Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
Studie uitgevoerd door de Vrije Universiteit Brussel Faculteit Recht en Criminologie Vakgroep Criminologie
Prof. dr. S. Snacken, promotor Hanne Tournel, onderzoekster
Colofon
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel AUTEUR ONDER DE WETENSCHAPPELIJKE LEIDING VAN VERTALING COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING GRAFISCH CONCEPT VORMGEVING PRINT ON DEMAND
Hanne Tournel, onderzoekster prof. dr. Sonja Snacken Jan Vermeersch Françoise Pissart, directeur Stefanie Biesmans, projectmedewerker Jean-Pierre Goor, projectverantwoordelijke Ann Vasseur, directieassistente PuPiL Tilt Factory Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze electronische uitgave kan (gratis) besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727
Wettelijk depot: ISBN-13: EAN: BESTELNUMMER:
D/2893/2009/15 978-90-5130-649-1 9789051306491 1883 mei 2009 Met de steun van de Nationale Loterij
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
4
Woord vooraf
In het kader van haar programma Sociale Rechtvaardigheid, heeft de Koning Boudewijnstichting een Luisternetwerk opgezet dat nieuwe vormen van sociale onrechtvaardigheid aan het licht brengt. Dit netwerk vervult een sociale waakfunctie en tracht de aandacht te vestigen en tevens te reageren op nieuwe sociale ongelijkheden of ongelijkheden die niet voldoende gekend zijn of waar weinig rekening mee wordt gehouden. Zo laat het toe om acties te ondernemen die gericht zijn naar enkele kwetsbare doelgroepen. In dit verband kwam de Koning Boudewijnstichting herhaaldelijk in aanraking met getuigenissen van ex-gedetineerden die zich na hun invrijheidsstelling in een zeer precaire situatie bevonden. Deze onzekere situatie wordt ondermeer sterk bepaald door de moeilijkheden die ex-gedetineerden ondervinden om zich terug op de arbeidsmarkt te integreren eenmaal hun straf is uitgezeten. Hoe speelt een gevangenis in dit opzicht een rol in de voorbereiding op deze integratie of socioprofessionele integratie? Vertrekkende van het verband dat a priori bestaat tussen sociale re-integratie door werk en het opleidingsaanbod tijdens de straf, gaf de KBS aan twee onderzoeksteams - het ‘CRIS’ van de Universiteit van Luik en het departement Criminologie van de Vrije Universiteit Brussel - de opdracht om in elk van de gemeenschappen een verkennende stand van zaken op te maken rond de coördinatie van en het aanbod aan opleiding en vorming in de Belgische gevangenissen. In deze studie wordt een stand van zaken weergegeven van het onderwijsaanbod in de 7 onderzochte gevangenissen in de Vlaamse Gemeenschap, die in 2008 nog niet onder het Strategisch Plan vielen. Parallel werd een verkenning gedaan naar de situatie in de Franstalige gevangenissen, waarvan de samenvatting in bijlage van dit rapport kan worden teruggevonden. Na dit eerste verkennende luik van het onderzoek, waarin ter besluit de goede praktijken en de knelpunten werden samengevat, bleek het opportuun het proces verder te zetten. De thematiek en enkele goede praktijken kwamen verder aan bod in een reeks rondetafels en een colloquium met de voornaamste acteurs op vlak van opleiding in de gevangenis (politieke besluitvormers, federaties, verenigingen, trainers, gevangenisdirecties, etc.). De uiteindelijke doelstelling is een reeks concrete aanbevelingen te formuleren, die gestoeld zijn op de realiteit op het terrein en die een
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
5
impact kunnen hebben op het vlak van de coördinatie van opleiding en vorming in de gevangenissen. Aan het einde van dit proces, hoopt de Stichting samen met de verschillende actoren binnen en buiten de gevangenis, dat ze de kwestie van de ‘sociale integratie van gevangenen via opleiding en vorming’ als centrale bezorgdheid op de agenda heeft kunnen zetten.
Koning Boudewijnstichting mei 2009
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
6
Inhoud
Woord vooraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Synthèse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Inleiding / Situering onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Deel I: Onderzoeksopzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Doel- en probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Methodologisch kader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Deel II: Huidige stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Hoofdstuk 2: Verantwoordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding . . . . . . . . . . . . . . . 41 Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Hoofdstuk 4: De bovenlokale coördinatie onderzocht . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Deel III: Good practices en knelpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Hoofdstuk 1: De aanwezige ‘good practices’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 Hoofdstuk 2: De aanwezige ‘knelpunten’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 Hoofdstuk 3: De ‘good practices’ en ‘knelpunten’ geresumeerd . . . . . . . 105
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties . . . . . . . . . . . . . . . 107 Hoofdstuk 1: Het aanbod, de organisaties en de coördinatiemechanismen vanuit een kritische bril . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Hoofdstuk 2: Het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding geanalyseerd vanuit het concept sociale re-integratie . . 113 Hoofdstuk 3: De komst van het Strategisch Plan . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Hoofdstuk 4: Kritische reflecties geresumeerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
7
Samenvatting
De problematiek van de sociale re-integratie van gedetineerden is één van de steeds terugkerende thema’s binnen een moderne samenleving. De hernieuwde aandacht voor sociale re-integratie wordt immers vaak (zij het impliciet) gevoed door het recidiveverhaal. Willen we niet allemaal de herhaling van strafbaar gedrag voorkomen? Als we willen dat (ex)gedetineerden als volwaardige leden kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, dan dient deze re-integratie tijdens de detentie efficiënt voorbereid te worden. België is een ingewikkeld land en dat geldt ook voor de taakverdeling inzake sociale re-integratie van (ex)-gedetineerden. Sinds de staatshervorming van 1980 is een veilige, humane en op herstel en sociale re-integratie gerichte invulling van de gevangenisstraf een gedeelde verantwoordelijkheid van Justitie en de Vlaamse Gemeenschap. Om deze gemeenschappelijke opdracht invulling te geven, werden doorheen de jaren enkele beleidsdocumenten opgesteld. Als sluitstuk van deze bevoegdheidsafstemming kan het ‘Strategisch Plan’ aan Vlaamse kant beschouwd worden. Dit plan was op het moment van ons onderzoek nog niet overal operationeel en om overlappingen met een ander onderzoek te vermijden hebben wij ons toegespitst op de zeven zogenaamde ‘niet-strategisch plan’ gevangenissen. De voorbereiding van de re-integratie start niet pas bij het ontslag van de gedetineerde uit de penitentiaire inrichting, maar zou idealiter van in het begin van de detentie moeten aanvangen (zie het detentieplan, opgenomen in de Basiswet). Binnen de voorbereiding van deze re-integratie nemen vorming, opleiding en arbeidstoeleiding een bijzondere positie in. Recente literatuur toont aan dat tewerkstelling, het hebben van een inkomen en het kunnen uitbouwen van een sociaal netwerk een belangrijke rol spelen in het beëindigen van individuele delinquentie. Vandaar dat men al tijdens de detentie de arbeidspositie van (ex)-gedetineerden tracht te verstevigen door het ontwikkelen van initiatieven op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Vanuit deze achterliggende ideologie werd dit onderzoek gevoerd met een hoofdzakelijk inventariserende doelstelling. Meer specifiek wensten we een inventarisatie te bekomen van alle lokale initiatieven binnen zeven Vlaamse gevangenissen, evenals van de betrokken actoren en organisaties. Daarnaast wensten wij een analyse van de lokale en bovenlokale coördinatie van deze activiteiten te bekomen. Dit alles om uiteindelijk een overzicht te bekomen van de ‘good practices’ en knelpunten op deze drie terreinen, die in een later stadium kunnen helpen bij het formuleren van beleidsaanbevelingen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
