WMO-ADVIESRAAD GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM Secretariaat:Gruttohof 24, 2371 NR Roelofarendsveen, Tel.06-83114156, email:wmoraadkaag-braassem@yahoo. Website:www.wmoadviesraadkaagenbraassem.nl
Datum : 16 november 2015
Nr. 98
Beste Wmo-adviesraadleden en overige geïnteresseerden, Vrijdag 13 november 2015 een bijzondere dag: de verjaardag van mijn zoon, de dag dat mijn vader 100 jaar zou zijn geworden bij leven, maar ook een vreselijke gebeurtenis in Parijs, waarbij veel onschuldige slachtoffers vielen. De dagen die daarop volgden een grote hoeveelheid steunbetuigingen aan en medeleven met Frankrijk als land en speciaal de gewonden en de nabestaanden van de slachtoffers. Volkomen terecht, maar er kwam meer. De dagen erna werden we in kranten, tijdschriften, op radio en tv overspoelt met meningen van ‘deskundigen’. Zij konden ons precies vertellen (achteraf) hoe e.e.a. gekomen was, hoe het te voorkomen was geweest. Zoveel deskundigen dat je je wel veilig zou moeten voelen, want zij weten ook precies hoe het verder moet, wat er nu gedaan moet worden. Of dit ook zo is? Ik weet het niet. Ik wil me hier daarom dan ook maar bezig houden met het sociaal domein in Kaag en Braassem, in Nederland. Ben ik op dat terrein dan deskundig? Ik pretendeer dat niet, maar ik hoop met deze nieuwsbrieven een bijdrage te leveren aan de deskundigheidsbevordering van mezelf en de andere adviesraadleden, gemeenteraadsleden en andere geïnteresseerden. Met elkaar gaan we dan voor verbeteringen in het sociale domein ten behoeve van de inwoners die hier gelukkig nog in vrijheid, veilig, kunnen leven: aan het verkeer deelnemen is wellicht nog steeds risicovoller! Met vriendelijke groet, Fried Elstgeest Blz. Onderwerp: 2. 3. 4. 5. 6. 7. 7. 8. 8.
Nieuwe variant woonlastenfonds Hoe zet ik kwetsbare jongeren weer in hun kracht Cliënten benadrukken het belang van dagbesteding als ondersteuning bij participatie CBS: 'Sociale samenhang: wat ons bindt en verdeelt' Kan de huishoudelijke hulp definitief uit de Wmo worden geschrapt? De Verwijsindex Risicojongeren werkt niet zoals het zou moeten Mensen halen veel voldoening uit burenhulp, mantelzorg en vrijwilligerswerk Een vrije keuze voor het pgb in de Wmo is een wettelijk recht Signalen van ambtenaren dat zorg aan inwoners sinds de decentralisaties niet beter is geworden 10.Zilveren Kruis: proef met zorginkoop wijkverpleging 10.Voorkeursbeleid VGZ m.b.t. dieetpreparaten is in strijd met de Zorgverzekeringswet 11.Passend werk is de beste manier om vluchtelingen te laten integreren 12.Mantelzorgvriendelijke gemeente Alphen aan den Rijn 12.Ouderenmishandeling: veel ouderen hebben er mee te maken 14.Steeds ouder, maar het is lang niet altijd leuk om oud te zijn 15.Kinderen hard aangepakt, vernederd en verwaarloosd, maar niet uit kwade wil 16.Nederland 'Europees kampioen vrijwilligerswerk' 17.Ik heb behoefte aan een professional die naast me staat
1 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Vervolg: Blz. Onderwerp: 17.Eén gezin, één regisseur en één plan. Maar zover zijn we nog lang niet 18.‘De mantelzorger’ bestaat niet 19.Tegenprestatie en andere vormen van ‘werken met behoud van uitkering’ 20.PGB: budgethouders zijn koploper als het over administratieve lasten gaat 20.Dagelijks leven met dementie vraagt veel van zowel mensen met dementie als hun naasten 22.Ruim een derde van de senioren verwacht binnen 5 jaar mantelzorg te gaan verlenen 22.De maximale eigen bijdrage voor de Wmo zou in alle gemeenten hetzelfde moeten zijn 23.Één gezin, één plan, één regisseur: nog onvoldoende 24.Uitgaven huur en zorgpremie al op het inkomen inhouden 24.Mogelijk maken dat mantelzorgers hun zorgtaken goed kunnen combineren met hun werk 25.Gemeenten lijken kosten van de zorg belangrijker te vinden dan de kwaliteit 25.Arbeidsparticipatie van mensen met een ziekte of beperking is erg laag 26.Autisten tussen wal en schip 26.Instantie die de mogelijkheden onder een vergrootglas legt en de keuze bij mij laat 27.Nieuwe bekostiging dementiezorg over schotten van verschillende wettelijke regimes heen 29.Van beschermd wonen naar een beschermd thuis 29.Gemeentelijke websites vaak nauwelijks informatie over langer zelfstandig wonen 30.Ouderbijdrage in de jeugdhulp wordt per 1 januari 2016 afgeschaft 31.Inzet wijkteams voor begeleiding mensen met psychische aandoening? 32.Kindermishandeling, seksueel misbruik of ongeluk of medische oorzaak
Nieuwe variant woonlastenfonds
Platform 31 Nieuwsbrief 5 november 2015
Het nieuwe woonlastenfonds De betaalbaarheid van huurwoningen is sterk verslechterd in de afgelopen jaren. Met name de laatste twee jaar zijn de huren flink gestegen. Een toenemende huurlast in combinatie met inkomensdaling zorgt bij een steeds grotere groep huishoudens voor huurachterstanden en betaalrisico’s. Op zoek dus naar instrumenten om huurlasten te stabiliseren. Er zijn vele knoppen waar aan kan worden gedraaid: huren verlagen, woningen passender toewijzen, de huurtoeslag verruimen… Een ander interessant (en vooral realistischer) instrument is het Woonlastenfonds. Met een woonlastenfonds past de gemeente en soms ook de corporatie bij als de woonlasten van huishoudens onacceptabel hoog zijn. Woonlastenfondsen worden al sinds het einde van de vorige eeuw in diverse steden ingezet om met name armoede te bestrijden. In Katwijk zet men echter sinds kort een interessante variant van dit instrument in. De gemeente, woningcorporatie Dunavie en de lokale huurdersstichting trekken samen op om huishoudens die te maken hebben met een plotselinge inkomensdaling een duw in de rug te geven. Naast een financiële bijdrage krijgen deelnemers ondersteuning bij onder andere het aanvragen van toeslagen, het verhuizen naar een goedkopere woning of het leren budgetteren van hun uitgaven. De regeling is bedoeld als tijdelijke overbrugging richting herstel. Spannend aan het Katwijkse pilotproject is dat het een preventieve aanpak is waarbij per aanvraag volledig maatwerk wordt geboden. Verder richt de regeling zich niet (zoals andere woonlastenfondsen) op de onderkant van de woningmarkt, maar op bewoners met een middeninkomen die plotseling met minder moeten rondkomen. Voor de laagste inkomens bestaan al genoeg regelingen. Bovendien heeft deze groep meer ervaring om met weinig budget rond te komen. De middeninkomens die te maken hebben met baanverlies, scheiding of arbeidsongeschiktheid hebben volgens ‘Katwijk’ een groter risico op schulden en daarmee huisuitzetting. Het Katwijkse project krijgt één jaar om haar waarde te bewijzen. Mocht de regeling een 2 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
vervolg krijgen en regulier beleid worden, dan is het de hoop dat maatwerk mogelijk blijft. Hier is wel bestuurlijke moed voor nodig. Maar is de mate van maatwerk eigenlijk niet de belangrijkste succesfactor in alle beleidsmaatregelen? Jeroen van der Velden, Platform31
Hoe zet ik kwetsbare jongeren weer in hun kracht
Platform 31 Nieuwsbrief 5 november 2015
Perspectief bieden met arbeidsmarkt/dagbesteding Verslag leerkring Jeugd en veiligheid Op 6 oktober vond de tweede leerkring Jeugd & veiligheid van 2015 plaats die het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) samen met Platform31 sinds 2014 organiseert. Deelnemers en sprekers uit het veld van beleid, welzijn en politie hebben op een interactieve wijze invulling gegeven aan het thema van de dag: Perspectief bieden aan risicojongeren met arbeidsmarkt/dagbesteding. De aanpak verschilt, het doel – hoe zet ik kwetsbare jongeren weer in hun kracht – komt overeen, zo blijkt uit de gesprekken. Jaap Noorda: van klassiek jongerenwerk naar pedagogisch jongerenwerk Jaap Noorda is expert op het gebied van jongerenwerk en hij geeft eerst een korte weergave van de geschiedenis van het jongerenwerk. In de loop der jaren is het jongerenwerk veranderd, het is een relatief jong beroep en bestaat pas ongeveer 50 jaar. Het klassieke jongerenwerk was gericht op het beperken van de jongerenoverlast waarbij de vertrouwensrelatie tussen jongere en jongerenwerker als ‘magisch’ werd beschouwd. Het ‘nieuwe jongerenwerk’ of ‘pedagogisch jongerenwerk’ richt zich heel bewust op persoonlijke ontwikkeling en talentontwikkeling bij jongeren en helpt hun bij het vormen van hun identiteit. Uit onderzoek (Noorda en Co) blijkt dat het jongerenwerk en de gemeenten in mening te verschillen over de inhoud van het jongerenwerk. Het jongerenwerk vindt zelf dat zij zich moeten richten op talentontwikkeling van jongeren, de gemeente daarentegen vindt dat de aanpak van overlastgevende jongeren een belangrijke taak is van het jongerenwerk. Jongerenwerk blijkt uit onderzoek van Jaap Noorda effectief. Jongeren die gebruik maken van het jongerenwerk hebben een constructievere invulling van hun vrije tijd, zo constateert hij en ze hebben betere sociale vaardigheden. Dit uit zich in onderlinge relaties maar ook in de relatie met de bewoners en er is een vermindering van overlast. Een belangrijke conditie hierbij is dat vraag en aanbod gelijk is van jongerenwerk en jongeren. Volgens Jaap Noorda moet het pedagogisch jongerenwerk gericht zijn op activeringsprogramma’s, maar ook op de identiteit van de jongeren (wie ben ik). Nu nog meer dan vroeger hebben jongeren te maken met een ‘versnipperde ik’. En ook daar kan het jongerenwerk een rol vervullen. Dus zowel op de persoonlijke ontwikkeling als op de maatschappelijke ontwikkeling. De jongerenwerker is op die manier een buurtpedagoog die werkt in een pedagogische buurt waar ook anderen dezelfde manier van omgaan met de jongeren hanteren. De jongerenwerker zou op deze manier voldoende aanbod moeten bieden om de straatcultuur ‘aan te pakken’. Lies Pennings: jongeren in beweging zetten door Talentcoaching Lies Pennings begon als onderzoeker, maar wilde de praktijk in en startte het initiatief Talentcoaching vanuit het idee dat jongeren het vooral nodig hebben dat er naar ze geluisterd wordt en dat je ‘ernaast staat’, gewoon met ze meedoen in dagelijkse activiteiten. In de regio Holland Rijnland werken inmiddels vijf jongerenwerkorganisaties samen aan Talentcoaching. Het doel is om jongeren in beweging te zetten door ze verschillende activiteiten aan te bieden, klussen, koken et cetera. Dit is bedoeld om hen op een laagdrempelige manier in beweging te krijgen en weer wat meer te betrekken bij de maatschappij en dat werkt! Hierbij blijven de jongerenwerkers in beeld. Talentcoaching is bedoeld voor jongeren tussen de 18 en 27 jaar die tussen het wal en het schip vallen. De jongerenwerkers van Talentcoaching worden gezien als echte professionals en de samenwerking met andere jongerenwerkorganisaties in de regio is een van de successen van het project. De voorwaarden voor het succes van dit project waren: 1. iemand die het groter kon maken (ingangen bij een fonds) 3 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
2. de dagbesteding is inmiddels een erkend leerwerktraject geworden 3. het is onderdeel van de sluitende keten, partners verwijzen goed door. Alex van der Vlist: Krachten bundelen voor kwetsbare jongeren in Kanaleneiland Kanaleneiland telt veel kwetsbare (risico)jongeren en veel multiprobleemgezinnen. Zij hebben veel ondersteuning nodig en het reguliere beleid en maatregelen zijn niet voldoende voor deze groep. Alex vertelt wat de gemeente van plan is: ze willen een pilot starten om de krachten van alle instanties te bundelen (MBO, jongerenwerk, politie, bedrijfsleven, gemeente) voor de 10% die niet worden bereikt. Zij maken daarvoor onder andere gebruik van de EFRO (Europese subsidie voor kansarme jongeren). Het plan is om een jeugdteam bij het MBO te laten vestigen en om zowel leerlingen als docenten op school actief te coachen. Daarnaast wordt dagbesteding en psycho-sociale hulp aangeboden. Het blijkt tot nu toe lastig om dit project de juiste swing te geven om het succesvol te laten starten, maar er wordt hard gewerkt om dit voor elkaar te krijgen. Marco van Dunnen en Rodney van de Hengel: van wapenhandelaar tot Heilige Rotterdamse Boontjes koffie Het project biedt in samenwerking met het re-integratiebedrijf Pitch 010 jongeren een leerwerktraject binnen haar bedrijf aan en leidt hen op tot koffiebrander, barista en distributeur. De jongeren die aan dit traject deelnemen zijn zware jongens geweest (drugsdealer, wapenhandelaars)en zijn moeilijk aan het werk te krijgen, meestal, als je het ze echt vraagt, willen ze echter wel werken. Het project gaat uit van de Pyramide van Maslow. Start met trap 1 en dat is eten, drinken en slapen = basisbehoefte, daar beginnen ze, ook met mogelijke schulden wegwerken en andere problemen die in de weg staan van een ‘normaal’ dagelijks leven. De kracht van het project zit in de aansturing door een politieagent en een jongerenwerker die precies weten hoe je met deze jongens moet omgaan en respect van hen krijgt. De koffie wordt gebrand door de jongens die deelnemen aan het traject en wordt verkocht in koffietentjes aan hipsters uit andere delen van Rotterdam, maar ook aan buurtbewoners. De koffietent is een ontmoetingsplek geworden. In dit project is aandacht voor het feit dat de jongeren nooit geleerd hebben om voor een baas te werken. Het kost dan ook tijd om dit ‘aan te leren’. Daarom duurt het traject ook 50 weken en begeleiden ze een kleine groep jongeren (21). Ze willen ondanks de interesse vanuit alle hoeken van het land, niet teveel schaalvergroting. Het project wil de jongeren die eenmaal binnen zijn ook binnen houden. De sprekers geven mee dat je het beste het gedrag van deze jongeren kunt veranderen als je ze iets kunt geven wat ze niet meer kwijt willen raken. “Als je iets geeft wat ze waardering geeft, wat ze niet willen verliezen, dan gedragen ze zich hier ook naar”. Inmiddels ligt de koffie al op 10 verkooppunten. Femke Bax 06 57 94 39 04 –
[email protected] Cliënten benadrukken het belang van dagbesteding als ondersteuning bij participatie
Zorgbelang Nieuwsbrief oktober 2015
Dagbesteding cruciaal voor langer thuis wonen In het onderzoek Monitor Dagbesteding 2015 van Zorgbelang Zuid-Holland onder bijna 1000 gebruikers van dagbesteding benadrukken cliënten het belang van dagbesteding als ondersteuning bij participatie. Dagbesteding zorgt voor ontwikkeling of voorkomt achteruitgang, zorgt voor een betere structuur, goed dag-/nachtritme, minder eenzaamheid en meer sociale contacten. Dagbesteding heeft niet alleen effect op cliënten, maar ook voor mensen in hun omgeving. Daarnaast heeft dagbesteding een cruciale rol in het ‘langer thuis wonen beleid’, bijna 90% van de cliënten geven aan dankzij dagbesteding langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. De Monitor Dagbesteding 2015 van Zorgbelang Zuid-Holland is het derde deel van een meerjarig onderzoek onder cliënten naar de gevolgen van het gewijzigde beleid op het gebied van dagbesteding. Het gaat hierbij om de dagbesteding die vanaf 2015 onder de Wmo is gaan vallen. Dagbesteding is voor een grote groep een noodzakelijke voorziening. Het betreft degenen die vanwege hun aandoening of beperking niet (meer) kunnen werken en het betreft ouderen die niet meer in staat zijn tot eigen regie. Dit kunnen mensen zijn met psychiatrische problemen, kwetsbare ouderen of mensen met een beperking. Resultaten In vergelijking met 2013 (7%) en 2014 (12%) is het aantal mensen die de veranderingen negatief ervaren sterk toegenomen (18% in 2015). De belangrijkste veranderingen volgen hieronder. 4 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Sinds 2013 is er gemiddeld een lichte afname in het aantal dagdelen dat cliënten naar dagbesteding gaan. In tegenstelling tot 2014 is er niet een groep die minder participeert, er is nu meer compensatie door andere activiteiten bij mensen met psychiatrische problemen en mensen met een verstandelijke beperking. Bij ouderen en mensen met een lichamelijke of zintuigelijke beperking komt iets vaker bezoek langs. Cliënten maken zich zorgen om hun mantelzorgers, ruim de helft van de cliënten heeft dit jaar een groter beroep moeten doen op hun mantelzorgers. Zij vrezen dat hun mantelzorger overbelast raakt. 95% van de cliënten is positief over de deskundigheid van de begeleiding, dit is een kleine afname ten opzichte van voorgaande jaren. Uit de open vragen blijkt echter wel dat zij zich zorgen maken over het vervangen van professionals door vrijwilligers. Cliënten ervaren de toename van vrijwilligers en afname van professionele begeleiding vaak niet positief. Uit het onderzoek blijkt dat cliënten onzekerheid en onduidelijkheid als erg vervelend ervaren. Ook leidt dit vaak tot onrust. Ook het krijgen van een (nieuwe) indicatie brengt veel onzekerheid voor cliënten. De meeste cliënten ontvangen een brief over het aangekondigde keukentafelgesprek, sommigen krijgen onverwacht bezoek. In de brief met de aankondiging van het keukentafel gesprek wordt lang niet door alle gemeenten gewezen op ondersteuning door een onafhankelijke cliëntondersteuner, noch op de mogelijkheid van het maken van een persoonlijk (ondersteunings)plan. Gezamenlijke aanpak Zorgbelang Zuid-Holland vindt dat iedere kwetsbare burger in Zuid-Holland die een indicatie heeft voor dagbesteding (blijvend) in staat moet worden gesteld een passende dagbesteding te volgen. Kwetsbare burgers moeten goed geïnformeerd worden over veranderingen, over het keukentafelgesprek en over het persoonlijk (ondersteunings-)plan, juist omdat veranderingen een grote impact op hen hebben. Op grond van de onderzoeksresultaten is een gezamenlijke aanpak van gemeenten met betrokken partijen noodzakelijk om in samenwerking een concreet plan met een langetermijnvisie te ontwikkelen waarin vraag en aanbod (op individueel niveau) op elkaar zijn afgestemd. (Op de website van Zorgbelang is een folder over de resultaten en de monitor te lezen)
CBS: 'Sociale samenhang: wat ons bindt en verdeelt'.
