Verslag symposium
Wat maakt een speelplek tot een succes? Bewegen is belangrijk voor de gezondheid, zeker voor kinderen. Het stimuleren van bewegen heeft het meeste effect wanneer meer beweging bij kinderen onderdeel is van hun dagelijkse leven. Maar ruimte voor spel en sport in de directe woonomgeving is schaars. Des te belangrijker is het om de beschikbare speelruimte optimaal te benutten. Hoe ziet de ideale speelplek eruit? Wat maakt een speelplek tot een succes?
TNO onderzocht met subsidie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de succesfactoren van zes bestaande succesvolle speelplekken in aandachtswijken. Tijdens het symposium ‘Playground van de Toekomst’ is op 11 maart het rapport overhandigd aan Maarten Koornneef, coördinator gezondheid en dossierhouder van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen van de directie Sport van het ministerie. Daaraan vooraf ging een inspirerende bijeenkomst, waar verschillende prominente sprekers hun visie gaven op het onderwerp. Aanleiding bewegingsarmoede Meer dan tweehonderd geïnteresseerden, onder andere vanuit nationale en lokale overheden, woningbouwcorporaties, speeltoestellenbranche, onderwijs en onderzoek, woonden op dinsdag 11 maart het symposium ‘Playground van de Toekomst’ bij. ‘Het onderwerp leeft en dit symposium is een eerste stap richting implementatie van de resultaten’, concludeerde dagvoorzitter Tinus Jongert van TNO dan ook verheugd.
KvL-L-08-04.865Nm
Aanleiding voor het onderzoek was, dat kinderen in steden in toenemende mate leiden aan bewegingsarmoede. De gevolgen daarvan voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen zijn groot, evenals voor de integratie, de (kleine) criminaliteit en de sociale contacten in een wijk. Centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag was: wat maakt een speelplek tot een succes? Daarvoor ging TNO na in welke mate de playgrounds bijdragen aan het energieverbruik, de motorische ontwikkeling, de integratie, het beweegplezier, de bezettingsgraad en de aantrekkingskracht van de playground. Onderzocht zijn een ‘Sprankelplek’ van Jantje Beton, een Cruyff Court, een Zoneparc-schoolplein, een Richard Krajicek Playground, een playground met elementen van KOMPAN en een playground met elementen van Nijha.
Wat maakt een speelplek tot een succes?
In de wijk en mét begeleiding Richard Krajicek leverde met een Krajicek Playground één van de onderzochte locaties aan. Hij lichtte toe hoe hij tot de aanleg van de – inmiddels meer dan vijftig – playgrounds gekomen is. ‘Na mijn winst op Wimbledon wilde de gemeente Den Haag me eren. Dat gebeurde, op mijn verzoek, met een partijtje tennis tegen kinderen. Den Haag selecteerde een club in een achterstandswijk. Daar werd me duidelijk hoe moeilijk het voor kinderen kan zijn om te gaan sporten. Al was het maar omdat clubs soms zo ver weg liggen dat je een ouder-met-auto nodig hebt om je te brengen. Of omdat de sociale drempel van bepaalde clubs te hoog is. In de rijkere wijken van Den Haag is 80% van de kinderen lid van een vereniging, in armere wijken is dat maar 20%. Ik wilde graag meer kinderen in beweging krijgen.’ Samen met de gemeente Den Haag richtte Krajicek in 1998 zijn eerste playground in.
