WAT MAAKT EEN PRENTENBOEK GESCHIKT VOOR PEUTERS of KLEUTERS? 1 2
,
1
‘Kikker’ door Max Velthuijs ‘Nijntje’ door Dick Bruna
2
Voorwoord In mijn werk als jeugdbibliotheekmedewerker krijg ik vaak de vraag gesteld`: ‘Wat is een leuk prentenboek voor mijn peuter of kleuter?’ Eerder antwoordde ik: ‘Dat is persoonlijk’ en vervolgens bladerde ik vrolijk met de ouders mee. Niets mis mee, maar als professional wil ik daar meer over kunnen zeggen. Naarmate ik meer ervaring kreeg begreep ik dat de eigenlijke vraag is: ‘Wat is een geschikt prentenboek voor mijn kind’ Door dit onderzoek wil ik een beargumenteerde mening kunnen vormen over illustraties en hoe deze aansluiten bij de belevingswereld van peuters of kleuters, zodat ik straks in mijn werk het antwoord kan geven: ‘Dat is een geschikt prentenboek voor uw peuter of kleuter’!
Marianne Brouwer, Arnhem, 22 november 2015
Inleiding In dit profielwerkstuk onderzoek ik de vraag: WAT MAAKT EEN PRENTENBOEK GESCHIKT VOOR PEUTERS of KLEUTERS? Het onderzoek bestaat uit vier deelvragen: 1) Welke bekende illustratoren worden onderzocht ? Welke tekentechnieken en tekenstijlen hanteren zij? 2) Welke beeldende aspecten als kleur, lijn, ruimte, compositie en standpunt zet een illustrator in? 3) Wat is de belevingswereld van peuters of kleuters? Hoe sluiten prentenboeken daarbij aan? 4) Welke specifieke kenmerken hebben illustraties voor peuters of kleuters? In mijn onderzoek worden vooral de illustratoren van vraag 1 als uitgangspunt genomen, aangevuld met anderen ter verduidelijking van het onderwerp. Mijn onderzoek richt zich met name op Nederlandse bekende illustratoren. Op basis van bekendheid, verscheidenheid van tekenstijl en leeftijd doelgroep, zijn dat: -Dick Bruna -Fiep Westendorp -Max Velthuis
: : :
‘Nijntje’ ‘Jip en Janneke’ ‘Kikker’
: : : : :
diverse boeken diverse boeken, serie ‘Beer en Egel’ serie ‘Vos en Haas’ serie ‘Kleine IJsbeer’ personage ‘‘Muis’’ (Engeland)
Ter aanvulling behandel ik ook: -Annemarie van Haeringen -Ingrid en Dieter Schubert -Thé Tjong King -Hans de Beer -Lucy Cousin
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 : Prentenboeken, illustrators, tekentechnieken en – stijlen
pagina 5 t/m 10
1.1
Prentenboeken 1.1.1 Definitie prentenboek en doelgroep
5 5
1.2
Bekende illustratoren 1.2.1 Fiep Westendorp 1.2.2 Dick Bruna 1.2.3 Max Velthuijs
6- 7 6 7 7
1.3.1
Tekentechnieken en –stijlen 1.3.1. Pen 1.3.2 Potlood 1.3.3 Waterverf 1.3.4 Plakkaatverf 1.3.5 De Stijl
8- 10 8 8 9 9 10
Hoofdstuk 2 : Welke beeldende aspecten zetten illustratoren in?
pagina 11 t/m 19
2.1
Kleur 2.1.1 Primair kleurgebruik 2.1.2 Simultaan kleurcontrast 2.1.3 Functioneel kleurgebruik
11- 12 11 11 12
2.2
Lijn en vorm 2.2.1 Accent op personage 2.2.2 Volume en beweging 2.2.3 Uitstraling
13- 15 13 14 15
2.3
Ruimte 2.3.1 Plans en repoussoir 2.3.2 Atmospherisch perspectief 2.3.3 Stapeling
15- 17 15 16 17
2.4 2.5
Compositie Standpunt
18 19
Hoofdstuk 3 : Hoe sluiten prentenboeken aan bij de belevingswereld van peuters of kleuters? pagina 20 t/m 32 3.1
Wat is de belevingswereld van peuters? 3.1.1 Ontwikkelen van eigen ik 3.1.2 Onderscheid maken 3.1.3 Herkenning
20 20 20 20
3.2
Hoe sluiten prentenboeken aan op de beleving van peuters? 3.2.1 Afgelijnde emotie en ervaring 3.2.2 Realiteitsgehalte en herkenbaarheid 3.2.3 Identificatie
21- 22 21- 22 22 22
-vervolg Hoofdstuk 3 : Hoe sluiten prentenboeken aan bij de belevingswereld van peuters of kleuters? pagina 20 t/m 32 3.3 3.4
Wat is de belevingswereld van kleuters? Hoe sluiten prentenboeken aan op de beleving van kleuters? 3.4.1 Dieren in de hoofdrol 3.4.2 Opvoedend karakter 3.4.3 Humor en fantasie 3.4.5 Omgaan met gevoelens 3.4.6 Sociale rollen 3.4.7 Identificatie en metafoor
23 23- 28 23- 24 24 25 26 27 28
3.5
De cognitieve werking van prentenboeken op kleuters 3.5.1 Opbouwen van tijdsbegrip 3.5.2 Verhaalstructuren en verhaalbegrip 3.5.3 Voorstellingsvermogen en concentratievermogen
29- 30 29 29 30
3.6
Relaties tekst en beeld 3.6.1 Spanning opvoeren en afnemen 3.6.2 Humor 3.6.3 Met details spelen
31- 32 31 31 32
Hoofdstuk 4 : Welke specifieke kenmerken hebben illustraties voor peuters/kleuters? pagina 33 t/m 35 4.1.
Zijn er specifieke kenmerken te benoemen van illustraties voor peuters? 4.1.1 Aandacht op personage door dikke zwarte contourlijn 4.1.2 Eenvoudige kleuren en vormentaal past bij basale emoties 4.1.3 Schematische blije prenten in vrolijke en natuurlijke kleuren
33 33 33 33
4.2.
Zijn er specifieke kenmerken te benoemen van illustraties voor kleuters? 34- 35 4.2.1 Veiligheid door kleurgebruik en perspectief 34 4.2.2 Expressie en herkenbaarheid door lijnvoering 34 4.2.3 Knusse, tere uitstraling wereld en personage 35
Conclusies
pagina 36- 37
Nawoord
pagina 38
Bronnenlijst
pagina 39
Logboek
pagina 40
5 Hoofdstuk 1 Prentenboeken, illustrators, tekentechnieken en – stijlen 1.1 Prentenboeken3 Inleiding Na de Tweede wereldoorlog, 1953, werd het prentenboek betaalbaar voor de massa met de reeks ‘Gouden Boekjes’ afkomstig uit Amerika (1942) en uitgegeven door de ‘Bezige Bij’. Annie M.G. Schmidt was één van de vertaalsters/bewerksters. Al snel werd Annie M.G. Schmidt een bekende naam met ‘Jip en Janneke’ (1952) getekend door Fiep Westendorp. Ook Dick Bruna met ‘Nijntje’ werd in die tijd (1955) heel populair.
