Verslag seminar
“ Toezicht op Treasury in de Zorg” gehouden bij LEXSIGMA Healthcare op 17 juni 2014
Op 17 juni 2014 vond bij LEXSIGMA Healthcare het seminar “Toezicht op Treasury in de Zorg” plaats. Een gemêleerd gezelschap van mensen uit de zorg en de financiële wereld luisterden naar de inleidingen van Anja Van Balen, sector banker van ABN Amro, en Bas Meijer van Treasury Services over de financierbaarheid van de zorg en de nut en noodzaak van kasstroom- en treasury management door de bestuurders van zorginstellingen. De sheets van Anja van Balen, Bas Meijer en Olav Andriesse staan op de website van LEXSIGMA Healthcare.
Wat hebben we geleerd van dit seminar? De overgang naar prestatiebekostiging heeft door de gewijzigde afrekeningen met de zorgverzekeraars, forse gevolgen voor de liquiditeitspositie van zorginstellingen. Ook de bezuinigingen uit de Zorgakkoorden van de laatste jaren vragen om een verscherpt liquiditeitenbeheer. Extra aandacht voor het treasury management is voor veel zorginstellingen dan ook noodzakelijk in deze tijden.
De kapitaalmarkt en marktwerking Financieringsaanvragen voor nieuwe investeringen vragen een gedegen voorbereiding; de tijden zijn voorbij dat banken zorginstellingen op basis van de bestaande jaarrekeningen en een goed gesprek financierden. Tegenwoordig dient een gedegen overall businessplan met doorrekeningen van diverse scenario’s te worden verdedigd en ligt er een accent op de toekomstige kasstromen. Ook het management van de zorginstellingen wordt nauwlettender beoordeeld. Zorginstellingen hebben grote moeite noodzakelijke investeringen gefinancierd te krijgen. Terwijl het seminar plaatshad bleek in de media dat een enquête van Actiz uitwees
pagina 1
Verslag seminar “Toezicht op Treasury in de Zorg”, 17 juni 2014
dat 20 procent van de deelnemende organisaties zelfs plannen heeft moeten uitstellen of afblazen vanwege strenge financieringseisen door de banken. De hervormingen in de ouderenzorg maken investeringen in woon-zorgorganisaties desalniettemin noodzakelijk. Gebouwen moeten aangepast worden en nieuwe gebouwen blijven nodig. Daarvoor moeten zorginstellingen nu ook andere financieringsbronnen gaan aanboren dan voorheen, bijvoorbeeld crowd funding of het uitgeven van obligaties. Daarbij worden zorginstellingen geconfronteerd met verschillende knelpunten tegelijk. Ouderen blijven (langer) thuis wonen, er komt leegstand in de verzorgingshuizen, de verzekeraars kopen selectief in en de financieringsrisico’s liggen bij de zorginstellingen. Voorheen lag het risico (indirect) bij de Staat. Ook de gevolgen van de (krediet)crisis spelen nog een rol, waardoor banken voorzichtiger zijn geworden. Zij vragen nu aan zorginstellingen om 20 tot 30 procent eigen vermogen in te brengen. Dat betekent vaak dat er naast de bank ook andere financiers aangetrokken moeten worden.
De veranderingen in de bancaire wereld spelen bovendien een rol. Banken hebben onder andere te maken met eisen over de reserves bij banken (Basel III afspraken) en het bijdragen aan een bankenfonds binnen de Eurozone. Dat leidt er toe dat banken de voorwaarden aanscherpen en de kosten van het hogere risico doorberekenen aan de zorginstellingen.
