WMO-ADVIESRAAD GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM Secretariaat:Gruttohof 24, 2371 NR Roelofarendsveen Tel..06-83114156, email:wmoraadkaag-braassem@yahoo. Website:www.wmoadviesraadkaagenbraassem.nl
Datum : 2 juli 2015
Nr. 88
Nieuwsbrief Beste Wmo-adviesraadleden en overige geïnteresseerden, We zitten letterlijk in een bloedhete periode, ik heb het dan over het weer. Ik ga er niet over klagen, want bij minder of slecht weer verlangen we er naar. Ook zoeken we het in vakanties vaak op: warme, zonnige stranden. Ik zou zeggen: doe wat je moet doen, maar doe het rustig! Dat geldt ook voor het lezen van deze nieuwsbrief: lekker rustig lezen met een vloeibare koele versnapering binnen handbereik. En dan komt alles goed. Ik maak de inleiding niet te lang, er blijft nog genoeg te lezen over! Met vriendelijke groet, Fried Elstgeest, voorzitter
Blz. Onderwerp: 2. Wat hebben de Nederlanders tot nu toe gemerkt van de decentralisaties? 2. Bij werkgeverschap hoort verantwoordelijkheid 3. Onderzoek Binnenlands Bestuur ingediende bezwaarschriften mbt huishoudelijke hulp 4. Fraudewet biedt voldoende ruimte voor gemeenten voor maatwerk 5. Invoerdatum voor de 'mantelzorgboete' uitgesteld 6. Verplichte zoekperiode van 4 weken voor jongeren afschaffen! 8. Pgb-loon te laat: schadevergoeding 9. 80 miljoen euro extra budget voor de Wet langdurige zorg (Wlz) voor 2016 9. Participatiemaatschappij voor onevenredig groot deel op de schouders van vrouwen 10.Tweehonderd hoogopgeleiden zonder werk omscholen tot software-engineer op HBOniveau 10.Reactie van Rijn op vonnis inzake betaling pgb’s 11.Hans de Boer: Labbekakken 11.Van verzorgingshuis naar seniorenhotel 13.Veel meer vragen en klachten over vervangende zorg dan vorig jaar 14.Een uitkering en een tegenprestatie 14.Toestemming van de klant, waar is dat voor nodig? 15.54% van Nederlandse ouderen heeft een smartphone 15.Ouderen in sociaal isolement 16.Meer tijd nodig voor herstelplan stelsel van persoonsgebonden budgetten (pgb's). 17.Persoonlijk plan voor iedere verwarde persoon die in beeld komt 17.Gemeenten die tekort komen op hun jeugdzorgbudget moeten dit zelf oplossen 18.Niemand begrijpt verdeling budgetten jeugdzorg 19.Sommige mensen hebben chronisch, levenslang professionele hulp nodig 20.Hoe geef je jongeren en hun ouders een stem bij jeugdhulpbeleid? 21.Langzaam afscheid nemen, van iemand waar je intens van houdt, die er echt toedoet. 22./De soms over het hoofd geziene wijziging van de Jeugdwet 23. Tevredenheid over het jeugd-ggz-aanbod van de huisartspraktijk
1
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Wat hebben de Nederlanders tot nu toe gemerkt van de decentralisaties?
Zorg+welzijn 18 juni 2015
Vooral in jeugdzorg onvrede over decentralisaties Wat hebben de Nederlanders tot nu toe gemerkt van de decentralisaties? Dat is de centrale vraag in het langdurige onderzoek van I&O Research. De eerste resultaten zijn er: het wordt nog niet beter, maar er is ook nog geen reden voor paniek. De onderzoekers doen op verschillende momenten metingen onder Nederlanders en vragen hen naar de gevolgen van de decentralisaties. Hoe staat het met de zelfredzaamheid, is de hulp veranderd, bewijzen de wijkteams hun waarde al? In december 2014 deden ze de eerste meting, in mei 2015 de tweede en in december 2015 volgt de derde. Zo zijn de ontwikkelingen op de lange termijn te volgen. Waardering Uit de eerste resultaten blijkt dat de Nederlanders die zorg ontvingen deze zorg lager waardeerden dan vorig jaar. De waardering daalde van een 7,7 naar een 7,3. Nog steeds een ruim voldoende, maar wel een duidelijke daling. Onvoldoende Als zorgvragers hun zorg echt een onvoldoende gaven, kwam dat omdat de organisaties die niet goed samenwerken, omdat er niet goed naar de zorgvrager wordt geluisterd, ze steeds hetzelfde verhaal moeten vertellen of omdat ze te lang moeten wachten voordat ze hulp krijgen. Onduidelijk Vooral in de jeugdzorg is een daling te zien in de waardering van de zorg. Voor cliënten in de jeugdzorg lijkt de huidige situatie de meeste onduidelijkheid met zich mee te brengen. Zij weten niet goed wat er verandert door de decentralisaties. Zelfredzaamheid Mensen die hun huishouden niet zelf kunnen organiseren of hun huis niet kunnen schoonhouden, zeggen dat hun zelfredzaamheid slechter is geworden. Ook als er sprake is van volwassenen en kinderen met fysieke problemen en volwassenen en kinderen met gedrags- en/of psychologische problemen, wordt de zelfredzaamheid lager gewaardeerd dan in december 2014. Gemiddeld genomen stijgt de waardering voor de zelfredzaamheid licht van 6,9 in 2014 naar 7,0 in mei 2015. Vooral als het gaat om eenzaamheid en financiële problemen, scoort de zelfredzaamheid hoger dan vorig jaar. Wijkteam Hoewel het sociale wijkteam een centrale rol hoort te spelen in de zorg aan burgers, neemt het wijkteam in de hoofden van Nederlanders nog lang niet deze centrale plek in, zo blijkt uit de cijfers. Van de mensen die hulp of zorg zochten, had 12% daadwerkelijk contact met het sociale wijkteam. Zij beoordelen die hulp gemiddeld met een 6,9. Een op de vijf (20%) geeft het wijkteam een onvoldoende: omdat er te weinig specialistische kennis aanwezig is, het lang duurde voordat ze werden geholpen, er niet goed werd samengewerkt en omdat ze steeds dezelfde informatie moesten geven. door Alexandra Sweers 17 jun 2015 laatste update:19 jun 2015
Bij werkgeverschap hoort verantwoordelijkheid
Mijn Vakbond.nl CNV Overheid 18juni 2015
Niet voor niets De overheid moet zorgen voor een goed land, maar niet voor niets. We willen zorgen voor een veilig land, voldoende overheidsinkomsten, en een goede service aan de burgers. Maar niet voor niets. Dat was mijn boodschap afgelopen dinsdag in Leeuwarden, waar ongeveer duizend rijksambtenaren uit Noord-Nederland demonstreerden tegen het uitblijven van een nieuwe CAO Rijk. Allemaal hadden ze er genoeg van. Medewerkers van de PI's Leeuwarden, Veenhuizen, Ter Apel, CJIB, het OM Noord-Nederland, de Raad voor de rechtsspraak, de Belastingdienst en een aantal andere rijksdiensten. Samen met hen liep ik in een protestmars door Leeuwarden. De onvrede over vier jaar nullijn en 2
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
een gebrek aan waardering was voelbaar. Ambtenaren hadden er begrip voor dat ze direct na de crisis ook iets moesten inleveren, maar dit duurt veel en veel te lang. De overheid heeft de rekening moeten betalen van de crisis, maar wentelt dat nu af op zijn eigen personeel. Dat kan niet. Er wordt van de overheid verwacht dat ze een aantal belangrijke taken uitvoert. Voor veiligheid. Voor een eerlijke rechtsstaat. Voor een financieel gezonde economie. Voor een goede verkeersdoorstroming en veilig waterbeheer. Voor controle op voedsel en gezonde werkomstandigheden. Kortom: voor een goed land om in te leven. Maar de overheid en het rijk zelf zijn niets, een lege huls. Het zijn de ambtenaren die het moeten doen. Dan is het toch raar dat deze mensen worden afgeknepen? Wat moeten we nou met al die politici en bewindspersonen, die de mond vol hebben van dienstverlening en eigen verantwoordelijkheid. Maar hoe zit het met de eigen verantwoordelijkheid van het kabinet? Bij werkgeverschap hoort verantwoordelijkheid. Als je niet zorgt voor je eigen mensen, verlies je alle gezag en recht van spreken om anderen te vertellen wat goed is. Dus willen we niet meer taken voor minder geld, geen achterstelling van ambtenaren en een einde aan schijnconstructies met payrolling en uitbesteding. We willen investeren in de toekomst van alle medewerkers en in het eerlijk verdiende loon van rijksambtenaren. Met een tegemoetkoming voor vier jaar nullijn en een fatsoenlijke loonsverhoging van drie procent. Dit verhaal hield ik dinsdag op het Oldehoofsterkerkhof in Leeuwarden. En daar zullen we als CNV Overheid voor blijven staan. Want wij gaan door. Het is tijd voor een eerlijke CAO Rijk. Ook al duurt het lang, we laten niet los en gaan door. Vandaag in Amsterdam, maandag in Venlo. En de douane staat al klaar voor hardere acties. Maar het zou natuurlijk mooier zijn als het niet zover hoeft te komen en het verstand en de eerlijkheid wint. Patrick Fey Voorzitter CNV Overheid & Publieke Diensten Aangemaakt 18-06-2015 12:51- Auteur: Patrick Fey Onderzoek Binnenlands Bestuur ingediende bezwaarschriften mbt huishoudelijke hulp
Google melding Wmo:Binnenlands Bestuur 19 juni 2015
Onduidelijkheid over reikwijdte zorgplicht nekt gemeenten Yolanda de Koster 19 jun 2015 Voor gemeenten is het momenteel onduidelijk of zij met hun nieuwe beleid rondom huishoudelijke hulp wel aan hun zorgplicht voldoen. Gemeentekoepel VNG kijkt daarom, evenals veel andere gemeenten, reikhalzend uit naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). ‘Dat zal meer duidelijkheid scheppen over de vraag tot hoever de eigen verantwoordelijkheid van burgers gaat', aldus de VNG. Vangnet Tot waar mogen gemeenten gaan om van hun burgers te vragen hun huishoudelijke hulp zelf te regelen en te betalen en is het voldoende als gemeenten alleen de bijzondere bijstand als vangnet inzetten, is nu punt van discussie. Dat stelt gemeentekoepel in een reactie op het onderzoek van Binnenlands Bestuur naar de ingediende bezwaarschriften tegen stopzetting en versobering van de huishoudelijke hulp. Ingrijpend Het grote aantal bezwaarschriften verbaast gemeentekoepel VNG niet. ‘Het gaat om ingrijpende veranderingen, waarbij een groter beroep wordt gedaan op de zelfstandigheid van mensen en waarbij gemeenten de door het rijk opgelegde bezuinigingen van veertig procent op de huishoudelijke hulp moeten doorvoeren’, aldus VNG-woordvoerder Asha Khoenkhoen. ‘Daarvan hebben we altijd gezegd, het kan niet anders dan dat mensen daar wat van merken. We weten dat veel mensen ook onzeker zijn over hun persoonlijke situatie bij al die veranderingen.’ Zorgvuldig proces Wel blijft de VNG erop hameren dat, hoe gemeenten de huishoudelijke beleid ook reorganiseren, er een zorgvuldig proces moet worden doorlopen. ‘De VNG heeft richting gemeenten beklemtoond dat het generiek − dus zonder aanzien des persoons − stoppen met huishoudelijke hulp niet kan.’ Volgens de VNG zijn er genoeg voorbeelden van gemeenten die de nieuwe aanpak voor huishoudelijke hulp zonder al te veel problemen hebben kunnen realiseren. ‘Als het proces tot aanpassen zorgvuldig wordt 3
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
