Wat is de herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting?
Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam, (3 maart 2015)
Naam: Sam Baesjou Studentnummer: 10427651 Begeleiding: mr drs. E. Eltink Eerste beoordelaar: Dr. M.J. Noom Tweede beoordelaar: Dr. P.J. Hoffenaar Onderzoeksinstelling: Justitiële jeugdinrichting Amsterbaken 19
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Inhoudsopgave Samenvatting………………………………………………………………………………….3 Inleiding……………………………………………………………………………………….4 Methode………………………………………………………………………………………..9 Participanten…………………………………………………………………………………...9 Procedure……………………………………………………………………………………...9 Instrumenten………………………………………………………………………………….10 Data-analyseplan…………………………………………………………………………….13 Resultaten……………………………………………………………………………………14 Verkennende analyses………………………………………………………………………...14 Correlationele analyse………………………………………………………………………..15 Variantieanalyse………………………………………………………………………...........19 Discussie………………………………………………………………………………….......23 Literatuur……………………………………………………………………………………28
2
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Samenvatting In deze studie werd onderzocht wat de samenhang is tussen het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties, het leefklimaat en de gevoelens van agressie in een Justitiële Jeugd Inrichting (JJI). Het onderzoek is gedaan over de eerste 4 weken van het verblijf en bestaat uit N = 70 jongeren van 12 tot 18 jaar uit JJI Amsterbaken. Voor het meten van de vaardigheden in sociale probleemsituaties hebben de jongeren de Taxonomy of Problematic Social Situations-Adolescent version (TOPS-A) ingevuld. Voor het meten van het leefklimaat op de groep hebben de jongeren de Prison Group Climate Inventory (PGCI) ingevuld en voor het meten van de gevoelens van agressie hebben de jongeren de BurkeDurkee Hostility Inventory (BDHI-D) ingevuld. Daarnaast zijn van deze jongeren over de eerste 4 weken van hun verblijf incidenten verzameld met behulp van de incidentmeldingen en dagrapportages. In dit onderzoek is een verband gevonden tussen het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en gevoelens van agressief gedrag. Ook is er voor een deel een verband gevonden dat het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en een negatieve beleving van het leefklimaat samenhangt met gevoelens van agressief gedrag en incidenten.
Abstract In current research, the link between having limited skills in social problem situations, the group climate and the feelings of aggression has been examined. The research consist 70 boys from 12 to 18 years from Amsterbaken and has been done in the first 4 weeks of their stay. For measuring the skills in social problem situations he boys filled in the Taxonomy of Problematic Social Situations-Adolescent version (TOPS-A). For the measure of the group climate the boys filled in the Prison Group Climate Inventory (PGCI) and to measure the feelings of aggression they filled in the Burke-Durkee Hostility Inventory (BDHI-D). Besides that, the incidents that happened over the first 4 weeks of their stay have been collected. In this study a link has been found between having limited skills in social problem situations and feelings of aggression. Furthermore there has been found a link between having limited skills in social situations, a negative perception of the group climate and feelings of aggressions and the reported incidents.
3
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Inleiding
Jongeren die een ernstig delict hebben gepleegd kunnen door de kinderrechter worden veroordeeld tot plaatsing in een Justitiële Jeugd Inrichting (JJI). Naar schatting worden er in Nederland ieder jaar circa 6.500 adolescenten tussen de 12 en 18 jaar in een JJI geplaatst (Van der Helm, 2011). Bij ongeveer 90% van de jongeren in een JJI is er sprake van een lichtverstandelijke beperking (LVB) in combinatie met een psychische stoornis als ADHD, middelenmisbruik, emotionele stoornissen en andere psychotische symptomen. Daarnaast hebben ze veelal te maken gehad met verwaarlozing, het leven op straat en beperkte scholing (Doreleijers, 2009; Kaal, Brand & Van Nieuwenhuizen, 2012; Van Nieuwenhuijzen et al., 2006). De jongeren in een JJI zijn op biologisch, psychologisch en sociaal niveau nog volop in ontwikkeling. De interacties met anderen heeft invloed op hoe zij denken, zich gedragen en ze zijn gevoelig voor de invloed van hun leeftijdsgenoten (Fontaine & Dodge, 2009). De belangrijkste doelstelling van de plaatsing in een JJI is de re-integratie van de jeugdige delinquenten in de samenleving (Van der Helm, 2011). In een JJI ontvangen de jongeren zorg en behandeling in een afgesloten omgeving (Harder, 2011). Zij verblijven in groepen van 8-10 jongeren en worden begeleid door minimaal 2 pedagogisch medewerkers. Tijdens het verblijf in een JJI wordt de jongeren verschillende sociale vaardigheden geleerd. Zo leren ze om te gaan met groepsgenoten en adequaat te reageren in sociale situaties (Van der Helm et al., 2012). De basismethodiek, die in alle JJI’s in Nederland wordt uitgevoerd, en zich richt op het aanleren van sociale vaardigheden en het adequaat reageren in sociale probleemsituaties is YOUTURN. De methode YOUTURN is een integratie en uitbreiding van het Sociaal Competentiemodel en EQUIP (Hanrath, 2013). Het Sociaal Competentiemodel richt zich op het leren van de ontwikkelingstaken die passen bij de leeftijd van de jongeren. EQUIP richt zich op het stimuleren van de morele ontwikkeling van de jongeren. De jongeren
4
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
wordt geleerd hoe te reageren in lastige sociale situaties en onjuiste aannames over intenties van anderen te corrigeren. YOUTURN biedt de jongeren duidelijkheid en structuur en heeft als doel het aanleren van eigen verantwoordelijkheid (Hanrath, 2013). Agressie bij jongeren die in een JJI verblijven wordt beschouwd als een ernstig probleem, niet alleen voor de jongeren zelf maar ook voor het personeel (Van der Helm et al., 2011b). Agressie kan worden gedefinieerd als iedere handeling waarbij iemand de intentie heeft een ander schade toe te brengen. Het kan hierbij gaan om emotionele, fysieke of verbale agressie (Erferst, 2004; Barnasconi, & Kamp, 2010). Agressie kan worden verdeeld in twee typen: directe agressie en indirecte agressie (Lange, Hoogendoorn, Wiederspahn, & De Beurs, 1995). Directe agressie is veelal agressie tegen personen en objecten zoals slaan, bijten, schoppen, vernieling en brandstichting. Indirecte agressie is gericht op het indirect pijn doen van een ander. Onder indirecte agressie valt