WAT VERANDERT ER IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS?
Brochure voor leraren
el be or vo in ijk n kt ne ra bin
lp
e Ve n
de
ELITEONDERWIJS VOOR IEDEREEN TIJDLIJN
EENHEIDSSTRUCTUUR
ACCENT OP TALENT
PROEFTUINEN
VLAAMS REGEERAKKOORD 2009-2014
MASTERPLAN HERVORMING SECUNDAIR ONDERWIJS
1990
1992
DE SCHOOL STAAT NIET ALLEEN
2004
VLAAMS REGEERAKKOORD 2004-2009
2009
COMMISSIE-MONARD
2010
ORIËNTATIENOTA ‘MENSEN DOEN SCHITTEREN’
2013 2025
STAPSGEWIJZE INVOERING CONCRETE MAATREGELEN
2003
2005
2009
2013
V.U.: Luc Jansegers Agentschap voor Onderwijscommunicatie Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel
Redactie/eindredactie: Alexandra De Laet en Schrijf.be Vormgeving: echtgoed.be Depotnummer: D/2013/3241/288
Beste leraar Vlaanderen is trots op zijn onderwijs. Terecht. Maar sterk onderwijs is het ook aan zichzelf verplicht om verbeterpunten te benoemen en aan te pakken. Daarvoor is dit voorjaar de koers uitgestippeld. De Vlaamse regering heeft het masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs op 4 juni 2013 goedgekeurd. Daarbij gaat het niet zomaar om een nieuwe structuur. We gaan naar een secundair onderwijs dat de sterktes van onze onderwijstradities koppelt met aanpassingen aan onze veranderende samenleving en arbeidsmarkt. Het gaat er vooral om alle kinderen alle kansen te geven en ons onderwijs op topniveau te houden. De hervorming komt niet met een ‘big bang’. De maatregelen worden stap voor stap uitgevoerd. Sommige maatregelen al in 2014, andere later. Over ongeveer 12 jaar zal de hervorming helemaal rond zijn. Lees alles over de verschillende maatregelen in het masterplan in deze brochure: Uitrol in schooljaar 2013-2014 en 2014-2015 Uitrol vanaf schooljaar 2015-2016
Ook jij speelt een belangrijke rol bij deze hervorming. Want als leraar ben jij een van de mensen die het op het terrein elke dag waarmaken voor al die jongeren in onze klassen. Aarzel dus niet om het ons te laten weten als je vragen, opmerkingen of voorstellen hebt.
[email protected] En wil je meer weten of zelf het masterplan lezen? Kijk dan zeker ook eens op www.hervormingsecundair.be.
WWW.HERVORMINGSECUNDAIR.BE
61.800 LERAARS
Waarom hervormen? •• Internationaal onderzoek toont aan dat zowel onze beste leerlingen als de grote middenmoot significant minder sterk beginnen te presteren, onder meer voor leesvaardigheid en wiskunde. •• 1 op de 8 jongeren haalt geen diploma secundair onderwijs. •• Een juiste studiekeuze blijft moeilijk, onder meer door (te) vroeg (moeten) kiezen en de vele studierichtingen.
420.000 LEERLINGEN
956
SCHOLEN
•• Sociale afkomst bepaalt nog te veel de school- en studiekeuze, de slaagkansen en studieresultaten, ondanks de vele inspanningen en investeringen. •• Het secundair onderwijs moet mee evolueren met de samenleving. Denk maar aan technologie en wetenschap, economie en financiën, vreemde talen, creativiteit, burgerzin... •• Veel jongeren zijn te weinig gemotiveerd of schoolmoe. •• Voor veel leerlingen is de overgang van de basisschool naar het secundair onderwijs te bruusk.
IN DE PRAKTIJK
VAKOVERSCHRIJDEND EN COMPETENTIEGERICHT LEREN Zij doen het al: KONINKLIJK ATHENEUM, TERVUREN “Meer slaagkansen in het hoger onderwijs en meer succes op de arbeidsmarkt: daarnaar streven we voor onze TSO-leerlingen”, vertelt stafmedewerker TSO, Peggy Excelmans van K.A. Tervuren. “Daarom gaan wij voor een competentiegerichte aanpak.” “We selecteerden zes kerncompetenties (informatie verzamelen, informatie verwerken, planning en organiseren, zelfredzaamheid en kritische zin, leervermogen en samenwerken) die we opsplitsten in gedragsindicatoren. Die moeten de leerlingen van de tweede en derde graad Handel en Boekhouden-Informatica zich eigen maken. Ze komen in alle lessen aan bod, maar vooral in de vakoverschrijdende projecten. Die variëren per jaar en per richting. Zo is er een Oxfam-minionderneming, een actualiteitsproject en het project Werk aan de Winkel.” “Intussen zijn we aan ons derde schooljaar toe. Het blijft natuurlijk puzzelen. Vooral de evaluatie was een zoektocht. We werken nu aan een meetsysteem op maat, waarin de leerling zichzelf en de anderen beoordeelt – ondersteund door de leerkracht. Zo krijgen we een gedifferentieerd resultaat per leerling.” “De projecten vragen veel van onze leerlingen. Toch blijven ze enthousiast. Ze merken dat ze er iets aan hebben. Ze krijgen veel feedback en coaching. Al hun afgewerkte projecten bundelen we trouwens in een digitale portfolio. Die dient als ruggensteun bij de verdere studies, of als referentie tijdens de zoektocht naar werk.”
“De zes kerncompetenties komen in alle lessen aan bod.”
DE KWALITEIT GAAT OMHOOG, VOOR IEDEREEN De hervorming zorgt voor een stevige verankering van de algemene vorming voor álle leerlingen. Per graad komen er ambitieuze sets van kennis, vaardigheden en attitudes die alle leerlingen moeten behalen: de sleutelcompetenties.
WAT VERANDERT HET MASTERPLAN?
De hervorming zal dus zeker het niveau van ons onderwijs niet naar beneden halen. Integendeel: de lat gaat omhoog. Tegelijk is er extra aandacht voor leerlingen die het moeilijk hebben met het Nederlands: de basisschool kan hen een taalbad opleggen.
Taalscreening bij de overgang van de derde kleuterklas naar het lager onderwijs en bij de overgang van het zesde leerjaar naar het secundair onderwijs. Basisscholen kunnen een verplicht taalbad Nederlands tot 1 jaar opleggen aan leerlingen. Secundaire scholen kunnen tot 3 uur extra Nederlands opleggen buiten het curriculum. Meer aandacht voor techniek, wetenschappen, economische en financiële kennis, moderne vreemde talen, sociale en burgerschapscompetenties, creativiteit en ondernemingszin, sociaal-emotionele ontwikkeling en relationele vaardigheden.
Alle eindtermen worden competentiegericht geformuleerd. Taalverwerving gebeurt niet alleen bij taalvakken, maar scholen kunnen over bepaalde onderwerpen ook les geven in de vreemde taal (Content and Language Integrated Learning of CLIL). Werkplekleren krijgt een essentiële plaats, minstens in alle arbeidsmarktgerichte studierichtingen in de derde graad. Er gebeurt een audit van de CLB’s. De resultaten van deze audit vormen de basis voor een hervorming van de leerlingenbegeleiding
Uitrol in schooljaar 2013-2014 en 2014-2015
GEEN VAKOVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN MEER Het artificiële onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen verdwijnt. Alle competenties die leerlingen moeten behalen, worden vastgehaakt aan vakken. Zo kunnen de eindtermen rond burgerschapsvorming worden opgenomen in de lessen Nederlands en geschiedenis. Het zijn de leerplanmakers die beslissen welke competenties in welke vakken of vakkenclusters behaald moeten worden. Zo wordt ook duidelijk welke leraar verantwoordelijk is voor de realisatie ervan. Gedaan dus met de vakoverschrijdende eindtermen en de planlast die daarbij hoort.
Uitrol vanaf schooljaar 2015-2016
5
IN DE PRAKTIJK
DIFFERENTIATIE VOLGENS TALENTEN Zij doen het al: LEONARDO LYCEUM, ANTWERPEN Als stadsschool telt het Leonardo Lyceum zo’n zestig nationaliteiten onder zijn leerlingen. “Ze hebben dus allemaal een andere achtergrond”, verduidelijkt directeur Nathalie Peeters. “Daarom zetten wij ook sterk in op differentiatie per leerling.” “We doen onder meer aan e-learning. De leerlingen gaan dan zelfstandig aan de slag: sommigen maken wiskunde-oefeningen ter remediëring, anderen
“Onze aanpak betekent niet méér werken. Wel anders en samen werken.”
schaven ondertussen hun Frans bij en nog anderen verdiepen zich in biologie. Ze krijgen daarbij wel steun van een vakleerkracht. Na de lessen, die al stoppen om tien na drie, kunnen ze – als ze willen of als een leerkracht het aanraadt – cluburen volgen. Bijvoorbeeld extra Nederlands of huistaakbegeleiding, drama, sport of muziek. Zo verrijken we hen ook met niet-schoolse zaken, waarvoor thuis soms geen ruimte is.” “Alles begint hier vanuit de leerling. Hij moet het zelf doen, maar wij coachen hem. Daarin steken onze leerkrachten veel energie. Toch betekent die aanpak niet per se méér werken. Wel anders en samen werken. Een open klasoverschrijdende werkwijze waarin materialen, lokalen en tips gedeeld worden. Onze leerkrachten en leerlingen groeiden in het systeem. En de positieve ervaringen – onze leerlingen studeren af met goede resultaten en kunnen hun plan trekken – zorgen ervoor dat iedereen zich er graag voor inzet.”
VLOTTE OVERSTAP VAN LAGER NAAR SECUNDAIR ONDERWIJS
WAT VERANDERT HET MASTERPLAN?
Gisteren de grootste, vandaag weer de kleinste. En bovendien van de ene dag op de andere geconfronteerd met een heel andere manier van lesgeven. Dat ervaren alle leerlingen nu bij de start van het secundair onderwijs. Een meer geleidelijke overgang van basis- naar secundair onderwijs kan problemen helpen voorkomen.
Elke leerling krijgt een persoonlijk leerlingendossier (zie kader), vanaf de kleuterklas tot en met het secundair onderwijs. Scholen kunnen bijzondere leermeesters inzetten voor techniek en wetenschappen, Frans en muzische vorming – net zoals voor lichamelijke opvoeding. We onderzoeken of de integratie in ‘wereldoriëntatie’ de beste manier is om leerlingen vertrouwd te maken met wetenschappen, techniek, geschiedenis en aardrijkskunde.
Getuigschriften basisonderwijs moeten meer dezelfde lading dekken. Daarom worden ze gekoppeld aan eindtermgerelateerde leerplandoelstellingen. De netgebonden proeven worden op elkaar afgestemd en gevalideerd als ijkpunt voor het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs.
PERSOONLIJK DOSSIER GROEIT MEE Een persoonlijk leerlingendossier zal elke leerling volgen in zijn/haar volledige schoolloopbaan, ook van de ene school naar een andere. Hierin komen alle relevante gegevens voor de schoolloopbaan aan bod. Het online systeem maakt het mogelijk ouders en leerlingen nauw te betrekken door hen lees- en schrijfrechten te geven. Zo wordt het leerlingendossier een echt instrument voor (keuze)begeleiding. Voor leraren die op meerdere plaatsen lesgeven, heeft dit bovendien het voordeel dat ze voor alle leerlingen met hetzelfde systeem kunnen werken. De uitwerking gebeurt in overleg met de privacycommissie.
VRAAG: Techniek, Frans en cultuur/ kunst aanbieden in het vijfde en zesde leerjaar is een goed idee. Maar moeten vakleerkrachten dat doen? ANTWOORD: Het moet niet, het mag. Leerlingen raken zo vertrouwd met het concept van de vakleraar. Bovendien zegt driekwart van de leraren in het basisonderwijs zich niet in staat te voelen om leerlingen een uitdagend aanbod te geven op vlak van techniek. Zij kunnen daarvoor dus rekenen op een collega. En wie zich wil specialiseren, kan dat. In sommige bassischolen werkt het lerarenteam trouwens al op die manier. 7
VERBREDE EERSTE GRAAD VOOR BETERE ORIËNTATIE De eerste graad wordt een echte oriënterende graad. Zonder voorafname op keuzes die de leerlingen in de tweede graad zullen maken. Leerlingen leren er hun interesses beter ontdekken en ontwikkelen. Elk met de gepaste prikkels: uitdagend of ondersteunend. En met leerlingen die op hun plek zitten, is ook het lesgeven aangenamer.
De eerste graad krijgt een bredere instroom en een breder inhoudelijk lessenpakket. Alle leerlingen met een getuigschrift basisonderwijs komen in de oriënterende eerste graad terecht. Voor andere leerlingen is er een schakeltraject.
Ook in het tweede jaar krijgen leerlingen nog een groot gemeenschappelijk aanbod. Daarnaast kiezen ze uit een (kleiner) aantal basisopties.
In het eerste jaar krijgen alle leerlingen een brede basisvorming. Daarnaast is er een keuzegedeelte dat leerlingen een duwtje in de rug kan geven, of hen extra uitdagen.
Getuigschrift basisonderwijs behaald? ja
ORIËNTERENDE EERSTE GRAAD 27u basisvorming
5u differentiatie
nee
SCHAKELTRAJECT 27u basisvorming
1ste jaar
25u basisvorming
5u differentiatie 1ste jaar
7u basisopties differentiatie
20u basisvorming
2de jaar
12u beroepenveld differentiatie 2de jaar
20u basisvorming
12u beroepenveld differentiatie
3de jaar mogelijk in schakelproject
8
WAT VERANDERT HET MASTERPLAN?
De B-stroom in de eerste graad wordt hervormd tot een schakeltraject. Daarin is een derde jaar mogelijk. Enkel wie geen getuigschrift basisonderwijs heeft, kan nog doorstromen naar een schakeltraject (de huidige B-stroom). Wetenschap en techniek behoren tot de basisdoelstellingen. Nieuwe leerplannen maken een onderscheid tussen basisdoelstellingen voor iedereen en uitbreidingsdoelstellingen, maar beide worden ambitieus geformuleerd. Differentiatie kan zowel om te verdiepen als om te remediëren én moet leerlingen keuzevaardiger maken.
VRAAG: Ik geef les in het buitengewoon secundair onderwijs (BuSO). Hoe zit het met deze onderwijstak in de geplande hervorming? ANTWOORD: Het BuSO maakt geen deel uit van deze hervorming. Voor hervormingen in het buitengewoon onderwijs ligt een ontwerp van decreet klaar met belangrijke en noodzakelijke maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De regering onderhandelt hierover nog met het onderwijsveld.
Differentiatie is mogelijk met techniek, wiskunde, wetenschappen, kunst, economie, Nederlands, moderne levende talen en klassieke talen. Dat is de inhoudelijke verbreding van de eerste graad. De klassenraad kan de mogelijke keuzepakketten voor een leerling wel beperken. Scholen moeten niet alle keuzemogelijkheden aanbieden, maar ze moeten wel zowel uitdagende als remediërende pakketten aanbieden. Scholen kiezen zelf en per vak of ze heterogene of homogene klassen vormen. Leerlingen die dat willen, kunnen al vanaf 13 jaar een keuze maken. Wie het nog niet weet, kan wachten tot 14 jaar.
Op 14 jaar doorstromen naar de B-stroom blijft mogelijk.
Uitrol in schooljaar 2013-2014 en 2014-2015
Uitrol vanaf schooljaar 2015-2016
9
IN DE PRAKTIJK
ORIËNTERENDE EERSTE GRAAD Zij doen het al: SCHOLENGROEP SINT-REMBERT, TORHOUT Er lopen meer dan 6.000 leerlingen school in de scholengroep Sint-Rembert. De school biedt zowel de A- als de B-stroom aan, met alle mogelijke opties en keuzevakken. “Omdat we één grote middenschool zijn, is de mobiliteit groter”, vertelt algemeen directeur Ann Stael van scholengroep Sint-Rembert. “En we zien bijna altijd positieve keuzes, die kinderen en ouders in kleine stapjes nemen.” “Er zijn 12-jarigen die precies weten wat ze willen: zij kunnen al kiezen in voorbereiding op hun latere studierichting. Maar er zijn ook 12-jarigen die niet weten welke kant ze uit willen. Nu staan álle leerlingen veel meer stil bij hun keuzes. Ook al omdat ze na het tweede jaar allemaal van school moeten veranderen.” Ook voor de leerkrachten was het samenbrengen van de eerste graad een goede zaak, zegt Stael. “We hebben bijvoorbeeld al ons wetenschapsonderwijs samengebracht in één labocomplex. De leraars leren zo elkaar, elkaars richtingen en elkaars sterktes kennen. We zien bijvoorbeeld dat onze tso-leerkrachten die veel praktischer ingesteld zijn en de aso-leerkrachten die abstracter werken, spontaan dingen van elkaar overnemen.”
“Leerlingen staan veel meer stil bij hun keuzes”
MATRIXSTRUCTUUR IN TWEEDE EN DERDE GRAAD Een eenvoudiger en transparanter onderwijslandschap: daar gaan we naartoe. Nu telt ons secundair onderwijs liefst 300 studierichtingen: dat worden er minder. Bovendien verdwijnt de opdeling in aso/ bso/kso/tso. Jongeren (en ouders en scholen) krijgen meer zicht op de mogelijkheden en kunnen zonder vooroordelen de studierichting kiezen die bij hen past.
Doel en domein gecombineerd Leerlingen kiezen in eerste instantie hun studierichting op basis van hun interesses. Die hebben ze ten volle kunnen ontdekken in de eerste graad. Zo kunnen ze in de tweede graad een positieve keuze maken. Elke studierichting verzekert een goede aansluiting op het hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt.
DOORSTROOM (verder studeren)
Alle studierichtingen krijgen een plaats in de nieuwe matrixstructuur voor de tweede en derde graad. De matrix combineert de finaliteit van een studierichting (horizontaal) met één van de vijf thematische domeinen (verticaal).
DUBBEL DOEL (werken of studeren)
ARBEIDSMARKTGERICHT (gaan werken)
Wetenschap en Techniek Taal en Cultuur Welzijn en Maatschappij Kunst en Creatie Economie en Organisatie
11
IN DE PRAKTIJK
MODULES EN LEERCENTRUM WERKEN SCHOTTEN WEG Zij doen het al: KONINKLIJK ATHENEUM GO!GEEL Het Koninklijk Atheneum GO!Geel maakt korte metten met de schotten tussen ASO, TSO en BSO. “Dat doen we via richtingoverschrijdende projecten, een modulesysteem met keuzevakken, en met een economisch leercentrum”, legt directeur Diane Proost uit. “Ons modulesysteem bestaat al acht jaar. Iedere leerling volgt twee uur per week een keuzevak – zoals Spaans, onderzoekscompetenties of radio maken. ASO- en TSO- leerlingen zitten 12
“We dagen de leerlingen uit.”
in kleine groepjes samen. Ze doen aan begeleid zelfstandig leren: de leerling gaat zelf aan de slag en de vakleerkracht ondersteunt. Daarbij zetten we in op andere werkvormen dan het klassieke doceren.” “Sinds vorig jaar hebben we ook een economisch leercentrum. Voor alle economische richtingen: handel, verkoop, economie-talen en economie-wiskunde. De leerlingen volgen in groep economische vakken en meerdere leerkrachten begeleiden hen. Zo creëren we individuele leertrajecten creëren, gebaseerd op de richting die de leerling volgt en eventueel aangevuld met leerdoelen uit de andere economierichtingen.” “Zowel het modulesysteem als het economisch leercentrum leidt tot een grotere motivatie van de leerlingen én de leerkrachten. De leerlingen worden uitgedaagd en bereiden hun uiteindelijke studiekeuze beter voor. En de leerkrachten werken vaker samen, en krijgen een sterkere band met de leerlingen.”