Zorg+welzijn 5 oktober 2015
‘Sociale samenleving brokkelt niet af’ 5 nov 2015 De sociale samenhang in de samenleving is in de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Dat concludeert het Centraal Bureau voor de Statistiek. Die conclusie staat haaks op het gevoel van veel mensen dat de binding in de samenleving de afgelopen jaren is verslechterd. De Nederlandse samenleving zou verruwen, de solidariteit zou afnemen, de sociale contacten in de buurt zouden minder worden en steeds meer mensen zouden aan de zijkant van de samenleving komen te staan. Het zou slecht gesteld zijn met de binding in de samenleving. Maar dit beeld wordt niet ondersteund door de cijfers , zeggen de onderzoekers van het CBS. 'Van een afbrokkeling van de sociale cohesie is geen sprake.' Sociale samenhang Het CBS deed onderzoek naar de ontwikkeling van participatie en vertrouwen van de burger in de periode 2012-2014. De resultaten staan in de publicatie 'Sociale samenhang: wat ons bindt en verdeelt'. In het boek staat dat het sociaal kapitaal van Nederland wordt bepaald door aspecten als: het kunnen meedoen aan activiteiten in de samenleving, het vertrouwen hebben in een ander, maar ook het vertrouwen in gezaghebbende instituten als rechters, de politie en het leger. Het sociaal kapitaal houdt de samenleving draaiende en bevordert het welzijn en de welvaart, zo is de gedachte. Nederland scoort hoog op dat sociaal kapitaal in Europa. Ons land neemt de zevende plek in op de lijst van 28 landen. Vrijwilligerswerk Zo is Nederland 'Europees kampioen vrijwilligerswerk' volgens het CBS. Bijna de helft van de bevolking zet zich één keer of vaker per jaar in als vrijwilliger en dertig procent doet dat elke maand. 5 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Vrijwilligers besteden gemiddeld vier uur per week aan hun vrijwilligerswerk. En één op de drie mensen geeft minstens een keer per maand hulp aan anderen buiten het eigen huishouden. Kloof 'We zien weinig terug van een samenleving met groeiende kloven tussen de bevolkingslagen in zowel het meedoen met, als het vertrouwen in de samenleving', zeggen de onderzoekers. Die bevindingen staan haaks op het gevoel van veel mensen dat de binding in de samenleving veel minder is geworden. Een duidelijke meerderheid heeft wekelijks minstens een keer contact met vrienden of bekenden en met buren. En bijna 60 procent heeft vertrouwen in andere mensen. De participatie en het vertrouwen zijn sinds 2010 nauwelijks veranderd, aldus de onderzoekers. Wantrouwen De hoeveelheid sociaal kapitaal is wel verdeeld onder bevolkingsgroepen, zeggen de onderzoekers. 'Niet iedereen doet mee, niet iedereen heeft vertrouwen, maar vooral: van bepaalde bevolkingsgroepen staat een groter deel aan de kant en etaleert wantrouwen.' Dat heeft vooral te maken met opleiding, maar ook met een allochtone herkomst, religie en de regio; Limburg doet het bijvoorbeeld minder goed dan Friesland. Alexandra Sweers Kan de huishoudelijke hulp definitief uit de Wmo worden geschrapt?
Zorg+welzijn 5 november 2015
Iedereen kan toch poetsen bij de cliënt? 4 nov 2015 laatste update:5 nov 2015 Waarom zouden we een dure professional inzetten om een huis schoon te houden? Kan de huishoudelijke hulp definitief uit de Wmo worden geschrapt? In het Zorg + Welzijn magazine van november reageren vier deskundigen over de huishoudelijke hulp als bezuinigingspost van de gemeente. Marjolein Broese van Groenou, hoogleraar informele zorg: 'Een schoon huis is nodig omdat mensen anders vervuilen en dat levert gezondheidsrisico's op. We moeten er niet van uit gaan dat een huishoudelijke hulp ook nuttig kan zijn voor dat "kopje koffie" bij eenzame mensen. Er zijn andere professionals die iets aan eenzaamheid kunnen doen. De indicatie voor huishoudelijke hulp door gemeenten moet nog meer dan voorheen doelgericht worden gedaan. Een hulp in het huishouden is goedkoper dan de wijkverpleegkundige die moet komen als cliënten ziek zijn of een ongeluk hebben gehad.' Zion Jongstra, directeur van thuiszorgorganisatie TSN: 'De meeste cliënten kunnen niet zelf een werkster betalen. De afgelopen jaren is de werkloosheid verdrievoudigd onder laagopgeleiden. Waarom kunnen we deze mensen niet werk aanbieden als huishoudelijke hulp? Als we willen dat mensen langer zelfstandig wonen, dan hoort daar ondersteuning bij, ook het schoonmaken. Ik pleit er niet voor dat de wijkverpleegkundige moet gaan stofzuigen. Ik denk wel dat we teruggaan naar de "oude" gezinshulp, die allerlei taken in het gezin uitvoert. Dat is een professional, ja.' Het afgelopen jaar moest TSN al meer dan 1500 medewerkers ontslaan en zijn ruim 2500 tijdelijke contracten niet verlengd. De meeste ontslagen vallen opnieuw in de gemeenten die stoppen met het afnemen van hulp bij de huishouding (HH1)
Petra Schout, manager langdurige zorg van de NPCF: 'Een schoon huis is noodzaak, geen luxe. Moet die dochter van 65 jaar, die al de boodschappen doet, met haar 85-jarige moeder naar het ziekenhuis gaat en voor het eten zorgt nu ook nog alle huishoudelijke taken erbij nemen? Er is een einde aan de hulp en aan de draagkracht van mantelzorgers.' Hilde van Xanten, deskundige sociale zorg bij Movisie: 'Veel gemeenten maken gebruik van de regeling huishoudelijke hulp toelage: het Rijk komt klanten tegemoet door een deel van de kosten op zich te nemen. Zo wordt de werkgelegenheid voor huishoudelijke hulpen behouden. Per 2017 loopt die regeling af. Ik zie dat sommige gemeenten hun cliënten via deze regeling willen laten wennen aan de situatie dat ze het over anderhalf jaar hun hulp misschien zelf moeten betalen. Zij verwachten dat straks met het wegvallen van de toelage, de huishoudelijke hulp mogelijk naar het zwarte circuit zal verschuiven en dat willen we in Nederland niet.' Carolien Stam 6 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
De Verwijsindex Risicojongeren werkt niet zoals het zou moeten
Zorg+welzijn 5 november 2015
'Samenwerking bij risicokind vaak prima geregeld' 3 nov 2015 laatste update:4 nov 2015 De Verwijsindex Risicojongeren werkt niet zoals het zou moeten. Omdat professionals al nauw samenwerken en risico’s bespreken. Maar ook omdat het systeem in de praktijk verwarring oproept. Dat zegt Inge Lecluijze tegen Zorg+Welzijn. Zij heeft onderzocht hoe de Verwijsindex Risicojongeren in praktijk is gebracht. 'Het is niet duidelijk voor professionals wanneer ze een kind moeten melden in de Verwijsindex Risicojongeren', concludeert Inge Lecluijze uit haar onderzoek. 'Wanneer is een situatie een risico? Daarover verschillen de meningen onder professionals. Bovendien is een van de belangrijke doelen van de Verwijsindex om de samenwerking stimuleren. Maar dat is vaak al prima geregeld in de zorg voor jeugd en jongeren. De leraar en de jeugdarts bijvoorbeeld, spreken elkaar al in het zorgteam.' Signaleren Lecluijze heeft onderzoek gedaan naar of en hoe de Verwijsindex Risicojongeren in gemeenten is ingevoerd. Vijf jaar geleden is het landelijke ict-systeem, om tussen professionals risicosignalen uit te wisselen, opgenomen in de wet op de Jeugdzorg verplicht. Het zou een instrument moeten worden om problemen eerder te signaleren – na twee meldingen over hetzelfde kind in de Verwijsindex worden de betrokken hulpverleners 'gealarmeerd' om contact met elkaar op te nemen en actie te ondernemen. Wijkteam Maar professionals in de jeugdhulpverlening hebben inmiddels al goede samenwerkingsverbanden met elkaar, zegt Lecluijze. Kinderen en gezinnen worden besproken in zorg en wijkteams. Daarnaast constateert Lecluijze dat professionals verschillende criteria hanteren voor wat en wanneer er sprake is van een risico. 'De landelijke meldcritieria van de Verwijsindex zijn zo breed, dat het ook niet helders is wanneer men wel en niet moet melden. Professionele ruimte Is die professionele ruimte om risico's voor kinderen zelf in te schatten goed? 'Het geeft professionals ruimte in hun werk, maar maakt het ook ingewikkeld omdat organisaties wel verwachten dat ze veel signaleren', volgens Lecluijze. 'Wanneer meld je wel, wanneer niet? Of meld je alle jeugdigen die een probleem laten zien? En wat is een probleem? Er zijn professionals die niet zo snel signaleren omdat ze de relatie met ouders en jongeren niet willen schaden. Maar organisaties monitoren hoe vaak ze signaleren, dus dat levert ook weer ongemak op.' Ingedekt Er zijn ook professionals die achteraf een melding doen in de Verwijsindex, bemerkte Lecluijze. 'Dan hebben ze zich ook ingedekt als er iets fout gaat. De Verwijsindex wordt ook gebruikt als controleinstrument. En er wordt informatie uit gehaald om het beleid te sturen, maar daar was het niet voor bedoeld. Als je veel meldingen hebt kan het vreemd zijn, maar ook als er weinig meldingen zijn, maar wat is veel?' Gemeenten Gemeenten zijn verplicht om aan te sluiten op de Verwijsindex Risicojongeren en professionals te stimuleren de Verwijsindex te gebruiken, maar dat blijkt lang niet overal te gebeuren, constateert Lecluijze: 'Er zijn gemeenten waar het niet werkt en er zijn gemeenten waar de Verwijsindex is opgenomen in de lokale infrastructuur voor zorg aan jeugd en jongeren.' Carolien Stam Mensen halen veel voldoening uit burenhulp, mantelzorg en vrijwilligerswerk
Google melding Wmo: Ango Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie 6 november 2015
Mensen willen elkaar helpen maar verwachten ook steun van de gemeente 05/11/15 Mensen halen veel voldoening uit burenhulp, mantelzorg en vrijwilligerswerk maar vooral mantelzorgers ervaren ook de nodige knelpunten. Dit blijkt uit de digitale raadpleging Zorg naar gemeenten – Goed voor elkaar? Verder zijn mensen ook bevraagd over hun ervaringen met de gemeente. Het gesprek met de gemeente over ondersteuning verloopt volgens 7 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
veel deelnemers nog niet naar wens. Aan de raadpleging hebben ruim tienduizend mensen meegedaan. Ongeveer de helft heeft in het afgelopen jaar aan burenhulp gedaan of vrijwilligerswerk verricht. Ruim veertig procent is mantelzorger. Een ruime meerderheid van de mensen die burenhulp, mantelzorg of vrijwilligerswerk verrichten, beleeft daar voldoening en plezier aan. Wel geeft zestig procent van de mantelzorgers en vrijwilligers aan dat er onvoldoende mensen zijn om hun taken mee te delen. En bijna veertig procent van de mantelzorgers ervaart gezondheidsklachten door het mantelzorgen. Verder zegt een derde van de mantelzorgers dat de afstemming met de professionele hulp niet naar wens verloopt. Het gesprek met de gemeente 1600 deelnemers aan de raadpleging hebben het afgelopen jaar een gesprek gehad met de gemeente over ondersteuning vanuit de Wmo. Veel van deze mensen zijn over het contact met de gemeente niet tevreden. 36% is ontevreden over de deskundigheid van degenen die namens de gemeente het gesprek voert. 41% is van mening dat de uitkomst uitgaat van onrealistische (extra) ondersteuning vanuit het eigen netwerk. 57% wist niet dat er gebruik gemaakt kan worden van onafhankelijke cliëntondersteuning. Verder vinden veel deelnemers ook dat de informatievoorziening over procedures en eigen betalingen onvoldoende is geweest. De cliëntenorganisaties doen daarom ook veel aanbevelingen voor het verbeteren van de informatievoorziening.