Definitie prentenboek en doelgroep In het algemeen heeft een prentenboek4 een harde kaft en heeft het een rechthoekige vorm. Het is bedoeld voor kinderen onder de 6 jaar, waarbij er een onderscheid is tussen peuters (2-3 jaar) en kleuters (4-6 jaar). Voor peuters is een prentenboek vaak vierkant en van klein formaat, voor een kleuter heeft het prentenboek een rechtopstaand formaat met harde kaft en papieren pagina’s. Hard kartonnen boekje vierkant formaat kartonnen pagina’s voor peuters:
met
:
Groot rechthoekig prentenboek harde kaft en papieren pagina’s voor kleuters
3 4
http://www.prentenboek.nl/gouden-boekjes/ Catalogus bibliotheek veluwezoom ‘www.bibliotheekveluwezoom.nl’
6 1.2 Bekende illustratoren 1.2.1 Fiep Westendorp5,6 Wereldberoemd zijn de figuurtjes ‘Jip en Janneke’ geworden, bedacht en geschreven door Annie M.G. Schmidt en geïllustreerd door Fiep Westendorp. Ze verschenen voor het eerst op 13 september 1952 in het kinderhoekje van dagblad ‘Het Parool’ waar Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp samenwerkten. Het zijn verhaaltjes bedoeld voor kleuters.
Eerste ontmoeting van ‘Jip en Janneke’
1953-1980 ‘Jip en Janneke’ Vanaf 1953 kwamen er ook boeken van Jip en Janneke op de markt. Er zijn in totaal acht boeken verschenen. Deze boeken kregen internationale bekendheid en werden vertaald naar onder andere het Engels, Russisch, Duits, Spaans en Indonesisch. Er werden miljoenen exemplaren van verkocht
Fiep Westendorp heeft meer figuurtjes geïllustreerd zoals: 1968-1971 ‘Pluk van de Petteflat’ De avonturen van Pluk verschijnen als vervolgverhaal in het tijdschrift Margriet. In 1971 wordt een groot deel van deze verhalen gebundeld in het boek Pluk van de Petteflet bij uitgever Querido.
1967- 1970 ‘Floddertje’ In 1968 tekent Fiep het figuurtje Floddertje voor Nutricia. Floddertje, met verhaaltjes van Annie M.G. Schmidt verschijnt in zes kleine reclameboekjes.
5 6
Uit: Biografie Westendorp ‘Getekend’ door Gioia Smid http://entoen.nu/anniemgschmidt
7 1.2.2 Dick Bruna7 Het eerste boekje van ‘Nijntje’ verscheen in 1955 in vierkant formaat bedoeld voor peuters. Dick Bruna was op vakantie aan zee met zijn gezin en vertelde elke avond een verzonnen verhaaltje aan zijn zoontje over een wit konijn in de tuin van de vakantiewoning. Toen hij wat zat te tekenen, verscheen ‘Nijntje’ op papier. Het werd een meisje omdat hij een jurkje makkelijker vond tekenen dan een broek. In eerste instantie was ‘Nijntje’ een wat lomp knuffeldier. In 1963 neemt ze meer de verschijning aan zoals wij die kennen met 2 oogjes, puntige oren en haar mondje als kruisje In 2003 wordt ‘Nijntje’ een grote zus, met de komst van kleine Pluis. ‘Nijntje’ schuift op naar de kleuterleeftijd. Inmiddels zijn de boeken van ‘Nijntje’ in meer dan 50 landen vertaald. In alle andere talen wordt ze Miffy genoemd. In 2006 werd het Dick Bruna huis geopend in Utrecht, als onderdeel van het Centraal Museum. Hier zijn veel van zijn werken te zien.
1.2.3 Max Velthuijs8 In meer dan 50 talen is de prentenboekenserie over ‘Kikker’ verschenen, getekend en geschreven door Max Velthuijs In 1983 dook ‘Kikker’ voor het eerst op in het verhaal ‘Klein Mannetje zoekt een huis’. In 1989 verscheen het eerste verhaal over ‘Kikker’: ‘Kikker’ is verliefd’. Sindsdien zijn er meer dan 12 verhaaltjes verschenen over ‘Kikker’ en zijn vriendjes die zich kenmerken door optimisme, harmonie, eenvoud en oplossingsgerichtheid. De verhaaltjes zijn er in grote prentenboeken voor kleuters vanaf 4 jaar en in vierkante hardkartonnen prentenboekjes voor peuters van 2/3 jaar.
7 8
www.’Nijntje’.nl www.maxvelthuijs.org
8 1.3 Tekentechnieken en -stijlen9,10 Inleiding De tekentechniek en -stijl bepalen het uiterlijk van de prenten en beïnvloeden de beleving ervan. De meeste illustratoren hebben uitgesproken voorkeuren voor een bepaalde techniek en de hieruit voortvloeiende techniek. De meest voorkomende technieken zijn pen/inkt en (kleur) potlood. Vaak gebruikte schildertechnieken zijn waterverf (aquarel) of plakkaatverf. Andere technieken zijn een mengeling van genoemde technieken. Minder vaak voorkomend zijn acrylverf en olie- of pastelkrijt. Stijlen kunnen ontstaan door technisch-financiële keuzes, door de drukvorm, iemands opleiding of door beïnvloeding van heersende opvattingen. 1.3.1 Pen Werken met een kroontjespen en inkt geeft duidelijke lijnen en contouren. De vlakopvulling is makkelijk met inkt en met dit materiaal wordt ook gearceerd. Fiep Westendorp koos in eerste instantie voor de silhouetvorm om een technisch-financiële reden: één drukgang van de krant waarmee zowel tekst als beeld tegelijkertijd zonder grijstinten tot stand konden komen was veel goedkoper. Deze manier van werken kwam in grafisch opzicht krachtig over op het eenvoudige en inkt-absorberende krantenpapier.
1.3.2 Potlood11 Bij tekeningen met veel arceringen of verschillende tinten grijs is werken met potlood een dankbare techniek zoals in de tekeningen van Thé Tjong King van het boek ‘Kleine Sofie en Lange Wapper.’ Ook met kleurpotlood kan er veel nuancering in de kleur worden aangebracht. De gebruikte techniek van de Schuberts geeft een wolkige impressie.
9
Uit: ‘http://www.prentenboek.nl/illustratie-technieken/’ Uit: ‘Leesbeesten en boekenfeesten’ van Jan van Coillie 11 Uit: ‘http://www.dbnl.org/tekst/vroo012ikte01_01/vroo012ikte01_01_0001.php’ 10
9 1.3.3 Waterverf12 Bij tekeningen met landschappen en veel water is aquarel een geliefd materiaal vanwege de transparantie en vloeibaarheid van het materiaal, zoals gebruikt in de prentenboekenserie ‘Kleine IJsbeer’, geschreven en getekend door Hans de Beer. Door met waterverf over de lijntjes te vloeien en te werken met een onderbroken lijn krijgt de wereld van ‘Kleine IJsbeer’ een transparant karakter. Die transparantie wordt versterkt door met blauw/wit in aquarel te kleuren en te schilderen op een natte ondergrond. Ook kan je met aquarel makkelijk wisselende stemmingen aangeven en landschappen inkleuren.
1.3.4 Plakkaatverf (Goache) Plakkaatverf is een niet doorschijnende, dekkende verf. De kleuren geven een heldere, felle indruk. Met wit gemengd worden kleuren lichter en donkerder. Max Velthuis werkt graag met deze verf. Kijk maar eens naar het verschil van transparantie in de gebruikte kleuren bij ‘Kikker’ en ‘‘Kleine IJsbeer’’.