Nieuwe eisen De risicoperceptie van de banken leidt ook tot nieuwe en vooral strengere eisen aan de financiering door banken. In het algemeen kan worden gesteld dat banken enkel financiering verstrekken indien zij met enige zekerheid kunnen vaststellen dat rente en aflossing binnen de gestelde termijn kunnen worden voldaan. Omdat het overheidsvangnet voor zorginstellingen in principe niet meer bestaat, zal een bank een financieringsaanvraag van een zorginstelling beoordelen als die van elke andere onderneming. Het inschatten van het ondernemingsrisico, en daarmee van de mate waarin de instelling rente en aflossing kan voldoen, is daarbij cruciaal. De toename van het ondernemingsrisico voor zorginstellingen betekent dat banken zwaardere kwalitatieve en kwantitatieve eisen zullen stellen. Kwalitatieve eisen zullen worden gesteld aan het management en aan een gezonde bedrijfsvoering. Kwantitatieve eisen worden gesteld aan onder meer het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen (solvabiliteit), de looptijd van de financiering, debt service coverage ratio en andere voor de zorg nieuwe eisen. Banken zijn niet meer bereid de volledige benodigde financiering te verschaffen voor een (bouw)project, hetgeen voorheen min of meer gebruikelijk was. Zoals hiervoor aangege-
pagina 2
Verslag seminar “Toezicht op Treasury in de Zorg”, 17 juni 2014
ven, verlangen de banken tegenwoordig een eigen inleg van 20-30% van de investering in de vorm van eigen vermogen of door een derde financieringsbron, zoals door crowd funding en obligaties. Daarmee is overigens deze zogenaamde “loan to value” norm van circa 70-80% nog steeds aanzienlijk hoger dan wat momenteel voor marktpartijen geldt (ca. 55%). Bij de solvabiliteitseis is de vraag aan de orde of de zorginstelling voldoende eigen vermogen heeft om in geval van faillissement alle verschaffers van vreemd vermogen haar leningen terug te betalen. Een belangrijk uitgangspunt is dat een toename van onzekerheden leidt tot hogere rendementseisen door externe financiers en een hoger geëiste solvabiliteit en andere financiële buffers. Wordt het eigen vermogen (in verhouding tot het balanstotaal) te klein, of zelfs negatief doordat er met verlies wordt gewerkt, dan zijn de vermogensverhoudingen verstoord. De solvabiliteit is dan onvoldoende om kredietverschaffers het nodige vertrouwen te geven financiering te verstrekken. In het licht van de aangekondigde ontwikkelingen en daarmee van een toename van het ondernemingsrisico in de zorg wordt verwacht dat op den duur voor ziekenhuizen de eerder genoemde een solvabiliteitseis van 20% tot 30% reëel zal zijn. Voorheen (voor 2005) was een solvabiliteit van circa 10% vrij gebruikelijk, wat betekent dat er sprake is van een substantiële toename van het vereiste eigen vermogen in de balans. Concreet houdt dit in dat banken van zorginstellingen eisen dat zij nu twee tot drie keer zoveel kapitaal opbouwen en aanhouden als buffer voor eventuele verliezen. Grote investeringen worden in de zorgsector vrijwel volledig gefinancierd met vreemd vermogen, waardoor de solvabiliteit tijdelijk lager uitkomt. De verwachting is echter wel dat de zorginstelling de solvabiliteit laat toenemen door jaarlijks een positief exploitatieresultaat te behalen en dit toe te voegen aan het eigen vermogen (daarbij rekening houdend met een geleidelijke afname van het balanstotaal door afschrijvingen op materiële vaste activa). Banken lopen liever zo weinig mogelijk risico met betrekking tot geleende gelden. Daarom zullen zij niet langer geneigd zijn om leningen met een looptijd van 30 jaar te verstrekken. Dat kan worden verklaard doordat enerzijds de economische levensduur van het vastgoed in de zorg zal afnemen. Anderzijds verlangen banken vanwege de toegenomen risico’s sneller een sterkere reductie van hun obligo op een zorginstelling: een periode van 30 jaar valt niet meer te overzien; looptijden van maximaal 10 jaar zijn eerder aan de orde. Immers, hoe langer de periode wordt, hoe lastiger het is voor de bank om te bepalen in welke mate zij risico loopt dat het geleende kapitaal niet meer kan worden terugbetaald. Voor de zorginstelling heeft dat een aantal gevolgen. Ten eerste zal de lening binnen een kortere periode moeten worden afgelost waardoor de druk op de kasstroom groter
