y un g li e e n guid o en th o v en
‘We, the people.’ Doe-democratie en volksvertegenwoordiging, wat hebben ze nog samen? Doe-het-zelven is in. De bouwmarkt- en IKEA-dichtheid per inwoner is nergens zo groot als in Nederland. Die vonk is nu ook overgeslagen op andere domeinen. Stukken bouwgrond die vanwege de economische crisis braak liggen, worden door buurtbewoners omgeploegd tot stadstuinen en speelplekken. In Leiden is het burgerinitiatief Stadslab in vijf jaar doorgegroeid naar een beweging die volop meedoet in beleidsontwikkeling en strategische beslissingen voor de toekomst van de stad. En tijdens de raadsverkiezingen 2014 waren het Leidse burgers die zelf een onderzoek deden naar l’humeur du citoyen van de Leidse kiezer. Het Planbureau voor de Leefomgeving spreekt van ‘de energieke samenleving’, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de ‘doe-democratie’ en het kabinet noemt het de ‘participatiesamenleving’. Deze ontwikkelingen, die overigens niet alleen in Leiden plaatsvinden, vormen een interessant uitgangspunt voor een nieuwe vorm van cohabitatie tussen burgers en hun vertegenwoordigers. Wat kun je ermee in je dagelijkse werk als volksvertegenwoordiger? We kennen de grootse bespiegelingen en we kennen de concrete voorbeelden. Enige middle ground tussen die mooie abstracties en ad-hocprojecten lijken we nog te ontberen, terwijl juist daar praktische handvatten te halen zijn. Hoe kunnen we die energieke samenleving optimaal benutten? En hou verhoudt de gekozen volksvertegenwoordiger zich daartoe? En daarvan afgeleid, wat zijn handelingsopties voor de griffie? De in het publieke domein doe-het-zelvende burger ontmoet vaak een bestuur dat in verschillende gradaties van krampen schiet. In dit artikel schetsen we twee concrete opties voor politici en bestuurders om hiermee om te gaan: de Scan Energieke Samenleving en Taxonomie van Maatschappelijke Initiatieven.
Een Leids experiment Het is 19 maart 2014, het feest van de democratie. Het volk mag zijn stem uitbrengen en zijn vertegenwoordigers kiezen. In een middelgrote stad in het westen van het land worden kiezers aangesproken nádat ze het stemlokaal verlaten. Sommige reageren afwerend, maar de meeste zijn toch benieuwd. Een vriendelijke jongedame of jongeman start met: 45
jaarboek vereniging van griffiers 2014
‘Zojuist heeft u uw stem uitgebracht. Daarmee heeft u globaal richting gegeven aan het stadsbestuur voor de komende jaren. Tegenwoordig neemt nog maar de helft van de bevolking die moeite. U heeft dat gedaan, waarvoor erkentelijkheid. Graag leggen we u vier vragen voor: 1 Waarom? Wat gaf de doorslag? Waarom hebt u juist op deze partij gestemd? Vanwege het parkeerbeleid? Het minimabeleid? De Oostvlietpolder? Veiligheid? De Rijnland Route? De landelijke politiek? Of juist omdat u mensen op de lijst kent of vertrouwt? Wat gaf voor u de doorslag? 2 Meedenken? Leidse experimenten met nieuwe democratie… Wilt u verder meedenken over Leidse vraagstukken? De tijd is voorbij dat de overheid alles regelt. Bewoners hebben ideeën over hoe het beter kan. Hoe moet het verder in Leiden tussen bewoners en gemeente? Rond welke thema’s kunnen burgers niet alleen meedenken, maar ook meebeslissen? Over welke onderwerpen wilt u meedenken? 3 Meedoen? Handen uit de mouwen… Initiatieven als StadsLab, Singelpark, Doetank, Energiek Leiden en Zorggroep Professorenwijk komen van de grond en laten zien hoe samenwerking tussen de gemeente en de burgers anders kan. Daarvoor zijn wel ook doeners nodig, mensen die hun handen uit de mouwen willen steken. Wat kunt u doen, wat wilt u doen? 4 Heeft u nog een boodschap of hartenkreet voor Leiden?’ Het onderzoek is een interessant experiment. Binnen een tijdsbestek van enkele uren worden verspreid over 20 stemlokalen ongeveer 700 mensen bevraagd. Niet de gemeente doet het onderzoek, maar de betrokken bewoners zelf. Het is een initiatief van betrokken Leidenaren in samenwerking met Instituut Maatschappelijke Innovatie, Stadslab Leiden, Leidse Doetank en de Vrienden van het Singelpark. De belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek luiden: • er is niet één item dat eruit springt als doorslaggevend voor het stemgedrag. Het meest genoemd zijn: landelijke politiek (22 procent), parkeerbeleid (18 procent), ‘ik ken/vertrouw mensen op de lijst’ (16 procent), Rijnland Route (14 procent), minimabeleid en Oostvlietpolder (beide 10 procent); • bijna 40 procent van de respondenten wil vaker betrokken worden, via meedenken (21 procent) of meebeslissen (18 procent) over Leids beleid en nieuwe plannen; • ruim 1 op de 3 kiezers (36 procent) wil ook dingen doen voor de stad. Meest genoemd zijn: zorg in de buurt (9 procent), Singelpark (9 procent), buurtgroen (8 procent) en Stadslab (6 procent%). Natuurlijk zit er een zekere bias in dit onderzoek. Het is gemakkelijker om te zeggen dat je best iets voor de stad wilt doen, dan om daadwerkelijk het initiatief te nemen en je als vrijwilliger op te geven bij een vereniging of hobbyclub. Maar zelfs als je deze percentages hiervoor corrigeert, lijkt er bij bewoners een aanzienlijke bereidheid te bestaan om zich in te zetten voor de lokale samenleving. Veel respondenten zeggen ook al jaren actief te zijn; als vrijwilliger, mantelzorger. Dan moeten ze daartoe wel uitgenodigd worden, bij voorkeur 46
‘we, the people’
persoonlijk gevraagd. Ze moeten ook serieus genomen worden. Gecorrigeerd voor sociaal wenselijke antwoorden gaat het in Leiden om een onbenut potentieel van 5.000 tot 10.000 personen. Indien je hun inzet op jaarbasis zou kapitaliseren, kom je op een bedrag in de orde van grootte van 10 miljoen euro. Dit bedrag is berekend aan de hand van kengetallen van SEO, met als veronderstellingen dat deze groep bewoners gemiddeld twee uur per maand maatschappelijk actief zijn en dat zij daarbij gemiddeld evenveel waarde toevoegen als een ambtenaar in hetzelfde tijdsbestek levert. Over heel Nederland gaat het dan om een bedrag van 1 miljard euro aan expertise en uitvoeringskracht. De resultaten van het onderzoek wijzen kortom op een aanzienlijk onbenut potentieel dat kan worden ingezet voor de publieke zaak. Deze resultaten passen in de trend waarin burgers en bedrijven steeds vaker initiatieven nemen om de lokale gemeenschap naar eigen behoefte vorm te geven; denk aan de talloze lokale energiecoöperaties, vormen van stadslandbouw, buurtzorg, enzovoort. Soms gaat het om initiatieven met grote impact. Denk aan het Urgenda-initiatief ‘Wij willen zon’, waarbij 10.000 huiseigenaren hun collectieve inkoopkracht bundelden voor het voordelig aanschaffen van zonnecollectoren. Het Planbureau voor de Leefomgeving spreekt van ‘de energieke samenleving’, de WRR over de ‘doe-democratie’ en het kabinet noemt het de ‘participatiesamenleving’. In dit artikel gebruiken we daarom gemakshalve deze begrippen door elkaar, omdat ze min of meer hetzelfde willen uitdrukken.