“Een playground moet het kloppende hart van de wijk zijn” Richard Krajicek
Gaandeweg groeide de stichting en kwamen er veldjes bij. Ook het inzicht in succesfactoren van playgrounds groeide. ‘We weten nu dat begeleiding ongelofelijk belangrijk is, liefst door mensen uit de buurt zelf. Het houdt een playground levend en voorkomt dat scooterjeugd de zaak overneemt. Begeleiding kan ook meisjes betrekken bij het spelen, daar is zeker nog winst te boeken.’ De stichting verstrekt daarom beurzen waarmee talentvolle mensen uit de buurt opgeleid kunnen worden tot begeleider. Ook biedt de stichting stageplekken aan. Een ander inzicht waar Krajicek zich sterk voor maakt, is dat een playground in het hart van een wijk moet liggen. ‘De afgelopen jaren is sport en spel verbannen naar de randen van de gemeenten. Dat is een hele slechte zaak, voor de kinderen én voor de wijken.’ Sportinclusief denken Erica Terpstra, voorzitter van NOC*NSF kon het daar alleen maar hartgrondig mee eens zijn. ‘Het blijkt dat kinderen die buiten spelen en sporten zich niet alleen fysiek, maar ook sociaal en psychisch veel beter ontwikkelen. Ik ben dan ook dolgelukkig dat NOC*NSF onlangs een 72e bond mocht verwelkomen: de Nederlandse Buitenspeelbond. Het is een initiatief van Unilever, dat inmiddels omarmd wordt door 300.000 kinderen. Zij krijgen onder andere wekelijks buitenspeelsuggesties aangereikt, bij voorkeur in hun eigen buurt.’ Onze samenleving moet zich schamen dat ze wel parkeerplekken aanlegt, maar geen spel- en sportlocaties in wijken, vindt Terpstra. ‘We moeten sportinclusief gaan denken bij de inrichting van onze wijken. Gemeenten en woningcorporaties, maar ook planners, architecten en bouwers kunnen zich niet beter profileren dan door aandacht te hebben voor jeugd en beweging.’ Uitdagende speelplekken in de buurt, in combinatie met groen: daar moeten we naar toe, vond Terpstra. Ze pleitte ook voor meer aandacht bij scholen voor het onderwerp. Ze besloot: ‘Ik ben
Wat maakt een speelplek tot een succes?
ontzettend blij met dit onderzoek. TNO heeft het wiel voor ons uitgevonden, het is aan ons om dat te laten draaien.’
“Uitdagende
speelplekken in de buurt, in combinatie met groen: daar moeten we naar toe”
Erica Terpstra
Bewegingsarmoede in de wijk TNO voerde in 2005 al een onderzoek uit naar de relatie tussen lichamelijke (in)activiteit en overgewicht bij kinderen in tien aandachtswijken. De uitkomsten waren schrikbarend. ‘In 25 jaar tijd is de gemiddelde prevalentie van overgewicht bij kinderen verdrievoudigd. In de aandachtswijken geldt dat één op de drie kinderen te dik is’, vertelde TNO-onderzoekster Sanne de Vries. Meisjes en allochtone kinderen zijn het zwaarst. De Vries: ‘De totale energie-inname is in die 25 jaar niet tot nauwelijks gestegen, al is de bron van energie-inname wel veranderd: minder ontbijt, meer frisdrank en energierijke tussendoortjes bijvoorbeeld. Wat wel is veranderd is de hoeveelheid lichaamsbeweging. Slechts 3% van de kinderen woonachtig in de aandachtswijken bleek voldoende te bewegen. Kinderen gaan bijvoorbeeld steeds minder vaak lopend of fietsend naar school. Sport- en spelfaciliteiten verdwijnen naar de randen van de stad. Wij hebben onderzocht welke factoren van invloed zijn op het beweeggedrag van kinderen. Wat blijkt? Kinderen gaan graag spelen in een groene omgeving, met laagbouw en sportvelden of op gegroepeerde parkeerplaatsen die overdag leeg zijn. Ook 30-kilometerzones zijn aantrekkelijk. Wat beslist níet helpt is hondenpoep, veel verkeer en leegstaande huizen. De kwaliteit van de omgeving is dus enorm belangrijk. Zo ook van de speelplekken.’
“Slechts 3% van de kinderen woonachtig in de aandachtswijken bleek voldoende te bewegen”
Sanne de Vries
Onderzoeksresultaten Met het onderzoek Playground van de Toekomst onderzocht TNO hoe de kwaliteit van speelplekken gewaarborgd kan worden. Projectleider Ingrid Bakker presenteerde de bevindingen. ‘Voor wat betreft de omgevingsfactoren: in de aandachtswijken is relatief weinig groen en zijn er weinig sportaccommodaties. Het is slecht gesteld met de verlichting en met de hygiëne op straat. Groepen jongeren zorgen voor overlast en een onveilig gevoel. Hetzelfde geldt veelal ook voor de speelplekken. Het is dan ook belankrijk hier aandacht aan te besteden.’ TNO beoordeelde ook de effectiviteit van toestellen op de playgrounds:
Wat maakt een speelplek tot een succes?
multifunctionele spel- en sportelementen zijn voor de motorische ontwikkeling van de oudere basis-scholieren zeer geschikt. Op de onderzochte playgrounds verbruiken de kinderen gemiddeld ruim 200 kilocalorieën per uur. Ook bewegen de kinderen gemiddeld 35% van hun tijd op de playgrounds intensief genoeg om bij te kunnen dragen aan het behalen van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en dus aan hun gezondheid.
