STAD AALST BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Verwerking: dienst Algemene Administratie
VRAGENUUR VAN 24 april 2012 Voorzitterschap: Christoph D’Haese Aanvang: 19.10 uur Einde: 19.35 uur
1.
Fraudebestrijding. (476205)
2.
Vervuiling door asbest. (476181)
3.
Stappenplan communicatie rond digitaal stemmen - geïndividualiseerde brieven. (476187)
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN 1.
Fraudebestrijding. (476205) Vraag raadslid Vera Van der Borght (Open VLD). Een maand geleden las ik dat de Belgische OCMW’s amper strijd leveren tegen de sociale fraude. Slechts vier OCMW’s hebben een antifraudecel: Gent, Antwerpen, Namen en Luik. De krant beriep zich op informatie afkomstig uit een antwoord op een parlementaire vraag gericht aan staatssecretaris Maggie De Block. Fraudebestrijding is en moet een belangrijke prioriteit blijven. De OCMW’s spelen een belangrijke rol via de maatschappelijke onderzoeken en het toekennen van uitkeringen. Het lijkt in die context dan ook wenselijk om binnen de OCMW’s werk te maken van de aanpak van sociale fraude door het oprichten van een antifraudecel. De vraag stelt zich natuurlijk wel of de oprichting in elke gemeente wenselijk en haalbaar is. Er is personeel voor nodig en dat kost geld. Vele kleine gemeenten zullen dit dus waarschijnlijk niet zien zitten. Op het kabinet van staatssecretaris De Block kreeg ik te horen dat ‘de reeds bestaande bovenlokale vormen van samenwerking tussen de OCMW’s hier een grote rol kunnen spelen, onder stimulans van de overheidsdienst Maatschappelijke Integratie. Mogelijke pistes zijn een goede preventie, lijsten van criteria en gedeelde tools waarmee zij kwaliteitsvolle fraudescreening kunnen voorzien. Momenteel werken de staatssecretarissen De Block en Crombez aan de uitwerking van deze maatregel en aantal andere voorstellen die het voor OCMW’s makkelijker moet maken om sociale fraude te bestrijden.’ Ik juich uiteraard elk initiatief toe vanuit de hogere overheden om hier werk van te maken en ik ben de mening toegedaan dat de oprichting van dergelijke antifraudecel inderdaad niet voor elk gemeente zal weggelegd zijn. Toch meen ik dat voor een OCMW van een middelgrote stad als Aalst dergelijk initiatief op zijn wenselijkheid en haalbaarheid moet kunnen onderzocht worden. Mijn vragen aan de schepen zijn dan ook: 1.
2.
Wordt op dit moment binnen het Aalsterse OCMW op systematische wijze aan sociale fraudebestrijding gedaan? Zo ja, op welke manier dan? Welke dienst en hoeveel personeelsleden houden zich daar dan mee bezig? Zoniet, acht u het niet opportuun om een eigen antifraudecel binnen het OCMW op te richten? Bent u bereid dit voorstel te onderzoeken op z’n haalbaarheid?
