VVE ARNHEM
Peuters die spelen leren voor later Vroegsignalering en toeleiding van doelgroeppeuters naar voorschoolse educatie Voor- en Vroegschoolse Educatie
VVE ARNHEM Deze notitie is tot stand gekomen op basis van afspraken met de volgende instellingen:
Tekst & redactie Annette Mullink Vormgeving Marcel van Wilsem Vos
Stichting PAS Beverweerdlaan 3 6825 AE Arnhem 026 - 760 09 00
Voorwoord Het doel van de voorschoolse educatie is peuters met (risico’s op) taal/ontwikkelings- en onderwijsachterstand goed voor te bereiden op de start in de basisschool, zodat zij meer kans hebben op een succesvolle schoolloopbaan. De Wet Onderwijskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) bepaalt dat gemeenten moeten zorgen voor een 100% aanbod zodat de kinderen voor wie de voorschoolse educatie is bedoeld, daar ook daadwerkelijk gebruik van kunnen maken. Gemeenten zijn daarbij vrij in het bepalen van hun doelgroep, maar worden hiervoor bekostigd op basis van het aantal kinderen met een leerlinggewicht in het primair onderwijs1. De gemeente Arnhem heeft zich in het Onderwijsachterstandenbeleidsplan 2010-2014 een ambitieus doel gesteld: alle kinderen die dat nodig hebben, hebben recht op een laagdrempelig aanbod voorschoolse educatie. Waarbij het VVE-aanbod bestaat uit vier dagdelen een kwalitatief educatief aanbod volgens de standaard uit het Kwaliteitshandboek VVE (oktober 2011). De instellingen in Arnhem die samenwerken in de voorschoolse educatie hebben zich verbonden met deze ambitieuze doelstelling. Gezamenlijk hebben we gewerkt aan een manier om deze doelstelling te realiseren. We hebben antwoorden gezocht en gevonden op de volgende vragen: 1.
Welke kinderen hebben een VVE-aanbod nodig in de voorschoolse periode?
2.
Hoe vinden we deze kinderen en ouders?
3.
Hoe zorgen we ervoor dat deze kinderen daadwerkelijk geplaatst worden?
4.
Hoe weten we of alle kinderen die dit nodig hebben bereikt worden?
5.
Wat staat ons, in samenwerking en binnen de eigen organisatie, te doen om de antwoorden op bovenstaande vragen te realiseren?
De antwoorden hebben geleid tot afspraken om het doel, alle kinderen die het nodig hebben naar de voorschoolse educatie, te bereiken. Afspraken die betrekking hebben op onderlinge samenwerking, op randvoorwaarden, op de werkwijze in de eigen organisatie en op het evalueren van het resultaat. Daarvoor was het nodig om over de grenzen van de eigen instelling heen te kijken. En de partnerinstellingen mee te laten kijken in de eigen keuken. In voorliggend document is de werkwijze bij vroegsignalering en toeleiding VVE in Arnhem vastgelegd en in gezamenlijkheid vastgesteld op 7 juli 2014. Met dit document geven we uitvoering aan de beleidsdoelstelling van de gemeente Arnhem t.a.v. het bereik van doelgroepkinderen VVE. Allen hartelijk dank voor de samenwerking en veel succes bij de uitvoering van dit beleid! Arnhem, 7 juli 2014 Annette Mullink, coördinator voor- en vroegschoolse educatie
1
Het leerlinggewicht is afhankelijk van het opleidingsniveau van de ouders, zie voor een toelichting www.duo.nl
3
4
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................................................ 3 Inhoud ................................................................................................................................................................... 5 Inleiding ............................................................................................................................................................... 7 1
Kader en doelstelling ................................................................................................................................. 9
2
Richtlijnen bij indicatie en verwijzing ................................................................................................ 11
3
2.1
Doelgroepbepaling voorschoolse educatie ................................................................................... 11
2.2
Plaatsing met VVE-indicatie ........................................................................................................... 13
Stappenplan indicatie, verwijzing en toeleiding ............................................................................... 15 3.1
Het consultatiebureau ...................................................................................................................... 15
3.2
De VVE-instelling ............................................................................................................................. 17
3.3
Resultaat indicatie en verwijzing aanmelding en plaatsing .................................................. 18
4
Samenwerking .......................................................................................................................................... 19
5
Privacy ........................................................................................................................................................ 21
Bijlagen ............................................................................................................................................................... 23 Bijlage 1: Verwijsformulier voorschoolse voorziening ............................................................................. 25 Bijlage 2: Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek ..................................................................................... 27 Bijlage 3: Folder “Peuters die spelen leren voor later” ............................................................................. 31
5
6
Inleiding Voorschoolse voorzieningen bieden jonge kinderen een veilige, gestructureerde en kindvriendelijke omgeving waarin zij zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen en groeien.