Collegeakkoorden staan bol van ‘samenwerking’ en ‘participatie’ Uit het Leids college-akkoord 2014-2018: ‘Samenwerken en innoveren: “Met samenwerking en innovatie komt nieuwe energie los. (…) In de komende jaren zoeken we graag de samenwerking en innovatie op met iedereen die Leiden een warm hart toedraagt. Leiden telt talloze mensen die zich graag ondernemend opstellen. Velen onder hen hebben zich verenigd in organisaties als Stadslab en de 3 October Vereeniging, maar ook in kleinschaliger verbanden treden veel Leidenaren ondernemend op, bijvoorbeeld op gebieden als sport, recreatie, zorg en welzijn of als particulier opdrachtgever van een huis in Nieuw Leyden. Hun initiatieven vertegenwoordigen een onschatbare waarde voor de stad en hun inspanningen verdienen alle lof. Zij zijn het die de stad ondernemend, sociaal, zorgzaam, cultureel en duurzaam maken en prettig om te wonen.’ Stadslab Leiden is in vijf jaar doorontwikkeld tot een platform van enkele honderden stadsbewoners die tijd en energie steken in ideevorming en planontwikkeling van Leiden. Het meest in het oog springende resultaat is het Singelpark.
47
jaarboek vereniging van griffiers 2014
h e t si n g e l p a r k leid en Rondom de historische binnenstad van Leiden ligt sinds 1659 een zes kilometer lange vestinggracht. De Leidse singels vormen een van de grootste stadsverdedigingswerken van Europa waarvan de structuur nog intact is. De gemeente Leiden is al decennia bezig om de singelrand weer groen te maken. Inwoners van Leiden hebben het initiatief genomen om van dit unieke cultureel erfgoed één groot aaneengesloten park te maken: het Singelpark. Een park om te sporten en cultuur te beleven, natuur en historie te ontdekken, rust te vinden en mensen te ontmoeten. Met het water van de singels als de blauwe ader. En met de Leidse Hortus Botanicus als curator van de bomen en planten uit alle delen van de wereld. De gemeente Leiden heeft het burgerinitiatief omarmd en 9,3 miljoen euro uitgetrokken voor de realisatie. De stichting Vrienden van het Singelpark spant zich in om samen met de gemeente en in samenwerking met inwoners en andere organisaties in de stad van de droom werkelijkheid te maken. Gestart als Stadslab-project, is het Singelpark nu een eigen organisatie met inmiddels vele vrijwilligers. Leiden is bepaald niet de enige stad die veel verwacht van de kracht van burgers. NRC Handelsblad onderzocht ongeveer zestig coalitieakkoorden die in 2014 gesloten werden. De krant wijdde er op 10 juli een nieuwsbericht aan. Alleen al de titels van de collegeprogramma’s geven een aardig beeld van de tijdsgeest: ‘Amsterdam is van iedereen’, ‘Vertrouwen op Haagse kracht’, ‘Utrecht maken we samen’, ‘Samen doen’ (Haarlem), ’‘Samen krachtig’ (Sûdwest-Fryslân), ‘Samen verantwoordelijk’ (Gemert-Bakel). De verhouding tussen overheid en burger wordt in veel gemeenten ter discussie gesteld. ‘De gemeente kan niet meer vanzelfsprekend alles voor de bewoners regelen en financieren omdat de gemeente minder geld tot haar beschikking heeft’ (Utrecht). ‘De mensen zelf zijn aan zet’ (Urk). Almere kiest voor ‘de kracht van bewoners als vertrekpunt’. Volgens de gemeente Zundert kan iedere burger bijdragen. Gemeenten haken graag aan op bestaande en nieuwe initiatieven van bewoners, zoals bewonerscollectieven die zelf investeren in het opwekken van duurzame energie. Breda zal jaarlijks 1 miljoen euro besteden aan wijkinitiatieven. Ook Rotterdam investeert in maatschappelijke initiatieven: ‘Binnen alle beleidsvelden reserveren we, waar mogelijk, 1% van het totale budget om initiatieven uit de stad (eenmalig) te ondersteunen die daarna zoveel mogelijk op eigen benen kunnen staan. Op deze manier geven we concreet invulling aan onze wens om van Rotterdam het laboratorium te maken voor maatschappelijke innovaties en te groeien naar een nieuwe samenwerking tussen stad en stadhuis.’ Andere Rotterdamse afspraken zijn gemaakt over een burgerjury die het stadsbestuur gaat beoordelen en het recht van buurten of wijken om lokale voorzieningen over te nemen wanneer zij denken het zelf anders en beter te kunnen organiseren. Den Haag belooft haar bewoners meer zeggenschap over prioriteiten in de 48
