Woord vooraf
The Tree of Life
In de seminarielessen (Vrije Ruimte, dat is het deel van het lesprogramma dat de school vrij mag invullen) volgen sommige leerlingen van 5 en 6 ASO het vak Project Open Leerruimte (P.O.L.), met als voornaamste doel: • het aanleren van cognitieve, creatieve en sociale vaardigheden (leerruimte) • via originele onderzoeksopdrachten, i.v.m. sociale, culturele, historische, wetenschappelijke thema’s (project) • waarbij gestreefd wordt naar verbanden en samenwerking met de wereld buiten de school (open).
vroeger en nu
De gekozen thema’s voor de projecten sluiten aan bij culturele evenementen buiten de school, zoals de Erfgoeddag, of bij initiatieven genomen door de school.
- bomen in mythologie, biologie, ecologie en filosofie
Eén van dergelijke initiatieven is de biënnale “kunst op school”: alle leerlingen van de Campus Tant (ASO en TSO van MSKA Roeselare) krijgen de opdracht een plastisch werk te maken en ook aan alle personeelsleden (directieleden, leerkrachten, ondersteunend en onderhoudspersoneel) wordt gevraagd het thema op plastische wijze te presenteren. Het resultaat wordt tentoongesteld in de galerie Blomme (Ooststraat 84, Roeselare) en tijdens de opendeurdag op de Campus zelf. Het thema van het schooljaar 2013-2014 is “The Tree of Life”. In de lessen Project Open Leerruimte bestudeerden de leerlingen dit thema in mythologie en filosofie. Ze presenteren hun bevindingen in deze brochure.
The Tree of Life – thema van de biënnale
“Kunst op school” van de Campus Tant (15 t.e.m. 23 maart / 27 april 2014)
Brochure door leerlingen van 5 en 6 ASO Met steun van
Campus Tant (ASO/TSO van MSKA) 1
The Tree of Life - dat is een beroemd schilderij uit 1905 van Gustav Klimt, de bekende Oostenrijkse symbolistische schilder. Zijn schilderij van de levensboom toont centraal een boom met gouden krullende takken. Hier en daar zien we iets wat misschien vruchten zijn, voorzien van Klimts typische ogen, maar het zouden ook vlinders kunnen zijn. Onderaan staan wat bloemen, rechts een koppel dat elkaar innig omhelst, links een vrouw die het koppel bekijkt. En in de
Future, Christophe Deroo
2
boom, bijna in het midden van het doek, zit een zwarte vogel met een witte staart. De vogel roept een ander beroemd schilderij op, uit 1568, van de Vlaamse schilder Pieter Bruegel, met de titel “De ekster op de galg”. We zien bruisende bomen, kijkende en dansende mensen en in het midden een ekster op een galg, instrument voor de dood, met daarnaast, maar veel kleiner, dat bijzonder marteltuig, het kruis. In de levensboom huist blijkbaar ook de dood (zie de afbeeldingen op de achterkant van deze brochure). The Tree of Life – dat is een eeuwenoud thema in de mythologie van bijna alle grote culturen. Alle levensbeschouwingen, religieus of vrijzinnig, zijn verplicht zich te bezinnen over het mysterie van het leven: leven wordt geboren, doet alles om te blijven bestaan, maar sterft hoe dan ook – meestal nadat het heeft gezorgd voor nageslacht. Daarnaast is er het even grote mysterie van de mens, die zich door zijn verstand voor een deel onttrekt aan het leven van planten en dieren: de mens kan en moet nadenken over het leven en verwerft daardoor vrijheid. Hij kan en moet beslissen over het leven van zichzelf en van anderen. Hij begrijpt door zijn kennis meer en meer het leven en verandert het, tot in de kleinste bouwstenen toe. Volgt de mens daarbij de goede weg? Even belangrijk als de levensboom is de boom van kennis van goed en kwaad. The Tree of Life – dat is een brandend actueel probleem van onze wereldwijd overheersende westerse cultuur, die ter wille van een hoogmoedige welvaart, de natuurlijke hulpbronnen uitput, het klimaat onvoorspelbaar verandert en het milieu vergiftigt. Sommigen waarschuwen: als we niet dringend onze consumentistische levenswijze opgeven, zijn binnenkort alle bossen omgehakt of afgestorven, de levensboom inbegrepen. The Tree of Life – dat is een symbool voor het gebeuren op een school, waar jonge mensen kennis, vaardigheden en waarden opdoen voor het latere leven én dat ook al toepassen in hun huidige leven. Een school zindert van leven, vol vreugdes en soms ook verdriet, vol mogelijkheden, maar ook bekommernissen. Daarom moet op de school nagedacht worden over de levensboom en over de boom van kennis van goed en kwaad. Dat doen wij op onze school, omdat het leven belangrijker is dan de dood, omdat wij willen zorgen voor de toekomst.
Bijhorende website: www.filosofischetuin.be Deze brochure bevat bijdragen van volgende leerlingen van 5 en 6 ASO (schooljaar 2013-2014): • • • • •
Daan Maertens Edris Nouri Haya Taha Ivan Shurygin Liliana Bucur
• • • • •
Lorena Smarandoiu Miranda Sylejmani Alina Syed Arthur Esprit Kheda Nashayeva
• Maïte Vandecasteele • Sadaf Nouri • Shana Vanhecke
De biënnale “Kust op school” werd gecoördineerd door Christophe Deroo (leerkracht plastische opvoeding).
Inhoudsopgave WOORD VOORAF ........................................................................................................................ 2 INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................................ 4 INLEIDING .................................................................................................................................. 5 MYTHOLOGIE.................................................................................................................... 7 Egyptische cultuur ............................................................................................................. 7 Hindoeïstische cultuur ....................................................................................................... 9 Sumerische en Perzische cultuur (huidig Irak en Iran) .................................................... 11 Joodse cultuur ................................................................................................................. 13 Griekse cultuur (klassieke mythologie) 1 ........................................................................ 15 Griekse cultuur (klassieke mythologie) 2 ........................................................................ 17 Keltische cultuur .............................................................................................................. 19 Noorse en Germaanse cultuur ........................................................................................ 21 Christelijke cultuur .......................................................................................................... 23 Precolumbiaanse cultuur (Amerika)................................................................................ 25 Chinese cultuur ................................................................................................................ 27 Japanse cultuur (shintoïsme en boeddhisme) ................................................................. 29 Humanistische cultuur .................................................................................................... 30 BIOLOGIE (EVOLUTIELEER) .............................................................................................. 33 Levensboom als voorstelling evolutieleer ....................................................................... 33 ECOLOGIE (WETENSCHAP EN ACTIE) ................................................................................ 35 HET BELANG VAN BOMEN ........................................................................................................... 35 Bomen onmisbaar in ecologisch systeem ....................................................................... 35 ONTBOSSING IN DE GESCHIEDENIS ................................................................................................ 37 Ontbossing in Engeland .................................................................................................. 37 Ontbossing van Paaseiland ............................................................................................. 39 DE BOMEN BEDREIGD IN HUIDIGE WERELD ..................................................................................... 41 Probleem van de zure regen ........................................................................................... 41 Situatie bosbestand in hedendaags Vlaanderen............................................................. 43 Ontbossing in onze huidige wereld ................................................................................. 45 Vermindering biodiversiteit: Madagaskar ...................................................................... 47 REACTIES OP DE PROBLEMEN ....................................................................................................... 49 Zieke bomen genezen en ziekten voorkomen ................................................................. 49 Bescherming van bossen als werelderfgoed ................................................................... 51 Actievoeren voor behoud van bos: Epping Forest ........................................................... 53 Actievoeren voor behoud van bos: het Lappersfortbos .................................................. 55 Duurzaam bosbeheer ...................................................................................................... 57 Greenwashing ................................................................................................................. 59 Minder produceren / minder verbruiken of gebruiken ................................................... 61 EEN FILOSOFISCHE SLOTBESCHOUWING .......................................................................... 63 Van bomen en mensen, wezens die leven en sterven ..................................................... 63
Deze brochure werd samengesteld door Paul Gordyn (leerkracht niet-confessionele zedenleer en Project Open Leerruimte). Afbeelding op de cover: Tree of Life, William Morris (1834- 1896)
3
4
Inleiding Mythologie Zodra de mens als levende soort afstand kon nemen van zijn leven hier en nu, d.w.z. zodra zijn verstand voldoende ontwikkeld was, trof hem een verschrikkelijke paradox: hij wil leven, maar weet dat hij na een tijdje dood zal gaan, of nog, hij wil geluk, maar weet dat hij naast blije momenten veel ellende zal krijgen. De pogingen om deze paradox te begrijpen en - waarom misschien ook niet, op te heffen – leiden tot de grote ideeënsystemen: mythen, religies en godsdiensten en later, als door verdere ontwikkeling van het verstand het abstractievermogen toeneemt, filosofieën. Ze zoeken antwoorden op vragen als: waar komt het leven vandaan? wie heeft het geheim van het lange leven? en later, als door verdere ontwikkeling van het verstand het abstractievermogen toeneemt: wie heeft het geheim van een eeuwig leven? En dan denkt de mens aan bomen. Bomen worden zeer oud, veel ouder dan de mens, bomen zijn sterk en lijken door weinig getroffen te worden, bomen hebben weinig nodig om te leven, enkel voldoende water en licht, vele bomen verliezen elk jaar hun bladeren, maar komen telkens weer opnieuw tot leven. En bomen geven zaken aan de mens die hij nodig heeft om te leven, vruchten, bescherming tegen de natuurelementen, brandstof voor vuur. Ja, er moet zeker een boom van het leven bestaan. Kan de mens de boom van het leven vinden of terugvinden? Kan de mens de boom van het leven gunstig stemmen, bijvoorbeeld door te vleien, te smeken of geschenken te geven, handelswijzen die toch resultaat hebben als de mens zijn medemensen tracht voor zich te winnen? En later komt de idee dat er toch iemand ook de boom van het leven moet gemaakt hebben. Kan de mens weten wie alles geschapen heeft en wie ervoor zorgt dat alles door blijft gaan? En kan de mens die personen – of misschien enige persoon - gunstig stemmen, bijvoorbeeld door te vleien, te smeken of geschenken te geven? In de meeste culturen werden deze vragen positief beantwoord. De antwoorden zijn terug te vinden in mythes en religies. De levensboom – in zijn enorme diversiteit van gedaanten – of de maker(s) van de levensboom - helpen de mens beter en langer te leven. Kan de levensboom de mens ook eeuwig doen leven? Hierover zijn de meningen meer verdeeld. Vele oude culturen stellen uitdrukkelijk dat het eeuwig leven niet aan de mens gegeven is. De latere, grotere culturen – waar de levensboom vaak op de achtergrond raakt – hebben de mens wel het eeuwig leven gegeven. Deze oude natuurbeschouwingen en -filosofieën zijn echter sinds het begin van de moderne tijd opzij geschoven door de wetenschap. Biologie
wezens die elkaar opvolgen, die uit elkaar evolueren – of beter gezegd, geen keten, maar een boom. De moderne biologie heeft vanaf 1800 haar inzichten in de evolutie van de levende soorten proberen weer te geven in de wetenschappelijke boom van het leven. De biologie heeft ondertussen ook inzicht gekregen in de samenhang van alle leven op de planeet aarde. Ecologie Bomen vormen een zeer belangrijk onderdeel van het ecologisch systeem, waarvan de mens onvermijdelijk deel uitmaakt. Zonder voldoende bossen kan de soort mens niet overleven. En daar loopt het fout. Door de technische toepassingen van de wetenschap is de moderne mens hoogmoedig geworden: hij denkt dat hij de wereld onbegrensd kan veranderen naar zijn eigen wensen. Eén van de gevolgen hiervan is de voortschrijdende ontbossing, doordat de mens de bomen onbeperkt omhakt om ze te gebruiken of om nieuw bouwland te bekomen, en recentelijk ook doordat de bomen kapot gaan omdat de mens door zijn voortvarend technisch ingrijpen het klimaat verandert en het natuurlijk milieu vergiftigt (denk bv. aan de zure regen). Het protest tegen de ontbossing, waarschijnlijk even oud als de ontbossing zelf, is sinds de jaren 1960 toegenomen, omdat de omvang van het probleem is toegenomen: een fiasco dreigt. Er wordt gezocht naar technische oplossingen, soms met enig succes (denk opnieuw aan de zure regen). Meer is echter nodig, doch de protestacties (o.a. bosbezettingen) en de alternatieven (o.a. wettelijke bescherming en duurzaam bosbeheer) halen niet het vereiste resultaat. Het merendeel van de wereldbevolking blijft doorgaan, of begint voor het eerst, met een consumentistische levensstijl, bedoeld om de groei-economie te laten draaien. De economie blijft dan ook groeien en dus ook de ontbossing. Vaak wordt het grote gevaar hiervan vermomd door greenwashing (iets ten onrechte voorstellen als oplossing voor het milieuprobleem). De strijd om het behoud van de levensboom is nog niet beslecht. In deze strijd heeft, naast de actievoerder en de wetenschapper, ook de filosoof een belangrijke rol. Filosofie Filosoferen is nadenken, maar met diepgang, met de kracht om los te komen van het gebruikelijke, van de heersende belangen, van de waan van de dag. De filosoof moet nadenken over de rol en betekenis van bomen voor de mens, zowel vroeger als nu. Van daaruit moet hij of zij het moderne probleem met de bomen duidelijk analyseren, om ten slotte een fundamentele oplossing voor te stellen. Zo’n filosofische analyse blijft altijd een persoonlijke reflectie waar niet iedereen akkoord mee zal gaan, maar in afwachting van de uiteindelijk wel noodzakelijke overeenstemming, kan de analyse dienen als een vertrekpunt voor verdere discussie.
Leven wordt nu wetenschappelijk bestudeerd, leven is een kwestie van chemie en elektriciteit. En de mens is niet zo uitzonderlijk, hij past in een keten van levende 5
6
Isis en Osiris en de vijgenboom
Mythologie Egyptische cultuur
Acacia of ficus, maar zeker een leven na de dood De levensboom was een belangrijk symbool in de mythen en legendes van Egypte. Volgens de oude Egyptische mythologie is de levensboom de vrucht die voorzag in het eeuwige leven en de kennis van de cycli van de tijd. Naam
Plaats
Fruit Symbolische associaties
de levensboom wordt ook wel aangeduid als de heilige, mythische Ished boom, zoals lebbeck, tamarisk, acacia en plataan de levensboom is gelegen in de Zonnetempel van Atum Ra in Heliopolis (een stad van het oude Egypte – nu de buitenwijken van Caïro) het eten van de vrucht van de heilige Ished boom van het leven was een garantie voor eeuwig leven de levensboom is sterk geassocieerd met legenden over de Benoe (een soort reiger; de eeuwige vogel die net als de zon elke ochtend wordt herboren na zijn reis door de onderwereld – een voorloper van de feniks) en de Djed, (een symbool dat een pilaar voorstelt en geassocieerd is met de god Osiris, god van onsterfelijkheid).
Ished boom
Leven na de dood bij de oude Egyptenaren De doden werden voorzien van voedsel, drank, wapens en andere noodzakelijkheden. Familieleden bezochten vaak de graftomben met nog meer geschenken. Een correcte zorg voor de doden was vereist om eeuwig leven te verzekeren. De Egyptische kijk op het leven na de dood bestond uit een aantal verschillende concepten, waarvan het belangrijkste “ba” genoemd wordt - dit kan doorgaans vergeleken worden met het bestaan van de persoonlijkheid van een individu. Het concept van “ba” resulteerde in de fysieke manifestatie van een individu na de dood. Deze manifestatie vond gewoonlijk plaats in de vorm van een vogel. Op deze manier werd het individu een onderdeel van de levende seizoenen van de natuur. Daarnaast was er ook nog de “ka”, de ziel van een individu. Als iemand het eeuwige leven wilde, moesten na zijn of haar dood in het graf de “ba” en “ka” herenigd worden tot de “akh”, een onsterfelijke geest. Als dit gebeurd was, ging de “akh” naar de hemel en leefde daar eeuwig verder.
de Benoe
De levensboom is verbonden met een aantal goden van de Enneade, de negen goden aanbeden in de Egyptische stad Heliopolis. Iusaaset en de acaciaboom Iusaaset is de “grootmoeder van alle goden” en eigenares van de levensboom, in deze mythe gelijkgesteld aan de acacia, een boom gekend om zijn “hardheid” (de eigenschap om moeilijke omstandigheden te overleven) en de eetbaarheid van zijn zaden. Acaciabomen bevatten DMT, een psychedelische drug geassocieerd met geestelijke ervaringen. Uit de acacia zouden Isis en Osiris ontstaan zijn, het eerste paar (met uitzondering van Shu en Tefnut, of vocht en droogte, en Geb en Nuit, of hemel en aarde). Over dit koppel bestaat een zeer gekende mythe m.b.t. onsterfelijkheid.
Isis en Osiris waren broer en zus, maar ook minnaars. Hun broer Seth was jaloers op het koningschap van Osiris en wou Osiris doden. Hij maakte een sarcofaag waarin Osiris juist paste, vroeg aan Osiris om er even in te liggen, deed toen het deksel erop en gooide de sarcofaag in de Nijl. Na lang zoeken vond Isis het lichaam van Osiris weer. Zij was gelukkig, maar niet voor lang. Seth sneed het lichaam van Osiris in 14 stukken en begroef ze overal in Egypte. Isis vond de lichaamsdelen terug samen met haar zus Nephtys en omdat ze de godin van de magie was, toverde ze Osiris terug tot leven. In de vorm van een vogel liet ze zich zwanger maken en Horus werd geboren. De cultus van Isis groeide snel en daarom werd voor haar een tempel gebouwd in Philae. Toen in 384 keizer Theodosius alle tempels liet verwoesten die niet voor het christelijke geloof waren bestemd, ontsnapte Philae aan deze verwoestingen. Isis en Osiris werden geassocieerd met de Ficus sycomorus, de wilde vijgenboom (moerbeivijgenboom) of Egyptische vijgenboom. Deze mythe is een uiting van het sterke Egyptische geloof dat er leven na de dood is.
de Djed
Isis nabij de levensboom (graf uit 18e dynastie, ca. 1550 - 1300 v.Chr.)
Iusaaset
7
De levensboom afgebeeld in de graftombe van farao Ramses II (bouwer van de tempel te Aboe Simbel, rond 1300 vóór het jaar 0)
8
Hindoeïstische cultuur
Een kleurrijke levensboom Het hindoeïsme is een religieuze traditie van het Indische Subcontinent, gebaseerd op de leer van de Veda’s, 3.500 jaar geleden neergeschreven. De Vedische teksten gaan over spirituele ontwikkeling, geneeskunde, landbouw, astrologie en leiderschap. Daarnaast zijn er verzamelingen van meer literaire verhalen. Centraal in het hindoeïsme is het geloof in de wedergeboorte na de dood in een nieuw lichaam, een thema dat uiteraard verbonden worden aan de levensboom. De heilige boom van de Hindoes is de wilde vijgenboom, de ashvatta of banyanboom (ficus benghalensis). Nog steeds plaatsen vrouwen in Noord-India offergaven zoals melk, suiker en rijst bij een vijgenboom om ziekte en ongeluk van hun gezin te weren. De oudste banyanboom kan men in Prayag vinden waar de drie heilige rivieren bij elkaar komen: Yamuna, Ganges en Saraswati. De banyanboom in de Bhagavad Gita Bhagavad Gita ('Lied van de verhevene') is de titel van een Indisch leerdicht (circa 200 vóór het jaar 0) en vormt een episode uit het grote epos Mahabharata, dat van grote invloed is geweest op de ontwikkeling van de Indische filosofie. Krishna (de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods) gebruikt in dit boek het beeld van een boom, een levende manifestatie van levenskracht, want zonder bomen kan het leven op aarde niet voortgaan. De beeldende beschrijving van de boom, in hoofdstuk 15 van de Bhagavad Gita, verbindt hemel en aarde, het goddelijke en het menselijke: “Reikend naar beneden en naar boven, ontwikkelden zijn takken zich met de geaardheden der natuur naar beneden toe als de zinsobjecten en met de uitbreiding van wortels [naar boven toe] als het karma dat iemand bindt aan de menselijke wereld.” Deze beschrijving kan uitgebreid geïnterpreteerd worden. De takken spreiden zich in alle richtingen uit. In de lagere delen bevinden zich verschillende soorten levende wezens, zowel menselijke als dierlijke, zoals paarden, koeien, honden, katten enz. De hogere levende wezens, een interpretatie van de banyan-boom 9
zoals halfgoden, Gandharva’s en vele andere hogere levenssoorten, bevinden zich in de hoger gelegen delen. De twijgen van de boom worden beschouwd als de zinsobjecten, waarvan we via verschillende zintuigen genieten. De bijwortels zijn de verschillende voor- en afkeuren, die bijproducten zijn van verschillende soorten leed en zinnelijk genot. De neiging tot vroomheid en zonde ontwikkelt zich uit deze secundaire wortels, die zich in alle richtingen uitspreiden. De werkelijke wortel ontspruit in Brahmaloka (een plaats waar hoogstaande zielen Brahma contempleren) en de andere wortels bevinden zich in de menselijke planetenstelsels. Nadat iemand op de hogere planetenstelsels van de resultaten van deugdzame daden heeft genoten, komt hij omlaag naar de aarde en hernieuwt hij zijn karma of resultaatgerichte activiteiten voor promotie. De ashvatta-boom in de Bhagavata Purana De Bhagavata Purana, het belangrijkste heilige verhalenboek van India, verhaalt hoe op een dag Krishna (een van de voornaamste hindoe goden), in gezelschap van zijn jonge herdersvrienden aan de oevers van de rivier Yamuna, zei: "Kijk eens naar deze overvloedige bomen. Ze leven voor het welzijn van anderen. Er is geen enkel deel van de boom dat niet nuttig is. Met hun prachtige bladeren, geurige bloemen, koele schaduw, wortels, schors, hout, spruiten, vruchten dienen zij iedereen die de boom benadert.” Krishna smeekte zijn collega herders om in hun leven het voorbeeld van de Afbeelding van Krishna boom te volgen. Andere boomincarnaties De Jonesia asoka of saraca indica symboliseert Kama, god van de begeerte. Het is een boom met hangende, donkergroene bladeren en een brede kroon. Hij wordt niet hoger dan 10 m en heeft prachtige, oranjekleurige bloemen. De bilvaboom is in de ogen van de hindoes de belichaming van Shiva. Zijn bloemen, bladeren en vruchten zijn dus heilig. De driebladerige stengel symboliseert de drie basiselementen: reinheid, activiteit en traagheid. Wortel, bladeren, schors en bloemen worden voor medicinale doeleinden gebruikt. De ficus religiosa zal als de zogenaamde bodhi-boom een rol spelen in de mythologie van het boeddhisme, de levensleer van Boeddha, die zich uit het hindoeïsme heeft ontwikkeld (meer uitleg hierover in het stukje over de Japanse cultuur op p. 29-30).