9
Samenvatting
Uit onze studie van het lokale niveau bleek dat de waargenomen initiatieven overwegend verschillen van gevangenis tot gevangenis, afhankelijk van de wisselwerking tussen het beleid van de lokale directie en de bereidheid van externe diensten om hun aanbod ook intramuros aan te bieden. We dienen ons er echter ook bewust van te zijn dat men verschillende categorieën gedetineerden (beklaagden-veroordeeldengeïnterneerden) onderscheidt, met ook vaak uiteenlopende noden en behoeftes. Deze verschillende categorieën van gedetineerden zitten ook vaak verspreid over verschillende inrichtingen, waardoor het geen uitzondering is dat binnen één inrichting meerdere categorieën van gedetineerden aanwezig zijn. We kunnen in dat opzicht dan ook niet spreken over een coherent aanbod in de verscheidene onderzochte gevangenissen. Doch bemerkten we tijdens ons onderzoek dat een aantal behoeften systematisch terugkeerden. Bovendien zijn er recent een aantal bovenlokale initiatieven genomen om de coherentie van het aanbod te verhogen. Naast de nood aan een ‘eenvormiger’ aanbod, dringt de nood aan een grotere bovenlokale coördinatie zich ook op. Tot slot zou een follow-up onderzoek moeten aantonen in welke mate de gevolgde activiteiten in de gevangenis de gedetineerden ook daadwerkelijk hebben ondersteund bij hun terugkeer naar de samenleving. Hebben zij de aangeleerde vaardigheden kunnen gebruiken, waren die aangepast aan de situatie die ze vonden bij hun vrijlating? Maar ook de houding van de samenleving is hierbij fundamenteel. ‘Re-integratie’ is per definitie immers een interactief begrip, waarbij ook die samenleving moet bereid zijn om mensen die in de fout gegaan zijn terug te ‘integreren’. En ook daar is nog werk aan de winkel...
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
10
Synthèse
La problématique de la réinsertion sociale des détenus est un des thèmes récurrents au sein d’une société moderne. L’intérêt renouvelé pour la réinsertion sociale est en effet souvent alimenté (ne serait-ce qu’implicitement) par les cas de récidive. Ne souhaitons-nous pas tous éviter la répétition de comportements punissables ? Si nous voulons que des (ex)-détenus puissent prendre part à la vie sociale en tant que membres à part entière, cette réinsertion doit alors être préparée avec efficacité pendant la détention. La Belgique est un pays compliqué, notamment en ce qui concerne la répartition des compétences en matière de réinsertion sociale d’(ex)détenus. Depuis la réforme de l’état de 1980, le contenu de la peine en prison, sans danger, humain et axé sur la reprise et la réinsertion sociale, est une responsabilité partagée de la Justice et de la Communauté flamande. Plusieurs documents politiques ont été rédigés au fil des ans afin de donner un contenu à cette mission commune. Le ‘Plan stratégique’ du côté flamand peut être considéré comme la conclusion de cet effort d’harmonisation des compétences. Au moment de l’étude, ce plan n’était pas encore opérationnel partout et pour éviter des chevauchements avec une autre étude, nous nous sommes concentrés sur les sept prisons qui ne font pas parties du ‘Plan Stratégique’. La préparation de la réinsertion ne débute pas au moment de la libération du détenu, mais devrait idéalement commencer dès le début de la détention (voir le plan de détention, repris dans la Basiswet/Loi de principes). Dans le cadre de la préparation à cette réintégration, la formation et l’insertion professionnelle occupent une position particulière. La littérature récente démontre que l’emploi, le fait de disposer d’un revenu et de pouvoir développer un réseau social contribuent de manière non négligeable à mettre fin à la délinquance individuelle. C’est pour cette raison que l’on tente, déjà durant la détention, de renforcer les capacités professionnelles d’(ex)-détenus en développant des initiatives sur le plan de la formation et de l’insertion professionnelle. C’est cette idéologie qui sous-tend l’étude que nous avons menée avec un objectif essentiel d’inventorisation. Nous souhaitions plus spécifiquement dresser l’inventaire de toutes les initiatives locales au sein des sept prisons flamandes, ainsi que des acteurs et organisations concernés. Nous souhaitions en outre effectuer une analyse de la coordination locale et supra-locale de ces activités. Tout cela afin de brosser finalement un tableau des bonnes pratiques et des problèmes sur ces trois terrains, en vue, lors d’une phase ultérieure, de formuler des recommandations politiques.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
11
Synthèse
Il est ressorti de notre étude du niveau local que les initiatives observées diffèrent considérablement d’une prison à l’autre, en fonction de l’interaction entre la politique de la direction locale et la volonté des services externes à proposer leur offre au sein de l’établissement pénitentiaire. Nous devons également nous rendre compte qu’il existe différentes catégories de détenus (accusés-condamnés-internés), qui ont souvent des besoins très divergents. Ces différentes catégories de détenus se retrouvent aussi fréquemment réparties dans différents établissements, ce qui explique qu’il n’est pas exceptionnel qu’un seul établissement abrite plusieurs catégories de détenus. Nous ne pouvons dès lors pas parler d’offre cohérente dans les prisons étudiées. Nous avons cependant remarqué durant notre étude que plusieurs besoins revenaient systématiquement. Plusieurs initiatives supra-locales ont en outre été prises récemment pour accroître la cohérence de l’offre. Outre le besoin d’une offre ‘plus uniforme’, la nécessité d’une coordination supra-locale accrue s’impose. Enfin, une étude de suivi devrait examiner dans quelle mesure les activités suivies dans la prison ont effectivement soutenu les détenus lors de leur retour dans la société. Ont-ils pu utiliser les aptitudes acquises, étaient-elles adaptées à la situation qu’ils ont trouvée à leur libération? L’attitude de la société est fondamentale aussi à cet égard. La ’réintégration’ est par définition un concept interactif, impliquant que cette société soit elle aussi disposée à réintégrer des gens qui ont commis une faute. Et à ce niveau-là aussi, il y a encore du pain sur la planche...