‘we, the people’
wijk. Verschillende colleges willen zicht krijgen op de prioriteiten van bewoners om efficiënter en effectiever met gemeenschapsgeld om te gaan. Daarvoor wordt er in steden als Amsterdam, Utrecht, Enschede en Oldebroek geëxperimenteerd met ‘open spending’, een interactieve begroting of een burgerbegroting.1 De nadruk op participatie lijkt ook door financiële motieven ingegeven te zijn. Per 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor een aantal nieuwe taken op het gebied van jeugdzorg, werk en inkomen en zorg voor langdurig zieken en ouderen. Deze decentralisatie vergt ook een transformatie in de werkwijze van de gemeenten. Gemeenten moeten toe naar een werkwijze waarin eigen kracht veel meer op de voorgrond staat. Burgers zullen als gevolg van de decentralisaties meer zelf moeten gaan doen. Richtinggevende ideeën zijn: maximaal uitgaan van wat burgers zelf kunnen en de oplossingen die burgers zelf ontwikkelen, en meer uitgaan van de behoefte van burgers in plaats van het zelfbedachte aanbod leidend laten zijn. De eerste troonrede van koning Willem-Alexander, waarin hij de participatiesamenleving als leidend principe voor het regeringsbeleid omschreef, is in korte tijd tot norm verheven.
Van Leiden naar Scan Energieke Samenleving en Taxonomie van Maatschappelijke Initiatieven De Leidse praktijkvoorbeelden Stadslab, Singelpark en de 3 Octobervereeniging zijn treffende voorbeelden van burgerinitiatieven die echt van onderop zijn ontstaan. Ze zijn nauw verbonden met het DNA van Leiden en in die zin ook lastig te kopiëren. En misschien is dat ook wel een belangrijke les voor de lokale doe-democratie in iedere gemeente: zorg dat deze zijn geborgd in verleden, heden en toekomst van de gemeenschap. Daarmee vinden de initiatieven aansluiting bij de eigen behoeften, belangen en beweegredenen, van keukentot bestuurstafel. De bestuurskundige theorieën en praktische handreikingen om de verhouding tussen de doe-het-zelfbewegingen en de democratische organen in goede banen te leiden, doen onvoldoende recht aan de kracht van deze bottom-up bewegingen. Bewust of onbewust lezen we hierin steeds een bovenschikking van overheid ten opzichte van de bottom-up beweging. De overheid die participeert in een burgerinitiatief lijkt daarin even onbereikbaar als de 10e dan in judo. Met kunst en vliegwerk, zo lijkt het, wordt de doe-het-zelfbesturende burger ingeritst in bestaande structuren. We willen in dit artikel een tweetal handelingsperspectieven presenteren die juist als vertrekpunt het bestaan van diversiteit, ontwikkeling en spontane orde nemen: de Scan Energieke Samenleving en de Taxonomie van Maatschappelijke Initiatieven. 49
jaarboek vereniging van griffiers 2014
Perspectief I: de Scan Energieke Samenleving Met behulp van een scan van de energieke samenleving kunnen we identificeren waar een bestuurlijk zetje nodig is of juist een stap terug doen gewenst is wanneer zich een burgerinitiatief aandient. Het meet als het ware de mate van energie van het initiatief in kwestie. Deze kan immers variëren; soms spat de energie ervan af en in andere gevallen is er wel energie, maar lijken initiatieven niet van de grond te komen. Denk aan onderwerpen als duurzame en lokale energieopwekking, stadslandbouw, onderwijs (van schooluitval tot eigen scholen), leegstandsaanpak of circulaire economie. De scan biedt drie resultaten: • een beeld over hoe energiek een gemeenschap/gebied is; • geïdentificeerde kansen om de gemeenschap energieker te maken; • inzicht om te kiezen voor een effectieve en passende interventie.