doorlopen, daarover goed wordt gecommuniceerd met de burger en de tijd wordt genomen voor overgangsmaatregelen, verwachten wij dat aanpassingen van de huishoudelijke hulp mogelijk zijn.’ Extra financiële ruimte Wel juicht de VNG meer budget voor de huishoudelijke hulp toe − zoals GroenLinks en SP bepleiten −, maar vindt dat de extra financiële ruimte aan het macrobudget van de Wmo moeten worden toegevoegd. ‘De gemeenten moeten zelf in de lokale democratie kunnen bepalen waar het geld voor hun inwoners het beste kan worden ingezet. Immers ook op zwaardere vormen van ondersteuning wordt fors bezuinigd. Van Rijn Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS, PvdA) wil nog niet reageren op uitkomsten van het onderzoek van Binnenlands Bestuur en de vragen die de redactie hem naar aanleiding daarvan hadden voorgelegd. Hij beantwoordt eerst de vragen van de Kamerleden die zij voorafgaand aan het debat gaan stellen. Dit heeft de woordvoerder van Van Rijn laten weten. Het debat is nog niet gepland, maar dit zal nog voor de zomer plaatsvinden. Onder meer CDA en PVV hebben op een debat aangedrongen, daarbij gesteund door in ieder geval D66, SP en GroenLinks. Onderschatting De bijna 3.000 bezwaarschriften die bij de 41 door Binnenlands Bestuur onderzochte gemeenten zijn binnengekomen, zijn volgens seniorenorganisatie ANBO ‘een onderschatting van de problemen’. Onder meer omdat veel mensen niet eens weten dat ze bezwaar kunnen indienen, stelt Liane den Haan, directeur-bestuurder van ANBO, in een reactie. ‘Helaas herkennen wij de bezwaarschriftenregen maar al te goed. Ook bij ons komen veel signalen binnen van senioren die genoodzaakt zijn een bezwaarschrift in te dienen, of zelfs naar de rechter moeten stappen. Het is eigenlijk te gek voor woorden.’ Dat stelt ook Ieder(in), de koepelorganisatie van chronisch zieken en mensen met een beperking. Actiebereidheid De verschillen tussen gemeenten zijn groot, ook bij gemeenten die hetzelfde type beleid hebben ingezet, zo komt verder uit het onderzoek naar voren. ‘Dat betekent dat niet enkel het type beleid, maar ook de kennis en actiebereidheid van Wmo-aanvragers en de communicatie naar burgers toe een grote rol speelt’, meent Den Haan. ‘Er zijn gemeenten waar organisaties actief zijn in het mobiliseren van de aanvragers, terwijl dat op andere plaatsen minder het geval is. Gemeenten met weinig bezwaarschriften doen het dus niet per definitie beter dan gemeenten waar er veel zijn ingediend.’ Tijdens het onderzoek bleek dat in aantal gemeenten de daar werkzame zorginstellingen, die vreesden voor banenverlies door de bezuinigingen op de huishoudelijke hulp, hun cliënten actief hebben gewezen op de mogelijkheid om bezwaarschriften in te dienen. Extra bezwaarschriften Bovendien, benadrukt Den Haan, ‘heb je als Wmo-aanvrager recht op een zorgvuldig onderzoek, daarna een schriftelijk verslag en tegen een besluit mag je vervolgens een bezwaar indienen. Maar aangezien niet iedereen zich bewust is van die rechten zal ook niet iedereen bezwaar indienen, terwijl ze eigenlijk ontevreden zijn met een beslissing.’ Ook van de gemeenten die nog bezig zijn met nieuw Wmo-beleid ‘kunnen we nog extra bezwaarschriften verwachten’. Fraudewet biedt voldoende ruimte voor gemeenten voor maatwerk
Binnenlands Bestuur 19 juni 2015
Asscher: gemeenten hebben genoeg ruimte voor maatwerk Margot Limburg 18 jun 2015 Gemeenten hebben binnen de Fraudewet en de Participatiewet voldoende ruimte om maatwerk te leveren bij het opleggen van sancties aan mensen die frauderen met uitkeringen. Dat schrijft minister Lodewijk Asscher in antwoord op Kamervragen van SP en PvdA naar aanleiding van een artikelen in Binnenlands Bestuur. 80 procent Vorige maand schreef Binnenlands Bestuur dat ruim 80 procent van de wethouders meer beleidsvrijheid wil bij het opleggen van maatregelen aan bijstandsgerechtigden als het gaat om de aanpak van bijstandsfraude. Ze vinden dat er nu te weinig ruimte is om maatwerk toe te passen en dat mensen die wellicht per ongeluk een foutje maken net zo zwaar gestraft worden als mensen die 4
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
grootschalig, bewust fraude plegen. SP-Kamerlid Sadet Karabulut wilde een reactie op de cijfers en vroeg Asscher of hij van plan is de wetten en regels aan te passen. Ook PvdA-Kamerlid John Kerstens stelde vragen over het fraudebeleid. Wet aanpassen Minister Asscher zegt dat in de Fraudewet voldoende ruimte is voor gemeenten voor maatwerk zodat er een passende sanctie kan worden opgelegd. Ondanks dat wordt de Fraudewet bovendien binnenkort aangepast waardoor gemeenten nog meer ruimte krijgen om bij bepaling van een boete rekening te houden met de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de betrokkene. Daarnaast wil het kabinet het mogelijk maken dat gemeenten in meer situaties een waarschuwing kunnen geven in plaats van meteen over te gaan tot beboeten. Hij wijst erop dat in de meeste gevallen de boetehoogtes aanzienlijk lager zijn dan voorheen. Evenwicht Via de Participatiewet kunnen gemeenten tijdelijk een uitkering verlagen of opschorten als mensen bijvoorbeeld niet de benodigde informatie verstrekken. Ook hierbij hebben gemeenten ruimte om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van mensen, vindt Asscher. ‘Ik ben van mening dat de Participatiewet op deze manier een juist evenwicht biedt tussen enerzijds het wettelijke kader van de maatregelen en anderzijds individueel maatwerk.’ Verschil van mening Na publicatie van het artikel 'Druk op Den Haag om meer beleidsvrijheid fraudebestrijding' wilde PvdA-Kamerlid John Kerstens ook weten of Asscher kon verklaren hoe er blijkbaar zo'n verschil van mening kan zijn tussen gemeenten en hemzelf over de intepretatie van de ruimte die gemeenten hebben. In zijn antwoord geeft de minister geen verklaring. Wel zegt hij dat gemeenten nu nog bezig zijn ervaring op te doen met de regels van de Participatiewet die vanaf 1 januari geldt. 'Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten hier, zeker wanneer zij de wet (langer) in de praktijk brengen, adequaat mee omgaan', schrijft hij. Invoerdatum voor de 'mantelzorgboete' uitgesteld
Binnenlands Bestuur 22 juni 2015
'Mantelzorgboete' opnieuw uitgesteld 19 jun 2015 Voor de tweede keer is de invoerdatum voor de 'mantelzorgboete' uitgesteld. De 'mantelzorgboete' die AOW'ers moeten gaan betalen als ze met hun kinderen samenwonen, wordt opnieuw vooruitgeschoven. De bedoeling was om deze kostendelersnorm in de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 juli 2016 in te voeren, maar nu is besloten dat deze ingaat op 1 januari 2018. Straf Door de 'mantelzorgboete' krijgen AOW'ers als ze wonen met hun kinderen een wat lager AOWpensioen. Ze kunnen immers de kosten van levensonderhoud delen. Tegenstanders zien deze korting echter als een straf op het verlenen van mantelzorg van kinderen aan hun ouders. Invoering van de 'mantelzorgboete' werd al eens eerder uitgesteld. Eerst zou die op 1 juli van dit jaar van kracht worden. Negatieve invloed Volgens het ministerie van staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het, na onderzoek, niet duidelijk wat het effect is van de 'boete' op het voornemen van mensen mantelzorg te verlenen. Wel blijkt dat die voor sommige mensen een negatieve invloed kan hebben op de keuze rond mantelzorg. Het ministerie zegt dat aanvullend onderzoek nodig is. PvdA-Kamerlid John Kerstens noemt Klijnsma's besluit een mooie eerste stap. 'Maar wat de PvdA betreft, komt van uitstel afstel. We moeten mantelzorg stimuleren, niet frustreren.' De VVD sluit zich aan bij Klijnsma's besluit. Kamerlid Anoushka Schut-Welkzijn kan zich goed voorstellen dat Klijnsma op basis van haar onderzoek tot het uitstel heeft besloten. Afstel SP-Kamerlid Sadet Karabulut zegt: 'Die hele mantelzorgboete moet van tafel! Dus ook voor wajong, bijstand, etc.' Ook het CDA is altijd tegen de mantelzorgboete geweest. 'Laten we ervan uit gaan dat van uitstel ook afstel komt', zegt Kamerlid Pieter Heerma. (ANP)
5
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Verplichte zoekperiode van 4 weken voor jongeren afschaffen!
LCR @ttenderingsbericht 22 juni 2015 Landelijke Cliëntenraad, postbus 95966, 2509 CZ Den Haag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. de staatssecretaris, mevrouw J. Klijnsma Postbus 90801 2509 LV Den Haag Den Haag, 18 juni 2015 Betreft: Reactie op rapport ‘Uitvoering van de Wwb
voor jongeren (18–27
jaar)’. Referentie: LCR/15-0059/GvdM/BH Geachte mevrouw Klijnsma, De Landelijke Cliëntenraad (LCR) vraagt u om, naar aanleiding van het rapport ‘Uitvoering van de Wwb voor jongeren (18-27 jaar)’ van de Inspectie SZW de verplichte zoekperiode van vier weken aan te passen. Deze verplichting geldt voor jongeren en gaat gepaard met een ‘verbod’ voor gemeenten om ondersteuning te bieden. Er zijn meerdere redenen voor dit verzoek: - het advies van Actal; - de afspraken rond school naar werk; - het voornemen tot ratificatie van het VN-verdrag inzake mensen met een handicap. Naar aanleiding van de nota van bevindingen ‘Jongeren in de WWB gevolgd’ De LCR heeft in haar bestuurlijke reactie op het Inspectierapport (als bijlage opgenomen in het Inspectierapport) al aangegeven dat er gerede twijfels zijn of de verplichte zoekperiode wel doel- en rechtmatig is. Wij baseren ons daarbij in het bijzonder op de nota van bevindingen ‘Jongeren in de Wwb gevolgd, Nvb 14/06d’. Dit onderzoek volgt jongeren die zich hebben aangemeld. Hieruit blijkt dat: - Een aanzienlijk deel van de eerste melders uit beeld verdwijnt. Direct of na de zoektijd. De LCR maakt zich grote zorgen over de groep jongeren die uit beeld verdwijnt. Uit ervaring weten we dat een deel van die jongeren zich al niet eens aanmeldt omdat ze niet weten hoe dat moet. Een ander deel vraagt wel aan, raakt tijdens de procedure de weg kwijt en trekt zich terug. Wij weten niet goed waar ze blijven (‘spookjongeren’). - Veel van de kwetsbare jongeren krijgen eerst te maken met sancties terwijl later blijkt dat zij niet goed in staat zijn aan de gestelde verplichtingen te voldoen. De LCR meent dat sancties alleen moeten gelden voor mensen die bewust verkeerd handelen. Regels die zoveel sancties opleveren, zijn verkeerde regels. Dat zijn serieuze signalen die de overheid zich moet aantrekken. - Voor een deel van deze jongeren worden die sancties toch doorgevoerd, soms in verzachte vorm. Dat betekent dat, ook nadat is vastgesteld dat de jongere problemen heeft om aan de verplichtingen te voldoen, daar niet genoeg rekening mee wordt gehouden. Voor een ander deel worden die sancties niet geëffectueerd, maar intussen zijn deze jongeren onnodig op stang gejaagd. Terwijl ze al genoeg problemen hebben om zich staande te houden in onze samenleving. - Het blijkt dat een deel van de jongeren in die verplichte zoekperiode van vier weken werk vindt. Of dit komt door de verplichte zoekperiode, is nooit onderzocht c.q. aangetoond. - Het blijkt dat veel jongeren een aanvraag doen, terwijl er geen recht op bijstand bestaat. De 4wekeneis heeft hier geen invloed op. De LCR maakt zich vooral zorgen over de jongeren voor wie de eisen van de verplichte zoekperiode van vier weken te hoog zijn. Dit geldt naar onze ervaring vooral voor mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB). Zij zijn door hun beperking niet in staat de verplichtingen te begrijpen en er gevolg aan te geven. Zij geven meestal niet zelf aan die beperking te hebben, vaak kunnen hun ouders dat ook niet. Ook hebben zij moeite om de verplichtingen te begrijpen. Daarnaast heeft de groep zwerfjongeren moeite om weer aansluiting te zoeken met de samenleving en de hobbel van de verplichte zoekperiode is voor velen van hen te hoog.