10
Ašerah, de moedergodin als boom
Sumerische en Perzische cultuur (huidig Irak en Iran)
Een levensboom vol zonnelicht en vogels De levensboom komt ook in veel Oosterse mythen voor. In het Oosten eten alleen de goden van de boom en behouden daardoor hun onsterfelijkheid.
In een Sumerische inscriptie uit 1750 vóór het jaar 0 wordt gesproken over Ašerah, de oudste Moedergodin van Kanaän. Het woord ašerah met kleine letter betekent zoveel als pilaster of alleenstaande zuil of paal, symbool van de Moedergodincultus. Het is tevens de aanduiding van een heilige boom, een groene boom die als referentieteken van leven gold en waarbij meestal een lokale boomcultus werd voltrokken, zoals ook in India nu nog vaak gebeurt.
Mesopotamië (Tweestromenland)
Perzië
In de literatuur van Mesopotamië komen we een boom van het Licht tegen, die staat aan het uiteinde van de wereld, daar waar de zon opgaat. In de Assyrische kunst wordt deze zonneboom vaak afgebeeld door een gevleugelde zon te plaatsen boven de top van de boom. Omdat de Bijbel een paar keer spreekt over de levensboom, is dit de naam waarmee de gestileerde boom in de kunst van Voor-Azië wordt aangeduid, hoewel in veel gevallen misschien “boom van licht” juister zou zijn. Maar waarschijnlijk kruisten die verschillende opvattingen over de boom elkaar al in de oudheid, en dus is het mogelijk dat de gedachte van de levensboom soms al verbonden was met de boom waaruit de gevleugelde zon omhoog steeg om de aarde licht en leven te brengen.
In het oude Iran was er een levensboom bekend die zaad droeg van alle bestaande planten. Hij was de instandhouder van het plantenleven op aarde. De zaden werden, zo vertelt men, door een vogel weggedragen en rondgestrooid. Misschien is dit de verklaring voor de twee flankerende begeleidingsvogeltjes. Op wat we aan kunst over hebben uit de verre oudheid van Voor-Azië komt het niet vaak voor, maar misschien zouden we een heel ander beeld gekregen hebben als we nog wat meer over hadden gehouden van het oude weefwerk. Wat in Perzische volkskunst bewaard is gebleven, zijn de twee flankerende vogeltjes. Dit is van alle begeleidende dieren het meest succesvolle motief geweest, dat tot in onze tijd in gebruik is gebleven. Nu weten we dat het motief van de 2 vogeltjes al bekend was in het oudste Susa (in huidig Iran) en uit veel later tijd is het nog opnieuw in Susa gevonden, zodat we mogen aannemen dat het daar door de eeuwen heen in ere is gehouden. Ook in Mesopotamië wordt het al aangetroffen in de prehistorische tijd.
Het is een groot wonder dat er nog een muurschildering bewaard is uit de tijd van koning Zimri-Lim (1778-1758 vóór 0), een tijdgenoot van koning Hammurabi, in het oude Mari aan de Eufraat. We zien twee soorten bomen: een loofboom en een dadelpalm (er wordt wel geopperd dat een dergelijk beeld ten grondslag heeft gelegen aan het paradijsverhaal van Adam en Eva, waarin ook sprake is van 2 bomen). Helemaal rechts staat een godin. Twee mannen klimmen in de dadelboom. De 2 bovenste fabeldieren hebben gevleugelde leeuwenlijven (cherubim), de onderste zou van een stier zijn zonder vleugels. Binnen de lijst op de bovenverdieping staat de godin Ishtar (Inanna) met een voet op een leeuw. Een van haar Sumerische bijnamen is Nin-edin, wat betekent: Vrouwe van Edin. Haar man heet Dumuzi en is de Heer van Edin. Er is een mythe bekend waarin Nin-edin afdaalt naar de aarde om van allerlei bomen te eten om kennis en inzicht te verkrijgen, met name seksuele kennis, om haar huwelijkse plichten met Dumuzi te kunnen vervullen. 11
gietijzeren kandelaar met begeleidingsvogeltjes en zonnewielen
Cilinderzegels Een belangrijke bron om iets van deze symbolen te leren kennen zijn de cilinderzegels, die opgegraven zijn in Iran en Irak. Dit zijn kleine (2-6 cm) cilindervormige stenen, waarin in reliëf een een cilinderzegel met mini-voorstelling is uitgehouwen. Door deze levensboom van de Assyriërs cilinders over natte klei te rollen, komt de afdruk met daarboven Marduk ervan in de klei te staan. Is de klei opgedroogd, dan blijft de voorstelling van het zegel intact tot het verbroken wordt. Cilinderzegels bleven populair vanaf 4.000 jaar vóór het jaar 0 tot het begin van onze jaartelling. 12
Rol van bomen in de Joodse godsdienst
Joodse cultuur
De boom van het leven en andere bomen Het leven en de kennis van goed en kwaad De levensboom of boom des levens (Hebreeuws: ;החיים עץEtz haChayim) wordt in het Bijbelboek Genesis in vers 2:9 genoemd als de boom die samen met de boom van de kennis van goed en kwaad door God werd geplant in de Hof van Eden (het Paradijs) en waarvan de vruchten eeuwig leven (onsterfelijkheid) geven. Nadat Adam en Eva van de vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad hadden gegeten, schrijft de Bijbel dat beiden werden verbannen uit de Hof van Eden om hen ervan te weerhouden om nog langer van de vruchten van de boom des levens te eten. God zei: ‘Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden, wil Ik voorkomen dat hij zijn hand uitstrekt en ook van de boom van het leven plukt. Door daarvan te eten, zou hij eeuwig blijven leven!’. Daarom verwees God hem uit de tuin van Eden en moest hij de grond gaan bebouwen waaruit hij was genomen. De appel, vrucht van de beide bomen De boom van kennis van goed en kwaad werd meestal als een verdorde boom afgebeeld. De Joden meenden dat het om een wingerd zou gaan, terwijl de Griekse kerk hem als een vijgenboom zag. Tijdens de middeleeuwen dacht men dat het om een appelboom ging. Voor de mensen in warme landen was het een kwee. Waarom wordt de boom van Adam en Eva meestal als appelboom afgebeeld? Misschien is dit idee afgeleid van het Latijnse woord voor appelboom ‘malus’. Dat komt bijna overeen met ‘malum’, wat kwaad betekent. De appelboom is dus de ‘kwade’ boom waar Adam en Eva van aten volgens het Zondeval, Lucas Cranach, paradijsverhaal van de Bijbel met het gevolg dat zij 1530 – links de levensboom daar uit verdreven werden. (vijgenboom of perelaar?), Maar de appel wordt ook gezien als symbool van rechts de boom van kennis onsterfelijkheid (cfr. het verhaal over de Hespegoed en kwaad (appelaar) riden, zie p. 17) en dat past veel beter bij de levensboom. De appel werd ongeveer 4000 jaar vóór Christus van Iran en Turkije naar Israël gebracht. Het Hebreeuwse woord voor appel is Thapuahwat en betekent “welriekend”. In het Hooglied bezingt de bruid haar bruidegom als volgt: ’Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn geliefde onder de jonge mannen’ en ’verkwik mij met appels, want ik bezwijm van liefde.’
13
Bomen spelen een grote rol in de Joodse godsdienst. De Menora, de zevenarmige kandelaar die altijd brandde in de tempel van Jeruzalem, verwijst naar de amandelboom. God gaf Mozes de opdracht om een kandelaar te maken van goud, bloemkelken, knoppen en bloesems als die van de amandelboom. De vorm van de Menora is dezelfde als die van de Mesopotamische levensboom: zeven armen gerelateerd aan de zeven planeten. De zeven lichtjes zijn de zeven ogen van de Heer zoals deze verschenen zijn aan de profeet Zacharias. Zij verlichten de gouden Menora, die tussen de olijfbomen stond, wier vruchten de olie voor de lichtjes leverden. In de Joodse geschiedenis werden vaak zuilen opgericht (mazzevot) om daarmee God te eren. Dezelfde betekenis hadden bomen die geplant werden. Hebreïsche Kabbala In de Hebreïsche Kabbala, een Joods religieus filosofisch systeem dat beweert inzicht te geven in de goddelijke natuur (Kabbala is een Hebreeuws woord dat 'ontvangst' of 'openbaring' betekent), wordt over de levensboom gesproken, die van boven naar beneden streeft als de zon die alles verlicht. Deze levensboom is een afbeelding van de schepping. Hij symboliseert het neerdalen en weer opstijgen van de goddelijke energie. Hij bevat het geheel van de kosmische wetten en hun wisselwerkingen. De boomwortel is boven, voor de meeste mensen onzichtbaar. Daar bevindt zich Kether, de kroon, in het centrum van drie concentrische cirkels: de absolute leegte, het oneindige en het onbegrensde licht. Kether straalt uit naar de sferen Gods, de Sefiroth, lichtende punten, verbonden door bliksemschichten. De Sefiroth komen voort uit de oerenergie. In de structuur van Sefiroth ontdekt men de drie werelden, die door de boom met elkaar verbonden worden: God, het universum en de mens.
Mexicaanse kandelaar met afbeelding van aards paradijs en zondeval / middeleeuwse prent met Kabbalistische levensboom met 10 Sefiroth
14
Griekse cultuur (klassieke mythologie) 1
Metamorfoses tot boom In talrijke Griekse mythes is er sprake van een boom met verwijzing naar onsterfelijkheid, een gunst die heel uitzonderlijk wordt gegeven aan sterfelijke wezens, meestal om hun verdiensten. Apollo en Daphne De mythe begint bij Apollo die Eros beledigde. Eros wilde wraak, dus besloot hij twee pijlen af te schieten. Apollo werd geraakt met een gouden pijl die schitterde met zijn pijlpunt en zorgde voor het liefdesvuur. De andere pijl schoot Eros af op de nimf Daphne. Deze pijl was echter stomp en doofde het liefdesvuur. Apollo, smoorverliefd, volgde Daphne en probeerde haar voor zich te winnen. Maar zij wilde daar niets van weten, dus vluchtte ze het bos in. Apollo bleef haar achtervolgen, terwijl hij haar smeekte om te blijven staan. Maar Daphne luisterde niet. Apollo was echter snel, sneller dan Daphne en op het moment dat hij haar bijna kon grijpen, riep ze de hulp in van haar vader, Phineus. Ze riep: “Ach, vader! Help me! Een riviergod heeft toch macht? Bevrijd me van dit lichaam dat me veel te mooi deed zijn!” Terwijl haar smeekbede weerklonk, veranderde haar huid in schors, haar voeten in wortels, haar armen in takken en haar hoofd werd de kruin. Ze was veranderd in een laurierboom. Toen Apollo begreep dat hij zijn geliefde voor altijd verloren had, riep hij de laurier uit tot de heilige plant van zijn cultus. De kransen van lauriertakken zouden trofeeën voor winnaars worden. Apollo gebruikte zijn krachten van de eeuwige jeugd en zijn onsterfelijkheid om haar blaadjes groen te houden. Het verhaal maakt duidelijk: liefde houdt de Bernini (1598-1680) – natuur levendig, maar niet iedereen krijgt Daphne en Apollo altijd de liefde die hij verlangt. Philemon en Baucis Zeus maakte samen met Hermes een bedevaart. Ze wilden overnachten in een rijke gemeente, maar een vriendelijke ontvangst en slaapplaats vonden ze daar niet. Ze liepen tevergeefs van het ene huis naar het andere, maar nergens vonden ze plaats om te overnachten. Aan de rand van het dorp werden ze wel vriendelijk onthaald. Het was er klein, alles was met stro bedekt, maar door de gastvrijheid zagen de goden de armoede van de bewoners niet. In dat huisje, dat van de oude Philemon en 15
zijn vrouw Baucis was, heerste al jaren liefde en eendracht. De oude mensen boden alles aan wat ze maar hadden, terwijl ze niet wisten wie hun gasten waren. Maar vóór ze klaar waren met eten, wisten ze dat wel. Hoewel Philemon niet voor de tweede keer een glas wijn kon schenken, werd het glas door de wil van de goden weer gevuld met wijn. Baucis en Philemon boden hun enige gans aan om te slachten. Maar de gasten zeiden: “Wij zijn goden, maar u hoeft de gans voor ons niet te slachten. Uw ongastvrije buren zullen hun straf niet ontlopen. Verlaat uw hut en ga met ons mee naar die heuvel daar”. Ze haastten zich naar de heuvel. Het hele dorp stond onder water, maar hun hut niet. Die veranderde in een tempel. Ze mochten wensen wat ze wilden als beloning. Ze wensten om bewakers te worden van de tempel van de goden en samen te sterven. En hun wensen werden vervuld. En vanaf de dood van het koppel staan op die heuvel een eik en een linde naast elkaar, met hun stammen in elkaar verwikkeld. Een morele interpretatie van deze mythe (met veel gelijkenissen met het bijbels verhaal over Lot) ligt voor de hand. Mensen zullen zich anders voordoen als ze niet weten wie je bent. Het gedrag van mensen hangt af van bepaalde situaties en je merkt dat mensen elkaar niet zouden helpen als je niet meer bent dan een gewone burger. Philemon en Baucis helpen wel, ook al zijn ze arm, en worden Adam Elsheimer (1578-1610) – daarvoor beloond. Jupiter en Mercurius bij Philemon en Baucis Cyparissus Op het eiland Chios leefde een hert dat beschermd werd door nimfen. Volgens de legenden was dit hert het mooiste en meest kostbare hert dat ooit geleefd heeft. Op een zomerdag, tegen de avond sloeg het noodlot toe. De hitte was ondraaglijk en het hert zocht een koel plekje in de schaduw onder een dikke struik. Cyparissus, de vriend van Apollo, was die dag gaan jagen en vanuit de verte kon hij niet zien dat het hert dat daar verscholen lag, het heilige hert was. Hij vermoordde het dier. Toen hij zag wat hij gedaan had, wilde hij samen met het hert sterven. Apollo probeerde hem te troosten, maar tevergeefs. Cyparissus smeekte Apollo om hem voor eeuwig te laten treuren en de god stemde daarmee in. Apollo veranderde hem in een cipres. Sindsdien staat de cipres voor trouw en het treuren om anderen. Jacopo Vignali (1592-1664) – Cyparissus
16
een dieprood sap uit dat medicinale eigenschappen heeft en Drakenbloed genoemd wordt. En wat de appels betreft: die werden uiteindelijk door de godin Athena terug gebracht naar de Hesperiden. Ook de halfgod Heracles zal moeten sterven. En als zelfs halfgoden sterven, mogen zeker mensen niet hopen op onsterfelijkheid.
Griekse cultuur (klassieke mythologie) 2 Waarschuwingen tegen hubris Ook al geven de goden soms onsterfelijkheid, normaal gezien moet de mens zijn sterfelijkheid en beperktheid aanvaarden. Wie dat weigert, lijdt aan “hubris” en zal gestraft worden. Deze boodschap, vervat in zovele Griekse mythen (denk aan de mythe over Icarus) wordt soms uitgewerkt aan de hand van het boommotief. De Hesperiden De Hesperiden, Egle, Eritia en Aretusa, zijn de drie dochters van Atlas en wonen in een tuin nabij het Atlasgebergte. Zij bewaken de boom met gouden appels van onsterfelijkheid, die godin Gaia (moeder van de aarde) als huwelijksgeschenk aan Zeus en Hera heeft gegeven. De honderdkoppige draak Ladon (broer van Medusa) helpt hen bij het bewaken ervan. Volgens de legende was het stelen van deze appels het elfde werk van Heracles, een halfgod en de buitenhuwelijkse zoon van Zeus. Gedurende heel zijn leven werd Heracles door Hera (de echtgenote van Zeus) achtervolgd en nadat hij daardoor waanzinnig was geworden en zijn familie had gedood, moest hij om het goed te maken 12 jaar lang slaaf van Eurystheus (de zoon van Hera) worden, gedurende welke hij zijn “twaalf werken” volbracht, ook bekend als “dodekathlos”, waarvan het elfde te maken had met die boom. Heracles nam tijdelijk het hemelgewelf over van Atlas, opdat Atlas voor hem de gouden appels kon gaan stelen, want omdat de draak Atlas kende, kon die gemakkelijk de tuin in. Atlas doodde het monster, stal de gouden appels en keerde terug naar Heracles. Atlas, die het zat was om nog langer de hemel vast te houden, probeerde om Heracles in die positie te houden, maar het lukte Heracles toch om te ontsnappen. Ladon, de draak die door Atlas gedood was, bleef voortleven als bomen. Het bloed dat uit zijn wonden vloeide, druppelde op de grond. Uit elke druppel die viel, groeide een boom. Deze bomen, "dracaena draco" genoemd en ook bekend als "drakenboom", hebben een dikke stam waaruit opeens een verstrengeling van takken groeien die op de honderd hoofden van Ladon lijken. Als de bast beschadigd is, komt er Frederic Leighton (1830-1896) The Garden of the Hesperiden
17
Erysichthon Erysichthon was de koning van Thessalië. Hij deed een inval met twintig slaven in een heilig bos van de godin Demeter (godin van landbouw en gewassen) en wou er de bomen omhakken. Eén van de bomen was de gouden boom, die Demeter in naam van alle gelovigen gemaakt heeft. De godin kwam tot Erysichton onder de gedaante van een oude priesteres en maande hem aan om af te zien van zijn goddeloos plan. Toch liet hij zich niet storen of raden. Toen nam Demeter haar ware gedaante aan en strafte hem met een onverzadelijke honger. Hoe meer hij at, des te meer nam die honger toe, en weldra had hij al zijn rijkdommen verteerd en moest hij gaan bedelen langs de wegen van het vroeger door hem bestuurde land. Vervolgens verkocht hij, toen hij zijn ganse vermogen had verteerd, zijn dochter Mestra en trachtte met behulp van het zo verworven geld zijn honger te stillen (zie afbeelding p. 71). Mestra kreeg echter van Poseidon (haar eerste liefde) de gave om allerlei gedaanten te kunnen aannemen. Zodra zij was verkocht, veranderde zij haar gedaante, ontvluchtte haar heer en keerde tot haar vader terug, die haar dan opnieuw verkocht. Doch ook dit baatte hem niets. Uiteindelijk werd Erysichthon door zijn steeds toenemende honger ertoe gedreven om de ledematen van zijn eigen lichaam te verteren. Het verhaal toont ons gebrek aan eerbied tegenover goden en tegenover een eigen kind. Het is enerzijds een voorbeeld van hoe erg de wraak van de goden kan zijn. Het verhaal is inderdaad bedoeld om mensen bang te maken, om hen gelovig te houden. Je kan het vergelijken met de hemel/hel verhaaltjes: slechte, ongelovige mensen gaan met zekerheid naar de hel en zullen daar eeuwig lijden. Het is anderzijds een waarschuwing tegen “hubris”, Grieks voor overdreven trots, hoogmoed. Mensen willen vaak grenzen overschrijden, willen altijd meer, maar dat leidt tot onheil. Je moet beseffen dat je maar een mens bent, dat je in alles beperkt geboren bent.
Erysichton hakt boom om van Demeter (Griekse vaas)
Erysichton wordt gestraft met hongersnood (prent van Antonio Tempesta, 1606)
18
De eik en de maretak
Keltische cultuur
Karaktereigenschappen en geluk in de Keltische levensboom De Kelten is de naam voor een verzameling van volkeren en stammen die gedurende het millennium vóór het begin van onze jaartelling en de eeuwen daarna een Keltische taal spraken. Ze hadden waterbronnen, andere natuurlijke plaatsen en heilige bomen die een rol speelden in hun religie. Ze hadden ook bepaalde feestdagen, zoals Samhain of Halloween, Imbolc, Beltain en Lugnasa. Uit de Keltische mythologie is er veel verloren gegaan door het feit dat de overleveringen mondeling gebeurden. Uit Groot-Brittannië, Ierland en Schotland zijn wel geschreven bronnen bekend, omdat de verhalen door monniken werden opgeschreven. Er zijn meer dan 400 verschillende Keltische godinnen en goden bekend. De Keltische religie is op te vatten als een natuurgodsdienst. In de Keltische mythologie komen wezens voor zoals de sídhe (feeën) en fabeldieren, en personen zoals heksen en druïden. De Keltische religie was polytheïstisch. De doden, goden, geesten en mensen leefden volgens hen allemaal door elkaar. Dus ze moesten op Samhain (Halloween) opletten om niet door geesten te worden meegenomen. Bergen, open water, vooral bronnen, en ook open plaatsen in het bos en bepaalde bomen, hadden een heilige status. De Kelten hadden heilige bomen, waar ze hun rituelen uitvoerden. Ze gebruikten vooral de eik die ze als heilig zagen. De Kelten hadden zelfs een boomhoroscoop.