Nederlandse Norm Gezond Bewegen Kinderen jonger dan 18 jaar dienen minimaal 60 minuten per dag ten minste matig intensief lichamelijk actief te zijn, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid, coördinatie).
‘Ook leerden we, dat veel kinderen meerdere keren per week naar de playground komen, vooral als er iets georganiseerd wordt’, vertelt Bakker. Driekwart van de kinderen woont binnen een straal van 400 meter van de playground en de meeste kinderen komen lopend. Verder stelde Bakker vast: ‘Allochtone kinderen zijn oververtegenwoordigd ten opzichte van autochtone kinderen en jongens zijn op drie van de zes playgrounds oververtegenwoordigd. Voetbal- en basketbalveldjes zijn met name bij jongens populair.’ De aanwezigheid van ‘klierkinderen’ en regen houdt veel kinderen tegen om te gaan spelen. En kinderen vinden het belangrijk dat de playground schoon en opgeruimd is.
“Als iets wordt georganiseerd komen veel kinderen vaker naar de playground”
Ingrid Bakker
Aanbevelingen TNO stelde een programma van eisen op met betrekking tot wet- en regelgeving, veiligheid en effectiviteit. Ook deed TNO aanbevelingen voor een succesvolle playground. ‘Stimuleer het organiseren van activiteiten op de speelplek’, adviseerde Ingrid Bakker. ‘Betrek hierbij ook de groepen jongeren uit de buurt om te voorkomen dat zij overlast veroorzaken. Bevorder het gebruik van de speelplek gedurende de hele dag.’ Andere aanbevelingen hebben betrekking op de aanleg en het onderhoud. ‘Volg de advieswet ‘Buitenspeelruimte’ op en richt ten minste drie procent van het grondgebied dat voor woondoeleinden bestemd is in als buitenspeelruimte’, aldus Bakker. ‘Betrek kinderen, ouders en omwonenden bij de inrichting en aanleg. Heb aandacht voor het onderhoud, de groenvoorzieningen en de verlichting. Denk ook aan het aanleggen van zones voor verschillende leeftijdsgroepen en een afrastering voor de veiligheid van de jongste kinderen.’
Wat maakt een speelplek tot een succes?
“Het creëren van een succesvolle speelplek vereist maatwerk en afstemming” Ingrid Bakker
De playground is een uitstekende locatie voor beweegstimulering. ‘Het is belangrijk om de aantrekkelijkheid voor zowel autochtone als allochtone kinderen te vergroten, in het bijzonder voor meisjes.’ Bakker besloot: ‘Minimaliseer de afstand van playgrounds tot woonhuizen en beperk het aantal barrières op de route er naar toe.’ Overgewicht en bewegen Vanuit zijn betrokkenheid bij het landelijk Convenant Overgewicht sprak Paul Rosenmöller over het belang van bewegen in de strijd tegen overgewicht. ‘Het Convenant, waarin twintig partijen samenwerken, wil dit maatschappelijk vraagstuk te lijf gaan. Overgewicht leidt tot gezondheidsproblemen, tot slechtere leerprestaties en tot een verlaging van de arbeidsproductiviteit. Het Convenant richt zich op mensen in de lagere inkomensgroepen en op de jeugd. Want als we investeren in de jeugd, dan investeren we in een leven lang gezondheid.’ Het vraagstuk is enorm én complex, vindt Rosenmöller. ‘Het gaat om voeding en om bewegen. De hele dag door maken mensen keuzes om iets wel of niet te eten en om wel of niet te bewegen. Het TNO-onderzoek helpt ons bij het nemen van maatregelen. Samen met de ministers Rouvoet en Vogelaar hebben we besloten de Richard Krajicek Playgrounds aantrekkelijker en gezonder te maken. Het convenant wil dat faciliteren én de effecten meten.’
