landen. De dynamiek van
tot een drastische heroverweging van het tot dan gevoerde beleid. Men kwam tot
de Rijn, de Maas en de Schelde heeft dit deel van Europa gevormd tot wat nu is.
nieuwe conclusies: de rivieren moesten meer ruimte krijgen.
Stedelijke netwerken oriënteerden zich op de rivier – denk aan de Hanzesteden – voor andere delen van het rivierengebied zorgde het riviersysteem voor een
Met deze trendbreuk of paradigma-verschuiving vindt Nederland zich opnieuw uit.
splendid isolation. Zo was tot ver in de twintigste eeuw het komgebied van het
De verandering in denken betreft niet alleen de waterveiligheid, maar brengt ook
Land van Maas en Waal een perifeer gelegen moerasgebied.
het rivierengebied als landschap sterk in beeld. De creatie van meer ruimte voor
De afgelopen eeuwen stonden in het teken van het beteugelen van de rivieren. Rond 1450 was er een eerste min of meer gesloten stelsel rivierdijken. Van de 16e tot het midden van de 19e eeuw werd de rivier steeds verder gereguleerd.
de rivier wordt actief ingezet als aanjager van gebiedsontwikkeling. Het programma Ruimte voor de Rivier kent dan ook een stevige ambitie met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit.
Niet alleen om de vrije afvoer van water, ijs en sediment te verbeteren maar
Om de ruimtelijke kwaliteit te doorgronden zijn drie Handreikingen opgesteld:
ook om de rivier te dwingen zijn bed zo diep uit te eroderen dat scheepvaart
voor de IJssel, voor de Waal en voor de Neder-Rijn en Lek. De Handreikingen
mogelijk was. Onder de noemer normalisatie werd in de 19 en 20 eeuw
zijn plandocumenten die het gat tussen de PKB en de afzonderlijke projecten
het zomer- en winterbed steeds meer keurslijf gedwongen. Het bedwingen
proberen te vullen. Met drie verschillende Handreikingen wordt recht gedaan
van de voorheen woeste rivieren is een prestatie van formaat. Een prestatie
aan de ruimtelijke verscheidenheid van de desbetreffende riviertakken. In deze
waaraan Nederland mede zijn grote waterstaatsreputatie dankt. Al deze
Handreiking wordt de culturele en natuurlijke rijkdom van de Neder-Rijn en Lek
regulering- en normalisatierondes werden begeleid door partiële of integrale
ontsloten. Ze zijn een ruggesteun voor de liefdevolle omgang met de huidige en
rivierdijkversterkingen.
toekomstige veranderingen in het Rivierengebied.
e
e
Nederland leek daarmee klaar voor wat betreft de rivierwaterveiligheid. Lang waanden we ons veilig achter de hoge en stevige dijken. Tot de bijna-
Dirk Sijmons
overstromingen in 1993 en in 1995. De hoge waterstanden van die jaren leidden
Voorzitter van het Q-team, Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
5
6
Hoofdstuk 1: Inleiding
9
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
10 11 11 13
Doel van de Handreiking Proces van totstandkoming Definities Leeswijzer Planologische context bij het maken van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Invalshoeken voor verschillende lezers
13 15
Hoofdstuk 2. Introductie op de Rijn
17
2.1 2.2 2.3 2.4
17 19 20 21
De Rijn, de meest gevarieerde rivier De Rijn van Oost naar West Dwarsprofiel van de Rijn Het gelaagde landschap van de Rijn
Hoofdstuk 3. Het verhaal van de Rijn
23
3.1 3.2 3.3 3.4
23 23 25 34
Het driestromenland De natuurkrachten: ijs, water, zand en klei. De eerste bewoners in het rivierenlandschap De Rijn beteugeld
Hoofdstuk 4. Karakteristieken van de Rijn
39
Overzicht kernkwaliteiten
40
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Het natuurlandschap: De verstilde Rijn Het cultuurlandschap: De romantische Rijn Dynamische netwerken: De levendige Rijnroutes Ruimtelijke beleving: Het rivierpanorama Kernkwaliteiten per traject
42 50 64 72 78
Inhoudsopgave Hoofdstuk 5. Ontwerpprincipes
85
Overzicht van ontwerpprincipes
86
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
88 94
Versterk de samenhang en eenheid van de rivier De verstilde rivier: koester de natuurlijke diversiteit De romantische Rijn: versterk de continuïteit van de kleinschalige Rijn Levendige Rijnroutes: versterk de routes in een natuurlijk Rijnlandschap Het rivierpanorama: vergroot de zichtbaarheid van het rivierlint
Hoofdstuk 6. Synthese
98 108
Bijlage: Kernkwaliteitenkaart van de Rijn Beleid en ontwikkelingen 1 Beleidsthema’s 2 Ontwikkelingen
124 126 126 131
Literatuurlijst Deelnemers workshop Colofon
136 138 139
116
121
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
7
8
Hoofdstuk 1
D
Inleiding De ministeries van VROM, Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) en de provincie Gelderland hebben besloten een Handreiking op te stellen voor de Ruimtelijke Kwaliteit van de Rijn. Hiermee wordt inhoud gegeven aan de tweede doelstelling van Ruimte voor de Rivier, namelijk het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De eerste doelstelling luidt: het verruimen van de afvoercapaciteit. De Handreiking geeft aan hoe, ontwikkelingsgericht, de unieke kwaliteiten van de Rijn behouden en versterkt kunnen worden. Terra Incognita heeft deze studie uitgevoerd samen met haar partners Stroming, SAB en Alterra.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
9
1.1 Doel van de Handreiking Het doel van de Handreiking is om ruimtelijke kwaliteit nadrukkelijk op de agenda te zetten van alle projecten en initiatieven aan en rond de Rijn. De Handreiking ambieert om op kwaliteit te sturen en om hiertoe inspiratie te bieden voor initiatiefnemers. Anderzijds biedt de Handreiking een kader om initiatieven te toetsen op hun bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit. De initiatiefnemers lezen in de Handreiking waaraan initiatieven getoetst kunnen worden. In deze Handreiking wordt er naar gestreefd het begrip ruimtelijke kwaliteit zo veel mogelijk in objectieve termen te vatten. Bij het invullen van ruimtelijke kwaliteit zal er worden uitgegaan van de schaal van de gehele rivier, waarbij er naar een lager detailniveau wordt ingezoomd wanneer dit nodig is. De Handreiking is bedoeld voor projecten in het kader van programma’s als Natura 2000 en Ruimte voor de Rivier. De Handreiking is echter ook nadrukkelijk gericht op andere projecten, zoals in het kader van recreatie, vernieuwing van rivierfronten of ontgrondingen. In de toekomst moet het vanzelfsprekend worden de Handreiking bij de start van een initiatief aan of rond de Rijn te raadplegen. De Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn is ontstaan in wisselwerking met de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Waal die gelijktijdig is ontwikkeld. Bij de samenstelling van deze Handreikingen is gebruik gemaakt van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit die in 2007 voor de IJssel is opgesteld. Het studiegebied; Rijn is Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek Het studiegebied strekt zich uit vanaf Pannerden waar het Pannerdensch Kanaal begint tot aan de Lek aan de westelijke grens van Vianen. Deze grens komt overeen met begrenzingen die Rijkswaterstaat hanteert en sluit aan bij de projectgroep van Rijkswaterstaat, Gelderland en Utrecht. Ten westen van Vianen begint het ZuidHollandse deel van de Lek. Deze begrenzing is gemaakt in het besef dat de Lek nog verder doorstroomt tot aan Krimpen. De Bovenrijn is tot het studiegebied van de Waal gerekend omdat zij in verschijningsvorm en gebruik aansluit bij de Waal. • Workshop met 40 betrokkenen bij ‘Tante Loes’ in Rhenen
10
Steeds wanneer Rijn wordt geschreven is het volledige studiegebied bedoeld.
1.2 Proces van totstandkoming
1.3 Definities
De Handreiking is opgesteld in een samenwerking met toekomstige gebruikers. Door interactie met toetsers en initiatiefnemers is geprobeerd de Handreiking ook voor de praktijk werkbaar te maken. Daarom is het proces om te komen tot de Handreiking opgeknipt in drie stappen:
Voor een goed en eenduidig begrip van de belangrijkste termen in deze Handreiking zijn definities opgesteld. In de Handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen karakteristieken en kernkwaliteiten om de essentie van het landschap van de rivier te bepalen. Hierbij worden de volgende definities van de beide begrippen gehanteerd (gebaseerd op Technisch Rapport Ruimtelijke kwaliteit, Rijkswaterstaat juli 2007 en op het Van Dale woordenboek):
• In de eerste stap zijn de kernkwaliteiten van de Rijn scherp gesteld. Dit
•
•
gebeurde op basis van analyses door de bureaus en met een workshop samen met betrokkenen op 2 december 2008 in Rhenen. In deze workshop werd ook aandacht besteed aan de opgaven waar de Handreiking voor de Rijn op moet ingaan. De resultaten van deze stap zijn indertijd gebundeld in een werkdocument. Vervolgens zijn ontwerpprincipes ontwikkeld. In deze tweede stap is op 3 maart weer een workshop georganiseerd in Rhenen. Op beide workshops was een breed gezelschap van circa veertig mensen aanwezig die vruchtbare bijdragen hebben geleverd aan deze Handreiking. Na het opstellen van de ontwerpprincipes werd met de leden van het begeleidingsteam een werksessie gehouden waarin aan de hand van enkele actuele projecten de toepasbaarheid van de ontwerpprincipes werd getoetst. Tot slot is in een derde stap de Handreiking door de provincie Gelderland ingebracht in diverse bestuurlijke gremia. Hiermee krijgt de Handreiking een bestuurlijk draagvlak.
• Ruimtelijke Kwaliteit: Overkoepelend begrip, opgebouwd uit drie bouwstenen:
•
•
• Gedurende het proces is er overleg gevoerd met het Kwaliteitsteam van Rijkswaterstaat, Ruimte voor de Rivier (het zogenaamde Q-team). Daarnaast is overlegd met het Bestuurlijk Overleg Bovenrivieren (BOB). De voortgang van het project werd regulier besproken met een begeleidingsteam waarin de opdrachtgevers zitting hadden (de Provincies Gelderland en Utrecht, Rijkswaterstaat (PDR) en het Ministerie van VROM).
•
gebruikskwaliteit + belevingskwaliteit + toekomstkwaliteit. Deze drie basis begrippen gelden voor alle schaalniveaus. Karakteristieken: Die aspecten van het (rivieren)landschap die haar onderscheiden van andere landschappen en rivieren. Die aspecten waaraan men herkent dat men zich in het rivierenlandschap bevindt en in welk deel daarvan. Dit zijn dus zowel positieve als negatieve aspecten. De optelsom van karakteristieken vormt de totaalbeschrijving van een landschap. Kernkwaliteiten: Kernkwaliteiten zijn die karakteristieken (of combinaties daarvan) die hoog gewaardeerd worden vanuit de trits belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde en die samen de essentie van het rivierenlandschap bepalen. De kernkwaliteiten beschrijven de ‘identiteit’ van de rivier die behouden en ontwikkeld moet worden. Ontwerpprincipes: Dit zijn principes volgens welke een voorgeschreven opgave benaderd kan worden en volgens welke een goed ontwerp gemaakt kan worden. Een ontwerpprincipe kan verscherpt worden naar ontwerpregels die concrete aanwijzingen bevatten zoals maten of plaatsaanduidingen. Ensemble: Landschappelijke eenheid of deelgebied op lokaal schaalniveau, bijvoorbeeld overeenkomende uiterwaarden of een oeverwal.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
11
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Inleiding
Introductie op de Rijn
Ontwikkelingsgeschiedenis
Karakteristieken en kernkwaliteiten
Ontwerpprincipes
Synthese
1. Doel van de
1. De Rijn 2. Van oost naar
1. Driestromenland 2. De natuur
3. 4.
3. 4.
2. 3. 4. 5.
Handreiking Proces van totstandkoming Definities Planologoische context Leeswijzer
west Dwarsprofiel Gelaagd landschap
krachten Eerste bewoners De Rijn beteugeld Algemeen
Karakteristieken
Ambitie
Kernkwaliteiten
Ontwerpprincipes
Karakteristieken
Ambitie
Kernkwaliteiten
Ontwerpprincipes
Natuurlandschap
Cultuurlandschap
Karakteristieken
Ambitie
Kernkwaliteiten
Ontwerpprincipes Netwerken
12
Karakteristieken
Ambitie
Kernkwaliteiten
Ontwerpprincipes Beleving
1.4 Leeswijzer Opbouw van de verhaallijn Deze Handreiking bestaat uit 6 hoofdstukken die terugkijken op de historische en huidige Rijn en die vooruitkijken naar de toekomstige Rijn. De opbouw is samengevat in het nevenstaande schema. In het schema is ondermeer zichtbaar gemaakt dat de beschrijving van het rivierenlandschap is opgedeeld in vier lagen, die door het hele rapport terug komen. Hoofdstuk 2. Introductie op de Rijn Dit hoofdstuk benoemt in het kort enkele belangrijke invalshoeken voor de kijk op de Rijn. Het plaatst de Rijn in de context van het Nederlandse rivierenlandschap. Er wordt een langsprofiel geschetst van de Rijn en van enkele trajecten die daarin worden onderscheiden. De opbouw van het karakteristieke dwarsprofiel van de Rijn wordt benoemd. Tot slot wordt in dit hoofdstuk de gelaagde benadering geïntroduceerd die als een rode draad door alle hoofdstukken loopt. Hoofdstuk 3. Het verhaal van de Rijn Dit hoofdstuk beschrijft de chronologische geschiedenis van de rivier die nodig is om de Rijn in zijn huidige vorm te begrijpen. Dit hoofdstuk kan ook als naslagwerk worden gebruikt wanneer men meer wil weten over de oorsprong van specifieke karakteristieken of kernkwaliteiten. Het redeneert vanuit het verre verleden van de IJstijden tot het recente verleden van de natuurontwikkeling. Hoofdstuk 4. Karakteristieken en kernkwaliteiten In dit hoofdstuk worden allereerst de karakteristieken van de rivier benoemd. Op basis daarvan worden de kernkwaliteiten bepaald door antwoord te geven op de vraag: Wat zijn die essentiële kwaliteiten die de identiteit van de rivier bepalen en die gekoesterd dienen te worden? Dit hoofdstuk bevat kaartbeelden van de Rijn en van haar kernkwaliteiten. Hoofdstuk 5. Ontwerpprincipes Dit hoofdstuk vormt de gereedschapkist voor ontwerpers en initiatiefnemers.
Er worden enkele ambities benoemd die uitgewerkt worden in ontwerpprincipes. De ontwerpprincipes doen uitspraken over de wijze waarop een ontwikkeling moet plaatsvinden (hoe?). Het zegt niet waar dit moet gebeuren. De ontwerpprincipes geven aan hoe de gewenste kwaliteiten in het landschap van de Rijn versterkt kunnen worden. Ontwerpprincipes voor de gehele rivier vormen de basis. Indien nodig wordt onderscheid gemaakt tussen afzonderlijke principes die geldig zijn voor deeltrajecten van de rivier. Hoofdstuk 6. Synthese Dit vormt een terugblik op de Handreiking en geeft enkele noties voor de toepassing van de Handreiking. Bijlage Beleid en ontwikkelingen In de bijlage worden de belangrijkste beleidsthema’s beschreven.Vervolgens worden de ruimtelijke ontwikkelingen getypeerd die er op de Rijn afkomen. Dit gebeurt thematisch met een staalkaart van typen projecten en ontwikkelingen, zonder volledig te zijn. Er wordt een overzicht van ambities gegeven die in het kort reeds in hoofdstuk 5 zijn genoemd. De kernkwaliteiten en de ontwerpprincipes zijn overzichtelijk samengevat voorafgaand aan het betreffende hoofdstuk. De lezer vindt deze respectievelijk op pagina 40-41 en 86-87. Deze pagina’s zijn rood gemarkeerd.
1.5 Planologische context bij het maken van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Bij de ontwikkeling van de Handreiking is ingegaan op de vraag: Waarop willen de overheden sturen? Voor een deel volgt dat uit inhoudelijke analyse van het rivierenlandschap. Maar tegelijkertijd is het van belang om zicht te hebben op ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierengebied en op ruimtelijk beleid dat reeds is opgesteld voor de diverse ontwikkelingen. In de bijlage is een uitvoerig overzicht opgenomen van ruimtelijk beleid en van ruimtelijke ontwikkelingen. De ontwikkelingen
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
13
zijn daar ook thematisch op kaart weergegeven. Hier wordt volstaan met een korte opsomming van de belangrijkste beleidsopgaven en van de ontwikkelingen die hiermee te maken hebben.
cultuurhistorische waarden en de verbetering van de milieukwaliteit; • versterking van de mogelijkheden van het gebruik van hoofdvaarwegen door beroeps- en pleziervaart.
Vanuit het rijksbeleid en de bijbehorende wetgeving zijn de doelstellingen ‘hoogwaterveiligheid’ en ‘natuur’ leidend voor ontwikkelingen aan de Neder-Rijn en de Lek. Deze doelen zijn gekoppeld aan het doel ‘versterking van de ruimtelijke kwaliteit’ waarbij de bescherming van het landschap en cultuurhistorie een belangrijke rol speelt. Hierbij laat het beleid plaatselijk ruimte voor economische ontwikkelingen.
In een Nationaal en Regionaal Ruimtelijk Kader is dit uitgewerkt. Hierbij is een duidelijk contrast tussen de Neder-Rijn en de Waal het uitgangspunt. Zowel voor Arnhem-Nijmegen als voor Vianen zijn er doelen om de samenhang tussen stad en rivier te versterken. In de provinciale streekplannen van Utrecht en Gelderland zijn verschillende doelen gebiedsgericht uitgewerkt.Voor cultuurhistorie is er apart nationaal (Belvedère) en provinciaal beleid opgesteld.
Voor de hoogwaterveiligheid van de rivieren is de PKB Ruimte voor de Rivier van kracht. Deze behelst een scala van maatregelen om de rivier klaar te maken voor het afvoeren van een watermassa die overeenkomt met 16.000 m3/s bij Lobith. Deze maatregelen zijn deels uitgevoerd of in uitvoering. Het gaat om uiterwaardvergraving, obstakelverwijdering en kribverlaging. Daarnaast zal dijkverzwaring nodig zijn voor het bieden van voldoende hoogwaterveiligheid.Voor de lange termijn is er voor de rivieren een extra beleidsopgave vastgesteld (richting de 18.000 m3/s bij Lobith) in het Nationaal Waterplan uit 2008. Dit gaat om buitendijkse reserveringen en binnendijkse reserveringen zoals dijkverleggingen. Hiernaast is beleid van kracht voor beheer van de rivieren. Voor de natuurwaarden zijn onder meer de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 gebieden) en de Ecologische Hoofdstructuur van groot belang. In het grootste deel van de uiterwaarden van de Rijn zijn nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk wanneer schade aan de beschermde natuurwaarden wordt voorkomen of gecompenseerd. De Nota Ruimte van het rijk gaat expliciet in op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De nota richt zich op • vergroting van de ruimtelijke diversiteit tussen de riviertakken; • handhaving en versterking van het open karakter met de karakteristieke waterfronten; • behoud en ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, aardkundige en
14
1.6 Invalshoeken voor verschillende lezers Ieder hoofdstuk is zelfstandig leesbaar. Daardoor kan het voorkomen dat op sommige plaatsen een (beperkte) herhaling optreedt. Het maakt het ook mogelijk om de Handreiking op verschillende manieren te lezen. Als voorbeeld worden er drie manieren uitgelicht. De algemene lijn – begrip van de Rijn Wanneer u de Handreiking van voor naar achteren leest krijgt u een overzicht van (het ontstaan van) de kwaliteiten van de rivier, uitmondend in de ambities en ontwerpprincipes die daarbij horen. Ontwerper of initiatiefnemer - inspiratie Wanneer u als ontwerper of initiatiefnemer de Handreiking raadpleegt vindt u in hoofdstuk 4 de kernkwaliteiten van de rivier. Daar kunt u in het ontwerp rekening mee houden. Uw initiatief wordt daarmee in de context van de gehele Rijn geplaatst. Hoofdstuk 5 biedt een gereedschapskist met ontwerpprincipes. De initiatiefnemer of ontwerper kan de ontwerpprincipes nalopen en zal een gedeelte ervan kunnen toepassen op het initiatief. Hiermee kan het ontwerp worden gestuurd. Het historische hoofdstuk 3 en de beschrijving van karakteristieken en kwaliteiten kan daarbij als naslagwerk en onderbouwing worden gebruikt.
De toetser – een basis voor toetsing De Handreiking biedt een kader voor het toetsen van initiatieven op ruimtelijke kwaliteit maar is geen toetsingskader.Voor toetsers zijn de kernkwaliteiten in hoofdstuk 4 van belang.Vervolgens bieden de ontwerpprincipes regels waar initiatieven in principe aan zouden moeten voldoen. De Handreiking is een gemeenschappelijke basis voor zowel initiatiefnemer als toetser waardoor communicatie over het vaak abstracte begrip ruimtelijke kwaliteit specifiek wordt gemaakt voor het rivierlandschap. Proces Deze Handreiking gaat over ruimtelijke kwaliteit en daarmee over de inhoud van planprocessen.Voor een goed proces van planning en ontwerp zijn er ook principes te geven. Hiervoor verwijzen we naar de Leidraad Rivieren ‘Technisch Rapport Ruimtelijke Kwaliteit’ dat is opgesteld door Rijkswaterstaat/ RIZA in 2008. Daarin staan naast inhoudelijke aanwijzingen voor de rivieren in het algemeen, procesmatige uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit. Ook door andere organisaties, bijvoorbeeld in ‘Nederland boven Water’, wordt proceskennis beschikbaar gemaakt. Als het proces van planning en inrichting zorgvuldig wordt aangepakt, kan de Handreiking een receptuur opleveren voor ruimtelijke kwaliteit. Hierbij zal de gebruiker van deze Handreiking, zelf de vertaling moeten maken naar daadwerkelijke kwaliteit.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
15
16
Hoofdstuk 2
D
Introductie op de Rijn 2.1 De Rijn, de meest gevarieerde rivier De Rijn is de Nederlandse riviertak die begint als het Pannerdensch Kanaal, die doorgaat als de Neder-Rijn tot aan Wijk bij Duurstede en daar overgaat in de Lek langs Vianen en Nieuwegein. Deze rijntak is geen vrij afvoerende maar een gereguleerde rivier, middelgroot in vergelijking tot de IJssel, Waal en Maas. Ze wordt gestuwd bij lage afvoeren, als de afvoer op de Bovenrijn minder dan 2000 m3/sec bedraagt. Bij hoogwater worden de stuwen gestreken en dan voert de rivier circa 22% van het Rijnwater af. Gedurende ongeveer 60 dagen per jaar stroomt het water onder vrij verval. De Rijn is een rustige rivier. De beroepsvaart is relatief kleinschalig. Recreatie en pleziervaart hebben hier de ruimte. Het lengteprofiel van deze Rijntak bestaat een viertal deeltrajecten met elk een eigen karakteristiek. Deze karakteristieken zijn bepaald door de de natuurlijke ondergrond en de regulatie van de rivier. Er is, vooral in het midden gedeelte, een groot contrast tussen de noord- en zuidzijde van de rivier. Aan de noordzijde grenst zij aan de stuwwal, in het zuiden ligt het open rivierenlandschap van de Betuwe. Bij Amerongen verlaat de rivier de stuwwal en stroomt een open landschap in, met smalle oeverwallen, uitgestrekte kommen en, voorbij Vianen, veenweidegebieden. Hier, vanaf de stuw bij Hagestein, is er getijde invloed. De oeverwal wordt veel smaller en er is meer lintbebouwing langs de dijk.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
17
De Rijn in vergelijking met andere riviertakken in Nederland De Waal is de grootste en breedste rivier van Nederland. Zij ontspringt uit de Bovenrijn bij de Pannerdensche kop en gaat na circa 80 km, ter hoogte van Loevestein, over in de Merwede, op de plaats waar vroeger de Maas in de Waal uitmondde. Bij lage Rijnafvoer (< 2000 m3/sec) zorgt de stuw bij Driel, in de Neder-Rijn, er voor dat het water over de Waal (80%) en de IJssel (20%) wordt verdeeld. Stuwen zijn daarom in de Waal niet nodig. Bij toenemende afvoer wordt de stuw van Driel gestreken en verandert de afvoerverdeling. De Waal ontvangt dan 67% van de Rijnafvoer. De Waal is een krachtige erosieve rivier. Na hoogwater ontstaan er steilranden en imposante zanddeposities. Langs een groot deel van de Waal is de kenmerkende opbouw van het riviersysteem: uiterwaard – dijk - bebouwde oeverwal - open komgebied, duidelijk herkenbaar. In het lengteprofiel kent de tracering van de Waal een grote variatie. In het eerste gedeelte tot aan Nijmegen stroomt zij in brede meanders, met aan weerszijden uitgestrekte uiterwaarden. Daarna volgt een licht slingerend stuk met smallere uiterwaarden, maar binnendijks liggen wel brede oeverwallen.Voorbij Tiel wordt de rivier weer bochtiger, de uiterwaarden breder en zijn de binnendijkse oeverwallen smaller. Bij Heerewaarden raken de uiterwaarden van Waal en Maas elkaar bijna. Na Zaltbommel wordt het getij merkbaar. De oeverwallen worden nog smaller en het landschap opener. Er zijn sterk kronkelende dijken langs de rivier. De Waal is een echte werkrivier. Kenmerkend zijn de bedrijvigheid, de scheepswerven, de vele steenfabrieken en de ontgrondingen. Zij vervult zij een belangrijke functie voor het (internationale) scheepvaartverkeer, zeker in samenhang met het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit draagt bij aan de stoere verschijningsvorm van deze riviertak.
•
18
Kaart van de ‘grote’ rivieren.
De IJssel is een smalle, sterk meanderende rivier, in een breed rivierdal dat aan beide zijden overgaat naar hogere gronden.Vooral in het zuidelijke deel ligt de rivier ingesneden, en heeft zij geen oeverwallen en kommen gevormd. De IJssel is vrij afstromend en krijgt ook bij lage Rijnafvoer voldoende water (circa 20% van de Bovenrijnafvoer) om scheepvaart mogelijk te maken. Bij hoogwater ontvangt de IJssel circa 11% van het Rijnwater. Kenmerkend is de combinatie van beroepsvaart
en recreatieve vaart. De IJssel heeft net als de Neder-Rijn een meer kleinschalig en afwissend karakter. Nog meer dan bij de Neder-Rijn is er een sterke verwevenheid tussen binnen- en buitendijks gebied. De uiterwaarden zelf hebben een gevarieerd, veelal agrarisch karakter. Bijzonder voor de IJssel zijn de landgoederen en de Hanzesteden met markante historische rivierfronten.
Maasoevers zijn gemiddeld hoger dan die van de Rijn en Waal en overstromen minder vaak. Net als de IJssel is op de Maas sprake van een combinatie van beroepsvaart en recreatieve vaart. Kenmerkend zijn ook de vele ontgrondingen met recreatieve ontwikkelingen. Langs de Limburgse Maas liggen veel dorpen en steden direct aan de rivier met een rivierfront. In het bedijkte deel ligt de bebouwing vaak verder van de rivier en zijn er dijkwoningen, net als langs de Rijn.
De Maas is een regenrivier en ontvangt haar water uit een ander stroomgebied dan de Rijn. De Maas is in het Limburgse traject een valleirivier, die ingesneden is in de Maasterrassen. Doorgaande dijkringen zijn daar niet aanwezig.Voorbij Mook stroomt de Maas het driestromenland in en lijkt zij meer op de Waal en de Rijn met doorgaande dijken, oeverwallen en kommen. Vanwege het veel kleinere stroomgebied en het ontbreken van hoge bergen met gletsjers zoals bij de Rijn, loopt de afvoer in de zomer sterk terug, tot minder dan 50 m3/sec. Stuwen zorgen dan voor de bevaarbaarheid. Alleen het gedeelte van de Grensmaas is vrij afstromend; de scheepvaart volgt hier het Julianakanaal. De
2.2 De Rijn van Oost naar West Het lengteprofiel van de Rijn bestaat uit vier deeltrajecten met elk een eigen karakteristiek. Deze karakteristieken zijn voor een groot deel bepaald door de ontwikkeling van het natuurlijk systeem. Grote verschillen tussen de trajecten ontstaan door: • de ligging ten opzichte van de stuwwallen, • de tracering van rivieren en ouderdom van bestaande trajecten, • de aanwezigheid van 3 stuwen met hun gevolgen voor de dynamiek, • het stedelijk knooppunt rond Arnhem met de splitsing van de Rijn en de IJssel.
Nieuwegein IJsselstein
Vreeswijk Amerongen Wijk bij Duurstede
Vianen
Renkum
Culemborg
Beusichem
Arnhem
Wageningen
Maurik Everdingen
Oosterbeek
Rhenen
Driel Heteren
Lienden Kesteren
Huissen
Zevenaar
Opheusden Pannerdensch Kanaal
Fort Pannerden
Waal
De Getijde Lek
De Stichtse Rijn en Lek
Stuwwallen en Betuwe
Bovenrijn
De Gelderse Poort Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
19
De Rijn is als volgt ingedeeld in vier trajecten: De Gelderse Poort – van fort Pannerden tot Arnhem In de Gelderse Poort splitsen de rivieren Waal, Rijn en IJssel en verandert het beeld van de rivier regelmatig. Het Pannerdensch Kanaal wijkt af van de rivier boven- en benedenstrooms door rechte bedijkte oevers. De Rijnstrangen zijn nog zichtbaar als het historisch riviertraject met veel natuurwaarden. Te Arnhem is de Rijn onderdeel van de stadsoevers. Stuwwallen en Betuwe – van Arnhem tot stuw Amerongen Langs de Veluwezoom en Utrechtse Heuvelrug domineert de stuwwal met zijn steile hellingen, bos en landgoederen. Hiertussen liggen er dorpen en steden aan de voet. Daartegenover ligt het typische landschap van de Betuwe: oeverwallen met gevarieerd landgebruik en kommen met veeteelt. De Stichtse Rijn en Lek –van stuw Amerongen tot stuw Hagestein Ten zuidwesten van de Utrechtse Heuvelrug begint het open landschap van enerzijds het Kromme Rijn landschap en de veenweidenpolders; de zogenoemde waarden. De rivier krijgt hier smallere oeverwallen. Wijk bij Duurstede en Culemborg zijn de historische steden aan de rivier. De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de sluizen van Amerongen en Hagestein zijn markant aanwezig. De Getijde Lek –van stuw Hagestein tot voorbij Vianen Vanaf Hagestein is de getijdeinvloed merkbaar. Dit is zichtbaar in de oevers met riet en aan de wisselende waterpeilen.Vianen en Nieuwegein, met het oude Vreeswijk, liggen in een knooppunt van wegen en kanalen. Hier is de verstedelijking van de Randstad zichtbaar.
