NL
(ANDLEIDING ).3425#4)%3 6//2 $% /6%2$2!#(4 6!. -!#().%3 PAGINA 6ERTALING VAN DE ORIGINELE HANDLEIDING
.R 99 3846.NL.80J.0
NOVACAT V10 (Type 3846 : + . . 01000)
• Maaicombinatie Ihre // Your Your / Votre ••Masch.Nr. Masch.Nr. ••Fgst.Ident.Nr. Fgst.Ident.Nr. Ihre
NL
Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor het merk Pöttinger hebt gekozen. Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit, gekoppeld aan een goede service. Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken. Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe ontwikkelingen te informeren.
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de onderhoudsvoorschriften. Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd. Hiertoe dient: - Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden. - Document B blijft bij de dealer en - Document C is voor de gebruiker. In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer. Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat, die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van EURO 500,-. Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten. Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
Pöttinger-Newsletter
www.poettinger.at/landtechnik/index_news.htm Aktuelle Fachinfos, nützliche Links und Unterhaltung
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
NL
INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES
Document
ALOIS PÖTTINGER Maschinenfabrik GmbH A-4710 Grieskirchen Tel. (07248) 600 -0 Telefax (07248) 600-511 GEBR. PÖTTINGER GMBH D-86899 Landsberg/Lech, Spöttinger-Straße 24 Telefon (0 81 91) 92 99-111 / 112 Telefax (0 81 91) 92 99-188
D
GEBR. PÖTTINGER GMBH Servicezentrum D-86899 Landsberg/Lech, Spöttinger-Straße 24 Telefon (0 81 91) 92 99-130 / 231 Telefax (0 81 91) 59 656
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren. Aankruisen hetgeen van toepassing is.
X
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig. De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker besproken en uitgelegd. Bandenspanning gecontroleerd Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd. Op het juiste toerental van de aftakas gewezen. Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas. Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd. Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd. Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd. Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren. Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd. Hiertoe dient: - Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden. - Document B blijft bij de dealer en - Document C is voor de gebruiker. NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
--
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave waarschuwings afbeeldingen CE-kenmerk................................................................5 Betekenis van de waarschuwing afbeeldingen..........5
AANKOPPELEN Machine aan de trekker bouwen................................6 Trekker aan de wagen aansluiten...............................7 Aansluiten van de sensor- en ventielkabel van de frontmaaier.................................................................7 Aftakas aankoppelen .................................................7 Hydraulische aansluiting.............................................8 Let op de draairichting van de maaischijven..............9
Transport Veranderen van werk- in transportstand..................10 Heffen in wegtransportpositie..................................10 Laten zakken in veldtransportpositie........................10 Rijden op de openbare weg.....................................11 Transportstand..........................................................11 Gebruik op hellingen.................................................12
Power Control – Bediening Bedieningskast.........................................................13 In bedrijf stellen van de Power Control.....................13 Functie van de toetsen.............................................14 WORK-menu............................................................15 SET-menu.................................................................16 TEST-menu...............................................................16 KAL-menu.................................................................17 DATA-menu...............................................................17
ISOBUS - Terminal Bedieningsstructuur – maaier met ISOBUSaansluiting................................................................19 Betekenis van de toetsen.........................................20 Voor de maaiers knoppen op de Joystick toewijzen 22 Instellen van de Joystick..........................................22
GEBRUIK
ONDERHOUD Veiligheidsaanwijzing................................................35 Algemene aanwijzingen voor het onderhoud ..........35 Reinigen van machinedelen......................................35 In de openlucht laten staan......................................35 Overwinteren............................................................35 Aftakassen................................................................35 Hydrauliekinstallatie..................................................35 Olie verversen bij de maaibalk..................................36 Onderhoud van de transmissie................................37 Montage van de messen..........................................37 Instellen van de veldtransportstand (Wendakker).....38 Slijtagecontrole van de maaimeshouder..................39 Houder voor het snel wisselen van messen.............40 Controle van de bevestiging van de mesjes . ..........40 Verwisselen van de messen.....................................40
ELEKTRO-HYDRAULIEK Storingen en oplossingen als de electriciteit uitvalt 41
Technische gegevens Technische gegevens...............................................42 Vereiste aansluitingen...............................................42 Plaats van het typeplaatje........................................42 Doelgericht gebruik van de machine........................43
Aanhangsel Aanwijzingen voor veilig werken...............................46 Aftakas......................................................................47 Smeerschema...........................................................49 Smeermiddelen........................................................51 Schema hydrauliek...................................................53 Elektrisch schema....................................................54 Elektrisch schema....................................................55 Reparatie's aan het maai-element............................56 Gesetzesvorschriften für Anbaugeräte.....................57 Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig..........59
Belangrijke opmerkingen voor u begint te werken...23 Werken......................................................................24 Aanrijbeveiliging........................................................24
Kneuzer (Conditioner) Maaien met de kneuzer............................................25 Juiste riemspanning.................................................25 Toerental 700 o/m . ..................................................25 Stand van de rotorvingers........................................25 In- en uitbouwen van de kneuzer.............................26
KNeuzER (conditioner) Maaien zonder kneuzer............................................28
Walzenaufbereiter Funktionsweise.........................................................30 Einstellmöglichkeiten................................................30 Einsatz......................................................................31 Wartung....................................................................32
ZWADVORMERS Roterende zwadvormers ........................................34 Verhoogde schijven (extra-uitrusting).......................34
0800_NL-Inhalt_3846
--
NL
Veiligheidsvoorschriften in aanhangsel A in acht nemen
waarschuwings afbeeldingen
NL
CE-kenmerk Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage) Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Betekenis van de waarschuwing afbeeldingen
bsb 447 410
Gevaar - rondslingerende delen. Houdt veilige afstand bij een draaiende motor.
Buiten het zwenkbereik van de machine blijven.
495.167
Raak nooit bewegende machinedelen aan. Wacht totdat deze volledig tot stilstand zijn gekomen.
Voor het inschakelen van de aftakas, de beide zijdelen neerklappen
Houdt voldoende afstand tot de messen, als de trekkermotor draait en de aftakas is aangesloten.
Nooit in de machine grijpen, zolang zich daar nog delen kunnen bewegen.
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, de trekkermotor stopzetten en de contactsleutel verwijderen.
9700_NL-Warnbilder_361
--
Aanwijzingen voor veilig werken In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben op de veiligheid met dit teken aangegeven.
AANKOPPELEN
NL
Machine aan de trekker bouwen De maaier midden achter de trekker aanbouwen - Hefpennen dienoverkomstig afstellen.
Lengte van de topstang instellen - Door het verdraaien van de topverbinding (16) kan de maaihoogte worden veranderd.
- De hefstangen begrenzen om zijdelingse speling te voorkomen.
Aanwijzingen voor veilig werken: zie aanhangsel-A p. 7.), 8a. - 8h.)
Aanbouwraam horizontaal - Door het verdraaien van de hefstangverstelling het aanbouwraam horizontaal afstellen.
Een hydraulische topstang wordt aanbevolen (dubbelwerkend stuurventiel)
15
Hoogte van de hefarmen afstellen - De regelhendel op de trekker (ST) met de aanslag afstellen.
Deze hoogte maakt een goede aanpassing aan bodemoneffenheden mogelijk en hoeft bij het heffen van het maaielement niet te worden veranderd.
0800_NL-Anbau_3846
--
Let op!
Deze machine is alleen bedoeld voor gebruik in combinatie met tractoren (niet voor zelfrijdende machines). Bij zelfrijdende machines is het zicht van de bestuurder beperkt, wanneer de beide buitenste maaibalken in de transportpositie zijn hooggezwenkt.
AANKOPPELEN
Trekker aan de wagen aansluiten Bediening: - 3-polige stekker aan de DIN 9680 stekkerdoos van de trekker koppelen
Aftakas aankoppelen - Bij het voor de eerste keer gebruiken van de machine achter de bepaalde trekker moet de lengte van de aftakas worden gekontroleerd en eventueel worden aangepast. Zie ook „Aanpassen van de aftakas“, aanhangsel B.
Verlichting: - 7-polige stekker aan de trekker koppelen - De verlichting van de wagen controleren op goed functioneren.
Bij trekkers met een ISO-bus aansturing - 9-polige stekker aan de ISO-bus stekkerdoos van de trekker koppelen
Aansluiten van de sensor- en ventielkabel van de frontmaaier Elektrische-kabelverbindingen tussen de frontmaaier en de maaicombinatie • 3-polige kabel voor sensor-aanbouwset (1)
0800_NL-Anbau_3846
NL
--
Belangrijk! Elke keer als de wagen in gebruik genomen wordt deze op verkeersveiligheidsaspecten controleren (aankoppelpenbeveiliging, remmen, verlichting, richtingaanwijzers, beschermkappen)
AANKOPPELEN
Hydraulische aansluiting Minimaal hydraulisch systeem: 1 x enkelwerkend hydraulisch circuit (EW) met een vrije retourleiding (T)
Optimaal hydraulisch systeem: 1 x enkelwerkend hydraulisch circuit (EW) met een vrije retourleiding (T) 1 x dubbelwerkend hydraulisch circuit (DW), voor de hydraulische topstang
of Load Sensing hydraulisch circuit (LS) (Uitrusting tegen meerprijs) 1 x dubbelwerkend hydraulisch circuit (DW), voor de hydraulische topstang
Instellingen Bovendien moet de schroef (7) aan het hydraulische blok op de juiste manier zijn ingesteld.
Let op! Elektrische verbinding losmaken (E2, E3) Bij tractoren met ’Load Sensing’ - schroef (7) aan hydraulische blok helemaal indraaien
Bij tractoren met gesloten hydraulisch systeem - schroef (7) aan hydraulische blok helemaal indraaien
Bij tractoren met open hydraulisch systeem - schroef (7) aan hydraulische blok helemaal uitdraaien
0800_NL-Anbau_3846
--
NL
AANKOPPELEN
Let op de draairichting van de maaischijven - De betreffende draairichting kiezen - indien de noodzakelijke aftakasdraairichting vanuit de trekker niet vooraf kan worden geselecteerd, dient de transmissie (G1) met 180° te worden gedraaid. Attentie! Voordat de aandrijving weer wordt gemonteerd: • De ontluchtingsschroef en de aftapbout met elkaar verwisselen.
180°
• De ontluchtingsschroef hoort aan de bovenzijde!
0800_NL-Anbau_3846
--
NL
Transport
NL
Veranderen van werk- in transportstand Veiligheidsaanwijzing!
• Voor het opklappen van de maaiers, de aandrijving uitschakelen en wachten tot de maaischijven stilstaan.
• Overtuig U er van tevoren van dat zich niemand in het gevarengebied rond de machine bevindt.
Het veranderen van werk- in transportstand en omgekeerd alleen uitvoeren op een vlakke, vaste ondergrond. Machine alleen in transportstand vervoeren
Heffen in wegtransportpositie De functie van deze toets kan alleen dan worden geactiveerd, als alle maaiers in de veld-transportstand (Kopakker FT) staan.
Laten zakken in veldtransportpositie Variant met ‘Power control’
- Aandrijving uitschakelen en stilstaan afwachten - Alle beschermbeugels aan de maaiers opklappen
Toets
kort indrukken,
de functie is geactiveerd
Variant met ‘Power control’ Toets
Toets
de functie is geactiveerd
Toets
kort indrukken,
alle maaiers zwenken tot in de veldtransportstand (FT)
Variant met ‘ISOBUS-terminal’
indrukken,
alle maaiers zwenken tot in de eindstand Softkey-Toets
Variant met ‘ISOBUS-terminal’ Softkey-toets
kort indrukken,
indrukken,
alle maaiunits zwenken tot in de eindpositie
0800_NL-TRANSPORT_3846
kort indrukken,
de functie is geactiveerd
Softkey-Toets
de functie is geactiveerd
Softkey-toets
indrukken,
indrukken,
alle maaiunits zwenken tot in de veldtransportpositie (FT)
- Alle beschermbeugels aan de maai-installatie uitzwenken
- 10 -
Transport
NL
Rijden op de openbare weg • Let op de wettelijke voorschriften.
Attentie!
• Over de openbare wegen mag alleen worden gereden in transportpositie.
Op maximale transporthoogte (4 m) letten!
• Beschermingen moeten in goede staat zijn. • Beweegbare delen moeten voor het rijden in de goede stand gezet worden en er moet gezorgd worden, dat ze niet van plaats kunnen veranderen. • Voor het begin van de rit, de verlichting controleren. • Belangrijke informatie vindt u verder in de bijlage van deze gebruiksaanwijzing.
Hefarmen • De hefarmen (U) vast zetten zodat de machine niet zijdelings wegzwenken kan.
Transportstand
200
max. 4000
3500 3000
0800_NL-TRANSPORT_3846
- 11 -
GEBRUIK
NL
Gebruik op hellingen Voorzichtig bij manoeuvres op een helling!
Veiligheidsaanwijzing
Door het gewicht (G) van de maaier worden de rijeigenschapen van de trekker beïnvloedt. Dit kan, speciaal op hellingen, tot gevaarlijke situaties leiden.
• Reduceer de snelheid in bochten naar links. • Op een helling kunt u beter achteruit rijden dan een riskante draai te maken.
Er bestaat kantelgevaar • Als de maaiers hydraulisch worden geheven • Bij bochten naar links terwijl de maaier is geheven.
td7
9/98
0100-NL Hangfahrt_384
G
/05
- 12 -
Power Control – Bediening
Bedieningskast
NL
Displayaanduiding: • Hoofdmenu • Speciaal-menu - SET
- Machine-instellingen
- Instellen van het tijdverschil heffen/neerlaten
- TEST (Sensortest)
Tip! De bedieningskast altijd beschermd tegen weersinvloeden opbergen
- KAL (sensoren kalibreren) - DATA (Softwareversies, Bedrijfsuren) • Alarm
Betekenis van de toetsen: 1 Linker maaier heffen 1
3
5
7
2 Linker maaier dalen 3 Middelste maaier heffen 4 Middelste maaier dalen
2
4
6
8
5 Rechter maaier heffen 6 Rechter maaier dalen 7 Alle maaiers heffen
9
10
13
15
8 Alle maaiers dalen 9 Speciaal menu / OK 10 Selectie "Zijwaartse verplaatsing"
11
12
14
16
11 Werkbreedte verkleinen/zijwaartse verplaatsing naar links 12 Werkbreedte vergroten/zijwaartse verplaatsing naar rechts
17
18
19
20
13 zonder functie 14 zonder functie 15 zonder functie 16 Voorkeuze "transportpositie" 17 STOP 18 Menuwaarde wijzigen (-) 19 Menuwaarde wijzigen (+)
Display
Bij het inschakelen van de machine wordt het display met de actuele situatie van de machine weergegeven.
20 AAN / UIT toets
In bedrijf stellen van de Power Control
3
1
In- en uitschakelen van het bedieningsapparaat.
- Druk de toets-I/O
2 Tip! Na het uitschakelen van de bediening (UIT). Hydraulisch stuurventiel in de 0-stand zetten.
Betekenis van de symbolen 1 Bedrijfssituatie van de maaiunits
Dit is zonder meer nodig bij trekkers met een open hydraulisch systeem; anders treedt oververhitting op.
2 Geactiveerde voorkeuze ‘Transportpositie’ 3 Geactiveerde selectie "Zijwaartse verplaatsing"
0800_NL-Power-Control_3846
- 13 -
Tip! Bij een functionele storing door verkeerde sensorwaarden kan de besturing in een ongedefinieerde toestand belanden. Door 10 seconden lang te drukken op de STOP-toets wordt de besturing weer in haar uitgangspositie gezet. Dit wordt bevestigd door een akoestisch signaal. Vervolgens de maaiunits weer in arbeidspositie zetten.
Power Control – Bediening
Functie van de toetsen Toetsen voor het starten van een zwenkfunctie
Voorkeuze-toets ‘Transportpositie’
Functie van de toetsen ‘Maaiunits heffen’: Functie van de toets: - Deze toets heeft een voorkeuze-functie - Voorkeuze wordt op het display weergegeven als symbool • Bij het indrukken van een toets wordt de daaraan toegewezen maaiunit geheven.
De toets moet worden bediend:
- Van de arbeids- in de wendakkerpositie
- bij het neerlaten van de transport- naar de wendakkerpositie
- Voor het zwenken van de wendakker- naar de transportpositie moet vooraf de voorkeuzetoets
- bij het heffen van de wendakker- naar de transportpositie
‘Transportpositie’
worden ingedrukt.
Het heffen van de maaiunit kan op de volgende manier worden onderbroken - Indrukken van de bijbehorende ‘ZAKKEN-toets’ - Indrukken van de STOP-toets
Functie van de toetsen ‘Maaiunits laten zakken’:
• Bij het indrukken van een toets wordt de daaraan toegewezen maaiunit neergelaten. - Van de wendakker- in de arbeidspositie - Voor het zwenken van de transport- naar de wendakkerpositie moet vooraf de voorkeuzetoets ‘Transportpositie’"
worden ingedrukt.
- Het neerlaten van de maaiunit kan op de volgende manier worden onderbroken - Indrukken van de bijbehorende ‘HEFFEN-toets’ - Indrukken van de STOP-toets
0800_NL-Power-Control_3846
- 14 -
NL
Aanwijzing! Door de ‘STOP’toets in te drukken, worden alle functies gestopt.
Power Control – Bediening
WORK-menu
Aanwijzing!
Als het bedieningsapparaat ingeschakeld wordt, verschijnt eerst het WORK-menu. De actuele werkingsstatussen van de machine worden weergegeven.
Zijwaartse verplaatsing
Betekenis van de weergave: a
a
b c
b
Weergave van werkbreedte
Beide pijlen wijzen naar buiten: maximale werkbreedte
Beide pijlen wijzen naar binnen: minimale werkbreedte
c
Toetsen voor zijwaartse verplaatsing Werkbreedte verkleinen/
zijwaartse verplaatsing naar links
Werkbreedte vergroten/
zijwaartse verplaatsing naar rechts
Selectie "Zijwaartse verplaatsing"
De toetsen "Werkbreedte verkleinen" en "Werkbreedte vergroten" blijven automatisch ingedrukt (de functie wordt uitgevoerd als er kort op de toets gedrukt wordt).
Aanwijzing! De betreffende configuratie wordt gewijzigd met de plus- en mintoetsen op het schakelpaneel.
De functie wordt stopgezet door te drukken op de STOP-toets of de toets van de tegengestelde richting. Als de functie met de STOP-toets onderbroken is, worden er geen pijlen getoond op het display. Aanwijzing! Opmerking
Functie van de toetsen:
Bij het maaien op hellingen positioneert u beide maaiunits het best hellingopwaarts. Zo voorkomt u streepvorming.
• Als er op de toets "Werkbreedte verkleinen" of "Werkbreedte vergroten" wordt gedrukt, gaan de twee maaiunits in de gekozen richting naar de eindpositie. • Als er op de selectietoets "Zijwaartse verplaatsing" wordt gedrukt, worden de maaiunits pas verplaatst nadat er op de toets "Zijwaartse verplaatsing naar links" of "Zijwaartse verplaatsing naar rechts" is gedrukt.
Opmerking De werkbreedte kan alleen versteld worden in de arbeids- en veldtransportpositie.
Zijwaartse verplaatsing naar links:
Als men de transportpositie activeert wanneer een van de twee maaiunits zich in veldtransportpositie op maximale werkbreedte bevindt, worden de twee maaiunits eerst in minimale werkbreedte gezet, zodat de transporthoogte van 4 m niet overschreden wordt.
- Eerst wordt de rechter maaiunit ingetrokken tot de minimale werkbreedte. - Vervolgens wordt de linker maaiunit uitgetrokken tot de maximale werkbreedte. Zijwaartse verplaatsing naar rechts: - Eerst wordt de linker maaiunit ingetrokken tot de minimale werkbreedte. - Vervolgens wordt de rechter maaiunit uitgetrokken tot de maximale werkbreedte.
0800_NL-Power-Control_3846
Tussen de invoervelden wordt genavigeerd met de pijltjestoetsen op het schakelpaneel.
Selectietoets "Zijwaartse verplaatsing" is ingeschakeld
Opmerking
NL
- 15 -
Het menu kan vanaf iedere pagina worden verlaten door op de ‘I/O’-toets te drukken.
Power Control – Bediening
SET-menu
TEST-menu
Bij het indrukken van de toets ‘Menu’ op het schakelpaneel worden de volgende menu-pagina’s weergegeven.
Bij het indrukken van de toets ‘Menu’ op het schakelpaneel worden de volgende menu-pagina weergegeven.
Het SET-menu komt na het WORK-menu.
Het TEST-menu komt na het SET-menu.
Machineconfiguratie
Sensortest
a
b
c
Aanwijzing!
d
e
f
g
Aanwijzing!
b h
c
a
Keuze van het machinetype
Tussen de invoervelden wordt genavigeerd met de pijltjestoetsen op het schakelpaneel.
a
d
Betekenis van de weergave:
NL
Een zwart hokje betekent:
sensor / schakelaar levert signaal ‘1’
De betreffende configuratie wordt gewijzigd met de plus- en mintoetsen op het schakelpaneel.
Instelbare types: NC 10000 b
Maai-installatie midden beschikbaar
vinkje = maai-installatie wordt meegestuurd
kruis = maai-installatie wordt niet meegestuurd c
a
Instelbare waarden: 3,0 m (Novacat 306 F)
3,5 m (Novacat 356 F)
In het linker veld wordt de functie van de sensor tijdens de stilstand van de cardanas gecontroleerd.
In het rechter veld wordt de functie van de sensor bij draaiende cardanas gecontroleerd, dit veld wordt zwart wanneer de cardanas sneller draait dan 10 omw/min.
Ontlastingsdruk instellen
De beide zijdelingse maai-installaties moeten zich in arbeidspositie bevinden.
De actuele ontlastingsdruk wordt weergegeven
De maximale waarde bedraagt 230 bar.
Tijdverschil bij heffen en laten zakken
e
f
e
t1 … tijdverschil bij neerlaten
f
t2 … tijdverschil bij heffen
Instelbereik beide tijden 0,0 sec – 9,9 sec
De tijden worden met de toetsen plus en min in stappen van 0,1 seconden versteld.
Een snelheidsgerelateerde wegregeling is niet mogelijk.
0800_NL-Power-Control_3846
PTO (cardanas)
Werkbreedte frontmaaier
d
Betekenis van de weergave:
b
Spanningsweergave
De bovenste voltage-weergave geeft de laagst gemeten netspanningswaarde sinds de start van de bediening weer. Deze waarde blijft opgeslagen tot de volgende nieuwe start.
De onderste voltage-weergave geeft de actuele netspanningswaarde weer. c
Voltage-weergave van de drukomvormer Bij deze weergave wordt de actueel uitgegeven spanningswaarde van de drukomvormer aangegeven. Op deze manier kan met behulp van het gegevensblad de functie worden gecontroleerd.
d
Sensor maaiunit links
e
Sensor maaiunit lrechts
f
zonder functie
g
zonder functie
h
Sensor maai-installatie midden
- 16 -
Aanwijzing! Het menu kan vanaf iedere pagina worden verlaten door op de ‘I/O’-toets te drukken.
Power Control – Bediening
KAL-menu
DATA-menu
Bij het indrukken van de toets ‘Menu’ op het schakelpaneel worden de volgende menu-pagina weergegeven.
Bij het indrukken van de toets ‘Menu’ op het schakelpaneel worden de volgende menu-pagina weergegeven.
Het KAL-menu komt na het TEST-menu.
Het DATA-menu komt na het KAL-menu.
NL
Aanwijzing! Tussen de invoervelden wordt genavigeerd met de pijltjestoetsen op het schakelpaneel.
a b
Functie van het menu:
Na vervanging moeten de hoeksensoren opnieuw gekalibreerd worden. De sensoren moeten immers de spanningswaarden aan de eindposities kennen.
•
De minimale en maximale werkbreedte wordt tot stand gebracht door middel van een terugspringende toets (de functie wordt slechts uitgevoerd zolang de toets ingedrukt wordt).
De maaiunits moeten zich daarvoor in de veldtransportpositie bevinden.
•
Kalibreerproces
Aanwijzing!
Betekenis van de weergave: a
Bedrijfsuren
b
Softwareversie
Aanwijzing! Het menu kan vanaf iedere pagina worden verlaten door op de ‘I/O’-toets te drukken.
- Toets "Werkbreedte verkleinen" indrukken tot de twee maaiunits zich aan de binnenste aanslag bevinden. - Toets "Werkbreedte vergroten" indrukken tot de twee maaiunits zich aan de buitenste aanslag bevinden. - Toets "Menu/OK" 2 seconden lang indrukken.
Het opslaan wordt bevestigd door een akoestisch signaal.
0800_NL-Power-Control_3846
De betreffende configuratie wordt gewijzigd met de plus- en mintoetsen op het schakelpaneel.
- 17 -
ISOBUS - Terminal
Varianten Bediening met de ISO-Control-Terminal
NL
Computer met extra ISO-kaart
Joystick Bedieningspaneel ISO-Control
ISO-Bus Adapter
10 Ampere-zekering
Trekkerkabel met ISO-Bus
Varianten Bediening via de ISO-Bus-Trekker-Terminal
Display Trekker terminal 473A2000.0
0900_NL-ISOBUS-Terminal_3846
- 18 -
ISOBUS - Terminal
Bedieningsstructuur – maaier met ISOBUS-aansluiting F1
F2
F3
F4
F5
F6
Opmerking Bij een functionele storing door verkeerde sensorwaarden kan de besturing in een ongedefinieerde toestand belanden. Door 10 seconden lang te drukken op de STOP-toets wordt de besturing weer in haar uitgangspositie gezet. Dit wordt bevestigd door een akoestisch signaal. Vervolgens de maaiunits weer in arbeidspositie zetten.
F7
F8
F9
F10
F = Aanduidings-menu T = Toetsen nummering
0900_NL-ISOBUS-Terminal_3846
- 19 -
NL
ISOBUS - Terminal
NL
Betekenis van de toetsen Start menu
F1
Transport menu T1
F4
T2
T2
T7
T3
T8
T4
T9
T5
T1 STOP
T2 Wechsel zur Seite 2 (Umschaltung auf Maske (F5))
T2 Werk menu
T7 Selectie "Arbeidspositie veranderen in wegtransportpositie"
T3 Transport menu
T8 maaiers in wegtransportstand zwenken
T4 Data menu
T9 maaiers in werkstand zwenken
T5 Set menu Functie van de STOP-toets Alle lopende processen worden stopgezet.
F5
Functie van de ESC-toets: Terugkeren naar het vorige menu.
Werk menu
T2
T7
T3
T8
T4
T9 T10
F2 T2 T3
T7
T2 Wechsel zur Seite 1 (Umschaltung auf Maske (F4))
T8
T3 Frontmäher heben
T4
T4 Frontmäher senken
T9
T7 Linke Mäheinheit heben T8 Linke Mäheinheit senken
T2 Linker maaier heffen/neerlaten
T9 Rechte Mäheinheit heben
T3 Middelste maaier heffen/neerlaten
T10 Rechte Mäheinheit senken
T4 Rechter maaier heffen/neerlaten T7 Automatische functie "Maaiunits heffen" T8 Automatische functie "Maaiunits neerlaten" T9 Navigeren in het menu "Zijwaartse verplaatsing"
- Omschakelen naar venster (F3)
F3
Data menu T1
F6
T2 T3
T8
T4
T1 Werkbreedte vergroten
T8 Teilzähler (ha, h) löschen
T2 Werkbreedte verkleinen T3 Zijwaartse verplaatsing naar links T4 Zijwaartse verplaatsing naar rechts
0900_NL-ISOBUS-Terminal_3846
- 20 -
ISOBUS - Terminal
NL
Set menu T2 Ontlastingsdruk verhogen
F7 T2
a
T3
T3 Ontlastingsdruk verlagen
T7
b
T8 T9
a
Frontmäher aktivieren/deaktivieren
b
Arbeitsbreite Frontmäher einstellen
T7 Navigeren in het menu "Tijd-/wegafhankelijk heffen/neerlaten" - Omschakelen naar venster (F8) T8 Navigeren in het menu "Test"
- Omschakelen naar venster (F9)
T9 Navigeren in het menu "Zijwaartse verplaatsing kalibreren"
- Omschakelen naar venster (F10)
Betekenis van de weergave:
F8
a a
b c
km/h = weg-/snelheidsafhankelijk
sec =
tijdafhankelijk
b
Snelheidssignaal van tractor beschikbaar of niet beschikbaar
c
Waarden instellen bij het neerlaten
d
Waarden instellen bij het heffen
d
F9
"Tijd-/wegafhankelijk heffen/neerlaten" instellen
Weergave (meter (m) of seconden (sec)
Betekenis van de weergave:
a
a
b
De bovenste voltage-weergave geeft de laagst gemeten netspanningswaarde sinds de start van de bediening weer. Deze waarde blijft opgeslagen tot de volgende nieuwe start.
De onderste voltage-weergave geeft de actuele netspanningswaarde weer.
c d
Spanningsweergave
b
PTO (cardanas) In het rechter veld wordt de functie van de sensor bij draaiende cardanas gecontroleerd, dit veld wordt zwart wanneer de cardanas sneller draait dan 10 omw/min.
c
Weergave van de actuele sensorstatussen Een zwart vierkant staat voor een actieve sensor. Bij het activeren en deactiveren van de sensor moet het vierkant van zwart naar wit wisselen.
d
Voltage-weergave van de drukomvormer
Functie van het menu:
F10
Na vervanging moeten de hoeksensoren opnieuw gekalibreerd worden. De sensoren moeten immers de spanningswaarden aan de eindposities kennen.
•
De maaiunits moeten zich daarvoor in de veldtransportpositie bevinden.
•
Kalibreerproces
T2 T3 T4
T2 Waarden opslaan T3 Kalibreren - positie maximale werkbreedte T4 Kalibreren - positie minimale werkbreedte
0900_NL-ISOBUS-Terminal_3846
- 21 -
-
Toets "Werkbreedte verkleinen" indrukken tot de twee maaiunits zich aan de binnenste aanslag bevinden.
-
Toets "Werkbreedte vergroten" indrukken tot de twee maaiunits zich aan de buitenste aanslag bevinden.
-
Opslaan
ISOBUS - Terminal
NL
Voor de maaiers knoppen op de Joystick toewijzen Am Joystick sind 8 gleichwertige Funktionstasten (1-8), eine grüne Freischalttaste (A0) und ein Ebenenschalter (E1/E2/E3). Pro Ebene (E1/E2/E3) können mit den Tasten 8 verschiedene Funktionen belegt werden = max. 24 verschiedene Funktionen können mit dem Joystick ausgeführt werden.
Belegung der Joystick-Funktionstasten kontrollieren Vom Startmenü ausgehend T8 drücken. Mit dem Ebenenschalter (E1/ E2/E3) zu der jeweiligen Übersicht wechseln. Belegte Funktionstasten werden durch das Funktionssymbol gekennzeichnet.
T8
E1
E2
Instellen van de Joystick Belegung der Joystick-Funktionstasten einstellen Vom Startmenü ausgehend T6 drücken und im Menü Field-oerator 300 T9 drücken um das Joystick-Einstellmenü zu erhalten. T6
T9
1.Mit dem Tastenblock
des Terminals das Funktionssymbol auswählen.
2.Ebene am Joystick mit dem Ebenenschalter (E1/E2/E3) auswählen. 3.Grüne Freischalttaste "A0" am Joystick drücken und gleichzeitig die gewünschte Funktionstaste (1-8) auswählen. 4.Am Display erscheinen folgende Symbole: Die Funktion "STOP" wurde am Joystick auf der Ebene 1 mit der Funktionstaste 7 belegt. Pas op! De cijfers op het Joysticksymbool (1/2//3) duidt de schakelaarstand van het moment aan!
1 Schakelaar boven (LED licht rood op)
2 Schakelaar boven (LED licht geel op)
3 Schakelaar boven (LED licht groen op) 5.Alle weiteren Belegungen der Funktionstasten nach gleicher Vorgehensweise einstellen.
0900_NL-ISOBUS-Terminal_3846
- 22 -
E3
GEBRUIK
NL
Belangrijke opmerkingen voor u begint te werken 1. Controle
5. Afstand houden bij lopende motor.
- De staat van de messen en de mesbevestiging controleren.
zie aanhangsel-A p. 1. - 7.)
- De maaischijven op beschadigingen controleren (zie ook hoofdstuk onderhoud en reparaties).
2. Schakel de machine alleen in als ze in werkstand is en overschrijdt het maximum toerental niet!
Een sticker, die naast de aandrijfkast is aangebracht, laat zien voor welk aftakas-toerental uw maaier geschikt is.
540 Upm
bsb 447 410
- Stuur personen buiten het gevarengebied van de machine; er kunnen voorwerpen worden weggeslingerd.
1000 Upm
• De aftakas aandrijving alleen inschakelen, als alle beschermingen (beschermkappen, beschermkleden, enz.) op de juiste wijze zijn aangebracht.
Bijzondere aandacht is te besteden aan het werken op percelen met veel stenen en in de buurt van wegen.
6. Gehoorbeschermers dragen Afhankelijk van de verschillende trekkercabine's, kan het geluidspeil op de werkplek verschillen.
3. Let op de draairichting van de aftakas!
a
/6
95
8/
td
4. Voorkomen beschadigingen
• Wordt een geluidspeil van 85 dB (A) of hoger bereikt, moet gehoorbescherming binnen handbereik gehouden worden. • Wordt een geluidspeil van 90 dB (A) bereikt of overschreden, dan moet de gehoorbeschermer gedragen worden.
Het te maaien veld moet vrij zijn van obstakels en vreemde voorwerpen. Vreemde voorwerpen (bijv. grote stenen, stukken hout, afrasteringspaaltjes enz.) kunnen de maaier beschadigen.
Mocht er toch een vreemd voorwerp in de maaier komen • Direct stoppen en de aandrijving uitschakelen. • De machine zorgvuldig op beschadigingen controleren. Vooral de maaischijven en hun aandrijfas goed controleren (4a). • Indien nodig, de machine door een vakman laten repareren.
Na contact met een vreemd voorwerp • De staat van de messen en de mesbevestiging controleren (zie ook hoofstuk "Onderhoud")
4a
01-00-10
• Alle mesbouten natrekken.
0800-NL Einsatz_3846
Aanwijzingen voor veilig werken:
- 23 -
LET OP! Na één bedrijfsuur • alle mesbouten natrekken.
GEBRUIK
Werken 1. Snijhoogte verstellen door de topstang af te stellen (maaischijven in een hoek van maximaal 5°). 2. Om te maaien wordt de aftakas buiten het te maaien gewas ingeschakeld en wordt de machine langzaam op toeren gebracht.
Door een gelijkmatig verhogen van het aandrijftoerental worden systeembepaalde bijgeluiden in de vrijloopkoppeling vermeden.
- De rijsnelheid wordt mede bepaald door gewas- en terreinomstandigheden.
Afstelling: - Aanbouwraam moet horizontaal zijn (15). - De hefstangen begrenzen om zijdelingse speling te voorkomen.
Aanrijbeveiliging
Bij het maaien rond bomen, afrasteringen e.d. kan het ondanks de nodige voorzichtigheid tijdens het werken toch tot een aanraking met het objekt komen. Om daarbij beschadigingen te voorkomen is er een aanrijbeveiliging in de machine gebouwd.
Attentie! Het doel van deze aanrijbeveiliging is niet om bij volle snelheid schade aan de machine te voorkomen.
Werking van de hydraulische aanrijbeveiliging
Bij het raken van een hindernis, kan het element zo ver naar achteren zwenken dat het meestal aan de hindernis voorbij gaat. - Door de bufferdruk zwenkt de maaibalk vervolgens automatisch weer in de uitgangspositie.
0800-NL Einsatz_3846
- 24 -
NL
Kneuzer (Conditioner)
Maaien met de kneuzer Het effect van de kneuzer kan worden veranderd. - De afstand tussen de rotor en de verstelplaat wordt met hendel (13) veranderd.
In de laagste stand is het kneuseffect het grootst (Pos. 3).
Het voer mag echter niet geplet worden.
Juiste riemspanning Maat X2 controleren NOVACAT V10: X2 = 180 mm maaieenheden)
(Zijdelingse
Toerental 700 o/m - Minder beschadiging van het gewas
Riemschijven, V-riemen en schermkap moeten worden vervangen.
Voor onderdelen: zie het onderdelenboek
Stand van de rotorvingers Pos. Z1: Stand van de rotorvingers voor normaal gebruik Pos. Z2: Voor zware omstandigheden, bijvoorbeeld als het gewas zich rond de rotor-as wikkelt. De rotortanden 180° draaien (Pos. Z2). Deze stand van de vingers lost in de meeste gevallen de problemen op. Het kneuseffect wordt er echter iets door verminderd.
0800-NL Aufbereiter_3846
- 25 -
NL
Kneuzer (Conditioner)
NL
In- en uitbouwen van de kneuzer Waarschuwing!
1. Ontlastingsdruk verlagen - De druk via het bedieningsapparaat verlagen tot ca. 80 bar.
Voordat de kneuzer wordt gedemonteerd, moet de hydraulische druk van de ontlasting worden verminderd.
Anders bestaat het gevaar, dat de maaier na het afkoppelen van de kneuzer, ongecontroleerd omhoog komt.
- Zie bediening van "Power Controle" of "ISO-bus"
2. Beschermkappen verwijderen - Beschermkap (1) uitbouwen - Beschermkap (2) uitbouwen - Beschermkap (3) uitbouwen
3. V-snaren verwijderen - Meskruk (4) aanbrengen - Meskruk naar onder drukken en vastzetten in de opening (5) - V-snaren verwijderen
0800-NL Aufbereiter_3846
- 26 -
Kneuzer (Conditioner)
NL
4. Transportwielen aanbrengen - Transportwielen (6) links en rechts aanbrengen
Belangrijk! Tijdens het maaien zonder kneuzer moeten aan de machine extra beschermingen worden aangebracht en de beide zwadvormers moeten worden gemonteerd. Zie onderdelenlijst.
5. Bevestigingen links en rechts losmaken - Stelschroef (7) links en rechts verwijderen - Schroef (8) links en rechts verwijderen - De kneuzer is nu niet meer verbonden met de maaiunit
Opmerking: Aan de linkerzijde moet eerst nog de bovenste beschermplaat verwijderd worden.
6. Kneuzer verwijderen - De kneuzer naar achteren uit de machine trekken. - Kneuzer altijd op een vaste ondergrond wegzetten
7. Beschermplaten opnieuw aanbrengen. 8. Beschermelement of zwadvormer monteren Het monteren van de kneuzer gebeurt in omgekeerde volgorde.
0800-NL Aufbereiter_3846
- 27 -
KNeuzER (conditioner)
Maaien zonder kneuzer Let hier speciaal op, als de kneuzer van de maaier is gedemonteerd Aanwijzing voor uw veiligheid Een machine met kneuzer (CR) is als geheel met de voorgeschreven beschermingen uitgerust. Als de kneuzer echter wordt afgebouwd, is de maaier niet meer voorzien van een complete bescherming. In deze toestand mag zonder extra beschermingen niet worden gemaaid! ATTENTIE! Voor het maaien zonder kneuzer (CR) moeten extra beschermingen worden gemonteerd die speciaal voor deze maaier zijn gemaakt. Bij een nieuwe maaier met kneuzer horen deze extra beschermdelen niet tot de leveromvang; ze moeten extra worden besteld (zie onderdelenboek, bouwgroep ‘SCHUTZ HINTEN’)
0800-NL MÄhen OHNE CR_3846
- 28 -
NL
NOVACAT V10
0800-D Rotor_3846
(Type 3846)
- 29 -
Walzenaufbereiter
NL
Funktionsweise Der Walzenaufbereiter ist für Luzerne und Kleearten geeignet. Zwei angetriebene, ineinandergreifende Walzen quetschen das Mähgut. Dabei wird die natürliche Wachsschicht der Pflanzen verletzt und die Trocknungszeit wird beschleunigt.
1
Sicherheitshinweis: Vor der Inbetriebnahme die Betriebsanleitung und im speziellen die Sicherheitshinweise lesen und beachten.
2 3
4
5
6
021-09-03b (Abb.: Walzenaufbereiter - Type 3846 (rechter zu linker Walzenaufbereiter gespiegelt)
Bezeichnungen: (1) (2) (3)
Zentrale Schmiereinheit (am Beleuchtungsträger) Verstellbare Schwadbleche Verstelleinheit für Schwadbleche (links und rechts)
(4) (5) (6)
Wartungseinheit: Kettenantrieb obere und untere Gummiwalze Wartungseinheit: Riemenantrieb
Einstellmöglichkeiten Im Auslieferungszustand ist der Walzenaufbereiter für mittlere Intensität voreingestellt. Für eine optimale Anpassung an die Umgebungsbedingungen können folgende Einstellungen vorgenommen werden:
Abstand der Walzen zueinander:
Warnung!
Der Walzenabstand wird auf der linken und rechten Seite identisch mit der Verstellschraube (1) eingestellt. (Bild: 021-09-04) Grundeinstellung: (X) = 45 mm
Rotierende Bauteile, Einzugsgefahr. Bei laufendem Motor niemals Schutzeinrichtungen öffnen oder entfernen.
Aufgrund von Bauteiltoleranzen kann trotz Grundeinstellung ein ungleichmäßiger Walzenspalt entstehen. Kontrollieren und bei Bedarf einseitig die Verstellschraube (1) nachstellen.
0900-NL_Walzenaufbereiter_3846
- 30 -
Walzenaufbereiter
NL
Federvorspannung der oberen Walze: Die obere Walze ist beweglich und wird links und rechts jeweils mit einer Feder vorgespannt. Die Intensität der Federvorspannung wird jeweils mit der Mutter (WS) eingestellt. (Bild: 021-09-55)
WS
Standardeinstellung (SE): 210 mm SE
021-09-55
Schwadbreite einstellen:
ES
Das gemähte und aufbereitete Mähgut wird mit den Schwadblechen zur gewünschten Schwadbreite geformt. Die Verstellung der Schwadbleche erfolgt links und rechts identisch durch öffnen und verstellen der Verstellschraube (ES) (Bild: 021-09-26)
021-09-26
Einsatz Fahrgeschwindigkeit: Die Fahrgeschwindigkeit dem Futterbestand anpassen. Zu hohe Geschwindigkeit verringert die Qualität und Gleichmäßigkeit der Aufbereitung.
Verletzungsgefahr durch wegfliegende Teile. Ausreichenden Sicherheitsabstand von Personen während des mähens einhalten.
Arbeiten ohne Walzenaufbereitung: Bei Bedarf kann der Walzenaufbereiter auch demontiert und gegen einen Zinkenaufbereiter bzw. Schwadformer ausgetauscht werden. (Nähere Informationen hierzu bei Ihrem Vertriebspartner) Eine Maschine mit Aufbereiter ist als gesamte Einheit mit ordnungsgemäßen Schutzelementen ausgestattet. Falls der Aufbereiter abgebaut wird, ist die Mäheinheit nicht mehr vollständig verkleidet. In diesem Zustand darf ohne zusätzliche Schutzelemente nicht gemäht werden!
Achtung! Wird der Walzenaufbereiter demontiert, sind die Mähklingen des Scheibenmähers frei zugänglich. Es besteht höchste Verletzungsgefahr. Für das Mähen ohne Aufbereiter sind am Mähbalken Schutzelemente zu montieren, die speziel für diese Betriebsart vorgesehen sind. Bei einer neuen Maschine mit Aufbereiter sind diese Schutzelemente nicht im Lieferumfang enthalten; die Teile müssen zusätzlich bestellt werden (siehe Ersatzteilliste, Baugruppe "SCHUTZ HINTEN").
0900-NL_Walzenaufbereiter_3846
Vorsicht!
- 31 -
Walzenaufbereiter
NL
Wartung Reinigung: (alle 20 Betriebsstunden) • Die Gehäuseabdeckung des Kettenantriebes abschrauben (Bild: 021-09-18) • Die Abdeckung der Wartungsöffnung beim Riemenantrieb abschrauben (Bild: 021-09-19)
Vorsicht!
• Abgelagerten Schmutz entfernen
Vor Wartungs- und Reparaturarbeiten Motor abstellen und Schlüssel abziehen.
• Gummiwalzen reinigen Schmutz kann die Schmierung beeinträchtigen und in Folge Sachbeschädigung hervorrufen!
Wartungseinheit Kettenantrieb (Bild: 021-09-17) Schmierung: (alle 20 Betriebsstunden) Die Antriebsketten werden durch die zentrale Schmiereinrichtung geschmiert. Mit jedem Hebevorgang des Mähers wird ein Schmierimpuls ausgelöst. • Funktionskontrolle der Schmiereinrichtung • Ölstand kontrollieren. (Der Ölbehälter ist am Beleuchtungsträger montiert) 021-09-17
Ölstand der zentralen Schmiereinheit vor jedem Einsatz prüfen. Der Betrieb ohne ausreichender Schmierung führt zu Sachbeschädigung der Antriebsketten.
WS2
Kettenspannung: (alle 60 Betriebsstunden) (Bild: 021-09-16)
PP2
Kurze Antriebskette Kettenspannung mit dem Daumen am Prüfpunkt (PP1) kontrollieren. Optimale Abweichung: 3,5 - 5mm Kettenspannung ändern: • Schrauben (3) lockern
PP1
• Spannschraube (WS1) einstellen
Lange Antriebskette
3
021-09-20
Kettenspannung mit dem Daumen am Prüfpunkt (PP2) kontrollieren. Optimale Abweichung: 5 - 8 mm
WS1
Kettenspannung ändern: • Spanschraube (WS2) einstellen
021-09-16
0900-NL_Walzenaufbereiter_3846
- 32 -
Walzenaufbereiter
Walzenlage ändern: (bei Bedarf) (Bild: 021-09-11) Nach mehrmaligem Nachspannen der Antriebsketten wird sich die Walzenlage verändern. Walzenlage einstellen: Schrauben (WS) öffnen und die Walze verdrehen. Die Stellung der unteren Walze so einstellen, bis die Profile der beiden Walzen optimal ineinander greifen und sich nicht gegenseitig berühren.
WS 021-09-11
Optimale Walzenlage verhindert frühzeitige Abnützung der Gummiwalzen.
WS Antriebsriemen: (bei Bedarf) (Bild: 021-09-12) Riemenspannung kontrollieren:
SE
• Grundeinstellung (SE): XXmm Riemenspannung ändern: • Schraube (WS) einstellen Riemen tauschen: Wenn die Antriebsriemen Beschädigungen oder Verschleiß aufweisen sind diese zu tauschen. (Achtung: Immer den kompletten Riemensatz austauschen!)
021-09-12
• Riemenspannung lockern. Zur Unterstützung kann mit dem Klingen-Schnellwechsel-Schlüssel (1) der Riemenspanner deaktiviert werden (Bild: 021-09-13) • Riemen tauschen • Riemenspannung wieder herstellen
Schmierung: (Bild: 021-09-13/14) (Alle 20 Betriebsstunden) • SP 1 • SP 3 • SP 4
(Alle 100 Betriebsstunden) • SP 2
Getriebe Öl: (Bild: 021-09-22) (Alle 100 Betriebsstunden) Das Getriebe befindet sich jeweils auf der Innenseite der Mähbalken.
BS
• Ablassschraube (AS) öffnen und Öl ablasen • Getriebe Öl (450ml) beim Befüllschrauben (BS) einfüllen
AS
021-09-22
0900-NL_Walzenaufbereiter_3846
- 33 -
NL
ZWADVORMERS
NL
Roterende zwadvormers
Met de zwadvormers (1) wordt tijdens het maaien een smaller zwad gemaakt. Hierdoor wordt voorkomen dat de trekkerwielen over het gemaaide gewas heenrijden.
Bschermblikken monteren - links (1) en rechts (2)
Instelling van de beide trekveren A = bij hoog, dicht gewas B = basisafstelling C = bij kort gewas
Verhoogde schijven (extra-uitrusting) De verhoogde schijven zijn aan te bevelen: - Voor het verbeteren van de doorvoer om in bijzonder zwaar gewas een goed zwad op te bouwen - Voor de onderdelen: zie de onderdelenlijst
0200-NL Schwadformer_379.P65
- 34 -
Onderhoud
Veiligheidsaanwijzing • Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie werkzaamheden, de trekkermotor uitschakelen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de open lucht moet blijven, moeten de cylinderstangen worden gereinigd en worden ingevet.
Veiligheidsaanwijzing TD
49 /93 /2
fETT
Overwinteren
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud Om ook na langere tijd nog plezier van uw machine te houden neemt u de volgende aanwijzingen in acht: - Na de eerste gebruiksuren alle bouten en moeren na-trekken. Speciaal gecontroleerd moeten worden: - Mesbouten bij maaiers - Bouten in de tandbevestiging van schudders en van zwadharken
Onderdelen a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze machines en werktuigen ontwikkeld. b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde delen niet door ons gecontroleerd en vrijgegeven zijn. c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde omstandigheden constructieve eigenschappen van Uw machine negatief beïnvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade ontstaan door het gebruik van niet originele delen en toebehoren.
- De machine voor het overwinteren goed schoon maken. - Beschermd tegen weersinvloeden opbergen. - Olie-wisselen of op niveau brengen. - Blanke delen tegen roest beschermen. - Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen - zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt! In principe gelden de aanwijzingen die in de gebruikershandleiding worden gegeven.
Hydrauliekinstallatie Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m. verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk een arts.
Reinigen van machinedelen
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het smeerschema doorsmeren en de machine een korte tijd laten draaien. - Door met te hoge druk te reinigen kan beschadiging van lak optreden.
0400_NL-Allgemeine-Wartung_BA
• Voor het verrichten van instel-, onderhoudsen reparatie werkzaamheden, de trekkermotor uitschakelen. • Werkzaamheden onder de machine alleen uitvoeren, wanneer de machine veilig en stabiel staat en goed wordt ondersteund. •
Na één werkuur alle bouten natrekken.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven, gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding van de betreffende aftakassenfabrikant.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de fabrikant uit.
Let op!
NL
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50 bedrijfsuren - Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname - Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal. Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
- 35 -
Reparatieaanwijzingen Let op de reparatieaanwijzingen in de aanhang (indien beschikbaar)
Onderhoud
NL
Olie verversen bij de maaibalk Aanwijzing:
Olie verversen
• Olie vervangen als deze op bedrijfstemperatuur is.
- Olie na de eerste 100 bedrijfsuren en vervolgens ten minste 1x per jaar verversen. - Maaibalk op de buitenste zijde heffen. - Controleschroef (62) verwijderen en de oude olie eruit laten lopen en milieuvriendelijk verwerken.
De olie is te stroperig als deze koud is. Er blijft dan teveel oude olie aan de tandwielen hechten en daardoor worden de aanwezige zwevende deeltjes niet uit de aandrijving verwijdert.
Hoeveelheid olie: 4,0 liter SAE 90
Oliepeil controle bij het maaielement • Het oliepeil kan, onder normale omstandigheden, jaarlijks bij-gevuld worden.
1. Maaielement aan een kant heffen (X1) en ondersteunen. • De kant waar zich de olievulschroef bevindt, blijft op de bodem. • Het maaielement aan de andere kant X1 heffen en met juiste hulpstukken ondersteunen.
td 155-99-19
X1
AANWIJZING:
X1 = 23 cm
- Oliepeilcontrole uitvoeren als de olie op bedrijfstemperatuur is.
2. Maaielement in deze stand ca. 15 minuten laten staan. • Deze tijd is nodig, zodat alle olie onderin het maaielement zakt.
63
OIL LEVEL
3. Olievulschroef (63) uitnemen.
Aan de boring van deze vulschroef wordt het oliepeil gemeten.
Attentie!
td 17-99-13
De olie is in koude toestand te weinig vloeibaar. Er blijft te veel olie aan de tandwielen kleven, het meetresultaat zou dan verkeerd zijn.
- De balk rechtop zetten - Olieniveauplug (63) er uit nemen en olie bijvullen.
4. Oliepeil controleren - de afstand tot het olieniveau meten. - Het oliepeil is korrekt als de olie tot aan de vulschroef (63) (OLIEPEIL) komt. • Teveel olie leidt tijdens het werk tot oververhitting van het maaielement. • Te weinig olie brengt de benodigde smering in gevaar.
OIL LEVEL
td17/99/10
1) De vulschroef (63) is gelijktijdig de niveauplug (OLIEPEIL) 0800-NL WARTUNG_3846
- 36 -
Onderhoud
NL
Onderhoud van de transmissie Aanwijzing: Het oliepeil kan, onder normale omstandigheden, jaarlijks bijgevuld worden (OLIEPEIL).
Tandwielkast - Olie verversen na de eerste 50 bedrijfsuren.
63
62
62
- Verversen om de 100 bedrijfsuren.
Hoeveelheid olie:
4,3 liter SAE 90 510.101
64
62
Tandwielkast - Olie verversen na de eerste 50 bedrijfsuren. OIL-LEVEL
- Verversen om de 100 bedrijfsuren.
510.083
Hoeveelheid olie:
0,8 liter SAE 90
63
- Invulopening (62) - Aftapopening (63) - Oliepeilcontrole (OIL LEVEL)
Montage van de messen Attentie! De pijl op het mes geeft de draairichting van de maaischijf aan. -
Voor montage schroefoppervlak van lak ontdoen.
371-08-14
0800-NL WARTUNG_3846
- 37 -
Onderhoud
Instellen van de veldtransportstand (Wendakker) De volgende aanwijzing geldt voor de beide maaiers. 1. Afstand van de sensoren instellen ( 2 mm) 2. De beide maaiers zo ver heffen tot de hydraulische cilinder de maat ‚1100 mm‘ heeft bereikt. 3. Bouten van schijf (10) losdraaien. 4. De schijf (10) in het sleufgat verschuiven tot de rand zo dicht mogelijk bij de sensor (S1) ligt. 5. Bouten weer vastdraaien
Sensoren instellen De sensoren moeten worden ingesteld en gecontroleerd in die bedrijfspositie waarin de afstand bij de sensor het kleinste is. Let daarbij ook op eventuele montagespeling.
Afstand 2 mm
1100
0800-NL WARTUNG_3846
- 38 -
mm
NL
ONDERHOUD
NL
Slijtagecontrole van de maaimeshouder Slijtdelen zijn:
Attentie!
• Messenhouders (30)
Ongevallenrisico bij versleten onderdelen
• Mesbouten (31)
Als deze delen zijn versleten, mogen ze niet langer worden gebruikt.
Arbeidsstappen – zichtcontrole 1. Mesjes verwijderen 2. Voerresten en smeer verwijderen - om de hele mesbout heen weghalen (31)
Controleer de messenhouders in het geheel op slijtage en/of andere beschadigingen • Telkens voor het in gebruik nemen van de machine • Regelmatig tijdens het gebruik • Direct nadat een vreemd voorwerp is geraakt (bijvoorbeeld een steen, een stuk hout, metaal, ...)
ATTENTIE! Er bestaat ongevallenrisico als: - de mesbout in het midden tot op 15 mm is versleten - het gebied waar slijtage optreed tot aan de rand van de boring (30a) is gekomen - de mesbout onderaan (30b) is versleten - de mesbout niet meer vast in de houder zit
Als één, of meerdere van deze slijtage verschijningen zich voordoen, mag NIET verder worden gewerkt. De versleten onderdelen MOETEN direct door originele Pöttinger onderdelen worden vervangen. De mesbouten en de moeren met een kracht van 120 Nm vastzetten.
0000-NL Sichtkontrolle (379)
- 39 -
Er bestaat dan risico dat de onderdelen worden weggeslingerd (mesjes, of afgebroken andere delen)
ONDERHOUD
Houder voor het snel wisselen van messen Attentie! Voor uw veiligheid • Messen en hun bevestiging regelmatig controleren! - De messen aan de maaischijf, moeten gelijkmatig slijten (gevaar voor onbalans).
Bij ongelijkmatige slijtage, paar-wijze vervangen.
Verwisselen van de messen 1. Hefboom (H) van de linker- of de rechterkant tot aan aanslag op de maaischijf "Pos. A" schuiven 2. Hefboom van "Pos. A" naar "Pos. B" zwenken en de bewegende houder (30) naar beneden drukken.
Pos A
- Verbogen of beschadigde messen mogen niet verder gebruikt worden. • Verbogen, beschadigde en/of versleten meshouders mogen niet langer worden gebruikt en dienen direct te worden vervangen.
Pos B
3. Mes (M) verwijderen
Controle van de bevestiging van de mesjes - Normale controle elke 50 uren. - Vaker controleren tijdens maaien op steenachtige velden of tijdens maaien onder moeilijke omstandigheden. - Direkt na het raken van een voorwerp controleren (bijv. stenen, stukken hout enz.).
4. Voerresten en vuil verwijderen - rondom de bouten (30) en op de binnenkant van de bus (32). 5. Controleer • mesbouten (31) op beschadigingen, slijtage en of ze goed vastzitten. • de houder (30) op beschadigingen, verbuiging • bus (32) op beschadigingen - de zijkanten mogen niet verbogen zijn. 6. Mes monteren 7. Zichtcontrole! Controleer of het mes (M) juist tussen de mesbout (31) en de houder (30) is aangebracht (zie afbeelding).
Controle als volgt - zoals beschreven onder het hoofdstuk "messen verwisselen"
0700-NL Klingen_3841
NL
8. Hefboom (H) weer naar stand "A" zwenken en verwijderen.
- 40 -
Attentie!
Beschadigde, verbogen en sterk versleten onderdelen niet verder gebruiken. (Gevaar voor ongevallen).
ELEKTRO-HYDRAULIEK
Storingen en oplossingen als de electriciteit uitvalt Het hydraulische stuurventielblok bevindt zich onder de voorste beschermkap.
Indien in de elektrische installatie een storing optreedt kan de hydraulische functie met een noodbediening worden toegevoegd.
Voor het uitvoeren van de gewenste hydraulische functie: - de bijbehorende ventielknop indraaien
Bij het uitvoeren van hef- of inschakel, resp. zak- en uitschakel functies er op letten dat er voldoende afstand wordt aangehouden in verband met ongevallengevaar! Remark Y1
- regelventiel aan de tractor bedienen - de hydraulische functie wordt uitgevoerd - aansluitend de betreffende ventielknop weer uitdraaien.
Y2
Y3
Y4
Y5
Y6
Y7
Y8
Y9
Y10 Y13 Y15 Y27
Y28 Y29 Y30 Y31
Y2
Y3
Y4
Y5
Y6
Y7
Y8
Y9
Y10 Y13 Y15 Y27 Y28
FT TP AP FT FT TP AP FT FT / TP AP TP TP FT FT
Y1
Y30
Y31
Y28
Y29
Y27
Y9 024-02-04
Y10 Y8
Y7
Y6
Y5
Y4
Y3
Y2
Y1 495.8
Load sensing
0800-NL-Elektro-Stoerung_3846
- 41 -
Y29 Y30 Y31
NL
Technische gegevens
Technische gegevens Beschrijving
NOVACAT V10 (Type 3846)
NOVACAT V10 ED (Type 3846)
Driepuntsbok
Kat III
Kat III
Aantal maaischijven
2x8
2x8
2
2
[m]
8,76 - 9,98
8,76 - 9,98
Aantal messen per schijf Werkbreedte Transportbreedte met
- 3,0 m frame
[m]
2,99
2,99
- 3,5 m frame
[m]
3,51
3,51
[mm]
150
150
Hoogte in transportstand
[m]
3,99
3,99
Lengte in transportstand
[m]
2,62
2,62
[kw/PS]
99 / 135
110 / 150
[ha/h]
12,0
12,0
Tussen-as toerental
[U/min-1]
1000
1000
Slipkoppeling aftakas
[Nm]
1100
1100
Gewicht1)
[kg]
2300
2720
[db(A)]
93,6
93,6
Bodemvrijheid in transportpositie
Benodigd vermogen Capaciteit
Geluidsniveau
Technische gegevens, afbeeldingen, maten en gewichten niet bindend.
Vereiste aansluitingen
Plaats van het typeplaatje
• Hydraulische stekkeraansluiting
Het farieksserienummer (Masch.Nr. / Fzg.Ident.Nr.) de machine is op een typeplaatje ingeslagen en op de chassisbalk. Garantieclaims, onderdelenbestellingen of informatie kunnen niet in behandeling worden genomen indien dit nummer ontbreekt.
- zie hoofdstuk ’Aanbouw aan de tractor’
Bedrijfsdruk min.: 140 bar
Bedrijfsdruk max.: 200 bar
Het is dan ook aan te bevelen het serienummer direct voorop de handleiding c.q. het onderdelenboek te schrijven.
• 7-polige aansluiting voor de verlichting (12 Volt) • 3-polige aansluiting voor de elektro-hydraulische installatie (12 Volt)
1) Gewicht: afwijkingen mogelijk, al naar gelang de uitrusting van de machine
0800-NL Techn-Daten_3846
- 42 -
NL
Technische gegevens
Doelgericht gebruik van de machine
De machine „NOVACAT V10 (Type 3846)“ mag alleen voor doeleinden worden gebruikt waarvoor deze is ontworpen.
Bij gebruik voor andere doeleinden vervalt elke aansprakelijkheid van de fabrikant.
• Voor het maaien van weilanden en korthalmige veldgewassen.
Elke andere toepassing zal als oneigenlijk gebruik gelden.
Voor de daaruit voortkomende schade of beschadigingen is de fabrikant/leverancier niet aansprakelijk. Het risico daarvan draagt alleen de gebruiker/eigenaar.
• Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen.
0800-NL Techn-Daten_3846
- 43 -
NL
NL
Aanhangsel
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
Het origineel laat zich niet vervalsen…
NL
Het werken gaat beter met Originele Pöttinger onderdelen
• K w a l i t e i t e n n a u w k e u r i g e passing
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het klaverblad!
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren • Lagere levensduur
- Economisch werken
• Beschikbaarheid van de onderdelen
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
Aanhangsel -A
Aanwijzingen voor veilig werken
Aanwijzingen voor veilig werken
6.) Meenemen van personen is verboden
In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben op de veiligheid met dit teken aangegeven.
a. Personen op of in de machine meenemen is niet toegestaan. b. De machine mag alleen in de voorgeschreven transportstand over openbare wegen worden vervoerd.
1.) Doelgericht gebruik a. Zie technische gegevens.
7.) Wegverkeer (algemeen)
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen.
a. De trekker moet voor en achter voldoende van ballastgewichten worden voorzien om de bestuurbaarheid en de remkracht te waarborgen.
2.) Onderdelen
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig moet op de vooras rusten).
b. De rijeigenschappen worden door de weg en door de machine beïnvloed. Rijstijl aan de omstandigheden aanpassen.
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze machines en werktuigen ontwikkeld. b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde onderdelen niet door ons gecontroleerd en vrijgegeven zijn.
c. Als er eveneens een Kg 20% volgwagen is aan gekoppeld, moet bij het rijden van bochten rekening gehouden worden met de breedte van de machine en met eventueel uitslaan van de machine. d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt op de uitstekende delen en op door de massakracht doordraaiende delen letten!
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde omstandigheden constructieve eigenschappen van Uw machine negatief beinvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade ontstaan door het gebruik van niet originele delen en toebehoren.
8.) Algemeen a. Voor het aankoppelen van machines in de driepuntshefinrichting de hendel van de hefinrichting in een stand blokkeren, waarin ongecontroleerd heffen of zakken is uitgesloten.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de fabrikant uit.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de driepuntshefinrichting ontstaat beklemmingsgevaar. c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van klemmen of knijpen.
3.) Beschermkappen, -beugels en -doeken Alle beschermkappen, -beugels en -doeken moeten aan de machine gemonteerd zijn en ook intact zijn. Regelmatige controle en vervanging van versleten en beschadigde beschermingen is noodzakelijk.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de hefinrichting buiten de kabine, niet tussen trekker en machine gaan staan. e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor stil staat. f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet de hendel van de hefinrichting geblokkeerd zijn, om ongecontroleerd zakken te vermijden.
4.) Voor het in gebruik nemen a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd maken. Tijdens het werk is dit te laat!
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op de grond worden gezet.
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de handrem en/of voorlegblokken.)
5.) Asbest
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-werkzaamheden, de aandrijfmotor uitschakelen en de aandrijfas afkoppelen.
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig of machine kunnen om technische redenen asbest bevatten. Let op kentekens die op de onderdelen staan.
9400_NL-Anhang A_Sicherheit
9.) Het reinigen van de machine Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde onderdelen te reinigen, ook het reinigen van hydraulische delen met een hogedrukreiniger moet worden ontraden.
-A1-
AFTAKAS
Aanhangsel - B
Aftakas aanpassen
De juiste lengte wordt bepaald door de aftakas-helften naast elkaar te houden.
Tijdens het werk
Tijdens het werken met de machine mogen de v oorgeschreven toerentallen niet overschreden worden.
- nadat de aftakas is uitgeschakeld kunnen sommige machines noch lange tijd door blijven draaien door de massa van sommige onderdelen(maaiers, hakselaars,persen etc.).Gedurende deze tijd niet dicht bij de machine komen. Wanneer alle delen volledig stilstaan kan pas aan de machine gewerkt worden.
Het afkorten
- wanneer de machine wordt afgekoppeld moet de aftakas volgens voorschrift afgelegd worden resp. door een ketting bevestigd worden. Blokkeerketting (H) niet voor het ophangen van de aftakas benutten.
om de lengte aan te passen, de beide aftakashelften in de positie van de kortste afstand (L2)van de aftakaseinden tov. elkaar, naast elkaar houden en aftekenen.
Groothoekkoppeling:
Let op! • lengte (L1) niet overschrijden
Maximale verdraaiing tijdens het werk en niet ingeschakeld 70 graden.
Normale koppeling:
Maximale verdraaiing niet ingeschakeld 90 graden, tijdens het werk maximaal 35 graden.
- Zo groot mogelijke overlapping (min. 1/ 2 X) nastreven. • binnenste- en buitenste- beschermbuis met gelijke lengte inkorten. • Slipkoppeling (2) aan de machinezijde monteren.
ONDERHOUD Ve r s l e t e n b e s c h e r m d e l e n d i re c t vernieuwen.
• Voor elk gebruik de aftakas controleren, of de gaffels goed vergrendeld zijn.
Blokkeerketting - beschermbuis van de aftakas borgen tegen meedraaien. Let erop dat de ketting voldoende lengte heeft voor de bewegingen van de kruiskoppelingsas.
- bij het in bedrijf stellen en na alle 8 werkuren de aftakas doorsmeren met een kwaliteitsvet. - gedurende langere rustperiodes aftakas schoonmaken en doorsmeren.
Tijdenswinterwerkzaamheden de beschermbuizen invetten om te voorkomen dat ze vastvriezen.
8h
0700_ NL-Gelenkwelle_BA-ALLG
NL
- B1 -
FETT
Let op! Gebruik de meegeleverde aftakas. Monteer deze met stilstaande beschermbuizen. Het gebruikvanandere aandrijfassen is niet toegestaan.
AFTAKAS
Aanhangsel - B
Gebruiksinstructie voor een nokkenschakelkoppeling De nokkenschakelkoppeling is een beveiliging, die het draaimoment bij overbelasting tot “nul” reduceert. De uitgeschakelde koppeling kan weer ingeschakeld worden als de aftakasaandrijving wordt uitgeschakeld. Het inschakeltoerental van deze koppeling ligt onder de 200 omw./min.
LET OP! Opnieuw inschakelen ook bij verminderen van het aftakas-toerental mogelijk.
AANWIJZING! De nokkenschakelkoppeling van de aftakas is geen “beladingsgraadmeter”. Het is een echte beveiliging, die Uw machine beschermen moet tegen beschadigingen. Door gevoelsmatig te werken voorkomt U veelvuldig uitschakelen van de koppeling en behoedt hem en de machine voor onnodige slijtage. Smeerinterval: 500 uur (speciaal vet)
Belangrijk voor aftakassen met een platenslipkoppeling Bij overbelasting en kortdurende koppelpieken wordt het koppel begrensd en tijdens de slipduur gelijkmatig overgebracht.
K90,K90/4,K94/1
L
Tijdens het eerste gebruik en na langere tijd buiten gebruik te zijn, de platenslipkoppeling op goede werking controleren. a.) Maat „L“ aan drukveer bij K90, K90/4 en K94/1 resp. aan stelschroef bij K92E en K92/4E vaststellen. b.) Schroeven losdraaien, waardoor de frictieplaten ontlast worden. Koppeling doordraaien. c.) Schroeven op maat „L“ instellen. Koppeling is weer gebruiksklaar.
K92E,K92/4E
L
0700_ NL-Gelenkwelle_BA-ALLG
- B1 -
NL
fETT
Schmierplan
D
Plan de graissage
F
Lubrication chart
GB
8 20h 40 F 80 F 1 J 100 ha FETT
alle 8 Betriebsstunden alle 20 Betriebsstunden alle 40 Fuhren alle 80 Fuhren 1 x jährlich alle 100 Hektar FETT
8 20h 40 F 80 F 1 J 100 ha FETT
Toutes les 8 heures de service Toutes les 20 heures de service Tous les 40 voyages Tous les 80 voyages 1 fois par an tous les 100 hectares GRAISSE
8 20h 40 F 80 F 1 J 100 ha FETT
after every 8 hours operation after every 20 hours operation all 40 loads all 80 loads once a year every 100 hectares GREASE
= (IV) Liter *
Anzahl der Schmiernippel Siehe Anhang "Betriebsstoffe" Liter Variante
= (IV) Liter *
Nombre de graisseurs Voir annexe "Lubrifiants" Litre Variante
= (IV) Liter *
Number of grease nipples see supplement "Lubrificants" Litre Variation
h
Siehe Anleitung des Herstellers
h
Smeerschema
NL
Voir le guide du constructeur
h
Esquema de lubricación
E
See manufacturer’s instructions
Schema di lubrificazione
I
8 20h 40 F 80 F 1 J 100 ha FETT
alle 8 bedrijfsuren alle 20 bedrijfsuren alle 40 wagenladingen alle 80 wagenladingen 1 x jaarlijks alle 100 hectaren VET
8 20h 40 F 80 F 1 J 100 ha FETT
Cada 8 horas de servicio Cada 20 horas de servicio Cada 40 viajes Cada 80 viajes 1 vez al año Cada 100 hectáreas LUBRICANTE
8 20h 40 F 80 F 1J 100 ha FETT
ogni 8 ore di esercizio ogni 20 ore di esercizio ogni 40 viaggi ogni 80 viaggi volta all'anno ogni 100 ettari GRASSO
= (IV) Liter *
Aantal smeernippels Zie aanhangsel "Smeermiddelen" Liter Varianten
= (IV) Liter *
Número de boquillas de engrase Véase anexo “Lubrificantes” Litros Variante
= (IV) Liter *
Numero degli ingrassatori vedi capitolo “materiali di esercizio” litri variante
h
zie gebruiksaanwijzing van de fabrikant
Véanse instrucciones del fabricante
Plano de lubrificação
P
8 20h 40 F 80 F 1 J 100 ha FETT
Em cada 8 horas de serviço Em cada 20 horas de serviço Em cada 40 transportes Em cada 80 transportes 1x por ano Em cada100 hectares Lubrificante
= (IV) Liter *
Número dos bocais de lubrificação Ver anexo ”Lubrificantes" Litro Variante
h
h
Ver instruções do fabricante
9900-Zentral_Legende-Schmierpl / BA/EL Allg / Betriebsstoffvor-
- 49 -
h
vedi istruzioni del fabbricante
fETT
0800-Schmierplan_3846
- 50 -
verlangte kwaliteitskenmerken
caratteristica richiesta di qualità
de performance demandé
required quality level niveau
gefordertes Qualitätsmerkmal
IV (IV)
fETT
grasso al litio
graisse au lithium
lithium grease
Li-Fett (DIN 51 502, KP 2K)
-D1-
huile transmission SAE 90 ou SAE 85 W-140, niveau API-GL 4 ou API-GL 5
huile moteur SAE 30 niveau API CD/SF
oilo motore SAE 30 secondo specifiche API CD/SF olio per cambi e differenziali SAE 90 o SAE 85W-140 secondo specifiche API-GL 4 o API-GL 5
gear oil, SAE 90 resp. SAE 85 W-140 according to API-GL 4 or API-GL 5
motor oil SAE 30 according to API CD/SF
Siehe Anmerkungen * ** ***
Getriebeöl SAE 90 bzw. SAE 85 W-140 gemäß API-GL 4 oder API-GL 5
III
Motorenöl SAE 30 gemäß API CD/SF
ÖL
Pour l’huile transmission consulter le cahier d’entretien - au moins une fois par an.
Sur le tableau de graissage, on trouve un code (p.ex."III") se référant à un lubrifiant donné. En consultant ce code on peut facilement déterminer la spécification demandée du lubrifiant. La liste des sociétés pétrolières ne prétend pas d’être complète.
HYDRAULIKöL HLP DIN 51524 Teil 2
II
Before garaging (winter season) an oil change and greasing of all lubricating points has to be done. Unprotected, blanc metal parts outside (joints, etc.) have to be protected against corrosion with a group "Iv" product as indicated on the reverse of this page.
Vor Stillegung (Winterperiode) Ölwechsel durchführen und alle Fettschmierstellen abschmieren. Blanke Metallteile außen (Gelenke, usw.) mit einem Produkt gemäß “IV” in der umseitigen Tabelle vor Rost schützen.
(II)
- Take out oil drain plug, let run out and duly dispose waste oil.
- Ölablaßschraube herausnehmen, das Altöl auslaufen lassen und ordnungsgemäß entsorgen.
I
Avant l’arrêt et hiver: vidanger et grais-ser. métaux nus à l' extérieur protéger avec un produit type “Iv” contre la rouille (consulter tableau au verso).
Gear oils according to operating instructions - however at least once a year.
Getriebeöl gemäß Betriebsanleitung - jedoch mindestens 1 x jährlich wechseln.
Betriebsstoff-Kennzahl Lubricant indicator Code du lubrifiant Numero caratteristico del lubrificante Smeermiddelen code
- retirer le bouchon de vidange, laisser l'huile s'écouler et l'éliminer correctement.
The applicable lubricants are symbolized (eg. “III”). According to this lubricant product code number the specification, quality and brandname of oil companies may easily be determined. The listing of the oil companies is not said to be complete.
Le bon fonctionnement et la longévité des machines dépendent d’un entre-tien soigneux et de l’utilisation de bons lubrifiants. Notre liste facilite le choix correct des lubrifiants.
Édition 1997
Lubrifiants
Im Schmierplan ist der jeweils einzusetzende Betriebsstoff durch die Betriebsstoffkennzahl (z.B. “III”) symbolisiert. Anhand von “Betriebsstoffkennzahl” kann das geforderte Qualitätsmerkmal und das entsprechende Produkt der Mineralölfirmen festgestellt werden. Die Liste der Mineralölfirmen erhebt keinen Anspruch auf Vollständigkeit.
F
The performance and the lifetime of the farm machines are highly depending on a careful maintenance and application of correct lubricants. our schedule enables an easy selection of selected products.
Lubricants
Leistung und Lebensdauer der Maschine sind von sorgfältiger Wartung und der Verwendung g u t e r B e t r i e b s s t o ff e a b h ä n g i g . U n s e re Betriebsstoffauflistung erleichtert die richtige Auswahl geeigneter Betriebsstoffe.
GB
Edition 1997
Betriebsstoffe
Ausgabe 1997
D
Edizione 1997
Lubrificanti
grasso fluido per riduttori e motoroduttori
graisse transmission
transmission grease
Getriebefließfett (DIN 51 502:GOH
V
oilio per cambi e differenziali SAE 90 o SAE 85 W-140 secondo specifiche API-GL 5
huile transmission SA 90 ou SAE 85 W-140, niveau API GL 5
gear oil SAE 90 resp. SAE 85 W-140 according to API-GL 5
Getriebeöl SAE 90 bzw. 85 W-140 gemäß API-GL 5
VII
Voor het buiten gebruik stellen (winterperiode) de olie-wissel uitvoeren en alle vetnippel smeerpunten doorsmeren. Blanke metaaldelen (koppelingen enz.) met een product uit groep "Iv" van de navolgende tabel tegen corrosie beschermen.
- Aftapplug er uit nemen, de olie aftappen en milieuvriendelijk verwerken.
Olie in aandrijvingen volgens de gebruiksaanwijzing verwisselen - echter tenminste 1 x jaarlijks.
grasso a base di saponi complessi
graisse complexe
complex grease
Uitgave 1997
Smeermiddelen
prestaties en levensduur van de machines zijn afhankelijk van een zorgvuldig onderhoud en het gebruik van goede smeermiddelen. Dit schema vergemakkelijkt de goede keuze van de juiste smeermiddelen.
NL
Komplexfett (DIN 51 502: KP 1R)
VI
Effettuare il cambio dell'olio ed ingrassare tutte le parti che richiedono una lubrificazione a grasso prima del fermo invernale della macchina. proteggere dalla ruggine tutte le parti metalliche esterne scoperte con un prodotto a norma di "Iv" della tabella riportata sul retro della pagina.
- Togliere il tappo di scarico a vite dell’olio; far scolare l’olio e eliminare l’olio come previsto dalla legge antiinquinamento ambientale.
Motori a quattro tempi: bisogna effettuare il cambio dell'olio ogni 100 ore di funzionamento e quello dell'olio per cambi come stabilito nel manuale delle istruzioni per l'uso (tuttavia, almeno 1 volta all'anno).
L'efficienza e la durata della macchina dipendono dall'accuratezza della sua manutenzione e dall'impiego dei lubrificanti adatti. Il nostro elenco dei lubrificanti Vi agevola nella scelta del lubrificante giusto.Il lubrificante da utilizzarsi di volta in volta è simbolizzato nello schema di lubrificazione da un numero caratter-istico (per es. "III"). In base al "numero caratteristico del lubrificante" si possono stabilire sia la caratteristica di qualità che il progetto corrispondente delle compagnie petrolifere. L'elenco delle compagnie petrolifere non ha pretese di completezza.
I
RENOGEAR SUPER 8090 MC RENOGEAR HYPOID 85 W-140 RENOGEAR HYPOID 90
SPIRAX 90 EP SPIRAX HD 90 SPIRAX HD 85/140 TOTAL EP 85W-90 TOTAL EP B 85W-90
VISCO 2000 ENERGOL HD 30 VANELLUS M 30
RX SUPER DIESEL 15W-40 POWERTRANS
MOTORÖL 100 MS SAE 30 MOTORÖL 104 CM 15W-40 AUSTROTRAC 15W-30 PERFORMANCE 2 B SAE 30 8000 TOURS 20W-30 TRACTORELF ST 15W-30
PLUS MOTORÖL 20W-30 UNIFARM GEAROIL GP 80W-90 GEAROIL 15W-30 GP 85W-140
PONTONIC N 85W-90 PONTONIC MP 85W-90 85W-140 SUPER UNIVERSAL OIL
SUPER 2000 CD-MC SUPER 2000 CD HD SUPERIOR 20 W-30 HD SUPERIOR SAE 30
SUPER EVVAROL HD/B SAE 30 UNIVERSAL TRACTOROIL SUPER
DELTA PLUS SAE 30 SUPER UNIVERSAL OIL
TITAN HYDRAMOT 1O3O MC TITAN UNIVERSAL HD
MULTI 2030 2000 TC HYDRAMOT 15W-30 HYDRAMOT 1030 MC
HD 20W-20 DELVAC 1230 SUPER UNIVERSAL 15W-30
EXTRA HD 30 SUPER HD 20 W-30
AGROMA 15W-30 ROTELLA X 30 RIMULA X 15W-40
RUBIA H 30 MULTAGRI TM 15W-20
SUPER HPO 30 STOU 15W-30 SUPER TRAC FE 10W-30 ALL FLEET PLUS 15W-40
HD PLUS SAE 30
MULTI-REKORD 15W-40 PRIMANOL REKORD 30
HYDRAULIKÖL HLP 32/46/68 SUPER 2000 CD-MC * HYDRA HYDR. FLUID * HYDRAULIKÖL MC 530 ** PLANTOHYD 40N ***
ENERGOL SHF 32/46/68
HYSPIN AWS 32/46/68 HYSPIN AWH 32/46
HLP 32/46/68 HLP-M M32/M46
NUTO H 32/46/68 NUTO HP 32/46/68
ENAK HLP 32/46/68 ENAK MULTI 46/68
HYDRAN 32/46/68
RENOLIN 1025 MC *** TITAN HYDRAMOT 1030 MC ** RENOGEAR HYDRA * PLANTOHYD 40N ***
HYDRAULIKÖL HLP/32/46/68 HYDRAMOT 1030 MC * HYDRAULIKÖL 520 ** PLANTOHYD 40N ***
DTE 22/24/25 DTE 13/15
RENOLIN B 10/15/20 RENOLIN B 32 HVI/46HVI
TELLUS S32/S 46/S68 TELLUS T 32/T46
AZOLLA ZS 32, 46, 68 EQUIVIS ZS 32, 46, 68
ULTRAMAX HLP 32/46/68 SUPER TRAC FE 10W-30* ULTRAMAX HVLP 32 ** ULTRAPLANT 40 ***
ANDARIN 32/46/68
WIOLAN HS (HG) 32/46/68 WIOLAN HVG 46 ** WIOLAN HR 32/46 *** HYDROLFLUID *
FUCHS
GENOL
TOTAL
VALVOLINE
WINTERSHALL
VEEDOL
SHELL
RHG
MOBIL
FINA
EVVA
ESSO
ELF
ELAN
CASTROL
BP
BAYWA
OLNA 32/46/68 HYDRELF 46/68
MOTOROIL HD 30 MULTIGRADE HDC 15W-40 TRACTAVIA HF SUPER 10 W-30
AVILUB RL 32/46 AVILUB VG 32/46
AVIA
HYPOID-GETRIEBEÖL 80W-90, 85W-140 MEHRZWECKGETRIEBEÖL 80W-90
MULTIGRADE SAE 80/90 MULTIGEAR B 90 MULTIGEAR C SAE 85W-140
HP GEAR OIL 90 oder 85W-140 TRANS GEAR OIL 80W-90
MEHRZWECKGETRIEBEÖlSAE90 HYPOID EW 90
MOBILUBE GX 90 MOBILUBE HD 90 MOBILUBE HD 85W-140
GETRIEBEÖL MP 90 HYPOID EW 90 HYPOID 85W-140
HYPOID GA 90 HYPOID GB 90
GETRIEBEÖL MP 85W-90 GETRIEBEÖL B 85W-90 GETRIEBEÖL C 85W-90 TRANSELF TYP B 90 85W-140 TRANSELF EP 90 85W-140
EPX 80W-90 HYPOY C 80W-140
GEAR OIL 90 EP HYPOGEAR 90 EP
SUPER 8090 MC HYPOID 80W-90 HYPOID 85W-140
GETRIEBEÖL MZ 90 M MULTIHYP 85W-140
GETRIEBEÖL EP 90 GETRIEBEÖL HYP 85W-90
ARAL
AGIP
VITAM GF 32/46/68 VITAM HF 32/46
III
SUPER KOWAL 30 MULTI TURBORAL SUPER TRAKTORAL 15W-30
ÖL
II ROTRA HY 80W-90/85W-140 ROTRA MP 80W-90/85W-140
(II)
MOTOROIL HD 30 SIGMA MULTI 15W-40 SUPER TRACTOROIL UNIVERS. 15W-30
I
OSO 32/46/68 ARNICA 22/46
Firma
IV(IV)
WIOLUB LFP 2
-D2-
MULTIPURPOSE
MULTILUBE EP 2 VAL-PLEX EP 2 PLANTOGEL 2 N
MULTIS EP 2
MEHRZWECKFETT RENOLIT MP DURAPLEX EP RETINAX A ALVANIA EP 2
MOBILGREASE MP
HYPOID EW 90
RENOPLEX EP 1
WIOLUB GFW
-
RENOLIT LZR 000 DEGRALUB ZSA 000
MULTIS EP 200
WIOLUB AFK 2
DURAPLEX EP 1
MULTIS HT 1
-
HYPOID-GETRIEBEÖL 80W-90, 85W-140
MULTIGEAR B 90 MULTI C SAE 85W-140
HP GEAR OIL 90 oder 85W-140
TOTAL EP B 85W-90
SPIRAX HD 90 SPIRAX HD 85W-140
MOBILUBE HD 90 MOBILUBE HD 85W-140
HYPOID EW 90 HYPOID 85W-140
RENOGEAR SUPER 8090 MC RENOGEAR HYPOID 85W-140 RENOGEAR HYPOID 90
MOBILPLEX 47
SPEZ. GETRIEBEFETT H SIMMNIA AEROSHELL GREASE 22 DOLIUM GREASE O GREASE R
RENOSOD GFO 35
MOBILUX EP 004
RENOPLEX EP 1
GETRIEBEFLIESSFETT PLANTOGEL 00N
MEHRZWECKFETT SPEZIALFETT GLM PLANTOGEL 2 N
RENOPLEX EP 1
RENOSOD GFO 35 DURAPLEX EP 00 PLANTOGEL 00N
RENOLIT MP RENOLIT FLM 2 RENOLIT ADHESIV 2 PLANTOGEL 2 N
HYPOID GB 90
EVVA CA 300
PONTONIC MP 85W-140
GEAR OIL GX 80W-90 GEAR OIL GX 85W-140
NEBULA EP 1 GP GREASE
MARSON AX 2
TRANSELF TYP B 90 85W-140 TRANSELF TYP BLS 80 W-90
GETRIEBEÖL B 85W-90 GETRIEBEÖL C 85W-140
EPX 80W-90 HYPOY C 80W-140
HYPOGEAR 90 EP HYPOGEAR 85W-140 EP
HYPOID 85W-140
MULTIMOTIVE 1
NATRAN 00
GETRIEBEFETT MO 370
FIBRAX EP 370
GA O EP POLY G O
-
CASTROLGREASE LMX
OLEX PR 9142
RENOPLEX EP 1
GETRIEBEÖL HYP 90 EP MULTIHYP 85W-140 EP
AVIALUB SPEZIALFETT LD
ROTRA MP 80W-90 ROTRA MP 85W-140
VII
GETRIEBEÖL HYP 90
-
VI
ARALUB FK 2
MARSON EP L 2
HOCHDRUCKFETT LT/SC 280
MULTI PURPOSE GREASE H
EPEXA 2 ROLEXA 2 MULTI 2
RHENOX 34
IMPERVIA MMO
CASTROLGREASE LM LORENA 46 LITORA 27
FLIESSFETT NO ENERGREASE HTO
GETRIEBEFLIESSFETT NLGI 0 RENOLIT DURAPLEX EP 00 PLANTOGEL 00N
AVIA GETRIEBEFLIESSFETT
ARALUB FDP 00
GR SLL GR LFO
V
ENERGREASE LS-EP 2
MULTI FETT 2 SPEZIALFETT FLM PLANTOGEL 2 N
AVIA MEHRZWECKFETT AVIA ABSCHMIERFETT
ARALUB HL 2
GR MU 2
fETT
* Bei Verbundarbeit mit Naßbremsen-schleppern ist die internationale Spezifikation J 20 A erforderlich ** Hydrauliköle HLP-(D) + HV *** Hydrauliköle auf Pflanzenölbasis HLP + HV Biologisch abbaubar, deshalb besonders umweltfreundlich
ANMERKUNGEN
Service
Schema hydrauliek
Y31
Y30
Y29
Y28
Y9
Y27
Y10
Y8
Y5
P
Y7
Y15
Y6 P
Y3
Y13
Y4
Y2
Y1
P Pomp 2
P LS T
1
T Tank 1 Loadsensing-aansluiting (LS) 2 Verstelschroef voor hydraulisch systeem
390-08-01
Verklaring: Y1 Wegventiel - heffen
Y10 kleppen transportbeveiliging (ew)
Y2 Wegventiel – laten zakken
Y13 Afsluitventiel – hydraulische ontlasting rechts
Y3 Afsluitventiel – maaiunit rechts
Y15 Afsluitventiel – hydraulische ontlasting links
Y4 Afsluitventiel – vullen hydraulische ontlasting rechts
Y27 Afsluitventiel - klapsysteem zijbescherming (dw)
Y5 Afsluitventiel – maaiunit links
Y28 Afsluitventiel - zijwaartse verplaatsing links
Y6 Afsluitventiel – vullen hydraulische ontlasting links
Y29 Afsluitventiel - zijwaartse verplaatsing links
Y7 Afsluitventiel – maaiunit midden
Y30 Afsluitventiel - zijwaartse verplaatsing rechts
Y8 Afsluitventiel – zweefpositie maai-installatie midden
Y31 Afsluitventiel - zijwaartse verplaatsing rechts
Y9 klapsysteem zijbescherming (dw)
0800-NL Service_3846
- 53 -
NL
Service
NL
Elektrisch schema Aanwijzing! Alle stekkeraanzichten worden vanaf de buitenzijde gezien.
Kleurencode: bl blauw br bruin gn groen gnge groen / geel gr grijs rt rood sw zwart ws wit
473B4100
Verklaring: Y13 - Y31
zie hydraulisch schema
S4 Drukmeetomvormer - hydraulische ontlasting S11 Hoeksensor - zijwaartse verplaatsing links S12 Hoeksensor - zijwaartse verplaatsing rechts
0800-NL Service_3846
- 54 -
Service
NL
Elektrisch schema Aanwijzing! Alle stekkeraanzichten worden vanaf de buitenzijde gezien.
Kleurencode: bl blauw br bruin gn groen gnge groen / geel gr grijs rt rood sw zwart ws wit
473B4200
Verklaring: Y1 - Y27 zie hydraulisch schema
S1 Hallschakelaar - aftakastoerental S3 Inductieve sensor - positie rechter maaier S3 Inductieve sensor - positie linker maaier S7 Inductieve sensor - positie middelste maaier
0800-NL Service_3846
- 55 -
Reparatie-aanwijzing
Reparatie's aan het maai-element • Markeringen op één lijn brengen (K1, K2) • Moer (M) pas dan vastschroeven wanneer de lengte van schroef (L) voldoende is om beschadiging te voorkomen. • Moer (M) tegen losdraaien borgen: - met Loctite 242 of een gelijkwaardig product - en door in te kerven (2x)
Lijn Lijn
0300-NL Rep. Hinweise_397.P65
R-56
NL
Anhang - C
D
Gesetzesvorschriften für Anbaugeräte, die bei Straßenfahrt vom Zugahrzeug getragen werden, wie z.B. Pflüge, Eggen, Frontlader, alle Dreipunktgeräte usw.
Merkblatt für Anbaugeräte
Bonn, den 16. Dezember 1976, StV 7/66.02.80-02 Das zuletzt im Verkehrsblatt 1972 S.11 veröffentlichte Merkblatt für Anbaugeräte vom 10. Dezember 1971 ist an die geltende Fassung der StVZO angepaßt worden, wobei die seit der letzten Veröffentlichung des Merkblatts erforderlich gewordenen Änderungen mit berücksichtigt wurden. Die neue Fassung wird nachstehend bekanntgegeben. Der Bundesminister für Verkehr im Auftrag Lampe-Helbig Merkblatt für Anbaugeräte vom 16. Dezember 1976 In zunehmendem Umfang werden Zugmaschinen mit vorübergehend angebrachten, auswechselbaren Anbaugeräten verwendet. Solche Anbaugeräte unterliegen nicht den Vorschriften über die Zulassungs-und Betriebserlaubnispflicht. Das Merkblatt soll den Benutzern solcher Geräte Hinweise darüber geben, wie Gefährdungen anderer Verkehrsteilnehmer durch Anbaugeräte soweit wie eben möglich vermieden werden können. 1. Anbaugeräte im Sinne dieses Merkblatts sind auswechselbare Zubehörteile - u.a. auch Gitterräder - für Zugmaschinen oder für in der Land- und Forstwirtschaft verwendete Sonderfahrzeuge (z.B. selbstfahrende Ladewagen). Die Fahrzeuge bleiben auch bei Verwendung von Anbaugeräten Zugmaschinen oder land- und forstwirtschaftliche Sonderfahrzeuge. 2. Das Merkblatt gilt auch für Anbaugeräte an land- und forstwirtschaftlichen Anhängern und für Behelfsladeflächen (4.5, 4.12, 4.14 und 4.15.2 sind besonders zu beachten), die nur an land- oder forstwirtschaftlichen Zugmaschinen zulässig sind; es gilt nicht für sogenannte Überkopfbunker. 3. Anbaugeräte sind dazu bestimmt, mit Hilfe des Fahrzeugs Arbeiten auszuführen, wobei ein Austausch der Anbaugeräte für verschiedenartige Arbeiten möglich sein soll. Ihr Gewicht wird während des Transports auf der Straße im wesentlichen von dem Fahrzeug getragen. Anbaugeräte können Front-, Zwischenachs-, Aufbau-, Heck- oder Seitengeräte sein. Heckanbaugeräte dürfen auch mit einer Anhängekupplung ausgerüstet sein. 4. Im einzelnen ist zu beachten: 4.1 Zulassung und Betriebserlaubnis (§§ 18 und 19 Abs. 2 StVZO) Anbaugeräte unterliegen nicht den Vorschriften über die Zulassungs-und Betriebserlaubnispflicht. Da sie auswechselbares Zubehör sind, ist bei ihrem Anbau keine erneute Betriebserlaubnis für das Fahrzeug erforderlich. 4.2 Bauartgenehmigung und Prüfzeichen für Fahrzeugteile (§ 22a StVZO) Für Anbaugeräte besteht keine Bauartgenehmigungspflicht. Das gilt auch für die Verbindungseinrichtungen an Anbaugeräten, die an land- und forstwirtschaftliche Zugmaschinen angebracht werden. Nichtselbsttätige Anhängekupplungen an Anbaugeräten müssen DIN 11 025, Ausgabe April 1966 entsprechen. Selbsttätige Anhängekupplungen sind nicht erforderlich. 4.3 Angaben über das Leergewicht (§ 27 Abs. 1 StVZO) Eine Änderung der Leergewichtsangabe ist nur erforderlich, wenn Teile zum ständigen Verbleib am Fahrzeug angebaut werden, die dem leichten An- und Abbau des Gerätes dienen (z.B. Anbau-Einrichtung für Frontlader) und dadurch das eingetragene Leergewicht des Fahrzeugs überschritten wird. 4.4 Überwachung (§ 29 StVZO) Anbaugeräte unterliegen nicht der Überwachungspflicht. 4.5 Beschaffenheit (§ 30 StVZO) Anbaugeräte müssen so gebaut, beschaffen und so an den Fahrzeugen angebracht sein, daß ihr verkehrsüblicher Betrieb weder die Fahrzeuginsassen noch andere Verkehrsteilnehmer schädigt oder mehr als unvermeidbar gefährdet, behindert oder belästigt und daß bei Unfällen Ausmaß und Folgen von Verletzungen möglichst gering bleiben. Behelfsladeflächen müssen so gebaut sein, daß sie die vorgesehene Belastung sicher tragen können (s. auch 4.12). Kippeinrichtungen sowie Hub- und sonstige Arbeitsgeräte müssen gegen unbeabsichtigtes Ingangsetzen oder Herabfallen bzw. unbeabsichtigte Lageveränderung gesichert sein. Die erforderlichen Maßnahmen sind in einer besonderen VkBI-Veröffentlichung enthalten. 4.6 Verantwortung für den Betrieb (§ 31 StVZO und § 23 StVO) Die Vorschriften über die Verantwortung des Fahrzeugführers und des Halters für den Betrieb der Fahrzeuge gelten auch für das Mitführen von Anbaugeräten. 4.7 Abmessungen (§ 32 Abs. 1 StVZO) 4.7.1 Beim Anbringen von Anbaugeräten ist die Vorschrift über die zulässige Breite zu beachten.
4.7.2 Werden die höchstzulässigen Abmessungen überschritten, ist eine Ausnahmegenehmigung nach § 70 StVZO durch die nach Landesrecht zuständige Behörde erforderlich. Außerdem ist eine Erlaubnis nach § 29 Abs. 3 StVO notwendig. Jedoch kann die zuständige Behörde zugleich mit der Ausnahmegenehmigung nach § 70 StVZO eine allgemeine befristete Erlaubnis für die Überschreitung der nach § 32 Abs. Nr. 1 und 3 und § 34 StVZO zulässigen Abmessungen und Gewichte bis zu 10 % erteilen (Vwv-StVO, VII Nr. 6 zu § 29 Abs. 3 StVO). 4.7.3 Die Genehmigung ist meist an Auflagen für eine Kenntlichmachung gebunden. Hierfür kommen u.a. in Betracht: Warntafeln mit je 100 mm breiten unter 450 nach außen und nach unten verlaufenden, roten und weißen Streifen von mindestens 282 mm Breite und 564 mm Höhe oder quadratische Tafeln von 423 mm x 423 mm oder in begründeten Ausnahmefällen Tafeln von mindestens 141 mm Breite und 800 mm Höhe. Als Farbton sind aus dem RAL-Farbregister 840 HR die retroreflektierenden Aufsichtsfarben für Rot Nr. 3019 und für Weiß Nr. 9015 zu wählen. Empfohlen wird die Verwendung von Warntafeln nach DIN 11 030. Ausgabe Februar 1976. Die Warntafeln müssen möglichst mit dem Umriß des Fahrzeugs, der Ladung oder den hinausragenden Teilen abschließen. Statt der Warntafeln sind ein nach Größe und Ausführung entsprechender Warnanstrich oder Folienbelag oder die in § 22 Abs. 4 Satz 3 und 4 StVO genannten Sicherungsmittel (Beleuchtungseinrichtungen siehe 4.16) zulässig. 4.7.4 Ragt das äußerste Ende des Anbauträgers mehr als 1000 mm über die Schlußleuchten des Trägerfahrzeugs hinaus, so ist es kenntlich zu machen (siehe 4.16.4) Hierfür sind folgende Mittel zulässig, die nicht höher als 1500 mm über der Fahrbahn angebracht werden dürfen (§ 53b StVZO und § 22 StVO) 4.7.4.1 Tafeln, Folien oder Anstriche mit einer Kantenlänge von mindestens 282 mm x 564 mm oder 423 mm x 423 mm oder in begründeten Ausnahmefällen von mindestens 141 mm Breite und 800 mm Höhe mit unter 450 nach außen und unten verlaufenden, je 100 mm breiten roten und weißen Streifen (siehe 4.7.3); 4.7.4.2 eine hellrote, nicht unter 300 mm x 300 mm große, durch eine Querstange auseinander gehaltene Fahne; 4.7.4.3 ein gleich großes, hellrotes, quer zur Fahrtrichtung pendelnd aufgehängtes Schild; 4.7.4.4 ein senkrecht angebrachter zylindrischer Körper gleicher Farbe und Höhe mit einem Durchmesser von mindestens 350 mm. 4.7.4.5 Während der Dämmerung bei Dunkelheit oder wenn die Sichtverhältnisse es sonst erfordern, ist mindestens eine Leuchte für rotes Licht, deren oberer Rand der Lichtaustrittsfläche nicht mehr als 1550 mm von der Fahrbahn entfernt sein darf, und ein roter Rückstrahler, dessen oberer Rand nicht mehr als 900 mm von der Fahrbahn entfernt sein darf, anzubringen (§§ 22 und 17 StVO, § 53b StVZO). 4.7.5 Der Abstand zwischen den senkrechten Querebenen, die das Vorderende des Frontanbaugeräts und die Mitte des Lenkrades - bei Fahrzeugen ohne Lenkrad die Mitte des in Mittelstellung befiindlichen Führersitzes - berühren, darf nicht mehr als 3,5 m betragen. 4.8 Verkehrsgefährdende Fahrzeugteile (§ 32 Abs. 3 StVZO) Kein Teil darf so über das Fahrzeug hinausragen, daß es den Verkehr mehr als unvermeidbar gefährdet; besonders dürfen Teile bei Unfällen den Schaden nicht vergrößern. Soweit sich das Hinausragen der Teile nicht vermeiden läßt, sind sie abzudecken. Ist dies mit vertretbarem Aufwand nicht möglich, so sind sie durch Tafeln oder Folien nach 4.7.3 kenntlich zu machen. Teile, die in einer Höhe von mehr als 2 m über der Fahrbahn angebracht sind, gelten als nicht verkehrsgefährdend. 4.9 Achslast und Gesamtgewicht (§ 34 Abs. 3 StVZO) 4.9.1 Durch den Anbau von Geräten dürfen die zulässigen Achslasten und das zulässige Gesamtgewicht nicht überschritten werden. 4.9.2 Bei Überschreitungen der zulässigen Achslast oder des zulässigen Gesamtgewichts gilt 4.7.2 entsprechend. 4.10 Beifahrersitz (§ 35a StVZO) Wird die sichere Unterbringung des Beifahrers auf dem Sitz durch Anbaugeräte in Transportstellung beeinträchtigt, so darf beim Fahren mit Arbeitsgeräten dieser Sitz nicht besetzt werden. 4.11 Einrichtungen zum sicheren Führen von Kraftfahrzeugen (§ 35b StVZO) Anbaugeräte dürfen die sicher Führung des Fahrzeugs nicht beeinträchtigen. Für den Fahrzeugführer muß ein ausreichendes Sichtfeld vorhanden sein; ggf. ist eine Erlaubnis nach § 29 Abs. 3 StVO erforderlich. Wird das Sichtfeld durch Anbaugeräte beeinträchtigt, muß ggf. eine Begleitperson besonders an Kreuzungen und Straßeneinmündungen dem Fahrzeugführer die für das sichere Führen erforderlichen Hinweise geben.
C-57
4.12 Lenkeinrichtung (§ 38 StVTO) Auch bei Verwendung von A nbaugeräten muß eine leichte und sichere Lenkbarkeit gewährleistet bleiben. Dabei hat der Fahrzeugführer zu beachten, daß je nach Beschaffenheit und Steigung der Fahrbahn die zum sicheren Lenken erforderliche Belastung der gelenkten Achse vorhanden ist; das gilt besonders, wenn an der Rückseite eine Behelfsladefläche angebracht ist. Bei eingebautem Gerät oder voll ausgelasteter Behelfsladefläche gilt die gelenkte Achse als ausreichend belastet, wenn die von ihr übertragene Last noch mindestens 20 % des Fahrzeugleergewichts beträgt. 4.13 Bremsen (§ 41 StVZO) Beim Betrieb von Fahrzeugen mit Anbaugeräten ist unter allen Fahrbahnverhältnissen auf eine genügende Belastung der gebremsten Achse zu achten. Die für diese Fahrzeuge vorgeschriebenen Bremswirkungen müssen auch mit Anbaugerät erreicht werden. 4.14 Anhängelast hinter Heckanbaugeräten (§ 42 StVZO) Das Mitführen von Anhängern hinter einer mit einer Behelfsladefläche versehenen Zugmaschine ist nicht zulässig. Das Mitführen von Anhängern hinter Anbaugeräten ist nur vertretbar unter nachstehenden Voraussetzungen, die auf einem vom Gerätehersteller am Anbaugerät anzubringenden Schild wie folgt angegeben sein müssen: “Zur Beachtung a) Die Fahrgeschwindigkeit darf 25 km/h nicht überschreiten. b) Der Anhänger muß eine Auflaufbremse oder eine Bremsanlage haben, die vom Führer des ziehenden Fahrzeugs betätigt werden kann. c) Das Mitführen eines einachsigen Anhängers am Anbaugerät ist nur zulässig, wenn das Gesamtgewicht des Anhängers das Gesamtgewicht des ziehenden Fahrzeugs nicht übersteigt und die Stützlast des Anhängers vom Anbaugerät mit einem oder mehreren Stützrädern so auf die Fahrbahn übertragen wird, daß sich das Zugfahrzeug leicht lenken und sicher bremsen läßt. d) Ein zweiachsiger Anhänger darf am Anbaugerät mitgeführt werden, wenn das Gesamtgewicht des Anhängers nicht mehr als das 1,25 fache des zulässigen Gesamtgewichts des Zugfahrzeugs, jedoch höchstens 5 t, beträgt.” 4.15 Einrichtungen zur Verbindung von Fahrzeugen (§ 43 StVZO) 4.15.1 Bei der Anhängekupplung eines Heckanbaugerätes ist zu beachten: 4.15.1.1 Der vom ziehenden Fahrzeug zu übernehmende Anteil der Stützlast des Anhängers darf höchstens 400 kg betragen. Der Schwerpunkt des Anbaugerätes darf nicht weiter als 600 mm von den Enden der unteren Lenker des Dreipunktanbaus (DIN 9674, Ausgabe November 1975) oder von der Ackerschiene entfernt sein. 4.15.1.2 In der Transportstellung muß die Anhängekupplung in der Mittellinie der Fahrzeugspur so hoch über der Fahrbahn angeordnet sein, daß die Zugöse des Anhängers etwa parallel zur Fahrbahn liegt. 4.15.1.3 Die Höhen- und Seitenbeweglichkeit der Anhängekupplung des Anbaugerätes darf in Transportstellung nicht mehr als 10 mm in jeder Richtung betragen.
mehr als 40 cm
4.15.2 An Behelfsladeflächen darf eine Anhängekupplung nicht angebracht werden. Die Anhängekupplung der Zugmaschine muß nach dem Heckanbau einer Behelfsladefläche unbenutzbar sein, damit das Ankuppeln von Anhängern unmöglich ist. 4.16 Lichttechnische Einrichtungen (§§ 49a bis 54 StVZO) 4.16.1 Die für das Fahrzeug vorgeschriebenen lichttechnischen Einrichtungen dürfen durch Anbaugeräte nicht verdeckt werden, andernfalls sind sie zu wiederholen. Die zu wiederholenden Einrichtungen dürfen auf Leuchtenträgern entsprechend Nummer 4.16.3.4 angebracht sein. Beim Verkehr auf öffentlichen Straßen müssen alle Einrichtungen ständig betriebsbereit sein. 4.16.2 Werden Scheinwerfer durch Frontanbaugeräte verdeckt und deshalb wiederholt, so darf jeweils nur ein Scheinwerferpaar eingeschaltet sein. Für die Anbringung des zweiten Scheinwerferpaares ist eine Ausnahmegenehmigung von § 49a StVZO durch die zuständige Landesbehörde erforderlich. 4.16.3 Anbaugeräte die seitlich mehr als 400 mm über den äußeren Rand der Lichtaustrittsflächen der Begrenzungs- oder Schlußleuchten des Fahrzeugs hinausragen, müssen mit Begrenzungsleuchten Schlußleuchten und Rückstrahlern ausgerüstet sein. Diese Leuchten und die Rückstrahler dürfen 4.16.3.1 mit ihrem äußeren Rand nicht mehr als 400 mm von der äußeren Begrenzung des Anbaugerätes entfernt sein. 4.16.3.2 Bei Leuchten mit ihrem oberen Rand nicht mehr als 1550 mm, bei Rückstrahlern mit ihrem oberen Rand nicht mehr als 900 mm von der Fahrbahn entfernt sein. Ist wegen der Baurart des Anbaugerätes eine solche Anbringung der Rückstrahler nicht möglich, sind 2 zusätzliche Rückstrahler erforderlich, wobei ein Paar Rückstrahler so niedrig wie möglichund nicht mehr als 400mm von der breitesten Stelle des Fahrzeugumrisses entfernt und das andere Paar möglichst weit auseinander und höchstens 900 mm über der Fahrbahn angebracht sein müssen. 4.16.3.3 - soweit notwendig - rechts und links unterschiedliche Abstände zum Geräteheck haben, 4.16.3.4 auf Leuchtenträgern angebracht sein. Die Leuchtenträger dürfen aus 2 oder - wenn die Bauart des Gerätes es erfordert - aus 3 Einheiten bestehen, wenn diese Einheiten und die Halterungen an den Fahrzeugen (z.B. nach DIN 11 027, Ausgabe Dezember 1974) so beschaffen sind, daß eine unsachgemäße Anbringung nicht möglich ist. 4.16.3.5 außerhalb der Zeit, in der Beleuchtung notwendig ist, abgenommen sein. 4.16.4 Anbaugeräte, deren äußerstes Ende mehr als 1000 mm über die Schlußleuchten hinausragt, müssen mit einer Schlußleuchte und einem Rückstrahler, möglichst am äußersten Ende des Anbaugeräts und möglichst in der Mittellinie der Fahrzeugspur, ausgerüstet sein. Der obere Rand der Lichtaustrittsfläche der Schlußleuchte darf nicht mehr als 1550 mm, der obere Rand des Rückstrahlers nicht mehr als 900 mm von der Fahrbahn entfernt sein. Leuchte und Rückstrahler dürfen außerhalb der Zeit, in der Beleuchtung nötig ist, abgenommen sein (wegen der Kenntlichmachung am Tage siehe 4.7.4) 4.17 Amtliche Kennezeichen (§ 60 StVZO) Durch Anbaugeräte dürfen die amtlichen Kennzeichen des Fahrzeugs nicht verdeckt werden, anderenfalls sind sie zu wiederholen (Vk BI 1977 S 21) mehr als 40 cm
mehr als 40 cm
mehr als 1m
Anhänge-Arbeitsgeräte (mit Zugdeichsel) müssen mit einer eigenen Beleuchtungseinrichtung ausgerüstet sein.
Arbeitsgeräte mit Dreipunktanbau müssen mit einer eigenen Beleuchtungseinrichtung ausgerüstet sein: 1. Wenn das Anbau-Gerät das Blinklicht am Trägerfahrzeug verdeckt. 2. Wenn das Anbau-Gerät mehr als 1 Meter nach hinten über die Schlußleuchten des Trägerfahrzeugs hinausragt. 3. Wenn das Anbau-Gerät mehr als 40 cm über die Außenkante der Begrenzungsleuchte des Trägerfahrzeuges hinausragt. Blinkleuchten: Rückstrahler dürfen nicht höher als 90 cm über der Fahrbahn angebracht sein.
1°
1°
max. 90 cm
Die freien Sichtwinkelbereiche an Zugfahrzeugen und Arbeitsgeräten müssen eingehalten werden.
80
C-58
°
4 4° °
80
°
NL
Belangrijke extra-informatie voor uw veiligheid
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet altijd met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven. Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig: TL [kg]
leeggewicht van de trekker
1
TV [kg]
belasting van de voor-as bij een lege trekker
1
TH [kg]
belasting van de achteras bij een lege trekker hartafstand van de assen
1
GH [kg]
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
2
GV [kg]
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
2
a [m]
b [m] c [m]
d [m]
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw machine/frontballast en het hart van de voor-as
2
3
afstand hart achteras tot hart hefkogel
1
3
afstand hart achteras tot hart hefkogel
1
3
hartafstand hefkogel en zwaartepunt driepuntsmachine / driepuntsballast
1 Zie gebruikershandleiding trekker 2 Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines 3 Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie 1. Berekening van het minste frontballastgewicht GV min Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine 2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting GH min Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
0000-NL zusinfo / Ba-el Allg.
- Z.59 -
2
Belangrijke extra-informatie voor uw veiligheid
NL
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting TV tat (Als het minste frontballastgewicht (GV min) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (GV), moet het gewicht in het front worden verhoogd tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belasting in de tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht Gtat (Als het minste ballastgewicht (GH min) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (GH) worden verhoogd tot minste ballastgewichtswaarde) Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting in de tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting TH tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasting in de tabel in.
6. Bandenbelasting Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel in).
Tabel
Daadwerkelijke waarde vlg. berekening
Toegestane waarde vlg. gebruikershandleiding
Dubbele toegestane bandenbelasting (twee banden)
Minste ballastgewicht front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker worden aangebracht! De berekende waarden moeten lager / gelijk (≤) zijn aan de toegestane waarden! 0000-NL zusinfo / Ba-el Allg.
- Z.60 -
NL
Bijblad 1
EG-Conformiteitsverklaring overeenkomstig de EG-richtlijn 98/37/EG
ALOIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H.
Wij _______________________________________________________________________ (naam van de aanbieder)
A-4710 Grieskirchen; Industriegelände 1
__________________________________________________________________________________ (volledig adres van de firma - bij in de gemeenschap toegelaten gemachtigde eveneens de firma en het adres van de fabrikant aangeven)
verklaren enig in verantwoording, dat het product
Maaicombinatie NOVACAT V 10 H NOVACAT V 10 ED
Type 3846 Type 3846
__________________________________________________________________________ (de fabrikant, type)
waarop deze verklaring betrekking heeft, met de desbetreffende grondleggende veiligheidsen gezondheidseisen van de EG-richtlijnen 98/37/EG, (indien van toepassing)
alsook de eisen van de andere desbetreffende EG-richtlijnen __________________________________________________________________________ (titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de andere EG-richtlijnen
overeenkomt. (indien van toepassing)
Om de veiligheids- en gezondheidseisen, die in EG-richtlijnen vermeld zijn, in juiste vorm om te zetten, is/zijn van volgende norm(en) en/of technische specificatie(s) gebruik gemaakt:
__________________________________________________________________________
0600 NL-EG Konformitätserklärung
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de norm(en) en/of van de technische spezificatie(s)
Grieskirchen, 05.02.2008
____________________________ (plaats en datum van de verklaring)
pa. Ing. W. Schremmer Hoofd ontwikkeling ____________________________________
(naam, functie en handtekening van bevoegd persoon)
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung arbeitet die PÖTTINGER Ges.m.b.H ständig an der Verbesserung ihrer Produkte. Änderungen gegenüber den Abbildungen und Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht abgeleitet werden. Technische Angaben, Maße und Gewichte sind unverbindlich. Irrtümer vorbehalten. Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise, nur mit schriftlicher Genehmigung der ALOIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen. Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht vorbehalten.
La société PÖTTINGER Ges.m.b.H améliore constamment ses produits grâce au progrès technique. C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de modifier descriptions et illustrations de cette notice d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un droit à modifications sur des machines déjà livrées. Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont sans engagement. Des erreurs sont possibles. Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec la permission écrite de ALoIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen. Tous droits réservés selon la réglementation des droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER Ges. m.b.H to improve their products as technical developments continue, PÖTTINGER reserve the right to make alterations which must not necessarily correspond to text and illustrations contained in this publication, and without incurring obligation to alter any machines previously delivered. Technical data, dimensions and weights are given as an indication only. Responsibility for errors or omissions not accepted. Reproduction or translation of this publication, in whole or part, is not permitted without the written consent of the ALoIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen. All rights under the provision of the copyright Act are reserved.
PÖTTINGER Ges.m.b.H werkt permanent aan de verbetering van hun producten in het kader van hun technische ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds geieverde machines kan worden afgeleid. Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet bindend. Vergissingen voorbehouden. Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met schriftelijke toestemming van ALoIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen. Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voorbehouden.
La empresa PÖTTINGER Ges.m.b.H se esfuerza contínuamente en la mejora constante de sus productos, adaptándolos a la evolución técnica. Por ello nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos de cualquier modificación de los productos con relación a las ilustraciones y a los textos del presente manual, sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a la modificación de máquinas ya suministradas. Los datos técnicos, las medidas y los pesos se entienden sin compromiso alguno. La reproducción o la traducción del presente manual de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere de la autorización por escrito de ALoIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen. Todos los derechos están protegidos por la ley de la propiedad industrial.
La PÖTTINGER Ges.m.b.H è costantemente al lavoro per migliorare i suoi prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo sviluppo della tecnica. Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle descrizioni di queste istruzioni per l’uso. Allo stesso tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare modifiche a macchine già fornite. I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione, anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della ALoIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen. Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto d’autore.
D
NL
A empresa PÖTTINGER Ges.m.b.H esforçase continuamente por melhorar os seus produtos, adaptando-os à evolução técnica. Por este motivo, reservamonos o direito de modificar as figuras e as descrições constantes no presente manual, sem incorrer na obrigação de modificar máquinas já fornecidas. As características técnicas, as dimensões e os pesos não são vinculativos. A reprodução ou a tradução do presente manual de instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização por escrito da ALoIS PÖTTINGER Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H. A-4710 Grieskirchen Todos os direitos estão protegidos pela lei da propriedade intelectual.
P
F
E
GB
I
Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gesellschaft m.b.H A-4710 Grieskirchen Telefon: 0043 (0) 72 48 600-0 Telefax: 0043 (0) 72 48 600-2511 e-Mail:
[email protected] Internet: http://www.poettinger.at
Gebr. PÖTTINGER GMBH Stützpunkt Nord Steinbecker Strasse 15 D-49509 Recke Telefon: (0 54 53) 91 14 - 0 Telefax: (0 54 53) 91 14 - 14
Pöttinger France 129 b, la Chapelle F-68650 Le Bonhomme Tél.: 03.89.47.28.30 Fax: 03.89.47.28.39
Gebr. PÖTTINGER GMBH Servicezentrum Spöttinger-Straße 24 Postfach 1561 D-86 899 LANDSBERG / LECH Telefon: Ersatzteildienst: 0 81 91 / 92 99 - 166 od. 169 Kundendienst: 0 81 91 / 92 99 - 130 od. 231 Telefax: 0 81 91 / 59 656