w\%«
*
fv'l
f' -J %J o
/
«sr -«-
f,-
Aan de Tweede Kamer der Staten-Greneraal. geven eerbiedig te k e n n e n , MRS. JOHANNES HERMANUS DE STOPP KLAAR
en JACQUES ADELBERT HAAKMAN,
regters in de gemengde regtbanken in Egypte respectivelijk te Caïro en te Alexandrie, vóór dien President der Arrondissements-Regtbank te Middelburg, en substituut-officier van Justitie bij die te H a a r l e m ; dat adressanten ten vorigen j a r e tot hunne tegenwoordige betrekking benoemd zijn door de Egyptische regering, op voordragt van den Nederlandschen Minister van Justitie; dat bij het opvolgen dier benoeming hun als Nederlandsche regterlijke ambtenaren, in stede van nonactiviteit, eervol ontslag is verleend; dat destijds daarin door hen is moeten worden berust, gehaast als zij waren in hun vertrek, door het aanzoek der Egyptische- en de aansporing der Nederlandsche Regering; dat de ervaring, sedert in Egypte opgedaan, hen doet be» twijfelen, of dit ontslag is in het belang des Vaderlands; dat zij zich verpligt gevoelen, de gronden van dien twijfel aan de V^ertegenwoordiging mede te deelen, wijl hun alle overleg met de Regering is afgesneden, sedert het verzoek tot intrekking van dit ontslag, door den tweeden adressant
é aan Zijne Majesteit den Koning gerigt, is van de hand gewezen, blijkens ambtsschrijven van Hunne Excellenties de Ministers van Justitie
en Büitenlandsclie Zaken
in dato
vijf October jl., vreshalve zij thans de welvs^illehde aandacht der Tweede Kamer inroepen t^oor de na te melden feiten en beschouwingen; dat de reden van het in casn verleend ontslag blijkbaar is gelegen in de meening der Nederlandsche Regering dat hët regterschap, door adressanten bekleed, is eene bediening door eéne vreemde Regeering opgedragen, wijl, tegelijk mét hetzelve, hun is gegeven de Koninklijke toestemming, bij art. 9, 1. 2 Burgerlijk Wetboek bedoeld en nu onlangs de fungerende Nederlandsche agent en Consul-Generaal in Egypte door Zijne Excellentie den Minister vatt Buitenland^ sche Zaken is aangeschreven, de Nederlandsche regters in de gemengde regtbanken voortaan aan te merken als Egyptische ambtenaren; dat met alle bescheidenheid zij aangetoond, hoe deze opvatting der ISfederlandsche Regering strijdt met den feite-^ lijken, den regts- en den historischen grondslag der gemengde regtspleging in Egypte: A. Met den felUUjken grondslag. De Egyptische Regering benoemt j a , de Haar vreemde magistraten tot regters, maar die benoeming wijkt ten eenenmale af van die in Souvereine Staten. Immers zij geschiedt niet, gelijk daai% uit eigen bevoegdheid en zonder vreemde inmenging, terwijl de westersche regters in Egypte niet benoembaar zijn, zonder de keuze, immers de daaruit ontstane voordragt van den Minister van Justitie in hun vaderland. Onmogelijk als de Egyptische Regering de magistraten
in den vreemde kennen, dus kiezen kan, draagt zij die keuze over op de Ministers van Justitie in het Buitenland. Reeds daardoor wordt de van Haar emanerende benoeming eene bloote formaliteit ter bevestiging der Buitenlandsche voordragten hiertoe - maar vooral is zij dit door de omstandigheid, dat zij aan die voordragten gebonden is, doordat zij geen der benoemden toe mag laten zonder goedkeuring en toestemming van hun Gouvernement, ondenkbaar wanneer de benoeming in strijd met diens voordragt zijn mogt. Zoo steekt de opdragt van het regterschap veeleer in de Haar moverende Vaderlandsche voordragt en in de Haar ratificerende Vaderlandsche toestemming, dan in de benoeming zelve, strekkend slechts ter executie en legalisatie der voordragt, en bij strijd daarmede onuitvoerbaar bij ontstentenis der noodige Vaderlandsche autorisatie. Reeds hierom kan met de Nederlandsche Regering niet geredeneerd worden uit art. 9 1. S B. W., wijl het hier bedoelde ambt veeleer door de Nederlandsche - dan door de Egyptische Regering opgedragen is. Maar, wat hiervan ook zij, onbetwistbaar is het, na het voorafgaande, dat die opdragt niet is de zelfstandige , eigenaardige daad van het Egyptisch Gouvernement - zooals om het aangehaald wetsartikel te kunnen aanvoeren vast zou moeten staan - maar daarentegen eene gecombineerde handeling tusschen dit en het Nederlandsche. B. Met den regtsgrondslag. Tot het uit eigen hoofde opdragen van elk regtersambt is de Egyptische Regering volstrekt onbevoegd, omdat de Souvereine regtspraak niet is bij haar, maar bij de Porte, als niet op Haar overgedragen bij den Hare attributen afbakenenden, firman van 1873.