Aanpak De aanpak is gebaseerd op een innovatiesysteemanalyse, ontwikkeld door de Universiteit Utrecht. Deze analyse wordt gebruikt om te bepalen of een overheidsreactie zich moet richten op bijvoorbeeld kennisontwikkeling, beleidsverandering of pilots. De scan kent drie stappen: 1 workshop I van (halve) dag waarin de deelnemers gericht zijn op informatie verzamelen. Een diverse groep deelnemers gaat de scan maken: twee of drie ambtenaren en/of raadsleden van de gemeente, bewoners, ondernemers en kenners rond specifieke thema’s; 2 analyse van de informatie; 3 workshop II: bespreken van analyse en inventariseren van mogelijke interventies.
Workshop I: innovatie In workshop I is de aandacht gericht op zeven aspecten van innovatie: a Bruist de omgeving (gemeente, wijk, gebied) van nieuwe ideeën die kunnen leiden tot maatschappelijke initiatieven of is het eigenlijk best stil op dit vlak? (nieuwe ideeën) b Zijn de initiatieven in de omgeving losse eilandjes die ieder het wiel uitvinden of zijn ze goed verbonden en leren ze van elkaar? (kennisnetwerken) c Zijn veel partijen bezig om sociale innovaties echt te realiseren of blijft het bij proefballonnetjes? (sociaal ondernemerschap) d Zijn de initiatieven ‘a force to be reckoned with’ of hebben ze weinig macht tegenover de gemeente en grote bedrijven en instellingen? (agenda en lobby) e Kunnen initiatieven het benodigde kapitaal bij elkaar brengen (geld, gebouwen, kennis) of blijft het houtje-touwtjewerk? (middelen) f Is er in de omgeving een groot probleembesef – als het over een specifiek thema gaat – het moet anders!) en is er een visie waar het naartoe moet of 50
‘we, the people’
bestaat voornamelijk het beeld dat maatschappelijk initiatief ‘wel leuk’ is en schiet het alle kanten op? (visievorming en sense of urgency) g Ontstaat er een grote groep mensen die gebruikmaakt of blijven het kleine, losstaande initiatieven? (marktvorming) De informatie van de workshop wordt herleid in een diagram. In figuur 1 zijn twee mogelijke uitkomsten gevisualiseerd. Ideeën Visie/urgentie Kennisnetwerk
Middelen
Ondernemerschap
Markt Agenda en Lobby
Figuur 1. Gemeente A (lichte lijn met bolletjes) en gemeente B (donkere lijn met vierkantjes) Gemeente A (of gebied, wijk, bedrijfsterrein) wordt door de lichte lijn gekenschetst: veel ideeën en initiatiefnemers/ondernemers met redelijke toegang tot middelen, maar ze werken op kleinschalige, losse eilandjes. Gemeente B heeft al een brede markt bereikt met voldoende middelen, een sterke lobby en een duidelijke visie.