In het Keltisch polytheïsme duidt het woord druïde de priesterstand in de oude Keltische beschavingen aan. De praktijken van druïden maakten deel uit van de cultuur van alle Kelten. Zij verenigden de taken van priester, bemiddelaar, arts, wetenschapper en rechter in zich. De druïden kozen voor de eik, een boom die voor hen meer dan welke andere boom begeesterd leek met symboliek. De eikenboom was het symbool van de wijze man die zijn kennis onder de leerlingen verspreidt, vergelijkbaar met de eik, die zijn vruchten zo wijd mogelijk om zich heen rondstrooit. Ook de maretak (plant uit de sandelhoutfamilie) was heilig. Deze zou een geneeskrachtige werking hebben en ook de vruchtbaarheid bevorderen. Om aan maretak te geraken klom een druïde in de boom en sneed de maretak met een gouden sikkel af. De maretak liet hij dan naar beneden vallen, waar andere druïden ze opvingen in een witte doek. De maretak was immers een heilige plant en mocht dus de grond niet raken. Het sap van de maretak werd ook gegeven aan mensen die geofferd moesten worden, dus wisten ze dat het sap van Een druïde snijdt met een gouden sikkel een maretak af en gooit die naar beneden. een maretak giftig is. De linde: liefde en dood
Boomhoroscoop
De Kelten probeerden hun familie te beschermen door een linde te planten. Een linde werd ook gebruikt om eronder te vergaderden en ook te dansen. Jonge geliefden spraken er eronder af, omdat onder deze, aan liefde en vruchtbaarheid gewijde boom gekust mocht worden. Wanneer er recht gesproken werd, vervulde de boom ook dikwijls een rol als galg of schandpaal bij het uitvoeren van de opgelegde straffen. Rechtspreken gebeurde zowel onder de linde als onder de eik. 's Nachts zaten er heksen in de linden. De Kelten probeerden deze bomen te vermijden, want anders zouden de heksen hen bespringen.
Volgens deze horoscoop wordt jouw karakter bepaald door de boom die in je geboorteperiode overheerst. De eigenschappen van je levensboom hebben een sterke invloed op je persoonlijkheid, gedrag en levensloop. Jouw levensboom wordt bepaald door jouw geboortedatum. Deze boom is dan je geluksboom en vertelt over de eigenschappen die je met hem gemeen hebt. In totaal zijn er 21 boomsoorten, waarmee 21 mensentypen corresponderen. Er zijn vier heilige bomen, de eik, de beuk, de berk en de olijfboom, die met bijzondere dagen zijn verbonden. Deze dagen markeren ook de overgang van de seizoenen.
De meiboom Een ander gebruik was het planten van de meiboom op de laatste zondag van april. Het ontluikende frisse groen houdt de belofte in voor een vruchtbaar jaar. De dansen en volksspelen die rond de meiboom worden gehouden, staan symbool voor vreugde en vernieuwing. Ook bij een nieuw leven werd soms een jonge boom geplant. Het leven van het pasgeboren kind werd dan verbonden met de levenskracht van de lotsboom. Wie een beschermde boom kapte, zou vlug dood gaan. 19
20
Noorse en Germaanse cultuur
• • • •
Yggdrasil, de Noorse Atlas In de Noorse mythologie heeft de levensboom de naam Yggdrasil. Deze naam komt uit het Noors en bestaat uit de woorden Ygg(r), dat Odin betekent (de Noorse oppergod, de Alvader), en drasil, dat kan vertaald worden als dragend vervoermiddel, een paard dus. Yggdrasil betekent dus de hengst van Odin. De hengst werd in de Noorse mythologie beschouwd als de verbinding tussen de verschillende werelden. Verder had de hengst de dubbelzinnige betekenis van zowel draagkracht (die je overal heen voert) als drijfkracht (natuurlijke drift). Dit symboliseert de natuurlijke aldoordringende drift van de boom die zich quasi eindeloos vertakt in de uiting van vele werelden. Het is immers ook deze aldoordringende natuurlijke drift of drijfveer, Yggdrasil, de levensboom, die het einde van de werelden (Ragnarok) overleeft en zorgt voor een nieuw begin. In de Germaanse mythologie heet de levensboom Irminsul. Deze was heilig en ondersteunde net zoals Yggdrasil de wereld. Na de kerstening van het overgrote deel van de Germanen vereerden enkel de Saksen de boom nog. De naam is afgeleid van de Germaanse god Irmin en betekent waarschijnlijk Grote Pilaar. De betekenis van de boom komt dan ook overeen met de beschrijvingen van Frankische schrijvers ten tijde van Karel de Grote (747/748-814), die deze beschrijven als ‘een grote, opgerichte houten stam die volgens de Saksen de gehele wereld ondersteunde’. De boom zou in 772 door Karel de Grote vernietigd zijn tijdens een van zijn vele veldtochten tegen de Saksen. De twee bomen worden omwille van hun gelijkenissen vaak als één beschouwd.
Jötunheim, de wereld der Jötuns (ijsreuzen) Niflheim, het rijk der nevelen (hier huizen de doden) Svartalfheim (of Nidavellir), de wereld der zwartelfen of dwergen Helheim, de woonplaats van de godin Hel (de onderwereld).
Er leven ook verschillende wezens in Yggdrasil. Hoog in de kruin waakt de tweekoppige adelaar Viðofnir als symbool van licht en alom helder zien. Hij zorgt met zijn vleugels voor wind over de werelden. In de kruin zit in sommige voorstellingen ook een wakkere haan en twee haviken die de goden waarschuwen bij onraad. In andere voorstellingen zit de havik Vedrfolnir op het voorhoofd van de arend of zelfs in zijn oog. Onder de twijgen bevinden zich de goden. Rond de stam leven vier herten met grote vertakte geweien, Dáinn, Dvalinn, Duneyrr en Duraþrór. Die leven van de schors en de onderste bladeren en vruchten. En de geit Heiðrun eet van de bladeren in de kruin hogerop. De eekhoorn Ratatoskr is boodschapper tussen de werelden, ongeveer zoals Hermes voor Zeus is, en loopt voortdurend op en neer. Onderaan de boom, bij de wortels, bevinden zich de Nornen. De Nornen zijn drie lotsgodinnen en zussen: Urd (oorsprong), Verdandi (wordende) en Skuld (schuld). Urd was de eerste Norn en vertegenwoordigt het noodlot of de verleden tijd. Verdandi (wordende) zou in sommige bronnen het heden symboliseren en Skuld de toekomst. De schade die door sommige van de dieren aan Yggdrasil wordt berokkend, wordt gerepareerd door de Nornen, door witte leem te smeren op het almaar rottende hout. Onderaan de wortels kronkelen de oerslangen Góinn en Móinn en vreet de draak Nidhogg (symbool van de duistere macht) de wortel aan.
Yggdrasil wordt tegenwoordig door vele geleerden beschouwd als een taxus, een naaldboom. Deze werd in het verleden vaak gezien als heilig, deels omdat ze nooit hun groen verliezen, maar ook omdat taxussen zeer oud kunnen worden, tot wel tweeduizend jaar. De levensboom was overigens niet enkel mythologisch: de gelovigen verzamelden zich ook vaak rond een echt bestaande boom. Dit werd steeds bij dezelfde boom gedaan, waar de stamleiders in trance raakten en mythologische verhalen vertelden (de taxus geeft op warme dagen gasvormige toxine af, die bij mensen tot hallucinaties kan leiden). Dit ging generatie op generatie door. Yggdrasil ondersteunt niet enkel de wereld, maar verbindt deze ook met de andere werelden. Deze zijn: • Asgard, de wereld der Asen (de goden) • Ljossalfheim, de wereld der lichtelfen • Muspelheim, de vuurwereld (wereld van de vuurreuzen) • Vanaheim, het rijk der vruchtbaarheidsgoden, de Vanir • Midgard, de wereld der mensen 21
Boven: Yggdrasil, prent van Oluf Olufsen Bagge, 1847 Rechts: prent van Burne-Jones voor uitgave van Noorse sage Sigurd the Volsung door William Morris, 1876
22
Jezus soms vergeleken met een "goddelijke cluster" van druiven aan de "Boom van het Kruis" waaraan allen deelnemen in de Heilige Communie. Ook bij de katholieke middeleeuwse theologen is dit een populair ideeëngoed.
Christelijke cultuur
Het hemels paradijs: niet langer verboden Het christendom vertrekt vanuit het jodendom, dus wordt ook het verhaal over de levensboom overgenomen (zie tekst over de joodse cultuur op p.13-14). In de christelijke cultuur is de levensboom vanaf de vroegste tijden een veelgebruikt motief gebleven. In het christelijke Nieuwe Testament wordt de verbanning uit de Hof van Eden, zoals verteld in het boek Genesis (deel van het Oude Testament), gecompenseerd door het 'planten' van de nieuwe levensboom (Jezus) aan de kant van de mens: in het jodendom was men verbannen uit het aards paradijs; in het christendom krijgt men de mogelijkheid om binnen te komen in een hemels paradijs tijdens het leven na de dood. Het kruis waaraan Christus was gestorven werd beschouwd als een nieuwe levensboom, maar nu één die de mensen wel uitzicht biedt op de eeuwigheid. De oude joodse levensboom stelt de onberispelijke staat van de mensheid voor, vrij van corruptie en zonden vóór de zondeval. De kruisdood van Jezus heft de verdorven staat van de mensheid, veroorzaakt door Adams zondeval, op. Het motief wordt dikwijls verbonden met water, een ander leven schenkend element. Eén van de met de levensboom verbonden legenden vertelt dat het hout waaraan Christus is gestorven, afkomstig is van een boom die groeide uit een twijg van de levensboom in het aards paradijs. De idee dat Jezus de levensboom is, is terug te vinden in meerdere christelijke geschriften, enerzijds bij Johannes, anderzijds bij middeleeuwse theologen (en verder ook in het oosters christendom en in de christelijke beeldende kunst). Basistekst: de Openbaring van Johannes of de Apocalyps In het boek Openbaring van Johannes wordt driemaal (2:7, 22:2 en 22:19) de KoinèGriekse frase xylon zoës gebruikt, die in Nederlandse vertalingen letterlijk als 'levensboom' of 'boom des levens' wordt vertaald. In aanvulling op de Hebreeuwse Bijbelverzen wordt de levensboom symbolisch beschreven met genezende krachten: “Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.” (Openbaring 22:1-2)
Middeleeuwse katholieke theologie Bonaventura (1221-1274) leert dat de genezende vrucht van de levensboom Christus zelf is. Bonaventura schreef o.a. de Lignum Vitae, een mystieke verhandeling over het leven van Jezus Christus, bestaande uit 48 meditaties, beschreven aan de hand van een allegorie van een boom. Albertus Magnus (1200-1280) zei dat de Eucharistie, het Lichaam en Bloed van Christus, de vrucht van de levensboom is. Ook nu wordt deze middeleeuwse visie nog aanvaard. Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI (°1927), heeft gezegd dat “het Kruis de ware levensboom is.” Anderen zochten een meer pragmatische interpretatie van de boom. In de Summa Theologica stelde Thomas van Aquino (1225-1274) dat de boom diende om Adams biologische processen te behouden voor een langer aards dierlijk leven. Het voorzag niet in onsterfelijkheid als zodanig, want de boom, eindig, kon het oneindige leven niet geven. Vandaar dat na een periode van tijd, de man en vrouw opnieuw van de boom moeten eten, omdat ze anders “getransporteerd zouden worden naar een spiritueel leven”. De boom van het leven was bedoeld om de inefficiënties van het lichaam te compenseren. Protestants christendom Johannes Calvijn (1509-1564) begreep, aansluitend bij Augustinus (354-430), de levensboom in sacramentele taal: God geeft de levensboom niet als middel dat leven kan schenken, maar als "attest van Zijn genade”, als symbool van het leven dat de mens van God ontvangen heeft. Het eten van de vrucht is door God bedoeld als een middel waardoor de mens de oorsprong van zijn bestaan gedenkt en beseft dat hij enkel leeft dank zij de genade van God.
Oosters orthodox christendom De Oosters-orthodoxe Kerk gelooft traditioneel dat de levensboom in Genesis een voorafbeelding van het Kruis is, waar de mensheid niet kon aan deelnemen tot na de incarnatie, dood en herrijzenis van Jezus. Het kruis van Christus wordt ook wel aangeduid als de boom des levens en in de dienstboeken wordt
Links: het Kruis als levensboom is ook in de middeleeuwse kunst terug te vinden – hier een mozaïek in de San Clemente, Rome. Rechts: het thema werd in de 19e eeuw hernomen door de prerafaëliet Burne-Jones met een mozaïek in de St-Paul-binnen-de-muren, Rome.
23
24
Maya’s (noordelijk Centraal-Amerika)
Precolumbiaanse cultuur (Amerika)
Einde van de wereld of een nieuwe boom? Precolumbiaans verwijst naar de periode in de Amerikaanse geschiedenis van vóór de ontdekking van het Amerikaanse continent door Christoffel Columbus in 1492. De verwijzing is hier dus naar de oudste bewoners, zoals de Zuid-Amerikaanse indianen. Precolumbiaans wordt vooral gebruikt als het gaat om de grote indiaanse culturen uit Meso-Amerika zoals de Olmeken, Tolteken, Teotihuacán, Zapoteken, Mixteken, Azteken en Maya's, en uit de Andes zoals de Inca's, Mochica, Chibcha en Cañari. Bij het wereldbeeld van de precolumbiaanse volkeren uit Meso-Amerika hoort hun tijdsbesef, dat cyclisch opgebouwd was en geen lineaire chronologie kende, zoals wij tegenwoordig (die beïnvloed zijn door het jodendom). Voor de Maya’s en de Azteken keerden dezelfde gebeurtenissen en personen terug na elke cyclus van 52 jaar. De geschiedenis vormt dus een cirkel, net zoals de seizoenen, dag en nacht, leven en dood, zaai- en oogsttijd telkens op elkaar volgen en telkens terugkeren. “Wereldbomen” is een motief dat in de mythische kosmologieën, scheppingsverhalen en iconografie van de precolumbiaanse culturen van Midden-Amerika vaker voorkomt. Afbeeldingen van wereldbomen zijn te vinden in de kunst en de mythologische tradities van culturen zoals de Maya’s, Azteken, Izapan, Mixteken, Olmeken en anderen, die dateren uit ten minste de Midden- en latere periodes van de Meso-Amerikaanse chronologie. Azteken (huidig Mexico) Bij de Azteken wordt het cyclische wereldbeeld gedetermineerd door het getal vier, dat de Vier Wereldrichtingen van de kosmos aanduidt. De Azteekse kosmos bestond uit een vierkant grondplan, met een centraal punt op het snijpunt van de diagonalen. Hierdoor liep een verticale as, die de wereld verbond met de bovenen onderwereld. Op elke zijde van het vierkant lag één der windstreken, in twee gedeeld door een levensboom die de hemel stutte, met elke 'halve' windstreek onder de hoede van een godheid en een bijbehorende kleur. Deze ruimtelijke ordening was steeds aanwezig in hun denken en bepaalde zelfs hun stedenbouw. Ook hierin gingen zij zeer ver. Zo weerspiegelden de Grote Tempel van Tenochtitln en de stad in haar geheel letterlijk de kosmische ordening van het Azteekse wereldbeeld. 25
Ook bij de Maya’s had de levensboom een belangrijke betekenis, zoals blijkt uit de afbeelding op het deksel van het graf van Pacal de Grote, koning van Palenque (Chiapas, Mexico, op ongeveer 130 km ten zuiden van Ciudad del Carmen), die leefde vanaf 605 tot 683. Op 15 juli 1952 wrong de Mexicaanse archeoloog Alberto Ruz zich door een nauwe opening in het graf, een met kalksteen afgezet vertrek. Voor hem was een groot platform, dat meer dan 3,5 meter lang en 2 meter breed was en overdekt was met fijn reliëfwerk. De stenen dekplaat van de sarcofaag woog ruim vijf ton. Centraal in de voorstelling op het deksel staat Pacal, die afdaalt in de door de aardslang gesymboliseerde onderwereld. Achter hem staat een levensboom met takken in de vorm van slangenkoppen. Een tweekoppige slang met geopende bek en een reptielachtige vogel zitten boven in de boom. In de sarcofaag trof men sieraden en delen van een dodenmasker van jade aan. Het masker werd later weer in elkaar gezet. Het lichaam was vrijwel geheel bedekt met kostbaarheden: een borstplaat bestaande uit 189 stukjes fijn gepolijste jade, ringen en armbanden. De schedel was getooid met een diadeem, die was vervaardigd van kleine schijfjes jade. De vondst van de tombe toonde aan dat de Maya-piramiden niet alleen als tempels, maar ook als grafmonumenten fungeerden. Noord-Amerika Noord-Amerikaanse indianen hadden ook hun eigen geloof, waarin een belangrijke plaats werd gegeven aan de totem. Een totem is een voorwerp of symbool dat een dier of plant representeert als embleem voor een groep mensen, meestal verwijzend naar de vermeende stamvader van de groep. Vaak werd de totem uitgebeeld door een houten paal vol van figuren. De paal werd meestal gemaakt van het hout van de rode ceder, welke vaak in bonte kleuren geschilderd werd.
26
niet zonder elkaar bestaan. Verder is er het principe van het niet-doen (niet te verwarren met niets doen) of loslaten. Een taoïst probeert zich niet te verzetten tegen de loop der dingen, maar daar spontaan, zij het wel bewust in mee te gaan.
