Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van AGV op donderdag 26 november 2009
November 2009
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Amstel, Gooi en Vecht (AGV) 2010-2015
De uitvoerende taak van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht wordt verricht door Waternet. Korte Ouderkerkerdijk 7 • Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam Telefoon 0900 93 94 • Fax 020 608 39 00 www.agv.nl
Waterbeheerplan
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
2/86
Auteurs: Kees Broks Nico Broodbakker Eva de Bruin Jolanda van Dijk Gerard ter Heerdt Carolien van Gool Maarten Ouboter Met medewerking van: Projectleiders deelgebieden Kirsty Blatter, Fred de Haan, Jaap Hofstra, Winnie Rip, Hilga Sikma, Bart Specken, Anke van der Wal, Rob Ververs, Roswitha van Zon Kernteam KRW Jacques van Alphen, Egbert Baars, Cristel Faber, Arjen Grent, Angelina Hammond, Jorien Hamstra, Eilard Jacobs, Hendrik Kniesmeijer, Job Rook, Esther Spielmann, Rob Vaes En verder Martine Beuken, Mark van Bolhuis, Alice Fermont, Jeanette de Groot, Jack van der Horst, Tim Pelsma, Peter Schaap, Kirsten Vendrig, Jan Willem Voort
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
3/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
4/86
Samenvatting De Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft voor dat in 2015 de chemische en ecologische doelen in grotere wateren (waterlichamen) gehaald moeten zijn. Met goede motivatie is eventuele uitloop hiervoor mogelijk tot 2021 of 2027. Indien noodzakelijk is het mogelijk om de doelen in 2021 te verlagen wanneer blijkt dat deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) zijn. AGV, provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat, terreinbeheerders en ook boeren doen al veel aan de verbetering van de ecologische en chemische kwaliteit. Maar er is nog het nodige te doen de komende jaren. Dit blijkt onder meer uit de resultaten van het meetprogramma dat in 2006 is uitgevoerd; de huidige chemische en ecologische toestand is nog niet in overeenstemming met de doelen. De implementatie van de KRW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. De KRW gaat uit van een aanpak op het niveau van internationale stroomgebieden. Nederland valt binnen 4 stroomgebieden: de Eems, de Rijn, de Maas en de Schelde. Het beheergebied van AGV valt binnen het stroomgebied van de Rijn-Delta, en wel binnen het deelstroomgebied Rijn-West. Daarbinnen zijn 8 waterschappen, 5 directies van Rijkswaterstaat, 5 provincies en 200 gemeenten actief. Binnen Rijn-West verband is een KRW-organisatie opgezet waarin al deze partijen deelnemen. Hierin is een aanpak in de stappen afgesproken, die ook voor AGV leidend is. De overheden hebben afgesproken dat de waterschappen een trekkersrol hebben in het gebiedsproces en voor de rapportage over de maatregelen voor het KRW-deel dat betrekking heeft op oppervlaktewater. In 2005 is AGV begonnen met de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen, een globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten en de uitvoering van het monitoringprogramma. In 2007 en 2008 volgde de detailuitwerking van doelen, maatregelen en kosten per oppervlaktewaterlichaam. Dit heeft geleid tot een aantal resultaten die deels worden vastgelegd in Waterplannen van de provincies en deels in dit KRW-deel van het Waterbeheerplan van AGV. De huidige toestand De beoordeling van de huidige ecologische toestand is gebaseerd op meetgegevens van biologische (fytoplankton, vegetatie, macrofauna en vis) en fysisch-chemische kwaliteitselementen (stikstof, fosfaat, chloride, zuurstofverzadiging, zuurgraad, temperatuur, doorzicht) en overige relevante chemische stoffen. In de KRW systematiek bepaalt de slechtste score van de verschillende soortengroepen de eindscore. Van de 30 waterlichamen in AGV-gebied scoren twaalf “ontoereikend” en vijf “slecht”. In dertien waterlichamen is de eindscore “matig”, waarvan twee waterlichamen “goed” scoren op de 4 biologische kwaliteitselementen maar niet op alle fysisch-chemische elementen “goed” scoren. Het Vechtplassengebied scoort over het algemeen beter dan de waterlichamen ten westen van het AmsterdamRijnkanaal. In éénderde van het aantal waterlichamen bepaalt de score van macrofauna (mede) de eindscore voor de ecologische toestand. Voor de andere waterlichamen bepaalt afwisselend fytoplankton (algen), vegetatie of vis de score. De oorzaak van deze tamelijk matige score is deels te wijten aan de methodiek; namelijk de slechtste score op de verschillende ecologische maatlatten bepaalt de eindscore. Het is dus niet zo dat een slechte score betekent dat alles slecht is. De goede chemische toestand wordt bepaald door normen die op Europees niveau worden vastgesteld. Het gaat om een lijst van 41 stoffen/stofgroepen in de nieuwe EU richtlijn Prioritaire Stoffen. In 11 van de 30 waterlichamen is een overschrijding van de normen geconstateerd en voldoet de chemische toestand niet. De oorzaak
5/86
hiervan is onbekend; de betreffende stoffen waren hier nog niet eerder gemeten. Een mogelijke verklaring hiervoor zou een artefact in de metingen kunnen zijn. Dit zal via vervolgmetingen worden vastgesteld. Waarom is het zoals het is? De matige ecologische toestand van een groot aantal waterlichamen is in eerste instantie te wijten aan de vaste of tegennatuurlijke waterpeilen en steile (onderwater)oevers. Ook een te hoge belasting met voedingsstoffen (fosfaat) of een te lage draagkracht van het watersysteem om deze voedingsstoffen te kunnen verwerken, heeft een grote invloed op de ecologie. Verder spelen vaak de inrichting en het onderhoud een belangrijke rol. De gebiedsanalyse (‘waarom is het zoals het is’) was de belangrijkste sleutel voor het afleiden van effectieve maatregelen om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. AGV heeft deze analyse uitgevoerd en op basis daarvan maatregelpakketten gemaakt samen met betrokken partners en belangenpartijen in de regio. Bij bijna alle waterlichamen blijken meerdere partijen aan zet te zijn voor het uitvoeren van maatregelen. Maatregelen Voor de periode tot eind 2015 zijn in totaal circa 43 pakketten van uitvoeringsmaatregelen samengesteld, waarvan 13 autonoom (reeds voorgenomen maatregelen). Daarnaast zijn er 11 onderzoekspakketten geformuleerd, waarvan 1 autonoom. Een deel hiervan heeft betrekking op onderzoek naar de uitvoerbaarheid of effectiviteit van specifieke maatregelen, deze kunnen mogelijk na 2015 alsnog tot uitvoeringsmaatregelen leiden. Een ander deel van de onderzoeksmaatregelen is gericht op het verkrijgen van een beter inzicht in “waarom het is zoals het is”. De belangrijkste maatregelen liggen in iets meer dan de helft van de waterlichamen op het vlak van het terugdringen van de (fosfaat)belasting; in bijna alle waterlichamen betreft het de verbetering van oeverinrichting. Daarnaast gaat het om het opheffen van acht vismigratiebarrières, waarvan één autonoom. Er zijn circa tien maatregelen met relatief hoge kosten en klein effect op KRWdoelen. Deze worden apart genoemd, zijn niet opgenomen in het maatregelenpakket en worden bij de kostenberekening buiten beschouwing gelaten. Verwachte effecten Het bepalen van effecten van maatregelen op de ecologie is en blijft een moeilijke opgave. De verwachting is nu dat door het uitvoeren van de maatregelen zes waterlichamen al in 2015 het goede ecologisch potentieel (GEP) bereiken. In zes andere waterlichamen wordt het GEP op één kwaliteitselement na gehaald, waaronder het Naardermeer waarvoor de Goede Ecologische Toestand (GET) als doel geldt. De verwachting 2015 is inclusief het verwachte effect van de zogenaamde “voorwaardelijke KRW-maatregelen”, die vóór eind 2015 kunnen worden uitgevoerd als de financiering hiervan haalbaar eerder blijkt te zijn. Wat verder opvalt, is dat de kwaliteit van de vaarten over het algemeen minder goed en minder snel vooruitgaat dan de kwaliteit van de plassen. Dit heeft te maken met de functie van deze wateren (waterafvoer). De snelheid en mate van verbetering hangt uiteraard af van het uitvoeringstempo van de maatregelen, maar ook van de tijd die ecosystemen nodig hebben om te herstellen. De verwachting is dat na uitvoering van de maatregelen die nu voor de periode na 2015 worden voorzien, veel waterlichamen in 2027 het goede ecologische potentieel zullen behalen. Dit geldt ook voor bijna alle waterlichamen in de Natura2000gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn), waarvan het de bedoeling is dat ze in 2015 volledig hersteld zijn.
6/86
Kosten waterlichamen De extra (all-in-)investeringskosten voor de effectieve KRW-maatregelen (dus bovenop het reguliere zuiveren, rioleren, beheren, baggeren, onderhouden e.d.) voor de 30 waterlichamen bedragen tot 2015 in totaal circa € 25 miljoen, voor alle partijen samen. Dit is inclusief geraamde exploitatiekosten over de periode 2010- 2015 en exclusief autonome maatregelen. Deze kosten worden gezamenlijk door de “KRW-partners” gedragen en zijn als volgt verdeeld: - Amstel, Gooi en Vecht (€ 13,8 miljoen), - Natuurmonumenten (€ 1,0 miljoen), - Staatsbosbeheer (€ 0,12 miljoen), - Provincie Noord-Holland (€ 2,0 miljoen), - Provincie Utrecht (€ 0,67 miljoen), - Gemeente Amsterdam en stadsdelen (€ 1,6 miljoen), - Rijk (€ 4,8 miljoen, waarvan € 2,6 miljoen Rijkssynergiebijdrage), - RWS (€ 0,3 miljoen), - SenterNovem (0,9 miljoen). Dit is exclusief de kosten voor eventuele “voorwaardelijke KRW-maatregelen”, die zo mogelijk ook vóór eind 2015 worden uitgevoerd, als de financiering hiervan haalbaar blijkt te zijn. De hierboven genoemde kosten hoeven niet gelijk te zijn aan de kosten voor de maatregelen waarvoor de betreffende organisatie verantwoordelijk zijn voor de uitvoering.
7/86
8/86
Inhoud 1 1.1 1.2 1.3
Aanleiding, doel en status van dit plan Aanleiding Doel en status van dit plan Leeswijzer
11 11 11 14
2 2.1 2.2
Aanpak van de Kaderrichtlijn Water Aanpak op hoofdlijnen Participatie en samenwerking
15 15 15
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Waterlichamen en beschermde gebieden Begrenzing van waterlichamen Status van waterlichamen Beschermde gebieden Resumé
17 17 18 18 19
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4
De huidige ecologische en chemische toestand Monitoring Beoordeling huidige ecologische toestand Verklaring huidige ecologische toestand Resultaten analyse fosfaatbelasting Resultaten analyse ecologische structuur Resultaten analyse ecologische verbindingen Verklaring overschrijding normen overige relevante chemische stoffen Beoordeling huidige chemische toestand
20 20 21 23 23 24 25 25 26
5 5.1 5.2 5.3 5.4
De doelen Goede ecologische toestand en Goed ecologisch potentieel Hoe zien de doelen er voor ons uit? Verwachting 2015 Ecologische doelen voor Natura2000-gebied
27 27 28 30 30
6 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.4 6.5 6.6
Maatregelen om de ecologische en chemische toestand te verbeteren De selectie van mogelijke maatregelen Reguliere en autonome maatregelen Extra maatregelen voor waterlichamen in de periode 2010-2015 Onderzoeksmaatregelen Herstel- en inrichting petgaten en legakkers Verminderen van de belasting Maatregelen voor terugdringen van overige relevante chemische stoffen Maatregelen chemie Doorkijk naar maatregelen voor waterlichamen in de periode ná 2015
31 31 34 34 35 35 36 36 36 37
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
Verwachte effecten van maatregelen Verwachting 2015 Verwachting 2027 Verwachte effecten op Natura2000-doelen Verwachte effecten op verdroogde gebieden Verwachte effecten op waterbergingsdoelen (NBW) Verwachte effecten op drinkwaterdoelen Verwachte effecten op zwemwaterdoelen Verwachte effecten op benedenstrooms gelegen wateren (afwenteling) Effecten van overige ontwikkelingen op ecologie
39 39 41 42 42 42 43 43 43 43
9/86
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Verantwoordelijkheden en kosten uitvoering Verantwoordelijken voor de uitvoering en financiering van maatregelen Kostenverdeling maatregelen voor waterlichamen in periode 2010-2015 Onzekerheden in de kostenberekeningen Baten Doorkijk naar kosten voor maatregelen in de periode 2015-2027
45 46 47 47 48 48
Referenties
51
BIJLAGEN
53
Bijlage 1 Overzicht bijeenkomsten gebiedsparticipatie
55
Bijlage 2 Kaart waterlichamen
57
Bijlage 3 Kaart meetnet
59
Bijlage 4 Kaarten ecologische toestand
61
Bijlage 5 Kaart visknelpunten
63
Bijlage 6 Landelijke groslijst maatregelcategorieën
65
Bijlage 7 Criteria significante schade en onomkeerbaarheid
68
Bijlage 8 Lage kosteneffectiviteit maatregelen
70
Bijlage 9 Maatregelpakketten per waterlichaam
72
Bijlage 10 Maatregelpakketten per trekker
76
Bijlage 11 Samenvattende maatregeltabellen
80
Bijlage 12 Factsheets per waterlichaam
84
10/86
1 1.1
Aanleiding, doel en status van dit plan Aanleiding De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is bedoeld om de kwaliteit van het oppervlaktewater in Europa, zowel chemisch als ecologisch, te verbeteren (zie ook kader). In 2015, met een uitloop naar 2027, moet de waterkwaliteit in de grotere wateren, de zogenaamde oppervlaktewaterlichamen, voldoen aan chemische en ecologische doelen. De lidstaten stellen deze grotendeels zelf vast binnen de speelruimte die Europa biedt. De lidstaten hebben tot 2009 de tijd om ecologische doelen te bepalen en maatregelpakketten vast te stellen om de doelen mee te realiseren. De Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water is een Europese wet die sinds december 2000 van kracht is. De KRW maakt een samenhangende Europese aanpak mogelijk om te komen tot schoon oppervlaktewater voor mens en natuur, en tot duurzaam watergebruik. De KRW heeft een verplichtend karakter: in 2015 moeten grotere oppervlaktewateren, de zogenaamde ‘oppervlaktewaterlichamen’, in principe voldoen aan chemische en ecologische doelstellingen. Voor prioritaire (gevaarlijke) stoffen zijn normen op Europees niveau vastgesteld. Voor veel andere chemische stoffen worden normen nationaal vastgesteld. De overige doelen worden per waterlichaam door de provincies vastgesteld. Ook grondwater moet voldoen aan chemische normen, en de grondwatervoorraad moet stabiel zijn. Het is onder strikte voorwaarden mogelijk het behalen van de doelen uit te stellen tot 2021 of tot 2027 of om uiteindelijk de doelen te verlagen als deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) blijken te zijn. Dat geldt zowel voor chemische (lager dan de Europese of nationale normen) als voor ecologische doelen.
De implementatie van de KRW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Via gebiedsprocessen zijn de doelen en maatregelen in samenwerking met alle betrokken partijen uitgewerkt. De overheden hebben afgesproken dat de waterschappen hierin een trekkersrol hebben. Daarnaast zijn de waterschappen verantwoordelijk voor de rapportage over de maatregelen voor het KRW-deel dat betrekking heeft op oppervlaktewater. Voor de tijdige uitvoering van KRW-maatregelen, conform dit waterbeheerplan, zijn de betreffende ‘trekkers’ verantwoordelijk. In het KRW-proces heeft AGV twee ‘petten’ op: •
AGV was trekker van het KRW-gebiedsproces: In deze rol heeft AGV een voorstel uitgewerkt voor de begrenzing van waterlichamen en voor specifieke ecologische doelstellingen voor waterlichamen. Tevens is in overleg en samenwerking met betrokken partijen een complete lijst van alle mogelijke maatregelen opgesteld die bijdragen aan verbetering van de ecologische en chemische toestand van de waterlichamen. Daarnaast heeft AGV de ‘gebiedsdiscussie’ georganiseerd om te komen tot een ‘gedragen’ maatregel pakket dat vóór eind 2015 kan worden uitgevoerd.
•
AGV is zelf ook één van de partijen in het gebiedsproces: Dat wil zeggen dat AGV verantwoordelijk is voor de uitvoering van een deel van de maatregelen, en daar zelf bestuurlijke afwegingen in maakt.
In dit waterbeheerplan staan daarom ook de maatregelen die effectief zijn voor het bereiken van KRWdoelen waar andere organisaties uitvoering aan moeten geven.
1.2
Doel en status van dit plan Het gebiedsproces heeft geleid tot een aantal resultaten die deels worden vastgelegd in Waterplannen van de provincies en deels in het voorliggende KRW-deel van het
11/86
Waterbeheerplan van AGV. Dit betekent dat dit waterbeheerplan ook een deel van de inhoud levert voor de Provinciale Waterplannen en ook het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) Rijndelta. Dit KRW-deel van het Waterbeheerplan (WBP) van AGV inclusief de complete maatregeltabellen, die daar formeel onderdeel van zijn, vormen tezamen de input van AGV voor het eerste SGBP Rijndelta van het Rijk. Het SGBP Rijndelta vormt met de andere SGBP’s voor Maas, Schelde en Eems, en de nota Landelijk Beleid tezamen het Nationaal Waterplan (zie onderstaande afbeelding). Tegelijkertijd met dit waterbeheerplan, worden ook de waterbeheerplannen van andere waterschappen, de Provinciale Waterplannen en het Nationaal Waterplan (inclusief de Stroomgebiedbeheerplannen) vastgesteld.
12/86
Voor een volledig beeld van het resultaat van het gebiedsproces, is in dit plan een uitgebreidere beschrijving opgenomen dan het formeel verplichte deel. In onderstaand overzicht is aangegeven welke onderdelen in dit plan zijn beschreven en welke daarvan ook middels dit waterbeheerplan worden vastgesteld. Onderwerp
vaststelling in dit water-
Provinciaal
beheerplan
Waterplan
aanwijzing, status, type en begrenzing
SGBP Rijndelta
X
waterlichamen huidige ecologische toestand
X
huidige chemische toestand
X
X X
doelen, goede ecologische potentieel
X
fasering maatregelen en verwachting
X
(haalbaarheid en betaalbaarheid) maatregelen 2010-2015
X
verwachting 2015
X
kostenraming maatregelen
X
verantwoordelijkheid voor uitvoering en
X
financiering van ‘AGV-maatregelen’ financiële bijdrage van AGV aan ‘niet AGV-
X
maatregelen’
Alle informatie die is opgenomen in dit Waterbeheerplan is terug te vinden op de volgende websites: www.krwmaatregelen.nl Deze site is bedoeld om op het niveau van afzonderlijke waterlichamen de KRWmaatregelen aan het Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland door te geven. www.krwdoelen.nl Deze site is bedoeld om op het niveau van afzonderlijke waterlichamen de KRWdoelen en huidige situatie aan het Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland door te geven. www.krwmilieudoelstellingen.nl Op deze site is de status van de waterlichamen, motivering van afgevallen maatregelen en de fasering van het GEP/GET opgenomen. De site is gelinkt aan de KRW doelen site. www.milieuinformatie.nl Op deze site is informatie ten behoeve van de herkarakterisering van de artikel 5 rapportages te vinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om een beoordeling van relevante puntbronnen en diffuse bronnen op het niveau van waterlichamen en een beoordeling van belasting door wateronttrekkingen, waterregulering of hydromorfologie en overige belastingen.
13/86
1.3
Leeswijzer Na dit hoofdstuk met daarin de aanleiding, het doel en de status van het KRW-deel van het Waterbeheerplan, volgt een hoofdstuk over de aanpak van de Kaderrichtlijn Water (H2). In hoofdstuk 3 zijn de waterlichamen en de beschermde gebieden beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een uitgebreide beschrijving van de huidige ecologische en chemische toestand en in hoofdstuk 5 zijn de doelen voor de waterlichamen opgenomen. Hoofdstuk 6 en 7 gaan respectievelijk over de maatregelen om de toestand te verbeteren en over de verwachte effecten van deze maatregelen. In hoofdstuk 8 tot slot is ingegaan op de verantwoordelijkheden en op de kosten.
14/86
2 2.1
Aanpak van de Kaderrichtlijn Water Aanpak op hoofdlijnen meetprogramma
AGV heeft in 2006/2007 de waterlichamen begrensd, in beeld gebracht wat de ecologische en huidig chemische toestand van de waterlichamen is (meetprogramma 2006), geanalyseerd “waarom het is zoals het is” (watersysteemanalyses) toekomst en een voorzet gegeven voor passende maatregelen per waterlichaam.
analyse: waarom is het zoals het is
planten en dieren
• vegetatie • macrofauna • fytoplankton • vis • fytobenthos doelen
systeemanalyse
omgeving • waterkwaliteit (N/P-belasting, Cl, sulfaat etc.)