6
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Onderwijs en werk zijn op dat moment niet het belangrijkste, opvang wel. Daarvoor is een uitkering een noodzakelijke basis. Dan kan een integrale benadering worden gerealiseerd. Sociale diensten moeten desondanks hindernissen opwerpen voor mensen met een vraag tot ondersteuning. Ondanks de hulp van de opvangsector blijkt dat de toegang tot uitkering vaak fors wordt belemmerd door de verplichte zoekperiode. Naast wat het Inspectierapport over de gevolgen voor jongeren van de verplichte zoekperiode beschrijft, vragen ook andere ontwikkelingen om een kritische blik op de verplichte zoekperiode. Brief met aanbevelingen Actal De LCR wijst u op een brief met aanbevelingen van Actal 1. 1 Brief aan staatsecretaris J. Klijnsma van Actal van 8 april 2015 over ‘Regeldruk bij stages en leerwerktrajecten MBO en HBO en instroom in flexwerk’ 2 KPMG, Onderzoek regeldruk stage, leerwerk en instroom flexwerk. December 2014. Actal heeft onderzoek laten doen door KPMG2 en doet, op basis van de bevindingen, onder meer de volgende aanbeveling aan u: Schaf in de bijstand de verplichte wachttijd van 4 weken af bij in- en uitstroom uit flexwerk. Actal doet deze aanbeveling omdat er onnodige regeldruk is voor jongeren die via flexwerk (waarbij geen recht op WW ontstaat) uit de bijstand willen komen. Zij worden herhaaldelijk geconfronteerd met de verplichte zoekperiode. Omdat het volgende flexwerk niet altijd aansluit op het vorige flexwer. De jongere moet het dan telkens weer doen met een maand zonder enig inkomen. De LCR herkent zich in de bevinding van Actal dat dit ontmoedigend werkt op de bereidheid flexwerk te aanvaarden. De lasten lopen immers door terwijl dit voor de inkomsten niet zeker is. Mensen komen zo binnen een jaar tot een jaarinkomen onder het bestaansminimum. Dit kan weer leiden tot (problematische) schulden. Doelgroep verandert door invoering Participatiewet Door de invoering van de Participatiewet hebben veel kwetsbare jongeren geen recht meer op Wajong, maar moeten zij voor bijstand naar de gemeente. Of ondersteuning naar werk, want ook voor hen geldt de verplichte zoekperiode. Inmiddels realiseert iedereen zich dat de jongeren vanuit VSO-, PRO en MBO-Entree onderwijs gezamenlijk door gemeente en onderwijs begeleid moeten worden naar werk en dat er geen gaten mogen vallen in de overgang van school naar werk. Om die soepele overgang mogelijk te maken, is de verplichte zoekperiode helemaal niet nuttig maar werkt zelfs belemmerend. Praktijkvoorbeeld: een VSO-leerling kan na stage aan de slag bij dezelfde werkgever maar alleen met een jobcoach. Bij de aanvraag hiervoor via de gemeente moet de verplichte zoekperiode in acht worden genomen. Hierdoor moet de jongere noodgedwongen wachten voordat hij aan het werk kan. Een onnodige vertraging. Partijen moeten onnodig energie steken in het ‘omzeilen’ van de wettelijke eis dat de gemeente geen ondersteuning mag geven aan deze jongeren. In plaats van samen de weg te plaveien naar de arbeidsmarkt. Bovendien zullen jongeren waarvan vaststaat dat zij geen arbeidsvermogen hebben, maar waarvan de duurzaamheid onzeker is, ook bijstand moeten aanvragen. Wat heeft het voor zin om hen een verplichte zoekperiode te laten ondergaan? Een meer integrale benadering om jongeren met problemen van de straat te krijgen, vraagt om een verplichting voor gemeenten om jongeren bijstand te geven als zij van de straat willen komen. De verplichte zoekperiode, zelfs met meer voorlichting en staat dat in de weg - u geeft in uw aanbiedingsbrief aan de Kamer aan dat van algehele ondersteuningsonthouding tijdens de zoekperiode geen sprake hoeft te zijn Jongeren moeten niet afhankelijk zijn van de keuzes van de gemeente. De gemeente moet de plicht hebben om een uitkering te verstrekken als daar recht op bestaat, en om deze jongeren op te vangen. Mensenrechten, waaronder het VN-verdrag Gemeenten hebben een zorgplicht. Juist voor de kwetsbare burgers. Dit brengt met zich mee dat gemeenten juist niet-gebruik, waar de nood er wel is, moeten bestrijden. De verplichte zoekperiode leidt tot hoge barrières, waardoor niet-gebruik ontstaat. Gemeenten zijn in dit verband ook verantwoordelijk om niet-gebruik te bestrijden bij kwetsbare burgers. De regering is voornemens het VN-verdrag inzake rechten van mensen met een handicap te ratificeren. In het verlengde hiervan kan het niet zo zijn dat jongeren met een beperking minder toegang tot een uitkering hebben als gevolg van hun handicap. 7
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Vanuit het oogpunt van het VN-verdrag is dit discriminatie. Een inclusieve samenleving gaat ervan uit dat de toegang tot voorzieningen aan de kant van de samenleving mogelijk wordt gemaakt. De verplichte zoekperiode en het VN-verdrag verdragen elkaar in dit opzicht niet. De wetgever moet ervoor zorgen dat mensen, zoals mensen met een LVB, zelfstandig bijstand kunnen aanvragen. Om aan dit mensenrecht te voldoen moeten de voorwaarden voor de aanvraag van bijstand worden aangepast. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de wetgever, zeker waar het Rijk systeemverantwoordelijke is bij internationale verdragen. Bij al deze punten helpt meer gemeentelijke vrijheid, waar VNG en Divosa in hun bestuurlijke reactie3 voor pleiten, onvoldoende. Daarvoor is de wet te dwingend. 3 Bestuurlijke reactie op conceptrapportage van Inzpectie SZW van 11 december 2014. Bovendien denken gemeenten, zo leert de praktijk bij zwerfjongeren, erg verschillend over het nut en de noodzaak om belemmeringen weg te nemen bij toegang tot de bijstand. De LCR meent dat gemeenten meer moeten doen om gelijk bij het eerste contact te achterhalen of de verplichte zoekperiode realistisch en voor de jongere haalbaar is. Die ruimte biedt de wet onvoldoende. De LCR leest in uw reactie op het ISZW-rapport dat u verbeteringen vooral ziet in de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente. En u benadrukt dat er enige mate van maatwerk mogelijk is via voorlichting of advies. Blijkbaar ziet u geen reden om de verplichte zoekperiode tegen het licht te houden. De LCR ziet die reden duidelijk wel. Daarom vraagt de LCR u de verplichte zoekperiode stevig aan te passen. Zodat gemeenten de plicht krijgen kwetsbare jongeren gepaste toegang tot ondersteuning op basis van de bijstand te verkrijgen. Dan zet Nederland weer een stap in de goede richting voor een inclusieve samenleving die mensen met een beperking niet uitsluit. Zodat zij worden geholpen en niet uit beeld verdwijnen. En waarbij een wachttijd niet van toepassing is wanneer dat de (maatschappelijke) participatie dient. Eventuele verplichtingen in de verplichte zoekperiode kunnen alleen gesteld worden als dat mogelijk effect kan hebben. Op deze wijze kan herhaling van de verplichte zoekperiode bij jongeren die via flexwerk participeren, worden voorkomen. Tot slot vraagt de LCR u, samen met uw collega Van Rijn, nader te bezien of kwetsbare groepen wel voldoende kunnen terugvallen op onafhankelijke cliëntondersteuning. In afwachting van uw reactie en met vriendelijke groet, Gerrit van der Meer Voorzitter C.c.: Vaste Tweede Kamer Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Samenstelling Landelijke Cliëntenraad • Landelijke cliëntenorganisaties: Vakcentrale voor Professionals / Christelijk Nationaal Vakverbond (VCP/CNV), Ieder(in) (vertegenwoordiger mensen met lichamelijke beperkingen), Ieder(in) (vertegenwoordiger mensen met verstandelijke beperkingen), Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, publieke sector), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, private sector), Vertegenwoordiger organisaties van Minderheden (SMN, IOT), Landelijk Platform GGz/LOC, • Vertegenwoordigers van cliëntenraden: cliëntenraden SVB en UWV. • Vertegenwoordigers van de gemeentelijke cliëntenparticipatie: Mobility, cliëntenraden G4, vertegenwoordiger Dak- en thuislozen. Pgb-loon te laat: schadevergoeding
Zorg+welzijn 22 juni 2015
SVB moet schadevergoeding pgb-loon betalen Hulpverleners die hun pgb-loon te laat hebben ontvangen, kunnen een schadevergoeding eisen. Dat heeft de Amsterdamse kantonrechter besloten in een zaak van een Friese hulpverleenster. De SVB is sinds 1 januari verantwoordelijk voor de uitbetaling van het salaris aan hulpverleners die in dienst zijn van een cliënt die een persoonsgebonden budget krijgt. De uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter gaat over één zaak, die een Friese hulpverleenster heeft aangespannen. Maar het oordeel kan als precedent – voorbeeld - verstrekkende gevolgen hebben voor alle hulpverleners die veel te laat hun salaris uit het pgb hebben ontvangen in de afgelopen maanden. Schadevergoeding pgb
8
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
De uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter is opmerkelijk omdat normaliter de werkgever een schadevergoeding moet betalen als hij te laat het loon aan zijn werknemers uitbetaalt. Bij een pgb is de cliënt de werkgever. Maar omdat de SVB rechtstreeks uitkeert aan de zorgverlener, vindt de rechter dat de wettelijke werkgeversbepaling van toepassing is op de SVB. Wettelijk verplicht De SVB is wettelijk verplicht terecht ingediende declaraties binnen dertig dagen uit te betalen. Vanaf de vierde dag van betalingsachterstand bouwt een werknemer volgens het Burgerlijk Wetboek recht op verhoging op. Voorschot In het geval van de Friese hulpverleenster is de wettelijke verhoging 25 procent. De SVB moet de zorgverleenster uit Franeker een voorschot van 1100 euro op de verhoging betalen. Volgens de kantonrechter is een mogelijke precedentwerking geen reden om de wettelijke rechten van de werkneemster te schenden. door Carolien Stam 22 jun 2015 80 miljoen euro extra budget voor de Wet langdurige zorg (Wlz) voor 2016
Zorgvisie 23 juni 2015
Miljoenen extra voor het pgb Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) voegt 80 miljoen euro toe aan het budget voor de Wet langdurige zorg (Wlz) voor 2016. Dat geld is nodig omdat meer mensen dan verwacht in de Wlz kiezen voor het pgb. Het bedrag komt boven op de 120 miljoen euro die dit jaar al aan het budget zijn toegevoegd om de overschrijdingen op het pgb op te vangen. Los van dit extra geld bezuinigt het rijk wel op het totale Wlz-budget. Het extra geld is toegevoegd op advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Die schrijft: 'Voor het pgb-budget verwacht de NZa een tekort in 2015 bij (bijna) alle zorgkantoorregio's. Al aan het begin van het jaar ontstond er een overschrijding van het beschikbare budget. Dit kwam deels doordat het bedrag gewoon te laag was geraamd, maar deels ook doordat er meer mensen voor een pgb kozen vanuit de Wet langdurige zorg dan verwacht.' Totaal Voor het totale Wlz-budget is er volgend jaar 380 miljoen euro minder. In eerste instantie wilde het rijk 480 miljoen euro korten. Maar omdat de daling van het aantal mensen in de Wlz met een laag zorgzwaartepakket (zzp) minder snel gaat, kort Van Rijn 100 miljoen minder om deze tegenvallende daling op te vangen. Krapjes Volgens de berekeningen van de NZa is er voor 2016 voldoende begroot, zij het krap aan: 'We verwachten dat het landelijke budgettair kader naar verwachting krap, maar voldoende is. Wel zien we dat in een aantal regio's tekorten kunnen ontstaan. Dit komt onder andere door de scheve verdeling van de groeiruimte en de herverdelingsmiddelen. Dit kan worden opgelost door de zorgkantoren door middel van het overhevelen van het ene zorgkantoor naar het andere zorgkantoor.' Schadeclaim pgb Particuliere zorgverleners die door de betalingsproblemen met pgb's te laat hun geld hebben gekregen, gaan gezamenlijk een schadeclaim indienen bij de Sociale Verzekeringsbank. Bij de Stichting Pgb Schadeclaim kunnen zich vanaf vandaag gedupeerden melden. door Wouter van den Elsen 23 jun 2015 Participatiemaatschappij voor onevenredig groot deel op de schouders van vrouwen.