Een vrije keuze voor het pgb in de Wmo is een wettelijk recht
Google melding Wmo:Per Saldo 6 november 2015
Rechter benadrukt keuzevrijheid voor pgb in Wmo Een vrije keuze voor het pgb in de Wmo is een wettelijk recht. Daarover heeft de rechter op 30 oktober uitspraak gedaan. Per Saldo vindt het heel belangrijk dat die vrije keuze er is en dat nu duidelijk is dat gemeenten dat keuzerecht niet mogen inperken. Budgethouders die vinden dat hun gemeente hierin onvoldoende meewerkt, kunnen dit dan ook naar voren brengen. In deze zaak gaat het om 12 gemeenten die de toegang tot een pgb wilden inperken voor hun inwoners. Het werd budgethouders onmogelijk gemaakt om zorg te contracteren van een zorgaanbieder die ook een contract met de gemeente heeft voor zorg in natura. Bovendien wilde de gemeente met bestaande budgethouders in gesprek om hen aan te moedigen om over te stappen op zorg in natura. Zorgaanbieder in verzet Stichting de Noorderbrug, één van de zorgaanbieders uit de regio, heeft zich tegen de plannen van de gemeenten verzet en gelijk gekregen. De rechter heeft de verslagen van de debatten in de Tweede Kamer erop nageslagen. Daaruit blijkt volgens de rechter dat zowel regering als parlement in de nieuwe Wmo een volledige vrijheid willen bieden als het gaat om de keuze tussen zorg in natura en een pgb. De beperkende maatregelen die de 12 gemeenten in Groningen voor ogen hadden, zijn dus niet geoorloofd. Geplaatst op 5 november 2015 Signalen van ambtenaren dat zorg aan inwoners sinds de decentralisaties niet beter is geworden
Binnenlands Bestuur 6 november 2015
Kamer schrikt van noodkreet ambtenaren Yolanda de Koster 06 nov 2015 Kamerleden zijn geschrokken van de signalen van ambtenaren dat de zorg aan inwoners er sinds de decentralisaties niet beter op is geworden. De verwachte budgetproblemen voor komend jaar stemmen de Kamer somber. CDA, SP en GroenLinks willen dat gemeenten meer geld krijgen de Wmo. Verantwoordelijk staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) moet vaker de regie nemen, vindt een aantal fracties. Zij stellen dit in reactie op de uitkomsten van onderzoek onder ambtenaren dat op verzoek van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd door I&O Research. Ambtenaren vinden dat vooral de zorg voor burgers sinds de invoering van de Wmo 2015 er niet beter op is geworden. De ontoereikende
8 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
budgetten voor de jeugdzorg en de Wmo zijn volgens ambtenaren de belangrijkste knelpunten voor 2016. Pijnpunten ‘Dit onderzoek legt de pijnpunten van de decentralisaties bloot’, vindt D66-Kamerlid Vera Bergkamp. ‘Elk signaal dat de zorg tekort schiet is er een te veel. Dit is al de zoveelste waarschuwing dat het beleid van dit kabinet de verkeerde kant opgaat’, stelt SP-Kamerlid Henk van Gerven. ‘De onderzoeksuitkomsten liggen in lijn met waarschuwingen van onder meer de Kinderombudsman. Verontrustend dat de ambtenaren het zelf ook zeggen’, vindt Mona Keijzer (CDA). ‘Wethouders krijgen te weinig beleidsruimte en het tempo van decentralisaties is te hoog is. Ook ambtenaren maken zich daar zorgen over’, ziet Linda Voortman (GroenLinks). De PvdA ekent dat nog niet alles gaat ‘zoals we dat graag willen. Dat blijkt ook uit dit onderzoek onder betrokken ambtenaren’, aldus Otwin van Dijk en Loes Ypma. ‘Ik kan me goed voorstellen dat ambtenaren nog worstelen met hun nieuwe rol en verantwoordelijkheden. Dat leidt tot onzekerheid,’ stelt Brigitte van den Burg (VVD). Slechtere zorg De door ambtenaren aangegeven knelpunten zijn zorgelijk en herkenbaar, stellen diverse Kamerleden. ‘Ik zie dat wethouders en ambtenaren er alles aan doen om de zorg goed te regelen, om mensen met een beperking een goede dagbesteding of beschut werk te bieden. Maar zij worden daar behoorlijk in belemmerd’, constateert Voortman. ‘De SP wordt overspoeld met berichten dat de zorg er niet beter op is geworden. Veel mensen hebben door de bezuinigingen (een deel van) hun zorg verloren, of zien van noodzakelijke zorg af, omdat de toegang tot de zorg onbetaalbaar wordt onder het beleid van dit kabinet. Het is onacceptabel dat de verschillen per gemeenten zo groot zijn in de zorg die mensen krijgen’, stelt Van Gerven. Complexe operatie ‘De doelstellingen van de decentralisaties waren om zorg dichterbij huis te krijgen en meer maatwerk en keuze vrijheid te bieden. De transitie is een complexe operatie die ook om tijd vraagt. Het is goed als ambtenaren dit signaal afgeven. We zijn er inderdaad nog niet. We zitten nog midden in de transitie. Het draait nog te veel om systemen in plaats van mensen’, aldus Bergkamp. ‘Er zijn zeker zaken die goed gaan, maar te veel - soms zelf simpele dingen - gaan mis. Ik vind het stuitend dat kwetsbare mensen hun gelijk via de rechter moet halen terwijl niet alleen de wet maar ook de oorspronkelijke bedoeling maatwerk was’, vindt Keijzer. ‘Dan bestaat het niet dat een gemeente bijvoorbeeld in een aanbesteding het pgb afschaft of botweg iedereen op 1,5 uur huishoudelijke zorg gezet wordt. Daarnaast is de toegang tot jeugdzorg een steeds groter probleem.’ Extra geld Wmo Om het tij te keren vinden CDA, GroenLinks en de SP dat er meer geld naar gemeenten moet. Het CDA heeft tijdens de begrotingsbehandeling van VWS deze week, voorgesteld 300 miljoen euro extra uit te trekken voor de uitvoering van de Wmo. Ook het geld dat is vrijgemaakt voor de Huishoudelijke Hulp Toeslag (HHT) moet aan het Wmo-budget worden toegevoegd. ‘Het kabinet moet de bezuinigingen terugdraaien en gemeenten meer middelen beschikbaar stellen; te beginnen bij de huishoudelijke zorg’, vindt Voortman. De SP sluit zich daarbij aan, maar daarnaast moet er volgens Van Gerven ‘per direct worden ingegrepen om de rechtsongelijkheid en willekeur onder gemeenten aan te pakken.’ Verdeelmodellen D66 houdt de herverdelingsmodellen nauwlettend in de gaten. Bergkamp: ‘We zullen op basis van de feitelijke informatie ook steeds bekijken waar bijsturing nodig is. Het mag er absoluut niet toe leiden dat er wachtlijsten of zorgstops ontstaan.’ Een aantal fracties vindt dat Van Rijn nu echt de regie moet pakken, zoals CDA, D66 en SP. ‘Van Rijn heeft gemeenten opgezadeld met veel zorgtaken en te weinig budget en vervolgens zegt hij, het is aan de gemeente zelf om het op te lossen. Dit wegkijk- en doorschuifbeleid moet nu afgelopen zijn’, vindt Van Gerven. ‘Als stelselverantwoordelijke moet Van Rijn vaker de regie nemen daar waar het niet goed gaat en gemeenten ondersteunen bij deze enorme operatie’, vindt Bergkamp. Overgangsjaar ‘We moeten onszelf niet in de put praten’, stelt Bergkamp, ‘maar we zijn er zeker nog niet. Er zijn problemen in de uitvoering. Dit onderzoek geeft ons inzicht in lokale knelpunten, en ik herken het signaal dat we ons in een overgangsjaar bevinden.’ Ook de VVD houdt de moed er in. Van den Burg: ‘Maatwerk willen is één ding, de realisatie daarvan kost tijd, inzet en geduld. Ik vertrouw er op dat 9 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
gemeenten er hard aan gaan werken om de tevredenheid van hun inwoners de komende jaren te laten groeien.’ ‘Gemeenten en cliënten willen net als de PvdA dat de zorg voor mensen meer in de buurt en met minder bureaucratie wordt georganiseerd. Als voormalig wethouders weten wij dat bij eerdere decentralisaties de start vooral uit regeldingen bestaat. Daarna ontstaat ruimte voor vernieuwing. Het onderzoek laat zien dat die slag nog gemaakt moet worden. Daar moeten we nu gezamenlijk onze schouders onder zetten’, vinden Van Dijk en Ypma. Gemeenten moeten werk maken van de 'explosief gestegen bureaucratie', vindt Keijzer. 'Het zijn juist de ambtenaren die daar wat aan kunnen doen. Stem met de buurgemeenten de adminstratieve eisen af. Dat helpt zorginstellingen gigantisch. Hierdoor hoeven ze geen extra boekhouder in te huren maar kunnen ze extra zorg inhuren.'
Zilveren Kruis: proef met zorginkoop wijkverpleging
Zorgvisie 9 november 2015
Zilveren Kruis wint: pilot wijkverpleging gaat door 6 nov 2015 2961 Zorgverzekeraar Zilveren Kruis mag zijn pilot zorginkoop wijkverpleging in Utrecht doorzetten. Dat heeft de rechter vandaag bepaald in haar uitspraak. De rechtszaak was aangespannen door thuiszorgaanbieder Careyn en LOC. Zorgaanbieder Leven en Zorg voegde zich op het laatste moment bij de aanklagers. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft de vordering om de proef met zorginkoop wijkverpleging te staken vandaag afgewezen. Zilveren Kruis Zilveren Kruis is blij in het gelijk te zijn gesteld: 'Wij staan nog steeds achter de pilot en gaan daarmee door.' De zorgverzekeraar gelooft dat één wijkregisseur met een gegarandeerd wijkbudget voor de aankomende drie jaar zorgt voor meer ruimte voor de wijkverpleegkundige, vernieuwing en verbetering en optimale samenwerking in de wijk. Alle verzekerden kunnen volgens Zilveren Kruis rekenen op specialistische zorg en hebben de vrijheid om te kiezen voor een andere voorkeursaanbieder. De zorgverzekeraar maakt op korte termijn de gunningen aan de vier voorkeursaanbieders definitief. 'Wij willen graag het gesprek aan met de zorgaanbieders en de cliëntenorganisaties. We hebben elkaar hard nodig om de pilot tot een succes te maken.' Careyn Careyn beraadt zich op de gevolgen van de uitspraak voor de thuiszorg in de Domstad. Bestuursvoorzitter Rob van Dam: 'Deze uitspraak lost de problemen niet op en neemt onze zorgen niet weg. We zijn naar de rechter gestapt om de keuzevrijheid van de cliënten en de verwijzers in de zorg te beschermen en te behouden. Wij willen goede thuiszorg garanderen in de wijk, inclusief de gespecialiseerde zorg die niet op wijkniveau is te organiseren.' Careyn zegt toe met Zilveren Kruis en alle partners in de stad in overleg te treden. Careyn zal zeker ook de cliënten goed informeren: 'Cliënten kunnen overigens altijd overstappen naar een andere verzekeraar, als zij hun vertrouwde zorgverlener willen behouden.' De overwegingen van de rechter worden over een week bekend gemaakt. Carina van Aartsen Redacteur cure
Voorkeursbeleid VGZ m.b.t. dieetpreparaten is in strijd met de Zorgverzekeringswet
Zorgvisie 9 november 2015
Hof trekt streep door voorkeursbeleid VGZ 6 nov 2015 1756 Het voorkeursbeleid dat zorgverzekeraar VGZ met betrekking tot dieetpreparaten voert, is in strijd met de Zorgverzekeringswet. Dat oordeelt het hof Arnhem-Leeuwarden vandaag. VGZ heeft in 2013 besloten om met betrekking tot dieetpreparaten een voorkeursbeleid te voeren. Doel van dat beleid is kosten te besparen. VGZ heeft een beperkt aantal voorkeursproducten geselecteerd die alle afkomstig zijn van één fabrikant. Onderdeel van het beleid is dat VGZ de afleveraars nog maar in beperkte mate de producten vergoeden die van andere fabrikanten afkomstig zijn, dat aflevering van die producten alleen is toegestaan als daarvoor een expliciete medische 10 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
motivering is gegeven en dat het percentage van die producten dat zij mogen afleveren, aan een maximum is gebonden. Voorkeursbeleid Producent Nutricia heeft in kort geding een verbod op dit beleid gevraagd omdat dit de afzet van haar dieetproducten vermindert. Een tweetal patiëntenverenigingen en de Nederlandse Vereniging van Diëtisten hebben dit verzoek ondersteund. De verenigingen hebben aangevoerd dat het voorkeursbeleid van VGZ ertoe leidt dat patiënten niet de zorg krijgen waarop de Zorgverzekeringswet hen recht geeft. Hoger beroep Om deze laatste reden heeft het hof in hoger beroep het voorkeursbeleid verboden. Het hof heeft vastgesteld dat de keuze van dieetpreparaten individueel en subjectief is bepaald, omdat de bereidheid tot gebruik en dieettrouw van de patiënt in hoge mate wordt bepaald door de exacte samenstelling ervan, de voorkeuren van de patiënt en de mate waarin de patiënt het preparaat verdraagt. Patiënten moeten daarom de mogelijkheid hebben ook andere producten te gebruiken dan de door VGZ geselecteerde voorkeursproducten. Wouter van den Elsen Redacteur care
Passend werk is de beste manier om vluchtelingen te laten integreren
Binnenlands Bestuur 9 november 2015
Ex-vluchteling: stop met pamperen Han Oomen 07 nov 2015 Passend werk is de beste manier om vluchtelingen te laten integreren, stelt ervaringsdeskundige Sala Bešic'. Ooit vluchtte ze voor de Balkanoorlog, nu werkt ze als strategisch adviseur bij de gemeente Eindhoven. Bijna twintig jaar is Sala Bešic' (28) nu in Nederland, en nog nooit heeft ze zich gediscrimineerd gevoeld. Misschien ook wel, overweegt ze, doordat ze niet meteen buitenlands oogt. Wel werd Bešic' af en toe gepest op de basisschool, waar ze instroomde in groep 6. Maar ja, zegt ze trekkend met de schouders: dat doen kinderen nu eenmaal, zo nu en dan. Diversiteitsbeleid En er was dat voorval zes jaar geleden, bij verzekeraar Achmea waar ze als pas afgestudeerd jurist werkte op de afdeling rechtsbijstand. Een vrouwelijke collega suggereerde dat Bešic' haar job te danken had aan diversiteitsbeleid. Bešic' reageerde niet, maar de opmerking raakte haar diep en nog gruwt ze ervan als ze er aan terugdenkt. Diversiteitsbeleid. Het hele idee alleen al. Laat staan dat je er de vruchten van zou plukken. Nog geen stap zou Sala over de drempel van de risicodekker hebben gezet, als ze er mede op grond van anders zijn welkom was geweest. Positieve discriminatie ‘Ik ben zo tégen positieve discriminatie. Het uitgangspunt klopt niet. En ik wil geen slachtoffer zijn. Misschien heeft het te maken met de Bosnische mentaliteit: we gaan ervoor en zijn positief en vrolijk gestemd. Je probeert het hoogste te halen wat met jouw talenten te bereiken is, altijd. De eerste vraag als iemand een nieuw vriendje heeft, is bij ons: wat doet hij?’ Opleiding is heel belangrijk, vertelt ze. ‘Nadat we in Nederland aankwamen, gingen mijn ouders meteen doorgronden hoe het Nederlandse onderwijssysteem in elkaar steekt. Ik heb kort geleden gelezen dat kinderen van ex-Joegoslaven gemiddeld genomen hoger zijn opgeleid dan autochtone Nederlanders. En ze hebben ook een betere baan.’ Lopende band Bešic' kon haar no-nonsense houding kwijt in een kortlopend project van de gemeente Eindhoven, waar ze sinds drie jaar aan de slag is als strategisch adviseur. Sluitstuk, althans voor haar als adviseur, vormde een bijeenkomst, een dag voor dit interview. In het azc in een voormalig bejaardenhuis in Eindhoven-Noord werd het lokale bedrijfsleven in contact gebracht met dertig vluchtelingen, om te zien of ze iets voor elkaar betekenen konden. Bešic': ‘Ik weet niet of al iemand met een baan op zak naar huis is gegaan, maar dat is wel het doel van de individuele trajecten die nu volgen.’ Eindhoven, gaat Bešic' verder, wil voorkomen dat vluchtelingen ongeacht hun opleiding of werkervaring 11 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
productiemedewerker worden. ‘Dat is met de generatie van mijn ouders gebeurd. Een vriend van mijn vader is arts, een ander ingenieur. Beiden kwamen aan de lopende band te staan.’ Traumaverwerking Ze ziet de expats waar Brainport Eindhoven van overloopt. ‘Hun vraag je toch ook niet om eerst Nederlands te leren?’ Zorg voor een passende werkkring, dan volgen taal, integreren en participeren vanzelf. ‘En stop eens met traumaverwerking, psychische hulp en gepamper in het algemeen. Deze mensen zijn vaak hoog opgeleid en hebben het gered om helemaal van daar naar hier te komen. Nou, dan redden ze het hier ook wel, hoor. De mens is flexibeler dan je denkt.’
Mantelzorgvriendelijke gemeente Alphen aan den Rijn
Binnenlands Bestuur 9 november 2015
Mantelzorg: ambtenaar vooral regelneef Hans Bekkers 06 nov 2015 Ambtenaren die mantelzorg verlenen aan hun naasten helpen vooral bij het organiseren van professionele zorg. Directe verpleegkundige hulp nemen ze gemiddeld minder vaak op zich dan de doorsnee burger. Schoonouders Dat blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur. ‘Het lijkt erop dat ambtenaren beter in staat zijn dan ‘gewone burgers’ om de zorg voor hun naaste uit te besteden aan professionals’, zegt senior onderzoeker Peter Kanne van I&O Research. Zowel ambtenaren als burgers verlenen het vaakst mantelzorg aan hun ouders of schoonouders. Dat is onder ambtenaren nog iets sterker het geval dan onder burgers. Verder wordt – in mindere mate – mantelzorg verleend aan kinderen of partners. Anderhalf uur Waar de ‘gewone’ mantelzorger per dag gemiddeld zo’n twee uur aan mantelzorg besteedt, houdt de ambtenaar het bij anderhalf uur. Toch ervaren ambtenaren de mantelzorg als een zwaardere last. Eén op de vier geeft aan moeite te hebben het vol te houden. Bij werkzame burgers is dat met 18 procent een stuk minder. Vrees leidinggevende Uit het onderzoek wordt duidelijk dat medewerkers in lang niet alle gevallen bekend met het mantelzorgbeleid van hun werkgever. Van de ambtenaren die mantelzorg verlenen, weet liefst 40 procent bijvoorbeeld niet wat hun gemeente doet voor mantelzorgers. Die onwetendheid over het aanbod wordt volgens Margreet Woessner van de Stichting Werk&Mantelzorg soms bewust in stand gehouden door leidinggevenden: ‘Er is wel beleid, maar de vrees bij sommige managers is dat te veel medewerkers er gebruik van gaan maken.’ Volgens haar ligt er een schone taak voor de ambtelijke top en het bestuur het beleid echt te laten landen in de organisatie. Minder uitval Lichtend voorbeeld is de aanpak in de mantelzorgvriendelijke gemeente Alphen aan den Rijn. Met onder andere flexibele werktijden en afspraken over thuiswerken, biedt Alphen maatwerk-oplossingen die tot een win-winsituatie leiden: het ontlast de mantelzorger en de organisatie heeft minder uitval door ziekteverzuim. ‘Nee, ik kan dat laatste niet met harde cijfers onderbouwen, maar het kan bijna niet anders dat het helpt als je je gesteund weet door je werkgever en er goede werkafspraken mee kunt maken. Als je langdurig mantelzorg verleent, is dat een zware belasting’, zegt gemeentesecretaris Pieter Jeroense. ‘Iedereen krijgt in zijn leven wel eens een keer te maken met mantelzorg en weet hoe zwaar dat met werk te combineren is.’