20
2.3 Dwarsprofiel van de Rijn De rivierlopen (zowel de historische als de huidige) zijn in het landschap herkenbaar als stroomgordels, die bestaan uit een hoofdgeul met aan weerszijden een relatief hoge licht zandige oeverwal. In voormalige overstromingsvlakten buiten de stroomgordel, liggen de kommen, lagere gebieden met een kleiige bodem. Dit kenmerkende patroon is overal in het rivierengebied aanwezig, behalve daar waar de rivier langs de stuwwallen schuurt. In het dwarsprofiel van de Rijn onderscheiden we de volgende duidelijk herkenbare eenheden: • De actieve rivier en de uiterwaarden. Hier zijn de dynamische krachten van het riviersysteem nog volop aanwezig. Op kleinere schaal dan vroeger bevinden zich hier ook weer zandige oeverwallen en kleiige uiterwaardvlakten.Vanwege de grote dynamiek zijn de gebruiksmogelijkheden voor de mens beperkt. Het landschap is, afhankelijk van het gebruik, open in de landbouwgebieden en half open tot gesloten in de natuurgebieden door ooibossen. • De oeverwallen. Dit zijn de relatief hooggelegen delen van de stroomgordel met een lichte bodem (klei-zand mengsel). De mens heeft zich hier vanouds gevestigd op relatief veilige woonplekken niet te ver van de rivier. Hier liggen de meeste dorpen en steden. Het landschap is er kleinschalig en besloten tot half-open. • De kommen. Dit zijn laaggelegen gebieden, ver van de rivier, met een kleiige of venige bodem. De kommen zijn grootschalig en vrij open en zijn nog steeds relatief dunbevolkt. Ze werden pas ontgonnen toen het mogelijk werd het waterbeheer goed te regelen. Lokaal worden de kommen doorsneden door oude stroomgordels waardoor het landschap op dat van oeverwallen lijkt. • De stuwwallen. Langs de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug is het dwarsprofiel asymetrisch. Hier wordt de rivier aan een zijde begrensd door steile hellingen. Dit zijn veelal bosrijke hellingen met op een aantal plekken beekdalen en smeltwaterdalen die een geleidelijke helling naar de rivier vormen.
2.4 Het gelaagde landschap van de Rijn De Rijn is leesbaar als een landschap met een lange natuurlijke en cultuurlijke geschiedenis. De bodem en het reliëf in het rivierengebied zijn oud maar zijn toch geologisch te herleiden en te verklaren.Van de mensen die zich in het landschap vestigden, zijn veel sporen teruggevonden. En veel recente veranderingen zijn verklaarbaar door het Rijnlandschap te beschouwen als onderdeel van een dynamisch rivierkundig en stedelijk netwerk.
• De ruimtelijke beleving: het rivierpanorama De Rijn is de rivier van de vergezichten vanaf de stuwwal over het rivierenland maar ook omgekeerd van de rivier naar de stuwwal. In het westen is de stuwwal uit beeld maar is er vanaf de dijk uitgestrekt zicht over de kommen. In de volgende hoofdstukken worden de karakteristieken en kernkwaliteiten per laag benoemd en uitgewerkt.
Een analyse van natuur en cultuur, van historie en heden en van de landschapsbeleving wordt weergegeven met behulp van vier lagen, die in het landschap van de Rijn worden onderscheiden. De vier lagen vormen een handzame kapstok voor de grote hoeveelheid informatie die op tafel komt in deze Handreiking. De lagen vormen een rode draad door deze Handreiking en ze zijn bruikbaar om het landschap in het kort te typeren: • Het natuurlandschap: de verstilde Rijn De Rijn is een rustige, verstilde rivier geworden. Dit komt door verschuivingen in de waterafvoer tussen de verschillende Rijntakken. Ingrepen van mensen hebben dit proces gereguleerd en hebben de dynamiek van het water verder verkleind. De stuwen zijn hiervan het symbool. Door haar ligging langs de stuwwal is de natuurlijke diversiteit langs de Rijn groot. • Het cultuurlandschap: de romantische Rijn Het reliëf en de rivier hebben bijzondere landschappen laten ontstaan: overgangen van bos naar weiland, landgoederen en oude dorpen en steden.Veel historische kwaliteiten zijn bewaard gebleven, waardoor het rivierenlandschap romantisch aandoet. • De netwerken: de levendige Rijnroutes Langs de Rijn is de kleine schaal van infrastructuur opvallend met een groot aantal veerpontjes. Er ontbreekt een dominante gebruiker in het vaarverkeer. Er is relatief veel recreatieve scheepvaart. •
• Dwarsdoorsnede van het rivierengebied met oeverwallen en kommen Dwarsdoorsnede van het rivierengebied met enerzijds oeverwallen en kommen en anderzijds de stuwwal Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
21
22
Hoofdstuk 3
I
Het verhaal van de Rijn In dit hoofdstuk wordt de ontstaansgeschiedenis van het rivierengebied en de plek die de Rijn daarin inneemt chronologisch beschreven. De beschrijving begint bij de vroegste geologische ontwikkelingen, waarvan nog sporen in het gebied zijn terug te vinden. Daarna komt de geschiedenis van de mens aan de orde en de activiteiten die hij er, tot op de dag van vandaag, heeft ontplooid om het natuurlijk systeem naar zijn hand te zetten. In de recente geschiedenis heeft dit geleid tot vergaande beteugeling van de Rijn en tot veranderingen in de omgeving van de rivier om te kunnen wonen en werken. De historische ontwikkeling wordt laagsgewijs beschreven. Natuurlandschap, cultuurlandschap en moderne netwerken zijn bruikbaar om een historisch perspectief te schetsen met heldere samenhangen in het landschap. Hiermee kunnen de bijzondere kwaliteiten van het landschap beter op hun waarde worden geschat.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
23
3.1 Het driestromenland Over Rijn en Waal wordt gesproken als twee verschillende rivieren, maar ze maken onderdeel uit van hetzelfde riviersysteem. Een riviersysteem dat samen met de Maas gebruik maakt van de brede dalvlakte tussen de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug in het noorden en de stuwwal van Nijmegen en de Brabantse zandgronden in het zuiden. Deze 15 tot 25 km brede vlakte is al tienduizenden jaren het toneel van de grote rivieren. Ze hebben er, in steeds weer veranderde patronen, hun weg gezocht, soms ieder afzonderlijk, soms interfererend met elkaar. Ten westen van de lijn Amerongen – Tiel – Oss wijken de randen van de brede vallei uiteen en stromen de rivieren het weidse laagland van West Nederland in.
3.2 De natuurkrachten: ijs, water, zand en klei. Nederland is al miljoenen jaren het mondingsgebied van de Rijn en de Maas.Vanuit hun brongebieden in Midden Europa voeren deze rivieren water en sediment (zand, grind en klei) af naar het Nederlandse laagland. Omdat de bodem hier - door geologische
processen - langzaam daalde hebben zich dikke lagen sediment in de bodem kunnen afzetten. Zo bevindt zich onder de Betuwe een laag zand en klei van 100 tot 200 meter dik die in de loop van 2 miljoen jaar door de rivieren is aangevoerd. Deze lagen spelen onder andere een rol voor de doorvoer van grondwater. Daaronder bevinden zich nog dikkere zand- en kleilagen, maar die zijn vooral in zee afgezet. Pas op een diepte van circa 1 km ligt vast gesteente, kalksteen uit het krijttijdperk, circa 70 miljoen jaar oud. Het ijs legt de basis voor het huidige landschap De hoogteverschillen in het rivierengebied zijn gevormd door landijs dat rond 240.000 jaar geleden vanuit de Noorse bergen kwam en in Midden Nederland tot stilstand kwam. De uit zand en klei opgebouwde bodem werd door de 300 meter dikke voortschuivende gletsjers flink omgewoeld. Onder de gletsjertongen ontstonden diepe brede dalen en aan de uiteinden van het ijs bleven langgerekte heuvelruggen (stuwwallen) liggen die tot de dag van vandaag het landschap in Midden Nederland vorm geven.
AmsterdamRijnkanaal
IJssel
Lek Neder-Rijn
Waal
Pannerdensch Kanaal
Rijnstrangen
Linge Bovenrijn
Merwede
•
24
Hoogtekaart van het driestromenland van Rijn, Waal en Maas
Waal
Maas
Na deze grote ijstijd, die 110.000 jaar duurde, werd het snel warmer. Het ijs smolt en de rivieren zochten een nieuwe route tussen de stuwwallen door. Het Montferland was in die tijd nog verbonden met de stuwwal van Kleve en vormde een tientallen meters hoge barrière waar de Rijn aan de noordkant omheen stroomde via het dal van de huidige Oude IJssel. Pas tijdens de volgende en laatste ijstijd die duurde van 115.000 tot 12.000 jaar geleden, brak de barrière door en kon de Rijn via deze ‘Gelderse Poort’ het huidige rivierengebied binnen treden. De rivieren leken in die tijd in het geheel niet op de huidige Rijn. De afvoer fluctueerde veel sterker en de bedding bestond uit tientallen ondiepe lopen die samen een breed vlechtend patroon vormden. Gedurende de tienduizenden jaren die de ijstijd duurde, voerde de Rijn veel zand en grind aan en bouwde daarmee een tientallen meters dikke laag op, die zich overal in de ondergrond van het rivierengebied bevindt. Deze zandlaag speelt nu een belangrijke rol als delfstof voor de industriezandwinning. Tijdens de laatste ijstijd was het klimaat vaak erg droog. Grote zandstormen leidden tot langgerekte duinruggen. In het oostelijk deel van het rivierengebied (Bemmel, Valburg, Rijkerswoerd) en verder westelijk in de Vijfherenlanden (Autenase donk) liggen deze nog aan het oppervlak.Verder naar het westen zijn oude duinen afgedekt door recente rivierafzettingen. Ongeveer 12.000 jaar geleden brak het huidige zachte klimaat aan, het Holoceen. Het afvoerregime van de rivier normaliseerde en de Rijn kreeg een meanderende loop die min of meer op de huidige lijkt. In het oosten sneed de rivier zich eerst nog in, in de dikke zandlagen. In het westen, waar de rivier onder invloed kwam van de stijgende zeespiegel, legde de rivier zand en vooral klei neer en hoogde er het landschap langzaam op. Hier tussenin sneed de Rijn de stuwwallen aan waarbij veel zandig materiaal vrij kwam dat door de rivier werd verplaatst. Door al deze processen verlegde de rivier haar loop talloze malen. In de ondergrond bevinden zich tientallen oude stroomgordels. De grens waar de rivier van eroderend overging in sedimenterend schoof in de loop der tijd langzaam oostwaarts en uiteindelijk bevond •
Het ontstaan van de Gelderse Poort in de ijstijden in 4 stappen. Nadat het ijs de heuvelruggen heeft gevormd (1), loopt de Rijn eerst om Montferland heen (2), waarna ze doorbreekt (3) en het huidige patroon van heuvels en rivierdalen ontstaat (4). Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
25
het hele rivierengebied zich in het sedimentatiegebied. De dikte van het Holocene kleien zandpakket (afgezet sinds de ijstijd 12.000 jaar geleden) bedraagt vandaag de dag in het westen 10 meter, en in het oosten niet meer dan 2 meter. Steilranden, stroomgordels, oeverwallen en kommen Als een rivier tijdens hoogwater buiten haar oevers treedt, zet zij zand en klei af. Het zand bezinkt op de oevers, waar het water nog snel stroomt, en de klei ver van de rivier af, waar het water bijna stilvalt. Zo ontstond het kenmerkende patroon van zandige oeverwallen en kleiige kommen dat overal in het rivierengebied is terug vinden. In de oostelijke Betuwe, vormen de oude pré-Romeinse stroomruggen een langgerekt patroon, met over het algemeen een noord-noordwestelijke oriëntatie: oude Rijnlopen liepen van zuid naar noord in de Betuwe, zoals bij Elst. In het westen zijn veel oude stroomgordels begraven onder latere rivierafzettingen en is maar een deel nog herkenbaar in het landschap, oostelijk van Tiel zijn alle oude gordels nog min of meer herkenbaar in het landschap.
Na een overstroming bleef het water vaak lang in de kommen staan. In het oosten stagneerde de afvoer door de aanwezigheid van noord-zuid gerichte stroomruggen (dit waren de natuurlijke dijken!) zoals tussen Elst en Driel en van Zetten naar RandwijkLakemond. Ook in het westen, waar het verhang vrijwel nul was, waren de kommen altijd nat. Hier ontwikkelden zich moerasvegetaties en broekbossen, die na afsterven als veenlagen in de bodem achterbleven. Langs de Stuwwal zijn relatief veel oude rivierlopen verzand en verland, waarna de rivier zich een nieuwe bedding zocht. Dit proces is hier spectaculair geweest vanwege de ligging van de Rijn aan de voet van de stuwwallen. Aan de steilranden kwam veel erosief materiaal vrij, dat elders werd afgezet.
3.3 De eerste bewoners in het rivierenlandschap Bataven en Romeinen Al aan het einde van de ijstijd leefden er mensen in het rivierengebied. Het waren rendierjagers die als nomaden door het toendralandschap trokken. Op enkele plaatsen zijn artefacten gevonden van deze eerste bewoners. Pas zo’n 5000 jaar geleden, in de Steentijd, raakte het rivierengebied blijvend bewoond door boeren die in kleine gehuchten woonden op de toenmalige oeverwallen. Uit die tijd zijn diverse vondsten bekend. In de IJzertijd (vanaf 2800 jaar geleden) raakte het gebied dichter bevolkt met Germaanse stammen, die in kleine dorpen woonden. Veel vestigingen van landbouwers vonden plaats aan de voet van de stuwwal. Hier was het vruchtbare lage en het hoge droge land onder handbereik. Er zijn geen vindplaatsen van permanente woonplaatsen maar er zijn vele grafheuvels gevonden uit de steen- en bronstijd (5000 tot 3000 jaar geleden). Tussen Doorn en Rhenen liggen er zo’n zeventig. In het gebied zijn ook diverse akkercomplexen, “celtic fields”, gevonden die vanaf de ijzertijd tot de vroege middeleeuwen hebben gefunctioneerd.
De naamgeving van onze rivieren Rhenus,Vahalis, Isala en Mosa stamt uit de Romeinse tijd. Misschien zijn de riviernamen nog ouder, maar de Romeinen stelden ze voor • Opeenvolging van stroomgordels van de Rijn van oud (donkergroen 7500 BP) naar jong (oranje en rood), het eerst op en schrift. De Romeinse tijd is belangrijk geweest voor de erna volgende Opeenvolging van stroomgordels van de Rijn van oud (donkergroen en 7500 BP) naar jong (oranje Berendsen Universiteit van Utrecht. rood). Berendse nUU
26
gebied in. De Waal was in de Romeinse tijd nog kleiner, zij was in de 2e eeuw voor Chr. ontstaan als een afsplitsing van de Rijn die toen nog nabij Elst (Gelderland) liep. De Romeinen waren de eersten die probeerden het natuurlijk systeem te beïnvloeden. Door dijken aan te leggen en kanalen te graven hadden zij invloed op het patroon van de rivieren. Met de aanleg van de zogenaamde Drususdam in de bovenloop van de Waal probeerden zij meer water naar de Rijn te voeren in plaats van naar de Waal, die toen steeds meer water ging trekken.
•
Kaart van de limes (bron: folder programmabureau Limes)
ontwikkeling van het landschap. In het rivierengebied bevond zich de noordgrens (de Limes) van hun rijk, langs de toenmalige loop van de Rijn. De Romeinen stichtten steden en brachten welvaart. In de ondergrond herinneren veel sporen aan hun aanwezigheid. Zo zijn er langs de Rijn resten gevonden van forten (o.a. Castra Hercules in Meinerswijk Arnhem), waarmee de Limes moest worden verdedigd. De Limes bestond naast de rivier uit een weg, forten, wachttorens en burgerlijke nederzettingen en was een belangrijke handelsroute. De linie liep vanaf de Duitse grens tot aan Wijk bij Duurstede en langs Utrecht naar Katwijk. In de ondergrond herinneren veel sporen aan hun aanwezigheid. Het gedeelte door de Over Betuwe bevat nog tal van onduidelijkheden vanwege vergravingen en door latere activiteit van de rivier die sporen heeft uitgewist. Hier bestaat, op het Castellum in Meinerswijk bij Arnhem na, geen zekerheid over de origine van zogeheten Romeinse archeologische vondsten. Uit Romeinse bronnen is het een en ander bekend over de grote rivieren. Zo was de Rijn de belangrijkste loop, zij liep indertijd vanaf het huidige Schenkenschanz, via Oud Zevenaar, Huissen en Driel en dan verder langs Wijk bij Duurstede het Kromme Rijn
Ontbossing en klimaatveranderingen veroorzaakten vernatting van het gebied in de 3e en 4e eeuw. Een burgeroorlog leidde tot terugtrekken van de Romeinen. Het rivierengebied ontvolkte, alleen op de randen van de stuwwal en op de hoogste delen van de oeverwallen bleef bewoning gehandhaafd zoals Huissen, Elst en Meinerswijk. In die periode piekten de rivieren zowel naar boven als naar onder, hetgeen leidde tot het stoppen van de veengroei in de kommen van de Betuwe tot en met de Vijfheerenlanden. In de komgebieden werd zware komklei afgezet met een zeer slechte waterdoorlatendheid. De Middeleeuwse Rijn De Rijn (Neder-Rijn en Lek) ging in de Middeleeuwen een kleinere rol spelen in de afvoer van het water van het Rijnsysteem. De Waal werd daarentegen belangrijker en ontwikkelde tot de hoofdstroom. Dit had grote gevolgen voor de ontwikkeling van de stroomgordels. De Rijn werd een “afbouwend” riviersysteem, met weinig erosie, relatief veel sedimentatie en een vrijwel gefixeerde loop. Het veroorzaakte problemen met de bevaarbaarheid waardoor de Rijn bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd in 1122. De Lek werd de hoofdafvoer van de Rijn. Bij IJsselstein vond de afdamming van de Hollandse IJssel plaats in 1285. De Waal ontwikkelde, vooral in het oosten, grote meanderende bochten en een brede hoge oeverwal. De benedenloop van de Rijn (de Lek) en de Waal kwamen in de Middeleeuwen door de stijgende zeespiegel steeds meer onder invloed van de getijden. Met name de Waal kreeg te maken met de gevolgen van de Elizabethvloed in 1421, waarbij de zee tot ver in het binnenland (Gorinchem) doordrong. Voor het water was de weg naar zee via de Waal daarna veel korter dan via de Rijn. De stroomsnelheid Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
27
nam toe, waardoor de bodem zich verdiepte en de rivier zoveel water ging trekken dat de monding van de Rijn verzandde en een dode rivier dreigde te worden. Al in de 14e/15 eeuw ontstonden daardoor problemen met de bevaarbaarheid. Dit leidde in 1600 tot het graven van de Grift van Nijmegen naar Arnhem. In 1672 kon door verzanding en laagwater Lodewijk XIV met zijn leger door de Rijnbedding lopen en veroverde het gebied. Uiteindelijk duurde het nog tot 1707 voordat het Pannerdensch Kanaal werd gerealiseerd, waarmee het splitsingspunt van Rijn en Waal van Schenkenschanz naar Lobith (8 kilometer verder stroomafwaarts) werd verplaatst en de rivier werd ingekort. De waterverdeling tussen beide rivieren werd hiermee gestabiliseerd. De veranderingen in waterverdeling bleken grote gevolgen te hebben voor de ontwikkelingen in de uiterwaarden en zijn bepalend geweest voor de verschillende kwaliteiten van beide rivierlopen. Ontginning van het vruchtbare land Vanaf de 8e eeuw werd het rivierengebied weer bewoonbaar en vestigden zich steeds meer mensen in het gebied. Onder invloed van machtige kloosters zoals Egmond, Lorsch en Arras, ontgonnen boeren de stroomruggen van de Rijn en de Lek, met vruchtbare akkers op de hoogste delen en weilanden op de overgang naar de kommen. De periode tussen 1000 en 1300 geldt als een bloeiperiode. Het klimaat was zacht en de rivieren hielden zich relatief rustig. De oeverwallen werden op grote schaal ontgonnen. Er ontstond een onregelmatige blokverkaveling op de stroomruggen. Bij hoogwater traden de onbedijkte rivieren nog wel buiten de oevers en via laagten tussen de oeverwallen overstroomde een groot deel van het rivierengebied. In de natte kommen handhaafde zich het broekbos. Op de stuwwallen ontstond landgebruik dat inspeelde op de verschillen in grond en waterhuishouding. De dorpen hadden escomplexen met akkers, en daarboven op de helling, woeste gronden. Onder aan de helling lagen de weidegronden bij de rivier.
•
28
De verandering van het rivierenlandschap in vier stappen (prehistorie, 1200, 1620 en nu) van een natuurlijk naar een groot deels beteugeld landschap
Op de plek van het latere Wijk bij Duurstede bloeide in de negende eeuw Dorestad. Deze stad lag op een cruciaal waterknooppunt: aan de Rijn die enerzijds de verbinding was naar Duitsland en anderzijds naar de kust en aan de Vecht die verbonden was met Scandinavië.Via de Lek was er nog een korte verbinding naar de kust. Dorestad was
het meest noordelijke handelscentrum van het Karolingische rijk en de belangrijkste nederzetting in Nederland. De Romeinen hadden er waarschijnlijk al een fort gebouwd. Onderzoek naar Dorestad toont een verassende relatie tussen de nederzetting en de nog onbedijkte Rijn. De langgerekte stad lag aan de oever van de meanderende rivier en was ermee verbonden via plankiers die aanlegplaats waren en tegelijk als slibvang fungeerden. Er zijn in Dorestad restanten van 150.000 palen gevonden voor de vele plankiers.Veel hout werd toen al geïmporteerd uit Midden-Duitsland. In de 10e eeuw is Dorestad verdwenen onder invloed van Noormannen en waarschijnlijk ook door grote overstromingen. Vrijwel alle vondsten van historische bebouwing in het rivierengebied liggen op de hoge plekken: op de voet van de stuwwal en op oeverwallen of rivierduinen. In de Middeleeuwse bloeiperiode ging men steeds meer gebouwen van steen bouwen en werden de dorpen en steden groter. Plaatsen zoals Huissen, Arnhem, Wageningen, Rhenen, Culemborg,Vianen en Vreeswijk ontwikkelden zich tot handelssteden. Deze •
Zicht op Rhenen van A.Cuyp (Louvre)
steden kregen een band met de rivier in de vorm van een kade of een haven. Dit in tegenstelling tot de dorpen ten zuiden van de Rijn die vaak verder van de rivier en achter de dijk lagen.
•
Vogelvlucht Dorestad anno 833. Op de voorgrond de Noorderwijk met plankiers. Op de achtergrond het castellum (Willemsen, 2009)
Ook na de aanleg van de dijken vestigde de mens zich nog lang op de oeverwallen; de kommen bleven namelijk tot in de 20e eeuw moeilijk begaanbaar vanwege de gebrekkige waterhuishouding. Er werden wegen aangelegd over de oeverwallen. Nederzettingen met (stenen) kerken of kapellen rezen als paddenstoelen uit de grond. Zo ontstond een langgerekt lint van dorpen evenwijdig aan dijken. Daar waar dorpen, gehuchten, boerderijen en woningen verder van de dijk af staan, is dat meestal op oudere stroomgordels, die ook hoger liggen dan hun omgeving. Tot in het begin van de 20e eeuw waren de bewoners van het rivierengebied vooral georiënteerd op de oost-west verbindingen en was er alleen op sommige plaatsen verkeer tussen de Waal- en Rijndorpen. Ook de rivieren zelf vormden verkeersverbindingen. Op de stuwwal, aan de noordoever van de Rijn lagen er al oudere verbindingen. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
29
De oude Heerweg verbond de kernen als Amerongen, Rhenen, en Wageningen langs de voet van de stuwwal en functioneerde al vroeg als verbinding tussen Utrecht en Keulen. Ook kastelen en landgoederen profiteerden hiervan. De heren woonden in kastelen, havezathen en heerlijkheden, die veelal langs de rivieren werden gebouwd. Het meest op de stuwwal maar het gebeurde ook op oeverwallen. De grootgrondbezitters hadden vaak gronden in de uiterwaarden. Langs de Rijn lagen kastelen bij Doornenburg, Loowaard, Meinerswijk, Rosande, Doorwerth, Blauwe Kamer, Oude Waard, Amerongen, Wijk bij Duurstede, Culemborg, Vianen en Vreeswijk. Steden als Arnhem, Wageningen, Rhenen waren voor hun contact afhankelijk van de ligging van de Rijn. Met doorgravingen werd de Rijn in Arnhem naar de stad toegehaald, door een in 1530 gegraven bedding. Hetzelfde gebeurde bij Rhenen, waar de rivier eerst door de zuidelijk gelegen Mars stroomde. •
Arnhem uit 1560 –na beeldbewerking- met de doorsnijding van de Rijnmeander bij Malburgen.
De Rijn bedijkt en aan banden gelegd Om hun akkers te beschermen tegen overstromingswater legden de boeren in de vroege Middeleeuwen dwarskaden (sijtwenden) en achterkaden aan. Dat was het begin van de ontwikkeling van buur- of maalschappen tot dorpspolders en leidde uiteindelijk tot de oprichting van waterschappen. Door de ontbossing in heel het stroomgebied nam de piekafvoer van de rivieren in de 12e en 13e eeuw weer toe, waardoor de wateroverlast steeg. De lokale dijkjes en kaden waren niet toereikend om de overstromingen het hoofd te bieden en in de 12e eeuw begon men vanuit het westen van het land met de aanleg van bandijken. De grootschalige bedijking ontstond in dezelfde tijd als dat er enkele afdammingen plaatsvonden: in de Kromme Rijn en in de Hollandse IJssel bij de “dam bij het klaphek”.
•
30
Kastelenkaart. Betuwe De Bont en Mulder, 2001
Rond 1400 was het gehele rivierengebied bedijkt; niet alleen de Maas, Rijn, Lek en Waal, maar ook de Linge. De bandijken waren in de Middeleeuwen niet overal even hoog, dat verschilde per buurschap of dorpspolder.Voor zover bekend, varieerde de oorspronkelijke hoogte van circa 3 m tot 3,50 m. De eerste eeuwen moest de dijk ook
over grote trajecten nog vaak verlegd worden omdat de rivier zijn bedding verlegde en de gehele dijk daarbij verzwolg. Zo is het karakteristieke slingerende dijkenpatroon ontstaan. Bij het terugleggen van de dijk kwam eerder ingedijkt land weer buitendijks te liggen. Dit zogenaamde uitgedijkte of oudhoevige land is vaak nu nog herkenbaar aan de perceelstructuren. Oudhoevig land ligt bijvoorbeeld in de Roswaard en de Maneswaard. Als gevolg van de dijkaanleg, overstroomden de oeverwallen niet meer en stokte de opbouw ervan. Het zand kwam vanaf die tijd vooral in de uiterwaarden terecht. Pas eind 19e eeuw zijn de bandijken flink opgehoogd. De dijken waren vroeger smaller en de taluds steiler dan tegenwoordig. De aanwezige stuwwallen vormden aan de noordzijde over grote lengte een natuurlijke oever. Op de plaatsen waar de Rijn langs de rand schuurde viel regelmatig veel zand in de rivier. Dit proces leidde tot ondiepten en verstoppingen van de stroom.
kon de brede bedding van de Rijn een grote kracht aan de dag leggen en was met name in de buitenbochten in staat om de dijken te ondermijnen. In de kleine ijstijd (tussen 1500 en 1800) nam de ijsgang op de rivier sterk toe en de Middeleeuwse dijken waren niet bestand tegen de kracht van kruiend ijs. Als deze bezweken, ging dit gepaard met overstromingen en ontstonden kolkgaten (wielen). De grond uit zo’n kolkgat verspreidde zich over het achterland en vormde daar een laag overslaggrond. Soms verdwenen ook gebouwen of zelfs dorpen in de rivier. Met name in het oostelijk rivierengebied zijn er diverse kastelen en kerken door de rivier onder de voet gelopen. Op andere plaatsen kwam de kerk, die vaak met veel moeite werd beschermd, pal aan de dijk te liggen zoals in Oud Zevenaar of buitendijks zoals in Heteren. Het verlies aan land aan de ene oever ging gepaard met landwinst aan de andere. Dit is zichtbaar in de Roswaard bij Doornenburg. Daar ligt het dorp ver van de rivier en staat de kerk nog midden in het dorp.
De bescherming tegen hoogwater betekende dat de mensen relatief veilig konden wonen in het rivierengebied. Toch was de rivier nog lang niet beteugeld. Bij hoogwater
•
Kaart van dorpspolders, opgebouwd uit bedijkingen ter bescherming van een dorp of grondgebied (studie van Robbert de Koning en Ferdinand van Hemmen).
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
31
Dijkdoorbraken vonden onder meer plaats in de Rijnstrangen, bij Huissen, Elden en bij de Grebbeberg. De Grebbedijk is na 1855 bij de Blauwe Kamer teruggelegd, na een grote dijkdoorbraak. Het rivierwater reikte toen bij Leusden tot aan de dakgoten. De Rijn ruimde op sommige plaatsen oud land op met daarin de ontginningssporen van voor de bedijking. Als een meanderbocht eenmaal voorbij was geschoven groeide in de slipstream ervan weer nieuw land aan, de zogenaamde op- en aanwassen. Voorbeelden hiervan zijn het Erfkamerlingschap, de Huissense waard, de Wolfswaard en de Amerongse Bovenpolder. Het ontstaan van aan- en opwassen werd door de bewoners van de betreffende oever met enthousiasme begroet. Om het proces te bespoedigen werden vaak kribben aangelegd, die de hoofdstroom van de dijk weg moesten duwen, zodat het aanwassen kon beginnen. Omdat de tegenoverliggende oever het veelal moest ontgelden als er kribben werden gelegd, is er over en weer veel getwist over deze actieve vorm van landaanwinning. Het nieuwe land werd na verloop van tijd ingepoot met wilgen, waardoor de aanwas nog sneller verliep •
Weergave historische relicten rond Pannerdensch Kanaal en het Rijnstrangengebied (DLO Staringcentrum)
(zogenaamde rijswaarden). Nadat de rijswaarden voldoende waren opgeslibd met vruchtbare zavel en klei, werden de wilgen gerooid om plaats te maken voor hooi- en weilanden. Om het verlies van de oogst door zomerse overstromingen te voorkomen werden de hogere waarden vanaf de 18e eeuw omringd door een zomerdijk met aan de benedenstroomse zijde een sluis.