Binnenlands Bestuur 23 juni 2015
Extra taken komen bij vrouwen terecht Margot Limburg 23 jun 2015 De Participatiemaatschappij komt voor een onevenredig groot deel terecht op de schouders van vrouwen. Dat denkt zowel een meerderheid van de vrouwen (86%) als ook ruim de helft (53%) van de mannen die nu al mantelzorg verlenen. Dit blijkt uit een Nationaal Mantelzorgpanel van Mezzo, de vereniging van mantelzorgers en vrijwilligerszorg. 9
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Tevreden Driekwart van de mantelzorgers vindt dat zowel mannen als vrouwen moeten bijdragen in de zorg voor een ander, maar de verwachtingen zijn dus anders. Van de mantelzorgende mannen is 83% op dit moment tevreden over de verdeling van de zorgtaken in uren tussen mannen en vrouwen. Bij de vrouwen die mantelzorg verlenen is 53% tevreden. Wat verder opvalt, is dat vrouwelijke mantelzorgers vinden dat van hen meer wordt verwacht door familie (69%), zorgprofessionals (46%) en ook door gemeenten (49%) dan van mannen. Gemeenten kunnen hierop inspelen door bijvoorbeeld tijdens het keukentafelgesprek te informeren of de vrouwelijke mantelzorger de zorg kan delen met een man. Op die manier wordt de gedachte dat eerder naar vrouwen gekeken doorbroken, aldus Mezzo. Bovendien komt dan het idee van ‘mantelzorg delen’ aan de orde, iets wat nu nog weinig gebeurt. 65% van de respondenten uit het Mantelzorgpanel deelt de zorg nu niet met anderen. Terwijl het delen van zorgtaken als bijkomend effect heeft dat de taken langer volgehouden worden.
Tweehonderd hoogopgeleiden zonder werk omscholen tot software-engineer op HBO-niveau
Binnenlands Bestuur 23 juni 2015
Gemeente Amsterdam schoolt werklozen om tot ICT-er Eric de Kluis 22 jun 2015 Toonaangevende IT-bedrijven, de gemeente Amsterdam, de Hogeschool van Amsterdam en Randstad Uitzendbureau gaan samen tweehonderd hoogopgeleiden zonder werk omscholen tot software-engineer op HBO-niveau. Vanaf 22 juni kunnen geïnteresseerden zich aanmelden voor het traject. 14 miljoen Het project maakt deel uit van het door de Amsterdam Economic Board opgestelde regioplan Werk maken van Talent, waarin tien projecten worden uitgevoerd om werklozen op te leiden of om te scholen voor banen binnen kansrijke sectoren. Minister Asscher en de metropoolregio investeren samen 14 miljoen euro in het regioplan. Direct een baan Het project, getiteld Make IT work!, biedt hbo’ers en academici een opleidingstraject op maat van een half tot twee jaar. Het traject bestaat uit verschillende IT-modules verzorgd door de HvA, UvA en VU, gevolgd door masterclasses bij IT-bedrijven zoals onder meer CGI, IBM, Atos, HP, ING, KPN, Oracle, en Cisco. Mensen die het traject hebben afgerond kunnen direct aan de slag bij een van deze bedrijven.
Reactie van Rijn op vonnis inzake betaling pgb’s
Rijksoverheid.nl 23 juni 2015
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag Postbus 20018 2500 EA Den Haag Datum 23 juni 2015 Betreft Commissie-verzoek om reactie op uitspraak kantonrechter Amsterdam over betaling pgb’s Geachte voorzitter, U heeft mij gevraagd uw Kamer een reactie te geven op het vonnis van 19 juni 2015 van de kantonrechter Amsterdam in kort geding inzake de betaling van persoonsgebonden budgetten. Laat ik nogmaals vooropstellen dat ik betreur dat de invoering van het systeem van trekkingsrechten niet goed is verlopen en dat budgethouders en zorgverleners hier hinder van kunnen hebben. Zo ook de betreffende zorgverlener uit deze casus. U heeft mij gevraagd om een reactie op deze casus, en of ik de analyse van de kantonrechter onderschrijf. De SVB heeft aangegeven in hoger beroep te gaan tegen 10
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
deze uitspraak. Omdat deze zaak nog onder de rechter is past het mij niet om daar op dit moment een inhoudelijke reactie op te geven. Inmiddels heb ik kennis genomen van het initiatief om een gezamenlijke claim in te dienen tegen de SVB. Ook daar kan ik in dit stadium niet op ingaan. Zoals u weet werk ik op verzoek van uw Kamer aan een tegemoetkoming voor budgethouders en zorgverleners die als gevolg van de invoeringsproblemen van het trekkingsrecht PGB nadeel hebben ondervonden. Zoals aangegeven in mijn brief van 19 juni jl ben ik voornemens u hierover na de zomer nader te informeren. de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn Hans de Boer: Labbekakken
LCR @ttenderingsbericht 24 juni 2015
Extra column: Labbekakken Normaal gesproken schrijft Gerrit van der Meer als LCR-voorzitter één keer per maand een column. Hij maakt hierop een uitzondering als daar reden toe is. Dit is zo'n voorbeeld. De uitspraak over bijstandsgerechtigden van Hans de Boer als voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW heeft veel stof doen opwaaien. Mijn dag begon slecht. Bij het ontbijt lees ik altijd de Volkskrant. Het woord ‘Labbekakken’ en de foto van werkgeversvoorzitter Hans de Boer, trokken direct de aandacht. Het zal toch niet, dacht ik, dat de belangrijkste lobbyist in politiek Den Haag met zijn standpunt over de sociale zekerheid in dit land niet verder komt dan populistische borrelpraat? Kennelijk wel. Labbekakken in de uitkering? Hans de Boer heeft dus werkelijk geen idee. Hij snapt duidelijk niets van de omstandigheden waardoor mensen in de bijstand komen. Hij brengt het alsof mensen daarvoor gekozen hebben. En legt het aspergesteken, ook voor academici, vervolgens niet voor als een keuze, maar als iets dat moet. Dat je met zulke typische seizoensarbeid niet uit de bijstand komt vergeet hij dan ook nog maar even. Zijn conclusie is al jaren bekend en daardoor helemaal versleten: de bijstand moet omlaag. Zou Hans nou echt denken dat bijstandgerechtigden dan wel die baan kunnen vinden waar ze naar op zoek zijn? Wij werken op een steenworp afstand van elkaar maar hij bevindt zich toch in een compleet andere wereld. Waarin de talloze onderzoeken die aantonen dat die financiële prikkel niet werkt, kennelijk niet worden gelezen. Ja, 700.000 WW’ers en een half miljoen mensen in de bijstand, dat is een probleem en daar moet wat aan gebeuren. Ik roep al jaren dat ik als voorzitter van de LCR een zo klein mogelijke achterban wil. Maar het pleiten voor zulke gemakkelijke, populistische en niet werkende oplossingen draagt daar niets aan bij. Als het zo gemakkelijk was, hadden we het namelijk al lang gedaan. Zojuist hoorde ik op de radio dat premier Rutte afstand nam van de uitspraak van De Boer. Hij wilde er niet meer over zeggen, om degene die de uitspraak had gedaan niet verder in de problemen te brengen (!). De Boer, op zijn beurt, betreurt de uitspraak en had niemand willen kwetsen. Ik vind het slappe excuses. Van iemand op zijn positie verwacht ik uitspraken die prikkelend zijn. Maar ik verwacht ook dat iemand als Hans de Boer voor goede oplossingen wat meer moeite wil doen. Dat hij zich serieus verdiept in de mensen waar het om gaat. Inzicht verwerft in wat wel en niet werkt. En als je dat niet doet omdat je het te veel moeite vindt, omdat je het gemakkelijker vindt om niet langer na te denken voordat je iets de wereld inslingert? Dan is dat pas echt labbekakken! Van verzorgingshuis naar seniorenhotel
Zorgvisie bulletin 25 juni 2015
Overlevingsstrategie in de ouderenzorg Van verzorgingshuis naar seniorenhotel Stef van Delft Zorgvisie Wie leegstroom van een verzorgingshuis wil tegengaan, doet er goed aan veel aandacht te schenken aan de maaltijden. Het Laar in Tilburg trekt er extra cliënten mee. Dicht bij het centrum van Breda heeft een 89-jarige mevrouw een groot appartement in een complex voor ouderen. Een ‘residence’ wordt het genoemd, maar daar heeft ze weinig boodschap aan. Ze heeft het er niet zo naar haar zin. Zeker, haar eigen woning is prima, maar verder is het er veel te stil, zijn de 11
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
mensen afstandelijk en is het eten... nou ja, niet te eten eigenlijk. ‘Alles is veel te veel doorgegaard, waardoor je smakeloze kledders krijgt. Van die bloemkool die als pap uiteenvalt zodra je er met een vork inprikt, bah. Ik ga dus nooit meer eten in het restaurant hier. Toch betaal ik per dag 7,50 euro voor een warme maaltijd. Standaard. En als ik wel in het restaurant ga eten, betaal ik nog eens 7,50, dat is dus 15 euro voor een slappe hap.’ (De 7,50 standaard wordt in rekening gebracht voor de voorziening, red. ) Ze wijst over de rand van haar balkon naar andere appartementen van het complex: ‘Ik denk dat minstens een derde hier leegstaat. Te duur natuurlijk, maar ook het eten zal er niet toe bijdragen dat mensen besluiten om hier te komen wonen.’ Duidelijk profiel Wat die leegstand betreft is deze ‘residence’ niet uniek. Verzorgingshuizen en instellingen die servicewoningen aan ouderen verhuren, krijgen hun kamers en appartementen steeds moeilijker gevuld. Ouderen met een lagere zorgindicatie hebben volgens de Wet langdurige zorg geen recht meer op een vergoede plaats in een verzorgingshuis. En de ouderen die zelf kunnen kiezen waar ze willen wonen en hoeveel service en zorg ze daarbij inkopen, stellen hoge eisen. Die willen meer dan een eenkamerwoning, een wekelijkse bingo en een dagelijks doorgekookte prak. ‘De traditionele verzorgingshuizen hebben het inderdaad zwaar’, zegt adviseur Carel Wielenga van Hospitality Consultants. ‘Er is al veel leegstand en binnen niet al te lange tijd bedraagt de overcapaciteit zo’n vijftig procent.’ Om te overleven, stelt Wielenga, zal je een veel grotere differentiatie moeten aanbrengen in je aanbod, nadrukkelijk afgestemd op de klant. De zorg voor goede, gevarieerde en verse maaltijden is een belangrijk aspect waarmee instellingen cliënten aan zich kunnen binden. ‘Het is niet meer one size fits all, die tijd is definitief voorbij. Daarbij moet je als organisatie duidelijk maken waar je voor staat. Een vaag profiel volstaat niet meer.’ Eigen keuken, eigen koks Bij Het Laar in Tilburg is die keuze gemaakt. Ze hebben er een restaurant met eigen keuken waar de maaltijden vers worden bereid. Het Laar staat aan het einde van een woonwijk en bevat drie functies: verpleeghuis, verzorgingshuis en zelfstandige woonvormen voor ouderen. In totaal is er plaats voor zo’n driehonderdvijftig ouderen. Sinds eind maart wordt hier met een nieuw systeem gewerkt waarbij meermalen per dag een warme maaltijd geserveerd kan worden. ‘In tegenstelling tot andere instellingen hebben we er nooit voor gekozen de maaltijden uit te besteden aan een externe cateraar’, vertelt directeur Ingrid van Huijkelom. ‘Maar drie jaar geleden vroegen we ons wel af hoe toekomstbestendig onze manier van gerechten maken en presenteren was. Dat hebben we laten onderzoeken en toen bleek onder meer dat onze koks zeker onze eigen maaltijden moesten blijven bereiden. Ook zouden we meermalen per dag een verse warme maaltijd moeten serveren. Tot dan toe gebeurde dat maar eenmaal per dag. Ten slotte zou er meer keus mogen komen in het aanbod. Daar zijn we ons vervolgens op gaan richten.’ Twee menu’s Het Laar moest veel meer een hotelfunctie krijgen, met de klant als koning, was de conclusie. Sinds eind maart werkt de Tilburgse instelling met de nieuwe formule. Bij binnenkomst in Het Laar vallen meteen de gedekte tafels in het restaurant op. Het is rond het middaguur en ouderen druppelen binnen om aan te schuiven in de luxe fauteuils. ‘Het is prima hier, we zitten goed, het eten is lekker’, zegt een oudere dame – onmiskenbaar een Tilburgse – die samen met haar man de maaltijd gebruikt. ‘Het loopt erg goed’, zegt Rob Biesta die voor een klein jaar is ingehuurd om de veranderingen binnen Het Laar soepel te laten verlopen. ‘Iedere middag eten hier nu zo’n honderd mensen. Ook in de avond komen steeds meer mensen eten.’ De gasten kunnen kiezen uit twee driegangenmenu’s waarbij ze mogen wisselen van gerechten. Alles wordt vers uitgeserveerd. Mensen die altijd in het restaurant willen eten, betalen daarvoor 200 euro per maand.’ Bewoners – en ouderen in de wijk – kunnen het menu ook in het eigen appartement geserveerd respectievelijk thuisbezorgd krijgen. Daarnaast is er nog een kleine kaart die de hele dag beschikbaar is. En eens in de veertien dagen op vrijdagavond kunnen bewoners, hun gasten en ouderen uit de wijk er à la carte komen eten. Blast Chillers ‘We merken dat de belangstelling voor de maaltijden hier gestaag toeneemt’, zegt Van Huijkelom. ‘Zo stijgt het aantal familiediners en ook het aantal ouderen uit de buurt dat hier komt eten, groeit nog.’ Heel voorzichtig concludeert ze dat de veranderingen de moeite waard zijn geweest. De hele operatie moest budgettair neutraal verlopen en dat is gelukt, volgens Van Huijkelom. ‘We hebben niet geschroomd goede tweedehandsapparatuur aan te schaffen.’ 12
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Belangrijk was ook de aanschaf van enkele zogeheten blast chillers, kasten waarin net bereid eten versneld kan worden gekoeld tot minder dan 4° Celsius, waardoor bacteriën geen kans krijgen. Op een gewenst moment wordt het eten dan weer opgewarmd en uitgeserveerd. Deze manier van werken maakt het mogelijk om telkens wat kleinere hoeveelheden te verwarmen en te serveren, waardoor het eten zijn versheid blijft behouden. ‘Het levert ook minder eetafval op’, zegt Joris Truijen, sinds kort sectormanager wonen. ‘Zo dragen we bij aan een maatschappelijk verantwoorde onderneming.’ Rob Biesta schat dat in de eerste weken na de overgang zo’n dertig procent minder eetafval is weggegooid. ‘Bovendien zijn we heel kritisch op onze bestellingen, dat levert ook besparingen op.’ Voor Truijen, die jarenlang in het hotelwezen heeft gewerkt, is de zorg voor een verse smaakvolle maaltijd vanzelfsprekend. ‘Ik merk dat de mensen het waarderen. Het is ook niet meer van deze tijd om mensen in de ouderenzorg een doorgegaarde maaltijd voor te zetten. Dan prijs je jezelf wel heel snel uit de markt.’ Met zijn ‘hoteliersblik’ ziet Truijen nog tal van mogelijkheden om de service aan de bewoners van Het Laar verder te verbeteren. Niet alleen goede zorg, ook uitstekende dienstverlening is een voorwaarde om te overleven voor de moderne oudereninstelling.