• habitatdiversiteit/structuur • verbinding
maatregelen
Bij het formuleren van KRW-maatregelen is gezocht naar zoveel mogelijk synergie met maatregelen ter bestrijding van wateroverlast/berging (NBW), verdrogingsbestrijding, en voor het bereiken van zwemwater-, drinkwater- en natuurdoelen in het bijzonder die voor Natura2000-gebieden. Op basis van dit voorwerk is ambtelijk discussie gevoerd met mede-overheden en belangenpartijen, om via een aantal afwegingsstappen te komen tot gezamenlijk gedragen maatregelpakketten (zie ook volgende paragraaf: participatie). In de tweede ronde zijn voor de relevante maatregelen ook kosten en effecten in kaart gebracht en zijn alle maatregelen die AGV vóór 2015 uitvoerbaar acht, voorgelegd aan de organisaties die voor uitvoering moeten zorgen. 2.2
Participatie en samenwerking De KRW gaat uit van een aanpak op het niveau van (deel)stroomgebieden van rivieren. Nederland valt binnen 4 stroomgebieden, die van de Eems, de Rijn, de Maas en de Schelde. Het beheergebied van AGV valt binnen het (deel)stroomgebied van de Rijndelta, en daarbinnen het deelstroomgebied Rijn-West. Binnen Rijn-West zijn 8 waterschappen, 5 directies van Rijkswaterstaat, 5 provincies en 200 gemeenten actief. In Rijn-West-verband is een KRW-organisatie opgezet waarin al deze partijen deelnemen. Hierin is een aanpak in de stappen afgesproken, die ook voor AGV leidend is. Die stappen zijn: 1 Begrenzing van oppervlaktewaterlichamen; 2 Een globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten per waterschapsgebied; 3 Uitvoering van een monitoringprogramma; 4 Detailuitwerking van doelen, maatregelen en kosten per oppervlaktewaterlichaam; 5 Gelijktijdig opnemen van doelen en maatregelen in beleidsplannen van Rijk (Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta), provincies (Provinciale Waterplannen) en waterschappen (Waterbeheerplannen). Voor gemeentemaatregelen volstaan aanvullende raadsbesluiten; 6 Uitvoering van maatregelen, en het realiseren van doelen vóór eind 2015, met mogelijkheid van uitstel tot maximaal 2027 en tot eventuele doelverlaging in 2021; 7 Bijsturing is elke 6 jaar mogelijk in een volgend Stroomgebiedbeheerplan (2015, 2021). Participatie en samenwerking staan centraal in het KRW-proces. Voor het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater is het 15/86
belangrijk om ambities, maatregelen, beheer en onderhoud, beleidsplannen en regelgeving van de verschillende partijen op elkaar af te stemmen en om draagvlak te hebben in de samenleving. AGV heeft de detailuitwerking uitgevoerd in samenwerking met gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat (die ook een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering), buurwaterschappen, terreinbeheerders en -gebruikers, belangengroepen. AGV heeft deelgenomen aan de intensieve afstemming binnen het deelstroomgebied Rijn- West. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de daartoe belegde bijeenkomsten.
16/86
3 3.1
Waterlichamen en beschermde gebieden Begrenzing van waterlichamen De KRW vraagt de lidstaten om waterlichamen aan te wijzen en deze vervolgens in te delen naar watertype en status. De aanwijzing is gebaseerd op de volgende drie uitgangspunten: - alle wateren groter dan 50 hectare: met name plassen, meren en boezemwateren; - hoofdwatergangen in polders met een achterliggend afvoergebied van meer dan 10 km 2; - ‘waterrijke gebieden’ van minimaal 250 hectare met een percentage open water van 20% of meer. In totaal zijn in het AGV-gebied 30 waterlichamen aangewezen (zie kaart en bijlage 2).
Voor de typering van waterlichamen maakt de KRW onderscheid in meren, rivieren, overgangswateren en kustwateren. In Nederland is deze typering verder onderverdeeld, zodat deze goed aansluit op de situatie in ons land. In AGV-gebied komen de volgende watertypen voor: - matig grote diep gebufferde meren (8 waterlichamen), - matig grote ondiepe laagveenplassen ( 8), - ondiepe gebufferde plassen (1), - zwak brakke wateren (2), - laagveenvaarten en kanalen (7), - grote ondiepe kanalen met scheepvaart (3), - en grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart (1).
17/86
3.2
Status van waterlichamen Voor het bepalen van de ecologische doelstellingen (hoofdstuk 5) is, behalve het watertype, ook de status van een waterlichaam relevant. De status is bepaald aan de hand van de toestand en oorsprong van vorm en inrichting van de wateren. Deze zogenoemde hydromorfologie kan (vrijwel) ongewijzigd, sterk veranderd of kunstmatig zijn. Een waterlichaam is ‘kunstmatig’ wanneer het door mensenhanden is ontstaan op een plek waar voorheen geen water aanwezig was. Het betreft het merendeel van de waterlichamen in AGV-gebied: 27 van de 30 waterlichamen hebben de status ‘kunstmatig’. De rivieren van de Amstellandboezem en Vecht hebben door menselijke ingrepen niet meer de oorspronkelijke morfologie. Ze zijn daarom als ‘sterk veranderd’ aangemerkt. Deze rivieren zijn namelijk in het verleden aangepast voor een betere ontwatering (landbouw) en snellere waterafvoer (landbouw en stedelijk gebied) en voor bescherming tegen overstromingen en de scheepvaart morfologisch sterk veranderd door de aanleg van dijken, sluizen, afsluitingen, bochtafsnijdingen, etc. Aan het Naardermeer is de status ‘natuurlijk’ toegekend. Het uitgangspunt is dat de doelen zoals die voor een natuurlijk water gelden, hier gehaald kunnen worden. Dit ondanks wijzigingen in de hydromorfologie en inrichting (mislukte droogmaking, slotenpatronen). Het Naardermeer is daarmee uniek in zijn soort. In het Nederlandse deel van de Rijndelta hebben slechts twee andere waterlichamen een ‘natuurlijke’ status: de Waddenzee en de Waddenzeekust (beide kustwateren).
3.3
Beschermde gebieden Een aantal waterlichamen hebben bijzondere bescherming vanwege Europese regelgeving1 . De beschermde gebieden zijn relevant in het kader van de KRW omdat de doelen voor deze beschermde gebieden vaak (grotendeels) afhankelijk zijn van de waterkwaliteit.
1
Het gaat om de volgende EU-richtlijnen: Nitraatrichtlijn (91/676/EEG), Richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG), Vogelrichtlijn (79/409/EEG), Habitatrichtlijn (92/43/EEG), Schelpdierwaterrichtlijn (79/923/EEG), Viswaterrichtlijn (78/659/EEG) en de Zwemwaterrichtlijn (76/160/EEG).
18/86
3.4
Resumé In onderstaande tabel zijn de benamingen van de waterlichamen, de status en het type weergegeven. In de laatste drie kolommen is aangegeven of het waterlichaam samenvalt met een beschermd gebied: - een drinkwaterbron (D); dit betreft twee waterlichamen; - een Natura2000-gebied (N); dit zijn Botshol (N1), de Oostelijke Vechtplassen (N2) en het Naardermeer (N3); al deze Natura2000-gebieden, die 14 van de 30 waterlichamen omvatten, zijn ook aangemerkt als zogenaamd “TOP-gebied verdroging”; - een zwemwaterlocatie (Z); in 8 waterlichamen bevinden zich één of meer zwemwaterlocaties, er zijn twee zwemwaterlocaties die geen onderdeel uitmaken van waterlichamen en deze vallen daarmee buiten het kader van dit plan.
Naam
Omschrijving
Type
Status
Codering
Amstellandboezem
Grote ondiepe kanalen met scheepvaart
M6b
Sterk veranderd
NL11_1_1
Botshol
Zwak brakke wateren
M30
Kunstmatig
NL11_7_1
Gaasperplas
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_2
Grote Maarsseveense Plas
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_8
N2
Hollands Ankeveense plassen
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_6_2
N2
Kortenhoefse Plassen
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_6_4
N2
Loenderveen Oost
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_5_3
Loosdrechtse Plassen
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_5_1
N2
Molenpolder en Tienhovense Plassen
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_6_5
N2
Naardermeer
Ondiepe gebufferde plassen
M14
Natuurlijk
NL11_4_1
N3
Noorder IJplas
Zwak brakke wateren
M30
Kunstmatig
NL11_7_2
Ouderkerkerplas
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_3
Z
Sloterplas
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_1
Z
Spiegelplas
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_6
N2
Ster en Zodden
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_6_1
N2
Stichts Ankeveense Plassen
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_6_3
N2
Terra Nova
Matig grote ondiepe laagveenplassen
M27
Kunstmatig
NL11_5_4
N2
Tussenboezem Vinkeveen a
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_8_1
Tussenboezem Vinkeveen b
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_8_2
Vaarten Amsterdam
Grote ondiepe kanalen m et scheepvaart
M6b
Kunstmatig
NL11_2_1
Vaarten Groot Mijdrecht
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_2_7
Vaarten Ronde Hoep
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_2_5
Vaarten Ronde Venen
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_2_3
Vaarten Vechtstreek
Grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart
M6a
Kunstmatig
NL11_2_2
Vaarten Westeramstel
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_2_6
Vaarten Zevenhoven
Laagveen vaarten en kanalen
M10
Kunstmatig
NL11_2_4
Vecht
Grote diepe kanalen met scheepvaart
M7b
Sterk veranderd
NL11_1_2
Vinkeveense Plassen
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_4
Waterleidingplas
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_9
Wijde Blik
Matig grote diepe gebufferde meren
M20
Kunstmatig
NL11_3_7
19/86
D
N
Z
N1 Z
D
Z
N2 Z
Z
Z D
N2 N2
Z
4 4.1
De huidige ecologische en chemische toestand Monitoring Om de huidige ecologische en chemische toestand te kunnen bepalen, zijn op verschillende schaalniveaus meetnetten samengesteld. Middels een landelijk traject zijn afspraken gemaakt over hoe de meetnetten worden opgebouwd en hoe er wordt gerapporteerd aan Brussel. De KRW onderscheidt drie soorten monitoring: - Toestand-en-trend (T&T) monitoring: om de algemene toestand van het (deel)stroomgebied te beoordelen en veranderingen hierin te kunnen signaleren (enkele punten in Nederland). - Operationele monitoring (OM) : in alle waterlichamen die het gevaar lopen de gewenste toestand in 2015 niet te bereiken om te beoordelen of de maatregelenpakketten het gewenste effect tot gevolg hebben. - Monitoring voor nader onderzoek (NO): wanneer onduidelijk is waarom de gewenste toestand niet kan worden bereikt om informatie te verschaffen over te nemen adequate maatregelenpakketten (nog niet uitgewerkt). Bovenstaande meetnetten zijn onderdeel van de verplichte rapportage richting Brussel. Het verplichte meetnet is niet gebruikt in de detailanalyse van de waterlichamen, aangezien dit meetnet op hoofdlijnen rapporteert en geen detailinformatie verschaft over de afzonderlijke waterlichamen. Om de doelen en maatregelen in AGV-gebied te bepalen, is de uitgebreide ecologische monitoring van 2006 gebruikt. Hierbij zijn per waterlichaam alle kwaliteitselementen in beeld gebracht. Deze data wordt ook gebruikt om het OM meetnet te evalueren en zonodig bij te stellen. Meetnet Toestand en Trend (T&T) Landelijk is afgesproken om in de rijkswateren de T&T chemie (prioritaire stoffen) te meten. De 30 AGV waterlichamen zijn als volgt gekoppeld aan een meetpunt van Rijkswaterstaat: -
RWS meetpunt IJmuiden/Noordzeekanaal : Noorder IJplas.
-
RWS meetpunt Markermeer Midden: Vecht, Naardermeer, Vaarten ’s-Graveland, Vaarten Amsterdam, Stichts en Hollands Ankeveen & Spiegelplas.
-
RWS meetpunt Nieuwegein (Lek/Merwedekanaal): Alle overige waterlichamen.
In geval er in een waterlichaam ook Operationele Monitoring loopt (zie hieronder), gaan de resultaten daaruit voor op de T&T informatie. Voor de T&T ecologie zijn op Rijn-West niveau enkele waterlichamen geselecteerd die een bepaald watertype vertegenwoordigen. Zo ligt bijvoorbeeld een T&T ecologie meetpunt in de vaarten Ronde Hoep (watertype sloten M10). De resultaten van deze monitoring worden gekoppeld aan alle watertypes M10 binnen Rijn-West. Meetnet Operationele Monitoring (OM) Voor het chemische spoor is een probleemstoffenanalyse uitgevoerd door screening van de meetgegevens uit de periode 2000 tot en met 2005. Hieruit zijn in eerste instantie in 11 waterlichamen probleemstoffen voor AGV naar voren gekomen. Deze 11 waterlichamen zijn opgenomen in het meetnet Operationele Monitoring (OM) van Waternet. De toetsing en beoordeling van de chemische toestand in deze 11 waterlichamen is gebaseerd op gegevens van dit OM-meetnet, en voor de overige 19 waterlichamen op gegevens van het T&T-meetnet. Monitoring nader onderzoek (NO) Met de huidige kennis is er vanuit gegaan dat de gewenste toestand overal bereikt wordt en dat de maatregelenpakketten adequaat zijn. Daarom is er nog geen meetnet voor NO opgesteld.
20/86
Om de maatregelen te kunnen volgen en het effect te kunnen bepalen is het ontwikkelen van een volg- en stuursysteem noodzakelijk. In dit systeem wordt de actuele situatie beschreven, het moment waarop maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd zijn, de abiotische parameters (zoals peil, waterkwaliteit, talud etc.) waarop dit invloed heeft, met daarbij de verwachting van hun verandering. Vervolgens wordt gemonitord of deze verwachting met de maatregelen vervuld wordt. Zonodig kan worden bijgestuurd. Het is immers goed denkbaar dat de praktijk toch weerbarstiger blijkt dan gedacht. Als aan de abiotische randvoorwaarden voldaan is, is het relevant om te zien of de ecologie reageert zoals verwacht. Deze hele boekhouding speelt ook een belangrijke rol bij de rapportage naar Brussel. 4.2
Beoordeling huidige ecologische toestand De beoordeling van de huidige ecologische toestand is gebaseerd op meetgegevens van biologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen en overige relevante chemische stoffen. Bij de biologische kwaliteitselementen gaat het om fytoplankton, vegetatie, macrofauna en vis. Voorbeelden van fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn stikstof, fosfaat, chloride, zuurstofverzadiging, zuurgraad, temperatuur en doorzicht. Voor het beoordelen van de ecologische toestand zijn maatlatten ontwikkeld. Voor ieder kwaliteitselement is een maatlat beschikbaar waarop de ecologische toestand uitgedrukt kan worden in een waarde (score op de maatlat). De maatlat loopt van 0 tot 1 en de bijbehorende klassenindeling loopt van slecht (rood) naar ontoereikend (oranje) naar matig (geel) naar goed (groen). De fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn alleen bepalend voor de eindscore als een waterlichaam op alle vier de biologische kwaliteitselementen goed scoort. De eindscore is dan eveneens goed als alle fysisch-chemische elementen ook goed scoren. Zo niet, dan verlaagt dit de eindscore naar matig. Verder zijn de fysischchemische elementen gebruikt om afwijkingen in de ecologie te verklaren en om maatregelen te formuleren. De fysisch-chemische elementen zijn opgenomen in de factsheets per waterlichaam (bijlage 12). Tot de overige relevante chemische stoffen behoren stoffen als koper en zink en een aantal bestrijdingsmiddelen. De normen hiervoor zijn als richtwaarden opgenomen in het “Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water 2009” (zie ook onderstaand kader) . Overige relevante chemische stoffen Onder overige relevante chemische stoffen, vallen alle stoffen die het bereiken van een goede toestand in de weg kunnen staan. De KRW spreekt over stoffen die in significante hoeveelheden worden geloosd, maar waarvoor geen norm door de EU is vastgesteld. Hieronder vallen tenminste de stoffen (waaronder werkzame stoffen van bestrijdingsmiddelen) waarvoor de normen zijn vastgelegd in de Ministeriële Regeling van 2004. Voor alle overige verontreinigende stoffen uit de Ministeriële Regeling van 2004 worden de normen herzien volgens de afgesproken Europese methodiek. Voor zover normen volgens deze KRW-methodiek nog niet zijn afgeleid, blijft de norm uit de Ministeriële Regeling van 2004 van kracht. Daarnaast zijn binnen de internationale stroomgebiedcommissies ook overige relevante stoffen geselecteerd, de zogenaamde ‘stroomgebiedrelevante stoffen’. Binnen de internationale stroomgebiedcommissie van de Rijn zijn 15 stroomgebiedrelevante stoffen geselecteerd. Alle genoemde normen zullen voor waterlichamen als richtwaarden worden vastgelegd in de AmvB “Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water 2009” (ook wel de “AMvB doelstellingen KRW” genoemd), die gekoppeld is aan de Wet milieubeheer. Hierin zijn de normen voor enkele honderden stoffen opgenomen.
21/86
Beoordeling biologische kwaliteitselementen In onderstaande tabel zijn de beoordelingen van de ecologische toestand voor fytoplankton, vegetatie, macrofauna en vis weergegeven. De meest rechtse kolom bevat de eindscore voor het waterlichaam. In de KRW systematiek bepaalt de slechtste score van de verschillende soortengroepen de eindscore. In de laatste kolom is tevens aangegeven welke van de vier soortengroepen de beperkende factor is (die daarmee de eindscore bepaalt). Factsheets In de factsheets wordt in één beknopt overzicht per waterlichaam een totaal beeld gegeven van de huidige toestand, de voorgenomen maatregelen in de periode tot eind 2015 met doorkijk naar de periode ná 2015, met de kosten en effecten hiervan op de stuurparameters, en het verwachte doelbereik in 2015. (Rood=slecht; oranje=ontoereikend; ggeeeel= l=m maattiigg; groen=goed; *=inschatting; leeg = geen data) huidige toestand waterlichaam Amstellandboezem Botshol Gaasperplas Grote Maarsseveense Plas Hollands Ankeveense Plassen Kortenhoefse Plassen Loenderveen Oost Loosdrechtse Plassen Molenpolder en Tienhovense Plassen Naardermeer (t.o.v. GET) Noorder IJplas Ouderkerkerplas Sloterplas Spiegelplas Ster en Zodden Stichts Ankeveense Plassen Terra Nova Tussenboezem Vinkeveen a Tussenboezem Vinkeveen b Vaarten Amsterdam Vaarten Groot Mijdrecht Vaarten Ronde Hoep Vaarten Ronde Venen Vaarten Vechtstreek Vaarten Westeramstel Vaarten Zevenhoven Vecht Vinkeveense Plassen Waterleidingplas Wijde Blik
Fyto
Macro
Veg
Vis
Eindscore Fyto Macro Macro chemie Vis Veg Veg* Vis chemie Vis Veg Veg Veg Macro Fyto Veg Macro* Macro Fyto Vis Macro Macro Macro Fyto Macro Fyto Veg Macro Vis* Fyto
Een éénmalige meting op een beperkt aantal locaties heeft zo zijn beperkingen. En natuurlijk heeft ook de vertaling van de ecologische toestand via metingen naar een score op KRW-maatlatten zijn tekortkomingen. Zo kunnen de maatlatten ongevoelig zijn voor het ontbreken of juist vóórkomen van bepaalde (on)gewenste soorten en geeft een goede score op de maatlat geen uitsluitsel over de conditie van de soorten of de leeftijdsopbouw van bijvoorbeeld een vispopulatie. Toch geeft deze meetronde en de vertaling naar de scores op de maatlatten een goede eerste indruk van de huidige toestand, die overeenkomt met het beeld dat AGV heeft van de waterlichamen. Uit de tabel blijkt dat de ecologische toestand in ruim éénderde van de waterlichamen “ontoereikend” scoort. Slechts vijf waterlichamen scoren “slecht”. Alle overige waterlichamen scoren “matig”. De Grote Maarsseveense plas en de
22/86
veenplassen Molenpolder en Tienhoven scoren nu al goed op de biologische kwaliteitselementen, maar vanwege de beoordeling op de fysisch-chemische elementen (zie bijlage 12) is de eindscore “matig”. Het Vechtplassengebied scoort over het algemeen beter dan de waterlichamen aan de westkant van het AmsterdamRijnkanaal. In éénderde van het aantal waterlichamen bepaalt de score van macrofauna (mede) de eindscore voor de ecologische toestand. Voor de andere waterlichamen bepaalt afwisselend fytoplankton (algen), vegetatie of vis de score. De visstand in het beheergebied van AGV scoort op de KRW-maatlatten over het algemeen matig tot goed. Beoordeling overige relevante chemische stoffen In onderstaande tabel is aangegeven in welke waterlichamen nog een overschrijding van normen voor overige relevantie chemische stoffen is geconstateerd. Waterlichaam
Stoffen die niet voldoen
Amstellandboezem Botshol Gaasperplas Ouderkerkerplas Sloterplas Vaarten Amsterdam Vaarten Vechtstreek Vaarten Zevenhoven Vecht Vinkeveense Plassen
Koper, Carbendazim, Pirimicarb, Propoxur Koper, Zink Koper, Zink Koper Koper Koper, Zink Koper, Zink Diazinon, Heptenofos, Propoxur Koper, Zink, Propoxur Koper
In negen van de 30 waterlichamen wordt de norm voor koper overschreden en in vijf waterlichamen de norm voor zink. Mogelijke bronnen van koper zijn: rioolwaterzuiveringinrichtingen (rwzi’s), landbouw en bovenleidingen van trein/tram, en van zink: rwzi’s (vanuit zinken daken of gevels en autobanden) en landbouw. In drie waterlichamen is er mogelijk een probleem met propoxur. De rapportagegrens van propoxur ligt hoger dan de norm, waardoor er niet met zekerheid te zeggen is of er een probleem is. Propoxur kan afkomstig zijn vanuit rwzi’s (insectenbestrijding bij particulieren) of landbouw (verboden in landbouw). Verder zijn in de Amstelboezem overschrijdingen van de norm voor Carbendazim (afkomstig van fruitteelt en bloembollen) en Pirimicarb (insecticide) bronnen onbekend) en in de Vaarten Zevenhoven voor Diazinon en Heptenofos geconstateerd (beide verboden bestrijdingsmiddelen). 4.3
Verklaring huidige ecologische toestand Om de ecologische toestand te kunnen verbeteren, is het van belang een goed begrip te hebben van het waarom van de huidige situatie. Vooral bepalend zijn systeemkenmerken als peilfluctuatie, oeverinrichting, stroming, trekgelegenheid voor vis en de fosfaatbelasting.
4.3.1
Resultaten analyse fosfaatbelasting De fosfaatbelasting mag volgens de KRW het halen van de ecologische doelen niet in de weg staan. Als de fosfaatbelasting te hoog is, wordt het water troebel door algenbloei of kan er een probleem met kroos ontstaan. Daardoor gaan vegetatie, macrofauna en visstand ook achteruit. Het in beeld brengen van de fosfaatbelasting en de bronnen van fosfaat vormt een belangrijk onderdeel van de watersysteemanalyse. Deze informatie is nodig om te kunnen bepalen of maatregelen om fosfaat terug te dringen zinvol zijn (zie ook kader ‘toelichting op maatregelstrategie’ in hoofdstuk 6). Boven een zekere kritische grens is herstel van de natuurwaarden niet goed mogelijk.