•
32
De meanderende Rijn bij Amerongen, Conrad 1792- 1795 (RA - Utrecht)
Het waterbeheer, binnen en buiten de dijken van de Rijn In de loop der eeuwen nam de kennis over het riviersysteem toe en ging men steeds meer voorzorgsmaatregelen nemen. Eerst gebeurde dat op lokale schaal, bijvoorbeeld daar waar de rivier recht op een winterdijk afstroomde of hem bij schaardijken dreigde te ondermijnen. Al in de 17e eeuw probeerde men door het graven van nieuwe lopen (vooral in meanders) en de aanleg van kleine schuine kribben dit soort gevaar te keren. Rivieren werden sterk ingekort. Zo is de Waal vanaf Lobith tot Nijmegen van 30 km naar 20 km ingekort, en ook de Rijn kilometers ingekort door de aanleg van de nieuwe en enkele kilometers lange loop bij Arnhem in 1530, en de
Mars bij Rhenen. Ook met het al genoemde Pannerdensch Kanaal werd de rivierloop verkort. In de 18e eeuw werden overlaten bedacht om de overstromingen het hoofd te bieden: lagere gedeelten in de winterdijk, waarlangs het water in tijden van een dreigende overstromingen gecontroleerd ingelaten kon worden. In de 19e eeuw werd ook de dijkbewaking systematisch ter hand genomen en werden op regelmatige afstand van elkaar dijkmagazijnen gebouwd waar materiaal lag opgeslagen dat voor de hoogwaterbestrijding nodig was. Deze zijn langs de Rijn o.a. nog te vinden bij Elden, op de Grebbedijk en op de Betuwse bandijk bij Ingen. De bandijken verdeelden het rivierenland in uiterwaarden en binnendijkse gebieden. Het binnendijkse gebied werd door het centrale gezag zodanig ingericht, dat het overtollige water via een ingewikkeld stelsel van sloten, kaden, weteringen en sluizen op de rivieren kon worden geloosd. Lokaal zijn oude stroomgordels (zoals de Linge) opgenomen in dit afwateringsstelsel.Vaak was er verdeeldheid over het binnendijkse waterbeheer. Een mooi voorbeeld daarvan ligt in de oostelijke Betuwe waar zowel de ‘Rijnkanters’ als de •
•
Verandering waterverdeling Waal Neder-Rijn en IJssel
Inundatiegebied Grebbelinie 1810 De Man
‘Waalkanters’ evenwijdig aan elkaar hun eigen wetering aanlegden vanaf Doornenburg tot aan Tiel. Op de scheiding werd een weteringwal aangelegd die pas midden vorige eeuw werd geslecht. Speciale aandacht was er bij het binnendijkse waterbeheer altijd voor de kwel, die bij hoogwater onder de dijk doorsijpelde. Op plaatsen waar oude stroombanen onder de dijk doorliepen kon de kwel aanzienlijk zijn en zelfs de dijk ondermijnen. In deze gebieden werden kwelkades toegepast; lage binnendijkse kades, op een paar honderd meter van de winterdijk, die een komvormig gebied omgrensden. Binnen zo’n kwelkom kon het water hoog stijgen, waarmee dan tegendruk werd opgebouwd aan de achterkant van de winterdijk. Met de verbeterde waterhuishouding werden de kommen geschikt voor ontginning als wei- en graslanden en kregen een strookvormige verkaveling en/of een regelmatige blokverkaveling. Buitendijks nam de dynamiek van de rivier toe als gevolg van de aanleg van de dijken. De waterstanden bij hoogwater werden hoger, de stroomsnelheden namen toe en de beweeglijkheid van de bedding werd groter. Dit legde beperkingen op aan de menselijke activiteiten en het landgebruik. Pas vanaf de 19e eeuw was de mens in staat de activiteit van rivier verder in te perken door het zomerbed te normaliseren. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
33
Militaire structuren langs de Rijn Ter verdediging tegen vijandelijke invallers zijn in het rivierengebied forten en verdedigingslinies aangelegd. De Limes werd al beschreven. Na de Napoleontische tijd werd door waterbouwkundige Jan Blanken en militaire ingenieur Cornelis Kraijenhoff, de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd. Dit is zichtbaar tussen Culemborg en Vianen.Veel bouwwerken zijn nog in takt, zoals de inlaatwerken waarlangs water in de komgebieden kon worden ingelaten, die dan als waterlinie zouden gaan fungeren. De dijk en de hoger gelegen oeverwal werd er verdedigd door middel van forten die langs de Lek nog goed zichtbaar zijn: Honswijk en Goilberdingen. Op de bijgaande kaart (Sterk Water, 2002) staan de inundatiesluizen, de belangrijke forten langs de Lek en een inundatiekanaal. Langs de oostelijke rand van de Utrechtse Heuvelrug, in de Gelderse Vallei werd de Grebbelinie aangelegd. Het was een van de eerste waterlinies die in de 18e eeuw zijn gemaakt tussen de Zuiderzee en de Rijn. Ze manifesteert zich in het Rijndal door de aarden fortificaties van Menno van Coehoorn aan de voet van de Grebbeberg bij de Grebbedijk en aan de Betuwse zijde in fort ’t Spees. Bij Arnhem ligt nog een waterlinie van veel recentere datum, de IJssellinie. Door middel van mobiele stuwen kon bij Meinerswijk de Rijn worden afgedamd, waardoor het IJsseldal zich zou vullen en als waterlinie kon fungeren. De IJssellinie is kort na WOII opgebouwd en pas in de loop van de zeventiger jaren ontmanteld. Wat resteert zijn met name de betonnen bunkers met tankgeschut.
3.4 De Rijn beteugeld
•
34
Kaart met inundatiegebied en inundatiesluizen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
Riviernormalisatie, om de scheepvaart te verbeteren. Om het scheeptransport over de rivier te bevorderen, bij hoog- en bij laagwater, werd in de tweede helft van de 19e eeuw de natuurlijke dynamiek van de Rijn verder aan banden gelegd. Dit heet riviernormalisatie. De bedding lag in die tijd nog niet vast en had een sterk wisselende breedte. Ook waren er veel zandeilanden, die een hindernis vormden voor de scheepvaart. Zandbanken werden weggebaggerd en door de aanleg van kribben op regelmatige afstanden kon de hoofdstroom van de Rijn worden geconcentreerd in een loop met een vaste breedte van circa 90 m. Met name in de bochten varieert de lengte van de kribben soms sterk, van vrijwel afwezig op de ene
oever tot soms meer dan 60 meter lang op de andere. De normalisatie had tot gevolg dat de loop van de rivier werd gefixeerd en de meanders tot stilstand kwamen op de plaats waar ze rond 1850 lagen. Ook het proces van erosie en sedimentatie veranderde sterk, waarbij in de uiterwaarden de sedimentatie de overhand kreeg en in de bedding de erosie. Sinds de aanleg van de kribben is het zomerbed van de rivier ter hoogte van Lobith dan ook al 2,5 m gezakt. Tegelijkertijd zijn de uiterwaarden zo’n 2 meter opgeslibd. Rond 1970 zijn er in de Rijn 3 stuwen gebouwd. Deze waren nodig om te zorgen voor voldoende wateraanvoer naar het IJsselmeer via de IJssel. Hiermee kon de zoetwatervoorraad van dit meer op peil gehouden worden. De bouw van stuwen ging gepaard met de aanleg van sluizen, en recent met stuwpassages. Het had grote invloed op de waterdynamiek in de Rijn (zie hoofdstuk 4). Klei en zandwinning; om de grondstoffenmarkt te voorzien. De eerste bewoners van het rivierengebied hebben waarschijnlijk al gebruik gemaakt van de alom aanwezige klei bij het bouwen van hun huizen. In de Middeleeuwen nam de baksteenfabricage een grote vlucht en werden er nabij kleivoorkomens veldbrandovens gebouwd waar bakstenen werden gebakken. De klei werd toen nog alleen gevonden in oude afgesneden meanders, die niet meer actief door de rivier werden gebruikt. Het rustige milieu en de grote diepte garandeerden, na jaren van sedimentatie, een dikke kleilaag.Veel oude meanders zijn dan ook weer open gegraven voor de kleiwinning. Ook veel moerassen die er liggen zijn restanten van de winning en zijn niet het relict van een oude rivierarm. Pas met de aanleg van zomerkades werden ook in de uiterwaarden gebieden met een rustig stroommilieu geïntroduceerd waar bij hoogwater veel klei kon bezinken. Aanleg gebeurde op grote schaal tussen 1750 en 1800. Zo rond 1900 was deze kleilaag vaak al meer dan een meter dik en werd daarmee winbaar. In korte tijd verschenen er vele tientallen steenfabrieken in het rivierengebied, die de kleilaag afgroeven en verwerkten tot bakstenen. Deze jonge kleilagen zijn rijk aan kalk en leveren bronskleurige of gele bakstenen op. In een eeuw tijd is een aanzienlijk deel van de klei alweer uit het stroomgebied van de Rijn vergraven. Omdat de aanvoer wel doorgaat zal er op
•
Foto’s van de stuw bij Amerongen net na aanleg en een recente foto uit Google Earth.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
35
termijn op rustige plekken weer een nieuwe laag zijn afgezet. Ook binnendijks in de komgebieden vindt kleiwinning plaats. Het gaat daarbij om oude kleilagen die er al honderden jaren liggen (van voor de dijkaanleg).Vanwege het lage kalkgehalte levert deze klei rode stenen op. In de ondergrond van de uiterwaarden begint overal op een diepte van 1 tot 2 (lokaal 5) meter een tientallen meters dikke zandlaag.Voor een deel is dit zand door de Rijn aangevoerd, maar dieper in de bodem, bevindt zich ook zand dat door de Oer-Rijn tijdens de ijstijd is aangevoerd. Na WOII is het zand uit het rivierengebied op steeds grotere schaal gewonnen ten behoeve van beton- en metselzand en ophoogzand. De zandwinning hoeft zich, in tegenstelling tot de kleiwinning, niet te houden aan de kleinschalige structuur die de rivier in het landschap heeft achtergelaten. Daarom zijn door de zandwinning soms hele uiterwaarden vergraven en in water omgezet. De zandwinning beperkt zich niet tot buitendijks, de zandvoorkomens strekken zich immers over het hele rivierengebied uit.
•
36
Nieuwe riviernatuur in de Blauwe Kamer
Nieuwe riviernatuur De laatste 25 jaar zijn grote delen van de uiterwaarden van de Rijn heringericht als natuurgebied. Een belangrijke aanzet hiervoor vormde het Plan Ooievaar (1986), met een nieuwe visie op het rivierengebied die veel navolging kreeg. In het plan werden de kansen voor grootschalig herstel van dynamische riviernatuur beschreven, naast mogelijkheden voor grootschalige landbouw binnendijks. In combinatie met onder meer delfstoffenwinning en hoogwaterbescherming werden de agrarische uiterwaarden omgevormd tot natuurgebieden. Hierdoor kwam er ruimte voor natuurlijke processen zoals: hydrodynamiek (peilschommelingen en stromend water), morfodynamiek (sedimentatie en erosie) en jaarrondbegrazing. Belangrijk in de visie was het verlagen of verwijderen van zomerkades en het weer openen van historische geulenpatronen door het afgraven van de afdekkende kleilaag tot op de zandige ondergrond. Het herstel van de riviergebonden natuur in de uiterwaarden verliep verrassend snel. Met hoogwater werden zaden aangevoerd van bovenstrooms en tientallen verdwenen soorten vestigden zich er weer. Opvallend is het herstel van de ooibossen. 20 jaar geleden dacht men nog dat wilgen en populieren aangeplant moesten worden omdat natuurlijke vestiging niet mogelijk zou zijn. Twee decennia later zijn deze soorten weer wijdverbreid en worden er plannen gemaakt om de bosgroei juist te beteugelen. Ook hardhoutsoorten zoals eik, es en iep vestigen zich inmiddels zelf in het rivierengebied. Door de nieuwe natuur hebben veel uiterwaarden een metamorfose ondergaan en zijn van open graslandgebieden verandert in halfopen mozaïeklandschappen. Bekende voorbeelden langs de Rijn zijn de Blauwe Kamer bij Rhenen, de Amerongse bovenpolder, Meinerswijk en Plantage Willem III. Het succes van deze grootschalige natuurontwikkeling is inmiddels ook onderkend in het natuurbeleid. In het kader van realisatie van de Ecologische hoofdstructuur wordt de natuur in het riviersysteem verder uitgebreid. Flankerend gaat er de afgelopen 15 jaar veel aandacht uit naar dwarsrelaties tussen de rivier en de stuwwallen. Het gaat bijvoorbeeld om het verbeteren van de migratie voor das en edelhert tussen de Utrechtse Heuvelrug en de uiterwaarden en het verbeteren van de migratie van vissoorten vanuit de rivier naar de beken.
Veranderend zicht over de Rijn Doordat functies veranderden is ook het beeld van de rivier en haar uiterwaarden al vaak veranderd. Terwijl de oorsprong ligt in een dynamisch natuurgebied was het beeld van de rivier 100 jaar geleden anders. Historische atlassen tonen een beeld van open agrarische uiterwaarden met hoge begroeiing langs de oever van de rivier. In 1900 was de Rijn in de helft van het rivierengebied niet zichtbaar vanaf de dijk. De horizon werd gevormd door beplante oevers en soms ook door steenfabrieken. Later in de 20e eeuw zijn de uiterwaarden opener geworden. In de afgelopen decennia nam de beplanting toe en werd er juist een evenwicht gezocht tussen natuurlijke begroeiing en openheid voor agrarische functies, voor doorstroming van het rivierwater en voor het zicht. Natuurlijke processen, cultuurlijke ingrepen, bedrijvigheid en wensen over beleving hebben allemaal invloed gehad op de horizon van de rivier. Dit leidt tot gevarieerde beelden in het landschap en tot grote variatie in de loop van de tijd.
•
Rijn bij Doorwerth 1903. Opvallend zijn de strakke begroeide oever, de vele steenfabrieken en de afwezigheid van waterplassen. • Rijn bij Doorwerth 2002.Veel openheid en veel open water in de uiterwaarden. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
37
38
Hoofdstuk 4
I
Karakteristieken van de Rijn In het rivierengebied is een uniek en voor iedereen herkenbaar landschap ontstaan. Dit is een gevolg van natuurlijke processen en van het menselijk gebruik. In dit hoofdstuk worden de karakteristieke elementen van het rivierengebied beschreven. Hierbij is een onderverdeling gehanteerd naar de verschillende lagen die in het landschap kunnen worden onderscheiden: het natuurlandschap, het cultuurlandschap, de dynamische netwerken en de ruimtelijke beleving van dit alles. De karakteristieken zijn geïllustreerd met foto’s en figuren, om zo het verhaal van de Rijn overtuigend in beeld te brengen. Om te komen tot de kernkwaliteiten zijn de karakteristieken afgewogen en gewaardeerd. Kernkwaliteiten zijn aspecten van het Rijnsysteem die hoog gewaardeerd worden. In de kernkwaliteiten samen ligt de essentie van het Rijnlandschap besloten. Dit hoofdstuk begint met een overzicht van de kernkwaliteiten en besluit met de kaartbeelden van de kernkwaliteiten per traject van de Rijn. Hiertussen worden de karakteristieken beschreven en de kernkwaliteiten omschreven.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
39
Overzicht kernkwaliteiten A. Het natuurlandschap: de verstilde Rijn
B. Het cultuurlandschap: de romantische Rijn
Kernkwaliteit 1: Unieke natuur aan de flank van de stuwwal
Kernkwaliteit 1: Sporen van historische verschuivingen van de Rijn
De Rijn schuurt met haar oevers en uiterwaarden tegen de stuwwallen aan. Dit leidt
In het landschap van de Rijn zijn talrijke sporen te vinden van oude rivierlopen. Samen
tot voor Nederland unieke natuurkwaliteiten. Nergens anders in het rivierengebied
vertellen ze een verhaal over de genese van het rivierenlandschap.
is het contact tussen de rivier en de uitgestrekte bossen en beschutte flanken van de
Kernkwaliteit 2: Heldere en leesbare landschapstypen langs de rivier
stuwwallen zo langdurig en direct.
In landschapstypen parallel aan de rivier is de opbouw van het rivierenland goed afleesbaar. De uiterwaard, stuwwal, dijk, oeverwal en kom vormen duidelijke patronen.
Kernkwaliteit 3: Het doorgaande dijklint De historische verschuivingen door mens en natuur leiden tot interessante tracés van de dijk die samen met de rivier een boeiend verhaal over het rivierenlandschap vertellen. De dijk is tevens de cruciale belevingslijn.
Kernkwaliteit 4: Steden en dorpen aan de flanken van de Rijn De steden danken hun allure aan de ligging op de grens van de stuwwal en het rivierdal. Daarnaast zijn de kernen op de oeverwallen die een historisch gezicht aan de rivier laten zien waardevol.
Kernkwaliteit 5: De Rijn als frontlijn De Rijn heeft grote archeologische en cultuurhistorische betekenis als grensrivier. Het plaatst het gebied in een internationale context. Van vele conflicten en verdedigingswerken zijn sporen terug te vinden.
40
C. De dynamische netwerken: de levendige Rijnroutes
D. De ruimtelijke beleving: het rivierpanorama
Kernkwaliteit 1: De beteugelde rivier
Kernkwaliteit 1: Vergezichten van en naar de stuwwallen
De stuw bij Driel is de kraan op de zoetwatervoorziening van Nederland samen met
De vergezichten van en naar de stuwwallen zijn uniek in Nederland en van hoge kwaliteit.
de twee andere stuwen. De complexen van stuwen en schutsluizen zijn markante
Vanuit het lage land zijn de stuwwallen manifest aanwezig vanaf de rivieroevers en de
architectonische kunstwerken in het landschap.
dijken.
Kernkwaliteit 2: Steenfabrieken en kleinschalige bedrijvigheid
Kernkwaliteit: 2: De fijne korrelgrootte van het Rijnlandschap
Er zijn nog tientallen steenfabrieken met hun markante silhouetten langs de rivier te
Het landschap van de Rijn kent grote contrasten tussen de grote schaal van de stuwwallen,
vinden die hoog gewaardeerd worden. De oude fabrieken huisvesten diverse kleinschalige
de kommen en de rivier zelf, ten opzichte van de kleine schaal van de uiterwaarden en
bedrijven die gebruik maken van de vrijheid en kwaliteiten van de uiterwaarden.
enkele binnendijkse landschappen. De fijne korrelgrootte van het landschap en deze
Kernkwaliteit 3: De plezierrivier
contrasten maken het landschap tot een hooggewaardeerde omgeving.
Het rustieke en kleinschalige karakter van de Rijn zorgt voor een kwalitatief netwerk van verbindingen over de dijk, door de uiterwaard, op de stuwwal en natuurlijk over de Rijn.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
41
Nieuwegein
Wijk bij Duurstede Vianen
Culemborg
De Getijde Lek
4.1 42
De Stichtse Rijn en Lek
Karakteristieken van het natuurlandschap: De verstilde Rijn
Arnhem
Wageningen
Rhenen
Huissen Opheusden Zevenaar
Stuwwallen en Betuwe
De Gelderse Poort
• De AHN (Algemene Hoogtekaart Nederland) geeft een mooi beeld van het natuurlandschap van de Rijn Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
43
4.1 Het natuurlandschap: De verstilde Rijn De Neder-Rijn scheert rakelings langs de stuwwallen in Gelderland en Utrecht. Dit is op de hoogtekaart goed te zien. De nauwe samenhang tussen de rivier en de stuwwallen geeft bijzondere kenmerken in het reliëf, de waterkwaliteit, de bewoning op de flanken en magnifieke uitzichten op de rivier. Deze invloeden en het verschil met de trajecten zonder stuwwallen maken de Rijn landschappelijk tot de meest gevarieerde riviertak. De Rijn is doorgaans een stille, vriendelijke rivier met een menselijke maat.. Door opstuwing is de Rijn niet meer de dynamische rivier die ze ooit was. Alleen bij hoogwater stroomt de rivier nog vrij af naar zee. Dan toont de Rijn haar kracht als grote rivier. De rest van het jaar zijn er andere natuurlijke processen die de Rijn bijzonder maken.
1.
Unieke natuur aan de flank van de stuwwal
De Rijn is een weinig dynamische rivier. De relatief geringe rivierdynamiek is het gevolg van de aanleg van drie stuwen in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, waardoor de waterstand bij lage afvoeren gestuwd wordt. De eerste stuw bij Driel is bedoeld voor de zoetwatervoorziening van Nederland, waarbij de stuw bij lage rivierafvoer het water via de IJssel naar het IJsselmeer leidt. De tweede en derde stuw zijn vervolgens nodig om de Rijn bevaarbaar te houden als de stuwen in werking zijn.
• • •
44
Schematische weergave van de stuwpanden (Het riviersysteem, Uiterwaardpark Meinerswijk, Stroming 1989) De stuwen zijn technisch imposante kunstwerken in de rivier en ze bepalen de ecologische condities De Rijn dichtgevroren bij Rhenen in 1994
Gedempte peildynamiek De gestuwde Rijn voert slechts mondjesmaat water af, gemiddeld 25 m3 per seconde. Bij hogere afvoeren loopt het debiet snel op, waarbij vanaf een Bovenrijn afvoer van 1.400 m3/s de stuwen enigszins geheven worden. Dit is gedurende 43 % van de tijd. De IJssel houdt door de invloed van de stuwen een aanvoer van tenminste 285 m3 per seconde. Bij een afvoer op de Bovenrijn van 2.300 m3 per seconde is sprake van een vrij afstromende rivier. De stuwen worden dan -gemiddeld 60 dagen- per jaar geopend. De piekafvoer van de Neder-Rijn bedraagt een vast gedeelte van de Bovenrijn-afvoer. Dit is 3.376 m3 per seconde en is daarmee 2/9 van de totale Rijnafvoer. De IJssel voert 1/9 deel af en de Waal 2/3 deel. De stuwen worden ook bij ijsgang geheven, om schade aan de vizierschuiven te voorkomen. Bij lage rivierafvoer leidt dit dan tot een extreem lage rivierstand met droogvallende, hard bevroren oevers.
De stuwen leiden vanaf Driel tot aan Hagestein voor het grootste deel van het jaar tot een ‘horizontale’ rivierstand, met een vlakke, nauwelijks stromende waterspiegel. Het gedeelte vanaf de IJsselkop tot aan de eerste stuw staat nagenoeg horizontaal (8,5 meter +NAP ). De twee volgende stuwpanden hebben een stand van respectievelijk 6 meter en 3 meter +NAP. De rivierdynamiek is dus beperkt. Invloed van het getij De Lek voert voorbij Schoonhoven naar de aansluiting met de Nieuwe Maas en Noord bij Krimpen aan de Lek (rivierkilometer 989). De Lek is vanaf de stuw bij Hagestein tot aan de monding in de Nieuwe Maas een getijdenrivier. De dagelijkse getijslag is bij Hagestein ongeveer 30 cm. Tweemaal daags valt een smalle zone van de oevers droog bij eb en overstroomt weer bij vloed. Op flauw oplopende oevers is deze zone het breedst. Bij hogere rivierafvoeren en geheven stuwen neemt de getijdeninvloed al snel af. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat het opkomend getij, bij hoge waterstanden, feitelijk wordt weggedrukt door aanstromend rivierwater. Typisch voor de zoetwater getijdenrivier is het voorkomen van smalle onbegroeide slikken, met biezen begroeide schorren, rietgorzen en hoger op de oevers de wilgenvloedbossen. Oude en nieuwe geulen Naast het zomerbed liggen er in de uiterwaarden tal van geulen die permanent of alleen tijdelijk water voeren en die geheel, of gedeeltelijk met het zomerbed in verbinding staan.Vanwege hun transportcapaciteit (er stroomt meer water door dan over een begroeide uiterwaard) spelen ze ook een rol bij de afvoer van hoogwatergolven. Nevengeulen dateren van vóór de normalisaties in de 19e eeuw, toen de rivieren nog beweeglijk en ondiep waren en vele zandbanken, eilanden en ooibossen bevatten. Ten gevolge van de normalisatie (zie hoofdstuk 3) ontstaan er geen spontane nevengeulen meer. Sinds Plan Levende Rivieren (1992) worden echter nevengeulen aangelegd, ten behoeve van hoogwaterbescherming, delfstoffenwinning en natuurontwikkeling.
•
Strangen en nevengeulen in de Amerongse Bovenpolder • Watergebonden ecosystemen in de uiterwaard • Veerpont bij extreem laagwater Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
45
Er zijn drie typen nevengeulen langs de Rijn te vinden: • Stromende nevengeulen; deze geulen zijn aan beide zijden aangetakt aan het zomerbed en voeren bij alle waterstanden een (klein) deel van het rivierwater. Hun bodem ligt daarom lager dan de laagste waterstand ter plaatse en de peilschommelingen zijn gelijk aan die in de rivier. Stromende nevengeulen spelen een belangrijke rol voor waterorganismen die afhankelijk zijn van stromend water en van geringe waterdiepte zoals insecten, stroomminnende vissen en sommige waterplanten. • Hoogwatergeulen; deze geulen zijn eenzijdig benedenstrooms aangetakt en stromen pas mee bij stijgende waterstanden als het rivierwater bovenstrooms over de drempel stroomt. De verbinding met de rivier zorgt ervoor dat het peil in de geul meebeweegt met dat van de rivier. Het rustige water staat in open verbinding met de rivier. • Strangen (vergelijkbaar: killen, hanken) zijn geulen die aan beide zijden afgesloten zijn van de rivier. Ze liggen vaak wat verder van de rivier af, vaak tegen de (schaar) dijk aan en vullen zich pas tijdens een hoogwater.Voorbeelden zijn de oude loop in de uiterwaarden bij Opheusden, Elst, Amerongen en Beusichem. Unieke natuur aan de zuidflank van de stuwwal Doordat de rivierdynamiek gering is, ontbreken langs de Rijn brede rivierstranden en hoge rivierduinen. Ook levensgemeenschappen die afhankelijk zijn van permanent stromend water komen niet voor. Mede hierdoor zijn er omstandigheden ontstaan voor andere bijzondere natuur. Het ecosysteem van de Rijn heeft vanwege de stuwen een gunstige situatie voor riet-, zegge- en biezenmoerassen. Daarnaast zijn er landschapsecologische relaties tussen de stuwwal en de rivier die leiden tot hoge natuurwaarden. Zo is er schoon grondwater uit de Veluwe en de Heuvelrug dat opwelt in de nabijheid van de rivier. De nabijheid van stuwwallen leidt tot een gradiënt tussen droge en natte terreinen, tussen hoog en laag en tussen voedselarme en voedselrijke bodems op de noordoever van de Rijn.
• • •
46
Rietgorzen langs de getijdenrivier Luchtfoto van de Rijn bij hoogwater Het splitsingspunt tussen Rijn en IJssel met zandige oevers.
De graslanden in de uiterwaarden zijn rijk aan plantensoorten. Grote diversiteit is er op hogere plekken, zoals oude oeverwallen, zomerkaden en stuwwalflanken zoals
bij Amerongen en Doorwerth. Hier komen ook rijke milieus voor die horen bij door landbouw beheerde natuur, zoals glashaverhooilanden met de Vossestaart. Ook bijzondere fauna is te vinden zoals de Kwartelkoning. Op de zuidelijke flanken van de stuwwallen zijn de beschutte en zonnige milieus interessant. Dit uit zich onder andere in het voorkomen van ringslangen en insecten. De zachthout- en hardhoutooibossen langs de rivier behoren tot de soortenrijkste bostypen in ons land en worden beïnvloed door de bosrijke stuwwallen. Bij de bronnen aan de voet van de stuwwal komt de grauwe els voor, een bijzondere kwelindicator. In de graslanden komen wintergasten voor zoals de Kleine Zwaan en diverse soorten ganzen. Grondwaterstromingen De Rijn is in een groot deel van het gebied drainerend, dat wil zeggen dat het kwelwater onttrekt aan de omgeving. Dit brengt in de uiterwaarden schone kwel aan het oppervlak. Langs de stuwwalranden is dit het beste zichtbaar. De waterkwaliteit in de Rijn en in de uiterwaarden is hierdoor beter dan in andere rivieren, vooral ’s zomers wanneer de stuwen gesloten zijn. In het Gelderse Poorttraject manifesteert zich een complex watersysteem dat door grondwater, kwelwater, beken en bronnen en de rivier wordt gevoed. Hier wordt veel drinkwater geproduceerd. Het eeuwenoud, gerijpt en zacht kwelwater uit de stuwwallen komt aan de oppervlakte in moerassige laagten en in door mensenhand gegraven plassen. Dit leidt tot kwelmoerassen, waarin de kwel vermengd kan zijn met rivierkwel. Door het kwelwater zijn er bijzondere vegetaties met bijvoorbeeld Blaasjeskruid, Kikkerbeet en Holpijp en er is bijzondere macrofauna. Door de geringe dynamiek (weinig overstroming en doorstroming) van het Rijnwater heeft het kwelwater de ruimte en de tijd om deze natuur te voeden. Benedenstrooms van Wijk bij Duurstede zijn de grondwaterstromingen anders. Ze zijn vanuit de rivier naar de uiterwaarden en het binnendijkse gebied gericht. De Lek wordt infiltrerend in plaats van drainerend. Ook zijn er nog plekken met kwel uit diepere grondwatersystemen. In de Lekuiterwaarden heeft het water een relatief goede kwaliteit. •
• Natuurlijke begrazing in de uiterwaarden Natuurlijke begrazing in de uiterwaarden. Koniks op zandige platen. • Kruidenrijke oever in de Blauwe Kamer Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
47
Beken en weteringen uitmondend in de Neder-Rijn Tussen Arnhem en Wageningen liggen een zevental (sprengen-) beekstelsels die uitmonden in de uiterwaarden en in de rivier. De belangrijkste zijn de Slijpbeek en de Oorsprong (Oosterbeek), de Seelbeek (bij Heveadorp), de Heelsumse Beek en de Renkumse Beek. Aan de zuidzijde watert de Linge af op de Neder-Rijn tussen Zetten en Opheusden. De Grift en de Kromme Rijn voeren water van de Neder-Rijn naar achtergelegen gebieden. Fauna verbindingen in een groot netwerk De Rijn behoort samen met de Rijnstrangen en de aangrenzende stuwwallen tot de grootste ecosystemen van ons land. Feitelijk maakt dit met de andere Rijntakken deel uit van een internationaal ecologisch netwerk tussen de Eiffel, de Ardennen en de Waddenzee. De ecologische relaties tussen de stuwwallen en de Rijn zijn bijzonder omdat de aanraking tussen de bosranden op de stuwwal en de Rijnuiterwaarden direct is. Bij andere rivieren zoals bij de IJssel ligt er altijd nog een strook agrarisch landschap tussen de natuur in de uiterwaarden en de randen van de stuwwal. Hierdoor kan de Rijn uitstekend een fysieke verbinding vormen tussen de Heuvelrug en Veluwezoom. Ook de beekdalen maken een goede uitwisseling voor fauna mogelijk. Daarnaast zijn er specifieke infrastructurele verbindingen gemaakt zoals de faunapassage te Elst (Utrecht).