Veel meer vragen en klachten over vervangende zorg dan vorig jaar
Schulinck Nieuwsbrief 25 juni 2015
Even zorg overdragen is moeilijker geworden Voor velen brengt het regelen van een vakantie de nodige voorpret met zich mee. Maar dat geldt niet voor mantelzorgers die niet kunnen terugvallen op hun familie. Door de bezuinigingen in de zorg levert het regelen van vervangende zorg voor hun hulpbehoevende dierbare vooral frustraties op. Dat stelt Mezzo, de landelijke vereniging die de belangen van mantelzorgers behartigt, woensdag. De organisatie ontving dit jaar veel meer vragen en klachten over vervangende zorg dan vorig jaar. Mantelzorgers stuiten op veel regelwerk en worden van het kastje naar de muur gestuurd. ,,Mantelzorgers zijn nu maanden in plaats van weken bezig om opvang te regelen. Sommigen zijn zo moe van alle voorbereidingen, dat ze het bijna opgeven'', zegt Liesbeth Hoogendijk, directeur van Mezzo. Opname criteria strenger Volgens de organisatie is het sinds januari een stuk moeilijker om tijdelijke opvang voor bijvoorbeeld een zorgbehoevende partner in een verpleeghuis te regelen. De opnamecriteria zijn strenger dan vorig jaar. Daarnaast zijn er minder logeerplekken doordat verpleeghuizen inkrimpen. Zorg niet goed te regelen Volgens Hoogendijk hebben de meeste zorgverzekeraars in hun aanvullende verzekering wel een vergoeding opgenomen voor drie dagen vervangende zorg. ,,De mantelzorger kan er dan wel even tussenuit, maar dan is de zorg voor bijvoorbeeld de hulpbehoevende partner nog steeds niet geregeld. Eigenlijk moet iemand eerst in het ziekenhuis opgenomen worden, voordat vervangende zorg geregeld kan worden. En dat wil je juist niet'', aldus de directeur. Vakantie voor iedereen belangrijk Ze onderstreept dat vakantie voor iedereen belangrijk is, ook voor hardwerkende mantelzorgers. ,,Juist als het nog goed gaat, is het belangrijk dat je als mantelzorger er even tussenuit kan. Dat voorkomt overbelasting.'' Overbelaste mantelzorgers Nederland telt 2,6 miljoen mantelzorgers, mensen die hulp geven aan een zorgbehoevend familielid, vriend of buur. Ongeveer 450.000 van hen zijn volgens Mezzo overbelast door hun mantelzorgtaken. Bron: ANP
13
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Een uitkering en een tegenprestatie
Veenendaalse Krant .nl 27 juni 2015
Positief over tegenprestatie bij uitkering 27-06-2015 VEENENDAAL Er heeft een bijeenkomst plaatsgevonden met de eerste groep mensen die een uitkering hebben en een tegenprestatie moeten gaan leveren. Wethouder Arianne Hollander heeft het gesprek met de groep als positief ervaren. Er is sprake van een geleidelijke invoering. Het gaat om maximaal acht uur per week. Er is een coördinator door de gemeente aangenomen die met de betrokkenen gaat kijken welk soort vrijwilligerswerk zij ambiëren. In eerste instantie gaat de tegenprestatie voor een uitkering om vrijwilligheid. Wel kan de gemeente de uitkering korten wanneer iemand weigert een tegenprestatie te leveren. ,,Er wordt geprobeerd matches te maken, wanneer iemand op eigen kracht werk kan vinden dan geeft dat ook voldoening." Het IVN heeft aangegeven vrijwilligers goed te kunnen gebruiken. Vierhonderd van de 1360 mensen in de bijstand komen in aanmerking om een tegenprestatie te leveren. De anderen zijn vrijgesteld, bijvoorbeeld omdat zij een alleenstaande ouder zijn met kinderen tot vijf jaar, of al vrijwilligerswerk doen of mantelzorger zijn. Toestemming van de klant, waar is dat voor nodig?
Linked in: Schulinck - Actuele kennis. Helder inzicht.27 juni 2015
Privacy als obstakel of als ondersteuning? Toestemming van de klant, waar is dat voor nodig? mr. Lydia Janssen , Gastredacteur Lydia Janssen is juridisch adviseur en opleider in zorg en welzijn en verzorgt onder andere nascholing over privacy en beroepsgeheim in het sociaal domein.
Een school belt met het wijkteam om te overleggen over een gezin. De eerste vraag van het wijkteam is of het gezin weet van het overleg met het wijkteam en of het gezin daar toestemming voor heeft gegeven. De school raakt geïrriteerd en snapt niet waarom het wijkteam ‘zo moeilijk doet’. De school voelt er weinig voor om voor zo’n kort telefonisch overleg contact te zoeken met het gezin. Men begrijpt niet waarom het wijkteam zo moeilijk doet. ‘ We vertrouwen elkaar toch en we willen samen het beste voor het gezin’. Zo wordt, ook in wijkteams, soms tegen het toestemmingsvereiste aangekeken: een bureaucratische hindernis die goede hulp eerder in de weg staat dan bevordert. Ik denk dat het precies andersom is, dat het wettelijk toestemmingsvereiste* wijkteams en hulpverleners kan helpen om de ambities van de transitie waar te maken: eigen kracht van burgers aanspreken, hun problemen niet overnemen maar hen helpen om ze zelf op te lossen en hun eigen hulpvragen voorop stellen. De wettelijke regels over het vragen van toestemming hebben tot doel om het vertrouwen in het wijkteam overeind te houden, zodat de drempel om het wijkteam om ondersteuning te vragen laag blijft. Als burgers merken dat de informatie die zij bijvoorbeeld voor een aanvraag voor jeugdhulp hebben verstrekt, met school wordt gedeeld, of wordt gebruikt voor een bijstandsuitkering, zal dat het vertrouwen in het wijkteam schaden. Dan bestaat het risico dat burgers zich gaan afkeren van het wijkteam. Precies die burgers die je zou willen helpen, keren zich dan wellicht van je af. Zo bezien is het toestemmingsvereiste voor het wijkteam een belangrijk methodisch instrument om er voor te zorgen dat de mensen die echt hulp nodig hebben ook naar het team toe komen. Is de ambitie van de transitie dan niet ook om meer samen te werken onder het motto Eén gezin, één plan? Dat is zeker de bedoeling, vooral als gezinnen met veel problemen tegelijk kampen. Maar wat is er tegen om voor het overleg over zo’n plan toestemming aan het gezin te vragen? Het gezin zal vaak al lang blij zijn dat de professionals met elkaar samen gaan werken en hun acties op elkaar afstemmen. Maar loop je als wijkteam geen onnodige risico’s als je vast houdt aan de wettelijke regels over het toestemmingsvereiste? Dat hoeft niet want de wet biedt professionals de mogelijkheid om, bij wijze van hoge uitzondering, overleg te voeren of informatie te verstrekken zonder toestemming van de betrokkene(n). Dat is mogelijk in die gevallen waarin 1)de veiligheid of de gezondheid van mensen wordt bedreigd, 2) toestemming vragen of krijgen niet mogelijk is en 3)informatie verstrekken of 14
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
overleg voeren noodzakelijk is om mensen te beschermen of hulp te bieden. Kortom: toestemming vragen is de basisregel, ‘doorpakken’ mag als het echt niet anders kan. * Wijkteams hebben toestemming nodig van hun klanten omdat een aantal leden van het wijkteam een geheimhoudingsplicht heeft, bijvoorbeeld op grond van de Wgbo of de Jeugdwet, of op grond van gedrags – en beroepscodes van de NVMW, het NIP en NVO. Daarnaast geldt voor de uitwisseling tussen bijvoorbeeld jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning eveneens het toestemmingsvereiste (zie art. 5.1.1 lid 4 Wmo en art. 7.3.11 Jeugdwet). 54% van Nederlandse ouderen heeft een smartphone
Linked in: Ouderen 2.0 : 27 juli 2015
Meer dan de helft van Nederlandse ouderen heeft een smartphone Gepubliceerd: 19 juni 2015 13:0419-06-15 13:04Laatste update: 20 juni 2015 13:4020-06-15 13:40 Ruim de helft (54 procent) van de Nederlandse vijfenzestigplussers had in het eerste kwartaal van 2015 een smartphone. Dat blijkt uit onderzoek van Telecompaper. Een jaar geleden lag dat percentage nog 14 procentpunt lager op 40 procent. In het eerste kwartaal van dit jaar had 81 procent van de Nederlanders van dertien jaar of ouder een smartphone, 9 procentpunt hoger dan in de eerste drie maanden van 2014. Onder jongeren is de groei beperkt, omdat bijna alle (95 procent) Nederlanders tussen de twaalf en dertig jaar oud al over een smartphone beschikken. Samsung en Apple Samsung blijft veruit het grootste smartphonemerk in Nederland, met een marktaandeel van 47 procent. Dat percentage is gelijk aan vorig jaar. Apple is het op één na grootste merk in Nederland. Een op de vier Nederlanders heeft nu een iPhone, 2 procentpunt hoger dan in het eerste kwartaal van vorig jaar. Sony, LG, Huawei en HTC hebben een gezamenlijk marktaandeel van 19 procent. De overige 9 procent wordt verdeeld onder kleinere merken zoals Nokia, Blackberry, Alcatel en Honor. Hoewel het maken van foto's en het sturen van berichten nog steeds de populairste bezigheden zijn onder Nederlandse smartphonegebruikers, nemen activiteiten die gebruikmaken van een internetverbinding, zoals het versturen van e-mails, navigeren en mobiel bankieren, aan populariteit toe, met name onder iPhone-gebruikers. Door: NU.nl Ouderen in sociaal isolement
Zorg+welzijn 29 juni 2015
Professional krijgt oudere moeilijk uit isolement Ouderen die in een sociaal isolement zitten, komen daar niet uit. Ondanks goede interventies en de inzet van professionals. Toch zijn er wel degelijk positieve effecten van de hulp, blijkt uit het onderzoek “Ouderen in sociaal isolement”. 'Soms ben je de laatste strohalm voor je cliënt.' Mensen in een sociaal isolement hebben geen sociaal netwerk of enige vorm van steun. Ze zijn daarom volledig aangewezen op professionele hulp als ze hulpbehoevend worden. Anja Machielse van de Universiteit voor Humanistiek onderzocht de effecten van de interventies die worden ingezet om ouderen uit hun isolement te halen. Het onderzoek "Ouderen in sociaal isolement", is gefinancierd door Movisie. Wat blijkt: dat doel wordt vrijwel nooit gehaald. Dat wil niet zeggen dat het niets oplevert. 'Kijk naar de baten die begeleiding oplevert voor de cliënt en voor de professional', licht Martijn Bool toe. Hij is adviseur voor het onderzoeksprogramma bij Movisie. Regie in eigen hand Bij ouderen die in een sociaal isolement zitten gaat het zelden om één probleem. De kunst voor de professional is om op het juiste moment de regie voor actie bij de cliënt in eigen hand te leggen. 'Dat betekent, zegt Bool, 'dat de professional goed uitzoekt wat de hulpvraag is en wat de hulpverlener kan bieden. Bij sociaal isolement gaat het erom vertrouwen op te bouwen, een vangnet te creëren of om alleen een praatpaal te zijn. Altijd staat voorop: ontwikkel de zelfstandigheid van de cliënt om zelf actie te ondernemen.' 15