Chinese cultuur
Verhalen over bomen, draken en hout Zoals in alle culturen zijn er in de Chinese mythologie verhalen die de onsterfelijkheid koppelen aan een boom. Het verhaal van de perzikboom De perzik is vol symboliek, maar de bekendste associatie is die met lang leven en zelfs onsterfelijkheid. In de tuinen van de Koningin Moeder van het Westen (Xi Wang Mu), een godin die in het Kunlungebergte huisde, stond een perzikboom die eens in de duizend jaar vruchten droeg. Bij een dergelijke gelegenheid, waarbij ze alle Onsterfelijken uitnodigde voor een feestelijk diner, stal Sun Wu Kong ('Koning Aap') alle perziken van de boom - en werd onsterfelijk. De levensboom en de draken In de Chinese mythologie bevindt zich aan de voet van de boom van het leven vaak een draak en op de top is een feniks (een vogel). Een boom heeft diepe verbinding met de aarde, maar zijn takken reiken tot aan de hemel. De boom belichaamt een verbinding van hemel en aarde, van spirituele en fysieke wereld. De draak vertegenwoordigt vaak onsterfelijkheid. De Drakenkoning is een godheid die beschouwd wordt als de goddelijke heerser van de oceaan. Hij woont in een onderwater kristallen paleis. Hij heeft zijn eigen koninklijke hof en een leger bestaande uit verschillende zeedieren. In de klassieke roman Reis naar het Westen zijn er vier grote Drakenkoningen: - Ao Kuang, Draakkoning van de Oostzee - Ao Qin, Draakkoning van de Zuidzee - Ao Run, Draakkoning van de Westzee - Ao Shunt, Draakkoning van de Noordzee. Taoïsme Het taoïsme (of in recente schrijfwijze, het daoïsme) is een Chinese filosofische stroming, traditioneel verbonden met het godsdienstig-wijsgerig werk van Lao Tse (of Laozi, dat betekent meester Lao, die leefde in 6e eeuw vóór het jaar 0). Het voornaamste boek van het taoïsme, Tao Te Ching (of Daodejing), zou dateren uit de 3e eeuw vóór het jaar 0. Je zou kunnen zeggen dat Tao de juiste weg is, de juiste manier van leven. Een belangrijk onderdeel hierbij is het bewaren van de harmonie tussen de 2 natuurprincipes Yin en Yang. Yin en Yang zijn de universele antagonisten, elkaar aanvullende kwaliteiten van het bestaan. Zo kunnen bv. kou (Yin) en warmte (Yang) 27
De filosofie van het taoïsme wordt vaak weergegeven in vertellingen, zoals het verhaal over “de timmerman en het overtollige hout”, een verhaal van Zhuang Zi, een taoïstisch filosoof die leefde in de vierde eeuw vóór het jaar 0: Timmerman Shi zag eens een eik als heilige boom van het altaar van de Aarde, zo groot dat duizenden runderen eronder konden schuilen. Iedereen keek ernaar, maar Shi zei: “Dat is overtollig hout. Maak er een boot van en hij zinkt. Een doodskist? Hij verrot meteen. Dit is hout dat nergens toe dient en om die reden heeft die boom zo oud kunnen Meester Zhuang worden." De boom verscheen later aan de timmerman in een onder een boom droom en sprak: "Wilde je zeggen dat ik 'overtollig hout' was? Appelen, peren, mandarijnen, en de vruchten van andere bomen: ze worden afgerukt zodra ze rijp zijn. Daardoor worden die bomen gekwetst, hun grote takken afgebroken en hun twijgjes vernield. Zo sterven ze allemaal voortijdig wanneer ze pas op de helft zijn. Ze zijn het zelf die zich deze algemeen gangbare geweldplegingen op de hals halen, en met andere wezens is het ook zo gesteld. Daarom ben ik allang geleden gaan proberen om volstrekt nutteloos te worden. Als ik ooit enige nuttigheid gehad zou hebben, zou ik dan zo groot hebben kunnen worden? Laten we daarbij ook nog bedenken dat we allebei maar schepsels zijn. Hoe kunnen schepsels elkaar beoordelen? Hoe kan een overtollig mens zoals jij, die bovendien weldra gaat sterven, weten wat een overtollige boom is?" Het taoïsme heeft verder een leer over vijf elementen, waarbij – verrassend voor ons die vertrouwd zijn met de Griekse vier elementen – ook hout een rol speelt: het systeem Wu Xing. De vijf elementen hebben elk hun bijhorende associaties van seizoen, windrichting, kleur, lichamelijk orgaan: • metaal: herfst westen witte kleur longen • water: winter noorden zwarte kleur nieren • hout: lente oosten groene kleur lever • vuur: zomer zuiden rode kleur hart • aarde: midden van jaar centrum gele kleur milt Deze elementen vertonen 2 cycli: een cyclus van creatie: hout voedt het vuur / vuur schept aarde (as) / aarde herbergt metaal / metaal draagt water / water voedt hout. een cyclus van vernietiging: hout verdeelt de aarde / aarde absorbeert water / water dooft vuur / vuur smelt metaal / metaal hakt door hout. De twee cycli worden samen afgebeeld als cirkel (of vijfhoek) met een vijfpuntige ster erin. 28
Japanse cultuur (shintoïsme en boeddhisme)
Van natuur naar nirvana Japan kent 2 grote levensbeschouwelijke tradities, het shintoïsme en het boeddhisme. In beide tradities spelen de natuur, en in het bijzonder bomen, een aanzienlijke rol. Shintoïsme en eerbied voor bomen Shintoïsme is de oorspronkelijke religie van Japan. Het woord is een combinatie van twee Chinese karakters en betekent "de weg der goden". Het eerste wat opvalt aan Shinto is de grote liefde en eerbied voor de natuur: stenen, water, planten. Men vereert ook grotere objecten, zoals bomen en takken (beiden himorogi, shinboku, letterlijk “heilige boom”). In het shintoïsme worden zogeheten Kami of natuurgeesten aanbeden. Kami zijn heilige geesten die de vorm aannemen van objecten van belang in het leven, zoals wind, regen, bergen, bomen, rivieren en vruchtbaarheid. Ook beroepen en vaardigheden worden als Kami vereerd. De natuurliefde van de Japanse levensbeschouwing blijkt ook uit een aantal bijzondere officiële feestdagen die verbonden zijn aan bomen, zoals: • de Dag van het groene loof (Midori no hi), gevierd op 4 mei. De doelstelling van deze dag is "te verbroederen met de natuur, alsmede dankbaar te zijn voor haar weldaden, en een geest van grootmoedigheid te cultiveren." Een van de tradities is het (door kinderen) planten van bomen. • het Bloemenkijkfeest (Hanami), waarbij men gaat kijken naar de bloeiende Japanse kers (sakura). Dit gaat vaak gepaard met een picknick. De korte bloeiperiode van de sakura symboliseert de vergankelijkheid van het leven. De meester van de Japanse prent, Hiroshige (1717-1858), beeldde de kersenbloesem zeer vaak af (zie een voorbeeld p. 71). Boeddha, geboren én verlicht onder een boom Het boeddhisme, ontstaan in India, heeft een grote populariteit bereikt in Japan. Het boeddhisme neemt van het hindoeïsme het geloof in de eeuwige wedergeboorte over, maar voor Boeddha (rond 600 vóór het jaar 0) is het eeuwige leven negatief, omdat het leven steeds lijden is. Het ideaal is daarom de verlichting, dat is de intrede in het nirvana, een toestand waarin de individualiteit wordt opgeheven en dus de kring van wedergeboorte stopt. Boeddha zou deze verlichting bereikt hebben onder een vijgenboom (uit de familie van de moerbei), die daarom de bodhiboom wordt genoemd, dat betekent letterlijk “de boom van verlichting”. De bodhiboom is dus niet zozeer een boom van het leven, maar eerder “een boom van het nirvana”, het Boeddha onder doorbreken van de gewone levenscyclus, het niet(s)-zijn. de bodhiboom
29
Volgens de mythologie zou Boeddha overigens geboren zijn in een tuin, onder een salboom (Shorea robusta, een subtropische boomsoort). In Japan evolueerde het boeddhisme tot het zenboeddhisme, dat een grote plaats geeft aan meditatie om tot verlichting te komen. Inspirerend is het kijken naar een zentuin, die echter een “droge tuin” is, met voornamelijk stenen i.p.v. planten of bomen. Bomen spelen wel een rol in de traditie van de bonsai-kunst. Bonsai, een filosofische boomkunst Bonsai is een Japans woord dat letterlijk “boom in pot” betekent en duidt op “een door manipulatie klein gehouden plant, die echter de illusie wekt een groot en oud exemplaar te zijn.” De sterke verbreiding van het boeddhisme in de middeleeuwen zorgde voor een export van de eerste bonsai naar Japan rond 1195. De Japanners verfijnden destijds de bonsaikunst door ingewikkelde handelingen, waardoor de bomen beter gemanipuleerd konden worden. In de 16e eeuw ontwikkelde de boomchirurgie zich verder in Japan onder invloed van de bonsaikunst. Bomen werden met fijn gesmede werktuigen en chemicaliën (vooral zwavelverbindingen) 'verbeterd'. Die verbeteringen waren sterk gericht op verfijning en versobering, in de geest van Boeddha. De Japanners waren ook degenen die het begrip 'bonsai' verrijkten met een filosofie, een vorm van essentialisme. Elke bijzondere vorm van de boom getuigt van een bepaalde levensgeschiedenis, met al het wel en wee, de grote en kleine gebeurtenissen die het hebben veroorzaakt. In de Oosterse denktrant krijgt elk van de vormen, die het noodlot heeft gevormd, een symbolische naam die een diepere waarheid (“een essentie”) verbergt (bijvoorbeeld de waterval of cascade, gejaagd door de wind, ...). Daarom is het scheppen van een bonsai ook veel nadenken en een beetje mediteren. De Japanse Filosofenraad stelde in de 18e eeuw zelfs een “bonsai-toezichthouder” aan, Ibo Ito, die een gigantische collectie bonsai bezat en vele tokonama's creëerde. Tokonama’s combineren een lege ruimte met een plant (vaak een bonsai), steen of landschap en een wijze spreuk (vaak een haiku) tot een essentieel geheel. Het is de bedoeling om de waarnemer een gevoel van rust te bezorgen door de 'ruis' uit de natuur weg te nemen en uitsluitend datgene te tonen wat de kunstenaar van belang acht.
een bonsai
een picknick onder de kersenbloesems
30
Humanistische cultuur
De eik van Goethe in nazikamp Buchenwald: een humanistische “mythe" Voor atheïsten is er geen Levensboom: het leven kan tot op zekere hoogte wetenschappelijk bestudeerd worden, maar de ultieme oorsprong of betekenis van het leven blijft een mysterie, en de mens moet aanvaarden dat hij sterfelijk is. Voor humanisten (atheïstisch of religieus) verwijst de levensboom enkel naar de opdracht een menselijk leven te leiden, en dus rekening te houden met de medemensen. Vanuit deze optiek is Goethes eik in Buchenwald een voorbeeld van de levensboom. Het nazikamp Buchenwald (in het Nederlands: beukenwoud) werd vanaf 1937 gebouwd op de bosrijke heuvel Ettersberg, nabij de stad Weimar, de Duitse stad waar in de tijd van de Verlichting grote schrijvers en filosofen woonden, zoals J.W. von Goethe (1749-1832), F. von Schiller (1759-1805) en J. G. von Herder (1744-1803). Bij de bouw werd een dikke eik gespaard door de SS. Hij bevond zich naast de wasserij van het kamp.
Ook de nazi’s beschouwden Goethe, toch één van de grootste Duitsers en schrijver van antisemitische passages, als een medestander. Het fascistische nazisme had verder een belangrijke voedingsbodem in het nationalisme, dat filosofisch mee ontwikkeld werd door Herder, stadsgenoot en vriend van Goethe. Maar Goethes beste vriend was zijn andere stadsgenoot Schiller, de schrijver van de Ode aan de vreugde, met de bekende zin “Alle mensen worden broeders” (wereldwijd bekend door Beethovens 9e symfonie). Dit is een mogelijke, diepere betekenis van Goethes eik: het humanisme moet echt humanistisch zijn en dus zich verzetten tegen het nationalisme, ten voordele van het universalisme, voor het “verbinden van wat door gewoonte is verdeeld”, zoals Schiller schrijft. De eik zelf overleefde niet lang. In 1944 stierf de eik – zoals zovele gevangenen - bij gebrek aan grondwater. Later vatte hij vuur bij een bombardement van het kamp door de geallieerden en werd hij geveld. De stronk kan vandaag nog bezocht worden. De boom zelf is dood, maar de betekenis blijft leven: in een menselijke wereld is geen plaats voor fascistische ideeën.
De kampbewoners noemden deze boom de eik van Goethe. Ze verwezen hierbij naar de wandelingen die Goethe regelmatig naar de Ettersberg maakte. Ze fantaseerden dat deze boom de favoriete plek was van de grote schrijver – dit is het onware (niet te controleren en onwaarschijnlijke) element van deze mythe. De waarheid van deze mythe is de symbolische betekenis: het concentratiekamp en de hele ideologie van de nazi’s staan haaks op de humanistische waarden zoals die door de Duitse cultuur van rond 1800 werden verdedigd. Het was alsof Goethe zelf door de nazi’s in een concentratiekamp was opgesloten. Voor de kampbewoners (vooral politieke gevangenen) was deze gedachte een symbolisch protest tegen het nazisme, voor velen onder hen het geloof in of toch de hoop op de overwinning van het humanisme op het nazisme, voor sommigen ook de hoop op persoonlijk overleven. De eik van Goethe was voor de bewoners van het dodenkamp Buchenwald een boom van het leven. De werkelijkheid is, zoals vaak, complexer dan deze eerste lezing van de mythe.
de eik van Goethe vóór 1945
tekening van de eik door gevangene Paul Goyard (1886-1980) de restant van de eik, te bezoeken in het kamp van Buchenwald 31
32
de levensboom een natuurlijk gegeven was, dat iedereen kon onderkennen, maar dat wel verklaard moest worden. Zijn verklaring was evolutie door natuurlijke selectie. Sinds Darwin geldt de levensboom als verenigend principe achter de geschiedenis van leven op aarde. Verschillende biologen hebben de evolutie in kaart proberen te brengen met levensbomen. Darwin tekende in zijn schetsboek een klein boompje dat zijn idee van een gemeenschappelijke voorouder illustreerde. Nieuwe informatie zorgde steeds weer voor veranderingen en aanvullingen.
Biologie (evolutieleer) Levensboom als voorstelling evolutieleer
Van Lamarck tot neodarwinisten, van boom tot web
Haeckels levensboom
De levensboom is een metafoor gebruikt om de relaties tussen organismen te beschrijven. Het gebruik ervan gaat terug tot het begin van de jaren 1800. Voorlopers van Darwin Jean-Baptiste Lamarck (1744-1829) creëerde als eerste een boomstructuur van de dieren in zijn Philosophie Zoologique (1809). Het was een omgekeerde boom die begon met de wormen en eindigde met zoogdieren. In tegenstelling tot Charles Darwin (1809-1882) geloofde Lamarck niet dat alle organismen afstammelingen waren van dezelfde voorouders. Hij geloofde dat het leven bestond uit verschillende parallelle lijnen die gingen van eenvoudig tot complex. De Amerikaan Edward Hitchcock (1793-1864) publiceerde in 1840 eveneens een levensboom in zijn Elementary Geology. Hitchcock maakte twee afzonderlijke bomen, een van het plantenrijk en een van het dierenrijk.
De Duitse wetenschapper Ernst Haeckel (1834-1919) bedacht de term “fylogenie”, waarmee hij verder ging dan Darwin bij het voorstellen van de geschiedenis van het leven. Fylogenie is de studie van de ontstaansgeschiedenis van een groep organismen. Een fylogenie is de beschrijving van hoe de ene groep organismen is ontstaan uit andere groepen. Deze wordt veelal grafisch weergegeven in een fylogenetische stamboom. De fylogenie onderzoekt niet zozeer de overeenkomsten tussen verschillende organismes, maar de evolutie van die organismen uit gemeenschappelijke voorouders.
Darwins levensboom In Darwins On the Origin of Species (gepubliceerd in 1859) staat slechts één afbeelding, namelijk die van een vertakkende levensboom. In juli 1837 kreeg Charles Darwin een flits van inspiratie. In zijn studeerkamer in zijn Londense woning sloeg hij een nieuwe bladzijde om in zijn met rood leer gekafte notitieboek en schreef: ‘Ik denk…’. Toen schetste hij een spichtige boom. Het zou een vruchtbaar idee blijken. Volgens Charles Darwin zou al het leven op aarde zijn terug te voeren tot één gemeenschappelijke voorouder. Hij dacht dat de geschiedenis van het leven kon worden vergeleken met een grote boom, die ook wel de levensboom wordt genoemd. Vanuit de stam ontstonden nieuwe soorten die zich vertakten in families van planten en dieren en zich vervolgens weer vertakten in alle soorten binnen de families van planten en dieren die nu leven. De levensboom stond absoluut centraal in Darwins denken, even belangrijk als natuurlijke selectie. Zonder de boom zou de evolutietheorie nooit zijn ontstaan. De boom hielp ook om evolutie begrijpelijk te maken. Darwin betoogde met succes dat 33
Invloed van ontdekking van DNA op de levensboom De ontdekking van DNA in 1953 heeft een heel nieuw terrein geopend voor de evolutionaire biologie. Hier was dan eindelijk het materiaal van erfelijkheid waarin de geschiedenis van het leven was vastgelegd. Zo werd de moleculaire evolutie geboren. Toen technieken beschikbaar kwamen om DNA-volgorden te lezen en die van andere moleculen zoals RNA en eiwitten, begonnen de pioniers te geloven dat hun bevindingen het bewijs zouden leveren van Darwins levensboom. Het achterliggende idee was eenvoudig: hoe meer verwant twee soorten zijn (of hoe recenter hun takken zijn gesplitst), hoe meer overeenkomst hun DNA, RNA en eiwitvolgorden zouden moeten tonen. In de jaren 1990 creëerde men de mogelijkheid om de genen van bacteriën te lezen waardoor men een fout ontdekte in de theorie van Darwin. Darwin stelde dat afkomst uitsluitend verticaal was, doordat organismen hun eigenschappen doorgeven aan hun nageslacht. Maar wat als soorten ook genetisch materiaal uitwisselden met andere soorten, of met hen samensmolten? Dan zou het nette vertakkingpatroon snel ontaarden in een ondoordringbaar woud van verwantschap, met soorten die in bepaalde opzichten met elkaar verwant zijn, maar in andere opzichten ook niet. Door deze ontdekking werd het boomschema steeds complexer en ontstond er een overgang naar een webschema. 34
maakt zuurstof vrij als hij koolzuur gebruikt om koolstof te binden voor zijn groei. Wanneer de boom doodgaat, kunnen er een paar dingen gebeuren: hij wordt gekapt, hij rot ter plaatse weg of hij wordt verbrand. Bij het verbranden en wegrotten wordt precies evenveel zuurstof verbruikt als bij de groei is afgegeven. Zolang het hout intact blijft, is er een nettoverschil op de zuurstofbalans, dat wil zeggen zolang het bouwhout blijft bestaan of als de boom of vegetatie fossiliseert tot veen, bruinkool of steenkool. Als men een bos plant op een plaats waar het er vóór die tijd niet was, is er een netto zuurstofeffect, maar alleen zolang tot het bos in evenwicht is en er meer groeit dan er wegrot. In bossen is zeer veel CO2 opgeslagen, tot 200 ton bovengronds en 200 ton ondergronds. Ontbossing veroorzaakt 20% van de mondiale uitstoot van CO2.
Ecologie (wetenschap en actie) Het belang van bomen Bomen onmisbaar in ecologisch systeem
Bomen, een bron van leven
Bossen en waterhuishouding
Bomen verschillen enorm. Wat ze wel allemaal gemeen hebben is, dat ze van onschatbare waarde zijn. De bomen vervullen een aantal belangrijke functies. Ze spelen een hoofdrol in een hele levensgemeenschap. Daarom moeten we zuinig zijn op de bomen die we hebben en zoveel mogelijk nieuwe bomen aanplanten. Bomen leveren hout voor allerlei doeleinden, zoals meubels en papier. Ze verbeteren het klimaat, zorgen voor schaduw bij felle zon, vormen een paraplu bij regen en vormen een beschutting tegen de wind. Bomen verbeteren ook de luchtkwaliteit. Bomen filteren stof en roet uit de lucht. Verminderen van lawaai is ook een functie van bomen. De bladeren kunnen namelijk geluid tegenhouden. Bomen kunnen een cultuurhistorische waarde hebben. Bomen zijn decoratief en hebben een hoge belevingswaarde. Ze kleden het landschap aan en fleuren woonwijken op. Bovendien vormen ze een inspiratiebron voor schrijvers en schilders. Zonder bomen zou de wereld er saai uit zien. Belangrijker nog: zonder bomen kan het ecologisch systeem “aarde” niet behoorlijk functioneren. Bomen vervullen immers 3 essentiële functies. Fotosynthese De bladeren van een boom vormen glucose met behulp van licht en koolzuurgas uit de lucht, terwijl de wortels water, zuurstof en voedingszouten uit de bodem opnemen. Hieruit kan een boom koolhydraten vormen die hij nodig heeft voor de vorming van bladeren, knoppen en voor de lengte- en diktegroei, dankzij de bladgroenkorrels in de bladeren. Deze bladgroenkorrels geven de groene kleur aan het blad en zorgen met behulp van licht voor de fotosynthese. Bij dit proces ontstaat naast koolhydraten ook zuurstof die noodzakelijk is bij de ademhaling van dieren en mensen. Een honderd jaar oude beuk met een bladoppervlak van 1.500 m² kan in de jaarlijkse zuurstofbehoefte van tien mensen voorzien. Het idee dat bossen een belangrijke leverancier van zuurstof zouden zijn, waarvan alle leven op onze aarde afhankelijk is, moet wel gepreciseerd worden. Een boom 35
Bomen en planten nemen via hun wortels grondwater op. Dit water verdampt grotendeels weer door de bladeren en komt zo als waterdamp in de lucht terecht. Ontbossing kan daarom leiden tot volgende, nefaste verschijnselen: • overstromingen van rivieren: de wortels van de bomen die het regenwater vasthielden, doen dat na ontbossing niet meer. Hierdoor zal het water direct langs de hellingen naar de rivier toe stromen. Als er veel regen valt kan de rivier deze grote hoeveelheden water niet meer aan en zal de rivier stroomafwaarts buiten haar oevers treden. • klimaatsverandering: de hoeveelheid verdamping neemt af, omdat water meteen wegstroomt, hierdoor neemt de neerslaghoeveelheid af. • erosie: door het verdwijnen van bomen wordt, wanneer het hard en langdurig geregend heeft, ook de dunne bovenlaag van vruchtbare grond weggespoeld. De grond wordt dan niet meer bij elkaar gehouden door de wortels van de bomen. Ook dit draagt bij tot overstromingen. Het resultaat is een kaal, rotsachtig landschap waar bijna niets meer kan groeien en dat doorsneden is met erosiegeulen. Wanneer de klimatologische omstandigheden zich ervoor lenen, is het zelfs mogelijk dat er verwoestijning optreedt. Biodiversiteit Bomen zorgen voor een schuil- en nestplaats voor allerlei dieren; veel vogels en eekhoorns maken er hun nest, veel insecten vinden er een plekje voor zichzelf of hun eieren. Ook planten voelen zich er thuis. Algen, mossen, korstmossen en schimmels ‘wonen’ op de stam en takken. Ontbossing vermindert deze biodiversiteit. Dieren en planten kunnen verdwijnen en ecosystemen kunnen ontregeld worden. Er sterven bijvoorbeeld tijgers, olifanten en orangoetans in Azië uit, omdat bossen die voor hen belangrijk zijn, illegaal worden gekapt. Hetzelfde geldt voor de mensapen in Afrika en bijvoorbeeld de jaguar in de Amazone. Maar het betreft niet alleen grote dieren, maar ook micro-organismen en planten, zoals zweefvliegen, larven van mierenzakkevers, enz. 36
Ontbossing in de geschiedenis Ontbossing in Engeland
De economie groeit, het bos krimpt Het landschap in Engeland is in de loop van de geschiedenis veel veranderd. Ooit was het land voor een groot deel met bos bedekt, maar dit landschap werd in grote mate door de mens gevormd en beïnvloed. Ontbossing kwam voortdurend terug. Op dit ogenblik is ongeveer 12% van de oppervlakte nog bos. Periode vóór de industrialisatie De ontbossing begon met de eerste neolithische nederzettingen, rond 4.000 vóór het jaar 0. In de laaggelegen gebieden werd dit bos grotendeels gekapt in het begin van de ijzertijd (700 vóór het jaar 0). Er mag aangenomen worden dat ook de Romeinen bijdroegen aan verdere ontbossing. In de periode van de verovering van Engeland (het jaar 43) was Italië bijna volledig ontbost, zodat de Romeinen hout moesten invoeren uit andere gebieden. Daar ligt een belangrijke reden van hun expansie naar Nood-Europa. Ze slaagden er echter niet in om de gebieden te veroveren ten oosten van de Rijn, waar zich uitgestrekte eikenwouden bevonden. Het middeleeuwse Domesday Book, dat een compleet overzicht wilde samenstellen van alle bezittingen in het land, toont aan dat in 1086 nog slechts 15% van ZuidYorkshire bedekt was met bos. Aan het eind van de middeleeuwen was er van het oerbos in Engeland bijna niets meer over. De uitbreiding van landbouwgrond verminderde na de middeleeuwen, maar de bossen werden verder vernietigd door het kappen van hout om vuur te maken en om houtskool te produceren. Hout was ook nodig voor de opkomende industrie in de vroegmoderne periode en voor het bouwen van schepen, nodig voor handel en oorlog. Rond 1620, ten tijde van de oorlog tegen Frankrijk, deed zich voor het eerst een tekort aan hout voor. Men voerde hout in uit de Productie van houtskool in Engeland, Baltische Staten en Scandinavië en later uit 17e eeuw de kolonies in Amerika.