Workshop II: mogelijke interventies In deze workshop wordt eerst de analyse besproken. In situatie A ligt de bottleneck niet in het gebrek aan ideeën. Waarschijnlijk kan de gemeente of kunnen andere organisaties meer bijdragen aan maatschappelijke innovatie door initiatieven met elkaar te verbinden, of door een gezamenlijke visie de urgentie te vergroten of initiatieven te stimuleren om te groeien, enzovoort. 51
jaarboek vereniging van griffiers 2014
In situatie B kan een gemeente (of kunnen andere organisaties) zich beter wél richten op nieuwe ideeën en ondernemerschap. Deze kunnen een nieuwe golf initiatieven opleveren. Waarschijnlijk is ondersteuning aan bestaande initiatieven steeds minder nodig. Deelnemers, eventueel aangevuld met creatieve denkers, gaan met elkaar aan de slag met de kritische innovatiefuncties: wat kan de gemeente hieraan doen? En hoe moet dit gebeuren, door wie, en wat gebeurt er vervolgens? De gemeente ondersteunt waar mogelijk deze initiatieven uit de samenleving via maatwerk, soms via kennis en netwerken, soms met geld, soms met fysieke ruimte, soms door flexibiliteit in regels.
De rol van de volksvertegenwoordiging bij de Scan Energieke Samenleving Wij denken dat volksvertegenwoordigers bij uitstek een actieve rol kunnen spelen in deze scan. Zij vormen de verbindende schakel tussen de uitvoerende macht en de samenleving in termen van kaderstelling, controle en representatie. In beide werelden zijn zij thuis. De scan kan hen helpen hun beeld aan te scherpen en aan te vullen. Na een aantal keren met de Scan Energieke Samenleving te hebben gewerkt, lijkt de basisregel bij de scan te zijn: eerst kijken wat mensen zelf kunnen en willen, wat er goed gaat, en daarna onderzoeken welke rol daarbij past. De actieve deelname van volksvertegenwoordigers kan helpen dit proces van inhoudelijke analyse en procesmatig advies (hoe verder, waarbij aansluiten, met wie, welke fasering?) te versnellen. Participatie van volksvertegenwoordigers en doe-het-zelvende burgers aan de scan is zo een vorm parallel besturen. Dat de griffie hier een even actieve rol heeft in het verzamelen, voorbereiden en completeren van relevante informatie, mag duidelijk zijn. De kwaliteit van de griffie is te vergelijken met fijnmazigheid van de scancapaciteit (het aantal dots per inch/dpi). Ook geldt: richt uw aandacht. In de vier jaar tussen de verkiezingen zijn maximaal drie tot vijf robuuste processen op het gebied van maatschappelijke participatie volwaardig uit te voeren. Vernieuw daar waar dat het hardst nodig is en bouw daarbij voort op wat er al goed gaat. Overheden zullen de komende jaren ervaring opdoen met de energieke samenleving. Variëteit, gevolgd door selectie, vormt de motor achter de evolutie. Dat geldt niet alleen in de biologie, maar ook voor de houding van het openbaar bestuur in relatie tot de bewoners. Van iedere gemeente is een andere scan te maken, in termen van verborgen potentieel. Deze scan is, net als die uit uw scanner of een MRI, een momentopname. De Scan Energieke Samenleving geeft een gelaagd beeld van wat er al gebeurt en in welke intensiteit; het nodigt uit om te bedenken welke bestuurlijke rolinvulling hierbij het meest passend is.