De heer Patrick De Smedt, schepen: Over het principe van fraudebestrijding (sociale maar ook fiscale) zijn we het denk ik allemaal eens. Ook nationaal worden de inspanningen nu ernstig opgedreven. Daarvoor is een staatssecretaris voor de bestrijding van sociale en fiscale fraude bevoegd. Er wordt nu meer dan ooit werk van gemaakt. Met de stelling dat OCMW’s amper strijd zouden voeren, kan ik niet akkoord gaan. Dat slechts 4 OCMW’s dit organiseren via een zgn. fraudecel, kan ik wel bevestigen. 2
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Maar dit wil nog niet zeggen dat er in de andere OCMW’s geen werk van gemaakt wordt. Het onderzoek naar de wenselijkheid en de haalbaarheid in Aalst werd reeds vorig jaar gevoerd n.a.v. een vraag in de OCMW-raad van Arnold Van De Perre. Het onderzoek werd dit jaar verdergezet, waarbij het Gents systeem aan onze maatschappelijk werkers werd toegelicht. Het systeem focust enerzijds op de individuele dossiers waarbij er een vermoeden van fraude is, anderzijds wordt ook meer algemeen gefocust op zgn. fenomeenanalyse bij risicogroepen (bv. bij deeltijdse tewerkstelling in de horeca of domiciliefraude). Deze cel inventariseert anderzijds ook dossieroverschrijdende info zoals bv. malafide werkgevers en het uitbouwen van een systeem van wat men meldingsmanagement noemt. Wij volgen de evolutie van dit (laat het ons nog pilootproject) noemen, verder op. De Sociale dienst van Aalst is uiteraard ook waakzaam voor sociale fraude. Wij zijn rechtvaardig maar ook streng. De acties die ter preventie van frauduleuze aanvragen gebeuren, zijn ook structureel, doch op een geheel verschillende wijze georganiseerd. Het OCMW van Aalst heeft nog geen fraudecel die zich exclusief bezighoudt met het onderzoeken van dubieuze dossiers. De controle van de correctheid van gegevens is ingebed in het geheel van de werking van de sociale dienst. De wettelijke dienstverleningsvormen worden steeds afgetoetst aan de gegevens betreffende de aanvrager in het rijksregister en de kruispuntbank. Hiertoe wordt maandelijks een controle van de gegevens gedaan. Indien daaruit blijkt dat de verklaarde situatie niet overeenstemt met de werkelijke situatie dan wordt het dossier samen met de cliënt gereviseerd. Dezelfde strategie wordt systematisch toegepast in geval van tewerkstellingstrajecten en toegekende GPMI’s. In aanvulling van de administratieve controles gaan maatschappelijk werkers systematisch op huisbezoek. Deze huisbezoeken laten toe om de vastgestelde situatie af te toetsen aan de verklaarde situatie. Naast de interne acties, waar de positieve resultaten zich weerspiegelen in de controles van het POD – het OCMW Aalst krijgt doorgaans een goed rapport – maakt de sociale dienst van het OCMW ook gebruik van zijn samenwerkingsverbanden en netwerken om aan cliëntoverleg te doen. Zo proberen wij pro-actief en preventief fraude te voorkomen. Onze samenwerkingsverbanden laten ons toe om misverstanden weg te werken, af te stemmen met verschillende diensten en om niet alleen op te treden tegen fraude van de cliënt maar ook tegen fraude door derden die de belangen van de cliënt kunnen schaden. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking die is uitgebouwd met de dienst Ruimtelijke Ordening van de stad inzake de vergunningsplicht van woongelegenheden. Wel dienen wij steeds rekening te houden met de modaliteiten van de wet op de Privacy. Het groter kader van ‘activering en handhaving’ waarbinnen de fraudecel van het OCMW Gent opereert, wordt dus ook gehanteerd binnen het OCMW Aalst. Het grote verschil met Gent is dat in het OCMW Aalst niet het controle-element an sich centraal staat maar dat de acties ter handhaving van een correcte sociale dienstverlening in functie van het inzetten op de vertrouwensrelatie met de cliënt worden