bijvoorbeeld schelden, roddelen en pesten. Het doel van dit gedrag is om te intimideren of te domineren (Crick & Dodge, 1996; Huisman, Flapper, Kalverdijk, & van Weel, 2010). Een eerste factor die binnen een JJI samenhangt met agressie zijn de sociale vaardigheden van de jongeren. Volgens Crick and Dodge kan het sociale gedrag van jongeren worden voorspeld volgens het social information-processing model (SIP). Daarbij kan een atypische verwerking van sociale informatie leiden tot agressief en/of antisociaal gedrag. Het SIP model van Crick and Dodge (1996) geeft weer hoe sociaal gedrag wordt waargenomen, gecodeerd en verwerkt. Onderzoek naar verschillen in sociale informatieverwerking heeft aangetoond dat agressieve kinderen informatie verkeerd waarnemen, coderen en verwerken zodat hier agressie op volgt (Crick & Dodge, 1996). Jongeren in een JJI worden veelal gekenmerkt door een vijandige sociale informatieverwerking waardoor zij niet in staat zijn adequaat te reageren in zo’n situatie (Van der Helm, 2011b). Deze inadequate reacties op
5
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
sociale probleemsituaties kunnen worden gezien als een voortzetting van eerdere negatieve ervaringen van de jongeren (Anderson, 2000). Er zijn vier specifieke sociale probleemsituaties die voor jongeren met gedragsproblemen moeilijk te hanteren zijn en regelmatig leiden tot inadequaat gedrag. Dit zijn de volgende situaties: in het nadeel zijn, omgaan met competitie, geven/accepteren van hulp van leeftijdsgenoten en het accepteren van autoriteit. Situaties waarbij jongeren in het nadeel zijn hebben betrekking op gebeurtenissen waarbij jongeren zich buitengesloten voelen. Situaties waarbij het gaat om het omgaan met competitie hebben betrekking op hoe de jongeren kunnen samenwerken en hoe zij omgaan met winnen en verliezen. Bij geven/accepteren van hulp van leeftijdsgenoten gaat het om situaties waarbij jongeren om hulp vragen of hulp bieden aan leeftijdsgenoten. Tot slot het accepteren van autoriteit. Deze laatste situatie heeft betrekking op de interactie tussen jongeren en groepsleiding (Matthys, Maassen, Cuperus, & Van Engeland, 2001; Matthys, 2001; Van der Helm & Hanrath, 2012). Jongeren in een JJI worden regelmatig geconfronteerd met deze sociale situaties. Zij zijn vaak, vanwege hun cognitieve beperking en psychische problematiek, niet in staat hier adequaat op te reageren waardoor escalaties ontstaan (Van der Helm et al., 2012). Daarnaast speelt de groepsdruk een rol. In een JJI kan het geven van hulp worden beschouwd als een teken van kwetsbaarheid (De Jong, 2007). In een JJI brengen de jongeren veel tijd door op de groep, waardoor zij constant geconfronteerd worden met sociale situaties. Uit onderzoek is gebleken dat agressief gedrag van het ene kind agressie oproept bij het andere kind. Dit agressieve gedrag kan leiden tot verwondingen en traumatische ervaringen (Valenkamp & Verheij, 2011). Het gevolg van agressie is onveiligheid en een negatieve sfeer. Deze negatieve ervaringen zorgen voor een toenemend stressniveau op de groep en een onveilig leefklimaat (Jongepier, 2011; Valenkamp & Verheij, 2011).
6
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Agressie zorgt niet alleen voor een onveilige situatie voor de jongeren maar ook voor het personeel. Agressie wordt in verband gebracht met arbeidsuitval en een hoog verloop onder het personeel. Uit onderzoek van Valenkamp en Verheij (2011) is gebleken dat wisselend personeel zorgt voor verminderde behandeleffecten en een verhoogd risico vormt voor een negatief therapeutisch klimaat (Fontaine & Dodge, 2009; Osgood & o ' Neil Bridell, 2006; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011). Een tweede factor die binnen een JJI samenhangt met agressie is het leefklimaat. Het leefklimaat kan worden gezien als open of gesloten. Een gesloten leefklimaat kenmerkt zich door disbalans in machtsverhoudingen en een grote afhankelijkheid van het personeel. De nadruk wordt voornamelijk gelegd op regels en straffen (Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011a). Een open leefklimaat daarentegen kenmerkt zich door een gestructureerde, veilige en therapeutische omgeving met ruime mogelijkheden tot groei en een geborgen sfeer. Een open leefklimaat is belangrijk voor het aanleren van prosociaal gedrag en het leren van adequate reacties op sociale probleemsituaties. Het gaat om het bieden van structuur, veiligheid en flexibiliteit en de persoonlijke relatie tussen cliënt en groepsleider is hierbij essentieel (Harder, 2011; Van der Helm et al.,2011a). De sociale interactie tussen de jongeren en de medewerkers wordt ingezet als een therapeutisch instrument (van der Helm, 2011). Volgens Harder (2011) is de kerntaak voor groepsleiders om de balans te bewaren tussen emotionele ondersteuning en controle, wat belangrijk is voor een veilig leefklimaat in een JJI. Uit onderzoek is gebleken dat een open leefklimaat een positief effect heeft op de cognitieve empathie van jongeren in een JJI. Het gaat hierbij om het begrijpen van de emoties van een ander. Een gebrek aan cognitieve empathie kan leiden tot agressief gedrag (Van der Helm et al.,2011a). Daarnaast is een veilig en open leefklimaat belangrijk voor de
7
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
behandelmotivatie van de jongeren. De jongeren zijn er veelal gedwongen opgenomen en tonen weinig behandelmotivatie (Jongepier, 2011). Deze gedwongen sfeer kan zorgen voor agressief gedrag van de jongeren. Er wordt dus verondersteld dat enerzijds beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en anderzijds het leefklimaat in een JJI van invloed kunnen zijn voor het ontstaan van agressief gedrag bij jongeren. Daarbij kan verondersteld worden dat met name de combinatie van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en een ongunstig leefklimaat kan resulteren in agressief gedrag. Het doel van het huidige onderzoek is om empirische evidentie voor deze veronderstellingen te vinden. Daartoe worden drie hypothesen getoetst: 1. Het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties gaat gepaard met meer gevoelens van agressief gedrag; 2. Een negatieve beleving van het leefklimaat hangt samen met meer gevoelens van agressief gedrag; 3. Met name de interactie tussen beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en een negatieve beleving van het leefklimaat hangt samen met gevoelens van agressief gedrag en incidenten; Ook wordt exploratief gekeken of er in deze verbanden verschillen optreden tussen de verschillende leeftijden van de jongeren in JJI Amsterbaken.