• • •
48
Beken bij Oosterbeek Vispassage bij een stuw Faunapassage onder de Rijksstraatweg bij Elst (Utrecht). De Heuvelrug en het rivierdal verbonden.
Bijzondere natuur, met mensenhand Langs de Rijn liggen enkele opvallende natuurgebieden. De Blauwe Kamer is in het vorige hoofdstuk genoemd als voorbeeldproject van Plan Ooievaar. Dat natuur ook midden in de stad kan liggen bewijst Meinerswijk bij Arnhem, waar de natuur tot vlak bij het stadshart beleefbaar is. Er is een mozaïek van ooibossen te vinden, ruige graslanden, zoetwater moerassen en open water dat onder invloed van natuurlijke landschapsvormende processen staat. De natuurwaarden zijn opmerkelijk gevarieerd, met o.a. circa 600 plantensoorten en 75 soorten broedvogels (KNNV 2006), waaronder een grote populatie Grauwe ganzen. Dit gaat goed samen met het recreatief gebruik. Soorten die hebben geprofiteerd van natuurontwikkeling langs de
Rijn zijn de aalscholver, lepelaar, grote zilverreiger, bever, kwartelkoning, visarend en blauwborst. De stuwen bij Driel, Amerongen en Hagestein hebben in de afgelopen 20 jaar in het kader van het Rijnactieprogramma vispassages gekregen om de trek van vissen zoals zeeforel en de zalm mogelijk te maken. Deze soorten zwemmen inmiddels de rivieren weer op.
Kernkwaliteit: Unieke natuur aan de flank van de stuwwal De Rijn schuurt op zeven plekken met haar oevers en uiterwaarden tegen de stuwwallen aan. Dit leidt tot voor Nederland unieke natuurkwaliteiten. Nergens anders in het rivierengebied is het contact tussen de rivier en de uitgestrekte bossen en beschutte flanken van de stuwwallen zo langdurig en direct. Het uit zich in door kwel gevoede natuur, in robuuste migratieroutes tussen stuwwal en rivier en in beekdalen die ongestoord uitmonden in de rivier.
•
Zicht op zoomvegetatie aan de voet van de Grebbeberg • Natuur aan de dijk (foto Brouwer) Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
49
4.2
Karakteristieken van het cultuurlandschap: De romantische Rijn Nieuwegein
Wijk bij Duurstede Vianen
Culemborg
De Getijde Lek
De Stichtse Rijn en Lek
Historische Binnensteden
50
Arnhem
Wageningen Rhenen
Huissen Opheusden Zevenaar
Stuwwallen en Betuwe
De Gelderse Poort Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
51
4.2 Het cultuurlandschap: De romantische Rijn De mens heeft de afgelopen eeuwen vele kwaliteiten aan het rivierengebied toegevoegd. Deze hadden te maken met de veiligheid van oeverwallen en dijken, de ontginning van het land en het wonen. Behalve het grondgebruik werd ook de rivier intensief gebruikt. Bij dit alles is telkens voortgebouwd op de natuurlijke ondergrond die langs de Rijn zulke heldere condities schiep. Het leidde onder meer tot schilderachtig reliëf met mysterieuze bosranden, een rivierlint met veerhuizen en een groen lint van uiterwaarden en oude bedrijvigheid. Al met al een romantisch landschap.
1.
Sporen van historische verschuivingen van de Rijn
Het reliëf van de rivier De rivier toont in hoogteligging en in de maat van de stroomruggen en van het winterbed, de natuurlijke processen die de basis van het landschap hebben gevormd. De stroomruggen zijn tot aan Wijk bij Duurstede breed. Ze tonen, met hun slingerende en zuidoost-noordwest gerichte patroon, de verschillende liggingen van de Rijn in het verleden. De stroomruggen zijn nu herkenbaar aan het intensieve kleinschalige grondgebruik met bewoning. Ten westen van de vertakking met de Kromme Rijn zijn de oeverwallen smaller en wordt ook het winterbed smal. Dit westelijke deel van de Neder-Rijn en Lek is aan sedimentatie onderhevig waardoor het buitendijkse gebied ophoogt. Dit is zichtbaar tussen Culemborg en Vianen waar het hoogteverschil met binnendijks gebied kan oplopen tot 2 meter. In de uiterwaarden zijn er grote hoogteverschillen met ruggen en geulen.Vergravingen voor delfstofwinning en rivierbeheer hebben veel van het natuurlijke reliëf aangetast.
• •
52
•
De buitendijkse kerk bij Heteren De Oude Rijnstrangen, de laat Middeleeuwse Rijn met natuurlijke rivieroevers en eilanden in de gestaag verlandende geul. Foto Wim Braakhekke 2006 De dijk langs de Oude Rijn bij Lienden
Oude en nieuwe rivieren In het Rijnecosysteem zijn vele sporen te vinden van oude rivierlopen. Deze stammen uit een tijd, toen de rivier onbeteugeld en dynamischer was. Samen verhalen ze chronologisch van de ontwikkeling van dit rivierengebied: tussen Elst en Driel liggen prehistorische Rijnlopen. In het Kromme Rijngebied zijn sporen zichtbaar van de onbedijkte Romeinse en de middeleeuwse rivier, net als bij de Hollandse IJssel. Het bedijkte Rijnstrangengebied toont een omvangrijk rivierenlandschap uit de 18e eeuw.
Bij de Oude Rijn en de Mars bij Lienden ligt een prachtige 19e eeuwse dijk. Ten slotte vinden we bij Maurik de meanderbogen en doorsnijdingen uit de 20e eeuw. Hieromheen zijn vele kleine sporen te vinden van dijkdoorbraken (wielen), kades, kribben, dijkmagazijnen, afdammingen en de veranderingen aan de dijken, die de strijd tonen met de dynamiek van de Rijn. Getuigen hiervan zijn de buitendijks gelegen kerken zoals in Oud Zevenaar en Heteren. Een bijzonder gebied is het omvangrijke Oude Rijnstrangengebied dat buiten het directe bereik van de rivier kwam te liggen door het graven van het Pannerdensch Kanaal. De Oude Rijnstrangen zijn voor een groot deel verland maar geven toch nog een authentiek beeld van de laat-Middeleeuwse Rijn, bijvoorbeeld bij Zevenaar. Zo zag het landschap eruit voordat de 19e eeuwse regulering en normalisering het ruimtelijke beeld van de rivieren ingrijpend veranderde. Er zijn nog eilanden en zandbanken zichtbaar te midden van een brede ondiepe rivierbedding. Het gebied is niet alleen historisch maar ook ecologisch rijk. In het westen is de riviersplitsing in de Neder-Rijn bij Wijk bij Duurstede bijzonder, door de vele geschiedenislagen die hier over en door elkaar heen liggen: de Romeinse vestiging, het Merovingse Dorestad, de Middeleeuwse afdamming van de Rijn, de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal uit de jaren 30 en de aanleg van een dubbele bochtafsnijding en een stuw in 1970. Deze gelaagdheid is ruimtelijk overigens niet goed meer zichtbaar. De huidige inlaatsluis van de Kromme Rijn ligt aan de noord-oostzijde en valt niet erg op. De hoofdtak van de Neder-Rijn en Lek is bij de stuwen niet goed zichtbaar.
Kernkwaliteit: Sporen van historische verschuivingen van de Rijn In het landschap van de Rijn zijn talrijke sporen te vinden van oude rivierlopen uit tijden dat de rivier minder beteugeld en dynamischer was. Strangen, natuur, oude dijken. Samen vertellen ze een verhaal over de genese van het rivierenlandschap, van de prehistorie, via Romeinen en Middeleeuwen tot bedijkingen en waterstaatwerken uit de afgelopen eeuwen.
•
Een wiel in de Rijnbanddjik bij Kesteren • Kromme Rijn • De Drielse dijk
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
53
2.
Heldere en leesbare landschapstypen langs rivier
Buitendijks: spontane, dynamische natuur naast landbouw. Waar de landbouw buitendijks actief is, levert dat een afwisselend weids landschap op van grazige weilanden hier en daar enkele akkers en verspreide kleine beplantingen. Voorbeelden liggen bij Huissen, de Randwijkse waarden en Lienden. De lagere gronden zijn te nat voor landbouw en zijn traditioneel in gebruik als wilgengriend. Door de voortdurende opslibbing van de uiterwaarden neemt het areaal lage grond overigens steeds verder af. In veel Rijnuiterwaarden heeft de landbouw de laatste decennia plaatsgemaakt voor natuurontwikkeling. Water en ecologische processen worden in deze uiterwaarden weer toegelaten. Er ontwikkelt zich een riviergebonden ecosysteem waarin de natuurlijke kwaliteiten van een plek (bodemtype, overstromingsfrequentie en mate van begrazing) bepalen welke vegetaties ontwikkelen. Tussen de natuur en weilanden staan oude steenfabriekscomplexen met hun markante schoorstenen. Gave voorbeelden zijn Randwijk en Plasserwaard. Bij Maurik zijn uiterwaarden omgevormd in recreatieplassen met ooibos en stranden eromheen. Tot Vianen is de Neder-Rijn en Lek nog een relatief brede rivier, met hoog opgeslibde uiterwaarden. Westelijk van Hagestein wordt het winterbed smaller en is het dynamischer. De Lek ligt als een levende stroomgordel hoog in dit landschap. In de uiterwaard vindt landbouw plaats en er liggen rietoevers langs de Lek. Binnendijks: herkenbare landschapseenheden Karakteristiek voor het landschap tussen Arnhem en Amerongen zijn het reliëf en de beboste stuwwallen van de Veluwe en Heuvelrug. De steilranden zijn op het zuiden gericht en worden door beekdalen ingesneden. Langs de rand van de stuwwal zijn landgoederen en buitenplaatsen tot ontwikkeling gekomen. Waterkracht is daarbij veelal benut door sprengen te graven in de stuwwallen. Deze cultuurhistorische grandeur draagt bij aan de romantiek van de Rijn en Veluwe die door Oosterbeekse schilders op doek is vastgelegd. • • •
54
Buitendijks landschap van de Lek (foto Jan Koningen) Buitendijks landschap van de Rijn De Steenwaard agrarisch eiland tussen natuur
Tussen Rhenen en Amerongen staan oude tabaksschuren die verwijzen naar de tabaksteelt die tot het midden van de 19e eeuw floreerde. Hier was de helling van de stuwwal flauw en ontstonden bijzondere kansen voor de landbouw. Vallei en Kromme Rijngebied Tussen de stuwwallen en achter de Grebbedijk ligt de Utrechtse en de Gelderse Vallei. Deze wordt met Rijnwater gevoed via de Grift. De Vallei bestaat grotendeels uit grasland met op de flanken van de stuwwallen kleinschalige gebieden. Rond de Vallei zijn de steden sterk gegroeid. Op de rand van de Wageningse berg vestigde zich een eeuw geleden de Hogere Tuinbouwschool (thans WUR), vanwege de fraaie ligging en vanwege de grote diversiteit aan bodems en landschappen die onderzocht konden worden. Bij Amerongen wijkt de Heuvelrug in noordelijke richting en begint aan de noordzijde van de rivier het Kromme Rijngebied, rijk aan rivierklei en gevoed met kwelwater vanuit de Veluwe. De Kromme Rijn verbindt Wijk bij Duurstede nog altijd met Katwijk. In het Kromme Rijngebied ligt het landgoederenlandschap van de Langbroekerwetering. Het gebied kent een ritmisch patroon van loofbossen, langgerekte weilanden en akkers. Betuwe Oude, pré-Romeinse stroomruggen vormen in de oostelijke Betuwe een langgerekt patroon, met over het algemeen een noord-noordwestelijke oriëntatie. De aanwezige stroomruggen bevatten sporen van een duizenden jaren lange bewoningsgeschiedenis, van Romeinse tempels, middeleeuwse boerderijen tot hedendaagse villa’s. Achter en tussen de stroomruggen liggen kommen, open en soms uitgestrekte gebieden bestaand uit zware klei en veen. Dit zijn vooral veeteeltgebieden. Plaatselijk komen woerden of oude rivierdonken voor, die enkele meters boven het maaiveld uitsteken (bijvoorbeeld Rijkerswoerd, Bredelaar, Lienden en Raaien). De Betuwse oeverwallen behoren klimatologisch tot Europa’s hoogwaardigste groeiplaatsen voor de fruitteelt. De Betuwe is met de vele bloesem in het voorjaar een romantisch decor voor recreanten. Delen van de oeverwallen (bijvoorbeeld Lienden) zijn nog uitgesproken kleinschalig en hebben een historisch karakter.
•
•
Zicht op Arnhem (foto Brouwer) De stuwwal met uitzicht op de Rijn • Oeverwal en kom bij Ravenswaaij
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
55
Kesteren en Opheusden hebben naam als internationaal boomteeltgebied. Hierin vindt schaalvergroting en innovatie plaats. Ook is de tuinbouw sterk ontwikkeld, in de oostelijke Betuwe gebeurt dat onder glas. Waarden langs de Lek Het landschap ten westen van Amerongen is open, met smalle oeverwallen en uitgestrekte kommen en veenweidegebieden.Voorbij Culemborg zijn dit ‘waarden’. Bebouwing is aan de dijk te vinden op een smalle oeverwal.Vanaf Vianen verdicht de dijk met lintbebouwing. In de polder Schalkwijk en Blokhoven ligt de overgang naar veengronden, met smalle kavelontginningen en lintbebouwingen. Het open landschap bestaat grotendeels uit grasland. Het Amsterdam-Rijnkanaal doorsnijdt hier de overgang van de stroomgordel naar de veenontginningen. Opvallend is het dorpje Tull en ’t Waal dat geheel van de dijk is afgekeerd op een smalle stroomrug. Aan de westzijde ligt het Merwedekanaal (Vreeswijk) als oude verbindingsroute tussen Rotterdam en Utrecht. Hiernaast ligt het Lekkanaal dat de Lek verbindt met het Amsterdam-Rijnkanaal en dat een drukke scheepvaartroute is. In de Tieler- en Culemborger waarden liggen overgangen van de kommen van rivierklei in het oosten naar veengronden in het westen. Culemborg ligt op een hoge oeverwal, met aan de oostzijde van de stad boomgaarden en buitenplaatsen. Ten westen van Culemborg is er een sterke noord- zuid oriëntatie van de verkaveling, tot aan de dijk. Ter hoogte van Nieuwegein begint de Lopikerwaard. Deze waardpolder is opgedeeld in een aantal grote ontginningsblokken met wisselende oriëntaties vanuit de oudste stroomgordels. Het grondgebruik is vooral veeteelt. Aan de zuidzijde beginnen de Vijf Heerenlanden.Vanaf Lexmond kent de zuidelijke dijk van de Lek aaneengesloten dijkbebouwing.
•
56
Impressies van het landschap van de Betuwe
Kernkwaliteit: Heldere en leesbare landschapstypen langs de rivier In landschapszones parallel aan de rivier is de opbouw van het rivierenland goed afleesbaar. De uiterwaard, stuwwal, dijk, oeverwal en kom vormen duidelijke patronen. In de uiterwaard liggen graslanden en natuurgebieden in een mozaïekpatroon door elkaar heen gevlochten. De stuwwal ligt onaantastbaar ten noorden van de rivier met zijn landgoederen. Op oeverwallen is de grote afwisseling in boomteelt, fruitteelt en bewoning karakteristiek en zijn de contrasten met de kommen opvallend. Deze mooie afdruk van landbouwactiviteiten weerspiegelt de historische morfologie en leidt op veel plaatsen tot een vitaal en hoog gewaardeerd landschap.
•
• Boerderij langs de Lek • Het landschap van de Kromme Rijn Een van de vele steenfabrieken langs de Rijn en Lek (foto Brouwer) Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
57
3.
Het doorgaande dijklint
Dijken zijn nodig in al die delen van het laagland die lager liggen dan het soms dreigende hoogwater. Alleen de stuwwallen liggen hiervoor van nature hoog en droog genoeg. De dijk is aangelegd op de hogere oeverwallen en vormt een hooggelegen grens tussen een historisch cultuurlandschap op de oeverwal en een dynamisch natuurlandschap dat buitendijks ligt. De continuïteit van het dijklint is een krachtige karakteristiek. De horizontale lijn is extra markant in de nabijheid van het grillige reliëf van de stuwwal zoals bij Amerongen en Wageningen. Er zijn verschillen in het aanzien van de dijk. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de afstand tot de riviergeul. Soms zijn hierdoor harde dijkbekledingen nodig (schaardijken). Langs de Rijn komen deze minder voor dan langs de Waal. De eigenschappen van de ondergrond en het gevaar voor piping (ondermijning van de dijk door een rivierkwel die zand meevoert) maken plaatselijk zware steunbermen noodzakelijk. Catastrofes in het verleden hebben geleid tot dijkdoorbraken en dijkverleggingen. Daarnaast is de leeftijd van de dijk vaak bepalend. In het algemeen hebben oude dijken een steiler profiel dan jongere dijken die voorzien zijn van brede en flauwe taluds. De klassieke dijk uit het collectieve geheugen heeft een smalle kruin en steile dijkhellingen van ongeveer 1: 1,5. Langs een oude Rijnmeander in de Marspolder bij Kesteren bevindt zich nog zo’n oude steile dijk, die rond 1880 voor het laatst is opgehoogd. Tegenwoordig is het gangbaar om taludhellingen van 1:3 te maken. De laatste jaren is ervaring opgedaan met dijken die robuust zijn en toch aantrekkelijk licht ogen, met geknikte taluds en een slanke kruin. De dijken zijn sinds de zeventiger jaren vrij gemaakt van bomen en bossen, om de risico’s van stormschade op het dijktalud te vermijden. Bebouwing wordt zo veel mogelijk gehandhaafd. De dijken hebben verschillende verkeersfuncties. Over grote stukken van de dijk is gemengd verkeer mogelijk. Sommige stukken zijn alleen voor niet-gemotoriseerd verkeer bestemd. Ten slotte zijn de functies naast de dijk van invloed op het beeld van de dijk. De dijk is een plek bij uitstek om het landschap • • •
58
De dijk bij Lienden Een dijkmagazijn (foto Brouwer) De dijk bij Vianen (foto Jan Koningen)
te beleven. De ligging op de grens van oeverwal en uiterwaard maakt het tot een continue belevingsas. Het water is vaak dichtbij. De variatie is groot en het contrast met de stuwwallen is goed zichtbaar.
Kernkwaliteit: Het doorgaande dijklint De dijk is vaak verschoven door natuurlijke dynamiek van de rivier en door ingrepen van mensen die haar ligging wilden veranderen. Dit leidt tot interessante tracés van de dijk en van de rivier die samen een boeiend verhaal over de ontwikkeling van het rivierenlandschap vertellen. Aan het dijklint vast zitten de kleine sporen van dijkdoorbraken (wielen), kribben, dijkmagazijnen en dijkaanpassingen. Daarnaast is de dijk ook een cruciale belevingslijn in het rivierenland vanwege de hoge ligging en fraaie zichtlijnen. De dijk verbindt de verschillende landschapseenheden met elkaar.
• Verschillende dijken van de Rijn
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
59
4.
Steden en dorpen aan de flanken van de Rijn
Aan de Rijn ligt een groot aantal historische plaatsen dat nauw met de rivier of uiterwaard is verbonden. De variatie is groot. Karakteristiek voor de Rijn is het verschil tussen plaatsen aan de rand van de stuwwal en plaatsen op oeverwallen. Aan de rand van de stuwwal ligt een groot aantal steden en dorpen met zicht op de Rijn. Dorpen als Amerongen, Heelsum, Leersum en Doorn hebben een voornaam karakter met oude bosranden en fraai uitzicht. Hier liggen vele landgoederen en buitenplaatsen aantrekkelijk, op de rand van de stuwwal. Rhenen en Wageningen hebben nog stadswallen. Wageningen en Arnhem hebben een haven op enige afstand van de stuwwal. Deze steden zijn deel van dynamische stedelijke regio’s. In Arnhem leidt dat tot een uitgestrekte en diverse contactzone tussen stad en rivier met industrie aan het water, wegen, wonen achter de dijk, horeca op een kade, natuur in de uiterwaard en instellingen op de stuwwal.
• • •
60
Zicht op Wijk bij Duurstede (foto Brouwer) Zicht op Oosterbeek in de stuwwalrand Historische nieuwbouw bij Vreeswijk
Aan de zuidzijde van de Neder-Rijn en langs de Lek ligt een langgerekte en nagenoeg ononderbroken reeks van dorpen op de oeverwallen. De meeste van deze dorpen liggen achter de dijk en zijn niet op de rivier gericht. Er zijn verschillende relaties tussen dorp en dijk zichtbaar. In het oosten zijn de bandijken vaak aangelegd in bewoond gebeid en ligt de dijk op enige afstand van het dorp (Angeren, Pannerden). Naar het westen wordt de dijk meer de voorkant van het dorp (Culemborg). Langs de Lek vallen dorp en dijk soms zelfs samen (Everdingen). De dorpen liggen in een agrarisch landschap. Het oost-west gerichte patroon van infrastructuur heeft hier geleid tot een meer gelijkmatige ontwikkeling van de dorpen dan aan de noordzijde van de rivier. Op de oeverwallen zijn Culemborg en Wijk bij Duurstede historische steden met stadswallen. De stedelijke centra liggen niet meer direct aan de rivier maar wel op korte afstand ervan. Wijk bij Duurstede ligt ter plaatse van de bloeiende handelsstad Dorestad, die in de vroege middeleeuwen verdween. In het oosten is Huissen een oude stad in de Betuwe die verwijderd is geraakt van de Rijn, door infrastructuur en een brede uiterwaard met landbouw en industrie. In het westen waren Vianen als vestingstad en Vreeswijk als handelsstad, gericht op de rivier. Er is hier een grote
stedelijke ontwikkeling ontstaan na 1950. De oriëntatie op de rivier is toen sterk verminderd. Snelwegen kruisen de rivier met sober vormgegeven bruggen. Recent is een voet- en fietsveer opnieuw geïntroduceerd waardoor de rivier sterker beleefd kan worden. In Arnhem is de herontdekking van de rivier voor de stad al langer aan de gang. Dit is te zien aan de nieuwste uitbreiding Malburgen, aan Meinerswijk en aan de ontwikkeling van horecafuncties aan de Rijnkade, nabij het centrum van de stad. Tussen de dorpen zijn verschillende soorten bebouwing te vinden die een of andere relatie hebben met de Rijn. Bijvoorbeeld boerderijen met binnen- en buitendijkse gronden en woningen ontsloten via de dijk. Soms liggen ze buitendijks op terpen, al dan niet gekoppeld aan oude steenfabrieksterreinen. Oude nederzettingen en rituele plekken De scherpe overgang van de stuwwallen naar de Neder-Rijn leidde al vanaf de prehistorie tot plekken met een rituele betekenis, zoals de grafheuvels en begraafplaatsen tussen Rhenen en Amerongen. Dit is nog manifest in de Koningstafel op de Grebbeberg bij Rhenen. Deze plek is vergeleken met archeologische monumenten uit de ijzertijd en bronstijd in Keltisch Europa. Daaruit is de hypothese gevormd dat het plateau, dat omgeven wordt door de 300 meter lange, nagenoeg intacte ringwal, de ’tafel van de Koning’ is en mogelijk een rituele functie had. Later zijn wellicht militaire betekenissen belangrijker geworden. Duno bij Doorwerth heeft eenzelfde waarde.
Kernkwaliteit: Steden en dorpen aan de flanken van de Rijn Arnhem, Oosterbeek, Heelsum, Wageningen, Rhenen en Amerongen hebben een diverse oorsprong maar danken hun allure aan de ligging op de grens van de stuwwal en het rivierdal. Daarnaast zijn er de kernen op de oeverwallen die een historisch gezicht aan de rivier laten zien zoals Huisen, Wijk bij Duurstede, Culemborg,Vianen en Vreeswijk. De ruimtelijke en functionele relaties tussen deze kernen en de rivier zijn waardevol. De silhouetten van dorpen aan en achter de dijk dragen bij aan de kleinschalige verwevenheid van het binnen- en buitendijkse landschap. •
• Entree bij Vianen • Malburgen en zicht op Arnhem Veerstoep van Lienden en zicht op Rhenen
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
61
5.
De Rijn als frontlijn
Limes De Rijn vormde de grens van het Romeinse rijk en is het grootste archeologische monument in Nederland.Van de Limes zijn restanten van een weg, forten, wachttorens en burgerlijke nederzettingen teruggevonden. Relatief veel vondsten zijn gedaan langs de Kromme Rijn en de Oude Rijn, bijvoorbeeld op het Domplein en rondom Utrecht. In de Overbetuwe is er alleen zekerheid over resten van het Castellum in Meinerswijk. Verder langs de Neder-Rijn zijn er op plekken als Wijk bij Duurstede, Maurik en Kesteren waarschijnlijk Romeinse nederzettingen geweest.Veel sporen van deze nederzettingen zijn uitgewist door de dynamiek van de rivier. (Zie ook hoofdstuk 3). Kastelen De Rijn was een natuurlijke grens die je met een kasteel kon bewaken. Dit wisten na de Romeinen ook de heren die in de middeleeuwen macht in de regio hadden. Langs de Rijn en de Kromme Rijn zijn diverse kastelen en restanten van kastelen te vinden. In de uiterwaarden zijn Kasteel Amerongen en Kasteel Doorwerth fraaie voorbeelden van zo’n regionaal machtcentrum. Naast het indrukwekkende kasteel Doorwerth toonde de galgenberg aan de Rijn het gezag van de kasteelheer. Waterlinies De Grebbelinie manifesteert zich in het Rijndal door de aarden fortificaties van Menno van Coehoorn aan de voet van de Grebbeberg en fort ‘t Spees aan de Betuwse zijde (zie foto).Van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is er nog meer te zien. De forten langs de Neder-Rijn en de Lek zijn opvallend in het open landschap: de forten Honswijk, ’t Spoel en fort Everdingen.Verder liggen er tussen Wijk bij Duurstede en Vreeswijk inundatiesluizen in de dijk met een kanaal erachter.
• •
62
Fort Tull en het Waal (fort Jan Koningen) Fort ’t Spees gezien vanaf de Grebbeberg
Sporen van de Tweede Wereldoorlog In de Tweede Wereldoorlog werd de Neder-Rijn gebruikt als militaire frontlijn. Op de Grebbeberg herinneren de oorlogsbegraafplaats en een monument aan de mannen die sneuvelden in mei 1940. Deze slag leidde tot enorme schade in de omgeving. Rhenen en Wageningen werden in typische Delftse Schoolstijl herbouwd. De Slag om Arnhem
in september 1944 verwoestte een groot deel van de binnenstad van Arnhem en van de dorpen in de omgeving.
Kernkwaliteit: De Rijn als frontlijn De Rijn heeft grote archeologische en cultuurhistorische betekenis als grensrivier. Het plaatst het gebied in een internationale context. De strategische betekenis van de rivier was ook in de recente geschiedenis groot. Dit bleek dramatisch bij de slag om de Grebbeberg en de slag om Arnhem in de Tweede Wereldoorlog.Van vele conflicten en verdedigingswerken zijn sporen terug te vinden.
•
• Kasteel Doorwerth (foto Dirk Oomen) Monument bij Heteren bij de oversteek van de rivier voor de Slag om Arnhem. • Militair Ereveld op de Grebbeberg Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
63
4.3
Karakteristieken van dynamische netwerken: De levendige Rijnroutes Nieuwegein
Wijk bij Duurstede Vianen
Culemborg
De Getijde Lek
64
De Stichtse Rijn en Lek
Arnhem
Wageningen
Rhenen
Huissen Opheusden
Stuwwallen en Betuwe
Zevenaar
De Gelderse Poort Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
65
4.3 Dynamische netwerken: de levendige Rijnroutes Het cultuurlandschap is langzaam gegroeid op de natuurlijke ondergrond. Diverse infrastructuren zijn hier overheen ontwikkeld en leiden vervolgens tot nieuwe ontwikkelingen. De rol van de Rijn is daarmee ook aan verandering onderhevig.
1.
De beteugelde rivier
De scheepvaartverbinding De intensiteit van de scheepvaart over de Rijn wordt bepaald door de rol die de verschillende delen van de Rijn (Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn, Lek) innemen in het landelijk netwerk van scheepvaartverbindingen. Het Pannerdensch Kanaal wordt intensief door binnenvaartschepen gebruikt voor de verbinding met het noorden via de IJssel. Hieraan verbonden zijn de loswallen en havens in Huissen (zand, beton, asfalt) en Arnhem (chemische industrie). Kenmerkend voor het kanaal zijn de harde oevers en lineaire, strak begrensde uiterwaard. Westelijk vanaf Arnhem heeft de Rijn relatief weinig beroepsvaart. Dit neemt niet weg dat ook hier industriële en transportactiviteiten zitten, zoals in Renkum (papierfabriek), Wageningen (agrarische producten), Rhenen (zand- en klei overslag) en Wijk bij Duurstede (overslag). Het Amsterdam-Rijnkanaal is een belangrijke slagader voor het transport van en naar Amsterdam. Het zuidelijk deel is aangelegd in 1952. Het kanaal kruist de Lek bij Wijk bij Duurstede. Een deel van de beroepsvaart gaat vanaf hier, via de Lek en het Merwedekanaal naar Rijnmond.Veel scheepvaart vanuit Amsterdam kruist echter de Lek en gaat door naar de Waal. Karakteristiek is de schaalvergroting die zichtbaar is in kanalen die uitmonden in de Rijn: het oude Merwedekanaal, het Lekkanaal en het Amsterda-Rijnkanaal met de hoge sluizen en grote zwaaikommen die feitelijk grootschaliger zijn dan de Rijn. Mede door de kanalen is de Rijn geen echte transportrivier. Het transport heeft alternatieve routes en wordt ook beperkt door de stuwen. Als de stuwen geheven zijn, neemt het transport met grote schepen direct toe. • • •
66
Cruiseschip op de Rijn De stuw bij Hagestein Lekxesveer, met op de achtergrond de stuwwal bij Wageningen
Naast de vrachtvaart zijn cruiseschepen een markant onderdeel van de pleziervaart en behoort de Neder-Rijn met Arnhem als pleisterplaats tot de internationale vaarroutes tussen de Rijn in Duitsland en de Noordzeekust. Stuwen De stuwen zijn regelmechanismen voor de verdeling van het water tussen Rijn en IJssel en daarmee ook voor de wateraanvoer naar het IJsselmeer. De stuwen en de kribben houden de vaargeul op diepte en beteugelen de stroming: minder doorstroming en peilfluctuatie. De drie stuwcomplexen zijn imposant en vanaf veel plaatsen zichtbaar. De bouwwerken vormen een reeks van architectonische landmarks voor de gehele rivier en zijn daarmee karakteristiek voor de Rijn. Tegelijkertijd onderbreken de stuwen en schutsluizen de continuïteit van de rivier en haar oevers en uiterwaarden. Bijvoorbeeld bij stuw Amerongen heeft het geleid tot een versnipperd landschap. De stuwcomplexen hebben een lengte van bijna 2.000 meter. Gekoppeld aan de stuwen wordt energie gewonnen met turbines. Hiermee worden tienduizend huishoudens van stroom voorzien. Bruggen Het aantal oeververbindingen over de Rijn is beperkt en sterk verspreid. De bruggen over de Rijn hebben een andere uitstraling en maat dan die van de Waal. Het zijn meestal stalen balkbruggen, terwijl de Waal tuibruggen en boogbruggen kent. Bruggen zijn langs de Rijn meestal geen markante bakens in het landschap. Ze domineren de stuwwallen niet. Uitzondering daarop is de John Frostbrug bij Arnhem, die als “een brug te ver” ook een historisch landmark is geworden.Vanaf de rivier gezien zijn de bruggen wel steeds forse bouwwerken, zoals bij de Pley, Arnhem, Heteren, Rhenen, Culemborg en Vianen. Bij Heteren en bij Rhenen zijn de bruggen in de stuwwalflank ingegraven. Langs de Lek bij Vianen is kruisende infrastructuur het meest dominant aanwezig. Hier staat de continuïteit van de Lek onder druk door de snelwegen A27 en A2.