genomen. Vandaar dat de controle niet gecentraliseerd is maar dat elke dossierbeheerder daar zijn verantwoordelijkheid in neemt. Als blijkt dat de cliënt zaken verzwegen heeft of verkeerde informatie heeft gegeven dan wordt hij/zij daar door zijn maatschappelijk werker op aangesproken. De maatschappelijk werker doet zo appèl op de waarden van de cliënt en zet hem/haar aan tot eerlijkheid en openheid. Deze aanpak verhindert niet dat er in geval van duidelijke fraude sancties worden getroffen. In zo’n gevallen legt de maatschappelijk werker de situatie aan het comité Sociale Zaken voor en kan overgegaan worden tot de sancties die ook in Gent worden 3
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN toegepast, zijnde schorsing en eventueel stopzetting van het leefloon, sanctioneren via aanvullende hulp of GPMI, toepassen werkbereidheidstoets, enz. Zoals met alles heeft ook het werken met een afzonderlijke cel voor- en nadelen. Tot slot, wil ik nog de aandacht vestigen op de budgettaire weerslag van het oprichten van zo een antifraudecel. Een volledig prijskaartje dient berekend te worden. Feit is wel dat het OCMW in haar nieuw personeelskader een “controller”-functie heeft ingeschreven. Deze zal in de toekomst ook in deze materie kunnen ingezet worden. Momenteel lijkt het mij echter zinvol de evaluatie van Gent en de aangekondigde maatregelen van de staatssecretarissen Crombez en De Block af te wachten. Momenteel wordt daar de expertise verzameld en nagegaan welke bijkomende instrumenten ter beschikking kunnen gesteld worden aan de OCMW’s zoals bv. meer databanken koppelen. Collega, met uw goedvinden maak ik uw interpellatie en uw bezorgdheid over aan de OCMW-raad voor verdere bespreking. Van het management wordt verwacht dat verder werk gemaakt wordt van dit dossier. Mevrouw Vera Van der Borght, gemeenteraadslid: Uiteraard mijn dank voor uw antwoord. Het is wel zo dat de opsomming die u geeft en de manier waarop vandaag ook de maatschappelijk werkers controle kunnen uitvoeren inderdaad bestaande is maar wij weten allemaal dat onze maatschappelijke werkers zeer goed werk leveren, maar zij zijn uiteraard ook overbevraagd door het toenemen van het aantal dossiers. Gelet op de economische situatie zijn er dus heel wat dossiers bijgekomen en ik denk als wij echt het verschil willen maken dat zo een aparte cel niet onbelangrijk is. Wij hebben in het verleden met goed resultaat een aparte tewerkstellingscel opgebouwd in het OCMW. Wij hadden al de cel budgetbeheer/schuldbemiddeling opgebouwd en die heeft ook goede resultaten gegeven. Bij die 4 OCMW’s die vandaag wel zo een echte anti-fraudecel hebben blijkt uit het aantal dossiers die zij controleren dat er 50 % wel degelijk dossiers zijn waar iets aan schort en die dus terug naar af moeten. Ik denk, gelet op het feit dat men federaal bezig is met daar aan te werken en iets uit te schrijven men naar de toekomst toe aan de OCMW’s hoogstwaarschijnlijk middelen zal geven om daaraan te werken. Het is ook zo dat wij in het verleden op sociaal beleid een voortrekkersrol hebben gespeeld waardoor wij ook dikwijls goede resultaten hebben kunnen neerzetten en dat wij daar ook voor beloond zijn geweest door subsidies enz. Dus ik denk dat het op zich niet slecht zou zijn mochten wij daar naar de toekomst aandacht aan geven en dat toch in overweging zouden willen nemen. U zegt dat er in het nieuwe kader een “controller”-functie is ingeschreven. Ik dacht dat dit een “controller”-functie was voor de financiële dienst en niet zo zeer specifiek om dit te gaan opvolgen, of ik zou verkeerd moeten zijn. Maar uiteraard ben ik blij dat u dit wil overmaken aan de OCMW-raad maar ik hoop dat het daar niet alleen blijft, maar dat wij er op een positieve en constructieve manier de meerwaarde van willen bekijken.
