HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
Wat is het Verband tussen Agressie en Extraversie bij Kinderen?
Fatima Taibi Begeleid door J. Borghuis MSc ANR: 511351 Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid Departement Ontwikkelingspsychologie, Universiteit van Tilburg Mei, 2014
1
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
2
Abstract The aim of this thesis is to examine the relations between extraversion, especially one important facet of extraversion, namely dominance, and direct and indirect aggression. Also, we examined the relation of gender with dominance, direct aggression, and indirect aggression. Questionnaires were used to evaluate extraversion, dominance, and aggression in 269 Dutch children ranging in age from 11 to 15 years. Correlation analysis and analysis of variance were used to analyze the data. There was no significant correlation observed between the scores on extraversion and scores on direct and indirect aggression. The scores on dominance, however, showed a significant correlation with the scores on direct aggression, but not with the scores on indirect aggression, suggesting that specifically dominance, rather than extraversion in general, is associated with direct aggression. Girls scored significantly higher on indirect aggression, but lower on direct aggression, than boys. These results confirm previous studies showing that marked gender differences exist in the use of direct and indirect aggression. Moreover, the results indicate that specifically dominance, rather than extraversion, is associated with direct aggression. Keywords: direct aggression, indirect aggression, extraversion, dominance, gender differences, children.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
3
Samenvatting In dit onderzoek werd de relatie onderzocht tussen extraversie, in het bijzonder een belangrijk facet van extraversie, namelijk dominantie, en directe en indirecte agressie. Daarnaast werd de relatie onderzocht tussen geslacht met dominantie, directe agressie en indirecte agressie. Vragenlijsten die extraversie, dominantie en agressie maten werden ingevuld door 269 Nederlandse kinderen tussen de 11 en 15 jaar. Correlatie-analyse en variantie-analyse werden gebruikt om de verkregen gegevens te analyseren. Er werd geen significante correlatie geobserveerd tussen de scores op extraversie en de scores op directe en indirecte agressie. De scores op dominantie echter vertoonde wel een significante correlatie met de scores op directe agressie, maar niet met de scores op indirecte agressie, wat suggereert dat specifiek dominantie, en niet extraversie in het algemeen, geassocieerd is met directe agressie. Meisjes scoorden significant hoger op indirecte agressie, maar lager op directe agressie, dan jongens. Deze resultaten bevestigen eerdere studies waaruit blijkt dat grote geslachtsverschillen bestaan in het gebruik van directe en indirecte agressie. Bovendien geven de resultaten aan dat specifiek dominantie, in plaats van extraversie, geassocieerd is met directe agressie. Steekwoorden: directe agressie, indirecte agressie, extraversie, dominantie, geslachtsverschillen, kinderen.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
4
Wat is het verband tussen agressie en extraversie bij kinderen? Diverse onderzoeken (Carrasco & Barrio, 2007; Pitkanen & Turunen, 1974; Soga, Shimai & Otage, 2002; Stoltz et al., 2013) hebben een verband gevonden tussen agressief gedrag en extraversie. Dit resultaat wordt ook gevonden bij kinderen, maar er is nog weinig onderzoek uitgevoerd naar verschillen tussen jongens en meisjes in agressie en extraversie. In dit onderzoek wordt gekeken naar het verband twee vormen van agressief gedrag, directe en indirecte agressie, en extraversie. Ook wordt het verband tussen één aspect van extraversie, genaamd dominantie, en directe en indirecte agressie onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of meisjes meer indirecte agressie en minder directe agressie vertonen, Ten slotte wordt gekeken of jongens dominanter zijn dan meisjes. Agressief gedrag wordt gedefinieerd als gedrag dat grenzen overschrijdt van wat algemeen acceptabel is, bijvoorbeeld, iets kapot maken of bij een ander schade aanrichten (Tedeschi, & Felson, 1994). Daarbij wordt duidelijk gemaakt wat de agressieve persoon wel of niet wil. Gevoelens van angst, pijn, verdriet en boosheid worden opgeroepen bij de slachtoffers van agressief gedrag (Holmes, 2013). Kinderen vertonen ook agressief gedrag, dit komt vaak voor bij onzekere en angstige kinderen (Fischer & Roseman, 2007). Agressief gedrag kan ontstaan doordat kinderen boosheid ervaren door een onrechtvaardige situatie. Kinderen staan op het punt om te exploderen. De gedachten die hierbij kunnen ontstaan zijn anderen willen slaan of beschadigen. Kinderen kunnen overgaan tot aanvallen, onaardige opmerkingen maken of fysiek geweld plegen. Hun doel is om de onrechtvaardige situatie aan te pakken of de anderen aan te pakken (Fischer & Roseman, 2007). Directe en indirecte agressie. Jongens vertonen in het algemeen meer agressief gedrag dan meisjes. Bovendien is de manier waarop jongens agressie uiten anders. Jongens