12
Uit: http://www.vierwindstreken.com/product.php?productid=16470
10 1.3.5 De Stijl13 ‘‘Nijntje’’s’ Dick Bruna is geïnspireerd door ideeën van kunstopvatting de Stijl. De Stijl was een kunstopvatting (1917-1931) waarin alleen gebruik werd gemaakt van horizontale en verticale lijnen en de primaire kleuren, aangevuld met zwart en wit. De Stijl was louter abstract. Dick Bruna was van origine een graficus. Stijlkenmerken als primaire kleuren en geometrische basisvormen zijn herkenbaar in zijn tekeningen. primaire kleuren
Piet Mondriaan (de Stijl)14 Victorie Boogiewoogie (1943-1944)
geometrische basisvormen
Illustraties van ‘Nijntje’ met de primaire kleuren en opgebouwd uit geometrische basisvormen. De boeken over ‘Nijntje’ zijn gemaakt van drukinkt op papier en karton.
13 14
‘Kunst op niveau’ door P. den Hartog ‘www.mondriaan.nl’
11 Hoofdstuk 2 : Beeldende aspecten15,16,17 Inleiding Om hun ideeën en gevoelens over te brengen, zetten illustratoren beeldende aspecten in. Beeldende aspecten zijn bijvoorbeeld: kleur, lijn, compositie, perspectief en gezichtspunt. 2.1 Kleur 2.1. 1 Primair kleurgebruik Het gebruik van de primaire kleuren zorgt ervoor dat alle aandacht naar ‘Nijntje’ gaat. Door de achtergrond in één kleur weer te geven accentueert Dick Bruna de figuur ‘Nijntje’.
2.1.2 Simultaan kleurcontrast Fiep Westendorp maakte voor alle verhaaltjes van ‘Jip en Janneke’ een kleurenillustratie die wekelijks verscheen van 1970 tot 1980 in kleuterblad Bobo. Deze latere kleuren illustraties zijn met plakkaatverf en inkt getekend. Fiep Westendorp heeft veel oog voor het effect van kleurcontrasten. Ze maakt gebruik van simultaancontrast in haar tekeningen, de wederzijdse beïnvloeding van kleuren. Haar tekeningen ogen door het kleurcontrast helder en levendig.
15
Uit ’Boekenfeesten en leesbeesten’ door Jan van Coillie Uit ‘Beeldende begrippen in beeldende vormgeving’ door Bert Boermans 17 Uit ‘http://www.dbnl.org/tekst/vroo012ikte01_01/vroo012ikte01_01_0001.php’ 16
12 2.1.3 Functioneel kleurgebruik Max Velthuijs18 maakt functioneel gebruik van kleuren door er sfeer en emoties mee op te roepen. Bijvoorbeeld illustraties die een gezellige, knusse sfeer moeten uitstralen, tekent hij in roze en bruine aardetinten.
Met de kleuren blauw- en zwart geeft hij de nacht aan…..
……en met lichtere kleuren juist weer de dag!
18
www.maxvelthuijs.org
13 2.2 Lijn en vorm19,20 Max Velthuijs heeft met inkt een zwarte contourlijn getekend om de illustratie van plakkaatverf. Dit geeft ‘Kikker’ veel beeldexpressie Met een simpele zwarte lijn geeft Max Velthuijs de gevoelens weer van ‘Kikker’. Let op de lijnvoering van de bek van ‘Kikker’ in onderstaande tekeningen:
2.2.1 Accent op personage Dick Bruna gebruikt een dikke zwarte contourlijn om Nijntje. Dit geeft het effect dat ‘Nijntje’ enerzijds wordt afgescheiden van haar omgeving en anderzijds volledig de aandacht vraagt. Dick Bruna21 gebruikt een dikke zwarte inktlijn om de basale vormen waar ‘Nijntje’ uit is opgebouwd.
19 20
Uit ’Boekenfeesten en leesbeesten’ door Jan van Coillie Uit ‘www.maxvelthuijs.org
14 2.2.2 Volume en beweging Lijnen kunnen ook volumescheppend zijn, zoals bij deze tekeningen van Annemarie van Haeringen22 in ‘Sneeuwwitje breit een monster.’
Van dezelfde illustratrice worden op deze tekeningen uit ‘Beer is op vlinder’ 23 met lijnvoering volume en beweging aangebracht.
Met een hele simpele lijnvoering kan beweging worden aangebracht in een tekening. Uit de serie ‘Kleine ezel’ van Annemarie van Haeringen.
22
http://www.annemarievanhaeringen.nl/ ) Uit catalogus ‘www.bibliotheekveluwezoom.nl’
23
15 2.2.3 Uitstraling Belijning kan ook worden ingezet om figuurtjes een bepaalde uitstraling mee te geven. De contouren van deze waterverftekening zijn met potlood getekend door Ingrid en Dieter Schubert. Door met waterverf de tekeningen in te kleuren en net buiten de lijntjes te vloeien ermee, krijgen de figuurtjes ‘‘Beer en Egel’’ een wollige, knuffelige uitstraling. Door het gebruik van pasteltinten geven de illustraties een tere, veilige wereld weer.
2.3 Ruimte24,25 2.3.1 Plans en repoussoir Ruimte kan op verschillende manieren worden aangebracht in een tekening. Bij de linker tekeningen uit ‘‘Beer en Egel’’ wordt diepte aangegeven door plans: op verschillende decors in de tekening is er iets te zien. Op de rechter tekening is er ruimte aangebracht door het kleurperspectief, heldere kleuren op de voorgrond, pasteltinten op de achtergrond. De berkenboom op de voorgrond geeft hier een ruimtesuggestie (repoussoir).
24 25
http: www.leesfeest.nl/auteur/schubert-ingrid- en-dieter Uit ‘Beeldende begrippen in beeldende vormgeving’ door Bert Boermans
16 2.3.2 Atmospherisch perspectief Deze tekening uit ‘‘Kleine IJsbeer’’26 krijgt op een schitterende manier diepte door de getekende horizon en het atmosferische kleurperspectief waardoor ‘Kleine IJsbeer’ op een eindeloze oceaan lijkt rond te dobberen.
26
Uit: www.digibordonderbouw.nl
17 2.3.3 Stapeling Fiep Westendorp27 maakt vaak gebruik van een eenvoudige techniek om ruimte aan haar tekening te geven: stapeling. Deze werd in de middeleeuwen gebruikt voordat het lijnperspectief werd uitgevonden. Bij enkele figuurtjes zoals Takkie en Pom is er met overlapping diepte aan de tekeningen gegeven. Waarschijnlijk wordt ze beperkt door het 2-dimensionale karakter van de silhouet-figuurtjes ‘Jip en Janneke’.
Stapeling in een mozaiek, 7e eeuw28 Zelf zegt ze hierover: 'Ik heb het me verschrikkelijk moeilijk gemaakt met al die silhouetten. ‘Jip en Janneke’ hebben niet voor niets een wit schortje en een zwart-wit truitje aan. Je kunt immers niet veel doen met zwarte handjes op een zwart broekje. Als ik een bepaalde stand moet tekenen, denk ik: hoe los ik dat nou weer op? Het is elke keer weer een puzzel. En altijd van opzij!’
In de tekening van de zolder heeft ze diepte aangebracht door in lijnperspectief te tekenen. Zelfs Jip lijkt wat diepte te krijgen doordat zijn knietjes met een witte lijn zijn aangegeven.