4
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN De heer Patrick De Smedt, schepen: Ik ga met u akkoord. Wij maken daar werk van. Het management heeft recent nog opdracht gekregen om daar prioriteit aan te geven. Langs de andere kant passen wij al heel wat toe, weliswaar onder een andere vorm en is het denk ik nu toch wel nog even wachten op de resultaten die vanuit Brussel zullen komen. Ook de evaluatie van de 4 gemeenten of steden waar dit proef loopt, zouden wij best even afwachten. Maar wij gaan daar inderdaad werk van maken, alleen hangt daar natuurlijk een prijskaartje aan vast en ik hoop dat ik ieders steun kan krijgen wanneer er eventueel een vraag komt in functie van de oprichting tot dotatieverhoging, als wij het geld zelf niet kunnen vrijmaken binnen het bestaande OCMW-budget. Wat de controle betreft, die is in eerste instantie bedoeld voor de controleorganisatie in de financiële dienst maar zal daarnaast ook kunnen functioneren voor de totaliteit van het OCMW en dus ook in de sociale sector en dus ook een rol spelen in de antifraudecel. Mevrouw Vera Van der Borght, gemeenteraadslid: Schepen, ik zou niet graag zien dat die toekomstige controlefunctionaris zou ingezet worden voor dat luik, want dit is de waarheid een beetje geweld aan doen. Ik wil ook nog even meegeven dat huisbezoeken toch heel belangrijk zijn en ik weet dat het tot vandaag voor de maatschappelijke werkers moeilijk is om de nodige tijd vrij te maken om dit te doen. Het is dank zij de huisbezoeken dat je zicht krijgt op heel veel zaken die je niet kan weten als mensen bij u in het bureel komen en daar hun zaken uiteenzetten. De situatie ter plaatse gaan bekijken, kan dikwijls verheldering brengen. De heer Patrick De Smedt, schepen: Dat is juist en wij moeten daar ook nog een stap verder kunnen gaan wat niet gemakkelijk zal zijn. Huisbezoeken ’s avonds, in de weekends, op onregelmatige momenten leveren nog meer resultaat op.
2.
Vervuiling door asbest. (476181) Vraag raadslid Ignace Verhaegen (Onafhankelijk). Enige tijd geleden was er paniek rond een mogelijke asbestvervuiling aan de terreinen van het ontmoetingshuis ‘De Brug’. Eerst kwam de beslissing om het voetbalveld af te sluiten. Later werd deze beslissing herroepen en werd enkel de omgeving van het voetbalveld afgesloten. De stad zou een bodemdeskundige aanstellen om de precieze omvang van de vervuiling te kunnen inschatten om zo te bekijken welke bijkomende maatregelen er zouden moeten genomen worden om eventuele gezondheidsrisico’s voor de gebruikers te voorkomen. Vragen: - Is er reeds een bodemdeskundige aangesteld? - Wanneer zullen de resultaten van het onderzoek bekend zijn? - Zijn er reeds aanwijzingen vanwaar de vervuiling afkomstig zou kunnen zijn?
5
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN De heer Johan Stylemans, schepen: Op 4 april 2012 werd er door een buurtsportwerker van het stadsbestuur opgemerkt dat er in de omgeving van het ontmoetingshuis ‘De Brug’ kinderen met een stukje restant van een golfplaat speelden. De buurtwerker signaleerde dit aan de veiligheidschef en de leden van het college van burgemeester en schepenen. Om het veiligheidsrisico correct in te schatten vroeg preventieadviseur Jean-Paul Van Miegem onmiddellijk de tussenkomst van de firma Provikmo, Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, Afdeling Risicobeheersing, Lange Kruisstraat 7 te 9000 Gent. Op 5 april 2012 werd er door een aantal technische ambtenaren (waaronder een vertegenwoordiging van de dienst Leefmilieu) een plaatsbezoek uitgevoerd en werden er in de omgeving van het buurthuis 5 stukjes