23/86
Op de kaart hiernaast is te zien in welke gebieden de fosfaatbelasting boven, onder of rond de kritische belasting ligt. Onderstaand kader geeft een toelichting op de afleiding van deze kaart. Voor de witte gebieden op de kaart zijn geen water- en stoffenbalansen beschikbaar. Uit het kaartbeeld blijkt in welke polders het zinvol kan zijn om de fosfaatbelasting terug te dringen en/of de draagkracht te vergroten. Dit hangt natuurlijk ook samen met de fosfaatbronnen en welke mogelijke maatregelen realistisch zijn.
achtergrondbelasting > kritische belasting fosfaatbelasting > kritische belasting fosfaatbelasting ~ kritische belasting fosfaatbelasting < kritische belasting
Vooralsnog is het uitgangspunt dat in de meeste diepe polders de (natuurlijke) achtergrondbelasting met fosfaat zo hoog is, dat maatregelen op dit vlak niet zinvol zijn. De grootste kansen liggen in de gele gebieden waar de fosfaatbelasting niet ver boven de kritische belasting ligt. De kaart is afgeleid uit een analyse van de fosfaatbelasting en de kritische belasting. De fosfaatbelasting is ontleend aan het model Nutricalc (Alterra), dat het verband legt tussen enerzijds de grondwatertrap, bodemgebruik en bodemtype en anderzijds de te verwachten fosfaatafspoeling in kg/ha/jaar. Daarnaast zijn belastingen voortkomend uit het peilbeheer in beeld gebracht (door mobilisatie van fosfaat uit veengrond). De belastingen zijn vertaald in een belasting per vierkante meter ontvangend oppervlaktewater op basis van een per gebied representatief percentage open water. De kritische belasting is afgeleid met de modellen uit het proefschrift van Jan Janse. waarin de geschatte kritische belasting is uitgedrukt in mg/m2 water/dag in als functie van diepte, verblijftijd en bodemtype. Hoewel beide analyses van fosfaatbelasting en kritische belasting onzekerheden kennen, geeft de kaart een goede indruk van de mate waarin fosfaat beperkend is voor een goede ecologische ontwikkeling.
4.3.2
Resultaten analyse ecologische structuur Voldoende ecologische structuur is eveneens een belangrijke randvoorwaarde voor een ‘gezond’ ecosysteem. Onder voldoende ecologische structuur wordt verstaan: een voldoende groot deel van het waterlichaam waarin een goed ontwikkelde vegetatie mogelijk is met variatie in de leefomgeving van soorten, zodat er genoeg ruimte is voor dieren om te schuilen, te paaien, overwinteren, broeden, etc. De ecologische structuur wordt voor een groot deel bepaald door het peilbeheer en door de steilheid van het onderwatertalud. In de zone tussen het, normaal gesproken (natuurlijke), hoge winterpeil en lage zomerpeil en bij oeverzones met een flauw onderwatertalud, komt de meest gevarieerde oevervegetatie voor. In kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen met een relatief vast peil of een steil aflopende onderwateroever is de ruimte voor de gewenste structuur dan ook gering. Uit de KRW detailanalyse is naar voren gekomen dat minder dan 10% van de oevers langs de boezem de gewenste structuur biedt. Er zijn echter grote verschillen tussen verschillende boezemwateren. Zo scoort de Vecht, als gevolg van de uitvoering van het Restauratieplan Vecht, met circa 20% relatief goed. Bij de plassen zijn de verschillen eveneens groot. De Vechtplassen scoren veel beter dan de grote plassen rond Amsterdam. De sloten en hoofdwatergangen bevatten over het algemeen te weinig ruimte voor de voor een goede ecologische toestand gewenste structuur.
24/86
Door aanpassingen van de inrichting en het beheer kan de structuur worden verbeterd (ruimte vergroot), waardoor de score op de maatlatten voor vegetatie, vis en macrofauna eveneens zal verbeteren. Uit de analyse van de ecologische structuur is ook duidelijk geworden waar kansrijke en kansarme gebieden liggen. Zo zijn veel boezemwateren ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal erg krap gedimensioneerd, waardoor er geen ruimte is om brede oeverzones aan te leggen. Daarnaast vormt de recreatievaart in veel boezemwateren een belangrijke beperkende factor op de ontwikkeling van een goede oeverzone. In veel meren en plassen kan de structuur verbeterd worden door de aanleg van natuurvriendelijke oevers (plassen rond Amsterdam) en door een beter beheer van legakkers, waarbij bomen verwijderd worden zodat water- en oeverplanten kunnen terugkomen (Vechtplassengebied). Bij sloten en hoofdwatergangen is veel winst te behalen met stimulering van de aanleg van natuurvriendelijke oevers en na herinrichting ook met meer op de ecologie afgestemd maai- en baggerbeheer. Ook natuurvriendelijk ingerichte en onderhouden zones kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de ecologie (macrofauna en vis). 4.3.3
Resultaten analyse ecologische verbindingen Veel vissoorten vertonen in het voor- en najaar trekgedrag. Het verbeteren van de trekmogelijkheden tussen boezem en polderwateren zal bijdragen aan de verdere ontwikkeling van een gezondere visstand. Het beheergebied van AGV heeft (potentieel) ook een belangrijke functie voor de visstand en vismigratie in het IJsselmeergebied en het Noordzeekanaal. De knelpunten voor een goede visstand hebben meestal betrekking op: - waterkwaliteit: zuurstofgehalte, eutrofiëringproblematiek en afwezigheid waterplanten; - inrichting en structuur: mogelijkheden om te kunnen leven, paaien, op te groeien, eten/schuilen en om te overwinteren; - bereikbaarheid: kunnen vissen de paai-, opgroei- en overwinteringsplekken bereiken en is migratie en uitwisseling tussen gebieden mogelijk. Voor het beheergebied van AGV is in beeld gebracht welke kunstwerken in welke peilgebieden met de hoogste prioriteit vispasseerbaar gemaakt zouden moeten worden. In bijlage 5 zijn 35 knelpunten aangegeven. Vijftien van deze knelpunten hebben betrekking op een waterlichaam en zijn daarom relevant om als KRWmaatregelen te worden opgepakt.
4.3.4
Verklaring overschrijding normen overige relevante chemische stoffen Om er achter te komen wat de belangrijkste oorzaken zijn van de problemen met de overige relevante chemische stoffen (zie § 4.2) heeft AGV een bronnenstudie laten uitvoeren. Met name koper en mogelijk propoxur vormen een probleem in het AGVgebied. De belangrijkste bronnen van koper zijn regenwaterriolen en rwzi’s en verkeer en vervoer. Propoxur is afkomstig vanuit de landbouw en wordt voornamelijk toegepast in de fruitteelt. Zink is in vijf waterlichamen een probleem. Dit probleem wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door regenwaterriolen, rwzi’s en uitspoeling vanuit landbouw. Voor de bestrijdingsmiddelen zal door meerdere metingen op meerdere punten duidelijk moeten worden of de geconstateerde overschrijdingen incidenteel of structureel zijn. Op dit moment zijn 3 waterlichamen in beeld voor bestrijdingsmiddelen. Vermoedelijk worden deze stoffen via gemalen uit lager gelegen gebieden uitgemalen op de boezem.
25/86
4.4
Beoordeling huidige chemische toestand De goede chemische toestand wordt bepaald door normen die op Europees niveau worden vastgesteld. Het gaat om een lijst van 41 stoffen/stofgroepen in de nieuwe EU richtlijn Prioritaire Stoffen. Het betreft 33 prioritaire (gevaarlijke) stoffen en 8 stoffen uit andere EU richtlijnen. Van de prioritaire stoffen zijn er 13 aangemerkt als prioritair gevaarlijk. Voor alle 33 prioritaire stoffen geeft de richtlijn naast de (jaargemiddelde) milieukwaliteitsnorm ook de maximaal aanvaardbare concentraties. Voor de prioritaire stoffen met een EU-norm zijn er eigenlijk 2 normen: een gewone norm die via jaarmiddeling wordt getoetst en een Maximale Aanvaardbare Concentratie norm (MAC) die geen enkele van de metingen mag overschrijden. De Europees vastgestelde normen voor de goede chemische toestand gelden voor alle waterlichamen. In 2015 moet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor de prioritaire stoffen worden voldaan. Wanneer dit in 2015 niet kan worden gehaald, biedt de KRW de mogelijkheid om te faseren in de tijd en/of de doelstellingen aan te passen voor de betreffende waterlichamen. Daarnaast moet Nederland maatregelen nemen om de verontreiniging door prioritaire stoffen geleidelijk te verminderen en voor de prioritair gevaarlijke stoffen de emissies, lozingen of verliezen te stoppen of geleidelijk te beëindigen. In de 11 waterlichamen volgens het OM-meetnet van Waternet blijken de drie prioritaire stoffen Cadmium, Tributyltin en Kwik de MAC waarde te overschrijden (zie tabel). Deze overschrijdingen zijn gebaseerd op metingen uit het Waterlichaam 1e stof 2e stof rapportagejaar 2006. Een Amstelboezem Cadmium Tributyltin incidentele overschrijding van de Botshol Cadmium Kwik MAC waarden kan niet worden Ster en Zodden Cadmium gemiddeld in ruimte of tijd met Gaasperplas Cadmium Loosdrechtse Plassen Cadmium Tributyltin andere metingen, dus moet als Ouderkerkerplas Cadmium overschrijding van de norm Sloterplas Cadmium Kwik worden meegenomen. De gewone Tienhovense Plassen Cadmium norm, waarbij dus wel middeling in Vaarten Vechtstreek Cadmium Vecht Cadmium Tributyltin ruimte en tijd mag plaatsvinden, Vinkeveense Plassen Cadmium Tributyltin wordt nergens overschreden. Uit de probleemstoffenanalyse volgde niet dat Cadmium of Kwik een probleemstof zou vormen. Deze stoffen waren nog niet eerder op deze plekken gemeten. Een mogelijke verklaring voor deze overschrijdingen zou een artefact in de metingen kunnen zijn. Dit zal via vervolgmetingen worden vastgesteld. Wat betreft Tributyltin is duidelijk dat het gaat om waterlichamen met intensieve (recreatie)vaart. Deze stof zat in verf die gebruikt werd om de aangroei van algen en zeepokken op scheepsrompen tegen te gaan (anti-fouling).
26/86
5 5.1
De doelen Goede ecologische toestand en Goed ecologisch potentieel Wanneer is de ecologische toestand goed genoeg? Ofwel: welke ecologische doelen gelden voor de waterlichamen? Het uitgangspunt voor de doelen zijn goed ontwikkelde natuurlijke watersystemen. Maar in de Nederlandse situatie is dat bijna nergens haalbaar, omdat bijna alle wateren kunstmatig of sterk veranderd zijn, (door vast peil, harde oevers, geen stroming). Herstel van de “natuurlijke” toestand is vaak niet mogelijk, legitieme redenen om te kiezen voor een lager doel zijn: - onomkeerbaarheid: in het verleden zijn ingrepen gepleegd die we niet ongedaan kunnen of willen maken, zoals de aanleg van dijken; - significante schade: de maatregelen die nodig zijn om het standaarddoel te realiseren zijn zo ingrijpend dat ze onacceptabel veel schade opleveren aan andere functies of het milieu. Voor de kunstmatige en sterk veranderde wateren is in Nederland een methodiek ontwikkeld voor het afleiden van doelen voor elk watertype, op basis van de “goede ecologische toestand” (GET) van de meest vergelijkbare natuurlijke systemen en de belangrijkste onomkeerbare veranderingen. Deze afgeleide standaarddoelen worden het maximaal mogelijke “goed ecologische potentieel” voor het betreffende watertype genoemd. AGV gebruikt deze methodiek als uitgangspunt en heeft per waterlichaam een te behalen doel gesteld; het goed ecologisch potentieel (GEP). Voor waterlichaam Naardermeer geldt de goede ecologische toestand (GET) als doel. ‘Goed’ is niet voor alle waterlichamen hetzelfde. Omdat er rekening mag worden gehouden met factoren als significante schade en onomkeerbaarheid kan ‘goed’ voor de ene plas betekenen ‘rijk ontwikkeld à la Naardermeer’, en voor een andere plas ‘betonnen bak waar ecologisch gezien niet veel te beleven is’. Afrekenbaarheid In tegenstelling tot de huidige werkwijze waarbij het rijk, de provincies en de waterschappen hun waterbeleid vastlegden en op basis van een inspanningsverplichting hun best deden om de gestelde doelen te bereiken, gaat de KRW uit van afrekenbaarheid. Hierbij hoort een resultaatsverplichting. De resultaatsverplichting wordt in Nederland uitgelegd als het uitvoeren van de afgesproken maatregelen. Nederland gaat er van uit dat de Europese Commissie ons afrekent op het daadwerkelijk uitvoeren van maatregelen. Als de opgestelde doelen niet in 2015 worden gehaald, wordt allereerst gekeken of de afgesproken maatregelen 2010-2015 zijn uitgevoerd. Als dat het geval blijkt, zal een analyse moeten worden uitgevoerd waarom de maatregelen niet het gewenste effect hebben gehad. Op basis daarvan kunnen aanvullende maatregelen worden voorgesteld of wordt gemotiveerd dat de maatregelen meer tijd nodig hebben om effect te sorteren. Als niet alle maatregelen zijn uitgevoerd en het doel hierdoor niet is gehaald, is de betreffende overheid ‘in gebreke’ gebleven. Het wordt dan vermoedelijk moeilijker om voor een volgende planperiode de bovengenoemde uitzonderingen (fasering en doelverlaging) toe te passen. Als niet alle maatregelen zijn uitgevoerd, maar wel het doel is bereikt, is er geen probleem, indien aantoonbaar is dat dit een duurzame situatie betreft en het effect van de maatregelen in feite is onderschat.
27/86
1,0
maatlat voor biologische kwaliteitelementen
Goede Ecologische Toestand GET (Natuurlijk water) gevolg onherstelbare veranderingen
effect extra structuur na 2015
Goed Ecologisch Potentieel GEP (Kunstmatig water) Verwachte effecten tot 2027
effect reductie (fosfaat)belasting na 2015 Verwachting 2015 effect extra structuur vóór 2015 effect reductie (fosfaat)belasting vóór 2015 Huidige situatie
0 De richtwaarden voor een goede ecologische toestand voor natuurlijke wateren zijn door het Rijk juridisch vastgelegd in een AMvB bij de Wet milieubeheer. De documenten waarin de methodiek voor het afleiden van de doelen voor kunstmatige en sterk veranderde wateren is beschreven, zijn op landelijk niveau goedgekeurd, zodat deze door provincies en waterschappen als formeel document (schriftelijke motivatie) gebruikt kunnen worden voor doelafleiding. De staatssecretaris heeft in de decembernota van 2006 aangegeven dat Nederland zoveel mogelijk de doelen (GEP/GET) moet proberen te halen in 2015. Als dat niet kan dan zoveel mogelijk “faseren” en niet over gaan tot “doelverlaging”. Formeel “faseren” van maatregelen in de tijd (tot 2021 respectievelijk 2027) is namelijk de andere weg die in de KRW is toegestaan als de doelen niet in 2015 kunnen worden bereikt. ‘Hoge kosten’ zijn overigens in eerste instantie geen aanleiding om doelen te verlagen, maar kunnen dat later wel worden. Doelverlaging mag als in 2021 blijkt dat een maatregel of maatregelenpakket niet uitvoerbaar is vóór eind 2027 vanwege te hoge kosten. De ecologische doelstellingen en de motivatie voor doelen en fasering worden per waterlichaam vastgelegd in Provinciale Waterplannen. 5.2
Hoe zien de doelen er voor ons uit? Volgens de hierboven beschreven landelijk afgesproken systematiek is per waterlichaam bepaald wat, gezien de omstandigheden, voor het waterlichaam als het ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP) beschouwd kan worden. Voor veel waterlichamen in AGV-gebied is het doel naar beneden bijgesteld, vanwege veranderingen die geacht worden onomkeerbaar te zijn. Omkering zou namelijk tot significante schade aan bestaande functies of belangen leiden. Er is onder meer rekening gehouden met negatieve effecten van vaste peilen en oeververdediging (minder vegetatie, macrofauna en vissoorten) en het ontbreken van stroming en trekgelegenheid voor vis (minder rivier- en brakwatersoorten). Een te hoge fosfaatbelasting mocht geen
28/86
aanleiding zijn om doelen bij te stellen, tenzij aantoonbaar is dat de hogere belasting van “natuurlijke” oorsprong is. Deze werkwijze heeft er toe geleid dat elk waterlichaam zijn eigen Goed Ecologisch Potentieel (GEP) heeft. Dit is aangegeven met een streepje op de referentiemaatlat voor het betreffende watertype. Daarbij geldt voor waterlichaam Naardermeer de Goede Ecologische Toestand (GET). Op dit moment is de inschatting dat het met de geformuleerde maatregelpakketten uiteindelijk mogelijk is om in veel waterlichamen de voor dat waterlichaam specifieke ‘goed ecologisch potentieel/toestand’ (GEP/GET) te realiseren. Voor het grootste deel van de waterlichamen echter pas eind 2027 en niet eind 2015. Dit betekent dat aan de EU gerapporteerd wordt dat de uitvoering van de maatregelen en daarmee ook de doelen gefaseerd wordt tot 2027, omdat uitvoering van alle benodigde maatregelen vóór eind 2015 niet mogelijk is. In de tabel op de volgende pagina is per waterlichaam en per kwaliteitselement het GEP (of GET) weergegeven 2. In bijlage 4 is dit op kaart weergegeven. Goed Ecologisch Potentieel (GEP) waterlichaam Amstellandboezem Botshol Gaasperplas Grote Maarsseveense Plas Hollands Ankeveense plassen Kortenhoefse Plassen Loenderveen Oost Loosdrechtse Plassen Molenpolder en Tienhovense Plassen Naardermeer doelen volgens Goede Ecologische Toestand (GET) Noorder IJplas Ouderkerkerplas Sloterplas Spiegelplas Ster en Zodden Stichts Ankeveense Plassen Terra Nova Tussenboezem Vinkeveen a Tussenboezem Vinkeveen b Vaarten Amsterdam Vaarten Groot Mijdrecht Vaarten Ronde Hoep Vaarten Ronde Venen Vaarten Vechtstreek Vaarten Westeramstel Vaarten Zevenhoven Vecht Vinkeveense Plassen Waterleidingplas Wijde Blik
Fytoplankton Macrofauna
Macrofyten
Vis
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
0,6 0,4 0,5 0,56 0,6 0,6 0,5 0,6 0,6
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,51 0,6 0,6
0,6 0,45 0,6 0,59 0,59 0,6 0,58 0,6 0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
0,52 0,5 0,5 0,54 0,51 0,6 0,5 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,5 0,5 0,52
0,56 0,51 0,51 0,6 0,51 0,6 0,51 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,51 0,6
0,54 0,53 0,51 0,6 0,6 0,6 0,38 0,6 0,6 0,6 0,46 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,55 0,52
2
Door aanpassing van het GEP aan wat in een bepaald waterlichaam mogelijk is, komt deze in een aantal gevallen lager te liggen dan het standaard GEP/GET dat landelijk op 0,6 van de maatlat is gesteld (zie bijvoorbeeld macrofauna in waterlichaam Sloterplas: 0,5). Hierboven zijn bij de kleuren van de scores de landelijke “default” maatlatten aangehouden. Bij de bepaling van de scores voor ecologische toestand zijn deze maatlatten verschaald. Dit betekent dat een score van 0,55 op de maatlat voor macrofauna in de Sloterplas de kleur groen krijgt, omdat deze score aan het GEP voldoet.
29/86
5.3
Verwachting 2015 In dit plan is ook aangegeven aan hoe ver we in 2015 denken te komen met het verbeteren van de ecologische toestand, uitgaand van een realistisch, haalbaar en betaalbaar maatregelpakket. Dit levert het zogenaamde ‘verwachting 2015’ op, aangegeven als ‘klasse’ op de maatlat. De verwachting is indicatief en heeft geen formeel juridische status (zie ook hoofdstuk 7 en bijlage 4).
5.4
Ecologische doelen voor Natura2000-gebied Aanwijzing als Natura2000-gebied betekent dat het ministerie van LNV integrale doelstellingen voor de gewenste natuurdoelen vaststelt. Deze Natura-2000-doelen zijn ook leidend voor het waterbeheer in deze gebieden. Voor alle Natura-2000-gebieden worden door de provincies of door het Rijk vóór eind 2009 beheerplannen opgesteld. Hierin wordt vastgelegd hoe en wanneer de doelen voor instandhouding van het gebied gehaald worden. Activiteiten in en rondom Natura- 2000-gebieden (landbouw, recreatie, waterbeheer) met negatieve effecten op de natuur(doelen) kunnen ook via deze beheerplannen gereguleerd worden. De beheerplannen worden voor zes jaar vastgesteld, waarna een herziening volgt. Het is belangrijk dat de in de beheerplannen vast te stellen specifieke natuurdoelen en maatregelen haalbaar zijn en aansluiten bij de KRW-doelen en maatregelen die in 2009 voor de ecologische toestand zullen worden vastgesteld. Het risico bestaat dat hogere natuurdoelen aanvullende watergerelateerde maatregelen en/of aanpassing van KRW-doelen noodzakelijk maken. Bij het afstemmen van de maatregelen in het Natura2000-beheerplan wordt afgesproken wie welke maatregel zal uitvoeren.