• •
Brug bij Vianen A2 (foto Brouwer) Margrietkanaal bij Nieuwengein • Brug A27 Vianen
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
67
Veerponten Het auto- en fietsverkeer langs de Rijn maakt gebruik van de talrijke veerponten. Het levendige verkeer via veerponten weerspiegelt de intensieve betrekkingen tussen de zuid- en noordzijde van de Neder-Rijn en de Lek die vroeger nog intensiever waren. Er zijn circa 14 historische locaties met veren en veerhuizen, waar nu geen pont meer vaart.
Kernkwaliteit: De beteugelde rivier De stuw bij Driel is een kraan op de zoetwatervoorziening van Nederland die het water over de Rijntakken verdeelt. Samen met de twee andere stuwen zorgt zij voor een grotendeels vlakke maar getrapte waterspiegel. Tussen de stuwen is de verkeersdynamiek beperkter dan die van de IJssel of de Waal. Het verkeer op de Rijn heeft meer een recreatief karakter. De complexen van stuwen en schutsluizen zijn markante architectonische kunstwerken in het landschap.
• • •
68
Papierfabriek Norske Skog (Parenco) Renkum Gebouw van voormalige vakgroep landmeetkunde in Wageningen Voormalige steenfabriek in Wageningen (nu o.a. clubhuis waterscouting)
2.
Steenfabrieken en kleinschalige bedrijvigheid
Grote verscheidenheid aan bedrijvigheid Langs de Rijn is allerlei bedrijvigheid gaande, van riviergebonden steen- en betonfabrieken, zuiveringsinstallaties en recreatiebedrijven tot industriecomplexen met asfaltcentrales en veevoederoverslag. Er zijn havens in Wageningen en Arnhem, met overslag voor respectievelijk landbouw en bouwmaterialen. De papierindustrie is bijzonder aangezien ze kleinschalig in het gebied is ontstaan aan de beekdalen met hun schone en stromende water. De immense papierfabriek Norske skog staat nog altijd bij de monding van de Renkumse beek. Dit imposante grootindustriële complex doet hier inmiddels een forse inbreuk op de ruimtelijke beleving van het rivierenlandschap. Er zitten met name in Arnhem diverse bedrijven en instellingen langs de rivier die er een fraaie zichtrelatie hebben zoals het Arnhemse kunstmuseum. Steenfabrieken en kleinschalige bedrijvigheid De grof-keramische industrie is al eeuwenlang nadrukkelijk aanwezig ten gevolge van de aanwezige kleivoorraden in de uiterwaarden. De oude fabrieken vormen een belangrijk gezicht van de Rijn. Er zijn nog vier werkzame steenfabrieken, waaronder een traditioneel ambachtelijke bij Randwijk. De nieuwe steenfabrieken passen in mindere mate bij het archetype van de bakstenen steenfabriek met een opvallend pannendak en markante stenen schoorstenen die perspectief geven aan het rivierlint. Vele fabrieken, naar schatting twintig, zijn in verval of afgebroken. Enkelen hebben een nieuwe bestemming gekregen als museum (Zevenaar), wooncomplex of kunstatelier.
Kernkwaliteit: Steenfabrieken en kleinschalige bedrijvigheid Er zijn nog tientallen steenfabrieken met hun markante silhouetten langs de rivier te vinden. Zij vormen een ritme langs de Rijn en worden hoog gewaardeerd. Zij tonen de verbondenheid tussen rivierklei die nog altijd door de Rijn wordt aangevuld en onze dagelijkse behoefte aan grondstoffen. Dit geldt ook voor de 4 nog werkende fabrieken die echter qua maat en vorm niet altijd passen in het landschap. De oude fabrieken huisvesten diverse kleinschalige bedrijven die gebruik maken van de vrijheid en kwaliteiten van de uiterwaarden.
•
• Industrie bij Randwijk Steenfabriek Blauwe Kamer Wageningen • Zicht over het Pannerdensch Kanaal
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
69
3.
De plezierrivier
De Neder-Rijn en Lek is een rustieke, vrij trage en kleinschalige rivier. De rivier is overzichtelijk met een breedte van ongeveer 200 meter. Er is relatief weinig beroepsvaart. Hierdoor nodigen het water en ook de oevers uit voor recreatief gebruik. De Rijn wordt dan ook intensief gebruikt door recreanten. De recreatie doet zich in vele gedaanten voor. Er zijn diverse horecagelegenheden langs de rivier vanaf de Pannerdensche kop tot aan Krimpen aan de Lek. Talrijke fietsroutes en wandelroutes komen in het gebied voor (LAW routes en NS wandelroutes). Een bijzondere vorm van riviergebonden recreatie is het wandelen en struinen door natuurlijke uiterwaarden. Dit kan in de Rijnstrangen en op diverse andere plekken langs de Rijn. De dijken worden in zijn geheel gebruikt als ‘scenic route’ .Voor verschillende soorten wielrijders bieden de dijken aangename en afwisselende routes langs de rivier. Watersport kan op vele manieren beoefend worden. Er zijn jachthavens (o.a. Culemborg) en er wordt gekanood, gezeild en geroeid (bijvoorbeeld in Arnhem en Wageningen). Zowel de Rijn als haar oude rivierarmen lenen zich hiervoor. Het recreatiegebied Eiland van Maurik, met een camping en stranden, is een grootschalig en intensief gebruikt recreatiegebied, dat zich ontwikkeld heeft na zandwinning in oude rivierarmen. Een groot aantal veerponten en veerhuizen is nog actief in het landschap en draagt bij aan contact tussen de verschillende werelden langs de Rijn. De veerponten worden op vrije dagen intensief door recreanten gebruikt. Hier ontstaan waterbelevenissen voor niet-watersporters. De veerhuizen hebben in veel gevallen een horecafunctie gekregen. Vele kleine steden en dorpen aan de rivier hebben een uitgesproken recreatieve kwaliteit. Dit kan zijn vanwege gebruiksmogelijkheden van het water en de oevers zoals hiervoor is genoemd. Op andere plaatsen gaat het meer om historische kwaliteiten of om landschapsschoon van de rivier of de stuwwal. Amerongen, Culemborg, Wageningen en Rhenen zijn concentratiepunten voor recreatieve • • •
70
Recreatiehaven bij Maurik (foto Brouwer) Watersport bij Maurik (foto Brouwer) Natuurexcursie in de Blauwe Kamer
uitloop. Bij Westerbouwing te Oosterbeek en op de Grebbeberg is het recreatieve karakter een wisselwerking van de bijzondere vergezichten en aanwezige toeristische voorzieningen in de bossen. In Doorwerth trekt het kasteel –op enige afstand van de Rijn- veel bezoekers. Er is een ontwikkeling dat dorpen en steden hun gezicht meer naar de rivier keren, in de vorm van riviergerichte woningbouwprojecten, cultuurhistorische en landschappelijke projecten en jachthavens (o.a. Huissen, Arnhem, Rhenen, Culemborg,Vianen).
Kernkwaliteit: De plezierrivier Het rustieke en kleinschalige karakter van de Rijn zorgt voor een kwalitatief netwerk van verbindingen over de dijk, door de uiterwaard, op de stuwwal en natuurlijk over de Rijn. Ook de diversiteit van recreatieve voorzieningen is een opvallende kwaliteit. De oevers van de Rijn bieden ruimte aan strandvertier, spel en sportvisserij.
•
• Zomerse dag aan de rivier in Rhenen Recreatie bij historische steenfabriek aan de Rijn bij Arnhem • Vissen op de krib Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
71
4.4
Karakteristieken van ruimtelijke beleving: Het rivierpanorama
Nieuwegein
Wijk bij Duurstede Vianen
Rhenen
Culemborg
De Getijde Lek
72
De Stichtse Rijn en Lek
De Gelderse Poort Arnhem
Wageningen
Opheusden
Stuwwallen en Betuwe
Huissen
Zevenaar
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
73
4.4 Ruimtelijke beleving: Het rivierpanorama De ruimtelijke beleving wordt als vierde laag behandeld maar staat niet op zichzelf. Het gaat om het samenhangende beeld van de natuur, het cultuurgebruik en de netwerken en hoe dit beeld kan worden beleefd met alle zintuigen. In deze paragraaf worden kenmerken besproken die te maken hebben met de maat en de sfeer van het Rijnlandschap. De karakteristieke verschillen tussen openheid en beslotenheid van het landschap langs de Rijn zijn weergegeven op de kaart hiernaast. Donker zijn gebieden die besloten zijn door beplanting of bebouwing.Wit zijn de open gebieden. Bruin is de dijk, langs welke er grote verschillen in openheid en dichtheid zichtbaar zijn.
1.
Vergezichten van en naar de stuwwallen
De uitzichten vanaf stuwwallen op de rivier en op de Betuwe zijn vermaard. Ook andersom is het zicht vanuit het rivierenland op de bosrijke stuwwal een fenomeen. Schilderijen met uitzichten en stuwwalgezichten, van kunstenaars als Jan van Goijen, Jacob Ruijsdael en Albert Cuijp, hangen in de grootste musea. Ook nu nog wordt dit decor voortdurend weer vastgelegd door (amateur)schilders, filmers en fotografen. De landgoederen en buitenplaatsen die op de overgang van het winterbed naar de stuwwallen zijn gebouwd maken gebruik van het magnifieke uitzicht. Dit gebeurde in het verleden om controle uit te oefenen en voor het plezier. Ook huidige nieuwbouwprojecten op de flanken van de stuwwal spelen graag in op deze kwaliteit. Voor bewoners en recreanten vormen de stuwwallen zeldzame plekken om het Nederlandse laagland vanuit een hoog standpunt te bekijken. Uitzichtpunten en pleisterplaatsen bovenop de hellingen bij Oosterbeek of Wageningen zijn dan ook populair.
• • •
74
Zicht vanaf de Drielse dijk op de Nederlands Hervormde Kerk bij Oosterbeek (AD 900). Het gedeeltelijk door bomen onttrokken gezicht op de rivier vanaf de Grebbeberg Zicht op de Grebbeberg en de toren van Rhenen aan de voet (foto Brouwer)
De stuwwal is vanuit het rivierengebied een oriëntatiepunt in de verte. Ook hiervoor geldt dat dit in Nederland een schaars goed is. Grote delen van de bosrijke stuwwallen hebben een dichte groene kroon waardoor de stuwwal een aantrekkelijk en rustiek panorama oplevert. De beboste steilranden vormen een fraai decor voor het laagland van de rivier.
Kernkwaliteit: Vergezichten van en naar de stuwwallen De vergezichten van en naar de stuwwallen zijn uniek in Nederland en van hoge kwaliteit.Veel plekken op de stuwwallen liggen in parken, bossen en natuurgebieden.Vanuit het lage land zijn de stuwwallen manifest aanwezig vanaf de rivieroevers en de dijken.
•
• Recreant bij een verrekijker Zicht vanaf Oosterbeek over de Rijn met Arnhem erachter (foto Brouwer) • Zicht op de Veluwezoom Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
75
2. De fijne korrelgrootte van het Rijnlandschap Kleine schaal en grote contrasten De Rijn is met zijn lengte van tientallen kilometers een grootschalige en toch overzichtelijke structuur. Overzichtelijk is de breedte van 200 meter met ernaast de uiterwaarden van het winterbed die variëren van tientallen meters tot meer dan een kilometer. Bij lage tot normale waterstanden vormen de hoofdgeul en de uiterwaarden tussen de dijken een overzichtelijke en altijd bochtige bundel door het landschap. Bij hoogwater is het anders. Dan ontstaat, met overstroomde uiterwaarden, een forse rivier met grootse watervlakken. Steeds zorgt het ritme van rivierbochten, veerponten, dorpen, steenfabrieken en korte kribben voor continuïteit en herkenbaarheid tussen Lobith en Vianen. Tussen de rivier en de bandijk, in de uiterwaard, wordt de grootschaligheid meestal niet ervaren. Daar is er een andere rivierbeleving, die van gevarieerde uiterwaarden om in te dwalen. Het gebied oogt romantisch, pittoresk, met kronkelende dijken als gevolg van talrijke dijkdoorbraken. De kleinschalige uiterwaarden hebben een landelijk en natuurlijk karakter. Dit komt tot uitdrukking in microreliëf en in ooibossen, boomgroepen, hagen en stroomdalvegetaties. Deze fijne korrel vindt men ook terug in het Rijnstrangengebied en in het landschap van de Kromme Rijn tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht. De kleinschalige uiterwaarden langs de Rijn staan in contrast tot de stuwwallen en de open komgebieden waarvan de grote schaal veel duidelijker is. In dit laagland is overal de Rijn te volgen. De hoofdgeul met haar kribben en bakens en op enige afstand de dijken, vormen een overzichtelijke en altijd bochtige bundel door het landschap. Dit is anders in het Pannerdensch Kanaal en het Rijnstrangen gebied. Staande op de dijk bij Zevenaar ziet men een oud rivierengebied (de Rijnstrangen) maar er is geen rivier te zien. Het Pannerdensch Kanaal zelf is nog altijd zichtbaar als een doorgraving van het rivierenlandschap, tussen parallelle dijken.
• • •
76
Strandjes bij de korte Lekkribben (foto Brouwer) Natuur met een fijne korrelgrootte Zicht vanaf de Grebbeberg op de Blauwe Kamer en de Betuwe
Kernkwaliteit: De fijne korrelgrootte van het Rijnlandschap Het landschap van de Rijn kent grote contrasten tussen de grote schaal van de stuwwallen, de kommen en de rivier zelf, ten opzichte van de kleine schaal van de uiterwaarden en enkele binnendijkse landschappen. De fijne korrelgrootte van het landschap en deze contrasten maken het landschap tot een hooggewaardeerde omgeving voor bewoners en recreanten.
•
• De kribben bij Huissen Fietsers in de uiterwaard van Rhenen • Uiterwaarden bij Amerongen
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
77
78
Kernkwaliteiten: Gelderse Poort LEGENDA Kernkwaliteiten Rijn Unieke natuur aan de flank van de stuwwal Uiterwaard: natuur en weiland met ruig karakter Beekmondingen Getijde invloed
4.5 Kernkwaliteiten per traject Door verschillen in de opbouw van het landschap, die hiervoor in 4 lagen is beschreven, zijn er trajecten te onderscheiden met vergelijkbare kenmerken. Hieronder worden deze Rijntrajecten kort beschreven.
Sporen van historische verschuivingen van de Rijn Meanders en rivierrelicten (watervoerend/ondergronds) Ingedijkt land na dijkverlegging Wiel Heldere en leesbare landschapstypen langs de rivier Stuwwal Oeverwal (akkerbouw, fruitteelt en boomteelt) Kom (veeteelt en akkerbouw) Het doorgaande dijklint Continue dijk Steden en dorpen aan de flanken van de Rijn Stadsfront (op stuwwal / op oeverwal) Dorpen op, aan en achter de dijk Ringwalburcht De Rijn als frontlijn Kasteel of voormalig kasteel
Gelderse Poort:
Knooppunt in de Rijn met grensoverschrijdende natuur De Pannerdense Kop en IJsselkop zijn de splitsingspunten in de rivier; belangrijk voor de zoetwaterverdeling binnen Nederland. Het zijn ook kenmerkende plekken in het Nederlandse landschap omdat de rivier bij deze knooppunten van maat en van karakter verandert. De Rijnstrangen zijn herkenbaar als het verlaten oostelijke riviertraject dat nu naast cultuurhistorische waarde, een ongekende rijkdom aan natuurwaarden heeft. Parallel hieraan ligt het Pannerdensch Kanaal dat als kanaal is vormgegeven met harde oevers en een groene uiterwaardzone. Hierachter ligt de oostelijke Betuwe, vanouds het toneel van fruitteelt en glastuinbouw op de oeverwallen. Met de verstedelijking tussen Arnhem en Nijmegen worden hier nieuwe woonwijken aangelegd.
Fort Inundatie waterlinie Romeins Castellum De beteugelde rivier Sluis en stuwen Steenfabrieken en kleinschalige bedrijvigheid Historische steenfabrieken Steenfabrieken in gebruik De plezierrivier Jachthaven Recreatiestrand Veerhuis, veerstoep en veerpont Vergezichten van en naar de stuwwallen Zicht over de rivier Uitzichtbalkon
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
79
80
Kernkwaliteiten: Stuwwallen en Betuwe Stuwwallen en Betuwe:
Rivierenland aan de voet van de stuwwal Langs de Veluwezoom en de Utrechtse Heuvelrug ligt het markante reliëf en contrast van stuwwal en rivier, met spectaculaire uitzichten van en naar de stuwwal.Verscholen in de Veluwezoom en Stichtse Lustwarande, en uitkijkend vanaf de stuwalrand naar de rivier, liggen fraaie landgoederen en voorname dorpen. Bij Arnhem en in iets mindere mate bij de Gelderse Vallei en Wageningen verdicht de bebouwing tot stedelijke knooppunten. Arnhem is ontstaan aan de Jansbeek, die in de stad nog altijd een prominente plek inneemt. Recent ontwikkelt de stad een sterker contact met de rivier aan de Rijnboulevard. Bij Amerongen ligt een van de breedste uiterwaarden van de Neder-Rijn, de Amerongse Bovenpolder, met het voorname kasteel, de oude rivierbeddingen (strangen of hanken) met zandige opwassen en moerassige laagten, afgewisseld met een reliëfrijk graslandenpatroon, meidoornhagen en stroomdalvegetaties. Deze polder toont net als Meinerswijk, Renkum en Blauwe Kamer grootschalige natuurgebieden langs de Rijn. Ten westen van Amerongen ligt het binnendijkse landschap van de Kromme Rijn en Langbroekerwetering, met zijn talrijke landgoederen en kastelen in een ritmisch patroon van loofbossen, langgerekte weilanden en akkers. De open Betuwse zijde wordt gekenmerkt door een langgerekt en nagenoeg ononderbroken reeks van dorpen op de oeverwallen, met boom- en fruitteelt, en daartussen de open kommen met veehouderijen.
•
Legenda op bladzijde 79 Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
81
De Getijde Lek
82
De Stichtse Rijn en Lek
Kernkwaliteiten: Stichtse Rijn en Getijde Lek De Stichtse Rijn en Lek tot Hagestein:
Gestuwde Rijn in het laagland
De Neder-Rijn ten westen van Amerongen en de Lek westelijk van Wijk bij Duurstede lopen door een open landschap van kommen en waarden. De rivier is tot Vianen vrij breed. De sluizen en de kruising met het Amsterdam-Rijnkanaal zorgen in dit traject voor grote contrasten tussen natuurlijke kwaliteiten en harde bouwwerken. De uiterwaard ligt, naar het westen toe, steeds hoger ten opzichte van het binnendijkse gebied. De zandige oeverwallen zijn smal omdat de stroomgordel hier jonger is dan oostelijk van Wijk bij Duurstede. Dit leidt tot een toename van bebouwing aan de dijk. De Rijn wordt hier onderdeel van het Hollandse veenweide landschap. Hierbij hoort ook de Hollandse Waterlinie die fraai wordt gekruist tussen Culemborg en Vianen. De Stichtse Rijn is gestuwd tot aan Hagestein. Oevers en rivierdynamiek zijn hier vergelijkbaar met het traject vanaf Arnhem. De Getijde Lek:
Smal rivierlint met getijde dynamiek Vanaf Hagestein, en vooral ten westen van Vianen wordt het winterbed zo smal dat de dijk dicht bij het zomerbed ligt. De dorpen liggen op relatief smalle oeverwallen of hogere gronden dicht bij of achter de dijk.Vanaf Hagestein, waar de meeste westelijke stuw van de Rijn staat, is invloed van eb en vloed zichtbaar langs de oevers. Hier begint de ‘Getijde Lek’. Hier is ook een stedelijk knooppunt dat met name voelbaar is door de kruisende snelwegen rond de oude kernen van Vianen en Vreeswijk en naast het nieuwere front van Nieuwegein.
•
Legenda op bladzijde 79 Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
83
84
Hoofdstuk 5
D
Ontwerpprincipes Dit hoofdstuk vormt de gereedschapskist voor ontwerpers en initiatiefnemers. Er worden ontwerpprincipes geformuleerd die een uitspraak doen over hoe (en niet waar) een ontwikkeling moet plaatsvinden. Hiermee zijn de principes een concrete vertaling van ambities voor de gewenste kwaliteiten van het Rijnlandschap. De ontwerpprincipes geven dus antwoord op de vraag: Hoe komen we tot behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit? De principes worden voorafgegaan door een korte beschrijving van ambities. De ambities komen allereerst voort uit de kernkwaliteiten die de essentie van de rivier beschrijven en die verder ontwikkeld moeten worden. Daarnaast komen deze ambities voort uit het ruimtelijk beleid dat nu door overheden wordt gevolgd. Hiervoor is er een analyse van beleidsthema’s en ontwikkelingen gemaakt. Het uitgebreide overzicht van beleid en ontwikkelingen is weergegeven in de bijlage. De ontwerpprincipes zijn ingedeeld in vier lagen. Ze worden voorafgegaan door een principe over samenhang en eenheid op verschillende schaalniveaus.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
85
Overzicht van ontwerpprincipes
A. Natuurlandschap: Ambitie:
De verstilde rivier Koester de natuurlijke diversiteit
1. Geef ruimte aan de verschillen in waterkwaliteit in het winterbed 2. Maak gebruik van geulen en strangen in historische landschapspatronen 3. Ontwikkel samenhang tussen natuurgebieden aan de rivier
Principe over de schaalniveaus
•
86
Versterk de samenhang en eenheid van de rivier
B. Cultuurlandschap: Ambitie: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De romantische Rijn Versterk de continuïteit van de kleinschalige Rijn
Versterk de landschappelijke variatie in het dwarsprofiel van de Rijn Versterk de ruimtelijke relatie tussen rivier en de dorpen en steden Versterk de continuïteit van het groene rivierlint Behoud en versterk de samenhang tussen dijken in het rivierengebied Benut de cultuurhistorie als inspiratiebron voor landschapsontwikkeling Benut historische objecten voor levendige publieke functies
C. Dynamische netwerken: Ambitie: 1. 2. 3. 4.
Levendige Rijnroutes Versterk de routes in een natuurlijk Rijnlandschap
Verbind het recreatieve en toeristische netwerk rond de Rijn Pas zand- en kleiwinning in de schaal van het landschap Houd buitendijkse infrastructuur ondergeschikt aan de uiterwaard Maak de bruggen en stuwen tot bakens die subtiel in het rivierlint passen
D. Ruimtelijke beleving: Het rivierpanorama Ambitie: Vergroot de zichtbaarheid van het rivierlint 1. Vergroot het aantal uitzichtpunten 2. Maak de rivier beter bereikbaar en toegankelijk
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
87
5.1 Versterk de samenhang en eenheid van de rivier
De volgende schaalniveaus zijn aan de orde:
Ambitie: Bewaak de samenhang en eenheid langs de gehele lengte van de rivier en maak onderscheid tussen identiteiten daarbinnen.
a. De identiteit van de riviertak ten opzichte van de andere rivieren. Ontwerp met de kernkwaliteiten die het karakter van de Rijn als geheel bepalen. Dit is weergegeven in de typering voor de verschillende lagen van de gehele rivier: • Natuurlandschap: de verstilde Rijn; • Cultuurlandschap: de romantische Rijn; • Dynamische Netwerken: de levendige Rijnroutes; • Ruimtelijke Beleving: het rivierpanorama.
Principe 1: Versterk landschappelijke eenheden in het lengteprofiel van de rivier Bouw aan een samenhangend landschap van de Rijn, op de verschillende schaalniveaus van de rivier. Elk stukje Rijn is deel van een groter geheel dat op verschillende schaalniveaus bekeken moet worden. Het is belangrijk om dit in elke opgave ook te doen. Er zijn elementen van de rivier die over honderden kilometers terugkomen (zoals ooibossen) terwijl andere slechts binnen enkele kilometers een samenhang laten zien (zoals een stadsfront). Bepaal de impact en het geografische bereik van een ingreep en beschouw deze in perspectief vanuit het schaalniveau van de gehele rivier, de trajecten en de ensembles.
b. De identiteiten van vier trajecten Gelderse Poort, Stuwwallen en Betuwe, Stichtse Rijn en Lek en de Getijde Lek. Ontwerp met de kernkwaliteiten die het onderscheidende karakter van de Rijntrajecten bepalen. Dit zijn –van oost naar west: • knooppunt in de Rijn met grensoverschrijdende natuur • rivierenland aan de voet van de stuwwal • gestuwde Rijn in het laagland • smal rivierlint met getijdedynamiek c. De identiteiten van landschappelijke eenheden van binnen en buitendijkse gebieden: de ensembles. Ontwerp met de kernkwaliteiten van onderscheidende landschapseenheden binnen de trajecten: de ensembles. Deze ensembles vormen een belangrijke context voor veel rivierprojecten die zelf meestal de schaal van een uiterwaard omvatten. Ze worden begrensd door stuwwal, dijken, stedelijke randen of door overgangen in de schaal of het karakter van uiterwaarden. Een ingreep binnen een ensemble moet bijdragen aan behoud of aan vergroting van de kwaliteit van het gehele ensemble. Voorkom dat een warboel van functies en ruimtelijk beelden ontstaat binnen een ensemble, en de ruimtelijke eenheid van het ensemble teniet wordt gedaan.
•
88
Verschil in schaalniveau’s (Google Earth)
Een overzicht van buitendijkse landschappelijke eenheden langs de Rijn 1 Lobberdensche Waard Grote uiterwaard tegenover de Pannerdense kop. Met weelderig ooibos begroeide kleiputtencomplexen en twee werkzame steenfabrieken met hun traditionele bedrijfswoningen. Nieuwe natuur en ruimte voor extensieve recreatie in zandwinplas. 2 Oude Rijnstrangen 1500 hectare groot gebied dat de situatie weergeeft zoals het bedijkte rivierenland er uitzag voor de 18e eeuwse regulering en normalisatie: een rivier zonder stenen kribben, met metershoge verschillen tussen geulen en eilanden. Met moerasnatuur, landbouw, kleiwinningen en spaarzame bewoning op pollen. 3 Pannerdensch Kanaal In 1707 geopend waarmee de verzandende Rijnlopen onder Zevenaar buiten spel werden gezet. Het kanaal bestaat deels uit een rechte kanaalover en heeft deels kribben langs de oever. Hoge kaden staan als winterdijken langs het kanaal en ontnemen uitzicht vanaf de bandijk. 4 Roswaard Een meanderboog van de Middeleeuwse Rijn tegen de achtergrond van Kasteel Doornenburg omvat “100 morgen” aan hoogbekade akkers en een randje nieuwe natuur, dat ideaal is voor moerasvogels die het zelfs in het rivierenland moeilijk hebben (Roerdomp, Blauwborst). 5 Huissensche Waarden en omgeving De uitgestrekte Huissensche Waarden en de Loowaard en Middelwaard aan de overzijde liggen als een groot ensemble bij elkaar, waarvoor de Betuwelijn en mogelijk de A-15 zelfs nederig in de ondergrond verdwijnen. Wonen op pollen, zoals havezathe Loowaard en de Brouwketel, is hier al eeuwenlang gebruikelijk. Riviergebonden bedrijvigheid met twee steenfabrieken. Grazige uiterwaarden wisselen af met oude
en nieuwere kleiwinningen. Zandwinning gepland met wens tot creëren jachthaven. Oudhoevig land, dijkdoorbraken en het herstel van een haventoegang tot de rivier. 6 Knooppunt Arnhem, IJssel en Neder-Rijn Stadsblokken, de Bakenhof en de IJsselkop vormen samen met Meinerswijk de passage van de Rijn door Arnhem. De in 1530 vergraven rivier ligt hier als een oase van rust te midden van de snelle stedelijke ontwikkeling, met een rijke geschiedenis van oude woonplaatsen (Praets), scheepswerven, een houtzagerij, steenfabrieken en een teruggelegde dijk met nieuwbouw op de kruin. 7 Rosandepolder en Meinerswijk Samen bieden ze oude en nieuwe natuur, met veel aantrekkingskracht bij omwonenden. Het Kerkepad langs de 10e eeuwse protestantse kerk van Oosterbeek naar de Duno vormt een prachtige wandelroute. Meinerswijk biedt nieuwe zowel oude als nieuwe struinroutes door en langs door Veluwekwel gevoede plassen, langs grazende kuddes, naar een picknickplaats bij een historische steenfabriek of een hangplek voor jongeren op de bunkers van de IJssellinie. 8 Stuwcomplex Driel Grootschalige moderne infrastructuur bedoeld als één van de twee belangrijkste regelwerken van de waterverdeling van Nederland. Goed zichtbaar vanaf de stuwwal. 9 Doorwerthsche Waarden en Heelsumse Beek De samenkomst van de stuwwal Veluwezoom, de Heelsumse beek en de Rijn. Spectaculair in zijn kleinschaligheid en publieke toegankelijkheid, met de Fonteinallee en de bronnen en sprengen als 17e eeuws waterpark. Tesamen met kasteel Doorwerth, de straatsteenfabriek en het boerenland een uiterwaard met vele gezichten. De brug van de A50 overspant dit ensemble.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
89
Overzicht van landschappelijke eenheden langs de Rijn
23
90
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
91
10 Randwijksche uiterwaarden Uitgestrekte grazige uiterwaarden wisselen af met een rivierverruimingsproject in uitvoering. De toegangsweg naar Lekxesveer wordt op slanke poten gezet. 11 Uiterwaarden Wageningen en Rhenen Toegankelijk rivierenlandschap met nieuwe natuur en een nieuwe schaatsbaan. De prachtige uitzichten vanaf de stuwwal. Steenfabrieksterreinen zijn bewoond. De steenfabriek De Bovenste Polder is gerestaureerd en omgevormd tot atelierwoningen. De haven is een industriële poort naar de Vallei. De monding van de Renkumse Beek in de uiterwaarden is onlangs aangepast evenals de hellingvoet met kwelmoeras. 12 Uiterwaarden Opheusden Oude rivierlopen verraden een grillige riviergeschiedenis die goed aansluit bij de Wageningse zijde. Oudhoevig land en rabatten, naast een traditionele grootschalige zandwinning. Een karakteristieke uitspanning in het oude veerhuis. 13 Blauwe Kamer en Plasserwaard Het rivieroeverreservaat met de spectaculaire steile overgang naar de Grebbeberg, met het uitzicht op het rivierenland vanaf de Koningstafel. Toegankelijke nieuwe natuur, met grazende kuddes runderen en paarden, bevers en lepelaars in een oeroud decor. De gerestaureerde steenfabriek Plasserwaard als experiment met kleinschalig aangepast bouwen, in wording. 14 Tollewaard en Middelwaard: Uiterwaarden Elst en Rhenen, Ingense Waard De Ingense waarden zijn de grootschalige tegenhanger van de Noordoever, met de ontoegankelijke open uiterwaard en de ongebruikelijk grote plas. Een fraai bewoond eiland met de Ingense veerstoep. Bij Elst en Rhenen een uitgestrekte graslanduiterwaard tegen de flank van de Heuvelrug, met een fysieke faunaverbinding naar de Plantage. Rhenen is door de Koningstuin,Veerweg en het Buitenomme met de rivier verbonden. Aan de zuidoever zijn de Middelwaard en de Tollewaard smalle overblijfselen van de uitgedijkte Marspolder. De oude en de nieuwe Rijndijk komen hier samen. De
92
uiterwaarden zijn voornamelijk agrarisch, met nieuwe bedrijvigheid op rommelige steenfabrieksterreinen. 15 Amerongse Bovenpolder De breedste Rijnuiterwaard met het imposante kasteel en dorp Amerongen aan en op de flank van de Utrechtse Heuvelrug. De met meidoorns omzoomde weg naar het veer. Het stroomdalgraslandreservaat, geulen en nieuwe natuurcomplexen aan de voet van de stuwwal. 16 Maurik, Stuwcomplex en Lunenburgerwaard Groot waterpark met Middeleeuwse meanderbogen (Rijkswijkse polder en Lunenburger waard), de 19e eeuwse rivierregulering, de 20e eeuwse stuw bij Maurik en het uitgestrekte recreatiepark met campings dat ontstaan is in het kielzog van grootschalige zandwinning. 17 Lek-Amsterdam-Rijnkanaal en Wijk bij Duurstede Mooi stadsfront aan de Rijn bij de afdamming van de Kromme Rijn. Brede rivierpanorama’s met steenfabrieken en schoorstenen. Drukke scheepvaartkruising met het grootschalige en strakke Amsterdam-Rijnkanaal, met daarachter de besloten Bosscherwaard. 18 Uiterwaarden Culemborg Vruchtbare stroomruggen tussen Culemborg en Beusichem met landelijk wonen op en nabij de dijk. Historische zomerkaden zoals de Kornsche dijk bij Beusichem. Binnendijks oude en nieuwe landgoederen. 19 Stadsfront Culemborg Stedelijk uitloopgebied aan weerszijden van het in de rivier stekende stadsfront en de spoorbrug. Toegankelijke rivieroevers met nieuwe natuur.Veel watersportactiviteiten.