27 28
http://www.dbnl.org/tekst/vroo012ikte01_01/vroo012ikte01_01_0001.php Uit ‘Beeldende begrippen in beeldende vormgeving’ door Bert Boermans
18 2.4 Compositie29 Een tekening op een dubbelpagina geeft een panoramisch effect dat actie in de scène geeft. Hier een weergaloze illustratie uit ‘Picknick met taart’ van Thé Tjong King, gemaakt met gemengde technieken. Met de grootte en positie van een figuurtje kan een illustrator het belang van een figuurtje accentueren.
Met meerdere plaatjes of figuurtjes wordt actie gegeven aan de tekening en ontstaat een filmisch effect. Op onderstaande tekening, ook van Thé Tjong King, met gemengde technieken, is dat goed te zien.
29
http://www.thetjongkhing.nl/
19 2.5 Standpunt30 De meeste tekeningen worden getekend op ooghoogte. Echter, sommige tekeningen hebben een hoog standpunt, een zogeheten vogelvlucht perspectief. Op deze tekeningen uit ‘Vos en Haas’ van Thé Tjong King is een vogelvluchtstandpunt te zien. De rechtertekening van Fiep Westendorp uit ‘Pluk van de Petteflet’ heeft een overdreven vogelvluchtperspectief.
Illustraties in kikvorsperspectief, een laag standpunt, zijn zeldzaam maar komen voor bij ‘Kikker’ van Max Velthuijs. Met het gekozen perspectief kan de afstand tot de kijker vergroot of verkleind worden. Ooghoogte : normale afstand
Kikvors : ver weg
Vogelvluchtperspectief : dichtbij
30
Uit ‘Beeldende begrippen in beeldende vormgeving’ door Bert Boermans
20 Hoofdstuk 331,32 Hoe sluiten prentenboeken aan op de belevingswereld van peuters of kleuters? 3.1 Wat is de belevingswereld van peuters? Inleiding Peuters zijn volop bezig met ontdekken van de wereld. Dat begint dichtbij huis en breidt zich steeds verder uit naarmate het kind ouder wordt. In deze ontdekkingstocht staat ook het ontwikkelen van het eigen ik centraal. In de peuterfase treedt zindelijkheid op, waardoor de peuter zich bewust wordt van zijn of haar geslacht. 3.1.1 Ontwikkelen van eigen ik In deze fase (2-3 jaar) begint de peuter zijn eigen ik te ontwikkelen en ook zijn eigen wil. De peuter krijgt meer oog voor wat er in zijn omgeving gebeurt en ontwikkelt een beginnend besef voor tijd en ruimte. De peuter is nog heel knuffelig en gericht op lichamelijk contact maar wil ook graag eigen keuzes maken. In deze fase wordt het kind emotioneel heen en weer geslingerd tussen deze twee uitersten en kan het uit onmacht enorme emotionele buien krijgen, dit staat bekend als de peuterpubertijd!. 3.1.2 Onderscheid maken Als peuters met elkaar spelen, gebeurt dit nog naast elkaar waarbij deze jonge kinderen enorme ruzies kunnen krijgen over zijn of haar speelgoed. De peuter maakt namelijk een sterk onderscheid tussen het mijn en dijn. Ook magisch denken speelt een rol: ‘Wat er in mijn hoofd gebeurt, gebeurt ook in het echt’. Dit is het begin van een moreel besef, dat verder wordt uitgebouwd in de kleutertijd. 3.1.3 Herkenning De peuter is in staat om eenvoudige verhaaltjes te vertellen, hij kan complete doch onsamenhangende zinnen produceren. De peuter leert door scripts op te slaan: ‘Toen was ik daar en gebeurde er dit en dat’. Het jonge kind begint dingen in hun context te plaatsen, mensen te herkennen en voorkeuren te ontwikkelen. De peuterpubertijd:33
31
Uit: ‘Kijk, vergelijk en verrijk, de ontwikkeling van je kind’ door Hilde Marx Uit: ‘Peuteren en kleuteren’ door Betsy van der Grift 33 http://www.opvoedingsvragen.nl/html/2-4.gedrag.driftig.page4.html 32
21 3.2 Hoe sluiten prentenboeken aan op de beleving van peuters?34,35 Inleiding Een antwoord op die vraag wordt gegeven in: ‘Buiten de lijntjes gekleurd’, geschreven door Marita Vermeulen, op blz.29: ‘Illustratoren reiken sleutels uit naar de jonge kijker/lezer om via illustraties hun wereld toegankelijk te maken en te begrijpen.’ Zij doen dit door middel van: 1) Afgelijnde emotie en ervaring: Illustratoren focussen met hun illustraties in op een afgelijnde emotie of ervaring. Dick Bruna en Lucy Cousin werken op deze manier. 2) Realiteitsgehalte: Beelden die ze laten zien, moeten waar zijn, jonge kinderen hebben die herkenning nodig. 3) Herkenbaarheid: Illustratoren helpen kinderen naar zichzelf te kijken en de plaats die ze innemen in het gezin, klas en vriendenkring door een makkelijk mee te identificeren personage in herkenbare situaties te plaatsen. 3.2.1 Afgelijnde emotie en ervaring Peuters kennen alleen nog hele basale emoties zoals blij, boos, huilen en angst. Dick Bruna laat deze emoties zien door de lichaams- en gezichtsexpressie van ‘Nijntje’.
34 35
Uit ‘Leesbeesten en Boekenfeesten’ door Jan van Coillie ‘Buiten de lijntjes gekleurd’, door Marita Vermeulen,
22 Afgelijnde ervaring Lucy Cousin werkt veel met afgelijnde ervaringen en tekent met ‘‘Muis’’ een vrolijk en schematisch weergegeven muisje. Deze boekjes zijn waanzinnig populair bij de peuterdoelgroep. Ze schetst een nieuwe ervaring voor het kindje in eenvoudige prenten. De dieren en de figuurtjes beleven de nieuwe ervaring op de prenten.
3.2.2 Realiteitsgehalte en herkenbaarheid Door het voorlezen de peuter te betrekken bij de prenten, beleeft het kindje de situatie in het boek mee en wordt het voorbereid op de nieuwe situatie in de echte wereld. In de nieuwe situatie zal het kindje elementen herkennen uit het verhaal waardoor hij/zij zich vertrouwd voelt binnen de nieuwe situatie. Deze herkenbaarheid en veiligheid is met name belangrijk voor de 2-3 jarigen, die de wereld aan het ontdekken zijn. 3.2.3 Identificatie Peuters zijn volop bezig hun eigen ik te ontwikkelen en hebben behoefte om zichzelf te identificeren. Prentenboekillustratoren spelen daarop in door een figuurtje centraal te stellen in hun verhaaltjes zoals ‘Nijntje’, ‘Muis’ en ‘Dribbel’ van Eric Hill. De peuter zal zich identificeren met een voorkeurspersonages. Door deze identificatie voelt de peuter zich betrokken bij de prenten en kan makkelijk worden meegenomen in het verhaaltje en zal het later elementen herkennen in de nieuwe situatie in de echte wereld.