30/86
6
6.1
Maatregelen om de ecologische en chemische toestand te verbeteren De selectie van mogelijke maatregelen Voor het selecteren van maatregelen zijn twee invalshoeken gebruikt. Aan de ene kant zijn maatregelen afgeleid uit de hierna beschreven maatregelstrategie, aan de andere kant zijn mogelijke maatregelen uit een (landelijke) groslijst beschouwd. De landelijke groslijst bestaat uit een aantal categorieën van mogelijke maatregelen, waarbij onderscheid is gemaakt in maatregelen voor inrichting, beheer, aan de bron, ruimtelijk en instrumenteel. De volledige lijst categorieën is te vinden in bijlage 6. Uit de landelijke groslijst zijn eerst alle maatregelen geschrapt die niet relevant zijn voor het hele beheergebied van AGV omdat het gaat over zaken die niet voorkomen in ons gebied (zoals bijvoorbeeld beekherstel). Vervolgens zijn per waterlichaam de maatregelen toegevoegd die volgen uit de maatregelstrategie die past bij het gebied. De overgebleven maatregelen uit de groslijst plus de extra toegevoegde maatregelen zijn per waterlichaam beoordeeld op: - Relevantie Niet alle typen maatregelen zijn technisch-inhoudelijk relevant. Als er bijvoorbeeld geen lozingen van rwzi’s zijn, is het aanpassen van rwzi’s voor dat deelgebied niet relevant. De niet-relevante maatregelen vallen af en zijn niet verder op de andere criteria gescoord. - Onomkeerbaarheid Bij onomkeerbare ingrepen gaat het om hydromorfologische ingrepen in het verleden die we niet meer terug willen draaien omdat het te ingrijpend is (sociaal, economisch en/of door schade aan functies), bijvoorbeeld de bedijkingen van polders en droogmakerijen of een bepaald peilbeheer. Vaak hangt dit ook samen met de functies van het water (wateraan- en afvoer, scheepvaart, recreatie etc.) of de directe omgeving daarvan. - Schade aan functies Hierbij is het uitgangspunt van de provincies Utrecht en Noord-Holland gevolgd, dat grootschalige functiewijzigingen niet aan de orde zijn. Het gaat om functies zoals scheepvaart, landbouw en recreatie. Disproportioneel grote schade is te beschouwen als onomkeerbaarheid. - Schade aan milieu Mogelijke schade aan milieu, natuur, cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden. - Bijdrage aan doelbereik KRW Een inschatting van het effect van de maatregel op basis van de resultaten van de (ecologische) monitoring en de systeemanalyse, zoals de fosfaatbelasting. - Bijdrage aan overige doelstellingen AGV Bijvoorbeeld: kwaliteits- of ecologische doelen in andere wateren, het verminderen van de kans op wateroverlast (NBW), verdrogingsbestrijding. Het is niet altijd mogelijk om schade aan functies en onomkeerbaarheid goed te scheiden. Schade aan functies en onomkeerbaarheid hangen ook samen met disproportionele kosten voor de functies of degenen die schade ondervinden of degenen die de schade moeten betalen om iets terug te draaien. Maatregelen die de effecten van de onomkeerbare maatregelen kunnen verminderen (mitigerende maatregelen), zoals de aanleg van natuurvriendelijke (voor)oevers, moeten wel opgenomen worden.
31/86
In bijlage 7 is een toelichting op de criteria voor significante schade en onomkeerbaarheid opgenomen alsmede een aantal overige uitgangspunten ten aanzien van het uitvoeren van maatregelen. Bovenstaande uitgangspunten heeft AGV gehanteerd voor motivatie waarom bepaalde (typen) maatregelen niet zijn meegenomen. In afwijking van deze uitgangspunten kan een maatregel toch worden opgevoerd als het positieve effect voor de KRW-doelen heel groot is en de maatregel voldoende bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak heeft. Als het draagvlak of de effectiviteit nog niet zeker is dan wordt de maatregel opgenomen als potentiële maatregel gekoppeld aan een onderzoeksmaatregel. In dat geval wordt in 2015 beslist of de potentiële maatregel wordt omgezet in een uitvoeringsmaatregel. Maatregelstrategie De maatregelstrategie onderscheidt drie sporen: - het belastingenspoor, gericht op vermindering van het (effect) van belasting met voedingsstoffen; - het structuurspoor, gericht op verbetering van ecologische inrichting en onderhoud; - en het verbindingenspoor, gericht op het maken van ecologische (vis)verbindingen. In onderstaand kader is de maatregelstrategie toegelicht. Toelichting op maatregelstrategie Er zijn verschillende typen maatregelen mogelijk om
systeemkenmerken bepalen kritische fosfaatbelasting
de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit te
huidige fosfaatbelasting
onzekerheid
verbeteren. AGV onderscheidt drie sporen:
onzekerheid
Dit spoor bevat maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van de belasting met voedingsstoffen (Type 1), het vergroten van de draagkracht van het systeem waardoor het meer voedingsstoffen ‘aankan’ (Type 2) en maatregelen die een omslag van troebel naar helder water kunnen ‘forceren’ (Type 3). Spoor 2: het structuurspoor Dit spoor bevat maatregelen die gericht zijn op het vergroten van de ecologische diversiteit door inrichting en onderhoud. Spoor 3: het verbindingenspoor
Kroosbedekking (% wateroppervlak)
Spoor 1: het belastingenspoor terug
goede toestand, helder en plantenrijk
type 1 belastingen reduceren type 2 draagkracht vergroten
slechte toestand, troebel en soortenarm
type 3 omslag forceren
heen
Waterbodem + externe nutriëntenbelasting (gram P per m 2 per jaar)
Dit spoor bevat maatregelen die gericht zijn op het maken van ecologische verbindingen. Welk type maatregelen zinvol is hangt vooral van twee vragen af: hoe erg is het watersysteem op dit moment belast met voedingsstoffen? En in hoeverre is er ruimte in het systeem voor structuurmaatregelen? Een ecosysteem reageert op belasting met voedingsstoffen meestal niet met een geleidelijke verandering, maar met een omslag bij een kritische grens: bij overschrijding van die kritische grens gaat het water ineens van helder naar troebel. Dit is de zogenaamde ‘hoge kritische grens’. Er is ook een kritische grens waarbij een ecosysteem zich herstelt, bijvoorbeeld van troebel naar helder water. Die kritische grens ligt niet op hetzelfde punt, maar bij een lagere belasting met voedingsstoffen: de ‘lage kritische grens’. Als de belasting met voedingsstoffen ver boven de hoge kritische grens ligt en door maatregelen er ook niet onder zal komen, heeft het ecologisch gezien nauwelijks zin om deze maatregelen te nemen: de ecologische omslag zal toch niet komen. In die gevallen kan het nog wel mogelijk zijn het systeem gevarieerder te maken, bijvoorbeeld door het inrichten van oevers (structuurmaatregelen). Als het systeem in de buurt van de kritische grenzen ligt heeft het wel zin om maatregelen te nemen die de belasting verlagen (type 1). Tegelijkertijd kan de draagkracht van het systeem worden vergroot door het
32/86
nemen van inrichtingsmaatregelen (type 2). Daardoor verschuift als het ware de kritische grens naar rechts in de afbeelding: een systeem met meer natuurvriendelijke oevers kan bijvoorbeeld meer fosfaat verdragen. Door zowel de draagkracht te vergroten als de belasting te verminderen bereikt het ecosysteem op een gegeven moment het omslagpunt voor herstel. Dat omslagpunt is soms te ‘forceren’ door bijvoorbeeld afvissen (type 3). Forceren heeft geen zin als de belasting met voedingsstoffen nog te hoog is: de omslag zal dan niet stabiel zijn.
Kosten Om de kosten voor uitvoering van de geselecteerde maatregelen te kunnen bepalen zijn kostenkengetallen gebruikt die gebaseerd zijn op eerdere projecten binnen AGVgebied, afgestemd met de kostenkengetallen zoals die in het Rijn-West verband zijn gebruikt, en op de ervaringen van terreinbeheerders. Voor individuele maatregelen kan de kostenraming zijn bijgesteld vanwege bijvoorbeeld specifieke, lokale omstandigheden. De kosten van een maatregel worden meestal onderscheiden in investeringen (eenmalig) en exploitatiekosten (jaarlijks/periodiek voor beheer en onderhoud). Een deel van de uitvoeringskosten is afkomstig van projectramingen, dit betreft meestal autonome maatregelen. Effecten Het bepalen van effecten van maatregelen op de ecologie is en blijft een moeilijke opgave. Door te zoeken naar de factoren die sturend zijn voor de ecologie, is het mogelijk om een inschatting te geven van het effect van maatregelen op deze “stuurparameters”. Verbetering in de belangrijkste stuurparameters zal tot verbetering van de ecologische kwaliteit leiden, zelfs als niet precies bekend is hoe de relatie tussen stuurparameter en ecologie exact ligt. In de maatregeltabellen zijn daartoe een aantal sturende factoren gedefinieerd. Hoeveel effect een maatregel heeft, is niet exact te zeggen en voor een groot deel een inschatting. Eventuele bijstelling van de te verwachten effecten op de ecologische toestand volgt in 2015. De stuurparameters zijn te herleiden naar de drie sporen uit de maatregelstrategie (zie kader). Het gaat dan bijvoorbeeld over de vermindering van de fosfaatbelasting of om het oppervlak aan te leggen natuurvriendelijke oevers. Het effect op de ecologie daarvan kunnen we kwantificeren. Deze aanpak is vernieuwend en gaat een stap verder dan het invullen van ‘plussen en minnen’ voor het inschatten van effectiviteit. Echter, de effecten van het totale maatregelpakket op de ecologie van het waterlichaam als gevolg van verbetering op de stuurfactoren is niet makkelijk te kwantificeren door allerlei onzekerheden, natuurlijke dynamiek en onderlinge relaties tussen factoren. Van het totale effect is een inschatting gemaakt die is uitgedrukt in de resulterende KRW-klassen op de ecologische maatlatten (slecht, ontoereikend, matig en goed). Kosteneffectiviteit In principe is het mogelijk een waarde voor kosteneffectiviteit te bepalen door een getal voor effectiviteit te delen door een getal voor kosten. Dat kan per maatregel met de gegevens uit de maatregeltabellen, maar dat is weinig zinvol. In de praktijk hangen de effecten van maatregelen met elkaar samen. De relatief dure maatregelen zijn wel apart beoordeeld op effectiviteit en op grond daarvan is een aantal maatregelen als ‘laag effectief’ bestempeld voor KRW-doelen. De extra maatregelen die wel zijn geselecteerd en overwogen maar vanwege een lage kosteneffectiviteit niet zijn meegenomen, zijn in bijlage 8 aangegeven. Dat ze voor de KRW niet effectief zijn, wil overigens niet zeggen dat ze niet zinvol kunnen zijn voor andere doeleinden – sterker nog, meestal zullen ze dat wel zijn, en ‘lift KRW mee’ als om andere reden dan vanuit de KRW wordt besloten tot de uitvoering ervan.
33/86
6.2
Reguliere en autonome maatregelen AGV en ook gemeenten, Rijkswaterstaat en particuliere partijen zijn continu bezig met het op orde houden en brengen van de waterkwaliteit. Dat hoort bij hun taken. Denk aan het reguliere beheer en onderhoud, baggeren, inzameling en transport van stedelijk afvalwater of toezicht en handhaving van wetten, regels en voorschriften. Deze maatregelen zijn gericht op het voorkomen van verslechtering van de waterkwaliteit. De reguliere maatregelen rekenen we niet tot de KRW-maatregelen. De kosten hiervoor zijn ook niet meegenomen in de KRW. Voor AGV liggen deze reguliere kosten in de periode tussen 2009 en 2015 in de orde van € 60 miljoen. Maatregelen die bijdragen aan het verbeteren van de ecologische kwaliteit in waterlichamen zijn wel KRW-maatregelen: ze brengen de KRW-doelen dichterbij. Niet al deze maatregelen zijn nieuw. Voor een deel zijn ze al opgenomen in autonoom beleid. De inventarisatie van autonome maatregelen bevestigt het beeld dat AGV en gemeenten al veel investeren in verbetering van de waterkwaliteit, verbeterde afvalwaterzuivering, het waterkwaliteitsspoor, sanering van onvoldoende gezuiverde lozingen in het buitengebied (riolering of IBA’s) en de waterinrichting (watergebiedsplannen, herstelplannen en/of stedelijke waterplannen). Maar autonome maatregelen blijken meestal niet voldoende te zijn voor het bereiken van de goede ecologische toestand. Daarvoor zijn extra KRW-maatregelen nodig. Bij de effectvoorspellingen zijn de autonome maatregelen meegenomen (zie hoofdstuk 7). De 14 autonome maatregelenpakketten in de periode 2010-2015 zijn per waterlichaam in bijlage 9 aangegeven. Er zijn ook maatregelen die onderdeel uitmaken van regionale waterbergingsprojecten (Nationaal Bestuursakkoord Water, NBW) en die bijdragen aan verbetering van de ecologische kwaliteit. Ook hiervoor geldt dat ze wel het label ‘KRW-maatregel’ hebben, maar dat ze niet zijn meegenomen in de kostenberekeningen, om dubbeltellingen met bijvoorbeeld het NBW-programma te voorkomen. Het gaat hierbij om de grootschalige, al lopende gebiedsprojecten zoals in polder Horstermeer.
6.3
Extra maatregelen voor waterlichamen in de periode 2010-2015 Uit de beoordeling van de huidige toestand en de analyse van de watersystemen volgt welke maatregelen effectief zijn om de ecologische en chemische kwaliteit nog verder te verbeteren. In totaal heeft dat 40 maatregelpakketten in de periode 20102015 opgeleverd. Deze staan in de maatregeltabellen in bijlage 9 en 10. In bijlage 9 is per waterlichaam een samenvattend overzicht gegeven van de maatregelpakketten die in de periode 2010-2015 worden uitgevoerd. In bijlage 10 zijn deze maatregelpakketten per trekker genoemd, samen met de omvang van deze pakketten. Daarnaast zijn de maatregelen en verwachte effecten per waterlichaam samengevat op de factsheets (bijlage 12). Het is niet zo dat een bepaald type maatregelen altijd het meest kosteneffectief is. Dat hangt sterk af van wat het gebied nodig heeft, ofwel welke stuurparameters het meest relevant zijn. Verder is het vaak zo dat een maatregel pas zin heeft in combinatie met één of meer andere maatregelen, waarvoor dan een maatregelpakket is samengesteld. Het is niet zo dat een bepaald type maatregelen altijd het meest kosteneffectief is. Dat hangt sterk af van wat het gebied nodig heeft, ofwel welke stuurparameters het meest relevant zijn. Verder is het vaak zo dat een maatregel pas zin heeft in
34/86
combinatie met één of meer andere maatregelen, waarvoor dan een maatregelpakket is samengesteld. Maatregelen op het gebied van ‘structuur aanbrengen’ (natuurvriendelijke inrichting en onderhoud) zijn voor bijna alle waterlichamen relevant. In ongeveer de helft van de waterlichamen zijn extra maatregelen op het gebied van het verminderen van de fosfaatbelasting zinvol. Maatregelen op het gebied van ‘structuur aanbrengen’, zoals natuurvriendelijke inrichting en onderhoud, zijn voor bijna alle waterlichamen relevant. Door het aanpassen van (het beheer van) kunstwerken, zoals sluizen, stuwen, inlaten en gemalen of de aanleg van speciale voorzieningen zoals een vishevel, worden zeven knelpunten voor de vismigratie in AGV-gebied opgelost. De verdeling van de diverse typen maatregelen over de indeling zoals die landelijk is afgesproken, is in bijlage 10 weergegeven. 6.3.1
Onderzoeksmaatregelen Van een aantal maatregelen is de effectiviteit, de uitvoerbaarheid of de financiële haalbaarheid nog niet bekend. Hiervoor zijn in totaal 11 onderzoekspakketten geformuleerd, waarvan AGV er 10 voor zijn rekening neemt. Deze bestaan uit specifiek onderzoek voor bepaalde deelgebieden en voor een deel ook uit gebiedsbreed onderzoek. Het is de bedoeling deze maatregelen in de periode tot 2015 te onderzoeken, en eventueel na 2015 alsnog als uitvoeringsmaatregel op te voeren. Voorbeelden van onderzoeksvragen zijn: hoe kunnen we flexibel peilbeheer invoeren en wat we kunnen doen aan visstandbeheer en exotenbestrijding. Bestrijding van exoten Overal ter wereld duiken soorten op die van oorsprong elders leven. In sommige gevallen kunnen deze soorten een plaag vormen en schade aanrichten aan het oorspronkelijke ecosysteem. In ons beheergebied zijn er momenteel vooral problemen met twee exotische plantensoorten (Grote waternavel en Cabomba) en vermoedelijke problemen met de Amerikaanse rivierkreeft. AGV bestrijdt de plantensoorten sinds enkele jaren actief. Over de schade die de Amerikaanse rivierkreeft aanricht, is nog geen duidelijkheid. Er zijn berichten dat deze soort hele watergangen en plassen kaalvreet. Door gebrek aan onderzoek zijn hier van in Nederland nog geen harde bewijzen voorhanden. Alvorens tot bestrijding van de Amerikaanse rivierkreeft over te gaan, is het voorstel om in samenwerking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (waar hetzelfde probleem speelt) en met het ministerie van LNV (het coördinerend orgaan voor invasieve soorten) een onderzoek te laten verrichten naar de schade en eventuele bestrijding van deze rivierkreeft. Inrichtingsmaatregelen langs alle hoofdwatergangen Deze maatregel bestaat voornamelijk uit het verbreden van de watergangen en/of het natuurvriendelijk inrichten van de oevers. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor water en voor natuur en voor natuurvriendelijk onderhoud ervan. De benodigde aankoop van circa 65 hectare grond (waarvan naar verwachting de helft ook effect heeft op de waterlichamen), voor verbreding van de watergangen wordt in de periode 2010-2015 niet haalbaar geacht, vanwege het vrijwillige karakter van de grondverwerving (zie ook § 6.6). In de periode tot 2015 worden hiervoor onderzoek en proefprojecten uitgevoerd.
6.3.2
Herstel- en inrichting petgaten en legakkers Een belangrijk deel van de maatregelen in de Oostelijke Vechtplassen (ondiepe laagveenplassen) richt zich op het herstel van petgaten en legakkers. Enkele petgaten moeten worden hersteld voor verbetering van de waterkwaliteit en om 35/86
diverse plantensoorten te behouden die bij de verschillende verlandingsstadia horen. Bomen op legakkers worden verwijderd, zodat de legakkers behouden blijven en de watervegetatie zich goed kan ontwikkelen. Deze maatregelen leveren ook een bijdrage aan de Natura2000 doelstellingen voor de Oostelijke Vechtplassen en dragen bij aan de toename van krabbenscheer en fonteinkruiden, blauwgraslanden en overgangs- en trilvenen. 6.3.3
6.4
Verminderen van de belasting Zoals gezegd worden in ongeveer de helft van de 30 waterlichamen maatregelen voorgesteld voor vermindering van de (fosfaat)belasting. Het kan dan gaan om het omleiden van voedselrijk water vanuit het achterland, inrichtingsmaatregelen om het instellen van flexibel peil mogelijk te maken, het beperken van inlaatwater of bijvoorbeeld het aanleggen van een installatie voor defosfatering van het inlaatwater. Maatregelen voor terugdringen van overige relevante chemische stoffen Voor de aanpak van de problemen met de waterkwaliteit beschikken we als waterbeheerder over een aantal instrumenten, zoals: - aanpak eigen lozingen (bijvoorbeeld het effluent van rwzi’s); - waterbeheersmaatregelen zoals het beperken van het doorspoelen van het oppervlaktewater en het omleiden van vervuilde waterstromen; - handhaving; - communicatie acties om de problematiek aan te kaarten en andere partijen tot maatregelen aan te zetten. Ondanks de inzet van deze instrumenten blijkt dat met deze aanpak alleen niet het beoogde resultaat kan worden bereikt. De regio is daarnaast sterk afhankelijk van het landelijke en het Europese beleid. Het Rijk heeft zich deze boodschap aangetrokken en heeft een Uitvoeringsprogramma Diffuse Bronnen opgesteld. In negen van de 30 waterlichamen wordt de norm voor koper overschreden en in vijf waterlichamen de norm voor zink. Voor koper en zink wordt opgemerkt dat de EU toestaat dat er waterspecifieke normen worden gehanteerd op basis van biologische beschikbaarheid, die veelal minder streng zijn. Naar verwachting zal het aantal waterlichamen waarin zink en koper dan nog steeds een probleem vormt, gering zijn. Om deze normen te kunnen bepalen moet een aantal aanvullende metingen worden uitgevoerd, die vanaf 2009 voor alle waterlichamen in het meetnet zijn opgenomen. De bestrijdingsmiddelen, die zijn aangetroffen, zijn reeds verboden. Daarom zijn hier – naast de reguliere handhaving – geen aanvullende maatregelen voor voorgesteld.
6.5
Maatregelen chemie Naar aanleiding van de normoverschrijdingen voor Cadmium, Kwik en Tributyltin gaat AGV eerst uitzoeken of met een meer uitgebreide en specifieke monitoring de probleemstoffen nog steeds in beeld blijven. Daarbij zullen aanvullende metingen worden verricht om de biologische beschikbaarheid van deze stoffen te kunnen bepalen. De norm voor Cadmium is namelijk – net als voor Koper en Zink – afhankelijk van de biologische beschikbaarheid, die samenhangt met de hardheid van het oppervlaktewater. Hiervoor zijn in 2005 geen metingen verricht, waardoor voor deze stoffen automatisch de zwaarste norm geldt. Naast de uitgebreider metingen zal een bronnenstudie worden uitgevoerd om de herkomst van de probleemstoffen te achterhalen. Met deze informatie kan worden vastgesteld of maatregelen in het beheergebied nodig zijn of dat die elders moeten worden genomen. Een voorbeeld van dit laatste
36/86
is voor de stof Tributyltin. Deze stof vormt nog steeds een probleem omdat die nog voorkomt op scheepswanden als anti-fouling. Landelijk is deze stof al verboden en mag worden verwacht dat het probleem op den duur verdwijnt. Afhankelijk van de uitkomst van de bronnenstudie, kan daarnaast worden gedacht aan extra maatregelen om de huidige emissie van scheepsrompen tegen te gaan of waterbodems schoon te maken. 6.6
Doorkijk naar maatregelen voor waterlichamen in de periode ná 2015 De uitvoering van de maatregelen in de periode 2010-2015 heeft een verplicht karakter. Vanwege meerdere redenen blijkt de uitvoering van sommige kosteneffectieve maatregelen niet vóór eind 2015 haalbaar, namelijk door: - technische uitvoerbaarheid; - hoge kosten; - maatregelen die pas uitgevoerd kunnen worden of effectief zijn als eerst andere maatregelen zijn uitgevoerd; - benodigde vrijwillige medewerking van bijvoorbeeld grondeigenaren; - of onzekerheid over uitvoering, haalbaarheid, kosten of effectiviteit van een maatregel, waarvoor in de periode tot eind 2015 eerst onderzoek moet worden gedaan. Een deel van de maatregelen in de periode ná 2015 betreffen “voorwaardelijke maatregelen”, die mogelijk alsnog vóór eind 2015 kunnen worden uitgevoerd als de financiering hiervan haalbaar blijkt te zijn. De uitvoering van de geselecteerde maatregelen in de periode ná 2015 heeft geen definitieve status. Een overzicht van de maatregelpakketten is opgenomen in bijlage 9. Over het al dan niet uitvoeren daarvan wordt in de volgende plancyclus in 2015 een besluit genomen. Hierna is een aantal relatief kostbare of ingrijpende maatregelen beschreven. Dergelijke potentiële maatregelen worden, als de kosteneffectiviteit of de haalbaarheid op termijn tenminste hoog genoeg wordt ingeschat en er ook voldoende maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak is, opgevoerd als onderzoeksmaatregel. De uitvoering hiervan staat dus ook ná 2015 niet vast vanwege onzekerheden over effectiviteit, kosten, gevolgen c.q. risico’s en/of haalbaarheid (bestuurlijk of maatschappelijk). Natuurvriendelijke inrichting en onderhoud hoofd- en boezemwatergangen Maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit en de inrichting van oevers hebben weinig effect wanneer het onderhoud niet is afgestemd op het behoud van de natuurwaarden. Om natuurvriendelijk onderhoud te kunnen uitvoeren is voldoende ruimte nodig in een watergang. Grote delen van boezem- en hoofdwatergangen, de zogenaamde primaire wateren die door AGV zelf worden onderhouden, zijn nu te krap om over te kunnen gaan op natuurvriendelijk onderhoud (meer planten in het water laten staan). Vaak zal het nodig zijn om eerst een inrichtingsmaatregel (verbreding) uit te voeren. Verbreding van wateren om ecologische redenen gebeurt vooralsnog alleen op basis van vrijwilligheid. AGV is wel bereid om de benodigde grond hiervoor aan te kopen of de oevereigenaar een vergoeding te geven voor het uitgraven en natuurvriendelijke inrichting en voor opbrengstderving. AGV kan zelf het onderhoud van de natuurvriendelijk ingerichte zone op zich nemen of dit tegen betaling uitbesteden aan de oevereigenaar. Natuurvriendelijk inrichting en onderhoud overige wateren Bij deze maatregelen is te denken aan het graven van extra water in polders met relatief weinig water (orde grootte 400 hectare), bij voorkeur door het verbreden en natuurvriendelijk inrichten van watergangen en aan het afsluiten van beheerpakketten met derden. Dit kan in het kader van het Programma Beheer en/of door aanvullende groenblauwe diensten. De provincies sluiten deze 37/86
beheerovereenkomsten in principe af. AGV betaalt waar nodig voor voorafgaande natuurvriendelijke inrichting en voor de waardevermindering van de natuurvriendelijk ingerichte zone. Verdergaande verbetering van rioolwaterzuiveringen Een belangrijke vermindering van de (fosfaat)belasting van de Vecht zal worden bereikt door verdergaande zuivering op de rioolwaterzuiveringinrichtingen (rwzi’s) van Maarssen, Horstermeer (beide AGV) en Utrecht (van HDSR). Hierdoor verbetert ook de kwaliteit van het inlaatwater voor de Oostelijke Vechtplassen en daarmee de ecologische kwaliteit van de plassen.