4 Tot het bij delegatie, namens en voor de Porte, opdragen van het regterschap in de gemengde regtscolleges is zij absoluut onbevoegd, omdat de regtspraak aan deze coUegiën opgedragen, nl. die tusschen vreemdelingen van verschillende nationaliteit, ingevolge de capitulaties en het deze handhavend tractaat van Parijs, niet is bij Turkije maar bij de westersche Mogendheden. Hieruit nu volgt regtstreeks, dat adressanten niet te beschouwen zijn als Turksche, veel min als Egyptische ambtenaren. C. Met den Jdstorischen grondf>lag.
Jaren waren er toe noodig, om de Westersche Mogendheden in principe te winnen voor de regterlijke hervorming in Egypte, dat is: voor het tijdelijk aan andere handen toevertrouwen der consulaire regtspleging. Bij uitkomst zijn de breed opgezette wijzigingen in het bestaande ingekrompen tot een minimum, ondanks alle erkenden het ontoereikende en vicieuse der tegenwoordige regtsinstellingen. De redenen dier aarzeling zijn bekend uit het verhandelde ter internationale Conferentie te Caïro. De voornaamste was wel, dat geene verbetering van eenige verandering verwacht werd, wanneer de Oostersche hebbelijkheden en beschouwingen zich in de regtspleging zouden blijven doen gelden. Ter verhoeding daarvan zijn een tal van, straks te noemen, waarborgen bedongen, in hun onderling verband en zamenhang alle strekkend tot wering van het Egyptisch, tot gronding van het Westersch overwigt. Geheel strijdig nu met deze hare rigting, ware ongetwijfeld alle overdragt van het vrij en onafhankelijk benoemingsregt der regters aan Egypte. Reeds daarom valt daar-
5 aan niet te denken, maar te minder, omdat 1". zulk eene overdragt inbreuk zou maken op Turkye's door de Mogendheden
gegarandeerde souvereiniteit,
2". zij de,
volgens
tractaat, slechts tijdelijk te schorsen capitulaties volkomen vernietigd zou hebben, door de souvereine regtspraak van het Westen op Egypte over te dragen, en hiermede zinledig gemaakt zou hebben het beding, dat de Mogendheden na vijfjaren, desverkiezend, hare regtspraak zouden kunnen hernemen. Van dit alles is dan ook niets. Het met de tractaten één geheel uitmakend, en aaa dier protocollen gehecht reglement d'organisation judiciaire pour les proces mixtes en Egypte, d. i. de ter internationale conferentie te Caïro aangenomen
grondslag der hervorming, wijst zulks uit.
Hoffelijkheidshalve
mogen de Mogendheden de Egyptische
Regering daarbij hebben laten verklaren, dat zij ook de leus heeft der door haar te benoemen regters, tevens hebben zij echter rekening gehouden met de feitelijke onmogelijkheid hiertoe, door Haar in één adem deze te doen uitspreken, om, met het oog hierop, in voege als hiervoren is opgemerkt, Hare benoemingen te binden aan de keuze en de voordragt van het buitenland. Men leze art. 5 om er zich van te overtuigen! Het luidt: // La nomination et Ie //choix des juges appartiendront au Gouvernement Egyptien, //mais pour être rassuré lui-même sur les garanties que //présenteront les personnes dont il fera choix, il s'adres// sera officieusement aux Ministres de la Justice a Tétran,/ ger, et n'engagera que les personnes, munies de l'acquies,/cement et de l'autorisation de leur Gouvernement. •« Terwijl dit artikel suaviter in modo, fortiter in r e , voor de Westersche Mogendheden het regt vindiceert, om zelf de door Haar naar de tractaten , ai te vaardigen regters te
6 kiezen, klinkt het
zeker vreemd dat de Nederlandsche
Regering, ondanks Hare voordragt, de benoeming der Nederlandsche regterlijke ambtenaren aanmerkt als eene louter Egyptische handeling. Is het omdat de voordragt slechts officieus gevraagd wordt? Het is onaannemelijk, want de daad der voordragt, onder welken vorm ook, is, als uit tractaat voortvloeijend, eene publiekregtelijke; maar zij is bovendien eene Regeeringsdaad, onafscheidelijk verbonden als zij is aan de na de benoeming te geven Gouvernementeele toestemming, wel te onderscheiden van de in het Hollandsch gestelde, dus voor de Egyptische Regeering onverstaanbare, aan adressanten naar art. 9 1. a B. W. verstrekte vergunning; dat terwijl door het voorafgaande aangetoond mag wezen, dat adressanten geen Turksch, noch Egyptisch ambt bekleeden, dus geene Turksche en geene Egyptische ambtenaren zijn, thans de vraag nog overblijft naar het publiekrechtelijke karakter van het hun opgedragen regterschap, w^jl daarvan afhangt de beoordeeling der al of niet gegrondheid van het hun verleend ontslag; dat reeds a priori de zamenwerking tusschen het Nederlandsch en het Egyptisch gouvernement tot de aanstelling van adressanten grond geeft tot het vermoeden, dat Nederland belang had bij die aanstelling, en dit belang als door Egyj)te verwezenlijkt, een internationaal is, dat dit vermoeden wordt bewaarheid door het ten vorigen jare tusschen Nederland en Egypte gesloten tractaat: tot de uitvoering waarvan, in het belang van beide Staten, immers tot de overneming en voorloopige uitoefening van het internationale deel der consulaire regtspraak, adressanten door Nederland voorgedragen, door Egj^pte benoemd, en op Nederlandbche magtiging toegelaten zijn.
7
dat naar dit belang zich laat beoordeelen het karakter van het adressanten opgedragen regtersambt, en dit bovendien , om het zuiver internationale der daaraan verknochte regtspraak, als van internationalen aard is te beschouwen; dat alleen naar deze beschouwing, zich verklaren laat, dat de Porte buitenlandsche inmenging, ja keuze, gedoogt in de benoeming van regters op Turksch grondgebied, en toestaat niet alleen dat vreemden, maar dat, in strijd met den Koran, ongeloovigen, en nog wel voor de meerderheid, hiertoe benoemd worden. dat eveneens alleen daaruit te begrijpen is, dat den regters in de gemengde regtbanken noch ambtseed aan, noch regtspraak in naam van eenigen souverein is voorgeschreven; dat dan ook werkelijk het internationaliteits-begrip het uitgangspunt geweest is van alle de onderhandelingen over de regterlijke hervorming, en hieraan door de Westersche mogendheden zoo streng is vastgehouden, dat bij uitkomst het reeds aangehaald reglement d'organisation judiciaire der Porte, als ten dezen door Egypte vertegenwoordigd, ondanks het feit, dat de regtspleging ook tot hare onderdanen zich uitstrekt, bevoegdheden ontzegt en verpligtingen oplegt, welke slechts naar dit begrip zijn te verklaren, als daar zijn, behalve de reeds opgemerkte: 1". die van slechts voor de minderheid onderdanen tot regters te mogen benoemen; naar art. 3. «Chacun de ces tribunaux sera compose de sept juges, qiiatre étrangers et trois indigenes; art. 3. Il y aura k Alexandrie une Cour d'Appel composée de onze magistrats, quatre indigenes et sept étrangers; 2". die van niet zelf de voorzitters, d. lo. z, hen die de teregtzittingen en beraadslagingen presideren , te henoemev,; Art. 2 , 1 . 3. «L'un des juges étrangers prósidera avec Ie
8
titre de vice-president et sera désigné par la majorité des membres étrangers et indigenes.» Art. 3 , 1. 2. « L^m des magistrats étrangers présidera sous Ie titre de vice-president et sera désigné de la méme maniere que les vice-presidents des tribunaux.» .3". die van de regters niet te mogen bevorderen; Art. 20. L'avancement des juges et leur passage d'un tribunal a un autre n'aura lieu que de leur consentement et sur Ie vote de la Cour d'Appel, qui prendra l'avis des tribunaux intéresses.» 40. die van de regters niet te mogen onderscheiden noch heloonen ; Art. 23. «Le juges ne seront point Tobjet de la part de Tadministration égyptienne de distinctions honorifiques ou matérielles.» 5^. die van de wetloelen niet zelf te mogen vaststellen, wijl die in Egypte, hoewel den titel van Codes Egyptiens dragend, naar art. 34 der Mogendheden ter goedkeuring zijn aangeboden, en zoowel Frankrijk als Italië die hebben doen wijzigen. 6° die van vreemde talen in de regtzaal te moeten toelaten: Art. 16. //Les langues judiciaires employees devant Ie tribunal pour les plaidoiries et la redaction des actes et sentences seront les langues du pays, Titalien et Ie Irangais;/, dat ter handhaving van het internationaliteitsbegrip, de Oostenrijksche afgevaardigde ter conferentie te Caïro heeft voorgesteld, bij het reglement te bepalen, dat de tot regters benoemde magistraten
hunne vaderlandsche
bedieningen
zouden behouden, een voorstel, dat, hoe ook om zijne strekking beaamd, slechts gezwicht is voor de opmerking van wege de Egyptische Regering, dat een Egyptisch reglement kwalijk in kon grijpen op de administratieve aangelegenheden van andere Gouvernementen;
9 dat de tot dusver toegetreden westersche Mogendheden, met namen Engeland, Rusland, Oostenrijk, Duitschland, Italië, de Vereenigde Staten van Noord-America, Zweden en Koorwegen, Griekenland en België, ook bij de uitvoering harer tractaten het internationaliteitsbegrip hebben vooropgezet, en krachtens dit, de zetels voor de door haar afgevaardigde regterlijke ambtenaren selve hebben aangewezen, en hen, terstond na hun aankomst in Egypte, door hare Agenten Consuls-Generaal hebben doen voorstellen aan den Khedive. dat diezelfde Mogendheden
uit
datzelfde
begrip
alle
- alleen met uitzondering van België,-de door Haar voorgedragen magistraten gehandhaafd hebben in hunne Vaderlandsche ambten, door toekenning van non-activiteit, voor niet weinigen zelfs met behoud van het vaderlandsche tractement; dat alleen Nederland zich in alle opzigten van alle andere Mogendheden heeft
afgescheiden, door de Nederlandsche
regters niet alleen uit de vaderlandsche dienst te ontslaan, maar tevens door hunne plaatsing, als die der inlandsche, aan de Egyptische Regering over te laten en hunne voorstelling aan den Khedive, door den Agent, Consul-Generaal, te doen, althans te laten weigeren; dat deze gedragslijn te opvallender is, nu zij zelfs niet zamengaat met die der Egyptische Regering, welke, wel verre van de regterlijke hervorming als eene uitsluitend Egyptische aangelegenheid aan te merken, haar mede klaarblijkelijk als eene internationale aanmerkt, door, ondanks de aanwezigheid van alle regters, behalve de Fransche, de invoering der nieuwe regtspleging tot dusver te verdagen, en haar, blijkens Circulaire aan de Mogendheden van 15 October jL, niet^ gelijk aanvankelijk was bepaald op 18 October te doen in werking treden, maar, zooals zij uitdrukkelijk
«
10 verklaai-fcj opdat Frankrijk middelerwijl zich kunne uitspreken, tot 1 Januarij e k. uit te stellen; dat door dat alles genoegzaam mag zijn aangetoond, dat adressanten belast zijn met door alle Mogendheden als internationaal erkende functies, en zulks ook in het belang van Nederland, zoodat de in die functies door de Regering gevonden grond voor hun ontslag daarin niet is gelegen, en dat ontslag dus als niet noodzakelijk is te beschouwen; dat thans valt aan te toonen, hoe het ontslag en de van de zijde der Nederlandsche Regering plaats hebbende gelijkstelling der Nederlandsche regters met de Arabische, strijden met het Vaderlandsch belang en prestige; dat door het vorig Kabinet, in navolging alleen van Rusland, bij het tractaat met Egypte is gemaakt het voorbehoud van de vrijheid tot terugtreding, indien eene der Mogendheden zich aan de hervorming mogt onttrekken, een voorbehoud, getuigend van scherpzinnigheid, maar bij de uitvoering van het tractaat feitelijk te niet gedaan, nu de Regeriiig door het den Nederlandschen regters verleend ontslag en de hun nog bovendien verleende Koninklijke toestemming tot aanvaarding van hun ambt, zich de vrijheid en magt benomen heeft om hen in zoodanig geval terug te roepen; dat de gelijkstelling door de Nederlandsche Regering der Nederlandsche regters met de inlandsche, wordt zij volgehouden ; ontwijfelbaar leiden moet tot het feit, dat deze, door de vaderlandsche Regering losgelaten, zonder zekerheid van in het Vaderland eenmaal op waardering hunner diensten in het Oosten te mogen rekenen, als Egyptische ambtenaren, de Egyptische gehoorzaamheid betrachten, met dit gevolg, dat het slechts één stem meerdei-heid hebbend Westersch overwigt, onherstelbaar verbroken zou blijken,
•
11 en alle de daarvoor bij het reglement bedongen waarborgen verijdeld zouden zijn ; dat toch alle dergelijke vt^aarborgen bij ervaring nutteloos zullen blijken, indien de Consuls, waar het pas mogt geven^ daaraan niet de hand houden , eene krachtige en fiere houding, het Nederlandsche Consulaat onmogelijk, sedert het, naar de aanschrijvingen van Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken, de Nederlandsche regters als Egyptische ambtenaren had te beschouwen, en dus zich niet te storen had aan, veel min te mengen in hunne aangelegenheden met de Egyptische Regering; dat onder deze omstandigheden het Nederlandsch prestige niet wordt gehandhaafd, en integendeel moet lijden bij het voor alle Mogendheden aanschouwelijk feit, dat haar voorbeeld alleen door Nederland niet wordt gevolgd, en dat zijne behoedzaamheid bij het sluiten van het tractaat heeft plaats gemaakt voor een geheel op zich zelf staand beleid, zijne regters dwingend om zich te conformeren^ zonder zich te storen aan de tractaten, welke hen tot i, reformeren" naai* Egypte riepen; dat het voor Nederland niet aangaat, het gegeven ontslag te vei-dedigen met een beroep op België, wijl dat in ieder geval, zooals reeds is aangetoond, langs anderen weg de internationaliteit zijner regters handhaafde , voorts in zijn tractaat niet heeft de Nederlandsche hiervoren vermelde clausule, en eindelijk niet, gelijk Nederland, zoo wegens zijne plaats als derde onder de op het Kanaal van Suez varende Mogendheden, als wegens zijne Koloniën, groote belangen in Egypte heeft te vertegenwoordigen, dus elke geïsoleerde, tot aanstoot leiden kunnende politiek heeft te vermij deii. dat de Nederlandsche Regering bij Haar aangehaald ambts-
u schrijven van 5 October jl. de intrekking van het ontslag, immers het verleenen van non-activiteit, afwijst op grond ,/ dat de wet op de regterlijke organisatie en het beleid der Justitie alleen kent ambtenaren van de regterlijke magt in active dienst in of bij eenig regtscoUegie of kantongeregt;// dat adressanten hiertegen met alle bescheidenheid aanvoeren , dat dit het geval moet wezen bij alle soortgelijke wetten in andere landen, wijl daarbij niet is kunnen worden gedacht aan het nog nimmer vroeger voorgekomen geval van detachering van regterlijke ambtenaren, hetgeen intusschen de overgroote meerderheid der vreemde Regeringen niet weerhouden heeft, de naar Egypte vertrokken regters op non-activiteit te stellen. dat slechts de Italiaansche Regering de aarzeling der Nederlandsche heeft gedeeld, doch, op initiatief der Kamer bij wet heeft bepaald, dat de naar Egypte voor vijf jaren afgevaardigde regterlijke ambtenaren hunne vaderlandsche rangen en anciënniteit, in het genot van non-activiteit, behouden; dat wanneer de Nederlandsche wet op de regterlijke organisatie eene mindere ruime uitlegging toelaat, dan aan die op de militaire geneeskundige dienst en den Waterstaat meermalen is gegeven, niets beletten kan en integendeel het Vaderlandsch belang schijnt te vorderen, dat in het tegenwoordig, nimmer voorgekomen geval, op het voetspoor van Italië bij speciale wet worde voorzien; dat adressanten zich wenschen te onthouden van elke klagt, hoe regtmatig ook, over de onbillijkheid van een ontslag, dat hen, voor het Vaderland in den vreemde werkzaam, na jaren lange dienst zelfs versteekt van hunne eventuele aanspraken op pensioen, en bij eventuelenterugkeer in het vaderland en begeerte van aanstelling afhanke*
15 lijk maakt van administratieve welwiliendlieid en billijkheidsgevoel. Redenen waarom adressanten de Tweede Kamer der Staten-Generaal eerbiedig verzoeken, in overweging te nemen of Nederland's belang strookt met liun ontslag en hunne gelijkstelling met Egyptische ambtenaren, en naar dien te handelen zooals Zij zal vermeenen te behooren. 't Welk doende enz. Cmro, vijf November 1800 vijf en zeventig. J. H. DE STOPPELAAR. Alexandrië, zes November 1800 vijf en zeventig. J. A. HAAKMAN.
/
n I'