Ouderenmishandeling: veel ouderen hebben er mee te maken
Alleszelf.nl 9 november 2015
Ouderenmishandeling: u laat het toch niet gebeuren? Mark Smelik Als u op hoge leeftijd bent of in uw omgeving mensen kent die tot op de hoogste leeftijd zelfstandig blijven wonen is het laatste dat u wilt dat er ouderenmishandeling plaatsvindt. Tóch 12 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
hebben veel ouderen hiermee te maken. Hoe kunt u herkennen of u of een ander wellicht mishandeld wordt; en hoe kunt u handelen? Alleszelf.nl zet de informatie op een rij. Zware lading Ouderenmishandeling is een begrip met een zware lading en roept veel reacties op. Sommigen vinden het woord niet passend, omdat het wijst op een strafbaar feit terwijl de ‘daders’ soms onbedoeld en onbewust kunnen handelen. Dit noemt men ook wel ontspoorde zorg. Hoewel het aantal meldingen over ouderenmishandeling toeneemt, is onduidelijk hoe vaak ouderenmishandeling exact voorkomt. Volgens het SCP zou het kunnen gaan om 15.000 tot 200.000 ouderen. Zes soorten Over het algemeen betekent ouderenmishandeling het handelen of het nalaten van handelen van een persoon die zorg of ondersteuning aan een oudere (deels) afhankelijke hulpvrager (65+) verleent, waardoor deze fysieke, mentale of materiële schade lijdt. Er bestaat een onderscheid in zes vormen van ouderenmishandeling. Lichamelijke mishandeling. Hierbij gaat het om fysieke handelingen waarbij een persoon (ernstig) letsel (zoals fracturen, blauwe plekken, brandwonden) oploopt. Dit kan gebeuren doordat het slachtoffer is geslagen, geschopt of hardhandig is beetgepakt. Psychische mishandeling. Wanneer iemand herhaaldelijk wordt uitgescholden, gekwetst, gekleineerd, genegeerd of gediscrimineerd is er sprake van psychische mishandeling. Dit kan veel negatieve emoties bij een oudere oproepen, zoals angst, woede, verdriet of verwardheid. Financiële uitbuiting. Dit gebeurt wanneer er wordt geprofiteerd van de bezittingen van een oudere, of deze zelfs worden weggenomen. Denk hierbij aan diefstal van geld of goederen, veranderen van testamenten of het financieel kort houden van een persoon. Verwaarlozing. Iemand kan zowel lichamelijk als psychisch worden verwaarloosd. Lichamelijke verwaarlozing gebeurt bijvoorbeeld door ondervoeding, uitdroging, slechte hygiëne of verwonding vanwege doorliggen. Geen aandacht, liefde of ondersteuning geven zijn kenmerken van psychische verwaarlozing. Seksueel misbruik. Dit zijn ongewenste seksuele handelingen met of in het bijzijn van ouderen. Schending van rechten. Het kan ook gebeuren dat de rechten van ouderen worden ingeperkt, zoals het recht op vrijheid, privacy of zelfbeschikking. Te denken valt aan het achterhouden van post, het opsluiten van een ouder persoon of het wegsturen van bezoekers. Herkennen In de meeste gevallen gebeurt ouderenmishandeling “achter de voordeur”. U ziet het dus niet gebeuren en vaak verwacht u het ook niet. Toch kunt u alert zijn en signalen herkennen. Zo is bijvoorbeeld een groot misdrijf van ‘mantelzorgers’ aan het licht gekomen. Onder andere de volgende signalen kunnen duiden op mishandeling van oudere zorg- en hulpvragers: *zichtbaar letsel, waar de oudere persoon en/of de pleger mogelijk onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen voor geeft; *een onverzorgd uiterlijk en verwaarloosd huishouden bij de oudere *onverklaarbare depressiviteit of angst bij een oudere; *overdreven schrikreactie bij een onverwachte aanraking of schichtig of teruggetrokken gedrag bij een oudere; *verdwenen geld of goederen van een oudere; *toenemend aantal schuldeisers; *de verzorger toont zich onverschillig over het welzijn van de oudere; *de verzorger wekt een overbelaste indruk; *er wordt gescholden en geschreeuwd tegen de oudere in de aanwezigheid van een arts of hulpverlener *of de oudere krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te spreken *een lege koelkast. Niet in alle gevallen hoeft er sprake te zijn van ouderenmishandeling; het kan een momentopname zijn of andere oorzaken hebben. Wel kunt u alert blijven en als u merkt dat signalen terugkomen, kunt u actie ondernemen. Handelen Of het nu om uzelf gaat of om uw buurvrouw, een kennis, vriend of familielid: u kunt ouderenmishandeling stoppen of een ernstige situatie voorkomen. Er zijn hiervoor een aantal mogelijkheden, die we bespreken van licht naar zwaar. Het is afhankelijk van de situatie, welke vorm 13 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
van handelen nodig is. Erover praten is een eerste, voor de hand liggende stap. Een huisverbod en crisisopvang worden minder snel gebruikt. De informatie is gebaseerd op bronnen van meerdere organisaties. Praten. Het is belangrijk dat u uw gedachten niet voor uzelf houdt. Als u één van de signalen opmerkt, kunt u dit bespreken met iemand die u vertrouwt. Iemand die de oudere persoon ook kent. Deel uw gedachten met diegene, misschien wordt dit ook herkend. Samen kunt u daarna vervolgstappen ondernemen. U kunt ook in gesprek gaan met de oudere persoon waarbij u eventuele mishandeling herkent. Dit kan moeilijk zijn, u kunt er ook naast zitten, maar het is goed om dit te polsen. Wanneer er inderdaad sprake is van ouderenmishandeling, kunt u er samen iets tegen doen. Een Veilig Thuis. In Nederland zijn 26 meldpunten waar u bij deskundige hulpverleners advies kunt inwinnen, mishandeling kunt bespreken en doorverwezen kunt worden naar professionele hulp. U kunt 24 uur per dag gratis bellen met 0800-2000 of rechtstreeks contact opnemen met de Veilig Thuisorganisatie bij u in de buurt; hier vindt u het overzicht van alle vestigingen. Het meldpunt is beschikbaar voor mensen die zelf mishandeld worden en voor mensen uit hun omgeving. De politie. De politie heeft ook een rol bij ouderenmishandeling omdat deze wettelijk verplicht is om een aangifte van een strafbaar feit, en daarmee ook huiselijk geweld, op te nemen. U kunt een melding maken en aangifte doen door te bellen met 0900-8844 of door naar het dichtstbijzijnde politiebureau te gaan. Huisverbod. Wanneer de situatie binnen een huishouden ondraaglijk is of dreigt te worden, kan er een tijdelijke uithuisplaatsing worden gerealiseerd. Op deze manier ontstaat veiligheid en rust en kunnen alle betrokkenen hulp krijgen. De Wet tijdelijk huisverbod maakt dit mogelijk. U kunt deze optie bespreken met de eerdergenoemde organisatie Veilig Thuis. Crisisopvang. Als direct een oplossing nodig is kunt u gebruik maken van de crisisopvang/spoedzorg. U kunt dan tijdelijk op een andere plek verblijven, in een veilige omgeving. Ook dan zal er hulp worden ingeschakeld om uw thuissituatie onder de loep te nemen en passende oplossingen te bedenken, wanneer nodig. Crisisopvang is altijd tijdelijk. De duur van de opvang is afhankelijk van de situatie. Uw huisarts kan crisisopvang in gang zetten; voor meer informatie kunt u ook terecht bij een GGZ-centrum, uw gemeente of het maatschappelijk werk. 112. Misschien klinkt het als een open deur: maar bij spoedeisende hulp bel dan direct het alarmnummer 112.
Steeds ouder, maar het is lang niet altijd leuk om oud te zijn
Zorg+welzijn 9 november 2015
‘Ouder en beperkt worden is niet leuk’ 9 nov 2015 We moeten alles op alles zetten om de kwaliteit van leven voor ogen te houden, zegt SCPdirecteur Kim Putters. 'We worden steeds ouder, maar het is lang niet altijd leuk om oud te zijn.’ Ongeveer 1,75 miljoen mensen zijn in Nederland afhankelijk van een voorziening in het sociale domein, blijkt uit cijfers van het SCP. 'Dat is bijna 10% van de bevolking, maar als het gaat om lagere inkomens gaat het om 52%, onder 80-plussers is het 41%, bij eenoudergezinnen gaat het om 38% en bij niet westerse migranten om 30%.' Participatiesamenleving Die cijfers roepen volgens Kim Putters, directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, de vraag op hoe het er voorstaat met de participatiesamenleving? Die vraag behandelde hij op 5 november in de vierde Hannie van Leeuwenlezing, georganiseerd door de Koepel Wmo-raden. Ouderen Dat participeren is met name voor ouderen en mensen met een beperking lastig, concludeert Putters. Mannen worden gemiddeld bijna 80 jaar oud en vrouwen bijna 83 jaar. Dat is volgens de SCPdirecteur een wenkend perspectief, tenminste als je vitaal, koopkrachtig, hoogopgeleid, eigenwijs en geëmancipeerd bent. 'Helaas zijn ouderen toch ook vaker eenzaam, minder mobiel en hebben meer chronische aandoeningen. Beperkt raken is niet leuk. We moeten alles op alles zetten om dan de
14 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
kwaliteit van het dagelijks leven voor ogen te houden. Het ommetje, de koffie, de familie, het museum.' Zorg Putters pleit ervoor dat de discussies niet alleen over de zorg moeten gaan. 'Ouderen hebben zorg nodig, maar hun kwaliteit van leven wordt door nog veel meer bepaald. Dat kan betekenen dat je niet alle bedden moet afbouwen en ouderen uit hun omgeving moet halen, omdat je daar de zorg nog kunt verbinden met het ommetje, de buurt.' Voor ouderen is dat dagelijkse ommetje soms belangrijker dan nog meer thuishulp. Wmo-raden Juist de Wmo-raden moeten dit debat voeden, vindt Putters. Zorgen dat er aandacht blijft voor buurtsupers, toegankelijke bibliotheken, culturele uitstapjes. 'Het is belangrijk dat Wmo raden inspreken bij gemeenten, dat zij de zorgen van mensen verwoorden, maar ook stem geven aan mensen die daar niet zelf toe in staat zijn. De raden hebben vaak meer invloed op het beleid dan cliënten zelf ooit kunnen hebben.' Putters gaf de Wmo-raden tot slot een aantal agendapunten: Wmo-raden moeten ervoor zorgen dat er aandacht blijft voor buurtsupers, voor toegankelijke bibliotheken, culturele uitstapjes of betaalbare sport en vrijwilligers om eenzaamheid tegen te gaan. Wmo-raden moeten een visie vormen op sociale, ruimtelijke en financiële voorzieningen die de groeiend ongelijkheid tussen kansrijke en kwetsbare groepen kunnen tegengaan. Voor kwetsbare mensen is de wereld niet altijd meer te begrijpen. Wmo-raden kunnen beleid toetsen op begrijpelijke communicatie en dat ook opeisen. De Wmo-raden moeten goed in beeld krijgen wie de mantelzorgers en vrijwilligers richting 2020 en 2030 zijn en wat zij aan ondersteuning nodig hebben.
Kinderen hard aangepakt, vernederd en verwaarloosd, maar niet uit kwade wil
Zorg+welzijn 9 oktober 2015
‘Vooral vernedering in de jeugdzorg doet pijn’ 6 nov 2015 laatste update:9 nov 2015 1316 1 Bedplassen was een van de meest voorkomende problemen in de jeugdzorg in de jaren 50 tot 70. Kinderen werden hard aangepakt, vernederd en verwaarloosd. ‘Daders deden dat niet uit kwade wil’, zegt Micha de Winter. De Utrechtse hoogleraar Micha de Winter is voorzitter van een commissie die vooronderzoek doet naar het misbruik in de jeugdzorg. De commissie doet onderzoek naar de periode van 1945 tot nu. De meeste meldingen tot nu toe gaan over de jaren 50, 60 en 70. De Winter: 'Een van de meest voorkomende problemen bij kinderen in inrichtingen had te maken met bedplassen. De leiders zagen dat als onwil van het kind en men dacht dat hard aanpakken een goede pedagogische remedie was.' Geweld in de Jeugdzorg De commissie "Geweld in de Jeugdzorg" die onderzoek doet naar misbruik in de jeugdzorg heeft vanaf juli al ongeveer 70 meldingen gekregen. Het gaat om psychisch en seksueel misbruik. Volgens de commissie melden slachtoffers 'dat er vaak langdurig sprake was van een combinatie van psychisch en fysiek geweld, in combinatie met seksueel misbruik'. De commissie onder leiding van Micha de Winter, kijkt of het haalbaar is om onderzoek te doen naar misbruik sinds 1945. Voor 1 mei moet ze verslag uitbrengen aan het kabinet. Bloot Kinderen in de jeugdzorg in vroegere tijden werden aan de schandpaal genageld. Het was onderdeel van de harde aanpak om ze voor de ogen van andere kinderen tentoon te stellen. De Winter: 'Sommigen moesten bloot met de natte lakens om zich heen voor de groep gaan staan. Een vrouw vertelde dat een non haar natte onderbroek in haar mond had gepropt.' Misbruik
15 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
De daders deden het niet uit kwade wil, benadrukt De Winter. 'Deze vorm van misbruik speelt zich in het verleden af. De mensen die dat deden, hadden heel weinig opleiding. Men dacht dat dit de goede aanpak van kinderen was. Heel weinig mensen dachten: laten we lekker iemand in elkaar gaan slaan.' Psychiatrie Een halve eeuw later is het vooral de verwaarlozing en vernedering die de slachtoffers breekt: 'Mensen zeggen: "ik heb afgeleerd om iemand te zijn, ik voelde me een waardeloos vod'. Slachtoffers kregen te horen dat ze uit een slecht gezin kwamen, dat ze zich misdroegen en dat het aan henzelf lag. Wat de slachtoffers nu vooral willen, is erkenning', zegt De Winter. 'Ze werden toentertijd nauwelijks geloofd door hun omgeving. Ze kregen een laag zelfbeeld, hadden veel schaamte en kwamen in de psychiatrie terecht.' Carolien Stam
Nederland 'Europees kampioen vrijwilligerswerk'
Zorg+welzijn 9 november 2015
‘Sociale samenleving brokkelt niet af’ 5 nov 2015 laatste update:9 nov 2015 7371 De sociale samenhang in de samenleving is in de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Dat concludeert het Centraal Bureau voor de Statistiek. Die conclusie staat haaks op het gevoel van veel mensen dat de binding in de samenleving de afgelopen jaren is verslechterd. De Nederlandse samenleving zou verruwen, de solidariteit zou afnemen, de sociale contacten in de buurt zouden minder worden en steeds meer mensen zouden aan de zijkant van de samenleving komen te staan. Het zou slecht gesteld zijn met de binding in de samenleving. Maar dit beeld wordt niet ondersteund door de cijfers , zeggen de onderzoekers van het CBS. 'Van een afbrokkeling van de sociale cohesie is geen sprake.' Sociale samenhang Het CBS deed onderzoek naar de ontwikkeling van participatie en vertrouwen van de burger in de periode 2012-2014. De resultaten staan in de publicatie 'Sociale samenhang: wat ons bindt en verdeelt'. In het boek staat dat het sociaal kapitaal van Nederland wordt bepaald door aspecten als: het kunnen meedoen aan activiteiten in de samenleving, het vertrouwen hebben in een ander, maar ook het vertrouwen in gezaghebbende instituten als rechters, de politie en het leger. Het sociaal kapitaal houdt de samenleving draaiende en bevordert het welzijn en de welvaart, zo is de gedachte. Nederland scoort hoog op dat sociaal kapitaal in Europa. Ons land neemt de zevende plek in op de lijst van 28 landen. Vrijwilligerswerk Zo is Nederland 'Europees kampioen vrijwilligerswerk' volgens het CBS. Bijna de helft van de bevolking zet zich één keer of vaker per jaar in als vrijwilliger en dertig procent doet dat elke maand. Vrijwilligers besteden gemiddeld vier uur per week aan hun vrijwilligerswerk. En één op de drie mensen geeft minstens een keer per maand hulp aan anderen buiten het eigen huishouden. Kloof 'We zien weinig terug van een samenleving met groeiende kloven tussen de bevolkingslagen in zowel het meedoen met, als het vertrouwen in de samenleving', zeggen de onderzoekers. Die bevindingen staan haaks op het gevoel van veel mensen dat de binding in de samenleving veel minder is geworden. Een duidelijke meerderheid heeft wekelijks minstens een keer contact met vrienden of bekenden en met buren. En bijna 60 procent heeft vertrouwen in andere mensen. De participatie en het vertrouwen zijn sinds 2010 nauwelijks veranderd, aldus de onderzoekers. Wantrouwen De hoeveelheid sociaal kapitaal is wel verdeeld onder bevolkingsgroepen, zeggen de onderzoekers. 'Niet iedereen doet mee, niet iedereen heeft vertrouwen, maar vooral: van bepaalde bevolkingsgroepen staat een groter deel aan de kant en etaleert wantrouwen.' Dat heeft vooral te maken met opleiding, maar ook met een allochtone herkomst, religie en de regio; Limburg doet het bijvoorbeeld minder goed dan Friesland. Alexandra Sweers 16 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Ik heb behoefte aan een professional die naast me staat
Zorg+welzijn:Movisieblog 9 november 2015
Ik wil mijn keukentafel terug 5 nov 2015 Een date aan de keukentafel met het wijkteam. Dat is wat ik wil. Ik zoek namelijk hulp voor mijn zorgintensieve gezin met een verstandelijk gehandicapte, autistische puberdochter, Isabel. De zorg voor mijn dochter is met het pgb deels goed geregeld. Maar bij een zorgintensief gezin komt meer kijken: opvoedingsvragen, ondersteuning voor mijn andere dochter, meedoen in de buurt en bij de (sport)vereniging. Ik denk dat het wijkteam mij hierbij kan helpen. Ik maak de omtrekkende bewegingen die horen bij een eerste afspraakje. Als ik hoopvol bel, vraagt de telefoniste honderduit. Allerlei persoonlijke gegevens die ze nodig heeft voor haar 'systeem'. Na twee weken word ik teruggebeld. De medewerker heeft niet alles goed genoteerd, maar weet inmiddels wel welke hulpverlener contact met me op gaat nemen: ene Anja. Intussen ontvang ik een brief van de gemeente: "Uw pgb loopt per 1 januari af. Als u inschat dat uw kind na het vervallen van de huidige toekenning nog steeds zorg nodig heeft, dan moet uw situatie opnieuw beoordeeld worden. Wij attenderen u erop dat u zelf verantwoordelijk bent om contact op te nemen met het wijkteam." Oei. Er begint iets te kriebelen. Waarom had de telefoniste al die gegevens nodig? Waarom heeft de hulpverlener alleen een voornaam? En dan die brief van de gemeente! Alles ademt de sfeer van 'licht' en eigen verantwoordelijkheid. Dit contrasteert met mijn eigen gevoel: serieus en zorgintensief. Mijn professionele vertrouwen in gemeente en sociale professionals slaat in mijn eigen zorgsituatie om naar argwaan. Hoe moet het verder met deze date? Door de aard van de problematiek, en door het chronische karakter is onze situatie voor niemand licht. Maar we redden ons eigenlijk best goed. Mede dankzij een legertje prima professionals. Ze zorgen ervoor dat Isabel zich ondanks haar lage niveau blijft ontwikkelen. Maar houden wij het vol? Ik bel het wijkteam omdat ik mogelijkheden zie in de buurt, voor het hele gezin, integraal. Helemaal transformatieproof. Maar ik krijg een brief waarin mijn dochters hele pgb ter discussie wordt gesteld. Ik heb behoefte aan een professional die naast me staat en die verstand heeft van onze situatie. Maar ik kom terecht in een bureaucratische molen waarin mijn zorg verre van centraal staat. Met mijn dochters zit ik vaak aan de keukentafel: warm, vertrouwd en veilig. Geen plek voor bureaucratie en dreigementen. Stiekem hoop ik dat het nog wat gaat worden tussen mij en het wijkteam. Maar met Anja aan de keukentafel, dat voelt nu niet veilig. Astrid van der Kooij is manager Huiselijk en seksueel geweld bij Movisie. Zij is moeder in een zorgintensief gezin.