38/86
7
Verwachte effecten van maatregelen In dit hoofdstuk zijn de effecten van de maatregelen op twee manieren beschreven. In de volgende paragraaf is de huidige toestand en de verwachting voor 2015 in beeld gebracht. Paragraaf 7.2 handelt over de verwachting voor 2027. Dit is vergeleken met de verwachting voor 2015. Met andere woorden: hoe ver zijn we nu in het halen van het GEP (of GET voor waterlichaam Naardermeer) voor het betreffende waterlichaam en verwachten we te zijn in 2015 en in 2027 op basis van de nu voorgenomen maatregelen. Het afleiden van doelen in relatie tot de effecten van maatregelen De landelijke systematiek voor het afleiden van doelen gaat uit van de relaties die bestaan tussen omgevingsvariabelen (fysisch/chemische parameters en de oppervlakte structuur) en de biologische kwaliteitselementen en tussen de biologische kwaliteitselementen onderling. Zo zal een vermindering van de fosfaatbelasting leiden tot een afname van de algenbloei, meer doorzicht, meer vegetatie en daardoor weer een betere visstand en macrofauna. Vergroting van de oppervlakte structuur leidt eveneens tot een verbetering van vegetatie, vis en macrofauna. De mate waarin omgeving en biologie elkaar beïnvloeden is bepaald door een groot aantal verschillende wateren te vergelijken. We weten daardoor in grote lijnen bijvoorbeeld hoeveel algen er verdwijnen en hoeveel vis er bijkomt als we de fosfaatbelasting reduceren. Deze relaties zijn deels te vinden in de landelijke documenten, waar mogelijk is echter gebruik gemaakt van een vergelijking tussen de wateren in het AGV-gebied. De effecten van maatregelen kunnen op dezelfde maatlat worden aangegeven als de maatlat waarop de huidige situatie en de doelen zijn aangegeven. Het optellen van de huidige situatie en het maatregeleffect geeft een indicatief beeld van de te verwachten nieuwe situatie (2015). Vanwege de onzekerheid van de maatregel -effect relaties en bijvoorbeeld de natuurlijke dynamiek van de natuur, moet dit als een “best mogelijke inschatting” worden gezien.
7.1
Verwachting 2015 In onderstaande tabel en bijlage 4 is te zien hoe na de uitvoering van de geplande (kosten)effectieve maatregelen tot eind 2015 de ecologische toestand in de waterlichamen naar verwachting zal veranderen. Bij de bepaling van het effect op de waterlichamen is rekening gehouden met de “voorwaardelijke KRW-maatregelen” (zie ook §6.6), die gepland staan in de periode ná 2015, maar die mogelijk vóór eind 2015 worden uitgevoerd, indien de financiering hiervan eerder haalbaar blijkt te zijn.
39/86
(Rood=slecht; oranje=ontoereikend; ggeeeel= l=m maattiigg; groen=goed; *=inschatting; leeg = geen data) huidige toestand waterlichaam Amstellandboezem Botshol Gaasperplas Grote Maarsseveense Plas Hol. Ankeveense Plassen Kortenhoefse Plassen Loenderveen Oost Loosdrechtse Plassen Molenpolder en Tienhovense Plassen Naardermeer (t.o.v. GET) Noorder IJplas Ouderkerkerplas Sloterplas Spiegelplas Ster en Zodden Stichts Ankeveense Plassen Terra Nova Tussenboezem Vinkeveen a Tussenboezem Vinkeveen b Vaarten Amsterdam Vaarten Groot Mijdrecht Vaarten Ronde Hoep Vaarten Ronde Venen Vaarten Vechtstreek Vaarten Westeramstel Vaarten Zevenhoven Vecht Vinkeveense Plassen Waterleidingplas Wijde Blik
Fyto
Macro
Veg
Vis
verwachting 2015 Eindscore Fyto Macro Macro chemie Vis Veg Veg* Vis
Fyto
Macro
Veg
Vis
Eindscore Fyto Macro Macro
Fyto Veg Fyto
chemie Vis Veg Veg Veg Macro Fyto Veg Macro* Macro Fyto Vis Macro Macro Macro Fyto Macro Fyto Veg Macro Vis* Fyto
Vis Veg Veg Macro Fyto Macro* Macro Fyto Vis Macro Macro Macro Macro Fyto Veg Macro Vis* Fyto
De eindscore (klasse) wordt met een kleur geïllustreerd, waarbij is aangegeven welke factor beperkend is voor het kunnen bereiken van het doel. Door het uitvoeren van de maatregelen bereiken zes waterlichamen al in 2015 het GEP. In zes andere waterlichamen wordt het GEP op één kwaliteitselement na gehaald, waaronder het Naardermeer waarvoor de Goede Ecologische Toestand (GET) als doel geldt. Opvallend is dat twee waterlichamen sterk achterblijven in 2015: de Vaarten Westeramstel en de Ouderkerkerplas. Voor de Vaarten Westeramstel zijn weinig maatregelen mogelijk. De vaarten zijn namelijk omringd door glastuinbouw en daarom zeer krap gedimensioneerd en worden daarnaast zeer hoog belast door achtergrondbelasting met fosfaatrijke kwel. Voor de Ouderkerkerplas wordt eerst onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor ecologische verbetering. Wat ook opvalt is dat de vaarten over het algemeen minder goed en minder snel vooruitgaan dan de plassen. Dit heeft te maken met de functie. AGV werkt aan natuurvriendelijke onderhoudsconcepten waar ook het onderhoud van de vaarten deel van uitmaakt. Zonder verbreding van de watergangen is de mate van natuurvriendelijk onderhoud echter maar op enkele plekken te vergroten. De maatregelen gericht op vermindering van de fosfaatbelasting en verbetering van de structuur zullen naar verwachting vooral een effect laten zien op de scores voor fytoplankton en vegetatie.
40/86
De snelheid en de mate van verbetering hangt uiteraard af van het uitvoeringstempo van de maatregelen, maar ook van de tijd die ecosystemen nodig hebben om te herstellen. De directe effecten van maatregelen op de verschillende biologische elementen zijn niet met zekerheid te voorspellen. Daarom richten de maatregelen zich in eerste instantie op het verbeteren van de omstandigheden. 7.2
Verwachting 2027 Op basis van de in beeld gebrachte maatregelen die na 2015 worden uitgevoerd, is een eerste inschatting gedaan voor welke waterlichamen de doelen na 2015 worden gehaald. Het aangeven van de verwachting 2027 is deels gedaan op basis van de berekening zoals die voor de verwachting 2015 is uitgevoerd, en deels op basis van gebiedskennis en “expert judgement”.
(Rood=slecht; oranje=ontoereikend; ggeeeel= l=m maattiigg; groen=goed; *=inschatting; leeg = geen data) verwachting 2015 waterlichaam Amstellandboezem Botshol Gaasperplas Grote Maarsseveense Plas Hol. Ankeveense plassen Kortenhoefse Plassen Loenderveen Oost Loosdrechtse Plassen Molenpolder en Tienhovense Plassen Naardermeer (t.o.v. GET) Noorder IJplas Ouderkerkerplas Sloterplas Spiegelplas Ster en Zodden Stichts Ankeveense Plassen Terra Nova Tussenboezem Vinkeveen a Tussenboezem Vinkeveen b Vaarten Amsterdam Vaarten Groot Mijdrecht Vaarten Ronde Hoep Vaarten Ronde Venen Vaarten Vechtstreek Vaarten Westeramstel Vaarten Zevenhoven Vecht Vinkeveense Plassen Waterleidingplas Wijde Blik
Fyto
Macro
Veg
Vis
verwachting 2027 Eindscore Fyto Macro Macro
Fyto
Macro
Veg
Vis
Eindscore Fyto
Fyto Veg Fyto Vis Veg Veg Macro
Fyto
Fyto Macro* Macro Fyto Vis Macro Macro Macro
Macro* Macro Fyto Vis Macro Macro
Macro Fyto Veg Macro Vis* Fyto
Macro Fyto
Fyto
Aan de hand van de tabel wordt duidelijk dat in veel waterlichamen vóór 2027 het goed ecologisch potentieel (voor Naardermeer: GET) wordt gehaald. De Amstellandboezem voldoet ook in 2027 waarschijnlijk niet voor fytoplankton, omdat de belasting met fosfaat vanuit de polders zal blijven bestaan. De Ouderkerkerplas wordt mogelijk zo sterk belast door smienten (eenden) dat maatregelen niet tot het gewenste effect zullen leiden. Het mogelijke effect van toekomstige koudewinning is hierin nog niet meegenomen. In Terra Nova zijn nog niet alle maatregelen in beeld om de fosfaatbelasting naar beneden te krijgen. Tussenboezem Vinkeveen a (Reservaat Demmerik) behaalt waarschijnlijk wel het GEP. Op dit moment zijn nog geen maatregelen in beeld waardoor Tussenboezem Vinkeveen b verder zal verbeteren. Voor de Vaarten Amsterdam, Groot Mijdrecht, Westeramstel en Zevenhoven zijn op dit moment geen of nauwelijks kosteneffectieve maatregelen te
41/86
formuleren waardoor de kwaliteit vooruit zal gaan. Wanneer genoeg open water in de polder Ronde Hoep gerealiseerd kan worden, zal de ecologische kwaliteit aanzienlijk verbeteren. De Wijde Blik zal door maatregelen in de Vecht verder verbeteren. In bijlage 4 is op kaart een compleet overzicht gegeven van de huidige situatie en verwachting 2015 en 2027. Soms komt het voor dat ondanks het reeds behalen van het GEP, toch maatregelen worden voorgesteld. Deze maatregelen zijn namelijk nodig voor het in stand houden van de goede situatie. 7.3
Verwachte effecten op Natura2000-doelen Veertien van de dertig waterlichamen bevinden zich binnen de begrenzing van Natura2000-gebied. Dit zijn gebieden waarin de Europese Vogel- en/of Habitatrichtlijn van kracht is. Voor de Natura- 2000-gebieden is het doel dat in 2015 de randvoorwaarden voor het realiseren van natuurdoelen volledig bereikt zijn. Het ministerie van LNV bepaalt in 2009 middels de beheerplannen de natuurdoelen. Door onomkeerbare ingrepen is een goede ecologische toestand (natuurlijke situatie) in de Natura2000-gebieden niet mogelijk, met uitzondering van het Naardermeer. Met de maatregelen tot 2015 kan in vier waterlichamen binnen het Natura-2000-gebied “Oostelijke Vechtplassen” vallen, het goede ecologische potentieel worden bereikt. In de overige waterlichamen binnen dit Natura2000gebied wordt het GEP nog niet bereikt omdat een aantal maatregelen pas ná 2015 uitgevoerd kan worden. Na 2015 wordt het GEP/GET voor alle waterlichamen binnen de Natura200-gebieden Botshol, Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer naar verwachting wel gehaald.
7.4
Verwachte effecten op verdroogde gebieden Alle waterlichamen binnen de begrenzing van Natura-2000-gebieden hebben tevens de status ‘TOP-gebied verdroging’. De provincies hebben afgesproken dat verdrogingsbestrijding in deze gebieden de hoogste prioriteit heeft. De verdroging is bestreden als de hydrologische randvoorwaarden voldoen aan het Gewenste Gronden Oppervlaktewater Regime (GGOR). In een groot deel van de TOP-gebieden in het beheergebied van AGV is het verdrogingsprobleem terug te voeren op de waterkwaliteit: die is niet optimaal voor de natte natuur. De KRW-maatregelen die zorgen voor een betere waterkwaliteit, dragen direct bij aan het bestrijden van de verdroging voor zover het gaat om waternatuur. Verdroogde landnatuur heeft vaak te maken met te lage grondwaterstanden of het afnemen van kwel. KRW-maatregelen die bijdragen aan het oplossen van deze problemen spelen bijvoorbeeld in de Bethunepolder.
7.5
Verwachte effecten op waterbergingsdoelen (NBW) Naast de KRW, gericht op verbetering van de waterkwaliteit van waterlichamen, loopt ook het programma Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), gericht op het voldoen aan de normen voor wateroverlast vóór 2015. Sommige maatregelen kunnen aan beide programma’s een bijdrage leveren. Dit speelt in het regionale waterbergingsproject Horstermeer. Ook op lokale schaal speelt dit, met name in de Bovenkerkerpolder en de Ronde Hoep. Het verbreden van sloten en het graven van meer open water zorgen hier voor een lagere fosfaatbelasting en meer waterberging.
42/86
7.6
Verwachte effecten op drinkwaterdoelen De waterlichamen Waterleidingplas en Loenderveense plas Oost hebben de functie drinkwaterwinning. Daarmee hebben ze de status ‘beschermd gebied’ in de KRW en is het mogelijk beschermingszones rond deze gebieden aan te wijzen. AGV heeft aan Provincie Utrecht gevraagd om de Bethunepolder aan te wijzen als zo’n beschermingszone. De KRW-maatregelen dragen bij aan de instandhouding van de goede waterkwaliteit in beide waterlichamen.
7.7
Verwachte effecten op zwemwaterdoelen Voor zwemwateren moet AGV de komende jaren zogenaamde ‘zwemwaterprofielen’ vaststellen, met een analyse van eventuele problemen en mogelijke maatregelen. Binnen Rijn-West is afgesproken deze analyses zoveel mogelijk mee te nemen in de KRW-detailuitwerking. Alle zwemwaterlocaties worden namelijk opgenomen in het register van beschermde gebieden voor de KRW. Voor AGV geldt dat er 8 waterlichamen zijn die tevens één of meer zwemwaterlocaties bevatten. Deze zwemwaterlocaties profiteren direct mee van de KRW waar het gaat om vermindering van de fosfaatbelasting en daarmee het optreden van drijflagen blauwalg.
7.8
Verwachte effecten op benedenstrooms gelegen wateren (afwenteling) Afwenteling, ofwel verslechtering van de waterkwaliteit door water dat van bovenstrooms van buiten het gebied binnenkomt, speelt vooral op landelijke schaal. Nederland heeft last van kwalitatief slecht water dat via de grote rivieren ons land binnenkomt. Het grootste knelpunt dat hierdoor ontstaat is een te hoog stikstofgehalte in de Noordzee. Op regionale schaal speelt afwenteling ook, maar minder prominent. In AGV-gebied liggen de meeste oorzaken van verontreinigingen of te hoge gehalten aan voedingsstoffen binnen het gebied zelf. De rwzi Utrecht is een voorbeeld van een belangrijke bron buiten AGV-gebied. Andersom beïnvloedt water dat het AGV-gebied uitstroomt ook andere gebieden, met name Rijkswateren (IJmeer, Amsterdam-Rijnkanaal, Noordzeekanaal) en uiteindelijk de Noordzee. Rijkswaterstaat verwacht van de waterschappen dat zij bijdragen aan verdere reductie van stikstofgehaltes in de Noordzee. AGV heeft daar de afgelopen jaren al grote stappen in gezet door verbetering van de rwzi’s. Maar ook de nieuwe KRW-maatregelen, waaronder verdergaande maatregelen op een aantal rwzi’s, zullen een bijdrage leveren. Hierdoor zal minder stikstof vanuit de polders op de boezem terechtkomen. Hoeveel minder is op dit moment nog niet bekend.
7.9
Effecten van overige ontwikkelingen op ecologie Naast de effecten van KRW-maatregelen, kunnen ook andere ontwikkelingen effect hebben op de chemische en ecologische toestand van de waterlichamen. In deze paragraaf wordt de relatie met ruimtelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen in de recreatievaart beschreven en hoe hiermee wordt omgegaan. Ruimtelijke ontwikkelingen Bij de implementatie van de KRW is rekening gehouden met de projecten Zuidas, Wibaut aan de Amstel, Zuidoostlob, Sloterplas, Gaasperplas en Noorder IJplas. Deze
43/86
projecten worden uitgevoerd volgens gemaakte afspraken en het vigerende beleid voor ruimtelijke ontwikkelingen. Recreatievaart AGV verwacht dat een toename van de gemotoriseerde pleziervaart op de Vecht zal leiden tot verdergaande aantasting van de ecologische waarden van de Vecht. Op grond daarvan is het waterschap tegen stimulerend beleid voor toename van gemotoriseerde pleziervaart op de Vecht. Een toename van de gemotoriseerde pleziervaart op de Vaarten Vechtstreek zal leiden tot aantasting van de ecologische toestand. Wanneer Provincie NoordHolland besluit tot betere ontsluiting van de vaarten, zijn maatregelen nodig om de huidige ecologische waarde te beschermen en schade zoveel mogelijk te beperken. De noodzaak hiertoe wordt vanuit de regelgeving van de KRW opgelegd.
44/86
8
Verantwoordelijkheden en kosten uitvoering In onderstaande tabel zijn per maatregelcategorie de totaal kosten weergegeven van de periode 2010 – 2015, inclusief de autonome maatregelen en de exploitatiekosten. Maatregel categorie
Kosten in miljoenen euro’s
Inrichtingsmaatregelen Omleiding/scheiden waterstromen
4,1
Verbreden watergang, nvo < 3 m.
4,3
Verbreden watergang, nvo > 3 m.