52
‘we, the people’
Perspectief II: Taxonomie van Maatschappelijke Initiatieven We gebruiken het taxonomiebegrip als middel om de diffuse en complexe wereld van maatschappelijke initiatieven te duiden en ordenen met zo veel mogelijk aandacht voor hun diversiteit en samenhang. Linnaeus maakte in zijn boek uit 1735 Systema Naturae en Species Plantarum een nieuwe indeling op basis van vorm en functie die een doorbraak betekende in de duiding en ordening van de natuur.2 De Duitse zoöloog Haeckel maakte onder invloed van het darwinisme de eerste indeling in de vorm van een boom. Zo’n boom met takken (taxon is tak, taxonomie is de benoeming van de takken) suggereert een tijdsrelatie en een toename van complexiteit waarbij soorten zich uit andere, eerdere soorten ontwikkelen en een eigen tak krijgen. Of die tak de hoofdstroom wordt of een zijtakje wordt bepaald door ons mensbeeld (staat de mens centraal of een andere soort) en door het evolutionaire succes. De aanpak is om van iedere nieuwe ontwikkeling waarbij de oude voorganger parallel blijft bestaan een taxonomische boom of indeling te maken met voor iedere nieuwe ontwikkeling een eigen tak. Zo’n boom kan de tijdsverbanden en toegenomen complexiteit goed laten zien, terwijl ontwikkelingen ook naast elkaar kunnen blijven bestaan en zich zelfs onafhankelijk van elkaar verder kunnen ontwikkelen. We hebben nieuwe taal, inzicht en handelingsperspectief nodig, op een rijke manier die rechtdoet aan de diversiteit en het organische karakter van de maatschappelijke initiatieven. Het gaat niet meer om eendimensionale schuiven als publiek-privaat of overheid-burger. De energieke samenleving raakt direct het te vormen beleid. Het gaat om een hernieuwd begrip van het speelveld met daarin actoren, rollen, verbanden en verschillende soorten impact. Taxonomie heeft als groot voordeel dat het de werkelijkheid ziet als gegeven, zonder vooronderstellingen. Het opzetten van de taxonomische bril is een proces van duiding, analyse en ordening in de situatie, de gebeurtenissen en verschijnselen. Het verdelen van elementen in hoofd- en zijtakken is daarvan de resultante. Voor de energieke samenleving ziet een taxonomische indeling er als volgt uit. rs epale Spelb e pelijk schap t a a M tieven initia
ers
Pioni
s paler pelbe s e t o Gr s paler pelbe s e w Nieu ers ernem e ond v e i t a Innov en
id Hybr
ging bewe Brede
iers rpion Burge
ners rsteu Onde
f et zel Doe h g oerin rijfsv d e b e Ideël
Figuur 2. Taxonomische indeling van een energieke samenleving 53
jaarboek vereniging van griffiers 2014
De ‘hoofdrolspelers’ kunnen als volgt omschreven worden: • de spelbepalers: de grote spelers, de initiatieven met aanzienlijke directe invloed en impact. Denk aan round tables en bijvoorbeeld Unilever in de voedingsketen. Verwacht er geen revolutie, maar zelfs een kleine beweging door zulke spelers kan letterlijk markten en ketens veranderen. • de pioniers: de innovatieve, veelbelovende, maar nog kleine initiatieven. Denk aan start-ups, proeftuinen en experimenten. Dit zijn de initiatieven die het speelveld veranderen door nieuwe wegen te ontginnen; de initiatieven die de werkelijkheid oprekken. • de brede beweging: de vele burgers, organisaties en bedrijven die bijdragen aan een mooiere samenleving. Niet wereldschokkend, maar samen bijzonder waardevol: hier wil je uiteindelijk bijvoorbeeld duurzaamheidsdoelstellingen laten landen. • de ondersteuners: de partijen die agenderen, financieren, lobbyen of kennis ontwikkelen. We hebben deze benadering getest en getoetst. En het helpt! Het helpt om na te denken welke input een vraagstuk nodig heeft en waar die te verwachten is. Het helpt om na te denken waarmee verschillende typen initiatieven geholpen zijn. Alle verschillen tussen een round table en moestuinen in de wijk vallen op hun plek in deze eenvoudige indeling.
Tastbaar maken We hebben dan geen nieuwe hokjes, maar het begin van een nieuwe manier van kijken. Die begint bij de aard van het initiatief: welke rol speelt het in de samenleving, wat is de (potentiële) toegevoegde waarde? Wat is het karakter, wat zijn de behoeften, wat kunnen ondersteuners zoals de overheid eraan toevoegen? Hoe kunnen we rond een opgave als duurzaam voedsel of ouderenzorg het veld van spelbepalers, pioniers en brede beweging beïnvloeden en verder helpen? Wanneer zoeken we de pioniers, wanneer de spelbepalers? Hoe vinden we ze en spreken we ze aan? En hebben we een goede balans in ons netwerk?