20 Uiterwaarden Steenwaard, Honswijk en Everdingen Hooggelegen graslanduiterwaarden. De forten Honswijk en Everdingen zijn strategische kruispunten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aan de Rijn. Afwisselende panorama’s, op recente brede hoogwatergeulen, natuur en dijkwoningen. In de Steenwaard een fraai agrarische poldertje met een boerenlandhuis aan de veerweg. 21 Stuwcomplex Hagestein Veel gebruiksmogelijkheden in een wat versnipperd gebied. De stuw ligt als fraai regelwerk in het stuwkanaal. De oorspronkelijke rivierloop is verbreed en in gebruik als watersportgebied. Het stuweiland heeft een voormalige steenfabriek en wordt recreatief gebruikt. Everstein is een grotendeels weggeplante zandwinplas. 22 Uiterwaarden Vianen en Nieuwegein Het meest stroomopwaarts gelegen deel van de zoetwatergetijdenrivier. De Lek verbindt Vreeswijk en Vianen al eeuwenlang, momenteel weer met een voetveer. De uiterwaarden hebben met hun eigen specifieke sferen: de Middelwaard als uitloopgebied, de Bossenwaard -met de afdamming van de Hollandse IJsselals uiterwaard voor Nieuwegein, de Mijnsherenwaard met haar rijke reliëf en graslandpercelen en de Pontswaard met de voorstad. 23 Uiterwaard de Eendracht Grote aaneengesloten uiterwaard met enkele zandstrandjes bij Vianen.Van oudsher is dit een weidevogelgebied. Grotendeels onvergraven reliëfrijke morfologie van oude meanders die aan weerszijden van de rivier met elkaar corresponderen. Aan de stroomopwaartse zijde ligt een besloten jachthaven en een buitendijkse camping.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
93
5.2 De verstilde Rijn Ambities voor het natuurlandschap:
Koester de natuurlijke diversiteit De ambitie om meer dynamiek in het water toe te laten is per deelgebied verschillend. Bovenstrooms van Arnhem gaat het om het benutten van de peildynamiek die daar volop aanwezig is en die zorgt voor veel grote peilverschillen, erosie en sedimentatie dan elders langs de Rijn. Tussen de stuwen gaat het vooral om het benutten van de dynamiek die er bestaat bij hoogwater. Belangrijk zijn hier de waterstromen vanuit de stuwwallen. Benedenstrooms van Hagestein gaat het om het benutten van getijde dynamiek. Natuurlijke diversiteit dient ruimte te krijgen. Hiervoor is het belangrijk om ruimte te geven voor processen op de overgangen en contactzones tussen stuwwallen en uiterwaarden: de beekmondingen, kwelmoerassen en ecologische gradiënten. De uitdaging hier is om de potenties van de vaak bijzondere schone en oude kwel binnenen buitendijks te benutten voor natuur. Waar deze kwel uittreedt dient de ruimte voor rivierwater beperkt te blijven.
94
1
Principe 1 Geef ruimte aan de verschillen in waterkwaliteit in het winterbed
Stuwwallen
De dynamiek van de Rijn kan worden vergroot door de rivier met haar diverse waterkwaliteit de ruimte te geven. Dat kan op verschillende manieren:
Beken Getij
Hoge peildynamiek Benut de hoge peildynamiek in het traject Gelderse Poort, bovenstrooms van Arnhem. Bied het water ruimte op oevers en uiterwaarden waardoor variatie en verandering in de morfologie en in de ecologie zichtbaar wordt. Er zal een zeer diverse natuur ontstaan die hoort bij de vrij afstromende rivier. Door het verwijderen of verleggen van de zomerdijk kan de afvoercapaciteit van de rivier worden vergroot. Er is ruimte voor dynamische rivierprocessen in het winterbed bij hoogwater. Wanneer vanuit cultuurhistorische oogpunt de zomerdijk belangrijk is kan deze (in delen) blijven bestaan. In het traject Getijde Lek dient ruimte te worden gegeven aan de getijdedynamiek ten gunste van zoetwatergetijdennatuur. Dit kan door oeverlengte te creëren op de hoogte van de getijdeslag.
Water de ruimte
Kwel
Getijde Lek
Stuwwallen en Betuwe
Gelderse Poort
Lage dynamiek in kwelzones Door de zomerdijk niet door te steken wordt er gestuurd op lagere dynamiek. Dit is aan de orde bij kwelstromen die voorkomen op de grens van stuwwallen en de rivier, op de noordoever van de Rijn en in mindere mate ook aan de zuidzijde. Door kwelzones weinig in contact te laten komen met rivierwater, ontstaan aantrekkelijke moerassituaties. Kwelinstroom in strangen is wel gunstig. De moerassen en plassen krijgen een hoge waterkwaliteit en ze vormen een goede paai- en opgroeiplek voor vissen (referentie: de westelijke Amerongse bovenpolder). Grotere beeklengte Ruimte voor goede kwelnatuur kan vergroot worden door de lengte van de beken te vergroten. Hierbij moeten gekunstelde tracés en parallelle liggingen aan de rivier worden voorkomen. Belangrijk is dat de beekloop logisch aansluit bij de geomorfologie.
•
Moeras Uiterwaard
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
95
2
Principe 2 Maak gebruik van geulen en strangen in historische landschapspatronen
Stuwwallen: Geulen gevoed met kwel Niet aantakken
Bij het creëren van nieuwe geulen en strangen moet worden ingespeeld op de historische topografie en morfologie van de Rijn. Dimensioneer bescheiden. Laat de Rijn zien als hoofdstroom Accepteer de identiteit van de laagdynamische Rijn waarbinnen de maten relatief bescheiden zijn. Maak gegraven nevengeulen smal in verhouding tot de maat van het zomerbed. Zo zullen de geulen worden beleefd als historisch onderdeel van de rivier.
Lek: Geulen eenzijdig aantakken
Gelderse Poort: Geulen tweezijdig aantakken Betuwe: Geulen tweezijdig aantakken
Laat historische morfologie sturend zijn: graaf geulen reliëfvolgend Projecteer geulen en strangen op het tracé van oude geulen. Hiermee wordt aangesloten bij een historisch beeld en veelal ook bij natuurlijke hoogteverschillen in de uiterwaard. De kans is groot dat er ook winbare klei uitgegraven wordt. Onderscheid geulen in de trajecten Gelderse Poort, Neder-Rijn en Lek •
•
•
•
96
Geulpatronen Rijnstrangen (foto Oomen)
•
Tollewaard
In de Gelderse Poort en langs de Betuwe kan de dynamiek worden benut voor natuurontwikkeling. Sluit hier de geulen tweezijdig aan op de rivier en maak ze meestromend. Sluit geulen langs de stuwwal, op de noordoever van de Rijn, niet allemaal aan op de rivier. Leg ook strangen aan. Hiermee kan de potentie van het schone kwelwater worden benut voor natuurontwikkeling. In het westelijke deel van de Lek zorgt de getijde dynamiek voor zoetwatergetijdennatuur. Geulen worden hier slechts benedenstrooms aangesloten om optimaal gebruik van getij te maken. De oevers zijn flauw en bieden een biotoop voor laag dynamische soorten die gebruik maken van de getijdedynamiek: onbegroeide slikken, riet- en biezengorzen, en hogerop de vloedbossen.
3
Principe 3 de rivier
Ontwikkel samenhang tussen natuurgebieden aan Dijk: ecozone
Bij elke ontwikkeling langs het Rijnsysteem moet rekening gehouden worden met de Rijn als een samenhangend ecologisch systeem. De volgende zaken zijn belangrijk voor een samenhangend systeem: Een aaneengesloten systeem van natuurgebieden Verbind de natuurgebieden via land en eventueel via water en realiseer als zodanig de Ecologische Hoofdstructuur. Maak de verbindingen robuust en zorg dat er overal een raamwerk van natuur in de uiterwaard aanwezig is. Bij industrie- of woonbebouwing, bij veerwegen of agrarische buitenpolders in de uiterwaarden moet gezorgd worden voor een ecologische verbinding. Maak dergelijke functies als eilanden in de uiterwaard, waar de natuur omheen beweegt.
Rijnoevers: ecozone
Dwarsverbanden
Samenhangende eenheden
Maak ecologische verbindingen haaks op de rivier Ontwikkel samenhang tussen stuwwal en rivierengebied en tussen rivier en rijke gebieden zoals de Rijnstrangen. De voet van de stuwwal is kansrijk voor kwelnatuur. Maak samenhangende beheereenheden Migratie van grote grazers tussen gebieden draagt bij aan een samenhangend landschapsbeeld. Ook agrarische beheervormen passen in het beheer van de Rijn. Maak beheereenheden minimaal op ensemble niveau, en dus groter dan het niveau van de uiterwaard. Het beheer kan verschillen in ensembles en trajecten. Binnen een grote beheereenheid kan er nog altijd een zonering van recreatief gebruik plaatsvinden. In de stedelijke gebieden en dicht bij de dorpen kan de recreatiefunctie intensiever zijn dan in landelijke trajecten. Ontwikkel de Rijnoevers en de dijk als een doorgaande ecologische zone Maak zo weinig mogelijk onderbrekingen in de oevers. Maak bij stuwen een langgerekte stuwpasserende nevengeul die permanent stroomt. Om de dijk ecologisch te laten functioneren zijn de taluds en bermen van belang. Zorg hier voor natuurgericht beheer en beperk bebouwing op de dijk.
•
Verbinding naar Heuvelrug bij Elst
•
Wilde paarden aan de Rijn
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
97
5.3 De romantische Rijn Ambities voor het cultuurlandschap:
Versterk de continuïteit van de kleinschalige Rijn De ambitie is het herkenbaar houden en versterken van de grote variatie aan landschappelijke structuren. Het gaat om de groene stuwwallen, de oeverwal en de kommen en het gaat om de uiterwaard en het zomerbed die een continue structuur vormen tussen de verschillende landschapseenheden. De ambitie richt zich ook op de afleesbaarheid van de rijke cultuurhistorie van Bataven tot steenovens en ook die van de waterstaat. De Rijn is deel van een cultuurhistorisch panorama, vol van sporen, relicten en duidelijke structuren. De Rijn kan aan kwaliteit winnen wanneer deze gevarieerde historie sterker in beeld komt en tegelijk deel blijft van een levend rivierenlandschap. De ontwikkeling van wonen en bedrijvigheid dient kleinschalig plaats te vinden. Het kleinschalige en historische karakter van de oeverwal, de uiterwaard en de stuwwal alsmede de veelal subtiele interactie met de rivier, zijn sturend voor de ontwikkeling van wonen en bedrijvigheid. De veelal historische dijk dient hierin een belangrijke continue en samenhangende factor te zijn.
98
1
Principe 1 Versterk de landschappelijke variatie in het dwarsprofiel van de Rijn Stuwwal
De zonering van rivier, uiterwaard, oeverwal en kom vormt een helder patroon van het Nederlandse rivierlandschap. Langs de Rijn is er veel variatie in dit dwarsprofiel. In het middentraject wordt het dwarsprofiel gedomineerd door de stuwwal. De verschillen in bodems, dynamiek en historie geven overal aanleiding tot verschillen die gekoesterd en soms versterkt kunnen worden.
Oeverwal
Versterk het verschil tussen de natuurlijke uiterwaard en de cultuurlijke oeverwal Uiterwaard
De natuurlijkheid van de uiterwaard is gekoppeld aan natuurbeheer en extensieve veehouderij. Cultuurlijk gebruik van de oeverwal is zichtbaar in fruit, akkerbouw, tuinbouw, boomteelt en landgoederen. Hier is een kleinschalig verdicht landschap ontstaan. Versterk het ruimtelijke contrast tussen het binnendijks en buitendijks gebied. Buitendijks mogen de natuurlijke landschapsvormende processen meer ruimte krijgen. Hier is plaats voor extensieve agrarische activiteiten en op een kleine schaal ook voor cultuurlijke kwaliteiten (poldertjes, bebouwing en landschapselementen als hagen, bosjes, sloten).Versterk op de oeverwallen het groene agrarische karakter, beperk de afmetingen van gebouwen en stimuleer beplantingen.
Kom
Versterk het verschil tussen de stuwwal en de natuurlijke uiterwaard De stuwwallen zijn een bijzonder aardkundig, landschappelijk en ecologisch fenomeen. De stuwwal bestaat grotendeels uit bos, zowel aangeplant als natuurlijk op de hellingen. Het contrast met de open uiterwaarden is markant en aantrekkelijk. Besteed langs de voet aandacht aan de beleving van hoogteverschillen, de panorama’s en het contrast tussen de open laagte en beboste hellingen. Uiterwaarden hoeven niet geheel open te zijn om een goed contrast te beleven. Maar het contrast gaat verloren wanneer een aaneengesloten ooibos onder aan de stuwwal ontstaat. Houdt ook open zones onderlangs de rand van de stuwwal. Zet hoogwaardig begrazingsbeheer in voor een open zone aan de voet van de stuwwal.
•
Overgang stuwwal uiterwaard (foto Brouwer)
•
Gradiënt in de Blauwe Kamer (foto Brouwer)
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
99
1
Behoud doorzichten vanaf de dijk naar de kom De dijk is de plek waar het gehele dwarsprofiel beleefd kan worden: zicht op de uiterwaard en over de oeverwal naar de kom. Doorzichten naar de kom zijn belangrijk voor het beleven van de opbouw van het rivierenlandschap. Houd open plekken open en probeer bij inrichtingswerken de dijkvoet vrij te houden. Gebruik begroeiing en beplanting om de verschillen in het landschap te versterken Laat in uiterwaarden spontane begroeiing de natuurlijke morfologie en gradiënten weerspiegelen. Op de oeverwal is beplanting met name gekoppeld aan erven en landgoederen.Versterk de ontwikkeling van bosjes en beplantingen op de oeverwal. Dit versterkt het contrast in het dwarsprofiel. In de kom gaat het met name om transparante wegbeplanting. Gebruik beplanting om historische of ruimtelijke structuren te accentueren. Bijvoorbeeld grienden, struwelen en solitairen bij strangen, steenfabrieken of veerstoepen.
• • •
100
Solitaire boom langs de dijk Doorzicht naar de kom bij Lienden (foto Brouwer) Onder oud loof, zicht op wilgen (foto Brouwer)
2
Principe 2 Versterk de ruimtelijke relatie tussen rivier en de dorpen en steden
Dorp naast de dijk: behoud afstand tot de dijk
Elk dorp en elke stad heeft een eigen relatie met de rivier. Bij ontwikkeling of uitbreiding mag deze relatie niet verzwakt worden, wel versterkt. Juist de verscheidenheid van dergelijke relaties is een kwaliteit: enerzijds van dorpen en steden aan de rivier en anderzijds dorpen achter de dijk.Voorkomen moet worden dat elke nederzetting een Rijnboulevard ontwikkelt. Behoud de relatie tussen stad of dorp en de dijk. Een stad of dorp aan de Rijn dient een hoogtepunt te vormen binnen een riviertraject. Op enkele knooppunten, waar een stadscentrum de rivier raakt, is er aanleiding voor intensief stedelijk contact tussen stad en rivier met recreatieve parkfuncties en bijvoorbeeld met een kade in plaats van een dijk. Houd het stedelijk gebied aan de rivier compact. Gebruik de rivier en de uiterwaard als verbinding naar een groen buitengebied. Dorp aan de dijk: ontwikkel langs de dijk
Ga uit van bestaande relaties tussen het dorp en de dijk. Blijf nederzetting en dijk op elkaar betrekken wanneer dit in het verleden gebeurde. Langs de Lek liggen dorpen vaak met de voorkanten naar de dijk. In de Gelderse Poort en langs de Neder-Rijn zijn er meer achterkanten naar de dijk of tussenvormen met enkele gebouwen aan de dijk. Laat een dorp dat op de dijk staat, niet in de uiterwaard uitbreiden. De dijk blijft het dominerende element. Een dorp dat achter de dijk ligt blijft zich achter de dijk ontwikkelen. Ga hier uit van de intimiteit van de beschutte ligging achter de dijk. Volg de morfologie van het landschap Bij stedelijke uitbreiding bepaalt de morfologie van het landschap (mede) de opzet van de wijk. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld oude strangen de basis vormen voor een stratenpatroon of stadspark. Referentie Malburgen.
•
Heteren
•
Rhenen
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
101
3
Principe 3 Versterk de continuïteit van het groene rivierlint Het lengteprofiel van de rivier kent grote continuïteit door de rivier en haar begeleiding van dijken, oeverwallen, stuwwallen en uiterwaarden. Het groene karakter (natuur en landbouw) van de rivier mag niet gedomineerd worden door storende elementen. Bebouwing hierbinnen bestaat slechts uit stedelijke hoogtepunten of kleine industriële of recreatieve accenten.
Sloop!
Eilanden in continue groene uiterwaard
Zomerpolders, eilanden in de natuurlijke uiterwaard Werk in de uiterwaarden aan de continuïteit van het natuurlijk domein. Plaats zomerpolders als eilanden in het winterbed. Laat zo een polder, met een eigen ring van kades, omzomen door ruige natuurlijkheid. Zoals de buitenpolder tegenover Culemborg. Maak dergelijke polders ondergeschikt aan de maat van de uiterwaard. Laat ze bijdragen aan het begrip van het historische waterbeheer. Behandel gebouwen als eilanden in de uiterwaard Bouwwerken op historische plekken dienen een bescheiden plek in te nemen in de uiterwaard. Ga uit van continuïteit van de uiterwaard. De uiterwaard ‘stroomt’ eromheen. Beperk de visuele impact van de ontsluiting door uit te gaan van beperkte bereikbaarheid bij hoogwater. En bouw alleen mits de (toekomstige) hoogwaterveiligheid niet wordt belemmerd. Durf te slopen Wanneer een grote dissonant in een landschappelijke eenheid staat moet men durven slopen.Voorkom grootschalige bebouwing aan de rivier die de Rijn kleineert, zoals bij Norske Skog/Parenco het geval is. Alleen met ambitie komen ontwikkelingen tot stand. Referentie: Renkums beekdal en Machinistenschool Elst.
•
102
Buitenpolder in de Steenwaard
•
Continuïteit van het groene rivierlint
4
Principe 4 Behoud en versterk de samenhang tussen dijken in het rivierengebied De dijken vormen naast de rivier zelf de continue lijn in het riviergebied. Daarom moet de identiteit van de dijk prioriteit krijgen bij elke ontwikkeling.
Behoud het historische tracé en de kenmerkende vorm van de dijk Het slingerend tracé van de dijk is getekend door doorbraken, verleggingen en aanpassingen. Bij ontwikkeling van de dijk is deze geschiedenis belangrijke bagage. Bouw zoveel mogelijk voort op de historische dijk als primaire waterkering. Onderzoek welk type dijk binnen het project loopt en bouw voort op een regionale typologie. Versterk de continuïteit van de dijk. Respecteer de hoofdvorm Voorkom een verbrokkelde relatie waarbij de weg soms op en soms naast de dijk loopt. Zorg voor vloeiende overgangen tussen dijkvakken. Als de verkeersfunctie van de weg op de dijk verandert, dient dit geen contrast tussen dijktrajecten op te leveren. Maak op- en afritten ondergeschikt aan de hoofdvorm: smal en steil met een gevorkte op- en afrit (zie foto).
Wiel bepaalt historisch trace
Getailleerd dijkprofiel
Sluit aan bij de historische dijkvorm met een steile kruin Kies bij een brede dijk voor een getailleerd profiel, dat een combinatie vormt van grote stabiliteit en een slanke top. Steile dijkhellingen, bieden een goede hoogtebeleving en maken de dijk tot een scherpe grens tussen binnen en buitendijks gebied. Ze kunnen gecombineerd worden met een steunberm, onderaan het talud. Heb aandacht voor bestaande ecologische en cultuurhistorische waarden op de dijktaluds, voordat besloten wordt dijkhellingen te veranderen.
•
Subtiele dijk op- en afritten
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
103
4
Toon hiërarchie in aansluitingen van oude en nieuwe dijken Maak de cultuurhistorische ontwikkeling van dijken afleesbaar in de aansluiting van oude binnendijkse dijktracés op de huidige hoofddijk.Verschil in hiërarchie tussen de primaire dijk en de oudere aangetakte dijk dient zichtbaar te zijn. Evenals de historische tracering.Voorkom een onbeduidende verkeerstechnische aansluiting. Kies bij toekomstige dijkverleggingen ook duidelijk voor een goede inbedding van de nieuwe hoofdwaterkering. Dit wordt de nieuwe contrastlijn tussen binnen- en buitendijks gebied. Geef de dijk vorm als recreatieve route De dijk is de hoofdroute bij uitstek, mits recreatief verkeer niet te veel wordt gehinderd door doorgaand verkeer. Ga uit van belevingsverkeer en minder van forenzenverkeer. Uitzicht, aantrekkelijke bermen en toegang tot de gevarieerde historie van de omgeving horen hierbij.
• • •
104
De dijk krult om de Liendenwaaij De dijk als recreatieve route Slingerende dijk
5
Principe 5 Benut de cultuurhistorie als inspiratiebron voor landschapsontwikkeling Cultuurhistorische elementen lopen als een rode draad door meerdere ontwerpprincipes. Door de rijke geschiedenis van het rivierengebied opbouwend te benutten in ruimtelijke ontwikkelingen kan meer ruimtelijke kwaliteit ontstaan. Maak historische structuren van waterbeheer en militaire linies zichtbaar Behoud structuren van waterbeheer en militaire waterlinies (kades, sluisjes, sijtwendes, inlaatkanalen). Maak ze zichtbaar en begrijpbaar. Er zijn verschillende manieren denkbaar. Verwijder zonodig beplanting om objecten zichtbaar te maken, vanuit specifieke zichtlijnen. De beste manier om de waarde van historische infrastructuur te behouden is door het weer een gebruiksfunctie te geven. Dit geldt voor kades en veerstoepen. Het kan ook gelden voor waterstructuren zoals inlaten van de Hollandse Waterlinie.
Waterlinie fort: publieksfunctie Oudhoevig land: Afwijkend grondgebruik
Wiel: Verhaal van doorbraak
Veerstoep: Waterdoorlatend
Toon wielen en hun historische gebeurtenissen Vertel de verhalen van de dramatische strijd het met water bij dijkdoorbraken en verdronken dorpen. In ons nette land, zonder krotten en ruïnes, zijn wielen zeldzame overblijfselen van natuurrampen. Wielen hebben veelal bijzondere waterkwaliteiten. Geef ruimte aan bijbehorende natuurwaarden. Daarnaast is zichtbaarheid en toegankelijkheid van wielen belangrijk: geef informatie, houd zicht tussen wiel en dijk en houd wielen open. Maak veerstoepen doorlaatbaar Veerstoepen zijn zeer kenmerkend voor de Rijn maar ook een obstakel voor de doorstroming voor de rivier. Maak veerstoepen waterdoorlatend en behoud zoveel mogelijk de recreatieve en verkeerskundige functie. Doorlatendheid levert ook een bijdrage aan ecologische continuïteit.
•
Fort de Spees (foto Oomen)
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
105
5
Maak oudhoevig land zichtbaar Oudhoevig land is gespaard voor de dynamiek van de Rijn en heeft een oud bodemarchief.Vergraving is ongewenst. Deze gebieden (bijvoorbeeld bij Amerongen en Huissen) lenen zich voor cultuurlijk gebruik dat de afwijkende geschiedenis accentueert. Maak het zichtbaar met afwijkend grondgebruik in de uiterwaard. Dit kan een keurig weiland met koeien zijn in een natuurgebied. Interessanter is een publieke recreatieve functie met informatie over de locatie.
• •
106
Veerstoep Rhenen Wiel Kesteren
6
Principe 6 Benut historische objecten voor levendige publieke functies In het buitendijkse gebied van de Rijn liggen diverse plekken met historische bebouwing of met een historie van industriële activiteiten. Ze zijn zichtbaar als een oneffenheid in het maaiveld, of als een ruïne. Soms zijn het intacte gebouwen. Zowel de goed zichtbare als de nauwelijks zichtbare objecten hebben cultuurhistorische betekenis.
Roeivereniging in voormalige steenfabriek
Modern informatiecentrum
Hergebruik en vernieuwing Maak cultuurhistorische plekken levendig en functioneel door hergebruik en vernieuwing. Hierbij kan herbouwd worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor forten, waardsmanshuizen, veerhuizen, steenfabrieken, woonterpen en oude havens. Recreatieve functies met een publieke functie zijn hier toepasselijk. Koester de de werkelijke relicten in het landschap en laat gebouwen bescheiden zijn in het overwegend niet bebouwde landschap. Bouw alleen als dit de hoogwaterveiligheid niet vermindert. Levendige publieke functie
Draag bij aan de publieke betekenis van de uiterwaard Maak van bebouwde functies ook een openbaar toegankelijke plek. Zorg voor functies die op zijn minst voor een deel attractiewaarde hebben of een publieke voorziening zijn. Maak bovendien combinaties met een publieke en toegankelijke oever aan de rivier. Daarbij is kleinschalige bedrijvigheid mogelijk. Maak nieuwe gebouwen onderscheidend van die in het binnendijks gebied De historische functie is richtinggevend in de vormgeving van eventuele nieuwbouw. Kies voor hoogwaardige architectuur die een relatie legt met de plek. Maak verschil met gebouwen in de dorpen.
•
Steenfabriek met nieuwe functies
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
107
5.4 Levendige Rijnroutes Ambities voor de dynamische netwerken:
Versterk de routes in een natuurlijk Rijnlandschap De Rijn en Lek hebben een recreatieve betekenis die zowel op het water als langs het water kan worden vergroot. Het is de ambitie om het recreatieve netwerk van de rivier uit te breiden voor een grote diversiteit aan doelgroepen. Hierbij hoort ook het ruimtelijk inpassen van routes in (natte) uiterwaarden. Zo kan de toegankelijkheid en de openbaarheid van het buitendijkse rivierenlandschap en aantrekkelijkheid ervan worden vergroot. Een andere ambitie is het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van delfstofwinning. Hierbij gaat het om methoden van winning die de kwaliteiten van het Rijnlandschap intact laten. En het gaat om het aanzien van werkende steenfabrieken. Daarnaast is aandacht nodig voor bruggen en stuwcomplexen. Laat bruggen en stuwcomplexen hoogtepunten in het landschap zijn die de samenhang in het rivierenlandschap respecteren. Zorg voor continuïteit en voor een herkenbare eenheid van de hoofdgeul en haar uiterwaarden. Bijvoorbeeld bij havens, stuwcomplexen, kruisende infrastructuur.
108
1
Principe 1 Verbind het recreatieve en toeristische netwerk rond de Rijn De toeristische en recreatieve potentie van de Rijn is groot maar een samenhangend netwerk ontbreekt. Het landschappelijke kapitaal van de Rijn kan beschermd worden door de waardering voor het landschap te vergroten met een hoogwaardige ontwikkeling van recreatie en toerisme. Daar hoort een samenhangend netwerk bij. Bouw met schakels aan een netwerk Ontbrekende schakels in het netwerk van fiets-, wandel- en struinpaden moeten worden ingevuld door nieuwe paden. Behoud de veerponten, ze zijn belangrijk in het recreatief netwerk. Stimuleer recreatieve rondwandelingen en fietstochten die met behulp van pontjes en met GPStechnieken langs beide zijden van de rivier lopen. Dit wordt ook wel oeverhoppen genoemd. Door gebruik te maken van de veerpontjes ontstaat een sterk contact met de Rijn.