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
12
Inleiding / Situering onderzoek De problematiek van de sociale re-integratie van gedetineerden is één van de steeds terugkerende thema’s binnen een moderne samenleving. De sociale re-integratie vormt namelijk een centrale bezorgdheid in het kader van de sociale legitimatie van de gevangenis, maar temeer binnen de strijd tegen het recidiveren.1 Deze aandacht zien we concreet vorm nemen op verschillende beleidsniveaus, al stuit deze aandacht steeds op heel wat maatschappelijke weerstand, waardoor deze problematiek geenszins een ‘politieke prioriteit’ mag genoemd worden. Op internationaal niveau werd op 11 januari 2006 een nieuwe versie van de Europese gevangenisregels aangenomen. Deze aanbeveling bevat niet alleen een aantal verplichtingen voor nationale gevangenisdirecties, maar kent tegelijkertijd aan gedetineerden een aantal minimumrechten toe. Meer specifiek wijst het zesde basisprincipe op het belang om de detentie zo te organiseren dat de re-integratie in de ‘vrije samenleving’ bevorderd wordt.2 Hoewel deze rechten niet zonder meer afdwingbaar zijn, werd hiermee nogmaals het belang van sociale re-integratie bevestigd. Hieruit mogen we zonder enige twijfel besluiten dat Europa niet gevoelloos is voor deze problematiek. Op nationaal vlak kon, mede onder druk van het Europese niveau, de aandacht voor dit thema niet uitblijven en kwam er met de goedkeuring van de Basiswet op het Gevangeniswezen en de Rechtspositie van Gedetineerden3 wettelijke federale aandacht voor de sociale re-integratie. Zo wordt sociale re-integratie immers binnen deze Basiswet als te realiseren doelstelling van de strafuitvoering geformuleerd.4 Hoewel o.a. Eliaerts reeds in de jaren ‘70 wees op het belang van een rechtspositie voor gedetineerden, was het toch wachten tot 2005 op een wettelijke reglementering hieromtrent.5 Het onrechtstreeks bewijs dat gedetineerden voor velen niet prioritair zijn? Vlaanderen daarentegen was reeds eerder doordrongen van het belang van de realisatie van een programma van sociale aansluiting. Sedert de staatshervorming van 1980 is de Vlaamse overheid immers bevoegd en verantwoordelijk voor de ‘sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale
1 P. MBANZOULOI, La réinsertion sociale des détenus : de l’apport des surveillants de prsion et des autres professionnels pénitentiaires, Paris, L’ Harmattan, 2000, 11. 2 COUNCIL OF EUROPE: COMMITTEE OF MINISTERS, European Prison Rules 2006, geraadpleegd te http://www.libertysecurity.org/IMG/doc/Rec _2006 _2E.doc, geraadpleegd op 1 februari 2008. 3 Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden (Wet 12 januari 2005), B.S. 1 februari 2005. 4 Art. 9, §2 en art. 76, §1 van de Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, B.S. 1 februari 2005. 5 S. SNACKEN, “Penologie en strafuitvoeringsrecht: ‘De fundamentele rechten van veroordeelde gedetineerden’ ”, in CHRISTIAENS, J., ENHUS, E., NUYTIENS, A., SNACKEN, S. en VAN CALSTER, P. (eds.), Criminologie: tussen kritiek en realisme. Christian Eliaerts: een visionair criminoloog, Brussel, VUBPress, 11-22.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
13
Inleiding / Situering onderzoek
re-integratie’.6 Dat het geen evidentie betrof om deze bevoegdheid en verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven, merkten we uit de verschillende inspanningen dewelke de laatste decennia geleverd werden op dit vlak. Als mijlpaal op het vlak van deze inspanningen kan zeker het ‘Samenwerkingsakkoord inzake sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale re-integratie’7 beschouwd worden. Doch is het ook op regionaal niveau twintig jaar wachten op een beleidsdocument8 dat concreet weergeeft hoe de Vlaamse Gemeenschap haar bevoegdheid ziet t.a.v. gedetineerden. De Vlaamse Gemeenschap formuleerde in dit beleidsdocument (cf. het Strategisch Plan) haar missie op het vlak van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden als volgt:
“De Vlaamse Gemeenschap waarborgt het recht van alle gedetineerden en hun directe sociale omgeving op een integrale en kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening zodat ook zij zich volwaardig en harmonisch kunnen ontplooien in de samenleving.”9
Het behoeft dus geen verder betoog dat de Vlaamse Gemeenschap binnen de uitvoering van de gevangenisstraf de sociale re-integratie van de gedetineerde als haar kerndoelstelling vooropstelt. Binnen de voorbereiding van deze re-integratie nemen vorming, opleiding en arbeidstoeleiding een bijzondere positie in. Het vormen namelijk niet te verwaarlozen dienstverleningsdomeinen, dewelke dus expliciet ressorteren onder het hierboven vermelde Strategisch Plan. Doch dient hier de belangrijke opmerking gemaakt te worden dat de Vlaamse regering besliste om het Strategisch Plan eerst uit te voeren in een aantal regio’s en deze geleidelijk aan uit te breiden naar andere gevangenissen in Vlaanderen en Brussel. Het Strategisch Plan wordt momenteel uitgevoerd in acht pilootgevangenissen: Antwerpen, Hoogstraten, Wortel, Turnhout, Merksplas, Brugge, Hasselt en Gent en voorziet in een aantal belangrijke functies waaronder de beleidsmedewerker, de trajectbegeleider en de organisatieondersteuner. Doorheen dit onderzoek werd ons steeds duidelijker dat we ons bevinden in een overgangsfase en dat er in de wandelgangen duidelijk sprake is om de overige Vlaamse gevangenissen snel mee te nemen in dit Strategisch Plan. Om eventuele overlappingen met een reeds lopend onderzoek10 te vermijden, opteerden wij ervoor om ons binnen dit onderzoek hoofdzakelijk toe te spitsen op de gevangenissen waar dit Strategisch Plan nog niet geïmplementeerd werd. Dit is dan ook het kader waarbinnen we de aanstelling van twee onderzoeksteams (de CRIS van de Université de Liège en de vakgroep criminologie van de Vrije Universiteit Brussel) door de Koning Boudewijnstichting tot het verrichten van onderzoek naar de aanwezige activiteiten op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding, de verantwoordelijke actoren en organisaties en tot slot de coördinatie van dergelijke activiteiten op zowel bovenlokaal als lokaal niveau moeten situeren.
6 Art. 5, § 1 van de Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, B.S. 15 augustus 1980. 7 Samenwerkingsakkoord van 28 februari 1994 tussen de staat en de Vlaamse gemeenschap inzake de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale integratie, B.S. 18 maart 1994. 8 VLAAMSE REGERING, Strategisch plan van de Vlaamse gemeenschap. Missie, krachtlijnen, ambities, strategieën en kritische succesfactoren, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ strategischplanhulpendienstverleningaangedetineerden.pdf, geraadpleegd op 4 februari 2008, 73 p. 9
Ibid., 15.
10 De KULeuven voert namelijk momenteel een onderzoek ter evaluatie van het Strategisch Plan.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
14
Inleiding / Situering onderzoek
In het eerste deel zullen we het concrete onderzoeksopzet nader toelichten. Naast de doel- en probleemstelling, bespreken we ook de gehanteerde methodologie om antwoord te vinden op onze leidende onderzoeksvragen. In het tweede deel bespreken we de huidige stand van zaken op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen de Vlaamse niet-Strategisch Plan gevangenissen. Meer specifiek komen hier zowel de verschillende verantwoordelijke instanties en organisaties aan bod, waarbij ook aandacht geschonken wordt aan de bovenlokale coördinatie, als een overzicht van de lokale activiteiten, lokaal aanwezige instanties en tevens de lokale coördinatie van deze activiteiten. In het derde deel focussen wij ons op de aanwezige ‘good practices’ en knelpunten op deze drie terreinen, dewelke eveneens de vorm aannemen van aanbevelingen/werkpunten naar de toekomst toe. We eindigen in het vierde deel met een bondige en kritische weergave van onze belangrijkste onderzoeksbevindingen en –reflecties. Dit alles zou ons in staat moeten stellen enerzijds zicht te hebben op de concrete organisatie (zowel een overzicht van de belangrijkste organisaties, als een overzicht van de lokale activiteiten) en coördinatie van de activiteiten (zowel op lokaal als bovenlokaal niveau) op de drie onderzochte terreinen. Anderzijds dienen we kennis te hebben van zowel de heersende ‘good practices’ op het vlak van organisatie en coördinatie van deze activiteiten, alsook de werkpunten naar de toekomst toe.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
15
Deel I: Onderzoeksopzet
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
17
Doel- en probleemstelling Zoals we in de inleiding reeds aangaven, nemen vorming, opleiding en arbeidstoeleiding een bijzondere positie in bij de voorbereiding van de re-integratie. Daarnaast wordt beroepsopleiding, net als algemene vorming en onderwijs, vaak beschouwd als zinvolle invulling van de detentie. Dit vaak vanuit de ideologie dat deze activiteiten een positieve impact hebben op recidive, aangezien ze onder andere de arbeidspositie van de gedetineerde na zijn vrijlating verstevigen.11 Bovendien blijkt uit eerder verricht onderzoek dat de gedetineerdenpopulatie traditioneel laaggeschoold is in vergelijking met hun leeftijdsgenoten en dat zij meestal technisch of beroepsonderwijs volgden dat ze vaak niet afmaakten. Het gevolg hiervan is een hoge werkloosheid en een lage activiteitsgraad, wat een niet te verwaarlozen impact heeft op recidivisme.12 Vanuit deze wetenschap, ontstaat er toenemende aandacht voor deze projecten van vorming, opleiding en arbeid. De hernieuwde aandacht voor sociale re-integratie wordt immers vaak (zij het impliciet) gevoed door het recidiveverhaal. De Koning Boudewijnstichting stelt zich dan ook terecht de vraag hoe het heden ten dage gesteld is met de organisatie van projecten rond vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen de Vlaamse gevangenissen, toegespitst op de zogenaamde ‘niet-Strategisch Plan’ gevangenissen. De doelstelling van dit onderzoek is vierledig. Vooreerst wenst men een inventarisatie te bekomen van alle lokale initiatieven binnen zeven Vlaamse gevangenissen, evenals van de betrokken actoren en organisaties. Daarnaast wenst men een analyse van de lokale en bovenlokale coördinatie van deze activiteiten te bekomen. Tot slot wenst men een overzicht te bekomen van “good practices” en knelpunten op deze drie terreinen, met als impliciet doel het beleid te stimuleren tot het nemen van situatiebevorderende initiatieven hieromtrent. Deze doelstelling ver taalden wij concreet naar specifieke onderzoeksvragen, dewelke de leidraad vormden doorheen ons onderzoek. 1. Welke organisaties zijn betrokken bij het verstrekken van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, i.h.b. betreffende arbeid, vorming en opleiding? 2. Welke activiteiten worden er op die drie terreinen verzorgd in de 11 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 71-75. 12 VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 5 februari 2008, 24-30.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
19
Deel I: Onderzoeksopzet
verschillende betrokken Vlaamse gevangenissen? Hier trachten we een inventarisatie te bekomen van de verschillende activiteiten op deze terreinen binnen de Vlaamse gevangenissen 3. Hoe verloopt de coördinatie van die activiteiten, zowel lokaal als bovenlokaal? 4. Wat zijn specifieke ‘good practices’ en knelpunten op de vlakken van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen? Alvorens dit onderzoek te kunnen aanvatten, dienden we de termen ‘opleiding, arbeid en vorming’ nog te operationaliseren. Aangezien deze drie termen nogal wat samenhang vertonen is een duidelijke operationalisering hier zeker op zijn plaats. Doch merkten we doorheen dit onderzoek snel dat een duidelijke scheiding tussen deze drie terreinen onmogelijk was, aangezien de grenzen vaag en soms zelfs arbitrair zijn. Niettegenstaande, geven we onze startoperationalisering hieronder weer. Onder vorming verstaan we de cursussen die meestal ressorteren onder de noemer ‘sociaal-cultureel werk’. Uit het behoefteonderzoek blijkt dat dit aanbod hoofdzakelijk bestaat uit vormingscursussen (bijvoorbeeld taal- en computerlessen) en cursussen die gericht zijn op cultuurcreatie (tekenen, gitaarles, enz.).13 Onder opleiding verstaan we alle soorten studievormen die ook in de buitenwereld bestaan, zoals o.a. Begeleid Individueel Studeren, Basiseducatie en Open Universiteit. Arbeid beperken we tot de koepelterm ‘arbeidstoeleiding’. Deze koepelterm omvat alle mogelijke maatregelen en activiteiten die tijdens de detentie kunnen ontplooid worden om de tewerkstelling van gedetineerden na hun vrijlating te bevorderen, waaronder o.a. beroepsopleiding, assessment en sollicitatietraining.