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Sociale activering Maar die zelfstandigheid is voor mensen in een sociaal isolement juist een groot probleem. Dat blijkt ook uit het onderzoek: in het algemeen komen ouderen, ondanks interventies, niet uit hun isolement. 'Maar er zijn wel degelijk opbrengsten te halen uit de interventies om isolement tegen te gaan', aldus Martijn Bool. 'Sommige mensen worden toch sociaal geactiveerd of nemen weer contact op met hun kinderen. Hun administratie komt weer op orde of het vervuilde huis wordt aangepakt. Op onderdelen is er dus zeker effect te zien van de interventies van professionals. Het onderzoek laat zien dat we breed moeten kijken naar het thema sociaal isolement en dat we niet met standaard oplossingen voor dit probleem moeten komen.' Moreel dilemma En toch is het nodig dat de hulp in zo'n precaire situatie op enig moment wordt afgebouwd, ook al lijkt dat niet mogelijk. Kan de professional dat verantwoorden? Bool: 'Dat is zeker een moreel dilemma waar hulpverleners mee vechten. Omdat je soms de laatste strohalm bent voor je cliënt. De cliënt wil graag dat je blijft, maar de professional moet de intensieve bezoeken afbouwen omdat de cliënt anders te afhankelijk wordt. Het is dan belangrijk om met je leidinggevende te bespreken hoe je dat kunt doen.' Investeren Dus bij mensen in een sociaal isolement kun je ervan uitgaan dat voortdurende begeleiding nodig is? 'Nee', zegt Martijn Bool. 'Dat is te zwart-wit. Je moet per cliënt bekijken wat mogelijk is. Wat denkt de cliënt dat hij nodig heeft, wat kun je als professional bieden. Een professional investeert vaak zelf ook veel in de band met de cliënt. Maar beide partijen moeten voor ogen houden dat de hulpverlening professioneel is. Praat met je collega 's over hoe ver je kunt gaan in het voortzetten van het contact met de cliënt. En weet dat de betrokkenheid van de professional het voor de cliënt moeilijker maakt het contact met de hulpverlener te verminderen.' De publicatie "Ouderen in sociaal isolement" is vanaf 30 juni te downloaden op www.movisie.nl/publicaties >> door Carolien Stam 29 jun 2015 laatste update:30 jun 2015 Meer tijd nodig voor herstelplan stelsel van persoonsgebonden budgetten (pgb's).
Zorgvisie 1 juli 2015
Uitstel herstelplan pgb’s nodig Staatssecretaris Van Rijn heeft meer tijd nodig voor zijn herstelplan voor het stelsel van persoonsgebonden budgetten (pgb's). Eerder beloofde hij de Tweede Kamer dat hij de problemen na de zomer zou hebben opgelost. Nu schrijft hij in een brief dat het de ambitie is om het systeem op 1 januari aanstaande te ‘stabiliseren’. Volgens Van Rijn is aanpassing van het stelsel een "kritisch proces", waarbij "herstelacties" op elkaar kunnen inwerken. Externe onderzoekers moeten vaststellen of de genomen maatregelen effectief zijn. Ook moet de Sociale Verzekeringsbank (SVB) het systeem voor geautomatiseerde verwerking nog testen. Overgangsjaar Een tweede probleem is dat de gemeenten nog niet alle pgb-aanvragen opnieuw hebben bekeken. Dat zou in dit overgangsjaar van het oude naar het nieuwe systeem wel moeten gebeuren. Van Rijn wil deze zomer met de gemeenten afspraken maken, zodat op 1 januari is vastgesteld of iedereen die een pgb ontvangt, daar nog recht op heeft. De invoering van het nieuwe stelsel is zeer problematisch verlopen. Van Rijn moet woensdag voor de zevende keer naar de Tweede Kamer komen om zich te verantwoorden. Per Saldo Aline Saers, directeur voor belangenorganisatie van pgb-houders Per Saldo, is blij met de aanpassingen die de staatssecretaris doorvoert. 'Er is eindelijk gekozen voor vereenvoudiging. Wij zijn blij met die keuze. Veel regelingen worden makkelijker. Zo wordt er afgestapt van de maximumtarieven en dubbele controles en zullen er minder partijen bij het proces betrokken zijn.' Saers vindt wel dat de verwerking van gegevens nog beter moet. 'Nu worden nog veel gegevens van budgethouders niet goed vermeld.' (NOS) door Wouter van den Elsen 30 jun 2015 16
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Persoonlijk plan voor iedere verwarde persoon die in beeld komt
Binnenlands Bestuur 1 juli 2015
Gemeenten moeten verwarde mensen kunnen opvangen Dat wil minister Schippers (Volksgezondheid), zo staat in een plan van aanpak. Margot Limburg 30 jun 2015 Alle gemeenten moeten nog dit jaar voorzieningen hebben waar verwarde mensen opgevangen kunnen worden en zorg en hulp krijgen. Dat schrijft minister Schippers (Volksgezondheid) in een plan van aanpak, meldt de NOS. Ambulant Schippers heeft het plan aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. GGZ-instellingen hebben steeds minder plaatsen voor mensen met een psychische stoornis. Het beleid is erop gericht om deze mensen vooral ambulant te behandelen, maar gemeenten zien problemen. Steeds vaker zorgen mensen voor overlast en de groep verwarde mensen lijkt te groeien. Onlangs luidde burgemeester Van der Zwan van Heerenveen hierover in Binnenlands Bestuur de noodklok. In beeld Schippers wil daarom dat gemeenten nauw samenwerken met justitie, politie en geestelijke gezondheidszorg. Voor iedere verwarde persoon die in beeld komt, moet een persoonlijk plan worden gemaakt, staat in het plan van aanpak waarover de NOS bericht. Gemeenten die tekort komen op hun jeugdzorgbudget moeten dit zelf oplossen
Binnenlands Bestuur 2 juli 2015
Rijk gaat tekorten jeugdzorg niet bijpassen Yolanda de Koster 01 jul 2015 Gemeenten die tekort komen op hun jeugdzorgbudget moeten dit zelf oplossen. Ook als sprake is van toename van de ‘zorgconsumptie’ en daarmee hogere kosten dan begroot, moeten gemeenten dit uit de eigen begroting aanvullen. Dat stelt staatssecretaris Van Rijn (VWS) in antwoord op Kamervragen van de SP. Toename zorggebruik In juli worden cijfers over het jeugdhulpgebruik beschikbaar; voor het eerst sinds de decentralisatie jeugdzorg. Tot nu toe is het voor gemeenten koffiedikkijken wat er precies op ze af komt. Het is niet bekend hoeveel jongeren daadwerkelijk en welke hulp krijgen, en wat dat kost. Het merendeel van de zorgaanbieders hebben nog geen declaraties naar gemeenten gestuurd, zo meldde Binnenlands Bestuur onlangs. Dit geldt ook voor delen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). De gemeente Leeuwarden heeft op eigen initiatief een rondje langs de jeugdzorgaanbieders gemaakt, de cijfers van de gestegen zorgconsumptie in het eerste kwarttaal van 2015 geëxtrapoleerd en op basis daarvan de vrees uitgesproken dit jaar op een tekort af te stevenen van 3 tot 5 miljoen euro, op een budget van 30 miljoen. Jeugdhulpplicht Eventuele tekorten in Leeuwarden, of waar dan ook in het land, mogen niet op kinderen worden afgewenteld, benadrukt Van Rijn. ‘Sinds 1 januari 2015 ligt bij gemeenten de jeugdhulpplicht.’ Leeuwarden heeft hem verzekerd ‘dat eventuele tekorten geen consequenties hebben voor de zorg voor de kinderen en gezinnen in de Friese gemeenten, onder verwijzing naar de jeugdhulpplicht en de wettelijk verankerde zorgcontinuïteit gedurende 2015 voor kinderen die in 2014 al zorg ontvingen’, schrijft Van Rijn aan de Kamer. Op de vraag of er ook ander gemeenten op tekorten afstevenen, blijft Van Rijn het antwoord schuldig aan SP-Kamerlid Nine Kooiman. Het jeugdhulpgebruik wordt landelijk gevolgd. Twee keer per jaar – in april en oktober − komen die cijfers voor iedereen beschikbaar. Alleen dit jaar worden de cijfers in juli gepubliceerd op StatLine, waarstaatjegemeente.nl en in de jeugdmonitor. Budgettaire gevolgen De staatssecretaris is niet van plan in te grijpen als gemeenten in de problemen komen. ‘Van gemeenten wordt verwacht dat zij afspraken maken met de aanbieders van zorg om de jeugdhulpplicht in te vullen, ook als er sprake is van een vraagontwikkeling die groter is dan verwacht, en de daaruit voortvloeiende budgettaire consequenties. Het is de gemeenteraad die daarop moet toezien.’ Naast de dreigende tekorten waarop gemeenten dit jaar afstevenen, speelt de invoering van het objectieve verdeelmodel − waarmee het totale jeugdzorgbudget vanaf 2016 over gemeenten wordt 17
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
verdeeld − gemeenten parten. Deze leidt tot grote budgetverschuivingen tussen gemeenten en lijkt in niets op de budgetten die gemeenten dit jaar van het rijk kregen. Leeuwarden is een van de vele gemeenten van deze herverdeling die de dupe worden. Niemand begrijpt verdeling budgetten jeugdzorg
Binnenlands Bestuur 2 juli 2015
Verdeling budget jeugdzorg soort loterij Jos Moerkamp 02 jul 2015 De gemeentelijke budgetten voor jeugdzorg in 2016 en daarna wijken zo enorm af van wat ze dit jaar krijgen, dat niemand de verdeling nog begrijpt. Sommige gemeenten zijn de wanhoop nabij. Beeld Leeuwarden is een van de weinige gemeenten in het land die op dit moment een beeld heeft van de daadwerkelijke uitgaven aan jeugdzorg voor dit jaar. De gemeente vroeg de 110 gecontracteerde aanbieders ernaar. Een doorrekening laat zien dat de Friese hoofdstad over 2015 tussen de 3 en 5 miljoen euro tekort komt. Zorgconsumptie 'Dat is voor ons geen verrassing', zegt CDA-wethouder Jeugd Thea Koster. 'Op basis van de bij ons bekende zorgconsumptie wisten we al dat er dit jaar geld bij moet.' Wel een verrassing was dat Leeuwarden in 2016 nog eens ruim 14 procent structureel minder jeugdzorgbudget krijgt van het rijk, oftewel 4,2 miljoen euro. De structurele budgetverlaging loopt op tot 16,3 procent in 2019. De korting is het gevolg van het objectieve verdeelmodel waarmee het totale jeugdzorgbudget vanaf 2016 over gemeenten wordt verdeeld. 'Daarover ben ik zeer verbaasd', zegt Koster. 'Je zou wensen dat een objectieve budgetverdeling een voorspellende waarde heeft voor de reële zorgconsumptie in een gemeente. Dat blijkt helemaal niet het geval.' Raadselachtige verdeling Het objectieve verdeelmodel van het rijk is gebaseerd op een samenraapsel van data waarover gemeenten nooit duidelijkheid hebben gekregen, stelt Koster. 'Het rijk heeft de boel niet op orde. Ons budget voor 2015 is gebaseerd op uitgaven in 2014. Maar ik heb van het rijk nooit één hard cijfer gezien waaruit blijkt wat binnen onze gemeente in 2014 aan jeugdzorg is geconsumeerd. Het is mij een raadsel hoe ze tot het budget voor 2015 zijn gekomen. In ieder geval blijkt op grond van de eerste maanden van dit jaar dat de berekening van het rijk niets te maken heeft met de werkelijkheid. Anders zouden we niet hoeven bij te passen.' Uit de rails Gaat het met de budgetverdeling op basis van het verleden al fout, met de introductie van het objectieve verdeelmodel vanaf 2016 loopt de zaak helemaal uit de rails, meent Koster. 'Er wordt iets ingevoerd, gebaseerd op cijfers die wij niet kunnen staven, maar die in ieder geval nog minder sporen met de feitelijke zorgconsumptie die wij nu geleidelijk in beeld krijgen. Met als gevolg dat we vanaf 2016 structureel tussen de 5 en 10 miljoen euro per jaar moeten toeleggen op de jeugdzorg. Dat soort financiële risico's zijn nauwelijks te dragen. Voor ons niet, maar voor kleinere gemeenten al helemaal niet.' Narekenen onmogelijk Er is geen enkele gemeente die het budget dat ze in 2015 voor jeugdzorg krijgt kan narekenen. Het idee is in ieder geval dat feitelijke uitgaven aan jeugdzorg in 2014 de basis vormen. Deze uitgaven werden niet gedaan door gemeenten, maar door het rijk, zorgkantoren en jeugdzorgregio's. Algemeen bekend is dat de rijksinstellingen (gesloten jeugdzorg) niet wisten hoeveel geld ze opmaakten, laat staan waaraan. Daarnaast bestonden er grote verschillen tussen zorgkantoren (de verdelers van AWBZ-gelden) en jeugdzorgregio's. Rijke kantoren konden veel guller zijn dan arme. Dezelfde verschillen bestonden tussen rijke en arme jeugdzorgregio's. Zwaar vervuilde data De verdeelsleutel van het totaalbudget over de gemeenten is door deze ongelijkheden gekleurd, in het voordeel van 'geldsmijters'. Al met al is iedereen het erover eens dat de data die het rijk heeft gebruikt voor verdeling van het budget over 2015 zwaar vervuild zijn. Ook het rijk zelf. 'Men deelt de kritiek op de historische verdeling, om er vervolgens op te wijzen dat de objectieve modellen er niet voor 18
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
niets zoveel van afwijken', zegt adviseur Ferry Knaack, die al een tijdje meedraait in verdeelmodellenland. Knaack probeert nu namens achttien gemeenten het objectieve verdeelmodel uitgesteld te krijgen, omdat er effecten optreden die vooralsnog onnavolgbaar zijn. Sommige mensen hebben chronisch, levenslang professionele hulp nodig
Movisie mail 2 juli 2015
Accepteer dat sommige mensen afhankelijk blijven Hoogleraar Margo Trappenburg over de meerwaarde van maatschappelijk werk Wie is Margo Trappenburg? Margo Trappenburg is bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek. Sinds vorig jaar bekleedt Margo Trappenburg de leerstoel in Utrecht, die mogelijk wordt gemaakt door de Marie Kamphuisstichting. Ze is daarnaast hoofddocent bestuurs- en organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht en schreef van 2001 tot 2008 een column in NRC Handelsblad.
artikel - 30 juni 2015 ‘Maatschappelijk werk blijft nodig.’ Dat zegt Margo Trappenburg, hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek. ‘Zeker omdat de transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving te veel van sommige burgers vergt.’ 1. Vindt u maatschappelijk werk nog nodig? ‘Een antwoord op die vraag kan niet om de transitie van de verzorgingsstaat naar de participatiemaatschappij heen. Door die overgang komt veel hulpverlening terecht bij de familie en het netwerk rond de patiënt of cliënt, een ontwikkeling waarover ik niet per definitie enthousiast ben. Je kunt je afvragen of het eerlijk is dat tegen mensen wordt gezegd: ‘U heeft een demente vader, dat is uw pakkie-an, dan had u maar geen demente vader moeten krijgen. Specifiek voor het maatschappelijk werk geldt dat de vraag naar hulp sterk is veranderd. Hadden mensen vroeger vaak één overzichtelijk probleem – een slecht huwelijk, schulden of niet kunnen wennen aan het wonen in Lelystad - nu krijgt de hulpverlener vooral te maken met cliënten die kampen met een veelvoud aan problemen die vaak niet of nauwelijks op te lossen zijn. Laten we deze mensen aan hun lot over? Afhankelijk van hoe we die vraag beantwoorden, hebben we maatschappelijk werk nodig.’ 2. U constateert dat de problematiek complexer is geworden. Is het maatschappelijk werk voldoende toegerust om de juiste hulp te bieden? ‘Voor een deel is het maatschappelijk werk nog bezig het hulpaanbod te ontwikkelen. Een goede stap in die richting is de keuze voor een integrale aanpak. Een gezin met een veelvoud aan problemen wordt niet langer opgezadeld met twaalf verschillende hulpverleners - een voor de verslaving, een voor de delinquente zoon, een voor de moeilijk lerende dochter en een voor de gokverslaafde vader want daar wordt iedereen gillend gek van. De idee nu is te werken met één vaste hulpverlener. Dat hoeft niet de ultieme verslavingsdeskundige of de beste schuldhulpverlener te zijn, maar wel een vast iemand die samenhang in de hulp aan het gezin brengt. Niet elke hulpverlener zal dat meteen en vanzelf kunnen, maar de opleidingen zijn er hard mee bezig om hun studenten hierin te bekwamen. Het maatschappelijk werk heeft overigens een traditie op dit punt. Het unique selling point is altijd de generalistische aanpak geweest. Je zou kunnen zeggen dat het een aanpak is die past.’ 3. Hoe kunnen we hierover kennis opbouwen? ‘We moeten naar manieren zoeken waardoor we van elkaar kunnen leren en informatie kunnen uitwisselen. Een databank (Effectieve Sociale Interventies, red.) zoals die van Movisie bijvoorbeeld is een nuttig hulpmiddel waarmee hulpverleners en anderen kunnen zien wat waar is uitgeprobeerd, welke resultaten dat opleverde en of iets achteraf wel of geen gelukkige aanpak is gebleken.’ 4. En dan is daar de gemeente die zorg inkoopt en resultaten wil zien. Hoe komt het maatschappelijk werk aan haar eisen tegemoet? ‘Een deel van de taak van het maatschappelijk werk is dat het bij de gemeente aandacht vraagt voor wat er met kwetsbare groepen gebeurt als ze dit of dat doet. Hulpverleners moeten bijvoorbeeld benadrukken dat het een politieke keuze is om alles aan het netwerk van een patiënt of cliënt over te laten. Ook moeten zij erop wijzen dat als mensen niet goed functioneren en allerlei problemen hebben, dat dit ook vaak voor hun netwerk geldt. Dát signaleren is evenzo een taak van de professional.’ 5. Schuurt dat niet? Een gemeente die wil dat zoveel mensen of gezinnen worden geholpen en de hulpverlener die kanttekeningen plaatst maar tegelijkertijd de opdracht wil?
19
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
‘Gemeenten moeten leren inzien dat sommige mensen nooit zonder hulp kunnen. Het is een politieke keuze om iemand te ontslaan als hulpverlener en hem of haar vervolgens te vragen als buur te zorgen voor Piet of Marie een huis verderop. Eén van de sterkste vormen van framing is suggereren dat ontwikkelingen onafwendbaar zijn, dat het vanzelf die kant opgaat. Het is een politieke keuze om een hulpverlener eerst te ontslaan en vervolgens hem te vragen om voor zijn buren te zorgen. Daardoor verhul je dat het eerst en vooral om een politieke keuze gaat, waar nadelen aan kunnen kleven. Voor een hulpverlener is het niet altijd gemakkelijk om daar op te wijzen, hij wil ten slotte zijn baan of opdracht houden. Voor mij als wetenschapper is dat een stuk eenvoudiger. Ik heb geen direct belang dat eventueel in de knel zou kunnen komen als ik mij kritisch ergens over uitlaat. Daar komt bij dat mijn kritische houding een legitimatie is voor wat ik ben en doe.’ 6. Marie Kamphuis, naar wie uw leerstoel is genoemd, liet zich inspireren door de esthetiek. U ook? ‘Ik ontleen mijn inspiratie vooral aan hulpverleners en professionals. Een van mijn nevenactiviteiten is het voorzitterschap van de stichting Beroepseer, een verzameling mensen die praat over wat goed werk is en wat hen motiveert. Het is heel inspirerend om met mensen te praten die werk doen dat ik zelf niet zou kunnen. Het is boeiend om te luisteren naar hun verhalen, naar de problemen die ze ondervinden en hoe ze die oplossen. Een belangrijk deel van mijn onderzoek zal gaan over hoe het maatschappelijk werk zich in de praktijk ontwikkelt, hoe mensen die al een tijd meelopen in het vak het hebben zien veranderen. Hoe ze daarop hebben ingespeeld, wat ze hebben moeten loslaten en wat ze vast hebben kunnen houden. Politiek en samenleving moeten accepteren dat er mensen zijn die afhankelijk van hulp blijven Ook wil ik kijken wat de versobering van de verzorgingsstaat betekent voor de burgers. Ik stel me zo voor dat er op een gegeven moment nieuwe maatschappelijke noden ontstaan, omdat het afschuiven van zorgtaken op familieleden, netwerken of buren tot spanningen leidt. Op het moment dat de politiek propageert dat volwassen kinderen voor hun oude ouders moeten zorgen, dan wek je eenzelfde soort schuldgevoel op dat ouders nu tegenover hun kinderen hebben als ze hun kroost vijf dagen per week naar de crèche brengen, maar dan in het kwadraat. Jouw moeder is de aller-zieligste moeder want die krijgt geen bezoek of is in een bejaardenhuis gedumpt terwijl andere kinderen wel voor hun oude ouders zorgen. Punt is dat de politiek normen oplegt die voor sommige mensen te zwaar zullen blijken, en dat die mensen zich op een gegeven moment gaan afreageren.’ 7. En om dat te voorkomen hebben we het maatschappelijk werk straks dus ook nog nodig? ‘Ja, met dien verstande dat we moeten leren accepteren dat ook de professional niet alle problemen definitief kan oplossen. Sommige mensen hebben chronisch, levenslang professionele hulp nodig. Die redden het niet op eigen kracht. Politiek en samenleving moeten accepteren dat er mensen zijn die afhankelijk van hulp blijven. Daar moeten we wat belastinggeld voor over hebben.’ Hoe geef je jongeren en hun ouders een stem bij jeugdhulpbeleid?