asbestcement golfplaat terug gevonden. De stukjes golfplaat waren moeilijk breekbaar en amper door verwering aangetast. Dit was een enigszins geruststellende vaststelling. De asbestvezels zijn in een dergelijke toestand immers gebonden en kunnen dan niet veel schade veroorzaken. De vertegenwoordiger van de firma Provikmo stelt dat er bij er bij de beschadiging van de asbestgebonden producten vezels kunnen vrijkomen en vervolgens worden ingeademd. De veiligheidsdeskundige adviseerde in overleg met de OVAM: • Het terrein moet onmiddellijk worden afgesloten zodanig dat dit niet meer kan gebruikt worden als speelterrein en het is bovendien aangewezen de bodem te bevochtigen wanneer nodig (zeker bij droog en winderig weer); • Er dient zo vlug mogelijk contact te worden opgenomen met OVAM om verdere acties te ondernemen; • Verder onderzoek van het terrein om een inschatting te maken van de grootte van het probleem (oppervlakte, diepte en hoeveelheid asbest); • Afhankelijk van deze inschatting zullen verdere saneringsmaatregelen worden bepaald (vooraf moeilijk voorspelbaar); • Nagaan waar dit asbesthoudend materiaal vandaan komt zodanig dat de verantwoordelijkheid kan worden vastgelegd en gerechtelijke stappen kunnen worden ondernomen. De dringende maatregelen, namelijk het afsluiten van de zone waar de brokjes golfplaat werden gevonden is onmiddellijk gebeurd. Op 18 april 2012 werd op een intern overleg beslist dat: • Het bestaande beschrijvend bodemonderzoek, uitgevoerd voor de bouw van het buurthuis, aan te vullen met een nieuw bodemonderzoek waarbij specifiek naar asbesthoudend materiaal zou worden gezocht. Deze opdracht zal worden toevertrouwd aan erkend bodemsaneringsdeskundige Vinçotte environment nv, Leuvensesteenweg 248 te 1800 Vilvoorde. • De restanten van de golfplaten op het terrein te laten verzamelen en af te voeren via de container voor asbesthoudend materiaal op het containerpark. Zonder de bevindingen van de erkende bodemsaneringsdeskundige voorop te willen lopen, is er een sterk vermoeden dat het aantal stukjes golfplaat met gebonden asbestvezels zeer beperkt zal zijn. In de bovenste bodemlaag zijn puinstukken terug te vinden, die wellicht achtergebleven zijn bij de sloop van de oorspronkelijke bedrijfsgebouwen die op het terrein aanwezig waren. 6
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Golfplaten uit asbestcement werden tot enkele 10-tallen jaren terug omwille van de stevigheid en de hittebestendigheid veelvuldig gebruikt als dakbedekkingsmateriaal. Het is uiteraard zo, collega, dat wij vanuit onze dienst, maar ook andere diensten van de stad, dit dossier verder opvolgen en dat wij zo snel als mogelijk de resultanten van de bodemdeskundige Vinçotte afwachten en evalueren en dat wij op basis daarvan de nodige maatregelen zullen nemen ter bescherming van de volksgezondheid van iedereen die in die omgeving aanwezig is. De heer Ignace Verhaegen, gemeenteraadslid: Begrijp ik het goed dat men dan de volledige omgeving aan een bodemonderzoek zal onderwerpen, ook waar nu al gras groeit, of gaat het enkel over de stukken die nu afgesloten zijn? De heer Johan Stylemans, schepen: Het is zo dat er wellicht ook buiten de perimeter van het gedeelte dat momenteel afgesloten is enige peilingen zullen gebeuren naar de aanwezigheid van mogelijk asbest, maar ik laat dit aan de deskundigen over. Ik ben ervan overtuigd dat onze ambtenaren, die zeer secuur te werk gaan samen met de bodemdeskundige van de firma Vinçotte, al het nodige zullen doen om elk risico zo veel mogelijk in te perken.
7
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN 3.
