VROEGER, NU EN HIER M. Kanis
Fascisme..., vroeger, nu en hier
M. Kanis
april 1997 Uitgave van LVSGS/SGP-jongeren, sectie Infozaken
Deze katern is een uitgave van het LVSGS/SGP-jongeren, sectie Infozaken. Uitgaven zijn te bestellen bij: Ds. G.H. Kerstenhuis, Laan van Meerdervoort 165, 2517 AZ 's-Gravenhage, telefoon 070-3456226/3468688. De schrijver is oud-directeur van een basisschool en schrijver van kinderboeken. De foto's zijn ter beschikking gesteld door het RD en het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.
Inhoud Voorwoord.
7
1. Inleiding tot het begrip "fascisme". Methodes van het fascisme.
9
2. Terugblik. Wortels van het fascisme.
17
3. Globaal overzicht van het fascisme in de twintiger en dertiger jaren.
21
4. Hitier en zijn nationaal-socialisme.
27
5. Hitiers greep naar de macht en daarna.
37
6. Fascisme in Nederland.
51
7. De SGP contra het fascisme tot 1945.
67
8. Het fascisme van 1945 tot heden (Europa).
79
9. Het fascisme van 1945 tot heden (Nederland).
93
10. Fascisme onder ons?
,
103
Bijlage: Communisme en fascisme.
109
Literatuur.
111
5
Voorwoord Dit boek over het fascisme is allereerst geschreven voor jonge mensen vanaf ongeveer zestien jaar. Het wil een beeld -zij het niet een totaal-beeld- schetsen van een stroming, die diepe en bloedige sporen heeft getrokken, vooral in het Europa van de 20ste eeuw. Het fascisme is in 1945 niet vernietigd. Alleen het beeld is verward geraakt. De term "fascisme" is van een benaming voor een autoritaire stroming een scheldwoord geworden voor democratisch zowel als niet-democratisch handelende mensen. Het ontwarren van die knoop is tevens één van de doelstellingen van dit boek. Tenslotte: het fascisme hoeven we niet zo ver van huis te zoeken, als we wel eens denken. Het is nodig en heilzaam de vinger bij die zere plek te leggen!
M. Kanis
7
1. Inleiding tol het begrip "Fascisme" Methodes van het fascisme Zomer 1944 In de Russische stad Kowno komt een kolonne Duitse legerauto's knarsend en piepend tot stilstand in het ghetto, waar de Joden, bijeen gedreven, wonen. Duitse soldaten houden, met geweren en honden, de volwassenen op afstand. Als de laadkleppen kletterend zijn neergelaten, worden driehonderd Joodse kinderen onder veel geschreeuw ingeladen. Vanuit de massa wanhopige ouders klinkt een bittere schreeuw: "Geef me mijn kinderen terug!" De commandant draait zich om en blaft: "Hoeveel?" "Drie!" "Haast je dan en kies er één uit!"
Op weg naar de dood 9
Dat lijkt in de verte iets op mededogen. Dat is het niet. Als de moeder bij de desbetreffende auto stilstaat, steken alle drie haar kinderen hun armen naar haar uit. "Mama, ik!" Grijnzend ziet de Duitser de verscheurende strijd van de moeder aan. Dan zet hij een fluitje aan de mond en blaast. De kolonne zet zich in beweging. De armen van de moeder blijven leeg. Voor altijd. En wij, op afstand, vragen ontzet: "Waarom? Waarom? Welke satanische macht berooft ouders zó van hun kinderen? Welke geest bezielt een mens als hij plezier heeft in het intense verdriet van een moeder? Waarom? Waarom?
Herfst 1944 De struiken zijn netjes geknipt, de paden keurig geharkt, het gazon prima bijgehouden. Langs een pad nadert een grote groep kinderen onder begeleiding van een paar jonge vrouwen. De jongens en meisjes -ongeveer honderdenvijftig- lachen en schreeuwen. De zon schijnt. In de rozenstruiken doen groenlingen zich te goed aan de zaden in de rozebottels. Als ze aankomen bij het grasveld, gooit één van de leidsters een grote bal voor zich uit. Joelend holt de troep er achteraan. Alleen de allerkleinsten doen niet mee. Die kruipen rond of zoeken een plekje op de schoot van één van de vrouwen. Dan klapt één van hen in de handen. "Ophouden! 't Is tijd om te douchen!" De douche-ruimte is groot. Met een beetje moeite kunnen alle kinderen erin. De leidsters dragen de kleinste hummels er naar toe en sluiten de zware deuren. Maar uit de douche-koppen komt geen water, maar het dodelijke Zyklon B-gas. Als de jonge vrouwen gezellig pratend zijn teruggelopen en zich klaar maken om naar huis te gaan, poeft uit de schoorsteen van het crematorium een dikke, vette rookwolk op. De kinderen worden tot as verteerd. Waarom? Waarom? Op 22 januari 1943 vertrekt uit Apeldoorn een trein met ongeveer 870 patiënten uit het Joodse krankzinnigengesticht "Het Apeldoornse Bos" richting Duitsland. In de avond van zondag 24 januari komt de trein aan bij het vernietigingskamp Auschwitz. De ovens zijn uit. Alleen vanuit grote kuilen stijgen dikke rookwolken op. Een weeë stank hangt boven het hele terrein van het kamp en de verre omtrek. Er worden lijken verbrand. Wat moet je met zoveel honderden mensen, die bovendien gekrenkt zijn in hun verstand? Het is geen doen ze een nacht over te "bewaren" tot de volgende dag. Na een kort beraad wordt de beslissing genomen. In de kuilen ermee! En alle gevangenen worden uitgeladen, opgedreven en in de kuilen geduwd. Daar sterven ze een vreselijke dood. Waarom? Waarom? Het zijn slechts drie voorbeelden uit de eindeloze rij misdaden, die de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gepleegd. Het boek "De gesel van het hakenkruis" van Lord Russell of Liverpool is één macabere opsomming van gewelddaden, begaan aan onschuldige medemensen. Ze zijn veelal té vreselijk om ze hier te vertellen. 10
En de nijpende vraag blijft: Waarom? Waarom? Wat brengt een mens er toe om de afgrijselijkste misdaden te plegen en daarnaast een gewoon "net" mens te blijven, bezorgd voor vader en moeder, liefhebbend echtgenoot en vader?
Waarom? Er zijn mensen, in het bijzonder onder ons, orthodoxe Protestanten, die geen moeite hebben met het vinden van een antwoord. Die zeggen: Waarom? Wel, de mens is geneigd tot alle kwaad. Hij is geneigd God en zijn naaste te haten. En ik wil beslist niet ontkennen dat deze ontzettende werkelijkheid de achtergrond vormt van het kwaad, van elk kwaad, door ons bedreven. Alleen: we moeten wel oppassen, dat we niet al te gemakkelijk deze tekening van de mens-na-deval in de mond nemen. We zijn er -lijkt me- wel eens al te zeer mee vertrouwd. Het houdt méér in dan geen sympathie te kunnen opbrengen voor meerdere van onze medemensen. Nee, wij haten onze vrouw, wij haten onze kinderen! De gewaarwording daarvan maakt een mens voorzichtiger in wat hij zegt. Het is, zoals een predikant het eens heel plastisch uitdrukte: "Als de Heere het deksel van die put wegtrekt, deinzen we verschrikt terug en zeggen: "O, God, dat niet!" Daarnaast is er iets anders, wat om een verklaring vraagt. Als wij onze medemens haten, hoe komt het dan dat toen en ginds de meest afschuwelijke misdaden werden gepleegd en wij nog in 'vrede' kunnen samenwonen? Er moet nog iets méér zijn dan wat we hierboven beschreven. Het antwoord ligt sommigen vóór in de mond. Hoe dat komt, al die wreedheden? Wel, dat zit 'm in de aard van de Duitsers! Dat zijn -zeggen ze- vleiers naar boven en trappers naar beneden. De Duitsers vormen een volk, dat het woord 'kadaverdiscipline' op het lijf geschreven staat. Zei Jacob Cats vroeger al niet heel kernachtig: "Wanneer de Mof is arm en kaal, Zo spreekt hij zeer bescheiden taal. Maar als hij komt tot grote staat, Dan doet hij God en mensen kwaad." Het zit in de aard van het beestje! Daar verander je weinig aan. Na het bekendworden van verschillende moordaanslagen op buitenlanders door Duitse neo-nazi's in 1992, zei minister d'Ancona: "Dat kan bij ons niet gebeuren." Een sterker staaltje van gebrek aan zelfkennis had ze moeilijk kunnen geven. Als dié stelling waar zou zijn, konden we 's avonds onze knieën buigen en zeggen: "Ik dank U, Heere, dat ik geen Duitser ben..." en overgaan tot de orde van de dag. Maar zó liggen de zaken niet!
Fascisme Daarmee komen we bij een derde categorie mensen. Mensen, die zeggen: "Waarom? Omdat het hier fascisten betreft en die stonden nergens voor." 11
Met hen moeten we een eindweegs mee, alhoewel niet tot het eind. Roei het fascisme met wortel en tak uit en de wereld ziet er een stuk beter uit! Dié gedachte is al te optimistisch. Fascisme... Het woord is door velerlei mensen in de mond genomen om tegenstanders verdacht te maken en in de beklaagdenbank te zetten. Wie wel niet de apartheid in Zuid-Afrika goedkeurde, maar tóch niet alles van de blanke "overheersers" afkeurde, heulde met de onderdrukkers en was dus een fascist. Wie indertijd weigerde mee te doen aan de boycot van Angola-koffie, was een handlanger van de Portugese onderdrukkers en dus een fascist. Wie als M.E.-er, gehoorzaam aan de wettige overheid, geroepen werd een kraakpand te ontruimen, was een voorstander van de kapitalistische samenleving en dus een fascist. Of -bij een vrouwendemonstratie tegen sexueel geweld-: "Porno is fascisme." De vraag: "Wat is fascisme?" wordt meestal beantwoord vanuit eigen standpunt. Zo zegt de Marxist: Fascisme is een gevolg van klassetegenstellingen. De liberaal: Fascisme is een staatsvorm, gebaseerd op terreur, waarbij het leven van de burger totaal wordt beheerst door de machthebbers zonder rekening te houden met de waardigheid van het individu. De conservatief: Fascisme is de opstand van de massa tegen traditionele waarden. Bij dit alles komt nog het feit dat het fascisme per land weer verschillende trekken vertoont. Zo is bijvoorbeeld het Italiaanse fascisme, in tegenstelling tot het Duitse fascisme (het nationaal-socialisme) niet anti-semitisch en niet anti-godsdienstig. Wél hebben alle vormen van fascisme bepaalde trekken gemeenschappelijk. Ze zijn: - anti-democratisch - anti-liberaal - anti-socialistisch - anti-pacifistisch. Laten we proberen het begrip "fascisme" te ontdoen van alles wat er niet wezenlijk bijhoort en te komen tot een nadere omschrijving. In de Tweede Wereldoorlog verschenen voor de ramen van restaurants, cafés, theaters en andere openbare gebouwen bordjes met het opschrift: "Voor Joden verboden." Al te slaafse Nederlanders waren het verbod al vóór geweest met een ander opschrift: "Joden niet gewenst." Die woorden stonden, met onzichtbare letters, geschreven boven de poorten van Philippi. En dan hoeven twee Joden alleen maar een vrouw te genezen van een boze geest en de vijandschap komt openbaar. Verdergaand in het voetspoor van keizer Claudius (zie Hand. 18:2) wordt met die gehate Joden korte metten gemaakt: zonder verder onderzoek bevelen de hoofdmannen van de stad Paulus en Silas te geselen en in de gevangenis te werpen. De straf wordt op staande voet uitgevoerd door de stadsdienaars. In de kanttekening bij Handelingen 16:35 lezen we dat in de Griekse taal deze dienaren "roedendragers" werden genoemd. In het Romeinse rijk werden de machthebbers altijd vergezeld van lagere ambtenaren, die over de linkerschouder een bundel roeden droegen, met soms daarbij een bijl. Zo'n bundel heette: een fascist. De fasces was gevreesd. Ze symboliseerde de overheersende macht van de Romeinse keizer. Overal, waar de fasces zich vertoonde, had de burger te bedenken dat hij niets en 12
de kéizer alles te zeggen had. Nu stond van oudsher de Romeinse rechtspraak bekend om haar onpartijdige, eerlijke rechtspleging. Maar in het geval van Paulus en Silas en later van Paulus voor Felix en Festus zien we hoe de ontaarding ook daar binnensloop. Het recht van elke Romein om zich op de keizer te beroepen, hield grote uitwassen tegen. Dat neemt niet weg dat de fasces gevreesd was. Ik, de keizer, ben alléén de baas en wie het daar niet mee eens is, zal het merken! En wat zegt nu een fascist? Zoals het er toeging in het oude Romeinse rijk, zó was het goed. Op die manier heeft zich een krachtig rijk kunnen ontwikkelen, dat eeuwen lang stand heeft gehouden. Eén, de beste, de sterkste, de verstandigste, moet over alle anderen regeren en wel met onbeperkte macht. Die ene hoeft beslist niet altijd de oudste zoon van de vorige machthebber te zijn. Zo ging het er bij de Romeinen ook niet altijd aan toe. Van een erfrecht was aanvankelijk beslist geen sprake. Hoe krijgt de allerbeste de plaats, die hem toekomt? Dat gaat "vanzelf." Zijn meerdere en grotere bekwaamheden zullen hem automatisch uittillen boven de grauwe massa en hem tot leider van het volk maken. Typerend is dat bekende fascisten van de 20ste eeuw zich graag met dié naam sierden: Leider. Denk aan: de Führer (Hitier) in Duitsland, de Duce (Mussolini) in Italië, de Caudillo (Franco) in Spanje. Führer, Duce, Caudillo: Léider. Meer niet. Maar ook bepaald niet minder! Onder hen bevond zich geen Karl Marx. Met andere woorden: in tegenstelling tot het marxisme is het fascisme niet een logisch onderbouwd systeem. Theorie en praktijk staan soms diametraal tegenover elkaar. Mede daarom is het uiterst moeilijk de term "fascisme" te "vangen" in een afdoende fomulering. We willen er één noemen. Hij is te vinden in "Het fascisme - een tussenbalans" (artikel in "Internationale Spectator", januari 1975) van de hand van dr. H. W. von der Dunk: Fascisme is een politieke stroming, die, in de plaats van de parlementaire democratie met haar veelheid van partijen én in de plaats van het communistische alternatief, een soort homogene, nationale gemeenschapsstaat wil optrekken, onder leiding van een krachtige heerser of heersende elite. Bij deze definitie gaat het alleen fascisme als politieke stroming. Maar het fascisme is méér dan dat. Daarom vindt een bredere omschrijving, aan de hand van verschillende kenmerken, meer ingang. Te noemen zijn: a. De ongelijkheid. Het ene ras boven het andere; de gelijkdenkende boven de politieke tegenstander; de heterofiel boven de homofiel; de man boven de vrouw. b. Het principe van het leiderschap. Er is één "Leider", met absolute macht. Hij kan niet worden weggestemd. Onder hem staan de partijleden, daaronder het gewone volk. 13
c. Een overdreven nationalisme (ook wel genoemd: narcisme). De belangen van het eigen land staan voorop. Gebiedsverovering kan nodig zijn en is dan goed. d. Het volk is één (vertaal: móet één zijn). Er is geen plaats voor groepsbelangen, stakingen, vrije vakbonden, vrouwen-organisaties (voor zover ze strijden voor gelijke rechten van mannen en vrouwen).
Werkwijze van het fascisme Hoe gaat het fascisme te werk om zijn ideeën en wensen te realiseren? Door in tijden van malaise te wijzen op de noodzaak tot fundamenteel andere gedachten te komen. Te denken is aan: - We moeten niet zoveel waarde hechten aan ons koude verstand, 't Is van het grootste belang ons gevóel te laten spreken. Vóelen we niet, dat de Leider het bij het goede eind heeft? En dat hij wel weet wat goed voor ons is? - De verslapping van een volk wordt in de hand gewerkt door al of niet gedwongen ontwapening. Pacifistische gevoelens verlammen de oerkracht van een mens, een volk. Wil een volk iets bereiken, dan moet het weerbaar zijn. In de langdurige evolutie van al het bestaande is het recht van de sterkste een duidelijk gegeven geweest. Daarom moeten we stérk worden en geweld niet schuwen. - Het gebruik maken van uniformen, laarzen, wapens, vlaggen, marsmuziek, grote bijeenkomsten etc. is aan te bevelen. Al die zaken hebben, vooral ten aanzien van de jeugd, een grote gevoelswaarde en dus een wervend vermogen. - Het inspelen op onzekerheid en angst. Grote woningnood, werkeloosheid, toenemende criminaliteit en dergelijke geven ons de kans te wijzen op het volslagen faillissement van de bestaande partijen en een nieuwe koers aan te wijzen. De sluimerende afkeer bij velen van vreemde rassen kan daarbij goede diensten bewijzen. Het fascisme maakt daarbij graag gebruik van verschillende faktoren. Heel belangrijk zijn de sociaal-economische factoren. Tussen de klasse van de kapitaalbezitters en de grote georganiseerde arbeidersklasse bevindt zich een omvangrijke, kleine burgerij. Bij een ernstige economische crisis met economische achteruitgang ontstaat er angst en onzekerheid. Dat kan het fascisme naar meer dan één kant in de kaart spelen: - Blijven de arbeiders hoge eisen stellen, dan krijgt het fascisme kans bij de kapitaalbezitters. - Leidt in de strijd tussen kapitaal en arbeid de arbeidersklasse de nederlaag, dan kan de gewone man voor het fascisme worden gewonnen. - En of nu de eerste wint of de tweede, de kleine burgerij zal zich zéker bedreigd voelen. Het fascisme zal in dat geval een toestroom krijgen van ambachtslieden, kleine zelfstandige boeren, kantoorpersoneel, lagere ambtenaren en middenstand. Al die groepen moeten met schoonschijnende beloften worden aangetrokken, zoals: de meesterproef moet weer worden ingevoerd, de landbouw dient beschermd te worden, de grondschulden zullen worden kwijtgescholden.
14
Daarnaast spelen sociologisch-psychologische factoren een rol van belang. Bij een dreigende sociale chaos is het leidersbeginsel dé oplossing. De Leider en zijn partij zullen de bedreigde sociale status beschermen, allereerst door te wijzen op de onder hen heersende kameraadschap en saamhorigheid. Samen zijn we sterk. Samen bouwen we aan een nieuwe toekomst. Dat zal positief inwerken op het gevoel van eigenwaarde. Het laatste kan nog verder worden bevorderd (al waren er fascisten, die deze gedachte niet overnamen) door te hameren op de goede eigenschappen van het eigen ras en de negatieve eigenschappen van andere rassen. In elk geval moet het duidelijk zijn of worden dat plichtsbesef, gezag en autoriteit noodzakelijke voorwaarden zijn om het volk uit het moeras op te heffen.
A l s het fascisme zijn doel heeft bereikt... Als het fascisme hoe dan ook de macht heeft veroverd, komen de wérkelijke veranderingen spoedig openbaar: - Het parlement wordt ontbonden of monddood gemaakt; de politieke en de niet-fascistische organisaties worden verboden. - Alle openlijke tegenstanders worden als zondebokken vervolgd c.q. uit de weg geruimd. - Iedereen moet de Leider blindelings volgen. - De rechtspraak wordt onderworpen aan de wil van de Leider. - Er komt veel politie; de bewapening wordt opgevoerd. - Vrije meningsuiting wordt verboden. De fascistische propaganda wordt opgevoerd. - Zo mogelijk alle kinderen worden fascistisch opgevoed. Toegegeven: niet in elk land was het fascisme zo onderdrukkend als in Duitsland. Daar speelden andere faktoren mede een belangrijke rol. In volgende hoofdstukken zal het fascisme-per-land worden bezien. Daar dient een nader onderzoek van de historische wortels van het fascisme aan vooraf te gaan.
15
2. Terugblik. Wortels van het fascisme Over de realiteit van de zondeval en zijn consequenties bij ieder mens en iedere vorm van samenleving is reeds gesproken. We willen er later nogmaals op terugkomen. Als we de oorsprong van wat voor kwaad ook willen naspeuren, komen we onherroepelijk bij Genesis 3 terecht. Dat neemt uiteraard niet weg dat in een studie als deze (ook waar ze aangeboden wordt als een stuk popularisatie van een moeilijk te overziene geestesstroming) nader moet worden ingegaan op de wortels van het fascisme. Op wie grijpt de fascist (terecht of geheel ten onrechte) terug om zijn gelijk ook uit de historie aan te wijzen? Streven naar volledigheid zou het geheel nóg onoverzichtelijker maken dan het vanuit zichzelf al is. Van invloed zijn onder andere geweest: 1. Jean Jacques Rousseau, beroemd Frans filosoof en pedagoog uit de 18e eeuw. In zijn beroemde werk. "Le Contract social" (het maatschappelijk verdrag) bepleit hij een "volonté générale" (algemene wil). Dat is hier de wil van het volk. De enkeling had uiteraard best recht om iets te willen, maar altijd in ondergeschiktheid aan de wil van de natie. Hitier definieerde het kort en kernachtig: "Du bisst nichts, dein Volk is alles". Het is duidelijk dat het volk de vertolker van zijn wil vond (diénde te vinden) in de wil van de Leider. 2. Joseph-Arthur, Graaf de Gobineau, 19e-eeuws Frans diplomaat en schrijver. Hij liet tussen 1835 en 1855 zijn grote, vierdelige werk verschijnen, dat hij de duidelijke titel meegaf van: "Essai sur 1'inégalité des races humains". (Essay over de ongelijkheid van de menselijke rassen). Bij hem gaat het niet om de superioriteit van de staat of de natie boven de enkeling. Hij poneert met grote stelligheid dat heel de geschiedenis door sprake is van een meerderwaardigheid van het ene ras boven het andere. Belangrijk is niet allereerst, wat gepresteerd is, maar wié! Dan blijkt dat het blanke ras overal ter wereld zich superieur heeft betoond boven alle andere rassen. Daaruit volgt per definitie: De Jood, de neger enz. is minder dan de blanke, heeft dat te aanvaarden en zich als zodanig te gedragen. Dat houdt tevens in dat de blanke zich zijn hoge positie bewust dient te zijn en waken moet tegen elke poging om hem van de hem rechtens toekomende troon te stoten. 3. Houston Steward Chamberlain, 1855-1927. Duits schrijver van Engelse afkomst. We moeten hem niet verwarren met Joseph Chamberlain, Engels Minister van Koloniën tijdens de Boerenoorlog (1899-1902) of met diens zoon Neville Chamberlain, Premier van Engeland, die zich in München met open ogen liet bedriegen door Hitier en met zijn in de steek-laten van Tsjecho-Slowakije meende de vrede gered te hebben ("Peace forourtimes!") H. S. Chamberlain, auteur van "Die Grundlagen des 19. Jahrhunderts" (De grondslagen 17
van de 19e eeuw), populariseerde de theorie van graaf De Gobineau en bracht die onder het Duitse volk. Toegespitst op zijn eigen volk leerde hij: De Germaanse cultuur staat boven elke andere cultuur. De menigerlei rampen, die het Duitse volk hebben getroffen, zijn slechts te verklaren door de grote invloed van het Jodendom. De Jood is de bron van alle ellende. 4. Friedrich Nietzsche, (1844-1900) Duits filosoof en dichter. Nietzsche verzette zich zeer krachtig tegen de middelmatige en zelfgenoegzame cultuur van het eind der 19e eeuw. Teren op een roemrijk verleden is niet meer dan vegeteren. Zonder nieuwe impulsen tot vernieuwing gaat het Duitse volk aan eigen gezapigheid ten onder. Dat moet grondig veranderen. Daarbij dienen moraal en naastenliefde buiten beschouwing te worden gelaten. Waarheid en leugen zijn geen absolute tegenstellingen. Of je liegt doet er niet toe, de vraag is maar waartoe je liegt. Nietzsche was een geniaal en tevens ongenietbaar mens. Veelzeggend is een citaat van hem over zijn eigen boek "Also sprach Zarathustra": "Dit boek... is niet alleen het hoogste boek dat er bestaat... het is het diepste dat uit de innerlijke rijkdom der waarheid geboren is, een onuitputtelijke bron, waarin geen emmer wordt neergelaten zonder met goud en goedheid gevuld weer boven te komen." In zijn latere tijd werd hij een steeds grotere vijand van het Christendom. "Het Christendom is het grootste ongeluk voor de mensheid geweest" en: "De enige sympathieke figuur in het Nieuwe Testament is Pilatus." Absolute ethische waarden, zegt hij, bestaan niet. Macht is belangrijk. De Napoleons, de Bismarcks zijn de goeden. De mens moet zijn: groot en voornaam, hard en onbuigzaam. "Gij hebt de weg doorgemaakt van worm tot mens. Maar er is nog te veel van de worm in u." De mens moet zich verheffen boven alle middelmatigheid en gód worden. Daar gebruikt hij de term 'Übermensch' voor. De nieuwe élite moet alles vernietigen wat klein is of burgerlijk, of vreesachtig of zacht. De drieste uitspraken van Nietzsche hebben op Hitier veel indruk gemaakt. Ze waren hem op het lijf geschreven. Ook mensen als de Duitse filosofen Herder en Hegel, de Engelse natuuronderzoeker Darwin en de Franse filosoof Sorel hebben invloed uitgeoefend op het fascistische denken. Van al deze schrijvers én andere hebben de fascisten datgene "geplukt" wat voor hun doelstellingen bruikbaar was. Zoals we al zagen is dat niet logisch gebeurd en was het resultaat een onoverzichtelijke kluwen van leerstellingen en uitspraken, die niet door elke fascist stuk voor stuk werden onderschreven en waarbij theorie en praktijk nogal eens scherp met elkaar in tegenspraak waren.
Mythe en symbolen Daarnaast hadden de fascisten veel belangstelling voor de mythe. Niet zo vreemd voor mensen, die zich graag beriepen op het gevoel als een leidend beginsel. Slechte theoretici als ze waren, voelden ze zich aangetrokken door de wazige, vaak romantische droomwereld van de mythe. Het gaf hen reden te wijzen op het grootse verleden van de natie. Dat opgeblazen verle18
den kon weer werkelijkheid worden! Daartoe dienden: grote partijdagen, een geweldige persoonsverheerlijking en de symbolen van de fascistische partij. Ter illustratie: het woord Ariër stamt uit een oude taal, het Sanskriet en betekende bij de Indiërs en Iraniërs edelen of vrijen. Bij Hitier c.s. werd een Ariër een "echte", "zuivere" Germaan. Het hakenkruis is afgeleid van een rad van de vroegere zonnewagens. We kunnen ervan lezen in 2 Koningen 23 : 11. Zonnebeelden, zonnepaarden en zonnewagens hoorden bij de verering van de zon. Het werkte alles duidelijk op het gevoel. Het gevoel tot iets groots geroepen te zijn. Nergens heeft de mythe zulke diepe sporen getrokken als in Nazi-Duitsland. Daar werden allerlei mythen als wetenschappelijk bewezen feiten ten tonele gevoerd en met grote verbetenheid gepropageerd.
Führer 19
Hitler
Te -
denken is aan: Een gemeenschap is een hecht organisme met één wil en één doel. Er bestaan nu eenmaal superieure en inferieure mensenrassen. Bloed (natie) en bodem (land) zijn ten nauwste aan elkaar verbonden. Alleen in het gewillig volgen van één Leider ligt het behoud van een volk. Dood en geweld zijn noodzakelijk en dus goede middelen om tot het gewenste doel te komen.
Voedingsbodem Het zou al te simplistisch zijn te denken dat al het bovengenoemde in handen van enkele fanatici "vanzelf' een nieuwe wereld zou doen ontstaan. Daartoe is tevens vereist een goede voedingsbodem. In de negentiende en twintigste eeuw voltrokken zich grote veranderingen op onder andere maatschappelijk en economisch gebied. De toenemende industrialisatie bedreigde het handwerk en de boerenstand en bedreigde of vernietigde tal van traditionele bindingen. We noemen de binding aan de kerk, de binding aan het gezin als opvoedings- én opleidingsinstituut, de binding aan professionele collega's (gilden). De grote crises die zich voordeden, werden door miljoenen als zeer bedreigend ervaren. De arbeiders stelden zich te weer en organiseerden zich. Vele groepen en individuen zagen in die nood het fascisme als een afweerbeweging. Daar meende men iets van het oude ideaal van samenhorigheid terug te vinden. Daar zou de eenling -opgenomen in een groot, gelijkgestemd geheel- veilig zijn. Daarnaast schiep de toenemende ontkerstening een verlangen naar nieuwe idealen en nieuwe "goden." Kort gezegd: het fascisme profiteerde in sterke mate van de economische onzekerheid en werkloosheid en van gevoelens van rancune daarover. En in nauw verband daarmee ook het verlangen naar geborgenheid in de sociale orde. Daarmee gepaard ontstond (en bevorderde het fascisme) heimwee naar vroegere tijden, die erg geïdealiseerd werden. Uiteraard zijn de wortels van het fascisme in dit hoofdstuk slechts in grote lijnen aangegeven. Ieder land had zijn eigen wortels.Het bestek van dit boek laat een uitgebreide beschrijving van het fascisme in elk land niet toe. In het volgende hoofdstuk zal dan ook beknopt op fascistische stromingen in Europa worden ingegaan. De meeste nadruk zal hier vallen op het "moederland" van het fascisme, het Italië van Benito Mussolini. Mede in verband met de grote invloed, die het nationaal-socialisme van Adolf Hitier buiten de eigen grenzen heeft uitgeoefend, zal aan het Duitse fascisme veel aandacht worden besteed.
20
3. Globaal overzicht van het fascisme in de twintiger en dertiger jaren Italië Wie spreekt over de opkomst van het fascisme, spreekt allereerst over Italië en dan in het bijzonder over haar stichter, Mussolini. Benito Mussolini (1883-1945) werd geboren in de buurt van Ravenna als zoon van een smid, die anarchistisch socialist was en een onderwijzeres. Benito behaalde de onderwijzersakte, verbleef enige jaren in Zwitserland en verdiende de kost als metselaar, journalist en spreker op politieke bijeenkomsten. Na zijn militaire dienstplicht vervuld te hebben werd hij aanvankelijk onderwijzer, later opnieuw journalist. Als zodanig maakte hij opgang in de linkervleugel van de socialistische partij. Bij een poging om het volk tot opstand te bewegen werd hij gearresteerd en tot gevangenisstraf veroordeeld. In 1912 werd Mussolini hoofdredacteur van het belangrijke socialistische dagblad "Avanti!" in Milaan.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914) pleitte hij voor Italië's neutraliteit. Al spoedig maakte hij een ommezwaai en wekte op de wapens op te nemen aan de zijde van de geallieerden (dus tégen Duitsland en Oostenrijk). Daarmee schopte hij zijn eigen partijgenoten tegen hun pacifistische schenen. Hij werd ontslagen en uit de partij gestoten. Al spoedig richtte hij een nieuw dagblad op: "II Popoio d'Italia". Om zijn mening -Italië moet aan de strijd deelnemen- op straat kracht bij te zetten, stichtte hij de "Fasci di Azione Revoluzionaria". Inderdaad trad Italië toe tot het bondgenootschap der geallieerden (1915). Mussolini werd opgeroepen, raakte gewond en keerde terug naar zijn krant. Het einde van de oorlog bracht Italië niet veel meer dan een slechte economische toestand en een lijst met onvervulde verlangens.
Greep naar de macht Daarin wilde Mussolini niet berusten. Hij stichtte de Fasci Italiana di Combattimento en richtte zich op de bestrijding van het communisme. Oudstrijders, studenten en avonturiers voelden tot deze strijdvaardige groepering (combat = strijd) aangetrokken. Een bijzondere stimulans was voor Mussolini en zijn aanhangers de poging van de beroemde dichter d'Annunzio om Fiume te bezetten. Uiteindelijk leverde deze aktie mets op, maar er volgde wel een golf van fascistisch geweld tegen alles wat links was. Alhoewel de partij bepaald niet onomstreden was en Benito de man niet was voor een goed doordachte, nieuwe richting in de politiek, kon hij toch rekenen op groeiende aanhang. 21
Dat is onder andere te danken aan: - de verwarde politieke toestand. - de zeer slechte economische situatie. - het gebrek aan gezag. 1922 wordt meestal gezien als het beginjaar van de macht van het fascisme in Italië. Dan heeft de beroemde "Mars naar Rome" plaats. Het léék een krijgshaftige poging van Mussolini om te laten zien waartoe hij in staat was. In wérkelijkheid speelden een aantal faktoren hem flink in de kaart. 1. De parlementaire partijen waren hopeloos verdeeld en daardoor onmachtig. 2. De liberalen meenden dat het in deze hopeloze situatie maar beter was om de fascisten erbij te halen. Dan zou die beweging vanzelf wel rustiger worden. 3. Koning Victor Emanuel III liet Mussonini weten dat hij minister-president zou worden. Toen waagde hij het erop en marcheerde met zijn getrouwen naar Rome. En inderdaad leek de deelname van de fascisten aan de regering een goede greep te zijn. Behalve fascisten nam Mussolini ook sociaal-democraten in zijn kabinet op. Het parlement bleef in stand en gerespecteerd. In Italië kwam meer rust.