Dit veranderde door de techniek om met een speciale warmtebehandeling steenkool te ontdoen van verontreinigingen zodat het een zuiverdere brandstof wordt (cokes). In 1709 bouwde Abraham Darby uit Coalbrookdale in Shropshire de eerste cokes gestookte oven voor de productie van gietijzer. De productie van ijzer steeg sterk, vooral in de gebieden waar veel steenkool te delven was, Noord- en MiddenEngeland. Door het ijzer was er nu ook minder hout nodig als constructiemateriaal. Door de bouw van spoorwegen werd het mogelijk de steenkool massaal te vervoeren, zodat ook in andere delen van Engeland de industrialisatie op gang kwam. Het tijdperk van de fossiele brandstoffen, dat aanvankelijk de bossen spaarde, leidde tot een ongeziene groei van de economie, waardoor al zeer vlug de bossen opnieuw in verdrukking kwamen. Tussen 1840 en 1870 kwam er nogmaals een grote uitbreiding van landbouwgrond. Ongeveer een kwart van de oude bossen werd hiervoor gerooid. In deze periode ontstonden ook de eerste verenigingen die opkwamen voor natuurbehoud (zie de tekst over Epping Forest op p. 53-54). Tijdens de recentste tijd werden de veranderingen in het landschap steeds opmerkelijker. Steden worden steeds groter, steeds dichter wordt het wegennet. Er is op veel plaatsen een landschap van asfalt en beton gecreëerd. Sinds de jaren 1970 wordt dit door de milieubeweging in vraag gesteld. Veel internationale weerklank kreeg de zogenaamde Third Battle of Newbury, het verzet in 1996 tegen de aanleg van 14 km ringweg rond het dorp Newbury, waarvoor 50 hectare bos met 10.000 bomen moest gekapt worden. Een aantal actievoerders bouwden een hut in een boom (“Tree sitting”), maar de politie ontruimde het bos met geweld en arresteerde meer dan 800 sympathisanten. Waar vroeger ooit bos stond, rijden nu auto’s, voortgedreven door olie uit de zee of uit verre woestijnen.
Industrialisatie: hout vervangen door fossiele brandstoffen Rond de 17e eeuw stopte de ontbossing min of meer, mede doordat men als brandstof steenkool uit mijnen begon te gebruiken in plaats van hout uit bos. Voor het smelten van ijzer was steenkool echter niet geschikt. 37
Tree sitting, Newbury, 1996
Sinds 2005 schildert de bekende Britse kunstenaar David Hockney (°1937) “en plein air” bomen in zijn geboortestreek Yorkshire.
38
Ontbossing van Paaseiland
Paaseiland, een voorbeeld voor de hele planeet De mens kapt al vele eeuwen, systematisch of in het wilde weg, bomen om. Bossen en wouden moesten plaats maken voor steden en landbouwgrond. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de menselijke gemeenschappen, soms zeer verregaand. De ontbossing van Paaseiland springt het meest in het oog. Het eiland behoort geografisch tot de eilandengroep Polynesië (waar Nieuw-Zeeland ook een deel van uitmaakt) en staatkundig tot Chili. Paaseiland bestaat hoofdzakelijk uit drie vulkanen die in de loop van de tijd, door het uitspuwen van lava dat vervolgens versteende, naar elkaar toegroeiden tot ze een driehoekig eiland vormden. Verder is het eiland ook één van de meest afgelegen bewoonde plaatsen ter wereld. Het ligt 2.075 kilometer ver van zijn dichtste buur, het eiland Pitcairn met slechts 50 inwoners, en 3.512 kilometer ver van het dichtstbijzijnde continent (ZuidAmerika). De eerste inwoners kwamen vanwege de afgelegen ligging pas tussen 700 en 1100 op het eiland aan. Er ontstond echter al vlug een welvarende gemeenschap die leefde van de landbouw en de visvangst. Het is tijdens deze welvarende periode dat de inwoners van het eiland (de Rapa Nui) hun bekende beelden optrokken, de Moai, waarvan er zo’n 887 waren. De beelden stellen overleden familieleden en stamhoofden voor, wat er op wijst dat de inwoners aan voorouderverering deden. De beelden zijn wel tot 10 meter hoog en haast volledig vervaardigd uit vulkanisch as, afkomstig van de drie vulkanen van het eiland. De vervaardiging begon met het uitkappen van de vorm uit een groeve (waar men later nog vele onafgewerkte beelden terugvond), vervolgens werden ze dan vervoerd, met behulp van materiaal afkomstig van bomen. De precieze manier van transport is echter niet bekend. Er zijn echter wel een aantal theorieën. Een Theorie 1: met gebruik van hout daarvan veronderstelt dat de inwoners de beelden rolden over boomstammen tot deze op de juiste plaats waren. Deze theorie wordt vooral gesteund door Jared Diamond. Een andere theorie zegt dat de beelden werden verplaats door een systeem van katrollen en hefbomen met touw gemaakt van lianen die aan de bomen groeiden. Theorie 2: zonder hout
39
De inwoners hadden decennia lang bomen gekapt voor landbouwgrond, hutten en de aanmaak van de beelden. Dat zorgde ervoor dat er minder regen viel en de landbouwgrond uitputte (mede doordat het verdwijnen van de bomen de vitale natuurlijke cyclus verbreekt – zie uitleg p. 35-36). Verder verdween met de bomen de mogelijkheid om kano’s en haken of harpoenen te maken. Zo viel de belangrijkste voedselbron van de bewoners weg. Ook de algehele biodiversiteit verminderde. Zo stierven er 3 boomsoorten uit en wel tot 21 land- of watervogels. Door voedseltekorten viel het bevolkingsaantal snel terug. Het is dan ook niet uit te sluiten dat sommige bewoners over gingen tot kannibalisme. Men weet niet zeker waarom de inwoners van Paaseiland niet inzagen dat het kappen van bomen zou leiden tot hongersnood. Waarschijnlijk waren ze hier niet op voorbereid of hadden ze onvoldoende kennis omtrent de voorplanting van bomen. Daardoor gaven ze de bomen niet genoeg tijd om te groeien en om hun zaden te verspreiden. Bovendien at de Polynesische rat de zaden op en vernielde de kleine en jonge bomen. Of geloofden de inwoners dat hun voorouders – voor wier verering de bomen toch gebruikt werden - wel zouden zorgen voor een oplossing? Op 5 april 1722 deed Jacob Roggeveen als eerste Europeaan het eiland aan met drie schepen. Het was Roggeveen die het eiland zijn huidige naam gaf, Paaseiland, genoemd naar paaszondag, de dag waarop hij daar aankwam. Hij trof er zo’n tweetot drieduizend inwoners aan. Dit aantal is vermoedelijk niet helemaal correct doordat vele inwoners zich schuilhielden voor Roggeveen en zijn bemanning. Desalniettemin waren er een eeuw daarvoor hoogst waarschijnlijk zo’n vijftienduizend inwoners. Bovendien kon Roggeveen geen enkele boom op het eiland vinden. Diverse auteurs, onder wie de Britse historicus Clive Ponting en de Amerikaanse bioloog Jared Diamond gebruikten de ecologische geschiedenis van Paaseiland als afschrikwekkend voorbeeld voor de hele bevolking van de planeet aarde. Door uitputting van de natuurlijke hulpbronnen (bossen) ging een hoog ontwikkelde en complexe cultuur ten onder. Dit beeld wordt wel door anderen genuanceerd. De afname van de bevolking is volgens hen niet alleen te wijten aan de boskap maar ook aan de Polynesische rat, die vele planten aanknaagde (en zo vernielde) en ook vele ziekten verspreidde. Verder blijkt nergens uit de beschrijvingen van de zeevaarders uit de 18de en vroege 19de eeuw dat er honger heerste. De bewoners van Paaseiland waren ervaren tuinbouwers die genoeg voedsel konden verbouwen op het ontboste eiland. De decimering van de bevolking in de 18de en 19de eeuw kan toegeschreven worden aan honger en ziekten die vooral werden veroorzaakt door Peruaanse mensenhandelaars en nieuw geïntroduceerde ziekten door de Europeanen. 40
De bomen bedreigd in huidige wereld Probleem van de zure regen
Zure regen: uit de aandacht, maar niet verdwenen Een ernstig probleem… Bij verbrandingsprocessen (gebruikt bij huisverwarming, voertuigmotoren, industriële productie) ontstaan stikstofdioxide en zwaveldioxide. In de lucht reageert stikstofdioxide met waterdamp, waardoor salpeterzuur ontstaat, en ook zwaveldioxide reageert met de waterdamp, waardoor zwavelzuur ontstaat. Regenval vol van salpeterzuur en zwavelzuur, zure regen, kan bomen rechtstreeks aantasten. Het zuur tast bijvoorbeeld de huidmondjes en de beschermende waslaag van bladeren en naalden aan, waardoor een plant kan uitdrogen. Tevens kan het zuur in het blad doordringen en de voedingsstoffen uitspoelen, die de wortels niet op tijd kunnen aanvullen. (Een ander gevolg van de zure regen is de aantasting van oude gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn opgetrokken uit stenen waarin behoorlijk wat kalk zit verwerkt. Een zuur lost die kalk beetje bij beetje op, zodat de stenen afbrokkelen). De grootste schade aan bomen gebeurt echter door het zuurder worden van de bodem. Via de regen komen het salpeterzuur en zwavelzuur op de aardbodem terecht. Er is, naast de luchtvervuiling die zorgt voor salpeterzuur en zwavelzuur, een tweede oorzaak van verzuring van de bodem: de grote bemesting. Ammoniak, afkomstig van dierlijk mest, wordt immers door bodembacteriën omgezet in zure nitraten. De verzuring van de bodem beïnvloedt de voeding van de bomen op meerdere manieren: • de bodem verarmt: wanneer zure regen in de bodem dringt, neemt hij voedende mineralen (zoals magnesium, kalium, calcium) met zich mee naar lager liggende bodemlagen waar de wortels ze niet meer kunnen bereiken • de bodem wordt giftig: door de verzuring geeft de bodem aluminium vrij, dat de wortels aantast, zodat die minder voedsel kunnen opnemen • de biodiversiteit in de bodem vermindert: de verzuring zorgt voor een afname van bacteriën, microscopische zwammen en regenwormen, die zorgen voor de ontbinding van het bosafval tot de voedende minerale bestanddelen. Bomen die minder voeding krijgen, worden ziek. De bladeren verkleuren vroeger en vallen vlugger af. De groei vertraagt en geleidelijk aan sterven takken af. Op lange termijn gaat de boom dood. De zure stoffen komen ook terecht in rivieren en meren (aantasting visbestand). 41
… dat werd aangepakt… Midden in de jaren 1970 werden de bomen in Central Europa massaal ziek. Begin jaren 1980 bleek dat ook bossen in de Verenigde Staten en de rest van Europa aangetast werden. Zure regen werd een belangrijk thema in de internationale politiek. De regeringen stelden grenswaarden op voor de uitstoot van schadelijke stoffen. Er werden maatregelen getroffen: fabrieken moesten filters op hun schouwen plaatsen, auto’s moesten uitgerust aangetast bos in Tsjechië worden met een katalysator, boeren mochten niet meer zomaar mest op hun land strooien. Ook werd er kalk over de meren en bossen uitgestrooid om de verzuring te neutraliseren. De regen is daardoor minder zuur geworden en de bodemverzuring is vertraagd. Aangetaste bossen hebben zich voor een stuk hersteld. Het probleem is minder acuut geworden, maar echter nog niet verdwenen. … maar nog niet volledig is opgelost In een studie uit 2010 (Zure regen. Een analyse van dertig jaar verzuringsproblematiek in Nederland) waarschuwt het Nederlandse Planbureau: “De kans dat binnen enkele decennia grootschalige bossterfte zal optreden is vrijwel nihil geworden, maar het proces van bodemverzuring gaat nog steeds – zij het sterk vertraagd – door. De bomen leven, maar de ondergroei is veranderd. Waar vroeger anemonen bloeiden en zeldzame korstmossen stonden, staan nu bramen en brandnetels. Veel bospaddenstoelen zijn verdwenen.” Vooraanstaande wetenschappers waarschuwen voor een sluipende comeback van zure neerslag en de mogelijke desastreuse gevolgen ervan. Waar vroeger vooral zwaveldioxide het probleem vormde, schuilt nu het gevaar in de stikstofmonoxiden afkomstig van uitlaatgassen en kunstmest. In de Scientific American waarschuwen wetenschappers dat salpeterzuur de ozonlaag aantast en de flora en fauna bedreigt. In de Verenigde Staten is de stikstofvervuiling teruggedrongen, maar bij lange na niet zo veel als de zwavelvervuiling. Veel wetenschappers, onder wie professor William Schlesinger van het Cary Institute for Ecosystem Studies, zijn van mening dat het maatschappelijk debat over klimaatsverandering de Amerikaanse regering ruim baan heeft gegeven om het stikstofprobleem te negeren. Door het Gothenborg Protocol uit 1999 werden eind 2011 wettelijke bepalingen over maximale uitstoot van kracht, maar naar verwachting zal het Verenigd Koninkrijk de grenswaarden met 5 % overschrijden, Frankrijk en Spanje zelfs met 30%. De kern van het probleem is dit: auto’s stoten wel minder schadelijke stoffen uit, maar er rijden meer auto’s en elke auto rijdt meer kilometers. Hetzelfde geldt voor uitstoot door fabrieken: een product kan met minder uitstoot gemaakt worden, maar er worden meer producten gemaakt. Het probleem is de groei-economie. Technische oplossingen zijn daarom niet voldoende. Anders gaan leven is nodig (zie p. 61-62 ). 42
Situatie bosbestand in hedendaags Vlaanderen
Bosbeleid van de regering in vraag gesteld Doorheen de voorbije eeuwen is Vlaanderen zeer sterk ontbost door landbouwontginning en aanleg van bouwgrond, wegen, industrieterreinen. Tussen 1775 en 2000 is de ontwikkeling van het bosareaal nagenoeg nihil. Uit kaarten uit het jaar 1775 kan worden opgemaakt dat er destijds in wat nu Vlaanderen is ongeveer 147.000 ha. bos was, evenveel als in 2000 (cijfers uit Wikipedia). Er zijn wel veranderingen gebeurd. Oorspronkelijk waren de bossen vooral in de zuidelijke helft van Vlaanderen te vinden, maar in deze gebieden is het bosareaal sterk teruggedrongen. Daartegenover staat dat in de bosarme Kempen in de 19e eeuw grootschalig bos werd aangeplant op de heidevelden. De provincies Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen zijn nu zeer bosarm. Brabant heeft met het Zoniënwoud en het Meerdaalwoud-Heverleebos nog overblijfselen van het legendarische Kolenwoud. Tegenwoordig probeert de overheid wel de oppervlakte bos weer doen toe te nemen, of ze beweert dat toch. Er zijn echter meningsverschillen of dit ook werkelijk gebeurt, afhankelijk van de bron, de Vlaamse regering of milieuverenigingen. Het goede nieuws van de Vlaamse overheid… Het bosbeheer in Vlaanderen van overheidswege gebeurt door het Agentschap voor Natuur en Bos. Sinds 2011 volgt het Agentschap de evolutie van de bosoppervlakte in Vlaanderen op door middel van De Boswijzer, een “objectieve methode” die gebruik maakt van digitale luchtfoto’s. Het begrip “bos” wordt hierbij slechts gebruikt zodra de bomen hoger zijn dan drie meter en de oppervlakte meer dan een halve hectare beslaat. Volgens het Agentschap zou er eind 2013 185.686 hectare bos zijn, op een grondgebied van ongeveer 1.350.000 hectare. Dit betekent dat ongeveer 13% bos uitmaakt (dit tegenover 27% voor de bebouwde oppervlakte). Dit betekent ook dat er sinds 2011 8.262 hectare bos is bijgekomen. Deze visie krijgt echter kritiek vanuit de academische wereld en de milieubeweging.
De kritiek wordt gedeeld door BOS+, een Vlaamse organisatie die zich specifiek inzet voor bosbehoud, beter bos en meer bos in Vlaanderen en de wereld. BOS+ publiceert zijn bevindingen in “de Bosbarometer”. Volgens BOS+ wordt er meer bos gekapt dan dat er wordt bijgeplant. Met 13 procent van het totale landoppervlak dat uit bos bestaat, doen in Europa enkel Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk slechter. Vlaanderen flirt nu al jaren met de “nulgrens” van netto bosuitbreiding: in de periode 2007-2011 is er een totale negatieve bosbalans van 1 hectare. De natuurorganisaties wijzen op het feit dat geen enkele actie op het terrein de toename staaft en dat de Vlaamse begrotingsinspanningen niet in de richting van bosuitbreiding wijzen. Het Agentschap voor Natuur en Bos blijft er echter bij dat hun cijfers (toename met meer dan 8.000 hectare) correct zijn en wijst erop dat bosontwikkeling niet altijd via de overheid gebeurt: “soms groeien bossen vanzelf of planten mensen met grote tuinen bomen aan". BOS+ heeft nog andere kritiek op het Bosdecreet van de Vlaamse overheid (daterend van 1990). Het decreet stelt duidelijk dat ontbossing in Vlaanderen verboden is. Jammer genoeg zijn er twee achterpoortjes, die wagenwijd open staan, wat blijkt uit de honderden hectares bos die jaarlijks in Vlaanderen volledig legaal ontbost worden. De zonevreemde bossen (ongeveer 1/3 van de bossen) zijn veruit het kwetsbaarst. Bossen die in woon- of industriegebied liggen kunnen simpelweg door het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning door de gemeente ontbost worden (zoals het Lappersfortbos: zie tekst p. 55-56). Bossen in andere gewestplanbestemmingen kunnen door een ministeriële ontheffing ontbost worden. Beide procedures komen zeer frequent voor. Voor elk gerooid bos moet de “ontbosser” elders minstens evenveel bos aanleggen, maar hij kan ook een bijdrage in het 'boscompensatiefonds' storten. 71 procent van de gecompenseerde oppervlakte werd in 2012 financieel gecompenseerd. Ontbossers kiezen dus vaker voor een financiële vergoeding dan voor de aanplanting van bomen. Daardoor neemt de compensatieachterstand elk jaar toe. Eind 2011 moest meer dan 1.300 hectare van de ontbossingen van de voorbije jaren nog op het terrein gecompenseerd worden.
… in twijfel getrokken door de milieubeweging Professor Bart Muys, hoogleraar bos-ecologie en bosbeheer aan de KU Leuven, stelt dat de Boswijzer geen goed meetinstrument is: ”Er worden villawijken met veel bomen en zelfs serres meegeteld. Overhangende kruinen aan bosranden dikken het totaal onterecht aan. De foutjes accumuleren, zodat de foutenmarge van het gehele plaatje enorm is.” Als hij de evolutie in Vlaanderen onderzoekt aan de hand van boskaarten die de Amerikaanse University of Maryland zopas heeft gepubliceerd, dan komt Muys tot een tegengestelde conclusie, met meer verlies dan winst. 43
kaart met bosbestand in Vlaanderen (University of Maryland) – de lichtere (groene) kleur in het nood-oosten wijst erop dat in de Kempen er het meeste bos is; West-Vlaanderen kleurt bijna uitsluitend zwart: het is de bosarmste provincie van Vlaanderen
44
Zeker is dat de huidige ontbossing, vooral in de tropen, erg snel gaat. Aan dit tempo zouden alle tropische bossen eind deze eeuw verdwenen kunnen zijn.