8
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Methode Participanten De onderzoekspopulatie bestaat uit N = 70 jongeren uit JJI Amsterbaken. Amsterbaken is een JJI voor jongeren van 12 tot 18 jaar. In enkele gevallen is het mogelijk dat jongeren hier tot 24 jaar verblijven. De jongeren die in Amsterbaken verblijven zijn door de kinderrechter geplaatst vanwege (verdenking van) het plegen van een strafbaar feit. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 16,8 jaar (SD = 1.1, range 13-20). Van de jongeren in Amsterbaken is 15% van Westerse afkomst en 85% van niet-westerse afkomst. De juridische titels waar de jongeren op verbleven zijn; voorlopige hechtenis (66%), jeugddetentie (23%), nachtdetentie, (4%) en de PIJ-maatregel (7%). De dataverzameling liep van augustus 2012 tot december 2013. Procedure Alle jongeren die in Amsterbaken aanwezig waren zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek en hebben tijdens hun verblijf een aantal vragenlijsten ingevuld. De jongeren hebben een toestemmingsverklaring ondertekend en kregen te horen dat hun antwoorden vertrouwelijk en anoniem zouden worden behandeld. De deelnemers ontvingen, als een teken van dankbaarheid voor hun deelname, een kleine beloning. Alle namen op de vragenlijsten zijn verwijderd en hebben een codenummer in SPSS gekregen. De vragenlijsten zijn afgenomen door speciaal opgeleide studenten van de Universiteit van Amsterdam en Leiden. Vervolgens zijn van alle jongeren uit Amsterbaken, die deelnamen aan het onderzoek incidentmeldingen geraadpleegd via het Jongeren Informatiesysteem (JIS) van Amsterbaken. Omdat niet alle incidenten gemeld stonden in JIS zijn eveneens de dagrapportages via Jeugd
9
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Resocialisatie Ondersteuning (JRO) geraadpleegd. In totaal zijn er 94 incidenten verzameld in de eerste vier weken van het verblijf. Instrumenten Gevoelens van directe en indirecte agressie De Burke-Durkee Hostility Inventory (BDHI-D) is een zelfrapportage vragenlijst, bestaande uit 31 items, die zowel indirecte als directe agressie meet (Burke & Durkee, 1957; Buss & Perry, 1992). Indirecte agressie heeft betrekking op het gevoel van vijandigheid en woede. Een item uit deze schaal is: “Als iemand aardig tegen me doet, schuilt daar altijd wel iets achter”. Directe agressie vertegenwoordigt fysieke en verbale agressie. Een item uit deze schaal is: “Als ik boos ben, dan smijt ik met de deuren”. De antwoordalternatieven bij deze vragen bestonden uit waar (1) en onwaar (2). De Cronbach's alpha voor de schaal indirecte agressie is α= .88 en voor directe agressie is α= .83. Tabel 1 Betrouwbaarheid BDHI-D aan de hand van Cronbach’s Alpha (α) N Items
α
Indirecte agressie
17
.88
Directe agressie
14
.83
Schaal
a = Cronbach 's Alpha coëfficiënt
Vaardigheden in sociale probleemsituaties De Taxonomy of Problematic Social Situations-Adolescent version (TOPS-A) is een vragenlijst die reacties op sociale probleemsituaties meet (Matthys et al. 2001). De TOPS-A is van origine een observatie instrument en is aangepast als zelfrapportagelijst voor adolescenten in JJI’s (Van der Helm et al., 2012ª). Het instrument bestaat uit vier schalen: ‘In het nadeel zijn’ (8 items), ‘Omgaan met competitie’ (5 items), ‘Geven/accepteren van hulp van leeftijdsgenoten’(3 items) en ‘Accepteren van autoriteit en regels’(6 items). De schaal ‘in het
10
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
nadeel zijn’ is gericht op situaties waarbij jongeren worden buitengesloten. Een vraag binnen deze schaal is: ‘Als anderen zeggen dat ik de verkeerde kleren aan heb dan geef ik ze gewoon een grote mond’. De schaal ‘omgaan met competitie’ is gericht op het samenspel van jongeren en hoe ze omgaan met winnen en verliezen. Een vraag binnen deze schaal is: ‘Als iemand anders vaak van mij wint dan hou ik er mee op’. De schaal ‘geven/accepteren van hulp’ richt zich op de interactie tussen jongeren onderling. Het gaat hierbij om situaties waarbij de jongeren om hulp vragen of hulp bieden aan leeftijdgenoten. Een vraag binnen deze schaal is: ‘Als iemand anders zich rot voelt is dat zijn/haar probleem’. De laatste schaal ‘accepteren van autoriteit en regels’ is gericht op de interactie tussen de jongeren en groepsleiding. Een vraag binnen deze schaal is: ‘Als een groepsleider iets wil zeggen praat ik er gewoon doorheen als ik zin heb’. De antwoordalternatieven bij deze vragen bestonden uit 1= ‘doe ik nooit’ tot 3= ‘doe ik vaak’. De betrouwbaarheidcoëfficiënten van de vier schalen zijn: in het nadeel zijn α =.75, omgaan met competitie α =.71 en geven/accepteren van hulp van leeftijdgenoten α =.74 en accepteren van autoriteit en regels α =.51. Tabel 2 Betrouwbaarheid TOPS-A aan de hand van Cronbach’s Alpha (α) Schaal
N items
α
Nadeel
8
.75
Competitie
5
.71
Geven/accepteren van hulp
3
.74
Autoriteit
6
.51
a = Cronbach 's Alpha coëfficiënt
Leefklimaat De Prison Group Climate Inventory (PGCI) meet het leefklimaat in een groep (Van der Helm, Stams & Van der Laan, 2011a). De PGCI bestaat uit 24 items die samen vier schalen vormen. De schalen van de PGCI zijn; Ondersteuning, Sfeer, Groei en Repressie. De
11
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