13 VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 5 februari 2008, 44.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
20
Methodologisch kader Om op bovenvermelde onderzoeksvragen een antwoord te kunnen formuleren, spitsten we ons toe op een combinatie van verschillende methoden van dataverzameling, nl.: (1) een grondige literatuurstudie en documentanalyse en (2) het afnemen van kwalitatieve interviews met sleutelfiguren. Het empirisch (kwalitatief) onderzoek kunnen we opsplitsen in twee fasen. De eerste fase vertaalde zich in het hebben van verkennende gesprekken met enkele institutionele actoren, zoals o.a. FOD Justitie, Vlaamse Gemeenschap, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, de VDAB en de Rode Antraciet. De tweede fase bestond uit het afnemen van semigestructureerde interviews met bevoorrechte getuigen per Vlaamse gevangenis, zoals o.a. de directeur, herstelconsulent, bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening, vertegenwoordiger van de PSD, detentieconsulent (VDAB), enz. Het is dus duidelijk dat we ons binnen dit onderzoek baseren op datgene dat ervaren en meegedeeld wordt door de actoren die betrokken zijn bij het aanbod en we helaas binnen het kader van dit onderzoek niet over de tijd en middelen beschikten om ook de ervaringen en belevingen van gedetineerden op deze drie terreinen te bevragen. De combinatie van beide methoden van dataverzameling houdt een grote meerwaarde in. Er blijkt immers ook op dit terrein een wereld van verschil te bestaan tussen de stated en real goals. We definiëren de stated goals als de doelstellingen die officieel nagestreefd worden, terwijl de real goals omschreven worden als de doelstellingen die er in de concrete praktijk nagestreefd worden.14 Na het vergaren van al deze informatie, hebben we de verwerking van de resultaten opgesplitst in vier fasen, nl.: analyse van de activiteiten, analyse van de organisaties en actoren, analyse van de coördinatie op lokaal vlak en analyse van de coördinatie op bovenlokaal vlak. Dit alles om uiteindelijk een duidelijk overzicht te bekomen van de ‘good practices’ en knelpunten binnen dit domein in het Vlaamse gevangeniswezen.
14 F.A.C.M. DENKERS, Criminologie en beleid: de invloed van penologische research op het strafrechtelijk beleid, Nijmegen, Dekker en van de Vegt, 1976, 168.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
21
Deel II: Huidige stand van zaken Binnen dit deel trachten we een overzicht te geven van de huidige stand van zaken binnen de Vlaamse ‘niet-Strategisch Plan’ gevangenissen op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Om deze doelstelling te verwezenlijken, combineren we een grondige literatuurstudie met eigen bevindingen uit dit gevoerde onderzoek. We behandelen achtereenvolgens: 1. Een overzicht van de belangrijkste wetgevende initiatieven op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding met het oog op sociale re-integratie; 2. Een overzicht van de actoren en organisaties die een rol spelen inzake de organisatie van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding; 3. Een overzicht per onderzochte Vlaamse gevangenis van de aanwezige
activiteiten
op
de
drie
specifieke
dienstverleningsdomeinen, waarbij we ook aandacht hebben voor de lokale coördinatie; 4. Een situering van de bovenlokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen. Zoals uit het hierboven weergegeven schema blijkt, starten we met het wetgevend kader hieromtrent.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
23
Hoofdstuk 1: Het wetgevenden beleidskader In een federale staat zoals België, functioneren er verschillende beleidsniveaus naast elkaar. Naast een nationaal of federaal beleidsniveau, heersen er binnen een federale staat ook nog zogenaamde afzonderlijke delen die tevens een grote mate van autonomie bezitten. Vermits dit onderzoek zich toespitst op bepaalde specifieke Vlaamse gevangenissen, mag het niet verwonderen dat het Vlaamse beleidsniveau hier een belangrijke rol in speelt. Te meer omdat beide overheden specifieke bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben binnen de gevangenis, waarover later meer. Beide beleidsniveaus dienen in zekere zin een adequate ondersteuning te realiseren voor het lokale niveau, in casu de gevangenis. De lokale gevangenissen dienen vervolgens de uitgeschreven beleidslijnen concreet te vertalen binnen de eigenheid van de lokale gevangenis, de historiek van de hulp- en dienstverlening, de plaatselijke gevoeligheden en de eventueel daaraan gekoppelde weerstanden. Hieruit blijkt dat dit geen eenvoudige vertaalslag betreft. Vandaar de keuze om dit onderzoek niet te beperken tot beide beleidsniveaus, maar ook bijzondere aandacht te besteden aan het lokale niveau. We beperken de bespreking van het beleidskader echter niet tot België, aangezien ook internationale normen een steeds prominentere rol spelen. Deze kunnen een zeer verschillende geldingskracht hebben. Zo zijn er de internationale verdragen met bindende juridische normen. Maar er zijn ook normen die niet juridisch bindend zijn, maar eerder morele richtlijnen bevatten. We zullen dit overzicht dan ook aanvatten met de aanwezige internationale normen op het vlak van de drie dienstverleningsdomeinen, dewelke het voorwerp uitmaken van dit onderzoek.