WAT VERANDERT HET MASTERPLAN?
Er komen misschien nieuwe, maar in elk geval minder en inhoudelijk geactualiseerde studierichtingen. Elke studierichting sluit goed aan bij het hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt. Ouders en leerlingen weten duidelijk wat de mogelijkheden zijn na het secundair onderwijs. Elke studierichting bevat vanaf de tweede graad naast een pakket basisvorming en een differentiatiepakket ook een specifiek gedeelte voor die studierichting. In de tweede graad kunnen leerlingen nog altijd veranderen van studierichting. In de derde graad zijn er meer studierichtingen dan in de tweede graad. In de puur arbeidsmarktgerichte studierichtingen staat werkplekleren centraal.
VRAAG: Zal de hiërarchie tussen onderwijsvormen wel verdwijnen? ANTWOORD: Nu kiezen kinderen en ouders vaak eerst uit ‘status’ voor aso, tso of bso en dan pas beslissen ze over de studierichting. In het nieuwe systeem start de keuze vanuit de interesse van de leerling. Vervolgens kiest hij of hij zich wil voorbereiden op de arbeidsmarkt of op verdere studies. De volgorde van keuze is anders en daardoor valt de hiërarchie weg die veel mensen in hun hoofd hebben. Bovendien zullen de leerlingen meer met elkaar in contact komen in de scholen en zullen ze minder vaak van school moeten veranderen als ze van richting veranderen.
Puur arbeidsmarktgerichte studierichtingen leveren wel een diploma secundair onderwijs op, maar geen rechtstreekse toegang tot het hoger onderwijs. Een extra voorbereidend jaar zorgt voor de aansluiting tussen puur arbeidsmarktgerichte opleidingen en het hoger onderwijs. Zodra de matrix de kwaliteitstoets heeft doorstaan, wordt hij operationeel en verdwijnen aso, bso, kso en tso. De matrix zal uiterlijk 2016 klaar zijn. Onderwijsverstrekkers, socio-economische partners en alle andere belanghebbenden evalueren dan de volledigheid, de inhoudelijke consistentie en de haalbaarheid. Dat is de ‘kwaliteitstoets’. Het onderwijs reflecteert dus zelf over de invulling van de matrix: de (politieke) beslissing om de matrix in te voeren, is al genomen. Er is trouwens veel draagvlak voor deze hervorming: de onderwijskoepels zijn vragende partij, net als actoren op de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs.
Uitrol in schooljaar 2013-2014 en 2014-2015
Uitrol vanaf schooljaar 2015-2016
13
IN DE PRAKTIJK
TABLET ALS ACTIVEREND LEERMIDDEL Zij doen het al: PROVINCIALE SECUNDAIRE SCHOOL, DIEPENBEEK Activerend onderwijs. Daarvoor gaan ze in PSS Diepenbeek. “We hebben hier geen ASO, BSO of TSO. Wel arbeidsmarktgerichte en doorstromingsrichtingen”, schetst directeur Yves Boermans. “We gunnen alle leerlingen interactieve lessen met uiteenlopende werkvormen. We zetten dan ook al twee jaar de tablet in als leermiddel.” “Het gebruik van de tablet maakt ons niet uniek. Onze aanpak errond wél. Die draait om vrijheid: de tablet is verplicht in de tweede graad, maar de leerling mag zelf het type en merk kiezen. Onze technologie werkt op alle tablets – niet alleen de duurste. Ouders sparen er trouwens ook papier- en handboekkosten mee uit.” “We schakelen de tablet op twee manieren in. Via educatieve apps, waarmee we tijdens de les aan de slag gaan. De vakgroep beslist welke dat zijn. Daardoor moeten de vakleerkrachten wel samenwerken. Of we werken in de cloud: op onze campus kan iedereen, van leerling tot bezoeker, op het draadloze netwerk. ICT is hier dus altijd bij de leerling. We hoeven niet naar een overboekt IT-lokaal te gaan.” “De volgende jaren wordt de tablet ook verplicht in de derde graad. Nu is dat nog niet, maar toch duikt hij er al op. Onlangs ontwierp een vijfdejaars nog een interactief bordschema voor zijn leerkracht. En toch is ‘maar’ zestig procent van de leerlingen enthousiast. Want de anderen zien hun speelgoed een werkinstrument worden. Het bewijs dat wij de technologie juist inzetten.”
14
“Wij hoeven niet naar een overboekt ICT-lokaal.”
Hoe ziet de school er straks uit? Scholen kiezen zelf hoe ze de nieuwe indeling toepassen. Er kunnen domeinscholen, campusscholen, arbeidsmarktgerichte scholen en doorstroomscholen zijn. Die doorstroomscholen zullen overigens niet alleen leerlingen van het huidige aso opleiden, maar ook leerlingen die een andere studie kiezen waarmee ze kunnen gaan voortstuderen.
DOORSTROOM (verder studeren)
DUBBEL DOEL (werken of studeren)
ARBEIDSMARKTGERICHT (gaan werken)
Wetenschap en Techniek Taal en Cultuur Welzijn en Maatschappij
DOORSTROOM (verder studeren)
Taal en Cultuur Welzijn en Maatschappij Kunst en Creatie Economie en Organisatie
Op domeinscholen groeien jongeren samen op en dat is goed voor de samenleving. Een paar jaar later zullen die jongeren als afgestudeerde volwassenen immers met elkaar samenwerken. Maar ook voor leraars heeft een domeinschool heel wat voordelen. Leraars krijgen beter zicht op het volledige studieaanbod in een domein. En er is meer expertise aanwezig. Die is bovendien meer uiteenlopend, want omvat zowel abstracte kennis als praktijk. Daarom zal de overheid domeinscholen aanmoedigen met incentives.
Kunst en Creatie Economie en Organisatie
Wetenschap en Techniek
Er zullen ook domeinscholen zijn: die brengen jongeren met dezelfde interesse bij elkaar. Zij vinden er een palet aan studierichtingen die voorbereiden op verdere studies en/of op een job.
DUBBEL DOEL (werken of studeren)
ARBEIDSMARKTGERICHT (gaan werken)
Ook op campusscholen leren jongeren die meteen willen gaan werken en jongeren die willen gaan voortstuderen, elkaar kennen. In tegenstelling tot domeinscholen bieden campusscholen echter niet alle keuzes binnen één domein aan, maar wel verschillende studies uit meerdere domeinen.
VRAAG: Gaan alle leerlingen nu samen in de klas zitten? ANTWOORD: Dat kan, maar het hoeft niet. Scholen kunnen in de eerste graad zelf kiezen hoe ze de leerlingen per vak willen groeperen. Ze kunnen de leerlingen willekeurig door elkaar plaatsen. Ze kunnen ook niveaugroepen vormen voor bepaalde vakken. Of ze kunnen vaste klassen behouden. Vanaf de tweede graad organiseren scholen zich volgens studiedomeinen: Wetenschap en Techniek, Taal en Cultuur, Welzijn en Maatschappij, Kunst en Creatie, Economie en Organisatie. Verschillende studierichtingen worden in elk domein aangeboden, van theoretische naar praktische richtingen en omgekeerd. Leerlingen kunnen binnen hetzelfde domein vlot van de ene naar de andere richting schakelen. 15
IN DE PRAKTIJK
WERKEN MET BELANGSTELLINGSGEBIEDEN Zij doen het al: CAMPUS DE HELIX, MAASMECHELEN “Wij spreken al drie jaar niet meer over aso, tso of bso”, vertelt Jo Buekers, pedagogisch directeur van het belangstellingsgebied wetenschappen en talen bij campus de helix. “We hebben het over leertrajecten: abstract-theoretisch, theoretisch-technisch, praktisch-technisch en praktisch. Dat combineren we met vier belangstellingsgebieden: handelswetenschappen, techniek en ontwikkeling, welzijn en sociale wetenschappen en wetenschappen en talen.” “Natuurlijk moeten we in het begin vaak uitleggen waar onze begrippen voor staan, want wij zijn de enige in de regio die zo werken. Maar de leerlingen zelf hebben er geen moeite mee. Ze kennen elkaar trouwens veel beter: ze sporten samen of nemen samen de bus voor een uitstap, ook al hebben ze ter plaatse een apart programma. De (denkbeeldige) lijn in het midden van de speelplaats is weg en als we hier de opera uitnodigen, zitten ze broederlijk naast elkaar. Dat was vroeger ondenkbaar.” “We merken bovendien dat onze leerlingen bewuster kiezen: ze kiezen voor hun interesses en voor het leertraject dat voor hen het meest geschikt is. We zien ouders en leerlingen nu ook bewust kiezen voor een technische richting, terwijl daar vroeger geen sprake van was. Op drie jaar tijd al zien we al dat het watervalsysteem verminderd is.” Leerlingen zitten beter op hun plaats, stelt Buekers vast, en dat is ook goed voor het onderwijs. “De klassen zijn homogener, en dat merken onze leraars. En ook in de lerarenkamer zie je toenadering. Bovendien konden wij door de schaalvergroting een betere omkadering uitbouwen. Vroeger moest de directeur van alles op de hoogte zijn en had hij nauwelijks tijd voor de leerlingen. Nu heeft elk belangstellingsgebied een eigen pedagogisch directeur.”
“De (denkbeeldige) lijn in het midden van de speelplaats is weg”
EN NA DE SCHOOLBANKEN?
WAT VERANDERT HET MASTERPLAN?
Elke leerling moet aan het einde van de rit minstens de sleutelcompetenties bezitten om goed te functioneren in de samenleving. Hij of zij moet ook goed voorbereid zijn op de arbeidsmarkt of op verdere studies. En vooral: uitblinken in zijn of haar mogelijkheden.
In elke onderwijszone komt er een onderwijsforum voor overleg tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Er komt overleg met het hoger onderwijs om de eindtermen van secundair onderwijs dat voorbereidt op voortstuderen, beter af te stemmen op de startcompetenties van het hoger onderwijs. Vijfjaarlijks een screening van het arbeidsmarktgerichte studieaanbod.
De rationalisering van het studieaanbod begint in de gebieden koeling en warmte, voeding en handel. Daarop zijn al screenings uitgevoerd. Programmatieregels zorgen ervoor dat het arbeidsmarktgerichte studieaanbod zo goed mogelijk is afgestemd op de arbeidsmarkt.
“Denkers en doeners en liefst de twee samen, met een passie voor wetenschap en technologie. Dat is waarnaar onze bedrijven op zoek gaan. Ook op privévlak raak je zo veel verder met technologische kennis en inzicht. Laten we daarom onze jongeren zo vroeg mogelijk, vanaf het lager onderwijs, helpen hun technologische talenten te ontdekken. Zo kunnen we hen in het secundair onderwijs op een gedifferentieerde manier naar uitdagende opleidingen begeleiden, hen coachen en opvolgen. De manier waarop de lessen worden gegeven, is hierbij essentieel: het zijn immers de leraren die onze studenten zichzelf kunnen laten overstijgen en doen uitblinken.” Wilson De Pril directeur-generaal Agoria Vlaanderen
“De plannen voor de hervorming van het secundair onderwijs hechten terecht veel belang aan het bevorderen van de keuzevaardigheid van de leerlingen. Een correcte inschatting van de mogelijkheden en een versterkte motivatie zullen de kansen op succes in het hoger onderwijs verhogen. De bewuste keuze om in de matrix een duidelijke plaats te geven aan technologie op doorstroomniveau is positief. Daarnaast moet er ruimte blijven voor een vorming die ruim is en die leerlingen voorbereidt op het aanpakken van de grote problemen in de samenleving – problemen die altijd interdisciplinair zijn.” Ludo Melis voormalig vicerector onderwijsbeleid KU Leuven Foto © KU Leuven - Rob Stevens
Uitrol in schooljaar 2013-2014 en 2014-2015
Uitrol vanaf schooljaar 2015-2016
17
IN DE PRAKTIJK
NAADLOZE OVERGANG VAN SCHOOL NAAR ARBEIDSMARKT Zij doen het al: SPECTRUMCOLLEGE, BERINGEN Een echt huis bouwen: dat is wat de leerlingen bouw van het Spectrumcollege doen. De school werkt daarvoor samen met een Limburgs bouwbedrijf. “Het bedrijf werkt met een tiental ploegen, en één daarvan bestaat uit jongeren van onze school”, vertelt directeur Carlo Clerx van Spectrumcollege Bovenbouw VTI. “Ze worden op de werf begeleid door een ervaren arbeider van het bedrijf en door een leraar. Onze leerlingen van het vijfde en zesde jaar bouwen zo elk trimester een woning. In een ander project werken we samen met een bedrijf om elektriciteit te leggen – nu bijvoorbeeld in een discotheek – en elders helpen onze jongeren tandwielen voor windturbines maken.” “Op de werkvloer doen onze leerlingen dingen die je op school niet zomaar kan: werken met een torenkraan, riolering aanleggen, machines bedienen... Bovendien zien ze het resultaat van hun werk: dat is heel wat anders dan op school een muurtje metsen, punten krijgen en het dan weer moeten afbreken. We zien bij die jongeren heel veel beroepsfierheid. En we trekken die projecten door naar andere vakken: als ze nu een plan tekenen, is dat het plan van het huis dat ze gaan bouwen. Dat motiveert hen.” Elk jaar werft het bouwbedrijf enkele leerlingen aan, zegt Clerx nog. “In zo’n samenwerking investeren zowel de school als het bedrijf, en beide hebben er voordeel bij. Er ligt trouwens geen enkele steen verkeerd, hoor, in de huizen die onze leerlingen bouwen: ons samenwerkingsproject is in de regio uitgegroeid tot een kwaliteitslabel.”
“Onze leerlingen zien echt resultaat van hun werk”
BETERE ONDERSTEUNING VOOR LERAARS EN MEER MOGELIJKHEDEN
WAT VERANDERT HET MASTERPLAN?
Sterk secundair onderwijs wordt gemaakt in sterke scholen, door sterke leraren die een team vormen. Om leraars beter te ondersteunen en scholen meer mogelijkheden te bieden, kunnen ze op bestuurlijk vlak samenwerken in grotere groepen. Scholen die dat doen, worden daarvoor beloond. Er is ook aandacht voor de lerarenopleiding.
Scholen worden niet groter voor de leerlingen, maar kunnen voor een slagkrachtig bestuur samenwerken in scholengroepen die gemiddeld 6.000 leerlingen opleiden.
Professionalisering maakt integraal deel uit van de onderwijsopdracht. Er is ook ondersteuning voor schoolbestuur en directeurs.
Deze bestuurlijke schaalvergroting zorgt voor grotere werkgevers in het onderwijs, met een geprofessionaliseerd bestuur. Het biedt scholen meer kansen voor het personeelsbeleid, zorgbeleid, schoolloopbaanbegeleiding en brede schoolconcept en beginnende leraren meer werkzekerheid.
Een aantal nascholingsthema’s krijgt prioriteit. Dit schooljaar zijn dat differentiatie, HR-beleid en werkplekleren.
Scholengroepen mogen regio- of niveau-overschrijdend georganiseerd worden en tellen minstens 2.000 leerlingen. Netoverschrijdende samenwerking kan, tenzij voor scholen uit het gemeenschapsonderwijs en vrij onderwijs om de vrije schoolkeuze nergens in het gedrag te brengen.
De Vlaamse regering wil een loopbaanpact afsluiten met de leerkrachten en hun vertegenwoordigers. Daarin zal er veel aandacht zijn voor jonge leraars en voor het aantrekken van nieuwe leraren uit andere sectoren.
Scholen die zich op die manier versterken, krijgen extra mogelijkheden. Bijvoorbeeld een eigen budget voor het vervangen van een afwezige leraar in hun scholengroep, in plaats van telkens een aanvraag te moeten doen via het ministerie.
VRAAG: Klopt het dat iemand die start als leerkracht in september 2014 tot 20 jaar geldelijke anciënniteit als zij-instromer in rekening kan brengen? Maar leerkrachten die al jaren in dienst zijn niet?
Uitrol in schooljaar 2013-2014 en 2014-2015
Er worden nieuwe afspraken gemaakt over de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten, op basis van een lopende evaluatie.
Er komt een niet-bindende intakeproef voor de lerarenopleiding. De lerarenopleiding wordt verder kwalitatief uitgebouwd, op basis van de gebeurde evaluatie. Daarnaast werkt het hoger onderwijs aan educatieve masters.
ANTWOORD: Zij-instroom zal inderdaad worden bevorderd door de erkenning van de verworven competenties. Nieuwe personeelsleden zullen tot 20 jaar geldelijke anciënniteit kunnen meenemen bij hun overstap naar het onderwijs, en dat ten vroegste vanaf 1 september 2014. Over de maatregelen wordt nog overlegd met vakbonden en schoolbesturen.
Uitrol vanaf schooljaar 2015-2016
19
IN DE PRAKTIJK
WERKPLEKLEREN BIJ ARCELORMITTAL Zij doen het al: KONINKLIJK ATHENEUM, ZELZATE “Eigenlijk wilden we ons lab voor elektriciteit een make-over geven”, bekent technisch adviseur-coördinator (TAC) Koen Verkimpe. “Maar tijdens de voorbereiding botsten we op een beter idee: de leerlingen van het vijfde en zesde jaar Elektrische Installatietechnieken (TSO), in het kader van het project Techno+, naar de echte werkvloer en het echte laboratorium van ArcelorMittal sturen.” “Eén dag per week doet onze derde graad nu aan werkplekleren. Het vijfde jaar draait mee in de dagploeg, het zesde neemt de vroege shift voor zijn rekening - meteen een realistisch werkritme. Samen met ArcelorMittal meten we de leerprogressie. De leerling kiest de leerplandoelstelling(en) die hij wil bereiken en ArcelorMittal doet via e-testing een nulmeting: waar staat de leerling op dat moment? In januari en juni checken we de vooruitgang.” “Het is een totaalproject: het werkplekleren start met een ‘sollicitatie’ bij ArcelorMittal. Die oefenen de leerlingen vooraf in met de hulp en steun van de VDAB. Daarna gaan ze op medisch onderzoek, krijgen ze een locker en werkoutfit en volgen ze een veiligheidsopleiding. Op de werkvloer doen ze meer dan alleen praktische kennis op. Ze integreren echt in het bedrijfsleven en ervaren hoe het er straks – na de schooltijd – aan toe gaat. Vroeger konden alleen de zesdejaars die ervaring opdoen tijdens een korte stage. Nu ontdekken ook de vijfdejaars al welke richting ze uit kunnen én willen. Dat motiveert hen.”
“Het vijfde draait mee in de dagploeg. Het zesde in de vroege shift.”
WWW.HERVORMINGSECUNDAIR.BE