Startpunt P Eenvoudige aanlegvoorziening
P
Fiets- en wandelnetwerk langs attractiepunten
Bouw aan een samenhangend struinpad van Keulen tot Kinderdijk. Maak een route waarmee uiterwaarden worden verbonden. Ook kan de omgeving van de Rijn in de route worden opgenomen: Rijnstrangen, stuwwal en oeverwal. Bouw grootschalig of bottom-up vanuit een aaneenschakeling van paden in diverse uiterwaarden. Maak startpunten en recreatieve doelen Voor een recreatief netwerk is het van belang dat recreanten goede startplaatsen en recreatieve doelen hebben. Maak duidelijke startpunten met route informatie. Op routes zijn cultuurhistorische elementen goed te gebruiken als recreatieve trekkers, zeker wanneer deze worden gecombineerd met horeca. Te denken valt aan steenfabrieken, kastelen, waterlinieforten, veerhuizen en bij elementen van de Limes. Ook recreatieve trekkers als landgoederen en natuurgebieden achter de dijk kunnen aan het recreatief netwerk van de Rijn worden gekoppeld. •
Paden netwerk
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
109
1
Integreer parkeervoorzieningen Creëer ruimte voor recreatieve transferpunten waar men kan parkeren in of direct nabij de uiterwaarden. Mits kleinschalig en groen ingepast hoeft dat geen inbreuk te zijn op het landschap. Deze plekken zijn essentieel voor de toegankelijkheid van het landschap. Hierbij passen ook passantenhavens langs de Rijn. Stimuleer de stille watersport De Rijn is een recreatieve rivier bij uitstek. Echter in het kader van obstakel verwijdering verdwenen in het verleden aanlegvoorzieningen voor de watersport. Geef, bij projecten voor oever- en nevengeulen weer aandacht aan eenvoudige aanlegvoorzieningen voor de watersport. Een simpele steiger of meerpaal is daarbij veelal voldoende.
• • •
110
Pont als schakel in het netwerk Struinen langs de Rijn Kano aanlegplaats
2
Principe 2 landschap
Pas zand- en kleiwinning in de schaal van het
Kleiwinning is te zien als het oogsten van sediment dat door de rivier wordt aangvoerd. Zandwinning vergraaft sediment dat in een ver verleden door de rivier werd aangevoerd. Beide winningen zijn een industriële activiteit geworden die opvallende en uiteenlopende sporen trekt in het landschap. Deze sporen dienen in het landschap te passen. Vergraaf het kleisediment uit de uiterwaard reliëfvolgend, met historie en morfologie als randvoorwaarde Bij kleiwinning kan worden aangesloten bij de succesvolle toepassing van de principes van reliëfvolgende kleiwinning.Volg landschappelijke geulenpatronen, waarin ook veel klei zit opgeslagen.
Maak zandwinputten weer onderdeel van de karakteristieke landschapstructuur De schaal van de zandwinning is zo groot geworden dat het storende autonome elementen in het landschap zijn geworden. De winningen zijn ruimtelijk gezien veelal te diep en te groot. Verondiep en versmal plassen na exploitatie en voeg ze op een passende manier in de landschapsstructuur, zodat de verhouding tot de breedte van de Rijn klopt en zodat natuurlijke beplanting op de oever kan ontstaan. Zorg bij verondiepen voor een diversiteit aan onderwater milieus door verschillende bodemdieptes te gebruiken. Pas op met voedselrijke grond. Dek deze af. Overigens laat, wanneer putten te groot zijn om ze als natuurlijk element in het landschap te passen, de kunstmatige oorsprong zichtbaar zijn. Liever een eerlijk gebiedsvreemd lichaam dan een mislukt ‘ingepast’ lichaam. Voorkom het ontstaan van nieuwe zandwinplassen langs de Neder-Rijn en Lek.
Geleidelijke overgang
Versmald profiel
Zandwinplas
•
Reliëfvolgend ontkleien, uit inspiratieatlas Waalweelde
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
111
2
Stel hoge eisen aan baksteenfabrieken in de uiterwaard Bouw of verbouw fabrieken compact en met beperkte omvang. Zo wordt de uiterwaard weinig onderbroken en zullen zichtlijnen tussen Rijn en uiterwaarden open blijven. Maak hoogwaardige gebouwen, dus schakel een deskundig architect in. En gebruik hoogwaardige materialen. Bouw buitendijkse steenfabrieken bij voorkeur van baksteen.
• • •
112
Oude en nieuwe steenfabriek bij Renkum (foto Oomen) Voormalige delfstofwiinning bij Ingen ... en in de Marspolder
3
Principe 3 Houd buitendijkse infrastructuur ondergeschikt aan de uiterwaard Buitendijks is het volume van water dat geborgen moet worden en ook het ritme van hoogen laagwater bepalend. Dit hoort door te klinken in de maat en het beeld van buitendijkse functies. Interne infrastructuur die het beeld domineert past hierin niet. Accepteer tijdelijke verminderde bereikbaarheid bij hoogwater Bewerkstellig dat buitendijkse functies zich voegen naar verminderde bereikbaarheid. Dit kan, mits de veiligheid het toelaat, enige isolatie betekenen maar het betekent ook dat bereikbaarheid bij hoogwater moet plaatsmaken voor bereikbaarheid per water of via de lucht.Verken daarom flexibele en tijdelijke vormen van transport en infrastructuur (bijvoorbeeld veer/ drijvende weg) alvorens een brug aan te leggen.
Bij hoogwater bereikbaar per voetveer
Als hoge verbindingen nodig zijn, maak dan slanke en natuurlijke constructies Infrastructuur voor buitendijkse ontsluiting die bij hoogwater nog functioneert, loopt het risico om zeer groot en zwaar te worden uitgevoerd. Als hoge verbindingen daadwerkelijk nodig zijn, maak dan lichte en kleine constructies. Gebruik zo veel mogelijk natuurlijke verwerende materialen voor een natuurlijke uitstraling.
•
Lage weg, geen hindernis voor stroming.
•
Trekpontje in het Rijnstrangengebied
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
113
4
Principe 4 Maak de bruggen en stuwen tot bakens die subtiel in het rivierlint passen Brug ondergeschikt aan stuwwal
Bruggen en stuwen zijn opvallende bakens in het landschap. Het zijn individuele bouwwerken die ook in de toekomst vanzelfsprekend dienen te passen bij de Rijn die beleefd kan worden vanuit het landschap, vanaf de dijken en ook vanaf de bouwwerken zelf.
Panorama
Dijk loopt onder brugtalud door Stuw als landmark
Wees terughoudend met nieuwe bruggen Bij vergroting van het snelwegverkeer kunnen nieuwe bruggen of verbredingen van bestaande bruggen nodig blijken. Wees terughoudend met nieuwe bruggen. Ze domineren sterk het kleinschalige uiterwaardlandschap. Laat bruggen qua vorm en maat ondergeschikt zijn ten opzichte van de stuwwallen. Koester de rivierbeleving onder de brug en vanaf de brug Belangrijk is dat nieuwe bruggen de rivier maar ook de dijken onbelemmerd doorlaten. Laat het bruggenhoofd geen barrière zijn voor een onderdoorgang. Tenslotte: gebruik bruggen als plek voor panorama’s over het rivierenlandschap vanaf de (snel)weg. Mogelijkheden hiervoor zijn er op alle bruggen. Versterk de continuïteit van de rivierbeleving op knooppunten met kanalen en stuwcomplexen Maak de hoofdstroom van de rivier met haar groene uiterwaarden goed zichtbaar. Houdt met de continuïteit ervan rekening bij de inrichting van oevers, vispassages, geulen, recreatieterreinen en bij kruisingen met kanalen.
•
114
Een slanke brug over de uiterwaard
4
De stuwen vormen in een reeks van drie een repeterend architectonisch monument in het landschap. Op de stuwen kan compact ruimte bestaan voor bijvoorbeeld energiewinning of recreatief gebruik. Rond de stuwcomplexen, het sterkst bij Amerongen, dreigt echter een olievlek van ontwikkelingen en structuren te ontstaan die een onderbreking vormt van de continuïteit van de rivier. Laat de ruimtelijke impact van de stuwcomplexen beperkt blijven tot de directe omgeving van de stuwen en het stuweiland. Beperk hieromheen de bouwkundige en infrastructurele toevoegingen aan de rivier en aan de kanalen.
•
•
Panorama vanaf de brug • Stuw bij Driel Stuwen Driel bij hoogwater (foto: Oomen)
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
115
5.5 Het rivierpanorama: Ambities voor de beleving:
Vergroot de zichtbaarheid van het rivierlint Koester de kwaliteit van de schilderachtige Rijnpanorama’s vanuit de Betuwe en vanaf de stuwwallen. Deze panorama’s dienen beter toegankelijk te worden gemaakt, zonder het plezier ervan te ondermijnen. Maak de rivier beter zichtbaar. Zorg voor goede toegang tot de uiterwaarden en tot de oevers van de rivier.
116
1
Principe 1
Vergroot het aantal uitzichtpunten
De unieke kwaliteit om de rivier vanaf een stuwwal vanuit de hoogte te beleven moet gekoesterd worden. Maar ook waar de stuwwal niet aan de rivier grenst zijn er mogelijkheden om de beleving van de rivier te vergroten.
Uitzicht vanaf stuwwal
Behoud en ontwikkel een reeks van uitzichtpunten vanaf de stuwwal. Vergroot het aantal uitzichtpunten. Het beheer van het uitzicht en de vormgeving van een reeks van plekken is daarbij van belang. Het uitzichtpunt bij de ringwalburcht op de Grebbeberg is een voorbeeld van een fraai geconstrueerd balkon. Houd ook zicht op de stuwwallen vanuit het rivierengebied.Voorkom dat ze worden geblokkeerd door beplanting of dat ze gehinderd worden door dissonante bebouwing. Laat de Rijn zien Markeer of maak plekken waar vanaf de dijk groots uitzicht over de rivier en naar de overzijde van de rivier bestaat. Zicht over de Rijn is spectaculair. Gebruik de uitzichtpunten vanaf de dijk. Doe dit op plekken waar de dijk dichtbij het winterbed komt en waar door richting verandering in de dijk een verassend uitzicht bestaat. Maak hier plekken waar passanten kunnen zitten en kunnen kijken naar de imposante stuwwallen en waar ze zich kunnen oriënteren op de omgeving.
Stedelijk balkon
Uitzicht vanaf dijk
Maak stedelijke balkons aan de rivier Ontwikkel balkons aan de steden van waaruit het rivierenlandschap beleefd kan worden. Combineer dit met plekken waar de stedeling de rivier kan voelen, aanraken, beleven, doorgronden.
•
Terras met uitzicht
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
117
2
Principe 2
Toegang naar de Rijn
Maak de rivier beter bereikbaar en toegankelijk
De Rijn is op veel plekken niet bereikbaar. Door de plaatselijk lage ligging soms zelfs onzichtbaar. Voor de beleving van de rivier is dat onwenselijk. De oplossingen liggen voor de hand maar moeten wel geïmplementeerd worden: Maak toegangen tot de rivier vanuit alle kernen Maak plekken waar men de rivier kan voelen. Sluit dit aan op het recreatief netwerk, vanaf het land en vanaf het water. De historische veerstoepen kunnen voor de dorpen achter de dijk de plek worden om de rivier te beleven.
Informeel gebruik
•
118
Ruimte voor informeel gebruik van het rivierlandschap
Beperk barrières in de uiterwaard Voorkom opsluiting door prikkeldraad in het rivierenlandschap en geef de recreant de ruimte om de rivier en het landschap te beleven. Geef ruimte aan informeel gebruik van voetballen en vliegeren tot wild kamperen (bijvoorbeeld paalkamperen) en stem hier het beheer op af.
2
•
Ruimte voor informeel gebruik van het rivierlandschap
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
119
120
Hoofdstuk 6
D
Synthese De Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit is een middel om op kwaliteit te sturen, te inspireren en een toetsingskader te bieden voor projecten die zich afspelen in het rivierengebied. De ruimtelijke ontwikkeling van lopende projecten is zeer divers. Met de kernkwaliteiten en ontwerpprincipes is een breed palet beschikbaar om met de ruimtelijke kwaliteit van de rivier te werken. Hoe dit kan worden gebruikt, wordt in dit afsluitende hoofdstuk behandeld. Met deze Handreiking is een methodiek geleverd om de kernkwaliteiten van een plangebied te specificeren.Voor een deel zijn de kernkwaliteiten nu specifiek benoemd. Daarnaast leveren de kernkwaliteiten een agenda voor verder onderzoek binnen een project of initiatief. In het betreffende plangebied moeten, onder meer de geomorfologie, de natuur, de cultuurhistorie en de gebruiksmogelijkheden nader worden verkend. Deze verkenning moet niet alleen plaatsvinden op het niveau van het project maar ook op het niveau van het ensemble en het riviertraject waar het plangebied bij hoort. Per gebied en type ontwikkeling zullen de ambities verschillen en de ontwerpprincipes verschillend worden gebruikt. Dit kan ertoe leiden dat bijvoorbeeld principes van de Romantische Rijn voor het ene traject sturender zijn dan voor een ander traject.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
121
Een fictief voorbeeld: Een initiatiefnemer wil ergens in een uiterwaard in de Gelderse Poort een camping beginnen op een relatief hoog gelegen grond, bij een voormalige steenfabriek. Rijkswaterstaat geeft toestemming mits de camping in het winterseizoen ontmanteld wordt. De initiatiefnemer stelt voor bij de ontwikkeling een dichtgeslibde geul uit te graven waardoor een bestaande strang aanzienlijk wordt verlengd. De geul vormt een attractie voor bezoekers van de camping. Bovendien past de ontwikkeling, met de vernieuwde en verlengde geul, goed in het ensemble van de Rijn. Rijkswaterstaat besluit zelf te onderzoeken of de geul meestromend kan worden. Vanuit de laag natuurlandschap is van belang om de invloed op natuurwaarden en op natuurbeheer te onderzoeken. Daaruit blijkt dat de camping een obstakel kan zijn in de ecologische verbinding binnen de uiterwaard. Dit leidt tot een compacte vorm van de camping en een kleine maat, die een bescheiden plek in de uiterwaard inneemt. Als het ware een eiland in de uiterwaard. Vanuit het cultuurlandschap blijken er historische aanleidingen te zijn: oudhoevig land en oude opstellingen voor het drogen van stenen die de inrichting van een kleine camping kunnen sturen. De camping maakt de oude structuren weer zichtbaar en voegt zo nieuwe kwaliteit toe. De fabriek wordt opgeknapt met ‘bed-ovens’ en wordt deels vrij toegankelijk gemaakt. Er wordt een uitzichtplek gemaakt in de bocht van de rivier met een informatiebord over de Rijn. Hoge infrastructuur blijft achterwege, voor nood wordt een pontje aangekocht. Zo neemt de publieke toegankelijkheid en betekenis toe. Het initiatief van de camping voegt zich op deze wijze in de Rijn en zorgt voor nieuwe Rijnse Ruimtelijke Kwaliteit.
122
Vanuit de ruimtelijke kwaliteit van de rivier is het zinvol met een helikopterpositie terug te kijken naar de ontwerpprincipes en ook naar de invalshoek van de gelaagde benadering die is gevolgd. Hier volgen 4 noties: 1. De verstilde Rijn De ambities en ontwerpprincipes uit de natuurlaag zijn basaal en in veel gevallen sturend voor de principes uit de andere lagen.Voor de Rijn is het zaak de natuurlijke processen goed te organiseren en heldere keuzes te maken tussen natuurkwaliteiten die verbonden zijn aan de kwelstromen van de stuwwal of aan de rivierdynamiek. Op veel plekken liggen deze keuzes voor de hand. Er zal een duidelijk onderscheid zichtbaar worden tussen de trajecten met bijvoorbeeld een duidelijk verschil tussen strangen en geulen. 2. De romantische Rijn De oorsprong van de Rijn ligt in een natuurlijk systeem waarin de mens nog geen plek had. De cultuurhistorische betekenis ervan ligt juist in de lange aanwezigheid van de mens en in de wijze waarop hij de Rijn heeft beïnvloed, verbouwd, gebruikt en ervan heeft genoten. Alle ontwikkelingen dienen zich rekenschap te geven van deze geschiedenis. Cultuurhistorische basiskwaliteit (bijvoorbeeld behoud van historische objecten) moet altijd worden behaald. Daarbovenop zijn er uitdagingen om meer te doen met de cultuurhistorie en met de identiteit van het landschap die door de historie is gekleurd. Hiervoor zijn diverse ontwerpprincipes benoemd. 3. Levendige Rijnroutes In verschillende ontwerpprincipes, bij verschillende lagen, komt het begrip schaal terug. De Rijn is een zelfstandig gebied waarin het belangrijk is om te zorgen voor grote en vooral samenhangende ontwikkelingen. De Rijn als groot natuurgebied, als groot regionaal park, als langste recreatiewater. Dit zijn kwaliteiten die horen bij schaal. Hier ligt een uitdaging voor de Rijn, omdat veel kwaliteiten en karakteristieken regionaal zijn gebonden. De Rijn kan versnipperd raken door lokale cultuurhistorische, ecologische of recreatieve initiatieven.
4. Rivierpanorama De kwaliteit van de Rijn is afleesbaar aan de uitzichtpunten alwaar mensen komen om te genieten van het vergezicht. De waarde hiervan is enorm en wijst op een bijzondere verantwoordelijkheid bij ruimtelijke ontwikkelingen. Laat de Rijn glinsteren.
Perspectief van de gebruiker Als laatste: de mens die dit alles aanschouwt. Dit bent u wellicht, gebruiker van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit. Uiteindelijk ligt bij u en alle andere gebruikers van de Rijn de legitimatie en ook de gebruikswaarde van deze Handreiking. We hopen dat de diversiteit aan onderscheiden kwaliteiten en ontwerpprincipes aansluit bij de verscheidenheid die er ook onder gebruikers te vinden is. Twee soorten gebruikers worden eruit gelicht. Allereerst de waarnemer van het landschap. Dit is bijvoorbeeld de recreant die op zondag te fiets over de dijk gaat, maar ook de persoon die op dinsdagochtend in de file een waarderend oog op het rivierenlandschap werpt. In deze Handreiking is op verschillende plekken gewezen op de noodzaak om het landschap toegankelijk te maken. Dit is de manier om de maatschappelijke betekenis van de Rijn nog groter te maken dan die al is. Tenslotte is er de gebruiker van de Rijn. Hieronder valt ook de recreant maar meer nog zijn het bijvoorbeeld de grondeigenaar, de pachtende agrariër en de schipper die veilig in Amsterdam wil aankomen. Ook voor hen is ruimtelijke kwaliteit uitgewerkt. Ruimtelijke kwaliteit werd in de inleiding gedefinieerd als een integrale balans tussen gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Deze Handreiking mikt op die balans, met de verschillende ambities en ontwerpprincipes. Uiteindelijk zal het in projecten, waarin de Handreiking wordt gebruikt, gaan om maatwerk.Vanwege de plek maar zeker ook vanwege de gebruikers die er bij een specifiek project betrokken zijn. Kwaliteit zal dan ook samenhangen met de wijze waarop er een zorgvuldig proces is georganiseerd om alle belangen die er spelen op de juiste manier een plek te geven in de ontwerpen. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
123
Wijk bij Duurstede
Vianen
Culemborg
Kernkwaliteiten van de Rijn De Getijde Lek
Unieke natuur aan de flank van de stuwwal
S
De Stichtse Rijn en Lek
Het doorgaande dijklint
De beteugelde rivier
Steden en dorpen aan de flanken van de Rijn
Steenfabrieken en kleinschalige bedrijvigheid
Sporen van historische verschuivingen van de Rijn De plezierrivier De Rijn als frontlijn Kasteel of voormalig kasteel Heldere en leesbare landschapstypen langs de rivier Vergezichten van en naar de stuwwallen
124
Arnhem
Rhenen Wageningen
Huissen Opheusden Zevenaar
Stuwwallen en Betuwe
De Gelderse Poort Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
125
Bijlage: Beleid en ontwikkelingen
In deze Bijlage worden de belangrijkste beleidsthema’s beschreven.Vervolgens worden de ruimtelijke ontwikkelingen getypeerd. Dit maakt duidelijk welke toekomstige ruimtelijke uitdagingen er op de Rijn afkomen. Dit gebeurt thematisch met een staalkaart van typen projecten en ontwikkelingen, zonder volledig te zijn. In hoofdstuk 5 worden de ontwerpprincipes voorafgegaan door de ambities. Ze kwamen tot stand door een confrontatie van de kernkwaliteiten (hoofdstuk 4) en de ontwikkelingen beschreven in deze bijlage.
1 Beleidsthema’s Door het op rijksniveau vastgestelde beleid met bijbehorende wetgeving zijn de doelstellingen hoogwaterveiligheid en natuur sterk leidend voor ontwikkelingen van de Neder-Rijn en de Lek. Deze doelstellingen zijn duidelijk gekoppeld aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit waarbij bescherming van het landschap en cultuurhistorie een belangrijke rol speelt. Daarbij laat het beleid op gerichte plaatsen ruimte voor economische ontwikkeling. De lange termijngave voor de rivieren (algemeen) De beleidsopgave voor de lange termijn van rivieren, zoals deze in het Nationaal Waterplan (2008) is vastgelegd, betreft de buitendijkse reserveringen voor de lange termijn en binnendijkse reserveringen zoals dijkverleggingen. In de ontwerpopgaven betekent dit dat buitendijkse rivierverruimingsprincipes en principes voor dijkverlegging, bij taakstelling Maatgevend hoogwater bij 18.000 m3/s bij Lobith, worden meegenomen bovenop de taakstelling van de PKB. Ontwerpprincipes geven aan hoe lange termijn maatregelen kunnen worden ingepast. Voor de lange termijn opgave zijn ook adviezen uitgebracht door de Deltacommissie, in het rapport Samen werken met water (2008). Voor de uitvoering van het advies voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland heeft de Deltacommissie het Deltaprogramma opgesteld. Dit programma wordt financieel (Deltafonds) en politiek-bestuurlijk verankerd in een vernieuwde Deltawet. Opgave rivierengebied: Meer water door Rijn en Maas De temperatuurstijging en veranderde luchtcirculatie leiden in de genoemde KNMI-scenario’s uit 2006 voor de Rijn tot afnemende zomer- en toenemende winterafvoeren.Voor de zomer kan de gemiddelde Rijnafvoer van 1700 m3/s nu, afnemen tot 700 m3/s in 2100. In de winter kunnen hoge rivierafvoeren die nu nog zeldzaam zijn, normaal worden. Zo is er nu nog een kans van 1/50 per jaar dat de in 1995 opgetreden afvoer van 12.000 m3/s plaatsvindt, maar die kans neemt toe tot 1/10
126
per jaar in 2100. Als gevolg daarvan stijgt ook de afvoer die bij de kans van 1/1250 per jaar behoort (de maatgevende afvoer, bij Lobith), van 16.000 m3/s nu, naar 17.000 tot 22.000 m3/s in 2100. De onzekerheden zijn dus nog erg groot.Voor de periode 2100– 2200 kan met de beschikbare klimaatmodellen geen zinvolle invulling van scenario’s worden gegeven. Bij extreem hoge rivierafvoeren zullen in Duitsland grootschalige overstromingen optreden. De hoogte van de waterkeringen is daar zodanig dat bij afvoeren vanaf circa 14.000 m3/s grootschalige overstromingen optreden. In een gezamenlijke studie van Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland en Nordrhein- Westfalen is berekend dat voor de Rijn bij Lobith bij een potentiële afvoer van 19.000 m3/s, die volgens klimaatveranderingsscenario’s denkbaar is in 2050, de top die uiteindelijk Nederland bereikt 16.000 m3/s is. In een klimaatscenario voor 2100 waarbij er genoeg regen valt voor potentieel 22.000 m3/s zou een maximale afvoer van afgerond 18.000 m3/s optreden. Hierdoor is dus sprake van een bovengrens in de afvoer die Nederland kan bereiken van 18.000 m3/s. De commissie houdt vast aan de risicobenadering die door de eerste Deltacommissie tot uitgangspunt is verheven. Beheersing van risico’s van overstroming vindt plaats door een combinatie van maatregelen die de kansen beperken (bijvoorbeeld hoge en sterke waterkeringen) en maatregelen die de gevolgen beperken (bijvoorbeeld vanuit de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening of door zonering, compartimentering, alarmering, vluchtplannen, vluchtroutes, vluchtplaatsen). De combinatie van maatregelen wordt afgestemd op het karakter van de potentiële ramp en de kenmerken van de betreffende dijkring. Voor het rivierengebied zijn in het advies 4 van de 12 aanbevelingen relevant. Aanbeveling 1: veiligheidsniveau Tot 2050: De huidige veiligheidsniveaus van alle dijkringen moeten met een factor 10 verbeterd worden. Hiertoe moeten de normen zo snel mogelijk (2013) worden vastgesteld. Daar waar meer veiligheid gewenst is, is het concept van de Deltadijk veelbelovend (deze dijken zijn of zo hoog, of zo breed of zo sterk dat de kans op een
plotselinge en oncontroleerbare overstroming vrijwel nihil is). Gelet op specifieke of plaatselijke omstandigheden is maatwerk hierbij het devies. Na 2050: Maatregelen voor de verhoging van het veiligheidsniveau moeten voor 2050 zijn gerealiseerd. De veiligheidsniveaus moeten met regelmaat geactualiseerd worden. Aanbeveling 2 Nieuwbouwplannen De keuze van wel of geen nieuwbouw op fysisch ongunstige locaties moet gebaseerd zijn op een kosten-batenanalyse. Hierin moeten huidige en toekomstige kosten voor alle partijen zijn berekend. De kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag of de samenleving als geheel worden afgewenteld, maar gedragen worden door degenen die ervan profiteren. Aanbeveling 3 Buitendijkse gebieden Nieuwe ontwikkelingen in buitendijkse gebieden mogen de afvoercapaciteit en toekomstige peilopzet van meren niet belemmeren. Bewoners/gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor gevolgbeperkende maatregelen. Aanbeveling 9 Rivierengebied Tot 2050: De Programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken moeten snel worden uitgevoerd. Daar waar dat kosteneffectief is moeten nu al maatregelen worden genomen voor 18.000 m3/s voor de Rijn en 4.600 m3/s voor de Maas. In dit licht is het noodzakelijk overleg te voeren met de buurlanden in het kader van de EU richtlijn Overstromingsrisico’s zodat maatregelen op elkaar kunnen worden afgestemd. Ook moet ruimte worden gereserveerd en zo nodig grond worden aangekocht zodat het riviersysteem in staat is de 18.000m3/s Rijnwater en 4.600m3/s Maaswater veilig te kunnen af te voeren. Na 2050:Voltooiing van maatregelen zodat de Rijn 18.000 m3/s en de Maas 4.600 m3/s kunnen verwerken.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
127
Beheerplan rijkswateren (Algemeen) Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 De rivieren Neder-Rijn en Lek en Waal zijn onderdeel van de Rijkswateren waarvoor het beheer op de korte termijn is vastgelegd. Voor de rivieren zijn de sturende thema’s in het beheerprogramma: • rivierverruimende maatregelen volgens de PKB • ecologisch herstel (KRW, nadere uitwerking rivierengebied) • verbetering van vaarwegen • beheer volgens: stroomlijn (vegetatiebeheer) en Beleidslijn Grote Rivieren, Milieuwet Agenda De waterverdeling over de riviertakken Neder-Rijn (2/9), IJssel (1/9) en Waal (6/9) blijft intact. Het ingrijpen bij droogte zal plaatsvinden volgens de bestaande verdringingsreeks. Veiligheid is het centrale thema. In de planperiode wordt ingezet op het beschermen van de huidige beschikbare ruimte in het rivierbed (Beleidslijn Grote Rivieren), en op het terughalen van verloren ruimte door de groei van vegetatie (Stroomlijn) en op het maken van nieuwe ruimte (Ruimte voor de Rivier, Maaswerken). Bij de uitvoering van deze werken wordt rekening gehouden met bestuurlijke en maatschappelijke wensen voor onder meer versterking van gebiedskwaliteit. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water komt een aantal maatregelen tot uitvoering voor ecologisch herstel en vismigratie. Maatregelen voor de beheeropgave KRW zijn schoon water door sanering van waterbodems, aanpak van emissies als gevolg van eigen beheertaken en aanpassen van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Maatregelen voor KRW en Natura 2000 zijn gericht op leefgebied: aantakken van strangen, aanleg van nevengeulen, verlaging van uiterwaarden en aanleg van natuur(vriende)lijke (voor)oevers en verbindingen: herstel van beekmondingen, aanleg van vispassage en visgeleiding.