1.1. Het internationaal beleidskader We geven een beknopt overzicht van de momenteel belangrijkste, en misschien ook wel invloedrijkste bronnen betreffende hulp- en dienstverlening, toegespitst op vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. We willen hier nogmaals beklemtonen dat er meerdere internationale bronnen bestaan die bepaalde aspecten van de detentie aankaarten, doch dat we ons binnen dit onderzoek beperken tot deze die zich toespitsen op de terreinen van hulp- en dienstverlening, i.h.b. vorming, opleiding en arbeidstoeleiding.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
25
Deel II: Huidige stand van zaken
1.1.1. De Verenigde Naties De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) als basis De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens formuleerde in 1948 al dat eenieder recht heeft op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.15 Deze Verklaring formuleerde ook het recht van eenieder op onderwijs16 en het recht op vorming wordt behandeld in artikel 27 van deze Verklaring. Dat het bestaan van deze tekst onvoldoende was om landen te stimuleren tot het ontwikkelen van een aangepast hulp- en dienstverleningsaanbod voor gedetineerden, blijkt uit de verschillende stappen die hierna nog in die richting gezet werden. Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (1955) Dit betreft geen verdrag, maar een richtlijn voor de behandeling van gedetineerden. Het zijn minimumregels waarbij een internationale consensus wordt nagestreefd. Bedoeling is dat elke staat probeert om nog verder te gaan met deze minimum regels als basis. Het zijn slechts morele regels dus niet direct juridisch afdwingbaar. Nochtans hebben zij door hun hoge morele waarde wel invloed. Ook in België wordt er soms voor en door de rechtbank naar verwezen.17 Binnen deze richtlijn wordt er duidelijk gewezen op het belang van een hulp- en dienstverleningsaanbod in functie van de terugkeer van de gedetineerden naar de vrije samenleving. Zo wordt er specifiek op gewezen dat er o.a. dient voorzien te worden in programma’s en activiteiten met betrekking tot vorming, onderwijs, opleiding en arbeid.18
1.1.2. De Raad van Europa De internationale normen binnen dit kader zijn in zekere zin belangrijker voor ons. Ze hebben een grotere juridische kracht en zijn dikwijls rechtstreeks afdwingbaar in het Belgisch recht. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950) Dit Europees verdrag vindt haar basis in de hierboven beschreven Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. In dit kader verwijzen we dan ook naar de hierboven reeds beschreven hoofdpunten. Dit verdrag behoort tot het intern Belgisch recht, d.w.z. dat het rechtstreekse werking heeft voor de Belgische rechtbanken. Daarenboven houdt ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toezicht op de eerbiediging van de in dit Verdrag gewaarborgde rechten en vrijheden. Er is heel wat rechtsspraak van het Hof betreffende verschillende aspecten van gevangenisregimes. Opvallend hierbij is dat recent de doelstelling van voorbereiding van de re-integratie sterk benadrukt wordt door het Hof.19 15 Art. 23 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. 16 Art. 26 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. 17 N.S. RODLEY, The Treatment of Prisoners Under International Law, Oxford, Clarendon Press, 1999, 280. 18 Ibid., 280-281. 19 Voor een gedetailleerde en kritische analyse van de rechtsspraak van het EHRM en de andere Europese standaarden, zie: van Zyl Smit, D. & Snacken, S., Principles of European Prison Law and Policy, Oxford: Oxford University Press (fortcoming)
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
26
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
Europees Verdrag Voor de Preventie van Foltering (1987) In het kader van haar opdracht tot preventie van foltering en onmenselijke en vernederende behandeling, heeft het Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT) duidelijk gesteld dat
“Ill-treatment can take numerous forms, many of which may not be deliberate but rather the result of organisational failings or inadequate resources. The overall quality of life in an establishment is therefore of considerable importance to the CPT. That quality of life will depend to a very large extent upon the activities offered to prisoners and the general state of relations between prisoners and staff.20 (..) A satisfactory programme of activities (work, education, sport, etc.) is of crucial importance for the well-being of prisoners. This holds true for all establishments, whether for sentenced prisoners or those awaiting trial. (P)risoners cannot simply be left to languish for weeks, possibly months, locked up in their cells, and this regardless of how good material conditions might be within the cells. The CPT considers that one should aim at ensuring that prisoners in remand establishments are able to spend a reasonable part of the day (8 hours or more) outside their cells, engaged in purposeful activity of a varied nature. Of course, regimes in establishments for sentenced prisoners should be even more favourable.” 21 CPT heeft systematisch, en zo ook in België, de combinatie van overbevolking, gebrek aan sanitaire voorzieningen en gebrek aan activiteiten als een vorm van onmenselijke en vernederende bestraffing beschouwd.22 Deze conclusie is recent ook door het Europees Hof van de Rechten van de mens overgenomen.23 European Prison Rules (1987; 2006) en andere Recommendations van het Committee of Ministers Hier geldt de beperking dat de principes opgenomen in deze aanbevelingen geen bindend karakter hebben. Concreet houdt dit in dat het hier geen verdrag betreft, er is geen controle-element, geen sanctie, het is enkel een morele richtlijn (morele draagwijdte). Niettemin wordt in toenemende mate naar deze aanbevelingen van de Raad van Europa verwezen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waardoor hun juridische draagwijdte duidelijk versterkt is. In Rule 6 van de European Prison Rules van 2006 wordt als één van de Basisprincipes gesteld dat “All detention shall be managed so as to facilitate the reintegration into free society of persons who have been deprived of their liberty”.24 Dit betekent dat het gevangenisregime voor alle gedetineerden, dus ook beklaagden, moet gericht zijn op de voorbereiding van hun re-integratie. Dit wordt vervolgens verder uitgewerkt met betrekking tot verschillende soorten activiteiten zoals vorming, onderwijs, opleiding en arbeid.25 Voor beklaagden is dit recent nogmaals bevestigd door Rule 35 van de “Recommendation (2006) 13 on the use of remand in custody, the conditions in which it takes place and the provision of safeguards against abuse”. Voor de langgestrafte gedetineerden was dit reeds verwoord in de “Recommendation (2003) 23 on the management by prison administrations of life sentence and other long-term prisoners”, 20 CPT 2nd General Report [CPT/Inf (92) 3] 44. 21 CPT 2nd General Report [CPT/Inf (92) 3] 47. 22 Rapport van het CPT bezoek aan België 1993 [CPT/Inf (94)15] §§85 en 257. 23 Alver v Estonia, 8 November 2005, §56. 24 Recommendation (2006) 2 on the European Prison Rules, 25 Ibid.,Rules 25-28
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
27
Deel II: Huidige stand van zaken
waarin specifiek aandacht besteed wordt aan de behoefte van langgestraften aan activiteiten die de schadelijke effecten van een lange detentie tegengaan en die hen voorbereiden op hun invrijheidstelling.