23 3.3 Wat is de belevingswereld van kleuters?36,37 Inleiding Het afwijkende en het onbekende is boeiend in de kleuterfase. Vooral nieuwe voorwerpen en gebeurtenissen vallen op. De kleuter is zijn geheugen en zelfbewustzijn aan het ontwikkelen. Wat is de belevingswereld van kleuters De kleutertijd speelt zich af van 3 t/m 6 jaar. De kleuter begint een realistische kijk op de wereld te ontwikkelen en vraagt zich van alles af. In deze fase begint het kind veel ‘waarom’ vragen te stellen. De kleuter is minder op zichzelf gericht dan de peuter en kan gebeurtenissen aan handelingen koppelen. De kleuter heeft ook nog veel behoefte aan veiligheid. Dit uit zich bijvoorbeeld in overal zijn/haar lievelingsknuffel mee naar toe nemen. Hij is bezig begrippen als kapot, de dood en eindig te leren kennen en heeft een enorme fantasie waardoor het kind heftige angsten kan ontwikkelen. Het brein is zich fijner aan het afstellen. De zintuigelijke waarneming van kleuters wordt sterker. 3.4 Hoe sluiten prentenboeken aan op de beleving van kleuters?38 Inleiding Dieren met menselijke trekjes zijn immens populair bij zowel peuters als kleuters. Ze houden veel van dieren en hebben allebei de neiging om zich sterk te identificeren met personages in boeken. Kleuters leren in hun leeftijdsfase begrippen kennen als dood, eindig, kapot. 3.4.1 Dieren in de hoofdrol39 Voor een illustrator is het met een dier in de hoofdrol soms makkelijker om een moeilijk thema aan te snijden zoals in ‘‘Kikker’ en het vogeltje’ van Max Velthuijs. Het is een verhaaltje over de dood.
36
Uit: ‘Kijk, vergelijk en verrijk, de ontwikkeling van je kind’ door Hilde Marx Uit: ‘Peuteren en kleuteren’ door Betsy van der Grift 38 Uit ‘Leesbeesten en Boekenfeesten’ door Jan van Coillie 39 Uit: ‘www.maxvelthuijs.org’ 37
24 Ook kunnen illustratoren makkelijker complexe gevoelens uitleggen met dieren in de hoofdrol. Prentenboeken kunnen de functie bieden om deze gevoelens te herkennen voor en bij kinderen en ze te bespreken zoals in: ‘‘Kikker’ is verliefd’ en ‘Beer is op vlinder’. Peuters en kleuters verbinden prentenboeken met hun eigen leven.40
3.4.2 Opvoedend karakter Prentenboeken kunnen een opvoedend karakter hebben, zoals in een verhaaltje met een moraliserende boodschap zoals in ‘Kikker’ en vreemdeling’. Dit soort verhaaltjes passen goed bij de kleutertijd. In de kleuterfase is het kind een moreel besef aan het ontwikkelen waarbij dit aansluit. Op een diepere laag begint de kleuter de morele boodschap uit een verhaal te begrijpen. Bij het prentenboek rechts ‘Mag dat Ollie?’ wordt het kind direct betrokken bij de vraag: ‘Wat Ollie doet, mag dat eigenlijk wel?’
40
Uit ‘Leesbeesten en Boekenfeesten’ door Jan van Coillie
25 3.4.3 Humor en fantasie41 Kleuters zijn allerlei nieuwe begrippen aan het ontdekken in de echte wereld en verwerken deze ervaringen in fantasie en spel. Ze kunnen daarbij enorme angsten ontwikkelen. Een bekend verschijnsel in deze leeftijdsfase is de angst voor een eng dier onder de kleuter zijn bedje. Deze voorkant van het prentenboek ‘Er ligt een krokodil onder mijn bed’ is met veel humor getekend door Inge en Dieter Schubert. De krokodil kijkt of er een krokodil onder zijn bed ligt. Dat geeft de krokodil een menselijk trekje en zo wordt hij een stuk minder eng!
De ouder wordende kleuter kan onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid. Voor de leeftijdsgroep 4 jaar en ouder bestaan er hele leuke fantasieverhalen zoals ‘Het opvrolijkvogeltje’ van Edward van den Vendel, getekend door Ingrid en Dieter Schubert.
41
Catalogus ‘www.bibliotheekveluwezoom’
26 3.4.4 Omgaan met gevoelens42,43,44 Peuters en kleuters kunnen voor het eerst te maken krijgen met hele lastige gevoelens zoals angst, woede, jaloezie, eenzaamheid en frustraties waarin het kind zich alleen en onbegrepen voelt. Door deze gevoelens te herkennen en ze te bespreken door middel van prentenboeken kunnen tekeningen een uitlaatklep zijn voor hun eigen leven. Bijvoorbeeld in Sneeuwwitje breit een monster is het monster echt heel groot en eng, zo eng kan een kind het bijna niet verzinnen. En omdat de bek van het monster lijkt te lachen, valt het ook wel weer mee!
De verschillende monsters uit de klassieker ‘Max en de maximonsters’ geven een gezicht aan al Max zijn angsten en fantasieën. Zo eng kan hij het zelf niet bedenken!
42
http://www.prentenboek.nl/tag/max-en-de-maximonsters/ www.annemarievanhaeringen.nl 44 Uit: ‘Leesbeesten en boekenfeesten’ door Jan van Coilllie 43
27 3.4.5 Sociale rollen45,46 In de kleuterfase is het kind bezig zijn of haar sociale rol in te kleuren via 2 pijlers. Het oefent zich in assertiviteit en in sensitiviteit. Dat uit zich in vriendjes maken en houden, het afkijken en kopiëren van sociaal gedrag waarbij kleuters in hun spel sociale rollen oefenen en zelf de regels bepalen. ‘Jip en Janneke’ zijn in hun verhaaltjes vaak bezig om sociale rollen te oefenen en te kopiëren en hun wereld te ontdekken en te vergroten. Aspecten als: Wie is de baas? Vadertje en moedertje spelen. Wie durft er iets nieuws uit te proberen? Wie neemt er initiatief? komen veel voor in deze verhaaltjes. Het zijn aspecten waar kleuters veel mee bezig zijn.
45 46
‘Peuteren en kleuteren, breintheorie van jonge kinderen’ door Betsy van der Grift http://www.dbnl.org/tekst/vroo012ikte01_01/vroo012ikte01_01_0001.php
28 3.4.6 Identificatie en metafoor47 Prentenboeken waarin sociale interactie voorkomen zoals de serie van ‘Beer en Egel’ van de Schuberts kan de kleuter helpen zijn sociale rollen in te kleuren. Ingrid en Dieter Schubert geven de dieren verschillende menselijke eigenschappen waardoor kinderen zich gemakkelijk met ze identificeren. ‘Beer en Egel’ voldoen bij Ingrid en Dieter aan het algemene beeld dat mensen van over de hele wereld, van een beer en een egel hebben: een egel is slim, een beer ietwat onbeholpen en lomp. Ingrid en Dieter geven hun eigen draai aan de personages en maken van ‘Beer en Egel’ twee karakteristieke figuren. Door de getekende dieren veel expressie te geven, krijgen ze de functie van een metafoor : Zo zijn beren en egels!
47
http: www.leesfeest.nl/auteur/schubert-ingrid- en-dieter
29 3.5 De cognitieve werking van prentenboeken op kleuters48,49 Inleiding Verhaaltjes voor peuters spelen zich dichtbij huis af. In verhalen voor de ontdekkende kleuter wordt de wereld groter en kan een personage zich op de poolcirkel bevinden of in de tropen. Dat vraagt van de kleuter meer begrippenkennis en voorstellingsvermogen en van de voorlezer meer tekst en uitleg.
3.5.1 Opbouwen van tijdsbegrip: In prentenboeken worden abstracte begrippen gevisualiseerd zoals wisseling van seizoenen, verstrijken van tijd, veranderen van plek, mogelijk gevaar. De prentenboeken over ‘Vos en Haas’ hebben vaak abstracte begrippen als thema.