Eén gezin, één regisseur en één plan. Maar zover zijn we nog lang niet.
Zorg+welzijn 9 november 2015
Transformatie 4 nov 2015 Annette Stekelenburg: De zorg verandert, maar voor ons gezin wordt het een beetje ingewikkeld. Ik verlang naar het beloofde maatwerk. Eén gezin, één regisseur en één plan. Maar zover zijn we nog lang niet. Zoals het er nu voor staat valt mijn oudste zoon onder de Wmo, mijn tweede zoon onder de intensieve kindzorg bij de zorgverzekeraar, mijn dochter onder de Jeugdwet en mijn man onder de Wmo en de Participatiewet. Eén gezin, vier loketten. Dat was toch niet de bedoeling? Iedereen kan bedenken dat dit niet fijn is. Dat blijkt ook in de contacten die ik heb met al die mensen die ik gesproken heb voor meer informatie. Alle mensen die ik onze situatie uitleg, zijn bereid mee te denken en begrijpen dat er een goede oplossing moet komen. Zo ook de mensen van de gemeente en de mevrouw van de 'raad en daad'-lijn' van Achmea. 'Nee, dit kan echt nooit de bedoeling zijn geweest. Nee, hier moeten we maatwerk voor 17 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
gaan leveren', hoor ik iedereen zeggen. Ze gaan zover met me mee, dat de mevrouw van Achmea zelf voorstelt de gemeente te bellen. Mijn hart maakt een sprongetje. Het gaat lukken, ik voel het. Die middag gaat de telefoon. Achmea belt. 'Mevrouw, we hebben gebeld met de gemeente en u kunt met uw hele gezin naar de gemeente. Tenminste... Als u afziet van verpleegkundige zorg.' 'Huh? Maar,' stamel ik, 'mijn zoon heeft toch nieuwe sondes nodig en beademing?' 'Ja,' hoor ik aan de andere kant van de lijn, 'ik dacht al dat dit geen oplossing zou zijn. Dan kunnen we u helaas niet verder helpen.' Transformeren lukt niet als systemen en regels leidend blijven in plaats van de zo nodige menselijke maat en het zo logische gezond verstand. De Sprekende Mantelzorgers Cora Postema vormt samen met Annette Stekelenburg en Marjo Brouns de ‘sprekende mantelzorgers’. Marjo zorgt voor haar gehandicapte man, die in december 2008 door een ongeval in huis een partiële dwarslaesie opliep. Cora zorgt voor haar man die in 2009 een ernstig herseninfarct kreeg. De man en kinderen van Annette hebben een progressieve spierziekte.
‘De mantelzorger’ bestaat niet
Movisie Mail 10 november 2015
Veel mensen willen geen mantelzorger genoemd worden Mantelzorgers bereiken in uw gemeente artikel - 9 november 2015 Als gemeente heeft u de taak mantelzorgers te ondersteunen. In de meest ideale situatie vinden mantelzorgers zo snel mogelijk hun weg naar het ondersteuningsaanbod. Daarvoor is het nodig om hen actief te informeren over de mogelijkheden. Maar hoe doet u dat? Wij helpen u graag op weg. ‘De mantelzorger’ bestaat niet Naar schatting 20 procent van de volwassen bevolking zorgt onbetaald langdurig en/of intensief voor een naaste. Binnen deze groep mantelzorgers is enorm veel variatie. Denk aan mensen die zorgen voor hun partner, voor hun ouder, hun kind (verschillen in zorgrelatie). Hoe sterk mantelzorgers belast worden door de zorg hangt vaak af van de zwaarte en intensiteit van de zorg. Daarnaast zijn er nog verschillen in levensfase (jonge mantelzorgers, werkende mantelzorgers met jonge kinderen, oudere mantelzorgers) en culturele of religieuze achtergrond. Al deze zaken hebben invloed op de ondersteuningsbehoefte van mantelzorgers én op de manier waarop u hen het beste kunt bereiken. Daarom is het belangrijk een helder beeld te hebben van deze diversiteit aan mantelzorgers. Plaatsen waar u mantelzorgers kunt vinden Veel mantelzorgers kunt u bereiken op ‘zorgplekken’. De wachtkamer van de huisarts, apotheken, zorgcentra, ziekenhuizen et cetera zijn goede plekken om posters en foldermateriaal voor mantelzorgers te verspreiden. Daarnaast bereikt u mantelzorgers op de plekken ‘in hun dagelijks leven’. Afhankelijk van de levensfase kunt u denken aan wijkcentra, bibliotheken, scholen, sportverenigingen, kinderdagverblijven. In de publicatie ‘Beter bereiken mantelzorgers’ vindt u een uitgebreide lijst van vindplaatsen. Tot slot kunt u mantelzorgers bereiken via algemene kanalen, zoals de lokale krant, radio en tv en natuurlijk via sociale media zoals Facebook.
U bereikt mantelzorgers op plekken waar zij komen vanwege de zorg voor hun naaste, maar ook in hun dagelijks leven Taalgebruik: sluit aan bij de beleving Mantelzorgers herkennen zich niet altijd in de term ‘mantelzorger’. Let in communicatie dus op uw taalgebruik. Het woord mantelzorg is niet bij iedereen bekend en bovendien willen veel mensen geen ‘mantelzorger’ genoemd worden. In voorlichtingsmateriaal kunt u beter vragen ‘zorgt u voor iemand? Pas daarnaast uw taalgebruik zoveel mogelijk aan op de doelgroep wanneer u zich richt op specifieke groepen mantelzorgers, zoals jonge mantelzorgers. Informeer de intermediairs Professionals zoals de huisarts, medewerker van het Wmo-loket, de jeugdverpleegkundige en GGZbehandelaar kunnen mantelzorgers wijzen op ondersteuningsmogelijkheden. Ook zogenaamde erfbetreders, mensen die achter de voordeur komen, kunnen een rol spelen als intermediair. Denk aan een wijkteammedewerker, de wijkverpleegkundige, een zorgvrijwilliger, maar ook aan de diaconaal 18 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
werker van de kerk. Voor u als gemeente is het dus van belang om te zorgen dat deze intermediairs toegerust zijn om (overbelaste) mantelzorgers te herkennen en het gesprek aan te gaan. Bijvoorbeeld bij een mantelzorger die duidelijk overbelast is, maar zichzelf zo wegcijfert dat hij het ondersteuningsaanbod direct wegwuift. Belangrijke voorwaarde hiervoor is dat u deze intermediairs voorziet van een goede sociale kaart of lokaal overzicht van de ondersteuningsmogelijkheden. Betrek mantelzorgers bij het gesprek Betrek de mantelzorger zo vroeg mogelijk bij de voorbereiding voor een (keukentafel)gesprek met de zorgvrager. En zorg dat ook de situatie van de mantelzorger zelf ter sprake komt in dit gesprek. U kunt hem of haar in het intakeformulier al vragen na te denken over wie nog meer betrokken zijn bij de zorg. Blijf ook na het gesprek de mantelzorger betrekken in correspondentie. Benut de mantelzorgwaardering Het jaarlijkse extraatje voor mantelzorgers biedt een laagdrempelige mogelijkheid tot contact. U kunt dit momentum benutten om de mantelzorger te vragen hoe het met hem of haar gaat en in gesprek te gaan over eventuele ondersteuningsmogelijkheden Tips voor het contact leggen met mantelzorgers 1. Bedenk welke groepen mantelzorgers u wilt bereiken en op welke zorg- en leefplekken u hen kunt vinden. 2. Rust professionals toe om (overbelaste) mantelzorgers te herkennen. 3. Zorg voor juiste informatie in de vorm van een overzichtelijke sociale kaart: geef daarop aan welke mantelzorgsteunpunten, mantelzorgmakelaars en andere ondersteuningsmogelijkheden er zijn in de gemeente, het dorp of de wijk. 4. Sluit in uw taalgebruik aan bij de beleving. Vraag niet ‘bent u mantelzorger’, maar: ‘zorgt u voor iemand?’. 5. Betrek de mantelzorger bij het keukentafelgesprek. 6. Benut de mantelzorgwaardering als contactmoment Tegenprestatie en andere vormen van ‘werken met behoud van uitkering’
Movisie Mail 10 november 2015
Nogmaals de tegenprestatie Een documentaire over de tegenprestatie zoals die maandag 19 oktober op NPO 2 te zien was, houdt de gemoederen bezig. Terecht, want het zal je maar gebeuren dat je gedwongen bent om een uitkering aan te vragen en dan op een weinig inlevende manier wordt behandeld. Ogenschijnlijk zonder dat er rekening wordt gehouden met de competenties, kwaliteiten en ervaring die iedereen gedurende zijn leven heeft opgedaan. Daar schiet niemand wat mee op. De betrokken mensen niet, wij als samenleving ook niet. Hoewel de documentaire dus een onthutsend beeld gaf van de gang van zaken bij de sociale dienst, was de titel (tegenprestatie) wat misleidend. De tegenprestatie en andere vormen van ‘werken met behoud van uitkering’ liepen door elkaar heen, zonder dat expliciet werd gemaakt wanneer er sprake was van het een of van het ander. Voor de oningewijde TV-kijker zijn die verschillen misschien niet interessant, maar ze zijn wel degelijk significant. Vormen van ‘werken met behoud van uitkering’ zoals proefplaatsingen en participatieplaatsen hebben in elk geval de intentie om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Bij een tegenprestatie is dat nadrukkelijk niet het geval. Iemand die een tegenprestatie levert, krijgt daarmee niet per se een grotere kans op het vinden van (betaald) werk. ‘Straten vegen’ Wie dit uitgangspunt hanteert, kan inderdaad uitkomen op het idee dat 'iedereen straten moet vegen', ongeacht werkervaring of opleiding. De documentaire bracht dit ook treffend in beeld. Een aanpak die bijstandsgerechtigden ervaren als stigmatiserend en ze het gevoel geeft dat ze een taakstraf opgelegd krijgen. Niet onlogisch aangezien ze hetzelfde werk moeten doen en dezelfde kleding moeten dragen als de echte taakgestraften. De vraag is of dit wenselijk is. Terecht stelt de maker van de documentaire in een blog op Joop de vraag: wat levert het uiteindelijk op? Volgens hem is er een overweldigende hoeveelheid onderzoek waaruit blijkt dat een aanpak zoals in Rotterdam niet werkt. De situatie in Rotterdam is niet uniek. Op verschillende sites worden door burgers meer van dergelijke voorbeelden verzameld. Zo waren in de gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek bijstandsgerechtigden 19 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
jarenlang verplicht om 32 uur per week met behoud van uitkering kunstbloemen te vouwen die vervolgens verkocht werden in tuincentra. Werk waarvan de burgemeester nu toegeeft dat het eigenlijk normaal betaald had moeten worden. Averechts In het verleden werden moeilijk bemiddelbare bijstandsgerechtigden vaak aan hun lot overgelaten. Er bestaat terecht nu de consensus dat dit onwenselijk is. Maar een aanpak zoals in Rotterdam of Aalten zou wel eens nadeliger kunnen uitpakken voor de participatie van de betreffende burgers dan de verwaarlozing uit het verleden. Zoals de kersverse hoogleraar Frank Hindriks betoogt op sociale vraagstukken, kan een als stigmatiserend ervaren aanpak juist averechts uitpakken. Maatwerk Hoe moet het dan wel? Volgens Movisie moet participatie vooral ook duurzaam zijn en dat houdt in dat welke activiteiten burgers in het kader van participatie ook uitvoeren, ze eerst en vooral voor henzelf zinvol moeten zijn. Alleen dan zullen burgers voldoende gemotiveerd blijven om ook op lange termijn een bijdrage aan de samenleving te blijven leveren. Die zin hoeft niet per se te liggen in een marktconform salaris. Zo’n 5 miljoen mensen (volgens het CBS) ontlenen op dit moment al zin aan hun vrijwillige inzet. Dit betekent dus uitgaan van de eigen kracht en motivatie van de burger, ook als hij toevallig even niet in zijn eigen inkomen kan voorzien en daarom bij de sociale dienst aanklopt. Maatwerk dus. Er zijn gelukkig veel gemeenten die hun bijstandsgerechtigden daarin wel serieus nemen. Zij streven, ook als het om ‘werk met behoud van uitkering en de tegenprestatie’ gaat naar maatwerk. Veel klantmanagers behandelen hun klanten wel als echte klanten. Zij proberen samen met hun cliënten tot de voor hen juiste vorm van participatie te komen. PGB: budgethouders zijn koploper als het over administratieve lasten gaat
Nieuwsbrief Per Saldo 11 november 2015
Speciaal overleg met Kamerleden over administratieve rompslomp in pgb Aline Saers, directeur van Per Saldo, vertelde het dinsdag 10 november klip en klaar tegen de woordvoerders zorg in de Tweede Kamer: budgethouders zijn koploper als het over administratieve lasten gaat. Saers sprak in het Tweede Kamergebouw voor een kleine tien Kamerleden samen met haar collega’s van de NPCF, Ieder(in) en het Landelijk Platform GGz. In een korte film, te bekijken via YouTube, lieten zij de mensen aan het woord die zelf de hinder ondervinden van allerlei regeldruk in de zorg. Kamerleden ontvingen een factsheet met cijfers die nu al bij ons bekend zijn. De organisaties maakten bovendien bij de Kamerleden bezwaar tegen de beperkte agenda van het komende overleg in de Tweede Kamer, dat alleen handelt over administratieve lasten in de cure (gericht op genezen). De Kamerleden bleken gevoelig voor die kritiek en hebben toegezegd een apart overleg te zullen voeren over de administratieve lasten in de care (gericht op zorg). Daarmee is een eerste klein succes behaald. Meldactie administratieve rompslomp Om de druk die de papieren rompslomp oplevert nog scherper in beeld te krijgen, loopt er een gezamenlijke meldactie van de belangenorganisaties. Als u ook meer aandacht wilt voor de tijdrovende verantwoordingen, telefoontjes en e-mails om uw zorg geregeld te krijgen, vul dan deze vragenlijst in. Uw ervaringen kunnen bijdragen aan de vereenvoudiging in de zorg. Geplaatst op 10 november 2015 (YouTube-filmpje, factsheet en vragenlijst zijn te vinden op de website van Per Saldo)
Dagelijks leven met dementie vraagt veel van zowel mensen met dementie als hun naasten
Zorgvisie 11 november 2015
Ondersteuning bij dementie vraagt om sociale benadering 10 nov 2015 Anne-Mei The: Mensen met dementie wonen verreweg de langste periode van hun ziekteverloop gewoon thuis. Het leed en de behoefte aan ondersteuning zijn dan niet direct of uitsluitend gerelateerd aan (medische) zorg. 20 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