128
De Waal is een hoofdtransportas (HTA) en de Neder-Rijn en Lek een hoofdvaarweg (HVW). Aanzanding bij de uitstroom van nevengeulen heeft speciale aandacht, evenals het behoud van de Overeengekomen Lage Rivierafvoer (OLR). Er is sprake van schaalvergroting van de schepen en een toename van de transportintensiteit. Ook de behoefte aan voorzieningen van de recreatievaart neemt toe. Op lange termijn worden knelpunten verwacht door veranderingen in afvoer onder invloed van klimaatverandering. Hierbij moet vooral worden gedacht aan doorvaarthoogte onder bruggen en langere periode met hoog- en laagwater. Door bodemerosie daalt de rivierbodem, vooral bovenstrooms in Nederland, waarvoor aandacht nodig is. Activiteiten van grondwinning worden waar mogelijk gecombineerd met inrichtingsmaatregelen en met de berging van bij onderhoud vrijkomende baggerspecie. Voor de pleziervaart geldt de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN). De Waal is een verbindingswater voor motorboten. De Neder-Rijn en Lek is een ontsluitingswater voor motorboten. Het Nationaal Waterplan onderkent de sterke groei en betekenis van de waterrecreatie, niet alleen van de pleziervaart maar ook van de watersport en de oeverrecreatie. Aan Rijkswaterstaat wordt gevraagd om zich als gastheer op het water op te stellen en de recreatie waar mogelijk te ondersteunen. Het beleid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is beroeps- en pleziervaart waar mogelijk van elkaar te scheiden en alternatieve routes te stimuleren. Hoogwaterveiligheid (algemeen) Naast bovenstaande beleidsstukken is hoogwaterveiligheid vertaald in de Beleidslijn Grote rivieren, die erop is gericht de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die rivierverruiming in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. Deze beleidslijn vormt een toetsingskader voor Rijkswaterstaat voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij een ‘nee, tenzij’-beleid geldt voor het stroomvoerende gebieden en een ‘ja, mits’-beleid voor bergende gebieden. Aanvullend zijn als uitvloeisel van de PKB Ruimte voor de Rivier verschillende projecten benoemd die extra ruimte voor de rivieren moeten creëren zodat een
hoogwatergolf van 16.000 m³/s, die via de Rijn binnenstroomt, veilig kan worden afgevoerd. Op langere termijn zijn vanwege klimaatverandering extra maatregelen nodig om een hoogwatergolf van 18.000 m³/s af te kunnen voeren. Op de korte termijn wordt buitendijks nieuwe ruimte gecreëerd door uiterwaardvergraving, obstakelverwijdering en kribverlaging. Daarnaast zal dijkverzwaring nodig zijn voor het bieden van voldoende hoogwaterveiligheid.Voor de lange termijn zijn aanvullende maatregelen nodig. De maatregelen voor de korte en de lange termijn samen moeten een stijging van waterstand van maximaal 120 cm op de Boven-Rijn tegengaan. Voor de lange termijn is er vanwege de ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden geen extra afvoer te realiseren via de Neder-Rijn en de Lek. Extra afvoer wordt afgewenteld op de Waal en de IJssel. Wel is dijkversterking langs de Lek als lange-termijnmaatregel genoemd. Versterken ruimtelijke kwaliteit (algemeen) De Nota Ruimte van het rijk geeft de aanzet om in het gebied van de grote rivieren zowel te werken aan behoud van de veiligheid tegen overstromingen, als aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De nota richt zich op de volgende doelstellingen: • vergroting van de ruimtelijke diversiteit tussen de riviertakken; • handhaving en versterking van het open karakter met de karakteristieke waterfronten; • behoud en ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden en de verbetering van de milieukwaliteit; • versterking van de mogelijkheden van het gebruik van hoofdvaarwegen door beroeps- en pleziervaart. In de PKB Ruimte voor de Rivier is dit uitgewerkt, mede door het opstellen van een Nationaal en Regionaal Ruimtelijk Kader. Hierin zijn voor verschillende deelgebieden in het rivierengebied koersen en bijbehorende kernopgaven voor de ruimtelijke ontwikkeling geformuleerd. Voor het rivierenlandschap wordt gekoerst op het benadrukken van het gebied als één
van de kerngebieden van ‘Landelijk Nederland’ waarbij een duidelijk contrast tussen de Neder-Rijn en de Waal uitgangspunt is. Ter hoogte van het stadsregio ArnhemNijmegen zal het stedelijk en rivierkundig knooppunt op elkaar betrokken worden en met elkaar worden verzoend. Bij Vianen is rivierverruiming te combineren met een stedelijk uitloopgebied functie aansluitend bij cultuurhistorische waarden (behoud door ontwikkeling). Op regionaal schaalniveau is vooral het Streekplan Gelderland 2005 en het Streekplan Utrecht 2005-2015 bepalend voor de ruimtelijke ontwikkelingen. De stedelijke ontwikkeling is volgens de streekplannen geconcentreerd rond de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en Vianen-Nieuwegein als uitloper van de randstad. Deze verstedelijking is gekoppeld aan de hoofdinfrastructuur van respectievelijk de A50/A12 en de A2/A27. Rond de rivieren Neder-Rijn en de Lek wordt ingezet op natuurontwikkeling en waterafvoer & waterberging in combinatie met extensivering en verweving met landbouwfuncties. Bescherming en versterking natuurwaarden en ecologische waarden (De verstilde rivier) Volgens de Natuurbeschermingswet worden planten, dieren en hun habitat in Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden) beschermd. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk wanneer schade aan de beschermde waarden wordt voorkomen of gecompenseerd. Het betreft het grootste deel van de uiterwaarden van de Neder-Rijn en de Lek met uitzondering van de uiterwaarden nabij de stedelijke knooppunten. Het ministerie van LNV is daarbij bevoegd gezag. Ook in het Nationaal en Regionaal Ruimtelijk Kader, die een uitwerking vormen van de PKB-ruimte voor de rivier, heeft de natuurdoelstelling een duidelijke plaats. Het meest tastbaar wordt dit in het streven om de Gelderse Poort verder te ontwikkelen tot een grootschalig en grensoverschrijdend natuurkerngebied dat een brede staalkaart bevat van natuurdoeltypen uit het rivierengebied.Voor het gebied ten westen van Arnhem is het beleid gericht op versterken van het contrast tussen stuwwal aan de noordzijde en open kommengebied aan de zuidzijde.Voor de Lek kan het natuurareaal worden uitgebreid in de vorm van kwelmoerassen, graslanden, ondiepe plassen en strangen.
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
129
De Europese Kaderrichtlijn Water, uitgewerkt in de Adviesnota Schoonwater RijnWest, beoogt verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van alle grond en oppervlaktewateren in 2015 of uiterlijk 2027 door de uitvoering van (inrichtings) maatregelen. Het te bereiken doel is een Goede Ecologische Toestand (o.a. 4 biotische indicatoren); inclusief de verbindingen tussen buitendijkse wateren en binnendijkse wateren (de waterparels) Het Waterhuishoudingsplan van de provincie Gelderland en Utrecht is erop gericht kansen van water voor mens en natuur te benutten. Overstroming en verdroging moet worden voorkomen en de waterkwaliteit dient te verbeteren. Vrijwel de gehele uiterwaarden van de Neder-Rijn en de Lek zijn in een uitwerking van het streekplan aangewezen als Ecologische Hoofd Structuur. In aanvulling op de uiterwaarden wordt een ecologische poort naar het binnendijks gelegen gebied ontwikkeld (richting Utrechtse Heuvelrug/Veluwe). Bescherming landschap en cultuurhistorie (De romantische Rijn) Archeologische waarden worden beschermd op grond van het Verdrag van Malta. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is als uitvloeisel daarvan, archeologisch onderzoek verplicht. De Nota Belvedère stimuleert dat de cultuurhistorische identiteit richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. Speciale aandacht verdienen de Bevedèregebieden zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Tieler- en Culemborgerwaard,Vijfherenland en het gebied Kromme Rijngebied & Heuvelrug. Ook de Limes is als cultuurhistorisch waardevol benoemd. De visie op de Nieuwe Hollandse Waterlinie is uitgewerkt in Panorama Kraayenhoff. Met de nota Belvoir werkt de provincie Gelderland aan gebiedsprogramma’s om de cultuurhistorische identiteit van de provincie te versterken. De provincie Utrecht heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur beschreven in de cultuurhistorische atlas Tastbare Tijd. In de nota Niet van Gisteren is de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) uitgewerkt en toegelicht. De CHS komt in grote lijnen overeen met de Belvedèregebieden in de provincie. Onderscheid is gemaakt in drie soorten structuren: Megastructuren die door verschillende landschappen heen lopen (Limes, Grebbelinie, Nieuwe Hollandse
130
Waterlinie), stapelingsstructuren die zich richten zich op bewonings- en transportzones (zoals de archeologische vindplaatsen en de dorpen in het Kromme Rijngebied en buitenplaatsen op de zuidflank van de Heuvelrug) en tijdlaagstructuren gedomineerd door ontwikkelingen uit één bepaalde periode (zoals het coulisselandschap van de Langbroekerwetering). Naast het veiligstellen (cultuurhistorie is mede sturend) en eisen stellen (cultuurhistorie geeft richting aan nieuwe ontwikkelingen) wil de provincie cultuurhistorie actief versterken door zelf projecten uit te voeren. Lopende cultuurhistorische projecten zijn de Stichtse Lustwarande, Limes, Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) en Grebbelinie. In de Nota Ruimte zijn Nationale Landschappen aangewezen. Langs de NederRijn en de Lek gaat het om de Gelderse poort, het Rivierengebied en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.Voor deze landschappen is op rijks- en provinciaal niveau beleid geformuleerd gericht op versterking van de kernkwaliteiten. Het Nationaal en Regionaal Ruimtelijk Kader streven eveneens naar behoud van het rivierlandschap langs de Neder-Rijn en de Lek. Daarbij ligt het accent op behoud van de karakteristieken van het cultuurlandschap, inclusief versterking van de relaties tussen het buitendijkse en binnendijkse gebied. De Neder-Rijn en de Lek waren onderdeel van de Limes, de noordwestelijke grens van het Romeinse Rijk en maakten deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Grebbelinie. De Neder-Rijn was ook in de tweede wereldoorlog een belangrijke frontlinie. Deze cultuurhistorische waarden moeten worden geaccentueerd. Delen van de omgeving van de Neder-Rijn zijn door de provincie Gelderland aangewezen als Waardevol Landschap waarbij beleid gericht op behoud van kernkwaliteiten is geformuleerd. In het Streekplan van de provincie Utrecht is eveneens het behouden en versterken van de identiteit van de verschillende landschapstypen als doelstelling geformuleerd. In de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen zijn per nationaal landschap de specifieke kernkwaliteiten omschreven en een gedetailleerde begrenzing opgenomen. Om het belang van de Utrechtse Heuvelrug te benadrukken wil de provincie dit gebied de status provinciaal landschap geven.
Ruimte voor economische ontwikkeling (de levendige Rijnroutes) In het Nationaal Ruimtelijk Kader is economische groei gekoppeld aan ruimtelijke kwaliteit: Selectieve groei en zuinig omgaan met de open ruimte is voor het rivierenlandschap het devies. Dit betekent met elkaar verzoenen van de behoudsambitie voor het open rurale rivierlandschap (nationaal landschap) en de economische groeiambities, gekoppeld aan de ‘droge’ hoofdtransportassen (A2, A50). Deze zoekrichting zal inhoud gegeven worden door beleid gericht op versterken van de positie van de grondgebonden landbouw samen met het versterken van het profiel als stiltegebied in centraal Nederland. De regionale en subregionale kernen kunnen selectief groeien gekoppeld aan de hoofdtransportassen. De ontwikkelingen dienen tevens gericht te zijn op samenhang tussen landschapselementen, cultuurhistorische objecten en natuurterreinen door een toegankelijk netwerk te ontwikkelen. De nieuwe Hollandsche Waterlinie speelt hier een belangrijke rol in. Ten aanzien van de recreatie wordt gesteld dat de potenties van de rivier en het cultuurlandschap voor de recreatieve toervaart, verblijf- en dagrecreatie beter benut kunnen worden. In de stadregio Arnhem-Nijmegen is het beleid gericht op het ontwikkelen van hoogwaardige stedelijke netwerken. Aan de Neder-Rijn is ruimte voor een hoogwaardige woon- en werkomgeving die is georiënteerd op de bestaande en nieuwe riviernatuur- en parkgebieden. Het Regionaal Ruimtelijk Kader benoemt de Neder-Rijn en de Lek als belangrijke verbindingen voor de watersport. De verbinding met de Maas via het AmsterdamRijnkanaal en de Waal verdient extra aandacht. Langs de gehele Neder-Rijn is versterking van de recreatie een belangrijk item, bijvoorbeeld door de aanleg van passantenhavens en rivierpleisterplaatsen. Een voorbeeld vormt het Eiland van Maurik.
2 Ontwikkelingen De stedelijke ontwikkeling op nationaal niveau concentreert zich rond Vianen en rond stadsregio Arnhem-Nijmegen. De stadsregio Arnhem-Nijmegen is in de Nota Ruimte als Nationaal Stedelijk Netwerk is benoemd. Arnhem als onderdeel van de stadsregio Arnhem-Nijmegen ontwikkelt zich grotendeels dwars op de rivier en volgt de belangrijke transportassen van de A50 en de A12. De hoofdinfrastructuur rond Arnhem zal nog verder worden ontwikkeld met de doortrekking van de A15 richting A12. Deze doortrekking kruist het Pannerdensch Kanaal. Als uitloop van de verstedelijking van Utrecht (Randstad) ontwikkelt het stedelijk gebied van Nieuwegein-Vianen zich tussen de transportassen A27 en A2. Direct aan de rivier liggen plannen voor een verdere versterking van de verschillende stadsfronten: Arnhem, Wijk bij Duurstede en Vianen/Vreeswijk. Voor het vervoer over water speelt de Neder-Rijn en de Lek een bescheiden rol. Water gerelateerde bedrijvigheid is in bescheiden mate aanwezig o.a. bij Wageningen, waar de grootste overslaghaven voor veevoer van oudsher een functie vervult voor de Gelderse vallei. Als de stuwen geheven zijn neemt het transport met grote schepen fors toe. De recreatievaart is sterk in ontwikkeling. Niet alleen de pleziervaart maar ook de rijncruiseschepen nemen in aantal toe. De open gebieden rond de rivier blijven belangrijk voor de landbouw. De Betuwe is bekend om de fruitteelt en boomteelt. De schaalvergroting in beide sectoren is al enige jaren gaande en zet verder door.Voor de fruitteelt betekent dit dat het aantal bedrijven minder snel afneemt dan het areaal. Dit neemt slechts licht af. Daarnaast verschuift de fruitteelt en de boomteelt nog steeds verder naar de komgebieden. Het gebied rond Huissen is concentratiegebied voor de glastuinbouw. In de uiterwaarden van de Neder-Rijn en de Lek zijn de ontwikkelingen gericht op het scheppen van meer ruimte voor de rivier en uitvoering van het natuurbeleid. Beide gebeuren met name door integrale herinrichting met o.a. uiterwaardvergraving rekeninghoudend met bescherming van landschap en cultuurhistorie. Dit resulteert veelal in het ontwikkelen van dynamische natuur met behoud van historische structuren. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
131
Indien deze plannen onvoldoende ruimte scheppen voor de rivier, is dijkversterking nodig. Met de ontwikkeling van alternatieve rivierverruimende plannen (zoals “Ruimte voor de Lek”, of het plan “Palmerswaard” in Rhenen) wordt onderzocht of een minder drastische dijkverzwaring tot de mogelijkheden behoort. De planvorming is tevens erop gericht de ecologische betekenis van de rivier (zowel het watersysteem als Natura 2000/EHS) te vergroten. Ontwikkelingen Gelderse Poort Voor het gebied ten oosten van Arnhem is de opgave om met de rivierverruimende maatregelen de dynamiek van de rivier, de verstedelijking van de stadsregio en de natuur in de Gelderse Poort een kwaliteitsimpuls te geven. De planvorming is derhalve gericht op het zoeken naar extra ruimte voor water in combinatie met natuurontwikkeling, recreatie en cultuurhistorie. In vergelijking met de andere riviervakken wordt in dit deel relatief veel nieuwe en toegankelijke natuur ontwikkeld. Uiterwaardvergraving vormt een belangrijke maatregel voor extra ruimte rivier:o.a. in de uiterwaarden bij Rijnwaarden, Meinerswijk en de Huissensche Waarden. Dit gaat samen met dijkversterking, delfstoffenwinning en recreatieve ontwikkelingen. In het project Hondsbroeksche Pleij draagt daarnaast dijkverlegging bij aan extra rivierruimte. De stedelijke ontwikkeling van de Gelderse poort komt vooral vanuit de dynamiek van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Arnhem wil zich meer gaan profileren als stad aan de rivier door realisering van de projecten Rijnboog (met o.a. versterking woonfuncties) en Stadsblokken Meinerswijk (stedelijk uitloopproject, EMAB locatie) Bij deze planvorming is sprake van een intensieve bewonersparticipatie. De voornaamste stedelijke ontwikkeling van de stadsregio rond Arnhem beweegt zich in zuidoostelijke en zuidwestelijke richting. Deze verstedelijking ligt op enige afstand van de rivier ter hoogte van de satellieten Westervoort, Duiven en Zevenaar. De uitbreiding van Arnhem aan Betuwse zijde krijgt gestalte in de vorm van de wijk Schuytgraaf. Deze wijk krijgt een extra ontsluiting richting A50 ter hoogte van Heteren, de N837. De bedrijvigheid ligt vooral geconcentreerd langs A12 en voor een deel langs de A50 (poort van Midden Gelderland).
132
Ontwikkelingen Stuwwallen en Betuwe Voor het gebied ten westen van Arnhem is het contrast tussen de stuwwal aan de noordzijde en de open kommen aan de zuidzijde typerend. Deze dient behouden en versterkt te worden. Westelijk van de stuwwal bij Arnhem kunnen de recreatie-, natuur- en landbouwfuncties versterkt worden, mét behoud van cultuurhistorie. Aan de noordzijde tussen Driel en Amerongen is de strategie gericht op behoud (uitzicht vanaf stuwwal op de rivier) en aan de zuidzijde op vernieuwing met behoud van de openheid. In het gebied Stuwwallen en Betuwe wordt extra ruimte voor de rivier eveneens gevonden door uiterwaardvergraving in het kader van PKB-projecten (Doorwerthsche Waarden, Middelwaard en de Tollewaard eventueel aangevuld met uiterwaardvergraving aan de Rhenense zijde) en in een reeks van plannen voortkomend uit het regioadvies (zie kaart overzicht projecten). Daarnaast biedt op een aantal plekken verwijdering van veerstoepen en toegangsdammen (zoals de Randwijkse uiterwaarden/Lexesveer) en de verplaatsing van de machinistenschool Elst extra ruimte.Voor de Marspolder bij Lienden is in het regionaal kader als langetermijnoptie grootschalige binnendijkse rivierverruiming geopperd. Als bovenstaande maatregelen niet voldoende waterstandsverlaging opleveren is dijkversterking noodzakelijk. De recreatieve ontwikkeling van de rivier speelt in dit deel een belangrijke rol. Voor de dorpen aan de Betuwse zijden liggen hier kansen door het contact tussen dorp en rivier te verbeteren of oude verbindingen te herstellen zoals bij Kesteren en Lienden. Het Eiland van Maurik vormt daarbij het belangrijkste gebied concentratiegebied voor de water- en verblijfsrecreatie. Extra aandacht is er voor de aanleg van passantenhavens en versterking van de stedelijke recreatieve uitloopfunctie, bijvoorbeeld in de plannen voor de uiterwaarden bij Rhenen. De ecologische betekenis van de rivier staat centraal bij de robuuste verbinding tussen Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, via het rivierdal tussen Wageningen en Rhenen. De “passage bij Rhenen” heeft al een start gekregen met de oplevering van het wildviaduct bij Elst in 2008. Direct aan de rivier is sprake van herontwikkeling van bedrijventerreinen zoals herontwikkeling van steenfabriek de Plasserwaard (EMAB-project) en herontwikkeling van de haven van Wageningen.
De stedelijke ontwikkeling in het deelgebied Stuwwal-Betuwe is beperkt door de grotere afstanden tot de nationale vervoersassen. De stedelijke kernen liggen evenwijdig aan de stuwwalcomplexen rond de Gelderse Vallei. De steden WageningenEde-Rhenen-Veenendaal (WERV) hebben op regionaal niveau samenwerking gezocht waarbij elke stad eigen accenten legt in de profilering. Wageningen profileert zich daarbij als kenniscentrum en historische vestingstad. Rhenen ontwikkelt o.a. het terrein Vogelzang in de flank van de stuwwal aan de rivier. Wijk bij Duurstede wil haar kwaliteit als historische stad verder uitbouwen.
Ontwikkelingen Stichtse Rijn en Lek Ook rond de Stichtse Rijn wordt gezocht naar mogelijkheden voor het vinden van extra ruimte voor de rivier. Enige uiterwaardvergraving vindt plaats zoals in de Honswijkerwaarden (inclusief het verlagen van de zomerkade), Hagesteinsche uiterwaarden (inclusief verlaging stuweiland) en de Heerenwaard. Hierbij zijn ook kansen voor natuurontwikkeling. Dijkversterking blijft echter nodig aan weerszijden van de rivier tussen Vianen en Culemborg. Herontwikkeling van bedrijventerrein (Lazaruswaard) vindt onder andere plaats in Culemborg. Herontwikkeling biedt hier kansen voor de bouw van een nieuw stadsfront aan de rivier. Daarnaast zijn er plannen voor dijkverlegging en maaiveldverlaging ter hoogte van de Redichemsewaard en Steenwaard, in navolging van de herinrichting van uiterwaarden direct ten Westen van Culemborg (Baarsemwaard, Goilberdingse waard en Everdingse waard, die zijn gekoppeld aan slimme dijkversterking in DWGR tijd rond 1996). De grootschalige woningbouwlocatie Parijsch ligt op enige afstand van de rivier en is gekoppeld aan een snelle railverbinding naar Utrecht. Behalve Culemborg presenteren ook Vianen en Vreeswijk zich als historische stadsfront naar de rivier. Naast beperkte woningbouw zijn aan deze ontwikkeling o.a. ook een jachthaven en nieuwe fietsverbindingen gekoppeld. De recreatieve ontwikkelingen zijn in de planvorming rond “Ruimte voor de Lek” gecombineerd met hydraulische maatregelen als obstakelverwijdering en uiterwaardvergraving (Bossenwaard, Mijnsheerenwaard).
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
133
De Getijde Lek
134
De Stichtse Rijn en Lek
Stuwwallen en Betuwe
Projecten, initiatieven en ontwikkelingen
De Gelderse Poort
Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
135
136
Literatuurlijst
•
Haan, Jan de e.a.(2004). Ruimte voor de rivier. Regionaal ruimtelijk kader. Ruimtelijke kwaliteit in de beelden en opgaven.
De belangrijkste bronnen zijn:
•
Hemmen, F. van (2008) Recepten voor een luisterrijk wielenland
•
Gemeente Tiel. Okra en SAB (2006) Waalfront Tiel.
•
Alberts, F., e.a. (2003). Atlas, Ruimte rond de Rivier, ruimte voor de rivier
•
Ipv Delft (2007). Inspiratieboek bereikbaarheid buitendijks.
•
Berendsen, H.J.A. en E. Stouthamer, 2001: Palaeographic development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, Assen.
•
Karelse, Martijn, e.a. (2009) Ruimtelijke Kwaliteit – Verkenning Waalkribben
•
•
Bosch Slabbers (2007). Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit IJssel.
Koning, R. de, F. van Hemmen, Alterra. (2009). Aan de Wieg van het Waterschap. Inventarisatie van dijken, kaden en watergangen.
•
Bosch en Slabbers (2005). Cultuurhistorie en identiteit. Bovenrivierengebied Arnhem-Schoonhoven.
•
Koning, Robert de,(2002). Dankzij de Dijken.
•
La4sale/provincie Utrecht (2008) Ruimte voor de Lek. Inspiratie en criteria voor het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van rivierverruimende maatregelen
•
Leemans, J., E. Kolff (1994). Integrale landschapsvisie voor de Gelderse rivierdijken.
•
Ministerie van LNV (-) Natura 2000 gebied, Loevestein, Pompveld & Kornsche boezem.
•
Ministerie van LNV (-) Natura 2000 gebied, Uiterwaarden Waal.
•
Ministerie van LNV (-) Natura 2000 gebied, Uiterwaarden Neder- Rijn.
•
Oranjewoud. (-). Ruimte voor recreatie langs de bovenrivieren. Projectenboek.
•
Projectorganisatie ruimte voor de Rivier (2002). Kaartenatlas PKB RvR Neder-Rijn en Lek.
•
Provincie Gelderland (2006). Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur, uitwerking streekplan 2005.
•
Provincie Gelderland (2006). Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland
•
Provincie Gelderland (2006). Landschapsontwikkeling. Inspiratieboek voor denkers en doeners.
•
Bosch en Slabbers (2009). Ruimtelijk kwaliteitskader Gendtse Waard Millingerwaard
•
Braakhekke, Wim, e.a. (2007). Inspiratieatlas WaalWeelde.
•
Braakhekke, Wim, e.a. (2007). Bouwen aan Nieuwe Rivieren.
•
Brinke, W. ten, (2005). The Dutch Rhine a restrained River.
•
Bruin, D. de, e.a. (1987). Ooievaar. De toekomst van het rivierengebied.
•
Bureau Venhuizen (2009). Ruimte voor bakens.
•
Bruggenkamp, J.W.C., e.a .. (1998) Deelstudie landschap eindrapportage
•
Blijdenstijn, R. (2005). Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht.
•
Coeterier J.F. (1987). De waarneming en waardering van landschappen.
•
Deltacommissie(2008). Samen werken met water.
•
Feddes,Y.C., F.L. Halenbeek, (1988) Een scherpe grens. Ontwerpstudie naar de ruimtelijke kwaliteit van verzwaarde rivierdijken. Staatsbosbeheer.
•
Provincie Gelderland (2006). Belvoir. Cultuurhistorisch beleid 2005-2008.
•
Provincie Gelderland (2008). Mooi Gelderland! Gedeeld bouwmeesterschap.
•
Q team, Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier (2008). Jaarverslag 2006-2007.
•
Rademakers, J., A. Kempenaar, Grontmij Advies & Techniek. (1999) Ruimtelijke visie op de Rijntakken.
•
Rademakers, J.G.M., H. der Nederlanden, L. van der Linde-Dik. (1999) De Middenwaal. Een zandrivier met inhoud.
•
RDMZ (2002) Ruimte voor Cultuur, inventarisatie en cultuurhistorische waardenstelling van (voormalige) steenfabrieken in Gelderland.
•
Rijkswaterstaat (-). Maatregelen.
•
Rijkswaterstaat /RIZA (2007). Technisch rapport Ruimtelijke Kwaliteit, De ruimtelijke kwaliteit van veiligheidsmaatregelen voor de rivier.
•
Rijkswaterstaat/ RIZA en Bosch en Slabbers. (2000). Integrale verkenning benedenrivieren, deelstudie Landschap.
•
Rijkswaterstaat Ruimte voor de Rivier. (2008). Rivieren & Inspiratie, Ruimte voor de Rivier.
•
Royal Haskoning. (2008). Integrale planstudie Munnikenland; milieueffectrapport.
•
Schengenga, Pieter, Thijs de Zeeuw (2008). Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit gebieden Cortenoever en Voorsterklei.
•
Thijsse, Jac. P. (1938). Onze groote rivieren.
•
Werkgroep Zilveren stromen. (2008) Zilveren stromen.Visie op sportvisserij, visstand en visserijbeheer op de grote rivieren.
•
Willemsen, Annemarieke (2009). Dorestad, een wereldstad in de middeleeuwen. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
137
Deelnemers workshops Op een of beide workshops waren aanwezig:
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
138
R. Gremmen Sander Booms Michael van Buren Inge Vleemingh Rob Lambermont Pauline Reijnen Gerard Jonkers Roelof Van Loenen Martinet Ton Hermanussen Eric van Rooij W. Pijnappel Paul Rijntjes Manon Wille Nicole Smits J.P.H Bosch Marinke Vroombout Henk de Jong Geesje van der Werf Frank Bosman Robin de Haan Jos Karssemeijer Johan van Maanen Douwe Jan Harms Claudia van Holsteijn B. van den Bosch Katja Hoiting Hans Dekker
ANWB Gemeente Culemborg DLG Oost DLG Oost DLG Oost Gelders Genootschap Gelders landschap Gelderse Milieufederatie Arnhem Gemeente Arnhem Gemeente Houten Gemeente IJsselstein Gemeente Nieuwegein Gemeente Renkum Gemeente Rhenen Gemeente Rijnwaarden Gemeente Vianen Gemeente Wageningen Gemeente Wijk bij Duurstede Hengelsportfederatie Midden NL Kamer van Koophandel Ministerie van LNV LTO noord Ministerie van VROM Natuur en milieufederatie Utrecht Programmabureau de Limes Programmabureau de Limes DN Urbland - Project Culemborg
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Jan de Haan Hans Takke Martin Bons Marjolein Braam Carola Berkelaar Roland Blijdenstein Ivo Gelsing L.T. Kempers Henk van Rheede Harry Meesters Jaap Verweij Mark Henfling Koen Wouters Eckhart Heunks Hermine der Nederlanden Jos Karssemeijer Marije Tilstra Regina Collignon Monique Bouwman R.A.A. van Aalderen Veera Geelen Eric Klein Lebbink Marcel Schrijvers Guus Beguin Arjan de Gelder Frans van den Berg J. van der Meulen Jeroen Wensink Paul Neijenhuis Rob Gerritsen Harrie Krens Ferdinand van Hemmen Abe Veenstra
Provincie Gelderland Provincie Gelderland Provincie Gelderland Provincie Utrecht Provincie Utrecht Provincie Utrecht Recron Recron RWS, district Rijn en Lek RWS-DON RWS-DON RWS-DON RWS-DON RWS-PDR RWS-PDR RWS-PDR RWS-PDR RWS-PDR RWS-PDR Sportvisserij Nederland Staatsbosbeheer west Staatsbosbeheer oost Staatsbosbeheer oost Stadsregio Arnhem Nijmegen (KAN) Waterschap Rivierenland Waterschap Rivierenland Waterschap Rivierenland Waterschap Rivierenland Waterschap Stichtse Rijnlanden Waterschap Vallei en Eem Watersportverbond Zelfstandig historicus Zelfstandig landschapsarchitect
Colofon De Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn (Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn, Lek tot en met Vianen) werd opgesteld in opdracht van: • Provincie Gelderland • Provincie Utrecht • Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de rivier) • Ministerie van VROM Contactpersoon: • Hans Takke • Provincie Gelderland - Team prioritaire programma’s - Ruimte voor de rivier • Postbus 9090 - 6800 GX - Arnhem • Tel 026 359 8369 - E-mail
[email protected] Begeleidingsgroep opdrachtgever: • Hans Takke projectleider - provincie Gelderland • Jan de Haan - provincie Gelderland • Jan Willem van der Vegte - provincie Gelderland • Carola Berkelaar - provincie Utrecht • Regina Collignon- Ministerie van Verkeer en Waterstaat-Programmadirectie Ruimte voor de Rivier • Hermine der Nederlanden - Ministerie van Verkeer en Waterstaat-Programmadirectie Ruimte voor de Rivier • Douwe Jan Harms -Ministerie van VROM
De werkzaamheden werden uitgevoerd door: • Terra Incognita stedenbouw en landschapsarchitectuur • Bureau Stroming • SAB • Alterra Contactpersoon: • Jan Maurits van Linge • Terra Incognita • Veemarktkade 8 - 5222 AE - Den Bosch • Tel 073 6238991 - E-mail
[email protected] Kerngroep opdrachtnemer: • Jan Maurits van Linge projectleider - Terra Incognita • Frank Stroeken eindredactie - Terra Incognita • Alphons van Winden - Stroming • Gerard Litjens - Stroming • Dirk Oomen - Stroming • Peter Abels -SAB m.m.v. • Dirk Oomen - Stroming • John Mulder - Alterra • Sander van den Helm - Terra Incognita Stagiaire WUR • Henk de Wit - Terra Incognita • Barbara van Dijk - SAB Foto’s in de Handreiking zijn vrijwel allemaal gemaakt door leden van kerngroep of begeleidingsgroep. Waar andere bronnen zijn gebruikt is de fotograaf vermeld. De kaarten zijn opgesteld op basis van een regionale landschapsanalyse. Echter bij uitwerking op lokaal niveau dient nader onderzoek gedaan te worden naar kwaliteiten van het landschap. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn • September 2009
139
Terra Incognita Stedenbouw en Landschapsarchitectuur is penvoerder namens de opdrachtnemers. Voor informatie en opmerkingen kunt u terecht bij Jan Maurits van Linge of Frank Stroeken:
[email protected] of
[email protected] p/a De Gruyterfabriek,Veemarktkade 8, 5222 AE Den Bosch, 073 623 8991, www.terra-i.nl