1,0
Verondiepen watergang
0,8
Aanpassen streefpeil
3,8
Vispasseerbaar maken kunstwerken
1,3
Beheermaatregelen Invoeren/wijzigen doorspoelen
0,1
Actief visstandbeheer
0,1
Actief vegetatiebeheer (enten, zaaien, planten)
0,3
Natuurvriendelijk onderhoud Baggeren eutrofe waterbodem
2,4 51,6 1
Aanpassen begroeiing langs water
0,5
Overig
0,1
Immissiemaatregelen Verminderen belasting rwzi’s – nutriënten Opheffen ongezuiverde lozingen
15,8 30,0 2
Mestvrije zones
0,2
Aanleg zuiveringsmoeras
0,3
Overig (m.n. defosfatering)
0,1
Ruimtelijke maatregelen beperken scheepvaart
1,2
Instrumentele maatregelen Uitvoeren onderzoek
2,2
Volg- en stuursysteem
3,6
Totaal
124
1
incl. € 45 miljoen voor baggeren Vecht
2
aansluiten woonboten Amsterdam
45/86
8.1
Verantwoordelijken voor de uitvoering en financiering van maatregelen De organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een maatregel, is in beginsel ook verantwoordelijk voor de financiering ervan. Dit hoeft niet te betekenen dat deze organisatie ook de volledige kosten moet financieren. Andere organisaties kunnen financieel bijdragen en veel maatregelen komen ook in aanmerking voor subsidies. In deze paragraaf is per organisatie op hoofdlijnen aangegeven voor de uitvoering van welke maatregelen zij verantwoordelijk zijn. In het uitvoeringsprogramma 2010-2015 zijn alleen de maatregelen opgenomen waarvan de gewenste (mede)financiering door provincies en andere partijen eind oktober 2009 zeker is. AGV heeft zijn deel van de (mede)financiering gereserveerd. Wanneer medefinanciering door een provincie via bijvoorbeeld ILG-gelden gewenst is, en de betreffende provincie nu nog geen garantie kan geven dat deze gelden ook vóór 2015 beschikbaar komt, worden de betreffende onderzoeks- of uitvoeringsmaatregelen als “voorwaardelijke maatregelen” doorgeschoven (gefaseerd) naar de periode ná 2015. Natuurmonumenten Natuurmonumenten is in een groot aantal waterlichamen de terreinbeheerder. Maatregelen die onder verantwoordelijkheid van Natuurmonumenten vallen zijn vooral herstel- en inrichtingsmaatregelen zoals baggeren, terugzetten van verlanding, plaggen en verwijderen groenopslag, het graven van nieuwe petgaten en aanleg van natuurvriendelijke oevers . Bijlage 10 geeft een volledig overzicht van de maatregelen in de periode 2010-2015 waarvoor Natuurmonumenten verantwoordelijk is. De totale uitvoeringskosten zijn geraamd op € 7,1 miljoen, waarvan € 0,1 miljoen autonome maatregelen. Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer beheert terreinen in twee waterlichamen: de Tussenboezem Vinkeveen a (Reservaat Demmerik) en Molenpolder/Westbroekse Z odden. Er zijn twee maatregelpakketten waarvoor zij als terreinbeheerder verantwoordelijk zijn (zie bijlage 10). De totale uitvoeringskosten zijn geraamd op € 0,5 miljoen, waarvan € 0,25 miljoen autonome maatregelen. Provincies De maatregelen waarvoor provincies verantwoordelijk zijn betreffen veelal de (grootschalige/ingrijpende) herinrichting van gebieden waarbij bestemmings- en functiewijzigingen een rol spelen. In Noord-Holland gaat het bijvoorbeeld om de Horstermeer; in Utrecht om de polders Groot-Mijdrecht en Bethune. Ook grondwatermaatregelen en de realisatie van ecologische verbindingszones liggen vaak bij de provincies. In bijlage 10 zijn de maatregelen in de periode 2010- 2015 aangegeven waarvoor de provincies Noord-Holland en Utrecht verantwoordelijk zijn. De totale kosten van deze maatregelen zijn respectievelijk geraamd op € 1,2 miljoen en € 3,8 miljoen, waarvan alle kosten autonoom zijn (reeds voorgenomen maatregelen). Gemeenten en Groengebied Amstelland Slechts enkele gemeenten zijn in beeld als verantwoordelijk voor de uitvoering van extra (nieuwe) KRW-maatregelen. De meeste maatregelen vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam, deels als beheerder van oppervlaktewateren voor drinkwaterbereiding (Terra Nova, Loenderveen-Oost en Waterleidingplas). Andere maatregelen van de gemeente Amsterdam betreffen grootschalige herinrichtingsprojecten zoals die in de Noorder IJplas en
46/86
rioleringsmaatregelen rond de Sloterplas. Ook twee stadsdelen in Amsterdam zijn (mede)verantwoordelijk voor uitvoering van (nieuwe) KRW-maatregelen. Een groot deel van de overige maatregelen waarvoor gemeenten aan de lat staan is onderdeel van autonome ontwikkelingen. In bijlage 10 is een volledig overzicht van de maatregelen in de periode 2010-2015 waarvoor de gemeenten en Groengebied Amstelland verantwoordelijk zijn. De totale uitvoeringskosten waarvoor gemeente Amsterdam, stadsdelen of Groengebied Amstelland verantwoordelijk zijn, afhankelijk van het type en de locatie van de maatregel, zijn geraamd op € 32 miljoen, waarvan € 30 miljoen autonome maatregelen (aansluiten woonboten). Afhankelijk van het type en de locatie van de maatregel zijn gemeente Amsterdam, stadsdelen of Groengebied Amstelland verantwoordelijk voor de uitvoering. AGV Zoals ook uit het overzicht in bijlage 10 blijkt, is AGV verantwoordelijk voor alle peilmaatregelen (voor zover geen functieverandering nodig is) en waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, zoals vispasseerbare kunstwerken, aanleg en onderhoud van (een deel van de) natuurvriendelijke oevers , omleiden van waterstromen, isoleren van gebieden, en beperken of defosfateren van inlaatwater. De totale kosten voor uitvoering hiervan zijn geraamd op circa € 80 miljoen, waarvan circa € 63,4 miljoen autonome maatregelen (voornamelijk baggeren Vecht, verbeteren rwzi’s en aanleg defosfatering). Omdat veel maatregelen in aanmerking zullen komen voor subsidie wordt het uiteindelijk door AGV te financieren bedrag lager. 8.2
Kostenverdeling maatregelen voor waterlichamen in periode 2010-2015 Bij elkaar wordt in AGV-gebied in de periode 2010-2015 in totaal circa € 25 miljoen extra geïnvesteerd voor verbetering van de ecologische kwaliteit van de 30 waterlichamen. Dit is inclusief de extra exploitatiekosten voor de KRW over deze periode. De onderstaande tabel geeft de verdeling van de kosten over de verschillende verantwoordelijke partijen en financieringsbronnen aan. Financiering van de extra KRW -maatregelen 2010-2015 (dus excl. autonome maatregelen), door/vanuit:
Autonome kosten (in miljoenen euro’s)
Rijkssynergie bijdrage
2,6
0
ILG subsidie (alleen Rijks ILG-gelden)
2,2
2,0
AGV
13,8
23,1
Provincie Utrecht (incl. provinciale ILG-gelden)
0,67
1,2
Provincie Noord-Holland (incl. provinciale ILG-gelden)
2,0
0,8
Natuurmonumenten
1,0
0,1
Staatsbosbeheer
0,12
0,03
Gemeente Amsterdam / stadsdelen
1,6
26,4
Groengebied Amstelland
0,1
0
RWS
0,3
45
SenterNovem
0,9
0,2
25
99
totaal
8.3
Kosten (in miljoenen euro’s)
Onzekerheden in de kostenberekeningen Uiteraard zijn er onzekerheden in de kostenschattingen. De grootste onzekerheid is de schatting van kosten voor herstel van petgaten, baggeren en het (periodiek) natuurvriendelijk onderhoud. Voor natuurvriendelijk onderhoud is de aanname
47/86
vooralsnog dat dit duurder is dan ‘gewoon onderhoud’. Het is de echter vraag of dat ook echt zo zal zijn. Verder zijn de kosten voor de maatregel ‘vispasseerbaar maken van kunstwerken’ relatief onzeker, mede vanwege de weinige ervaringscijfers hiervoor in AGV-gebied. De kosten voor het opheffen van zeven knelpunten in het beheergebied bedragen naar raming circa € 1,3 miljoen. 8.4
Baten Met name de natuur- en milieuorganisaties in Nederland benadrukken het feit dat KRW-maatregelen niet alleen kosten, maar ook baten met zich mee kunnen brengen. Het gaat daarbij om zaken als toename van het aantal toeristen, waardevermeerdering van woningen, verandering in CO2-vastlegging, e.d. Het is mogelijk deze effecten in geld uit te drukken, met behulp van verschillende economische methoden. Dit geldt ook voor natuur- en milieueffecten. Voordeel van deze methoden is dat de effecten, in geld uitgedrukt, dan vergelijkbaar zijn met de kosten. Nadeel is dat het relatief veel tijd en geld kost om het uit te werken en dat er nogal veel haken en ogen aan zitten. Ten eerste blijken baten niet altijd opbrengsten te zijn (ofwel de baat is geen geldstroom, denk aan CO2 vastlegging). Ten tweede komen de baten niet altijd terecht bij de partijen die de kosten maken. Om deze redenen hebben we de baten niet verder uitgewerkt. Vingeroefeningen, onder andere uitgevoerd voor het Vechtplassengebied door een coalitie van natuur- en milieuorganisaties, lijken aan te geven dat de gemiddelde baten van KRW-maatregelen liggen tussen de 0 en 30% van de kosten.
8.5
Doorkijk naar kosten voor maatregelen in de periode 2015-2027 Voor de periode 2015-2027 is nu voorlopig een aanvullende investering voor de KRW in AGV-gebied geraamd van (exclusief autonome maatregelen) : - circa € 10,5 miljoen voor grondaankoop, - en € 69,3 miljoen voor maatregelen, waarvan € 18 miljoen voor “voorwaardelijke KRW-maatregelen”, die eerder kunnen worden uitgevoerd als de financiering hiervan haalbaar blijkt te zijn (voor financiering, zie onderstaande tabel). Dit is exclusief de kosten voor het NBW-project Horstermeer, dat ook bijdraagt aan KRWdoelen in waterlichamen. Deze kosten (circa € 28 miljoen in totaal) zijn hier niet meegenomen, om dubbeltelling met het NBW-programma te voorkomen. De effecten van deze projecten zijn wel meegenomen. Financiering van ”voorwaardelijke maatregelen” ná
Kosten
2015, die bij financiële haalbaarheid vóór eind 2015
(in miljoenen euro’s)
uitgevoerd kunnen worden: ILG subsidie (alleen Rijks ILG-gelden)
7,4
AGV
4,2
Provincie Utrecht (incl. provinciale ILG-gelden)
0,6
Provincie Noord-Holland (incl. provinciale ILG-gelden)
4,5
Natuurmonumenten
0,9
Staatsbosbeheer
0,01
Gemeente Amsterdam / stadsdelen
0,2
Gemeente Naarden
0,1 totaal
18
Voor een groot aantal van deze maatregelen moet eerst uit onderzoek volgen of deze maatregelen uitvoerbaar en financieel, bestuurlijk en/of maatschappelijk haalbaar en effectief zijn. Op dit moment is nog niet aan te geven of met deze extra
48/86
investeringen voor alle waterlichamen ook zal leiden tot de ecologische doelstellingen.
49/86
50/86
Referenties DHV, 2006. Leidraad voor het opstellen van maatlatten voor Rijn-West. Richtwaarden voor stuurvariabelen en voorbeelden van biologische maatlatten. Evers, C.H.M. et al [red], 2007. Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn water. Royal Haskoning (STOWA 2007 32b, RWSWD 2007 019) Molen, D.T. van der [red] 2005. Handreiking MEP / GEP. Handreiking voor vaststellen van status, ecologische doelstellingen en bijpassende maatregelenpakketten voor niet-natuurlijke wateren. RIZA, STOWA. Molen, D.T. van der & R. Pot, [red], 2007a. Referenties en conceptmaatlatten voor meren voor de Kaderrichtlijn Water. Update april 2007. Rapportnummer 2004-42. Molen, D.T. van der & R. Pot, [red], 2007. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA 2007 32, RWS-WD 2007 018) Most, H. van der, [red], 2006. Ecologische kennisregels binnen de KRW-verkenner. Witteveen+Bos, Deventer. CONCEPT Pot, R., [red], 2005. Default-MEP/GEP’s voor sterk veranderde en kunstmatige wateren. Concept versie 8 (30 november 2005). Pot, R. en Pelsma, T.A .H.M., 2006. Toetsen en beoordelen. Achtergronddocument met toelichting en voorbeelden voor de toepassing van de KRW-maatlatten biologie in Nederland. Schep, S., 2006. Vissen in meren. Factsheets Ecologische kennisregels. Witteveen+Bos Deventer Waternet, 2008. Onderbouwing status doelen en fasering waterlichamen Syncera, 2007. Inventarisatie bronnen en maatregelen Hoogheemraadschap AGV Waternet, 2009. Deelgebiedsrapportages KRW detailuitwerking
51/86
52/86
BIJLAGEN
53/86
54/86
Bijlage 1 Datum 23-01-2006 06-03-2006 24-04-2006
Overzicht bijeenkomsten gebiedsparticipatie Deelgebied Begeleidingscommissie Begeleidingscommissie Klankbordgroep KRW
April – juni 2006 KRW-tournee 04-10-2006 30-11-2006 07-12-2006 15-01-2007 25-01-2007 05-02-2007 08-02-2007 12-02-2007
Gemeentedag AGV Zuidelijke Vechtplassen KRW-werkconferentie Noord-Holland Gaasperplas Amstellandboezem De Venen Vecht en ARK
13-02-2007
Vecht en ARK
23-02-2007 26-02-2007 26-02-2007 Febr 2007 07-03-2007 07-03-2007 15-03-2007 22-03-2007 26-03-2007 26-03-2007 30-03-2007
Begeleidingscommissie Gaasperplas Noorderpark 1e KRW Nieuwsbrief ‘s-Graveland Noordelijke Vechtplassen Sloterplas De Venen Gaasperplas Amsterdam Westeramstel
16-04-2007 21-06-2007
Begeleidingscommissie Zuidelijke Vechtplassen en Noorderpark
26-06-2007 26-06-2007
KRW-conferentie Klankbordgroep KRW
Juni 2007 11-07-2007
2e KRW Nieuwsbrief KRW Grondwaterteam Zuidelijke Vechtplassen en Noorderpark KRW Grondwaterteam Zuidelijke Vechtplassen en Noorderpark Begeleidingscommissie KRW 3e KRW Nieuwsbrief Begeleidingscommissie en Klankbordgroep KRW
22-08-2007 10-09-2007 Okt 2007 20-11-2007
Doelgroepen / genodigden / aanwezigen 2 provincies, 3 gemeenten en RWS Utrecht 2 provincies, 3 gemeenten en RWS Utrecht alle overheden, terreinbeheerders (agrarisch, natuur, recreatie), hengelsport, watersport en overige waterbelangengroepen Alle gemeenten: rioleurs, ruimtelijke ordenaars, milieumensen, economen, beheer en onderhoud, wethouders Wethouders van alle gemeenten Wijdemeren, terreinbeheerders, deskundigen, watersport, belangen Alle 250 waterbelanghebbenden Natuur en milieu Stadsdeel Zuidoost, Groengebied Amstelland Provincie, RWS, ambassadrice Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt RWS, provincie, Abcoude, Breukelen, Diemen, Huizen, Loenen, Maarssen, Muiden, Utrecht, Wijdemeren, Weesp, SD Zuidoost, HDSR Natuurmonumenten, SBB, DLG, Landschap N-H en Utr, recreatieschap, hengelsport, watersport, woonbootfederatie, milieufederatie, Nuon, KvK 2 provincies, 3 gemeenten en RWS Utrecht SD Zuidoost, Groengebied Amstelland Provincie, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, deskundigen Alle 250 waterbelanghebbenden Natuurmonumenten, GNR Natuurmonumenten, terreinbeheerders, deskundigen SD Osdorp, SD Geuzenveld-Slotermeer, SD Slotervaart Breukelen, DRV, Nieuwkoop, Ouder-Amstel, terreinbeheerders, belangen SD Zuidoost, Groengebied Amstelland Amsterdamse hengelsportvereniging Amstelveen, Uithoorn, Rijnland, Groengebied Amstelland, WLTO, Agrarische natuurvereniging, Landschap N-H, A’damse hengelsport, DRO, Milieufederatie 2 provincies, 3 gemeenten en RWS Utrecht Gemeenten, provincies, DLG, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Landschap Noord-Holland, Plassenschap Loosdrecht, Recreatieschap, drinkwaterbelangen, LTO, Vechtplassencie, bewonersverenigingen, watersportbond, visverenigingen Alle 250 waterbelanghebbenden alle overheden, terreinbeheerders (agrarisch, natuur, recreatie), hengelsport, watersport en overige waterbelangengroepen Alle 250 waterbelanghebbenden Provincies Noord-Holland, Provincie Utrecht, Vitens, Drinkwatersector, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Tauw en Grontmij Provincies Noord-Holland, Provincie Utrecht, Vitens, Drinkwatersector, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Tauw en Grontmij 2 provincies, 3 gemeenten en RWS Utrecht Alle 250 waterbelanghebbenden 2 provincies, 3 gemeenten en RWS Utrecht + alle overheden, terreinbeheerders (agrarisch, natuur, recreatie), hengelsport, watersport en overige waterbelangengroepen
55/86
56/86
Bijlage 2 Kaart waterlichamen
57/86
58/86
Bijlage 3 Kaart meetnet Op de monitoringkaart is aangegeven van welk type meetnet de metingen door Waternet in de waterlichamen (WL) deel uitmaken: van het Toestand & Trend (T&T) meetnet of de Operationele Monitoring (OM), voor de biologische of chemische toestand. Voor verdere toelichting, zie § 4.1.
59/86
60/86
Bijlage 4 Kaarten ecologische toestand -
kaart 1 Huidige ecologische toestand kaart 2 Verwachting ecologische toestand 2015 kaart 3 Verwachting ecologische toestand 2027
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
61/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
62/86
Bijlage 5
Kaart visknelpunten
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
63/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
64/86
Bijlage 6 Landelijke groslijst maatregelcategorieën In onderstaande tabel zijn de categorieën van mogelijke maatregelen gegeven zoals die in de landelijke groslijst zijn opgenomen. Inrichtingsmaatregelen Hydrologisch (hydro)morf. Breedte
(hydro)morf. diepte / peil
verbinding vissen Overig Beheermaatregelen Hydrologisch biologische beheer
Waterbodem
op oever Overig Bronmaatregelen Landbouw
Scheepvaart Verkeer Industrie Oeverbescherming Bouwmaterialen Overig Immissie maatregelen RWZI / AWZI ongezuiverde lozingen Overstorten Afkoppelen strook langs water Overig
Ruimtelijke maatregelen Landbouw op en in het water
stedelijk gebied Grondwater Overig Instrumentele maatregelen
November 2009
IN 1 IN 2 IN 3 IN 4 IN 5 IN 6 IN 7 IN 8 IN 9 IN 10 IN 11 IN 12 IN 13 IN 14 IN 15
vasthouden water in haarvaten van het systeem omleiden/scheiden waterstromen verbreden (snel) stromend water / hermeanderen, NVO < 3 m verbreden (snel) stromend water / hermeanderen, NVO > 3 m verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: NVO < 3 m verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand: : NVO > 3 m verbreden watergang/-systeem : aansluiten wetland aanleg nevengeul verdiepen watergang/-systeem (overdimensioneren) verondiepen watergang/-systeem aanpassen streefpeil invoeren flexibel peilbeheer vispasseerbaar maken kunstwerken aanleg speciale leefgebieden voor vis overig
BE 1 BE 2 BE 3 BE 4 BE 5 BE 6 BE 7 BE 8 BE 9
invoeren/wijzigen doorspoelen uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer uitvoeren actief vegetatiebeheer (enten, zaaien, planten) uitvoeren op waterkwaliteit gericht onderhouds-/maaibeheer (water & natte oever) verwijderen (baggeren) eutrofe waterbodem verwijderen (baggeren) vervuilde waterbodem (m.u.v. eutrofe waterbodem) afdekken vervuilde waterbodem aanpassen begroeiing langs water overig
BR 1 BR 2 BR 3 BR 4 BR 5 BR 6 BR 7 BR 8 BR 9
verminderen emissie nutriënten landbouw verminderen emissie zware metalen en overige microverontreinigingen landbouw verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen landbouw verminderen emissie scheepvaart verminderen emissie verkeer verminderen emissie industrie saneren uitlogende oeverbescherming verminderen emissies bouwmaterialen overig
IM 1 IM 2 IM 3 IM 4 IM 5 IM 6 IM 7 IM 8 IM 9 IM 10 IM 11
verminderen belasting RWZI - nutriënten verminderen belasting RWZI - overige stoffen opheffen ongezuiverde lozingen aanpakken overstorten gemengde stelsels afkoppelen verhard oppervlak zuiveren afgekoppeld verhard oppervlak spuitvrije zones mestvrije zones aanleg zuiveringsmoeras bij lozings- en/of innamepunt saneren verontreinigde landbodems overig
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8
wijzigen landbouwfunctie beperken recreatie beperken scheepvaart wijzigen visserij wijzigen stedelijke functie mijden risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden verminderen / verplaatsen van de grondwaterwinning overig
IS 1 IS 2 IS 3 IS 4 IS 5
uitvoeren onderzoek geven van voorlichting aanpassen/introduceren wet- en/of regelgeving financiële maatregelen overig
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
65/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
66/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
67/86
Bijlage 7 Criteria significante schade en onomkeerbaarheid Bij het bepalen van doelen is rekening gehouden met het feit dat een aantal ingrepen onomkeerbaar zijn en dat maatregelen kunnen leiden tot significante schade. De volgende maatregelen/ingrepen worden beschouwd als onomkeerbaar of als maatregelen die significante schade opleveren (mede vanwege disproportionele kosten van uitvoering of schadevergoeding). • Het verwijderen van bebouwing en infrastructuur; • Het verwijderen van bruggen, sluizen, gemalen en stuwen (het passeerbaar maken van deze kunstwerken is wel mogelijk); • Het verwijderen van drainage; • Het stoppen van inlaat van water (optimaliseren van inlaat is wel mogelijk) • Verlegging van kaden of dijken; • Verbreden van wateren met meer dan 2 meter en beheerstroken breder dan 4 meter (incl. 2 meter natuurvriendelijke inrichting), tenzij op basis van vrijwilligheid. Tot 2 meter en beheer alleen als potentiële maatregel tenzij uitvoering vóór 2028 zeker is (zie hierna). • Waterpeil hoger of lager dan de gebruiksfunctie vereist (landbouw minimaal 60 cm drooglegging). Tenzij hiervoor financiële compensatie geboden wordt, en een en ander is vastgelegd of wordt in een peilbesluit of in een overeenkomst met de betreffende gebruikers (voorwaarde: provincie of natuurbeheerder betaalt mee). • Dit geldt niet wanneer sprake is van maaivelddaling waardoor de drooglegging minder dan 60 cm wordt. In dat geval zal het peil niet meer altijd verlaagd worden. De gebruiker heeft dan wel (soms) recht op financiële compensatie. • Waterpeilen hoger dan 40 cm beneden maaiveld of peilfluctuatie van meer dan 20 cm (PM: voor peilen tussen 40 en 60 cm en peilfluctuatie met meer dan 20 cm éérst peilbesluit en bij grote schade nadeelcompensatie) • Het peil in vaarwegen voor beroepsvaart mag niet meer dan 10 cm fluctueren. • Het waterpeil in vaarwegen voor recreatievaart mag in het zomerhalfjaar niet verder zakken dan de maximaal toegestane diepgang op de vaarweg. • Voor de KRW worden geen natuurvriendelijke oevers aangelegd als daarmee een minimumareaal van 5% natuurvriendelijke oevers voor het hele waterlichaam niet kan worden bereikt. • Het doorstroomprofiel van primaire en secundaire wateren en de vaarstrook van vaarwegen moet vrij blijven van plantengroei en daarmee ook van natuurvriendelijke oevers. • Niet meer dan 5% inkomstenderving in samenhangende gebieden van meer dan 500 ha (uitgangspunt provincie bepaalt en betaalt bij schade). • Niet meer dan 5% economische schade in samenhangende gebieden voor bedrijven en andere belangen (uitgangspunt: provincie bepaalt en betaalt bij schade), met uitzondering van effecten die het gevolg zijn van een betere waterkwaliteit en/of effecten op de visstand • Aantasting van cultuurhistorische en landschappelijke waarden tot een minimum beperken (tenzij compensatie of mitigatie mogelijk is). • Aantasting van natuurwaarden in Natura-2000-gebieden en in overige gebieden tot een minimum beperken of naar bevrediging van AGV en de natuurbeheerder compenseren of mitigeren. • Beroepsvaarwegen en vaarwegen die in de BRTN zijn opgenomen mogen niet worden aangetast in hun functie (maximale diepgang, doorvaart etc.). Maximaal haalbaar geachte inrichting van natuurvriendelijke oevers Uitgangspunten voor het bepalen van hoeveel natuurvriendelijke inrichting maximaal haalbaar is buiten het huidige profiel: • Alleen aanleg natuurvriendelijke oevers in (smalle) kanalen met harde beschoeiing en intensieve beroeps of recreatievaart langs oevers waar zich kansen en mogelijkheden voordoen streven is 5% van de oeverlengte. • Alleen aanleg natuurvriendelijke oevers in primaire (hoofd-) watergangen in polders waar zich kansen en mogelijkheden voordoen (vrijwillige medewerking agrariërs) streven is 10%. • Alleen natuurvriendelijke oevers in overige watergangen in veenweidegebieden met veeteelt waar zich kansen en mogelijkheden voordoen (vrijwillige medewerking agrariërs) streven is 10%. November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
68/86
•
Alleen natuurvriendelijke oevers in overige watergangen in polders met een agrarische functie anders dan veeteelt en in kleipolders waar zich kansen en mogelijkheden voordoen (vrijwillige medewerking agrariërs) streven is 5%. • Uitzondering op het voorgaande: Voor watergangen die deel uitmaken van ecologische verbindingszones is het streven 50% natuur(vriende)lijke oevers (voor zover realiseerbaar). Dit zijn geen harde criteria. Per waterlichaam of per polder wordt nagegaan wat gewenst, haalbaar en betaalbaar is, mede op basis van het gebruik en de huidige inrichting van de polder en de wateren (breedte, variatie in diepte, aanwezige plantengroei etc.). Randvoorwaarde is voldoende vrijwillige medewerking van grondeigenaren om hun land ter beschikking te stellen en het bijbehorende natuurvriendelijke onderhoud uit te voeren. Functieverandering die niet beleids- of planmatig is vastgelegd De provincies geven aan uit te gaan van bestaande functies en in principe gedwongen functieverandering zoveel mogelijk te vermijden. AGV neemt daar nota van, maar signaleert wel dat gedwongen functieverandering nodig kan zijn om tot effectieve oplossingen te komen. Het inrichten van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers op privé terrein zal in ieder geval tot 2015 alleen op basis van vrijwilligheid plaats vinden. Gewenste maatregelen waarbij sprake is van functieverandering (ook al is het minder dan 5%) die niet al beleids- of planmatig is vastgelegd of waarvan het nog niet zeker is of ze vóór 2027 kunnen worden uitgevoerd, worden “geparkeerd” als potentiële maatregelen. Potentiële maatregelen worden NIET apart benoemd maar expliciet opgenomen in de nadere omschrijving van onderzoeksmaatregelen die aan deze potentiële maatregelen zijn/worden gekoppeld. Potentiële maatregelen opnemen in onderzoeksmaatregelen Maatregelen waarbij functieverandering, peilverhoging of -fluctuatie, aankoop van gronden, of inrichting en beheer van gronden van derden (beheerovereenkomsten) aan de orde is worden NIET meegenomen in het uitvoeringspakket tot en met 2015 (het eerste SGBP). Voor waterpeilen hoger dan 60 cm onder maaiveld of grote peilfluctuaties moet eerst een peilbesluit genomen worden, plus toekenning van eventuele nadeelcompensatie. Dergelijke potentiële maatregelen worden, als de kosteneffectiviteit tenminste hoog genoeg wordt ingeschat en er ook voldoende maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak is, opgevoerd als onderzoeksmaatregel. Als de kosteneffectiviteit of haalbaarheid nu al te laag wordt ingeschat, wordt de betreffende maatregel niet opgevoerd, ook niet als onderzoeksmaatregel (kosteneffectiviteit te laag of sociaaleconomische gevolgen, schade aan functies, te groot). Voor potentiële maatregelen staat uitvoering ook ná 2015 niet vast vanwege onzekerheden over effectiviteit, kosten, gevolgen c.q. risico’s en/of haalbaarheid (bestuurlijk of maatschappelijk). De belangrijke onderzoeksvragen zijn: • welke alternatieven zijn nog in beeld; • in hoeverre zijn de inwoners en gebruikers van het deelgebied bereid om op vrijwillige basis mee te werken (verkopen, inrichten, beheren, hoger of variabel peil)? (hoeveel km of ha) • wanneer is realisatie mogelijk (aankoop, inrichtings- en beheerovereenkomsten, of peilbesluit)? • Wat is het te verwachten effect op de KRW of gebiedsdoelen? • Wat zijn de aankoop-, inrichting- en beheerkosten of nadeelcompensatiekosten bij hoger peil, en hoe worden deze verdeeld (x% Rijk, x% provincie, x% waterschap, kan voor elk van de 4 aspecten verschillend zijn). Geen extra inspanning boven generiek beleid Het huidige generieke mest- en stoffenbeleid is het vertrekpunt voor de regionale keuzes voor de maatregelen. De maatregelpakketten richten zich in hoofdzaak op de reductie van de belasting van het oppervlaktewater met fosfaat of stikstof. Voor de overige stoffen zijn geen of zeer beperkt maatregelen opgenomen.