De huidige aandacht bij dementie gaat vooral uit naar zorg (verpleeghuizen, thuiszorg, casemanagement) en het medisch domein (diagnostiek, biomedisch onderzoek, onbegrepen gedrag). Het is goed dat hierin wordt geïnvesteerd, onder andere met de zorgstandaard dementie en het deltaplan dementie. Maar wat in de gaten moet worden gehouden is dat mensen met een vorm van dementie verreweg de langste periode van hun ziekteverloop gewoon thuis wonen. Het leed en de behoefte aan ondersteuning zijn thuis – zeker in de beginfase – niet direct of uitsluitend gerelateerd aan (medische) zorg. Het gaat dan om dimensies die aansluiten bij het psychosociale domein. Aanpassen en overleven Dagelijks leven met dementie vraagt veel van zowel mensen met dementie als hun naasten. Aanpassen en overleven zijn sleutelwoorden. Dit is nog te veel verborgen tragiek achter de voordeur. Relevante vragen zijn: hoe om te gaan met de ziekte en het stigma, en de veranderende relaties met naasten, omgeving en samenleving. Het gaat steeds om het hervinden van balans in de voortdurende veranderende situatie. Dit gaat veelal gepaard met gevoelens van onmacht, schuld, schaamte en eenzaamheid. Erover praten is moeilijk, ook voor naasten. Het betreft immers het privéleven en dierbaren. Niet uit te drukken in indicaties In het publiek zorgdomein bestaan nauwelijks woorden voor de behoeften die leven bij mensen met dementie thuis. Ze zijn namelijk niet uit te drukken in indicaties of betaaltitels. Door gebrek aan woorden wordt de behoefte gedefinieerd vanuit het bestaande zorgaanbod. Onbegrip en gevoelens van miskenning bij mensen met dementie en hun naasten liggen op de loer. Beleid en wetenschappelijk onderzoek komen los te staan van wat in het dagelijks leven met dementie wordt ervaren. Het dreigende gevolg is dat zij-die-ermee-leven en zij-die-erover-praten-en-beslissen van elkaar vervreemden. Is het niet vreemd dat er een overheidsvisie op dementie is (de zorg blijft betaalbaar door mensen langer thuis te laten blijven wonen) en een biomedische visie (met meer geld voor onderzoek kan genezing worden bereikt), maar geen visie vanuit betrokkenen zelf? En dat bij zo'n omvangrijke en ingrijpende volksziekte, die tot nog toe ongeneeslijk lijkt te zijn. Vanuit de behoefte oplossingen genereren Om tot passende ondersteuning te komen is allereerst een visie nodig die de dimensies omvat waarmee mensen met dementie en naasten in hun dagelijks leven worden geconfronteerd. Die niet louter uitgaat van de ziekte (het breindefect), maar ook van wat het betekent. Uiteraard zal dit variëren. De symptomen en beleving van de ziekte verschillen; de omgang daarmee eveneens. Vanuit de behoefte kunnen oplossingen worden gegenereerd. Op basis van sociaal wetenschappelijk onderzoek bij mensen met dementie en hun naasten hebben we de Sociale Benadering Dementie ontwikkeld. Deze sluit aan bij wat wordt ervaren in het dagelijks leven met dementie, te weten een constante wisselwerking tussen het medische, psychologische en sociale domein. 'Er verandert iets in mij' (fysiek), 'hoe ga ik daarmee om' (coping-adaptatie) en 'hoe bepaalt het mijn sociale relaties (sociale context, samenleving, sociale inclusie). De Sociale Benadering Dementie maakt niet alleen duidelijk hoe we als samenleving moeten kijken naar dementie, maar ook hoe de aandacht en middelen moeten worden verdeeld tussen het zoeken naar medische oplossingen voor dementie, het omgaan met de gevolgen ervan en vooral het dagelijks leven met deze aandoening. Deze dilemma's werden onlangs nogmaals benadrukt in Nieuwsuur en Een Vandaag. Voor de mensen die het betreft is de grootste opgave iedere dag opnieuw met dementie (leren) leven. Opgave voor de samenleving De Sociale Benadering Dementie is een hoopvolle benadering, omdat het licht werpt op de tot nu toe minder ontgonnen domeinen bij de beleving van dementie. Dit is een uitdaging voor mensen met dementie zelf, hun naasten en professionals die zich tot andere taken moeten gaan verhouden. Ook voor de samenleving als geheel ligt er een opgave om dementie anders te bekijken. Wanneer we de Sociale Benadering Dementie toepassen zullen nieuwe woorden, beelden, patronen en daarmee nieuwe ideeën en voorbeelden beschikbaar komen die aansluiten bij het dagelijks leven met dementie. In het verlengde daarvan kunnen op basis van de drie domeinen, het medische, psychologische en sociale domein, ondersteuning en interventies worden (door)ontwikkeld en geboden om leven met dementie zo draaglijk mogelijk te maken. Dit in het besef dat leed nooit
21 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
helemaal is op te heffen en bij het bestaan hoort. Die vaststelling is op zichzelf al een vorm van erkenning en daarmee ondersteuning. Anne-Mei The in samenwerking met Margje Mahler, Liz Cramer en Roelof Jonkers
Ruim een derde van de senioren verwacht binnen 5 jaar mantelzorg te gaan verlenen
Zorgvisie 11 november 2015
Mantelzorgers vergrijzen snel 10 nov 2015 Ruim een derde van de senioren die op dit moment geen mantelzorg verlenen, verwacht dit wél te gaan doen tussen nu en vijf jaar. Het meest zal de partner zorg nodig hebben (45 procent) gevolgd door een ander familielid (15 procent). Dit blijkt uit onderzoek van ouderenorganisatie Unie KBO onder 550 Nederlandse senioren. Op dit moment zorgen 450.000 senioren in Nederland langdurig voor een naaste. In veel gevallen is dit de partner of een familielid. Zij doen dit gemiddeld al acht jaar. Ruim een derde (35 procent) van hen ondervindt emotionele problemen, een derde (31 procent) ervaart fysieke belasting zoals oververmoeidheid en bijna een op tien (8 procent) maakt zich voortdurend grote zorgen. De meest genoemde vrees is dat de situatie zal verergeren. Behoefte aan ondersteuning Directeur Manon Vanderkaa van Unie KBO zegt: 'Van de huidige oudere mantelzorgers geeft ruim 25 procent aan dat zij grote behoefte heeft aan ondersteuning bij hun inzetwerk als mantelzorger. De grootste behoefte heeft men aan duidelijke informatie over wet- en regelgeving, persoonlijke begeleiding bij aanvragen en doorverwijzingen en hulp bij praktische zaken als het huishouden, klussen, boodschappen doen en vervoer.' Unie KBO Uit een recent SCP-rapport over informele zorg blijkt dat mantelzorg een economische waarde van 7 miljard euro vertegenwoordigt. De meest voorkomende vorm van mantelzorg in Nederland is die tussen gehuwden. Vooral gehuwden op leeftijd zorgen intensief voor elkaar zodra hun gezondheid achteruit gaat. Dankzij de zorg van partners, familieleden, vrienden en buren doen mensen een minder zwaar beroep op de gezondheidszorg. Vanderkaa: 'Dat is een extra reden om mantelzorgers meer en beter te ondersteunen.' Wouter van den Elsen Redacteur care
De maximale eigen bijdrage voor de Wmo zou in alle gemeenten hetzelfde moeten zijn
Zorg+welzijn 12 november 2015
‘Ongelijke eigen bijdrage Wmo is onrechtvaardig’ 12 nov 2015 De maximale eigen bijdrage voor de Wmo zou in alle gemeenten hetzelfde moeten zijn. Dat zegt ruim 65% van de ouderen in het Ouderenpanel van het Nationaal Ouderenfonds. In het ouderenpanel zitten bijna 2000 ouderen die graag willen meepraten over thema's voor ouderen. Het Nationaal Ouderenfonds kan zo snel onderzoek doen onder grote groepen. Zo vindt dus een grote groep ouderen het onrechtvaardig dat het bedrag dat zij voor Wmo-voorzieningen moeten betalen afhankelijk is van waar zij wonen. Eigen bijdrage Per gemeente is de prijs voor dezelfde zorg anders, als ze maar onder het landelijk maximum voor de eigen bijdrage blijven. Zo betaal je in de ene gemeente maandelijks 200 euro eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp en in de andere zou diezelfde hulp 80 euro kosten. Vooral in Amsterdam en Maastricht betalen ouderen aanzienlijk minder voor Wmo-voorzieningen dan Utrechters en Rotterdammers dat doen, aldus het Nationaal Ouderenfonds. Onvrede Bijna 70% van de ondervraagde ouderen is meer gaan betalen voor Wmo-voorzieningen als vervoer en hulp bij het huishouden en dat zorgt vaak voor veel onvrede. Meer dan de helft van de respondenten
22 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
vindt de veranderingen in de Wmo slecht tot zeer slecht. Ze zijn bang dat ze de hulp niet meer kunnen betalen en vinden alles slechter geregeld. Minder gebruik Bijna 20% van de ondervraagde ouderen maakt minder gebruik van Wmo-voorzieningen. Bij een groot deel van deze groep is dat door de gemeente beslist, maar 22% vindt dat de voorzieningen te duur zijn geworden en is er zelf mee gestopt. Toch zijn de ouderen wel te spreken over de kwaliteit van de Wmo-voorzieningen; ruim 60% is tevreden over die kwaliteit. 2% zegt echt ontevreden te zijn. Alexandra Sweers
Één gezin, één plan, één regisseur: nog onvoldoende
Zorg+welzijn 12 november 2015
‘Samenwerking komt onvoldoende uit de verf’ 11 nov 2015 Één gezin, één plan, één regisseur: er wordt veel nadruk gelegd op samenwerking in de hulp aan gezinnen. ‘De wil is er, maar vaak komt het nog onvoldoende uit de verf’, constateert jeugdverpleegkundige Tiny Bouw. 'De transitie en de transformatie hebben veel impact op het werkveld. Er moet meer samengewerkt worden en iedere gemeente trekt haar eigen plan. Er zijn zo veel verschillende werkwijzen en dat is moeilijk', vindt Tiny Bouw. 'Niet alle medewerkers uit het veld gaan hier goed in mee.' Jeugd en gezin Bouw is jeugdverpleegkundige en opvoedadviseur. Ze coacht ouders die vastlopen in hun ouderschap. Bouw volgde de Master Pedagogiek bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en deed daarvoor in 2012 onderzoek naar de samenwerking binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in Wageningen. Inmiddels bestaat dat CJG niet meer en zit de hulp voor jeugd en gezin in het zogenaamde Startpunt waar Wageningers terecht kunnen met al hun vragen over jeugd en gezin, participatie en werk, psychische problemen, schulden enzovoort. Maatschappelijk werk De jeugverpleegkundige ziet in haar praktijk waar het misgaat. 'Het algemeen maatschappelijk werk kijkt bijvoorbeeld heel breed naar de hulpvraag van een gezin, terwijl de jeugdgezondheidszorg vooral kijkt naar welk effect de problemen in het gezin hebben op de kinderen. Zij realiseren zich niet altijd wat een ander doet in hetzelfde gezin. Ze werken langs elkaar heen.' Casus inbrengen Professionals zouden volgens Bouw beter moeten kijken naar 'wat hebben we in huis?' en 'wat heeft je collega in te brengen?'. 'We moeten echt de dialoog aangaan. Dan wordt het doel duidelijker: waar streven we met z'n allen naar? Ik heb meegemaakt dat bij overleggen niemand een casus in heeft te brengen. Men komt niet aan samenwerken toe, meestal door de waan van de dag.' Opvoedproblemen 'Samenwerken is de basis van mijn werk als jeugdverpleegkundige', vervolgt ze. 'Ik kijk met ouders naar de opvoedproblemen die zij ervaren, maar betrek ook bijvoorbeeld de familie, leerkrachten of de jeugdconsulent van de gemeente. Hoe zien zij het kind?' Maar daar is wel tijd voor nodig, vindt de pedagoog. 'Groeien in die samenwerking bereik je door te sparren met elkaar en daar is tijd een belangrijke factor in.' Afspreken 'De bereidheid tot echt samenwerken ontstaat wanneer je het echt benoemt. Ga samen om de tafel en spreek met elkaar af hoe je dat vorm gaat geven', adviseert de jeugdverpleegkundige. Die ruimte moeten professionals dan wel krijgen van beleidsmakers en managers, vindt ze. 'Je moet managers hebben die ook echt op kwaliteit sturen en niet alleen op geld.' Alexandra Sweers
23 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Uitgaven huur en zorgpremie al op het inkomen inhouden
LCR @ttenderingsbericht 12 november 2015
Mogelijkheid bieden om wél automatisch huur en zorgpremie op loon in te houden Mensen met een laag inkomen én een onvermogen om goed met hun geld om te gaan, moeten op eigen verzoek tegen zichzelf in bescherming kunnen worden genomen. Dat stelt de LCR in een brief aan minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In principe is de betaling van huur en zorgpremie via automatische incasso te regelen. Dit gaat voor deze groep kwetsbare mensen niet ver genoeg. De uitgaven zouden al op het inkomen ingehouden moeten worden, om te voorkomen dat bij de automatische incasso niet voldoende saldo op de rekening staat en er grote schulden ontstaan. Ontheffing Door de nieuwe Wet Aanpak Schijnconstructies is er een verbod op inhouding van deze uitgaven op het minimumloon van een werknemer. Dat is ook een goede zaak, stelt de LCR, omdat mensen zelf hun geldzaken moeten kunnen regelen. Dat kan via automatische incasso. Voor een bepaalde groep moet er een ontheffing mogelijk zijn, omdat automatische incasso voor hen niet werkt. Dan gaat het om mensen met een (licht) verstandelijke beperking of bepaalde psychische problematiek. Zij kunnen niet zo goed met geld omgaan. Achterstand Als op het moment dat de premie of de huur moet worden geïnd er geen saldo meer op de rekening staat, ontstaat er huur- en premie-achterstand. Achterstanden die kunnen leiden tot mogelijke huisuitzetting of een boete bij de zorgverzekeraar. Een dergelijke volmacht moet wel aan randvoorwaarden voldoen. Zo moet de huisvesting fatsoenlijk zijn en de huiseigenaar betrouwbaar. De inhouding op het loon moet ook duidelijk in het belang zijn van de werknemer. Mogelijk maken dat mantelzorgers hun zorgtaken goed kunnen combineren met hun werk
Schulinck Nieuwsbrief 12 november 2015
'Werk en mantelzorg moeten goed samengaan' Staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid) roept alle partijen op om het mogelijk te maken dat mantelzorgers hun zorgtaken goed combineren met hun werk. ,,Werk en mantelzorg moeten naast elkaar kunnen bestaan. Het is niet het een of het ander'', zegt Van Rijn dinsdag op de 'Dag van de Mantelzorg'. De staatssecretaris pleit ervoor dat zowel werkgevers als de politiek het combineren van werk en zorg ,,zo gemakkelijk en vanzelfsprekend mogelijk'' maken. Zorgverlof verruimd Het kabinet verruimde het zorgverlof afgelopen juli al. Daardoor is het nu ook mogelijk om vrij te nemen om voor broers, zussen, grootouders, kleinkinderen, huisgenoten of bekenden te zorgen. Tijdens dat verlof krijgt de werknemer minstens 70 procent van het salaris betaald. Daarnaast komen sinds januari meer mensen in aanmerking voor kort- en langdurend zorgverlof, zoals bijvoorbeeld tweedegraads familie en huisgenoten. 3,5 Miljoen mantelzorgers Nederland telt ongeveer 3,5 miljoen mensen die hulp geven aan een hulpbehoevende of zieke partner, kind, ander familielid, vriend of buur. Zo’n 2,6 miljoen mensen doen dat intensief of langdurig. Veel mantelzorgers vinden hun taak zwaar en belastend. Mantelzorg aantrekkelijk maken Volgens Mezzo, de landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg, komen veel mantelzorgers ook financieel krap te zitten door hun extra zorgtaken. De belangenclub pleit ervoor dat de mantelzorg belastingtechnisch aantrekkelijk wordt gemaakt. Ook wil Mezzo dat gemeenten mantelzorgers beter helpen, door bijvoorbeeld een parkeerkaart te geven of tegemoet te komen in de telefoonkosten. Bron: ANP 24 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Gemeenten lijken kosten van de zorg belangrijker te vinden dan de kwaliteit
Schulinck Nieuwsbrief 12 november 2015
Ouders betalen vaker zelf voor psychische behandeling kind Wanhopige ouders nemen steeds vaker zelf het initiatief om de psychische behandeling van hun kind te regelen. Zij zien dat gemeenten de behandelkosten vaak boven de beste zorg stellen en daarom trekken ze zelf maar de portemonnee om hun kind te helpen. Dat meldt het Algemeen Dagblad. De Kinderombudsman concludeerde vorige week al dat gemeenten de kosten van de zorg belangrijker lijken vinden dan de kwaliteit. Er dreigt op deze manier een tweedeling, want niet alle ouders kunnen een behandeling betalen. Bij GGZ-instelling Dokter Bosman is het uurtarief bijvoorbeeld 96 euro. Michiel Bosman is psychiater bij Dokter Bosman en hij ziet regelmatig wanhopige ouders die de kosten zelf maar betalen. Instellingen kunnen niet de vraag niet altijd aan. Er komen iedere week 150 van dergelijke aanmeldingen binnen, vorig jaar waren dat er nog 50. Ouders zoeken naar een oorzaak van gedragsproblemen bij hun kind. “Dan horen ze van een specialist dat ze over 26 weken aan de beurt zijn, omdat hun gemeente niet genoeg behandelingen heeft ingekocht'', vertelt Bosman. “Ze zeggen tegen ons: regel het maar.'' De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie heeft geen harde cijfers, maar bevestigt dat het steeds meer van dergelijke praktijken in het hele land ziet. Bron: Nationale Zorggids