3.5.2 Verhaalstructuren en verhaalbegrip50 Prentenboeken leren kleuters verhaalstructuren, ze leren dat er een inleiding/begin is, een opbouw/midden en een slot in het verhaal. Prentenboeken leren kleuters ook andere aspecten zoals samenhang in het verhaal. Voor het ontwikkelen van verhaalbegrip maakt het voor een kleuter niet uit of eerst de tekst wordt gelezen, eerst de illustraties worden bekeken of beiden simultaan worden aangeboden blijkt uit recent onderzoek.
48
Uit: Leesbeesten en boekenfeesten’ van Jan van Coillie Uit: catalogus ‘www.bibliotheekveluwezoom.nl’ 50 https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/19909 49
30 3.5.3 Ontwikkeling van voorstellingsvermogen en concentratievermogen51 Prentenboeken helpen kleuters bij het verder ontwikkelen van het voorstellingsvermogen, waarbij de tekeningen complexer mogen zijn en meer details kunnen geven. De kleuter heeft in eerste instantie een voorkeur voor globale waarneming waarbij de voorlezer kan helpen de details te duiden en dingen te benoemen op een tekening. Het brein is zich in de kleuterfase fijner aan het afstellen.
De gedetailleerde tekeningen van Thé Tjong King zoals in ‘Waar is de taart’, dient dit doel uitstekend. De kleuter leert te focussen op de details in de illustraties en traint hierdoor zijn geheugen en concentratie.
51
Uit: www.thetjongkhing.nl
31 3.6. Relaties tekst en beeld52,53,54 De wisselwerking tussen tekst en beeld geeft een extra dimensie aan een verhaal. Een volwassene kan met voorlezen de interactie tussen tekst en plaatjes stimuleren. 3.6.1 Spanning opvoeren en afnemen Er zijn verschillende relaties tussen beeld en verhaal mogelijk. Bijv. de thematiek in een prentenboek kan spanning geven. Een illustrator kan de spanning opvoeren door illustraties te overdrijven en veel details te geven. Ook kan hij er juist met zijn illustraties voor zorgen dat de spanning afneemt door gezellige elementen in zijn illustraties te tekenen. Gezellig, lachend monster
Oeps, het heeft klauwen, is heel groot en eet iemand op!
3.6.2 Humor Humor is een wezenlijk element in prentenboeken. De allerkleinsten kunnen al lachen met een relativerende kijk op de werkelijkheid. Als een illustrator iets anders tekent dan het verhaal vertelt, kan dat helemaal grappig uitwerken door de ironische werking. De illustraties ondersteunen het verhaal, de illustrator filtert uit het verhaal hetgeen hij wil laten zien.
52
Uit: Leesbeesten en boekenfeesten’ van Jan van Coillie Uit: www.annemarievanhaeringen.nl 54 Uit catalogus ‘www.bibliotheekveluwezoom.nl’ 53
32 3.6.3 Met details spelen55,56 De illustrator vult zijn tekeningen de lege plekken in bij het verhaal. Zo kunnen er meer details worden laten zien. De illustrator kan met details spelen en met onvermelde personages een extra verhaallijn invoegen. De tekeningen en de tekst spreken elkaar tegen. Hierdoor kan een grappige/ironische wisselwerking ontstaan met de tekst. Thé Tjong King maakt graag gebruik van deze grappige wisselwerking. Op dit detail uit: ‘Waar is de taart’ zie je een piratenvlag naast de taart wapperen. Wat een boeven! Ook zijn er allerlei interessante klassieke figuurtjes te zien in de voorste boot.
55 56
Uit: www.thetjongkhing.nl Uit: ‘Leesbeesten en boekenfeesten’ door Jan van Coillie
33
Hoofdstuk 4 Zijn er specifieke kenmerken te benoemen van illustraties voor peuters/kleuters? 4.1. Zijn er specifieke kenmerken te benoemen van illustraties voor peuters? 4.1.1 Aandacht op personage met dikke zwarte contourlijn57 Dick Bruna gebruikt bij ‘Nijntje’ een dikke zwarte contourlijn. Hiermee scheidt hij haar af van haar omgeving en zet hij haar centraal in de tekening. Door de achtergrond in één kleur weer te geven accentueert hij de figuur ‘Nijntje’. Dit past precies bij de beleving van een peuter waarin hij centraal staat en ook volop bezig is de wereld te ontdekken.
4.1.2 Eenvoudige kleuren en vormentaal past bij basale emoties Een peuter voelt zich enorm aangetrokken tot primaire kleuren en basale vormen zoals cirkels, driehoeken en ovalen. Peuters zien die componenten waaruit de gehele figuur is opgebouwd. ‘Nijntje’ bestaat uit die basale vormen: cirkel, driehoek, ovalen. Haar emoties worden uitgedrukt in een statische lichaamshouding. Het gaat hier om weergave van basale emoties zoals lachen, boos worden, bang zijn en verdriet hebben. 4.1.3 Schematische blije prenten in vrolijke en natuurlijke kleuren Lucy Cousin tekent met ‘Muis’ een schematisch weergegeven muisje in vrolijke kleuren. Deze boekjes zijn waanzinnig populair bij de peuterdoelgroep. De figuurtjes worden vooral van opzij getekend met hun armpjes gespreid, waardoor ze een blij indruk maken.
57
https://books.google.nl/books?id=S8Vl6vIvsjEC&pg=PA239&dq=Perceptuele+schematiserin g&hl=nl&sa=X&redir_esc=y#v=onepage&q=Perceptuele%20schematisering&f=false
34 4.2. Zijn er specifieke kenmerken te benoemen van illustraties voor kleuters? 4.2.1 Veiligheid door kleurgebruik en perspectief Max Velthuis roept in zijn tekeningen een knusse, veilige sfeer op door zijn tekeningen in te kleuren met aardetinten. De kleuter heeft in al zijn ontdekkingstochten behoefte aan veiligheid. Door de tekening in vogelvluchtperspectief te zetten, wordt de kleuter uitgenodigd mee te kijken in ‘Kikker’ zijn wereld.
4.2.2 Expressie en herkenbaarheid door lijnvoering Met een simpele zwarte lijn geeft Max Velthuijs de gevoelens weer van ‘Kikker’. De jonge kleuter is verder in zijn emotionele ontwikkeling en kan met meer dynamische beeldexpressie emoties herkennen. Max Velthuijs geeft hier de emoties blij en verdriet weer van ‘Kikker’ met de lijnvoering van zijn bek en via de bloemen en de tranen. Kleuters zijn gericht op het afwijkende, de verschillen tussen de twee ‘Kikkers’ zullen hem zeker opvallen!
35 4.2.3 Knusse, tere uitstraling wereld en personage58 De kleuter kan meer kleuren herkennen en benoemen waardoor er gebruik kan worden gemaakt van kleurcontrasten en pasteltinten in prentenboeken. De kleurcontrasten geven dynamiek aan de prenten en vragen een beter focus. Fiep Westendorp maakt in de latere kleurentekeningen van Jip en Janneke gebruik van kleurcontrasten
Ingrid en Dieter Schubert kleuren hun tekeningen met pasteltinten in en vloeien net buiten de lijntjes. Hierdoor krijgen de figuurtjes ‘Beer en Egel’ een wollige, knuffelige uitstraling. Met zachte tinten, tere lijnen en wollige pelsen geven zij de wereld een knusse, veilige uitstraling. De kleuter is weliswaar volop aan het ontdekken, maar heeft nog behoefte aan veiligheid. Die wollige, bijna aanraakbare, uitstraling geeft Hans de Beer ook mee aan ‘Kleine IJsbeer’.