Movisie mail 2 juli 2015
7 tips om ouders en jongeren te betrekken bij jeugdhulpbeleid Ervaringen uit de regio Holland Rijnland artikel - 19 juni 2015 Hoe geef je jongeren en hun ouders een stem? Zowel binnen hun eigen hulpverleningsproces, in de organisatie als tijdens de decentralisatie? In de regio Holland Rijnland sloegen gemeenten de handen ineen met instellingen uit de jeugdhulp om jongeren en ouders te betrekken bij de transitie. De ervaringen die zijn opgedaan zijn tijdens de fase van transformatie nog altijd nuttig. Daarom zeven tips die u in uw gemeente of regio kunt gebruiken om cliëntparticipatie in de jeugdhulp beter vorm te geven. Investeer in contact Bouwen aan een regionaal netwerk levert informatie, vertrouwen, draagvlak en contacten op. Investeer daarom in contact met cliënten- en jongerenraden, hun ondersteuners en belangenorganisaties. Zorg voor overleg, zodat iedereen elkaar (beter) kan leren kennen en het onderlinge vertrouwen groeit. En maak bijvoorbeeld een netwerkkaart. Wie zit waar? Hoe is cliëntenparticipatie bij de verschillende
20
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
instellingen vormgegeven? Welke raden zijn er? Welke verbindingen zijn er mogelijk tussen bestaande initiatieven? Lukt dat niet alleen, vraag dan of iemand van een instelling kan helpen. Geef participatie op verschillende manieren vorm In de regio Holland Rijnland zijn conferenties georganiseerd, maar ook panelbijeenkomsten. Ook zijn ouders en jongeren betrokken bij werkgroepen. Door deze verschillende vormen lukt het makkelijker om nieuwe mensen te betrekken. Zorg er ook voor dat bijeenkomsten op verschillende plaatsen en tijdstippen plaatsvinden. Zo vergroot u de kans dat mensen (kunnen) meedoen. En tot slot: kies tijdens bijeenkomsten ook eens voor alternatieve werkvormen. Dat helpt om mensen vrijer te laten praten. Gewoon doen en uitproberen loont. Organiseer themabijeenkomsten voor doelgroepen Door bijeenkomsten rondom thema’s te organiseren en daarbij goed na te denken wie u waarvoor uitnodigt, zorgt u ervoor dat u aansluit bij uw doelgroep. Allereerst is het verstandig om jongeren en ouders te betrekken bij het bedenken van het thema waarover u het in een bijeenkomst of paneldiscussie wilt hebben. Dit verhoogt betrokkenheid en gevoel van eigenaarschap. Onderwerpen die aan de orde kunnen komen zijn cliëntparticipatie, persoonsgebonden budget, jeugd- en gezinsteams of klachtenbehandeling. Bijeenkomsten die bepaalde problematiek of zorgvragen als onderwerp hebben (bijvoorbeeld de jeugdbeschermingstafel) zijn ook een optie. Een opzet met diverse thema’s helpt om verschillende mensen te betrekken. Voor deelnemers zijn dit soort bijeenkomsten vaak prettiger en laagdrempeliger dan participeren in een cliëntenraad of Wmo-raad. Denk er ook aan om jongeren eens apart uit te nodigen, zodat zij echt een eigen stem krijgen. Zorg voor een duidelijke terugkoppeling Of u nu een informatiebijeenkomsten organiseert, een paneldiscussie of regelmatig contact heeft met een cliënten- of jeugdraad, laat weten hoe u met wensen, vragen en input omgaat. Wordt het uitgewerkt in beleid en zo ja hoe dan? Gebeurt het niet, wees hier dan eerlijk over en geef aan waarom iets niet kan. Overigens is het ook belangrijk om vooraf verwachtingen te managen, bijvoorbeeld door duidelijk aan te geven wat er met de uitkomsten van een bijeenkomst gebeurt. Probeer oog te hebben voor de langere termijn In de regio Holland Rijnland is de ervaring dat het zoeken is hoe je de zeggenschap duurzaam vormgeeft. Betrokken partijen (waaronder jongerenraden en cliëntenraden en hun begeleiders) geven soms dubbele signalen af. Aan de ene kant voelen ze zich overvraagd en ontstaat het gevoel alsmaar hetzelfde te moeten zeggen. Aan de andere kant kunnen ze zich gepasseerd voelen wanneer ze niet gevraagd worden om input. Benoem dit, blijf met elkaar in gesprek en evalueer hoe het gaat. Op de langere termijn zult u zien dat goede cliëntparticipatie voor iedereen vruchten afwerpt. Participatie betekent niet ‘u vraagt, wij draaien’ Soms bestaat het idee dat adviezen die uit participatietrajecten komen, overgenomen moeten worden. En dat participatie daarmee verwordt tot een ‘u vraagt, wij draaien’. Maar dat is niet de bedoeling. Wel dat u de ervaringsdeskundigheid van jongeren en hun ouders gebruikt om betere keuzes in beleid te maken. De verhalen van jongeren en hun ouders kunnen bijvoorbeeld helpen om duidelijkere opdrachten aan organisaties te formuleren. Daarbij is het niet erg om toe te geven dat niet altijd meteen een antwoord duidelijk is. Het vormgeven van beleid is een gezamenlijke zoektocht. Wees niet bang dat cliëntenparticipatie te veel tijd kost De input van ouders, jongeren en belangenbehartigers helpt u om de jeugdhulp beter te regelen en zorgt op de lange termijn voor tijdwinst. Het gesprek met elkaar levert positieve energie en een betere kwaliteit van het beleid en de hulp op. De ervaringskennis uit de eerste hand is goed te gebruiken bij het vormen en/of vasthouden aan de gemeentelijke visie. Langzaam afscheid nemen, van iemand waar je intens van houdt, die er echt toedoet.
Linked in Zorgvisie 2 juli 2015
Het leven samen wat achter ons ligt komt niet meer terug. Blog Yvonne van Kemenade In de (ouderen)zorg spreken we veel over "belevingsgerichte" zorg. Luisteren en kijken naar mensen kan veel informatie op leveren over wat mensen denken en voelen. Maar om je echt te kunnen inleven in iemands situatie en zijn persoonlijke beleving daarbij, is zelf ervaren een belangrijke raadgever. Door mijn ervaringen met andere te delen, probeer ik bij te dragen aan meer begrip en 21
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
inlevingsvermogen bij mensen werkzaam in de zorg, over het ziektebeeld Dementie. Dit doe ik door het schrijven van columns en nu voor het eerst, met het delen van een gedicht dat ik hierover heb geschreven, dat recht uit mijn hart komt.
Als je wakker wordt en je weet niet waar je bent. Als je 60 jaar getrouwd bent en naast je in bed aantreft een “vreemde” vent. Als je constant bang bent en in paniek, omdat je niet weet waar je bent en staat Als je het liefst de hele dag in je bed ligt, omdat je lijf je ook nog in de steek laat Dan kan ik je gelukkig nog proberen te troosten, door rustig met je te praten en te herhalen. Dan kan ik proberen voor je te zorgen, omdat je in de normale dagelijkse dingen kan verdwalen. We kunnen gelukkig met wat humor, nog af en toe samen lekker lachen wat ons even verblijdt. We kunnen ook samen hard huilen, om het leven dat langzaam door onze vingers glijdt. Langzaam de controle over je leven verliezen, waar je niets aan doet. Langzaam afscheid nemen, van iemand waar je intens van houdt, die er echt toedoet. Dit is een proces dat mij heel diep raakt. Dit is wat mij intens verdrietig maakt. Het is moeilijk in woorden te vatten, dat gevoel. Ik denk dat je het van dichtbij mee moet maken om te weten wat ik bedoel. Yvonne van Kemenade De soms over het hoofd geziene wijziging van de Jeugdwet
Schulinck nieuwsbrief 2 juli 2015
PGB voor jeugd met een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering De soms over het hoofd geziene wijziging van de Jeugdwet mr. Roel Meertens , Redacteur Ik ben Roel Meertens. Sinds februari 2014 werk ik als senior juridisch vakredacteur bij Schulinck. In deze functie zorg ik voor de inhoud en actualiteit van Grip op Jeugd. Ik vind het leuk om gemeenten goed te ondersteunen bij de uitvoering van de Jeugdwet. Hierbij staan twee zaken voor mij voorop: inhoudelijk juiste informatie geven en moeilijke onderwerpen uitleggen in begrijpelijke taal.
De afgelopen tijd hebben wij wel eens de vraag gekregen of een persoonsgebonden budget (PGB) mogelijk is voor kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Dat is inderdaad mogelijk. In de oorspronkelijke tekst van de Jeugdwet was deze mogelijkheid uitgesloten. Maar in de tweede helft van 2014 kwam er een wetsvoorstel dat dit wel mogelijk maakte. De tekst van de Jeugdwet werd daarop aangepast. Toch is deze aanpassing niet overal opgemerkt. In dit stuk daarom een korte terugblik. Gemeenten zijn nu een half jaar verantwoordelijk voor de hulp en zorg voor jeugdigen. Zij hebben hun beleid op het gebied van jeugdhulp zo zorgvuldig mogelijk vastgelegd in de diverse beleidsstukken. In sommige gevallen kwam dit beleid eind vorig jaar onder grote tijdsdruk tot stand. In dezelfde periode behandelden de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel Invoeringswet Jeugdwet. Dit wetsvoorstel wijzigde onder andere een artikel in de Jeugdwet over het PGB. PGB-artikel in de Jeugdwet In maart 2014 verscheen een eerste 'definitieve' versie van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet (die op dat moment nog niet was ingevoerd). Daarin stond dat een PGB voor jeugdhulp niet toegekend kon worden aan: a. een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen, of 22
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
b. een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging op grond van hoofdstuk 6 Verschillende gemeenten hebben deze regels genoemd in de stukken waarin zij hun jeugdhulpbeleid vastleggen en toelichten. Wijziging in Invoeringswet Halverwege 2014 werd het wetsvoorstel Invoeringswet Jeugdwet ingediend bij de Tweede Kamer. In dat wetsvoorstel werd het artikel 8.1.1 van de Jeugdwet gewijzigd. De hierbovengenoemde punten a. en b. werden uit het artikel geschrapt. De wetgever gaf daarbij de volgende toelichting: Door het schrappen van het tweede lid kunnen ook de jeugdige en zijn ouders in het gedwongen kader in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget. De reden hiervoor is dat het verbod niet strookt met de doelen van de Jeugdwet, kort gezegd: het kind centraal, continuïteit in de hulpverlening en een soepele overgang tussen het vrijwillige en het gedwongen kader. Zowel de Jeugdwet zelf, als de Invoeringswet Jeugdwet zijn tegelijkertijd ingevoerd. Dat betekent dat kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel, jeugdreclassering of plaatsing binnen gesloten jeugdhulp vanaf 1 januari 2015 een PGB kunnen krijgen voor jeugdhulp die zij daarbij nodig hebben. Beoordeling aanvraag PGB Uit de Jeugdwet volgt dat de gecertificeerde instelling die de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering uitvoert, zelfstandig kan beslissen dat daarbij de inzet van jeugdhulp nodig is. Dat betekent echter niet dat de gecertificeerde instelling ook kan bepalen dat de jeugdige een PGB krijgt. Die beoordeling blijft een verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente zal de aanvraag voor het PGB beoordelen volgens de voorwaarden voor toekenning, zoals vastgelegd in de Jeugdwet en het gemeentelijk beleid. Gemeentelijk beleid en de uitvoering Niet in alle gevallen zijn de gemeentelijke beleidsstukken aangepast volgens het gewijzigde artikel 8.1.1 Jeugdwet. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Zolang de medewerkers in de uitvoering er maar van op de hoogte zijn dat een PGB ook mogelijk is voor kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel of een jeugdreclasseringsmaatregel. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid van een PGB voor jeugdigen die gesloten jeugdhulp krijgen. Voor de duidelijkheid: het PGB is dus enkel mogelijk voor de jeugdhulp die de jeugdigen nodig hebben tijdens de kinderbeschermingsmaatregel, jeugdreclassering of gesloten jeugdhulp. Tevredenheid over het jeugd-ggz-aanbod van de huisartspraktijk
Schulinck nieuwsbrief 2 juli 2015
Huisartspraktijk is goede aanvulling op jeugd-ggz Via uitgebreide huisartsconsulten en de inzet van een gespecialiseerde praktijkondersteuner voor jeugd-ggz kan de huisartspraktijk een goede aanvulling bieden op de jeugd-ggz. Dat blijkt uit een proefproject waar het NIVEL onderzoek naar heeft gedaan. In zes huisartspraktijken is driekwart jaar een jeugd-ggz-aanbod beproefd. De huisarts kon kinderen en jongeren met milde psychische klachten een uitgebreid consult van veertig minuten aanbieden. Vier tot acht uur per week was er een gespecialiseerde praktijkondersteuner voor jeugd-ggz aanwezig voor diagnostiek en behandeling. Verder was er een psychiater of gezinstherapeut beschikbaar voor consult. Samenwerking schoolmaatschappelijk werk Zowel de huisartsen en de praktijkondersteuners als de patiënten en hun ouders zijn tevreden over het jeugd-ggz-aanbod van de huisartspraktijk. Ongeveer de helft van de kinderen met psychische klachten kon binnen de praktijk behandeld worden, zonder dat het aantal verwijzingen naar de jeugd-ggz of het gebruik van psychofarmaca toenam. De praktijkondersteuners werkten vooral samen met het schoolmaatschappelijk werk. Aangezien de proef in januari 2015 eindigde, was er nauwelijks tijd om samen te werken met de sociale wijkteams. Bron: Nederlands Jeugdinstituut (NJi)
23
| Nieuwsbrief 88 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem