Kostencalculatie
Correctiemodel
Vraag 1
Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? De technische voorraad a is de economische voorraad plus de voorverkopen minus de voorinkopen b is de aanwezige voorraad plus de reeds bestelde maar nog niet ontvangen goederen. c is gelijk aan het verschil tussen de voorinkopen en voorverkopen. Juiste antwoord: A
Vraag 2
Toetsterm 1.1 - Beheersingsniveau: B - Aantal punten: 1 Van welk verschijnsel is sprake in deze onderneming? a b c d
integratie differentiatie specialisatie parallellisatie
Juiste antwoord: C Vraag 3
Toetsterm 3.5 - Beheersingsniveau: B - Aantal punten: 1 Wat is het verschil tussen de kostenplaatsenmethode en de opslagmethode? a Bij de kostenplaatsenmethode bestaat de kostprijs alleen uit directe kosten, terwijl de kostprijs bij de opslagmethode uit directe en indirecte kosten bestaat. b De kostenplaatsenmethode gaat uit van afdelingen, terwijl de opslagmethode gebruikmaakt van opslagpercentages van indirecte kosten ten opzichte van directe kosten. c De kostenplaatsenmethode gaat uit van afdelingen, terwijl de opslagmethode gebruikmaakt van opslagpercentages van directe kosten ten opzichte van indirecte kosten. Juiste antwoord: B
Vraag 4
Toetsterm 7.2 - Beheersingsniveau: B - Aantal punten: 1 Is in jaar 3 voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het ziekteverzuim? a Nee, het ziekteverzuim is met 0,3% gedaald in plaats van met 0,5%. b Ja, het ziekteverzuim is gedaald met 0,5%. c Ja, het ziekteverzuim bij mannen is met 0,65% gedaald; aangezien er ongeveer 3 keer zoveel mannen zijn als vrouwen, is ruimschoots voldaan aan de doelstelling. d Aan de hand van de verstrekte gegevens is niet te zeggen of is voldaan aan de doelstelling. Juiste antwoord: A
Vraag 5
Toetsterm 2.12 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is de rationele jaarcapaciteit in producten T1? Geef ook de berekening. De rationele jaarcapaciteit in stuks voor de productie van product T1 is: (60% x 200.000 x 4) + 4 x 25.000 = 580.000 producten T1. In verband met technische ondeelbaarheid van de machine wordt de rationele jaarcapaciteit 600.000 producten T1. Puntentoekenning: 1 punt: 580.000 1 punt: 600.000
Vraag 6
Toetsterm 2.12 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is de totale overcapaciteit in producten P2 per jaar? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: De totale overcapaciteit in producten P2 per jaar is: 450.000 – 120.000 = 330.000 stuks. Puntentoekenning: 1 punt: 450.000 1 punt: 330.000
Vraag 7
Toetsterm 2.12 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is de standaardkostprijs per product R3? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: De standaardkostprijs van een product R3 is: € 500.000,-- / 200.000 + € 4,-- = € 6,50. Puntentoekenning: 1 punt: € 500.000,-- / 200.000 1 punt: € 4,--
Vraag 8
Toetsterm 2.13 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is de afschrijving in het vierde gebruiksjaar? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: Afschrijving 1: Afschrijving 2: Afschrijving 3: Afschrijving 4: Totale afschrijving:
x x x 4x 4x
- € 20.000,-- € 40.000,-- € 60.000,-- € 120.000,--
€ 620.000,-- – € 20.000,-- = 4x – € 120.000,-4x = € 720.000,-X = afschrijving in het eerste gebruiksjaar = € 180.000,-Afschrijving in het vierde gebruiksjaar: € 180.000,-- – 3 x € 20.000,-- = € 120.000,--. Puntentoekenning: 1 punt: € 180.000,-1 punt 3 x € 20.000,-Vraag 9
Toetsterm 2.7 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat zijn de maandelijkse voorraadkosten van de producten XC? Geef ook de berekening. De voorraadkosten per maand zijn:
Vaste bestelkosten € 48,-- x 1.000/200 = Vaste opslagkosten € 1,-- x 1.000 = Variabele opslagkosten exclusief de kosten van de Veiligheidsvoorraad (€ 2,-- + 1% x €40,--)x 200 x 1/2 = Kosten van de veiligheidsvoorraad (€ 2,-- + 1% x € 40,--)x 50 =
€ 240,-€ 1.000,-€ €
240,-120,--
Puntentoekenning: 1 punt: € 240,-- ; € 1.000,-- ; € 3.000,-1 punt: € 240,-- ; € 120,-Feedback: De vermogenskosten worden berekend over het geïnvesteerd vermogen. Het geïnvesteerd vermogen per product is de inkoopprijs van € 40,--. De vermogenskosten per product per maand zijn 1% van € 40,-- = 0,40. De variabele opslagkosten worden berekend over ½ x 200 producten aangezien de producten gelijkmatig in de tijd worden afgezet: de producten liggen de helft van de tijd op voorraad. Vraag 10
Toetsterm 3.1 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is de standaardkostprijs per bezoeker van het evenement X? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: De proportioneel variabele kosten per bezoeker zijn: {(€ 70.000,-- – € 50.000,--) / (12.000 – 8.000) = € 5,--. De vaste kosten per bezoeker zijn: (€ 70.000,-- – 12.000 x € 5,--) / 10.000 = € 1,--. De standaardkostprijs per bezoeker is: € 5,-- + € 1,-- = € 6,--. Puntentoekenning: 1 punt: € 5,-1 punt: € 1,--
Vraag 11
Toetsterm 4.1 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is het gemengd budget van de kostenplaats Fabricage over december van jaar 1? Juiste antwoord: Constante kosten: Variabele kosten:
Puntentoekenning: 1 punt: € 250.000,-1 punt: € 450.000,--
€ 3.000.000 / 12 = 9.000 x (€ 87,50 – € 3.000.000 / 80.000) =
€ € €
250.000,-450.000,-700.000,--
Vraag 12
Toetsterm 4.2 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is het bezettingsresultaat van de afdeling Productie over de maand augustus? Geef aan of het een voordelig of nadelig resultaat is. Geef ook de berekening. Juiste antwoord: ( 1.800 – 1,7 x 12.000/12) x € 120.000,--/12.000 = € 1.000,-- voordelig. Puntentoekenning: 1 punt: 1,7 x 12.000/12 : 1 punt1.800 – ; x € 120.000,--/12.000; voordelig Indien anders berekend: 1 punt: € 26.000,-1 punt: € 27.000,--; voordelig Feedback: Het budget voor de maand augustus is: De seizoenscorrectie voor augustus is: 0,7 x € 120.000,-- / 12 =
Vraag 13
€ 19.000,-€ 7.000,--
Het te dekken budget voor augustus is: De dekking voor augustus is: 1.800 x (€ 120.000 + € 60.000,--) / 12.000 =
€ 26.000,--
Voordelig bezettingsresultaat over augustus: Of: ( 1.800 – 1,7 x 12.000/12) x € 120.000,--/12.000 = € 1.000,-- voordelig.
€
€ 27.000,-1.000,--
Toetsterm 4.2 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is het efficiencyresultaat op materiaalkosten van de fabricageafdeling in jaar 1? Geef aan of het resultaat voor- of nadelig is. Geef ook de berekening. (28.000 x 2,5 – 74.000) x € 10,-- = € 40.000,-- nadelig. Puntentoekenning: 1 punt: 28.000 x 2,5 1 punt: – 74.000 ; € 10,-- ; nadelig.
Vraag 14
Toetsterm 4.2 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is in euro’s het afvalresultaat op spiegelzand voor de maand mei. Geef aan of dit resultaat voordelig of nadelig is. Geef ook de berekening. Juiste antwoord: Het afvalresultaat is: (30.000 x 1 x 0,05 – 1.600) x € 5,-- = € 500,-- negatief Puntentoekenning: 1 punt: 30.000 x 1 x 0,05 1 punt: – 1.600 ; € 5,-- ; negatief Feedback: Toegestaan: 30.000 m2 * 1 kg x 5%. = 1.500 kg. Werkelijk afval = 1.600 kg Het afvalresultaat is: (1.500 kg – 1.600 kg) * € 5,-- = € 500,-- negatief
Vraag 15
Toetsterm 5.1 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is het bedrag van de voorraad op de balans per 31 december van jaar 1? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: Het bedrag van de voorraad op de balans per 31 december van jaar 1 is: (5.000 + 34.000 – 32.000) x € 6,-- = € 42.000,--. Puntentoekenning: 1 punt: (5.000 + 34.000 – 32.000 1 punt: x € 6,--
Vraag 16
Toetsterm 5.2 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Waarom bestaat er een verschil in het perioderesultaat over het eerste kwartaal tussen de directcostingmethode en de absorptioncostingmethode? Geef ook de berekening van het verschil. Juiste antwoord: Er bestaat een verschil een verschil in het perioderesultaat over het eerste kwartaal tussen de directcostingmethode en de absorptioncostingmethode • omdat de afzet in het eerste kwartaal niet hetzelfde was als de productie of • omdat de voorraad op 1 januari niet gelijk was aan de voorraad op 31 maart. Berekening: (64.000 – 62.000) x € 2,-- = € 4.000,--. Puntentoekenning: 1 punt: Er bestaat een verschil een verschil in het perioderesultaat over het eerste kwartaal tussen de directcostingmethode en de absorptioncostingmethode • omdat de afzet in het eerste kwartaal niet hetzelfde was als de productie of • omdat de voorraad op 1 januari niet gelijk was aan de voorraad op 31 maart. 1 punt: (64.000 – 62.000) x € 2,-- = € 4.000,--.
Vraag 17
Toetsterm 5.3 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat zijn de totale constante kosten over jaar 1? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: Stel de constante kosten over jaar 1 op X: X / ( € 20,-- - € 4,--) x € 20,-- = € 1.600.000. X = € 1.600.000 / € 20,-- x (€ 20,-- - € 4,--) = € 1.280.000. Puntentoekenning: 1 punt: X / ( € 20,-- - € 4,--) x € 20,-- = € 1.600.000 1 punt: X = € 1.600.000 / € 20,-- x (€ 20,-- - € 4,--) = € 1.280.000
Vraag 18
Toetsterm 5.4 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 2 Wat is het bedrag waarmee het resultaat toe- of afneemt als de incidentele order wordt geaccepteerd? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: Als de incidentele opdracht wordt geaccepteerd, neemt het resultaat toe met: {€ 8.000,-- - 1.000 x ( € 5,-- + € 1,50)} = € 1.500,--. Puntentoekenning: 1 punt: {€ 8.000,-- ; 1.000 ; + € 1,50 ; toename 1 punt: € 5,--
Vraag 19
Toetsterm 3.4 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 3 Bereken de standaardkostprijs per product Z1. Geef ook de berekening. Juiste antwoord: De standaardkostprijs per product Z1 is: Directe grondstofkosten Directe loonkosten Totale indirecte kosten Z1: • 400 x (€ 260.000 / 1.000) = € 104.000,-• 100 x (€ 90.000 / 300) = € 30.000,-• 20.000 x (€ 70.000/ 35.000) = € 40.000,-€ 174.000,-Indirecte kosten per product Z1 € 174.000,-- / 1.000 = Standaardkostprijs Puntentoekenning: 1 punt: € 104.000,-1 punt: € 30.000,-- ; € 40.000,-1 punt: € 350,--; € 175,--; € 174,-- en € 699,--.
€ 350,-€ 175,--
€ 174,-€ 699,--
Vraag 20
Toetsterm 6.1 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 3 Moet de onderneming kiezen voor ‘kopen en het afsluiten van een banklening’ of voor financial leasing? Geef ook de motivatie en de berekeningen. Juiste antwoord: Kasstromen. Jaar Interest lening
Aflossing lening
Onderhoud enz.
restwaarde
1 2 3 4
€ € € €
€ € € €
€ € € € 30.000,--
€ € € €
6.400,-4.800,-3.200,-1.600,--
20.000,-20.000,-20.000,-20.000,--
5.000,-6.000,-7.000,-8.000,--
Nettouitgaande kasstroom € 31.400,-€ 30.800,-€ 30.200,-€ 400,--
De contante waarde van de uitgaande kasstromen is: € 31.400,--/1,09 + € 30.800,-- / 1,09^2 + € 30.200,-- / 1,09 ^3 - € 400,-- / 1,09 ^4 = € 77.767,80 De contante waarde van de leasetermijnen is: € 21.000,-- + € 21.000,-- / 1,09 + € 21.000,-- / 1,09 ^2 + € 21.000,-- / 1,09 ^3 = € 74.157,30. De onderneming kiest voor financial leasing omdat de contante waarde per 1 januari van de uitgaande kasstromen dan lager is dan de contante waarde van de uitgaande kasstromen in geval van koop en het afsluiten van een banklening. Puntentoekenning: 1 punt: € 77.767,80 1 punt: € 74.157,30 1 punt: Voor het geven van de juiste motivatie Feedback: • Interest lening: Jaar 1: 8% van € 80.000,-- = € 6.400,-Jaar 2: 8% van (€ 80.000,-- – € 20.000,--) = € 4.800,-enz. • Aflossing lening: jaarlijks € 80.000,-- : 4 = € 20.000,-• Netto uitgaande kasstroom: Jaar 1 : € 6.400,-- + € 20.000,-- + € 5.000,-- = € 31.400,-Jaar 2 : € 4.800,-- + € 20.000,-- + € 6.000,-- = € 30.800,-enz.
Vraag 21
Toetsterm 2.3 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 4 Wat is de standaardkostprijs van een goedgekeurd product DX? Geef ook de berekening. Juiste antwoord: De standaardkostprijs van een goedgekeurd eindproduct DX is: Materiaalverbruik: 3,4 x 100/85 x € 2,-- = Opbrengst afval: (4 kg – 3,4 kg) x € 1,20 = Materiaalkosten Arbeidskosten Overige kosten Standaardkostprijs per ongekeurd product: 100 ongekeurde producten kosten Herbewerkingskosten: 20 x € 3,80 = 90 goedgekeurde producten kosten
€ € € € € € € € €
8, -0,72 7,28 3,50 0,70 11,48 1.148, -76, -1.224, --
Een goedgekeurd eindproduct DX kost: € 1.224,-- / 90 = € 13,60. Of: Standaardkostprijs per ongekeurd product: Herbewerkingskosten
€ € €
11,48 0,76 12,24
Standaardkostprijs per goedgekeurd product: 100/90 x € 12,24 = € 13,60.
Puntentoekenning: 1 punt: € 8,-1 punt: € 0,72 1 punt: € 3,50; € 0,70; € 76 (of € 0,76) 1 punt: verwerking uitvalkosten
Vraag 22
Toetsterm 2.14 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 4 Wat is de economische gebruiksduur van de machine? Vul hiertoe onderstaand model in. Juiste antwoord: Jaar Afschrijving
Complemen Interest -taire kosten kosten
Totale kosten
Productie
Kosten per product H1
1
€ 160.000,--
€ 50.000,--
€ 16.800,--
€ 226.800,--
25.000
€ 9,07
2
€ 190.000,--
€ 110.000,--
€ 31.500,--
€ 331.500,--
49.000
€ 6,77
3
€ 220.000,--
€ 180.000,--
€ 44.100,--
€ 444.100,--
72.000
€ 6,17
4
€ 250.000,--
€ 260.000,--
€ 54.600,--
€ 564.600,--
94.000
€ 6,01
5
€ 280.000,--
€ 350.000,--
€ 63.000,--
€ 693.000,--
114.000
€ 6,08
6
€ 310.000,--
€ 450.000,--
€ 69.300,--
€ 829.300,--
132.000
€ 6,28
De economische gebruiksduur is:
4 jaar
Afschrijving jaar 2: € 320.000,-- - € 130.000,-- = € 190.000,-Afschrijving jaar 3: € 320.000,-- - € 100.000,-- = € 220.000,-Complementaire kosten jaar 2: € 50.000,-- + € 60.000,-- = € 110.000,-Complementaire kosten jaar 3: € 50.000,-- + € 60.000,-- + € 70.000,-- = € 180.000,-Interestkosten jaar 2: 7% x { ( € 320.000,-- + € 130.000,--) / 2 } x 2 = € 31.500,-Interestkosten jaar 3: 7% x { ( € 320.000,-- + € 100.000,--) / 2 } x 3 = € 44.100,-Economische gebruiksduur is 4 jaar omdat de kosten per eenheid bij 4 jaar het laagst zijn. Puntentoekenning: 1 punt: Kolom complementaire kosten 1 punt: Kolom interestkosten 1 punt: Kolom productie 1 punt: Kolom kosten per product H1; bepaling van de economische gebruiksduur
Vraag 23
Toetsterm 5.1 - Beheersingsniveau: T - Aantal punten: 4 Wat is het perioderesultaat voor het tweede kwartaal van jaar 1 bij toepassing van de absorptioncostingmethode? Geef ook de berekeningen. Geef aan of het resultaat voordelig of nadelig is. Juiste antwoord: De integrale commerciële kostprijs van een product SR3 is Variabele productiekosten: Vaste productiekosten: (€ 100.000,-- x 4)/ 40.000 = Variabele verkoopkosten: Vaste verkoopkosten: (€ 40.000,-- x 4) / 40.000 =
€ 11,-€ 10,-€ 4,-€ 4,-€ 29,--
Het perioderesultaat voor het tweede kwartaal van jaar 1 bij toepassing van de absorptioncostingmethode is: 13.000 x (€ 48,-- – € 29,--) = Het bezettingsresultaat op de vaste productiekosten is: (9.000 – 10.000 ) x € 10,-- = Het bezettingsresultaat op de vaste verkoopkosten is: (13.000 – 10.000 ) x € 4,-- =
Puntentoekenning: 1 punt: € 247.000,-1 punt: € 10.000,-1 punt: € 12.000,-1 punt: voordelig / nadelig; € 249.000,--
Einde correctiemodel
€ 247.000,-- voordelig € 10.000,-- nadelig € 12.000,-- voordelig ––––––––––– € 249.000,-- voordelig