items in de schaal ‘ondersteuning’ (7 items) bestaat uit items die betrekking hebben op de professionaliteit en responsiviteit van de groepsleiding, respect en vertrouwen en de aansluiting bij de behoeften van de jongeren. Een item uit deze schaal is: “De groepsleiding behandelt me met respect”. De items die behoren bij de schaal ‘sfeer’ (5 items) hebben betrekking op vertrouwen, gevoel van veiligheid en de manier waarop de jongeren elkaar behandelen. Ook het verkrijgen van voldoende daglicht en frisse lucht vallen in deze schaal. Een item uit deze schaal is: “Wij vertrouwen elkaar hier”. Binnen de schaal ‘groei’ (6 items) vallen items die betrekking hebben op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van de jongeren. Een item uit deze schaal is: “Ik leer hier de juiste vaardigheden”. De items in de schaal ‘repressie’(6 items) gaan over controle, regels, oneerlijkheid en gebrek aan flexibiliteit op de groep. Een item uit deze schaal is: “Je moet hier voor alles toestemming vragen”. De antwoorden varieerden van 1 = ‘ben ik het helemaal niet mee eens’ tot 5 = ‘ben ik het volledig mee eens’. De schalen ‘ondersteuning’, ‘sfeer’ en ‘groei’ samen vormen een indicatie van een ‘open’ leefklimaat. De schaal ‘repressie’ wijst op een ‘gesloten’ leefklimaat. De Cronbach’s alpha van de PCGI schalen zijn: ondersteuning α = .82, sfeer α = .83, groei α = .83 en repressie α = .57. Tabel 3 Betrouwbaarheid PGCI aan de hand van Cronbach’s Alpha (α) N items
α
Ondersteuning
7
.82
Sfeer
5
.83
Groei
6
.83
Repressie
5
.57
Schaal
a = Cronbach 's Alpha coëfficiënt
12
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Incidenten Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de registratie van incidenten. Wanneer er zich in Amsterbaken een incident voordoet wordt dit geregistreerd in het Jongeren Informatiesysteem (JRO). In het JRO wordt per jongeren bijgehouden wanneer en hoeveel incidenten zich hebben voorgedaan. Voor dit onderzoek zijn alle incidenten verzameld die binnen de onderzoeksperiode hebben plaatsgevonden. De incidenten zijn voor dit onderzoek geclassificeerd in de vier categorieën die overeenstemmen met de subschalen van de TOPSA: 1. in het nadeel zijn, 2. omgaan met competitie, 3. geven/accepteren van hulp van leeftijdsgenoten, 4. accepteren van autoriteit en regels. De incidenten die niet konden worden geclassificeerd in een van de vier schalen van de TOPS-A, omdat de situatie niet duidelijk was omschreven in de melding, zijn weergegeven als een 5. Wanneer er in een rapportage meerdere sociale situaties hebben geleid tot agressie, is gekozen voor de situatie die de aanleiding was voor de escalatie. Alle incidenten zijn door twee personen geclassificeerd waarna er een inter-beoordelaars betrouwbaarheid is berekend met Cohen’s kappa: K= 0,73 (totaal), K= 0,62 (incidentmeldingen), K= 0,83 (dagrapportages). Waarbij een Cohen’s kappa van 1 een volledige overeenstemming betekent. Data-analyseplan Er is allereerst een gedetailleerd overzicht gegeven van de incidenten op basis van frequentieverdelingen. Met behulp van een Chi-kwadraat toets is gekeken of de incidenten samenhangen met de continue variabele leeftijd. Dit is geanalyseerd met behulp van een correlatie. Vervolgens is de samenhang tussen de onderzoeksvariabelen geanalyseerd. De samenhang tussen vaardigheden in sociale probleemsituaties en incidenten is getoetst door middel van correlaties. De samenhang tussen leefklimaat en incidenten is eveneens getoetst door middel van correlaties. De onderzoekshypothesen zijn getoetst in een variantieanalyse,
13
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
met agressie als afhankelijke variabele en vaardigheden in sociale probleemsituaties, leefklimaat en leeftijd, als onafhankelijke variabelen. Resultaten Verkennende analyses In tabel 4 zijn de gemiddelde scores weergegeven van de schalen van de BDHI-D, en de totaal schaal van de TOPS-A en PGCI in de vierde week van het verblijf. De jongeren beoordeelden de mate van directe agressie (BDHI-D) met M = 1.92 (SD = .43) en indirecte agressie (BDHI-D) met M = 1.52 (SD = .45), op een schaal van waar (1) tot onwaar (2). Dit betekent dat zij in het algemeen weinig directe agressie rapporteren en een middelmatige hoeveelheid indirecte agressie. Zij beoordeelden hun eigen vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A) met M = 1.39 (SD = .26) op een schaal van 1= ‘doe ik nooit’ tot 3= ‘doe ik vaak’. Dit betekent dat zij over het algemeen weinig problemen ervaren in sociale situaties en positief zijn over hun vaardigheden met deze situaties om te gaan. Tot slot beoordeelden zij de kwaliteit van het leefklimaat (PGCI) met M = 3.40 (SD = .58) op een schaal van 1 = ‘ben ik het helemaal niet mee eens’ tot 5 = ‘ben ik het volledig mee eens’. Dat betekent dat zij in het algemeen ongeveer rond het schaalmidden rapporteren over de kwaliteit van het leefklimaat. Tabel 4 Totaal schaal, BDHI-D, TOPS-A en PGCI BDHI-D directe agressie BDHI-D indirecte agressie TOPS-A PGCI
M
SD
1.92 1.52 1.37 3.08
.43 .45 .29 .60
14
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Incidenten In de periode van het onderzoek zijn in totaal 94 incidenten voorgevallen. Dat liep uiteen van 0 tot 8 incidenten per jongere (M = 1.34, SD = 2.04). In dit onderzoek zijn de incidenten geclassificeerd in de vier categorieën die overeenstemmen met de schalen van de TOPS-A. Van de verzamelde incidenten waren er 27 incidenten in situaties waarbij de jongeren problemen hebben met in nadeel zijn (M = .39, SD = .87 ), 3 incidenten in situaties die betrekking hebben op problemen met het omgaan met competitie (M = .04, SD = .27 ), 5 incidenten in situaties gericht op problemen met het geven/accepteren van hulp (M = .01, SD = .12 ) en 50 incidenten in situaties die betrekking hebben op problemen met het accepteren van autoriteit en regels (M = .71, SD = 1.25). 13 incidenten konden niet in een van de vier schalen worden ingedeeld (M = .19, SD = .39). Het totaal aantal verzamelde incidenten, de gemiddelden
en
standaarddeviaties
zijn
inzichtelijk
weergegeven
in
Tabel
5.
Tabel 5
Totaal incidenten, gemiddelden en standaarddeviaties Aantal incidenten
M
SD
Totaal
94
1.34
2.04
Nadeel
27
.39
.87
Competitie Geven/accepteren van hulp
3 1
.04 .01
.27 .12
Autoriteit
50
.71
1.25
Overige
13
.19
.39
Correlationele analyses In de correlatietabel (tabel 6) wordt de samenhang getoond tussen alle in de analyses gebruikte variabelen. Met behulp van Pearson’s correlatiecoëfficiënt is getoetst of er sprake is van een samenhang tussen agressie (BDHI-D), de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A) en het leefklimaat (PGCI). Hierbij is ook gekeken naar de verschillende schalen 15
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
van de BDHI-D, de TOPS-A, de PGCI in de vierde week van het verblijf en de incidenten van de eerste vier weken van het verblijf. Allereerst is gekeken of er een samenhang is tussen subschalen binnen een instrument. Een significant positief verband is gevonden tussen directe en indirecte agressie (BDHI-D) (r = .43, p < .01). Dit betekent dat er een redelijke samenhang bestaat tussen directe en indirecte agressie. Toch is er voldoende verschil om beide schalen als apart construct te blijven beschouwen. Ook werd er een verband gevonden tussen de subschalen van de incidenten. Deze significant positieve verbanden liepen uiteen van r = .27, p < .01 tot r = .37, p < .01. Dit betekent dat er een redelijke samenhang bestaat tussen de subschalen. Vervolgens is er gekeken of er een samenhang is tussen de subschalen van de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A). Deze significant positieve verbanden liepen uiteen van r = .27, p < .05 tot r = .55, p < .01. Ook hier is er sprake van een redelijke samenhang tussen de subschalen. Tot slot is er gekeken naar de samenhang tussen de schalen van het leefklimaat (PGCI). Een significant positief verband werd gevonden tussen groei en ondersteuning (r = .63, p < .01). Ook werd er een significant positief verband gevonden tussen sfeer en ondersteuning (r = .78, p < .01) en tussen sfeer en groei (r = .63, p < .01). De correlaties tussen de subschalen van de PGCI zijn relatief hoog. Dit betekent dat de subschalen minder onderscheidend zijn en relatief sterk hetzelfde meten. De eerste onderzoekshypothese was dat het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties gepaard gaat met meer gevoelens van agressief gedrag. Deze hypothese is getoetst door te kijken naar de samenhang tussen enerzijds de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A) en anderzijds directe agressie en indirecte agressie (BDHI-D). Een significant positief verband werd gevonden tussen problemen met in het nadeel zijn (TOPS-A) en gevoelens van directe agressie (BDHI-D) (r = .41, p < .01). Dit 16
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
betekent hoe meer problemen de jongeren ervoeren in situaties waarbij zij in het nadeel zijn, hoe meer directe agressie de zij rapporteerden. Ook werd er een significant positief verband gevonden tussen problemen met autoriteit (TOPS-A) en directe agressie (BDHI-D) (r =.34, p < .01). Dit betekent hoe meer problemen zij ervoeren met autoriteit (TOPS-A), hoe meer directe agressie (BDHI-D) de jongeren rapporteerden. Een significant positief verband werd gevonden tussen problemen met in het nadeel zijn (TOPS-A) en gevoelens van indirecte agressie (BDHI-D) (r = .51, p < .01). Dit betekent dat hoe meer problemen zij ervoeren in situaties waarbij zij in het nadeel zijn, hoe meer indirecte agressie de jongeren rapporteerden. Ook werd er een significant positief verband gevonden tussen problemen met competitie (TOPS-A) en gevoelens van indirecte agressie (BDHI-D) (r =.41, p < .01). Dit betekent dat de jongeren in situaties waarbij zij problemen ervoeren met competitie meer gevoelens van indirecte agressie rapporteerden. Ook werd er een significant positief verband gevonden tussen problemen met het geven/accepteren van hulp (TOPS-A) en indirecte agressie (BDHI-D) (r =.27, p < .05). Dit betekent dat de jongeren in situaties waarbij zij problemen ervoeren met het geven/accepteren van hulp meer gevoelens van indirecte agressie rapporteerden. Tot slot werd er een significant positief verband gevonden tussen problemen met autoriteit (TOPS-A) indirecte agressie (BDHI-D) (r =.43, p < .01). Dit betekent dat de jongeren in situaties waarbij zij problemen ervoeren met autoriteit meer gevoelens van indirecte agressie rapporteerden. De tweede onderzoekshypothese was dat een negatieve beleving van het leefklimaat samenhangt met gevoelens van agressief gedrag. Daarbij is gekeken naar de correlaties tussen de perceptie van het leefklimaat (PGCI) en de ervaren agressiegevoelens (BDHI-D). Een significant negatief verband werd gevonden tussen sfeer (PGCI) en indirecte agressie (BDHID) (r = -.27, p < .01). Dit betekent dat de jongeren, wanneer zij de sfeer op de groep als positief ervaren, minder gevoelens van indirecte agressie rapporteerden. Voor de overige 17
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
schalen van het leefklimaat (PGCI) is geen samenhang gevonden met gevoelens van agressie (BDHI-D).
18
Tabel 6 Correlaties tussen agressie (BDHI-D), Incidenten, vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A) en leefklimaat (PGCI)
Agressie (BDHI-D) 1. Directe agressie 2. Indirecte agressie Incidenten 3. Nadeel 4. Competitie 5. Geven/accepteren van hulp 6. Autoriteit Vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS) 7. Nadeel 8. Competitie 9. Geven/accepteren van hulp 10. Autoriteit Leefklimaat (PGCI) 11. Ondersteuning 12. Groei 13. Repressie 14. Sfeer
M
SD
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.92 1.52
.43 .45
1 .43**
1
.28 .04 .04 .64
.71 .23 .37 1.23
-.03 -.02 -.14
1.33 1.17 1.72 1.26
.35 .31 .56 .33
3.33 2.91 3.55 3.66
7.
8.
9.
10.