Ontbossing in onze huidige wereld
Betwiste cijfers, maar onbetwistbaar probleem Ontbossing heeft vooral de laatste 50 jaar veel schade aangericht. Bijna de helft van de oorspronkelijke bossen op aarde is verdwenen. Van de overgebleven bossen is een klein deel (10%) beschermd. Per jaar verdwijnt bijna 15 miljoen hectare bos. Dat is ruim drie keer Nederland. De overgebleven bossen (ook delen van het beschermde bos!) staan bloot aan bedreigingen als onverantwoorde houtkap en productie van palmolie en soja. Ontbossing door boskap en bosbranden In het grootste deel van de wereld zijn de oorspronkelijke bossen verdwenen. Aan de West-Afrikaanse kust is ongeveer 90% van het oorspronkelijk regenwoud verdwenen. Voor Zuid-Azië geldt er een soortgelijk cijfer. In de “Top tien van landen met de meeste ontbossing” zijn 6 van deze 10 landen Afrikaans. Toch zou er in Zuid-Amerika meer bos verdwijnen dan in Afrika. Veel aandacht gaat ook naar Indonesië. In de eilandengroep groeit circa 140 miljoen hectare regenwoud, na Brazilië het grootste ter wereld. Er wordt circa een miljoen hectare grond per jaar ontbost, omdat de bevolkingsgroei nieuwe landbouwgronden vereist. Een verwoestend effect op de natuur heeft echter ook het feit dat tropisch hout een belangrijke inkomstenbron is en dat er meer en meer plantages aangelegd worden met het oog op uitvoer van palmolie. Het blijft echter zeer moeilijk om exacte cijfers te geven. Zelfs over de vraag of de ontbossing versnelt of vertraagt, bestaat discussie. De bronnen spreken elkaar vaak tegen. Op de Engelstalige Wikipedia kan je lezen: “A 2005 report by the United Nations Food and Agriculture Organization (FAO) estimates that although the Earth's total forest area continues to decrease at about 13 million hectares per year, the global rate of deforestation has recently been slowing”. Maar in november 2011 schrijft de Volkskrant: “Op basis van satellietbeelden kon de FAO vaststellen dat tussen 1990 en 2000 per jaar gemiddeld 4,1 miljoen hectare bos verdween, terwijl dat tussen 2000 en 2005 opgelopen is tot 6,4 miljoen hectare”. Uiteindelijk blijkt het tempo van ontbossing jaar per jaar te variëren. In mei 2013 schrijft de “summer foundation” op haar website: “Vorig jaar werd 1.500 vierkante kilometer Amazonewoud vernield, een stijging van 88 procent tegenover 2011. De laatste jaren werd er steeds minder woud gekapt, maar vorig jaar is de houtkap weer in hoog tempo toegenomen. Experts wijten de plotselinge toename aan de nieuwe wetgeving, die vorig jaar in Brazilië werd goedgekeurd. Deze wet geeft boeren en houthakkers de vrijheid om grote delen van de Amazone te kappen”. Een deel van het probleem is dat de officiële cijfers van de regeringen niet altijd de situatie getrouw weergeven. Bovenop bestaat er discussie over de juiste definitie van “bos” of “regenwoud”. 45
Oorzaken De ontbossing in de wereld heeft verschillende redenen, zoals: • er wordt hout gekapt om te worden verkocht • er worden stukken bos platgebrand om te gebruiken als landbouwgrond • er wordt bos gekapt om plaats te maken voor steden en vakantieparken en om ruimte te maken voor de industrie • er wordt bos gerooid voor de productie van biofuels [palmolie, suikerriet). Eén van de basisoorzaken is de grote toename van de bevolking. Zo zou 56% van het gekapte hout voor eigen gebruik gekapt worden. Een andere fundamentele oorzaak is het toenemend niveau van consumptie, in de betrokken landen zelf, maar vooral in de rijkere landen. Veel woud moet wijken voor de productie van exportgoederen, zoals hout, palmolie, soja (dat vooral gebruikt wordt als veevoeder in landen met hoge vleesconsumptie). Uiteindelijk heeft veel van dit alles te maken met armoede en met de verdeling van de rijkdom in de wereld (zie hiervoor de volgende tekst over Madagaskar). Maatregelen en oplossingen Men moet zich er van bewust worden dat het bos ons niet in de weg staat, maar ons helpt. In de westerse landen is men er inmiddels achter dat de bossen beschermd moeten worden, maar men handelt nog niet altijd op basis van dit inzicht. Nochtans kan je als individu helpen de ontbossing tegen te gaan: probeer de consumptie van bedreigde houtsoorten te voorkomen, koop hout met een keurmerk, dring je consumptie van hout en van andere producten terug. Op nationaal gebied zijn er verschillende maatregelen die men kan nemen, zoals duurzaam bosbeleid, een strengere wetgeving en herbebossing, die wettelijk vastgelegd zou kunnen of moeten worden. Financiering zou uit de industrielanden kunnen of moeten komen, bijv. door een koolstofbelasting (een aantal van deze zaken komen in de hierna volgende teksten verder aan bod).
wereldkaart ontbossing (University of Maryland)
46
Oorzaak
Vermindering biodiversiteit: Madagaskar
Armoede bedreigt natuur Madagaskar is momenteel het vierde grootste eiland op aarde met een unieke fauna en flora, waarvan vele dieren- en plantensoorten nergens anders te vinden zijn. Momenteel lopen op het eiland meer dan 300 soorten het risico uit te sterven… Bedreiging van de diversiteit Het eiland Madagaskar ligt ongeveer 350 kilometer ten zuidoosten van het Afrikaanse vasteland en is één van de 34 hotspots aan biodiversiteit in de wereld. Een hotspot aan biodiversiteit is een regio waar tenminste 0.5% van de aanwezige plantensoorten endemisch zijn (dat betekent: aan een bepaalde streek gebonden) voor een regio waar minimaal 70% van de originele vegetatie verloren is gegaan. Madagaskar voldoet meer dan voldoende aan die normpercentages, want 3.2% van ’s werelds plantensoorten vindt men uitsluitend op Madagaskar en 90% van de originele vegetatie is in de loop der jaren verloren gegaan, wat rampzalig is voor de biodiversiteit van het eiland. Voorbeelden van unieke plantensoorten op Madagaskar: • Orchideeën: o van de bijna 1000 soorten orchideeën die voorkomen op het eiland zijn 85% streekgebonden. • didiereaceae: o doornige vetplanten die allemaal uniek zijn voor Madagaskar en die enkel op het zuidwestelijke deel van het eiland groeien. didiereaceae Niet alleen planten vertegenwoordigen de diversiteit op het eiland, maar ook dieren. Vogels bijvoorbeeld zijn heel belangrijk voor de diversiteit. Van de 258 vogelsoorten in Madagaskar zijn 115 streekgebonden voor het eiland. Ook van de 117 zoogdieren zijn 105 streekgebonden voor het eiland, bijvoorbeeld de Maki, een charismatische primatensoort (opperdieren in de orde van zoogdieren). 47
De oorzaak van de veranderingen van de biodiversiteit op Madagaskar ligt bij het feit dat het land tot één van de armste behoort van de wereld. Daardoor vecht de inheemse bevolking dagelijks om te overleven en zijn ze afhankelijk van natuurlijke bronnen. Een groot probleem vormt de ontbossing die in eerste instantie veroorzaakt wordt door de kap- en brandlandbouw. Mensen veranderen stukken van het tropisch regenwoud in rijstvelden, wat het inkomen van de inheemse bevolking oplevert. Voor het onderhoud van één gezin wordt in een periode van twee jaar bijna één hectare tropisch regenwoud gekapt, verbrand en dan bezaaid met rijst. Na twee jaar gebruik wordt dat stukje land braak gelegd voor de komende vier tot zes jaar, om na die periode terug opnieuw gebruikt te worden. Uiteindelijk geraakt ook die grond uitgeput en neemt schadelijke vegetatie de overhand. Een tweede gegeven dat ontbossing met zich meebrengt, is het kappen van tropisch hardhout. De hoge waarde van hardhoutsoorten als ebbenhout en palissanderhout, tot 2000 dollar per ton, bevordert de illegale houtkap in beschermde gebieden. Ook de gronderosie blijkt een probleem. Deze gronderosie is een gevolg van ontbossing van hooglanden in combinatie met het klimaat en de conditie van de grond. Voor een eiland dat afhankelijk is van landbouw, is het verlies van grond door erosie erg nadelig. De inheemse diersoorten eindigen in grote aantallen in het circuit van de internationale huisdierhandel of op het bord van de inheemse bevolking om in illegale houtkap in Antalaha, Madagaskar hun eiwitbehoefte te voorzien. Poging tot het afremmen van het verdwijnen van de biodiversiteit Stilaan probeert men de achteruitgang van de biodiversiteit te vertragen en maatregelen te nemen om de welvaart van de bevolking te verbeteren. Gedegradeerde grond dient bruikbaar te worden gemaakt voor de bevolking. Ecotoerisme wordt gepromoot. In 2006/2007 is de European Association of Zoos and Aquaria (EAZA) de “Madagaskar campagne” gestart. Voor die eenjarige campagne zijn concrete doelen gesteld om het behoud van de fauna en flora van Madagaskar te waarborgen, ook op lange termijn. Het is belangrijk om het publiek bewust te maken van het hoge niveau aan biodiversiteit, door te wijzen op de unieke flora en fauna van het eiland.
Campagne affiche van EAZA
48
Reacties op de problemen Zieke bomen genezen en ziekten voorkomen
Bomen verdienen goede boomverzorgers De ziekten op bomen herkennen was vroeger heel moeilijk, daarom stierven de aangetaste bomen af. Maar wetenschappers zijn sinds enkele decennia op zoek naar diagnosetechnieken, preventie en behandeling van boomziektes, zodat onze zuurstofproducenten behouden kunnen worden.
• Ziekten veroorzaakt door insecten. Voorbeelden van ziektes die veroorzaakt kunnen worden door insecten: bladmineerders, bladhaantjes, dwerg-cicaden, schildluis. Schadelijk zijn larven van diverse soorten mineermotten, zij graven gangen in het blad. Vooral de kastanjemineermot heeft zich razendsnel verspreid over Europa (roodbloeiende soorten zijn wel nauwelijks vatbaar voor de kastanjemineermot). blad aangetast door kastanjemineermot
… kunnen (meestal) behandeld worden…
Zieke bomen… Bomen worden vooral 'ziek' door schimmels, bacteriën of virussen. Daarnaast kunnen bomen worden aangetast door dieren die bomen aanvreten, of zich erin weten te 'boren'. Soms dragen deze beestjes een schimmel bij zich waar bomen slecht op reageren. De belangrijkste en meest voorkomende ziekten zijn: • Bladverwelkingsziekten. De bekendste ziekten zijn iepziekte, watermerkziekte bij wilgen en bacterievuur bij bloesembomen, ofwel alle rosaceae (meidoorn, lijsterbes, sierkers en sierpeer). Alle drie zijn het zeer besmettelijke ziekten en herkenbaar door bladverwelking, waardoor in de zomer de bomen verdorde bladeren en/of bloesem hebben, dan wel al kaal zijn. • Ziekten veroorzaakt door schimmels en zwammen.
Bomen kunnen niet zonder schimmels en zwammen, bomen houden zelfs van nature van een door schimmel gedomineerde (gezonde bos) bodem. Wanneer nu door verstoringen het bodemvoedselweb verstoord wordt, zal dit als eerste ten koste gaan van de hoogwaardige bodemschimmels die in symbiose leven met de bomen. Hierdoor zien de ziekteverwekkende schimmels (houtrot veroorzakende zwammen) de kans schoon om een boom binnen te dringen, deze aan te tasten zodat (wanneer het vrijwel altijd te laat is) na verloop van enige jaren vruchtlichamen op en/of rond de boom optreden in de vorm van zwammen of paddenstoelen. Ook het wegnemen van schimmelvoedsel, lees afgevallen blad, is ernstig nadelig voor het bodemvoedselweb. Bladvlekken is een voorbeeld van ziektes die veroorzaakt kunnen worden door schimmels en zwammen.
Bij ernstige aantasting is het verwijderen van de zieke boom vaak noodzakelijk. Bomen die bijvoorbeeld door bacterievuur aangetast zijn, moeten zeker direct verbrand worden. Zij mogen ook niet vervoerd worden, zeker niet in fruitteeltgebieden. Men kan preventief blad wegnemen, de mot (eieren) overwinteren namelijk in afgevallen bladmassa. Natuurlijk is de conditie van de boom goed houden de beste preventieve wijze om dergelijke aantastingen te voorkomen. Na het afsterven van een boom is de eerste reactie vaak dat de boom verwijderd moet worden. Maar het kan ook anders. Door het snoeien of toppen van de boom wordt gevaar van vallend takhout geminimaliseerd. Door de stam te laten staan wordt er ruimte geboden voor insecten. Een dergelijk biotoop oefent op zijn beurt weer aantrekkingskracht uit op vogels als boomklever, boomkruiper en misschien wel een specht. Voor de kastanjemineermot is er nog geen behandeling, maar de bomen gaan hiervan op zich niet dood. Om de infectiedruk van de paardekastanjemineermot te verlagen wordt aangeraden om het afgevallen blad (met daarin de poppen van het motje) te verzamelen en af te voeren of te begraven. … door goed opgeleide boomverzorgers Vakkennis die in de opleiding boomverzorging wordt meegegeven omvat o.a.: herkennen van boomsoorten, herkennen van ziektes en aantastingen, kennis van de groeiwijze van hout (houtanatomie), bodemkunde, klimtechnieken, werken met de motorzaag, veiligheid en ergonomie, juridische en maatschappelijke regelgeving. De European Arboricultural Council verstrekt een European Treeworker (ETW) Certificaat. Het internationaal erkende certificaat staat voor gedegen vakkennis, veiligheid en aandacht voor natuurbehoud en milieubescherming. Om aan het ETWexamen te mogen deelnemen worden hoge eisen gesteld wat betreft opleiding, kennis en ervaring. Om het certificaat te behouden is het een vereiste dat de ETW-er in kwestie actief blijft als boomverzorger en zich op de hoogte blijft houden van de meest actuele ontwikkelingen en kennis in zijn vakgebied.
49
50
aangetast te worden door bijvoorbeeld bebouwing, ontbossing, illegale activiteiten of oorlog. Als alle probleemfactoren en bedreigingen zijn weggenomen en de waarde van het erfgoed is hersteld en veilig gesteld, dan kan het erfgoed van de lijst worden gehaald. Een voorbeeld van erfgoed in gevaar is het regenwoud van de Atsinanana-regio in Madagaskar.
Bescherming van bossen als werelderfgoed
Erkenning als natuurlijk werelderfgoed, een eerste stap voor behoud Werelderfgoed: cultureel, natuurlijk of gemengd
De Atsinanana-regio in Madagaskar
Het Werelderfgoedverdrag bestaat sinds 1972 en is bedoeld om cultureel en natuurlijk erfgoed dat van unieke en universele waarde is voor de mensheid, beter te kunnen bewaren voor toekomstige generaties. Het verdrag is het meest bekende UNESCO-verdrag en is inmiddels door 190 lidstaten ondertekend. De landen die het verdrag hebben geratificeerd, hebben met elkaar afgesproken dat zij zich zullen inzetten voor identificatie, bescherming, behoud, het toegankelijk maken en het overdragen aan komende generaties van cultureel erfgoed binnen hun landgrenzen. Zowel cultureel als natuurlijk erfgoed, als erfgoed dat daarvan een hybride vorm is, kan voor de Werelderfgoedlijst worden voorgedragen.
Dit gebied bestaat uit 6 nationale parken in het oostelijk deel van Madagaskar. Madagaskar kwam 60 miljoen jaar geleden los te staan van het vaste land. In al die jaren heeft de flora en fauna zich in isolement kunnen ontwikkelen en evolueren. De wouden zijn nu zeer belangrijk voor het behouden van unieke ecologische processen die weer nodig zijn voor het behouden en overleven van de unieke biodiversiteit van het eiland Madagaskar. Verder zijn de wouden het huis van vele bedreigde diersoorten waaronder primaten en lemuren. Dit gebied is door UNESCO op de werelderfgoedlijst geplaatst, omdat de organisatie van mening is dat dit gebied in de loop der jaren meerdere keren een toevluchtsoord is geweest voor dieren in tijden van klimaatsverandering en dit gebied zal dat ook zijn tijdens de komende klimaatsverandering. Deze regio kwam op de lijst van bedreigd erfgoed in 2010. Zoals in elk regenwoud, is ontbossing een grote bedreiging. In oostelijk Madagaskar is slechts 8,5% over van het oorspronkelijke woud. Het is één van de meest unieke en waardevolle gebieden ter wereld dus is bescherming absoluut noodzakelijk. Het is nog de vraag in hoeverre het statuut van werelderfgoed bijdraagt tot de bescherming van deze gebieden. De diepere oorzaak van de bedreiging is immers armoede (zie tekst op pagina’s 47-48) en dat valt niet zomaar vlug op te lossen. Er mag wel aangenomen worden dat het in elk geval een stap in de goede richting is.
De criteria voor erkenning als natuurlijk werelderfgoed zijn: • "bevat overtreffende natuurverschijnselen of gebieden van uitzonderlijke natuurlijke schoonheid en esthetisch belang" • "is een uitstekend voorbeeld van belangrijke stadia van de geschiedenis van de Aarde, met inbegrip van het verslag van het leven, belangrijke lopende geologische processen in de ontwikkeling van landvormen, of significante geomorfische of fysiografische functies" • "is een uitstekend voorbeeld van een aanzienlijk lopend ecologisch en biologisch proces in de evolutie en de ontwikkeling van land, zoet water, kusten mariene ecosystemen en gemeenschappen van planten en dieren" • "bevat de meest belangrijke natuurlijke habitat voor in-situ behoud van de biologische diversiteit, met inbegrip van die met bedreigde soorten van uitzonderlijke universele waarde uit het oogpunt van de wetenschap of de instandhouding". Het materieel werelderfgoed bestaat sinds de 37e sessie van de Commissie (2013) uit 981 werelderfgoederen verspreid over 160 landen. Hiervan zijn 759 cultuurerfgoederen, 193 natuurerfgoederen en 29 gemengde erfgoederen, die een combinatie van beide zijn. Bedreigd werelderfgoed Werelderfgoedlocaties worden bedreigd door zowel natuurlijke rampen als acties ten gevolge van menselijk handelen, oorlog bijvoorbeeld, of vervuiling, urbanisatie en toerisme. Het Werelderfgoedcomité kan besluiten een bedreigd erfgoed op de lijst van bedreigd erfgoed te plaatsen. Er staan 44 werelderfgoederen op de lijst van bedreigd werelderfgoed, omdat ze als werelderfgoed gevaar lopen om in hun waarde 51
De natuurerfgoedlijst bestaat uit verschillende soorten natuur, dit zijn o.a. parken en regenwouden. Alle natuurerfgoeden op de werelderfgoedlijst zijn hierboven op de kaart aangeduid. De donkere bolletjes (rode kleur) wijzen op bedreigd erfgoed.
52
openbare grond misbruikten in hun eigen voordeel. Door de enclosures ontstond een landloze arbeidersgroep die op de arbeidsmarkt nodig was om de nieuwe industrieën te ontwikkelen. Enclosure kan daarom beschouwd worden als een duidelijk geval van klassendiefstal. .
Actievoeren voor behoud van bos: Epping Forest
Een bos behouden voor het volk Epping Forest is een gebied van oude bossen in het zuidoosten van Engeland, op de grens tussen Noord-Oost Londen en Essex. De naam "Epping Forest " komt voor het eerst voor in de 17e eeuw , daarvoor stond het bekend als Waltham Forest (cfr. de naam van de hedendaagse Londense wijk Walthamstow).
Succesvolle strijd tegen enclosures in Epping Forest
Vroege geschiedenis: beschikbaar voor het volk Het gebied dat bekend werd als Waltham, en vervolgens Epping Forest, is permanent bebost geweest sinds het neolithicum. Het bos ligt op een heuvelrug tussen de valleien van de rivieren Lea en Roding. De hoogte en de dunne grindbodem (het resultaat van de ijstijd) maakten het ongeschikt voor de landbouw. Ophogingen uit de ijzertijd - Loughton Camp en Ambresbury Banks - kunnen nog worden gevonden in het bos, maar pollenprofielen tonen aan dat dit geen significant effect had op de bosecologie. Dit door linde gedomineerde bos is in de Saksische tijd veranderd door selectieve kap van bomen. De beuken, berken, eiken en haagbeuk van vandaag zijn het resultaat van een gedeeltelijke ontbossing in Saksische tijden. Het bos kreeg in de 12e eeuw van Hendrik III het juridische status van “koninklijk bos”. Het was een jachtterrein voor de koning. De gewone mensen mochten van een koninklijk bos toch gebruik maken, om vee te laten grazen en hout te sprokkelen (alleen jagen mochten ze niet). Enclosures: het bos ontgonnen door landeigenaren In de Engelse sociale en economische geschiedenis duidt de term ‘’enclosure’’ op het proces dat een einde maakt aan de traditionele rechten zoals maaien voor hooi, of het vee laten grazen op gemeenschappelijke grond. Het proces maakte een einde aan het oude systeem van akkerbouw en aan de ‘’open velden’’ cultuur. Enclosure betekent dat grond omheind (afgesloten) wordt en toegewezen wordt aan een of meerdere eigenaren. Eenmaal afgesloten wordt het gebruik van het land beperkt tot de eigenaar. Het proces van de enclosure startte in het Engelse agrarische landschap in de 16e eeuw. Tegen de 19e eeuw waren niet-omheinde gronden grotendeels beperkt tot ruw grasland in berggebieden en tot relatief kleine delen van het laagland. Het proces van de enclosure ging soms gepaard met geweld, weerstand en bloedvergieten en blijft een van de meest controversiële gebeurtenissen in de agrarische en economische geschiedenis van Engeland. Marxistische en neomarxistische historici beweren dat rijke landeigenaren hun controle over de 53
Ook rond Epping Forest ontstonden er spanningen tussen landeigenaren (met afgesloten terrein) en burgers (die plaats wilden om hun vee te laten grazen en het recht om hout te kappen). De burgers werden gesteund door de opkomende “conservation movement”, die streed voor de bescherming van natuurlijke hulpbronnen (behoud van dieren en planten en hun natuurlijke leefomgeving). Toen in 1864 de landheer John Whitaker Maitland 5 km² van het woud omheinde, met de bedoeling het te verkopen voor woningbouw of tuinbouw, bleef Thomas Willingale (1799–1870) uit het dorp Loughton bomen omhakken. Er volgden een reeks processen waarbij familieleden van Thomas in de gevangenis belandden. Thomas werd echter gesteund door een aantal invloedrijke figuren, o.a. Edward North Buxton, een lid van de Commons Preservation Society. Het stadsbestuur van Londen koos uiteindelijk de zijde van de burgers. In 1878 werd de Epping Forest Act aangenomen. Het bos kwam onder beheer van het stadsbestuur, dat verplicht werd om “ten alle tijde Epping Forest onomheind en onbebouwd te laten als een open ruimte voor de recreatie en het genot van het volk". Het volk verloor daarbij wel het recht om bomen te kappen. Toen koningin Victoria op 6 mei 1882 Chingford bezocht, verklaarde ze: "Het geeft me de grootste voldoening om dit prachtige bos te wijden aan het gebruik en genot door mijn volk en dit voor altijd”. Epping Forest werd dus "The People’s Forest". Het stadsbestuur beheert nog altijd Epping Forest in strikte overeenstemming met de Epping Forest Act. Het bos beslaat nu 2.476 hectare en bevat bosgebieden, grasland, heide, rivieren, moerassen en vijvers en is een Site of Special Scientific Interest. Typisch zijn de vele knotwilgen. Intellectuelen strijden mee met het volk Het succes van de strijd om Epping Forest kwam grotendeels door de Commons Preservation Society (nu Open Spaces Society), gesticht in 1865. Onder de stichtende leden bevond zich, naast de utilitaristische filosoof John Stuart Mill (1806-1873), de kunstenaar en utopisch denker William Morris (1834-1896). De socialist Morris, die opgroeide in Walthamstow en Epping Forest “van buiten kende” door de wandelingen uit zijn jeugd, beschouwt het platteland als essentieel voor de materiële en spirituele behoeften van de mensen. In zijn utopische roman New from Nowhere wijdt Morris een passage aan de bedreigingen voor Epping Forest. De levensboom op de cover van deze brochure is een werk van Morris.
W. Morris
54
Actievoeren voor behoud van bos: het Lappersfortbos
Vervolg protest: in het bos Enkele maanden later werd het Lappersfortbos voor het eerst bezet. De activisten werden gesteund door het Groene Gordel Front. Men verspreidde affiches, deed aan lobbywerk om tot een overeenkomst te komen en stelde het eerste Groene Gordel Alternatief voor. Nadat eigenaar GDF Suez de gerechtelijke toelating kreeg om het bos te laten ontruimen, haalde de politie de bezetters in oktober 2002 op gewelddadige wijze uit het bos. Dit mondde uit in dagelijkse protesten tegen GDF Suez, de politie en het Brugse stadsbestuur, met als climax een betoging van meer dan 4.000 manifestanten in de Brugse binnenstad.