Arbeidsparticipatie van mensen met een ziekte of beperking is erg laag
Zorgvisie 12 november 2015
Mensen met beperking simpeler aan het werk 26 okt 2015 Mensen met een beperking aan het werk krijgen of houden, is veel simpeler dan wordt gedacht. Dat blijkt uit onderzoek van landelijke patiëntenorganisaties onder 4.964 mensen met een ziekte of beperking. Desondanks is voor meer dan de helft van deze mensen de inkomenssituatie de afgelopen drie jaar verslechterd. De arbeidsparticipatie van mensen met een ziekte of beperking is erg laag: 26 procent tegenover 66 procent van de gehele beroepsbevolking. Een gebrek aan passend werk belemmert een kwart van de niet-werkenden en 42 procent van hen die werk hebben ander werk te vinden. Dit blijkt onder andere uit het onderzoek 'Wat werkt en wat werkt niet', dat is uitgevoerd in opdracht van de koepelorganisatie van mensen met een beperking of chronische ziekte Ieder(in), Landelijk Platform Geestelijke Gezondheidszorg (LPGGz) en Patiëntenfederatie NPCF. Werktijden Met een goede sociale werkomgeving en relatief eenvoudige aanpassingen van het werk zijn veel meer mensen aan het werk te krijgen, zo blijkt uit het onderzoek. Steun en begrip van collega's, onder wie leidinggevenden, zijn het belangrijkst op het werk. Voor wie niet werkt, zijn eenvoudige veranderingen als aanpassing van werktijden en van het werk zelf nodig om actief te worden op de arbeidsmarkt. Terwijl verbeteringen van de arbeidsdeelname binnen handbereik liggen, is voor meer dan de helft van de mensen de inkomenssituatie de afgelopen drie jaar verslechterd. Aan het werk Ruim een derde van de respondenten heeft werk. 43 procent noemt accepteren van en kunnen omgaan met de ziekte de belangrijkste aspecten om aan het werk te kunnen blijven. Ook steun van leidinggevenden (42 procent), collega's (28 procent) en naasten (22 procent) scoren hoog. Wie niet werkt, heeft behalve steun en acceptatie vaak genoeg aan aangepaste werktijden (30 procent) en aanpassing van de werkinhoud (20 procent) om aan het werk te kunnen. Kruiwagens Als het niet lukt om werk te vinden, slaat moedeloosheid volgens de onderzoekers toe. 'Mensen ervaren stigmatisering en discriminatie en het is daarom niet verrassend dat sommigen de zoektocht 25 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
naar werk opgegeven. Voor instanties als de arbodienst, re-integratiebureaus, bedrijfs- en verzekeringsartsen is weinig waardering. Iemand met een arbeidshandicap voelt zich daar niet begrepen en niet serieus genomen. Veel meer vertrouwen hebben mensen in hun sociaal netwerk. 65 procent ervaart dat ambassadeurs uit de doelgroep deuren openen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het belang van netwerken en 'kruiwagens' wordt aanzienlijk vaker genoemd dan dat van instanties.' Wouter van den Elsen Redacteur care Autisten tussen wal en schip
Binnenlands Bestuur 12 november 2015
‘Gemeenten laten autisten vallen’ Eric de Kluis 11 nov 2015 Gemeenten laten autisten tussen wal en schip vallen. Dit stellen belangenverengingen Balans en NVA in een brief aan de Tweede Kamer. Klant nauwelijks centraal Sinds het Rijk meer zorgtaken heeft uitbesteed aan gemeenten en aan zorgverzekeraars maken gemeenten te weinig gebruik van de specialistische kennis van de GGZ op het gebied van autisme en andere ontwikkelingsstoornissen. De klant staat nauwelijks centraal. Bovendien is de financiering sinds de transitie van de zorg ontoereikend, menen de belangenclubs. Te weinig kennis Gemeenten hebben volgens Balans en NVA te weinig kennis in huis om zorgaanbieders inhoudelijk te beoordelen en nemen daardoor de verkeerde besluiten bij bezuinigingen op voorzieningen. Bovendien moet in toenemende mate Nee worden gezegd door zorgaanbieders aan de klant omdat zij de budgetplafonds hebben bereikt of niet meer gefinancierd krijgen of te weinig betaald krijgen voor de zorg die zij leveren aan kinderen en volwassenen met autisme of andere ontwikkelingsstoornissen. ‘Stoppen met gespecialiseerde hulp is dan de enige mogelijkheid’. Gemeentegrenzen Ook signaleren de verenigingen dat gemeenten denken en handelen binnen de eigen gemeentegrenzen. Instellingen buiten de eigen gemeentegrenzen worden niet vaak niet gefinancierd. Daardoor zouden de wachttijden oplopen en de keuzevrijheid worden beperkt. Instantie die de mogelijkheden onder een vergrootglas legt en de keuze bij mij laat
Linked in 12 november 2015
Oplossingen van een ander 8 november 20159 november 2015marjobrouns Spreker bij SprekendeMantelzorgers: ‘Kijk je goed uit?’ Mon ligt op de bank als ik mijn lippen stift en mijn tas pak om richting Brabant te rijden om naar een bijeenkomst met zorgprofessionals te gaan. ‘Stuur je een berichtje als je er bent?’ Hij hoeft het eigenlijk niet te vragen: het is al lang een stilzwijgende afspraak tussen ons. Ik whatsapps als ik er ben en voordat ik daar na afloop weer vertrek. Ik vraag me al lang niet meer af of anderen dat misschien stom vinden. Mon en ik varen er wel bij, dus doen we dat. Ik geniet van die langere autoritten. Ik zie het als extra denktijd. Radio 1 op de speakers, de uitgestrekte groene weilanden en de prachtige bonte herfst in de bomen langs de snelweg stimuleren tot afdwalen naar mijn dingen-van-deze-week, naar mijmeringen over mijzelf en de dromen die ik ook voor Nederland droom. Het was een bijzondere week. Ik kreeg veel reacties op mijn blog ‘Nieuwsgierig zijn’, misschien nog wel het meest op vooral dat invullen voor een ander en veronderstellen/oordelen dat je wel weet hoe het bij de ander zit of verder moet. Het zit vaak in de kleinste opmerkingen of suggestief in de gestelde vragen. Ik let er nu ook bij mezelf meer op. Zijn het echt open vragen die ik stel? Heb ik oprechte belangstelling voor het verhaal van de ander? Ik ontdek dat het niet eenvoudig is om echt goed te luisteren. Ik denk terug aan het gesprek dat ik eerder deze week had met een moeder van een meervoudig gehandicapt kindje. Over haar zoektocht bij instanties, professionals, overheid en internetsites. Een intelligente vrouw, krachtig en energiek ook, maar die vooral tegen muren en kastjes aanliep. Ik 26 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
probeerde naar haar te luisteren, niet te oordelen of suggesties te doen. Ik herken het zo ontzettend goed: ook ik besteedde heel veel tijd op het world-wide-web zoekend naar antwoorden op al mijn vragen. Zeker de eerste jaren na het ongeval had ik behoefte aan een (menselijk) wegwijzer, die ik ook later niet meer vond. In plaats daarvan ontmoette ik velen die me wilden helpen of ondersteunen, die oplossingen voor me wisten. Ja, ik kreeg heel veel goede bedoelingen over me heen gestort. Onherroepelijk moest ik denken aan het interview dat ik vanmorgen las: een gesprek met de bedenker van de mantelzorgcomplimentenpas. In het artikel wordt deze uitvinding een kampioenscrabblewoord genoemd, ik vind het eerder een jeukwoord. ;-) Het gaat over pasje – uiteraard met een verdienmodel – bedacht om mantelzorgers met mantelzorguitstapjes uit de tent te lokken (ja, echt, het stond er letterlijk). Mensen willen graag helpen en denken al snel te weten wat je nodig hebt. Men denkt te zien (of veronderstelt) dat vooral de zorg die je voor je naaste doet zwaar en belastend is. De draaglast van mantelzorgers en de daarbij veronderstelde hulpbehoevendheid van mantelzorgers staan steeds op de voorgrond in de media en bij instanties werden we al snel een nieuwe doelgroep, die vooral ondersteuning nodig heeft. Of waardering, vaak in de vorm van afleiding van de zorg, terwijl ik graag wil (leren) leven met de zorg voor Mon. Ik maak me zorgen over dit stigmatiseren van mantelzorgers. Dat willen helpen in de vorm van ondersteunen is hardnekkig, het duwt mantelzorgers snel in een slachtofferrol. Het ontkracht me en maakt me afhankelijker dan dat ik zelf wil. Mantelzorg is een fenomeen en geen probleem, maar door het een probleem te noemen kan men aan de slag om het op te lossen. Ik vervolg zuchtend mijn weg en luister naar een gesprek op Radio 1. Ik val midden in een interview, waarin een mevrouw vertelt over haar project. Iets met duurzaamheid. Ze heeft het over steun en advies….. Het woord steun trekt mijn aandacht (mantelzorgers ‘moeten’ immers van alle kanten en door iedereen gesteund), maar mijn echte aandacht gaat uit naar advies….Advies….want da’s vandaag DE eyeopener. Wat als de lokale mantelzorgondersteuning geen steunpunten waren, maar adviescentra? Sommige steunpunten mantelzorg noemen zich lokaal of regionaal expertisecentrum, maar de echte expertise zit volgens mij bij mantelzorgers. ;-) Maar met dat waar je – als mantelzorger – vragen over heb, hoe mooi zou het zijn als je daarmee terecht kunt bij een adviescentrum bij jou in de buurt? Ik droom verder: het zou een adviescentrum kunnen zijn niet alleen voor mantelzorgers, maar ook voor organisaties en werkgevers, voor iedereen die iets met en voor mantelzorgers wil doen of betekenen. Mooi woord is dat: advies, het past bij eigen regie, zelfredzaamheid en onafhankelijker worden van de overheid. Het past bij erkenning van en investeren in mantelzorgers. Het past bij kantelen: de overheid organiseert het niet meer zelf maar faciliteert en adviseert. Het past als die wegwijzer die ik de eerste jaren na het ongeval zo graag had willen hebben. Een instantie die de mogelijkheden onder een vergrootglas legt en de keuze bij mij laat, hoe mooi is dat? Het past bij de behoefte van al die mantelzorgers voor minder kastje-en-muur-zoektochten. Ben ik het nu aan het invullen voor de gemeente, denk ik nu te weten wat goed is voor de mensen in de gemeentehuis? Reik ik hen nu oplossingen aan, waarvan ik steeds roep: ‘Bedenk het niet voor me, maar breng me bij mijn eigen oplossingen.’Ik bedenk dat ik het hen ga vragen. Maar als ze nu alvast willen reageren, dan kan dit uiteraard onderaan dit blog. Nieuwe bekostiging dementiezorg over schotten van verschillende wettelijke regimes heen
Zorgvisie 13 november 2015
Van Rijn: bekostiging dementiezorg gaat op de schop 13 nov 2015 Er komt een nieuwe bekostiging voor dementiezorg over de schotten van de verschillende wettelijke regimes heen. Dat zei staatssecretaris Martin van Rijn van VWS in het Kamerdebat over dementiezorg. De bekostiging van dementie loopt nu nog via allerlei financieringsstromen. Volgens staatssecretaris Martin van Rijn van VWS zijn er momenteel zelfs 44 verschillende potjes waaruit de zorg voor dementerenden wordt bekostigd. Voorheen was negentig procent van de dementiezorg geregeld via de AWBZ. Sinds de transitie van de langdurige zorg hebben de belangrijkste geldstromen hun wortels in drie wettelijke regimes: de intramurale zorg via de Wet langdurige zorg (Wlz), de wijkverpleging via
27 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de dagbesteding en begeleiding via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Versnipperde bekostiging dementiezorg In de praktijk zorgt de versnippering voor problemen. Alzheimer Nederland stelt dat de nu bestaande barrières voor patiënten en hun mantelzorgers onbegrijpelijk en onvoorspelbaar zijn. 'Ze vormen een hindernis voor het ontvangen van de juiste zorg. Zolang de financieringsstromen naast elkaar bestaan zonder regie, blijft de hulp bij dementie versnipperd. Door deze "verrommeling" kan niet adequaat worden voorzien in het totale spectrum aan behoeften van patiënten en mantelzorgers. Het gevolg is een mismatch tussen vraag en aanbod én een afwijking van de zorgstandaard voor optimale zorg', schrijft Alzheimer Nederland in een brief aan de Vaste Kamercommissie van VWS. Bekostiging over schotten heen Ook Van Rijn vindt de bekostiging te gefragmenteerd en onoverzichtelijk, zo blijkt in het Algemeen Overleg over dementiezorg op 11 november. Hij vertelt dat de beroepsgroepen de zorgstandaard vernieuwen. Die moet 'the state of the art' voorschrijven als het gaat om wie wat doet in een bepaalde fase van dementie. De nieuwe zorgstandaard moet de opmaat zijn voor een nieuwe bekostiging over de schotten van de Wmo, Wlz en Zvw heen. Het is nog niet duidelijk wanneer die bekostiging er zal komen en hoe die er precies gaat uitzien. Van Rijn wekt de indruk dat hij dit snel gaat regelen. Eerst komen er in zeven regio's experimenten. De betrokken zorgaanbieders zijn voor de zomer al samengekomen, maar kunnen niet verder omdat Van Rijn ze eerst een experimenteerstatus moet geven via een Algemene maatregel van bestuur. Dat zal pas in het voorjaar lukken. 'Het schiet nog niet echt op', vindt Julie Meerveld van Alzheimer Nederland. Ze is blij dat Van Rijn een nieuwe bekostiging wil maken, maar mist bij VWS tot nu de urgentie om meer tempo te maken. 'Ik denk dat het zeker drie jaar gaat duren.' Experimenten PvdA-Kamerlid Otwin van Dijk wil weten of zorgverleners tijdens de experimenten over de schotten heen rekeningen kunnen sturen. Zorgaanbieders die dat nu al proberen botsen vaak op de schotten tussen de wettelijke regimes. Als het aan Van Rijn ligt, wordt dit mogelijk. Van Dijk wil dat Van Rijn een stap verder gaat. 'Ik wil graag dat u dit fixt.' 'We zijn het eens', antwoordt Van Rijn. D66-Kamerlid Vera Bergkamp wil dat Van Rijn inventariseert wat de knelpunten zijn die zorgverleners ervaren. Casemanagement dementie in de knel In het Kamerdebat vragen Kamerleden aandacht voor de problemen rond het casemanagement dementie. Dat dreigt in de Zvw ondergesneeuwd te raken, bleek al eerder dit jaar uit onderzoek van het Nivel. In verschillende regio's kopen zorgverzekeraars niet voldoende casemanagement dementie in. Een kwart van de casemanagers dementie zou zelfs zijn ontslagen. CDA-Kamerlid Hanke Bruins Slot krijgt signalen dat in sommige gebieden stagiaires de plaatsen van betaalde krachten innemen, dat er wachtlijsten zijn en dat patiënten hun vertrouwde begeleider kwijtraken. Oppositiepartijen SP, CDA en de ChristenUnie willen dat Van Rijn in de aanspraak wijkverpleging een aparte aanspraak casemanagement maakt. Maar Van Rijn wil niets weten van een aparte aanspraak. 'We hebben in Den Haag de neiging om zaken te veel op te knippen en complex te maken. Ik wil de wijkverpleegkundige als professional de ruimte geven om de juiste dingen te doen. Dat kan in samenspraak met een casemanager dementie. Er moet ruimte zijn om dat lokaal in te kleuren.' Van Rijn zegt de Kamer wel een onderzoek toe om vast te stellen of zorgverzekeraars voor 2016 wel voldoende casemanagement inkopen. Want de casemanager dementie moet blijven, vindt ook Van Rijn. Deltaplan Ouderenzorg vliegt nog niet Opvallend is dat het met het Deltaplan Ouderenzorg nog niet echt wil lukken, terwijl dit toch het vlaggenschip moet worden van de verbetering van de dementiezorg. Alzheimer Nederland heeft in de aanloop naar het Kamerdebat de Kamerleden verteld dat er wel erg veel initiatieven zijn en dat de samenhang ontbreekt. 'De regie en de afstemming ontbreken', zegt ook SP-Kamerlid Henk van Gerven. 'Er wordt veel langs elkaar heen gewerkt', aldus Dick-Faber van de ChristenUnie. 'Er zijn veel mooie initiatieven, maar het wordt wel tijd om te inventariseren welke wel en welke niet werken voor cliënten en mantelzorgers', zegt Vera Bergkamp van D66. Maar Van Rijn gaat nauwelijks op de kritiek in. Hij zegt de Kamer binnenkort een voortgangsreportage toe. Psychofarmaca terugdringen stagneert Het terugdringen van het gebruik van psychofarmaca in verpleeghuizen blijkt een moeizame exercitie. Van Gerven wil dat de politiek de druk verhoogt. 'Waarom spreken we niet af dat dit binnen een x28 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