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
69/86
Bijlage 8 Lage kosteneffectiviteit maatregelen In onderstaande tabel staan maatregelen die wel zijn geselecteerd en overwogen maar vanwege een lage kosteneffectiviteit niet zijn meegenomen. Maatregelen met lage kosteneffectiviteit voor KRW-doelen waterlichamen,
Investeringskosten
die als KRW-maatregel zijn niet zijn meegenomen
(€ miljoenen)
vuilstorten saneren in Noordelijke Vechtplassen
40
het vispasseerbaar maken van 18 kunstwerken
3
ontwikkeling Marickenland, functieverandering landbouw -> natuur/recreatie
p.m.
onderzoek en aanpak reductie overstorten stedelijk gebied Naarden, Bussum,
25
Hilversum en Muiden verder aanpakken gemengde stelsel Amsterdam
10
grondaankoop voor realisatie van functie "Natuur toekomstig" in 's-
6
Gravelandse polder, Naardermeent en rond oostelijke zanderijvaarten lokaal verdiepen watersysteem (door baggeren) en beperken emissies uit
4
polders Vaarten Vechtstreek aanleg natuurvriendelijke (voor)oevers Amsterdamse boezem
2 totaal
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
90
70/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
71/86
Bijlage 9 Maatregelpakketten per waterlichaam In deze bijlage zijn achtereenvolgens per waterlichaam de maatregelpakketten in de periode 2010-2015 en de periode ná 2015 aangegeven, met de voor uitvoering verantwoordelijke organisatie. Daarbij is onderscheid gemaakt in aanvullende (niet- autonome) en autonome KRW-maatregelen. De maatregelpakketten kunnen uit meerdere, samenhangende individuele maatregelen bestaan, en effect hebben op één of meerdere waterlichamen. Bijlage 10 geeft een overzicht van de maatregelenpakketten per verantwoordelijke organisatie, waarbij de omvang is aangegeven volgens de indeling van de landelijke groslijst van maatregelcategorieën. Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom) 4
Optimaliseren peilregime Botshol Ecologisch onderhoud oevers 6 Beperken belasting Gaasperplas 7 Herstel- en inrichtingsmaatregelen Holland Ankeveense Plassen fase 1 8 Stoppen bemesten van gronden van NM met kortlopende overeenkomsten 5
9
Waterlichaam (heeft effect op…..)
Trekker maatregel (verantwoordelijke)
Botshol Gaasperplas Gaasperplas Hollands Ankeveense Plassen
WS Amstel, Gooi en Vecht Groengebied Amstelland WS Amstel, Gooi en Vecht Natuurmonumenten
Hollands Ankeveense Plassen, Stichts Ankeveense Plassen, Kortenhoefse Plassen Kortenhoefse Plassen Loenderveen-Oost Loosdrechtse Plassen Loosdrechtse Plassen
Natuurmonumenten
Herstelmaatregelen Kortenhoefse plassen fase 1 Herstelmaatregelen Loenderveen Oost fase 1 effect 1 12 Weerslootgebied baggeren 13 Aanleg natuurvriendelijke oever langs hoofdwatergangen in polder Muieveld 15 Herstelmaatregelen Westbroekse zodden en Molenpolder fase Molenpolder en Tienhovense 1 effect 1 Plassen 17 Herstelmaatregelen Tienhovense plassen fase 1 effect 1 Molenpolder en Tienhovense Plassen 18 Uitvoeren inrichtingsplan Noorder IJplas fase 1 effect 3 Noorder IJplas 19 Uitvoeren inrichtingsplan Noorder IJplas fase 1 effect 2 Noorder IJplas 20 Uitvoeren inrichtingsplan Noorder IJplas fase 1 effect 1 Noorder IJplas 22 Herstelmaatregelen Ouderkerkerplas fase 1 Ouderkerkerplas 23 Drijflagen verwijderen tpv zwemlocatie Sloterplas 25 Omleiden van regenwateruitlaten Sloterplas 26 Isoleren Sloterplas van externe belasting Sloterplas 27 Beperken van inlaten uit andere gebieden Sloterplas 28 Aanleg natuurvriendelijke oevers - fase 1 Spiegelplas 29 Baggeren petgaten Ster en Zodden 30 Beheer - groenopslag verwijderen legakkers (voor 2015) Stichts Ankeveense Plassen 31 Actief biologisch beheer Terra Nova 32 Aantal juveniele ganzen beperken door eieren rapen Terra Terra Nova, Waterleidingplas, Nova (2010-2015) Loenderveen-Oost 33 Herstel en natuurvriendelijke inrichting oevers particuliere Tussenboezem Vinkeveen b watergangen Mijdrechtse Bovenlanden 34 Vispasseerbaar maken sluizen, gemalen en stuwen Vaarten Vecht, Noorder IJplas, Amstelboezem, Ouderkerkerplas,Vecht, Hollands Ankeveense Plassen, Kortenhoefse Plassen 36 Aanleg en onderhoud natuurvriendelijke oevers fase 1 Vecht 37 Beschermingsmaatregel natuurvriendelijke oevers Vecht 39 Volg- en stuursysteem gebiedsbreed 40 Ecologische onderhoud oevers hoofdwateren - fase 1 gebiedsbreed 11
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
Natuurmonumenten Gemeente Amsterdam Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht Staatsbosbeheer Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht Stadsdeel Gemeente Amsterdam WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Gemeente Amsterdam WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Natuurmonumenten Natuurmonumenten Gemeente Amsterdam Gemeente Amsterdam WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht
WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht
72/86
1 2 3 4
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom)
Waterlichaam (heeft effect op…..)
Trekker maatregel (verantwoordelijke)
Waterberging en natuurontwikkeling langs N201 Onderzoek herstelmaatregelen Loosdrechtse Plassen fase 2
Bovenkerkerpolder Loosdrechtse Plassen
Provincie Noord-Holland Nader te bepalen
Rioleringsmaatregelen Loosdrecht 10% Minder kwel Bethunepolder
Loosdrechtse Plassen Loosdrechtse Plassen,Molenpolder en Tienhovense Plassen Naardermeer Tussenboezem Vinkeveen a Vaarten Amsterdam Vaarten Ronde Venen Vaarten Ronde Venen Vaarten Vecht
Gemeente Wijdemeren Provincie Utrecht
Vecht Vecht Vecht, Kortenhoefse Plassen, Wijde Blik Vinkeveense Plassen
WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht
5
Uitmijnen Voormeer Baggeren reservaat Demmerik 7 Aansluiten woonboten 8 Vispasseerbaar maken gemaal Dooijersluis 9 Aanleg natuurvriendelijke oevers 10 Aanleg natuurvriendelijke oevers bij faunaverbinding Naardermeer - Ankeveense Plassen 11 P-reductie rwzi Maarssen (autonoom) 12 Baggeren waterbodem 13 P-reductie rwzi Horstermeer (autonoom) 6
14
Afvoer deel tussenboezem via nieuw gemaal Mennonietenbuurt naar Amstel
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
Natuurmonumenten Staatsbosbeheer Gemeente Amsterdam WS Amstel, Gooi en Vecht Provincie Utrecht Provincie Noord-Holland
WS Amstel, Gooi en Vecht
73/86
Voorlopige maatregelenpakketten in periode ná 2015 (niet-autonoom) Vogelstandbeheer Inpassen 30 ha open water in kader Amstelgroen / Groene As Aanleg natuurvriendelijke oevers volgens inrichtingsplan Gaasperplas 4 Vispasseerbaar maken sluizen, gemalen en stuwen 1
2 3
5 6 7 8 9 10 11
Onderzoeksmaatregelen gebiedsbreed fase 2 Ecologische onderhoud oevers hoofdwateren - fase 2 Aankoop 1 m oever langs hoofdwateren om ecologisch onderhoud in eigen beheer te nemen Beheerpakketten voor ecologisch onderhoud oevers particulieren Verbreden sloten in kansrijke polders Beperking doorspoeling vanuit oostkant (GRV) Herstel- en inrichtingsmaatregelen Holland Ankeveense Plassen fase 2
Waterlichaam (heeft effect op…..)
Trekker maatregel (verantwoordelijke)
Botshol Bovenkerkerpolder Gaasperplas Gaasperplas,Spiegelplas, Stichts Ankeveense Plassen, Naardermeer, Vaarten Vecht gebiedsbreed gebiedsbreed gebiedsbreed
Natuurmonumenten Provincie Noord-Holland Stadsdeel WS Amstel, Gooi en Vecht
WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht
gebiedsbreed gebiedsbreed Hollands Ankeveense Plassen Hollands Ankeveense Plassen
WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Natuurmonumenten
12
Herstelmaatregelen Kortenhoefse plassen fase 2 Inlaat verplaatsen naar zuiden/Slotzigt 14 Verhogen oppervlaktewaterpeil in gebieden in de Horstermeerpolder (deze maatregelen geldt ook voor andere waterlichamen)
Kortenhoefse Plassen Kortenhoefse Plassen Kortenhoefse Plassen, Wijde Blik, Stichts Ankeveense Plassen, Hollands Ankeveense Plassen, Vecht 15 RWZI Horstermeer aanpassen (kwaliteit effluent verdergaand verbeteren) Kortenhoefse Plassen, Wijde Blik, (deze maatregelen geldt ook voor andere waterlichamen) Vecht
13
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51
Herstelmaatregelen Loenderveen Oost fase 2 Peilmaatregelen Onderzoeksmaatregelen Terreinbeheerder Onderzoeksmaatregelen Loosdrechtse plassen Herstelmaatregelen Loosdrechtse plassen fase 2 Onderzoeksmaatregelen fase 2
Loenderveen-Oost Loenderveen-Oost Loosdrechtse Plassen Loosdrechtse Plassen Loosdrechtse Plassen Molenpolder en Tienhovense Plassen Herstelmaatregelen Westbroekse zodden en Molenpolder fase 2 Molenpolder en Tienhovense Plassen Flexibel natuur peil in Molenpolder en Westbroekse zodden AGV Molenpolder en Tienhovense Plassen Inlaat beperken en flexibel peilbeheer Oostelijke Binnenpolder Molenpolder en Tienhovense Plassen Onderzoeksmaatregel invloed van graas op verlanding Molenpolder en Tienhovense Plassen Flexibel peil Oostelijke Binnenpolder en taartpunt polder MaarsseveenMolenpolder en Tienhovense Westbroek Plassen Herstelmaatregelen Tienhovense plassen fase 2 Molenpolder en Tienhovense Plassen Periodiek graven van petgaten Naardermeer Periodiek baggeren waterbodem Naardermeer om voldoende waterdiepte Naardermeer te handhaven Onderzoeksmaatregelen Naardermeer Naardermeer Ecologisch onderhoud oevers Noorder IJplas Maatregelen inrichtingsplan NIJP fase 2 effect 1 Noorder IJplas Aanleg natuurvriendelijke oevers volgens inrichtingsplan Sloterplas Sloterplas Natuurvriendelijk onderhoud oevers Sloterplas Aanleg natuurvriendelijke oevers - fase 2 Spiegelplas Uuitgraven petgaten, verwijderen bomen, plaggen Ster en Zodden Instellen polderdoorstroomprincipe Ster en Zodden Onderzoeksmaatregel aankoop landbouwgrond op 1 locatie (iig 3 Stichts Ankeveense Plassen eigenaren = 20 ha) Beheer - groenopslag verwijderen legakkers (na 2015) Stichts Ankeveense Plassen Onderzoeksmaatregel beperking invloed GRV op SAP en verbeteren Stichts Ankeveense Plassen diversiteit vegetatie Waterstromen omleiden/scheiden door peilmaatregelen Terra Nova Legakkerherstel Terra Nova Aanleg natuurvriendelijke oevers Marickenland Vaarten Groot Mijdrecht Onderzoeksmaatregelen Ronde Hoep Vaarten Ronde Hoep Beperken/wijzigen inlaat nav resultaat onderzoek Vaarten Ronde Hoep Grondaankoop en graven 45 ha extra open water Vaarten Ronde Hoep Aanleg natuurvriendelijke oevers Vaarten Vecht Veranderen beheer en uitmijnen voormalige landbouwgrond in in 'sVaarten Vecht Gravelandse Polder, Naardermeent en rond oostelijke zanderijvaarten Onderzoeksmaatregelen Vaarten Vecht Vaarten Vecht Natuurvriendelijk onderhoud oevers in boezem en faunaverbinding Vaarten Vecht RWZI Maarssen aanpassen (kwaliteit effluent verdergaand verbeteren) Vecht
Aanleg en onderhoud natuurvriendelijke oevers fase 2 Aanleg schuilplaatsen voor Snoek (buizen) 54 Onderzoeksmaatregel aanpassen spuiregime Muiden 55 Onderzoeksmaatregel natuuroevers 56 Aanleggen natuurvriendelijke oevers
52 53
November 2009
Vecht Vecht Vecht Vinkeveense Plassen Wijde Blik
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht
WS Amstel, Gooi en Vecht
Gemeente Amsterdam WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Staatsbosbeheer WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht Stadsdeel WS Amstel, Gooi en Vecht Stadsdeel Stadsdeel Natuurmonumenten Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht Provincie Noord-Holland Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Gemeente Amsterdam WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht diverse organisaties WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht WS Amstel, Gooi en Vecht Natuurmonumenten
74/86
Voorlopige maatregelenpakketten in periode ná 2015 (autonoom)
Waterlichaam (heeft effect op…..)
Trekker maatregel (verantwoordelijke)
2
Herstellen petgaten Schoonwaterkering Kromme Mijdrecht
Natuurmonumenten WS Amstel, Gooi en Vecht
3
Onderzoek effect moerasvariant (ná 2015)
Botshol Tussenboezem Vinkeveen a, Tussenboezem Vinkeveen b Vaarten Groot Mijdrecht
1
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
WS Amstel, Gooi en Vecht
75/86
Bijlage 10 Maatregelpakketten per trekker Deze bijlage geeft een overzicht van de maatregelenpakketten per verantwoordelijke organisatie voor de periode 2010-2015, waarbij de omvang van deze maatregelen (“SGBP-eenheid”) is aangegeven volgens de indeling van de landelijke groslijst van maatregelcategorieën (zie ook bijlage 7). De pakketten kunnen door meerdere maatregelen worden gevormd die met elkaar samenhangen, en kunnen daarom uit verschillende soorten van omvang bestaan (bijvoorbeeld het verwijderen van 2 ha groenopslag en het herstel van 1,5 ha petgaten). trekker maatregel (verantwoordelijke) WS Amstel, Gooi en Vecht
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom) 1 Uitvoeren inrichtingsplan Noorder IJplas fase 1 effect 3
Waterlichaam (heeft effect op…..) Noorder IJplas
SGBP categorie IM09: aanleg zuiveringsmoeras
2
Amstelboezem
S01: uitvoeren onderzoek
4 5 6
Onderzoeksmaatregel toepassen andere oeverbeschoeiing Onderzoeksmaatregel optimaliseren doorspoelregime Onderzoeksmaatregel "waarom is het zoals het is" Herstelmaatregelen Ouderkerkerplas fase 1 Isoleren Sloterplas van externe belasting
Amsterdamse boezem Ouderkerkerplas Ouderkerkerplas Sloterplas
7
Beperken van inlaten uit andere gebieden
Sloterplas
8
S01: uitvoeren onderzoek S01: uitvoeren onderzoek IN14: aanpassen waterpeil IN02: aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water IN02: aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water BE03: uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer S01: uitvoeren onderzoek IN02: aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water IN07: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water S01: uitvoeren onderzoek
3
Drijflagen verwijderen tpv zwemlocatie
Sloterplas
9 10
Onderzoeksmaatregelen Sloterplas Beperken belasting Gaasperplas
Sloterplas Gaasperplas
11
14 15 16
Aanleg natuurvriendelijke oever langs hoofdwatergangen Loosdrechtse Plassen in polder Muieveld Onderzoeksmaatregelen Oostelijke Binnenpolder en Molenpolder en Molenpolder, Westbroek Tienhovense Plassen Herstel en natuurvriendelijke inrichting oevers particuliere Tussenboezem watergangen Mijdrechtse Bovenlanden Vinkeveen b Optimaliseren peilregime Botshol Botshol Onderzoek verbeteren defosfatering Botshol Aanleg en onderhoud natuurvriendelijke oevers fase 1 Vecht
17
Beschermingsmaatregel natuurvriendelijke oevers
12 13
18
Aanleg natuurvriendelijke oevers - fase 1
Spiegelplas
19
Kortenhoefse Plassen gebiedsbreed gebiedsbreed
S01: uitvoeren onderzoek S01: uitvoeren onderzoek
23
Onderzoek verbetering kwaliteit suppletiewater Horstermeer Onderzoeksmaatregelen gebiedsbreed fase 1 Onderzoek naar financiële haalbaarheid van "voorwaardelijk getemporiseerde maatregelen" Volg- en stuursysteem Ecologische onderhoud oevers hoofdwateren - fase 1
IN07: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water IN14: aanpassen waterpeil S01: uitvoeren onderzoek IN08: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water RO03: wijzigen / beperken gebruiksfunctie IN07: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water S01: uitvoeren onderzoek
gebiedsbreed gebiedsbreed
24
Vispasseerbaar maken sluizen, gemalen en stuwen
S01: uitvoeren onderzoek BE03: uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer IN15: vispasseerbaar maken kunstwerken
25
Onderzoeksmaatregel flexibel peil in de Grote Maarsseveense Plas
20 21 22
Vecht
Vaarten Vecht, Noorder IJplas, Amstelboezem, Ouderkerkerplas,Vecht, Hollands Ankeveense Plassen, Kortenhoefse Plassen Loosdrechtse Plassen, Molenpolder en Tienhovense Plassen
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom) 1 Vispasseerbaar maken gemaal Dooijersluis Amstelboezem 2 Baggeren waterbodem
Waterlichaam (heeft effect op…..) Vaarten De Venen
3
P-reductie rwzi Horstermeer (autonoom)
4
Afvoer deel tussenboezem via nieuw gemaal Mennonietenbuurt naar Amstel P-reductie rwzi Maarssen (autonoom)
Vecht, Kortenhoefse Plassen, Wijde Blik Vinkeveense Plassen
5
November 2009
Vecht
Vecht
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 6 opp. (ha) 1 stuks 1 stuks 1 stuks 75 opp. (ha) 1 stuks 1 stuks 5 opp. (ha) 3 stuks 2 stuks 20 lengte (km) 1 stuks
6,8 k m 212 opp (ha) 1 stuks 3 km 0,9 opp (ha) 1,75 lengte (km) 1 stuks 4 stuks 1 stuks 1 stuks 325 k m 7 stuks
S01: uitvoeren onderzoek
SGBP categorie IN15: vispasseerbaar maken kunstwerken BE04: Verwijderen eutrofe bagger IM01: verminderen belasting RWZI
1 stuks
waarde SGBP eenheid
2000000 vol. bagger (m3) 1 stuks
IN02: aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water IM01: verminderen belasting RWZI
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
SGBP eenheid 1 stuks
1 stuks 1 stuks
76/86
trekker maatregel (verantwoordelijke) Natuurmonumenten
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom) 1 Weerslootgebied baggeren
Waterlichaam (heeft effect op…..) Loosdrechtse Plassen
2
Baggeren petgaten
Ster en Zodden
3
Herstelmaatregelen Tienhovense plassen fase 1 effect 1 Molenpolder en Tienhovense Plassen Herstel- en inrichtingsmaatregelen Holland Ankeveense Hollands Ankeveense Plassen fase 1, effect 1 Plassen Herstel- en inrichtingsmaatregelen Holland Ankeveense Hollands Ankeveense Plassen fase 1, effect 2 Plassen Beheer - groenopslag verwijderen legakkers (voor 2015) Stichts Ankeveense Plassen Herstelmaatregelen Kortenhoefse plassen fase 1 , effect Kortenhoefse Plassen 1 Stoppen bemesten van gronden van NM met kortlopende Hollands Ankeveense overeenkomsten Plassen, Stichts Ankeveense Plassen, Kortenhoefse Plassen Herstelmaatregelen Kortenhoefse plassen fase 1 , effect Kortenhoefse Plassen 2
4 5 6 7 8
9
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom) 1 Uitmijnen Voormeer
Waterlichaam (heeft effect op…..) Naardermeer
SGBP categorie BE04: Verwijderen verontreinigde bagger BE04: Verwijderen verontreinigde bagger BE06: aanpassen begroeiing langs wate BE02: uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer BE04: Verwijderen verontreinigde bagger BE06: aanpassen begroeiing langs wate BE02: uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer IM08: inrichten mest- / spuitvrije zone
waarde SGBP eenheid
4 opp. (ha) 2 opp. (ha) 8 opp. (ha) 1 opp. (ha) 6 opp. (ha) 8 opp. (ha) 154 opp. (ha)
BE04: Verwijderen verontreinigde bagger
SGBP categorie IM12: overige emissiereducerende maatregelen
SGBP eenheid 15 opp. (ha)
22 opp. (ha)
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 1 stuks
trekker maatregel (verantwoordelijke) Staatsbosbeheer
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom)
Waterlichaam (heeft effect op…..)
SGBP categorie
Herstelmaatregelen Westbroekse zodden en Molenpolder fase 1 effect 1
Molenpolder en Tienhovense Plassen
BE06: aanpassen begroeiing langs wate
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom) 1 Baggeren reservaat Demmerik
Waterlichaam (heeft effect op…..) Tussenboezem Vinkeveen a
1
SGBP categorie BE04: Verwijderen verontreinigde bagger
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 10 opp. (ha)
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 10 opp. (ha)
trekker maatregel (verantwoordelijke) HHS De Stichtse Rijnlanden
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 Waterlichaam (niet-autonoom) (heeft effect op…..) 1 onderzoeksmaatregel naar vermindering belasting van de Vecht Vecht e.o. door de RWZI Utrecht
SGBP categorie S01: uitvoeren onderzoek
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 1 stuks
trekker maatregel (verantwoordelijke) Nader te bepalen
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom) 1 Onderzoek herstelmaatregelen Loosdrechtse Plassen fase 2
Waterlichaam (heeft effect op…..) Loosdrechtse Plassen
SGBP categorie S01: uitvoeren onderzoek
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 1 stuks
trekker maatregel (verantwoordelijke) Gemeente Wijdemeren
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom) 1 Rioleringsmaatregelen Loosdrecht
November 2009
Waterlichaam (heeft effect op…..) Loosdrechtse Plassen
SGBP categorie IM06: opheffen ongezuiverde lozingen
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
waarde SGBP eenheid
77/86
SGBP eenheid 4 stuks
trekker maatregel (verantwoordelijke) Gemeente Amsterdam
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom) 1 Uitvoeren inrichtingsplan Noorder IJplas fase 1 effect 1
Waterlichaam (heeft effect op…..) Noorder IJplas
2
Noorder IJplas
3
Uitvoeren inrichtingsplan Noorder IJplas fase 1 effect 2 (uitvoering maatregelpakket gedeeltelijk door stadsdeel) Omleiden van regenwateruitlaten
Sloterplas
4
Actief biologisch beheer
Terra Nova
5
Aantal juveniele ganzen beperken door eieren rapen Terra Nova (2010-2015)
6
Herstelmaatregelen Loenderveen Oost fase 1 effect 1
Terra Nova, Waterleidingplas, Loenderveen-Oost Loenderveen-Oost
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom)
Waterlichaam (heeft effect op…..)
Aansluiten woonboten
Amsterdamse boezem
1
SGBP categorie IN08: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water IN13: verondiepen watersysteem IN02: aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water BE01: uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer BE08: overige beheermaatregelen
BE01: uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer
SGBP categorie
waarde SGBP SGBP eenheid eenheid 2,5 k m 55 opp. (ha) 1 stuks 85 opp. (ha) 0,3 opp. (ha)
230 opp. (ha)
waarde SGBP eenheid
IM06: opheffen ongezuiverde lozingen
SGBP eenheid 1 stuks
trekker maatregel (verantwoordelijke) Groengebied Amstelland
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (niet-autonoom) 1 Ecologisch onderhoud oevers
Waterlichaam (heeft effect op…..) Gaasperplas
SGBP categorie BE03: uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer
waarde SGBP SGBP eenheid eenheid 3,8 opp. (ha)
trekker maatregel (verantwoordelijke) Provincie Noord-Holland
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom) 1 Waterberging en natuurontwikkeling langs N201
Waterlichaam (heeft effect op…..) Bovenkerkerpolder
2
Vaarten Vecht
Aanleg natuurvriendelijke oevers bij faunaverbinding Naardermeer - Ankeveense Plassen
SGBP categorie IN08: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water IN07: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water
waarde SGBP eenheid
SGBP eenheid 4 opp (ha) 2 lengte (km)
trekker maatregel (verantwoordelijke) Provincie Utrecht
Maatregelenpakketten in periode 2010-2015 (autonoom)
Waterlichaam (heeft effect op…..)
1
10% Minder kwel Bethunepolder
2
Aanleg natuurvriendelijke oevers
Loosdrechtse Plassen,Molenpolder en Tienhovense Plassen Vaarten Ronde Venen
November 2009
SGBP categorie IN14: aanpassen waterpeil
waarde SGBP eenheid
140 opp (ha)
IN07: verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
SGBP eenheid
6 lengte (km)
78/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
79/86
Bijlage 11 Samenvattende maatregeltabellen Deze bijlage geeft de samenvattende tabellen met aard en omvang van de KRW-maatregelen per uitvoerder (eerste 2 tabellen) en per waterlichaam (derde tabel), in de periode 2010-2015.
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
80/86
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
Totaal Waterschap
Uitvoerder Waterschap
Vecht
Vaarten Amsterdam
Vaarten Ronde Venen
Sloterplas
Gaasperplas
Ouderkerkerplas
Vinkeveense Plassen
Spiegelplas
Loosdrechtse Plassen
Kortenhoefse Plassen
Molenpolder en Tienhovense Plassen
Botshol
Noorder IJplas
NL11_2_1
NL11_2_3
NL11_3_1
NL11_3_2
NL11_3_3
NL11_3_4
NL11_3_6
NL11_5_1
NL11_6_4
NL11_6_5
NL11_7_1
NL11_7_2
81/86
NL11_1_1, NL11_1_2, NL11_2_2, NL11_3_3, NL11_6_2, NL11_6_4, NL11_7_2
NL11_1_1, 11_1_2, 11_2_1, 11_2_2, 11_2_3, 11_2_4, 11_2_5, 11_2_6, 11_2_7, 11_3_1, 11_3_2, 11_3_3, 11_3_4, 11_3_6, 11_3_7, 11_3_8, 11_3_9, 11_4_1, 11_5_1, 11_5_3, 11_5_4, 11_6_1, 11_6_2, 11_6_3, 11_6_4, 11_6_5, 11_7_1, 11_7_2, 11_8_1, 11_8_2
NL11_1_2, NL11_6_3, NL11_6_4, NL11_3_7
NL11_8_2
Tussenboezem Vinkeveen b
Amstellandboezem
NL11_1_2
NL11_5_1, NL11_6_5
Waterlichaamnaam
NL11_1_1
Puntbronnen (art 11-3g)
Waterlichaam
Diffuse bronnen (art 11-3h) Verwijderen verontreinigde bagger ha
verminderen belasting RWZI stuks
overige emissiereducerende maatregelen stuks
opheffen ongezuiverde lozingen stuks
2
1
1
m3 2000000
2000000
Aanvullende maatregelen (art 11-4)
Regulering waterbeweging en hydromorfologie (art 11-3i)
aanpassen waterpeil ha
aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water stuks
verondiepen watersysteem ha
inrichten mest- / spuitvrije zone ha
5
1
2
287
212
8
7 31,55
6,8
20
1,75
6
6
vispasseerbaar maken kunstwerk stuks
75
verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water km
5
5
aanleg zuiveringsmoeras ha
2
uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha
1
uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer ha 3
km 325
325
1
1
1
1
15
5
1
1
1
1
1
3
1
1
overige beheermaatregelen ha
SGBP
wijzigen / beperken gebruiksfunctie ha
Omvang maatregelen
overige instrumentele maatregelen stuks
2010-2015
aanpassen begroeiing langs water ha
Tijdvak
Extra maatregelen (art 11-5) uitvoeren onderzoek stuks
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
82/86
Totaal Gemeente
Gemeente
Totaal Overig
Overig
Totaal Terreinbeheerder
Terreinbeheerder
Totaal Onbekend
Loosdrechtse Plassen
Ster en Zodden
Hollands Ankeveense plassen
Stichtse Ankeveense Plassen
Kortenhoefse Plassen
Molenpolder en Tienhovense Plassen
Tussenboezem Vinkeveen a
NL11_5_1
NL11_6_1
NL11_6_2
NL11_6_3
NL11_6_4
NL11_6_5
NL11_8_1 NL11_6_4, NL11_6_3, NL11_6_2
Sloterplas
Loosdrechtse Plassen
Loenderveen Oost
Terra Nova
Noorder IJplas
NL11_3_1
NL11_5_1
NL11_5_3
NL11_5_4
NL11_7_2
NL11_5_3, NL11_5_4, NL11_3_9
Vaarten Amsterdam
NL11_2_1
Vecht
Naardermeer
NL11_4_1
NL11_1_2
Gaasperplas
Puntbronnen (art 11-3g)
NL11_3_2
NL11_5_1
Loosdrechtse Plassen
Vaarten Westeramstel
NL11_2_6
Totaal Provincie Onbekend
Vaarten Ronde Venen
NL11_2_3
NL11_5_1, NL11_6_5
Vaarten Vechtstreek
NL11_2_2
Provincie
Waterlichaamnaam
Waterlichaam
Uitvoerder
Diffuse bronnen (art 11-3h) overige emissiereducerende maatregelen stuks
opheffen ongezuiverde lozingen stuks 5
4
1
verminderen belasting RWZI stuks
1
52
10
22
1
4
15
Verwijderen verontreinigde bagger ha
1
Aanvullende maatregelen (art 11-4)
Regulering waterbeweging en hydromorfologie (art 11-3i)
aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water stuks
verondiepen watersysteem ha
inrichten mest- / spuitvrije zone ha 154
55
1
140
2,5
2,5
12
4
6
315
85
230
aanpassen waterpeil ha
55
vispasseerbaar maken kunstwerk stuks
1
verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water km
154
aanleg zuiveringsmoeras ha
20
8
8
4
uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha
140
uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer ha 2
0,3
0,3
18
12
6
1
1
1
1
overige beheermaatregelen ha
SGBP
wijzigen / beperken gebruiksfunctie ha
Omvang maatregelen
overige instrumentele maatregelen stuks
2010-2015
aanpassen begroeiing langs water ha
Tijdvak
Extra maatregelen (art 11-5) uitvoeren onderzoek stuks
November 2009 km
m3
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
Vecht
Vaarten Amsterdam
Vaarten Vechtstreek
Vaarten Ronde Venen
Vaarten Westeramstel
Sloterplas
Gaasperplas
Ouderkerkerplas
Vinkeveense Plassen
Spiegelplas
Naardermeer
Loosdrechtse Plassen
Loenderveen Oost
Terra Nova
Ster en Zodden
Hollands Ankeveense plassen
Stichtse Ankeveense Plassen
Kortenhoefse Plassen
Molenpolder en Tienhovense Plassen
Botshol
Noorder IJplas
Tussenboezem Vinkeveen a
NL11_1_2
NL11_2_1
NL11_2_2
NL11_2_3
NL11_2_6
NL11_3_1
NL11_3_2
NL11_3_3
NL11_3_4
NL11_3_6
NL11_4_1
NL11_5_1
NL11_5_3
NL11_5_4
NL11_6_1
NL11_6_2
NL11_6_3
NL11_6_4
NL11_6_5
NL11_7_1
NL11_7_2
NL11_8_1
83/86
Diffuse bronnen (art 11-3h) opheffen ongezuiverde lozingen stuks
Puntbronnen (art 11-3g)
52 2000000
154
55
6
1
2
427
140
212
8
2
154
55
46,05
6,8
2,5
20
1,75
4
6
2
6
6
inrichten mest- / spuitvrije zone ha
315
85
230
verondiepen watersysteem ha
75
aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water stuks
25
8
8
4
5
aanpassen waterpeil ha
3
vispasseerbaar maken kunstwerk stuks 1
verbreden / nvo; langzaam stromend / stilstaand water km 3
aanleg zuiveringsmoeras ha
Totaal
1
1
10
22
1
4
m3 2000000
Regulering waterbeweging en hydromorfologie (art 11-3i)
uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha
7 5
4
15
overige emissiereducerende maatregelen stuks 1
verminderen belasting RWZI stuks 1
Verwijderen verontreinigde bagger ha
1
Aanvullende maatregelen (art 11-4)
uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer ha
NL11_6_2, NL11_6_4, NL11_7_2
NL11_1_1, 11_1_2, 11_2_1, 11_2_2, 11_2_3, 11_2_4, 11_2_5, 11_2_6, 11_2_7, 11_3_1, 11_3_2, 11_3_3, 11_3_4, 11_3_6, 11_3_7, 11_3_8, 11_3_9, 11_4_1, 11_5_1, 11_5_3, 11_5_4, 11_6_1, 11_6_2, 11_6_3, 11_6_4, 11_6_5, 11_7_1, 11_7_2, 11_8_1, NL11_3_3, 11_8_2 NL11_1_1, NL11_1_2, NL11_2_2,
NL11_8_2 NL11_1_2, NL11_6_3, NL11_6_4, NL11_3_7
NL11_6_4, NL11_6_3, NL11_6_2
NL11_5_3, NL11_5_4, NL11_3_9
Tussenboezem Vinkeveen b
Amstellandboezem
NL11_1_1
NL11_5_1, NL11_6_5
Waterlichaamnaam
Waterlichaam
km 325
325 0,3
0,3
1
1
1
1 18
12
6
17
5
1
1
1
1
1
1
3
1
1
1
overige beheermaatregelen ha
SGBP
wijzigen / beperken gebruiksfunctie ha
Omvang maatregelen
overige instrumentele maatregelen stuks
2010-2015
aanpassen begroeiing langs water ha
Tijdvak
Extra maatregelen (art 11-5) uitvoeren onderzoek stuks
November 2009
Bijlage 12 Factsheets per waterlichaam De KRW factsheets uit het ontwerp WBP zijn in een landelijk ontwikkeld format geplaatst. Na de inhoudsopgave van de factsheets, volgt hieronder een toelichting op specifieke onderdelen van de factsheets. Inhoudsopgave factsheets 1. Amstellandboezem 2. Vecht 3. Vaarten Amsterdam 4. Vaarten Vechtstreek 5. Vaarten Ronde Venen 6. Vaarten Zevenhoven 7. Vaarten Ronde Hoep 8. Vaarten Westeramstel 9. Vaarten Groot Mijdrecht 10. Sloterplas 11. Gaasperplas 12. Ouderkerkerplas 13. Vinkeveense Plassen 14. Spiegelplas 15. Wijde Blik 16. Grote Maarsseveense Plas 17. Waterleidingplas 18. Naardermeer 19. Loosdrechtse Plassen 20. Loenderveen-Oost 21. Terra Nova 22. Ster en Zodden 23. Hollands Ankeveense Plassen 24. Stichts Ankeveense Plassen 25. Kortenhoefse Plassen 26. Molenpolder en Tienhovense Plassen 27. Botshol 28. Noorder IJplas 29. Tussenboezem Vinkeveen a 30. Tussenboezem Vinkeveen b Toelichting verwachting 2015 In de factsheets is ook opgenomen hoe na de uitvoering van tot eind 2015 de ecologische toestand in de waterlichamen naar verwachting zal verbeteren. Bij de bepaling van het effect op de waterlichamen is rekening gehouden met de “voorwaardelijke KRW-maatregelen” (zie ook §6.6), die gepland staan in de periode ná 2015, maar die mogelijk vóór eind 2015 worden uitgevoerd, indien de financiering hiervan eerder haalbaar blijkt te zijn.
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
84/86
Toelichting doelen (G1, G2 en G3) G1: Gebruik GET-waarde van maatlat natuurlijke wateren Als doelstelling is de GET-waarde overgenomen uit de rapportage Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water, Van der Molen & Pot, 2007 (STOWA 2007 32, RWS-WD 2007 018). G2: Gebruik default-waarde sloten en kanalen Als doelstelling is de GEP-waarde overgenomen uit de rapportage Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water, Evers et al, 2007 (STOWA 2007 32b, RWS- WD 2007 019). G3: Gebruik aangepaste waarden op basis van maatlatten van natuurlijke watertypen, sloten of kanalen De GEP-waarde voor dit kwaliteitselement is gebaseerd op expert-kennis van de waterbeheerder, waarbij gebruik wordt gemaakt van aangepaste waarden (hoogte GEP en klassengrenzen) op maatlatten die zijn opgesteld voor natuurlijke watertypen, sloten of kanalen. Daarbij is gebruik gemaakt van één van de volgende methoden: Voor het kwaliteitselement is een GEP-waarde gehanteerd ter hoogte van het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP); De hoogte van het GEP is bepaald door het MEP te verminderen met gezamenlijke effect van (soorten) hydromorfologische herstelmaatregelen die weinig bijdragen aan het behalen van de doelstelling voor het betreffende kwaliteitselement; De hoogte van het GEP is bepaald door het MEP voor het betreffende kwaliteitselement te verminderen met de effecten van hydromorfologische herstelmaatregelen die door locale omstandigheden niet volledig uitvoerbaar zijn. De effecten van het niet-uitvoerbare deel van de maatregelen worden daarbij in mindering gebracht; De hoogte van het GEP wordt berekend door het MEP met een vast percentage te verlagen; Doordat in de uitgangssituatie al sprake is van een (zeer) goede situatie voor dit kwaliteitselement is de doelstelling hieraan gelijk gesteld. Toelichting interpretatie GEP fosfaat in de factsheets De GEP waarden voor fosfaat geven een concentratie weer waarbij een reeds gerealiseerde goede ecologische toestand net niet in gevaar komt. In verstoorde c.q. geëutrofieerde watersystemen is het nodig om vooralsnog een (veel) lagere concentratie te realiseren om een omslag van het watersysteem van een slechte naar een goede ecologische toestand te bereiken. In die zin is het GEP voor fosfaat geen goede graadmeter voor de ecologische toestand en ook niet voor het toetsen van maatregelen. Een betere graadmeter voor het toetsen van fosfaat-maatregelen is de maximaal aanvaardbare totaalbelasting van het betreffende watersysteem. Deze zal in de periode tot 2015 voor alle waterlichamen worden berekend. Toelichting chemische toestand en overige relevante stoffen In het rapportagejaar 2006 blijken in de 11 waterlichamen volgens het OM-meetnet van Waternet (voor meetnet, zie bijlage 3) de drie prioritaire stoffen Cadmium, Tributyltin en Kwik de Maximale Aanvaardbare Concentratie norm (MAC) te overschrijden. Op basis van de probleemstoffenanalyse werd niet verwacht dat Cadmium of Kwik een probleemstof zou vormen. Deze stoffen waren hier nog niet eerder gemeten. Een mogelijke verklaring hiervoor zou een artefact in de metingen kunnen zijn. Dit zal via vervolgmetingen worden vastgesteld. Wat betreft Tributyltin is duidelijk dat het gaat om waterlichamen met intensieve (recreatie)vaart. Deze stof zat in verf die gebruikt werd om de aangroei op scheepsrompen tegen te gaan (anti-fouling). Voor een toelichting op het onderzoek dat het waterschap zal doen naar de prioritaire stoffen, wordt verwezen naar § 6.5.
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
85/86
November 2009
Waterbeheerplan AGV 2010-2015 Europese Kaderrichtlijn Water
86/86