Stappenplan communicatie rond digitaal stemmen - geïndividualiseerde brieven. (476187) Vraag raadslid Karim Van Overmeire (Onafhankelijk). Op de Commissie Burgerzaken van 16 april jl. werd aan de raadsleden een ontwerp van ‘Stappenplan communicatie rond digitaal stemmen’ voorgesteld. Nu de stad Aalst gekozen heeft voor digitaal stemmen, lijkt het mij evident dat de lokale overheid, in samenwerking met het Agentschap Binnenlands Bestuur, probeert om de kiezers te informeren over de nieuwe manier van stemmen. Om de Aalsterse kiezers te bereiken, zal er in de 14-daagse infokrant ‘Denderend Aalst’ drie keer een tekst verschijnen over het digitaal stemmen. De informatie wordt ook aangeboden op de website van de stad, en in folders die verspreid zullen worden op verschillende punten. Op verschillende plaatsen komen demotoestellen die permanent kunnen gebruikt worden. Er is ook een demofilmpje dat o.m. op de stadstelevisie, op de website van de stad, op de facebookpagina van de stad en op Aalst.TV zal te bekijken zijn. Het filmpje zal ook als dvd beschikbaar zijn. Er komen ook tien infovergaderingen. Dit zijn uitstekende initiatieven. De vraag stelt zich of het dan nog nodig is om aan elke inwoner een brief te sturen, zoals voorzien is in het ontwerp van stappenplan. De meerwaarde lijkt me beperkt, terwijl er toch een aanzienlijke kost aan verbonden is. Bovendien mag, op enkele weken en zelfs dagen voor de gemeenteraadsverkiezingen, enige terughoudendheid verwacht worden in het gebruik van middelen van de stad voor rechtstreekse communicatie met de bevolking/de kiezers. Is de burgemeester bereid om het stappenplan op dit punt te herzien en dus geen geïndividualiseerde brieven te sturen? Ik stel dezelfde vraag mbt het plan om de 2.500 niet-Belgen persoonlijk aan te schrijven. Mevrouw Ilse Uyttersprot, burgemeester: Tijdens de commissie Burgerzaken van 16 april 2012 werd aan de aanwezige commissieleden een uiteenzetting gegeven over het stappenplan van de dienst Communicatie ivm het digitaal stemmen ter gelegenheid van de komende gemeenteraadsverkiezingen. Daarin werd gesteld dat onder andere in elke deelgemeente en ook twee keer in Aalst (één keer op de rechteroever en één keer op de linkeroever) een infoavond zal worden georganiseerd waarbij aan de aanwezigen niet alleen mondeling zal worden uitgelegd hoe digitaal te stemmen, maar waar ook een demofilmpje zal worden getoond en waar de aanwezigen ook met een demo-stemcomputer daadwerkelijk eens zullen kunnen oefenen. In de uiteenzetting werd verteld dat “alle inwoners met een brief zullen worden uitgenodigd”. Daarnaast werden er ook al afspraken gemaakt met de dienst Integratie om een speciale inspanning te doen voor o.a. de niet-Belgen. Het Agentschap Binnenlands Bestuur zal immers voor deze categorie kiezers aan de stad, een aantal folders bezorgen ‘in laagdrempelig Nederlands’, die dan “samen met een persoonlijke brief aan de betrokkenen zullen worden bezorgd”.
8
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Op vraag van de commissie “wie die brieven zou ondertekenen?” werd geantwoord dat het Gemeentedecreet stelt dat “alle briefwisseling van de stad wordt ondertekend door de burgemeester en mede-ondertekend door de stadssecretaris” (art . 182, §4).Het is bovendien gebruikelijk en aanvaard dat de brieven die specifiek een beleidsdomein van één bepaald lid van het college behandelen, ook medeondertekend worden door die bepaalde schepen. Het agentschap voor Binnenlands Bestuur secretariaat Verkiezingen bevestigt deze zienswijze en stelt dat een gemeentebestuur zijn job moet kunnen blijven uitvoeren en dat betekent ook het ondertekenen van briefwisseling. Ze stellen natuurlijk dat de informatie neutraal en objectief moet zijn. Voor wat de brieven naar de niet-Belgen betreft, kan ik u zeggen dat deze brieven reeds klaarliggen om te vertrekken. Het is geen wettelijke verplichting om een begeleidende brief mee te sturen maar minister Bourgeois stelt in zijn brief van 30 maart 2012 duidelijk: “Ik zou u dan ook willen vragen om deze folder zoveel mogelijk te verspreiden bij niet-Belgen.” Net zoals andere steden zal de stad Aalst dit doen door middel van een brief. De heer Karim Van Overmeire, gemeenteraadslid: Mevrouw de burgemeester dank u voor uw zeer helder antwoord, maar wij verschillen op dat vlak van mening en ik kan er enkel maar kennis van nemen. Ik betreur dat u niet op mijn vraag ingaat.
9