Taxonomie en de rol van de volksvertegenwoordiging Net als Linnaeus staan de volksvertegenwoordigers in gemeenteraden, Provinciale Staten en de Staten-Generaal voor een complexe opgave. Wat we hiervoor schreven over de ordening van de natuur (sommige levende organismen leken op elkaar, er is sprake van mistige onderlinge verhoudingen tussen planten diersoorten) geldt ook voor datgene dat de participatiesamenleving en de bottom-up initiatieven produceren. Hun ‘output’ is zeker bezien door de bril van democratische organen omgeven met onzekerheden. U herkent zich vast in een aantal van deze situaties. 54
‘we, the people’
• • • •
Volksvertegenwoordigers die zich tijdens stadsdebatten opstellen als ‘luisteraar’, omdat ze gezien hun positie nog geen standpunten kunnen innemen. Ambtenaren die zich geen raad weten met een burgerinitiatief omdat het niet past in de planning-en-controlcyclus, dan wel de programmapunten uit de meerjarenproductbegroting. Hoe weeg je het ene burgerinitiatief af tegen het andere? Is er sprake van een rangorde en hoe verdraagt dat zich met algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals gelijke behandeling? De griffier vraagt zich af welke informatie relevant is om door te geleiden naar de raad, de Staten of het parlement. Zijn dat alleen de voorstellen die door het college of het kabinet worden aangeboden of heeft de griffie een eigen rol in het scannen van de informatie die de energieke samenleving genereert?
Wij denken dat ook in vertegenwoordigende organen een dergelijke manier van kijken goed denkbaar is. Een taxonomische benadering helpt om de rol van volksvertegenwoordiging scherp te krijgen. Het zal daardoor ook goed kunnen werken in de zichtbaarheid van de volksvertegenwoordigers. De griffier heeft hierbij een belangrijke rol. Als formele ogen en oren van de raad, Staten of Kamer zal de griffie een essentiële schakel vormen in de informatievoorziening. Ook hier helpt de Taxonomie van Maatschappelijke Initiatieven om overzicht te krijgen.
Tot slot Bovenaan dit artikel staat ‘We, the people’, de eerste woorden van de Amerikaanse Constitutie. In de context van deze bijdrage geven deze woorden aan wat de kern van het dilemma is. Wie zijn die ‘wij’? De gekozen vertegenwoordigers hebben immers bestuursmandaat gekregen bij de verkiezingen? In hoeverre is een willekeurig burgerinitiatief, zeker als er budgetten meespelen, in de besluitvorming gelijkwaardige partner van het bestuur? En wat te denken van burgers die tijdens de gemeenteraadsverkiezingen 2014 zelf onderzoek doen naar de participatie-energie in hun gemeente, zoals het Onderzoek Leidse Kiezers? De scan en de taxonomische bril leveren een verdieping en gelaagdheid aan een burgerinitiatief. Het leidt tot nader onderzoek en verdieping, en dat helpt erg goed tegen bestuurlijke kramp, het not-invented-here-syndroom en andere vermijdingsstrategieën. ‘Je moet goed kauwen, zodat het eten gelijkmatig in je bloed komp’, zeiden de Klisjeemannetjes ooit. Jean-Jacques Rousseau zei het iets chiquer: ‘Rétournons à la nature.’ En zo is het.
55
jaarboek vereniging van griffiers 2014
n o ten 1 2
‘Gemeenten: alle hoop op de participerende burger’ en achtergrondartikel ‘De mondige burger mag de stad gaan maken, al is onduidelijk hoe’, NRC Handelsblad, 10 juli 2014. De auteurs danken Dick Koster (arts, homeopaat) voor zijn bijdrage aan de basistekst over taxonomie.
56