-.07 -.00 -.03
1 .37** -.04 .27**
1 .36** .11
1 .01
1
.41** .07 .21 .34**
.51** .41** .27* .42**
-.10 -.06 -.12 -.11
.02 -.02 .05 -.07
.19 .25* .06 .20
.81
-.19
-.14
.15
-.03
.97 .71 .86
.04 .04 -.11
-.01 .09 -.27*
.09 -.18 .11
-.07 -.14 .00
-.11 -.16 -.03 -.23
1 .55** .27* .54**
1 .42** .53**
1 .41**
1
-.14
-.02
-.22
-.21
-.01
-.12
1
-.16 -.27* -.20
-.09 .19 -.10
-.05 -.05 -.26*
-.04 -.15 -.33**
-.01 .06 -.13
-.06 -.06 -.15
.63** .04 .78**
*p < .05 **p < .01
19
11.
Variantieanalyses De derde onderzoekshypothese luidt dat met name de interactie tussen beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en een negatieve beleving van het leefklimaat samenhangt met gevoelens van agressief gedrag en incidenten. Met behulp van een variantieanalyse is getoetst of er sprake was van een verband tussen de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A), het leefklimaat (PGCI) en gevoelens van agressie (BDHI-D) in week 4. Hierbij werden de agressiegevoelens (indirect agressie en directe agressie) als afhankelijke variabele gebruikt en de TOPS-A vaardigheden in sociale probleemsituaties (omgaan met nadeel, competitie, geven/accepteren van hulp en autoriteit) en leefklimaat (ondersteuning, groei, repressie en sfeer) als afhankelijke variabelen. Daarbij is er gecontroleerd voor leeftijd. Zelfgerapporteerde directe agressie De resultaten laten zien dat er een significant verband is gevonden tussen problemen met in het nadeel zijn en gevoelens van directe agressie, F (7.46) = 2.09, df = 1, p < .01. Dit betekent dat hoe meer nadeel de jongeren ervaren hoe meer gevoelens van directe agressie zij rapporteerden. Ook is er een significant effect gevonden tussen groei en gevoelens van directe agressie, F (4.34) = 2.09, df = 1 , p < .05. Dit betekent hoe meer mogelijkheden tot groei de jongeren ervaren hoe meer gevoelens van directe agressie zij rapporteerden. Ook is er een interactie-effect gevonden tussen sfeer en leeftijd F (4.61) = 2.14, df = 1 , p < .04 (grafiek 2). Jongeren rapporteerden meer gevoelens van directe agressie bij een goede sfeer, en ouderen rapporteerden minder gevoelens van directe agressie bij een goede sfeer. Verder bleek er een interactie-effect tussen problemen met geven/accepteren van hulp, het ervaren van ondersteuning en gevoelens van directe agressie, F (6.01) = 2.33, df = 1, p < .02 (grafiek 1). Bij de combinatie van slechte ondersteuning en het niet kunnen accepteren
19
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
van hulp rapporteerden de jongeren relatief meer gevoelens van directe agressie. Dit terwijl bij jongeren die de hulp niet kunnen accepteren, maar wel een goede ondersteuning ervaren, minder gevoelens van directe agressie werd gerapporteerd. Zelfgerapporteerde indirecte agressie Tot slot is er een
hoofdeffect gevonden tussen problemen met competitie en
gevoelens van indirecte agressie, F (6.53) = 1.82, df = 1, p < .02 (tabel 8). Dit betekent dat hoe meer problemen er werden ervaren met competitie hoe meer gevoelens van indirecte agressie de jongeren rapporteerden. Voor de overige schalen van de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A) en het leefklimaat (PGCI) zijn geen significante interacties gevonden.
Sum of
df
Mean Square
F
p
Squares Nadeel
.94
1
2.09
7.46
< .01
Groei
.55
1
2.09
4.34
< .05
Geven/ accepteren van hulp * Ondersteuning
.76
1
2.33
6.01
< .02
Sfeer * Leeftijd
.58
1
2.14
4.61
< .04
Sum of
df
Mean Square
F
p
1
1.82
6.53
< .02
Squares Competitie
6.46
21
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Grafiek 1 Interactie effect directe agressie, accepteren van hulp en ondersteuning 2,5
2
1,5 Goede ondersteuning Slechte ondersteuning
1
0,5
0 Accepteren van hulp Niet accepteren van hulp
Grafiek 2 Interactie effect directe agressie, leeftijd en sfeer 2,5
2
1,5 Jong Oud
1
0,5
0 Slechte sfeer
Goede sfeer
Geobserveerde incidenten Tenslotte is er met behulp van een variantieanalyse getoetst of er sprake was van een verband tussen het leefklimaat (PGCI), de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS22
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
A) in week 4 en de incidenten van de eerste vier weken van het verblijf. Hierbij werden de incidenten als afhankelijke variabele gebruikt en het leefklimaat (PGCI; ondersteuning, groei, repressie en sfeer) en de vaardigheden in sociale probleemsituaties (TOPS-A; nadeel, competitie, geven/accepteren van hulp en autoriteit) als onafhankelijke variabelen. Hierbij is er gecontroleerd voor leeftijd. Er zijn geen verbanden gevonden tussen het leefklimaat, vaardigheden in sociale probleemsituaties en de incidenten. Discussie In dit hoofdstuk worden allereerst de belangrijkste resultaten van het onderzoek besproken. Vervolgens worden de beperkingen van het onderzoek beschreven en zullen er aanbevelingen voor toekomstig onderzoek en voor de praktijk worden gedaan. In deze studie werden drie hypothesen getoetst. De eerste onderzoekshypothese was dat het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties gepaard gaat met meer gevoelens van agressief gedrag. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan deze hypothese worden aangenomen. Hoe meer problemen er werden ervaren in situaties waarbij de jongeren in het nadeel zijn, hoe meer gevoelens van directe en indirecte agressie werden gerapporteerd. Ditzelfde geld voor de problemen met autoriteit. Hoe meer problemen er werden ervaren met autoriteit, hoe meer gevoelens van directe en indirecte agressie. Tenslotte werden er meer gevoelens van indirecte agressie gerapporteerd in situaties waarbij de jongeren problemen ervoeren met competitie en het geven/accepteren van hulp. Deze resultaten bevestigen het onderzoek van Van der Helm et al. (2012) dat aantoont dat jongeren in een JJI veelal niet in staat zijn adequaat te reageren in sociale probleemsituaties waardoor er escalaties ontstaan. De tweede onderzoekshypothese was dat een negatieve beleving van het leefklimaat samenhangt met gevoelens van agressief gedrag. Deze hypothese werd voor slechts een schaal van het leefklimaat bevestigd, namelijk sfeer. Wanneer de jongeren de sfeer op de groep als
23
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
positief ervaren werden er minder gevoelens van indirecte agressie gerapporteerd. Dit resultaat bevestigd het onderzoek van Jongepier (2011) en Valenkamp & Verheij (2011) dat aantoont dat veel agressie zorgt voor een onveilig leefklimaat en een negatieve sfeer. De derde onderzoekshypothese luidde dat met name de interactie tussen beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en een negatieve beleving van het leefklimaat samenhangt met gevoelens van agressief gedrag en incidenten. Hieruit kwam naar voren dat er een significant verband is tussen problemen met in het nadeel zijn en gevoelens van directe agressie. Hoe meer nadeel de jongeren ervoeren, hoe meer gevoelens van directe agressie zij rapporteerden. Ook bleek dat hoe meer mogelijkheden tot groei de jongeren ervoeren, hoe meer gevoelens van directe agressie zij rapporteerden. De bevinding dat meer mogelijkheden tot groei leidt tot meer gevoelens van directe agressie zou te maken kunnen hebben met het feit dat de jongeren zich in een gesloten setting bevinden. Tijdens hun verblijf wordt de jongeren nieuwe vaardigheden aangeleerd en om te gaan met lastige sociale situaties met als doel het aanleren van eigen verantwoordelijkheid (Hanrath, 2013). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de jongeren zich realiseren dat er nog veel te leren valt om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Dit zou kunnen leiden tot frustratie en gevoelens van agressie. Tot slot is er een hoofdeffect gevonden tussen problemen met competitie en indirecte agressie. Dit betekent dat hoe meer problemen er werden ervaren met competitie, hoe meer gevoelens van indirecte agressie de jongeren rapporteerden. Ook werden er enkele interactie effecten gevonden. Wanneer de jongeren de sfeer als positief ervoeren en in de jongste leeftijdgroep vielen (13-16 jaar), rapporteerden zij meer gevoelens van directe agressie. De uitkomst dat een positieve sfeer meer gevoelens van agressie oproept is een bijzondere uitkomst. Een verklaring zou kunnen zijn dat de jongere jongens, die onderlinge sfeer positief inschatten, gevoeliger zijn voor de status van andere jongens en kunnen hierdoor meer 24
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
gevoelens van agressie ervaren. Een andere verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de groepsleiding minder structuur heeft aangebracht om zo een positievere sfeer op de groep te behouden. Dit zou eraan kunnen bijdragen dat de jongeren te veel ruimte hebben gehad, wat leidt tot onduidelijkheid en onveiligheid en meer gevoelens van agressie. Bij het overgrote deel van de jongeren in een JJI is er sprake van een LVB in combinatie met gedragsproblemen. Het is voor deze jongeren belangrijk dat er duidelijkheid en structuur heerst op de groep (Doreleijers, 2009; Kaal et al., 2012; Van Nieuwenhuijzen et al., 2006). Wat daarnaast opvalt is dat dit verband alleen is gevonden bij de jongens die in de jongste leeftijdsgroep vielen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn is dat de jongeren in de leeftijd van 13-16 jaar zich meer willen bewijzen tegenover de andere jongeren op de groep. De interacties met de ander jongeren op de groep heeft invloed op de jongeren zich gedragen. De groepsdruk is vaak groot en de jongeren zijn gevoelig voor de invloed van hun leeftijdsgenoten. Het helpen van een ander, wat zou kunnen leiden tot een positieve sfeer, kan in een JJI worden beschouwd als een teken van kwetsbaarheid (De Jong, 2007; Fontaine & Dodge, 2009). Tot slot is er een interactie effect gevonden tussen problemen met het geven/accepteren van hulp, weinig ondersteuning en gevoelens van directe agressie. Wanneer de jongeren meer problemen ervoeren met het geven/accepteren van hulp en weinig ondersteuning ervoeren rapporteerden zij meer gevoelens van directe agressie. Er zijn geen verbanden
gevonden
tussen
de
incidenten,
het
leefklimaat
en
vaardigheden
in
probleemsituaties. Beperkingen van het onderzoek In dit onderzoek zijn een aantal beperking die mogelijk invloed hebben gehad op de resultaten. Een eerste beperking is dat het onderzoek is gedaan in de eerste 4 weken van het
25
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
verblijf van de jongeren. Het zou kunnen zijn dat de jongeren zich in de eerste weken van hun verblijf anders hebben gedragen. Dit zou kunnen zijn omdat zij net nieuw zijn op de groep en hun plaats nog moeten vinden of omdat zij nog in afwachting zijn van de uitspraak van de rechter. Hierdoor zou het kunnen dat de jongeren zich rustiger en sociaal wenselijk gedragen. Ook zou het kunnen zijn dat de jongeren juist meer incidenten veroorzaken of gevoelens van agressie rapporteren omdat zij net in detentie zitten, boos zijn over plaatsing en hun plaats moeten veroveren op de leefgroep. Daarnaast kan het zijn dat het voor de jongeren lastig was om een inschatting te maken van het leefklimaat omdat zij net op de groep zaten. Dit zou geleid kunnen hebben tot een vertekend beeld en beïnvloeding van de onderzoeksresultaten. Vervolgonderzoek over een langere periode zou gewenst zijn om een meer valide onderzoek te kunnen doen. Een andere beperking van het onderzoek is dat de correlaties tussen de subschalen van de PGCI (het leefklimaat) relatief hoog zijn. Hierdoor zijn de schalen minder onderscheidend en lijken ze hetzelfde construct te meten. Wat daarnaast een beperking zou kunnen zijn is dat er mogelijk sprake was van onderrapportage van de incidenten. De incidenten zijn in dit onderzoek opgevraagd uit de incidentmeldingen en dagrapportages Uit de dagrapportages bleek vaak dat niet alle incidenten waren geregistreerd als incident en hierdoor niet naar voren kwam bij de incidentmeldingen. Dit heeft waarschijnlijk geleid dot onderrapportage van de incidenten. Tot slot zijn de incidenten geclassificeerd in de schalen van de TOPS-A. In dit onderzoek heeft dat geen meerwaarde gehad. Er is geen verband gevonden tussen de vaardigheden in sociale probleemsituaties en de aard van het incident. Wellicht wel interessant voor vervolgonderzoek om dit nader te bekijken.