Door te spelen, te experimenteren en door het opdoen van contacten met anderen levert dit voor kinderen een heel scala aan ervaringen op. Dit geldt voor alle kinderen. Kinderen met een (verhoogd risico op een) achterstand in hun ontwikkeling profiteren extra van een voorschoolse voorziening. Het bezoeken van een voorschoolse voorziening kan een beschermende factor zijn t.o.v. de risicofactoren. De locaties met voor- en vroegschoolse educatie (VVE) zijn specifiek toegerust om deze kinderen te begeleiden en een passende speelleeromgeving te bieden.
7
8
1 Kader en doelstelling De gemeente Arnhem wil speciale aandacht voor jonge doelgroepkinderen ter voorkoming van maatschappelijke problemen als onderwijsachterstanden, maatschappelijke uitval en jeugdcriminaliteit. Doel is om alle risicokinderen in Arnhem te signaleren en in overleg met de ouders toe te leiden naar voorschoolse voorzieningen met VVE. Het doel van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden bij jonge kinderen met als resultaat een aanzienlijke vergroting van kansen aan het begin van de schoolloopbaan. Bij een VVE-plaatsing gaan kinderen 4 dagdelen naar een voorschoolse voorziening met VVE (kinderen zonder VVE-indicatie gaan 2 dagdelen). De kinderopvang is voor kinderen van 0 – 4 jaar, de peuteropvang is voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot 4 jaar.2 De kinderen krijgen begeleiding van professionele medewerkers die geschoold zijn in de in Arnhem gebruikte VVE-programma’s en methodieken. De basis is Kaleidoscoop waarbij er veel aandacht is voor taalstimulering en woordenschatontwikkeling. De jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen van het consultatiebureau stellen indicatoren vast voor een verwijzing VVE en verwijzen de ouders naar de voorschoolse VVE-voorziening. De benaming is verwijzing VVE. In voorliggend protocol wordt deze procedure van indicatiestelling, verwijzing en toeleiding weergegeven. Dit protocol vervangt het protocol uit 2011 “Protocol vroegsignalering en toeleiding VVE 2011”.
2
i.v.m. de (financiële) harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang vanaf 1 juli 2014 vallen de peuterspeelzalen onder de Wet
Kinderopvang, we spreken van voorschoolse voorzieningen.
9
10
2 Richtlijnen bij indicatie en verwijzing Om een doelgroepkind te definiëren in de voorschoolse periode heeft het consultatiebureau een rol in de signalering, indicatie en toeleiding op basis van risicoregistratie. Om af te wegen of er sprake is van een doelgroepkind VVE, moeten de mogelijke risicofactoren van de ouder of verzorger en het kind zelf tijdens ieder consult in kaart worden gebracht en vastgelegd. Daarnaast moet ook worden geregistreerd of er bedreigingen uit de directe omgeving zijn en of er sprake is van een multiprobleemgezin. Het consultatiebureau registreert onder andere door middel van het gespreksprotocol uit SamenStarten3 verschillende factoren, die niet alleen een indicator zijn voor het bepalen van risicokinderen, maar eveneens van belang zijn bij het voorkomen van risico’s en achterstanden.
2.1
Doelgroepbepaling voorschoolse educatie
De volgende factoren bepalen of een kind valt onder de doelgroep van VVE: 1.
Kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau die volgens de gewichtenregeling primair onderwijs als 0.3 of 1.2 leerlingen worden aangemerkt.
2.
Kinderen met een taalachterstand, te indiceren door logopediste of consultatiebureau, op basis van uitval in het Van Wiechenonderzoek met aanvulling uit de handreiking NCJ mei 2013 “Uniforme signalering taalachterstanden” (bijlage: Van Wiechenschema en bron: handreiking “Uniforme signalering van taalachterstanden bij jonge kinderen; Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, Utrecht, mei 2013).
3.
Kinderen met een taalarme thuisomgeving: kinderen waarbij thuis weinig taalstimulatie plaats vindt en met wie thuis weinig gesproken wordt4 . Wanneer een kind de taal die thuis wordt gesproken niet goed beheerst, dan is er reden tot zorg en is verwijzing nodig.
3
“Samen Starten is een stapsgewijze aanpak om een gunstige ontwikkeling van het kind van 0 – 3 jaar te bevorderen. Een belangrijk doel is
vroegsignalering van zorgwekkende opvoedingssituaties. De signalering vindt plaats op het consultatiebureau. Bij problemen bezoekt de verpleegkundige jeugdgezondheidszorg het gezin thuis en maakt samen met de ouders een plan om de problemen aan te pakken. Het uiteindelijke doel is het voorkomen van psychische en sociale problemen, antisociaal gedrag en criminaliteit.” (Bron: http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=122729 ) 4
Een taalachterstand door onvoldoende blootstelling aan de eerste taal van een kind wordt een blootstellingsachterstand genoemd (Van der
Ploeg et al., 2007). Met de ‘eerste taal’ van een kind wordt bedoeld de meest gesproken taal. Er zijn twee vormen van een blootstellingsachterstand in het Nederlands. Het kan voorkomen bij kinderen die worden opgevoed in een andere taal, maar het kan ook worden veroorzaakt bij kinderen met Nederlands als eerste taal met wie weinig of slecht Nederlands wordt gesproken. Als bij anderstalige kinderen de taalontwikkeling in de andere taal goed verloopt is er normaal gesproken geen probleem met het aanleren van het Nederlands als tweede taal.
11
Ouders van kinderen die thuis geen Nederlands horen spreken, krijgen het advies hun kind naar een Nederlandstalige voorschoolse voorziening te laten gaan. 4.
Anders:ontwikkelingsachterstand anders, gedragsproblematiek en of (risico op) weinig ontwikkelingsstimulering in de thuisomgeving met als mogelijk gevolg taal/ontwikkelingsachterstand.
Sociaal-medische indicatie SMI5 Daarnaast kent Arnhem de vastgestelde procedure kinderopvang in het kader van sociaal-medische indicatie (SMI). De kinderopvang SMI wordt ingezet als bij ouder(s) en/of verzorger(s) sprake is van een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking (overbelasting), waarbij de ontwikkeling van het kind ernstig wordt belemmerd of geschaad. De vaststelling van de indicatie geschiedt door het consultatiebureau STMG. Het consultatiebureau geeft bij de indicatie aan: <
De periode waarvoor kinderopvang SMI noodzakelijk is (tot een maximum van 9 maanden)
<
Het aantal uren
<
Welke dagdelen / dagen
<
De frequentie
<
De soort / vorm kinderopvang
<
De redenen
<
Of er een voorliggende voorziening is
Een SMI-indicatie is geen VVE-indicatie.
(Bron: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Standpunt Signaleren van taalachterstanden door de Jeugdgezondheidszorg, 2009; http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/295001006.pdf )
5
12
Bron: memo “Aangepaste werkwijze kinderopvang sociaal medische indicatie (SMI) leeftijd: 0-4 jaar per 1 februari 2013”.
2.2
Plaatsing met VVE-indicatie
Alle peuters in Arnhem kunnen in principe voor twee dagdelen gebruik maken van een peuteropvang (2,5 – 4 jaar). De overheid subsidieert de peuterplaatsen en VVE-dagdelen, ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage 6. Met een VVE-indicatie kan een kind zonder extra kosten vier dagdelen gebruik maken van de peuteropvang op de voorschoolse voorziening. Doel van de gemeente is om voldoende VVE-plekken te realiseren voor alle doelgroepkinderen VVE, waarbij er geen grote en/of structurele wachtlijsten zijn. In het plaatsingsbeleid van de instellingen worden peuters op volgorde van leeftijd geplaatst vanaf 2,5 jaar. Kinderen met een VVE-indicatie worden met voorrang geplaatst als de ernst van de situatie snelle plaatsing vereist. Tijd op de wachtlijst telt niet mee voor versnelde plaatsing. In principe worden kinderen jonger dan twee en half jaar niet geplaatst op een peuterspeelzaal. Alleen in uitzonderingsgevallen kan een kind vervroegd geplaatst worden op de peuterspeelzaal. Er is dan altijd sprake van een indicatie VVE door het consultatiebureau met motivatie voor vervroegde plaatsing. Voorrangs- en vervroegde plaatsingen gebeuren altijd in overleg met de zorgcoördinator van de VVE-instelling. De verantwoordelijkheid voor plaatsing ligt bij de uitvoeringsorganisatie. Van ouders van kinderen met een VVE-plaatsing wordt verwacht dat zij deelnemen aan activiteiten ouderbetrokkenheid op de VVE-voorziening.
6
Ouders betalen een inkomensafhankelijke bijdrage bij plaatsing van hun kind op de voorschoolse voorziening volgens de gemeentelijke
ouderbijdragetabel. Deze wordt jaarlijks vastgesteld. De laagste inkomensgroepen betalen een geringe ouderbijdrage om de toegang tot de peuterspeelzaal ook financieel laagdrempelig te houden. Zie www.arnhem.nl/ouderbijdragetabel
13
14
3 Stappenplan indicatie, verwijzing en toeleiding Hieronder staan de stappen beschreven die het consultatiebureau moet nemen om te bepalen of een kind valt onder de doelgroep VVE en wat te doen als het kind onder de doelgroep VVE valt. Het gaat dus om kinderen met de volgende risicofactoren: 1.
Ouders met een laag opleidingsniveau
2.
Kinderen met een taalachterstand
3.
Kinderen met een taalarme thuisomgeving
4.
Anders: kinderen met ontwikkelingsachterstand / gedragsproblemen / risico op ontwikkelingsachterstand in thuissituatie
3.1
Het consultatiebureau
Bij ieder consult is er aandacht voor het gebruik van een voorschoolse voorziening. De jeugdverpleegkundige / consultatiebureau-arts bepaalt of het kind tot de doelgroep VVE hoort (zie criteria “doelgroepbepaling VVE”). Stappenplan actie consultatiebureau: 1. Inventarisatie en registratie doelgroep VVE (in digitaal dossier) STMG levert gegevens aan stichting PAS volgens format kwartaalgegevens t.b.v. monitoring VVE. 2. Vragen naar gebruik voorschoolse voorziening – belang voor kind bespreken
met risicofactoren: < jonger dan 2 jaar: verwijzen naar kinderopvang, speelmorgen of spel aan huis* > ouder dan 2 jaar: verwijzen naar voorschoolse VVE-voorziening in de wijk* Invullen “verwijsformulier voorschoolse voorziening” (bijlage). (* Afhankelijk van mogelijkheden en wensen ouders) 3. Informatie VVE meegeven Folder “Peuters die spelen leren voor later” 4. Informatiefolder met inschrijfformulier peuterspeelzaal / kinderdagverblijf bespreken 5. Verwijzing direct per mail aan peuterspeelzaal / kinderdagverblijf (contactpersoon instelling- adreslijst zie bijlage). Indien nodig via een “warme overdracht” (toelichting door jeugdverpleegkundige / jeugdarts).
15
Opmerkingen: <
Bij vragen / twijfels over de taalontwikkeling kan de jeugdverpleegkundige / jeugdarts de logopediste van stichting PAS inschakelen.
<
Bij moeilijkheden in verwijzing / toeleiding: medewerkers van Stap-in kunnen ingeschakeld worden om hierbij te ondersteunen. Medewerkers van Stap-in zijn met regelmaat aanwezig op het consultatiebureau. Stap-in en STMG stellen nog indicatoren vast op basis waarvan het consultatiebureau Stap-in medewerkers inschakelt (september 2014, monitoring VVE-toeleiding Stap-in).
<
De VVE-instellingen zorgen er voor dat op het consultatiebureau inschrijfformulieren (papier en digitaal) aanwezig zijn.
<
In de communicatie naar ouders omtrent de verwijzing VVE benadrukt het consultatiebureau de basis van samenwerking met de voorschoolse instelling.
<
16
Bij meningsverschillen kan de ouder een beroep doen op de klachtenprocedure van de STMG.
3.2
De VVE-instelling
Ontvangst van de verwijzing: 1. De instelling neemt contact op met de ouders en plaatst het kind (indien nodig met voorrang) op de peuterspeelzaal / kinderdagverblijf. 2. De instelling koppelt per mail het resultaat terug aan het consultatiebureau: a aanmelding en b plaatsing 3. De instelling registreert de kinderen als doelgroep VVE en levert gegevens aan stichting PAS in het format kwartaalgegevens t.b.v. de VVE monitor. 4. Als de medewerker van de voorschoolse voorziening de indicatie van het consultatiebureau niet herkent bij het kind als zijnde doelgroepkind neemt zij in samenspraak met de zorgcoördinator c.q. verantwoordelijk manager contact op met het consultatiebureau. 5. Als de voorschoolse voorziening een kind signaleert als doelgroepkind (o.b.v. risicofactoren) en dat kind is niet als zodanig gesignaleerd door het consultatiebureau neemt zij in samenspraak met de zorgcoördinator c.q. de verantwoordelijk manager contact op met het consultatiebureau. Bij twijfel roept het consultatiebureau op voor een extra consult. VVE-signalering loopt altijd via de zorgcoördinator / manager.
Opmerkingen: <
In de communicatie naar ouders omtrent de verwijzing VVE benadrukt de voorschoolse instelling de basis van samenwerking met het consultatiebureau.
<
Bij meningsverschillen kan de ouder een beroep doen op de klachtenprocedure van de instelling.
17
3.3
Resultaat indicatie en verwijzing aanmelding en plaatsing
De voorschoolse instellingen koppelen het resultaat per kwartaal terug aan het consultatiebureau.Consultatiebureau registreert het resultaat. Stichting PAS draagt zorg voor de monitoring van indicaties, verwijzingen en plaatsingen. STMG , Stap-in en de VVE-instellingen leveren gegevens aan stichting PAS volgens format kwartaalgegevens t.b.v. monitoring doelgroep VVE. Als bij het 24 maanden consult blijkt dat het om een doelgroepkind gaat maar waarbij geen aanmelding plaats (gaat) vinden bij een voorschoolse voorziening wordt een extra consult 30 maanden ingepland gericht op toeleiding. Invullen “verwijsformulier voorschoolse voorziening” . Bij ieder vervolg consult (36 maanden en 45 maanden) vraagt de jeugdarts of jeugdverpleegkundige na of het kind nog op de peuterspeelzaal / het kinderdagverblijf zit. Blijft resultaat uit, dan kan de jeugdverpleegkundige derden inschakelen zoals huisarts, maatschappelijk werk, ZAT 0-4 en/of kan besluiten een melding te doen in de verwijsindex (VIRA) en evt. Advies Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
18
4 Samenwerking Iedere partnerorganisatie zorgt ervoor dat dit protocol binnen de eigen organisatie wordt geïmplementeerd. Deze werkwijze vraagt om goede samenwerking tussen de instellingen in een sfeer van respect voor en vertrouwen in ieders professionaliteit en deskundigheid. Samen zijn we meer dan de som der delen. Hiervoor is het nodig dat medewerkers van de instellingen elkaar leren kennen en verstaan. De onderlinge samenwerking wordt actief gestimuleerd en gefaciliteerd vanuit het management van de organisaties. Medewerkers nemen deel aan diverse vormen van werkoverleg tussen de organisaties. Zo komen in het kader van het vindplaatsgericht werken medewerkers van het consultatiebureau regelmatig op de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf. De medewerkers van Stap-in zijn regelmatig aanwezig op het consultatiebureau tijdens spreekuren. Het consultatiebureau en de VVE-instelling organiseren wijkgerichte bijeenkomsten gericht op ontmoeting en verdieping, zij faciliteren de onderlinge samenwerking in de wijk. Er is een stedelijke projectgroep o.l.v. stichting PAS die de implementatie en uitvoering van het protocol volgt, de onderlinge samenwerking bevordert en acties uitzet teneinde de doelstelling, het bereiken van de doelgroepkinderen met voorschoolse educatie, te realiseren. Aan deze projectgroep nemen medewerkers uit het management van de partnerinstellingen deel.
19
20
5 Privacy Het is belangrijk dat naar ouders duidelijk gemaakt wordt dat er tijdens het gehele proces van signalering, indicatiestelling, verwijzing, plaatsing en terugkoppeling steeds een nauwe samenwerking is tussen consultatiebureau en voorschoolse VVE-voorziening. Jeugdverpleegkundigen/artsen zeggen bij verwijzing van ouders direct dat het consultatiebureau de verwijzing doorgeeft aan de instelling, ook al moet de ouder zelf aanmelden. Tevens geven zij aan dat zij de instelling vragen of plaatsing gelukt is. De instelling geeft bij aanmelding dan wel plaatsing aan dat zij dit zullen doorgeven aan het consultatiebureau. De monitoring door stichting PAS gebeurt met inachtneming van de regelgeving in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens.
21
22
Bijlagen Verwijsformulier <
Het formulier is ontworpen om op tamelijk beknopte wijze de belangrijkste gegevens over een peuter over te dragen van het consultatiebureau naar de voorschoolse voorzieningen. Het geeft een indicatie voor de voorschoolse voorzieningen, gebaseerd op de indrukken die een jeugdverpleegkundige of consultatiebureauarts gedurende het bezoek aan het consultatiebureau, tijdens een huisbezoek of na een gesprek met de ouders/verzorgers heeft gekregen over de ontwikkeling van een kind.
<
Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek en aanvullende vragen.
<
Brochure “Peuters die spelen leren voor later” (www.stichtingpas.nl) Een algemene informatiefolder over VVE met een bijlage waarin de VVE-locaties en betreffende mailadressen per wijk vermeld staan.
<
Format kwartaalrapportage terugkoppeling VVE-verwijzing, aanmelding en plaatsing (wordt apart als Excel bestand aangeleverd aan betrokken instellingen).
Andere relevante bronnen (anders dan genoemd in de voetnoten) <
Alle kinderen zijn welkom, interne zorgstructuur Rijnstad, SPA, SKAR i.s.m. stichting PAS, 2009
<
Gemeentelijk OAB-beleidsplan 10-14, OAB-werkplan 2014
<
Handboek kwaliteit VVE Arnhem, 2011
<
Kinderopvang SKAR pedagogisch beleid
<
Meer doelgroepkinderen in de VVE, Forum Utrecht 2012
<
Pedagogisch beleidsplan stichting Rijnstad peuterspeelzalen, 2013
<
Pedagogisch beleidsplan SPA peuterspeelzalen 2014
<
Variatie in voor- en vroegschoolse educatie, G. Driesen, ITS Nijmegen 2012
<
Voorschoolse educatie: doelgroepbepaling en toeleiding, een handreiking voor gemeenten; Oberon Utrecht 2012/2013
<
Werkinstructie Spraak-Taal STMG 2012
<
Handreiking Uniforme signalering taalachterstanden NCJ, Utrecht, mei 2013
<
Privacy en uitwisseling gegevens bij VVE, Oberon, Utrecht, maart 2014
23
24
Bijlage 1: Verwijsformulier voorschoolse voorziening
25
26
Bijlage 2: Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek
27
Van Wiechenschema met aanvullende vragen conform de handreiking “Uniforme signalering taalachterstanden bij jonge kinderen, NCJ, Utrecht mei 2013:
28
Peuter – van Wiechenschema Nr leeftijd Kenmerk omschrijving
Bevindingen
37.
15 mnd
Zegt 2 ‘geluidswoorden’ met begrip (M)
Benoemt acties, dieren, bij hun geluid b.v. ‘hoppa’, ‘boe’, ‘tiktak’; uitspraak mag gebrekkig zijn
38
15 mnd
Begrijpt enkele dagelijkse zinnen (M)
Begrijpt korte zinnen over het hier en nu. Geen suggestieve gebaren maken
39.
1,5 jr
Zegt 3 ‘woorden’ (M)
Vraag zonodig: ‘heeft... (eigen) woorden voor b.v. eten, gaan slapen, auto, bal, pop?’ mama’ en ‘papa’ tellen niet mee. Uitspraak mag gebrekkig zijn.
40.
1,5 jr
Begrijpt spelopdrachtjes (M)
Vraag zonodig: ’Heeft u wel eens gemerkt dat... zinnetjes begrijpt als b.v. ‘geef de pop maar een hapje’?’
41
2 jr
Zegt ‘zinnen’ van 2 woorden (M)
Vraag zonodig: Maakt ...zinnetjes van 2 woorden?’ Zo ja, ‘Kunt u een paar voorbeelden noemen?’
42.
2 jr
Wijst 6 lichaamsdelen aan bij pop (M)
Vraag: ‘Waar zijn haar oogjes, mond, buik, voet, haar, hand?’
43.
2,5 jr
Noemt zichzelf bij eigen naam of ‘ik’ (M)
Vraag zonodig: ‘Hoe noemt ...zichzelf (b.v. als hij/zij iets wil hebben) ?
44.
2,5 jr
Wijst 5 plaatjes aan in het boek
Vraag: ‘Waar is de auto, het huis, de banaan, de stoel, de eieren en de schoen?’ Zo nodig: ‘wijs maar aan’
45.
3 jr
Zegt ‘zinnen’ van 3 of meer woorden?’ (M)
Vraag zonodig: Maakt ... zinnetjes van 3 of meer woorden zo ja, ‘kunt u een paar voorbeelden noemen?’
46.
3 jr
Is verstaanbaar voor bekenden (M)
Vraag zonodig: ‘Is ... te verstaan voor mensen die hem/haar goed kennen?’
47.
3,5 jr
Praat spontaan over gebeurtenissen thuis (M)
Vraag zonodig:’Als...thuiskomt b.v. uit de speelzaal, praat hij/zij dan uit zichzelf daarover?’
48.
3,5 jr
Stelt vragen naar ‘wie’, ‘wat’, ‘waar’, ‘hoe’ (M)
Vraag zonodig: ‘Vraagt ... wel eens wie, wat, waar of hoe iets is’
49.
4 jr
Is goed verstaanbaar voor onderzoeker
Gesprek arts-kind waarin verstaanbaarheid wordt beoordeeld
50.
4 jr
Stelt vragen naar ‘hoeveel’, ‘wanneer’, ‘waarom’ (M)
Vraag zonodig: ‘Vraagt ...wel eens: ’hoeveel’, wanneer’ of ‘waarom’ iets is?
29
30
Bijlage 3: Folder “Peuters die spelen leren voor later”
31
VVE ARNHEM
Peuters die spelen leren voor later Vroegsignalering en toeleiding van doelgroeppeuters naar voorschoolse educatie Voor- en Vroegschoolse Educatie