AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Nota Ecologische Doelstellingen AGV Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Doel 1 1.3 Afbakening van het project 2 1.3.1 Definitie van ecologische doelstellingen 2 1.3.2 Relatie met de nota ‘Natuurvriendelijk Onderhoud’ en ‘onderhoudsplannen’ 3 1.3.3 Afstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 3 1.3.4 Relatie met de Watertoets 4 1.4 Leeswijzer 4 1.5 Status van de nota 5 2 Toekennen van ecologische doelstellingen in landelijk gebied 7 2.1 Bepalen van het watertype 7 2.2 Bepalen van het ambitieniveau 7 2.3 Bepalen van de inhoud van de ecologische doelstellingen 8 2.4 Resultaat: de ecologische doelstellingenkaart en staalkaarten per watertype 10 3 Beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit in landelijk gebied 10 3.1 Beoordelingsmethode 10 3.1.1 Beoordeling ten opzichte van de referentie 10 3.1.2 Beoordeling ten opzichte van de toegekende doelstelling 12 3.2 Een poging om de actuele ecologische kwaliteit te beoordelen 13 3.2.1 Beoordeling op basis van provinciale vegetatiegegevens 13 3.2.2 Beoordeling op basis van fysisch -chemische waterkwaliteit 14 4 Toekennen van ecologische doelstellingen in stedelijk gebied 17 4.1 Bepalen van het watertype 17 4.2 Bepalen van het ambitieniveau met behulp van subfuncties 17 4.3 Bepalen van de inhoud van de ecologische doelstellingen 18 5 Beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit in stedelijk gebied 19 5.1 Een vergelijking van beoordelingssystemen 19 5.2 Conclusie 22 6 Toepassen van ecologische doelstellingen in landelijk en stedelijk gebied 26 6.1 Prioriteren van knelpunten 26 6.2 Gebiedsgerichte aanpak van knelpunten 27 6.2.1 Watergebiedsplannen en stedelijke waterplannen 27 6.2.2 Onderhoudsplannen 28 6.2.3 Plannen voor wateren die onder de verplichtingen van de KRW vallen29 6.3 Monitoring van ecologische kwaliteit 29 Bijlagen 4 en 8 in afzonderlijke PDF(’s): Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage gebied Bijlage Bijlage
1 2 3 4 5
– – – – –
Overzicht projectorganisatie Overzicht deelproducten ‘ecologische doelstellingen landelijk gebied’ Afstemming tussen ‘ED AGV’, SEND-Noord-Holland en END-Utrecht Doel- en stuurparameters per watertype van het landelijk gebied Stand van zaken subfuncties en ecologische doelstellingen stedelijk
6 – Beoord elingssystemen stedelijk gebied 7 – RWSR en stedelijk water
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - inhoudsopgave
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 8 – Doel- en stuurparameters voor stedelijke watertypen
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - inhoudsopgave
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Samenvatting Deze nota ‘ecologische doelstellingen’ is bedoeld als toetsingskader voor de huidige ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren in het beheersgebied van AGV. In de nota is opgenomen welke ecologische kwaliteit AGV nastreeft. Daarnaast bevat de nota beoordelingsmethoden voor het bepalen van de actuele ecologische kwaliteit. Het verschil tussen de actuele en de gewenste kwaliteit zal helpen de prioritering en kosteneffectiviteit van waterkwaliteitsmaatregelen te verbeteren. In de nota zijn voor stedelijk gebied definitieve ecologische doelstellingen opgenomen. Voor landelijk gebied is de nota een richtlijn, waarbij eventuele bijstelling van de ecologische doelstellingen plaatsvindt in gebiedsgerichte plannen, zoals de watergebiedsplannen van de afdeling Landelijk Gebied en in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water. Bijstelling van de ecologische doelstellin gen uit deze nota zullen via de desbetreffende gebiedsgerichte plannen worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Een ecologische doelstelling is een omschrijving van gewenste levensgemeenschappen voor een bepaald watertype (‘doelparameters’). De randvoorwaarden die nodig zijn om een ecologische doelstelling te kunnen bereiken, zijn te vertalen in doelstellingen ten aanzien van inrichting, beheer en onderhoud en waterkwaliteit (‘stuurparameters’). Ecologische doelstellingen zijn de basis voor het analyseren van de waterkwaliteit van het watersysteem en het vaststellen van knelpunten. Hoe verder de actuele kwaliteit verwijderd is van de doelstellingen, des te groter is de noodzaak voor het nemen van maatregelen. Het verschil tussen de ecologische doelstellingen en de actuele kwaliteit is in principe sturend voor de aanpak van emissies, de inrichting van het watersysteem, het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen, het kiezen van onderhoudsmethoden e.d. Ecologische doelstellingen zullen binnenkort nog veel ste rker ‘sturend’ worden voor het waterbeheer, doordat de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) dat eist van de waterbeheerders. Om goed te kunnen sturen is er grote behoefte aan meer houvast en een meer eenduidige aanpak bij het afstemmen van het waterbeheer op ecologie. Deze nota voorziet voor AGV in die behoefte, door het invullen van ecologische doelstellingen voor de verschillende watertypen die voorkomen in het beheersgebied van AGV. Ze vormen het uitgangspunt voor toetsing van de huidige ecologische kwaliteit. Eventuele bijstelling zal plaatsvinden in gebiedsgerichte plannen voor het landelijk gebied. Daar is voor gekozen omdat er op dit moment nog veel onduidelijk is over de eisen die de Europese kaderrichtlijn zal gaan stellen ten aanzien van ecologische doelstellingen. Voor stedelijk gebied zal de KRW geen extra inspanningen met zich mee brengen. De richtlijnen zijn voor stedelijk gebied te beschouwen als definitieve invulling van de ecologische doelstellingen. De ecologische doelstellingen zijn te beschouwen als een aanvulling op de wettelijk verplichte MTR-normen, die in de huidige situatie gelden als toetsingskader voor de waterkwaliteit. De ecologische doelstellingen van de provincies Noord -Holland en Utrecht hebben gediend als uitgangspunt voor de AGV-doelstellingen, evenals de basisopzet voor ecologische doelstellingen zoals die in de Europese Kaderrichtlijn staat. De uitwerking van ecologische doelstellingen is voor landelijk en stedelijk gebied verschillend aangepakt. Het resultaat is uiteindelijk hetzelfde; per watertype zijn
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - samenvatting
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
richtlijnen opgesteld met ecologische doel- en stuurparameters. Voor landelijk gebied is het beoordelingssysteem BEWAVEG ontwikkeld om de huidige ecologische kwaliteit van het watersysteem te kunnen toetsen. Voor stedelijk gebied is uit verschillende bestaande beoordelingssystemen gekozen voor het PEBS. LANDELIJK GEBIED Toekenning ambitieniveaus Alle oppervlaktewateren in het landelijk gebied zijn ingedeeld bij 1 van de 12 onderscheiden watertypen. Bovendien is aan elk o ppervlaktewater een ‘ambitieniveau’ toegekend: hoog, midden of laag. Dat ambitieniveau is direct gekoppeld aan de functiekaart van het Waterbeheersplan. Simpel gezegd: voor ‘natuur’ geldt het hoogste ambitieniveau, voor ‘agrarisch grasland met natte natuur’ het midden-niveau en voor ‘landbouw’ het lage niveau. De inhoud van de ecologische doelstellingen In de nota is een bijlage opgenomen waarin voor elk watertype is terug te vinden wat het hoge, midden en lage niveau inhoudt (doelparameters en stuurparame ters). Het komt er op neer dat we bij een hoog ambitieniveau streven naar een niet – of vrijwel niet – verstoorde toestand van het ecosysteem, in vergelijking met wat er voor dat watertype in potentie ecologisch gezien mogelijk is. Bij dit zogenaamde ‘maximaal ecologisch potentieel’ is al rekening gehouden met het kunstmatige karakter van veel van de watertypen in het beheersgebied van AGV. Bij een laag ambitieniveau is de ‘verstoorde toestand’ voldoende, zolang die maar niet ‘ernstig verstoord’ is. Voor de beeldvorming: bij een ‘verstoorde toestand’ is altijd nog sprake is van minstens twee vegetatielagen. Beoordelingssysteem Er is er een relatief eenvoudig toepasbaar beoordelingsinstrument ontwikkeld om voor landelijk gebied gedetailleerd de actuele ecologische kwaliteit in deelgebieden te bepalen (BEWAVEG). Het systeem is gebaseerd op water- en oevervegetatie als indicator voor het hele ecosysteem.
STEDELIJK GEBIED Toekenning ambitieniveaus Aan al het oppervlaktewater in stedelijk gebied is in het Waterbeheersplan de functie ‘stedelijk water’ toegekend. Bovendien is in het waterbeheersplan met behulp van subfuncties indicatief en voorlopig een ambitieniveau toegekend: ‘hoog’ (stedelijk natuurwater), ‘midden’ (stedelijk leefwater) en ‘laag’ (stedelijk gebruikswater). De definitieve toekenning gebeurt voor een deel in het kader van stedelijke waterplannen en voor het resterende deel in een vervolgproject in 2003. Op dit moment zijn de subfuncties definitief voor de gemeenten Amsterdam (Waterplan Amsterdam), Naarden en Bussum (Waterplan Naarden-Bussum). De inhoud van de ecologische doelstellingen In het waterbeheersplan is een aanzet gemaakt voor de inhoud van ecologische doelstellingen: een tabel met een aantal parameters. In de praktijk is die tabel echter onvoldoende werkbaar. In deze nota is daarom voorgesteld te kiezen voor een andere insteek: het vastleggen van ecologische doelstellingen in de vorm van
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - samenvatting
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
ecologische profielen die aangevuld worden met de parameters waterbodemkwaliteit, specifieke pro bleemstoffen en het oevertype. Een ecologisch profiel bestaat uit karakteristieken voor inrichting, beheer, waterkwaliteit en beleving, en is opgebouwd uit biologische, fysisch -chemische en belevingsparameters. Met deze aanpak sluiten de ecologische doelstellingen aan op het beoordelingssysteem. Dit maakt de doelstellingen toetsbaar. Beoordelingssysteem Er is een vergelijking gemaakt tussen verschillende beoordelingssystemen voor de ecologische kwaliteit van stedelijk water. In deze nota is voorgesteld het – speciaal voor Waternet ontwikkelde - beoordelingssysteem PEBS (Praktisch Ecologisch Beoordelingssysteem voor Stadswateren) te gebruiken om te bepalen of een water voldoet aan de gewenste ecologische kwaliteit.
TOEPASSING ECOLOGISCHE DOELSTELLINGEN IN LANDELIJK EN STEDELIJK GEBIED Om na te gaan hoe ver we op dit moment verwijderd zijn van de doelstellingen, is het nodig de actuele ecologische kwaliteit te bepalen. De toepassing van de beoordelingsinstrumenten BEWAVEG en PEBS zal vanaf 2003 met name plaatsvinden bij het opstellen van watergebiedsplannen respectievelijk stedelijke waterplannen. Het maakt inzichtelijk hoever de actuele kwaliteit is verwijderd van de gewenste, en geeft een richting aan te nemen maatregelen. Daarmee ontstaat in een aantal jaren tijd een gedetailleerd beeld van de ecologische waterkwaliteit van het beheersgebied van AGV. Daarnaast zal AGV in 2003 in een vervolgproject eenmalig, globaal de actuele ecologische kwaliteit in beeld brengen door middel van een quick scan. Op basis daarvan zal het beter mogelijk worden om prioriteiten te stellen in de verbetering van de waterkwaliteit. Om ontwikkelingen in de ecologische kwaliteit in de loop van de tijd te kunnen volgen, zal ook een aanpassing van het routinematige waterkwaliteitsmeetnet gaan plaatsvinden (als vervolgactie).
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - samenvatting
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Deze nota is een uitwerking van maatregel M29 uit het Waterbeheersplan AGV 2000-2004.: “het verder uitwerken en toekennen van (hogere) ecologische doelstellingen”. Daarnaast is het een gedeeltelijke uitwerking van een doelstelling voor stedelijk gebied (D31), namelijk ‘de nadere invulling van gebiedsspecifieke streefbeelden’ waar ecologische doelstellingen deel van uitmaken. Ecologische doelstellingen g even aan wat de waterbeheerder voor een bepaald oppervlaktewater wenselijk vindt, ten aanzien van de ‘biologische gezondheid’ oftewel het ecologisch functioneren van het watersysteem. Ecologische doelstellingen zijn zeer ‘sturend’ voor het waterbeheer, en zullen dat steeds meer worden, doordat de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) dat eist van de waterbeheerders. Ecologische doelstellingen zijn de basis voor het analyseren van het watersysteem en het vaststellen van aandachtspunten. Hoe verder de actuele kwaliteit verwijderd is van de doelstellingen, des te groter is de noodzaak voor het nemen van maatregelen. Het verschil tussen de ecologische doelstellingen en de actuele kwaliteit is in principe sturend voor de aanpak van emissies, de inrichting van het watersysteem, het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen, het kiezen van onderhoudsmethoden e.d. In de praktijk is het op dit moment niet mogelijk om op die manier prioriteiten te stellen vanwege de volgende punten: • Naast de (algemeen geldende) MTR-normen waren er tot op dit moment geen ecologische doelstellingen concreet geformuleerd. • Er is onvoldoende zicht op de huidige ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren in het beheersgebied van AGV, behalve voor een aantal (grotere) plassen. Behoefte aan meer houvast bij het prioriteren van (waterkwaliteits- en inrichtings)maatregelen en het beter kunnen afstemmen van waterbeheer op ecologie vormden de aanleiding voor dit project. De provincies Noord -Holland en Utrecht hebben allebei een ‘ecologische normdoelstelling-systematiek’ opgesteld, en verwachten van de waterschappen dat ze die gebruiken. Deze systemen verschillen echter onderling nogal. AGV wil voor het hele beheersgebied eenzelfde systeem hanteren, en heeft er daarom zelf één ontwikkeld. Daarbij is wel zoveel mogelijk aangesloten op de provinciale systemen (zie bijlage 3). Er is voor gekozen om met het uitwerken van ecologische doelstellingen niet te wachten tot de eisen die er vanuit de Europese Kaderrichtlijn aankomen definitief bekend zijn. Dat duurt te lang. Wel is zoveel mogelijk aangesloten op de filosofie van de KRW (zie verder par.1.3.3 en kopjes ‘afstemming met de KRW’ in de volgende hoofdstukken). In die zin is deze nota te beschouwen als een ‘tussenstap’ op weg naar definitieve ‘KRW -proof’ ecologische doelstellingen en – beoordelingsmethoden (zie ook paragraaf 1.5 ‘status van de nota’).
1.2
Doel Deze nota en de bijbehorende kaart hebben als doel:
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 1
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
•
•
• •
1.3
het als richtlijn vastleggen van ecologische doelstellingen voor oppervlaktewateren (het water zelf en het ‘natte’ deel van de oever) in het beheersgebied van AGV het weergeven van de stand van zaken met betrekking tot het toekennen van subfuncties en ecologische doelstellingen aan oppervlaktewateren in het stedelijk gebied van AGV het beschrijven van de toepassing van ecologische doelstellingen in het waterbeheer het bepalen van de meest geschikte methodiek om de ecologische kwaliteit in oppervlaktewateren te beoordelen
Afbakening van het project
1.3.1 Definitie van ecologische doelstellingen Ecologische doelstellingen geven aan wat we voor een bepaald oppervlaktewater wenselijk vinden, ten aanzien van de ‘biologische gezondheid’ oftewel het ecologisch functioneren van het watersysteem. Een ecologische doelstelling is een omschrijving van gewenste levensgemeenschappen voor een bepaald watertype, ofwel planten- en diergroepen (doelparameters). Levensgemeenschappen zijn afhankelijk van een aantal abiotische randvoorwaarden. Voor het bereiken van ecologische doelstellingen is het nodig de randvoorwaarden voor de gewenste levensgemeenschappen van planten en dieren in water, waterbodem en langs de oevers te creëren of in stand te houden, door: • een geschikte fysisch -chemische water- en waterbodemkwaliteit; • een geschikte wijze van inrichting van water en oevers; • zo natuurvriendelijk mogelijk onderhoud van oevers, water en waterbodem; • het realiseren van het gewenste grond en oppervlaktewaterregime (GGOR)(mede gerelateerd aan het gewenste gebruik); • mogelijkheden te creëren voor soorten om zich te vestigen, voort te planten en te verspreiden, door het realiseren van voldoende en goed functionerende ecologische verbindingszones. De abiotische randvoorwaarden die nodig zijn om een ecologische doelstelling te realiseren, zijn te vertalen in ecologische normdoelstellingen 1 ten aanzien van inrichting, beheer en onderhoud, en waterkwaliteit (‘stuurparameters’). Voor stedelijk gebied geldt nog een andere voorwaarde: door het intensieve contact dat mensen hebben met het water in stedelijk gebied is hier nog een ander aspect van belang: de belevingswaarde van het water. De definitie van ‘ecologisch’ is voor stedelijk water breder dan alleen het
1
Ecologische normdoelstellingen zijn een samenhangend geheel van normen met betrekking tot de ecologische
toestand van een (stelsel van) oppervlaktewater(en), eventueel (mede) in de vorm van een verbale omschrijving (CUWVO ’88).
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 2
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
functioneren van planten en dieren en hun interactie met het milieu. Ook de beleving door de mens speelt een belangrijke rol bij het water in stedelijk gebied. 1.3.2 Relatie met de nota ‘Natuurvriendelijk Onderhoud’ en ‘onderhoudsplannen’ Al eerder zijn in de nota ‘Natuurvriendelijk onderhoud’ ecologische ambitieniveaus uitgewerkt voor onderhoud van wateren. Het doel hiervan was o m de wijze van onderhoud gericht te kunnen afstemmen op aanwezige of gewenste natuurwaarden, zowel voor de ‘droge’ als voor de ‘natte’ oever. De hoofdafdeling Beheer en Onderhoud maakt een verdere uitwerking naar uitvoeringsgerichte onderhoudsplannen per g ebied. De nota ‘ecologische doelstellingen’ heeft dezelfde kaart als die uit de nota ‘natuurvriendelijk onderhoud’ als basis, maar gaat een stap verder in de uitwerking voor het waterbeheer en de ‘natte’ oever (het deel van de oever dat onder water zou sta an bij een denkbeeldige verhoging van het waterpeil van 10 cm) 1.3.3 Afstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) De Europese Kaderrichtlijn Water, die is aangenomen in december 2000 en per december 2003 volledig moet zijn opgenomen in de nationale w etgeving, heeft met name betrekking op waterkwaliteit. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn duurzaam watergebruik en de stroomgebiedbenadering. Per stroomgebied (AGV valt in het Rijn-stroomgebied) moet er een stroomgebiedsbeheerplan komen, met daarin o.a. milieudoelstellingen. Binnen een strak uitgezet tijdpad moet ‘de goede toestand van het oppervlaktewater’, bestaande uit de goede ecologische en de goede chemische toestand, gerealiseerd zijn. Fysisch-chemische doelstellingen gelden voor alle wateren. Ecologische doelstellingen gelden alleen voor de grotere oppervlaktewateren, de zgn. oppervlaktewaterlichamen. Begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam vindt plaats aan de hand van een minimum schaalniveau2 en een aantal andere randvoorwaarden. Stedelijke wateren, sloten in polders en andere kleinere wateren vallen door hun kleine schaalgrootte, buiten de directe verplichting om ecologische doelstellingen vast te stellen. De ecologische doelstellingen worden per waterlichaam geformuleerd met behulp van e en maatlat van 5 klassen. De ‘goede ecologische toestand’, de ecologische doelstelling van de KRW, is het tweede niveau op deze maatlat; het hoogste niveau is de zogenaamde referentietoestand. Voor beoordeling van de wateren vereist de KRW een aantal indelingen en beschrijvingen. Elk waterlichaam wordt ingedeeld in een categorie (Rivier, Meer, Overgangswater of Kustwater) en in mate van natuurlijkheid (als Natuurlijk, Kunstmatig of Sterk veranderd water). Daarna volgt een onderverdeling in watertypen. Deze indelingen en een uitgebreide beschrijving van de menselijke belasting van het oppervlaktewater vormen de basis voor de beoordeling van de huidige
2
Als minimaal schaalniveau geldt voor stromende wateren (rivieren, beken, kanalen) dat het waterlichaam een
stroomgebied heeft van minimaal 1000 ha. Voor stilstaande water (meren, sloten, plassen, vennen) geldt een minimale omvang van 50 ha.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 3
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
toestand van het water. Aan de hand hiervan moeten de waterbeheerders bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn voor het bereiken van de goede toestand. Om te kunnen bepalen of een toestand ‘ecologisch goed’ is, is een consistent en eenduidig ecologisch beoordelingssysteem vereist. Voor de vijf doelstellingenniveau’s staan in de KRW per categorie de diverse van belang zijnde biologische, fysisch-chemische en hydromorfologische parameters woordelijk omschreven. Om deze beschrijvingen bruikbaar te maken moeten ze echter worden omgezet naar kwantitatieve, meetbare waarden. Geen van de thans in gebruik zijnde sys temen voldoet volledig aan de eisen uit de KRW. Omdat de eisen vanuit de KRW nog niet helder genoeg zijn, is het op dit moment niet mogelijk een ‘KRW-proof’ ecologisch doelstellingen- en –beoordelingssysteem te maken. Wel is in deze nota geprobeerd er qua filosofie zoveel mogelijk op aan te sluiten en de ecologische doelstellingen zo op te zetten dat aanpassingen in een later stadium nog mogelijk zijn. In de volgende hoofdstukken is onder de kopjes ‘afstemming met de KRW’ aangegeven welke overeenkomsten e n verschillen er zijn. 1.3.4 Relatie met de Watertoets De watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het procesinstrument ‘Watertoets’ is bedoeld om negatieve effecten van ruimtelijke plannen en besluiten op de waterhuishouding zoveel mogelijk te voorkomen, dan wel om te verwachten negatieve effecten te verzachten (mitigeren) of te compenseren. Daarnaast is de watertoets een uitstekend middel om kansen voor water in ruimtelijke plannen te benutten doordat tijdige inbreng van ideeën vanuit de waterbeheerders in de vorm van ‘adviezen’ gegarandeerd is. Waternet heeft namens AGV een handleiding opgesteld voor toepassing van de ‘Watertoets’ op ruimtelijke plannen van gemeenten, provincies, rijk en andere initiatiefnemers. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan is conform de watertoets verantwoordelijk voor het opnemen van een ‘waterparagraaf’ in het betreffende plan. AGV/Waternet als waterbeheerder informeert de initiatiefnemer van het plan over kenmerken, mogelijkheden en beperkingen van het watersysteem. Daarbij hoort ook informatie over functies en (ecologische) doelstellingen voor het desbetreffende water die de waterbeheerder heeft toegekend. 1.4
Leeswijzer Deze nota vat de resultaten samen van twee afzonderlijke projecten (zie bijlage 1), namelijk één voor landelijk gebied en één voor stedelijk gebied. Het project voor het landelijk gebied is samengesteld uit een aantal onderdelen, die verschillende deelresultaten hebben opgeleverd (zie bijlage 2). In deze nota zijn alle deelresultaten samengevat tot een samenhangend geheel. Hoofdstuk 2 en 3 gaan specifiek over landelijk gebied (toekennen van ecologische doelstellingen respectievelijk beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit), en hoofdstuk 4 en 5 over stedelijk gebied (idem). Hoofdstuk 6 gaat over de toepassing van ecologische doelstellingen, zowel in landelijk als in stedelijk gebied.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 4
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
1.5
Status van de nota In deze nota is invulling gegeven aan ecologische doelstellingen voor diverse watertypen die voorkomen in het beheersgebied van AGV. De ecologische doelstellingen zijn bedoeld als toetsingskader voor de huidige ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren in het beheersgebied van AGV. Vo or landelijk gebied is de nota een richtlijn, waarbij eventuele bijstelling van de ecologische doelstellingen plaatsvindt in gebiedsgerichte plannen, zoals watergebiedsplannen, en in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor stedelijk gebied zijn de ecologische doelstellingen in deze nota definitief, maar kan, indien noodzakelijk, gemotiveerd aanpassing op parameterniveau in gebiedsgerichte plannen plaatsvinden. De nota is vastgesteld door het bestuur van AGV. De ecologische doelstellingen zijn een aanvulling op landelijke (fysisch -chemische) MTR-normen, die in de huidige situatie als toetsingskader gelden voor de waterkwaliteit en een inspanningsverplichting inhouden. De fysisch -chemische parameters in deze nota zijn stuurparameters die kunnen verklaren waarom een aangetroffen situatie afwijkt van de gewenste situatie. De provinciale Ecologische Normdoelstellingen-systemen (END-Utrecht en SENDNoord-Holland) hebben het uitgangspunt gevormd voor de AGV-doelstellingen. Doordat de provinciale syste men onderling verschillen, konden de AGVdoelstellingen niet naadloos op beide systemen aansluiten. Beide provincies zijn betrokken geweest bij de ontwikkeling van de AGV-doelstellingen voor het landelijk gebied en worden ook graag betrokken bij eventuele gebiedsgerichte bijstelling.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 5
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
DEEL 1 : ECOLOGISCHE DOELSTELLINGEN LANDELIJK GEBIED
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 6
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
2
Toekennen van ecologische doelstellingen in landelijk gebied
2.1
Bepalen van het watertype Er zijn 12 watertypen onderscheiden in het beheersgebied van AGV. Zeven daarvan zijn aangegeven op de ecologische doelstellingenkaart (kaart 1). De schaal van de kaart laat een verdere onderverdeling naar alle 12 watertypen niet toe. Bij 'inzoomen', bijvoorbeeld ten behoeve van het opstellen van een watergebiedsplan, zijn de 12 typen wel weer bruikbaar. Onderscheiden watertypen Lijnvormige wateren met zandbodem Mesotrofe veensloten Eutrofe veensloten Watergangen Wingaten Mesotrofe plassen Eutrofe plassen Petgaten en plasjes met zandbodem Mesotrofe petgaten met veenbodem Eutrofe petgaten met veenbodem Licht brakke wateren Stuwwal wateren
Aangegeven op de ecologische doelstellingenkaart Sloten
(Hoofd-en) boezemwatergangen Wingaten Plassen (diep en ondiep) Petgaten
Licht brakke wateren Stuwwal wateren
Een beschrijving van de watertypen is te vinden in het achtergrondrapport van Royal Haskoning (2002). Afstemming met de KRW Volgens de KRW zijn waterschappen verplicht om aan grotere waterlichamen een type toe te kennen. Aan een ‘KRW -proof’ type-indeling en een hier aan gekoppelde beschrijving van referentietoestanden wordt momenteel op nationaal niveau gewerkt. Deze indeling zal eind 2002 klaar zijn. Het lijkt er echter op dat de watertypen die we nu gekozen hebben goed te vertalen zullen zijn naar de KRW -watertypen. 2.2
Bepalen van het ambitieniveau Wat we in onze oppervlaktewateren precies nastreven, hangt niet alleen af van het watertype, maar ook van het ambitieniveau (of: doelniveau), dat aan het water is toegekend. In aansluiting op de provinciale systemen voor Ecologische Normdoelstellingen onderscheiden we drie doelniveaus: hoog, midden en laag. De functiekaart uit het Waterbeheersplan AGV 2000-2004, en de daarop gebaseerde kaart met ecologische ambitieniveaus voor onderhoud van wateren, zijn de basis voor de ecologische doelstellingenkaart bij deze nota.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 7
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Functie Waterbeheersplan AGV Natuur Agrarisch met natte natuurwaarden Recreatieplassen Landbouw Stedelijk water Vaarwater (boezemwater) met functie ‘ecologische verbindingszone’ Vaarwater (boezemwater) zonder functie ‘ecologische verbindingszone’
Ecologisch doelniveau oppervlaktewater Hoog Midden Midden Laag zie deel 2 Midden
Laag
Afstemming met de KRW De KRW maakt in principe geen onderscheid in een ‘hoog’, ‘midden’ of ‘laag’ ambitieniveau binnen een watertype. Voor alle wateren die tot een watertype behoren, geldt hetzelfde doel – namelijk: voldoen aan de ‘goede ecologische toestand’ die hoort bij dat watertype. Voor een deel van de KRW -wateren (met name de vaarwateren) zal dat wellicht op korte termijn te hoog gegrepen zijn. AGV streeft daar niet een ‘hoog’ ambitieniveau na. Het is op dit moment echter nog niet bekend hoe ambitieus de ‘goede ecologische toestand’ uit de KRW gaat worden voor wateren die ‘kunstmatig’ of ‘sterk veranderd’ zijn. Indien de KRW doelstellingen voor bijvoorbeeld vaarwateren, ambitieuzer blijken te zijn dan nu in deze nota staat, zal AGV bij de gebiedsgerichte uitwerking een beslissing moeten nemen over eventueel naar boven bijstellen van de doelstellingen. 2.3
Bepalen van de inhoud van de ecologische doelstellingen Bij elk watertype hoort een niet-verstoorde referentiesituatie (of: omdat het om niet-natuurlijke wateren gaat: het maximaal ecologisch potentieel). Deze is omschreven in het achtergrondrapport van Haskoning. Referentie Omschrijving van het ecosysteem in optimaal ontwikkelde toestand • • • • •
Karakteristieke levensgemeenschappen (planten, vissen, (macro)fauna) Morfologie en hydrologie (bij niet natuurlijke systemen: inrichting) van het watersysteem Fysisch-chemische kwaliteit van het water Diversiteit, dynamiek en gradiënten in levensgemeenschappen Bij niet-natuurlijke wateren: beheer en onderhoud, gericht op behoud/ontwikkeling van karakteristieke levensgemeenschappen
Het is echter niet zo dat AGV overal deze re ferentiesituatie nastreeft. Afhankelijk van het doelniveau, nemen we genoegen met een meer of minder verstoorde situatie, in vergelijking met de referentie. Zo zijn we in een landbouwgebied eerder tevreden dan in een natuurgebied (Waterbeheersplan AGV).
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 8
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
In onderstaande tabel is dat uitgewerkt. Niveau hoog midden eindoordeel ten opzichte van het ambitieniveau zeer goed onverstoord vrijwel onverstoord Goed vrijwel onverstoord licht verstoord Matig licht verstoord verstoord Ontoereikend verstoord Slecht ernstig verstoord ernstig verstoord Tabel 1: samenhang tussen ambitieniveau en niveau oordeel
laag
licht verstoord verstoord
ernstig verstoord
AGV streeft altijd minimaal naar een ‘goede’ beoordeling. Voor wateren met een hoog ambitieniveau, b etekent dat een ‘onverstoorde’ of ‘vrijwel onverstoorde toestand’. Voor wateren met een midden-niveau, nemen we ook nog genoegen met een ‘licht verstoorde toestand’. In gebieden met een laag niveau vinden we een ‘verstoorde toestand’ goed genoeg. Daarbij is overigens altijd nog sprake van minimaal 2 vegetatielagen. Wat ‘onverstoord’ tot en met ‘ernstig verstoord’ precies inhouden, is per watertype uitgewerkt in bijlage 4. Er zijn verschillende (abiotische) randvoorwaarden, die bepalen of een bepaalde levensgemeenschap kan voorkomen, en dus of een ecologische doelstelling gerealiseerd kan worden. De randvoorwaarden zijn geen doel op zichzelf – ze zijn een middel om de ecologische doelstellingen te bereiken. Ze worden daarom ook stuurparameters genoemd. Inzicht in die stuurparameters is essentieel, omdat het waterschap uitsluitend daarmee kan ‘sturen’. Voor de 12 watertypen is daarom zo goed mogelijk aangegeven wat de stuurparameters zijn bij meer of minder verstoorde situaties. Niet alle stuurparameters zijn overal even doorslaggevend, en er kleven onzekerheden aan (‘kloppen ze wel precies?’). Het heeft bijvoorbeeld geen zin overal inspanningen te verrichten om bepaalde fysisch -chemische normen te halen, als er andere factoren zijn die een meer sturende rol h ebben voor het behalen van de ecologische kwaliteit 3. Zie verder bijlage 4 voor een uitwerking per watertype. Afstemming met de KRW Ook de KRW gaat uit van een ‘referentie’. Voor kunstmatige en sterk veranderde wateren, waar we het bij het merendeel van de wateren in het beheersgebied van AGV over hebben, is dat het ‘maximale ecologische potentieel’, zoals dat voor kan komen gegeven de ‘kunstmatige kenmerken van het waterlichaam’. Omdat er voor ‘kunstmatige’ en ‘sterk veranderde’ wateren geen natuurlijke referentie bestaat, gaat men uit van de toestand die zo’n water ‘in potentie’ maximaal kan hebben. 3
Overigens streeft AGV wel minimaal naar het voldoen aan de fysisch-chemische normen volgens de zogenaamde
MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico), die door het rijk zijn gesteld.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 9
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Het te bereiken doelstellingniveau voor deze wateren is het ‘goede ecologische potentieel’. De termen ‘onverstoord’ tot en met ‘ernstig verstoord’ komen ook uit de KRW. Wateren waarvoor de KRW van toepassing is dienen uiteindelijk een ‘goede ecologische toestand’ te hebben, hetgeen voor de KRW betekent: een ‘vrijwel onverstoorde toestand’ ten opzichte van het maximaal ecologisch potentieel. AGV streeft die ‘vrijwel onverstoorde toestand’ alleen na in wateren met een hoog ambitieniveau. In de praktijk zal een deel van de wateren waarop de KRW van toepassing is, een hoog ambitieniveau hebben. Met name voor vaarwateren en recreatieplassen geldt echter hooguit een ‘middenniveau’. AGV accepteert daar een ‘licht verstoorde toestand’ (zie ook par. 2.2). De KRW beschrijft een aantal verplichte biologische, fysisch -chemische en hydromorfologische parameters waarvoor de referentietoestand bepaald moet worden. Waarschijnlijk is onze referentieomschrijving niet uitgebreid genoeg. In een later stadium kunnen we die voor KRW -wateren altijd nog uitbreiden. Bij de type-indeling die op nationaal niveau onwikkeld wordt hoort ook een beschrijving van de referentietoestanden. De projectgroep Implementatie KRW adviseert om voorlopig bij de beschrijving van de referenties zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande informatie en kennis. 2.4
Resultaat: de ecologische doelstellingenkaart en staalkaarten per watertype De ecologische doelstellingenkaart is bijgevoegd. Daarop is voor elk oppervlaktewater te zien tot welk watertype het behoort en welk doelniveau is toegekend. In circa 33 % van het beheersgebied heeft het oppervlaktewater het ecologisch doelniveau 'hoog' gekregen, 42 % 'midden' en voor 25 % geldt het niveau 'laag'. Ca. 1/3 deel van het beheersgebied bestaat uit stedelijk gebied. Ongeveer de helft van het landelijk gebied heeft het watertype ‘sloten’. De overige watertypen zijn verdeeld over de resterende 15% van het beheersgebied.
3
Beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit in landelijk gebied
3.1
Beoordelingsmethode Beoordeling van de actuele ecologische kwaliteit – hoe staat het er op dit moment voor? – kan vanuit twee invalshoeken: door te vergelijken met de referentiesituatie (‘onverstoord’ tot ‘ernstig verstoord’) en door te vergelijken met de toegekende doelstelling (‘en zijn we tevreden met de aangetroffen meer of minder verstoorde situatie in dat specifieke water?’). Beide invalshoeken komen aan de orde in de volgende paragrafen.
3.1.1 Beoordeling ten opzichte van de referentie Vegetatiekenmerken als indicator Voor het beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit ten opzichte van de referentie (meer of minder verstoord) kan de water- en natte oevervegetatie als indicator voor het ecologisch functioneren (het voorkomen van bepaalde
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 10
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
plantensoorten en de structuur van de vegetatie)gebruikt worden. Dat betekent dat in eerste instantie niet alle stuurparameters gemeten worden om de ecologische kwaliteit in beeld te bre ngen, maar uitsluitend de vegetatie. Hier is voor gekozen omdat de vegetatie zichtbaar aanwezig is, relatief snel, goedkoop en goed te inventariseren en er veel bekend is over de relatie tussen vegetatie en de omgeving. AGV/Waternet acht de vegetatie voldoende representatief voor het hele ecosysteem: • de vegetatie is bij uitstek een afspiegeling van de processen in en rond het watersysteem, die bepaald worden door klimaat, water, bodem, hoogteligging en landgebruik. • De vegetatie vormt een belangrijke schakel in de voedselketen en biedt broed-, rust- en schuilgelegenheid voor macrofauna, vissen, vogels e.d. Overigens reageert de vegetatie soms vertraagd op veranderingen in het abiotisch milieu, waardoor een vertekend beeld kan ontstaan van de actuele kwalite it. Een fysisch-chemische ‘vinger-aan-de-pols-meetnet’ zal dan ook nodig blijven. In sommige watertypen geeft de vegetatie bovendien geen goed beeld van de ecologische kwaliteit. In dat geval is het zinvol de macrofauna en/of fytoplankton te gebruiken als indicator. In ons gebied geldt dat naar verwachting voor diepe plassen. In dit project is dat echter niet uitgewerkt. In opdracht van AGV/Waternet heeft Royal Haskoning een beoordelingssysteem ontwikkeld voor de oppervlaktewateren in het beheersgebied. De ecologische kwaliteit is omschreven in termen van ‘structuur van de vegetatie, kenmerkendheid voor bepaalde abiotische omstandigheden en volledigheid van de soortensamenstelling’. Op basis van het voorkomen van plantensoorten en hun bedekking bepaalt de me thodiek in welke ecologische klasse (van ‘onverstoord’ tot ‘ernstig verstoord’) een oppervlaktewater zich bevindt. Omschrijving van de ecologische kwaliteitsklassen Het eerste onderscheidende kenmerk voor het bepalen van de ecologische kwaliteitsklasse is de structuur van de vegetatie. Er zijn drie vegetatielagen te onderscheiden in wateren en oeverzones: ondergedoken, drijvende en emerse (boven water uitstekende) vegetaties. Ecologische kwaliteitsklasse Ernstig verstoord Verstoord
Kenmerk Geen of nauwelijks vegetatielagen aanwezig Slechts één vegetatielaag aanwezig
Pas als er sprake is van meerdere vegetatielagen, gaat de kenmerkendheid en volledigheid van de vegetatie een rol spelen. Ecologische kwaliteitsklasse Licht verstoord
Vrijwel onverstoord
Onverstoord
Februari 2003
Kenmerk Minimaal 2 vegetatielagen. Algemene (‘nietkritische’) planten hebben de overhand; het ontwikkelingsniveau van de vegetatie is matig. Minimaal 2 vegetatielagen. Gebiedseigen, kenmerkende soorten komen voor, maar zeer kritische soorten ontbreke n Minimaal 2 vegetatielagen. De plantengemeenschap is volledig aangepast aan
Nota ecologische doelstellingen
pagina 11
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
natuurlijke kenmerken van de lokatie. Het ontwikkelingsniveau is hoog. Een kaart met een presentatie van deze beoordeling ten opzichte van de referentie, zou dus de volgende legenda-eenheden hebben: ‘onverstoord’, ‘vrijwel onverstoord’, ‘licht verstoord’, ‘verstoord’ en ‘ernstig verstoord’. Het beoordelingsinstrument BEWAVEG Het door Haskoning, in opdracht van AGV ontwikkelde beoordelingssysteem heet BEWAVEG (BEoordeling van WAteren met behulp van VEGetaties). Om de actuele ecologische kwaliteit van een oppervlaktewater te bepalen ten opzichte van het referentiebeeld is het niet nodig zelf het aantal vegetatielagen, kenmerkendheid en volledigheid van plantengemeenschappen in te schatten. Het computerprogramma heeft als invoer alleen de lijst met voorkomende plantensoorten nodig, en de bedekkingspercentages per soort (in een aantal klassen). Een uitgebreide beschrijving van hoe dit zogenaamde ‘BEWAVEG-spreadsheet’ werkt, is te vinden in het achtergrondrapport (Haskoning #(2002) en #).
Afstemming met de KRW Alléén beoordelen op grond van vegetatie is voor de KRW volstrekt onvoldoende. Wat er dan wel verwacht wordt aan monitoringsinspanningen op regionaal niveau is op dit moment nog niet helder. Het lijkt er op dat er vanuit de KRW een uitgebreidere meetinspanning op ons afkomt. Daarover is het laatste woord echter nog niet gezegd. In de praktijk zal dat betekenen dat we de beoordeling voor een aantal wateren, namelijk die waarop de KRW van toepassing is, op een gegeven moment zullen moeten gaan uitbreiden op basis van metingen aan (verplichte) parameters. Op zich kan dat. 3.1.2 Beoordeling ten opzichte van de toegekende doelstelling Wanneer zijn we tevreden met de ecologische kwaliteit? We streven niet overal het referentiebeeld na omdat dat niet realistisch is, en omdat het referentiebeeld niet overal past bij de functies waarop het waterbeheer is afgestemd. Daarom zijn er drie doelniveaus ‘hoog’, ‘midden’ en ‘laag’ toegekend (zie hoofdstuk 2). In tabel 1 is af te leiden of we al dan niet tevreden zijn met de aangetroffen ecologische kwaliteit. niveau hoog midden eindoordeel ten opzichte van het ambitieniveau zeer goed onverstoord vrijwel onverstoord goed vrijwel onverstoord licht verstoord matig licht verstoord verstoord ontoereikend verstoord slecht ernstig verstoord ernstig verstoord Tabel 1: samenhang tussen ambitieniveau en niveau oordeel
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
laag
licht verstoord verstoord
ernstig verstoord
pagina 12
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
AGV/Waternet streeft altijd minimaal naar een ‘goede’ beoordeling. Voor wateren met een hoog ambitieniveau, betekent dat een ‘onverstoorde’ of ‘vrijwel onverstoorde toestand’. Voor wateren met een midden-niveau, neemt AGV/Waternet genoegen met een ‘licht verstoorde toestand’. In gebieden met een laag niveau vinden we een ‘verstoorde toestand’ goed genoeg. Een kaart met een presentatie van deze beoordeling, zou dus de volgende legenda-eenheden hebben: ‘zeer goed’, ‘goed’, ‘matig’, ‘ontoereikend’ en ‘slecht’. Het doel is het bereiken van de score ‘goed’ of ‘zeer goed’. Afstemming met de KRW De KRW beoordeelt uitsluitend het al dan niet halen van de goede ecologische toestand, en onderscheidt binnen een watertype geen verschillende ambitieniveaus. Met name voor vaarwateren en recreatieplassen geldt hooguit een ‘middenniveau’ van de ecologische doelstellingen van AGV. AGV accepteert daar een ‘licht verstoorde toestand’ (zie ook paragraaf 2.2.). 3.2
Een poging om de actuele ecologische kwaliteit te beoordelen Met het beoordelingssysteem en de gegevens van de oppervlaktewateren zou het mogelijk moeten zijn de actuele ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren in het beheersgebied in kaart te brengen. Dat is helaas niet gelukt, zoals in de volgende paragraaf is toegelicht.
3.2.1 Beoordeling op basis van provinciale vegetatiegegevens De provincies Noord -Holland en Utrecht beschikken over een groot aantal vegetatieopnames die in de afgelopen 10 jaar zijn verzameld, onder andere in oppervlaktewateren en oevers. In opdracht van AGV heeft Royal Haskoning deze datasets bewerkt en geschikt gemaakt als invoer voor het beoordelingssysteem BEWAVEG. Er zijn 34.000 vegetatieopnames beoordeeld 4 (lit.#). De verwachting was dat daarmee een goed beeld zou ontstaan van de actuele ecologische kwalite it van een groot deel van ons beheersgebied. Die verwachting is helaas niet uitgekomen; de kaart geeft een beeld dat niet overeenkomt met het deskundigenoordeel van de ecologen bij Waternet. Dat ligt niet aan de beoordelingsmethode op zich. Die is getoetst door een aantal recente vegetatieopnamen te beoordelen met het systeem en de uitkomsten te ‘toetsen’ aan het deskundigenoordeel van een aantal ecologen. Dat leverde een bevredigend resultaat op. Hetzelfde beoordelingssysteem is door Royal Haskoning ook voor hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden gebruikt en levert daar, met nieuwe vegetatieopnames, ook goede resultaten. De conclusie is dat, achteraf gezien, de provinciale vegetatieopnamen niet geschikt waren voor dit doel. De opnames die zijn beoordeeld, kenmerken zich door een laag soortenaantal: gemiddeld 3 soorten per opname. 84% van de opnames bevatte minder dan 6 soorten. Met zo weinig soorten werkt het systeem niet goed. Het is de vraag of het klopt dat er op zo veel plaatsen slechts zo weinig s oorten voorkomen. 4
In deze opnamen zijn niet alle soorten meegenomen, maar wel een groot aantal ‘aandachtssoorten’.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 13
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Absoluut gezien levert de beoordeling dus geen goed beeld. De kaart is dan ook niet opgenomen in deze nota. In ‘relatieve’ termen zijn er wel enkele conclusies te trekken: De relatief beste wateren bevinden zich in het Vechtplassengebie d: het Naardermeer, een deel van de Kortenhoefse plassen (het Hol), Westbroek, Polder Achttienhoven en de Molenpolder. Dit beeld komt overeen met de verwachting. In dit deel van het beheersgebied komt relatief veel kwel voor, waardoor er een aantal bijzondere plantensoorten voorkomt. Bovendien wordt een groot deel van het gebied al langere tijd beheerd als natuurgebied, is er geen intensieve landbouw en het heeft hydrologisch gezien een enigszins geïsoleerde ligging ten opzichte van het ‘buitenwater’. 3.2.2 Beoordeling op basis van fysisch-chemische waterkwaliteit Om een globaal beeld te krijgen van de actuele toestand van de (fysisch chemische) waterkwaliteit is een aantal meetpunten beoordeeld. De beoordeling op basis van fysisch chemische waterkwaliteit is u itgevoerd voor drie watertypen, t.w. eutrofe sloten met veenbodem, watergangen en eutrofe plassen en meren. Hiervoor zijn meetgegevens uit de periode 2000 t/m 2002 gebruikt, wat 64 meetpunten opleverde in de drie genoemde watertypen, dus ruim 20 meetpunten per watertype. De meetpunten zijn getoetst aan de stuurparameters voor het betreffende watertype en voor het ambitieniveau dat voor de locatie geldt. Voor ambitieniveau ‘hoog’ is getoetst aan de randvoorwaarden voor de vrijwel onverstoord toestand, voor ambitieniveau ‘midden’ aan de licht verstoorde toestand en voor ambitieniveau ’laag’ aan de verstoorde toestand 5. Het blijkt dat geen van de meetpunten voldoet aan alle stuurparameters voor de waterkwaliteit die horen bij het ambitieniveau. In de tabel staat per watertype voor elke stuurparameter het percentage van de meetpunten dat binnen de randvoorwaarden valt aangegeven.
Cl
SO4 NO3 NH4
N
P
o- Chl- Ca K Doorzich pH O2 PO4 a t 0 10 nvt nvt 19 50 86 5 0 0 79 54 nvt 5 100 4 53 89 32 nvt 32 5 5 63
Sloten 62 5 29 33 0 Watergangen 46 4 0 4 0 Plassen (incl. 24 32 63 84 0 petgaten) Tabel 2: percentage van de getoetste locaties dat voldoet aan de randvoorwaarden voor de verschillende parameters.
Bij sloten en watergangen zijn met name de nutriënten, zuurstof en sulfaat de verstorende parameters. Bij plassen vormen, naast totaal stikstof, vooral doorzicht en zuurgraad een probleem. In absolute zin, dus onafhankelijk van het ambitieniveau, voldoet geen van de meetpunten aan de criteria voor de vrijwel onverstoorde toestand. Ook aan de 5
Waar de randvoorwaarde een bovengrens resp. ondergrens is, is de toetswaarde het 90-percentiel resp. het 10-
percentiel van de meetwaarden.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 14
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
randvoorwaarden voor de licht verstoorde toestand voldoet geen van de meetpunten. Bij de plassen neemt het aantal parameters dat binnen de randvoorwaarden valt wel toe. Zelfs voor ‘verstoorde toestand’ voldoet geen van de slo ten en de watergangen aan de randvoorwoorden. Bij de plassen voldoet één locatie aan de randvoorwaarden voor ‘verstoorde toestand’ en veel locaties voldoen op één of twee parameters na. De verstorende parameters zijn hier voornamelijk totaal stikstof, doorzicht en sulfaat. Dit beeld van de waterkwaliteit komt overeen met de toetsing van de waterkwaliteit aan de MTR-normen, die in het kader van de Voortgangsrapportage Waterbeheersplan 2001 is uitgevoerd. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat er aan de waterkwaliteit het nodige te verbeteren valt. Het is echter niet zondermeer zo dat de fysisch -chemische kwaliteit ook absoluut gezien de beperkende factor is voor de ecologische kwaliteit. Planten hebben vaak een bandbreedte waarbinnen zij kunnen voorkomen die breder is dan de gestelde (optimale) grenzen van de waterkwaliteitsparameters waaraan is getoetst. Het niet voldoen van de fysisch -chemische parameters betekent niet automatisch dat de vegetatie (de doelparameters) ook niet kan voldoen. Fysisch-chemische waterkwaliteit is slechts één van de stuurparameters. Hoe groot de rol van deze stuurparameter is ten opzichte van de andere stuurparameters (zoals inrichting en onderhoud), is op dit moment niet duidelijk. Dat beeld zal scherper worden als in een vervolg project de actuele ecologische kwaliteit duidelijk wordt.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 15
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
DEEL 2: ECOLOGISCHE DOELSTELLINGEN STEDELIJK GEBIED
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 16
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
4
Toekennen van ecologische doelstellingen in stedelijk gebied
4.1
Bepalen van het watertype De belangrijkste typen stadswateren in het stedelijk gebied van AGV zijn sloten, vijvers, grachten en kanalen. Het oevertype en de waterdiepte zijn de belangrijkste onderscheidende factoren voor de ecologische kwaliteit. De stedelijke wateren zijn daarmee te verdelen in vier typen die aansluiten op de indeling zoals het PEBS deze hanteert. Watertype
Indeling volgens PEBS code* AGV/Waternet Sloten Natuurvriendelijk N Vijvers Lichte beschoeiing L Grachten Harde oever, ondiep water HO Kanalen Harde oever, diep water HD Tabel 3: samenhang tussen watertype, indeling water volgens AGV/Waternet en de typen volgens PEBS * code voor het type water bij het beoordelingssysteem PEBS Afstemming met de KRW Stedelijk water valt onder de KRW -categorie ‘sterk veranderde wateren’ of onder ‘kunstmatige wateren’. De projectgroep ‘implementatie KRW’ is bezig met verdere onderverdeling van wateren in watertypen. Als de KRW -typen bekend zijn kunnen de stedelijke watertypen die in deze nota zijn gedefinieerd zonodig vertaald worden naar de KRW -typen. 4.2
Bepalen van het ambitieniveau met behulp van subfuncties Aan de watersystemen in stedelijk gebied is in het Waterbeheersplan formeel de functie ‘stedelijk water’ toegekend. De functiekaart uit het Waterbeheersplan 2000-2004 geeft een aanzet voor de indeling van stedelijk water in subfuncties. Deze onderverdeling is nodig om onderscheid te kunnen maken in verschillende ambitieniveau’s voor de ecologische doelstellingen. Bij stedelijk water zijn de drie volgende subfuncties onderscheiden: • • •
Stedelijk gebruikswater (laagste nive au) Stedelijk leefwater (midden niveau) Stedelijk natuurwater (hoogste niveau)
De subfuncties voor stedelijk water uit het Waterbeheersplan zijn voorlopig. In het waterbeheersplan is de doelstelling opgenomen dat de definitieve subfuncties stedelijk natuur-, leef- en gebruikswater in de planperiode zijn toegekend (deel 1 van doelstelling 31). Aan het behalen van deze doelstelling wordt nu gewerkt in het kader van waterplannen. De subfuncties zijn tot nu in de stedelijke waterplannen voor Amsterdam en Naarden-Bussum aan de orde geweest. Verder zijn of worden waterplannen opgestart voor Utrecht, Uithoorn, Amstelveen, Aalsmeer en Kudelstaart. De afdeling Stedelijk Gebied levert ook een bijdrage aan watergebiedsplannen van de afdeling Landelijk Gebied voor het stedelijk gedeelte van het plan. Via deze weg krijgen (delen) van stedelijke gebieden in de Ronde Venen, Breukelen, Abcouden en Groot-Wilnis/Vinkeveen hun definitieve subfuncties
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 17
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
toegekend. Aan de resterende stedelijke gebieden in het beheersgebied zal in het vervolgproject ‘omgaan met ecologische kwaliteit’ aandacht worden besteed zodat de doelstelling uit het waterbeheersplan binnen de planperiode zal zijn gerealiseerd. 4.3
Bepalen van de inhoud van de ecologische doelstellingen Bij de toekenning van ecologische doelstellingen aan stedelijk water is tot nu toe uitgegaan van tabel 7.3 uit het Waterbeheersplan 2000-2004 met richtlijnen voor streefbeelden voor 2020 voor de drie stedelijke waterfuncties. Projecten waarbij deze tabel als basis wordt gebruikt zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
bestemmingsplannen stedenbouwkundige ontwikkelingsplannen herinrichtingsplannen waterkwaliteitsspoor stedelijke waterplannen Tabel 7.3 uit het WBP is een voorlopige tabel. In de tabel staan verschillende parameters die voor het stedelijk waterbeheer belangrijk zijn, maar ze zijn niet toetsbaar omdat tot nu toe een beoordelingssysteem ontbrak. In deze nota is een keuze gemaakt voor het beoordelingssysteem PEBS. De bijbehorende richtlijnen voor ecologische doelstellingen zijn afgestemd en toetsbaar gema akt met dit beoordelingssysteem.
De ecologische doelstellingen bestaan uit: • de verhouding tussen verschillende typen oevers, met name het te realiseren percentage natuurvriendelijke oevers 6 • een ecologisch profiel volgens PEBS • de waterbodemkwaliteit • specifieke probleemstoffen van het desbetreffende gebied De ecologische doelstellingen zijn direct gekoppeld aan de subfuncties van stedelijk water. De doel- en stuurparameters in deze nota zijn gebaseerd op uitgebreid onderzoek dat eerder is uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van PEBS en zijn door het bestuur vastgesteld. Indien de doelstellingen niet haalbaar blijken is het waarschijnlijk dat de subfunctie niet bij het water past en moet in principe de subfunctie wijzigen. Aanpassingen van de ecologische doelstellingen op parameterniveau blijft -onderbouwd - mogelijk in gebiedsgerichte plannen. De definitieve vaststelling van de subfuncties zal plaatsvinden als onderdeel van het vervolgproject ‘omgaan met ecologische kwaliteit’ in 2003 (zie paragraaf 6.1). Daarmee zal doelstelling 31 uit het waterbeheersplan binnen de planperiode worden gehaald.
6
Het oevertype is ook een belangrijke factor bij het beoordelingssysteem PEBS; het oevertype bepaald met welk beoordelingsformulier getoetst wordt. De klassen van de karakteristieken van het ecologisch profiel moeten daarom altijd in samenhang met het oevertype geïnterpreteerd worden. Het behalen van klasse 4 is pas ‘goed’ als ook voldaan is aan het gewenste percentage van een bepaald oevertype. Het realiseren van een bepaald oevertype is voor stedelijke wateren dan ook de belangrijkste ecologische doelstelling.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 18
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Tabel 4 geeft de ecologische doelstellingen van water in stedelijk gebied weer. Parameter Oevertype (PEBS code)*
Gebruikswater Vooral HD maar ook HO, N waar gewenst en mogelijk
Leefwater Maximaal 75% L Minimaal 25% N
Natuurwater Maximaal 50% L Minimaal 50% N
Ecologisch profiel (beoordeling afhankelijk van het watertype)met behulp van het PEBS Inrichting 4 4 4 Beheer 4 4 4 Emissie 4 4 4 Gebruik 4 4 4 Waterbodemkwaliteit
Maximaal klasse 2
Maximaal klasse 2
Specifieke probleemstoffen (o.a. zware metalen, bestrijdingsmiddelen)
E MTR
E MTR
Maximaal klasse 1 E MTR
Tabel 4: Ecologische doelstellingen voor stedelijk water *zie tabel 2 De uitwerking va n de ecologische doelstellingen per stedelijk watertype met achterliggende doel- en stuurparameters staat in bijlage 8. Afstemming met de KRW Om een goede toestand van het oppervlaktewater te bereiken moet voldaan zijn aan zowel de goede chemische als de goede ecologische toestand. De chemische doelstellingen gelden voor alle oppervlaktewateren. De ecologische zijn alleen van toepassing op oppervlaktewaterlichamen 7. Stedelijke wateren zoals vijvers, sloten, grachten en kanalen vallen bij deze indeling buit en de verplichting om ecologische doelstellingen te formuleren. AGV gaat met het definiëren van ecologische doelstellingen voor stedelijk water dus verder dan de KRW eist. 5
Beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit in stedelijk gebied
5.1
Een vergelijking van beoordelingssystemen Voor de meest voor de hand liggende systemen is in deze paragraaf een omschrijving gegeven (zie ook bijlage 6) en voor het PEBS en het STOWA systeem is een vergelijking gemaakt. Waar een beoordelingssysteem aan moet voldoen is beschreven in bijlage 6. In deze bijlage zijn ook het PEBS en het STOWA systeem meer gedetailleerd geanalyseerd en vergeleken.
7
Dit zijn meren groter dan 50 ha en rivieren en stroompjes met stroomgebieden groter dan 1000 ha
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 19
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
RWSR Het systeem van de Regionale Watersysteemrapportage (RWSR) gaat niet alleen over (indicatoren voor) ecologische doelstellingen maar over het watersysteem in de breedste zin van het woord. De indeling van stedelijk water in watertypen en de (geadviseerde) indicatoren voor stedelijk water volgens de RWSR zijn weergegeven in bijlage 8. Per indicator wordt het oordeel apart gepresenteerd. Het oordeel van het watersysteem bestaat daarom uit een hele lijst van getallen. Voor het oorspronkelijke doel van de RWSR, namelijk het verbeteren van de provinciale rapportages door standaardisatie van de monitoringsactiviteiten van wate rbeheerders, voldoet het systeem. Maar voor het weergeven van het behalen van ecologische doelstellingen is het minder geschikt omdat zeer veel metingen verricht moeten worden die niet direct met ecologische doelstellingen te maken hebben. Enkele indicatoren zouden wel waardevol kunnen zijn als aanvulling op een beoordeling met een ander systeem. Systeem voor grote wateren Noord- Holland Het systeem voor grote wateren van de provincie Noord -Holland beoordeelt, zoals de naam al zegt, alleen grote wateren (meren, plassen en boezemwateren). Stedelijk water bestaat echter meestal uit kleinere wateren zoals sloten en vijvers. Het provinciale systeem sluit niet goed aan bij stedelijke watertypen en is daarom niet geschikt. BEWAVEG Het voor het landelijke gebied van AGV uitgewerkte beoordelingssysteem BEWAVEG (zie deel 1 van deze nota), dat gebaseerd is op vegetatiekenmerken, is naar verwachting niet toepasbaar in stedelijk gebied. Dat komt omdat het ingaat op specifieke vegetatiesoortensamenstellingen die in ste delijk gebied niet of nauwelijks gevonden worden. In stedelijk gebied is oever- en watervegetatie vaak zwak ontwikkeld. Daarom zal het oordeel met dit systeem te laag uitvallen. Omdat het systeem gebaseerd is op maar één parameter (vegetatie) is het bovendien te kwetsbaar voor toepassing in stedelijk gebied: de uitkomsten van de beoordeling zouden niet betrouwbaar zijn. PEBS Het Praktisch Ecologisch Beoordelingssysteem voor Stadswateren (PEBS) is het resultaat van het onderzoek dat Waternet tussen 1994 en 1999 heeft uitgevoerd en dat tot doel had om te komen tot een praktisch beoordelingssysteem voor stadswateren. Het systeem is bedoeld om inzicht te krijgen in de effectiviteit van maatregelen ter verbetering van het ecologisch functioneren van het water. PEBS onderscheidt vier watertypen die afhankelijk zijn van oeverstructuur en waterdiepte. Per watertype wordt een beoordeling uitgevoerd met behulp van fysisch-chemische, biologische (vegetatie en macrofauna) en belevingsparameters. Deze parameters zijn onderdeel van het oordeel van vier karakteristieken, te weten: • Inrichting • Beheer • Emissie • Gebruik Deze vier karakteristieken vormen samen het ‘ecologisch profiel’ van het watersysteem. Naast de beoordeling met behulp van de beoordelingsformulieren is er een formulier waarop vaste - en stuurparameters aangegeven zijn. Per karakteristiek
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 20
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
kunnen met dit formulier aangrijpingspunten voor verbetering van de ecologische waterkwaliteit gevonden worden door de knelpunten op te sporen bij de vaste - en stuurparameters die het lage oordeel van de karakteristiek veroorzaken. Het PEBS is speciaal ontwikkeld om te voldoen aan de behoefte van AGV om de ecologische toetstand van de wateren in Amsterdam te kunnen beoordelen. Daarom sluit het systeem nauwkeurig aan bij de uitgangspunten die AGV als waterbeheerder hanteert. STOWA- EbeoSTAD Door de aandacht voor water in stedelijk gebied in het waterbeheer is er behoefte ontstaan aan een systeem waarmee de ecologische kwaliteit van stadswateren bepaald kan worden. Daarom heeft de STOWA een systeem voor stadswateren ontwikkeld, EbeoSTAD genaamd, dat in 2000 gereed is gekomen. Het wijkt nogal af van de voorgaande systemen die de STOWA heeft ontwikkeld voor andere watertypen. De traditionele beoordeling met de STOWA systemen maakt in het beoordelingssysteem voor stadswateren nog maar een deel uit van de gehele beoordeling (deeltoets 2). Het beoordelingssysteem maakt onderscheid in drie deeltoetsen: •
Deeltoets 1 is een inventarisatie van de ecologische potentie en ontwikkeling van wate r en oever met behulp van een opname van de aanwezige water- en oeverplanten. Daarnaast wordt de belevingswaarde beoordeeld via het scoreformulier.
•
Deeltoets 2 is een beoordeling volgens de traditionele STOWAsystemen. Afhankelijk van het type water worden naast fysisch -chemische parameters ook verschillende biologische parameters gemeten zoals macrofauna, macrofyten, diatomeeën en/of fytoplankton. Welk STOWA beoordelingssysteem van toepassing is verschilt per maatstaf (verschillende maatstaven vormen samen één karakteristiek). Deeltoets 1 en 2 vormen samen het ‘ecologisch profiel’ bestaande uit een beoordeling van de volgende karakteristieken: • Beleving • Ecologie oever • Ecologie water • Kenmerkendheid • Inrichting en beheer • Trofie • Saprobie
•
Deeltoets 3 is bedoeld voor stadswateren waar knelpunten geconstateerd zijn bij het beoordelen van het ‘ecologisch profiel’. Hij geeft een globale diagnose van de oorzaken van knelpunten in stadswateren en stelt maatregelen voor ter verbetering van de belevingswaarde en/of de ecologische waterkwaliteit.
Onderlinge vergelijking PEBS en STOWA PEBS en STOWA zijn de meest geschikte beoordelingssystemen voor stedelijk water. RWSR, het ‘grote wateren systeem’ en BEWAVEG voldoen niet. PEBS en STOWA zijn daarom onderling vergeleken o m na te gaan welk systeem voor AGV het beste is. Een meer uitgebreide vergelijking is opgenomen in bijlage 6.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 21
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Beide systemen hebben als filosofie, het beoordelen van de ecologische waterkwaliteit met behulp van fysisch -chemische, biologische en belevingsparameters. Ook de presentatie van het oordeel gebeurt op dezelfde manier; met behulp van een ecologisch profiel. Het PEBS valt qua inspanning, kosten en resultaat tussen deeltoets 1 en 2 van het STOWA-systeem in (zie tabel 5). Deeltoets 1 is goedkoop. He t resultaat is een ‘eerste indruk’ van het watersysteem. Dit lijkt niet voldoende om het behalen van ecologische doelstellingen te kunnen beoordelen. Het PEBS is een volledige beoordeling die goed is onderbouwd. Het ecologisch profiel is goed te gebruiken om ecologische doelstellingen te toetsen. De analyses van deeltoets 2 van STOWA zijn zeer uitgebreid en duur. De meerwaarde van de inspanningen ten opzichte van de hydrobiologische analyses van het PEBS is niet aangetoond. De analyse van de knelpunten in het watersysteem is bij het STOWA-systeem beter uitgewerkt dan bij het PEBS. STOWA heeft hiervoor deeltoets 3 ontwikkeld die met behulp van een sleutel de (mogelijke) problemen in het watersysteem opspoort en oplossingen aangeeft. PEBS geeft oplossingsrich tingen aan op het formulier met vaste- en stuurparameters. De analyse van knelpunten is hier minder uitgebreid. Criterium Kosten per monsterlocatie Resultaat
STOWA € 1.887,00 (Deeltoets 1 en 2) Ecologisch profiel met 4 Ecologisch profiel met 7 karakteristieken karakteristieken Voordelen • Praktisch • Flexibel (deeltoets • Goed onderbouwd 1, 2 en 3 los van • Praktijkervaring met elkaar te het systeem gebruiken) • Knelpuntoplossing goed uitgewerkt (deeltoets 3) Nadelen • knelpuntoplossing • Deeltoets 2 minder goed ingewikkeld uitgewerkt (verschillende STOWAsystemen nodig) • Onderbouwing niet inzichtelijk Tabel 5: vergelijking van de belangrijkste aspecten van het PEBS en het STOWAsysteem 5.2
PEBS € 1.334,00
Conclusie Van de onderzochte systemen zijn het PEBS en het STOWA systeem het meest geschikt voor stedelijk water. Van deze twee systemen is het PEBS het meest toegesneden voor toepassing bij monitoring voor het in kaart brengen van de ecologische kwaliteit en het behalen van de ecologische doelstellingen in het AGV beheersgebied. AGV/Waternet zal daarom bij het monitoren van de actuele ecologische kwaliteit van stedelijk water het beoordelingssysteem PEBS gebruiken.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 22
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Deeltoets 3 van het STOWA systeem is bij behoefte aan meer achtergrondinformatie los te gebruiken als knelpuntanalyse.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 23
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Afstemming met KRW Wat er van de regionale waterbeheerders verwacht wordt aan monitoringsinspanningen voor stedelijk water is op dit moment nog n iet helder. Het lijkt er op dat er vanuit de KRW geen uitgebreidere meetinspanning op ons afkomen. Mogelijk dat gekozen zal worden voor een landelijk toepasbaar beoordelingssysteem voor de wateren waarover aan de EU gerapporteerd moet worden. De gedachten gaan dan al snel uit naar de STOWA-systemen. Stedelijke wateren zullen echter niet onder deze rapportageverplichting vallen.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 24
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
DEEL 3: TOEPASSING VAN ECOLOGISCHE DOELSTELLINGEN IN LANDELIJK EN STEDELIJK GEBIED
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 25
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
6
Toepassen van ecologische doelstellingen in landelijk en stedelijk gebied
6.1
Prioriteren van knelpunten Ecologische doelstellingen zijn de basis voor het analyseren van het watersysteem en het vaststellen van knelpunten. Hoe verder de actuele kwaliteit verwijderd is van de doelstellingen, des te gro ter is de noodzaak voor het nemen van maatregelen. Het verschil tussen de ecologische doelstellingen en de actuele kwaliteit is in principe sturend voor de aanpak van emissies, de inrichting van het watersysteem, het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen, h et kiezen van onderhoudsmethoden e.d. In de praktijk is het op dit moment niet mogelijk om op die manier prioriteiten te stellen vanwege de volgende punten: • Naast de (algemeen geldende) MTR-normen waren er tot op dit moment geen ecologische doelstellingen concreet geformuleerd. • Er is onvoldoende zicht op de huidige ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren in het beheersgebied van AGV, behalve voor een aantal (grotere) plassen. Met deze nota is invulling gegeven aan de oplossing van het eerste punt. Er zijn nu ecologische doelstellingen geformuleerd, als tussenstap naar definitieve vaststelling in het kader van de Europese Kaderrichtlijn en andere gebiedsgerichte uitwerkingen. Aan het tweede punt, het in beeld brengen van de actuele kwaliteit, zal in 2003 verder worden gewerkt via twee sporen: 1. Een eenmalige actie om via een quick-scan globaal de actuele ecologische kwaliteit te bepalen; 2. Het gedetailleerd vastleggen van de actuele ecologische kwaliteit in het kader van watergebiedsplannen en stedelijke waterplannen. Ad 1. Op basis van bestaande (provinciale en eigen) vegetatiegegevens, eventueel aangevuld met beperkt veldwerk, zal in 2003 een kaart worden gemaakt met een globaal beeld (minder gedetailleerd dan met BEWAVEG of PEBS) van de actuele ecologische kwaliteit. De afdeling Landelijk Gebied zal deze actie in 2003 uitvoeren voor het landelijk gebied. De afdeling Stedelijk Gebied zal samen met de afdeling Beleid hetzelfde doen voor de stedelijke wateren. Voor de stedelijke wateren zullen tegelijkertijd met de quick-scan ook de subfuncties en de ecologische doelstellingen definitief vastgesteld worden. Deze acties maken onderdeel uit van een groter project ‘omgaan met ecologische waterkwaliteit’ waarvan de afdeling Beleid trekker is. Ad 2. Als AGV/Waternet een watergebiedsplan of stedelijk waterplan opstelt, hoort daar altijd een inventarisatie bij van de huidige toestand. Het ligt voor de hand in dat kader ook de actuele ecologische kwaliteit in beeld te brengen, met behulp van het BEWAVEG-instrument voor landelijk gebied en PEBS voor stedelijk gebied. In ca. 10 jaar tijd is daarmee het landelijk gedeelte van het hele beheersgebied gedetailleerd in kaart gebracht. Voor stedelijk gebied zal in lopende en nieuw op te starten waterplannen (of waterkwaliteitsmodules) de ecologische kwaliteit in beeld worden gebracht volgens het PEBS. In het vigerende waterbeheersplan is hiervoor een gebiedsgerichte maatregel (g10) opgenomen. Hiermee zal in de planperiode van het waterbeheersplan echter maar voor een d eel van het stedelijk gebied de
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 26
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
ecologische kwaliteit gedetailleerd in kaart kunnen worden gebracht. Voor de resterende stedelijke gebieden zal in het volgende/verlengde waterbeheersplan een planning worden opgenomen. Het project ‘omgaan met ecologische w aterkwaliteit’ zal resulteren in een overzicht van de belangrijkste wateren en (globaal) de mate waarin de actuele kwaliteit afwijkt van de doelstellingen. Dit overzicht is een handvat voor het stellen van prioriteiten in de aanpak van (gebieden en) aandachtspunten. 6.2
Gebiedsgerichte aanpak van knelpunten Als de keuze is gemaakt om in een bepaald deelgebied knelpunten te gaan aanpakken, zijn er daarvoor verschillende instrumenten. Afhankelijk van de problematiek: een water(gebieds)plan, een onderhoudsplan,e en plan voor aanpak van emissies of een stedelijk waterplan. Daarnaast zullen er in de nabije toekomst voor de wateren die onder de KRW vallen ook in dat kader plannen gemaakt moeten worden. In de volgende paragrafen is de bruikbaarheid van deze nota ecologische doelstellingen in de genoemde plannen toegelicht.
6.2.1 Watergebiedsplannen en stedelijke waterplannen Een watergebiedsplan bestaat uit een aantal onderdelen: 1 Peilbesluit Een peilbesluit vormt een belangrijk deel van het watergebiedsplan. In een peilbesluit legt het hoogheemraadschap de hoogte van de waterstanden in het plangebied vast. Een belangrijk gegeven is hierbij de drooglegging 8 in relatie tot het grondgebruik. 2 Waterinrichtingsplan Bij het waterinrichtingsplan wordt naar het bestaande en gewenste watersysteem gekeken. Hierin worden maatregelen voorgesteld om de peilen en peilvakken volgens het (nieuwe) peilbesluit in te kunnen stellen en overige verbeteringen in het watersysteem aan te brengen (o.a. ‘ waterkwaliteitsmodule’ voor verbetering van de waterkwaliteit). 3 Richtlijnen voor beheer en onderhoud (onderhoudsparagraaf). In de onderhoudsparagraaf, met daarin richtlijnen voor beheer en onderhoud, stelt AGV activiteiten voor om het beoogde watersysteem goed te laten functioneren en deze in stand te houden. Ecologische doelstellingen leveren een bijdrage aan de onderdelen 2 en 3; het waterinrichtingsplan en de richtlijnen voor beheer en onderhoud. Met behulp van de richtlijnen voor fysisch -chemische parameters en de inrichtingsadviezen per watertype en per niveau (bijlage 4) is een instrument voorhanden om een beeld te schetsen van het gewenste watersysteem (de abiotische omstandigheden). Door deze richtlijnen te vergelijken met de actuele situatie komen de knelpunten in de waterkwaliteit, inrichting en onderhoud boven tafel en kan gericht naar maatregelen worden gezocht. Het instrument BEWAVEG kan indicatief, op basis van de aangetroffen vegetatie, een uitspraak doen over 8
De drooglegging is het verschil tussen de hoogte van het maaiveld en de hoogte van het oppervlaktewaterpeil
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 27
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
mogelijke stuurfactoren die op die lokatie een rol spelen: vervuiling, vermesting (eutrofiëring), verzouting (chloriniteit), vertroebeling, verharding (alkalinisering), kwel, saprobelium, golfslag, periodiek schonen, concentratie nitraat, fosfaat en sulfaat. Door vegetatieopnames te beoordelen met BEWAVEG wordt dus ook duidelijk in welke richting het verbeteren van de ecologische kwaliteit gezocht moet worden. De ecologische doelstellingen zoals die in bijlage 4 per watertype zijn vastgelegd, zijn voor het landelijk gebied niet bedoeld als dwingend keurslijf. Wateren van hetzelfde watertype en in gebieden met gelijke functie kunnen, als gevolg van locale gebiedseigenschappen (bijvoorbeeld ijzerrijke kwel) verschillende levensgemeenschappen bezitten, die verschillende eisen aan de kwaliteit of inrichting van het water stellen. Deze gebiedsspecifieke eisen komen niet altijd tot uiting in de ecologische doelstellingen, omdat voor de praktische uitvoerbaarheid, wateren met overeenkomstige ‘hoofd’eigenschappen binnen één watertype zijn gevoegd. Het watergebiedsplan is bij uitstek het project om de ecologische doelstellingen gebiedsspecifiek uit te werken en, indien in overeenstemming met de functie, maatregelen aan te dragen om de eraan gebonden levensgemeenschappen te beschermen. Voor stedelijke waterplannen bestaat er geen standaard inhoud. In principe komen waterkwantiteit, waterkwaliteit en grondwater van het stedelijke gebied aan de orde. De inhoud is afhankelijk van de informatiebehoefte van de betrokken partijen (gemeenten, stadsdelen). 6.2.2 Onderhoudsplannen Ecologische doelstellingen worden deels gerealiseerd door een meer 'natuurvriendelijk onderhoud'. Natuurvriendelijk onderhoud is één aspect van integraal onderhoud gericht op veiligheid/duurzaamheid, functies en efficiënt/kosteneffectief operationeel onderhoud. De manier waarop onderhoud kan bijdragen aan het bereiken van toegekende ecologische doelstellingen is al eerder uitgewerkt in de nota ‘Natuurvriendelijk Onderhoud’. De daarin opgenomen kaart met ‘ecologische ambities voor onderhoud’ is gebaseerd op de functiekaart van het Waterbeheersplan, en wijkt niet af van de kaart Ecologische doelstellingen uit deze nota. Het belangrijkste verschil is dat de ‘ecologische ambities voor onderhoud’ ook zijn uitgewerkt voor droge oevers. Als globaal onderhoudsplan, met algemeen geldende richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud in het gehele beheersgebied, kan de vastgestelde Nota Natuurvriendelijk Onderhoud worden gehanteerd. De nota heeft een verplichtend karakter voor Waternet, met dien verstande dat alleen gemotiveerd van de richtlijnen kan worden afgeweken in het kader van een watergebiedsplan of onderhoudsplan dat wordt vastgesteld door het bestuur. Voor andere onderhoudsplichtigen/derden heeft de nota de status van advies. De nota Natuurvriendelijk Onderhoud wordt op dit moment verder uitgewerkt naar een methodiek voor het – op praktische gronden – bepalen van natuurvriendelijke onderhoudsstrategieën. Deze methodiek ligt een stap dichter bij praktische zaken zoals onderhoudskaarten en -overeenkomsten.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 28
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
In een nog verdere uitwerking worden specifieke (operationele) onderhoudsplannen per gebied opgesteld, zowel in aansluiting op/in het kader van nieuw op te stellen water(gebieds)plannen als voor bestaande gebieden waarvoor voorlopig geen nieuw water(gebieds)plan wordt opgesteld. Deze plannen zullen de genoemde onderhoudskaarten, -overeenkomsten en eventuele toelichtingen en bijbehorende tabellen bevatten. De stuurparameters ‘inrichting en onderhoud’ in bijlage 4 en 8 zijn grotendeels gebaseerd op de nota Natuurvriendelijk Onderhoud en zijn meer voor de volledigheid opgenomen dan dat ze iets nieuws toevoegen. 6.2.3 Plannen voor wateren die onder de verplichtingen van de KRW vallen Voor ca. 20 (grotere) waterlichamen die in het landelijk gebied liggen zal AGV moeten voldoen aan de rapportageverplichtingen van de Europese kaderrichtlijn. Het ‘KRW-proof’ vaststellen van doelstellingen, en maatlatten en het toepassen van het KRW -beoordelingssysteem voor deze wateren is dan een must. Naar verwachting zal er echter wel enige tijd overheen gaan voordat (landelijk) de watertypologie, de type-specifieke referentiebeelden, de maatlatten en het beoordelingssysteem beschikbaar zijn. Toch zijn de waterschappen al in 2003 verplicht te rapporteren over de ecologische kwaliteit van hun ‘KRW-wateren’. Vooruitlopend op de landelijke afspraken kan AGV aan deze verplichting voldoen door gebruik te maken van de nu ontwikkelde doelstellingen en het beoordelingssysteem BEWAVEG. 6.3
Monitoring van ecologische kwaliteit Op dit moment is er onvoldoende zicht op de huidige ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren in het beheersgebied van AGV, behalve voor een aantal (grotere) plassen. Het gaat hier om zeer belangrijke basisinformatie die ontbreekt, of in ieder geval onvoldoende toegankelijk is. Informatie die nodig is, zowel voor het stellen van prioriteiten in de aanpak van waterkwaliteitsproblemen (‘waar zitten we het verst van de doelstellingen af?’), als voor het bepalen van maatregelen (‘wat is hier aan de hand en in welke richting moeten we oplossingen zoeken?’), als voor het monitoren van het effect van maatregelen en beleid (‘gaat het de goede kant op?’). Het voorstel is om deze informatie via 3 sporen beschikbaar te krijgen: 1. Een eenmalige actie om via een quick-scan globaal de actuele eco logische kwaliteit te bepalen (2003) (zie paragraaf 6.1) 2. Het gedetailleerd vastleggen van de actuele ecologische kwaliteit in het kader van watergebiedsplannen en stedelijke waterplannen (zie paragraaf 6.1). Daarmee is in een aantal jaren tijd het hele beheersgebied gedetailleerd in kaart gebracht voor het landelijk gebied. 3. Het aanpassen van het routinematige waterkwaliteitsmeetnet voor het monitoren van ontwikkelingen in de ecologische kwaliteit. Ad 3: Er zijn diverse redenen denkbaar om frequenter dan eens in de 10 jaar de ontwikkelingen in de ecologische kwaliteit te meten. Dat is sowieso nodig voor wateren waarvoor meetverplichtingen gelden vanuit de KRW. Het lijkt dan ook
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 29
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
zinvol een aantal slim gekozen meetpunten te selecteren om bijvoorbeeld eens in de 4 jaar ontwikkelingen te kunnen volgen. Ook dit zal onderdeel zijn van het project ‘omgaan met ecologische waterkwaliteit’. De bruikbaarheid van BEWAVEG en PEBS voor het integrale meetnet zullen daarbij ook nader worden onderzocht. Voor het PEBS zijn in ieder geval enkele kleinere aanpassingen handig, zoals het aanpassen van de naam van de karakteristieken ‘emissie’ en ‘gebruik’ van het PEBS in de meer herkenbare begrippen ‘waterkwaliteit’ respectievelijk ‘beleving’.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen
pagina 30
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 1 – overzicht projectorganisatie Project ‘ecologische doelstellingen landelijk gebied’ fase 1: ontwikkelen beoordelingssysteem: Opdrachtgever: Jacques van Alphen (destijds hoofd afdeling Beleid) Projectleider: Klaas Everards (Landelijk Gebied) Uitbesteed aan: Royal Haskoning b.v. (Tom van den Broek) Begeleidingscommissie: Bart Specken (Landelijk Gebied), Carolien van Gool (Beleid), Esther Spielmann (Beleid), Jaap Wildschut (provincie Utrecht), Henk van der Hammen (provincie Noord-Holland), Anneke Houdijk (provincie Noord-Holland). Fase 2: toekennen ecologische doelstellingen en beoordelen van de actuele ecologische kwaliteit Opdrachtgever: Kees van der Lugt (hoofd afdeling Beleid) Projectleider: Carolien van Gool (Beleid) Projectgroep: Klaas Everards (Landelijk Gebied), Bart Specken (Landelijk Gebied), Esther Spielmann (Beleid), Theo van den Berg (Beheer en Onderhoud), Jan Portengen (Beheer en onderhoud), Peter Schaap (Informatiemanagement) Begeleidingscommissie: projectgroep + Jaap Wildschut (provincie Utrecht), Henk van der Hammen (provincie Noord-Holland) Klankbordcollega’s : Nico Broodbakker (Beleid), Rob Koeze (Beleid), Jacques van Alphen (Beleid), Hanneke Cusell (Beleid) Onderdeel ‘beoordelen actuele ecologische kwaliteit’ uitbesteed aan: Royal Haskoning b.v. (Tom van den Broek)
Project ‘ecologische doelstellingen stedelijk gebied’ Opdrachtgever: Jan Koedood (hoofd afdeling Stedelijk Gebied) Projectleider: Esther Spielmann (Beleid) Stuurgroep: Jan Koedood (Stedelijk Gebied), Kees van der Lugt (Beleid) Projectgroep: Hanneke Cusell (Beleid), Edwin ter Hennepe (Stedelijk Gebied), Peter Schaap (Informatiemanagement)
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 2 – overzicht deelproducten ‘ecologische doelstellingen’ landelijk gebied •
Royal Haskoning (2002) Een methode voor het beoordelen van de waterkwaliteit met behulp van vegetatie in het beheersgebied van AGV; Rapportnr; In opdracht van DWR/AGV
•
Royal Haskoning (2002) BEWAVEG voor Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Handleiding applicatie.
•
Royal Haskoning (2002) BEWAVEG voor Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Handleiding Vegetatieinventarisatie.
•
Royal Haskoning (2002) Beoordeling van de ecologische kwaliteit van de wateren in het landelijk gebied van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 3 – Afstemming tussen ‘ecologische doelstellingen AGV’, SEND-NoordHolland, END-Utrecht SEND-Noord-Holland Uitgangspunt De provincie Noord-Holland hanteert de CUWVO definitie voor ecologische normdoelstellingen: 'een samenhangend geheel van normen (parameters) met betrekking tot ecologische toestand van het oppervlaktewatersysteem'. De provincie heeft referentiebeelden vastgelegd per watertype, inclusief soortenlijsten (planten, macrofauna). De normdoelstellingen, en ook de toetsing van de ecologische kwaliteit, richten zich grotendeels op de abiotische randvoorwaarden die nodig zijn voor het voorkomen van karakteristieke levensgemeenschappen. Voorgeschiedenis en status De provincie Noord-Holland heeft in het eerste waterhuishoudingsplan (1991) voor het eerst ecologische normdoelstellingen opgenomen. Het systeem is geëvalueerd, verder uitgewerkt tot het SEND-stelsel, de normen zijn toegekend aan wateren en vastgelegd in het tweede waterhuishoudingsplan. Niet alle normen zijn al definitief uitgewerkt. De waterbeheerders hebben een inspanningsverplichting om de waterkwaliteitsdoelstellingen te halen. Daarbij is het uitgangspunt: aan het eind van de planperiode van het waterhuishoudingsplan voldoet 30% van de gebieden met een hoofd - of nevenfunctie natuur aan de ecologische normdoelstellingen van het hoge respectievelijk middenniveau. 50% van het totaal voldoet aan de basiskwaliteit. In 2010 voldoet 95 procent aan de basiskwaliteit. Watertypen De provincie onderscheidt 19 watertypen. Daarvan komen er 8 voor in het beheersgebied van AGV. Referentiebeeld Voor elk watertype is er een omschrijving van: een sfeerbeeld, ligging in het landschap, biotische en abiotische beschrijving, beheer en inrichting, een soortenlijst met kenmerkende planten en macrofauna. Doelniveaus Er zijn 3 doelniveaus: hoog, midden e n laag. Toekenning van doelniveaus De toekenning van de doelniveaus is gekoppeld aan de functiekaart uit het waterhuishoudingsplan. Voor functie natuur gelden de strengste normen (streefwaarde); daar waar geen functie natuur is gelden de minst strenge normen (basiskwaliteit); voor nevenfunctie natuur zitten de normen er tussenin. Men gaat uit van het bereiken van natuurwaarden die horen bij de woordelijke omschrijving uit de AMK. De normen zijn in een aantal gevallen minder streng dan de landelijke normen. Ecologische normparameters Normen bepaald ikv SEND: pH, EGV, Mg, Na, K, Cl, Ca, SO4, NH4-N, NO3-n, PO4-P Normen overgenomen van Milbowa-grenswaarden: O2, temperatuur, microverontreinigingen, zware metalen Nog ontwikkelen: chlorophyl-a, E-colibacteriën, doorzicht
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Niet alle normen gelden voor alle watertypen. Zo is bijvoorbeeld het watertype 'algemeen polderwater' slechts genormeerd ten aanzien van de trofie -parameters. Toetsing De provincie gaat uit van toetsing op alle normparameters. Voor wateren zonder natuurfunctie geldt dat niet: daar kan volstaan worden met zuurgraad, chloride en nutriënten. Er is een richtlijn opgenomen voor de uitvoering van die toetsing. De toetsing is niet geautomatiseerd. De toetsing aan soorten (planten, macrofauna) is niet uitgewerkt. END-Utrecht Uitgangspunt De provincie Utrecht hanteert eveneens de CUWVO definitie voor ecologische normdoelstellingen. De provincie heeft referentiebeelden vastgelegd voor een deel van de onderscheiden watertypen, inclusief soortenlijsten (planten, macrofauna en diatomeeen). Bij de normdoelstellingen onderscheidt men doelparameters en stuurparameters. De toetsing van de ecologische kwaliteit, richt zich zowel op de doelparameters als op de stuurparameters. De toetsing is niet geautomatiseerd. Voorgeschiedenis en status De provincie Utrecht is bezig met de uitwerking van de ecologische normdoelstellingen per watertype. De op dit moment uitgewerkte normen hebben een voorlopig karakter. Watertypen De provincie onderscheidt 10watertypen. Daarvan komen er 9 voor in het beheersgebied van AGV. Referentiebeeld Voor de watertypen ‘meren en plassen', 'zand-, grind- en kleigaten' en 'sloten' is er een omschrijving van: geografische ligging, vegetatiestructuur, waterbalans, voedingsstoffen-balans, basenbalans, chloride-balans, successie, macrofyten., macrofauna (zuur index, permanentie index, saprobie index, soortenlijst), diatomeeen (zuur index, trofie index, saprobie index), abiotische fysisch -chemische randvoorwaarden. Doelniveaus Er zijn in principe 3 doelniveaus: hoog, midden en laag. Voor sloten echter maar twee: hoog en laag. Toekenning van doelniveaus De toekenning van de doelniveaus is gekoppeld aan de functiekaart uit het waterhuishoudingsplan. Ecologische normparameters stuurparameters: pH, Cl, K, Ca, SO4, NH4-N, NO3-n, PO4-P, N-Kjehldahl, BZV, bodemstructuur doelparameters: macrofauna, macrofyten, diatomeeen. Toetsing
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
De provincie gaat uit van toetsing op alle normparameters (stuur- en doelparameters). De wijze van toetsing is uitgewerkt in staalkaarten. Voor planten gaat men uit van soortensamenstelling, bedekking, structuur. Voor macrofauna en diatomeeen gebruikt men STOWA-systemen. De wijze van toetsing van de fysisch chemische parameters is niet concreet uitgewerkt. Vertaling watertypen SEND en END-Utrecht naar watertypen AGV Nr. Naam AGV-type AGVtype
% van de opname s∗ 0.0
1a
Mesotrofe sloten met zandbodem
1b.1
Mesotrofe sloten met veenbodem
0.0
1b.2
Eutrofe sloten met veenbodem
71.1
2
Watergangen
15.6
3
Wingaten
0.3
4.1
Mesotrofe plassen en meren
0.0
4.2
Eutrofe plassen en meren
2.3
5a
Mesotrofe Petgaten met zandbodem
0.0
5b.1
Mesotrofe petgaten met veenbodem
0.2
5b.2
Eutrofe petgaten met veenbodem
10.3
6
Licht brakke wateren
0.0
7
Stuwwalwateren
0.3
SEND
END-Utrecht
Zoete, mesotrofe kwelsloten (Vm) Polderwateren onder invloed van zoete kwel (PK) Algemene polderwateren (Pa) Boezemwateren (K)
Poldersloten, kleivorm
Zandwinplassen (W ) Zoete, grotere polderwateren in de Vechtstreek Boezemwateren (K) Zoete, grotere polderwateren in de Vechtstreek Zoete, grotere polderwateren in de Vechtstreek Zoete , grotere polderwateren in de Vechtstreek (licht) brakke polderwateren (Zb, Zl) Stuwwalwatere n (S)
Poldersloten, veenvorm Poldersloten, veenvorm Weteringen, veenstromen en fortgrachten Zand-, grind- en kleigaten Meren en plassen, kwelplassen Meren en plassen, polderplassen Meren en plassen, kwelplassen Meren en plassen, kwelplassen Meren en plassen, kwelplassen Sloten onder brakke invloed Zure heuvelrugsloot/ gebufferde heuvelrugsloot
∗
dit geeft een indruk van de mate waarin het watertype voorkomt. O% betekent niet dat het watertype helemaal niet voorkomt, alleen dat het in de door Haskoning geanalyseerde vegetatieopnames niet aanwezig was.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 4 – Doel- en stuurparameters per watertype van het landelijk gebied In deze bijlage is voor alle watertypen een tabel opgenomen met daarin richtlijnen voor doel- en stuurparameters. Daarbij is onderscheid gemaakt in verschillende ambitieniveau’s. Om voor een concreet gebied te kunnen nagaan welke doelstellingen van toepassing zijn is de handelswijze als volgt: 1. Kijk op de kaart welk doelniveau geldt voor het oppervlaktewater op de betreffende lokatie (‘hoog’, ‘midden’ of ‘laag’). 2. Kijk op de kaart om welk watertype het gaat. Als er niet meer informatie beschikbaar is, ga dan uit van het ‘eutrofe’ type. Is er wel meer gebiedsinformatie bepaal dan of er wellicht sprake is van een ‘mesotroof type’ (zie verder handleiding BEWAVEG). Gebruik de tabel die hoort bij het betreffende watertype 3. Gebruik onderstaande tabel voor het bepalen van de doelstellingen. De doelstelling ligt minimaal op het niveau ‘goed’. niveau hoog midden eindoordeel ten opzichte van het ambitieniveau zeer goed onverstoord vrijwel onverstoord goed vrijwel onverstoord licht verstoord matig licht verstoord verstoord ontoereikend verstoord slecht ernstig verstoord ernstig verstoord Tabel 1: samenhang tussen ambitieniveau en niveau oordeel
laag
licht verstoord verstoord
ernstig verstoord
Leid uit de combinatie ‘goed’ met ‘hoog, midden of laag’ af welke richtlijnen van toepassing zijn (kolom ‘(vrijwel) onverstoord’, ‘licht verstoord’ of ‘verstoord’).
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 5 – Stand van zaken bij het formuleren van subfuncties en ecologische doelstellingen in stedelijk gebied Ecologische doelstellingen en stedelijke subfuncties komen in stedelijke waterplannen aan de orde. In tabel 6 is weergegeven voor welke stedelijke gebieden dit heeft plaatsgevonden of binnenkort gaat gebeuren. Gemeente Waterplan (ja,status/nee) Subfuncties en ecologische doelstellingen Aalsmeer (Kudelstaart)
2003
Abcoude
Gedeeltelijk in 2003 via watergebiedsplannen voor de Waardakker-, Holendrechteren Broekzijdsepolder
Amstelveen
Gedeeltelijk in 2003
Amsterdam
Ja, 2001
Blaricum
Nee
Breukelen
in 2003 via watergebiedplan Nijenrode
Bussum en Naarden
Ja, 2001-2002
Diemen
Nee
De Bilt
Ja, AGV niet meegewerkt
Ja 9
Ja 10 Nee
De Ronde Venen Ja, via watergebiedsplan Derde Bedijking, opstart in 2002 De Wijdemeren
Nee
Haarlemmerliede
Nee
Hilversum
Ja
Huizen
?
Jacobswoude
Nee
Laren
Nee
Liemeer
Nee
Loenen
Nee
Maarssen
Nee
Muiden
Nee
Naarden
Ja, 2001-2002
Nieuwkoop
Nee
Ouder-Amstel
Nee
Uithoorn
Ja start in 2002
Utrecht
Ja start in 2002
Nee
Ja 2
Weesp Nee Tabel 6: Overzicht waterplannen
9
Vastgesteld per deelgebied op de waterkansenkaarten De streefbeelden en functies zijn vastgelegd op de desbetreffende kaart
10
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 6 Beoordelingssystemen voor stedelijk gebied Overzicht systemen Systeem
Hoe zit het oordeel eruit? PEBS Stedelijk water Ecologisch profiel (in van het Amsterdam) watersys teem bestaande uit 4 karakteristieken met 5 niveaus • Inrichting • Beheer • Emissie • Gebruik STOWA Stedelijk water Ecologisch profiel (EbeoSTAD van het ) watersysteem bestaande uit 3 of 7 karakteristieken met 5 niveaus • Beleving • Ecologie oever • Ecologie water • Kenmerkendheid • Inrichting en beheer • Trofie • Saprobie RWSR Alle wateren, Beoordeling van het niet specifiek watersysteem met voor stedelijk behulp van diverse water indicatoren met een klasse tussen 1 en 5, afhankelijk van watertype Grote Grote wateren Bij Waternet wordt Wateren, de beoordeling van Provincie de waterkwaliteit Noordalleen met de f/c Holland parameters uitgevoerd. Het oordeel bestaat uit een klasse tussen II (goed) en V (slecht) Systeem Voor wateren Beoordeling van de voor het in het landelijk waterkwaliteit met landelijk gebied van behulp van gebied van AGV waterplanten op 4
Februari 2003
Waarvoor?
Hulpmiddelen? • • • •
•
• • •
•
Achtergrondrapport Handleiding Veldformulieren Formulier voor vaste - en stuurparameters Beoordelingsformuli eren
Brochure met staalkaarten Gebruikershandleid ing Wetenschappelijke verantwoording op CD
•
Rapport met procesbeschrijving Ordner met beschrijving indicatoren
•
Geautomatiseerd
•
Eindrapport van april 2002 Spreadsheet
•
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
AGV
niveaus (zeer goed tot ontoereikend) Waar moet een beoordelingssysteem aan voldoen? Ecologische b eoordelingssystemen geven een oordeel over parameters die als indicator dienen voor het ecologisch functioneren van het watersysteem. Er zijn verschillende ecologische beoordelingssystemen. Ze zijn ontwikkeld door diverse instanties en met verschillende doelen voor ogen. Daarom zijn ze niet zondermeer met elkaar te vergelijken. De belangrijkste kenmerken waaraan het ideale beoordelingssysteem moet voldoen zijn: 1. Toepassingsmogelijkheden 2. Het oordeel moet duidelijk en inzichtelijk zijn 3. De kosten moeten opwegen tegen de baten 4. Het systeem moet gebruik(er)svriendelijk zijn Ad 1 Toepassingsmogelijkheden Welke vraag wil je met het oordeel beantwoorden? Soms worden gegevens gebruikt om vragen vanuit verschillende invalshoeken te kunnen beantwoorden. Denk bij bijvoorbeeld aan rapportage aan het eigen bestuur en rapportages met dezelfde gegevens op provinciaal, landelijke of zelfs europees niveau. Voor stedelijk water wil AGV toe naar ecologische (en andere) doelstellingen. De provincies zijn bezig om naast fysis ch-chemische doelstellingen ook biologische te formuleren maar alleen voor het landelijk gebied. Ook vanuit de landelijke en Europese overheid worden geen eisen gesteld aan de ecologische toestand van het water in stedelijke gebied. Dit betekent dat bij het kiezen van een beoordelingssysteem alleen rekening hoeft worden gehouden met de eigen ecologische doelstellingen. Ad 2 duidelijk en inzichtelijk oordeel Een duidelijk en voor ieder te begrijpen oordeel is het visitekaartje van een beoordelingssysteem. Het oordeel mag geen ruimte bieden voor verkeerde interpretatie. Iedereen moet dezelfde associatie hebben met de uitkomst. Daarnaast moet duidelijk zijn welk aspect van het water beoordeeld wordt. Deze aspecten zouden op een zo direct mogelijke manier inzicht moeten geven in de belangrijkste aangrijpingspunten voor maatregelen ter verbetering van het watersysteem. Ad 3 kosten en baten Het spreekt bijna voor zich: de kosten moeten in verhouding staan tot de opbrengst. Bij dit kenmerk van een beoordelingssysteem is het extra belangrijk om te weten waar de uitkomst van de beoordeling precies voor wordt gebruikt. Het gevaar is anders, dat metingen worden uitgevoerd waarmee uiteindelijk niets gebeurt. Ad 4 gebruik(er)svriendelijkheid Hoe goed is de ondersteuning van het systeem? Is er een handleiding? Is het systeem geautomatiseerd? Zijn de invulformulieren duidelijk? Met een gebruik(er)svriendelijk systeem kan veel tijd en dus geld worden bespaard. Bovendien vermindert het de kans op fouten door onduidelijkh eden. Het automatiseren van de beoordeling heeft ook een nadeel: het vermindert de
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
controle op fouten in het beoordelingsproces. Het moet daarom altijd mogelijk zijn om de beoordeling ook handmatig uit te voeren. Er zijn uiteraard andere criteria waaraan het systeem ook aan moet voldoen maar deze zijn vaak moeilijk te toetsen. Het gaat bijvoorbeeld om de (wetenschappelijke) onderbouwing van het systeem en allerlei technische criteria zoals de mate van precisie, robuustheid, reproduceerbaarheid en gevoeligheid. In dit project is daarom vanuit gegaan dat aan deze criteria wordt voldaan. PEBS Doel Het Praktisch Ecologisch Beoordelingssysteem voor Stadswateren (PEBS) is het resultaat van het onderzoek dat DWR (rechtsvoorganger van Waternet) tussen 1994 en 1999 heeft uitgevoerd en dat tot doel had om te komen tot een praktisch beoordelingssysteem voor stadswateren. Het systeem is bedoeld om inzicht te krijgen in de effectiviteit van maatregelen ter verbetering van het ecologisch functioneren van het water. Hoe werkt het systeem? PEBS onderscheidt vier watertypen die afhankelijk zijn van oeverstructuur en waterdiepte. Per watertype wordt een beoordeling uitgevoerd met behulp van fysisch-chemische, biologische (vegetatie en macrofauna) en belevingsparameters. Deze parameters zijn onderdeel van het oordeel van vier karakteristieken, te weten: • Inrichting • Beheer • Emissie • Gebruik Deze vier karakteristieken vormen samen het ‘ecologisch profiel’ van het watersysteem. Naast de beoordeling met behulp van de beoordelingsformulieren is er een formulier waarop vaste - en stuurparameters aangegeven zijn. Per karakteristiek kunnen met dit formulier aangrijpingspunten voor verbetering van de ecologische waterkwaliteit gevonden worden door de knelpunten op te sporen bij de vaste - en stuurparameters die het lage oordeel van de karakteristiek veroorzaken. Voldoet het systeem? 1. Toepassingsmogelijkheden Het PEBS is speciaal ontwikkeld om te voldoen aan de behoefte van AGV om de ecologische toestand van de wateren in Amsterdam te kunnen beoordelen. Daarom sluit het systeem nauwkeurig aan bij de uitgangspunten die AGV als waterbeheerder hanteert. 2. Het oordeel moet duidelijk en inzichtelijk zijn De beoordeling van de ecologische waterkwaliteit gebeurt middels een ‘ecologisch profiel’. Het profiel is opgebouwd uit een klasse voor verschillende karakteristieken Om tot een oordeel te kunnen komen worden een aantal biologische, fysisch chemische en belevingsparameters verzameld. Voor uitleg over de achterliggende motivatie van structuur, para meters en beoordelingsonderdelen wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van het achtergronddocument (Cusell, 1999).
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Ecologisch profiel PEBS Inrichting 5 Beheer 4 Emissie 3 Gebruik 1 3. De kosten moeten opwegen tegen de baten De praktische invulling van het PEBS betekend dat de kosten relatief laag zijn. Laboratorium analyses van biologische parameters blijven achterwege wat een aanzienlijke besparing oplevert. De twee belangrijkste biologische parameters (macrofyten en macrofauna) worden in het veld beoordeeld. Fysisch-chemische parameters worden gedurende het zomerhalfjaar maandelijks gemeten. Dit is relatief duur. Door afstemming van de monsterlocaties voor het PEBS met het reguliere meetnet kan op deze post soms worden bespaard. 4. Het systeem moet gebruik(er)svriendelijk zijn Van het PEBS bestaat een handleiding en een achtergronddocument. In het achtergronddocument staat beschreven hoe het PEBS tot stand is gekomen en wat de overwegingen waren om bepaalde parameters wel en niet te gebruiken als indicator van de ecologische waterkwaliteit. Het achtergronddocument geeft ook een uitgebreide beschrijving van de opbouw van het PEBS en de formulieren. Als laatste wordt de uitkomst van een aantal resultaten besproken en beoordeeld of het PEBS aan de gestelde randvoorw aarden voldoet. PEBS is gebruik(er)svriendelijk omdat het praktisch is; het veldwerk en de beoordeling zelf zijn zo simpel mogelijk gehouden. Dit uit zich vooral in de manier waarop de biologische parameters, macrofyten (oever- en waterplanten) en macrofauna (kleine waterdiertjes) gemeten en beoordeeld worden. Bij de macrofyten telt niet welke soorten gevonden worden maar hoeveel. De macrofauna hoeft niet tot op soortsniveau gedetermineerd te worden waardoor het mogelijk wordt om de beoordeling ter plaatse uit te voeren. Dit scheelt veel tijd en dus geld en geeft toch een betrouwbaar resultaat. STOWA – EbeoSTAD Doel Door de aandacht voor water in stedelijk gebied in het waterbeheer is er behoefte ontstaan aan een systeem waarmee de ecologische kwaliteit van stadswateren bepaald kan worden. Daarom heeft de STOWA een systeem voor stadswateren ontwikkeld, EbeoSTAD genaamd, dat in 2000 gereed is gekomen. Het wijkt nogal af van de voorgaande systemen die de STOWA heeft ontwikkeld voor andere watertypen. De traditionele wijze van beoordeling die bij de andere STOWA systemen is ontwikkeld maakt in het beoordelingssysteem voor stadswateren nog maar een deel uit van de gehele beoordeling (deeltoets 2). Hoe werkt het systeem? Het beoordelingssysteem maakt onderscheid in drie deeltoetsen: •
Deeltoets 1 is een inventarisatie van de ecologische potentie en ontwikkeling van water en oever met behulp van een opname van de aanwezige water- en oeverplanten. Daarnaast wordt de belevingswaarde beoordeeld via het scoreformulier.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
•
Deeltoets 2 is een beoordeling volgens de traditionele STOWAsystemen. Afhankelijk van het type water worden naast fysisch -chemische parameters ook verschillende biologische parameters gemeten zoals macrofauna, macrofyten, diatomeeën en/of fytoplankton. Welk STOWA beoordelingssysteem van toepassing is verschilt per maatstaf (verschillende maatstaven vormen samen één karakteristiek). Deeltoets 1 en 2 vormen samen het ‘ecologisch profiel’ bestaande uit een beoordeling van de volgende karakteristieken: • Beleving • Ecologie oever • Ecologie water • Kenmerkendheid • Inrichting en beheer • Trofie • Saprobie
•
Deeltoets 3 is bedoeld voor stadswateren waar knelpunten geconstateerd zijn bij het beoordelen van het ‘ecologisch profiel’. Deze geeft een globale diagnose van de oorzaken van knelpunten in stadswateren en stelt maatregelen voor ter verbetering van de belevingswaarde en/of de ecologische waterkwaliteit.
Voldoet het systeem? 1. Toepassingsmogelijkheden Het STOWAsysteem is ontwikkeld door verschillende instanties op verzoek van waterbeheerders, waaronder AGV. Het is bedoeld voor stadswateren in het hele land. Er wordt bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan stromende wateren (die in het beheersgebied van AGV niet voorkomen). Het STOWA systeem kan daarom worden gezien als een landelijk toepasbaar systeem. Of het echter toegepast gaat worden door de waterbeheerders is afhankelijk van de kwaliteit van het systeem en de ondersteuning ervan via geautomatiseerde versies en updates, een belangrijke factor voor gebruik(er)svriendelijkheid (zie puntje 4 hieronder). Een landelijk toepasbaar systeem maakt het mogelijk om resultaten van waterbeheerders onderling te vergelijken. In de praktijk blijkt echter dat dit maar weinig gebeurt. De resultaten dienen voornamelijk ter evaluatie van het eigen beleid.
2. Het oordeel moet duidelijk en inzichtelijk zijn Het oordeel over het watersysteem bestaat uit een ‘ecologisch profiel’. Het profiel is opgebouwd uit een beoordeling van een aantal karakteristieken. Voor het totale ecologische profiel zijn gegevens uit deeltoets 1 en 2 nodig. Deeltoets 1 maakt alleen gebruik van vegetatie - en belevingsparameters. Voor deeltoets 2 zijn metingen aan een aantal biologische, fysisch -chemische en belevingsparameters nodig. Ecologisch Profiel EbeoSTAD 0% Beleving Ecologie oever Ecologie water
100%
Kenmerkendheid Inrichting en beheer
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Trofie Saprobie
3. De kosten moeten opwegen tegen de baten Deeltoets 1 is een snelle en goedkope toets. Het resultaat is een eerste indruk van de toestand van het watersysteem. Voor een meer onderbouwde toetsing is het uitvoeren van deeltoets 2 nodig. Deze toets is duur omdat verschillende biologische parameters tot op soortsniveau gedetermineerd worden. Dit kan alleen door laboratorium analyses. Deze zijn tijdrovend en hierdoor duur. De fysisch chemische parameters worden maar vier keer per jaar bemonsterd. De kosten vallen hierdoor relatief laag uit maar maken de uitkomst wel minder betrouwbaar dan bij meer monsternames. 4. Het systeem moet gebruik(er)svriendelijk zijn Van EbeoSTAD is een brochure, een handleiding met daarbij een wetenschappelijke verantwoording op CD verschenen. In de brochure is het systeem kort beschreven, is een voorbeeld gegeven van een beoordeling en zijn 14 staalkaarten opgenomen. De s taalkaarten bevatten goed ontwikkelde voorbeelden van stadswateren met de bijbehorende resultaten van deeltoets 1. Zij laten zien wat er mogelijk is in stadswater en hoe dit tot stand is gebracht. De CD bevat niet zozeer een wetenschappelijke onderbouwing van het systeem maar laat zien welke berekeningen allemaal zijn uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van het systeem. De bedoeling was dat een geautomatiseerde versie van het systeem ontwikkeld zou worden dat in 2001 gereed zou zijn. Tot op heden is dit echter niet gebeurd. Wel is het mogelijk om de papieren versies van de documenten te downloaden op de website van de STOWA (www.stowa.nl). Het systeem is gebruik(er)svriendelijk omdat het flexibel is. De deeltoetsen 1 en 2 zijn los van elkaar te gebruiken. Deeltoets 1 is zeer simpel en gebruik(er)svriendelijk. Het invullen van de veldformulieren voor de beleving en de ecologie van water en oever (met behulp van macrofyten) levert binnen de kortste keren een eerste in druk op van de gesteldheid van het water. Deeltoets 2 daarentegen is weinig gebruik(er)svriendelijk omdat zeer veel metingen verricht moeten worden en voor een groot deel verwezen wordt naar andere beoordelingssystemen. Het is hierdoor arbeidsintensief en onoverzichtelijk in de uitvoering. De stappen die doorlopen moeten worden staan wel omschreven in de handleiding. Deeltoets 3 is een mooi uitgewerkt instrument om diagnose van problemen in stadswateren te stellen. Hiervoor zijn wel de resultaten uit de deeltoetsen 1 en 2 nodig. Vergelijking van PEBS en STOWA Parameters De ervaringen met PEBS zijn ingebracht bij de ontwikkeling van het STOWAsysteem. De twee systemen hebben veel gemeenschappelijke aangrijpingspunten. Zo speelt de beleving van het water e en rol bij de beoordeling. Beide systemen maken gebruik van fysisch -chemische en biologische parameters. De biologische parameters worden echter op zeer verschillende wijze gebruikt. Het PEBS gaat op een praktische manier om met de biologische parameters terwijl de STOWA (deeltoets 2) de organismen tot op soortsniveau
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
determineert. Bovendien gebruikt de STOWA meer biologische parameters dan het PEBS, te weten diatomeeën en fytoplankton. Uit onderzoek dat tijdens de ontwikkeling van het PEBS is uitgevoerd is gebleken dat het meten van de biologische parameters macrofyten (water- en oeverplanten) en macrofauna (kleine waterdiertjes) voldoende is om de ecologische waterkwaliteit te kunnen beoordelen. Opbouw systeem PEBS valt qua opbouw ongeveer tussen deeltoets 1 en 2 van het STOWAsysteem in. Deeltoets 1 van het STOWAsysteem is een zeer globale inschatting van de ecologische potentie en ontwikkeling van het water met behulp van het inschatten van de belevingswaarde en het meten van de macrofyten. Deeltoets 2 is een gedetailleerde analyse van fysisch -chemische en diverse biologische parameters. Het PEBS bestaat uit één beoordeling die gebruik maakt van hetzelfde soort gegevens als deeltoetsen 1 en 2 van STOWA maar gaat minder gedetailleerd in op de analyse van de biologische parameters. Het resultaat wordt bij beide systemen gepresenteerd als ‘ecologisch profiel’ van het watersysteem. Een vergelijking van de karakteristieken van het ecologisch profiel van de twee systemen staat in tabel 7. Het ecologisch profie l maakt inzichtelijk waar knelpunten in het watersysteem voorkomen. Voor het oplossen van deze knelpunten heeft de STOWA deeltoets 3 ontwikkeld. Deze toets geeft een diagnose en oplossingsrichtingen weer. Eerst wordt het probleem geformuleerd waarna met b ehulp van een beslissingsboom het probleem gekarakteriseerd en de oorzaken aangeduid worden. De laatste sleutel geeft de meest geschikte maatregelen weer om het probleem te verhelpen. Het PEBS heeft voor het vinden van oplossingen een (minder uitgebreide) mogelijkheid om een formulier met vaste- en stuurparameters in te vullen die als aangrijpingspunten dienen bij het nemen van maatregelen. Kosten In tabel 7 staat een analyse van de kosten die nodig zijn voor één monsterlocatie om tot een oordeel te kunnen komen met het PEBS en met STOWA. De kosten van STOWA zijn opgesplitst in deeltoets 1 en 2. Uren per Planning Veldwerk Veldwerk Veldwerk Toetsing
monsterpunt veldformulieren fys-chemisch macrofyten
Kosten per monsterp. (€, incl. uren) Veldwerk IrB (€ 60) Planning en toetsing (€ 72) Analyses fys -chemisch Veldwerk macrofauna** Analyses macrofauna*
Februari 2003
PEBS 0,5 0,75 1,5 0,5 2
STOWA DT1 0,5 0,5 0,5 1
STOWA DT2 1 2
PEBS
STOWA DT1
STOWA DT2
€ 165,00 € 180,00 € 914,00 € 75,00 -
€ 60,00 € 108,00 -
€ 60,00 € 144,00 € 322,00 € 50,00 € 750,00
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Analyses diatomeeën* Analyses fytoplankton*
Totaal
-
€ 238,00 € 155,00 € 168,00 € 1.719,00
€ 1.334,00 Tabel 7: uren- en kostenanalyse van PEBS en STOWA * Aquasense, incl. BTW ** Schatting
Het verschil in kosten zit voor het belangrijkste gedeelte in twee posten: • Het analyseren van de biologische paramters gebeurt bij het PEBS in het veld. Voor de macrofauna is hiervoor een speciaal beoordelingsformulier ontwikkeld dat analyse tot op soortsniveau overbodig maakt. Voor het STOWAsysteem (deeltoets 2) zijn wel laboratorium analyses noodzakelijk van verschillende biologische parameters. Dit maakt deeltoets 2 duur. Deeltoets 1 is goedkoop omdat naast een macrofytenopname alleen enke le belevingsparameters onderdeel van de toets uitmaken. • De kosten van de fysisch -chemische analyses vallen bij het PEBS duurter uit dan bij STOWA omdat frequenter bemonsterd wordt. Bovendien beoordeelt het PEBS het chlorofylgehalte en het aantal E.coli bacteriën wat voor het STOWAsysteem niet noodzakelijk is. Dit zijn relatief dure analyses. Bij een analyse met STOWA (deeltoets 1 en 2) zijn de kosten hoger dan met het PEBS. De kosten van deeltoets 3 en het equvalent bij PEBS, de vaste - en stuurparameters, zijn niet onderzocht omdat deze sterk kunnen verschillen per monsterlocatie. Deze kosten zijn afhankelijk van de knelpunten in en de beschikbare informatie over het watersysteem. Vergelijking karakteristieken PEBS en STOWA De karakteristieken van het PEBS en het STOWA-systeem zijn verschillend en hierdoor niet zondermeer met elkaar te vergelijken. In onderstaande tabel is aangegeven welke karakteristieken het beste met elkaar corresponderen.
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
PEBS Inrichting Beheer
STOWA Inrichting en beheer Ecologie oever Ecologie water
Emissie
Trofie Saprobie
Gebruik
Beleving
-
Kenmerkend heid
Februari 2003
Verklaring Inrichting en beheer zijn bij de STOWA tot één karakteristiek samengevoegd. Het zijn twee factoren die samen grote invloed hebben op de vegetatie in en rond het water. De vegetatie wederom bepaald voor een belangrijk deel de habitatdiversiteit (de leefomgeving voor - in dit geval – watergebonden dieren). De scores van de karakteristieken worden vooral bepaald door vegetatieparameters. Dit geldt ook voor de karakteristieken ‘ecologie oever’ en ‘ecologie water’ uit deeltoets I van het STOWAsysteem. De karakteristiek ‘emissie’ geeft aan in hoeverre het watersysteem belast wordt met (voedings)stoffen vanuit diverse bronnen. Bij het STOWAsysteem is deze belasting onderverdeeld in trofie (maat voor de hoeveelheid voedingsstoffen in het water) en saprobie (maat voor de belasting van het water met organische stoffen). Bij beide beoordelingsmethoden worden voor deze karakteristieken fysisch -chemische gehalten aan voedingsstoffen in het water gemeten (stikstof en fosfor) alsmede de zuurstofconcentratie. Ook de macrofauna is bij beide systemen een belangrijke parameter bij deze karakteristieken. Om de scores meer kracht bij te zetten worden ze bij het PEBS aangevuld met metingen van de hoeveelheid algen en E.coli bacteriën in het water. Het STOWAsysteem gebruikt indices van diatomeeën (kiezelwieren). De karakteristiek ‘gebruik’ bestaat uit belevingsparameters die iets zeggen over (de mogelijkheden van) het gebruik van het water. De karakteristie k uit deeltoets I van STOWA beoordeelt deels dezelfde parameters om tot een oordeel voor de beleving te komen, zoals de aanwezigheid van zwerfvuil en zichtbare fauna. PEBS vult de karakteristiek aan met een score voor de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het water terwijl de STOWA de score van deze karakteristiek aanvult met vegetatiekenmerken (die deels ook bij de karakteristieken ‘ecologie oever’ en ‘ecologie water’ gebruikt worden). Kenmerkendheid verwijst naar het voorkomen van macrofaunasoorten die indicatief zijn voor het watertype en die niet verwijzen naar
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
beïnvloeding. PEBS kent geen soortgelijke karakteristiek. Variant-eigen Deze karakteristiek wordt bij de STOWA alleen karakter gebruikt voor stromende wateren en brede lijnvormige wateren. Bij brede lijnvormige wateren verwijst deze karakteristiek naar het voorkomen van plantensoorten die specifiek zijn voor wateren met het betreffende bodemtype. PEBS kent geen soortgelijke karakteristiek. Tabel 8: vergelijking karakteristieken PEBS en STOWA Conclusies Beide systemen hebben als filosofie, het beoordelen van de ecologische waterkwaliteit met behulp van fysisch -chemische, biologische en belevingsparameters. Ook de presentatie van het oordeel gebeurt op dezelfde manier; met behulp van een ecologisch profiel. Het PEBS valt qua inspanning, kosten en resultaat tussen deeltoets 1 en 2 van het STOWAsysteem in (zie tabel 9). Deeltoets 1 is goedkoop. Het resultaat is een ‘eerste indruk’ van het watersysteem. Dit lijkt niet voldoende om het behalen van ecologische doelstellingen te kunnen beoordelen. Het PEBS is een volledige beoordeling die goed is onderbouwd. Het ecologisch profiel is goed te gebruiken om ecologische doelstellingen te toetsen. De analyses van deeltoets 2 van STOW A zijn zeer uitgebreid en duur. De meerwaarde van deze inspanning is niet aangetoond. De analyse van de knelpunten in het watersysteem is bij het STOWAsysteem beter uitgewerkt dan bij het PEBS. STOWA heeft hiervoor deeltoets 3 ontwikkeld die met behulp va n een sleutel de (mogelijke) problemen in het watersysteem opspoort en oplossingen aangeeft. PEBS geeft oplossingsrichtingen aan op het formulier met vaste - en stuurparameters. De analyse van knelpunten is hier minder uitgebreid. Criterium Kosten per monsterlocatie Resultaat Voordelen
Nadelen
Februari 2003
PEBS € 1.334,00
STOWA € 1.887,00 (Deeltoets 1 en 2) Ecologisch profiel met 4 Ecologisch profiel met 7 karakteristieken karakteristieken • Praktisch • Flexibel (deeltoets • Goed onderbouwd 1, 2 en 3 los van • Praktijkervaring met elkaar te het systeem gebruiken) • Knelpuntoplossing goed uitgewerkt (deeltoets 3) • knelpuntoplossing • Deeltoets 2 minder goed ingewikkeld uitgewerkt (verschillende STOWAsystemen nodig) • Onderbouwing niet
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
inzichtelijk Tabel 9: vergelijking van de belangrijkste aspecten van het PEBS en het STOWAsysteem
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 7
RWSR en stedelijk water
De RWSR deelt de wateren in naar functie waaraan eventueel regionale invulling kan worden gegeven. De functies zijn: • Basisfunctie • Water als grondstof • Landbouw • Natuur • Vaarwater • Stedelijk water • Zwemwater • Noodberging Voor stedelijke wateren zijn drie indicatoren genoemd, namelijk: • Wateroverlast • Onderschrijding gewenste grondwaterstand • Voorzieningen voor aanvulling van het grondwater Het zijn drie indicatoren die een uitspraak doen over kwantitatieve aspecten van het stedelijk waterbeheer. De RWSR rapporteert voor stedelijk gebied niet over (ecologische) waterkwaliteit. Het is echter mogelijk om stedelijke wateren de basisfunctie toe te kennen en de bijbehorende parameters en/of indicatoren te beoordelen. In de pilotstudie voortgangsmonitoring van het RIZA wordt voor stedelijk water wel een groot aantal indicatoren geadviseerd. Deze zijn nog niet verder uitgewerkt. De indicatoren zijn onderverdeeld in indicatoren voor de waterketen, het watersysteem, de ruimtelijke ordening en de communicatie. Voor het watersysteem gaat het om de volgende indicatoren: Beleid: • Aantal waterbeheerders met gedifferentieerde functietoekenning voor stedelijk gebied in een beleidsplan • Aantal gemeenten dat gedifferentieerde functietoekenning overneemt in bestemmingsplan • Aantal gemeenten met doelstellingen ten aanzien van gebruik chemische bestrijdingsmiddelen in openbare ruimte • Aantal gemeenten dat duidelijke duborichtlijnen opgenomen heeft over emissies • Aantal waterb eheerders met doelstellingen ten aanzien van 1. Onderhoudsbagger in stedelijk gebied, 2. Saneringsbagger in stedelijk gebied Bron: • Mate waarin stedelijke wateren voldoen aan de gestelde functie-eisen • Lengte van beschoeiing van verduurzaamd hout langs waterlopen in stedelijk gebied • Aantal woningen waarbij geen zinken (of koperen) dakgoten zijn toegepast • Aantal woningen waar geen koperen en loden drinkwaterleidingen is toegepast • Aantal kg bestrijdingsmiddelengebruik per gemeente • Aantal m3 onderhouds- en saneringsbagger per klasse dat per jaar in stedelijk gebied verwijderd wordt en nog verwijderd moet worden Effect: • Aantal locaties per ecologische kwaliteitsklasse • Aantal locaties per fysisch-chemische kwaliteitsklasse voor O2, N, P, Cu, Zn
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen
AGV - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Bijlage 8 – Doel- en stuurparameters voor stedelijke watertypen In afzonderlijke PDF
Februari 2003
Nota ecologische doelstellingen - bijlagen