“Investeren in de jeugd is investeren in een leven lang gezondheid” Paul Rosenmöller Playground van de (verre) toekomst Om een beeld te krijgen van de mogelijkheden van nieuwe technologieën voor innovatieve playgrounds, vroeg TNO een aantal studenten van de Universiteit Eindhoven een visie te ontwikkelen op hun ideale playground van de (verre) toekomst. TNO’er Peter Joore presenteerde vijf van deze ideeën en lichtte bovendien een aantal ontwikkelingen toe. ‘Computertechnologie wordt meer en meer geïntegreerd in sport en spel. Zo komt bijvoorbeeld lasersquash op. Ook vinden we computertechnologie terug in een door TNO ontwikkeld hockeyvestje dat kinderen helpt hun slag te verbeteren.’ Daarbij veranderen computerspelletjes van ‘eenmansacties’ naar spelletjes die je samen kunt doen. Joore: ‘Tenslotte komen we computertechnologie ook steeds vaker buiten tegen, terwijl het vroeger altijd binnen was.’ Hij besloot: ‘Kun je met computertechnologie buiten spelen en sporten? Ja, het kan en het is leuk. Het is ook dichterbij dan je denkt. Ga maar eens kijken op de ‘SmartUs’-speelpleinen. Daar zie je al verschillende voorbeelden!’
Wat maakt een speelplek tot een succes?
“We komen computertechnologie steeds vaker buiten tegen, geïntegreerd in sport en spel” Peter Joore Wat kan TNO doen? Tinus Jongert richtte de schijnwerpers op TNO. ‘Onze missie is, om door het stimuleren van sport en beweging bij te dragen aan de volksgezondheid’, zei hij. ‘Onze belangrijkste doelgroepen daarbij zijn jongeren, chronisch zieken, ouderen en werknemers. Onze prioriteit ligt bij de minst actieven.’ TNO heeft drie programmalijnen gedefinieerd: monitoring, het ontwikkelen, implementeren en evalueren van beweeginterventies en het analyseren van de invloed van de omgeving op het beweeggedrag. De verzamelde kennis wordt onder andere ingezet ten behoeve van gemeenten, woningbouwcorporaties en de speeltoestellenbranche. ‘We voeren bijvoorbeeld wijkscans uit en ontwikkelen simulatiemodellen waarmee we de effecten van een voorgenomen wijkinrichting op het energieverbruik van de inwoners kunnen voorspellen. Omdat spelen de belangrijkste beweegactiviteit voor kinderen is, kijken we ook naar de inrichting van speelplekken en de organisatie van activiteiten in die wijken, dicht bij huis. We geven adviezen over de effectiviteit van playgrounds en vertalen onze bevindingen naar specifieke playgrounds en toestellen. Ook ontwikkelen we een innovatief beweegaanbod, samen met het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. En op het Field Lab Breedtesport in Eindhoven werken we samen met bedrijven, overheden, sporters en andere kennisinstellingen aan open innovatie.’
“Kies bewust voor goede speelruimte in de wijk” Tinus Jongert Innovatie heeft bestaansrecht Dat laatste bevestigde Mark van Rooijen, gebiedsmanager van een groot sportterrein in Eindhoven. ‘Wij hebben middenin de wijk Woensel een gebied van 32.000 m2 groot, waar 1,5 miljoen sporters per jaar het meest veelzijdige sportaanbod van Nederland beoefenen. Ook in onze wijk is grond schaars en kostbaar. Hoewel de gemeente óók vindt dat sport ín de wijk hoort, moeten we ons bestaansrecht wel voortdurend bewijzen. Innovatie helpt ons daarbij. Tien procent van ons terrein is gereserveerd voor innovatie. In het Fieldlab Breedtesport ontwikkelen we samen met bedrijven, kennisinstellingen en sporters allerhande noviteiten. Een voorbeeld daarvan vormen vier nieuwe kunststof grasmatten, waarop verschillende combinaties van sporten uitgeoefend kunnen worden. Daardoor wordt een grasmat niet meer een enkel uurtje per dag benut voor voetbal, maar voortdurend bespeeld door allerlei sporters.’
Wat maakt een speelplek tot een succes?
Ook komen op het terrein drie onderwijsinstellingen, een hartrevalidatiecentrum en een sportmedisch adviescentrum. ‘Dat maakt ons tot een uniek centrum voor sport, gezondheid en onderwijs’, besluit Van Rooijen. ‘Aanstaande september is iedereen welkom voor een open dag.’