Dictatuur Dit alles wekte de ontevredenheid op van de fascisten buiten Rome. De macht delen met de socialisten? Slechts vier van de veertien ministers fascist? Daar hadden ze niet voor gestreden! Het geweld nam opnieuw grote vormen aan en vond zijn hoogtepunt in de moord op het socialistische Kamerlid Mateotti (1924). Mussolini, in zijn hart links vijandig gezind, gaf toe en verstrakte zijn bewind (1925). De dictatuur verdrong de democratie. Er werd een fascistische staat gevormd. Welke kenmerken een dergelijke staat heeft, is al eerder vermeld. Ze is anti-democratisch, anti-socialistisch, anti-liberaal en anti- pacifistisch. Ze wil niets weten van vakbonden, stakingen en andere "ongeregeldheden". Mussolini stelde in plaats daarvan corporaties in. Dat zijn verbanden van werkgevers én werknemers, gecontroleerd door de staat. In theorie dienden ze de rechtvaardigheid te bevorderen zonder klassenstrijd. In de praktijk werden het allereerst instrumenten om de nationale productie zo ongestoord mogelijk te laten verlopen. In 1927 werd de Carta di Lavoro, de grondwet van de arbeid, afgekondigd. Het was in feite een compromis met het kapitalisme, bedoeld om de economie ondergeschikt te maken aan de wil van de staat. Zo moest er een organische staat ontstaan, waarbij alle maatschappelijke en individuele verrichtingen ten goede zouden komen aan de gemeenschap. Niet iedereen kon zich vinden in deze veranderingen. In de zeven jaren die volgden werden drieduizend mensen verbannen en negen op politieke gronden ter dood gebracht. Door medestanders in binnen- en buitenland werd aan het bovenstaande voorbijgezien. Zij wezen graag op het Verdrag van Lateranen (1929), dat een eind maakte aan de jarenlange onenigheid met de Rooms-Katholieke Kerk over de inlijving van de Kerkelijke Staat bij Italië (1870). Was Mussolini bovendien niet de man, die de beruchte Pontijnse moerassen droog legde en de treinen op tijd liet lopen? 22
Voor de doorsnee Italiaan-zelf kwam daar nog bij de verovering van Abessynië (1936'39) de "glorieuze heldendaden" van de Italiaanse vrijwilligers aan de kant van Franco in de Spaanse Burgeroorlog (1936-'39) en de verovering van Albanië. Al die buitenlandse escapades dienden vooral om de aandacht af te leiden van de miserabele economische situatie in de dertiger jaren. Daarnaast gaven ze het Italiaanse volk een gevoel van eigenwaarde. Een "herstel van de macht van het vroegere Romeinse rijk rond de Middellandse Zee lag in het verschiet, zei Mussolini en de burger geloofde hem graag: "Mare Nostrum" (ónze zee!). Groot respect, zij het geen vriendschap, gevoelde Mussolini voor de Duitse dictator, der Führer Adolf Hitier. Wat die in enkele jaren in Duitsland wist te bereiken, sprak hem aan. Zij werden eikaars bondgenoten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bleef Mussolini afzijdig. Pas toen in 1940 Frankrijk onder de slagen van het Duitse leger dreigde te bezwijken zag hij zijn kans, verklaarde Frankrijk de oorlog en viel het in de rug aan. Al spoedig werd duidelijk dat het Italiaanse leger van weinig waarde was. Zelfs in de strijd tegen de Grieken dolf het het onderspit en moest door de Duitse troepen worden behoed voor een totale ondergang. Dit alles ondergroef de positie van Mussolini, die meer en meer van zijn Duitse bondgenoot afhankelijk werd. Toen de geallieerden landden in Italië en langzaam maar zeker oprukten, werd de dictator met behulp van de koning ten val gebracht en opgesloten in een bergvesting. Wel werd hij op zeer spectaculaire wijze daaruit door een Duitse keurtroep bevrijd en door Hitier aangesteld tot hoofd van een fascistische, Italiaanse republiek, maar dit rijk omvatte alleen het noordelijk gedeelte van het schiereiland en kon slechts tijdelijk in stand blijven door de fanatieke verdediging van het Duitse leger. Bij de ineenstorting van Duitsland werd Mussolini in die val meegesleurd. Op zijn vlucht werd hij door partizanen ontdekt en samen met onder andere zijn maîtresse doodgeschoten en aan de voeten opgehangen. Een bejaarde vrouw, gebogen, in het zwart gekleed en vergrijsd door moeite en verdriet, schoot met een oud vuurwapen zeven kogels in het dode lichaam en zei: "Eén voor elk van mijn zeven zonen, die jij hebt vermoord." De revolutie had ook dit haar eigen kind verslonden. Als we Benito Mussolini, de eerste fascistische dictator, moeten kenschetsen kunnen we kort zeggen: - Hij was geen man met visie en miste duidelijk de wijde blik van de ware staatsman. - Hij was geen sterke persoonlijkheid, was aarzelend en licht-geraakt, maar trachtte dit te verbergen door een kordaat optreden. - Zijn kennis van zaken wat betreft economie, financiën etc. was bepaald gering. - Naar mate zijn invloed steeg, groeide zijn ijdelheid en begon hij meer en meer aan zelfoverschatting te lijden. Net als Hitier had hij demagogische kwaliteiten. Het kostte hem weinig moeite een grote menigte tot laaiend enthousiasme te brengen. 23
Spanje Ook in het van oudsher streng rooms-katholieke Spanje diende de nieuwe tijd zich aan. Socialisme en Communisme vonden gerede ingang, vooral in de grote steden met veel industrie. Als tegenwicht tegen het dreigende gevaar van links, richtte in 1933 José Antonio Primo de Rivera, de zoon van de vroegere dictator Miguel Primo de Rivera (1923-'30) de Falange Espafiolo op. De Falange was anti-communistisch en viel vooral op door een sterk nationalisme en een krachtig streven naar een corporatieve ordening van de maatschappij, zoals Primo de Rivera dat in het Italië van Mussolini zag. De groeiende vijandschap tussen links en rechts ontlaadde zich in een oorlog, die bijzonder bloedig was: de Spaanse Burgeroorlog (1936-'39). In die strijd koos de Falange de kant van generaal Franco en de zijnen. Met behulp van Duitsland en Italië werden de linkse Republikeinen verslagen en meedogenloos afgestraft.
Hider en Göring
De Rivera maakte die overwinning niet meer mee: hij viel in handen van de Republikeinen en werd ter dood gebracht. Al tijdens de oorlog voegde Franco de Falange samen met de zeer roomse, uiterst conservatieve "Carlisten" tot een nieuwe Falange. Daarin kregen de fascistische ideeën steeds minder kans zich te ontplooien naar mate de macht van dictator Franco steeg.
Frankrijk Rond de eeuwwisseling werden de gemoederen in Frankrijk danig beroerd door de Affaire-Dreyfus. Kapitein Dreyfus, een Jood, werd op vage en onbewezen beschuldigingen gedegradeerd en tot celstraf veroordeeld. Hij zou militaire geheimen aan de Duitsers hebben verraden (1894). Later is zijn onschuld, vooral door de inzet van de schrijver Victor Hugo, duidelijk aangetoond en werd hij in zijn eer hersteld (1906). Maar het nam het toegenomen antisemitisme in Frankrijk niet weg. Onder invloed van deze onverkwikkelijke affaire stichtte Charles Maurras zijn "Action française", een anti-democratische en anti-semitische beweging. Maurras ijverde voor het herstel van het koningschap; hij was bepaald geen fascist. Met behulp van knokploegen ging hij al vóór de Eerste Wereldoorlog politieke tegenstanders te lijf. Rechts van de "Action française" kwam in de dertiger jaren het Croix de Feu (Kruis van vuur) op, onder leiding van graaf De la Rocque. De Vuurkruisers, vurig rooms-katholiek, waren tóch eerder behoudend dan echt fascistisch. Rond 1936 zien we in Frankrijk een echte fascistische partij opkomen: de "Parti populair francais" van de vroegere communist Jacques Doriot. De hier kort besproken landen zijn niet de enige in Europa, waar fascistische tendenzen zich openbaarden. De rij zou gemakkelijk uit te breiden zijn: Noorwegen met verrader Quisling (zijn naam werd een soortnaam voor landverrader), Hongarije met de "Pijlkruisers", Roemenië met de "IJzeren Garde", Finland, Polen, Estland, Letland en Litauen, Bulgarije, Joegoslavië, België (waar Léon Degrelle met zijn Partij "Rex" op de voorgrond trad), Oostenrijk (dat in 1938 door kanselier Seys-Inquart aan Duitsland werd uitgeleverd: de Anschluss) en Engeland (waar overigens het fascisme niet veel voet aan de grond kreeg). Het zou ons in dit bestek te ver voeren om ook dié landen nog aan de orde te stellen. Het is ook niet nodig. Het bovenvermelde geeft mijns inziens duidelijk aan dat het virus van het fascisme niet alleen wortel schoot in Italië en Duitsland, maar ook ver daarbuiten. Bezien we nu het fascisme in Duitsland, waar het, onder de naam "nationaal-socialisme", een heel volk in z'n meedogenloze greep kreeg en dat dââr én in grote delen van Europa zich openbaarde in ongelofelijke bruutheid en terreur.
25
4. Hiller en zijn nationaal-socialisme Inleiding Formeel beschouwd is het nationaal-socialisme slechts één van de vormen van het fascisme. Dat het toch in een apart hoofdstuk behandeld wordt, vindt haar reden in een tweetal factoren: a. De grote invloed die deze stroming ook buiten de landsgrenzen heeft uitgeoefend. b. De massaliteit van de terreur, waarmee geen enkele vorm van fascisme te vergelijken is. Tot goed begrip is het dienstig allereerst de term "nationaal-socialisme" te bezien. Het is een nogal vaag en verwarring-brengend begrip. We moeten hier beslist niet denken aan een vorm van socialisme, die alleen nationaal, dus voor Duitsland, bestemd was. Als we menen dat het socialisme internationaal is ("Proletariërs van alle landen, verenigt u!") en het nationaal socialisme hetzelfde, maar dan nationaal bedoeld, zitten we er danig naast. Het woord "nationaal-socialisme" moet in tweeën worden gedeeld en elk deel apart bekeken. In het jargon van de Nazi's komen we dan tot de volgende formulering. Nationaal: Alle gebieden, waar Duitsers wonen, moeten tot één natie verenigd worden. Het ideaal is: Volkseenheid op basis van gemeenschappelijke afstamming. Volk betekent hier: ras. Socialisme: De eenling is onbelangrijk. Een mens is een sociaal wezen. Het algemeen belang gaat vóór het eigen belang of het groepsbelang. Hitier drukte het heel kort en kernachtig uit: "Du bist nichts, dein Volk is alles". Uit dat volk komt door natuurlijke selectie vanzelf een superieure leider te voorschijn. Die heeft recht op gehoorzaamheid zonder meer. Daarom kunnen we liberalisme, socialisme, communisme of parlementaire democratie niet dulden.
Van 1878-1918 De lappendeken van staten, staatjes en mini-staatjes die Duitsland al eeuwen was, kreeg een stimulans tot meer eenheid in 1871, toen koning Wilhelm van Pruisen, na de overwinning op Frankrijk, tot keizer van Duitsland werd uitgeroepen. Daaraan had de Pruisische kanselier Bismarck niet weinig bijgedragen. Bismarck, een aristocraat van de oude stempel, wenste een sterk Duitsland met een autoritair en militaristisch karakter. Zolang sterke figuren als hijzelf en Wilhelm I (keizer van 1871- 1888) het voor het zeggen hadden, kwam het autoritaire van dit regime niet in gevaar. Maar Wilhelms opvolger, zijn zoon Wilhelm II (1888-1918) was niet van dat kaliber. Hij was een zelfingenomen, onevenwichtig en impulsief man, die graag theatrale redevoeringen hield en meer dan eens door zijn persoonlijk ingrijpen de positie van zijn land geschaad heeft. Hij voerde zijn land ondoordacht naar een oorlog, die Duitsland aan de rand van de afgrond bracht (Eerste Wereldoorlog, 1914-1918). 27
Daar leek het aanvankelijk niet op. Duitsland beschikte over een krachtig, militair apparaat, sterk genoeg om op twee fronten de vijand te bestrijden: in het oosten de Russen, in het westen de Fransen, Engelsen en Belgen. Het sterk verouderde Russische leger was in het geheel geen partij voor de generaals Ludendorff en Hindenburg met hun mannen. De in 1917 gesloten vrede met Rusland gaf de Duitsers de gelegenheid al hun krachten te richten op het doorbreken van het westelijke front. Daar was haast bij. In 1917 had Duitsland de dwaasheid begaan om de onbeperkte duikbootoorlog af te kondigen. Die maatregel trof ook de schepen van neutrale landen. Dat bracht de Verenigde Staten van Amerika aan de kant van Duitslands vijanden. Toch leek de situatie, voorjaar 1918, voor de Duitsers niet ongunstig. Het oefenen van nieuwe lichtingen Amerikaanse soldaten nam zoveel tijd in beslag, dat het niet onmogelijk leek een voor Duitsland gunstige uitslag te forceren. De massale Duitse aanvallen brachten echter niet het gewenste resultaat. Fransen, Engelsen en Belgen verdedigden zich taai en hielden de balans in evenwicht tot een alsmaar aanzwellende stroom Amerikaanse troepen te hulp kwam. Het Duitse leger, vreselijk uitgedund door de jarenlange, bloedige loopgravenoorlog, werd teruggedreven. Het Duitse volk, aanvankelijk eensgezind, moest zwaar lijden onder de lange duur van de oorlog en de zware druk ervan (hongerblokkades). Wilhelm, die met veel fanfare de overwinning had toegezegd faalde als politiek én als militair leider. Hij werd het meest verantwoordelijk geacht voor de ineenstorting van het Duitse leger (november 1918). Overal braken onlusten, gevechten en revoluties uit. In de toenemende verwarring deed de keizer afstand van zijn macht, vluchtte naar Nederland en vroeg (en kreeg) daar politiek asiel.
Vernedering en frustratie De vrede, die op de nederlaag volgde (vrede van Versailles, 1918), was voor Duitsland één grote vernedering. Het moest delen van z'n grondgebied afstaan, een onmenselijk zware oorlogsschatting betalen, verloor zijn koloniën, moest zijn oorlogsvloot uitleveren en mocht geen leger van enig belang meer hebben. Het moeilijkst te verteren was wel de eis dat Duitsland zou toegeven de alléén-schuldige van deze ontzettende oorlog te zijn. Het feit dat men een burger deze voorwaarden liet ondertekenen gaf voedsel aan de gedachte dat het léger onoverwonnen, maar door het volk verraden was. (dolkstootlegende). Van de frustraties daarover zou Hitier later gretig gebruik maken. Duitsland, waar de republiek was uitgeroepen (de zgn. Republiek van Weimar), ging een zware tijd tegemoet. Dit alles werd nog verergerd door -weliswaar mislukte- pogingen van communisten om de macht te grijpen (opstand van de Spartacisten) én door de geweldige inflatie, die Duitsland trof. Voeg daar bij: - het streven in de industrie om te komen tot zeer grote bedrijven, wat de arbeiders ervoeren als een bedreiging van hun positie. - de macht van de Junkers (een kleine groep van grootgrondbezitters), die van hun invloed niets wilden afstaan. 28
-
een te groot aantal kleine boeren, dat steeds meer in de verdrukking kwam. een groot vrouwenoverschot door het verlies aan mannenlevens gedurende de oorlog. - het verlies van exportmarkten. - de al genoemde inflatie. - de drukkende herstelbetalingen. Al deze factoren bewerkten en vergrootten de onrust onder boeren, fabrieksarbeiders, kleine ondernemers en ambtenaren. De jonge Republiek van Weimar, onder leiding van haar eerste president Ebert, stond voor bijkans onoverkomelijke problemen. In deze verwarring stond een nieuwe geest op, een man, die in duidelijke bewoordingen vertelde waar de ellende vandaan kwam en hoe daaraan een einde kon worden gemaakt. Is het een wonder dat velen hem gehoor gaven en hem gingen beschouwen als hun laatste hoop? Zijn naam: Adolf Hitier!
Adolf Hitier Adolf Hitier werd in 1889 te Braunau in Oostenrijk geboren als zoon van een douanebeambte en diens derde vrouw. De vader was de natuurlijke (=buiten het huwelijk geboren) zoon van een dienstmeisje bij een Joodse heer Frankenberger. De jongen droeg tot zijn 39ste jaar de naam Alois Schicklgruber. Toen veranderde hij zijn naam in Hitier (1876). Met zijn nogal tirannieke vader kon de jonge Adolf niet overweg. Uit zijn schoolrapporten blijkt dat hij weliswaar intelligent was, maar tevens erg ongehoorzaam en niet bijzonder ijverig. Drie jaar na de dood van zijn vader (1903) vertrok hij naar Wenen om kunstschilder te worden. Daar kwam hij in aanraking met mensen van allerlei volk en ras. Zijn verzoek tot toelating tot de Kunstacademie werd niet gehonoreerd. De smeulende afkeer van de Joden, meegebracht uit z'n geboortestreek, kreeg in Wenen voedsel genoeg om uit te groeien tot bittere haat. En dat te meer toen hij bespeurde dat menigeen van het Joodse volk het in die grote stad tot macht en aanzien had gebracht. In zijn levenswerk "Mein Kampf' doet hij het voorkomen, alsof hij na de dood van zijn moeder (1907), die hem verwende, jaren van bittere armoede heeft gekend. Zo was het niet. Zijn verblijf in het tehuis voor daklozen was geen gevolg van armoede, maar het was voor hem een middel zich te onttrekken aan de militaire dienstplicht. Naast een wezenrente en zijn vaderlijk erfdeel verkocht hij zijn schilderijen zonder moeite aan Joodse intellectuelen en zakenlieden. In 1913 werd hij opgespoord en verplicht zich te laten keuren voor het Oostenrijkse leger. Hij werd afgekeurd: "Niet geschikt voor dienst bij de gewapende macht of hulpdienst, te zwak. Niet in staat wapens te hanteren." Afgezien van de deuk in z'n eigenwaarde die de keuring hem gaf, was het voor hem een grote opluchting. Hij verafschuwde zijn eigen land, Oostenrijk. Voor hem was het een verbasterde samenleving, een echte smeltkroes van allerlei rassen. Hij voelde zich geen Oostenrijker, maar Duitser. 29
In oorlogstijd Onmiddellijk na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich als vrijwilliger bij het Duitse leger en werd aangenomen. Zijn geestdrift kende geen grenzen. Hij schreef: "Ik schaam mij ook heden niet, om te zeggen, dat ik ten prooi aan overweldigende geestdrift, op mijn knieën ben gevallen, om de hemel uit het diepst van mijn overvol hart te danken, dat mij het geluk was toebedeeld, in deze tijd te mogen leven", "...en het was me, alsof mijn borst te nauw was voor zoveel ontroering." Aangesteld als ordonnans heeft Adolf Hitier zich "kranig, offervaardig, koelbloedig en onverschrokken" gedragen en is hij meermalen onderscheiden: IJzeren Kruis 2e en 1ste klasse, Militair Kruis van Verdienste 3e klasse, Ereteken van het leger 3e klasse en Regimentsdiploma voor bijzondere dapperheid (W. Moser: Hitiers Mein Kampf). De nederlaag van het Duitse leger heeft Hitier nooit willen aanvaarden als een militaire nederlaag. "Dat is de schuld", zei hij, "van het thuisfront. Daarachter verschuilt zich de konkelende Jood, dé vijand van het Duitse volk." Hij noemde ze later "de schurken, die ons de wapenen uit de handen sloegen, de morele ruggegraat braken en het verlamde Rijk voor dertig zilverlingen versjacherden."
De N.S.D.A.P Terug in Duitsland, sloot hij zich te München aan bij één van de vele ultra-nationalistische partijtjes op autoritaire basis, de Deutsche Arbeiterpartei (D.A.R) van Anton Drexler, een Beierse spoorwegmonteur. Van deze partij, al spoedig omgedoopt in: National Socialistische Deutsche Arbeiterpartei (N.S.D.A.P.), werd Hitier al spoedig de leider (1921). Mede door de verwarde politieke en economisch- ongunstige omstandigheden, kreeg de nieuwe partij een flinke toeloop van ontevreden mensen. Hitiers redenaarstalent overtuigde menigeen dat bij déze man de oplossing lag voor de immense problemen van Duitsland in de twintiger jaren. November 1923 pleegde hij met behulp van de beroemde generaal Ludendorff een staatsgreep (Hitler-putsch). Die mislukte en Hitier werd tot gevangenisstraf veroordeeld wegens hoogverraad. In de gevangenis schreef hij, met hulp van zijn toegewijde volgeling en medegevangene Rudolf Hess, Mein Kampf. Het behelst, naast een onbetrouwbare terugblik op zijn leven tot dan toe, zijn visie op ras en bodem.
Mein Kampf Dit ongeveer 850 pagina's tellende boek, breedsprakig en niet boeiend geschreven, heeft diepe sporen getrokken in Duitsland en ver daar buiten. We moeten Hitier niet beschouwen als een onontwikkeld man, die zijn grove onkunde zou hebben verborgen achter een fa?ade van veel gebral en korte, quasi-wetenschappelijke uitspraken. Hij had zich door zelfstudie een brede, algemene kennis eigen gemaakt. Onder andere had hij zich verdiept in de oude, klassieke schrijvers, de Hervormers, het Boeddhisme, de Engelse toneelschrijver Shakespeare, geleerden en schrijvers als Goethe, Schiller, Dante, Zola enzovoort. Hij had een uitmuntend geheugen. 30
Tot de beste gedeelten van zijn boek behoort de uiteenzetting over de propaganda. Hij wist wetenschappelijke inzichten doeltreffend te maken in de politiek en handig aan te passen aan een bepaalde situatie. Bepaald geen redenaar zoals zijn volgeling, propagandist, volksmenner en latere Minister van Volksvoorlichting Joseph Goebbels, wist hij toch met zijn hartstochtelijke redevoeringen duizenden toehoorders op te zwepen tot laaiend enthousiasme en te maken tot volgzame aanhangers.
Ras en bodem (Blut und Boden) In het nationaal-socialistische standaardwerk "Mein Kampf' (tot 1945 vertaald in zestien talen, met een gezamenlijke oplage van tien miljoen exemplaren) zette Adolf Hitier in forse lijnen twee polen tegenover elkaar: de Germaan en de Jood.
De Germaan Dat is het enige volk van betekenis op aarde. De Germaan moet Europa beheersen; daar is hij toe verkoren, want: De Almachtige schept slechts behagen in machtige mensen, met moed en met harde vuisten, die geen last hebben van verzwakkende zaken als wroeging of geweten. Er is slechts één ijzeren noodzaak: Duitsland moet omhoog! Elke weg daartoe is goed. Het zou dwaasheid zijn om het daarin van God te verwachten. Zo werkt Hij niet. Het enige middel om het doel te bereiken is wapengeweld. Daar moeten we niet huiverig tegenaan kijken. "Het ene wezen drinkt het bloed van het andere. Als het ene sterft, heeft het andere te eten. Men moet niet leuteren over humaniteit." Integendeel! Vrede verslapt een volk, oorlog sterkt haar. Neem dus met geweld van een ander, w a t j e nodig hebt. Duld geen sterke naast je. Laten we daarom doelbewust streven naar: 1. Frankrijk moet koste wat kost ten onder worden gebracht. "Dit volk, dat steeds meer vernegert, vormt door zijn verbondenheid met het Joodse streven naar wereldheerschappij, een sluipend gevaar voor het voortbestaan van het blanke ras in Europa." 2. Engeland, liggend in de zee, moet daar blijven. Ze moet van het vasteland van Europa worden geweerd. 3. Rusland moet tot een toestand van onderhorigheid worden gebracht, een onuitputtelijk reservoir voor goedkope werkkrachten. De regering van Rusland noemt Hitier "gemene misdadigers met bloedbevlekte handen, een uitvaagsel der mensheid." Ze paren de beestachtigste wreedheid aan de onbegrijpelijkste vaardigheid in het liegen. "Wij moeten het Russische bolsjewisme beschouwen als de poging welke het Jodendom in de twintigste eeuw aanwendt, om tot de wereldheerschappij te komen." In een dagorder aan zijn soldaten schrijft hij in 1941: "Deze vijand bestaat niet uit soldaten, maar uit beesten." In Rusland zullen alle Joden worden opgeruimd. De Russen-zelf hebben genoeg aan vier klassen lagere school. Als ze tot vijfhonderd kunnen tellen, hun eigen naam kunnen schrijven en de verkeersborden kennen, is dat voldoende. Ze moeten leren dat het een goddelijk gebod is om de Duitsers te gehoorzamen en eerlijk, vlijtig en oplettend te zijn. Gezondheidszorg zal niet worden toegestaan; er zijn tóch al te veel Russen. 31
Verwacht echt niet dat de Almachtige daarbij zal helpen. Hij geeft niets! Zegt Hij zelf niet: "Verdien je brood in het zweet uws aanschijns?" Daarbij legt Hij ieders lot in eigen handen en wacht af welk volk Zijn beeld (dat van de Almachtige) het meest nabij komt. De sterkste moet en zal de Germaan zijn. Hij alleen brengt echte beschaving. Hij is (en zal dat bewijzen): het hoogste evenbeeld des Heeren. Denk aan een serie foto's van mensen. Eén ervan is haarscherp. "Sprekend!" zeggen we dan. Meerdere afbeeldingen zijn redelijk scherp, een enkele zo vaag dat je zelfs niet goed meer kunt zien of het wel een méns betreft. De eerste afbeelding is de Germaan, de laatste de Jood. De Germaan moet zich zijn hoge afkomst bewust zijn en het ras zuiver houden. "De zonde tegen bloed en ras is de erfzonde van deze wereld en vernietigt de mensheid die zich aan haar overgeeft." Daarom: wie de Germaan aanraakt, raakt de Schepper aan. Zonder Germanen verdwijnen kunst, wetenschap en beschaving.
De Jood De laatste afbeelding van de fotoserie vertoonde iets, wat nog wel wat op een mens leek, maar waarbij de vraag gewettigd is of het hier werkelijk een mens was! En als dat eigenlijk niet het geval is, hebben we slechts te maken met een schepsel zonder ziel, dat menselijke trekken vertoont. Maximaal is dan de Jood (in mindere mate de Slavische volken en de zigeuners) een gedegenereerd mens, dat uitsluitend slechte eigenschappen heeft. De Jood - gaat over lijken. - is door en door egoïstisch. - heeft een rattennatuur (ze verscheuren elkaar net zo goed.) - heeft de kiemen van de revolutie in zich. Denk maar aan de Jood Karl Marx. - doet alsof hij godsdienstig is, maar ziet de godsdienst slechts als middel om zich van anderen af te scheiden en vervolgens uit te zuigen. De Jood kan geen religieus leven hebben en geen geloof aan het hiernamaals, omdat hij niet weet wat idealisme is. Dat had Jezus óók wel door. "Nu verborg deze (Jezus, M.K.) zijn mening over het Joodse volk ook niet onder stoelen en banken en greep zonodig naar de zweep, om deze vijanden van iedere menselijkheid uit de Tempel des Heeren te verdrijven, die ook destijds reeds de godsdienst slechts beschouwde als een middel om zaken te doen. Daarom werd Christus aan het kruis geslagen..." - is alleen uit op macht, geld en verwoesting van al wat edel is. Joodse kunst heeft nooit bestaan. De Jood heeft op architectonisch en muzikaal gebied nooit iets oorspronkelijks voortgebracht. "Wat het op kunstgebied presteert, is óf vergroving, óf geestelijke diefstal." Hij mist alle idealisme. "Indien de Joden alleen waren op deze wereld, dan zouden ze enerzijds volkomen in hun eigen vuil, viezigheid omkomen en anderzijds vol haat tegenover elkaar staan en wederzijds trachten elkaar te bezwendelen en uit te roeien, voorzover niet hun volkomen gebrek aan offervaardigheid, dat zijn uitdrukking vindt in hun lafheid, ook hier de strijd uitschakelde". Drijfveer voor de Jood is alleen "het platste egoïsme." De Jood is alle eeuwen door en overal ter wereld de grote ophitser. 32
"Indien de Jood met zijn marxisme de overwinning behaalt op de volkeren van deze wereld, dan zal een krans, gevlochten uit de lijken der gehele mensheid, zijn kroon zijn; dan zal deze aarde wederom, evenals voor miljoenen jaren, van ieder menselijk leven ontdaan, zwijgend haar weg door de aether gaan." "Al datgene, wat wij heden aan menselijke cultuur, aan kunst- voortbrengselen, aan producten, aan wetenschap en techniek voor ons zien, is bijna uitsluitend te danken aan het scheppend genie van de Ariër." "Indien de Ariër werd uitgeschakeld, dan zou zich reeds na enkele duizenden jaren wederom de diepste duisternis over de aarde uitspreiden, de menselijke cultuur zou ten onder gaan en de wereld werd weer woest en ledig." Daarom: "Als ik mij tegen de Jood verweer, strijd ik voor het werk des Heeren."
73 maal vertrok de trein vanuit Westerbork
Bewijzen? Hier willen we een moment Hitiers betoog onderbreken en de laatste, met grote stelligheid uitgesproken, uitspraak natrekken. Korach verzette zich tegen de Jood Mozes. Streed hij in deze voor het werk des Heeren? Saulus van Tarsen verzette zich tegen de Jood Jezus van Nazareth. Streed hij voor het werk des Heeren? Hitiers antwoord laat niet op zich wachten: Hier betreft het de strijd tussen Joden onder33
ling. Mijn uitspraak gaat niet over de ruzies tussen ratten onderling. Dan iets verder. De machtige vriend van Ahasveros, Haman, verzette zich tegen Mordechaï. Streed hij voor het werk des Heeren? Maar wie bungelde dan uiteindelijk aan de galg, die Haman voor Mordechaï had doen bereiden? De stadhouders van koning Darius verzetten zich tegen de Jood Daniël. Streden zij voor het werk des Heeren? Maar wie werden er door de leeuwen verscheurd? De stadhouders toch? Ook daarop heeft Hitier een kort antwoord: Allemaal oude verhalen uit een oud Joods boek, een boek vol vervalsingen. De verbaasde, verbijsterde lezer van "Mein Kampf" zal tevergeefs zoeken naar bewijzen van wat de schrijver poneert. Dat hoeft ook niet. Ik, Adolf Hitier, de Leider, zég het en daarmee uit! Bovendien (maar dat vertrouwde hij alleen zijn getrouwen toe): - Een leugen, eindeloos herhaald, zal op de duur geloof vinden. Er zal best iets van waar zijn, zeggen de mensen tenslotte, iedereen heeft het erover. - Een leugen is alleen verkeerd, als de tegenstander je aarzeling bij het liegen bespeurt en het beoogde doel niet wordt bereikt.
Lebensraum Een volk, dat z'n meerderwaardigheid bewezen heeft, heeft recht op grond. Als het daaraan gebrek krijgt, heeft het het recht die aan anderen te ontnemen. En niet alleen het récht! Ook de plicht! Want Duitsland "zal een wereldmacht zijn of het zal niet zijn." "Dit streven is het enige dat voor God en de mensen een bloedvergieten rechtvaardigt. Voor God, omdat wij op de wereld zijn gezet, teneinde de eeuwige strijd om het dagelijks brood te voeren als wezens, die niéts ten geschenke krijgen en die hun positie als heren en meesters der aarde alleen te danken hebben aan de genialiteit en de moed, waarmee ze die positie weten te veroveren en te behouden." Het Duitse volk moet levensruimte (Lebensraum) hebben. Er moet een einde komen aan de wanverhouding tussen zielental en grondgebied. Daarom is "de eis, om de oude grenzen van het jaar 1914 te herstellen, een politieke waanzinnigheid van een dergelijk formaat, en met zodanige gevolgen, dat zulk een eis eenvoudig misdadig geheten moet worden." Hitier maakte er geen geheim van waar de noodzakelijke "levensruimte" te verkrijgen is: Rusland! Daarbij moeten we durven bidden: "Almachtige God, zegen straks onze wapenen; wees even rechtvaardig als Gij altijd waart; oordeel nu opnieuw, of wij onze vrijheid nu waardig zijn, en veroordeel ons niet; Heer, zegen onze strijd!"
De kerk Natuurlijk voorzag Hitier heel goed dat hij, in wat hij beoogde, de kerk niet gemakkelijk of in het geheel niet mee zou krijgen. Goed, dan moest ook de strijd tegen dat instituut maar worden gevoerd. De kerk heeft het toch al laten zitten bij het zuiver houden van het bloed. Die probeert de zaak goed te maken door bekeringssuksessen bij Hottentotten en Zoeloekaffers. Men moet zulke mensen niet lastig vallen met zending. Dat begrijpen ze niet en wensen ze niet. 34
"Een wereldbeschouwing (als het Christendom, M.K.), welke bezeten is van de meest infernale onverdraagzaamheid, zal alleen vernietigd kunnen worden door een andere, welke van dezelfde geest is bezeten... De enkeling moge tegenwoordig bezorgd constateren, dat met het verschijnen van het Christendom de eerste geestelijke terreur in de veel vrijere antieke wereld haar intrede deed: hij zal echter niet kunnen ontkennen, dat de wereld sindsdien door deze dwang beheerst en benauwd wordt en dat men dwang alleen met tegendwang kan breken en terreur alleen met tegenterreur."
Hitler in Berlijn
Hitiers ideeën: niet slechts theorie! We hebben Adolf Hitier uit zijn "Mein Kampf' uitvoerig geciteerd. Het geeft ons een beeld van de benauwende visie die hij ontwikkelde. Toen hij eenmaal aan de macht was gekomen heeft hij alles gedaan om zijn program te verwezenlijken. Het heeft geleid tot ongekende barbaarse onderdrukking en tot het vergieten van stromen bloed. Het vergif van Hitiers leer heeft langzaam maar zeker haar moordend werk verricht, eerst bij de kleine groep getrouwen van het eerste uur, later bij duizenden volgelingen, nog later bij een groot deel van het Duitse volk en daarbuiten. 35
Op dit spoor verdergaand komt men tot de meest verschrikkelijke uitspraken. Een kleine bloemlezing: - Liefde is een zedelijk moeras (Alfred Rosenberg, de partij-ideoloog). - Medelijden is misplaatste zwakheid (Martin Bormann, later plaatsvervanger van de Führer). - "Joden zijn nu eenmaal onze vijanden. We zullen ze slaan, waar we ze raken kunnen" (Arthur Seyss-Inquart, Oostenrijks Rijks-commissaris in bezet Nederland van 1940-'45). - We hebben bij honderd, bij vijfhonderd, bij duizend lijken gestaan en zijn toch fatsoenlijk gebleven. Dat is de grote erebladzijde uit onze geschiedenis" (een generaal). - "Als tienduizend Russische vrouwen een anti-tankgracht voor ons graven, is maar één ding van belang: die gracht moet klaar! Daar mogen ze alle tienduizend dood bij neervallen" (Heinrich Himmler, leider van de S.S.). - "Het geschiedenisboek der Joden, dat gewoonlijk de "Heilige Schrift" wordt genoemd, verbijstert ons als een gruwelijk misdadigersverhaal, dat de sensatieromans van die Britse Jood, Edgar Wallace, doet verbleken van afgunst. Het "heilige" boek verlustigt zich in moorden, bloedschande, diefstal en schunnigheid." (Julius Streicher, medewerker van Hitier, oprichter van het grof anti-semitische weekblad "Der Stürmer". Hij noemde zichzelf "Joden-plager nummer 1.") - In een publicatie van de S.S. over "mensen van lager ras": "De Untermensch, dat biologisch schijnbaar volkomen gelijkgeaarde natuurverschijnsel met handen, voeten en iets als hersenen, met ogen en een mond is toch een geheel ander, een verschrikkelijk creatuur, met gelaatstrekken, gelijkend op die van een mens. Het innerlijk van deze wezens is een barbaarse chaos van wilde, ongeremde hartstochten." Het Duitse volk moest zonder ophouden worden opgevoed in nationaal-socialistische geest, tot tenslotte de blinde toewijding deed schrijven in vele rouwadvertenties van gesneuvelde militairen: "In Hitier ontslapen onze lieve zoon...". Dan is deze volksmenner verheven tot een godheid.
36
5. Hitlers greep naar de macht en daarna Marsroute (1924-1933) De hoge positie van Hitier, waarmee we het vorige hoofdstuk afsloten lag in 1924, toen hij uit de gevangenschap werd ontslagen, nog ver weg. Het tij had hij mee: - Het glorierijke Duitsland was immers ontzaglijk vernederd. En er was er maar één die duidelijk aangaf dat dat veranderen moest en zou. - De grote massa werklozen (uitgroeiend tot zes miljoen) was alle hoop en moed kwijt. En er was er maar één, die uitzicht gaf op betere, veel betere tijden. - De politieke partijen verwerden meer en meer tot belangenpartijen. En er was er maar één, die zei op te komen voor het gehele Duitse volk. De aanhang van de N.S.D.A.P. groeide snel. Eén ding was Hitier duidelijk geworden: een greep naar de macht had geen zin. Wilde hij aan de macht komen, dan zou dat langs parlementaire weg moeten gebeuren. Niet dat hij daarmee een aanhanger van het parlementaire systeem werd. Integendeel! Het betekende alleen dat "deelname aan een parlement geen ander doel mag hebben, dan om deze inrichting, welke wij als een der ergste tekenen van verval der mensheid moeten beschouwen, op te ruimen." Zijn partij werd uitgebouwd tot een uiterst doeltreffend middel om aan de macht te komen. Er heerste een strakke discipline en een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Om andere partijen te hinderen en te elimineren, richtte hij de S.A. (Sturm-Abteilung) op; bendes van straatvechters, die op vergaderingen van tegenstanders de sprekers massaal uithoonden en de straat zochten schoon te vegen van een ieder, die het niet met hen eens was. Het motto was: eerst de straat en dan de staat. Daarnaast werd opgericht de S.S. (Schutz-Staffel, d.i. beschermingsgroep), onder leiding van de kille en meedogenloze Himmler, bedoeld om de nationaal-socialistische kopstukken te beschermen en later gebruikt om de nazi-staat in stand te houden. De S.A. en vooral de S.S. hebben ongekende terreur uitgeoefend. Daarnaast werd veel aandacht geschonken aan het beïnvloeden van de jeugd en het imponeren van de massa door enorme, perfect georganiseerde partijbijeenkomsten en spreekbeurten. Wat het eerste betreft: Al jong werden de kinderen opgenomen in verenigingen die op militaire leest geschoeid waren: - Jongvolk, van 10 tot 15 jaar. - Hitlerjeugd, van 15 tot 18 jaar. Baldur von Schirach, de leider van de Hitlerjeugd, gaf duidelijk de koers aan, die hij met zijn organisatie volgde. "Wij zullen," zei hij, "de Duitse jeugd opvoeden tot "panters van mensen." Daarmee liep hij in het spoor van zijn vereerde Führer. "Geef mij", sprak Hitier eens "gewelddadige, heerszuchtige, onverschrokken, wrede mensen." Hij hééft ze gekregen! Daar heeft Von Schirach ijverig aan meegewerkt. De jeugd, eerst die van de Hitlerjeugd, later van heel Duitsland, van jongsaf aan geoe37
fend in blindelingse gehoorzaamheid (kadaverdiscipline) heeft in een later stadium in belangrijke mate bijgedragen aan de aanvankelijk, grote suksessen van de Duitse legers. Wat de partijbijeenkomsten en spreekbeurten betreft: De S.A. ("Bruinhemden") had als opdracht de straat vrij te maken voor de eigen aanhangers. In verwoede gevechten met vooral de communisten vielen talrijke doden. Tussen 1 juni en 28 juli 1932 vielen alleen al in Pruisen 82 doden en 400 zwaargewonden. De begrafenissen van de eigen "martelaars voor de goede zaak" werden uitgewerkt tot grootscheepse betogingen, waarbij opnieuw grof geweld niet werd geschuwd. Na de straat te hebben schoongeveegd trokken in eindeloze rijen de getrouwen op: Jongvolk, Hitlerjeugd, S.A. en S.S., allen strak gedisciplineerd, onder de vrolijke tonen van talrijke blaasorkesten. De schallende fanfares, de vaandels, de honderden vlaggen, de orde en de vastberadenheid die het geheel ten toon spreidde, maakte op menige werkloze of aan lager wal geraakte Duitser diepe indruk. Hitier hield veel van symboliek en maakte er graag gebruik van. Zijn zelfontworpen hakenkruisvlag -rood veld, witte cirkel, hakenkruis- wees op het sociale van zijn streven (rood), het nationalistische ervan (wit) en het hakenkruis op de overwinning van het Arische volk. Daarnaast "hanteerde" hij graag de bloedvlag. Deze vlag, besmeurd met het bloed van de gevallenen tijdens de mislukte Hitler-putsch, werd gebruikt om andere vaandels en vlaggen te "wijden". Dat gebeurde door tijdens een bijeenkomst met de bloedvlag alle andere aan te raken. Ook m het stadion (of welke plaats van samenkomst) was alles uitstekend geregeld. Zaalwachters hielden toezicht en verwijderden eventuele storende elementen of Joden. Een spreekkoor van honderden volgelingen stond klaar om in te vallen bij de agressief gestelde vragen van de eerste spreker. Wie zijn de schuld van onze ellende? De Joden! Wie kan ons alleen nog maar redden? Adolf Hitier! Wat is Adolf Hitier voor ons? Ons geloof! Wat nog meer? Onze laatste hoop! Langzaam maar zeker werd naar de climax toegewerkt. Na een plaatselijke leider sprak meestal kort één van Hitiers voornaamste volgelingen: de intelligende, wrede oud-oorlogsvlieger Hermann Goering of de fanatiek-toegewijde, bijzonder begaafde spreker dr. Joseph Goebbels. Dan was het ogenblik aangebroken dat de grote Leider zou spreken. In tegenstelling tot zijn geüniformeerde kameraden was hij meestal eenvoudig gekleed in een donker pak: de gewone burgerman, door God uitverkoren om het Duitse volk van de ondergang te redden. Zijn hese, rauwe stem leek niet geschikt om mensen tot luisteren te dwingen. Zijn kort uitgestoten zinnen evenmin. Toch ging van hem een sinistere bekoring uit. De oorzaken van alle ellende werden zo gemakkelijk ontrafeld, de schuldigen zo duidelijk aangewezen, de weg naar een glanzende toekomst zo haarscherp aangegeven. In het overgieten van zijn duivelse haat tegen de Joden en marxisten was Hitier bepaald een genie. 38
Hitier: van Rijkskanselier tot onbeperkt heerser Na elke bijeenkomst groeide de aanhang van zijn partij snel. In 1928 telde de N.S.D.A.P. 100.000 leden. Bij de verkiezingen van 1932 veroverde Hitier 230 van de 647 zetels in de Rijksdag (volksvertegenwoordiging). Dat was 37 procent van de kiezers. Een eclatant sukses, maar niet genoeg! Op 30 januari 1933 benoemde de stokoude president Von Hindenburg (de vroegere generaal) met tegenzin Hitier tot Rijkskanselier (minister-president). Hij, Von Hindenburg, had een afkeer van die "Oostenrijkse korporaal." Hitier, sinds 1932 Duits staatsburger, overvleugelde de bejaarde, aan dementie lijdende president geheel. Met spanning zag hij de nieuwe verkiezingen van maart 1933 tegemoet. Weliswaar had hij het kanselierschap veroverd, maar er waren duidelijke aanwijzingen, dat zijn partij op haar retour was. Ondanks alle inspanningen, de steeds grotere betogingen, (gefinancierd door de grootindustriëlen, die in hem het middel zagen het gevreesde communisme te weren) blééf de meerderheid van het Duitse volk afkerig van de N.S.D.A.P. met haar bruut optreden tegen iedere andersdenkende. Kort vóór de verkiezingen -februari 1933- brak er brand uit in de Rijksdag. In het gebouw werd alleen aangetroffen een jonge Nederlander. Het bleek Marinus van der Lubbe te zijn, een werkloze communist, uit Leiden. De brand van de Rijksdag is altijd met veel geheimzinnigheid omhuld geweest. Was het een poging van de communisten om wanorde te stichten en in de chaos naar de macht te grijpen? Of: hebben de Nazi's gebruik gemaakt van deze man om de communisten van een staatsgreep te beschuldigen om hen zodoende te kunnen uitschakelen? Dr. L. de Jong kiest duidelijk niet voor het laatste, maar het laatste woord is over deze zaak bepaald niet gesproken. Hitier dwong de oude Von Hindenburg een noodwet af, die de Rijkskanselier absolute macht gaf. Nog diezelfde nacht werden talloze tegenstanders gearresteerd en afgevoerd naar onder andere Dachau, het eerste Duitse concentratiekamp (sinds 1932). Ook toen boog de meerderheid van het Duitse volk niet. De verkiezingen brachten de N.S.D.A.P. wel winst (hij groeide naar 44 procent), maar niet de absolute macht. De rechterlijke macht, toen nog niet slaafs de Nazi's volgend, heeft de Rijksdag-brand onderzocht, enige vooraanstaande communisten vrijgesproken, maar Van der Lubbe ter dood veroordeeld. Hij werd onthoofd (1934). Het deerde Hitier niet meer. Met de noodwet in de hand werden alle politieke partijen, behalve die van de Nazi's, ontbonden, de vakverenigingen afgeschaft, de pers gebreideld en aan de leiband gelegd van Joseph Goebbels, de nieuwbenoemde Minister van Volksvoorlichting en Propaganda. Had Hitier niet gezegd dat de vrijheid van drukpers een "waanzinnig recht was om het volk straffeloos voor te liegen en te vergiftigen"? Toen president Von Hindenburg in 1934 overleed trok Hitier alle macht aan zich. Als "Führer und Reichskanzler" heeft hij tot 1945 onbeperkt geheerst. De totalitaire staat was werkelijkheid geworden. Iedereen die zich bleef verzetten wachtte arrestatie, foltering en/of executie. 39
In conflict met de kerk Alleen met de kerk moest Hitier voorzichtig zijn. Het overgrote deel van het Duitse volk was kerkelijk en meerdere kerkleiders genoten groot aanzien. Weliswaar kreeg hij de Evangelische Kirche onder zijn kontrole, maar een deel splitste zich als "Belijdende Kerk" af en bleef weigeren de leiding van deze Leider te accepteren. Vooraanstaande figuren in deze kerk waren de theoloog Prof. Dr. Karl Barth (afgezet en uitgeweken naar Zwitserland), de oud-duikbootkommandant, dominee Niemöller (opgepakt en tot 1945 gevangen gehouden) en de theoloog Bonhoeffer (die in 1945 alsnog werd vermoord). Ook vanuit de Rooms-Katholieke Kerk kwam verzet. We denken bijvoorbeeld aan bisschop Van Galen van Munster. Daartegenover kwam kardinaal Faulhaker, de hoogste Rooms- Katholieke kerkvorst in Duitsland tot een bedenkelijke, verwerpelijke uitspraak: "...er wordt een weerzinwekkende onwaarheid verbreid over de Heilige Vader (paus Pius XII, M.K.); gefluisterd wordt dat de paus een half-jood is, omdat zijn moeder een Jodin van Nederlandse afkomst was. Ik zie mijn toehoorders bij de gedachte alleen al rillen van afschuw. Deze leugen is inderdaad wel geschikt om de naam van de paus in Duitsland te grabbel te gooien" (toespraak 1933). Overigens is óók van hem bekend dat hij zich verzette tegen het nationaal- socialisme.
Aan de macht (1933-'39) De greep op het volk werd verstevigd. Het volk werd ingedeeld in groepen, onderverdeeld in steeds kleinere groepjes, steeds onder controle van een "Leiter". Zo kon iedereen worden bespioneerd. Zelfs de kinderen werden daarbij ingeschakeld. Het verraden van vader en moeder wegens steun aan Joden, of verspreiding van verboden lectuur etc., werd aangemoedigd. Ook de lagere-schooljeugd bleef hierbij niet buiten schot. De leraar in S.A.-uniform voor de klas werd een bekend fenomeen. De leerstof werd "gezuiverd" van Joodse, marxistische en andere "volksvijandige" onderdelen. Nieuwe liederen en nieuwe gebeden namen de plaatsen van de andere in. Een voorbeeld: "Führer, mijn Führer, mij door de Heer geschonken, Bescherm en bewaar mij, zolang als ik leef! U hebt Duitsland uit de diepste nood gered. Ik dank u vandaag voor mijn dagelijks brood. Blijf bij mij, verlaat mij niet. Führer, mijn Führer, mijn geloof en mijn licht! Heil, mijn Führer! Amen!" Niet iedereen tilde daar zwaar aan. Een groot deel van de bevolking sprak meer aan dat Hitier al heel spoedig één van zijn belangrijkste verkiezingsbeloften inloste, namelijk: het opheffen van de massale werkloosheid. 40
Honderdduizenden arbeiders konden aan het werk in de zich sterk uitbreidende oorlogsindustrie en bij de aanleg van een netwerk van autosnelwegen. Dat die wegen van groot belang waren voor het snel verplaatsen van troepen was een zaak, die slechts tot heel weinigen doordrong. Van de bevrijding uit de uitzichtloze ellende van de werkloosheid ging wervende invloed uit: de N.S.D.A.P., nu in een monopoliepositie, groeide verder uit. Hitiers macht werd verder geconsolideerd door het ombrengen van vele oude strijdmakkers in de S.A. Dat gebeurde op 30 juni 1934 ("Nacht van de lange messen").
Dan de Joden Het boek "Mein Kampf" was slechts door weinig tegenstanders gelezen en dan nog meestal schouderophalend ter zijde gelegd. De waanzin van Hitiers beweringen stond, meenden ze, zo ver van de realiteit af, dat niemand de omschreven doelstellingen zou kunnen uitvoeren. Ze vergisten zich. Het was Hitier bloedige ernst. Het liefst had hij in één grote operatie Duitsland "verlost" van alle Joden. Zijn positie liet hem dat niet toe. Niet alleen zou de weerstand ook in eigen land tegen zo'n monsterachtige moordpartij wel eens groot kunnen zijn, hij had ook te rekenen met de volken om hem heen. Zijn weermacht kon in de verste verte nog niet op tegen het Franse leger. De hem omringende machthebbers bezagen hem met een mengsel van wantrouwen, nieuwsgierigheid en groeiend respect. Het geweld tegen Joden nam toe. Joden werden mishandeld. Joodse winkels werden beplakt met de dringende oproep: "Deutsche! Kauft nicht bei Juden!" Gewapende posten zorgden er voor dat de dringende oproep een dwingende werd. Een stap verder was de officiële afkondiging van de Neurenberger wetten (1935) "tot bescherming van het Duitse bloed en de Duitse eer." Die bepaalden onder andere: - Ieder moet kunnen bewijzen dat hij "Ariër" is - Huwelijken of geslachtelijk verkeer van "Ariërs" met Joden zijn verboden. Een huwelijk tussen een "Ariër" en een Jood heette voortaan "rassenschande" en kon met de galg worden gestraft. - Duitse Joden verliezen het Duitse staatsburgerschap. - Joden mogen geen "Arisch" huispersoneel hebben. Zijn voorlopig dieptepunt vond de Jodenvervolging in de zogenaamde spontane opstand van het Duitse volk tegen het Jodendom naar aanleiding van de moord op een Duitse diplomaat in Parijs door een gevluchte, radeloze, jonge Jood. Die "spontane" reactie was terdege voorbereid. In één nacht gingen honderden synagogen in vlammen op, werden tientallen Joden vermoord, waarna de overlevenden een zware boete werd opgelegd om "de schade te vergoeden". De grote hopen glasscherven van de verbrijzelde ruiten gaven aan die nacht een cynische naam: Kristallnacht (1938)
De barmhartigheden van de goddeloze Behalve Joden en Marxisten leefden in Duitsland nog vele honderdduizenden mensen die weliswaar niet bedreigend waren, maar wel een blok aan het been bij de opbouw van een nieuw, groot en machtig Duitsland. Dat waren de niet-productieven, van wie hun hele leven niets positiefs kon worden verwacht. 41
We spreken dan over krankzinnigen, verstandelijk gehandicapten, mismaakten e.a., volwassenen zowel als kinderen. Ze vormden een té zware belasting bij het moeizame karwei Duitsland omhoog te stoten. De energie, het geld, in dié mensen geïnvesteerd, leverde niets op. Terwille van het geheel ("Du bist nichts, dein Volk is alles!") dienden ze te worden opgeofferd en uit de weg geruimd. Al spoedig werden 30.000 ongeneeslijke geesteszieken "afgehandeld". Daarna volgden invaliden, demente bejaarden, gehandicapte kinderen. Zelfs de oorlogsinvaliden waren niet veilig. De lijst met plotselinge sterfgevallen in allerlei inrichtingen groeide met de dag. Er stierven opmerkelijk veel mensen aan een hersenbloeding, een hartaanval etc. Zelfs overleden er mensen aan bijvoorbeeld een blinde darmoperatie, die al eerder aan die kwaal geopereerd waren! Nog vóór de Tweede Wereldoorlog uitbrak, zijn op deze wijze ongeveer 275.000 mensen om het leven gebracht.
O p b o u w en uitbouw via list en bedrog De opbouw van het leger, de vloot en de luchtmacht vorderde gestaag, maar was in 1936 nog lang niet op zo'n niveau, dat Hitier het aandurfde de internationale machten te brutaliseren met onbeschaamde aanvallen. Daarom was de bezetting van het Rijnland -na de Eerste Wereldoorlog op wens van Frankrijk gedemilitariseerd- in 1936 meer een waagstuk dan een weloverwogen aanval. De andere grote Europese staten protesteerden wel, maar lieten het daarbij. Het gaf Hitier moed om verder te gaan. Twee doeleinden stelde hij zich voor ogen: - het bijeenbrengen van alle Duitsers in één rijk. - verschaffen van "Lebensraum" voor zijn volk. Dat leidde eerst tot de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland in 1938 en daarna tot het "Verraad van München", waarbij Tsjecho-Slowakije door zijn bondgenoten Engeland en Frankrijk in de steek werd gelaten en bezet door Duitsland (1938-'39). Toen op 1 september 1939 ook Polen werd aangevallen was de maat vol. Polens bondgenoten Engeland en Frankrijk hielden het been stijf en verklaarden Duitsland de oorlog. Daarmee brak de Tweede Wereldoorlog uit.
Tijdens de oorlog <1939-'45) We schrijven hier geen krijgsgeschiedenis. We beschreven tot nu toe slechts de weg die Hitier vastberaden ging om tot realisatie van zijn doeleinden te komen. Daartoe behoorde ook de oorlog. Maar een uiteenzetting van het hele militaire gebeuren gedurende die zes verschrikkelijke jaren rekenen we niet tot een noodzakelijk onderdeel van dit boek. Anders ligt het met de uitvloeiselen van die strijd. Ze zijn niet onontkoombaar verbonden aan een oorlog, maar vormen in al z'n afschuwelijkheid een bewijs dat het Hitier ernst was in zijn "Mein Kampf'. Ze vormen samen de grote schandpaal van de ergste vorm van het fascisme: het nationaal-socialisme. Daarom worden ze hier na een korte schets van de meest- schuldigen, zij het sterk ingeperkt, weergegeven. 42
Hitlers trawanten Het zal duidelijk zijn dat één man een catastrofe, zoals Duitsland en de wereld trof, niet in z'n eentje had kunnen bewerken. Hij werd in zijn satanische doeleinden gesteund door een steeds groeiende achterban. Enkele van Hitiers meest bekende medewerkers zijn: - Joseph Goebbels, minister van Volksvoorlichting en Propaganda. Bij de val van Berlijn bracht hij zijn kinderen door vergiftiging om het leven en pleegde zelfmoord. - Heinrich Himmler, leider van de S.S., oprichter van de gevreesde Sicherheitsdienst en belast met het toezicht op de concentratiekampen. Pleegde bij zijn arrestatie zelfmoord. - Hermann Goering, minister van Luchtvaart, chef van de Geheime Staatspolizei en aangewezen opvolger van Hitier. Hij werd bij het proces van Neurenberg ter dood veroordeeld, maar pleegde kort voor de terechtstelling zelfmoord. - Rudolf Hess, één van de vroegste en trouwste volgelingen van Hitier. Hij was plaatsvervanger van Hitier én zijn eventuele opvolger na Goering. Vloog in 1941 naar Engeland om tot vredesbesprekingen te komen, maar werd gevangen gezet. Hij heeft gevangen gezeten van 1941 tot zijn zelfmoord in 1987. - Dr. Arthur Seyss-Inquart, werkte als Oostenrijker mee aan de "Anschluss" van zijn land bij Duitsland, werd Rijkscommissaris der Nederlanden en in Neurenberg tot de strop veroordeeld en geëxecuteerd (1946).
Geneigd tot alle kwaad Deze en vele andere mensen hebben, ieder op z'n plaats, meegewerkt aan een omwenteling in het denken van een miljoenenvolk. Dat liep uit op een willoos of gewillig volgen op een weg, die ten verderve voerde en talloze slachtofers heeft geëist. Het meest hadden de Joden te lijden. De al vroeg ingezette plagerijen en discriminatie mondden uit in het besluit alle Joden uit te roeien. Deze eindoplossing ("Endlösung") is besproken en afgesproken op de in 1942 gehouden Wannsee-conferentie. Ongeveer zes miljoen Joden zijn zonder scrupules ("rücksichtslos") uit de weg geruimd. Daarnaast zijn miljoenen andere tegenstanders geterroriseerd, gemarteld, uitgehongerd, gechanteerd of koelbloedig vermoord. Het is niet doenlijk alles hier op te sommen wat verziekte breinen hebben uitgedacht. In het boek De gesel van het hakenkruis somt Lord Russell of Liverpool een bijna eindeloze rij misdaden op. Waar ze rechtstreeks voortvloeien uit de giftige bron, die "Mein Kampf' heet, willen we iets daaruit lichten en, gerangschikt naar onderdeel, de revue laten passeren. Dikwijls valt ons op dat de gepleegde misdaden enerzijds te maken hebben met de vergiftiging der geesten gedurende een tiental jaren, anderzijds dat de terreur sterk is verhevigd door persoonlijk genoegen daarin, zonder dat een hogergeplaatste dat expliciet van de daders eiste.
43
Gruwelen Bezien we eerst de gruwelen aan individuen begaan. Slechts een greep. - Duizenden Russische krijgsgevangenen werden gemarteld met gloeiende staven, de ogen uitgestoken, de buik opengereten, handen en voeten afgehakt. - Een kolonne van dertig vrachtauto's met Russische krijgsgevangenen reed zolang van plaats tot plaats, tot alle 1500 opgeslotenen dood waren. Van een kolonne van vijftig auto's waren aan het eind van de reis vele opgeslotenen dood of stervende; de rest werd doodgeschoten. - In de Russische plaats Lwow werd na een massaslachting onder vermoorde burgers een tentoonstelling van slachtoffers gehouden in een winkelgalerij. Algemeen bewonderd werd hét klapstuk van de expositie: een baby, die met een bajonet aan de borst van de moeder was genageld. - Bij gevangen genomen Russen bij Stalingrad werd meer dan eens een Davidsster in hun lichaam ingesneden of ingebrand. In de al genoemde concentratiekampen vierden de moord- en kwelzucht hoogtij. - In Bergen-Belsen sneden uitgehongerde gevangenen stukken af van de lijken, die ze rauw verslonden. - In Buchenwald werden gevangenen, na op hen genomen proeven, met grote stenen doodgeslagen, verdronken in beerputten, gecastreerd of anderszins verminkt. Ilse Koch, de vrouw van de kampcommandant, gebruikte graag getatoueerde huiden voor het maken van lampekappen, boekomslagen en handschoenen. - In Dachau werden mannen in ketels gestopt en werd de luchtdruk opgevoerd. Gezonde mensen werden geopereerd ten behoeve van de medische opleiding of ingeënt met malariabacillen, met etter, of andere ziektekiemen. - In Neuengamme nam een dokter t.b.c. proeven op jonge kinderen. Bij het naderen van de bevrijders werden de proefpersonen verdoofd en in een kelder aan haken opgehangen. - In het vrouwenkamp Ravensbrück vertrapte een vrouwelijke beul een vrouw onder haar laarzen en sloeg een ander dood met een houweel. De kampen stonden onder het toezicht van de S.S. De gevangenen hebben gewéten wat dat inhield. In een verordening van de S.S.-generaal Oswald Pohl staat: "Doel van de concentratiekampen moet nu worden: Werk als middel om de gevangene te straffen en uit te schakelen." Eén van de artikelen luidde: "Het gebruik van de gevangenen mag uitputtend zijn in de letterlijke betekenis van het woord." Gevangenen werden tegen betaling uitgeleend aan fabrieken voor het verrichten van arbeid of om als proefkonijn te dienen. De slavenarbeid werd grootscheeps toegepast. De verantwoordelijke man voor het bijeen slepen van honderdduizenden werkkrachten, Sauckel, zei: "Alle mensen moeten zo gevoed, gehuisvest en behandeld worden dat de hoogst mogelijke mate van uitbuiting plaats vindt met zo weinig mogelijk kosten." Stierven ze, dan mocht niets worden verspild: bloed en as kunnen als meststof dienen, het haar kan in de textielindustrie gebruikt worden, gouden tanden dienen naar de 44
Reichsbank te worden opgestuurd. Polen leverde één miljoen slaven. Uit Rusland moesten er twee miljoen komen "met de meest meedogenloze inzet van al onze hulpmiddelen." De transporten waren erbarmelijk. Bij niet-opkomen werden in Rusland hele dorpen platgebrand. Een voorbeeld: in het werkkamp Schandelah (Noord-Duitsland) was de voeding minimaal, ontbrak elke vorm van hygiëne en werd zelfs het gebruik van cementzakken tegen de koude gestraft met vijfentwintig stokslagen. Er was geen arts, wel een oppasser, die opereerde zonder verdoving met een mes, dat hij desinfecteerde in benzine. De kampleiding ranselde, stal voedsel en moordde naar willekeur. Ook represaille op totaal onschuldigen kwam veelvuldig voor. - Soldaten van de Adolf Hitler-divisie vonden een gezochte ondergrondse strijder niet thuis. Ze sloegen van zijn vrouw een arm, een been en de kaak stuk, overgoten haar met benzine en staken haar in brand. Haar kinderen, van nul tot negen jaar, werden in de kelder opgesloten en het huis in brand gestoken. Ze werden ternauwernood gered. (Tavaux in Noord-Frankrijk). -
-
Het driejarige kind van een boer, die verzetsstrijders had geherbergd, werd door S.S.'ers aan het hek van het erf gekruisigd (Presles in Zuid-Frankrijk). Zonder opgaaf van redenen schoten soldaten van "Das Reich" alle mannen van het Franse Oradour-sur-Glane
Dwangarbeid 45
-
dood en verbrandden de lijken, sloten alle vrouwen en kinderen op in de kerk en staken die in brand. In totaal ontkwamen zeven personen aan de moordpartij. In Joegoslavië werden als represaille in één keer vijfduizend onschuldige burgers neergeschoten.
Volkerenmoord stond eveneens op het programma. Adolf Hitier had het duidelijk uitgesproken: "We moeten een ontvolkingstechniek in het leven roepen. Als u mij vraagt wat ik onder ontvolking versta, antwoord ik u dat ik daarmee de vernietiging van gehele rassische eenheden op het oog heb, en dit zal ik doen; ik zie daarin, ruw gezegd mijn taak. De natuur is wreed, daarom mogen wij ook wreed zijn. Wanneer ik de bloem van het Duitse volk zonder enige wroeging over het vergieten van kostbaar Duits bloed de oorlogshei kan insturen, dan heb ik natuurlijk het recht om miljoenen mensen van lager ras, die zich als ongedierte vermenigvuldigen, te vernietigen." Dat hebben, naast de Joden, de zigeuners en de Slavische volken ondervonden! Bormann, naaste medewerker van Hitier, drukte het kort uit, toen hij het over de Slaven had: "Voor zover wij hen niet nodig hebben, kunnen ze sterven." En van Adolf Eichmann is de uitspraak bekend dat hij lachend in zijn graf zou springen, omdat het gevoel, vijf miljoen mensen op zijn geweten te hebben, hem buitengewone bevrediging schonk. Bovengenoemde misdaden vormen slechts een greep en dan nog een minieme, van wat zich in de jaren tussen 1939 en 1945 heeft afgespeeld. Het is genoeg om met klem eraan herinnerd te worden, niet allereerst dat de Nazi's ongelofelijke schurken waren, maar dat de mens geneigd is tot alle kwaad. De mens... Hitier... de S.S.'er... u, jij en ik. Op die, voor een natuurlijk mens, niet te verteren werkelijkheid hopen we aan het eind van dit boek terug te komen.
Verzet in Duitsland De vraag moet beantwoord worden: verzette praktisch niemand in Duitsland zich tegen deze opeenstapeling van gruwelen? Nee, maar grote vormen heeft dat verzet nooit aangenomen. Wellicht moeten we zeggen: heeft het nooit kunnen aannemen. Want het systeem van de Nazi's werkte bijna perfect: iedereen werd in de gaten gehouden. De straffen bij verzet tegen de heersende orde waren buitengewoon bruut. We hebben het verzet van de kerken al bezien. Toen de leidende persoonlijkheden achter de tralies of het prikkeldraad waren gezet (al lang vóór de Tweede Wereldoorlog), was daarmee tevens de ruggegraat van het kerkelijke verzet gebroken. Individuen bléven zich verzetten, als geheel doofde de tegenstand van de kerk uit. Een opmerkelijk staaltje van verzet is dat van De Witte Roos geweest, tijdens de jaren 1942 en 1943. "De Witte Roos" ontstond in München onder studenten. Onder hen namen broer en zus Hans en Sophia Scholl een belangrijke plaats in. De groep probeerde via pamfletten de gewetens van de lezers wakker te schudden en hen tot geestelijke weerbaarheid te brengen. 46
De taal van hun geschriften was duidelijk. Twee citaten: "Men kan niet met geestelijke middelen met het nationaal- socialisme discussiëren, want het bezit geen geest... reeds in haar eerste aanzet was deze beweging aangewezen op het bedriegen van mensen, reeds toen was zij tot in de kern verrot en kon zij zich slechts handhaven door voortdurend te liegen." "Elk woord dat uit de mond van Hitier komt is een leugen. Als hij vrede zegt, bedoelt hij oorlog en wanneer hij godslasterlijk de Naam van de Almachtige noemt, dan bedoelt hij de macht van de boze, de gevallen engel, de Satan. Zijn mond is het stinkende gat van de hel en zijn macht is in de grond van de zaak verdorven." Er kwamen vertakkingen vanuit München, o.a. naar Hamburg. Na zes pamfletten werd de groep opgerold en zes belangrijke leden van "De Witte Roos" ter dood veroordeeld en onthoofd. Daaronder waren Hans en Sophia Scholl. Van de Hamburgse tak vonden acht mensen de dood door ophanging, onthoofding of ontbering. De rest werd tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld. Als rechter fungeerde de man, die ook bij het proces tegen de opstandige militairen uiterst grof tegen de beklaagden is opgetreden, de beruchte dr. Roland Freisler. Het verzet van de arbeiders is aanvankelijk het krachtigst geweest, maar ook daar heeft de meedogenloze onderdrukking door de Nazi's verdere uitbreiding voorkomen.
Verzet vanuit het leger Het militaire apparaat heeft lange tijd zich volgzaam gedragen, vooral toen de ene overwinning na de andere werd behaald. Zo rond eind 1942- begin 1943 zien we het keerpunt in de oorlog, gemarkeerd door de enorme nederlaag van de Duitsers bij Stalingrad. Van toen af werd de Wehrmacht in de verdediging gedwongen en moest voortdurend veroverd gebied worden prijsgegeven. In 1944 kon ieder weldenkend soldaat zien dat de nederlaag onontkoombaar was en snel dichterbij kwam. Om een totale ineenstorting te voorkomen is door een groep hoge militairen gepoogd om Hitier uit te schakelen en zo het eind van de oorlog te forceren. Drie pogingen, alle drie in het voorjaar van 1943, mislukten, zonder dat de Gestapo er lucht van kreeg. Een vierde poging zou in de loop van 1944 gedaan worden. Honderden waren in de plannen ingewijd, onder andere de beroemde en bijzonder geliefde generaal Erwin Rommel. De goed voorbereide aanslag werd uitgevoerd door overste Von Stauffenberg. Hij plaatste een tas met een explosieve lading onder een tafel met stafkaarten in Hitiers werkkamer in één van diens hoofdkwartieren en verwijderde zich. Op het moment van de ontploffing had de Führer net even de kamer verlaten en raakte slechts lichtgewond (juli 1944). De Gestapo kwam onmiddellijk in aktie en arresteerde plusminus vijfduizend verdachten. Van hen werden er ongeveer tweehonderd ter dood veroordeeld. Von Stauffenberg, al in een vroeg stadium gevonnist, kreeg de kogel. Anderen werden zodanig opgehangen, dat hun doodsstrijd eindeloos scheen te duren. Van de vreselijke scenes, opgenomen in een slachthuis, werden filmopnames gemaakt, die Hitier herhaaldelijk voor zich liet afdraaien. Ook in dit proces speelde rechter Freisler een minderwaardige en verachtelijke rol. Bij 47
een kort daarop volgend bombardement door geallieerde toestellen vond hij de dood. Generaal Rommel, een al te populair militair om als de eerste de beste misdadiger voor een rechtbank te verschijnen, kreeg het geheime aanbod een rechtzaak te vermijden door zelfmoord te plegen. Hij volgde het advies op en kreeg een staatsbegrafenis. De geschokte Duitsers kregen te horen dat, tot groot leedwezen van de Führer, Rommel aan een beroerte was overleden.
"Wir haben es nicht g e w u s s t " Na de verloren oorlog had het gros van de Duitsers slechts één excuus: "Wij hebben het niet geweten." Ook zij, die voor de rechter werden gedaagd, kwamen bijna zonder uitzondering aandragen met dezelfde uitvluchten: Wij hebben slechts gedaan wat ons opgedragen werd." Befehl ist Befehl! Maar wij hebben absoluut niet geweten wat er allemaal gebeurd is. Wij waren een heel klein radertje in het grote mechanisme. Men kan de uitvlucht: "Wir haben es nicht gewusst", zonder meer verwijzen naar het rijk der fabelen. Daar zijn meerdere argumenten voor aan te voeren: 1. De afgebeulde, ondervoede gevangenen werkten in gewone fabrieken. Ieder kon ze zien. 2. De concentratiekampen bestonden al voor de oorlog en hadden toen alleen Duitse "bewoners". Ettelijken werden losgelaten en konden hun omgeving voorzichtig over de toestand in die kampen inlichten. 3. De stank van de verbrande lichamen was tot ver in de omtrek te ruiken. 4. Treinen vol slachtoffers reden overal in Duitsland. Hun peilloze lijden kan de Duitsers niet zijn ontgaan. 5. Een veelgehoorde waarschuwing in Duitsland was: "Als ik jou was, zou ik wat op mijn woorden letten, anders ga je door de schoorsteen!" Een enkeling heeft zijn schuld ingezien, betreurd en openlijk beleden. Zo iemand was Hans Frank. In zijn cel, tijdens het proces van Neurenberg schreef hij: "Zo zijn wij door onze afkerigheid van God de weg des verderfs opgegaan." "...Het is God geweest, die het vonnis over Hitier heeft geveld en voltrokken." "...de weg van Hitier was de vermetele weg zonder God, de weg der afwending van Christus en uiteindelijk de weg der politieke dwaasheid, de weg des verderfs en des doods."
A l s Duitsland gewonnen had... Heeft het zin de vraag te stellen of het van belang is te weten wat er gebeurd zou zijn als Nazi-Duitsland de overwinning had behaald? Ik meen van wel. De visie van Hitier op het Europa-na-de-overwinning maakte deel uit van zijn satanische levens- en wereldbeschouwing. Of dat gedeelte van zijn visie nu wel of niet gerealiseerd is, is daarom hier van ondergeschikt belang. Kort samengevat komt het hierop neer: - Er zou een Groot-Duits Rijk komen van Engeland tot aan de Oeral en van Zweden tot Griekenland. In dat rijk zouden alle Joden plus dertig miljoen Russen moeten sterven. De overige Russen zouden slaven worden en op iets meer dan dierlijk 48
niveau in leven worden gehouden ten dienste van de Duitsers. Ze zouden het moeten stellen zonder gezondheidszorg, zonder opvoeding en met een minimum aan onderwijs. - De kerk zou hard worden aangepakt en in drie fases ten onder worden gebracht. Eerst zou men haar terugdringen uit het openbare leven, daarna "bewijzen" aandragen dat de kerk zich aan hoogverraad had schuldig gemaakt en tenslotte zou ze vernietigd worden. Hitier zei: "Horen en zien zal ze vergaan!" Want het christendom was, in de optie van Adolf Hitier, minderwaardig en moest geheel verdwijnen. En mét haar alle christelijke begrippen, als: berouw, vergeving, boetedoening etc. Er zou een nieuwe catechismus komen met nieuwe geboden: - Gij zult hard zijn. - Gij zult dapper zijn. - Gij zult uw bloed zuiver houden, e.a. Ook de christelijke feestdagen en de sacramenten zouden worden afgeschaft. Alles moest nieuw worden: - Geen Christus, maar een Führer. Dié zal ons geleiden tot de dood toe. - Geen kruis op Golgotha, maar het heidens hakenkruis. - Geen erfschuld, maar edel bloed en ras. - Geen verzoening, maar zelfverlossing en zelfhandhaving.
Wie zou die nieuwe wereld regeren? De toegewijde volgelingen van Hitier, zijn keurkorps, de S.S. (de Super-Schurken). Daar moesten er veel van komen en dus: - moest ieder kinderloos huwelijk worden ontbonden. - zou de veelwijverij worden ingevoerd. - moesten soldaten met verlof hun makkers aan het front vervangen en hun vrouwen zwanger maken. - zouden kinderen vanaf hun derde levensjaar worden gehard. - Hitier zou zich als een soort halfgod terugtrekken op een bergtop en daar zijn gedachten voor volk en vaderland verder ontwikkelen. - Er zou een vervanging gecreëerd worden van het Walhalla van de oude Germanen. Daartoe verrees in de buurt van Paderborn een heiligdom: een groot gewelf met een enorm marmeren bekken. Daarin zou elke S.S.'er door de doop gewijd worden aan de grote Leider. Toen de oorlog op een haar na verloren was, hebben S.S.'ers op Tweede Paasdag 1945 het heiligdom opgeblazen. - Mogelijk zou het Nederlandse volk verdreven zijn naar Oost- Europa. Het was gewenst dat aan de mond van de drukst bevaren rivier ter wereld én aan de drukst bevaren zee ter wereld een volk zou wonen, dat betrouwbaarder zou zijn dan de Nederlanders. - In dat nieuwe rijk zou iedere onderworpene onder strenge heerschappij staan. - Er zou geen plaats zijn voor bejaarde, hulpbehoevende en verstandelijk gehandicapte mensen. - De jeugd zou aan de macht der ouders worden onttrokken en opgevoed tot -zoals we het Baldar von Schirach al hoorden uitdrukken- "panters van mensen". - Het Duitse militaire apparaat zou weerbaar gehouden worden door de voortdurende schermutselingen bij de Oeral tegen de Aziatische "barbaren". 49
Zover is het niet gekomen. Jacob Cats dichtte indertijd: "Een rijk van enkel dwang, Duurt gemenelijk niet lang." Daarin mogen we de hand zien van Hem, die tuchtigde, maar in Zijn toorn gedacht aan Zijn ontfermen.
50
6. Fascisme in Nederland Inleiding Het fascisme in ons land begint niet plotseling met de oprichting van de NationaalSocialistische Beweging (N.S.B.) in december 1931. Al aan het begin van de twintiger jaren ontstond een rechts-autoritaire stroming (verdeeld overigens in een onoverzichtelijk geheel van tientallen, soms heel kleine, (elkaar bestrijdende groepjes), die een uiting was van: - afkeer van de parlementaire democratie. - afkeer van het socialisme en het communisme. Het eerste werd flink in de hand gewerkt door het tweede: een systeem, dat zulke gevaarlijke stromingen tolereerde, kon geen goed systeem zijn. Daar kwam bij dat de moderne maatschappij met zijn zakelijke en als hard ervaren karakter bij velen een verlangen opriep naar geborgenheid, naar aandacht voor de enkeling. Die dacht men dan het beste gewaarborgd in een samenleving, waar weer aandacht zou zijn voor het individu. De elkaar heftig bestrijdende politieke partijen waren in de ogen van deze ontevredenen slechts bolwerken van egoïsme en machtswellust. Het grote voorbeeld was Benito Mussolini. Hij was de man, die Europa de weg wees naar een nieuwe toekomst, een toekomst waarin samenhorigheid en eendracht hoog in het vaandel zouden staan. Wouter Lutkie, een rooms-katholiek priester, prees Mussolini als "de alle leed tartende, onverzettelijke martelaar; de man die veroordeeld is duizendmaal zijn leven te offeren." Tot één grote partij of "beweging" kwamen al die ontevredenen niet. Hun grieven, hun toekomstvisie, hun wensen waren al te divers om gezamenlijk te kunnen optreden. Daarnaast was het politieke klimaat in Nederland absoluut niet te vergelijken met het ontredderde en verwarde Italië van na de Eerste Wereldoorlog. Tallozen dienden zich in ons land aan als wegwijzers naar een betere toekomst. Van die tallozen noemen we slechts: "Verbond van Nationaal Herstel", "Verdinaso", "Verbond van Actualisten" en de N.S.D.A.P." Van iets meer belang was het "Zwart Front" van Arnold Meyer, dat vooral in NoordBrabant tamelijk veel aanhang kreeg. Maar ook deze viel in het niet bij de N.S.B. van Mussert
Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) De naam N.S.B is geheel verweven met de oprichter ervan: Mussert. Van hem eerst een korte schets van zijn leven tot de oprichting van de N.S.B. Anton Adriaan Mussert, geboren in 1894, stamde uit een Brabants rooms-katholiek geslacht. Zijn vader, die hoofdonderwijzer was, trouwde met een protestants meisje en werd zelf ook protestant. Anton, de derde zoon uit een gezin van drie jongens en twee meisjes, bezocht de H.B.S. en studeerde aan de Technische Hogeschool, waar hij met lof slaagde en de ingenieurstitel verkreeg. 51
Op 23-jarige leeftijd trouwde hij met de achttien jaar oudere Maria Witlam, een zuster van zijn moeder. De spot daarover heeft hem tot aan het eind van zijn leven achtervolgd: "Vijf en zes is elf, vijf en zes is elf, De allergrootste smeerkees, dat is Mussert zelf... Hij is met zijn tante getrouwd!" Het huwelijk bleef kinderloos. Als ingenieur voldeed hij uitstekend. In 1927 werd hij -33 jaar oud- door de Provinciale Staten van Utrecht benoemd tot hoofdingenieur. Hij had vooral belangstelling voor waterwerken en het autoverkeer. Politieke aspiraties had Mussert, van huis uit liberaal, toen nog niet. Dat veranderde toen de Tweede Kamer het "Belgische Verdrag" goedkeurde. Daarbij werd groen licht gegeven voor de aanleg van een kanaal van Antwerpen naar Moerdijk. Mussert richtte een Nationaal Comité van Actie tegen het verdrag op. Toen de Eerste Kamer het verdrag verwierp, had Mussert bij velen bekendheid gekregen. Dat bracht hem tot een groeiende overschatting van zichzelf én minachting voor de "slappe" regering. Werd het geen tijd naar verandering te streven en kon hij, Mussert, misschien voor Nederland kunnen doen, wat Mussolini voor Italië had gedaan? Eind 1930 deed hij een eerste poging om tot iets nieuws te komen: hij nodigde een aantal personen uit tot een gesprek. Hij heeft tóen niet kunnen vermoeden dat van dat kleine groepje majoor P. W. Scharroo de man zou worden, die tien jaar later Rotterdam zou verdedigen tegen de Duitsers, en een ander, mr. J. Zaaijer, vijftien jaar later, als procureur-generaal bij het Haags Bijzonder Gerechtshof, de doodstraf tegen Mussert zou eisen. Het kwam nog niet tot de oprichting van een partij, maar Mussert stelde al wel vast een program op als leidend beginsel. Daarin betoonde hij zich voorstander van: - een krachtige, niet agressieve buitenlandse politiek - uitschakeling van de nutteloze kiesstrijd - organisatie van ons land in corporaties (zoals in Italië, zie daar). - een verbod op staking. Anti-semitisch was Mussert toen beslist nog niet. In de toelichting schreef hij: "Wat wil de Nationaal-Socialistische Beweging zijn? Een partij of partijtje, de 59ste, of de 95ste, of 210de? Geenszins. Zij wil in de eerste plaats vernieuwing van de geest, op staatkundig en economisch terrein, in het Rijk der Nederlanden. Er is binnen dit Rijk... een zodanig toenemende geest van futloosheid, onmacht, onwil, onverschilligheid, ongeloof, verdeeldheid, schotjesgeest, krakeelzucht, dat het de spuigaten uitloopt, dat het somtijds lijkt of de natie de ontbindende kracht verzamelt om zelfmoord te plegen."
De N.S.B. opgericht Op 14 december 1931 werd de N.S.B. in Utrecht opgericht. Van de 12 aanwezigen lieten vier zich als lid inschrijven. In de loop van 1932 groeide de vereniging uit tot 1000 leden, door toetreding van vooral officieren, middenstanders en jongeren. Mussert werd als "Algemeen Leider" de enige bestuurder. Hij werd ter zijde gestaan door een adviserende "Algemene Raad" van minimaal vijf leden. Tot Algemeen Secretaris benoemde hij de nummer twee van de Beweging, C. van 52
Geelkerken, ambtenaar op de Provinciale Griffie te Utrecht.
Mussert als persoon Wie was Mussert eigenlijk qua persoonlijkheidsstructuur en wat bracht hem ertoe te menen, dat hij, de redder van ons land moest zijn? Mussert had weinig realiteitsbegrip, weinig zelfkennis, weinig mensenkennis. Hij had slechts een beperkt inzicht in het geheel van het Nederlandse staatsbestel. Graag verborg hij zijn onwetendheid én onzekerheid daarover achter een star optreden. Een starheid, die hij voor vastbeslotenheid wilde doen doorgaan. Een enkele keer gaf hij eerlijk toe niet zo gelukkig te zijn met zijn rol: "Ik geloof dat die Colijn toch veel meer geschikt is voor dit vak dan ik." Hij werd niet gedreven door een absolute overtuiging of een blind fanatisme. Natuurlijk gezag bezat hij niet. Ook in uniform was hij eerder een object voor spot dan voor ontzag. Als redenaar stelde hij niets voor. Zijn toespraken muntten uit in dorheid, saaiheid en een zich verliezen in schematiek. Evenmin als in zijn persoonlijke politieke opvattingen was hij duidelijk in zijn geloof. Zijn christendom was zo vaag, dat hij, vlak voor zijn dood, zelfs niet kon zeggen of hij protestant of rooms-katholiek was. Wel gebruikte hij graag, net als Hitier, de naam van God of het het Opperwezen. "Redding te brengen in den nood -zoo God dit wil- is onze taak". Mogen we zeggen dat Hitier met zijn zogenaamd Godsgeloof het volk bedroog, dat mag men van Mussert niet zeggen. Zijn zwakke persoonlijkheid bracht hem tot standpunten, die hij eigenlijk niet ondersteunde: - Beducht voor Duitsland en Hitier werd hij toch hun bondgenoot. - Tegenstander van geweld werd hij handlanger van een bruut systeem. - Wars van antisemitisme werd hij de Leider van een Beweging, waarin de Jodenhaat zich steeds duidelijker openbaarde. Kort gezegd: Van zichzelf een fatsoenlijk burger werd hij uiteindelijk als misdadiger gevonnist en terechtgesteld.
M u s s e r t s aanvankelijk s u k s e s Hoe heeft nu deze middelmatige persoon zóveel meer invloed gehad dan al de bovengenoemden? Daar zijn meerdere redenen voor aan te voeren: 1. Hij had een, zij het beperkte, kijk op organiseren en propaganda. 2. Hij had als hoofdingenieur een goede naam en stond in zijn omgeving bekend als een fatsoenlijk mens. 3. Zijn ageren tegen het Belgisch Verdrag gaf hem zekere bekendheid buiten zijn directe werk- en kennissenkring. 4. Voor voorstanders van een meer autoritair regime (ondernemers, middenstanders, officieren e.a.) was Mussert een veel acceptabeler figuur dan alle anderen. Mussert was geen avonturier, leefde sober, was gedegen, had gevoel voor orde, regel en burgerlijk fatsoen en was geen bezeten fanaticus.
53
Voor een verdere uitbouw van zijn organisatie kreeg hij geld. Van wie is niet bekend. Eind 1932 richtte hij Weer-Afdelingen (W.A.) op, geüniformeerde leden van de N.S.B., bedoeld om zich weerbaar te kunnen opstellen. Daarnaast kwam er een eigen weekblad, "Volk en Vaderland" (januari 1933, afgekort: Vova). Het had een oplage van tienduizenden exemplaren, tijdens de oorlog oplopend tot 200.000. De meesten werden via straatcolportage aan de man gebracht. Al spoedig verbood de regering aan officieren en onder-officieren het lidmaatschap van een particuliere weerbaarheidsorganisatie. In datzelfde jaar (1933) werd het ambtenaren verboden lid van de N.S.B. te zijn. Dat kostte drie prominente N.S.B.-ers hun baan: Mussert, Van Geelkerken en graaf de Marchant en d'Ansembourg (tijdens de oorlogsjaren commissaris van Limburg.) Het léék een offer. Dat was het niet. Mussert en Van Geelkerken kregen van toen af een goed inkomen, ten laste van de Nederlandse Nationaal-Socialistische Uitgeverij (Nenasu). De goêgemeente wist daar niets van. Die vereerde hen als martelaren voor de goede zaak. Er kwamen nieuwe symbolen: het bekende, driehoekige lidmaatschapsspeldje, de groet "Hou-Zee" en de kleuren rood en zwart in de N.S.B.-vlag. Het zwart wees op de kleur van de zwarthemden (W.A.) en op de kleur van de bodem; het rood was de kleur van de opstand en het bloed. Het ledental steeg snel: van duizend eind 1932 tot zesendertigduizend in 1935. Aan de verkiezing voor de Tweede Kamer van 1933 nam Mussert niet deel: hij wenste geen vroegtijdig debacle. Eerst moesten zijn ideeën bredere ingang vinden bij het Nederlandse volk. Die ideeën waren velerlei: Stappen ondernemen tegen: afbraak van het bedrijfsleven, verarming, invoeren van nieuwe belastingen op het bedrijfsleven, toeneming van de werkloosheid en de nationale schulden, invoering van een herziening van de spelling van onze taal (SpellingMarchant), afbraak van ons leger, enz. Daartegenover een stroom van schone beloften: opbouw van onze bedrijven; redelijk inkomen voor de boeren; stijgende welvaart voor ieder fatsoenlijk burger; krachtige, maar liefderijke opvoeding van de jeugd; versterking van de weermacht... "De krachtigsten zullen voorop gaan bij de wederopbouw, de anderen zullen volgen tot heil van geheel de natie."
De verkiezingen van 1935 en de afkalving van de N.S.B. daarna Zijn ideeën vonden, behalve weerklank, ook scherpe tegenstand. Het kwam op tal van plaatsen tot straatgevechten. In 1935 werden verkiezingen voor de Provinciale Staten gehouden. Mussert besloot dit maal mee te doen. Bepaald niet zonder sukses! De N.S.B. kreeg bijna acht procent van de stemmen en vierenveertig statenzetels. Vooral in Limburg en Drenthe vergaarde Mussert veel stemmen: ruim elf procent! Bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer kreeg de N.S.B. twee leden in dit college. Mussert, in de wolken, vooral na een glorieus bezoek aan Nederlands Oost-Indië, zag niet dat de kloof tussen hem en het overgrote deel van het Nederlandse volk groter werd. Dit werd nog verergerd toen Mussert zich solidair verklaarde met Mussolini, bij diens inval in oktober '35 in Abessinië. Daarmee kreeg de N.S.B. het stempel op zich van aanmoediger van fascistische agressie. 54
Daarnaast had het geen zin in Nederland te willen optreden als een soort Mussolini-imitator. Al waren er heel wat Nederlanders die sympathie konden opbrengen voor een sterke figuur als de Italiaanse dictator, daarmee wensten ze nog niet zélf zo'n figuur. Nederland was Italië niet! En het gedoe van een man, die zich als "Leider" liet betitelen en zich omringde met marcherende lieden met zwart uniform, zwarte pet, zwarte koppelriem en zwarte kaplaarzen, stootte af. Dat was "Duits gedoe" en dus "onNederlands". Bovendien handhaafden Mussolini en Hitier zich onder andere met behulp van verbanningsoorden, concentratiekampen en andere vormen van repressie. Die zaken pasten niet bij de Nederlandse traditie van verdraagzaamheid. Het aantal leden nam af. Het eerst verdwenen de profiteurs. Volharden deden de fanatici en de idealisten. Ook die laatsten waren er. Het ledenbestand was niet gelijk over het hele land verspreid. Het sterkst was de N.S.B. in het westen van ons land en daar weer in de grote steden. In Noord- en Zuid-Holland, waar 43 procent van onze bevolking woonde, had de N.S.B. ongeveer 65 procent van haar leden (1935-1939). Zeeland en Friesland telden procentsgewijs het kleinste aantal N.S.B.-ers: respectievelijk 1,1 en 1,3 procent, terwijl daar achtereenvolgens 2,9 en 4,8 procent van de totale bevolking woonde. Ging het dus na 1935 met de kwantiteit van de N.S.B.-aanhang bergafwaarts, de kwaliteit stond van meet af aan op een laag peil. De rapporten van de N.S.B.-inspecteurs vormden een bijna onafgebroken reeks van klachten over het niveau van partijleden en partijleiders. Legio waren de klachten over geroddel, financiële onbetrouwbaarheid, slechte of tirannieke leiding, totale ongeschiktheid. In Deventer sprak de kringleider over zijn mannen als "een stelletje uitschot", die in Enschede van "een kliek rapalje." Het bleek nodig een Raad van Discipline op te richten in elk district, met aan de top een Hoge Raad van Discipline. Veel hielp het niet. Naar buiten toe gaven de W.A. en de Nationale Jeugdstorm de meeste reden tot ergernis. De laatste, de N.J.S., op last van Mussert opgericht door Van Geelkerken (1934), was bedoeld voor de kinderen uit N.S.B.-gezinnen. Net als de W.A. trok de N.J.S. graag, geüniformeerd, zingend door de straten. Toen bekend werd dat particuliere weerkorpsen zouden worden verboden werd de W.A. omgezet in wandelclubs. Mussert hief de W.A. op. Nadat het verbod inderdaad was uitgevaardigd (1936) werd de N.J.S. nog twee jaar gedoogd. In 1938 werd ook deze Jeugdstorm voor ambtenaren verboden.
De N.S.B. en het antisemitisme Zoals we reeds schreven was Mussert geen antisemiet. Hij stelde de N.S.B. open voor Joden. Het werd wél een probleem dat zich veel meer antisemieten als lid aanmeldden dan Joden. Daarom werd om "tactische redenen" binnenskamers besloten dat Joden geen funktie moesten krijgen. In "Volk en Vaderland" begon het antisemitisme langzaam door te dringen. Veel duidelijker was dat het geval bij het in 1936 verschenen N.S.B.-dagblad "Het Nationale Dagblad". De hoofdredacteur, mr. M. M. Rost van Tonningen, ontpopte zich als een felle antisemiet. Het blad had weinig abonnees. In 1939 was slechts éénderde der 55
N.S.B.-leden abonnee. Mussert zwenkte aarzelend om. In 1938 schreef hij: "Het antisemitisme is geen leer van rassenhaat maar van volkse verdediging. Men mag en moet ook de Jood liefhebben. Maar wie duldt dat de Jood de beste kluiven krijgt terwijl zijn eigen volksgenoten verhongeren, die is een nationale slappeling en pleegt hoogverraad aan zijn eigen volk".
NSB in opkomst In datzelfde jaar kwam hij met een opzienbarend voorstel: Maak van de drie Guyana's in Zuid-Amerika (de middelste kennen we als Suriname) één geheel en bestem dat tot een "toekomstig Nationaal Joodsch Tehuis". Dit "Guyanaplan" werd uitgekreten voor "Deportatieplan" en had geen enkel resultaat. Na het verraad van München (sept. 1938) werd de partij gesloten voor Joden. Mussert veranderde snel van toon: "...het Joodse volk is in volle oorlog met Duitsland en Italië en de andere Europese volkeren kunnen zich aan die oorlog niet meer onttrekken." Dit soort uitlatingen kwamen bij hem méér voort uit de wens niet uit de pas te raken met agressievere elementen in de N.S.B. dan dat hij zélf een Jodenhater was. Dat was en werd hij in feite niet. In zijn persoonlijke omgang met mensen ging hij Joden niet uit de weg. Wat hij in de Joden afkeurde was dat het overgrote merendeel zijn fascistische ideeën afwees. Daarin stonden ze bij Mussert op één lijn met socialisten, communisten en liberalen. Zijn volgelingen hebben dat niet doorzien. Zij lazen (gretig) zijn anti-Joodse uitlatingen en werden er mede door beïnvloed. Ook zijn anti-Joods geschrijf heeft meegewerkt aan de haat tegen al wat Jood was en aan de vreselijke gevolgen daarvan tijdens de Tweede 56
Wereldoorlog. Aan die schuld kon Mussert zich niet onttrekken. Anderzijds hebben op Duitsland gerichte fascisten als Rost van Tonningen zijn halfslachtigheid in deze doorzien. Het leverde hem van die kant verachting en veel obstructie op. Bij de overige, veel kleinere fascistische bewegingen in Nederland stond de N.S.B. helemaal in de beklaagdenbank. Die spraken honend over de N.S.B. als de "Nieuwe Semieten Bond."
Verandering in M u s s e r t s houding tegenover Duitsland Zolang de keus bestond tussen Mussolini en Hitier, koos Mussert beslist voor de eerste. Mussolini, geen antisemiet, boezemde hem meer vertrouwen in dan de rauwe, heftige Führer. Bij de dreigende botsing tussen Hitier en Mussolini na de moord op de Oostenrijkse kanselier Dollfuss (Mussolini stuurde troepen naar de grens om een dreigende Duitse machtsovername te voorkomen), koos Mussert beslist voor de Italiaanse "Duce". Langzamerhand kenterde het tij. Bij de inval van Italië in Abessinië hield Hitier zich afzijdig van de internationale afkeuring. De twee dictators werden naar elkaar toe gedreven. Mussert, twee maal zeer vriendelijk door Mussolini ontvangen, meende er goed aan te doen tot een gesprek met Hitier te komen. Had Mussonini niet zélf tegen hem gezegd dat hij een goede verstandhouding met Duitsland wenste? November 1936 was het zover. De in wezen fatsoenlijke burgerman Mussert werd tijdens die ontmoeting geheel overvleugeld door de veel krachtiger Führer. In een verslag dat hij opstelde, komt duidelijk uit de verf hoe hij geïmponeerd was door het optreden van Hitier: "Eerste indruk: krachtig; gespierd; hard, maar profeet, grote heldere blauwe, althans lichte ogen met zeer bijzondere, bijna bovenaardse glans. Voor het eerst in mijn leven iemand ontmoet waarvan ik de meerderheid onmiddellijk erken." Grote woorden van een kleine man! In een volgend gesprek met de geslepen Hermann Goering waren beiden het er roerend over eens dat voor Duitsland én Nederland slechts één vijand echt gevaarlijk was: het communisme. In de strijd daartegen moesten beide landen zij aan zij staan. Begeesterd door de resultaten, die hij in Duitsland zag van de machtsovername door de nationaalsocialisten, meende hij in grove zelfoverschatting te kunnen zeggen dat hij, Mussert, in Nederland hetzélfde zou weten te bereiken. Een jaar of drie, vier zou voldoende zijn om zover te komen.
Teruggang Daar leek het overigens niet op. De plotseling aanzwellende aanhang tot acht procent bij de Statenverkiezingen ebde al spoedig weer weg. De kleinheid van Mussert zelf, het onophoudelijk gekrakeel binnen de N.S.B., het bedenkelijke gehalte van veel N.S.B.-ers, de afkeer van het triomfantelijke geüniformeerde "gedoe", de vrees voor een brutale greep naar de macht, het gebrek aan visie bij de leidende personen in de N.S.B., waren even zovele redenen om de massa van het Nederlandse volk afkerig te maken van deze beweging. Op de jaarlijkse Landdagen leek de macht van de N.S.B. aanzienlijk. Weer terug in de 57
eigen omgeving, bleek hoe groot de weerstand was: op straat, in de fabriek, in de kerk, soms thuis, etc. Menig N.S.B.-er vond het raadzaam zijn lidmaatschapsspeldje weg te stoppen en zich niet aan te melden als colporteur van "Volk en Vaderland". Het gevaar in elkaar geslagen te worden was beslist niet denkbeeldig. Het verzet tegen de N.S.B. werd gevoed en gestimuleerd door de politieke partijen. Een bijkans eindeloze rij vlugschriften wees op het verderfelijke karakter van het fascisme. Daarin uitte "links" zich duidelijker en scherper dan "rechts". Dat werd in de hand gewerkt door de onderdrukking van socialisten en communisten in Duitsland. Voor rooms-katholieken stonden de zaken er moeilijker voor. Had de Paus niet vrede gesloten met Mussolini en het fascisme min of meer aanvaard? En had Hitier geen concordaat met de Paus gesloten? Bovendien vonden in rooms-katholiek Nederland autoritaire gedachten vrij gemakkelijk ingang. Bij de beschrijving van de kleinere fascistische partijtjes is daar al op gewezen. Daar kwam verandering in bij het aantreden van mgr. J. de Jong als vervanger van de ernstig-zieke kardinaal Jansen. Met kracht stelde hij zich te weer tegen het fascisme, dat hij zag als een bedreiging van de kerk. Hij schreef in een mandement (mei '36) ^ o f f i cieel bisschoppelijk schrijven), dat in alle rooms-katholieke kerken werd voorgelezen: "Wij blijven heilig overtuigd dat de Kerk in ons Vaderland in hoge mate geschaad en dat zelfs haar heilzame werking grotendeels onmogelijk gemaakt zou worden als de beweging van het Nationaal-Socialisme de overhand zou krijgen. Daarom verklaren wij als Herder uwer zielen, die diep onze verantwoordelijkheid gevoelen, dat zij die aan deze partij belangrijke steun verlenen, niet tot de Heilige Sacramenten kunnen worden toegelaten." Dat was een hele klap voor Mussert. Hij reageerde nogal gelaten en schreef zijn roomskatholieke leden: "Moge God U doen handelen in Zijnen geest. De Beweging marcheert verder. Wij ontvangen kracht naar kruis." Wat de Nederlandse Hervormde Kerk betreft: van haar ging geen helder getuigenis tegen het nationaal-socialisme en het fascisme uit. Wel hebben van meet aan enkele vooraanstaande theologen uit deze kerk krachtig stelling genomen tegen deze nieuwe gevaren. We noemen met ere ds. W. Bannink (religieus- socialistisch), dr. K. H. Miskotte en andere volgelingen van prof. dr. K. Barth, die meerdere colleges in Nederland heeft gegeven en van wie een sterke stimulans uitging in de strijd tegen fascisme en nationaal-socialisme. Onder die volgelingen was de later zeer bekende ds. J. J. Buskes. Daar stond tegenover dat enkele tientallen hervormde predikanten lid waren van de N.S.B. In de Gereformeerde Kerk lag het anders. Daar werd al spoedig de gereformeerde predikant dr. H. W. van der Vaart Smit, geheim lid van de N.S.B. en leider van het Nederlands Christelijk Pers-bureau, ontslagen (zij het eervol). Mannen als prof. mr. A. Anema (lid van de Eerste Kamer voor de A.R.P. en vooraanstaand man in de Gereformeerde Kerk) en prof. dr. K. Schilder (hoogleraar aan de Theologische School te Kampen) trokken fel van leer tegen het fascisme en nazisme. De Generale Synode der Gereformeerde Kerk van 1936 verklaarde dat de beginselen van de N.S.B. onverenigbaar waren met de gereformeerde belijdenis. Elke kerkenraad diende N.S.B.-ers onder haar leden en doopleden ernstig te vermanen en bij weigering deze Beweging te verlaten, de eersten te weren bij de viering van het Heilig Avondmaal. Aan hen werd het dopen van hun kinderen niet op voorhand geweigerd. 58
De houding van de (veel kleinere) reformatorische kerken komt ter sprake in het voloende hoofstuk: "De SGP contra het fascisme". Naast het verzet van talloze enkelingen, politieke partijen, vele dag- en weekbladen en van meerdere kerken, werden twee stichtingen opgericht, die eveneens ten doel hadden een dam op te werpen tegen de invloed van het fascisme. We noemen: 1 "Eenheid door Democratie" (E.D.D.), opgericht in 1935 door mensen uit de hoek van de sociaal-democraten, vrijzinnig- democraten en liberalen (en sommige christelijk-historischen). De E.D.D. groeide uit tot 30.000 leden en wees keer op keer op het pro-Duitse karakter van de N.S.B. Bekend voorzitter was prof. ir. W. Schermerhorn, de latere eerste naoorlogse premier. 2. "Comité van Waakzaamheid", opgericht in 1936 door de orthodox-marxistische historicus prof. dr. J. Romein. Hij kon zich wél vinden in het afwijzen door E.D.D. van het fascisme en het nationaal socialisme, maar niet van het communisme. Het Comité, gesteund door zo'n 1200 leden, liet vele brochures verschijnen, die gedegen het fascisme en nazisme bestreden.
Verzet in eigen gelederen Al het bovengenoemde werkte mee aan de afkalving van de N.S.B. Velen, bevreesd voor intimidatie, lieten zich op de vergaderingen niet meer zien. In eigen gelederen kreeg Mussert te maken met een man, die zichzelf als een veel betere leider van de beweging beschouwde dan Mussert en alles in het werk stelde diens leidende rol over te nemen: Rost van Tonningen. Mr. Meinoud Marinus Rost van Tonningen, in 1894 geboren in Soerabaja, was de derde zoon van een hoofdofficier van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL). In Delft studeerde hij rechten, haalde er zijn titel en kreeg een baan bij de Volkenbond (de voorloper van de Verenigde Naties). In zijn standplaats Wenen ontpopte hij zich als een aanhanger van het nationaal-socialisme. Als zodanig beschouwde hij zich als een heel wat principiëler man dan de Leider van de N.S.B. Diens fascisme was in zijn ogen slechts een slap aftreksel van wat hij als fascisme beschouwde. Rost was een grillig, kwetsbaar en ambitieus man, geneigd tot sluwheid en onbetrouwbaarheid. Tevens een fanatiek mens met een gejaagde geest. Van alles en nog wat aanvattend, zonder de vasthoudendheid op te brengen iets te voltooien. In de partij stootte hij velen af. Anderen daarentegen prezen en volgden hem om zijn vermeende rijkdom aan fantasie (die niet meer dan grilligheid was), zijn ambities (die blijk zouden geven van een gepast meerderwaardigheidsgevoel) en zijn lust tot intrigeren, die zij voor politiek meesterschap aanzagen. Mussert wantrouwde hem. Niet zonder reden. Rost werd slechts lid van de N.S.B. om die tot het nationaal- socialisme te kunnen brengen. Wat in Duitsland gelukt was, moest ook hier kunnen. Daar vergiste hij zich -vele jaren buiten Nederland levend- danig in. Hij meende Mussert opzij te moeten en te kunnen schuiven. Dat was een misrekening. De beweging had al een "Leider". Voor een tweede was geen plaats. Voor vriend en vijand was Mussert de N.S.B. en de N.S.B. Mussert. Rost bracht het voorlopig niet verder dan tot hoofdredacteur van het nieuwe dagblad van de N.S.B., "Het Nationale Dagblad". 59
De krant verscheen voor het eerst in het najaar van 1936 in een oplage van 20.000 exemplaren. Het blad sloeg buiten de N.S.B. niet aan en zag in enkele maanden haar oplage dalen tot ruim de helft. Rost van Tonningen, hevig teleurgesteld, bleef het Mussert moeilijk maken. Tot de Duitse inval zonder veel resultaat. Pas na de Duitse bezetting zou de ster van deze fanaticus snel stijgen. Zijn voorliefde voor Duitsland zou hem onder de bezetters meer vrienden bezorgen dan Mussert ooit heeft gehad.
De nederlaag van 1937 De verwachtingen van de N.S.B. ten aanzien van de aanstaande Kamerverkiezingen waren hoog gespannen. Mussert zelf stelde zich, naar hij meende, gematigd op toen hij een aantal van tien zetels zeer reëel achtte. Anderen verwachtten heel wat meer. Een uitvoerig rapport sprak van achttien of twintig zetels. Een enkele optimist meende dat twintig a vijfentwintig zetels heel wel haalbaar was: "...Krijgen wij er vijftien, dan valt het ons tegen." De uitslag was voor élke N.S.B.-er een enorme teleurstelling: vier zetels. Daarmee werd het stemmenpercentage van bijna acht, in 1935 behaald, bijna gehalveerd: ruim vier procent. Het stemmenverlies was per provincie zeer verschillend. Het varieerde van vijfenvijftig procent in Limburg tot drieëntwintig procent in Drenthe. Graaf d'Ansembourg, Rost van Tonningen, de vakbewegingsdeskundige Woudenberg en de Drentse boer Dieters deden hun intrede in de Tweede Kamer. Daar probeerde Rost, in de voetsporen van zijn vereerde voorbeelden in Duitsland, zoveel mogelijk obstructie te plegen. Hem werd meermalen het woord ontnomen, hij werd herhaaldelijk uit de zaal verwijderd en voor de rechter gedaagd. Bereiken deed hij er niets mee. Het wekte slechts irritatie op, buiten en binnen de partij. Zijn honende opmerkingen over graaf d'Ansembourg en Van Geelkerken dreven hem in een isolement. Meer bezadigde leden van de N.S.B. verlieten de partij. Wat er bij kwam, was meestal van beduidend minder allooi. Het doorsnee lid merkte van alle tweedracht en achteruitgang niet veel. Dié kreeg te horen dat het kaf weggestoven was, maar dat de kern trouw aan het beginsel was gebleven en dat vanuit die kern de beweging opnieuw, beter en sterker zou worden opgebouwd. De volgende verkiezingen maakten aan de dalende tendens geen einde. Bij de Statenverkiezingen van april 1939 zakte het N.S.B.-percentage van de stemmen van 4,22 naar 3,89. Aan de laatste verkiezingen vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam de N.S.B. alleen in Amsterdam deel. Ze behaalde daar toch nog bijna zeven procent.
Koerswending Zij, die de N.S.B. trouw bleven, muntten bepaald niet uit in realiteitszin. "Wij zijn het volk en het vaderland is van ons!" was in feite een lachwekkende uitspraak. Gezien in het licht van de democratische verhoudingen in Nederland leek het volslagen irreëel op betere tijden te hopen. Die hoop geven Mussert en zijn volgelingen echter niet op. Echter: waar een machts60
overname via verkiezingen niet haalbaar bleek, bleef slechts één weg over: de overname van de macht door vernietiging van de democratie. In eigen kracht was dat onmogelijk Het zou alleen te bereiken zijn met behulp van Hitiers Derde Rijk. Daarmee kwam de N.S.B. op een geheel ander, in de grond der zaak landsverraderlijk spoor. Meer en meer richtte Mussert zich op Duitsland. De "Anschluss" van Oostenrijk juichte hij toe, de inlijving van het Sudetenland betitelde hij als een "overwinning van gerechtigheid en vrede." Tijdens een verblijf in Duitsland, daartoe uitgenodigd om de festiviteiten ter ere van Hitiers vijftigste verjaardag (20 april 1939) bij te wonen, ontvouwde hij tegenover één van minister van buitenlandse zaken Van Ribbentrops medewerkers zijn visie op de toekomst. Die loog er niet om: - Een oorlog tussen Duitsland enerzijds en Engeland en Frankrijk anderzijds was onvermijdelijk. - Zou Hitier Nederland en Vlaanderen samenvoegen tot een sterk geheel samen met de overzeese gebieden, de N.S.B. de macht verschaffen, dan zou dat rijk Duitslands vriend zijn. - Wenste Hitier van Nederland een vazalstaat te maken, dan was alle arbeid van de N.S.B. vergeefs en zou hij, Mussert, zijn partij op non-actief zetten. Dat het Nederlandse volk de gedachte aan een nieuwe oorlog verafschuwde drong niet tot hem door. Wat Hitier met Nederland van plan was bleef voor Mussert geheim. Maar Musserts ondubbelzinnige toezegging van steun maakte hem meer en meer een toekomstige handlanger van onze toekomstige vijand. tClHJaRTVUB YOLrt EN IMEHJWP
NSB
vergadering 61
Het speciale taalgebruik Aan één fenomeen willen we nog beknopt aandacht geven: dat van het speciale taalgebruik van Mussert en zijn aanhang. Dat wekte soms ergernis, soms minachting, soms de lachlust op. Het aanspreken van een schare getrouwen met "Kameraden!" ondervond niet veel weerstand, maar dat vrouwelijke N.S.B.-leden werden aangesproken met "kameraadskes" of "kamskes", vond de buitenstaander bepaald komisch en belachelijk. Mussert sprak graag over "mijne getrouwen". Toen hij in het vuur van zijn betoog voor de rechtbank, die hem ter dood zou veroordelen, zei: "Wat mij dan te wachten zou hebben gestaan, mijne getrouwen..." barstten de aanwezigen in luid gelach uit. Ook specifieke N.S.B.-woorden als "Oranjebolsjewist" (aanhanger van de vooroorlogse regering), "Watergeus" (iemand die 'hallo' riep en daarmee bedoelde: Hangt alle landverraders op!), kruismol (priester), anti-mensch (iemand die tegen Duitsland en de N.S.B. was) enz., enz., wekten eerder de lachlust op dan dat men ze beschouwde als vernieuwing van de Nederlandse taal.
1940 en daarna Over de periode vanaf de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 tot aan hun onvoorwaardelijke capitulatie (5 mei 1945) kunnen we kort zijn. De feiten zijn in elk handboek te vinden. Ze dragen weinig essentieels bij aan hetgeen hier boven is beschreven. De reeds ingezette koers, gericht op Duitsland, werd voortgezet. Zij mondde uit in verregaande medeplichtigheid van de N.S.B. aan de vele misdaden door het nazi-systeem gepleegd. We noemen enkele zaken.
Het antisemitisme De toon, die Mussert aansloeg, kreeg al vóór de oorlog een steeds scherpere klank. In de N.S.B. en de aan haar verwante bladen kwam tijdens de oorlog een haat tegen de Joden openbaar, waar Julius Streicher zich niet voor zou hebben geschaamd. "De zwarte soldaat", het blad van de W.A. en verschijnend vanaf september 1940, schreef: "Arm Amsterdam, bezet door de Joodsche horden, gemolesteerd, uitgemergeld, verflenst van droefheid, om eigen schoon dat verloren ging, dat systematisch werd vernietigd" (1940). "De zuiver lichamelijke verschillen, die den Jood van den Ariër onderscheiden, zijn reeds zoo groot, dat iedere vermenging van Noordsch Ariër bloed met het Semietischnegroïde Jodenbloed zich als een ten hemel schreiende, tegen den geest van de schepping ingaande zonde is te beschouwen. De Joodsche platvoeten, de dubbelzinnige blik, het Kaïnsteken om den neuswortel waarover reeds de bijbel spreekt, het negerhaar, de zinnelijke trekken rond den mond... zijn evenzeer raskenmerkende eigenschappen van het joodsche bastaardras als hun typische reuk, "foetor iudaïcus" genaamd..." ("Jodenspiegel", 1943.) "Volk! Liquideert deze wereldpest! Slaat het jodendom, waar het zich vertoont!" ("Storm", blad van de Nederlandse S.S., 1941). Tussen januari en september 1944 verscheen "De Gil", een quasi anti-Duits blad en dui62
delijk als zodanig herkenbaar. De voornaamste gangmaker van dit blad was W. H. M. van den Hout, later meer bekend als Willy van der Heide, de auteur van de Bob Eversserie. Twee citaten: "Onze café's zijn rumoerig van breedbekkige, kwabneuzige, met de handen pratende, brutaal-lachende, schreeuwerige, naar jonge meisjes loerende vies-ruikende jodenbengels". "Daar zijn ze weer, de hangbuiken met de woestijnvoeten; de vetharige, worstvingerige, matsesvretende Jidden met hun zeventien millioen overmatig werkende zweetklieren." Deze hetze ging gepaard met toenemende molestatie van Joden door leden van de W.A. Vooral in Amsterdam nam deze grote vormen aan. Dat leidde tot de Februaristaking (1941) van haven-arbeiders, kantoorpersoneel, studenten etc. Een nog niet eerder vertoonde vorm van verzet in het door de Nazi's onderworpen Europa! N.S.B.-rechercheurs spoorden met graagte Joden op, die trachtten zich aan deportatie te onttrekken. In hetzelfde Amsterdam met zijn kloek protest tegen het beestachtig optreden van Duitsers en W.A.-ers, haalden rechercheurs in drie maanden tijd drieduizend ondergedoken Joden uit hun schuilplaatsen, a raison van ƒ 2,50 tot ƒ 40,— per Jood, al naar gelang de status van de gegrepene. De walgelijke praktijken van vele N.S.B.-ers (zeker niet alle!) en de S.A. maakten de kloof tussen hen en de grote massa van het Nederlandse volk onoverbrugbaar, ook al boekte de N.S.B. in de eerste bezettingsjaren tienduizenden nieuwe leden. Door de oude getrouwen werden ze minachtend "Meikevers" genoemd: mensen, alleen maar uit op direct stoffelijk voordeel, onverschillig voor hoge idealen als naastenliefde, mededogen of wat ook. Daarnaast kreeg de strijd tegen het communisme meer en meer nadruk. Tijdens de oorlog dienden 25.000 Nederlanders als S.S.-er in het Duitse leger. Niet tot onze eer moet gezegd worden dat Nederland verhoudingsgewijs behoort tot de landen die de meeste soldaten hebben geleverd. Ze dienden in de SS-Standarte "Westland", de "Nederlandsche S.S." en het "Vrijwilligerslegioen Nederland". Van hen zijn er 7000 gesneuveld. Naast deze drie formaties werd opgericht de "Nederlandse Landwacht" (eind '42). Ze stond onder leiding van de S.S. en had tot taak de bestrijding van "vijanden" binnen onze landsgrenzen.
Op een zijspoor Het gaat te ver Mussert zonder meer aansprakelijk te stellen voor al de misdaden, door Nederlanders in bezettingstijd gepleegd. In ongelooflijke onnozelheid meende hij met de Duitsers zaken te kunnen doen op voet van gelijkheid. Op 17 mei 1940 schreef hij: "Ik heb een regering voor elkaar. De Duitsers krijgen Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Defensie en Koloniën". Hitier nam niet eens de moeite om de Nederlandse Leider te raadplegen, maar stelde Seyss-Inquart aan als Rijkscommissaris, in alles alleen verantwoording schuldig aan de Führer. Die klap kwam hard aan. Mussert: "Die zondag behoort tot de onaangenaamste van mijn leven." De al vóór 1940 smeulende tegenstellingen in zijn partij kwamen tijdens de oorlog 63
Misleidende
propaganda
ds scherper openbaar. Mussert, toch altijd beducht voor een inlijving van Nederland het Duitse Rijk, betoonde zich een ijverig voorstander van de "Groot-Dietsche" bJ ' H ^ite Nederland en Vlaanderen moesten tot één sterk land worden samengevoegd. Daarin zou hijzelf uiteraard de eerste viool spelen en, als bondgenoot van Duitsland, ziin zelfstandigheid bewaren. Daar tegenover manifesteerden zich de voorstanders van de "Groot-Germaansche oedachte". Alle Germanen moesten opgaan in één machtig rijk. Het zal duidelijk zijn dat voorstanders hiervan, als Rost van Tonningen en Feldmeyer, na de meidagen van 1940 de wind in de zeilen kregen. Mussert, meer en meer teleurgesteld, trachtte het tij te keren. Hij legde in 1942 de eed van trouw aan Hitier af: "Ik zweer u, Adolf Hitier, als Germaans Leider trouw tot in de dood, zo waar helpe mij God." Als beloning mocht hij de titel "Leider van het Nederlandsche Volk" gaan dragen en kreeg hij toestemming een adviesorgaan op te richten om Seyss-Inquart te helpen bij het bestuur. Daarin zat dan wel weer, naast zijn trouwe bondgenoot Van Geelkerken, de door Mussert verafschuwde Rost van Tonningen in. Het illegale verzet, beducht voor een aanstaande Mussert-regering en bevreesd voor een spoedige mobilisatie van de dienstplichtige Nederlanders, ging tot aktie over en liquideerde enkele vooraanstaande handlangers van de Duitsers. Onder hen was luitenantgeneraal Seyffardt. Merkbare invloed heeft Mussert met zijn adviesraad niet gehad. Meer dan eens heeft hij zijn misnoegen over één en ander laten blijken, niet het minst over het feit dat hij en zijn partij van elke wezenlijke politieke invloed verstoken bleSteC
Schuldig Tot een breuk met de overweldiger van ons land kwam het niet. Hij kwam niet krachtig in verzet tegen de Jodenvervolgingen, het fusilleren van illegale strijders, gijzelaars of "toevallig" passerende voorbijgangers, het leegroven van ons land, de pogingen tot duidelijke anti-christelijke indoctrinatie van ons volk, de grootscheepse vernielingen bij de naderende nederlaag van de Duitsers. Daarom blijft hij de personificatie van vergaand landverraad en staat hij persoonlijk schuldig. Het aan hem voltrokken doodvonnis is niet een bedenkelijke vorm van wraak aan een in wezen goedaardig man, maar de rechtvaardige straf voor een zeer grote schuld. Van een "Bijltjesdag" kan überhaupt in Nederland niet worden gesproken. Van de 139 geëiste doodstraffen zijn er 38 voltrokken. Vergeleken met bijvoorbeeld België, waar ruim 240 personen ter dood zijn gebracht, is dat bepaald zeer gematigd te noemen. De Nationaal-Socialistische Beweging, opgekomen uit ontevredenheid over het staatkundig bestel en de slechte sociaal-economische toestand, sloot zich (tot spijt en ergernis van tal van goedbedoelende leden) meer en meer bij de vijand aan en kwam tegenóver de grote massa van ons volk te staan. Ons volk haatte en verachtte de "heulers", "de meelopers", de "verraders" diep en schoor hen allen over één kam. Sinds die oorlogsjaren staan de drie letters N.S.B. voor onverhuld landverraad. De gevolgen daarvan dragen de kinderen van N.S.B.-ers (wie ze ook geweest mogen zijn) tot op de huidige dag als een zware last mee. 65
7. De SCP contra
het fascisme tot 1945
Starre of onwillige tegenstanders van de SGP zullen in de titel van dit hoofdstuk niet veel meer zien dan een nogal doorzichtige poging om tussen de SGP en de fascisten een diepe kloof te suggereren. SGP en fascisme zijn beide uiterst rechts en dus... De conclusie is snel getrokken: ze horen hoe dan ook in bepaalde opzichten bij elkaar. Dat met minstens evenveel recht gesproken kan worden van de samenhang tussen rood (links) fascisme en zwart (rechts) fascisme is een uitspraak die in de hoek van onze bittere opponenten met hoon en verontwaardiging wordt ontvangen. Op het laatste hopen we aan het eind van dit boek terug te komen. We staan hier voor de niet geringe opgaaf aan te tonen, dat er tóch een grote kloof was en is tussen de Staatkundig Gereformeerde Partij en het fascisme.
Oprichting SGP De SGP, opgericht in 1918, had sinds 1922 één vertegenwoordiger in de Tweede Kamer: ds. G. H. Kersten, predikant van de Gereformeerde Gemeenten. Gerrit Hendrik Kersten (1882-1948), opgeleid tot onderwijzer, is maar kort in het onderwijs dienstbaar geweest. Al heel jong ging hij voor in verschillende kerkelijke gemeenten. Zo rond zijn 20ste jaar werd hij reeds bevestigd als voorganger in Meliskerke. Als geordend predikant heeft hij vele jaren in Rotterdam gestaan. Hij is op meer dan één terrein van grote betekenis geweest: - De jonge predikant is één van de stuwende krachten geweest bij het ontstaan der Gereformeerde Gemeenten uit de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis en de Ledeboeriaanse gemeenten (1907). - Sterk heeft hij geijverd voor de totstandkoming van de theologische school en een ordelijk kerkelijk leven. - Na de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs was hij de stimulator tot het stichten van eigen scholen. - Met anderen richtte hij een eigen politieke partij op: de SGP. Als vooraanstaand man in deze partij neemt ds. Kersten in dit hoofdstuk de centrale plaats in. Wat zat er achter dat stichten van een eigen, christelijke partij? Allereerst de samenwerking van de Anti-Revolutionaire Partij (A.R.P.) met de RoomsKatholieke Staats Partij (R.K.S.P.). Dat was voor hem iets afschuwelijks. De nazaten van de Hervorming in één blok met de volgelingen van de roomse antichrist! Het was in zijn ogen ten hemel schreiend. Met zulke verbasterde protestanten mocht men politiek niets meer van doen hebben! Daarnaast trachtte hij via een politieke partij gelijkdenkenden te bundelen. Daartoe zocht hij graag onderwerpen, die ook menig A.R.-lid aanspraken: sociale wetgeving, vaccinatie, verzekering, vrouwenkiesrecht. Pas later kwam daar artikel 36 van onze geloofsbelijdenis bij, het artikel dat gaat over het weren en uitroeien van valse godsdiensten. Mogelijk heeft hij ook gedacht zijn eventueel lidmaatschap van de Tweede Kamer te kunnen benutten om het stichten van eigen scholen te bevorderen. 67
Lang niet alle "broeders van hetzelfde huis" stonden achter hem. Onder hen leefde sterk de gedachte van de vreemdelingschap. Het was beter "de wereld" te mijden dan via de politiek door die wereld besmet te worden. Een in de Gereformeerde Gemeenten algemeen geachte voorganger als ds. J. Fraanje was zo fel tegen het streven van zijn ambtsbroeder, dat hij weigerde het Heilig Avondmaal te bedienen, omdat enkele kerkenraadsleden lid van de SGP waren geworden. De Eskerk in Rijssen wilde ds. Kersten niet meer toelaten tot de kansel, toen hij zijn Kamerzetel innam. Ds. Kersten zette door. Hij was geen man om zich door tegenstand uit het veld te laten slaan. In 1922 gekozen in de Tweede Kamer, bouwde hij de partij, met medestanders als de Hervormde predikant P. Zandt en de G.G.-er ds. J. D. Barth, middels talloze spreekbeurten, verder uit. In 1925 kreeg de SGP in de persoon van ds. P. Zandt een tweede vertegenwoordiger in de Tweede Kamer; in 1929 zelfs een derde: ir. C. N. van Dis. Aan die groei werkte eveneens mee het partijorgaan "De Banier", dat in 1921 verscheen als maandblad, in januari 1923 een veertiendaags, in juli 1923 een week- en in 1929 zelfs een dagblad werd. Van dat blad was ds. G. H. Kersten uiteraard hoofdredacteur. Van Dis werd directeurredacteur en tevens directeur van de N.V. Nieuwsblad en Drukkerij "De Banier". In 1931 volgde een zoon van ds. Kersten, S. Kersten, hem in deze laatste functie op. Vanaf 1929 maakte ook A. Kaptein deel uit van de redactie. We zullen hem later in dit verhaal uitvoeriger tegenkomen. Nü al zij meegedeeld dat het blad "De Banier" zózeer het stempel droeg van ds. Kerstens gedachtenleven, dat "Kersten" en "Banier" bijna synoniemen werden. Dat én het feit dat de naam Kersten gedragen werd door twee verschillende personen, werkte er sterk aan mee dat alles, wat vóór en fn de Tweede Wereldoorlog in "De Banier" verscheen, al te gemakkelijk op rekening van ds. Kersten geschreven werd.
SGP en N.S.B Richten we ons, na deze inleiding, op het voornaamste doel van dit hoofdstuk: De SGP en de N.S.B., alhoewel beide rechtse partijen, werden door een diepe kloof van elkaar gescheiden. Het is niet moeilijk zaken aan te wijzen, die N.S.B. en SGP gemeenschappelijk hadden. In de N.S.B. spraken ds. Kersten aan: - de strijd tegen het rode gevaar. - het verzet tegen een "futloze" regering. - het opkomen voor tucht en orde. - de solidariteit van alle bevolkingsklassen. - een sterk leiderschap. Beide partijen waren protestpartijen. Ze verzetten zich tegen het beleid van de regeringColijn, die in de moeilijke dertiger jaren met zijn wereldwijde crisis, verbeten vasthield aan een sterke gulden. Dat daardoor naar verhouding de prijzen van onze producten duur werden en de werkloosheid catastrofale vormen aannam, werd -zij het node- geaccepteerd.
68
Kritiek op de N.S.B Scherpe kritiek op de N.S.B. had Kersten vooral op principieel gebied. Hij wijst het hameren van Mussert op "zelfrespect van de natie" krachtig af. De natie, ons volk, hééft niets om respect af te dwingen. Het heeft zich in brede lagen losgescheurd van God en het zou er beter aan doen zich diep te vernederen. De grondslag van de N.S.B. is totaal verkeerd. Het fascisme is in wezen een anti-christelijke stroming, evenals het nationaal-socialisme. "Beide bewegingen zoeken Christus van den troon te stoten." Ze propageren het absolute staatsgezag, waaraan ook de kerk onderworpen moet zijn. De N.S.B., al heeft ze strijdpunten die aanspreken, rekent niet met de behoefte van de ziel, met haar geestelijke en eeuwige belangen. Er wordt door Mussert c.s. alleen getamboerd op de aardse dingen. Dat is slechts "zwijnedraf. De N.S.B. wenst slechts een vaag godsbegrip in haar uitgangspunten op te nemen, maar verwerpt radikaal de zondeval en de gevolgen daarvan voor de mens persoonlijk. "De Nederlandse staat zal God belijden als de drijfkracht van het nationale zedelijke leven. Aan de onderdanen blijve volledige vrijheid van overtuiging, doch de Nederlandse staat, zoals deze het Nederlandse karakter tot uitdrukking brengt, erkenne de souvereiniteit Gods. Daartegenover zijn de kerken zedelijk verplicht bij de uitoefening van haar hoge taak zich te hoeden, dat de staat onder haar ogen gekleineerd of ondermijnd wordt" (Antwoord van het Nederlandse nationaal-socialisme (fascisme) op een tiental Nederlandse vragen." Utrecht, Nenasu, 1935). Bovendien vertoont de N.S.B. despotische trekken. Kersten werd het niet moe steeds weer te wijzen op de grote kloof die hij signaleerde tussen zijn eigen partij en de N.S.B. Ook in het kerkelijk weekblad der Gereformeerde Gemeenten, "De Saambinder", signaleerde Kersten het gevaar van het fascisme. "Dans en bioscoop, radio en sport en N.S.B. vervullen duizenden hoofden en harten en trekken van de Waarheid af. Satan zwiept voort" (1935). In de als brochure uitgegeven rede op de jaarlijkse partijdag, "Zijn hout en zijn stok", zegt hij heel duidelijk dat "ons" beginsel aansluiting bij de N.S.B. verbiedt (1935). Hetzelfde scherpte hij de aanwezigen in op de partijdag in 1937. De N.S.B. wordt scherp afgewezen. "Die N.S.B. is een van de jongste uitingen voor een staatsbestel, dat in grond en wezen heidens is. De staat is de god voor wie de N.S.B.-er de knie ootmoedig buigt. Wordt de godsdienst al geduld, het is slechts voor zover de staat er belang bij heeft. Ons volk drome niet in verwachting en bescherming en handhaving van de kerk door de N.S.B. Velen zijn de huidige gang van zaken moe. Doch dat mag hen niet doen vluchten tot een beweging, die Gods Woord verkracht." Eenzelfde geluid horen we op de meerdere vergaderingen der Gereformeerde Gemeenten, waaruit veel vooraanstaande SGP- ers voortkwamen en waar, zoals gemeld, ds. Kersten zeer grote invloed had. De classis-Rotterdam sprak uit dat doopleden, die N.S.B.-ers zijn, geen lid kunnen worden tenzij de synode anders beslist. "Steeds meer komt openbaar, dat de N.S.B. terugvoert naar het heidendom. Zij stellen de staat boven God en godsdienst. Het lidmaatschap der N.S.B. zal zich met het lidmaatschap van de kerk niet verdragen. In geval dat een belijdend lid, lid is van de N.S.B. zal tot bijzondere visitatie worden overgegaan en een onderzoek worden ingesteld." ("De Saambinder", 1936). 69
Ook de Noordelijke Synode wees in 1936 het lidmaatschap van de N.S.B. af. Een commissie, door haar ingesteld om deze zaak verder te onderzoeken, sprak bij monde van ds. W. C. Lamain uit dat men voorzichtig moest zijn bij de praktische uitwerking van de tucht bij hen die lid waren van de N.S.B. Verschillende leden van de synode namen met die vage uitspraak geen genoegen. De in 1937 gehouden synode was van mening: - dat uiterste voorzichtigheid is te betrachten in deze zaak. - dat elk geval op zichzelf dient te worden beoordeeld. Wie Gods Woord krenkt, de Formulieren van Enigheid ontkracht, aanstoot geeft in de gemeente, geen lid kan worden of blijven, ook als deze zich openbaren op staatkundig terrein. - dat dit geldt voor de N.S.B. én andere godloze partijen. - dat elke kerkenraad de wacht zal betrekken. Wie koos voor een politieke partij met anti-christelijke ideeën, diende onder censuur te worden gesteld. Ons volk moest terug naar God en Zijn geboden! Schuldbesesf, ootmoed en verslagenheid, paste ons volk, niét een ongefundeerd optimisme. De N.S.B. verheerlijkte de menselijke rede. Daarin onderscheidde de mens zich van het dier. Hij is in aanleg "zelfbewust mens, dat wil zeggen een ik, dat zich zelf kent en dat daardoor, wat een dier niet kan, in staat is zichzelf te beheerschen" (Program en Toelichting van de N.S.B.). Ds. Kersten: "De N.S.B. is een beweging van den Mensch, die zij niet kent als voor de eeuwigheid geschapen, doch slechts als een door de rede van het dier onderscheiden wezen." "De dwaze hoovaardij...". "Waakt, o ik bid u, waakt tegen het gevaar dat van de N.S.B. dreigt. Houdt u er verre van; u zelf en uw kinderen." Aanvankelijk nam ds. Kersten, zoals zovele landgenoten, een nogal mild standpunt in ten opzichte van Hitier: We mogen de ogen er niet voor sluiten, dat Duitsland in 1918 al te zwaar is gestraft en dat de Duitse nationaal-socialisten een dam opwerpen tegen het rode gevaar. Maar scherp was hij in zijn afwijzing van de heidense grondslagen van Hitiers partij. Dan spreekt hij van een "Nieuw Heidendom." Pijnlijk trof hem de spot met de Bijbel en de dood van Christus. "De Banier" sprak van "helsche leeringen van het voor veelen zo bekoorlijke nationaal-socialisme." Mocht hij er al oog voor hebben dat het in Duisland tenminste geen chaos was, dat nam niet weg dat het "te betreuren is, dat Hitier niet buigt voor het onfeilbaar en eeuwigblijvend Woord Gods." Ook de Duitse maatregelen tegen de Joden keurde Kersten af. De Joden zijn, zei hij, beminden om der vaderen wil. Wie hen aanraakt, zal het weten! We moeten hen niet onbeperkt toelaten: ons land is klein, de werkgelegenheid komt dan nog meer in de knel en het anti-semitisme zal toenemen. Zo dacht ds. Kersten bepaald niet alleen. Onze (partijloze) minister van buitenlandse zaken J. A. N. Patijn was dezelfde mening toegedaan. Hoezeer ds. Kersten ook toornde tegen de verkeerde grondslag van de N.S.B., zijn vurigste pijlen bléven op Rome gericht. Dat was en bleef dé grote vijand. Dié moest vastberaden worden afgewezen en mét haar allen, die ermee "heulden". Kerstens redevoeringen in de Tweede Kamer waren gematigder van toon dan zijn redevoeringen voor partijgenoten. Wel wees hij ook daar de N.S.B. af als revolutionair en anti-christelijk, maar in die afwijzing betrok hij eveneens de S.D.A.P. en de C.P.N. 70
Moest de ambtenaren verboden worden lid te zijn van de N.S.B., dan diende dat verbod worden uitgebreid tot leden van de S.D.A.P. en C.P.N. Drs T W van Bennekom komt in zijn boek "De wachters op de muren" tot de conclu' dat Kersten de N.S.B. niet echt doorzien heeft. Het lijkt mij, gezien Kerstens duidelijke uitspraken in deze, een té magere conclusie. Het is overduidelijk dat ds. Kersten het fascisme doorzag en met klem veroordeelde. te
B e l a n g s t e l l i n g v a n S.G.P-ers v o o r d e N.S.B.? Prof. dr. L. de Jong neemt in het eerste deel van zijn "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" het betoog van de Wageningse socioloog G. A. Kooy over, die in zijn studie "Het échec van een 'volk'se beweging" meent te kunnen stellen dat bij de verkiezingen voor de Procinciale Staten in 1935 veel SGP-ers op de N.S.B. stemden. De Jong zegt in bovengenoemd werk (1ste deel, blz. 295): "Anders weer in Zeeland, waar Kerstens Staatkundig Gereformeerde Partij plaatselijk op Zuid-Beveland, maar ook op Tholen, tot de helft van haar aanhang naar de N.S.B. zag overlopen." In deel 13 moet hij op deze uitspraak terugkomen. Ze was ook al te boud gesproken! "In Zeeland deed de N.S.B. verscheidene partijen kiezers verliezen, daaronder ook Kerstens Staatkundig Gereformeerde Partij." Wel héél erg schriel! In de door Kooy genoemde dorpen Waarde en St.-Annaland wón de SGP en in Poortvliet was het verlies minimaal. Weliswaar heeft Kooy in de tweede druk van zijn boek de fout erkend, maar ook daar handhaaft hij de affiniteit tussen SGP en N.S.B. Want, zegt hij: 1. N.S.B. en SGP zijn beide anti-democratisch en anti-parlementarisch. De SGP is wel vóór een volksvertegenwoordiging, maar laat het volk niet het laatste woord hebben. Ze wenst een overheid, regerend bij de gratie Gods. 2. N.S.B. en SGP geloven in Godsgezag. Ja, maar hoé verschillend in uitleg (M.K.). 3. N.S.B. en SGP zijn specifiek partijen-van-mannen. Dat was overigens de A.R.P. ook (M.K.). 4. N.S.B. en SGP hebben grote belangstelling voor het verleden. Maar terwijl de N.S.B. de daadkracht in vroeger tijden verheerlijkte, beklemtoonde de SGP dat het verleden leerde: In het houden van Gods geboden ligt een groot loon. (M.K.).
De aanval op en de bezetting van Nederland De oorlog overviel ds. Kersten niet. Hij had de naderende oordelen van God meermalen aangekondigd. Het was hem kristalhelder dat straf moést volgen op een doorgaan in de zonde. Hij had het volk vermaand zich niet te verharden en een oordeel over zich te halen. Het had niet gebaat. Binnen de kring van gelijkdenkenden kreeg hij groot gezag, daarbuiten was hij het mikpunt van velen. Spot, hoon en verachting werden over hem uitgestort. Het volk van Nederland wenste niet te erkennen dat alleen in het terugkeren naar Gods inzettingen voorspoed en heil was te verwachten. Het zware bombardement van Rotterdam, dat ds. Kersten van dichtbij meemaakte, noemde hij een verraderlijke daad, maar hijzelf mocht buigen onder Gods hand en kreeg daarin rust en onderwerping. In hem leefde de vurige wens dat nü zijn volk mocht bekennen wat tot zijn eeuwige 71
vrede zou kunnen dienen! Op de eerste zondag na de capitulatie preekte hij over de Klaagliederen van Jeremia 3:22. "Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmharigheden geen einde hebben." Hij drong aan op verootmoediging voor God. De teneur van deze preek heeft hij consequent vastgehouden. God was geen God van onrecht. Hij had ons totaal kunnen vernietigen, maar Hij deed dat nog niet. Nederland was niet vernield, alleen geslagen. Daarin kwam Gods barmharigheid openbaar. Want God deed ook met deze nederlaag niet met ons naar onze zonden. Als het volk tot dié belijdenis zou kunnen komen, was er hoop! Hoop op herstel! In het hoofdartikel van "De Banier" van 18 mei 1940 riep hij de lezer op zich te onderwerpen en geen verzet te plegen. De Héére heeft gesproken. Er stond niet voor niets boven dit artikel: "Gods gerechtigheid gehandhaafd." Niemand mocht zich aan de straf onttrekken. Ds. Kersten hoopte op een bekering van ons volk na de schok van de bezetting. Dat was in de tijd van het Oude Testament meermalen gebeurd. Niet de vrijwording stond dus centraal, maar het herstel van Gods verbond met ons land. Dr. J. Zwemer schrijft in zijn "In conflict met de cultuur" terecht: "Beslist anti-nationaal-socialistisch, legde de religieus denkende Kersten zich toch neer bij de bezetting en riep op tot gebed en verootmoediging. Alleen schuldbesef kon Nederland redden." Een verzetshouding zou de nodige verootmoediging belemmeren en -als verharding- tot de ondergang leiden.
Tegenstemmen in de SGP Ook in de SGP was niet iederéén het helemaal met Kersten eens. Zo zal ik mij altijd blijven herinneren de groeiende boosheid van mijn vader bij het lezen van "De Banier". Op een avond sloeg hij woedend met de vuist op tafel en bedankte als abonnee. Zijn brief eindigde met enkele regels uit een gedicht van de bekeerde Jood I. da Costa: "Wij blijven, ook bij 't zinken der vaad'ren God gewijd." Het merkwaardige is dat ds. Kersten het met die regels volkomen eens was en toch tot een totaal andere conclusie kwam dan andere SGP-ers. Ook hier werd, lijkt mij, alles wat "De Banier" schreef, ten onrechte op Kerstens rekening geschreven. We noemen enkele bekende tegenstemmen. 1. J. W. van Houdt, hoofdonderwijzer in Herkingen en Rijssen, lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en onder zijn schuilnaam Mevahor, de onder ons niet geheel onbekende auteur van de "Simon Gieke"-trilogie. Hij deed daadwerkelijk mee aan het verzet, hielp Joden verbergen en steunde onderduikers. Hij werd als gijzelaar gevangen genomen en ontkwam ternauwernood aan executie. 2. Ds. R. Kok, predikant van de Gereformeerde Gemeente te Veenendaal. Hij preekte openlijk tegen de bezetting, nam onderduikers in huis, speelde een grote rol bij allerlei hulpakties in Veenendaal, weigerde Joodse leerlingen wél op te geven en stapte uit de Scholenbond. De Scholenbond, officieel de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (V.G.S.), had bij monde van zijn voorzitter ds. Kersten geadviseerd Joodse leerlingen wél op te geven. Dat bezorgde Kersten een stevige aanvaring met 72
3
4.
5.
6.
7.
de vurige en onverschrokken ds. Kok. Ds H. Hofman, van 1929 tot 1975 voorganger van een op zichzelf staande gemeente uit principe niet aangesloten bij een van de afgescheiden gemeenten, maar uitziend naar het herstel van de Ned. Herv. Kerk. Hij had -een zeldzaamheid!- Hitiers "Mein Kampf' gelezen en van diens satanische gedachten goede nota genomen. Hij beschouwde de Duitsers als gevaarlijke vijanden. De Rotterdamse kiesvereniging van de S.G.P, "Banier III". Deze sprak uit: "Ons aller begeerte gaat uit naar een vrijheid zoals wij die gekend hebben, zij het ook dat de ware vrijheid slechts zegen afwerpt als zij gebonden blijft aan wat God in Zijn Woord van Volk en Overheid eischt." De kiesvereniging erkende de Duitsers niet als de wettige overheid. Daarin kreeg ze bijval van prof. G. Wisse, ds. R. Kok en ds. C. de Jonge (hoogbejaard Oud-Gereformeerd emeritus-predikant, geb. 1854). Naast ds. R. Kok namen mannen als ds. J. B. Bel (predikant der Gereformeerde Gemeente te Dirksland) en de latere predikanten J. van Vliet en K. de Gier deel aan het verzet. Ds. J. van Vliet diende later de Geref. Gemeenten van Aagtekerke en Veen, ds. K. de Gier hoofdzakelijk de Geref. Gemeente van Den Haag; hij is een bekend kerkrechtdeskundige. Ds. J. Kars, predikant van de Nederduits Geref. Gemeente te Kralingseveer. Hij was lid van de verzetsgroep "Leeuwengarde" en betrokken bij verschillende sabotagedaden. In 1942 gearresteerd, zat hij in de gevangenissen van Scheveningen, Amersfoort en Utrecht. Daar preekte hij, zoveel in zijn vermogen was, voor zijn medegevangenen. Hij werd ter dood veroordeeld en op de Leusderheide gefusilleerd. J. van Bochove, hoofdonderwijzer in Aagtekerke en Zeist; in laatstgenoemde gemeente tevens kerkeraadslid bij de Geref. Gemeente. Hij zette zich aktief in voor het verzet en moest vanaf medio 1942 onderduiken. In 1945 nam hij de plaats van ds. G. H. Kersten in het Noodparlement in. (zie bij "Na de oorlog", later in dit hoofdstuk.)
Zelf volhardde ds. Kersten in het buigen onder de bezettende macht, onder de roede, die God besteld had. De Duitsers waren en werden zijn vrienden niet!
Koerswijziging In 1941 kwam de bepaling af dat alleen beroepsjournalisten hoofdredacteur van een krant mochten zijn. Hier lag een kans voor A. Kaptein om meer invloed te verkrijgen. A. Kaptein was een ietwat duistere figuur. In 1929, toen "De Banier" een dagblad werd, aangesteld als redacteur, werd hij in 1940 wegens een niet geheel duidelijke zaak een jaar van zijn redacteurschap ontheven. In zijn vrije tijd ging hij regelmatig voor in de Oud-Gereformeerde Gemeente te Scheveningen. Daarnaast was hij lid van de N.S.B., een feit dat hij ten stelligste ontkende bij zijn aanstelling in 1941 als hoofdredacteur. Naast hem trad S. Kersten op de voorgrond als directeur en plaatsvervangend hoofdredacteur. Ds. Kersten trok zich meer en meer terug. Al in augustus 1940 bedankte hij als hoofdredacteur (Zie "Mijn standpunt toegelicht"). In 1941 verschenen nog slechts twee artike73
len van hem in "zijn" blad. Langzamerhand openbaarde "De Banier" zich als pro-Duits. Het blad achtte het "logisch" dat Joden geen journalist meer mochten zijn. Die konden immers het volk niet voorlichten of opvoeden. De "nieuwe tijd", de "nieuwe orde" werd toegejuicht. Wie die verwierp kampte met waanideeën. "Nog is het tijd, om onze plaats met eere in te nemen in een wordend Europa" (Kaptein). Tot Kapteins groot verdriet werd het blad twee maanden verboden na een stukje van "Oom Jan" (S. Kersten) voor puzzelaars. Daarin kwam een Duitse soldaat voor, die "weenend" zei: "O, wij hebben het voor God verzondigd." Na opheffing van het verbod tot verschijnen werd de pro-Duitse koers duidelijk voortgezet. Een grote kop op de voorpagina meldde: "V. Duitschland wint voor Europa op alle fronten." Het bezorgde het blad bij de achterban een steeds slechtere naam. Dit verergerde nog toen de naam werd veranderd in "Algemeen Protestantsch Dagblad" (okt. 1941) en de doelstelling werd verbreed. Die werd nu gericht op het algemeen belang van christelijk, kerkelijk Nederland. S. Kersten trok zich terug. Zijn vader distantieerde zich van het blad en wilde het niet meer ontvangen. Het aantal abonnees liep terug van achtduizend naar vijfduizend. Kaptein, die het debacle zag aankomen, legde zijn hoofdredacteurschap neer en werd adviseur in kerkelijke zaken van de beruchte N.S.B.-er Max Blokzijl. Zijn opvolger, S. Baars, wist de neergang niet meer om te buigen. "De Banier" werd in 1942 opgeheven.
Kentering bij ds. Kersten Al is het waar dat vóór en aan het begin van de oorlog ds. Kersten vooral de nadruk legde op vernedering en verootmoediging, al spoedig (in 1941) kreeg hij meer en meer
ds. G.H. Kersten 74
voor het concrete gevaar voor ons volk van het anti-christelijke fascisme. "Deutsch-freundlich" is hij nooit geweest. Enkele veranderingen in Kerstens houding mogen niet onvermeld blijven: 1 Vanaf 1942 nam hij in zijn voorbede in de kerk het Huis van Oranje weer op. We dienen hierbij op te merken, dat ds. M. Golverdingen in zijn "Ds. G. H. Kersten Facetten van zijn leven en werk"- 3e druk, een andere mening is toegedaan. Hij toont aan dat ds. Kersten bij zijn verschijnen voor het beruchte hoofd van de Rotterdamse S.D. Simon (1941) duidelijk uitsprak nooit opgehouden te zijn voor het Oranjehuis te bidden. 2. Sinds 1942 steunde hij het verzet. 3 Hij verleende hulp aan onderduikers en Joden en bood een Joodse vrouw met haar kind onderdak aan in zijn huis.
Na de oorlog Spoedig na de oorlog werd de SGP, als zoveel andere partijen (ontbonden in 1941) heropgericht. Het is niet bekend wanneer dat precies gebeurd is en wie daarbij het voortouw hebben genomen. Ook "De Banier" werd weer toegestaan. Anders ging het met ds. Kersten zelf. Hij werd uitgesloten van het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Deze zaak, die veel stof heeft doen opwaaien en zeer bedenkelijke kanten heeft, verdient een nadere uiteenzetting. De regering benoemde in augustus '45 een Zuiveringscommissie, die moest oordelen wie van de vroegere leden van de Staten- Generaal wel en wie niet zouden worden toegelaten. De uitspraak van de Commissie was bindend. Behalve ds. Kersten werden twee parlementariërs uitgesloten van het lidmaatschap der Staten-Generaal: de S.D.A.P.-er A. B. de Zeeuw en het R.K.S.P.-lid prof. dr. A. A. Steger, beiden lid van de Eerste Kamer. De uitsluiting van ds. Kersten was gebaseerd op zijn artikelen in "De Banier" (1940). De beslissing van de Commissie was zeer aanvechtbaar: - De drie uitgeslotenen werden niet gehoord. Door de Commissie werd beslist zonder hen en over hen. - Er was op het eenmaal genomen besluit geen beroep mogelijk. - De redenen van de zuivering werden niet meegedeeld. - De zuivering werd alleen via de radio (die Kersten niet had) en kranten meegedeeld. De "uitgezuiverden" ontvingen van het besluit geen schriftelijke bevestiging. Ds. Kersten was pijnlijk getroffen door deze beslissing. Hij schreef een brochure "Mijn standpunt toegelicht", waarin hij zich tegen de aantijgingen verweerde. Overeind blijft staan zijn oproep aan het volk van Nederland zich voor Gods aangezicht te verootmoedigen en daarom de roede niet weg te slaan. Dat dit niet inhield alles wat de Duitsers deden klakkeloos te volgen of goed te keuren, lichtte hij in een aantal punten toe. 1 • Voor hem was en bleef de regering in Londen de wettige overheid. 2. Hij had zich een tegenstander van de Winterhulp betoond. 3. Weliswaar had hij de studenten aangespoord om de loyaliteitsverklaring te tekenen, maar dat had hij alleen gedaan om te voorkomen dat ze in Duitsland te werk zouden worden gesteld. 4- Hij had hulp verleend aan onderduikers en Joden. 75
5. Vanaf 1942 had hij contact gehad met leden van de ondergrondse. 6. Hij had, toen het totaal mis dreigde te gaan, gepoogd "De Banier" op te heffen. 7. Hij had de schoolbesturen geadviseerd niemand te benoemen, die de gronslag van de school niet ondertekende. De beslissing van de Commissie was aanvechtbaar, zeiden we. Daarnaast hulde de Commissie zich in een waas van geheimzinnigheid. Ze weigerde zelfs de minister van binnenlandse zaken informatie te verschaffen over de zuivering. De SGP bleef in overgrote meerderheid achter haar leider staan. Ze drong er bij de ministerraad op aan de zaak opnieuw te onderzoeken. Op de eerste jaarvergadering na de oorlog werd ds. Kersten met andere hoofdbestuursleden herkozen. Bovendien zette de partij Kersten als nummer I op de lijst voor de Tweede Kamer-verkiezingen. Dat was olie in de wonden. Wel zag hij zich genoodzaakt wegens zijn slechte gezondheid te bedanken, maar daarmee liet de partij haar voorzitter niet gaan: ze benoemde hem tot ere-voorzitter.
Perszuivering In 1946 moest ds. Kersten, samen met zijn zoon S. Kersten, A. Kaptein, S. Baars en ds. Zandt verschijnen voor de Commissie voor de Perszuivering. Om niet zeer duidelijke redenen viel de straf voor vader en zoon Kersten strenger uit dan voor Kaptein. Ze werden beiden veroordeeld tot het verbod om tien jaar lang een journalistieke of leidende niet-journalistieke funktie te bekleden. De redenen waren: 1. Kersten schreef bepaald defaitistische artikelen. 2. Kersten was als hoofdredacteur en president-commissaris verantwoordelijk voor de héle inhoud van "De Banier", inclusief de artikelen van Kaptein. Dezelfde verantwoordelijkheid schreef de Commissie S. Kersten toe, daar hij directeur en tijdelijk plaatsvervangend hoofdredacteur was geweest. Kerstens pogingen om de uitgave van de krant te doen stoppen (vanaf de zomer van 1941) werden als niet-bewezen beschouwd. Kaptein werd tot dezelfde straf veroordeeld, maar slechts voor achttien maanden. Hij speelde de martelaarsrol voor de Commissie. Naar hij beweerde had ds. Kersten met zijn pro-Duitse artikelen een slechte invloed op zijn achterban. Toen hij, Kaptein, geen sukses had om Kersten tot andere gedachten te brengen, had hij besloten het blad "dood te schrijven" door zélf nog meer pro-Duits te schrijven. De lezers zouden dan en masse bedanken en het blad zou moeten worden opgeheven. Nobele doelstelling! We zijn geneigd sarcastisch te denken van iemand, die al in mei 1940 lid van de N.S.B. werd! Ook voor dat lidmaatschap had hij een verklaring: het diende als camouflage voor illegale activiteiten. Deze nogal verdachte verklaringen werden ten dele gecompenseerd door goede getuigenissen over zijn werk voor de kerkelijke en de christelijke pers op het departement van Onderwijs en Kunsten. Daar zou hij prima werk hebben geleverd. De Commissie vond het laatste prijzenswaardig, het eerste moeilijk te bewijzen, maar gunde hem het voordeel van de twijfel. Ze sprak uit, dat al had Kaptien gedacht "De Banier" dood te schrijven, dit toch op een ongeoorloofde manier was geprobeerd. 76
Tegen S. Baars, die een onbelangrijke rol speelde in het laatste stadium van dit blad en commissaris ds. Zandt werden geen maatregelen getroffen.
Bezwaarden De SGP als partij bleef vierkant achter haar leider staan. Enkelen deden dat niet. Zij richtten een "Comité van Bezwaarden" op, dat enkele brochures uitgaf. Langzaam keerde de rust terug. De grote meerderheid van de partij bleef het hoofdbestuur trouw. Een deel van de ontevredenen keerde zich van de partij af.
Conclusies Wij houden staande dat er een diepe kloof is geweest tussen de SGP en het fascisme, hier te lande vooral vertegenwoordigd door de N.S.B. Die kloof is een zeer principiële geweest. Tegenover het optimisme van de N.S.B. ten aanzien van de mens en zijn mogelijkheden, stelde ds. Kersten, leider en voornaamste woordvoerder van de SGP, de totale zondigheid van de mens. Hij is, zoals de Bijbel overduidelijk leert, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. In de mens ligt niet meer het vermogen tot goed-doen, ook niet in politiek opzicht. Het eigen-meesterwillen-zijn van het volk van Nederland had ons land veel ellende gebracht en meerdere, grotere rampen zouden volgen. Er was maar één weg: terugkeer tot God met boete en berouw. Die kloof was niet te overbruggen. Voor, tijdens en na de oorlog heeft ds. Kersten daar op gewezen. Hij had daarin Gods eer en het wezenlijke heil van ons volk op het oog. Dat bracht voor hem met zich mee, dat, als het de Heere behaagde de Duitsers te gebruiken als tuchtroede, wij onder die kastijding hadden te buigen. Ds. Kersten is een groot man geweest. Op het terrein van de kerk, de school en het politieke leven heeft hij in eigen kring grote dingen tot stand gebracht. Daarbij bleef hij méns: een schepsel van gelijke bewegingen als wij. Voor het laatste moeten we de ogen niet sluiten. Zijn struikelingen dienen we niet te verdoezelen. Ondanks dat blijft hij voor ons de man, die God met bijzondere gaven heeft bedeeld. Gaven, die hij heeft besteed tot eer van God en tot heil van ons volk. Daarin heeft hij zichzelf niet ontzien of gespaard. Het aantal opponenten in de partij is klein geweest tegenover de grote massa, die massaal achter ds. Kersten bleef staan. Voor zover zij uit zuiver principiële motieven gehandeld hebben, verdienen ze onze waardering. Ook zij zijn de SGP geweest.
77
8. Het fascisme van 1945 tot heden (Europa) A. Algemeen Begripsverwarring Met de ondergang van het Mussolini-bewind in Italië en dat van Hitier in Duitsland was het fascisme niet dood. Het was zwaar geslagen, maar niet definitief vérslagen. De virus van deze boze leer wachtte alleen betere tijden af om opnieuw de kop te kunnen opsteken. Al vrij spoedig werd het woord "fascisme" een scheldwoord in de mond van velen, die "ergens" tegen waren. Aan het begin van dit boek is daar al op gewezen. Wie niet voor honderd procent de apartheid in Zuid-Afrika afkeurde, was "dus" een fascist. Wie krakers niet in hun wederrechterlijk toegeëigende woningen liet zitten, was "dus" een fascist. Zo werd de Mobiele Eenheid uitgescholden voor "vuile fascisten". Zo spraken prokrakersdemonstranten van "het fascistische optreden van politie, burgemeester en wethouders." Het mag niet verwonderlijk heten dat de andere partij (in dit geval enkele gemeenteraadsleden van Amsterdam) het -en terecht!- hadden over "krakers, die met geweld de rechtsorde overtreden en methoden van fascistische knokploegen hanteren". Tijdens een vrouwendemonstratie tegen sexueel geweld was één van de meest-aansprekende leuzen: "Porno is fascisme". De uitdrukking-zelf is nauwelijks te verdedigen. De achterliggende betekenis: Porno is door en door slecht!, kunnen we van harte onderschrijven. In 1981 deed de Nederlandse Volksunie (verderop in dit boek meer over deze partij) mee aan de Tweede-Kamerverkiezingen. Tegenstanders van deze partij zeiden kort en goed: "De Nederlandse Volksunie is een fascistische partij, daarvoor is in een zichzelf respecterende democratie geen plaats." Maar sympathisanten van de Unie plakten het etiket "fascisme" juist op die tegenstanders. "Het verbieden van politieke partijen past niet in een democratie; dat is fascistisch". Hier en op zoveel andere plaatsen is het woord "fascisme" verworden tot een middel om iets af te keuren. Het maakt de verwarring rond dit begrip alleen maar groter. De zaak wordt nog moeilijker doordat allerlei begrippen door elkaar worden gebruikt: fascisme, neo-fascisme, nazisme, racisme, extreem rechts, neo-nationalisme. Ter verduidelijking lichten we er een viertal uit.
Extreem-rechts Daartoe behoren al die partijen, die uiterst rechts zijn. Het verwarrende is niet alleen dat naast extreem-rechts, extreem-links bestaat, dat in methoden niet veel verschilt van haar verafschuwde tegenvoeter. Maar ook dat SGP, RPF en GPV op één hoop geveegd worden met de Centrum-Democraten van Janmaat. In een plaats als Rijssen met een groot percentage "uiterst rechtse" stemmers zou ruim 79
plaats moeten zijn voor de CD Daar is niets van gebleken. Daar tegenover zien we in de negentiger jaren de CD grote winst boeken in de vanouds rode bolwerken als de oude wijken van de grote steden. Meerdere bezwaren zijn tegen deze term in te brengen. - Uiterst rechts is lang niet altijd anti-democratisch of voorstander van geweld. Ze zouden het, in het voetspoor van fascisme en nationaal-socialisme, wel moeten zijn. Nee, zeggen veel uiterst-rechtsen, het is juist andersom: 1. Bij een toegestane bijeenkomst van de CP pleegden tegenstanders een bomaanslag en verloor de secretaresse van Janmaat, leider van de CD, een been. 2. De zeer rechtse Lega Nord in Italië had geen banden met de maffia; daartegenover de christendemocraten wel. 3. De SGP, RPF en GPV zijn wel uiterst rechts, maar beslist niet racistisch. Daarin wijken ze duidelijk af van de CD en nog meer van de CP '86. 4. Linkse stemmers noemen Janmaat rechts, veel rechtse stemmers links!
Neo-fascistisch Het bezwaar stegen deze term alleen al is dat van dit woord de suggestie uitgaat dat het fascisme-vernietigd in 1945- tot nieuw leven is gekomen. Zo is het niet. Het fascisme heeft slechts gesluimerd en wachtte op "betere" tijden. Er zijn trouwens slechts zeer weinig extreem-rechtsen, die graag met Hitier en consorten geassocieerd willen worden. Andere bezwaren zijn: 1. De Nazi's richtten zich vooral tegen Joden en zigeuners en veel minder tegen immigranten. En die laatsten zijn nu juist het mikpunt van partijen als de C.D. en C.P'86. 2. Fascisten waren van huis uit anti-kapitalistisch. Niets erger in hun ogen dan "die Joodse bankiers". De nieuwe fascisten zijn dat beslist niet. Bij dit alles komt dan ook nog dat fascisme en nazisme op belangrijke punten van elkaar verschillen.
Neo-nationalistisch Fascistische partijen (of daarnaar zwemend) zijn uitgesproken nationalistisch: "Nederland voor de Nederlanders." "Eigen volk eerst" (Vlaams Blok). In gelijke bewoordingen uitten zich de Movimento Sociale Italiano en de Deutsche Volksunion. Evenwel: er zijn tal van nationalistische partijen, die met bovengenoemde groeperingen niets van doen willen hebben: de Scottish National Party, de Catalaanse partijen in Spanje, de Fryske Nasjonaele Partij.
Racisme Ook de uitspraak: "Racisme is nazisme!" werkt aan die verwarring mee. Wat is Racisme? Racisme is de redenering dat maatschappelijke ongelijkheid verklaard wordt uit verschillen tussen mensen, die een onveranderbare, biologische grondslag hebben en die 80
erfelijk zijn. Het alleen-maar wijzen op cultuurverschillen tussen groepen is op-zich niet racistisch. Ook niet als iemand zijn cultuur beter vindt. Racistisch is wél, als die verschillen als biologisch en dus onveranderbaar worden gezien, als het geweld tégen allochtonen wordt genegeerd, als de allochtonen als extra-crimineel worden beschouwd. We kunnen gerust stellen dat de aanhangers van Hitiers nationaal-socialisme (de nazi's of nazisten) tevens racisten waren. Maar het omgekeerde is lang niet altijd het geval. Je kunt om meer dan één reden tegen de instroom van allerlei gekleurde allochtonen zijn, zonder daarmee tevens nazist te zijn. Hitiers erfgoed heeft in Europa niet echt veel wezenlijke aanhangers. Maar de afkeer van andere rassen is groeiende. Daar werken verschillende ontwikkelingen aan mee: 1. Het toenemend geweld tegen vluchtelingen en allochtonen. In 1992 werden zeventien allochtonen vermoord in Duitsland, zes in Engeland. Van 1987-'91 vielen twintig slachtoffers in Frankrijk. Door hun afwijkend uiterlijk lopen daarbij gekleurde mensen een groter risico dan binnenstromende Oost-Europeanen. 2. De opkomst van een intellectuele beweging van nieuw-rechts. Men vindt deze mensen onder andere bij de Franse "Nouvelle Droite" en de Italiaanse "Nueva Destra". Deze bewegingen gaan uit van het recht van de sterkste. Zij streven naar een "derde weg" tussen kapitalisme en socialisme. Er is geen plaats voor "buiten-Europese vluchtelingen" omdat "de buiten-Europese mens een ander temperament heeft". Ze zijn sterk nationalistisch en doen hun best het Hitler-regime óp te waarderen. Men bepleit onder hen de "revisionistische" geschiedschrijving. Het beeld van Hitler-Duitsland moet in de revisie, moet herzien worden. Zo moet bijvoorbeeld de Holocaust (grootscheepse uitroeiing) niet worden overdreven. Tot hen behoort de Britse historicus David Irving. Hij beweert onder andere dat het bestaan van de gaskamers nog nooit bewezen is. 3. De opkomst van politieke partijen, die zich tegen de komst van immigranten verzetten. Verwarring te over! Keren we terug naar het neo-fascisme, slechts ópwaking van het oude fascisme. Waar krijgt het fascisme nieuwe kansen? a. In tijden en op plaatsen waar een crisis bestaat of dreigt te ontstaan door toeneming van de werkloosheid, onbehagen over steeds meer "vreemde mensen." b. Waar dit sluimerend onbehagen uitgroeit tot vreemdelingenhaat en rascisme. c. Waar vormen van geweld meer en meer geaccepteerd worden. d. Als er een afnemende tolerantie ontstaat tegenover groepen die ook een plaats opeisen. e. Waar het gevoel, van veiligheid afneemt en een behoefte ontstaat aan zekerheid, orde en tucht. Bezien we nu in vogelvlucht een aantal Europese landen. Telkens weer blijken fascisme en Rascisme door elkaar heen te lopen en beide termen worden gebruikt voor dezelfde zaak.
81
B. Europese landen Engeland Het wereldwijde Britse Gemenebest (een samenwerkingsverband tussen Engeland en zijn voormalige koloniën) bracht met zich mee dat vanuit arme landen allerlei mensen van allerlei rassen het land binnenstroomden. Het eerste duidelijke sein van afkeer daartegen was de oprichting van het "National Front" (1966) door John Tyndall en Martin Webster. De partij kreeg weinig aanhang. Dat had drie oorzaken: - De twee leiders waren neo-nazi's en vierden Hitiers verjaardag. Dat was de Britten (met in hun geheugen de verschrikkelijke bombardementen op Londen) te gortig. - Het Engelse kiesstelsel (één afgevaardigde per district) verhinderde een kleine partij als het National Front in de volksvertegenwoordiging te komen. - De conservatieve partij onder leiding van Margaret Thatcher ging zich met de immigranten bemoeien, verstrakte het toelatingsbeleid en nam zo Tyndall en Webster de wind uit de zeilen. De in 1982 opgerichte "British National Party" (B.N.P.), ook gesticht door Tyndall, pakte de problemen "steviger" aan: haar voornaamste politieke activiteit werd de georganiseerde straatterreur. Ook deze partij boekte bij de verkiezingen weinig resultaat. Dat was eveneens het geval met de ultra-conservatief Enoch Powell, een voormalig minister van Volksgezondheid. Met zijn instemming verscheen de brochure "Did six million really die?" Daarin werd de vraag gesteld of er werkelijk zes miljoen Joden door Hitier waren omgebracht. Nee, zegt het geschrift, dat is niet zo. Op de overgrote meerderheid van het Engelse volk hadden deze gedachten heel weinig invloed.
Italië Daar bestond vanaf 1946 een getolereerde, neo-fascistische partij: de "Movimento Sociale Italiano". Ze had geen racistische traditie. Daar kwam een kentering in bij de toestroom van Afrikaanse en Albanese vluchtelingen. De partij, aangevuld met de woorden "Destra Nazionale" tot M.S.I.-D.N. was en is strijdbaar anti-communistisch. Weliswaar was na de Tweede Wereldoorlog het fascisme officiéél verboden, maar met het begin van de Koude Oorlog (tussen Amerika en West-Europa enerzijds en Rusland met haar satellieten anderzijds) en de ruzies tussen socialisten en communisten, doken de oude fascisten weer op en trachtten hun macht te herwinnen via de M.S.I.-D.N. Tientallen jaren bleef de aanhang van de partij klein. Dé grote partijen, die van de christen-democraten, de socialisten en de communisten hadden weinig van haar te vrezen. Dat ging veranderen in de jaren '80. Grote schandalen als wijdverbreide corruptie en banden met de maffia, teisterden eerst de christen-democraten, daarna de socialisten en communisten. De gewone man, beu van de onbetrouwbaarheid der politici, hun onderling gekrakeel en wederzijdse beschuldigingen, wendde zich van de drie grote partijen af. Daar profiteerden vooral de verschillende Liga's in Noord-Italië van. Ze verenigden zich onder 82
leiding van Umberto Bossi tot de "Lega Nord" (1991) en werd in het voorjaar van 1992, bij de parlementsverkiezingen, de vierde partij van Italië. De Lega Nord wil af van het voortdurend geld-pompen uit het welvarende Noord-Italië naar het arme Zuid-Italië en streeft naar een federaal Italië, met veel macht voor de afzonderlijke delen. De neo-fascistische M.S.I.-D.N., die ijverde voor een sterke president en een beperkte rol voor de politieke partijen, veranderde haar naam in "Nationale Alliantie" en boekte onder leiding van Gianfranco Fini opmerkelijk veel sukses. Een kleindochter van de vroegere dictator Benito Mussolini, Alessandra Mussolini, werd in '92 gekozen in de Kamer van Afgevaardigden (de Italiaanse Tweede Kamer).
Fascisten houden van paraderen Maar het meest sprak tot de verbeelding de nieuw-opgerichte "Forza Italia" (Hup Italië). Haar leider Silvio Berlusconi, een geslaagde zakenman en vele malen miljonair, haalde genadeloos uit tegen de hele, oude, corrupte boel en beloofde zijn kiezers een nieuw, gezond Italië. De christen-democraten, socialisten en communisten zagen de bui laag hangen en beijverden zich om strijd de verwachte verliezen in te perken. De eersten verenigden zich met enkele kleine partijtjes tot een nieuwe partij en gingen de verkiezingen in onder de naam Centrumcoalitie. De communisten sloten met zeven andere partijtjes een verbond en traden aan onder de naam Progressieve Alliantie. De partij pretendeerde het communisme te hebben afge83
zworen en zoiets als vooruitstrevend (progressief) socialistisch te zijn. Daar konden de socialisten niet veel tegenover stellen. Een bondgenootschap met de oude vijanden, de communisten, zat er niet in. Een nieuw élan, een nieuwe aanpak en veel schone beloften moesten de vroegere kiezer weerhouden de partij te verlaten. De verkiezingen voor het parlement in het voorjaar van 1994 zorgden voor een complete aardverschuiving. Berlusconi, tuk op de macht, had kans gezien zijn Forza Italia te verbinden met de Lega Nord en de Nationale Alliantie tot een rechtse coalitie: de "Vrijheidsalliantie". Het sukses van de alliantie was ongekend. Om ons te beperken tot de Kamer van Afgevaardigden: ze behaalde 360 zetels, een ruime absolute meerderheid. De vroegere communisten bleven redelijk overeind en wisten 213 zetels in de wacht te slepen. In dat geweld gingen de christen- democraten en socialisten bijna ten onder. De eersten kregen slechts 46 zetels, de socialisten wisten zelfs de kiesdrempel van vier procent niet te halen. Haar fractie verdween in zijn geheel uit de Kamer. Van de drie bondgenoten in de Vrijheidsalliantie had de Forza Italia meer stemmen gekregen dan de Lega Nord en de Nationale Alliantie samen. De laatste kreeg dertien procent van de stemmen. Berlusconi werd de nieuwe premier. Al heel spoedig bleek de voosheid van de Vrijheidsalliantie. Ze was niet meer dan een monsterverbond. Berlusconi, een eer- en heerszuchtig man, kreeg vooral grote moeite met zijn koppige en eigengereide bondgenoot Bossi. Beschuldigingen over en weer ondermijnden in korte tijd de samenwerking. In het najaar van '94 spatte de Vrijheidsalliantie uit elkaar. Berlusconi wachtte de motie van afkeuring in de Kamer niet af en diende zijn ontslag in. Daarmee was de chaos kompleet. De toekomst is volkomen duister. Op het moment dat dit boek verschijnt is niet te zeggen hoe de politieke ontwikkelingen in Italië zullen zijn. Berlusconi heeft (nog) de sterkste papieren. Zijn greep op de massa-media (hij bezit meerdere t.v. stations) én het grote percentage stemmen op zijn partij geeft hem een voorsprong op zijn concurrenten. Maar beschuldigingen dat ook hij zich aan corruptie schuldig maakt kunnen hem het politieke hoofd kosten. Bossi is uitsluitend de man van het noorden. Daar liggen wél grote steden als Turijn, Milaan en Venetië met een groot kiezerskorps. Zijn streven naar een lossere band van Noord-Italië met de rest van het land spreekt de noorderlingen wel aan. Maar zijn optreden wekt ook tegenstand. Daar komt bij dat het midden en zuiden van Italië niets van deze man willen weten. De rol van de neo-fascist Fini (zich nu noemend: post-neo-fascist) is onduidelijk. Weet in de komende tijd Berlusconi zich te handhaven, dan blijft de Nationale Alliantie van Fini niet veel meer dan een bijwagen. In het andere geval krijgt Fini nieuwe kansen in de rechterflank zijn partij uit te breiden. Dan zal hij wél kans moeten zien de gelederen gesloten te houden. Of hem dat lukken zal is zeer de vraag. "Oude" fascisten betreuren het opheffen van de N.S.I.-D.N. (januari '95) en het afzweren van het fascisme. Of Alessandra Mussolini c.s. tot het stichten van een nieuwe neo-fascistische partij zullen overgaan is nog een open vraag. We wagen het hier niet voorspellingen te doen.
Frankrijk In dit land waren vanouds communisme en socialisme faktoren waarmee rekening 84
moest worden gehouden. De in 1972 gestichte, racistisch getinte partij "Front National" boekte weinig resultaat. Dat veranderde toen in de jaren '80 de communistische partij moest delen in de afbrokkelende invloed van het communisme én het meer en meer duidelijk werd dat de socialisten hun beloften niet waar maakten, toen ze in de regering kwamen. Het Front National speelde handig in op het al lang in Frankrijk sluimerende antisemitisme en wierp zich op als dé grote kampioen voor orde, veiligheid en het indammen van de stroom immigranten uit vooral de voormalige Franse koloniën. Wel werden deze speerpunten ijlings door de andere partijen overgenomen, maar vele Fransen zagen daarin niet veel meer dan een stukje taktiek om de gunst van de kiezer niet te verliezen. Het Front vindt zijn aanhangers vooral onder: - oud-aanhangers van het Vichy-regime. Dat is de door de Duitsers in het leven geroepen regering tijdens de Tweede Wereldoorlog. - leden van de al eerder genoemde "Nouvelle Droite" (een beweging van intellectuelen, die een afkeer hebben van de oude (conventionele) politiek. - oud-Algerije strijders. Onder de oud-militairen, die ingezet waren om de roep om vrijheid van Algerije (kolonie) de kop in te drukken, bestaat veel wrevel over wat zij zien als verraad aan de goede zaak. Algerije had een onderdeel van het moederland moeten worden. - voorstanders van autoritair, antisemitisch rooms-katholicisme. - rechtse studenten. - royalisten (aanhangers van herstel van het koningschap). Het is een los geheel. Samenbindend element is haar leider, de charismatische JeanMarie Le Pen. Le Pen, geboren in 1928, studeerde rechten in Parijs, was actief in diverse rechtse splinterpartijen en was herhaalde malen betrokken bij straatgevechten. In 1961 meldde hij zich als vrijwilliger bij het Franse leger in Algerije en werd beschuldigd van marteling van krijgsgevangenen. Na de Algerijnse oorlog zwierf hij van de ene rechtse partij naar de andere, kon het nergens vinden en stichtte in 1972 het Front National. Aanvankelijk ging het zijn partij niet voor de wind, maar hemzélf wel. Als een schatrijk lid van zijn partij onder geheimzinnige omstandigheden sterft, blijkt niet zijn familie, maar Le Pen erfgenaam te zijn van zijn vermogen. Om de macht van rechts te breken, verving de socialistische president Francois Mitterrand het districtenstelsel door een systeem van evenredige vertegenwoordiging. Wel bereikte Mitterrand zijn doel, maar het neveneffect was dat het Front met 35 afgevaardigden in de Assemblée (Franse Tweede Kamer) kwam (1986). Toen bleek dat de socialisten aan de winnende hand waren werd het districtenstelsel opnieuw ingevoerd. Daardoor verloor het Front, ondanks een voortgaande stemmenwinst, weer bijna al zijn zetels (1988). Het heen en weer switchen van de socialisten was koren op de molen van de welbespraakte Le Pen. Hij beschuldigde in felle termen de socialisten van beginselloos gekronkel, enkel en alleen om aan de macht te kunnen blijven. Niet zonder sukses. Zijn uithalen naar de oude machthebbers én de woedende reactie van zijn tegenstanders deden het vrij goed bij de Franse kiezer. Men schold hem uit 85
voor leugenaar, fascist, racist, volksmenner en al wat lelijk was, maar één ding kon men hem niet ontnemen: hij roerde zaken aan, die de publieke discussie bepaalden. Wat wil het Front National? 1. Franse gezinnen moeten voorrang krijgen bij de sociale voorzieningen. 2. Er dienen aparte sociale voorzieningen te komen voor Fransen en buitenlanders. 3. Buitenlandse arbeidskracht moet extra belast worden. Dat zal, zegt hij, de werkloosheid onder de Fransen doen afnemen. 4. De Franse nationaliteit moet voorbehouden zijn aan ieder die uit Franse ouders geboren is en niet voor ieder die in Frankrijk geboren wordt. Het Front kenmerkt zich door vreemdelingenhaat, strijd voor recht en orde én een gebrek aan vertrouwen in de maatschappij en de politiek. Daarin speelt zij in op gevoelens van onbehagen die wijd verspreid zijn. Ook al is het districtenstelsel een handicap voor een middelgrote of kleine partij; met het Front National moet ook in de toekomst rekening worden gehouden. Een score van dertig procent bij volgende verkiezingen moet niet uitgesloten worden geacht.
België De tegenstelling tussen Walen en Vlamingen (al een heel oude) leidt soms tot bedenkelijke vormen van eigen-identiteit-bescherming. Vooral in Vlaanderen, tientallen jaren door de Walen ten achter gesteld, ziet men ultra-Vlaamse bewegingen, die sterk gericht zijn op het eigen volk. Dat daarvan niet alleen de Walen de gevolgen konden ondervinden, maar ook anderen als Joden en immigranten, bewijst de geschiedenis. In 1979 deed het Vlaams Blok zijn intrede in de politiek. De oprichter Karei Dillen moest het in latere jaren afleggen tegen de meer aansprekende Filip Dewinter. Het Blok profileerde zich als uiterst rechts en kwam naar buiten met een ideologie, die hier en daar duidelijk fascistische trekken vertoont. De -
partij was en is tegen alles wat links is. voor traditionele waarden (zoals het gezin). tegen abortus. voor een regeringsvorm a la Mussolini met corporaties van werkgevers en werknemers. En dus voor het beknotten van de macht der politieke partijen en vakbonden. voor Vlaamse onafhankelijkheid.
Zijn de punten twee en drie ons op het lijf geschreven, punt vier zou waarschijnlijk leiden tot een dictatuur met, zo nodig, gewelddadige vernietiging van democratische rechten als vrijheid van vergadering, drukpers etc. Filip Dewinter vindt zijn aanhangers onder hoger opgeleide Vlaamse nationalisten, jonge radikalen uit christelijke milieus en ouderen met geringe maatschappelijke kansen. De partij zit in de lift. Bij de gemeenteraadsverkiezingen behaalde ze in Antwerpen opmerkelijk goede resultaten.
86
Duitsland De Duitse regering, zeer beducht voor een herleving van het nazisme, stelde na de oorlog een strak vervolgingsbeleid in tegen een ieder en alles wat zweemde naar de oude denkbeelden van Hitier c.s. Dat nam niet weg dat kleine nazistische groepjes ontstonden, die politiek niet veel te betekenen hadden, maar wel samen een gevaar voor de Duitse democratie zouden kunnen worden. Aan het eind van de jaren '70 was hun aantal al gegroeid tot zo'n honderdenvijftig. Uit hun koker kwamen eisen als: - Alles wat vóór 1939 Duits was moest weer bijeengebracht worden tot één machtige, Duitse staat. - Laat de leugens over massamoord ophouden! "Wie tegenwoordig nog beweert dat in een Duits concentratiekamp ook maar één Jood is vergast, is hetzij een idioot, hetzij een misdadiger." De eindeloze ruzie onder hen zorgde ervoor dat hun gezamenlijke kracht klein bleef. Naast de grote blokken van socialisten en christen-democraten en de veel kleinere van de liberalen ontstonden drie partijen die nadere aandacht vereisen. Allereerst de "Nationaldemokratische Partei Deutschlands (N.P.D.) van Adolf van Thadden, gesticht in de zestiger jaren. De partij was aanvankelijk meer nationalistisch dan rascistisch, laat staan nazistisch. Ze werd een vergaarbak van allerlei ontevreden en sterk-nationalistische krachten en kreeg voet aan de grond in meerdere deelstaat-parlementen. De ruk naar rechts werd meer en meer duidelijk. Een proclamatie sprak uit: "Wij zijn de dragers van de wil tot verzet tegen uitbuiting, heropvoeding en volkerenmoord. De kracht voor deze gruwelijke strijd putten wij uit ons voorbeeld Rudolf Hess". Hess was één van de meest toegewijde volgelingen van Hitier en één van zijn plaatsvervangers. Het Tribunaal van Neurenberg veroordeelde hem tot levenslang. In 1987 pleegde hij zelfmoord. Van deze partij hoort men heden ten dage niet veel meer. Daarnaast twee veel meer radikale partijen: de Deutsche Volksunion (D.V.U.) en de Republikaner. De D.V.U. verkondigt wel heel krasse denkbeelden. Ze is duidelijk antisemitisch, vereert het nazi-regime en trekt de Holocaust sterk in twijfel. Haar aanhang is niet groot. Veel bekender is de in 1983 opgerichte partij van de "Republikaner". Haar stichter is Franz Schönhuber. Schönhuber, geboren in Beieren, trad in 1943 vrijwillig toe tot de Waffen-S.S., streed op Corsica en werd later instructeur van een Franse S.S.-divisie. Na de oorlog ging hij in de journalistiek en werd televisiejournalist. Zijn politieke commentaren maakten hem populair. Hij sloot zich aan bij de linkervleugel van de socialistische S.P.D. en klom op tot plaatsvervangend hoofdredacteur van de Bayrische Rundfunk. In 1982 verschenen zijn S.S.memoires onder de titel: "Ich war dabei". Een golf van protesten was aanleiding tot zijn ontslag en zijn royement als lid van de S.P.D. Uit wrevel sloeg hij door naar de andere kant (waar hij van huisuit bijhoorde) en richtte 87
de "Republikaner" op. De partij is: - tegen immigranten en vluchtelingen en tegen een multiculturele samenleving - voor een sterke Duitse staat en herstel van het "Duitse rijk in al zijn delen" - meer voor handhaving van orde en rust dan voor vrijheid van meningsuiting - niet gecharmeerd van de Europese eenwording - voorstander van een sterke politie. De Republikaner trokken en trekken vooral ontevreden kiezers. Een duidelijke politieke lijn heeft ze niet. Ze moet haar aanhang vooral hebben uit stadsbuurten met veel allochtonen, van jongeren en van mensen met een laag beroeps- en opleidingsniveau. Zo kreeg de partij in 1989 bij de verkiezingen voor het Berlijnse Huis van Afgevaardigden in één klap zeven en half procent van de stemmen. De groei van de partij zal sterk afhangen van de resultaten van de pogingen der regering om de ontevredenheid weg te nemen. Niet als minste speelt daarin mee de hereniging van de beide Duitslanden. Deze hereniging brengt veel zorgen met zich mee en vergt van het rijke West-Duitsland grote financiële offers. Naast bovengenoemde partijen noemen we nog de National Sozialistische Deutsche Arbeiterspartei-Auslandorganisation en de Wehrsportgruppe Hoffmann. De N.S.D.A.R/A.O. werd in 1970 voor het eerst gesignaleerd in München. Haar blad, de "N.S.-Kampruf" is versierd met hakenkruizen, eikeloof en portretten van Hitler. De partij is duidelijk nazistisch. Haar uitspraken liegen er niet om: - "Rot Front verrecke!" - "Niet één stem voor de joodse partijen." - "Koop niet bij Joden". De groep-Hoffmann, opgericht door Karl Heinz Hoffmann, is een para-militaire groep, waarin de leider vanaf ongeveer 1974 jonge mensen uit de buurt van Neurenberg uniformeert, opleidt met wapens, drilt in de leer van het nazisme en laat optreden als ordedienst bij samenkomsten. Hoffmann beschouwt Hitier als een geniaal man en heeft een grondige afkeer van het parlementaire stelsel. "Dat hele oeverloze parlementarisme moet worden afgeschaft." Momenteel zijn er in Duitsland nog zo'n honderd extreem-rechtse organisaties, die gezamenlijk ongeveer honderdendertig bladen uitgeven. Met dit alles zijn we er nog niet. De laatste jaren wordt Duitsland opgeschrikt door toenemend geweld: brandstichting bij en moordaanslagen op allochtonen. Daders zijn vrijwel altijd jonge radicalen. Ze tooien zich met namen als: Volkszorn, Radikahl, Werwolf of Störkraft, dragen glanzend gepoetste legerschoenen en "Bomber-jacken" en hebben veelal het hoofd kaalgeschoren. Deze skinheads noemen zichzelf "dreckig, kahl und hundsgemein". Een ophitsend lied als: "Die Retter Deutschlands, das sind wir. Für mein Heimatland kämpf ich wie ein wildes Tier", is hun op het lijf geschreven. Een skinhead-band, "Endsieg" kwam met zijn "Kanakensong": "Als je een Turk in de tram ziet En hij kijkt je irritant aan, Sta dan op en geef hem een rotschop En steek hem zeventien keer." 88
Fascisten winnen graag de jeugd voor zich Duitsland moet gered worden van alle vreemde elementen. Daartoe is alles gerechtvaardigd. De term "wie ein wildes Tier" is veelzeggend. Onder de jeugd van Duitsland, ook onder de "fatsoensrakkers" is de sympathie voor hun denkbeelden groot. Eén op de drie jongeren staat vijandig tegenover buitenlanders. In de deelstaat Brandenburg stemde tweeënveertig procent van de 14- tot 18-jarigen in met de slagzin: "Deutschland den Deutschen - Ausländer raus". Het blad "Junge Freitheit", beslist rechts-radikaal, mag zich verheugen in toenemende belangstelling. Het telde in 1992 al dertigduizend afnemers en de groei zette zich daarna nog voort. Het optreden van deze jongerengroepen vertoont beangstigend veel overeenkomst met die van Hitlers S.A. in de jaren '30. Eén sterke leider is de leus! Oostenrijk moet opnieuw bij Duitsland gevoegd worden. Het hele parlementaire systeem moet verdwijnen ten gunste van een nieuw, machtig Duitsland. Voor die idealen gaan ze grof geweld niet uit de weg. De harde straffen voor de daders van aanslagen en het verbod van rechts-extremistische partijen zijn niet in staat deze jonge mensen tot rede te brengen. De Duitse politicoloog Claus Leggewie en de eveneens Duitse sociaal-pedagoog Wilhelm Heitmeyer hebben afzonderlijk onderzoek gedaan naar hun gedrag en onderliggende argumentatie. Ze komen tot vrijwel dezelfde conclusies. De kern van het probleem ligt in de Duitse samenleving zelf, met name in het gezin. 89
"Ouders geven de jeugd geen opvoeding meer. Het ontbreekt in het gezin aan gezag, aan aandacht en aan liefde." "Daarom worden het ruwe, gevoelloze en onverschillige jongens, die geen grenzen kennen." "Jongeren zijn op zoek naar zekerheden en autoriteit. Door zich te buiten te gaan aan geweld tegen buitenlanders voelen ze zich sterk. Bovendien sluiten ze aan bij de vrij algemeen gekoesterde vreemdelingenhaat. Dat geeft een stuk zekerheid én bevrediging." Heitmeyer gelooft niet in een massale herwaardering van Hitiers gedachten. Ook het gebruik van het hakenkruis en andere nazi-symbolen, is daar geen bewijs van. "Van een doorlopende lijn van Hitier naar de huidige radikalen is zeker geen sprake." Van een strak opgebouwd systeem, zoals Hitier invoerde, wil deze losgeslagen jeugd niets weten. Een grote faktor is hier de verveling. "Wie zich afvraagt wat er in de bovenkamer van rechts-extremisten omgaat, moet vaststellen dat dit bar weinig is." Het rechts-radikalisme onder jongeren is vooral een opvoedingsprobleem menen beide onderzoekers. Velen van hen komen uit "gebroken" gezinnen. De zorgende moeder is er nog wel, de autoriteit van het vaderlijk gezag niet. Hun tumult op straat is in feite een protest tegen hun opvoeding, die veelal gefaald heeft. Het is een schreeuw om herstel van autoriteit en gezag en om de warmte van het huisgezin. Alle onvrede daarover wordt afgereageerd op alles wat niet-Duits is. Daar is de "vreemdeling", of het nu een Jood, een allochtoon of een vluchteling is, het slachtoffer van. Een deel van hen is zélf binnengehaald. "Te vaak wordt vergeten," zegt Heitmeyer, "dat we de gastarbeiders hebben binnengehaald omdat wij meer welvaart willen hebben. Nu we een stap terug moeten doen, is de vreemdeling het bakje waarin wij onze gal spuwen." Gelukkig heeft op dit moment geen enkele recht-extremistische groepering een leider, die in staat is zijn partijtje tot een volksbeweging op te stuwen. Figuren als Le Pen of Dewinter zouden in Duitsland veel kwaad kunnen aanrichten. Het zou er voor de zes miljoen buitenlanders slecht uitzien. De oplossing voor dit immense probleem is nog niet gevonden. Met alleen maar een verbod op rechts-radikale groeperingen is weinig verholpen. Een hernieuwde waardering van het gezin als instelling van God, ten nutte van de mens, is broodnodig. Dat daarmee een begin wordt gemaakt is in Duitsland helaas nauwelijks te merken.
Spanje Aan de fascistische dictatuur in Spanje kwam een vrij gemakkelijk eind door het overlijden (1975) van Franco, de man die sinds de Spaanse Burgeroorlog (1936-'39) het land met ijzeren hand had geregeerd. De door Franco aangewezen opvolger, een kleinzoon van de vorige koning Alfonsus XIII, besteeg onder de naam Juan Carlos de troon. Wat niemand verwacht had: hij opende de weg naar de parlementaire democratie. De in 1977 gehouden verkiezingen werden gewonnen door de "Unie van Democratische Centrum" onder leiding van premier Suarez. De socialistische partij van Felipe de Gonzalez werd de tweede partij. In 1978 werd een nieuwe grondwet aangenomen. Spanje werd officieel een democratie en een parlementaire monarchie. 90
In 1982 werd Gonzalez premier. Onder de officieren in het leger en bij verschillende kleine groepen van de bevolking is nog wel sympathie voor het fascisme te bespeuren, maar tot problemen lijdt dit niet meer. Het land, sinds kort aangesloten bij de E.G. (nu: E.U.) tobt met grote problemen: werkloosheid en een slechte economische situatie. Die knagen aan de macht van de socialisten de voornaamste regeringspartij. De positie van Gonzalez komt daarbij steeds meer in het geding.
Het Europese parlement De meer of minder racistische of fascistische partijen die in het Europese Parlement zijn vertegenwoordigd, hebben zich aaneengesloten tot de "Technische Groep van Europees rechts". Ze telt vanaf het begin van de jaren '90 ruim twintig afgevaardigden. Het is een los geheel van dikwijls elkaar bestrijdende delen zonder een politiek program. De één is duidelijk fascistisch, de ander niet. De één is anti-kapitalistisch of anti-Amerikaans of anti-semitisch en een ander niet of veel meer. Het sterke nationalisme dat elk van hen bezielt, zorgt er tevens voor dat ieder opkomt voor het eigen, nationale belang en zich soms grof, soms lachwekkend afzet tegen andere landen. De aanhangers van Le Pen schreeuwen luidkeels: "Geen Europese wetgeving, die Franse kaas benadeelt ten opzichte van Hollandse kaas, die vormloze en slappe substantie. Anders grijpen we naar de wapens." Janmaat, alhoewel niet in het E.P. vertegenwoordigd, deed een forse duit in het zakje om de Fransen in toom te houden: Laten we Franse burgers gijzelen om de Franse regering te dwingen iets te doen aan de vervuiling van de Maas. De instroom van immigranten op zich verenigt hen, maar de verschillen komen openbaar als het gaat over wié er binnenkomen. Zo ziet het Franse "Front National" in de buiten-Europese immigrant vooral een bedreiging van de Islam. Zo spreken de Republikaner niet. De Technische Groep behaalde in 1984 vijftien, in 1989 drieëntwintig zetels. Veelvuldige ruzies, ook in de eigen partijen, verhinderen een krachtige uitgroei in het Europese Parlement. Samengevat wordt de fractie gekenmerkt door: 1. Het hoofdthema is: "Eigen volk eerst." 2. Een zwakke organisatiestructuur. 3. Kritiek op de gevestigde politieke partijen en op de politiek zelf. 4. Het aandragen van een simpele oplossing voor de crisis in de verzorgingsstaat: Verwijder de immigranten en houd ze buiten.
Oost-Europa Na de aanvankelijke vreugde over het ten val brengen van de communistische dictaturen in de landen achter het IJzeren Gordijn, bleek al spoedig hoe moeilijk het was een nieuwe koers uit te zetten en daarop voort te gaan. 91
De landen waren ontstellend verarmd, de werklooshied was groot, de tekorten op allerlei gebied onbeschrijflijk en een niet-communistisch politiek kader was niet voorhanden. Grootscheepse hulp uit het westen bleek niet meer dan een schamel hulpmiddel. Het omschakelen van staatseconomie naar vrije economie bracht bijvoorbeeld in Rusland forse prijsverhogingen, een scherpe daling van de waarde van de roebel en daardoor veel werkloosheid en armoede met zich mee. De onderdrukking door de communistische machthebbers vervaagde toen bleek dat de situatie economisch niet verbeterde en vooralsnog niet verbeteren zou. De "vleespotten van Egypte" kregen nieuwe glans. De zeer teleurgestelde man van de straat zei: Toen hadden we tenminste een vast, zij het klein inkomen en hadden we elke dag te eten. In Rusland leidde die onvrede tot een samengaan van allen, die hoe dan ook verandering wilden. Het kwam zelfs tot een monsterverbond tussen oud-communisten en lieden met fascistische en anti-semitische ideeën. De leider der laatsten, de volksmenner en ophitser Vladimir Zjirinovski wordt niet moe president Boris Jeltsin, dé man van het progressieve deel van de natie, te beschuldigen van het totale faillissement van het aloude, machtige Rusland. Daarin heeft hij een deel van het legerkader mee. Bij het uiteenvallen van de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken in zelfstandige staten nam ook de macht van het leger af. De frustraties daarover vormen een regelrechte bedreiging van de koers, die Jeltsin heeft ingezet. Onder invloed van de zware druk die op hem uitgeoefend wordt, zien we hem meer en meer opschuiven in een conservatiever richting. Waartoe dit zal leiden én of daarmee Jeltsin zijn positie zal weten te behouden, is een open vraag. Er is sprake van toenemend geweld tegen volken, die na het uiteenvallen van de U.S.S.R. geen "landgenoot" meer waren: Azeri's, Armeniërs, Georgiërs, Tsjetsjenen en anderen. Ook het anti-semitisme steekt opnieuw de kop op. In landen als Hongarije, Roemenië en Bulgarije hebben de vroegere communisten zich "omgevormd" tot socialisten en hebben bij de verkiezingen de macht naar zich toe weten te halen. In hoeverre dit zal kunnen leiden tot een herleving van het in Oost-Europa altijd al aanwezige anti-semitisme is niet te zeggen. Duidelijk is al wél, dat in Roemenië de zigeuners en de Hongaars-sprekende minderheid worden gediscrimineerd.
92
9. Het fascisme van 1945 tot heden (Nederland) In 1941 had koningin Wilhelmina tijdens een toespraak voor "Radio Oranje" strenge bestraffing van de landverraders in het vooruitzicht gesteld. Er zou voor hen "in een bevrijd Nederland geen plaats meer zijn." Die onduidelijke mening deelde het kabinet onder leiding van Gerbrandy niet zonder meer. "Geen plaats". Waar denken we dan aan: massale executie of deportatie? Over het laatste heeft het kabinet inderdaad gedacht: grootscheepse deportatie van landverraders, naar de koloniën of naar een door Duitsland af te staan Waddeneiland. Er kwam niets van. De aanvankelijke felheid tegen allen die met de Duitsers geheuld hadden bekoelde snel. In vergelijking met België, waar meer dan tweehonderd mensen werden gefusilleerd, trad onze rechtspraak gematigd op: uiteindelijk werden nog geen veertig personen ter dood gebracht. Onder hen Mussert, Blokzijl en de beruchte Hans Albin Rauter (hoofd van de Duitse politie in Nederland). Van ondergronds verzet tegen de nieuwe situatie is niets te bespeuren. Vele duizenden aanhangers van Mussert en/of Hitier werden korter of langer tijd vastgehouden. Wel ontstonden comités, die contacten onderhielden tussen gevangenen en hun familieleden thuis. Later kwam daar hulpverlening, reclassering en... rehabilitatie bij. Ze werden door de overheid scherp in de gaten gehouden. Kort na de oorlog waren er tal van groepjes, splitsend, fuserend en weer splitsend, waar sprake was van fascistische denkbeelden. Veel te betekenen had het niet. Elke groep stond voor het dilemma: zijn we te fel en te duidelijk fascistisch, dan volgt er een verbod; zijn we te slap, dan laten de radikalen ons in de steek. Zo rond 1950 waren de politieke delinquenten bijna allemaal weer op vrije voeten. Daarmee waren ze niet allen in hun rechten hersteld. Wat dikwijls nog een tijdlang of levenslang bleef: - het verbod om bepaalde beroepen uit te oefenen - het ontnemen van het kiesrecht - het ontnemen van het Nederlandse staatsburgerschap (dat betrof allen, die in vijandige krijgsdienst waren gegaan). De meesten berustten in deze situatie. Er zat weinig anders op. Een enkele oud-N.S.B.er verzette zich fel tegen het, volgens hem, aangedane onrecht. Tot hen rekenen we ds. H. W. van der Vaart Smit. Hij schreef de brochure "Kamptoestanden" en vertelde daarin over de mishandelingen, die men de vroegere N.S.B.-ers had laten ondergaan. De comités bleven een randverschijnsel. Ze beroerden de publieke opinie nauwelijks. Dat deed wél de ontsnapping van zeven beruchte landverraders uit de gevangenis van Breda op Tweede Kerstdag 1952. Onder hen waren twee leden van het moorddadige Sonderkommando Feldmeyer, dat onschuldige Nederlanders vermoordde (de zogenoemde Silbertanne-moorden), twee bewakers van concentratiekampen en twee S.D.'ers, die de dood van tal van Nederlanders op hun geweten hadden. De Zeven van Breda wisten te ontkomen en werden niet uitgeleverd door de Westduitse 93
regering. Ze protesteerden zelfs tegen de uitlevering van één van hen door de Britse bezettingsautoriteiten. De houding van West-Duitsland zette in ons land kwaad bloed. "Zie je wel, ze zijn niks veranderd. En dat zijn dan de mensen, die om strijd beweren dat ze de gruwelen in de oorlog niet "gewusst" of "gewollt" hebben." In de loop der jaren zijn heel wat kleine groeperingen, die het oude fascistische ideaal bedekt of meer openlijk wilden doen herleven, ontstaan en ter ziele gegaan. Wie kent nog de namen: N.E.S.B., Hinag, N.O.U., Jan Hartman Stichting, Noordbond en N.V.U.? Alleen de vroegere leider van de Nederlandse Volksunie, Joop Glimmerveen, laat nog wel eens van zich horen. Niet terecht is het dat ook de Boerenpartij van Hendrik Koekoek door sommigen in bovenstaand rijtje een plaats kreeg. Weliswaar trok deze partij door haar nationalistische instelling oud-N.S.B.-ers en ettelijke oud-S.S.-ers aan, maar zij maakten van de Boerenpartij geen fascistische partij, al was ze wel extreem-rechts.
Jeugdorganisaties In nog veel feller bewoordingen gaven woordvoerders van verschillende fascistische jeugdorganisaties blijk van hun gezindheid. De meest op de voorgrond tredende was het Nationaal Jeugd Front (N.J.F.), de jeugdafdeling van de Nederlandse Volksunie. De afkeer van buitenlanders kwam overduidelijk naar buiten. "Nederlanders kreperen in krotwoningen en Surinamers (krijgen) de mooiste eengezinswoningen toegewezen zonder een luie zwarte hand uit te steken." Daar bleef het niet bij. Getooid met zwarte laarzen met ijzerbeslag en koppelriemen met Germaanse runetekens, hielden de jonge heethoofden hun betogingen in de bossen bij Soestduinen en bliezen daar hun giftige stoom af. "Wij moeten vechten om te voorkomen dat er een museum gebouwd zal worden waarin de laatste Germaanse Nederlander begraven wordt... Op zoek naar een nieuw Nederland, weg met de ziekelijke namaak-intellectuelen van links, weg met de terreur van minderwaardige, luie politici die roepen om bezuinigingen terwijl ze hun zakken vullen van onze belastingcenten. Links Nederland zal in ons een meedogenloos en niet te vernietigen vijand vinden." Er komt een nieuwe tijd! Er zal geen plaats zijn voor "een gastarbeider die in bed ligt met één van zijn vele vrouwen in plaats van te werken." Dan geen "raszuivere volks verlakkerij" meer, waarbij "zwarte, gele en bruine schooiers worden bevoordeeld bij woningtoewijzing." Een kreupel gedicht sprak van "Creolen terug naar hun stinkriolen" en straks zullen "joden niet meer lopen brallen en een Oostfront-strijder lastig vallen". "Laat deze ratten telefonisch weten dat u van ze walgt. ...verzoek handlanger van het internationale zionistische misdadigerssyndicaat (bij twijfel: let even op de neuzen) te vertrekken naar het Beloofde Land." Het N.J.F. liet weten: "Wij staan klaar om het goede voorbeeld te geven een begin te maken om ons land te zuiveren van volksvijandige elementen. We zullen het smerige linkse gespuis, de drugdealers, de Surinamers, de Antillianen, de gastarbeiders" en de handlangers van het internationale zionisme laten weten dat er voor verderfelijke volksschadelijke groeperingen in een toekomstig Groot-Nederland géén plaats zal zijn!" Hun gebral sloeg onder het gros van de Nederlandse jeugd niet aan. De aanhang van deze jeugdbewegingen bleef zeer klein. 94
CP, de weduwe Rost van Tonningen, CD en CP'86 CP Uit onvrede met het door Glimmerveen gevoerde beleid in de N.V.U, stichtten drie oudN.V.U.'ers in 1979 de "Nationale Centrum Partij", na een incident (aanhangers gingen illegale Marokkanen te lijf in de Mozes- en Aaronkerk) omgedoopt tot Centrum Partij. Daarin voerde al heel spoedig Janmaat de boventoon. Johannes Gerardus Hendrikus ("Hans") Janmaat, in 1934 geboren als oudste zoon van negen kinderen, was van rooms-katholieke afkomst. Zijn studie vliegtuigbouwkunde werd geblokkeerd door het faillissement, dat zijn vader trof. Hij werd boekhouder, arbeider in Duitsland en met twee broers eigenaar van een meubelfabriekje. Toen de zaak door brand werd verwoest, ging hij politicologie studeren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Als drs. Janmaat werd hij leraar maatschappijleer. Op politiek terrein was hij bepaald niet rechtlijnig: aanvankelijk geporteerd voor D66, werd hij lid van de PvdA, daarna lid van de KVP (Katholieke Volkspartij) en vervolgens lid van DS70 (Democratische Socialisten '70). In 1980 werd hij de leider van de Centrum Partij. Bij de verkiezingen van 1981 bleek de aanhang niet groot te zijn. De. C.P. behaalde een evengroot percentage kiezers (0,1 procent) als de NVU. In 1982 was de C.P. zodanig gegroeid dat Janmaat een zetel in de Tweede Kamer kreeg. Glimmerveen trok zich terug. Van de CP wilde hij niets weten. "De CP doet gewoon aan volksmisleiding," zei hij verbitterd. Anders dan bij de N.S.B. die wel winst boekte in Drenthe en Limburg, was de aanhang van de CP het grootst in de grote steden. Ongeveer een kwart van de kiezers kwam uit de PvdA, een vijfde uit de VVD, een twaalf procent uit D66 en zo'n tien procent uit de CPN. Behalve op de uitspraak "Nederland voor de Nederlanders" wees de CP ook nadrukkelijk op het belang van huwelijk en gezin: - Het gezin is de hoeksteen van de samenleving. - Als uit een huwelijk kinderen worden geboren, moet de moeder thuis zijn. - Veelwijverij en vrouwenbesnijdenis mag niet worden toegestaan. De groeiende onvrede over de stroom vluchtelingen en immigranten, die toegelaten werd en tot ons land, gaf de CP enige wind in de zeilen. Het percentage steeg naar 2,5. De interne ruzies en de soms zeer krasse uitspraken deden dit effect weer te niet. Tegen de beschuldiging dat in de CP nogal wat oudS.S.'ers onderdak hadden gevonden, had de partij geen verweer. De vijandschap van vooral links tegen de CP was groot. Voor geweld deinsden de "democratisch-gezinden" niet terug. Bekend is het ketenen van een lid der CP aan een blok beton, met daarbij een bord met het woord "racist". In Boekei werd een congres van de CP door honderden tegenstanders overvallen. Al die publiciteit werkte er aan mee, dat de CP opnieuw winst boekte. "Die Janmaat zegt goeie dingen!" dachten velen. "En dat willen de "rooien" verhinderen." Van de leider, Hans Janmaat, ging weinig uit. Hij straalde geen gezag uit en wist alleen door dictatoriaal optreden de touwtjes in handen te houden. De bijnaam "Jan
95
Benedenmaat" naast die van "Jan Haat" is een typerende. In de partij zelf werd stevig geruzied tussen radikalen en gematigden. Uiteindelijk groeide het Janmaat boven het hoofd en werd hij geroyeerd. In dat troebele water viste Glimmerveen. Om de CP een hak te zetten bracht hij, samen met enkele jonge CP'ers, nachtelijke bezoeken aan het kantoor van de CP en verzamelde daar gegevens over dubieuze leden: oud-N.S.B.'ers, oud-N.V.U.'ers, oud-S.S.'ers en "dubbele" leden. Al die gegevens bracht hij naar buiten. De pers maakte er zich gaarne meester van. Bezien we de CP iets nauwkeuriger dan moeten we vaststellen: het fascistisch gehalte van deze partij is moeilijk hard te maken: - In de propaganda bespeuren we geen duidelijk anti-semitisme. - De partij is wel nationalistisch en ietwat autoritair ingesteld. - Er worden geen pogingen gedaan om de vroegere fascisten te rehabiliteren. - Rechtvaardiging van geweld is moeilijk te bewijzen. Men kan de partij wel omschrijven met: anti-communistisch, reactionair en nogal racistisch. Ze streefde geen fascistische dictatuur na, maar in haar standpunten waren elementen aan te wijzen, die minstens naar fascisme zweemden: 1. Het spreken over "het volkseigene". 2. Het appèl op een nationale eenheid. 3. Het sterk benadrukken van het "wij"-gevoel als autochtone en "dus" hogere cultuur. De CP deed democratisch en parlementair qua partijopbouw en partijprogramma aan. Ze was dat allerminst qua achterliggend denken, uitingen van de achterban en de suggestieve propaganda. Een duidelijk voorbeeld van racistische instelling vinden we in een pamflet van twee jonge CP'ers: "Aan alle Turken in Arnhem,
Alle Turken met zwart haar, een Turkse naam en een knoflooklucht, dienen onze schone stad voor 1 augustus te verlaten! Zo niet dan neemt de staat jullie eigendommen in beslag, jullie kinderen worden doodgeschoten, jullie vrouwen worden verkracht en de mannen zullen worden opgehangen. Ga dus weg nu je nog kunt!" Snorkende, lachwekkende praat? Om Adolf Hitier is in de beginfase ook heel wat afgelachen.
De zwarte weduwe Aan het begin van 1985 waren er vier extreem-rechtse stromingen, die min of meer eenzelfde richting volgden: a. Hans Janmaat met zijn eind '84 opgerichte Centrum Democraten (zie verder in dit boek). b. De Centrum Partij. c. De NVU met het JFN d. Een aantal mensen rond de weduwe van de N.S.B.'er Rost van Tonningen, die in 1945 zelfmoord pleegde. Ze stond (en staat) bekend als "de zwarte weduwe". 96
Over de laatste hier iets meer. Florentina Sophia Heubel, geboren in 1914, had een Duitse vader. Ze studeerde biologie werd lid van de Nationale Jeugd Storm en trouwde in 1940 met Rost van Tonningen. In 1945 vluchtte ze met haar drie kinderen naar Duitsland, werd twee jaar later bij haar terugkomst aangehouden en verdween voor een half jaar achter de tralies. De eerste tijd speelde ze geen politieke rol. Niet tevreden met die toestand sloot ze zich aan bij de Hinag, werd lid van de Noordbond en van de Nederlandse Volksunie. Aan het begin van de jaren '80 richtte ze het Consortium "De Levensboom" op. Het Consortium zette zich in voor "eigen identiteit" en "rasbewust-zijn" en wilde de "verloedering" tegengaan. Haar blad, "Manuscripten", was openlijk nationaal-socialistisch. De oprichting van de CP had haar instemming; ze steunde de partij met geldelijke bijdragen. Toen Janmaat Kamerlid was geworden, bezocht hij haar, bedankte hartelijk en... distantieerde zich van haar. De "zwarte weduwe" was in zijn ogen al te besmet! Daarmee mislukte tevens het plan van het Consortium om de CP te "enteren" en in nationaal-socialistisch vaarwater te brengen. Rond de weduwe-Rost verzamelde zich regelmatig een wisselende schare sympathisanten. In haar villa te Velp vierde men de winter-zonnewendefeest met toespraken, het strooien van aarde, het hijsen van de vlag, het ontsteken van het Joelvuur en de vuursprong. Van tijd tot tijd deed de politie een inval, nam verdachte of verboden brochures of boeken in beslag en bekeurde haar. Het deerde haar niet. De aanhangers van "De Levensboom" zijn anno 1996 een stel hoofdzakelijk bejaarde aanhangers van het oude nazisme. In de toekomst zal steeds minder van hen te duchten zijn.
Centrum Democraten Hans Janmaat, geroyeerd als lid van de CP, behield zijn zetel in de Tweede Kamer en richtte aan het eind van 1984 een nieuwe p a r t i j -."Cent rum Democraten" (CD) op. De vijandschap tussen CD en CP was groot. Maar toen bleek dat noch de een noch de ander in staat was op eigen kracht een zetel in de Tweede Kamer te veroveren, werd er een poging tot verzoening gedaan. In Hotel Cosmopolite in het dorpje Kedichem kwamen beide groeperin-
drs. J.G.H. Janmaat 97
gen bijeen om te bezien of de tegenstellingen konden worden overbrugd. Zo ver kwam het niet. Felle tegenstanders bestookten het hotel met rookbommen. De gevolgen waren schokkend: het hotel werd grotendeels verwoest en Janmaats secretaresse verloor een been. Janmaat wist op eigen kracht zijn zetel niet te behouden en verdween uit de Kamer. De CP, inmiddels een ruïne, werd als "Centrumpartij '86, (CP'86) heropgericht (1986). Over deze partij straks meer.
Wat wilden (en willen) de Centrum Democraten? De partij, onder strakke leiding van Janmaat, opereerde voorzichtig. Om zoveel mogelijk ontevredenen te lokken, tamboerde ze op een aantal zaken, die "moeilijk" lagen (en liggen) in de Nederlandse samenleving. Daarbij hoedde ze zich officieel voor fascistische of racistische uitspraken. Waar haar sympathieën werkelijk liggen, kan blijken uit de felicitaties, die de CD deed toekomen aan Jorg Haiden van het F.P.O. in Oostenrijk en het Vlaams Blok (CD-Info, oktober '94) Genoemde partijen, door het CD betiteld als "vaderlandslievende partijen", vertonen bijwijlen sympathie voor het fascisme. In haar concept partij-programma kwam ze tot de volgende eisen: 1. In de Nederlandse samenleving moeten niet-Nederlandse invloeden worden teruggedrongen. 2. Verandering van het beleid in deze moet worden toegespitst op het stoppen van het anti-Nederlanderbeleid. 3. Overheidsbetrekkingen mogen slechts openstaan voor mensen, die het Nederlanderschap in derde generatie bezitten. 4. De regering dient mee te werken aan de beëindiging van multi-culturele huwelijken, als de Nederlandse partner daarom vraagt én aan het remigreren van de nietNederlandse partner naar het land van afkomst. 5. Onderwijs in de eigen taal en cultuur van de immigrant moet worden afgeschaft, tenzij dat dient om remigratie te bevorderen. Die remigratie dient met kracht gestimuleerd te worden. 6. Immigranten mogen slechts een baan aanvaarden als daar geen Nederlandse sollicitant voor te vinden is. Werkloze buitenlanders moeten na zes maanden werkloosheid terug naar hun land. 7. Asielzoekers worden direct na binnenkomst ondergebracht in werkkampen. Er mag voor hen alleen ruimte geschapen worden als zij in het land van herkomst minimaal gevaar lopen langdurige gevangenisstraf te krijgen wegens politieke opvattingen. 8. De hier aanwezige minderheden moeten zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Integratie van andere culturen wordt, waar mogelijk afgeremd. 9. De voorkeursbehandeling voor minderheden, zoals voorrang bij huisvesting, werk en onderwijs, wordt ongedaan gemaakt. De argumentatie rond deze zaak is dikwijls beneden de maat. Een voorbeeld: "Vergeet daarbij Edje van Thijn (de toenmalige burge-meester van Amsterdam, MK.) ook niet. Hij heeft de Amsterdamse bevolking laten barsten om zijn favoriete minderheden vooral in de hoofdstad een goed onderkomen aan te bieden." (CD-Info, april 1994). 10. Buiten Nederland wonende relaties van hier werkende of verblijvende vreemdelingen mogen niet in Nederland worden verpleegd. 11. Er moet een volksverzekering komen, uitdrukkelijk uitsluitend bestemd voor 98
Nederlanders. De verzekering geldt niet voor vakantiegangers of andere, hier verblijvende vreemdelingen. Deze en meer uitspraken kunnen niet zonder meer racistisch, laat staan nazistisch, worden geïnterpreteerd. Ze speelden handig in op de wrevel, die zeker niet het minst onder jonge mensen heerste (en heerst). De grote werkloosheid, het onzekere van eigen baan, bracht velen op de gedachte dat met het verwijderen van alle vreemdelingen de problemen grotendeels opgelost zouden zijn Er zouden dan namelijk meer banen ter beschikking komen voor het eigen volk en de druk van de sociale lasten zou afnemen (leven niet veel vreemdelingen van een uitkering? etc.). De vertaling van dit ongenoegen heeft maar al te vaak een puur-racistische, soms antisemitische klank. Die geluiden zijn ook onder ons veelvuldig te horen. Onder meerdere van onze jonge mensen leeft sympathie voor de CD, de partij die recht voor z'n raap zegt, wat "wij" denken! Het zat de CD mee. Haar argumenten sloegen aan. In '89 werd Janmaat herkozen in de Tweede Kamer met 81.000 stemmen. Al boekte de CD enige winst in Utrecht, NoordBrabant en Limburg, de meeste stemmen kwamen ook nu weer uit Noord- en ZuidHolland. Ook in de gemeenteraden drong de CD door. Ze veroverde in 1990 onder andere zetels in Amsterdam (2), Rotterdam, Den Haag (2), Utrecht en Schiedam (2). De verkiezingen voor de Tweede Kamer en de gemeenteraden in 1994 leverden nieuwe winst op. Janmaat zag zijn partij met drie zetels vertegenwoordigd in de Kamer en haar plaatsen in de gemeenteraden steeg van elf naar zevenenzeventig. Opnieuw kwamen de meeste stemmen uit de grote steden: Amsterdam vier zetels, Den Haag vier, Utrecht drie en Rotterdam vijf zetels. Dit éclatante sukses stelde de suksessen van CP'86 in de schaduw. De lijsttrekker van de PvdA, Wim Kok, sprak van een "betreurenswaardige vlucht naarrechts-extremistisch". En verder: "Deze brandstichters krijgen te veel zetels. Het is een zwarte vlek in de historie. We mogen daar niet in berusten. We moeten ervoor zorgen dat deze partij niet als vergif kan blijven doorvreten." In ettelijke plaatsen ging de beëdiging van CD gekozenen met veel protesten gepaard. Woedende tegenstanders van CD (en CP'86) trachtten het afleggen van de eed te verhinderen door scheldkanonnades (Almelo) of het gooien met een ei (Enschede). Burgemeester Van Roekei van Almelo had, in overleg met politie en justitie, besloten honderd demonstranten de ruimte te geven hun boosheid te luchten. Daar werd met buttons, pamfletten, actiekranten en spandoeken ("Geen nazi maar wederzijdse integratie", "Geen fascist in de raad") gretig gebruik van gemaakt. Zelfs woorden als "Vuile racist!", "Leugenaar!", "Nazi!", "Hufter!" en "Fascist!" konden ongestoord de nieuwgekozen leden van de CD worden toegeschreeuwd. Een bedenkelijke zaak. Men behoeft beslist geen voorstander te zijn van de ideeën van de CD om toch deze intolerantie af te keuren. In een democratie dienen democratischgekozen personen met andere middelen te worden bestreden. Als men tenminste niet verdacht wil worden zélf fascistoïdisch (=ietwat fascistisch) bezig te zijn. Van Roekei streek de rimpels glad. "Laten we de CD gewoon met argumenten bestrijden. De partij is nu eenmaal wettelijk gekozen." Het sukses van de CD bleek in de daaropvolgende maanden te verkeren in chaos. Tal van gekozenen in gemeenteraden durfden óf niet hun plaats in te nemen, beducht voor 99
wraak óf werden buiten alle raadscommissies gehouden óf waren niet competent genoeg óf kregen ruzie met de leiding van de partij. Verschillenden bedankten of liepen over naar concurrerende groepjes. Het ontbreekt de CD ten enemale aan een charismatische leider, die de bonte stoet volgelingen aan zich en de partij weet te binden. Zolang die situatie voortduurt is van deze partij weinig te vrezen.
CP '86 In de strijd om de extreem-rechtse kiezer speelde de Nederlandse Volksunie geen rol meer. Gebrek aan kader, interne ruzies en tal van processen verzwakte de partij zozeer, dat de leiding van de NVU er geen gat meer in zag en het bijltje erbij neerlegde. Anders ging het met CP'86. Ze profiteerde niet in gelijke mate als de CD van de groter wordende ontevredenheid, haalde geen zetel in de Tweede Kamer, maar wist wél tot verschillende gemeenteraden door te dringen (1990, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag). Menigeen vond de standpunten van de CD te zwak, te halfslachtig. Een ieder, die radikale oplossingen nastreefde (radikaal naar extreem-rechts inzicht) zocht zijn heil bij de veel fellere CP'86. CP'86 zet zich duidelijk af tegen de in hun ogen "halve zachten" van Janmaat. Op het partijprogramma van deze partij (1993) staat in anders gekleurde letters duidelijk te lezen: "Centrumpartij '86 beslist niet te verwarren met Janmaat's CD" Na lezing van dit programma dóet men dat ook niet meer. De toon en de woordkeuze hier gebezigd is duidelijk een andere dan die van de CD De aanhef spreekt al dadelijk van een "streven naar een geestkrachtig nationaal bewustzijn" en "verzet tegen de ongecontroleerde invasie van honderdduizenden criminele en parasiterende vreemdelingen in ons overbevolkte land." De CP'86 is voorstandster van: 1. Afschaffing van het koningsschap. Dat is uit de tijd en daarom ongewenst geworden. 2. Een verbod op een voorkeursbeleid ten gunste van allochtone bevolkingsgroepen, zijnde in strijd met artikel 1 van de Grondwet (verbod op discriminatie). 3. Invoering van werkkampen. Herinvoering van de doodstraf. 4. Een verbod op zwangerschapsonderbreking op sociale indicatie, pedofilie, incest en andere "abnormaliteiten". Euthanasie is niet toegestaan. 5. Het onverwijld terugzenden van illegaal hier verblijvende vreemdelingen. 6. Verplichte ontwenning van drugsgebruikers. 7. Artikel 7.4 citeren we in z'n geheel: "Verder moeten in principe hier gehanteerde voorwaarden, die gelden voor de toelating, tewerkstelling, huisvesting en uitwijzing van vreemdelingen op basis van wederkerigheid in overeenstemming gebracht worden met de bepalingen inzake het vreemdelingenbeleid, zoals die ook gelden en worden toegepast in het land van herkomst." De behandeling van een vluchteling in Nederland zal dus gelijk moeten worden aan die door een mogelijke dictator in eigen land. Een bizarre redenering. En volstrekt onuitvoerbaar. 8. Arbeidsovereenkomsten met buitenlandse werknemers van strikt tijdelijke aard. 100
9
Het onder ogen durven zien van en het handelen naar de omstandigheid, dat ons land "vol, tjokvol" is. "Er kan echt niemand meer bij." 10 Het weigeren van vergunningen voor het in dienst nemen van buitenlandse werknemers. (Het opwerpen van deze blokkade tegen buitenlandse werkwilligen staat haaks op artikel 11, waar gesproken wordt van "werkloze en werkschuwe vreemdelingen.") 11 Het buitensluiten van alle vreemdelingen van een staatspensioen. 12 Het niet-verstrekken van onderwijs in de Nederlandse taal aan etnische minderheden. Dit onderwijs zou slechts de remigratie verstoren.
In felle bewoordingen wordt de penibele economische situatie geschetst en een eenvoudige oplossing verstrekt: Alle vreemdelingen eruit! Dat zal - de werkloosheid sterk doen afnemen. - de druk op de gezondheidszorg verlichten. De ziekenfondsen kunnen niet langer "de gratis medische verzorging, zoals die wordt gegeven aan asielzoekende en illegale vreemdelingen" dragen. Er staan zaken in dit programma, die ons aanspreken: huwelijk en gezin, beschermwaardigheid van het leven, verbod op incest en pedofilie, zij het dat deze zaken hier niet gebaseerd worden op het Woord van God. Daartegenover moeten we veel afwijzen. "De vreemdeling in onze poorten" heeft hier geen ontferming te verwachten. Het programma draagt als titel: "Eigen volk eerst". Het was eerlijker geweest het te noemen: "Eigen volk alleen." Ondanks de vele afkeurenswaardige zaken, die we hier ontmoeten, kunnen we uit dit programma niet destilleren dat de CP'86 fascistisch is. De vroegere nazi's worden niet verheerlijkt, er wordt niet gestreefd naar een natie met één Leider, de democratie wordt (officieel) niet om zeep gebracht. Zelfs de beschuldiging van Racisme is moeilijk hard te maken. Nederland moet gesloten worden voor alle vreemdelingen, ook blanke. Het bovenstaande neemt niet weg dat in het slotgedeelte zinsneden voorkomen, die overgenomen zijn uit de fascistische vocabulaire van vóór de oorlog. We citeren: "Wij, nationalisten, verdedigers van ons nationaal erfgoed, schatbewaarders van land, volk en cultuur. Wij zijn de onbevooroordeelde strijders voor het behoud van ons Nederlands leefmilieu. Wij laten ons onze exclusieve rechten tot verdediging van ons eigen Nederlands leefklimaat niet door linkse chaoten ontnemen, noch onze heilige plicht tot instandhouding van onze Nederlandse identiteit. Niet zij, maar wij staan door de eeuwen heen borg voor de bescherming en koestering van ons Nederlander-zijn. Alleen in onze aderen vloeit onvermengd Nederlands bloed. Alleen onze oorsprong is onvervalst Nederlands." Menig "behoudend" oud-N.S.B.'er en oud-S.S.'er zal deze zinsneden hartelijk onderschrijven. De CP'86 lijkt me niet fascistisch, maar verder dan één schrede is ze daarvan niet verwijderd.
101
De partij beschikt niet over een dominante leider en heeft gebrek aan ervaren kader. Dat heeft ze met de CD gemeen. Ze timmert graag aan de weg en schuwt desnoods gewelddadige confrontatie met tegenstanders niet. Bij de Tweede Kamer-verkiezingen van 1994 behaalde CP'86 geen zetel. Ook hier kwamen de meeste stemmers uit het westen van ons land. Bleef het percentage stemmen in bijvoorbeeld de noordelijke en oostelijke provincies steken op 0,2 of 0,3; in de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht was dat beduidend hoger, respectievelijk 0,6 - 0,9 - 0,7 en 0,6 procent. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van '94 steeg het aantal zetels van vier naar negen. Een duidelijke winst, maar op geen stukken na zo spectaculair als bij de CD
Tenslotte Naast CD en CP'86 bestaan nog enkele splintergroepjes, die eveneens in exteem-rechts water vissen. Ze zijn tot nu toe volstrekt onbeduidend en worden hier verder niet besproken. Concluderend mogen we zeggen: De heersende onvrede over de sociale en economische situatie van ons land speelt extreem-rechtse partijen in de kaart. Als protestpartijen hebben zij daarom duidelijk een signaalfunctie. In hun inspelen op gevoelens van onbehagen fungeren ze tevens als "aanjager" van de grote partijen. Onder de druk van de publieke opinie is het toelatingsbleid ten aanzien van vreemdelingen aan strengere regels onderworpen. Op de grote massa van het Nederlandse volk heeft de felle taal van de CD en de nog fellere van de CP'86 weinig invloed. Het ontbreken van een leider bij beide partijen met charismatische gaven is daar tevens debet aan. Zolang dié niet opduikt is van oplevend fascisme of racisme weinig te vrezen.
102
10. Fascisme onder ons? Herdenken... hoe? Elk jaar herdenken we, de één intenser dan de ander, de bevrijding van het nazi-regiem én de slachtoffers van het moorddadig optreden van de Duitse onderdrukker. Dat is goed! Als tenminste aan dat herdenken verbonden is de erkentenis, dat het God de Heere was die ons, totaal onverdiend, bevrijdde. Anders blijft het een op de mens gerichte herdenking. Alsof wij in staat zijn geweest het juk van ons af te werpen. Daar hoort nog een ander facet bij. Een facet, dat zelfs bij kerkelijke herdenkingen al te vaak gemist wordt. Bij herdenken hoort ook "denken aan". Denken aan wat Pilatus tot de Joden zei: "Zie de Mens!" Als we terugzien op de ontelbare misdaden, die gepleegd zijn, dan vormen ze samen een spiegel, die ons wordt voorgehouden. In die spiegel moet ik mezelf terugzien. En u en jij! Wij belijden immers geneigd te zijn tot alle kwaad? Tot alle kwaad! Ja maar, werpen we tegen, dat betekent toch zeker niet dat we al die wandaden ook werkelijk gepleegd hebben? Nee, maar het wijst wél op onze gezamenlijke afstamming en onze gelijke gezindheid. Daar willen we aan het eind van dit boek een ogenblik op terugkomen. Een facet dat méér aandacht krijgt bij allerlei herdenkingen, is dat van de waakzaamheid. Daar is godsdienstig en niet-godsdienstig het samen wel over eens. Want het fascisme is niet dood! De vraag is alleen: waar zoeken we het fascistische gevaar? De Joodse hoogleraar prof. dr. J. Presser, die in het standdaardwerk "Ondergang" de vernietiging van het Nederlandse jodendom heeft beschreven, heeft eens gezegd: "De nieuwe fascist zal zich aandienen als anti-fascist." Een onthutsende opmerking! Let niet zozeer op wat gezegd wordt wil hij zeggen, let op hun daden! Dan moeten we meteen al het misverstand opruimen dat fascisHitler was een uitstekend volksmenner 103
me zich ergens aan de rechterzijde van het politieke bestel bevindt. Uiterst links en uiterst rechts zijn niet de verst verwijderde exponenten. Het gaat hier niet om een rechte lijn, waarbij helemaal links "uiterst links" en helemaal rechts "uiterst rechts" opereert. Zo is het niet. Het is veel meer een kromme lijn, waarvan de uiteinden naar elkaar toebuigen, soms elkaar raken of elkaar overlappen. Is het -zo maar iets typerends- niet opmerkelijk dat de verkiezingen in de jaren '90 een grote stemmenwinst opleverden voor CD en CP'86 in de grote steden, van ouds plaatsen, waar overwegend links gestemd werd? (denk aan Amsterdam en Rotterdam). Kunt u zich voorstellen dat ontevreden SGP-ers (uiterst rechts) plotseling en masse op de communisten (als die partij er nog zou zijn) zouden stemmen? Kennelijk is voor menig rode arbeider de stap naar uiterst rechts niet groot. Naast zwart fascisme (rechts) wordt wel gesproken van rood fascisme (links). Is hier sprake van pure verdachtmaking? Zijn er werkelijk twee soorten fascisme óf bestaat het ene fascisme, maar gevoed van twee kanten (rechts en links)?
Eigenschappen In een poging licht te krijgen in deze zaak is het nodig het fascisme nader onder de loupe te nemen. Wij hebben het begrip "fascisme" al in een vorig hoofdstuk gedefinieerd. Het gaat er hier nu om onder welke gedaanten ze zich openbaart, met andere woorden: welke karaktertrekken ze vertoont. Dan kunnen we bezien of die lijnen kunnen en moeten worden doorgetrokken naar onze Nederlandse samenleving. En naar onszelf. We noemen: 1. Het zoeken van een zondebok. Het deugt niet in de wereld, daar is de fascist van overtuigd. Maar altijd gaat de vinger naar de ander. Een ander is schuldig: de Jood! En om ons heen? Wie draagt bij een marxist de schuld van de ellende in de wereld? Hij in ieder geval niet. Nee, de kapitalist. Hoor en lees de uitspraken van beide partijen bij het gevecht om een nieuwe C.A.O. Als het vastloopt, is de spreker redelijk, aanspreekbaar, reëel, verstandig geweest. Maar de ander wil niet! Die wil alleen maar het onderste uit de kan! En ja, dan móet zo'n bespreking wel mislukken... 2. Het zwart-witdenken. Hitier pompte het zijn volgelingen onvermoeibaar in: Wij zijn goed, alle anderen zijn fout. Dan is daarmee ieder ander je tegenstander. In Nederland stelde de N.S.B. ons volk voor de keus: Mussert of Moskou. Wie niet vóór Mussert koos, was, openbaar of verholen of onwetend, een dienstknecht van het communisme. Simpeler kan het al niet. De apartheid in Zuid-Afrika was fout, zeiden de tegenstanders. Helemaal, voor honderd procent, altijd en overal. Daar viel niet over te praten. Of je tóch tot een rechtvaardiger samenleving kon komen door rekening te houden met ieders culturele achtergrond en dus door een zekere "apartheid" in benadering, was niet bespreekbaar. Dan was je "dus" geen christen, maar een steunpilaar van discriminatie. Toen Angola nog een Portugese kolonie was, dronk je geen Angola-koffie. Anders w a s j e "dus"... Als iemand een staking afkeurt en er niet aan wil meedoen, dan is hij "dus" een hielenlikker van het kapitalisme. Zwart-wit. Elke nuance wordt uitgesloten. 104
Geweld voor jezelf wettig verklaren. Hitier, geheel en al overtuigd van zijn eigen gelijk, meende zijn volk te moeten opleggen wat goed voor hen was. Wat alléén goed voor hen was. Dan was het beslist noodzakelijk om alle opgeworpen barrières te slechten. Daarmee werd groen licht gegeven aan het afranselen van tegenstanders, het verstoren van vergaderingen en het uit de weg ruimen van alle tegenstanders. Het kón immers niet anders? De toekomst van volk en vaderland was immers in het geding? Daarmee ontkrachtte hij het democratisch recht van de ander om er een eigen mening op na te houden, om openbare vergaderingen te houden en toegestane betogingen te houden. Dat zien we allerwege om ons heen. Een paar voorbeelden. Wij hebben het (democratische) recht gebruik te maken van wegen en vaarwegen. Daarin mag alleen de overheid ingrijpen. Maar wat zien we vaak als vrachtwagenchauffeurs ontevreden zijn over het eindbod van de ondernemers? Dat ze hun eisen kracht bij gaan zetten door de wegen te blokkeren en alle gebruikers van die weg met geweld hun recht te ontnemen van die weg gebruik te maken. Vissers, niet tevreden met inperkende maatregelen bij de visvangst, varen uit en blokkeren de haven van Amsterdam (okt. '87). Daarmee worden schippers getroffen die niets met deze zaak van doen hebben. Het kan niet anders zeggen de ontevredenen. Aan onze rechtvaardige eisen wordt geen gehoor gegeven. Dan móeten we wel geweld gebruiken. Ja, over de ruggen van hun landgenoten! Denk hierbij tevens aan gijzelingen, kapingen, aanslagen, het bezetten van gebouwen etc. Hoe vaak zijn werkwillige werknemers, behalve uitgescholden, met geweld buiten hun werkplek gehouden of lichamelijk bedreigd? En dat onder het motto: Wij willen niet werken en "dus" mogen jullie ook niet. En anders... Daarbij wordt geheel het democratische recht op arbeid aan de ander genegeerd. Ieder weet dat de vakbonden niet bepaald rechtse bolwerken zijn. Evenzogoed zijn en worden hier strijdmethodes gehanteerd, die ontleend zijn aan de koker van Hitier en consorten. We mogen blij zijn dat de stakingswetten deze uitwassen niet toestaan. Maar daarmee zijn ze niet uitgeroeid. In het slepende conflict tussen chauffeurs van het streekvervoer en de werknemers (begin 1995) werd meer dan eens de uitrit van een garage gebarrikadeerd door "geparkeerde" autobussen. Daarmee werd het de werkwillige onmogelijk gemaakt te werken. Daarbij bleef het niet. Individuele leden van de F.N.V. ontzagen zich niet in de kantine van hun bedrijf hun afkeer van de niet-stakende C.N.V.-leden te demonstreren met leuzen als: "C.N.V.'ers niet gewenst", een heenwijzing naar de bordjes met "Joden niet gewenst" tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bijzonder grof was een afbeelding van een zogenaamd kledingstuk van de Heere Jezus (de "lijkwade van Turijn") met de tekst: "Vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen". Intimidaties als deze, aan te vullen met dreigementen, anonieme telefoontjes, zeer grove taal, een dodenmars met een lijkkist rond het C.N.V. regiokantoor in Drachten en foto's van C.N.V.'ers met rouwranden, waren er op gericht de werkwillige te 105
dwingen mee te staken. Hem werd het recht ontzegd gebruik te maken van zijn democratisch recht op arbeid. Zulk optreden zweemt naar fascisme, heeft er een bepaalde trek van en noemen we: fascistoïde. 4. Het materialisme. Hitier zei: Ras (materie) en bloed (materie) zijn het belangrijkste. Een gezond lichaam is een eerste vereiste. Wat vertoont het rijke westen? Een minachting en verachting bij velen van de geest, van geestelijke zaken. Dé goden van deze tijd zijn materieel: geld, sex, voetbal, auto. Die nemen de zinnen van de mens in. Die zijn de belangrijkste gesprekspunten bij vele duizenden medeburgers. Het materialisme, de honger naar het stoffelijke, is overal merkbaar. Ook onder ons! 5. Wij maken het paradijs. Hitier propageerde zijn duizendjarige rijk. Dat zou een heerlijke tijd zijn voor allen, die aan zijn zijde hadden meegestreden. Daar zou het minderwaardige de plaats krijgen dat het verdiende: het graf of de slavernij. Volg de grote Leider en wij zullen het samen realiseren. Hoe lang hebben socialisten en communisten de massa voorgehouden, dat de hemel een zoethoudertje was voor de uitgemergelde arbeiders. Dat zou men samen veranderen. In een meedogenloze klassenstrijd zouden alle tegenstellingen worden weggevaagd en een paradijs van gelijkheid worden gesticht. Lenin stak er al de draak mee: "Uitstappen, kameraden, hier is de heilstaat!" In de Wereldraad van Kerken zijn begrippen als: persoonlijke schuld en bekering tot God al lang overvleugeld door die over aardse gerechtigheid. De aarde zal pas leefbaar worden als de armoede is uitgebannen. Daartoe hoeft de mens zich niet om zijn persoonlijk heil te bekommeren, maar te strijden voor betere structuren. God ontmoet ik in de vragende ogen van mijn arme, verdrukte medemens. Om niet meer te noemen: 6. De minachting voor het kleine en zwakke. Hitier sprak het overduidelijk uit: "Du bisst nichts, dein Volk is alles!" En dat volk moest sterk en weerbaar zijn. Alles wat die groeiende kracht belemmerde moest uit de weg worden geruimd. Daarmee werd in de jaren '30 in Duitsland het doodvonnis uitgesproken over + 275.000 geesteszieken, invaliden, bejaarden en gevangenen. Ze werden uit de weg geruimd in een tijd waarin, ook in ons land, velen hun respect betuigden voor het krachtige staatshoofd Adolf Hitier. Wat heeft in onze tijd deze geest uit de afgrond grote macht gekregen! Denken we alleen maar aan het ongeboren kind. Hoe wordt -als het goed is- een klein kind in een gezin met liefde ontvangen. Wat kan de droefheid groot zijn, als het kind levenloos ter wereld komt. Stel daarnaast de afschuwelijke praktijken in de abortusklinieken. Daar worden alleen al in ons land (in meer dan één opzicht een voorloper in goddeloosheid) elk jaar tienduizenden levens ruw afgebroken en naar de vuilnisbak verwezen. Dr. Gunnink heeft indertijd in het Reformatorisch Dagblad uit de doeken gedaan wat er zoal met die geaborteerde kinderen gebeurde. Men deed (en doet?) er interessante proeven mee. Openlijk en driest wordt vertrapt wat naar Gods Woord heilig is of bescherming behoeft. De nazi-kamparts Jozef Mengele is tientallen jaren vervolgd om de wrede proeven, die hij met gevangenen nam. Maar de witgejaste "dames en heren" van de abortusklinieken, de abattoirs van ongeboren, menselijk leven, kunnen hun gang 106
gaan en over hun "interessante" proeven verslag doen. Wat Hitier en zijn boevenbende nog in het geniep deden, wordt nü openlijk bedreven. Minachting voor het kleine... "zo'n klein hoopje slijm..." Het baarde in 1981 heel wat opzien toen Engelse ouders besloten dat ze zó'n kind, zo gehandicapt, niet wilden hebben en het na drie dagen door een arts lieten afmaken. De rechter sprak hen vrij. De neergang gaat huiveringwekkend snel. Nog geen tien jaar daarna werd over diezelfde materie gesproken op de synode van de Gereformeerde Kerk en gaf een synodelid uiting aan haar vreugde dat het een heerlijke gedachte was dat je "je kind terug kon geven aan God". Een schamele vlag voor een monsterlijke lading! In een interview in het R.D. noemde een vooraanstaand Amerikaan de moederschoot de gevaarlijkste plaats van Amerika voor het kleine kind. Vóór we ons vol afschuw afwenden, zegt de Heilige Schrift: "Ecce Homo!" Zie de Mens! Die onbarmhartige mens ben ik, bent u, ben jij. Wat moeilijk, wat onmogelijk om dat te aanvaarden! In een neutraal onderwijsblad stond eens deze zinsnede: "Het beest ligt ook in ons op de loer, klaar om los te breken." Dat is, wat wij noemen, het geneigd-zijn tot alle kwaad. Ook de Joodse schrijver M. S. Arnoni wijst erop. In zijn boek: "Moeder was niet thuis voor haar begrafenis" (ze werd omgebracht en verbrand) schrijft hij: "U kunt zich niet voorstellen dat u een S.S.'er zou zijn? Ga dan eerst uw huiswerk maken en laat u niet zien voor het af is. Want de S.S.'er zit ergens binnen in u en de voornaamste reden waarom u zich moeilijk met hem kunt identificeren is uw verzet uzelf te mishagen." Kort gezegd: U ziet hem niet omdat u hem niet wilt zien. Ook mensen, die zich niet onvoorwaardelijk buigen voor het Woord van God, komen blijkbaar tot de overtuiging dat de mens niet de kiem van het goede in zich heeft. Veelzeggend is in dit verband de proef, die twee psychologen namen om vast te stellen of een "gemiddeld" mens zonder merkbare negatieve eigenschappen (zoals sadisme) onder zekere druk hun "fatsoen" zouden vasthouden. Zij werden geïnstrueerd op welke manier ze hun "slachtoffers" -in dit verband: sollicitanten- onderuit konden halen. Ze kwamen tot de onthutsende en beschamende conclusie dat zij zonder veel moeite allerlei mensen konden bewegen iemand anders te kwellen. Daarna kwam de schaamte. Maar altijd was de verdediging: "Ik kon niet anders! Het was me opgedragen!" Inderdaad: Befehl ist Befehl. We zeiden al: dat wijst ons op onze gezamenlijke afstamming en op onze gelijke gezindheid. Het getuigt van groot gebrek aan zelfkennis, als we openlijk of verborgen toch menen, dat we gelukkig geen fascist zijn. Laten we een ogenblik teruggaan naar de zondebok. Het kwaad dat er is, laadde Hitier op de Joden, de communist op de kapitalist, de stakende werknemer op zijn werkgever, de weerbarstige werkgever op zijn werknemer. En wij? Wij halen twee vechtende kinderen uit elkaar en vragen: "Wat dóen jullie toch?" En de vinger van het aangesproken kind gaat bijna altijd naar de ander. "Ja, maar hij begon!" De ander is de schuld. Niet ik. Horen we hier niet de echo uit het Paradijs? Onze eerste moeder, door de Heere gecon107
fronteerd met het kwaad, werpt de schuld van zich: "Die slang heeft mij bedrogen." En onze eerste vader brengt het er niet beter af. Hij ontziet zich niet de grondoorzaak van alle ontstane ellende aan de Heere toe te schrijven: "De vrouw, die Gij mij gegeven hebt..." Daar is het begonnen. En van daaruit heeft het elk mens doortrokken. Zo lang we dat niet willen erkennen en diepverborgen denken: Gelukkig dat ik geen Duitser, geen nazist, geen fascist, geen... ben, zal dat kwaad blijven bestaan. Daar helpen geen anti- fascistische comités, geen protestbewegingen, geen verboden tegen. Het moet bij mij, bij u, bij jou komen van: "Ik dank U, Heere, dat ik niet ben als..." tot: "Ik dank U, Heere, dat ik niet losgelaten ben als..." Daar ligt het geneesmiddel tegen deze sluipende kwaal. Want daar zal de grote Medicijnmeester zich niet onbetuigd laten. Hébben wij, die ons graag bijbelgetrouwe christenen noemen, dan niet de opdracht op te tornen tegen allerlei wind van leer? Ja! Het "Beproeft de geesten of ze uit God zijn!" blijft onverminderd van kracht. Maar vruchtbaar zal dat pas zijn als wij allen, ieder voor zich onze schuld in dit toestemmen en vluchten tot Hem, die al onze afkeringen genezen kan.
108
Bijlage C o m m u n i s m e en Fascisme Meermalen kan bij de lezer de vraag gerezen zijn: Is, wat hier kenmerken van het fascisme worden genoemd, niet dikwijls eveneens bij het communisme te bespeuren? Denk aan: één leider, één partij, geen democratie. Dat is zonder twijfel waar. We hebben er al op gewezen dat communisme (uiterst links) en fascisme (uiterst rechts) niet het verst van alle politieke stromingen van elkaar verwijderd zijn, maar dat de lijn een kromming vertoont, waarbij de beide uitersten elkaar raken of overlappen. Daarnaast willen we erop wijzen dat, wat mannen als Lenin en Stalin nog verhulden, door Hitier openlijk werd gepropageerd en tot onderdeel van zijn heilsleer werd verheven. Een voorbeeld: Sinds mensenheugenis is in Rusland het anti-semitisme duidelijk aanwezig. Er zijn pogroms geweest, waarbij stromen bloed vergoten zijn. Maar de communisten gaven zoiets niet toe. Ze omsluierden de zaak of ontkenden die botweg. Zo niet Hitier. In zijn boek "Mein Kampf' komt hij er openlijk voor uit, dat hij de Jood het meest gedegenereerde wezen vindt van alle menselijke wezens. Die "pest" moet worden uitgeroeid, wil het mensdom niet ondergaan in vuilheid en chaos. Het feit dat fascisme en communisme eikaars doodsvijanden waren, moet ons niet tot de gedachte brengen, dat ze daarom niets met elkaar van doen hebben. Integendeel. Hun strijd op leven en dood spruit voort uit de vurige wens van beide stromingen om de opperheerschappij te hebben. Daarom moet de ander fel bestreden worden. De Engelse historicus Alan Bullock heeft in een zeer omvangrijk werk (1152 blz.) twee vooraanstaande exponenten van communisme en fascisme naast elkaar gezet. De titel geeft al het wezenlijke van de onderzoeksresultaten weer: "Hitier en Stalin - parallelle levens." Hitier en Stalin waren bittere vijanden van elkaar, maar dat verhinderde hen niet in 1939 een bondgenootschap te sluiten, waarbij en passant Polen onder Rusland en Duitsland werd verdeeld en ingepalmd. De uitgebreidheid van deze studie én de beperking in de doelstelling (twee ménsen naast elkaar) maken het boek minder geschikt voor de gemiddelde lezer. Veel overzichtelijker, beknopter en veelzijdiger is het nooit uitgegeven boek van E. W. Klever: "Fascisme en Communisme - Twee loten aan één stam!" Zestig uitgevers in Nederland, België en Zuid-Afrika hebben indertijd dit boek niet willen of durven uitgeven. Het is frappant te zien hoezeer beide stromingen overeenkomen in: - het zicht op zichzelf. - de schuld van de ander. - de religie van de bevrijding. - de religieuze kenmerken. - het zicht op materialisme en evolutie. - de voorkeur voor de dictatuur. - de verachting van bijbelse waarden. - etc., etc. 109
Ter illustratie enkele citaten, die betrekking hebben op de vergoddelijking van de leider.
Over Hitier Goebbels: "Zijn (Hitlers, M.K.) blauwe ogen boorden zich in de mijne als vuur. Op dat ogenblik werd ik herboren. Geliefde en vereerde Adolf Hitler, gij hebt mij eindelijk het licht doen zien. De Führer kan alles wat de Heiland kon. De Führer staat tussen zijn volk en God. En zolang hij ons de kracht van zijn geest kan geven, kan geen kwaad ons deren." Spreekkoren: Wat is Adolf Hitler voor ons? Ons geloof! Wat nog meer? Onze laatste hoop!
Over Lenin In vele geschriften wordt hem goddelijke macht toegeschreven. Hij wordt genoemd - de onsterfelijke. - de mens, die altijd bij ons is. - de alom tegenwoordige. - de redder der massa's
Over Stalin "Gij leeft sedert 70 miljoen sterrejaren, gij hebt begin noch einde. De atomen zijn zonder u onbegrijpelijk. Uw macht verandert de ijspolen in warme rivieren en gij schenkt de mens het eeuwig geluk." (schrijver niet bekend).
110
Literatuur 1 2 3 4 5 6. 7 8 9 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50.
Historische W.P., Amsterdam/Brussel 1957 Dr L. de Jong, "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog", Den Haag 1969 e.v. Prof. dr. C. D. J. Brandt e.a., "De pelgrimstocht der menschheid", Utrecht 1952, 4e druk. Diversen, "Wereldgeschiedenis", dl. 6 Utrecht 1953, 3e druk. J. van Hulzen, "Onze vaderlandse geschiedenis", dl. 4, Kampen, 1963. J. de Rek, "Pas gisteren", Baarn, 1961. J. de Rek, "Koningen, kabinetten en klompenvolk", Baarn, 2e druk, 1978. A. en H. Algra, "Dispereert niet", dl. 3 en 5, 9e druk, Franeker, 1983. W. J. Aalders, "Nieuw-Germaansche Theologie", Amsterdam, 1935. Dr. Z.,W. Sneller, "1914 - 1939" Wageningen, z.j. Dr. I.J. Brugmans, "Kantelend tijdperk", Groningen, 1947. A. Bullock, "Hitier", Utrecht, z.j. A. Hitler, "Mein Kampf 1 , 3e druk, Amsterdam, z.j. W. Maser, "Hitlers Mein Kampf', Amsterdam, 1969. H. Fraenkel en R. Manvell, "Doktor Goebbels", Amsterdam, 1960. J. J. Heydecker en J. Leeb, "Opmars naar de galg", Amster-dam, 8e druk, 1961. R. A. B. van Houten, "De Tweede Wereldoorlog", Rotterdam, 1976. Dr. P. J. Bouman, "Revolutie der eenzamen", Assen, 12e druk, 1954. Dr. L. de Jong, "De bezetting", Amsterdam, 4e druk, 1962. J. A. A. Aarse en drs. B. Marinus, "Houzee kameraad", Amsterdam, 1967. S. van der Zee, "25.000 landverraders", Den Haag, 1967. Lord Russell of Liverpool, "De gesel van het hakenkruis", Amsterdam, 2e druk, 1960. J. Preger, "De Verschrikkingen van het Nazi-systeem", Rotter-dam, 1978. F. B. Bakels, "Nacht und Nebel", Amsterdam/Brussel, 8e druk, 1979. Ds. J. Overduin. "Hel en hemel van Dachau", Kampen, 6e druk, z.j. A. de Vries, "De illigale werker", Kampen, 1962. D. Hendrikse, "De dag waarop mijn vader huilde", Den Bosch, 13e druk, 1966. Diversen, "Ik neem het niet". Leiden, 1965. L. de Vries en J. de Groot, "Een fascinerende selectie uit de oorlogsjaren 1940-1945", Laren, 1974. P.J. Stavast, "Een doodgewone K.P.-er", Baarn, 1965. I. Scholl, "De Witte Roos", Baarn, 1984. E. W. Klever, "Fascisme en communisme... twee loten aan één stam", 1979, niet uitgegeven. K. Brants en W. Hogendoorn, "Van vreemde smetten vrij", Bussum, 1983. A. Finkielkraut, "Zinloze herinnering", Amsterdam/Antwerpen, 1993. M.C. van den Toorn, "Wij melden u den nieuwen tijd", Den Haag, 1971. Drs. R. L. Schuursma, "Fascisme", 2 dln., Kampen, z.j. Anne Frank-Stichting, "Over oud en nieuw fascisme", Amsterdam, 1982. Anne Frank-Stichting, "Oud en nieuw fascisme", Amsterdam 1981. F. Eibers en M. Fennema, "Racistische partijen in West- Europa", Leiden, 1993. J. van Donselaar, "Fout na de oorlog", Amsterdam, 1991. Antifascistisch Kollektief, "De rechterkant van Nederland", Amsterdam, 1983. P. van Amstel, J. Kniesmeyer, B. van der Wal, "Fascisme, neofascisme en rechts-extremisme in West-Europa", Amsterdam, 1978. Dr. G. van Roon, "Van Rosa Luxemburg tot Stauffenberg", Kampen, z.j. A. Bullock, "Hitier en Stalin", Amsterdam, 1991. Dr. W. Fieret, "De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918- 1948", Houten, 1990. Drs. T. W. van Bennekom, "De wachters op de muren", Leiden 1990. L.V.S.G.S., "Hoort de roede", dl. 1, 1980. Diversen, "Van Goedertierenheid en Trouw", Houten, 1993. Ds. G. H. Kersten, "Mijn standpunt toegelicht". Eigen uitgave, 1945. Dr. J. Zwemer, "In conflict met de cultuur", Kampen, 1993.
104