De (verloren?) strijd van het Lappersfront Een zonevreemd bos Het Lappersfortbos is een bos gelegen aan de Vaartdijkstraat in Sint-Michiels, deelgemeente van Brugge. De grootte van het Lappersfortbos bedraagt 17 hectare. Vroeger was er een munitiefabriek. De oorspronkelijke eigenaar was Fabricom, nu onderdeel van Gaz de France Suez, het van oorsprong Franse transnationale energiebedrijf (nu de grootste nutsgroep ter wereld). De grond is ingekleurd als industriegebied, het gaat dus om een zogenaamd “zonevreemd bos”. Het industriegebied ‘Ten Briele’ werd in 1977 vastgelegd in het Gewestplan. Een natuurlijk bos ontwikkelde doordat het terrein niet gebruikt werd. Oude bomen, struiken, planten en kleine diertjes floreerden in dit bos, tevens een broedgebied van zeldzame vogelsoorten.
In 2008 kocht de Vlaamse overheid en de stad Brugge 13,5 hectare aan en maakte er een parkbos van. Voor de andere 3,5 hectare werd aan GDF Suez een bouwvergunning afgeleverd omdat, zo stelde de burgemeester “aan alle wettelijke voorschriften was voldaan, de gerooide bomen elders worden gecompenseerd en het bos geen deel uitmaakt van de groene gordel rond de stad, die zich immers wat verder in de rand bevindt". Er werd een rij populieren gekapt voor de aanleg van een tweevaksbaan, de minizuidelijke ontsluiting. Dit werd het begin van de tweede generatie bezetters.
In 2000 besliste de stad Brugge tot de volgende bestemming voor het gebied: het hart blijft parkgebied (8 hectare), een zuidelijk deel wordt KMO-zone (4,85 hectare) en een noordelijk deel wordt industriezone (3,2 hectare). De gemeenteraad keurde hierbij de zuidelijke ontsluiting goed, een 4-vaksbaan van aan het Chartreuse-bos tot aan het station door het Lappersfort. Als reactie daartegen werd de Actiegroep Zuidelijke Ontsluiting (AZO) opgericht. Eerste protest: op de fiets De Actiegroep Zuidelijke Ontsluiting werd opgericht door Peter Mahieu. De zuidelijke ontsluiting zou door een stuk bos en ook door zijn achtertuin gaan. Deze actiegroep haalde ongeveer 1.500 handtekeningen op en op 10 mei 2001 organiseerden ze een fietseling of fietshappening, samen met de fietsersbond van Brugge, waar een vierhonderdtal mensen op afkwamen. Bij een tweede fietsactie op 7 juli 2001 ontstond het Lappersfront. Deze actie was niet aangevraagd en ging door in het centrum van Brugge, richting Grote Markt. Zo’n tachtig actievoerders waren verkleed als dieren en planten. De politie liet begaan. Enkele jonge Brugse milieu-activisten, van meer anarchistische strekking, wilden nadien overgaan tot directe actie in plaats van niets te doen. 55
Een klein jaartje later ondertekenden drie bezetters een contract met GDF Suez. Ze beloofden het bos te verlaten als er geen oplossing kwam. In november 2009 werden de drie bezetters uit het bos gezet door een groep nieuwe bosbezetters, die de derde bosbezetting startten. In 2010 werd deze derde groep bezetters door de politie uit het bos gejaagd. Er kon voorkomen worden dat 25 activisten zich vastketenden aan bomen. Vijf politiemensen geraakten gewond. Resultaat bevredigend? GDF Suez verkocht de 3,5 hectare aan een privé-investeerder. In het najaar van 2010 begon de bouw van zes loods- en kantoorgebouwen op het gekapte gebied van het Lappersfortbos. De aanvankelijk als KMO-zone ingekleurde grond (4,6 hectare), in 2008 opgenomen in het parkbos, is sinds 2013 nu ook officieel groene zone. In Oostende werd een nieuw bos aangelegd onder de naam Lappersfort Zuurstofbos, het resultaat van een samenwerking tussen het stadsbestuur van Oostende, sommige bezetters van het Lappersfortbos en Friends of the Earth International. 56
Duurzaam bosbeheer
Ecologisch én economisch verantwoord hout Duurzaam (of ‘verantwoord’) bosbeheer Verantwoord bosbeheer voldoet aan drie voorwaarden: het houdt rekening met het milieu, respecteert sociale aspecten (zoals de rechten van lokale gemeenschappen en bosarbeiders) en is economisch haalbaar. Verantwoord bosbeheer moet ervoor zorgen dat de bestaande fauna en flora behouden blijft op lange termijn. Een mooi voorbeeld hiervan is dat de exploitatie rekening moet houden met nesten van broedende vogels en deze zeker niet mag verstoren. Het economisch aspect blijft belangrijk. Vandaag spelen bossen immers een belangrijke rol in de economie als leverancier van een van de meest natuurvriendelijke grondstoffen voor de hout- en papiersector. Deze sectoren stellen wereldwijd een zeer groot aantal mensen te werk, zowel direct in de bosbouwsector als indirect in de verwerkende industrie. Ook in België werken vele mensen in het bos, als bosbeheerder of als bosexploitant. Het hout uit onze bossen wordt onder meer door de lokale industrie verwerkt tot hoogwaardige houtproducten, die ook buiten België verkocht worden. Labels Het gekendste label dat garandeert dat je “duurzaam” hout koopt is bij ons FSC. FSC staat voor “Forest Stewardship Council” of “Raad voor Duurzaam Bosbeheer”. Het is een internationale organisatie die streeft naar verantwoord bosbeheer wereldwijd. FSC wordt hierbij ondersteund door milieubewegingen, bosbeheerders, hout- en papierbedrijven, sociale organisaties enz. FSC zorgt voor de certificering van bossen volgens een aantal strikte criteria en voor het labelen van het hout dat uit deze bossen afkomstig is. Het FSC-label op een product toont aan dat dit product uit een verantwoord beheerd bos afkomstig is. De criteria van FSC zijn: 1 Het bosbeheer respecteert alle nationale wetten, internationale verdragen en de FSC eisen. 2 De eigendoms- en gebruiksrechten m.b.t. het bos zijn duidelijk gekend en wettelijk vastgelegd. 3 De wettelijke en gebruiksrechten van inheemse volkeren worden gerespecteerd. 4 Het bosbeheer verzekert het sociaaleconomische welzijn van lokale gemeenschappen en bosarbeiders op lange termijn. 5 Het bosbeheer maakt efficiënt gebruik van het bos en behoudt de productiviteit. 6 De ecologische functies en biodiversiteit worden beschermd. 7 Er is een bosbeheersplan met duidelijke doelstellingen en middelen. 57
8 Er vinden regelmatig evaluaties van het bosbeheer plaats. 9 Bossen met hoge beschermingswaarde moeten behouden worden. 10 Plantages moeten een aanvulling vormen op natuurlijke bossen, en mogen deze niet vervangen. Elke schakel in de handelsketen ondergaat een audit, die moet garanderen dat FSCgelabeld hout wel degelijk afkomstig is uit FSC-gecertificeerde bossen. Deze handelsketen wordt de Chain of Custody (CoC) genoemd.
Er is nog een tweede groot label, nl. PEFC. PEFC staat voor “Programme for the Endorsement of Forest Certification Schemes”. Dit is een internationaal overkoepelend organisme dat gebaseerd is op wederzijdse erkenning van verschillende nationale boscertificeringssystemen. Hierdoor is PEFC wereldwijd het grootste label voor boscertificatie (ongeveer 70% van de gecertificeerde oppervlakte). Duurzaam bosbeheer kent een zeker succes. Zo is wereldwijd (cijfers maart 2013) ruim 173 miljoen ha bos FSCgecertificeerd en dit verspreid over alle continenten. Kritiek Maar meer en meer krijgt FSC zelf af te rekenen met kritiek. Er zouden te veel onduurzame producten met een FSC-label op de markt komen. De kritiek komt van lokale ngo's in gebieden waar FSC bossen certificeert, van boeren die verdreven worden om plaats te maken voor FSC gecertificeerde 'bosplantages' (lees industriële monoculturen van eucalyptus) en van inheemse gemeenschappen die in de verdrukking komen. Houthandelaars klagen dan weer dat ze teveel administratieve rompslomp hebben om het label te mogen gebruiken. Toch blijft FSC bij ons een uitstekende reputatie genieten. Waarom? Omdat het label gedragen wordt door milieubewegingen, vakbonden en noord-zuidorganisaties die er lid van zijn. Hun onvoorwaardelijke steun krikt het geloofwaardigheidsgehalte van het boslabel op. 58
zijn de 'echte' greenwashers. Vaak dragen deze organisaties hun maatschappelijk verantwoord gedrag breed uit met 'wij sponsoren X' of 'onze producten hebben Y'.
Greenwashing
Liever echte dan groengewassen bomen
Verzet tegen greenwashing
Greenwashing Greenwashing is het zich groener of maatschappelijk verantwoorder voordoen van een bedrijf of organisatie dan dat deze daadwerkelijk is. De organisatie doet zich voor alsof zij weloverwogen met het milieu en/of andere maatschappelijke thema's omgaat, maar dit blijkt vaak niet meer dan 'een likje verf'. De term “greenwashing” wordt meestal gebruikt bij organisaties die iets goeds doen, maar in de kern van het bedrijf nog steeds veel verspillen. Zo kan een bedrijf enerzijds Unicef steunen en anderzijds toch goederen produceren met kinderarbeid. Of een bedrijf kan enerzijds geld geven aan een milieuorganisatie terwijl het bedrijf met zijn kernactiviteit erg vervuilend is. Veel voedingsmiddelen hebben bijvoorbeeld verpakkingen die een milieuvriendelijke beeldspraak oproepen, ook al is er geen poging gedaan om de milieu-impact van de productie te verlagen. In 2009 veranderde de Europese McDonald's de kleur van zijn logo van geel en rood naar geel en groen. Een woordvoerder van het bedrijf verklaarde dat de verandering bedoeld was om hun verantwoordelijkheid voor het behoud van de natuurlijke hulpbronnen te verduidelijken. Ondertussen serveert het bedrijf nog altijd hamburgers van vee waarvoor veevoeder werd gekweekt op plaatsen waar vroeger bossen stonden.
Organisaties en individuen doen pogingen om de impact van greenwashing te verminderen door het bloot te stellen aan het publiek. Vooral door de opkomst van de sociale media worden leugens of halve waarheden steeds sneller doorprikt door consumenten, ngo’s, codecommissies en de media. In Nederland zijn er diverse 'prijzen' en lijstjes voor bedrijven of producten die hun claims onvoldoende waarmaken. Op www.rankabrand.nl kunnen mensen aangeven welke merken ze wel en welke ze niet groen en eerlijk vinden. Kijk voor een internationaal overzicht op www.greenwashingindex.com. Dit soort lijstjes kunnen consumenten helpen om hun keuze te bepalen. De Britse Code of Advertising, Sales Promotion en Direct Marketing heeft een specifieke sectie rond milieuclaims. In Vlaanderen werd er in 2012 voor het eerst een “Greenwashing Award” uitgereikt. De toekenning van de winnaar gebeurde via een poll, waaraan meer dan zeshonderd mensen, onder wie velen uit de milieubewegingen, deelnamen. De eerste winnaar werd VLAM, het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing, omwille van de zogenaamde duurzaamheidscampagne “Vlees van hier? Met plezier! Veilig, voedzaam, verantwoord".
de advertentie van Vlam
de kritiek van milieuorganisaties (bv. Wervel, FairFin, Friends of the Earth) Het vlees is in feite niet van hier. Om hier vee te kweken wordt in buitenland veevoeder geteeld (vooral soja, o.a. in Brazilië). Daarvoor wordt regenwoud gekapt en dat is helemaal niet milieuvriendelijk. Ook het vervoer van het veevoeder schaadt het milieu.
De term “greenwashing” werd bedacht door New Yorkse milieuactivist Jay Westervelt in een essay uit 1986 met betrekking tot de praktijk van het plaatsen van borden in hotelkamers die het hergebruik van handdoeken willen bevorderen, om zogezegd het milieu te sparen. Westervelt merkt op dat in de meeste gevallen weinig of geen inspanning naar het verminderen van energieverspilling wordt gedaan door deze instellingen. Hij meent dat het eigenlijke doel van deze " groene campagne " van de kant van vele hoteliers ligt in meer winst. Bewust of onbewust Greenwashing gebeurt niet altijd bewust of met verkeerde bedoelingen. Het is soms ook het gevolg van enthousiasme of een gebrek aan professionaliteit. In veel gevallen wil men iets maatschappelijks doen, maar ziet men niet in dat het kernproces van het bedrijf ook aangepast moet worden om daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord bezig te zijn. Soms is greenwashing de eerste stap naar een daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord beleid. Er zijn ook bedrijven die greenwashing gebruiken om milieutechnisch of maatschappelijk verantwoord over te komen, terwijl ze weten dat ze het niet zijn. Dit 59
“Met vlees van hier ben ik zeker van milieuvriendelijke teelt” 60
Minder produceren / minder verbruiken of gebruiken
Inkrimpen om te (over)leven Om de ontbossing en ook andere milieuproblemen (enerzijds de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen zoals water, energie, grondstoffen en anderzijds de schade veroorzaakt door afval, zoals vergiftiging, klimaatswijziging) te voorkomen wordt “duurzaam produceren / consumeren” voorgesteld. Een vaak gehoorde kritiek hierop is dat dit (te) vaak neer komt op “greenwashing” (zie tekst op voorgaande pagina’s). Er is echter nog een andere, fundamentelere kritiek: duurzaam produceren (ook als het volledig oprecht en efficiënt is) is onvoldoende om het probleem op te lossen. Inkrimping is nodig De producenten van schoonheidsproducten (Nivea, L’Oréal, Nestlé) brengen meer en meer huidcrèmes (shampoo, …) op de markt waarbij de gebruikte palmolie het duurzaamheidscertificaat “RSPO” heeft (d.w.z. dat de olie afkomstig is van palmplantages waarvoor geen bos gekapt is). Er worden echter zoveel crèmes geproduceerd, en men wil in de toekomst nog zoveel meer crèmes maken (want de economie moet “groeien”), dat het onmogelijk is al die crèmes duurzaam te produceren. Er is gewoon niet genoeg grond beschikbaar voor de palmplantages, tenzij men bijkomend bossen kapt. Er is dus slechts één echte oplossing: minder crèmes maken, en dus wat de consument betreft: minder crèmes kopen. Het stoppen van ontbossing kan pas als we met zijn allen minder verbruiken of gebruiken van producten waarvoor bossen gekapt worden: - minder schoonheidsproducten, maar ook minder choco, koekjes, chips (in al die producten wordt immers palmolie verwerkt waarvoor bos wordt gekapt) - minder papier (want geen papier zonder hout) - minder vlees (want het vee krijgt veevoeder op basis van soja uit Brazilië en voor de sojavelden wordt het Amazonewoud gekapt) - minder van bijna alles, want alles heeft een ecologische (bos)voetafdruk. Deze idee van “consuminderen” is niet nieuw.
nieuwe manieren zullen moeten komen om de rijkdom te verdelen en dat er anders zal moeten gedacht worden over werkgelegenheid en eigendomsverhoudingen. Deze idee werd vanaf de jaren 1970 verdedigd door denkers als Ivan Illich (de economie moet “conviviaal” worden), E.F. Schumacher (“Small is beautiful”), Nicholas Georgescu-Roegen (de economie moet rekening houden met de thermodynamica), André Gorz (het socialisme moet ecologisch worden). Deze idee wordt nog altijd verdedigd, in Frankrijk door Serge Latouche, in Amerika door Herman Daly, in Vlaanderen door Rudolf Boehm. Diverse organisaties proberen de algemene idee van inkrimping ook concreet te vertalen naar praktische handelswijzen. Praktische initiatieven van inkrimping Adbusters wil de mensen aanzetten tot minder consumeren door kritiek te geven op de reclames en door sensibiliseringsacties zoals “buy nothing day”. Eva (Ethisch Vegetarisch Alternatief) spoort de mensen aan om minder vlees te eten en wijst op het milieuvraagstuk als één van de belangrijke redenen hiervoor. De transitiebeweging brengt gemotiveerde personen samen rond de vraag hoe hun lokale gemeenschap een antwoord kan bieden op de uitdagingen, en de kansen, van piekolie en klimaatsverandering. Kernwoorden zijn o.a. minder energieverbruik, zelforganisatie en het plaatselijk telen van voedsel. Voor dit laatste maakt men vaak gebruik van permacultuur, dat is een systeem om je tuin en omgeving op een praktische, efficiënte en natuurlijke wijze te ontwerpen en te bewerken en er zo een duurzame, eetbare en menselijke omgeving van te maken. Permacultuur wordt in Vlaanderen gepromoot door de vzw Voedselbos.
Theoretische grondslag van de inkrimping Reeds in 1972 stelde de Club van Rome in haar eerste Rapport dat er “grenzen zijn aan de groei”. In 1992 stelde de Club dat we de “grenzen voorbij zijn”, wat slechts een korte tijd kan (je kan een dag 20 uur werken, misschien ook nog een tweede dag, maar de derde dag stuik je in elkaar, en misschien is de opgelopen schade onherstelbaar). De conclusie: om een ongecontroleerde (economische en ecologische, en dus ook politieke) ineenstorting van het wereldsysteem te voorkomen, met alle nefaste gevolgen van dien, moet er een inkrimping komen van de ecologische belasting van de aarde en dus een inkrimping van de economische productie (inkrimping is het tegengestelde van groei, wat duidelijk blijkt uit de Engelse en Franse termen, nl. degrowth en décroissance). Dat betekent dat er ook 61
Wervel (Werkgroep voor rechtvaardige en verantwoorde landbouw) wil boeren, wereldwijd en dus ook bij ons, aanzetten tot boslandbouw (“agroforestry”), dat is het combineren van bomenrijen met gras- of akkerland, omdat dit economisch en ecologisch beter presteert dan monocultuur. Het zijn allemaal vormen van “anders gaan leven”, wat volgens deze organisaties noodzakelijk is om de aarde weer tot een “wervelende” levensboom te maken. 62
een vervloekte hand, jij boom […] wie jou geplant heeft, heeft je bij mij geplant om jou op het hoofd te laten vallen van een onschuldige heer des huizes (Oden, II, 13). Macbeth delft volgens Shakespeare het onderspit als de bossen van Birnam oprukken naar Dunsinane (wat dan wel zijn rivaal Malcolm heil brengt). Onheil door bomen blijft – gelukkig - een uitzondering. Meestal zorgt een boom voor de hierboven vermelde aangename dingen, die mee zin geven aan het leven van mensen. Er is echter meer: de mens heeft bomen nodig om materieel te kunnen overleven.
Een filosofische slotbeschouwing (door Paul Gordyn)
Van bomen en mensen, wezens die leven en sterven
Overleven
Een filosofische beschouwing over de betekenis van bomen voor mensen die goed, en dus bescheiden, willen leven There is no wealth but Life. Life, including all its powers of love, of joy, and of admiration. John Ruskin (1819-1900) Bomen hebben een grote betekenis voor mensen. Zo helpen ze mensen om aangenaam te leven. Aangenaam leven Bomen bieden schaduw als de zon fel schijnt. De plaats onder een boom is ideaal om te dutten, te genieten van lekkere hapjes en verfrissende dranken, te vrijen, te mijmeren, na te denken, samen te zijn met vrienden. Georg Friedrich Händel componeerde Ombra mai fu, één van de mooiste opera-aria’s ooit geschreven, als eerbetoon aan de schaduwrijkdom van de plataan: “nooit was een schaduw liever, beminnelijker en zoeter” zingt Xerxes in de opera Serse. “Als een appelboom tussen de bomen van het bos, zo is mijn lief tussen de jongens. Ik verlang in zijn schaduw te zitten, met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven”, zegt de bruid in het bijbelse Hooglied (hoofdstuk 2, vers 3). En de ene keer dat de Griekse filosoof Socrates een dialoog voert buiten de stad, gaat hij met zijn jeugdige vriend Phaedrus liggen onder een plataan. Het bekijken van bomen kan esthetisch genot verschaffen. Bomen zijn dan ook een boeiend onderwerp om af te beelden. De geschiedenis van de beeldende kunsten kan verteld worden met bijna uitsluitend afbeeldingen van bomen. Bomen zijn avontuurlijke speeltuigen. Een boomhut is een ideale schuilplaats. Bomen drukken hun stempel op hun omgeving en geven zo een identiteit aan de plaats waar ze groeien. Vaak is de herinnering aan een geliefkoosde plek verbonden aan de herinnering van bomen. Mensen planten een boom om een gestorvene te herdenken of om een nieuwgeborene welkom te heten. Een enkele keer brengt een boom onheil. De jood Absalom, die in opstand komt tegen zijn vader koning David, sterft doordat hij met zijn haren in een boom blijft hangen en zo gemakkelijk gedood kan worden. De Romeinse dichter Horatius wijst erop dat elke boom kan vallen: jij bent geplant op een fatale dag, omhoog geleid door 63
Bomen behoren tot de natuur die de mens helpt te overleven. Reeds de voorouders van de mens gebruikten de vruchten van bomen als voedsel. Later gaat de mens het hout gebruiken, enerzijds als grondstof om voorwerpen te maken, zoals werktuigen, hutten en schepen, anderzijds als energiebron, om vuur te maken. Beschaving en ontbossing gaan hand in hand. Het oudste verhaal dat bewaard is gebleven, het Gilgamesjepos (een verhaal uit Sumer dat rond 1200 vóór het jaar nul in spijkerschrift op kleitabletten werd neergeschreven), vertelt over Gilgamesj, stichter van de stad Uruk, en zijn vriend Enkidoe. Eén van hun heldendaden is hun expeditie naar het cederwoud, waar ze Choembaba, de wachter van het woud, doden en de hoge ceder, waarvan de top zich tot in de hemel boorde, vellen. Toch stelden de vroegere mensen zich ook terughoudend op tegenover de bomen, want vele bomen waren heilig. Om de medewerking van de zo vaak tegenwerkende natuurelementen te bekomen hebben de mensen op een bepaald ogenblik deze natuurelementen – uiteraard onbewust - tot personen gemaakt, eerst tot geesten, later tot goden. Door deze personificatie werd het mogelijk, zo geloofde men, de natuurkrachten gunstig te stemmen op dezelfde wijze als medemensen gunstig gestemd kunnen worden: door te vleien (vereren), te smeken (bidden) en door geschenken aan te bieden (offeren). Binnen de eerste vormen van religie namen bomen een belangrijke plaats in, begrijpelijkerwijze, want bomen zijn de wezens die het langst leven, het krachtigst en het grootst zijn, ongenaakbaar lijken, met hun top tot aan de hemel reiken. Bomen werden vereerd, bomen waren de woonplaats van de voorouders die waken over de mensen (totems). Bomen vormen heiligdommen voor goden. Horatius wijdt een pijnboom aan de godin Diana: Schutspatroon van bergen en bossen, maagd, voor U is de pijnboom hoog boven mijn landhuis (Oden, III, 22). Vele volksverhalen schenken bomen magische krachten. De Keltische druïde sneed in de midwinterceremonie met een gouden sikkel de maretak uit de heilige eik. De meiboom brengt geluk in de liefde. Bomen gaven de mens goddelijke wijsheid. In de Griekse plaats Dodona openbaarde het geritsel van een eik de wil van de moedergodin Gaia, en later van de oppergod Zeus. Boeddha, geboren onder een boom in de tuin, bereikte de verlichting toen hij mediteerde onder een vijgenboom. Augustinus bekeerde zich tot het christendom, zo schrijft hij zelf in zijn Belijdenissen, “neergeworpen onder een vijgenboom in de kleine tuin van onze woning”. De Vlaamse mysticus Jan van Ruusbroec schreef en las onder een boom bij het klooster Groenendaal. 64
Als een mens deze heilige bomen rooide, werd hij, zo geloofde men, vreselijk gestraft. De Romeinse dichter Ovidius vertelt in zijn Metamorfosen (deel VIII) de mythe over Erysichton, die de heilige boom van de landbouwgodin Ceres (in het Grieks Demeter) omhakt en daarvoor gestraft wordt met onstilbare honger. Hoe meer hij eet, hoe groter zijn honger wordt, zodat hij al zijn bezittingen en zelfs zijn dochter moet verkopen en tenslotte zichzelf opeet. Later ontstond de droom dat door een boom, de levensboom, de mens zelfs aan de dood zou kunnen ontkomen en eeuwig leven. Eeuwig leven De vroegste religies wijzen de droom van het eeuwige leven af. Het bijbelse genesisverhaal maakt duidelijk dat de mens de vruchten van de levensboom niet kan eten. Omdat de mens het verbod van God overtreedt en eet van de boom van kennis van goed en kwaad, verdrijft God de mens uit het aards paradijs, zodat hij niet langer kan plukken van de boom van het leven. God wil immers niet dat de mens aan hem gelijk wordt: de mens is stof en keert tot stof terug. Het Gilgamesjepos bevat dezelfde boodschap. Na de dood van zijn vriend Enkidoe wordt Gilgamesj bang dat ook hij zal sterven en gaat op zoek naar het eeuwige leven. Hij vindt na een moeilijke tocht uiteindelijk de plant die het eeuwige leven schenkt, maar de plant wordt geroofd door een slang en Gilgamesj geeft het op: de dood is onvermijdelijk, zowel voor Gilgamesj als de dwaas. Niemand wil de roep van de dood horen, maar de grimmige dood maait iedereen neer. In het Griekse verhaal over de twaalf werken van Hercules slaagt de held er wel in de gouden appels van de Hesperiden te stelen, maar op het eind van het verhaal worden deze vruchten, die onsterfelijkheid geven, toch door Athena, godin der wijsheid, weer naar de streng bewaakte tuin van de Hesperiden gebracht. Pas later zullen religies het eeuwige leven voor de mens mogelijk verklaren (één van de hypothesen is dat dit de eerste keer gebeurt rond duizend vóór het jaar nul door de Perzische denker Zarathustra, en wel om ethische redenen: er is een leven na de dood nodig om de onrechtvaardigen te straffen en de rechtvaardigen te belonen). Steeds zullen denkers deze mogelijkheid echter in vraag stellen. De Griekse wijsgeren benaderen vanaf de zesde eeuw vóór het jaar nul de wereld op een abstracte manier. De geesten en goden worden bij de natuurfilosofen vervangen door principes en oerbeginselen. Ethische regels worden door de sofisten (vijfde eeuw vóór het jaar nul) gezien als mensenwerk. Socrates, liggend met Phaedrus onder een plataan, verklaart waarom hij bijna nooit de stad verlaat: landerijen en bomen willen mij niets leren, maar wel de mensen in de stad. Socrates’ tijdgenoot Democritus stelt dat er in de wereld enkel stoffelijke atomen bestaan. Wat later schrijft Aristoteles dat bomen enkel een vegetatieve ziel hebben, maar geen sensitieve of rationele ziel. Democritus’ leerling Epicurus (rond 300 vóór het jaar nul) beklemtoont dat met de dood alle levende wezens definitief ophouden te bestaan. Bomen én mensen sterven en zijn dan voorgoed verdwenen. De bomen hebben voor de filosofen hun heiligheid verloren. Uiteraard volgen velen deze rationele wijze van kijken niet. 65
Bomen blijven een sacrale aantrekkingskracht uitoefenen, ook als de monotheïstische godsdiensten overheersen. Als Mohammeds volgelingen trouw aan hem beloven, doen ze dat onder een boom: God was met de gelovigen ingenomen toen zij onder de boom trouw zwoeren (Koran, 48,18). De overlevering leert hoe de profeet vrijdags predikte onder een boom, maar van de toehoorders een spreekgestoelte kreeg. Toen hij daar de eerste keer predikte, huilde de boom als een klein kind. Mohammed omhelsde de boom tot die bedaarde (al-Bukhaari, 3319). In de middeleeuwen veroordeelt de christelijke kerk het vereren van bomen. Karel de Grote vaardigt deze verordening uit: Ten aanzien van bomen, stenen en bronnen, waar sommige dwaze personen bijgelovige handelingen verrichten, gelasten wij dat dit misbruik zal worden uitgeroeid. Bernard van Clairvaux schrijft echter: Je zult in de bossen meer vinden dan in boeken. De bomen en de stenen zullen je dingen leren die jou geen mens zal kunnen vertellen. De kerk ziet zich vaak genoodzaakt oude tradities over te nemen. De levensboom wordt gelijkgesteld aan het kruis waaraan Christus stierf, beelden van Maria worden opgehangen aan lindebomen en vanaf de 19e eeuw wordt Jezus’ geboortestal onder een kerstboom geplaatst. Vanaf de Renaissance is de rationele geest van de Griekse filosofie echter teruggekeerd in de moderne filosofie en het moderne leven. Modern leven Vanaf 1500 begonnen wijsgeren de wereld opnieuw te bekijken los van het heilige. De moderne natuurfilosofen ontwikkelden de natuurwetenschap. De Engelse filosoof Francis Bacon verwoordde het nieuwe programma: niet langer de krachten van de natuur benaderen als personen, maar deze krachten, opgevat als mechanische gebeurtenissen, leren kennen via natuurwetten, om ze toe te passen in nieuwe technieken: de natuur kan enkel overwonnen worden door haar te gehoorzamen. De natuur moet niet vereerd worden, maar begrepen en op basis hiervan gemanipuleerd voor het welzijn van de mens. Tegelijk kwam een nieuw economisch systeem tot ontwikkeling, het kapitalisme, dat de productiemiddelen (het kapitaal, dat wat nodig is om dingen te maken, zoals grond, grondstoffen, energiebronnen, machines) in privébezit stelt van een kleine elite, die dan probeert winst te maken, d.w.z. hun kapitaal te vergroten. In Engeland kwam er in de 16e eeuw en later opnieuw tussen 1700 en 1850 een golf van “enclosures”: gebieden die tot dan gemeenschappelijk werden gebruikt door mensen uit een dorp (bv. bossen waar men kreupelhout kon verzamelen of weiden waar men wat vee kon laten grazen), werden omheind en tot privébezit verklaard van de plaatselijke heer, waardoor veel dorpslieden in armoede terecht kwamen en gedwongen werden in loondienst te gaan van de heer of later van een fabriekseigenaar. De ongelijkheid tussen mensen nam daardoor sterk toe. De dynamiek van enerzijds nieuwe technieken op basis van wetenschappelijke ontdekkingen en anderzijds het kapitalisme leidde tot een nieuwe zingeving: de groei van de rijkdom. Steeds meer grondstoffen werden ontgonnen, steeds meer energie was nodig.
66
Hout was door verregaande ontbossing sinds de middeleeuwen minder voor handen, maar met steenkool en olie – versteend hout in vaste en vloeibare vorm - heeft de natuur een omvangrijke voorraad aan energie aangelegd. Deze fossiele brandstoffen werden steeds meer bovengehaald en, vooral door de uitvinding van de stoommachine, gebruikt voor een explosie van de economische productie, die nog steeds doorgaat. “Meer en steeds meer van alles” is en blijft het devies van onze moderne tijd. Bomen worden massaal gehakt voor de productie van papier en bouwmateriaal, maar nog meer bomen worden gehakt om plaats te maken voor bouwgronden, landbouwgronden en mijnterreinen, nodig om steeds meer producten te maken voor steeds meer mensen die elk steeds meer willen. De ontbossing gaat door tegen een nooit gezien tempo. Zonder bomen kan de mens echter niet overleven. Zonder bomen willen leven is hoogmoedig leven. Hoogmoedig leven De Amerikaanse bioloog en geograaf Jared Diamond stelt in zijn boek Ondergang dat vroegere beschavingen ten onder gingen omdat ze hun middelen van bestaan uitputten, in vele gevallen door verregaande ontbossing. Beschaving en ontbossing gaan hand in hand, maar te ver gaande ontbossing leidt tot het verdwijnen van de beschaving. Onze huidige wetenschappelijk-technische wereldbeschaving gaat deze weg. Ontbossing leidt enerzijds via erosie tot vermindering van vruchtbare grond en verergert anderzijds het probleem van de opwarming van de aarde, zelf veroorzaakt door het massaal gebruik van fossiele brandstoffen. Ontbossing vermindert verder de biodiversiteit. De overblijvende bossen worden aangetast door lucht-, bodem- en watervervuiling. Het huidig wereldsysteem kan zich nog maar een korte tijd stabiel in stand houden. Toch lijkt de vereiste reactie uit te blijven. De meerderheid getuigt van hoogmoed en ontkent dat er grenzen zijn. De meeste mensen denken dat ze hun wil tot wet kunnen maken, zelfs tegen de wetten van de natuur in. Zij zijn als Jezus van Nazareth die honger heeft en een vijgenboom vervloekt omdat deze geen vruchten draagt, terwijl het niet anders kon dan dat hij geen vruchten vond; het was namelijk nog niet de tijd voor vijgen (evangelie van Marcus, 11, 13). De ideeën die deze hoogmoed ondersteunen, zijn bij de moderne mens echter niet langer een religie (er is geen sprake van het boven- of buitennatuurlijke), maar enkel een geloof (het aannemen van iets zonder bewijzen en dus vaak tegen de waarheid in), meer bepaald het geloof in de wetenschap. Bijna iedereen is ervan overtuigd dat de wetenschap en techniek alle problemen wel zullen oplossen. Dit is echter een geloof, even weinig onderbouwd als het religieus geloof van de vroegere beschavingen die ten onder gingen omdat ze betrouwden op de voorouders of op de goden om hun problemen op te lossen. Er is immers enerzijds geen garantie dat de wetenschappelijk-technische oplossingen tijdig gevonden zullen worden. Anderzijds blijken nieuwe oplossingen zelf weer tot nog grotere problemen te leiden. De ontginning van steenkool en later olie was de oplossing voor het tekort aan hout, maar heeft geleid tot een verhoging van broeikasgassen en zal zo leiden tot een 67
klimaatsverandering met onvoorspelbare, maar hoogstwaarschijnlijk negatieve gevolgen. Pesticiden hebben de landbouwopbrengsten verhoogd, maar zorgen voor een vermindering van het aantal bijen, zodat de bestuiving in gedrang komt en de opbrengst weer omlaag zal gaan. Kunstmeststoffen waren de oplossing om de uitputting van de grond ongedaan te maken, maar bij de productie ervan (die overigens veel energie vraagt) komen er giftige zware metalen vrij. Cfk’s vervingen het gevaarlijke ammoniak in koelkasten, maar leidden tot de afbraak van ozon in de buitenste laag van de dampkring met als gevolg het verstoren van ecosystemen en een groter gevaar op huidkanker (cfk’s zijn ook een ernstig broeikasgas, waarbij ze per molecule tienduizend keer effectiever de warmte vasthouden dan CO2). Toch wordt het geloof in wetenschap en techniek niet aan het wankelen gebracht. De meesten denken dat nieuwe uitvindingen alles zullen oplossen zonder zelf nieuwe problemen mee te brengen – ten onrechte. En in elk geval: blijven groeien in een eindige wereld kan niet. De moderne mens is als Erysichton die geen grens erkent en alle bomen wil omhakken. De mythe is echter een waarschuwing: de natuur zal dit niet ongestraft laten gebeuren. De honger naar steeds meer kan nooit gestild worden en loopt uit op het verkwanselen van alle waardevolle dingen – ook mensen, zelfs dochters -, om te eindigen in zelfdestructie. Het is dezelfde waarschuwing als die vervat in de meer gekende mythe over Icarus, die te dicht bij de zon begon te vliegen, zodat het was van zijn vleugels smolt en hij neerstortte in de zee. Hoogmoed leidt tot val. Hoger of verder gaan dan mag, anders gezegd grenzen overschrijden, kan tijdelijk, maar wordt vrij vlug afgestraft. Daarom zeggen sommigen: we moeten zo laag mogelijk vliegen, we moeten nederig leven. Nederig leven Zij die het gevaar van de hoogmoed beseffen, vervallen meestal opnieuw tot nederigheid. Ze willen wetenschap en technologie in zijn geheel bannen, ze willen terug naar tijden toen de mens niets was in vergelijking met god of de goden en hij ongeveer niets had aan materieel comfort. De Duitse filosoof Heidegger, die elke dag op zijn wandeling een oude eik groette, vindt dat de moderne mens met zijn technische vaardigheden ontworteld is. Hij wil dat de mens weer opgaat in “het Zijn”, wat erop neerkomt dat de mens zichzelf verliest, zoals de verlichte Boeddha die zichzelf verliest in het nirvana. Sommige ecologisten, zoals de Noorse filosoof Arne Naess en de Vlaamse filosoof Jaap Kruithof, stellen dat de natuur een waarde op zich heeft, los van de waarden die de mens stelt, en daarom niet willekeurig door de mens gebruikt mag worden. Ze maken bomen en de natuur weer heilig (ecocentrisme). Maar te laag vliegen is ook niet wat past voor de mens. Daedalus waarschuwde zijn zoon Icarus ook ervoor om niet te laag te vliegen, want dan zouden zijn vleugels te zwaar worden van het opspattende water en zou hij eveneens in de zee verdrinken. Een boom is per definitie nederig, want vegetatief leven is vastgeketend zijn aan de grond. De mens is echter in staat tot meer dan een leven als boom. 68
Zonder bomen te gebruiken en zonder sommige bomen te vellen, kan de mens geen menselijk leven uitbouwen. Hij moet dit echter doen op een verstandige en dus gematigde wijze, die getuigt van bescheiden leven. Bescheiden leven Wat nodig is, is bescheidenheid, dat betekent de juiste scheidingslijn in acht nemen tussen te hoog (te veel) en te laag (te weinig). Bescheidenheid is de houding van (de epicuristische dichter) Horatius die wel versiering wil, maar, als er bijna geen rozen meer zijn, zich tevreden stelt met mirte, zonder die op rozen te willen doen lijken: Ik verafschuw Perzische tierlantijnen, ik verfoei de kransen van lindenbast. Zoek niet, slaaf, waar ergens een late roos haar bloei heeft bewaard. Sloof je niet uit om simpele mirtetakken op te smukken: mirte is niet te min voor jou als dienaar of voor mij als drinker onder de wingerd (Oden I, 38). Bescheidenheid is enerzijds niet blijven hopen tegen beter weten in, maar anderzijds toch geduld hebben en zich inspannen om iets te bereiken. Het is de houding van de wijngaardenier in de parabel verteld door Jezus van Nazareth, waarin de landeigenaar zijn wijngaardenier de opdracht geeft een vijgenboom om te hakken omdat die al 3 jaar op rij geen vruchten draagt. De wijngaardenier antwoordt echter: Mijnheer, laat hem dit jaar nog staan, zodat ik de grond eromheen kan omspitten en bemesten. Wie weet draagt hij dan volgend jaar vrucht. Zo niet, hak hem dan maar om (evangelie van Lucas, 13, 8). In Ovidius’ weergave van de mythe over Daedalus en Icarus wordt de bescheidenheid gesymboliseerd door de verstandige Perdix, ooit door Daedalus uit jaloezie van een toren geduwd, maar tijdig door Athena, godin van de wijsheid, veranderd in een patrijs. De patrijs maakt geen hoge vluchten, maar is ook niet gebonden aan de grond: hij fladdert. De patrijs bouwt zijn nest niet in de toppen van de bomen, maar ook niet op de kale grond: hij nestelt in struiken. Bescheidenheid is ook gelijkheid realisren, los van de hoogmoed van de overheersers én los van de nederigheid (vernedering) van de overheersten. Wat betekent dit alles concreet? Het geeft een recept voor goed leven.
ver zijn gegaan, moeten we weer inleveren, moet de economie – globaal gezien – inkrimpen, om nadien op het gepaste niveau stationair te worden. De rechtvaardigheid vereist dat bij dit inleveren de resterende materiële rijkdom herverdeeld wordt zodat de ongelijkheid verdwijnt. Ongelijkheid is voor de menselijke samenleving een even groot gevaar als een tekort aan grondstoffen of een teveel aan afval. Wie vooruit denkt, ziet in: de natuur is geen privé-eigendom, maar een bestaansmiddel waarop ieder mens in gelijke mate recht moet krijgen. Als iedereen niet meer kreupelhout uit het bos sprokkelt dan hij nodig heeft, is er genoeg en moet het bos niet omheind worden. Door deze nieuwe manier van leven en samenleven zal onze materiële rijkdom verminderen, maar dat is niet erg: er zal nog voldoende zijn om de materiële basisbehoeften te bevredigen en het echte geluk ligt niet in meer rijkdom hebben dan nodig is. Een voorbeeld van zo’n leven en samenleven werd geschetst door de Engelse denker en kunstenaar William Morris (1834-1896) in zijn utopische roman News from Nowhere. Het is niet toevallig dat Morris, beïnvloed door John Ruskin, meerdere ontwerpen voor wandtapijten maakte met The Tree of Life als thema (zie voorbeeld op de cover van deze brochure): de levensboom staat hier voor het gelukkige (samen)leven. Geluk ligt in dingen die materieel weinig vragen, dingen waartoe een boom een uitstekende plaats biedt: dutten, genieten van goedkope maar lekkere hapjes en dranken, vrijen, mijmeren, nadenken, spelen, de schoonheid van de natuur bewonderen, een boom schilderen of een schilderij van een boom bewonderen, het voorbije dankbaar herinneren, zorg dragen voor nieuwgeborenen en vooral, samenzijn met vrienden.
Goed leven Mensen en bomen zijn wezens die leven en dan sterven. Een levensboom waarvan iedereen akkoord gaat dat hij eeuwig leven bezit en kan geven aan de mensen, is nog nooit gevonden. Bomen vinden het niet erg dat ze sterven, maar als teveel bomen sterven, zullen ook de mensen vlugger sterven, die juist wel beseffen en betreuren dat ze sterven. Sterven moeten wij, als individuele persoon en als mensheid, maar als we verstandig en dus bescheiden handelen, hoeft dat niet voortijdig te zijn en kunnen we vooraf een goed leven leiden. Willen wij mensen niet binnenkort ten onder gaan, dan moeten we stoppen met teveel bomen te vellen en met de natuur zodanig te vervuilen dat ook de nog niet gevelde bomen kapot gaan. De cultuur die steeds meer wil en de economie die steeds moet groeien, moeten verworpen worden. Bovendien, aangezien we reeds te 69
Monsanto’s patent of the Tree of Life, Paul Gordyn
70
Een nederig (of vernederd) persoon leeft in ellende. Hij zit neer op de aarde, bedreigd door de hoge bomen. In de religieuze variant slaat deze nederigheid om in hoogmoed: men beweert dat het ascetisme de weg is naar een hoger leven, naar een leven zonder enige ellende.
Diogenes de cynicus wijst Alexander af
H. Hiëronymus (J. Bosch)
Boeddha (Sri Lanka)
Een hoogmoedig persoon leeft alsof er geen morele of fysische grenzen bestaan. Hoogmoed slaat bijna steeds om in nederigheid, na de val, als het overschrijden van de grenzen afgestraft wordt.
Levensboom (1905), Gustav Klimt
Perdix bekijkt val Icarus Erysichton verkoopt dochter (naar Pieter Bruegel, detail) (Gioacchino Assereto)
grafiek uit “The limits to growth” (Club van Rome, 2002)
Een bescheiden persoon kent de juiste maat, de juiste scheidingslijn tussen te hoog (te veel) en te laag (te weinig). Hij vertoeft, zoals Epicurus, graag onder een boom in zijn tuin (bescheiden tussen woud en stad in), om te genieten van o.a. natuur en kunst en om te filosoferen met zijn vrienden.
(
Tuin met kersenbloesems (Hiroshige)
Symposium van filosofen in een tuin (mozaïek te Pompeï)
Herinnering aan een tuin 71 (Paul Klee)
De ekster op de galg (1568), Pieter Bruegel
72