pagina 3
Verslag seminar “Toezicht op Treasury in de Zorg”, 17 juni 2014
wordt in vergelijking met een zelfde lening met een langere looptijd. Ten tweede zal de gemiddeld te betalen rente door een zorginstelling hoger zijn dan nu het geval is omdat de banken een groter risico lopen dan voorheen. Ten derde zal met de toename van risico’s het verschil in kredietmarges tussen zorginstellingen toenemen. Ook zullen zorginstellingen in toenemende mate bekend worden met voor marktpartijen al bekende normen zoals de DSCR. DSCR (debt service coverage ratio) is een ratio om te kunnen beoordelen of de beschikbare operationele cashflow periodiek (ruim) voldoende is om aan de financieringsverplichtingen (betaling van rente en aflossing) te kunnen voldoen. De huidige DSCR eis van de banken (circa 1,3) kan grote investeringen in de weg zitten. Immers, omdat grote investeringen in de zorgsector vrijwel volledig gefinancierd worden met vreemd vermogen, zal naast de solvabiliteit ook de DSCR (tijdelijk) lager uitkomen en wellicht onder de overeengekomen norm. Als realistische prognoses aangeven dat de DSCR structureel hoog genoeg is, zijn banken doorgaans bereid een tijdelijk lagere DSCR (mits groter dan 1) te accepteren. Een aantal jaren na de nieuwbouwinvestering zal de DSCR weer oplopen doordat de restschuld en de rentelasten dalen door aflossingen terwijl de beschikbare kasstromen zich positief ontwikkelen. Voor zover de waarde van de DSCR groter is dan is sprake van een buffer om ook bij enigszins tegenvallende ontwikkelingen aan de financieringsverplichtingen te kunnen blijven voldoen. Het is gebruikelijk dat in kredietovereenkomsten minimale waarden (tegenwoordig circa 1,3) voor de DSCR worden vastgelegd, waaraan de kredietnemer steeds moet voldoen om niet “in default” of betalingsproblemen te komen.
Treasury- en cashmanagement Om uit die betalingsproblemen te blijven en zicht te hebben op de toekomstige ontwikkelingen van de cashflow van een zorginstelling is een goed georganiseerde treasury- en cashmanagement onontbeerlijk. Bas Meijer van Treasury Services sprak over de verschillende technische elementen van cashflow management en treasury. Inzicht in de financiering, kasstromen, activa en werkkapitaal is van groot belang. Dit inzicht ontbreekt wel eens, omdat treasury voor een zorginstellingen geen kerntaak was en meestal geen fulltime functie is. Een zorginstelling wil minder risico’s en een optimaal (rente) resultaat behalen. Tijdige en juiste informatie om hierop te kunnen sturen is van cruciaal belang. Bij veel instellingen ontbreekt deze periodieke managementinformatie. Sturen op kasstromen en derhalve op resultaat is daardoor niet (goed) mogelijk.
pagina 4
Verslag seminar “Toezicht op Treasury in de Zorg”, 17 juni 2014
Om welke treasury-activiteiten gaat het? Het gaat hierbij om financiering, werkkapitaalbeheer (debiteuren, crediteuren, primaire proces), cashmanagement, management van renterisico’s en overige financiële transacties. De treasury-activiteiten zijn gericht op het besturen en bewaken van inkomende en uitgaande geldstromen, aanwezige middelen en financieringen, alsmede het beheersen van de daaraan verbonden kosten en risico’s. Belangrijk aandachtspunt voor de treasurer is de bewaking van de financiële continuïteit en de financierbaarheid tegen zo gering mogelijke financieringslasten en zo weinig mogelijk risico. De doelstelling van de treasury functie is: 1. zorgen dat de instelling dankzij een goede financiële structuur permanent en tegen goede voorwaarden toegang heeft tot de kapitaalmarkt; 2. optimaliseren van het rendement op liquiditeiten en minimaliseren van de financiële kosten; 3. b ijdragen tot de continuïteit van de instelling door het risico dat verbonden is aan de financiële stromen te beheren (indekking prijs- en renterisico’s); 4. optimaliseren van het betalingsverkeer zowel operationeel als financieel.