aantal jaar met vijftig procent wordt teruggedrongen? Minister Schippers heeft dit eerder gedaan bij het terugdringen van vermijdbare schade en sterfte in ziekenhuizen en dat heeft gewerkt.' Van Gerven vindt het niet acceptabel dat de verpleeghuizen geen noemenswaardige vooruitgang boeken. Maar Van Rijn is terughoudend. Pas na lang aandringen zegt hij toe om samen met de betrokken beroepsgroepen een concreet doel te gaan formuleren. Bart Kiers Redacteur cure Van beschermd wonen naar een beschermd thuis
Zorgvisie 13 november 2015
Huizen nodig voor mensen met psychische klachten 12 nov 2015 Mensen met psychiatrische en sociaal-maatschappelijke problemen moeten vaker passende ondersteuning thuis krijgen. Om dit mogelijk te maken moeten gemeenten samen met andere partijen onder meer nieuwe betaalbare woningen regelen. Dit stelt de Commissie Toekomst Beschermd Wonen in haar advies ‘Van beschermd wonen naar een beschermd thuis.’ Gemeenten hebben per 1 januari 2015 met andere taken ook de verantwoordelijkheid gekregen voor Beschermd Wonen. In Nederland maken ruim 20.000 mensen hiervan gebruik. Het gaat daarbij om mensen die niet zelfstandig kunnen wonen en dus toezicht en begeleiding nodig hebben. Gemeenten willen deze taak goed uitvoeren. Maar, zegt de commissie-Dannenberg, dat kunnen ze alleen als het een en ander verandert in de organisatie van Beschermd Wonen. Zo moeten er nieuwe betaalbare woningen komen voor deze mensen. Beschermd wonen Naast nieuwe woningen moet er volgens het advies van commissie-Dannenberg ook toereikende dagbesteding voorhanden zijn, evenals vrijwilligerswerk en betaald werk. Bovendien moet er optimale ondersteuning zijn dicht bij huis en goede algemene voorzieningen. Erik Dannenberg: 'De intensiteit van de begeleiding moet gemakkelijker en op verantwoorde wijze flexibel kunnen worden ingezet. Wijkteams en ambulante behandelteams bieden hiervoor goede mogelijkheden. Het hebben van eigen woonruimte en maatschappelijk actief zijn brengen de broodnodige structuur in het dagelijks leven en dragen bij aan herstel.' VNG De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) wil om de doelen van Dannenberg te halen de verantwoordelijkheid voor Beschermd Wonen van 43 centrumgemeenten overbrengen naar alle gemeenten. 'De budgetten voor Beschermd Wonen zijn nu ongelijk over het land verdeeld. Daarvoor moet het geld vanaf 2017 eerlijk worden verdeeld via het Wmo-budget. Een lange overgangsperiode is nodig om wonen en ondersteuning voor deze uiterst kwetsbare groep anders te organiseren. Mariette van Leeuwen, voorzitter van de VNG-commissie Gezondheid en Welzijn: 'De commissie heeft een advies neergelegd dat past in een veel bredere maatschappelijke ontwikkeling in lijn met de gedachte van de Wmo, namelijk de burger zoveel mogelijk regie te geven, maatwerk te bieden en zijn sociale netwerk te ondersteunen. De VNG zal met het Rijk in overleg treden om de noodzakelijke randvoorwaarden hiervoor te creëren.' Wouter van den Elsen Redacteur care Gemeentelijke websites vaak nauwelijks informatie over langer zelfstandig wonen
Binnenlands Bestuur 16 november 2015
Informatie over langer zelfstandig wonen 'ronduit slecht' Margot Limburg 15 nov 2015 Gemeenten moeten veel meer doen om hun burgers te informeren over de regels en mogelijkheden die er zijn om langer zelfstandig wonen te bevorderen. De informatie die nu op gemeentelijke sites te vinden is, is ronduit slecht. Dat vindt Marnix Norder van het Aanjaagteam Langer Zelfsandig wonen (AJT). Verkeerde verwachtingen Norder ziet nog vaak gemeentelijke websites die nauwelijks informatie verstrekken. ‘Als u een vraag heeft, maak dan een afspraak met het zorgloket’, bijvoorbeeld. Of ‘Heeft u een aanpassing in huis
29 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
nodig, vul dan dit formulier in om te zien of u in aanmerking komt’. Maar, vindt Norder. Dat wekt vaak verkeerde verwachtingen en kost veel tijd. Zelf betalen Norder: ‘In de praktijk blijkt vaak dat mensen simpele aanpassingen aan huis als een valbeugen in de douche zelf moet betalen. Zet dat dan op de site. Dat scheelt tijd en dan wek je geen verkeerde verwachtingen.’ Ook grotere aanpassingen aan woningen moeten mensen met een redelijk pensioen uiteindelijk vaak zelf betalen. ‘Zet op de site dat mensen met een inkomen van bijvoorbeeld 30 duizend euro pas in aanmerking komen voor een vergoeding vanaf een bepaald bedrag. Dan kunnen mensen zelf beslissen of ze het aanvraagcircuit ingaan of niet. Dan kun je ook nog schrijven dat mensen die het zelf moeten betalen bijvoorbeeld hulp kunnen krijgen.’ Toolkit Om gemeenten een handje te helpen is onder regie van het ministerie van Binnenlandse Zaken een toolkit ontwikkeld waarmee gemeenten eenvoudig de juiste informatie op de site kunnen zetten. Een standaardtekst waarbij op de puntjes de gemeentelijke gegevens ingevuld kunnen worden. In de toolkit komen vragen aan bod als ‘wat kunt u zelf doen bij woningaanpassingen’ of ‘wat komt er kijken bij de realisatie van een mantelzorgwoning’. De teksten kunnen aangepast worden aan de lokale situatie. Blijverslening Voor mensen met een eigen huis die woningaanpassingen zelf moeten betalen maar daar het geld niet voor hebben, is er nu de ‘blijverslening’, ontwikkeld door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting op verzoek van het AJT. Ze kunnen geld lenen voor aanpassingen bij de gemeente. Norder is blij dat dit revolverend fonds is opgezet. ‘Banken geven vaak geen hypotheek meer aan deze mensen, maar het is echt vaak een probleem. Mensen hebben overwaarde op hun huis maar kunnen niet bij dat geld dat in stenen zit. Omdat het een revolverend fonds is, dat weer gevuld wordt door rente en aflossing, kan het geld steeds opnieuw ingezet worden. Weinig doordrongen Eerder dit jaar concludeerde Norder in een tussenrapportage al dat gemeenten nog weinig doordrongen zijn van het feit dat ze taken van zorg en wonen in samenhang kunnen oppakken. Dat gaat langzamerhand iets beter, merkt Norder. In regionale overleggen worden stappen gemaakt, maar toch blijft het lastig om over de grenzen van het beleidsvelden heen te kijken. ‘Vaak zijn gemeenten zich wel bewust van de nieuwe taken, maar net zo vaak zit ik met bijvoorbeeld alleen mensen van volkshuisvesting aan tafel, of alleen van de Wmo. Terwijl het nou juist over beide terreinen gaat’ Corporaties Bovendien doen woningcorporaties nog veel te weinig, vindt Norder. ‘Ze leunen nog vaak achterover en zeggen “kijk eens wat ons is aangedaan met de wetgeving, we mogen niets meer”. Terwijl ze niet bezig zijn met het feit dat mensen langer zelfstandig blijven wonen en dus langer in hun woningen blijven. Daar moeten ze iets mee, want die oudere mensen hebben aanpassingen nodig. Sommigen pakken dat goed op, maar veel mopperen alleen maar dat de regels uit Den Haag ze niet zinnen.’
Ouderbijdrage in de jeugdhulp wordt per 1 januari 2016 afgeschaft.
Binnenlands Bestuur 16 november 2015
Ouderbijdrage jeugdhulp van tafel Yolanda de Koster 13 nov 2015 De ouderbijdrage in de jeugdhulp wordt per 1 januari 2016 afgeschaft. Het macrobudget jeugd wordt met 26 miljoen euro opgehoogd. Dat heeft het kabinet vrijdag besloten. Veel gemeenten weigerden al maanden de eigen bijdrage te innen. Onredelijk Wethouders hadden grote moeite met die ouderbijdrage. Zij vreesden dat dit tot zorgmijdend gedrag zou leiden. Ook hadden gemeenten moeite met de ingewikkelde procedure en de onredelijkheid van de bijdrage. Mede naar aanleiding van tientallen gemeenten die de ouderbijdragen weigerden te innen, is onderzoek naar de regeling gedaan. Dat wees uit dat de regeling niet werkt. Compenseren Op verzoek van de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) in overleg met gemeentekoepel VNG de regeling nader bezien. De staatssecretaris heeft nu besloten de ouderbijdrage 30 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
per 1 januari te schrappen. Hij gaat gemeenten compenseren voor de circa 26 miljoen euro die hiermee gemoeid is. Dat bedrag is bij decentralisatie ingehouden, omdat gemeenten dat bedrag via de ouderbijdragen binnen zouden krijgen. Drempel ‘De ouderbijdrage wordt als drempel ervaren door gezinnen die jeugdhulp nodig hebben’, stelt Van Rijn in een schriftelijke verklaring. ‘Het is juist belangrijk dat er geen drempels zijn voor kinderen als ze jeugdhulp nodig hebben. Administratief is het vooral gedoe en levert het weinig geld op. Terwijl gemeenten dat wel nodig hebben om aan jeugdhulp uit te kunnen geven. Dus we stoppen ermee en gaan het anders regelen. Ouders en kinderen die jeugdhulp nodig hebben, zijn hier in 2016 vanaf.’ Administratieve last De Jeugdwet stelt dat voor jeugdhulp een ouderbijdrage moet worden betaald wanneer een kind buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed, of als het kind voor een dagdeel buitenshuis verblijft. Het argument voor heffing van de bijdrage is dat ouders kosten besparen doordat het kind een deel van de dag niet thuis verblijft. Onderzoek wees uit dat dit zogenaamde besparingsmotief in veel situaties niet opgaat. Het innen van de ouderbijdrage vergt gemeenten veel administratie en geld. De Jeugdwet wordt aangepast. Inzet wijkteams voor begeleiding mensen met psychische aandoening?
Zorg+welzijn 16 november 2015
Is inzet wijkteam gewenst voor ggz-patiënt? 16 nov 2015 Voor begeleiding van mensen met een psychische aandoening moeten wijkteams en ambulante teams flexibel worden ingezet. Dat zegt de commissie Toekomst Beschermd Wonen in haar advies. Is het niet beter eerst te investeren in betere specialistische ambulante zorg, vraagt hoogleraar Niels Mulder zich af. Wijkteams en ambulante behandelteams bieden goede mogelijkheden om de begeleiding van ggzpatiënten intensiever en meer flexibel te maken. Dat zegt de commissie Toekomst Beschermd Wonen in haar advies. 'Eigen woonruimte en maatschappelijk activiteiten brengen de broodnodige structuur aan in het dagelijks leven en dragen bij aan herstel,' aldus Erik Dannenberg, voorzitter van die commissie. Eens, zegt hoogleraar Niels Mulder tegen Zorg+Welzijn. Maar er is meer nodig om specialistische ambulante teams te verbeteren. 'Verwijzen naar lichtere hulpvormen kan ook de kans op nieuwe crisissituaties verhogen.' Zelfstandig wonen Gemeenten hebben per 1 januari 2015 ook de verantwoordelijkheid gekregen voor Beschermd Wonen. In Nederland maken ruim 20.000 mensen hiervan gebruik. Zij kunnen niet zelfstandig wonen en hebben toezicht en begeleiding nodig. De commissie Dannenberg adviseert nu dat mensen met psychiatrische en sociaal-maatschappelijke problemen vaker hun zelfstandigheid behouden door passende ondersteuning in de thuissituatie sneller beschikbaar te stellen. Gemeenten zouden bijvoorbeeld passende woningen ter beschikking moeten stellen. FACT-teams Passende woningen en flexibele hulpvormen , bijvoorbeeld via de inzet van het wijkteam, zijn prima adviezen van de commissie. Maar deskundigen constateren nog andere belangrijke tekortkomingen in de zorg aan mensen met een psychische aandoening. Hoogleraar Niels Mulder zegt in het komende nummer van Zorg+Welzijn magazine (4 december) dat de specialistische FACT-teams meer armslag en geld nodig hebben. In FACT-teams werken ggz-specialisten samen om mensen met een ernstige psychische aandoening te begeleiden. Recidive Hoogleraar Niels Mulder: 'Gezien de afbouw van bedden is er meer ruimte nodig in de specialistische ggz om mensen met EPA (ernstige psychische aandoening) ambulant en thuis te behandelen. De FACT-teams krijgen een steeds grotere en zwaardere doelgroep. Onder-behandeling dreigt een probleem te worden. We verwijzen nu al een deel van de mensen met EPA naar lichtere vormen van zorg, zoals de basis ggz en de POH in de huisartsenpraktijk. Voor patiënten die goed zijn opgeknapt in de specialistische ggz pakt dat goed uit. Maar het vergroot ook de kans op recidive, omdat er weer een nieuwe behandelrelatie en nieuw vertrouwen met de hulpverlener moet worden opgebouwd. 31 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Wijkteam Volgens de hoogleraar GGZ is het op dit moment belangrijk dat wijkteams en basis-ggz op tijd problemen signaleren bij ggz-patiënten aan de hand van een signaleringsplan. Omdat deze eerstelijns hulpverleners meer solistisch werken, moeten ze bij signalen van een mogelijke crisis ineens collega 's raadplegen en hulp organiseren. Dat kost tijd en daar kan een patiënt in crisis niet op wachten.' Carolien Stam
Kindermishandeling, seksueel misbruik of ongeluk of medische oorzaak
Zorg+welzijn 16 november 2015 Blauwe plek: kindermishandeling of valpartij? 16 nov 2015 Is een blauwe plek bij een kind het gevolg van een valpartij of is er meer aan de hand? Wanneer de toedracht van letsel twijfelachtig is, doet de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) onderzoek. De FPKM bekijkt of er misschien sprake is van kindermishandeling of seksueel misbruik. Maar ook als het letsel is ontstaan door ongeluk of een medische oorzaak is dat belangrijk, want dat kan de omgeving geruststellen. Documentaire In de documentaire 'Pijnlijk Bewijs' zijn de dagelijkse werkzaamheden van de FPKM te zien. En die blijken nogal ingewikkeld. Medewerkers van de polikliniek doen het liefst zo snel mogelijk onderzoek na een melding van letsel. Hoe sneller ze dat doen, hoe groter de kans om de oorzaak vast te kunnen stellen. Maar dat moet in balans zijn met goede begeleiding en goede communicatie met het mogelijke slachtoffer. Kindermishandeling De documentaire toont ook de worsteling met de bewijsvoering. Bijvoorbeeld wanneer het letsel van te lang geleden is. Er wordt vaak laat of niet melding gedaan, omdat een vermoeden van kindermishandeling heel gevoelig ligt. De medewerkers van de polikliniek zien daardoor maar een fractie van het totale aantal vermoedelijke gevallen van kindermishandeling. De 2Doc-documentaire 'Pijnlijk bewijs' is geregisseerd door Barbara makkinga en maandag 16 november om 20.25 uur uitgezonden op NPO2.
Alexandra Sweers
32 Nieuwsbrief 98 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem