Evaluatie vve Inhoudsopgave
Opdrachtgever: College van Burgemeester en Wethouder
Projectcoördinator: J. Philipsen I. Kwak
Datum vaststelling:
EVALUATIE VOORSCHOOLSE EDUCATIE 2013 September 2013
1
1. Inleiding Op 6 maart 2013 is de tussentijdse evaluatie van het voorschoolse voorzieningenbeleid (nota Spelenderwijs) vastgesteld door het College en ter kennisgeving aangeboden aan de raad. Bij de aanvang van de tussentijdse evaluatie was de situatie omtrent Carion/Kinderij B.V. nog uiterst onzeker. Toen de evaluatie gereed was, was Carion inmiddels failliet verklaard. De kinderdagverblijven van Kinderij B.V. zijn per 1 maart 2013 overgenomen door Fris! & Puck & Co. Met hen heeft de gemeente overeenstemming bereikt over de uitvoering van vve. Tot de zomervakantie werd de vve uitgevoerd in de oude vorm op de 3 vve-peuterspeelzalen. Door Fris! op de Schatkist in Velp, door Puck & Co op de Rakkertjes in Rheden en het Zandkasteel in Dieren. Met de nieuwe uitvoerders is afgesproken dat er aanvullende evaluatie uitgevoerd wordt waarin wordt gekeken naar de kwaliteit van het voorschoolse aanbod, verdeling van de doelgroep over de drie kernen en de aansluiting bij het onderwijs. Dit alles in relatie tot de ontwikkelingen van de maatschappelijke context en de kosten van de vve. Doelstelling en onderzoeksvragen Deze evaluatie borduurt voort op de evaluatie van het vve-beleid zoals deze begin van het jaar is uitgevoerd. Door het faillissement van Carion/Kinderij en de overname door Fris! en Puck&Co konden destijds niet alle vragen beantwoord worden of zijn antwoorden inmiddels achterhaald gebleken. Deze aanvullende evaluatie moet inzicht geven in hoeverre het voorschoolse voorzieningen beleid door de nieuwe uitvoerders in de Gemeente Rheden doeltreffend en doelmatig wordt uitgevoerd. Om dit inzicht te verkrijgen zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. 2.
In hoeverre worden de beoogde beleidseffecten/doelstellingen uit de Nota Spelenderwijs gehaald? In hoeverre is sprake van eventuele onvoorziene en (on)gewenste neveneffecten?
Werkwijze Voor deze evaluatie is de beleidsmatige context in beeld gebracht. Puck&Co, Fris! en het consultatiebureau hebben gegevens aangeleverd over indiceringen, wachtlijsten, kosten en resultaten op kindniveau, deze zijn geanalyseerd. In de periode maart – juli 2013 zijn er gesprekken gevoerd met diverse betrokkenen uit de uitvoeringspraktijk. Oa. de directies van Puck&Co en Fris, de peuterleidsters, de vve-coordinator (consultatiebureau), schoolbesturen, schooldirectueren en IB-ers. Tot slot zijn een aantal (landelijke)onderzoeken naar de effectiviteit van voorschoolse educatie geraadpleegd. Op basis van deze informatie is een beeld gevormd over de uitvoering van de nota Spelenderwijs en wordt een advies gegeven voor de uitvoering van vve vanaf 2014.
2. Evaluatie In • • • •
deze paragraaf komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde: Beleidsmatige context Wachtlijsten en segregatie Kwaliteit, resultaten en kosten Doorgaande leerlijn
Beleidsmatige context In april 2011 heeft de raad van de gemeente Rheden de nota Spelenderwijs!, visie op voorschoolse voorzieningen, vastgesteld. Deze nota bevat het lokale kader voor de uitvoering van een gemeentelijke taak op grond van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE).