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
5
tonen fysieke agressie, meisjes tonen agressie juist op een subtiele manier (Crick, Bigbee & Howes, 1996). Jongens maken vaker gebruik van directe agressie, dus fysieke agressie. Zij zijn eerder geneigd om fysiek actie te ondernemen, bijv. iemand een tik geven als hij/zij zich misdraagt volgens de aanvaller. Meisjes tonen indirecte agressie, zoals op een negatieve manier praten over een ander of zichzelf buitensluiten van de wereld. De manier hoe agressie wordt getoond is dus verschillend voor meisjes en jongens, waarbij meisjes eerder geneigd zijn om verbale of indirecte agressie te gebruiken, terwijl jongens meer directe agressie gebruiken (Crick, Bigbee & Howes, 1996). Extraversie. De Big Five persoonlijkheidstrekken worden in verband gebracht met agressief gedrag. Agressief gedrag kan vaak verklaard worden door de persoonlijkheid van een persoon (De Raad, 2000). De Big Five persoonlijkheidstheorie gaat uit van vijf karaktertrekken, namelijk extraversie, altruïsme, consciëntieushied, neuroticisme en openheid. Extraversie meet de mate waarin een persoon actief bezig is met anderen. Altruisme meet de mate waarin een persoon onzelfzuchtig is. Consciëntieushied meet de mate van doelgerichtheid in activiteiten. Neuroticisme meet de mate van emotionele (in)stabiliteit en openheid meet de mate van nieuwsgierigheid van een persoon naar de wereld en naar de gevoelens van een persoon (De Raad, 2000). In dit onderzoek wordt de karaktertrek extraversie onderzocht, er is namelijk een verband tussen agressie en extraversie gevonden. Mensen die hoog scoren op de extraversie schaal zijn sociale mensen, zij houden van gezelligheid en zijn graag aanwezig bij andere mensen. Ze zitten vol energie en zijn opgewekt van aard (De Vries, Ashton & Lee, 2009). Ook zijn deze mensen vaak assertiever en spraakzamer, ze zijn actiever dan introverten. Introverten zijn het tegendeel, zij scoren heel laag op de extraversie schaal. Deze mensen zijn heel rustig en onafhankelijk van anderen. Ze zijn niet noodzakelijk verlegen maar willen liever alleen zijn (Morris, 1979).
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
6
Extraversie bestaat uit zes onderdelen genaamd: hartelijkheid, sociabiliteit, dominantie, energie, avonturisme en vrolijkheid (De Vries, Ashton & Lee, 2009). Een persoon die ‘hartelijkheid’ uitoefent zorgt voor het ontstaan van een emotionele band tussen mensen door de warmte die hij vertoond. Deze mensen zijn vriendelijk naar anderen toe en zijn echt gesteld op mensen. Sociabiliteit houdt in ervoor kiezen om bij anderen te zijn. Zulke mensen zoeken gezelschap op bij anderen en houden van drukte in een groep (Elphick, Halverson & Marzal-Wisniewska, 1998). Mensen die hoog scoren op het onderdeel ‘dominantie’ zijn vaak de leider in de groep, deze mensen zijn veel aan het woord en spreken zonder twijfel (Akrami & Ekehammar, 2006). Mensen die hoog scoren op het onderdeel ‘energie’ worden gekenmerkt door een hoog tempo en krachtige bewegingen. Zij zijn graag bezig en stralen een gevoel van energie uit. Deze mensen hebben vaak haast en leiden een druk bestaan (Akrami & Ekehammar, 2006). Mensen die hoog scoren op het onderdeel ‘avonturisme’ zijn mensen die zoeken naar uitdagingen. Deze mensen houden van actie ondernemen en zoeken de opwinding op. Mensen die hoog scoren op het onderdeel vrolijkheid voelen zich vaak blij en gelukkig, ze hebben over het algemeen plezier in hun leven. Ze zijn opgewekt en uitbundig in hun gedrag (Ekehammar & Akrami, 2007). Agressie en extraversie. Diverse onderzoeken hebben het verband tussen agressie en extraversie onderzocht. Vaak werden positieve verbanden gevonden tussen de twee persoonlijkheidskenmerken. Soga, Shimai & Otage (2002) hebben de relatie tussen agressiviteit en de Big Five persoonlijkheidstrekken onderzocht bij kinderen. Uit deze studie is gebleken dat er een positief significant verband was tussen agressiviteit en extraversie. Extraverte kinderen toonden aanzienlijk meer agressief gedrag dan minder extraverte kinderen.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
7
Een ander studie onderzocht twee groepen jongens van 8 jaar. Beide groepen bestonden uit twaalf personen. De ene groep bestond uit extreem agressieve jongens en de andere groep bestond uit extraverte jongens. Deze studie werd uitgevoerd of er verschillen waren tussen de agressieve groep en de extraverte groep. De resultaten lieten weinig tot geen groepsverschillen zien. Dus, deze studie laat zien dat er een nauwe band bestaat tussen extraversie en agressie bij jongens (Pitkanen & Turunen, 1974). Stoltz et al. (2013) onderzochten aan de hand van de Big Five karaktertrekken of er bij middelbare schoolkinderen sprake is van externaliserende gedragsproblemen, met name agressief gedrag. Voor het testen kregen kinderen informatie over agressief gedrag. De kinderen kregen een voormeting, tussenmeting en nameting. Extraverte kinderen vertoonden op de tussen- en nameting significant vaker externaliserend probleemgedrag (agressief gedrag) dan niet extraverte kinderen. Dus, extraverte kinderen toonden meer agressief gedrag dan niet extraverte kinderen. Ook in de volgende studie is gekeken naar de relatie tussen de Big Five karaktertrekken en fysieke en verbale agressie (Carrasco & Barrio, 2007). Extraversie liet een positief verband zien met verbale agressie, maar hing niet samen met fysieke agressie. Echter, in deze studie is niet gekeken naar het verschil tussen meisjes en jongens. Daarnaast is ook niet gekeken naar de verschillende soorten agressie. Zoals boven aangegeven heeft eerder onderzoek laten zien dat meisjes verbaal agressie vertonen en jongens juist fysieke agressie (Crick et al., 1996). In de studie van Ang, Ng, Wong, Lee, Oei & Leng (2004) is echter geen verband gevonden voor agressie en extraversie in tegenstelling tot de bovengenoemde studies. Deze studie heeft volwassenen onderzocht en geen kinderen. Het is mogelijk dat extraverte volwassenen anders omgaan met agressie dan kinderen.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
8
Een ander studie (Edmunds, 1977) onderzocht de relatie tussen extraversie, agressie en neuroticisme. De resultaten lieten geen relatie zien tussen extraversie en agressie. Ook voor deze studie geldt dat er volwassenen zijn onderzocht. Daarnaast is in deze studie niet gekeken naar de verschillende soorten agressie (directe en indirecte agressie). Het is mogelijk dat voor directe agressie wel een verband gevonden wordt en indirecte agressie niet of andersom (Edmunds, 1977). De besproken onderzoeken hebben tegenstrijdige resultaten laten zien. De huidige studie laat vooral zien waarom er vaak een verband gevonden wordt tussen agressie en extraversie. Is het zo dat een of meerdere aspecten van extraversie zorgen voor agressief gedrag? De huidige studie zal een aspect onderzoeken, genaamd dominantie, om te kijken of juist deze aspect zorgt voor agressief gedrag. Agressie en dominantie. Eerdere studies (Carrasco & Barrio, 2007; Pitkanen & Turunen, 1974; Soga, Shimai & Otage, 2002; Stoltz et al., 2013) hebben vaak een verband gevonden tussen agressie en extraversie. Het is alleen nog niet duidelijk waarom deze twee persoonlijkheidskenmerken samenhangen. In dit onderzoek wordt gekeken of één van de aspecten van extraversie meer invloed uitoefent op het vertonen van agressief gedrag. Het is dan ook interessant om met name het aspect ‘dominantie’ te bestuderen. Het lijkt namelijk aannemelijk dat specifiek dit aspect van extraversie een verband toont met agressief gedrag. Van de zes aspecten is dominantie meest voor de hand liggende aspect voor het ontstaan van agressief gedrag. Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom in eerdere studies een verband is gevonden tussen agressie en extraversie. Een eerder onderzoek vond echter geen relatie tussen sociale dominantie en agressie (Roseth, Pellegrini, Bohn, Van Ryzin & Vance, 2007), maar dit onderzoek was alleen gericht op kleuters. Agressie en geslacht. Eerdere studies die het verband tussen agressie en extraversie onderzochten hebben verschillende resultaten getoond. Echter is weinig onderzoek gedaan naar het verband tussen extraversie en directe en indirecte agressie. Daarnaast is weinig tot
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
9
geen onderzoek gedaan naar het verband van dominantie en directe en indirecte agressie. Meisjes en jongens kunnen op verschillende manieren agressief gedrag vertonen zoals eerder is beschreven (Crick et al.,1996). Dus, is het mogelijk dat dominantie bij vrouwen zorgt voor indirecte agressie en bij mannen voor directe agressie. Dominante meisjes zullen waarschijnlijk eerder rodelen over anderen, en dominante jongens zullen sneller iemand fysiek pijn doen. Agressie is een groot maatschappelijk probleem omdat het probleem bij kinderen voordoet en dit probleem aanhoudt naarmate het kind ouder wordt (Fischer & Roseman, 2007). Het is daarom belangrijk te onderzoeken waar agressie verband mee houdt. Wanneer agressie beter begrepen wordt, kan het wellicht beter voorkomen of behandeld worden. In deze studie wordt getracht meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen extraversie en agressie bij kinderen. De volgende deelvragen zijn van toepassing:
Wat is het verband tussen directe en indirecte agressie en extraversie?
Wat is het verband tussen directe en indirecte agressie en dominantie?
Welke geslachtverschillen zijn er in het gebruik van directe en indirecte agressie bij kinderen?
Welke geslachtverschillen zijn er in het gebruik van dominantie?
De hypothesen die hierbij horen zijn als volgt:
Er is een positief verband tussen extraversie en directe en indirecte agressie.
Er is een positief verband en tussen dominantie en directe en indirecte agressie.
Meisjes gebruiken meer indirecte agressie en minder directe agressie dan jongens.
Jongens zijn dominanter dan meisjes.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
10
Methode Deelnemers en Design Aan dit onderzoek deden 325 proefpersonen mee. Van 62 proefpersonen waren de vragenlijsten niet bruikbaar voor analyse door missing values. De overgebleven 269 proefpersonen waren 52% man en 48% vrouw. De proefpersonen hadden een leeftijd tussen de 11 en 15 jaar met een gemiddelde van 12.84 en een standaarddeviatie van 0.8. De proefpersonen waren leerlingen van de middelbare scholen Beatrix College en de Daltonschool. Het grootste gedeelte van de proefpersonen had een Nederlandse achtergrond (92%). De proefpersonen hadden verschillende opleidingsniveaus: vmbo/havo bestond uit 9.8 % leerlingen, havo bestond uit 9.3% leerlingen, havo/vwo bestond uit 24.5 leerlingen, atheneum bestond uit 21.9%, gymnasium bestond uit 7.4% leerlingen en 27,1% leerlingen volgden tweetalig vwo. Procedure De vragenlijsten zijn onder schooltijd ingevuld door de leerlingen in hun klaslokaal. Hiervoor is eerst toestemming gevraagd aan de schoolleiding. De ouders van de leerlingen hebben een brief ontvangen waarin het doel van de studie is uitgelegd. De ouders konden bezwaar maken tegen de deelname van hun kind aan de studie. Vervolgens werd ook de leerlingen gevraagd of zij mee wilden doen aan de studie. Alle leerlingen stemden toe en vulden de vragenlijsten in. Psychologie master studenten hebben vervolgens de data verzameld. De leerlingen werden duidelijk gemaakt dat de vragenlijsten anoniem werden behandeld. Instrumenten In dit onderzoek worden agressie (directe en indirecte agressie) en extraversie gemeten. Van extraversie wordt ook het aspect ‘dominantie’ gemeten.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
11
Directe en indirecte agressie. Agressie wordt op drie verschillende manieren gemeten namelijk door zelfreportage, door medestudenten en door de docenten. In dit onderzoek wordt alleen de data van zelfreportage gebruikt. Voor de zelfreportage wordt gebruik gemaakt van de Direct and Indirect Aggression Scales van Björkqvist, Lagerpetz en Österman (1992). Aan de hand van zeventien stellingen moesten leerlingen aangeven hoe zij zich gedragen als ze boos zijn. Van de zeventien stellingen gingen elf stellingen over indirecte agressie (alpha: .83) en zes stellingen over directe agressie (alpha: .84). Met behulp van een Likert Scale van 1 (nooit) tot 4 (heel vaak) werden deze stellingen beantwoord. Een voorbeeldstelling van directe agressie is: ‘Ik scheld de ander uit’. Een voorbeeldstelling van indirecte agressie is: ‘Ik probeer de ander belachelijk te maken’. De scores werden opgeteld en daarvan het gemiddelde genomen. Extraversie. Aan de hand van acht stellingen uit de Big Five Inventory van John, Donahue en Kentle (1991) wordt extraversie gemeten (alpha: .73). De stellingen hebben betrekking op hoe de leerlingen zichzelf zien. Extraversie werd gemeten door middel van een Likert Scale van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). Twee voorbeeldstellingen zijn: ‘Ik zie mezelf als iemand die soms verlegen, geremd is’ en ‘Ik zie mezelf als iemand die doorgaans stil is’. uitspraken van toepassing waren. De scores werden opgeteld en daarvan het gemiddelde genomen. Dominantie is één van de aspecten van extraversie en wordt gemeten met één item: ‘Ik zie mezelf als iemand die voor zichzelf opkomt’. De scores werden opgeteld en daarvan het gemiddelde genomen. De andere vijf aspecten van extraversie zijn: hartelijkheid, sociabiliteit, energie, avonturisme en vrolijkheid. Analyseplan
De huidige onderzoek betreft een cross-sectionele studie. Correlatie-analyse en variantie-analyse werden gebruikt om de verkregen gegevens te analyseren. Om de hypothese
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
12