Toezicht op treasury Ten einde zorgvuldig en evenwichtig toezicht te kunnen uitoefenen op de treasury activiteiten van het bestuur van een zorginstelling zal er in ieder geval sprake moeten zijn van een goedgekeurd treasury beleid van de instelling. Andere randvoorwaarden voor een goed toezicht op het treasury beleid van een zorginstelling zijn: • Een goede relatie met het bestuur; • De juiste kennis en vaardigheden in de Raad van Toezicht; • Continue aandacht en toezicht, niet alleen 5x per jaar (vinger aan de pols); • Goed contact met de accountant en eventueel met financierende partijen. De praktische uitwerking van een treasury beleid kan volstaan met relatief eenvoudige beheersmaatregelen en financiële instrumenten. Er is al veel voordeel te behalen door bijvoorbeeld het opstellen van een liquiditeitsprognose. Een goede liquiditeitsprognose geeft inzicht in het verloop van de liquide middelen en stelt de instelling in staat om deze optimaal in te zetten; zowel te veel als te weinig liquide middelen kost immers geld. Een ander voorbeeld is de vervaldata van de lening portefeuille gelijkmatig over een langere periode te spreiden. De zorginstelling beperkt hierdoor de gevoeligheid voor kortdurende fluctuaties in de rentestand. Voor de afdekking van het renterisico kan,
pagina 5
Verslag seminar “Toezicht op Treasury in de Zorg”, 17 juni 2014
afhankelijk van het risicoprofiel van de zorginstelling, een aantal eenvoudige derivaten worden gebruikt, zoals een cap of een swap Deze overwegingen zouden in een treasury statuut moeten worden vastgelegd in combinatie met de bestaande risicomanagementsystemen van de zorginstelling. In het statuut dient dan ook vastgelegd te worden welke personen binnen de zorginstelling geacht worden de treasury functie te bekleden en wie er bevoegd is om overeenkomsten in het kader van de treasury functie aan te gaan en hoe het bestuur daarover zal rapporteren. Afhankelijk van de structuur en omvang van het management van de zorginstelling zal de raad van toezicht er minstens op moeten toezien dat het treasury statuut bestaat en wellicht zelfs een actieve controlerende rol moeten vervullen in de feitelijke naleving van het statuut. Afhankelijk van de complexiteit van de financiële huishouding van een zorginstelling kan te veel afstand leiden tot inadequaat toezicht en grote financiële gevolgen.
Een denkbare wijze van toezicht zou kunnen zijn dat het bestuur van een zorginstelling – in eerste instantie aan de financiële auditcommissie - minstens ieder kwartaal de raad van toezicht in staat stelt controle op het treasury beleid uit te oefenen door het ter beschikking stellen van liquiditeitsoverzichten en –voorspellingen, maar ook rapportages omtrent de kosten van (werkkapitaal)financiering, de noodzaak van financiering in de komende periodes. Vanzelfsprekend is dit allemaal afhankelijk van de specifieke omstandigheden van de desbetreffende zorginstelling. Andere zaken die de raad van toezicht zou moeten overwegen is het uitvoeren van een jaarlijkse stresstest, het vragen van een second opinion door een externe deskundige van het gevoerde treasury beleid en het periodiek doen van een scenario- of gevoeligheidsanalyses van de aan het beleid ten grondslag gelegde veronderstellingen Uiteindelijk dient elke raad van toezicht te allen tijden inzicht te hebben in (1) de mate waarin de instelling kasstroom rente- en rendementsrisico loopt (2) of en onder welke omstandigheden deze risico’s de continuïteit van de instelling in gevaar brengen (3) de wijze waarop het bestuur deze risico’s denkt te beheersen (4) de effectiviteit van de door het bestuur voorgestelde maatregelen ter zake van risicobeheersing.
Conclusie Het seminar gaf aan dat aandacht voor treasury actueel en bijzonder essentieel is. Veel in de zorg werkzame personen zijn onbekend met de term treasury en de implicaties ervan voor hun instelling. Het is niet een vinkje in de Toolkit Toezicht Zorg, maar een wezenlijk onderwerp in de bestuurskamer en voor de agenda van een raad van toezicht.
pagina 6