2
Doel van dit beleid is het verminderen van taalachterstanden bij kinderen tot 4 jaar. De nota bevat een drietal beleidsdoelstellingen en 10 uitgangspunten (zie bijlage 1). De raad heeft destijds gekozen voor scenario 2, een focus op voorschoolse educatie met oog op kwaliteit. Daarnaast is de motie ‘Meer peuters in zicht’ aangenomen, waarin het College de opdracht krijgt om met de beschikbare budgetten zoveel mogelijk kinderen te bereiken, kleine, particuliere, organisaties te betrekken bij de uitvoering en netwerkpartners uit het preventieve Jeugdbeleid in te zetten om de doelgroep te bereiken. De beëindiging van de subsidies op het regulier peuterspeelzaalwerk heeft tot gevolg dat steeds meer reguliere peuterspeelzalen binnen de gemeente Rheden hun deuren sluiten. Het is niet mogelijk gebleken de peuterspeelzalen zonder gemeentelijke subsidie te blijven exploiteren. Daarnaast hebben de beleidswijzigingen van de rijksoverheid (verlaging kinderopvangtoeslag voor ouders) tot gevolg dat kinderopvang voor veel ouders te duur is geworden. De vraag naar peuterspeelzaalwerk neemt daardoor toe. Hierdoor is de toegankelijkheid van de voorschoolse voorzieningen in de gemeente Rheden verminderd: een grotere groep peuters kan niet deelnemen aan het voorschoolse aanbod. Achterstanden in hun ontwikkelingen worden hierdoor niet altijd vroegtijdig gesignaleerd. Hoewel het consultatiebureau vrijwel alle kinderen ziet (97%) zijn de contactmomenten op de leeftijd van 24 en 36 maanden onvoldoende om de (taal)ontwikkeling van jonge kinderen adequaat te volgen. De kans op het te laat signaleren van (taal)achterstanden is voor deze groep peuters groter geworden. Dit betekent dat deze kinderen het risico lopen dat zij met een taalachterstand starten op de basisschool. Het verdwijnen van voorschoolse voorzieningen heeft gevolgen voor het brede preventieve jeugdbeleid, inclusief de jeugdgezondheidszorg en in relatie tot de transitie jeugdzorg en het passend onderwijs. De beoogde beleidseffecten van de vijf preventieve WMO-taken op het terrein van opvoed en opgroeiondersteuning1 komen hierdoor tevens in gevaar. De voorschoolse voorzieningen zijn immers een belangrijke vindplaats voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar en spelen een belangrijke rol bij het signaleren van opgroei- en opvoedproblemen. Naar verwachting komt minister Asscher van Sociale Zaken in het najaar met een plan om peuteropvang, via de kinderopvangtoeslag, toegankelijk te maken voor alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Ook ouders die niet werken komen dan mogelijk in aanmerking voor kinderopvangtoeslag voor 2 dagdelen in de week.
Wachtlijsten en segregatie De gemeente subsidieert, op basis van de verdeling van de gewichtenleerlingen op de basisscholen, 22 vve-plaatsen in Velp, 13 in Rheden en 33 in Dieren (totaal 68). In mei 2012 is het consultatiebureau gestart met het verwijzen van kinderen naar vve op basis van indicatiecriteria en procedure zoals ontwikkeld in het kader van de nota Spelenderwijs. De screening op taalachterstanden gebeurd op basis het Van Wiechenschema. Uit de gegevens van het consultatiebureau blijkt dat het afgelopen half jaar (1-1-2013 tot en met 31-7-2013) al 72 kinderen zijn verwezen naar vve. Door het faillissement van Carion en de overname door Puck&Co en Fris is de plaatsing van deze kinderen tijdelijk gestagneerd. Hierdoor is in alle drie de kernen een wachtlijst voor vve ontstaan. Niet alleen het hoge aantal vve verwijzingen ook de beperkte doorstroom mogelijkheden naar een andere vorm van voorschoolse opvang wanneer kinderen voor de vierjarige leeftijd het gewenste taalniveau hebben bereikt hebben invloed op de wachtlijsten. De coördinator vve heeft aangegeven dat na de zomervakantie deze grotendeels wachtlijst kan worden weggewerkt.
1
informeren en adviseren, signaleren van problemen rondom opgroeien en opvoeden, toegankelijk maken van het lokale en regionale hulpaanbod en het coördineren van de zorg voor jongeren en gezinnen
3
De eerste evaluatie van het beleid, begin 2012, heeft al een aantal ‘kinderziektes’ omtrent de verwijzing en toeleiding door het consultatiebureau aan het licht gebracht oa: - indicatiecriterium ‘alleen buitenlandse taal als voertaal’ blijkt op zichzelf niet doeltreffend. - er is tussen 2 en 3 jarige leeftijd geen contactmoment op het consultatiebureau. Het tegengaan van segregatie is één van de kernpunten uit het landelijke en lokale beleid. De afbouw van de subsidie voor regulier peuterspeelzaalwerk heeft tot gevolg dat de peuterspeelzalen in Dieren, Rheden en Velp nu uitsluitend door peuters met een verwijzing voor vve van het consultatiebureau bezocht worden. De afgelopen jaren is het harmoniseren van het vve-aanbod met de kinderdagopvang niet gelukt. Zodoende is op de vve-locaties nu geen sprake van gemengde groepen. Gemengde groepen zijn een belangrijke voorwaarde voor een goede uitvoering van een vve-programma en het bereiken van resultaten op kindniveau. Het aanbod van vve op de peuterspeelzalen en het overige aanbod,dagopvang en peuterarrangementen, op de kinderdagverblijven werkt segregatie in de hand. Harmonisatie van de voorschoolse voorzieningen blijkt lastig te realiseren. Verschillen tussen kinderdagopvang en peuterspeelzaalwerk in wettelijke kwaliteitseisen, openingstijden, groepsgrootte en financieringsstroming verschillen in de CAO Kinderopvang en de CAO Welzijn, belemmeren de ontwikkeling van integrale kindcentra. Kwaliteit, resultaten en kosten voorschoolse educatie Hogere kwaliteitseisen De aanscherping van de wet- en regelgeving voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk brengt hogere kwaliteitseisen met zich mee. Onder andere met betrekking tot inzet en scholingsniveau van personeel en het werken met erkende taalprogramma’s. Hierdoor is vve peuterspeelzaalwerk en kinderopvang de afgelopen jaren kostbaarder geworden. De gemeente Rheden heeft in de subsidiebeschikking als voorwaarde opgenomen dat de voorschoolse educatie moet voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie. In de eerste evaluatie (maart 2013), welke voornamelijk gebaseerd was op de rapportage van de Onderwijsinspectie, leek de voorschoolse educatie, en de voorwaarden waaronder deze werd uitgevoerd voldoende. Omdat met Puck&Co en Fris overeengekomen is dat zij de vve tot aan de zomervakantie onder de ‘oude’ Carion condities zouden voortzetten mag geconcludeerd worden dat de vve op de locaties nog steeds aan de wettelijke norm voldoet. Echter, het faillissement en de overname hebben tot onrust en onvrede bij de peuterleidsters geleid. Zij zijn van mening dat de kwaliteit van vve verbeterd moet worden en dat op kindniveau betere resultaten geboekt kunnen worden als de voorwaarden waaronder vve wordt uitgevoerd veranderd worden. De directies van Puck&Co en Fris! zijn eveneens van mening dat de voorschoolse educatie met een andere uitvoering en voorwaarden tot betere resultaten zal leiden. Ervaringen van peuterleidsters en directies Puck&Co en Fris!: - De leidster-kind ratio bemoeilijkt de individuele begeleiding van kinderen. Er staan nu twee leidsters op een groep van 16, dit is de wettelijke norm maar op een peutergroep die uitsluitend uit kinderen met een taalachterstand bestaat is een derde leidster wenselijk. - Het aantal taakuren2 is sinds de overname verminderd en de peuterleidsters zijn van mening dat deze onvoldoende zijn. - De peuterleidsters vinden dat er nu feitelijke sprake is van ‘opvang’ en nauwelijks van educatie. Zij stellen dat de ontwikkeling van kinderen hierdoor in het gedrang komt, zij hebben het gevoel 2 Taak-uren zijn uren van peuterleidsters die oa. worden gebruikt voor individuele begeleiding, voorbereiding van de dagdelen en het Piramide-programma, volgen van de ontwikkelingen van de kinderen in het peutervolgsysteem en gesprekken met ouders.
4
de kinderen niet te kunnen bieden wat zij nodig hebben en dat op kind-niveau nu onvoldoende resultaat wordt geboekt. Resultaten voorschoolse educatie Op alle drie de vve-locaties wordt met het Cito peutervolgsysteem gewerkt om de ontwikkelingsvoortgang van kinderen te volgen. Uit deze gegevens is het volgende op te maken: - Van de 42 kinderen waar een nulmeting is afgenomen scoren 7 kinderen (16,6%) al ruim voldoende tot zeer goed (niveau A of B). - Van de 35 kinderen waar zowel een nulmeting als eindmeting is afgenomen scoren 18 (51,4) kinderen hoger op de eindmeting dan op de nulmeting. - Van de 35 kinderen waar zowel een nulmeting als een eindmeting is afgenomen scoren 14 kinderen (40%) nog steeds matig tot zeer zwak (niveau E of D). Uit deze evaluatie blijkt dat de registratie van de plaatsing van peuters en het volgen van hun voortgang op de vve-locaties nog niet op orde is. 3
Aanvullend hieraan geven landelijke onderzoeken456 aan dat de effecten van het vve programma niet alleen afhankelijk zijn van het programma zelf, maar zeker ook van de wijze van de uitvoering en de randvoorwaarden. Voorbeelden hiervan zijn: • adequate pedagogisch-didactische benadering; manier van werken met/begeleiden van/omgaan met kinderen door de leidsters. • leidster-kind relatie; de affectieve relatie tussen leidster en kind. • (resultaat)monitoring; consequente monitoring/registratie van de (ontwikkeling en toetsresultaten van de) kinderen. • (na)scholing; professionaliteit en deskundigheid van de uitvoerders onderhouden (v.b. programmaspecifieke of algemene training. • Ouderbetrokkenheid; o.a. aandacht voor de ouders en de gezinssituatie en het opnemen van ouderactiviteiten. De voorwaarden op de locaties voor de uitvoering van vve worden op dit moment als onvoldoende ervaren om de programma’s naar behoren uit te voeren. Kosten uitvoering voorschoolse educatie Om meer inzicht te krijgen in de huidige financiële situatie omtrent de uitvoering van vve binnen de gemeente Rheden zijn landelijke gemiddelden van de brancheorganisatie (MOgroep 7) vergeleken met de begrotingen van de huidige aanbieders (bijlage 1). Een vergelijking van deze cijfers laat zien dat er (landelijk) een verschil is tussen de kosten van vve en kinderdagopvang. Ook lokaal zijn er verschillen in kosten. Deze verschillen zijn onder meer te verklaren doordat sommige aanbieders hogere kwaliteitseisen stellen aan de vve dan de (wettelijke) kwaliteitseisen die de gemeente van de uitvoering verwacht. Vergelijking van de landelijke cijfers met het beschikbare budget (rijksbijdrage) laat echter zien dat dit voldoende zou 3 Door de overname van de vve-locaties na het faillissement van Carion zijn niet alle vve-peuters getoetst en is een deel van de gegevens niet (meer) beschikbaar. Gegevens verschillen zodoende in kwaliteit en betrouwbaarheid. Het is niet altijd duidelijk hoe lang kinderen al deelnamen aan vve op het moment van de eerste toetsing en hoeveel tijd er tussen de eerste en de tweede toetsing zit. Op basis van deze gegevens kunnen geen betrouwbare conclusies getrokken worden omtrent de behaalde resultaten op kindniveau.
4
Mutsaers, Zoon & de Braat (2012) Wat werkt bij onderwijsachterstanden. Nederlands Jeugdinstituut.
5
Tavecchio & Oostdam (2013) Niet elk kind is ontvankelijk voor vroegtijdige stimuleringsprogramma’s. De invloed van onderliggende factoren van schoolrijpheid in relatie tot de voor- en vroegschoolse educatie. Pedagogiek, 33-1.
6
Meij, Mutsaers & Pennings (2009) Effectiviteit van voor- en vroegschoolse programma’s in Nederland. Nederlands Jeugdinstituu,
7 Posma, de Leeuw, Weggemans &
Blom(2013) Kengetallen bedrijfsvoering 2011 en Expertmodellen bedrijfsvoering voor 2013 voor het peuterspeelzaalwerk en de peuteropvang, MO-groep.
5
moeten zijn om vve voor de Rhedense doelgroep, op het gewenste wettelijke kwaliteitsniveau te realiseren. Doorgaande lijn De overname van de vve locaties heeft tot gevolg gehad dat onder andere overdrachten van kinderen naar het onderwijs en het vormgeven van de doorgaande lijn bij de betreffende organisaties niet de eerste prioriteit had. Partijen hebben inmiddels wel geïnvesteerd in de contacten met scholen bij hen in de buurt. Het ontwikkelen van een goede samenwerking kost tijd. De vve-coordinator vervult hierin een ondersteunende functie. We verwachten dat Fris! en Puck & Co de komende maanden hun contacten met het onderwijs verder gaan uitbouwen om afspraken te maken over overdracht van de vve-peuters. De schoolbesturen zijn op dit moment nog niet tevreden over de doorgaande lijn. Het is nog te weinig gestructureerd. In gesprekken met schoolbesturen en schooldirecteuren is het belang van voorschools aanbod e als voorbereiding op het basisonderwijs benadrukt. De schoolbesturen hebben aangegeven de mogelijkheid van een vroege start op school nader te willen onderzoeken.
3. Conclusies Op basis van de tussenevaluatie (maart 2013) en deze aanvullende evaluatie komen wij tot de volgende conclusies. Onderzoeksvraag 1: In hoeverre worden de beoogde beleidseffecten/doelstellingen uit de Nota Spelenderwijs gehaald? Doelstelling 1: Realiseren van een doeltreffend en dekkend aanbod van voorschoolse voorzieningen voor alle 2,5 tot 4 jarigen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen. - Er is geen adequaat dekkend aanbod voorschoolse voorzieningen voor alle peuters. Uit de evaluatie uitgevoerd in de eerste maanden van 2013 kwam al naar voren dat het bereiken van deze doelstelling binnen de geldende (financiële) kaders moeilijk te realiseren is. Deze aanvullende evaluatie heeft deze conclusie versterkt. Doelstelling 2: Realiseren van een doeltreffend, en dekkend aanbod vve voor alle doelgroep kinderen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen. - Met het aanbod van 68 vve-plaatsen voldoet de gemeente Rheden aan de wettelijke norm. Vastgesteld moet worden dat de wachtlijst de afgelopen maanden is toegenomen en dat de facto geen sprake is van een dekkend aanbod. - Een steeds groter wordende groep kinderen loopt het risico met een taalachterstand te starten op de basisschool. - De huidige uitvoeringspraktijk, met uitsluitend kinderen met een taalachterstand op het peuterspeelzaalwerk, versterkt de segregatie. - De registratie van relevante informatie (peutervolgsysteem) is nog niet op orde. Doelstelling 3: Heldere criteria voor het bepalen van de doelgroep voor voorschoolse educatie, een indicatieprocedure en toeleidings- en wervingsstrategie. In de eerste evaluatie is geconcludeerd dat deze doelstelling is gehaald. Er zijn doelgroepcriteria bepaald en er zijn met het consultatiebureau afspraken gemaakt over de procedure van indiceren en verwijzen. Deze aanvullende evaluatie bevestigd deze conclusie.
6
Onderzoeksvraag 2: In hoeverre is sprake van eventuele onvoorziene en (on)gewenste neveneffecten? De evaluatie heeft een aantal onvoorziene en ongewenste neveneffecten aan het licht gebracht die belemmeren dat de uitvoering van het voorschoolse beleid voldoet aan de tien uitgangspunten uit de nota Spelenderwijs. Taalachterstanden en opgroeiproblemen worden niet vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt Nu peuterspeelzalen als pedagogische basisvoorziening verdwijnen, en minder kinderen de kinderdagopvang bezoeken, verdwijnt een behoorlijke groep 0-4 jarigen binnen de gemeente Rheden uit beeld. De opdracht uit de motie ‘Meer peuters in beeld’ wordt niet gehaald. Taalachterstanden worden soms pas zichtbaar opde basisschool. Ook andere opgroei- en opvoedproblematiek (bijvoorbeeld sociaal-emotionele problemen) wordt hierdoor niet altijd vroegtijdig gesignaleerd. Wachtlijsten; peuters met een vve-verwijzing kunnen niet altijd op 2,5jarige leeftijd geplaatst worden Doordat het aantal verwijzigingen door het consultatiebureau hoger is dan het aantal door de gemeente gesubsidieerde plaatsen ontstaan wachtlijsten. Wanneer kinderen door wachtlijsten kort, of helemaal niet, kunnen deelnemen aan voorschoolse educatie lopen zij het risico met een taalachterstand te starten op de basisschool. Vve op peuterspeelzalen werkt segregatie in de hand Vve op de peuterspeelzalen en het overige aanbod (dagopvang en peuterarrangementen) op de kinderdagverblijven werkt segregatie in de hand. Door alle kinderen met een taalachterstand bij elkaar te zetten ontbreekt een stimulerende taalrijke omgeving. Kinderen hebben niet de gelegenheid om van elkaar te leren. Vve op peuterspeelzalen levert niet de gewenste resultaten op kindniveau Doordat de voorwaarden voor goede uitvoering van een vve-programma op de locaties momenteel niet optimaal zijn kunnen gewenste resultaten op kind-niveau niet worden gegarandeerd. Een deel van de kinderen start mogelijk ondanks deelname aan vve programma alsnog met een taalachterstand op de basisschool. Kosten voor vve zullen het beschikbare budget overschrijden Het uitvoeren van vve op een aparte voorziening (peuterspeelzaal) is kostbaar. De algemene kosten als huisvesting en overhead kunnen immers niet gedeeld worden over een bredere groep kinderen. Dit leidt ertoe dat de beschikbare middelen niet meer voldoende zijn om de kosten van vve te dekken of om de gewenste resultaten op kindniveau te realiseren.
4. Aanbevelingen Deze evaluatie maakt duidelijk dat de huidige uitvoering van voorschoolse educatie niet tot de beoogde beleidseffecten leidt. Zonder aanvullende middelen is het niet mogelijk een voorschools aanbod te creeren voor alle peuters (doelstelling 1 uit de nota Spelenderwijs). Dit is ook in de tussenevaluatie (maart 2013) geconcludeerd. De andere twee doelstellingen uit de nota Spelenderwijs behoeven geen aanpassing, de uitvoeringspraktijk wel. In deze paragraaf is een aantal aanbevelingen opgenomen. Als deze worden uitgevoerd moet het mogelijk zijn de effectiviteit van de uitvoering zodanig te verbeteren dat deze beleidsdoelstellingen alsnog worden gerealiseerd.
7
Met het oog op de komende veranderingen in het sociale domein is het noodzaak dat het College per 2014 de vve anders gaat uitvoeren. De nota Spelenderwijs gaf hier beleidsmatig al ruimte voor maar door financiele (korting Rijksbijdrage) en juridische beperkingen (langlopende subsidierelaties, verschillende CAO’s) is de uitvoering hiervan de afgelopen 2 jaar nog onvoldoende van de grond gekomen. Geadviseerd wordt om doelstelling 2 en de uitgangspunten uit de nota Spelenderwijs te handhaven en op korte termijn de volgende acties in te zetten om deze alsnog te realiseren: 1. Integratie van de voorschoolse educatie binnen de kinderdagopvang (minimaal 68 plaatsen). Gezien de uitkomsten van deze evalutie en gelet op de uitgangspunten uit de Nota Spelenderwijs, de ontwikkelingen binnen sociale domein in het algemeen en het (preventieve) jeugdbeleid en de transitie van de Jeugdhulp in het bijzonder, wordt geadviseerd de peuterspeelzalen niet langer als aparte voorziening te subsidiëren maar voor de v.v.e. doelgroep plaatsen in te kopen bij de kinderdagopvang. Met deze uitvoeringswijziging anticipeert de gemeente op het voorgenomen plan van de minister van Sociale Zaken om alle peuters een aantal dagdelen per week te laten deelnemen aan kinderopvang. Met deze actie worden de volgende effecten beoogd: • De harmonisatie van kinderopvang en vve peuterspeelzaalwerk krijgt een impuls. • Segregatie wordt actief tegengegaan. Er ontstaan gemengde groepen, kinderen leren van elkaar. Hierdoor wordt naar verwachting een hoger leerrendement en betere resultaten op kindniveau bereikt. • Door vve bij de kinderopvang te beleggen krijgen ook andere (kleinere) kinderopvang organisaties de kans om te participeren in voorschoolse educatie. • Ouders krijgen door het inkopen van kinderopvangplaatsen meer keuzevrijheid. Kinderen die al op de dagopvang zitten hoeven niet te switchen voor vve. • Financiering wordt gelijk getrokken. Ouders van vve-kinderen die onder de Wet Kinderopvang vallen komen zodoende ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag, zij houden zodoende niet langer door de gemeente gefinancierde plaatsen bezet. • Kinderopvang profiteren van deze inkoop door de gemeente in tijden van afnemende vraag. • De gemeente wordt in staat gesteld het gewenste kwaliteitsniveau van de vve uitvoering binnen het beschikbare budget te realiseren.
2. Deskundigheidsbevordering van het kinderopvangpersoneel Als besloten wordt de voorschoolse educatie te integreren in de kinderopvang dan dienen de pedagogisch medewerkers van de kinderopvang voldoende gekwalificeerd te zijn. Dit betekent dat geïnvesteerd moet worden in deskundigheidsbevordering en het certificeren van medewerkers. Beoogde effecten: • Het voorschoolse en schoolse aanbod in de gemeente krijgt een kwaliteitsimpuls. Niet alleen de vve doelgroep maar ook andere peuters die gebruik maken van kinderopvang profiteren hiervan. • Deze kwaliteitsimpuls kan een positieve bijdrage leveren aan het verbeteren van de doorgaande lijn voor alle peuters en niet uitsluitend de vve-peuters. • Het is een stap in het versterken van de vindplaatsen, dit sluit aan op de ontwikkelingen op het gebied van preventief jeugdbeleid en de decentralisatie van de Jeugdwet. 3. Coördinatie vve (tijdelijk) versterken Met de voorgestelde wijziging van beleid en financiering komen er naar verwachting nieuwe spelers voor de uitvoering vve. Voor een goede overgang is coördinatie in het veld noodzakelijk. Met de inzet van de coördinator wordt beoogd: • Borgen en ontwikkelen van (nieuwe) doorgaande lijnen van de kinderopvang naar de basisschool. • Ondersteunen van nieuwe spelers bij de implementatie van een vve-programma. • Deskundigheidsbevordering en scholing van personeel in de kinderopvang en onderwijs. 8
• •
Bewaken van screening, toeleiding en plaatsing van de vve-doelgroep. Monitoren van wachtlijsten en resultaten.
4. Lange termijn: integratie met het basisonderwijs De bovenstaande aanvullingen kunnen en moeten op korte termijn voorbereid en uitgevoerd worden. Op de lange termijn lijkt integratie van de voorschoolse educatie met de vroegschoolse educatie op school wenselijk. Dit past bij het uitgangspunt uit de nota Spelenderwijs; de ontwikkeling van integrale kindcentra. Dit betekent dat de vve-aanbieders en de schoolbesturen samen zouden moeten onderzoeken hoe deze integratie gestalte zou kunnen krijgen.
9
Bijlage 1: Doelstellingen en uitgangspunten nota Spelenderwijs Doelstelling 1: Realiseren van een doeltreffend en dekkend aanbod van voorschoolse voorzieningen voor alle 2,5 tot 4 jarigen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen. Doelstelling 2: Realiseren van een doeltreffend, en dekkend aanbod vve voor alle doelgroep kinderen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen. Doelstelling 3: Heldere criteria voor het bepalen van de doelgroep voor voorschoolse educatie, een indicatieprocedure en toeleidings- en wervingsstrategie. Uitgangspunten 1. Het kind en zijn/haar ontwikkeling staat centraal 2. Voorschoolse educatie is primair gericht op de bestrijding van taalachterstanden 3. Kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, met (een risico op) een taalachterstand in de Nederlandse taal behoren tot de vve-doelgroep 4. Indicatiestelling voor vve vindt plaats op basis van objectieve criteria 5. Er is een adequaat en dekkend aanbod voorschoolse educatie voor alle doelgroepkinderen 6. Voorschoolse educatie is toegankelijke voor alle doelgroepkinderen en hun ouders 7. Peuterspeelzalen en kindvoorzieningen harmoniseren tot integrale kindcentra 8. Segregatie wordt tegengegaan door gemengde groepen op geharmoniseerde voorzieningen 9. Er zijn doorlopende leerlijnen van voorschoolse naar vroegschoolse educatie 10. Financiële kaders zijn bepalend voor de beleidsontwikkeling voorschoolse voorzieningen
Bijlage 2: kosten vve Tabel 1. Huidige situatie: kosten voorschoolse educatie gemeente Rheden vergeleken met landelijke gemiddelden (MOgroep).
Prijs per uur Prijs per vve-plaats
Beschikbare subsidie
Landelijk gemiddelde vve-peuterspeelzaal
Velp
Dieren/ Rheden
Inkoop kinderopvang
€9,38 €3.750
€8,88 €3.552
€9,38 €3.750
€10,09 €4.237
€6,46 €3.359
In de tabel is uitgegaan van: Een peuterspeelzaal met uitsluitend vve-doelgroep kinderen met een vve aanbod van 400 uur per jaar (10 h per week, 40 weken per jaar). Bij inkoop in de kinderopvang is uitgegaan van het uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de kinderopvangtoeslag (€ 6,46) en van een afname van 10h, 52 weken per jaar.
Bijlage 3: resultaten vve In onderstaande tabel de resultaten uit het peutervolgsysteem van de drie vve locaties. Nulmeting kan uitgevoerd worden vanaf 3 jarige leeftijd. Het consultatiebureau geeft een indicering af op 2 jarige leeftijd. De meeste kinderen starten met 2,5 jaar en volgen dus al enkele maanden vve voor de nulmeting plaats vindt. Nulmeting vindt uiterlijk voor de leeftijd van 3,5 jaar plaats. De eindmeting en overdrachtsrapportage vinden plaats voor overgang naar de basisschool, uiterlijk voordat de peuter 4 jaar wordt.
Niveau Niveau Niveau Niveau Niveau
A B C D E
Totaal
Velp 2 2 4 2 3 13
P1-Nulmeting Rheden Dieren 1 3 1 2 4 7 1 2 2 16 9
30
Totaal 6 5 15 5 21
Velp 2 4 7 3 3
52
19
P2-Eindtoets Rheden Dieren 1 2 0 5 0 1 0 7 1 2 2
Totaal 5 9 8 10 6
17
38
Interpretatie van de scores Niveau Niveau Niveau Niveau Niveau
A B C D E
Goed tot zeer goed Ruim voldoende tot goed Matig tot voldoende Zwak tot matig Zeer zwak tot zwak
± ± ± ± ±
25% 25% 25% 15% 10%
hoogst scorende kinderen iets boven gemiddeld scorende kinderen iets onder gemiddeld scorende kinderen ruim onder gemiddelde scorende kinderen slecht scorende kinderen
Door de overname van de vve-locaties na het faillissement van Carion zijn niet alle vve-peuters p1 en p2 getoetst en is een deel van de gegevens niet (meer) beschikbaar. Gegevens verschillen zodoende in kwaliteit en betrouwbaarheid. Het is niet altijd duidelijk hoe lang kinderen al deelnamen aan vve op het moment van de eerste toetsing en hoeveel tijd er tussen de eerste en de tweede toetsing zit. Op basis van deze gegevens kunnen geen betrouwbare conclusies getrokken worden omtrent de behaalde resultaten op kindniveau.