58
Uit : ‘Leesbeesten en boekenfeesten’ van Jan van Coillie
36 Conclusies Inleiding: Wat maakt een prentenboek geschikt voor peuters of kleuters? In de voorgaande hoofdstukken zijn illustraties onderzocht op tekentechnieken, -stijlen en beeldende aspecten. Hierna is de belevingswereld van peuters en kleuters beschreven en is er gekeken hoe prentenboeken daarbij aansluiten. Tot slot is een gerichter gekeken naar specifieke kenmerken van illustraties voor peuters/kleuters. Uit dit profielwerkstuk: ‘Wat maakt een prentenboek geschikt voor peuters of kleuters’, zijn de volgende conclusies te trekken: Thuis voelen in stijl en techniek Een illustrator heeft vaak een kenmerkende eigen stijl in de loop van de tijd ontwikkeld door tekentechniek, achtergrond, omstandigheden en opleiding. In deze ontwikkelde stijl voelt de illustrator zich het meeste thuis waarbij hij zijn humor, gevoelens en levenshouding graag wil overdragen op lezers. Hierbij maakt hij bewust gebruikt van beeldende aspecten en technieken om dit te bewerkstelligen. Beeldende aspecten De illustrator zoomt in op het personage door lijn- en kleurgebruik. Met de lijnvoering vestigt de illustrator hiermee de aandacht op het personage zodat het kind zich hiermee makkelijker kan identificeren. Met de lijnvoering en de gebruikte techniek geeft de illustrator het personage een bepaald uiterlijk mee waar het kind zich tot voelt aangetrokken. Hoe jonger het kind, hoe simpeler de vormen en expressie van het personage. Met primaire en natuurlijke heldere kleuren trekt de illustrator de aandacht van de peuter. Het kleurgebruik wordt in een illustratie ingezet om een veilige wereld te bieden. Voor kleuters wordt er vaak gebruik gemaakt van pasteltinten met als gebruikte techniek waterverf. Met het gekozen perspectief haalt de illustrator het personage dichterbij of laat het verder weg. Het beeldaspect compositie wordt ingezet om cognitieve vaardigheden te trainen zoals voorstellingsvermogen en concentratievermogen. Specifieke kenmerken illustraties voor peuters Vaak wordt er in prentenboeken voor peuters om figuurtjes een dikke zwarte lijn gevoerd. Hiermee wordt het figuurtje afgescheiden van de tekening en wordt er tevens de aandacht op gevestigd. Dit past precies bij de beleving van een peuter waarin hij centraal staat en ook volop bezig is de wereld te ontdekken. Primair simpel kleurgebruik versterkt deze focus. Een peuter voelt zich aangetrokken tot primaire kleuren en basale vormen zoals cirkels, driehoeken en ovalen. Peuters zien die componenten waaruit de figuurtjes zijn opgebouwd. Figuurtjes worden schematisch getekend in vrolijke kleuren. Ze geven expressie aan hun emoties met een statisch getekende lichaamshouding,
37 Aansluiten met gekozen thema op belevingswereld In een prentenboek voor peuters/kleuters sluit de illustrator met het gekozen thema aan op de belevingswereld van de peuter of kleuter, De belangrijkste kenmerken van deze belevingswereld zijn: Voor peuters: afgelijnde ervaring Voor peuter zijn dit realistische thema’s dichtbij huis. Door het verhaaltje simpel te houden en de situatie af te lijnen, maakt de illustrator het verhaaltje toegankelijk en de wereld begrijpelijk voor de peuter. Een goede voorlezer versterkt deze werking. Voor kleuters: sociale interactie Voor kleuters kunnen dit complexere thema’s zijn, verhalen kunnen zich ook verder van huis afspelen. Prentenboeken helpen kleuters sociale rollen in te kleuren doordat ze zich identificeren met personages en gedrag kopiëren. Identificatie De illustrator biedt toegang tot de beleving van de illustraties door gebruik te maken van een aantrekkelijk personage waarmee het kind zich kan identificeren. Hierbij geldt eigenlijk hoe jonger het kind, hoe simpeler de kleuren en vormen van het personage. Dieren zijn erg geliefd als personages. De identificatie met een personage is belangrijk voor peuters èn kleuters. Het personage is de sleutel tot het verhaalbegrip. Een belangrijke rol is weggelegd voor de voorlezer met het stimuleren van goed kijken naar de illustraties en het vertellen en uitleggen van de (nieuwe) situatie in het prentenboek met gebruikmaking van het personage. Specifieke kenmerken illustraties voor kleuters De jonge kleuter is verder in zijn emotionele ontwikkeling en kan met meer dynamische beeldexpressie emoties herkennen. Kleuters zijn gericht op het afwijkende, verschillen in beeldexpressie zullen hem zeker opvallen. De kleuter kan een groter palet kleuren herkennen en benoemen waardoor er ook gebruik kan worden gemaakt van secundaire kleuren en pasteltinten in prentenboeken. Figuurtjes krijgen een wollige, knuffelige uitstraling door ze in pasteltinten in te kleuren en net buiten de lijntjes.te vloeien. De zachte tinten, tere lijnen en wollige pelsen geven de wereld de knusse, veilige uitstraling waar de kleuter nog behoefte aan heeft. Kleuters kunnen met hulp van de voorlezer op details van illustraties inzoomen en verhaalstructuren begrijpen. Voor het verhaalbegrip is de volgorde tekst/plaatjes onbelangrijk. Relaties tussen tekst en beeld De wisselwerking tussen tekst en beeld geeft een extra dimensie aan een verhaal. Een volwassene kan met voorlezen de interactie tussen tekst en plaatjes stimuleren. Komische details prikkelen de verbeelding en relativeren het onderwerp. En dus: Wanneer een illustrator deze voorgaande punten heeft geïntegreerd in zijn of haar tekeningen, in samenwerking met het gekozen thema van de schrijver, kun je concluderen dat hij/zij met kennis en creativiteit heeft geprobeerd aan te sluiten op de beleving van peuters of kleuters en dat het prentenboek geschikt is voor de doelgroep peuters of kleuters. De voorlezer speelt een belangrijke rol bij het aansluiten op de belevingswereld van de peuter of kleuter, het stimuleren van cognitieve vaardigheden en het bevorderen van de interactie tussen tekst en beeld.