26
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Implicaties Ondanks de beperkingen kan naar aanleiding van dit onderzoek geconcludeerd worden dat er een verband is gevonden tussen het hebben van beperkte vaardigheden in sociale probleemsituaties en gevoelens van agressie. Hoe meer problemen er werden ervaren met autoriteit, competitie, het geven/ accepteren van hulp of situaties waarbij de jongeren in het nadeel zijn hoe meer gevoelens van agressie zij rapporteerden. Echter is er geen verband gevonden tussen de vaardigheden in sociale probleemsituaties en de daadwerkelijk voorgevallen incidenten. Zoals eerder aangegeven zou het interessant zijn te onderzoeken of de sociale probleemsituaties die de jongeren zelf rapporteren als zijnde lastige situaties overeenkomen met de aard van het incident waarbij de jongeren betrokken waren en gevoelens van agressie. Zo kan er worden ingespeeld op de situaties die jongeren als probleemsituaties ervaren en mogelijk incidenten worden voorkomen.
27
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Literatuur Anderson, E. (2000). Code of the Street. Decency, Violence and the Moral Life of the Inner City. London: Norton & Company. Barnasconi, F. M. M., & Kamp, F. E. (2010). Alienation als moderator van de relatie tussen acute sociale afwijzing en agressie bij jonge adolescenten (Thesis, Universiteit van Utrecht, Nederland). Burke, A. H., & Durkee, A. (1957). An inventory for assessing different kinds of hostility. Journal of Consultative Psychology, 21, 343-349. Buss, A. H., & Perry, M. (1992). The aggression questionnaire. Journal of Personality and Social Psychology, 63, 452-459. Crick, N. R., & Dodge, K.(1996). Social Information-Processing Mechanisms in Reactive and Proactive Aggression. Child Development, 67, 993-1002. doi: 0009-3920/96/67030030 De Jong, J. D. (2007). Kapot moeilijk, een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongeren (‘Dire Straits’, An Ethnographic Inquiry Into Obtrusive Delinquent Group Activity Of Moroccan Boys). Amsterdam: Aksant. Doreleijers, T. A. H. (2009). Te oud voor het servet, te jong voor het tafellaken (Inaugural lecture, Universiteit Leiden). Erferst, D. (2004). Wat als agressie toeslaat?: Beter voorkomen dan bekvechten! Spoedgevallen JG, 23 (5), 130-138 Fontaine, R. G., & Dodge, K. A. (2009). The transactional development of individual social information processing and aggressive behavior. In A.J. Sameroff (ed.), Transactional processes in development. Washington, DC: American Psychological Association.
28
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Hanrath, J. J. (2013). De groepsleider als evenwichtskunstenaar: Het dagelijks werk op de leefgroep in een justitiële jeugdinrichting. Den Haag, Nederland: Boom Lemma uitgevers Huisman, J., Flapper, B. C. T., Kalverdijk, L. J., L’Hoir, M. P., & van Weel, E. A. F. (2010). Het agressieve kind. Gedragsproblemen bij kinderen, 147-151. doi: 10.1007/97890-313-8657-4_13 Harder, A. T. (2011). The Downside up? A study of factors associated with a succesful course of treatment for adolescents in secure residental care (Thesis, Rijksuniversiteit Groningen, Nederland). Jongepier, N. (2011). Gesloten residentiële jeugdzorg als veilige haven. Jeugd en Co Kennis, 5, (4), 19-29 Kaal, H. L., Brand, E. F. J. M., Van Nieuwenhuijzen, M. (2012). Serious juvenile offenders with and without intellectual disabilities. Journal of Learning Disabilities and Offending Behaviour, 3 (2), 66-76. Lange, A., Hoogendoorn, N., Wiederspahn, A., & De Beurs, E. (1995). BDHI-Dutch: Handleiding, Verantwoording en Normering van de Nederlandse Buss-Durkee Agressievragenlijst. Lisse: Amsterdam en Swets & Zeitlinger B.V. Matthys, W., Maassen, G. H., Cuperus. J. M., & Van Engeland, H.(2001). The Assessment of the Situational Specificity of Children’s Problem Behaviour in Peer–Peer Context. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42 (3), 413–420. doi: 10.1111/14697610.00734 Matthys, W. (2001). De betekenis van biologische factoren voor de behandeling van gedragsstoornissen. Kind en Adolescent Praktijk, 22(4), 268-280. 29
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Osgood, D. W., & O’Neill Briddell, L. (2006). Peer Effects in Juvenile Justice. In K. Dodge, T. Dishion, & J. Lansford (Eds). Deviant Peer Influences in Programs for Youth: Problems and Solutions (pp. 141-161). New York: Guilford Press. Van der Helm, G. H. P. (2011). First do no harm. Amsterdam: SWP Publishers (proefschrift VU Amsterdam). Van der Helm, G. H. P., Boekee, I., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011). Fear is the key: Keeping the balance between flexibility and control in a Dutch youth prison. Journal of Children’s Services, 4, 248-263. Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011ª). Measuring group climate in prison. The Prison Journal, 91, 158-176. Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., Van Genabeek, M., & Van der Laan, P. H. (2011b). Group climate, personality, and self-reported aggression in incarcerated male youth. Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 1, 23 – 39. Van der Helm, G. H. P. & Hanrath, J. (2012). Wat werkt in de gesloten jeugdzorg. Amsterdam:SWP. Van der Helm, G. H. P., Matthys, W., Moonen, X., Giesen, N., van Der Heide, ES., & Stams, G. J. J. M. (2012ª). Measuring inappropriate responses of adolescents to problematic social situations in secure institutional and correctional youth care: A validation study of the TOPS-A-A.. Journal of Interpersonal Violence, 1-17. doi:10.1177/088626 0512468322 Valenkamp, M., & Verheij, F. (2011). Inperken voorkomen in de residentiële zorg voor kinderen. Kind & Adolescent Praktijk, 10 (4), 154-163
30
De herkomst van Agressie bij Jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting
Van Nieuwenhuijzen, M., de Castro, B. O., van der Valk, I., Wijnroks, L., Vermeer, A., & Matthys, W. (2006). Do social information-processing models explain aggressive behaviour by children with mild intellectual disabilities in residential care? Journal of Intellectual Disability Research, 50 (2), 801-812. doi: 10.1111/j.13652788.2005.00773
31