“Bedrijven, kennisinstellingen en sporters moeten samen innoveren” Mark van Rooijen Duimschroeven Na deze laatste spreker draaide Hans van Breukelen, directeur van de Stichting Sports & Technology, de aanwezigen de duimschroeven aan. ‘U heeft van alles gehoord, maar wat neemt u mee naar huis? Wat gaat u concreet doen?’ Een ambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom merkte op dat het werk pas begint als de speelplek is aangelegd; het gaat niet alleen om de hardware, maar zeker ook om de software. Activiteitenbegeleiding, onderhoud, en ga zo maar door. Een vertegenwoordiger van een woningcorporatie concludeerde dat playgrounds in het hart van een wijk moeten worden aangelegd en dat hiervoor wellicht woningen gesloopt moeten worden. En een medewerker van het ministerie van Jeugd en Gezin vond dat de departementen de krachten moeten bundelen. Speeltoestellenfabrikanten gaven aan druk bezig te zijn met een nog beter aanbod, maar het wel prettig te vinden als de overheid daaraan mee zou betalen. ‘Zieke mensen kosten een stuk meer dan een goed speeltoestel.’ Een medewerker van de Krajicek Foundation wil de komende tijd nog meer ouders en begeleiders in de speeltuin krijgen en Jantje Beton wil vooral ruimtegaranties. ‘Niet alleen voor toestellen, maar ook voor groen. Daarover zijn we in gesprek met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Bovendien is er nu te weinig aandacht voor de buitenruimte nadat die eenmaal is aangelegd: gemeenten moeten een speelbeleid ontwikkelen.’ De Fontys Hogeschool vond dat leraren bewegingsonderwijs kinderen beter moeten leren spelen met gewone, altijd voorhanden dingen. En één aanwezige zei: ‘Eigenlijk is er ruimte zat, maar de ouders moeten hun kinderen gewoon achter de tv vandaan halen en naar buiten sturen.’ Van Breukelen besloot dat iedereen pas weg mocht gaan als hij een concrete actie in gedachten had. ‘We moeten nú samen de schouders eronder zetten en ons niet achter elkaar verschuilen.’
“Ik wil bereiken dat jullie nú samen de schouders eronder zetten” Hans van Breukelen
Wat maakt een speelplek tot een succes?
TNO Kwaliteit van Leven TNO Kwaliteit van Leven is een dienstverlenende organisatie voor bedrijfsleven, zorg en overheid. Wij brengen innovaties tot stand, gericht op verbetering van gezondheid en menselijk functioneren door multidisciplinair onderzoek en advies. Samen met onze klanten vertalen wij nieuwe kennis in praktische toepassingen. TNO Kwaliteit van Leven onderscheidt haar activiteiten op de volgende terreinen: Arbeid, Chemie, Innovation Policy, Preventie en Zorg, Pharma en Voeding.
Inspirerend Aan het eind van de middag bood Ingrid Bakker het rapport officieel aan Maarten Koornneef, coördinator gezondheid en dossierhouder van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen van de directie Sport van het ministerie aan. Koornneef: ‘Dit is een bijzonder inspirerend rapport’, sprak hij. ‘Als ministerie zijn we al druk bezig met het bevorderen van sport en bewegen, onder andere door het geven van voorlichting. In april sluiten we bijvoorbeeld een convenant met de gemeenten: zij krijgen extra middelen als ze het bewegingsaanbod verbeteren. Ook zijn we bezig om een ‘beweegkuur’ op te nemen in het basispakket van de zorgverzekering.’ Uiteindelijk zijn het de gemeenten die de uitvoering ter hand moeten nemen, besloot hij. ‘Dáár moet het werk gebeuren, dáár moet de omgeving optimaal worden (her)ingericht. Als ministerie onderstrepen we het belang daarvan.’
Preventie en Zorg werkt samen met publieke en private opdrachtgevers aan vernieuwingen en creatieve oplossingen om betaalbare en kwalitatief goede zorg bereikbaar te houden. Onze activiteiten richten zich dan ook op het monitoren van gezondheid en leefstijl, het bestuderen van determinanten van gezondheid, en het ontwikkelen, implementeren en evalueren van interventies. Preventie en Zorg Wassenaarseweg 56 Postbus 2215 2301 CE Leiden Ingrid Bakker E
[email protected] tno.nl/playground TNO | Kennis voor zaken