38
Nawoord Ik vond dit een heel leuk onderwerp om me in te verdiepen. Enerzijds heb ik vanuit mijn kennis van beeldende kunst gekeken naar prentenboeken en anderzijds veel gelezen over de belevingswereld van peuters en kleuters. Met dit onderzoek heb ik beide invalshoeken op elkaar aangesloten. Het onderzoek heeft mijn vakkennis verdiept. In de praktijk van de jeugdbibliotheek merk ik dat ik anders kijk naar prentenboeken en ouders meer kan uitleggen over de werking van illustraties en hoe deze aansluiten bij de belevingswereld van hun peuter en/of kleuter. De meeste peuters en kleuters ervaren hun bezoekje aan de jeugdbibliotheek echt als een feest met het veelzijdige aanbod van hele leuke prentenboeken! Ik heb het geluk dat ik bijna dagelijks met deze jonge doelgroep mag werken in deze rijke prentenboekenwereld!59
59
Foto gemaakt door mijn collega Mien Parinussa
39
Bronnenlijst 1) llustratie ‘Kikker’ gevonden op 14 februari 2016 op www.Maxvelthuijs.org 2) Illustratie ‘Gouden boekjes’ gezocht en gevonden op 10 december 2015 op: http://www.prentenboek.nl/gouden-boekjes/ 3) Prentenboekenkaften opgezocht en gekopieerd vanuit catalogus op 13 december 2015: http://www.bibliotheekveluwezoom 4) Biografie Westendorp ‘Getekend’ door Gioia Smid, Amsterdam: Querido, 2003 5) Beknopte biografie Annie M.G. Schmidt, bezocht op 29 oktober 2015: http://entoen.nu/anniemgschmidt 6) Ontstaansgeschiedenis Nijntje, geraadpleegd op 5 november 2015: http://www.Nijntje.nl 7) Korte biografie van Max Velthuijs, gelezen op 6 november 2015: http: www.maxvelthuijs.org 8) Informatie illustratietechnieken, geraadpleegd op 15 november 2015: http://www.prentenboek.nl/illustratie-technieken/ 9) ‘Leesbeesten en boekenfeesten’ van Jan van Coillie, Leidschendam: Biblion 2007 10) Tekst over Fiep Westendorp en het ambacht van tekenen: ‘Tegendraads in Burgerlijk Nederland’ door Truusje Vrooland-Löb http://www.dbnl.org/tekst/vroo012ikte01_01/vroo012ikte01_01_0001.php 11) Uitgeverij Vier Windstreken, illustratie ‘Kleine IJsbeer’, bezocht op 12 december 2015: http://www.vierwindstreken.com/product.php?productid=16470 12) ‘Kunst op niveau’ door P. den Hartog e.a. Arnhem: Lambo, 2010 13) Afbeelding ‘Boogiewoogie Victorie’ gevonden op 15/11/2015 op: www.mondriaan.nl 14) ‘Beeldende begrippen in beeldende vormgeving’ door Bert Boermans, Armhem : Lambo 2008 15) Website over werk en illustraties van Annemarie van Haeringen, geraadpleegd op 15 november 2015: http://www.annemarievanhaeringen.nl/ 16) Tekst over werking van dieren in illustraties door Ingrid Schubert, geraadpleegd op 12 november 2015: http: www.leesfeest.nl/auteur/schubert-ingrid- en-dieter 17) Kopieerbare Illustratie ‘Kleine IJsbeer’ gezocht en gevonden op 15/11/2015: www.digibordonderbouw.nl 18) Website over illustraties en boeken van Thé Tjonk King, geraadpleegd op 10 december 2015: http://www.thetjongkhing.nl/ 19) ‘Kijk, vergelijk en verrijk, de ontwikkeling van je kind’ door Hilde Marx, Utrecht: Spectrum, 2008 20) ‘Peuteren en kleuteren’ door Betsy van der Grift, Amsterdam: SWP, 2014\ 21) Foto peuterpubertijd gevonden op website over opvoedingsvragen op 15/2/2016 http://www.opvoedingsvragen.nl/html/2-4.gedrag.driftig.page4.html 22) ‘Buiten de lijntjes gekleurd’, door Marita Vermeulen, Tielt : Lannoo, op. 2006 Berchem 23) Illustratie Max en de maximonsters gevonden op 15/12/2015 op: http://www.prentenboek.nl/tag/max-en-de-maximonsters/ 24) Onderzoek naar samenhang tekst en illustraties, ‘Er waren eens een tekst en illustraties’ door Chantal Verlaan, gelezen op 12/2/2016: https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/19909 25) Tekst over waarneming van peuters in digitaal boek geraadpleegd: ‘Ontwikkelingspsychologie’ door Robert S. Feldman, 15/02/2016 https://books.google.nl/books?id=S8Vl6vIvsjEC&pg=PA239&dq=Perceptuele+schemati sering&hl=nl&sa=X&redir_esc=y#v=onepage&q=Perceptuele%20schematisering&f=fals e
40 Logboek: Datum Najaar 2013
Zomer 2014
Juni 2015
18-10-2015
26-10-2105 29-10-2015 01-11-2015
05-11-2015 06-11-2015 12-11-2015 15-11-2015
22-11-2015
26-11-2015 03-12-2015 05-12-2015 10-12-2015 13-12-2015 14-12-2015 15-01-2016 16-01-2016 17-01-2016 18-01-2016 18-01-2016 12-02-2016 14-02-2016 totaal
Activiteit tijd Gewerkt aan profielwerkstuk o.l.v. Bea vanuit onderzoeksvraag: Welke beeldende aspecten zet een illustrator in: 500 minuten gewerkt aan profielwerkstuk met andere vraagstellingen o.l.v. Hanneke 1) geschiedenis van het prentenboek 2)Welke beeldende aspecten zijn er te herkennen in prentenboeken? 3) Zijn er kunststromingen te herkennen in prentenboeken? 1000 minuten Hierin verzand door veelheid aan informatie gesproken met Mieke nagedacht over andere vraagstelling en aanpak 200 minuten Andere vraagstelling geformuleerd 60 minuten Opmerkingen Mieke verwerkt in verslag 30 minuten Informatie opgezocht over Annie Mg Schmidt op internet 60 minuten Instructie bekeken over verschillende voetteksten toevoegen 30 minuten Gelezen in ‘Leesbeesten en boekenfeesten’ van Jan van Coillie 90 minuten Doorgelezen ‘Getekend’ Fiep Westendorp, uittreksel gemaakt 240 minuten Tekentechnieken doorgelezen in ‘Leesbeesten en boekenfeesten 90 minuten uittreksel gemaakt. Selectie illustrators gemaakt. Stukje uitgewerkt op de computer. 60 minuten Fiep Westerdorp uitgewerkt op computer 60 minuten Gelezen over ontstaan van Nijntje en uitgewerkt 60 minuten Informatie gezocht en gelezen over Max Velthuijs en uitgewerkt 60 minuten Informatie opgezocht, gelezen en uitgewerkt over de werking 60 minuten van dieren in illustraties door Ingrid en Dieter Schubert Uittreksel tekentechnieken uitgewerkt. Passende illustraties op 300 minuten internet gezocht. Informatie aangevuld uit eigen kennis en uit boek ‘Beeldende begrippen in beeldende vormgeving’ 2004. Opmerkingen van Mieke verwerkt in mijn PWS 30 minuten Gelezen in ‘Kijk, vergelijk en verrijk’ van Hilde Marx over ontwikkeling peuters/kleuters en aantekeningen gemaakt 150 minuten Gelezen in ‘Peuteren en kleuteren’ van Betsy van der Grift 90 minuten en aantekeningen gemaakt. Gelezen in Boekenfeesten en leesbeesten over uitwerking van prentenboeken en aantekeningen gemaakt 120 minuten Aantekeningen uitgewerkt 120 minuten Tekst en voorbeelden aangescherpt 180 minuten Tekst en voorbeelden aangescherpt 180 minuten betere tekstverdeling gemaakt en conclusie geschreven 180 minuten Tekst en lay-out aanpassingen gedaan 240 minuten Aanpassing tekstvolgorde, stukje bijgeschreven 180 minuten Tekst aangevuld, tekstopbouw verbeterd 180 minuten conclusies uitgewerkt 120 minuten inhoudsopgave gemaakt en bronnenlijst opgesteld 240 minuten feedback van collega verwerkt 120 minuten Puntjes op de i gezet, voorkantje gemaakt 120 minuten 5090 minuten
41 60 61
,
60 61
‘Nijntje’ door Dick Bruna ‘Kikker’ door Max Velthuijs