‘Er is een positief verband tussen extraversie en directe en indirecte agressie’ te toetsen werd de Pearson’s correlatiecoëfficient berekend. Om de invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op de directe agressie-scores te controleren, werd ook de partiële Pearson’s correlatiecoëfficient berekend, waarbij gecontroleerd werd voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Ook werd voor de hypothese ‘dominantie heeft een positief verband met directe- en indirecte agressie’ de Pearson’s correlatiecoëfficient berekend, waarbij ook gecontroleerd werd voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Om de hypothesen ‘Meisjes gebruiken meer indirecte agressie dan jongens’ en ‘Meisjes gebruiken minder directe agressie dan jongens’ te toetsen werd een éėn-factor ANOVA, met als between-subject factor ‘geslacht’ op de directe- en indirecte agressie uitgevoerd. Ter controle van de invloed van leeftijd en opleidingsniveau op geslachtsverschillen, werd ook een éėn -factor ANCOVA uitgevoerd, met geslacht als inclusie en leeftijd en opleidingsniveau als covariaten. Ten slotte is voor de hypothese ‘Geslacht heeft een verband met dominantie, namelijk jongens laten hogere scores op dominantie zien dan meisjes’ ook een éėn -factor ANOVA, met als between-subject factor ‘geslacht’ op de dominantie-scores uitgevoerd. Ter controle van de invloed van leeftijd en opleidingsniveau op geslachtsverschillen, werd ook een éėn factor ANCOVA uitgevoerd, met geslacht als inclusie en leeftijd en opleidingsniveau als covariaten. De analyses zijn uitgevoerd met het programma SPSS (versie 20). Resultaten Beschrijvende Statistiek. In tabel 1 worden de gemiddelde scores op extraversie, dominantie, directe agressie en indirecte agressie weergegeven. De gemiddelde scores op directe agressie en indirecte agressie verschillen niet significant van elkaar (tabel 1).
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
13
Tabel 1 Persoonlijkheidskenmerken van onderzoeksdeelnemers (N = 305) Minimum
Maximum
Gemiddelde
SD
Dominantie (DOM)
1.0
5.0
3.9
1.0
Direct agressie
1.0
3.7
1.6
0.6
Indirect agressie
1.0
3.4
1.5
0.4
Extraversie
2.0
5.0
3.7
0.6
Correlatie Analyse Extraversie en agressie. Tabel 2 laat de correlaties zien tussen extraversie, dominantie, directe agressie, indirecte agressie, geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Hypothese 1 was dat extraversie een positief verband heeft met directe en indirecte agressie. Wanneer gekeken wordt naar de bivariate samenhang tussen de variabelen dan wordt geen steun gevonden voor deze hypothese. Met andere woorden, extraversie hangt niet significant samen met directe en indirecte agressie (Tabel 2). Om te onderzoeken in hoeverre de geobserveerde bivariate correlaties tussen extraversie en directe en indirecte agressie (Tabel 2) beïnvloed werden door effecten geassocieerd met geslacht, leeftijd en opleidingsniveau, werden de correlaties nogmaals berekend, waarbij gecontroleerd werd voor deze drie variabelen (Tabel 3). De correlaties
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
14
tussen extraversie en directe en indirecte agressie waren ook niet significant, nadat gecontroleerd was voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Tabel 2 Bivariate correlaties tussen de scores op de verschillende variabelen DOM Dominantie (DOM)
1
Leeftijd (LT) Geslacht (GS) Schoolniveau (SN) Direct agressie (DAS) Indirect agressie (IAS) Extraversie (EXT) * p < .05; ** p < .01; (eenzijdig)
LT -.052 1
GS
SN
DAS
.188**
-.120*
.101*
.054
.506**
.071
.228**
.085
-.044
-.025
.272**
.215**
1
-.109*
-.083
-.050
.635**
-.006
1
.003
-.084 1
1
IAS
EXT
.076
1
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
15
Tabel 3 Partiële correlaties tussen persoonlijkheidskenmerken, waarbij gecontroleerd is voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau DOM Dominantie (DOM) Direct agressie (student) (DAS) Indirect agressie (student) (IAS) Extraversie
1
DAS
IAS
EXT
.050
.009
.500**
.607**
-.024
1
1
-.014 1
* p < .05; ** p < .01; (eenzijdig) Dominantie en agressie. Voor de hypothese ‘dominantie heeft een positief verband met directe en indirecte agressie’ is voor directe agressie een significant verband gevonden (Tabel 2). Dit betekent dat hoge scores op dominantie gepaard gaan met hoge scores op directe agressie. Het verband tussen indirecte agressie en dominantie is niet significant. De geobserveerde correlatie tussen dominantie en directe agressie was ook significant wanneer werd gecontroleerd voor effecten van leeftijd en geslacht. Na controle voor effecten van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau bleef de correlatie tussen dominantie en indirecte agressie niet significant (Tabel 3).
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
16
Variantie-analyse Geslacht en agressie. Voor het toetsen van de hypothese ‘meisjes gebruiken meer indirecte agressie dan jongens´ is gebruik gemaakt van een ANOVA. De ANOVA is uitgevoerd met als afhankelijke variabele indirecte agressie en als onafhankelijke variabele geslacht. Hieruit blijkt een significant effect van geslacht op indirecte agressie, F(1, 303) = 14.69; p < .001. Meisjes hebben een lagere gemiddelde score op indirecte agressie dan jongens (M = 1.60, SD = 0.47 versus M = 1.42, SD = 0.35) (Tabel 4). Ook wanneer er gecontroleerd wordt voor leeftijd en opleidingsniveau in een ANCOVA wordt een significant effect gevonden, F(1,303) = 15.73; p < .001. Die resultaten worden weergegeven in tabel 5. Voor de hypothese ‘meisjes gebruiken minder directe agressie dan jongens’ wordt ook een ANOVA uitgevoerd. De ANOVA is uitgevoerd met als afhankelijke variabele directe agressie en als onafhankelijke variabele geslacht. Hieruit is een significant effect gevonden, F(1, 303) = 24.72; p < .001. Dit betekent dat meisjes minder directe agressie gebruiken dan jongens (Tabel 4). Wanneer gecontroleerd wordt voor leeftijd en opleidingsniveau wordt ook een significant effect gevonden, F(1, 303) = 29.72; p < .001. Meisjes gebruiken dus minder directe agressie dan jongens. Voor zowel leeftijd (p < .001) en opleidingsniveau (p < .025) wordt een significant effect gevonden. De resultaten worden weergegeven in tabel 5.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
17
Tabel 4 Resultaten van de een-factor ANOVA met geslacht als between-subject factor op indirecte agressie, directe agressie en dominantie (N = 305) Afhankelijke Variabelen
Gemiddelde Jongens Meisjes
SD
F(1,303)
p
ɳ²
Jongens Meisjes
Indirecte agressie
1.60
1.42
0.47
0.35
14.69
.001
.046
Directe agressie
1.78
1.47
0.58
0.53
24.72
.001
.074
Dominantie
4.06
3.69
0.82
1.09
11.09
.001
.035
Tabel 5 Resultaten van de een-factor ANCOVA met geslacht als between-subject en leeftijd en schoolniveau als covariaten (N = 305) Afhankelijke Variabelen
Gemiddelde Jongens Meisjes
SD
F(1,303)
p
ɳp²
Jongens Meisjes
Indirecte agressie
1.60
1.42
0.47
0.35
15.73
.001
.050
Directe agressie
1.78
1.47
0.58
0.53
29.72
.001
.090
Dominantie
4.06
3.69
0.82
1.09
10.50
.001
.034
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
18
Geslacht en dominantie. Ten slotte wordt voor de laatste hypothese´ jongens vertonen meer dominantie dan meisjes´ ook een ANOVA uitgevoerd. De ANOVA is uitgevoerd met als afhankelijke variabele dominantie en als onafhankelijke variabele geslacht. Er zijn verschillen gevonden voor jongens en meisjes voor de score op dominantie, F(1, 303) = 11.09, p = < .001 (Tabel 4). Meisjes hebben een significant lagere score op dominantie dan jongens (jongens: M = 4.10, SD = 0.82 versus meisjes: M = 3.70, SD = 1.09).Wanneer er gecontroleerd wordt voor leeftijd en opleidingsniveau in een ANCOVA wordt ook een significant effect gevonden, F(1, 303) = 10.50, p < .001. In Tabel 5 worden de resultaten weergegeven. De effecten geassocieerd met geslacht op directe agressie (ɳp2 = .090) zijn aanzienlijk groter dan de effecten op indirecte agressie (ɳp2 = .050) en dominantie (ɳp2 = .034), ook wanneer gecontroleerd werd voor leeftijd en opleidingsniveau (Tabellen 4 en 5).
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
19
Discussie In dit onderzoek werd de relatie onderzocht tussen extraversie, in het bijzonder dominantie, en directe en indirecte agressie in een grote steekproef van kinderen. In tegenstelling tot onze hypothese werd geen significante correlatie geobserveerd tussen de scores op extraversie en de scores op directe agressie. Ook werd geen significante correlatie gevonden tussen de scores van extraversie en indirecte agressie. De hypothese dat extraversie een positief verband heeft met agressie bij kinderen kan daarom niet ondersteund worden in dit onderzoek. De geobserveerde scores op dominantie echter vertoonde wel een significante correlatie met de scores op directe agressie, voor indirecte agressie was de correlatie niet significant. Dominantie wordt als een belangrijk aspect van extraversie beschouwd (Akrami & Ekehammar, 2006), wat bevestigd wordt in de huidige studie. Dominantie liet een sterk positieve correlatie zien met extraversie, gecontroleerd voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De observatie dat hogere scores op dominantie gepaard gingen met hogere scores op directe agressie is in overeenstemming met onze hypothese. Deze observatie echter komt niet overeen met voorafgaand onderzoek (Roseth, Pellegrini, Bohn, Van Ryzin & Vance, 2007). Zo vonden Roseth et al. (2007) geen relatie tussen sociale dominantie en agressief gedrag. Deze onderzoekers onderzochten echter kleuters, terwijl de huidige onderzoek kinderen onderzochten, waardoor een vergelijking tussen de studies moeilijk is. De correlatie tussen dominantie en directe agressie in de huidige studie is een interessante bevinding, omdat dit doet vermoeden dat specifiek dominantie, en niet extraversie in het algemeen, samenhangt met agressie. Echter, dit resultaat is volgens ons niet eerder vermeld. Deze bevinding dient daarom eerst bevestigd te worden voordat het als betrouwbaar kan worden beschouwd.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
20
De hypothese dat meisjes meer indirecte agressie vertonen dan jongens werd bevestigd in dit onderzoek. Meisjes scoorden significant hoger op indirecte agressie dan jongens. Ook werd steun verkregen voor de hypothese dat meisjes minder directe agressie laten zien dan jongens. Deze bevindingen bevestigen de resultaten van voorafgaand onderzoek (Crick, Bigbee & Howes, 1996) waarin ook werd gevonden dat meisjes meer indirecte, maar minder directe agressie laten zien dan jongens. Ook werd de hypothese dat jongens hoger scoren op dominantie dan meisjes bevestigd in dit onderzoek. Jongens lijken dus dominanter te zijn dan meisjes. Er is eerder nog geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen dominantie en geslacht. Wellicht zou in de toekomst hier onderzoek naar gedaan kunnen worden om te achterhalen waarom jongens hoog scoren op dominantie in tegenstelling tot meisjes. De huidige resultaten laten zien dat de gevonden relatie een vervolgonderzoek verdient in toekomstige studies. In de huidige studie werden dus alle onderzoekshypothesen bevestigd, behalve de hypothesen die een samenhang voorspelden tussen extraversie en agressie. Zoals eerder beschreven lijkt het of alleen een specifiek aspect van extraversie, namelijk dominantie, een verband heeft met agressie. Het dient hierbij benadrukt te worden dat de correlaties tussen dominantie en directe agressie significant waren, ook wanneer gecontroleerd was voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Ook bleven de correlaties van geslacht met dominantie en agressie significant, terwijl gecontroleerd werd voor leeftijd en schoolniveau. Dus, de gevonden correlaties waren significant voor en na controle van andere variabelen. Deze studie heeft een aantal sterkte punten en beperkingen die verder toegelicht worden. Een sterk punt is dat de meting van agressie gebaseerd was op meerdere informatiebronnen in tegenstelling tot slechts één informatiebron zoals meestal gedaan wordt in voorafgaand onderzoek. De onderzochte steekproef was ook relatief groot, wat zorgt voor
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
21
betrouwbare resultaten. Een beperking van de huidige studie is echter dat het nietexperimenteel onderzoek is, waardoor het niet mogelijk is om causale conclusies te trekken. Bijvoorbeeld, we vonden een correlatie tussen dominantie en agressie. Dit kan betekenen dat een sterke dominantie een oorzaak is van een hoge mate van agressie. Het omgekeerde is echter ook mogelijk, namelijk dat hoge mate van agressie een toename in dominantie veroorzaakt. Het is zelfs mogelijk dat dominantie en agressie geen direct verband hebben, maar dat het verband veroorzaakt wordt door een onbekende derde variabele. Een andere beperking is dat het onderzoek een cross-sectionele studie betreft. Het is belangrijk om longitudinaal onderzoek uit te voeren om te achterhalen of gevonden correlaties stabiel blijven naarmate de proefpersonen ouder worden. Een andere beperking is dat het onduidelijk is in hoeverre de onderzochte steekproef van kinderen representatief is. Het is niet duidelijk of de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar de algemene populatie van kinderen of naar andere specifieke groepen van kinderen. Vervolgonderzoek is daarom ook nodig om de externe validiteit van de huidige resultaten te bevestigen. Ondanks deze beperkingen bevestigt de huidige studie de resultaten van voorafgaand onderzoek dat ook laat zien dat er continu verschillen bestaan tussen jongens en meisjes in het gebruik van directe en indirecte agressie. Bovendien laten de huidige resultaten zien dat specifiek dominantie, en niet extraversie in het algemeen, een verband heeft met directe agressie. Een vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar alle aspecten van extraversie. Zo wordt een duidelijk overzicht gegeven van welke aspecten een verband hebben met agressief gedrag. Openheid (of een ander aspect) zou bijv. ook een verband kunnen hebben met agressie. Naast dit wetenschappelijk en theoretisch belang kunnen de gevonden bevindingen mogelijk ook bijdragen aan de ontwikkeling van behandelingen die zich richten op de persoonlijkheid van kinderen met als doel om agressief gedrag, en mogelijk ook later crimineel gedrag, te voorkomen of te verminderen.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
22
Referentielijst Akrami, N., & Ekehammar, B. (2006). Right-wing authoritarianism and social dominance orientation: Their roots in Big-Five Personality Factors and facets. Journal of Individual Differences, 27(3), 117. Ang, R. P., Ng, A. K., Wong, S. S., Lee, B. O., Oei, T. P., & Leng, V. (2004). Relationship Between Big Five Traits and Aggression: A Comparison Between Undergraduates from Australia and Singapore. Journal of Psychology in Chinese Societies, 5(2), 291305. Björkqvist, K., Lagerspetz, K.M.J. & Östermam, K. (1992) The direct & indirect aggression scales. Vasa, Finland: Abo Akademi University, Department of Social Sciences. Bus, A. H. (1961). The psychologie in aggression. New York: Wiley. Carrasco, M. Á., & Barrio, M. V. D. (2007). El modelo de los cinco grandes como predictor de la conducta agresiva en población infanto- juvenil. Revista de Psicopatología y psicología Clínica, 12(1). Crick, N.B., Bigbee, M.H., & Howes, C. (1996). Gender differences in children’s normative beliefs about aggression: How do hurt thee? Let me count the ways. Child development, (67), 1003-1014.
Crick, N. R., & Grotpeter, J. K. (1995). Relational aggression, gender, and social
psychological adjustment. Child Development, 66, 710-722.
De Raad, B. (2000). The Big Five Personality Factors: The psycholexical approach to personality. Hogrefe & Huber Publishers.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
23
Egan, V. (2009). The ‘Big Five’: Neuroticism, Extraversion, Openness, Agreeableness and Conscientiousness as an organisational scheme for thinking about aggression and violence. Personality, personality disorder, and risk of violence: An evidence-based approach, 63-84. Edmunds, G. (1977). Extraversion, neuroticism and different aspects of self-reported aggression. Journal of personality assessment, 41(1), 66-70. Ekehammar, B., & Akrami, N. (2007). Personality and prejudice: From Big Five personality factors to facets. Journal of Personality, 75(5), 899-926. Elphick, E., Halverson, C. F., & Marzal-Wisniewska, M. (1998). Extraversion: Toward a unifying description from infancy to adulthood. Parental descriptions of child personality: Developmental antecedents of the Big Five, 21-48. Fischer, A. H., & Roseman, I. J. (2007). Beat them or ban them: the characteristics and social functions of anger and contempt. Journal of personality and social psychology, 93(1), 103-115. Holmes, M. R. (2013). Aggressive behavior of children exposed to intimate partner violence: An examination of maternal mental health, maternal warmth and child maltreatment. Child abuse & neglect, 37(8), 520-530. John, O. P., Donahue, E. M., & Kentle, R. L. (1991). The Big Five Inventory--Versions 4a and 54. Berkeley, CA: University of California,Berkeley, Institute of Personality and Social Research. Morris, L. W. (1979). Extraversion and introversion: An interactional perspective. Hemisphere Publishing Corporation. Pitkanen, L., & Turunen, A. (1974). Psychomotor reactions of aggressive and non‐aggressive extrovert children. Scandinavian journal of psychology, 15(1), 314-319. Roseth, C. J., Pellegrini, A. D., Bohn, C. M., Van Ryzin, M., & Vance, N. (2007).
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
24
Preschoolers' aggression, affiliation, and social dominance relationships: An observational, longitudinal study. Journal of School Psychology, 45(5), 479-497. Soga, S., Shimai, S., & Otake, K. (2002). An analysis of the relationship between aggressiveness and personality traits of children. Shinrigaku kenkyu: The Japanese journal of psychology, 73(4), 358-365. Stoltz, S., Prinzie, P., De Haan, A., Londen, M., De Castro, B. O., & Deković, M. (2013). Child Personality as Moderator of Outcome in a School‐based Intervention for Preventing Externalising Behaviour. European Journal of Personality, 27(3), 271-279. Tedeschi, J. T., & Felson, R. B. (1994). Violence, aggression, and coercive actions. American Psychological Association. Vitaro, F., Brendgen, M., & Barker, E. D. (2006). Subtypes of aggressive behaviors: A developmental perspective. International Journal of Behavioral Development, 30(1), 12-19. De Vries, R. E., Ashton, M. C., & Lee, K. (2009). De zes belangrijkste persoonlijkheidsdimensies en de HEXACO Persoonlijkheidsvragenlijst. Gedrag & Organisatie, 22, 3, 232.
HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN EXTRAVERSIE
25