1.1.3. De Internationale normen geresumeerd… Onderliggende idee van deze internationale en Europese standaarden is dat het leven in de gevangenis in zo weinig mogelijk opzichten mag verschillen van de positieve aspecten van het ‘vrije leven’, of m.a.w. het beginsel van ‘normalisering’.26 Een ondersteunende en zinvolle detentie kan gerealiseerd worden door het voorzien in een respectvolle bejegening, het ondersteunen van contacten met de buitenwereld en het bieden van kansen voor de ontwikkeling van vaardigheden. Hiertoe moeten alle beschikbare middelen aangewend worden en externe organisaties en diensten die een hulp- en dienstverleningsaanbod kunnen waarmaken, binnengebracht. Verder wordt in alle Europese standaarden benadrukt dat men de vrijlating van een gedetineerden dient voor te bereiden vanaf zijn onthaal in de gevangenis. Tenslotte wordt het belang van de individualisering van het aanbod vooropgesteld. Dit is immers idealiter afgestemd op de noden en vaardigheden van de individuele gedetineerde.27 Deze Europese teksten waren en zijn van niet te onderschatten invloed op de genomen nationale initiatieven omtrent deze hulp- en dienstverlening, i.h.b. vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Hieronder bespreken we dan ook de huidige bestaande nationale normen op dit vlak.
1.2. Het nationaal beleidskader Het nationale beleidskader kunnen we opsplitsen tussen de heersende wetteksten en de administratieve normen, dewelke lager staan in de hiërarchie der juridische normen. Op nationaal niveau is het de Federale Overheidsdienst Justitie die verantwoordelijk is voor de detentie. Binnen de FOD Justitie, behoort het luik van de strafuitvoering toe aan het Directoraat- generaal Penitentiaire Inrichtingen. Alvorens het hele nationale beleidskader aan te kaarten, dienen we even stil te staan bij de rol, functie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van FOD Justitie.
1.2.1. Situering FOD Justitie op het vlak van detentie Zoals we hierboven reeds weergaven, behoort het luik van de strafuitvoering toe aan het Directoraatgeneraal Penitentiaire Inrichtingen. Het is dan ook de missie van DG EPI die het kader vormt waarbinnen de gevangenissen aan de slag kunnen.
26 Ibid. Basic Principle 5: “Life in prison shall approximate as closely as possible the positive aspects of life in the community” 27 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 42-43.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
28
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
Deze missie luidt: “DG EPI is verantwoordelijk voor een rechtsconforme, veilige en humane uitvoering van vrijheidsberovende straffen en maatregelen en werkt volgens de geest van de herstelgerichte detentie waarbij men aandacht heeft voor de maatschappij, het slachtoffer en de dader.”28 Wanneer we deze missie lezen, wordt het duidelijk dat dit neerkomt op de uitvoering van de vrijheidsberoving. Het kan hierbij gaan om voorlopige hechtenis, internering, veroordelingen tot tijdelijke of levenslange straffen, illegale vreemdelingen, … Vrijheidsberoving impliceert enerzijds een veiligheidsaspect in de enge zin van het woord: ter bescherming van de maatschappij (‘externe veiligheid’), ter bescherming van andere gedetineerden en van het personeel (‘interne veiligheid’). Anderzijds betekent het ook veiligheid in de bredere zin: het werken aan re-integratie en welzijn, dit zowel door interne (psychosociale dienst) als externe diensten (bv. diensten van de Vlaamse Gemeenschap). Het betekent het werken aan de terugkeer naar de maatschappij waarbij aan gedetineerden kansen gegeven worden om zich te ontplooien en hun detentie op een zinvolle manier door te brengen, maar tegelijkertijd ook hun plaats buiten de gevangenis terug in te nemen. Een gevangenis heeft met andere woorden naast de strikte veiligheidsfunctie tevens een re-integrerende functie.29 Deze functie kent heden ten dage een wettelijke grondslag door de Basiswet, dewelke sociale re-integratie als doelstelling vooropstelt. Hierover later meer…
1.2.2. Nationale wetteksten vóór 2005 De Grondwet Artikel 24, § 3 waarborgt het recht van eenieder op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden. Doch besteedt de Grondwet ook aandacht aan het aspect van arbeid en vorming. Zo formuleert art. 23 dat eenieder het recht heeft een menswaardig leven te leiden, waaronder begrepen wordt: het recht op arbeid en het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. De Strafwet: specifiek artikel omtrent gevangenisarbeid Kenmerkend voor deze wet is dat deze wet ingaat op de straftoemeting, doch niet op de strafuitvoering. Uitzondering hierop is art. 30ter Sw. m.b.t. de gevangenisarbeid. Meer specifiek wordt binnen dit artikel gesteld dat iedere veroordeelde tewerkgesteld wordt, met het oog op zijn heropvoeding en zijn sociale reclassering en ter bevordering van zijn beroepsopleiding. De Wet op de Voorwaardelijke Invrijheidsstelling (1888, 1998) Hoewel deze wet heel wat implicaties creëert voor de inhoudelijke invulling van de detentie, zoals bv. de voorbereiding van de reclassering, werd dit nergens geregeld. Op deze lacune tracht de huidige Basiswet30 een antwoord te bieden.
28 FOD JUSTITIE, Strategische kaart: operationeel plan 2006-2007. 29 J. VANACKER, S. DE VALCK en M. VERHELST, “Een verkenning van het forensisch werkveld: justitie en de Vlaamse gemeenschap”, in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 117-118. 30 Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden (Wet 12 januari 2005), B.S. 1 februari 2005.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
29
Deel II: Huidige stand van zaken
De nationale wetteksten geresumeerd… Uit bovenstaande overzicht wordt duidelijk dat het grote probleem op dit vlak was dat men in de wetteksten weinig terugvond over de uitvoering van de straffen en dit in tegenstelling tot andere landen. Het merendeel van wat met de vrijheidsberoving gebeurt vindt men terug in administratieve normen, die lager staan in de hiërarchie der juridische normen. Deze administratieve normen, worden hieronder beknopt gesitueerd.
1.2.3. Administratieve normen Algemeen reglement op de strafinrichtingen (1965) Dit Koninklijk Besluit regelt de strafuitvoering van vrijheidsberovende straffen en maatregelen in België, met o.a. een aantal regimeaspecten. Het doel van dit reglement is het bewerkstellingen van de normalisering, wat impliceert dat men tracht zo weinig mogelijk verschillen te scheppen met de buitenwereld. Concreet vindt men binnen dit K.B. bepalingen terug omtrent arbeid, doch blijven de gestelde normen vrij vaag. De ministeriële circulaires (door minister of door directeur-generaal) Deze zijn de belangrijkste bron om de concrete werking in de gevangenis te kennen. Ze regelen veel, doch hebben een geringe juridische waarde (cf. hiërarchie der normen), verlenen geen afdwingbare rechten aan gedetineerden. Kunnen snel veranderen (cf. min. circ. 9 september 2002 ‘opheffing verouderde omzendbrieven’: sinds 1947!), en worden niet officieel gepubliceerd. Hierdoor is de rechtszekerheid dus beperkt. Huishoudelijk reglement van de inrichting De concrete invulling van het Algemeen reglement en de circulaires, vertaald naar elke gevangenis toe. Dit reglement geeft dus weer hoe het er in de gevangenis werkelijk aan toe gaat. Men ziet op dit vlak dan ook grote verschillen tussen de gevangenissen. Administratieve normen geresumeerd… Na deze uiteenzetting zal het geenszins verwonderen dat de situaties zeer verschillend waren van gevangenis tot gevangenis. Stilaan groeide dan ook het besef van het belang van een ‘wettelijke’ reglementering. Binnen dit kader dienen we dan ook de wetten van 2005 en 2006, die de interne en externe rechtspositie van veroordeelden regelen, te situeren. We opteren ervoor deze apart te behandelen, omdat ze getuigen van een recente ideologiewijziging.
1.2.4. De recente evolutie: De Basiswet gevangeniswezen en de interne rechtpositie van gedetineerden (2005) 1 februari 2005 kan als een mijlpaal beschouwd worden in de Belgische penitentiaire geschiedenis. Het is namelijk de dag dat de Basiswet van 12 januari 2005 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. Hierin worden de doelstellingen en basisprincipes van de strafuitvoering vastgelegd, worden de verschillende rechten van gedetineerden wettelijk omschreven, wordt er een klachtrecht ingevoerd voor een onafhankelijke instantie (Commissies van Toezicht), enz.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
30
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
Zeer belangrijk in het kader van ons onderzoek vormt de expliciete formulering van ‘de voorbereiding van de re-integratie in de samenleving’ als één van de doelstellingen van de strafuitvoering. Hiermee werd er door de FOD Justitie uitdrukkelijk op gewezen dat deze voorbereiding ook tot hun takenpakket behoort. Het behoeft geen verder betoog dat vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen deze wet een bijzondere positie innemen. Hoewel men d.m.v. deze wet o.a. een belangrijke stap in de goede richting zet tot expliciete inbedding van de hulp- en dienstverlening binnen de muren van de gevangenis, dient hier de opmerking gemaakt te worden dat het helaas nog wachten is op een aantal uitvoeringsbesluiten, alvorens de Basiswet volledig operationeel zal zijn.
1.2.5. Het nationale beleidskader geresumeerd… Op federaal niveau zien we een grote stap in de goede richting met de goedkeuring van de Basiswet. Door middel van deze Basiswet krijgt Justitie immers ook expliciet de opdracht mee te werken aan de voorbereiding van de re-integratie. FOD Justitie is echter niet de enige beleidspartner die een verantwoordelijkheid draagt op het vlak van detentie. Zoals we in de inleiding van dit hoofdstuk reeds aangaven, dienen we ook aandacht te besteden aan het Vlaamse niveau.
1.3. Het regionaal beleidskader: de Vlaamse Gemeenschap Binnen een federale staat zoals België, bezit het regionale niveau ook over heel wat autonomie. Op het vlak van de detentie, heeft de Vlaamse overheid dan ook een specifieke rol, functie, bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Alvorens over te gaan tot de huidig geldende wetgevende regionale initiatieven31, dienen we deze bevoegdheid en verantwoordelijk kort historisch te kaderen.
Situering Vlaamse Gemeenschap op het vlak van detentie De staatshervorming van 1980 kan als een mijlpaal beschouwd worden op het vlak van de uitbouw van een hulp- en dienstverleningsaanbod voor gedetineerden. Zo werd immers door de staatshervorming van 1980 de hulp– en dienstverlening aan gedetineerden met het oog op hun re-integratie een exclusieve gemeenschapsbevoegdheid en zijn de gemeenschappen verantwoordelijk voor het totale aanbod van maatschappelijke hulp– en dienstverlening aan deze mensen: sociale hulpverlening en opvang, gezondheidszorg, huisvesting, sociale en culturele vorming, onderwijs, tewerkstelling, arbeidsbemiddeling en sport en ontspanning. Dat de invulling van deze bevoegdheid geen evidentie betrof, bleek uit de verschillende stappen die gezet werden om deze verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven. Stilaan werd de Vlaamse Gemeenschap doordrongen van haar bevoegdheid naar gedetineerden toe. Zo ging de Vlaamse Gemeenschap in elk gerechtelijk arrondissement een centrum voor justitieel welzijnswerk subsidiëren, dat eveneens deel uitmaakt van een groter autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk. 31 Zie verder
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
31
Deel II: Huidige stand van zaken
Dit centrum biedt vroeghulp (voor personen die als dader in aanraking kwamen met justitie, voorlopig gehechten), detentiebegeleiding (hulpverlening aan gedetineerden) en reclasseringshulp (re-integratie van gedetineerden) en dit zowel op individueel als structureel vlak.32 Doch betekende de embryonale erkenning van de aanspraken op maatschappelijke dienstverlening van justitiabelen – via de erkenning en de subsidiëring van centra voor forensisch welzijnswerk - niet dat meteen ook werk gemaakt werd van een geëigende beleidsvisie op de relatie tussen sociaal beleid en strafrechtsbeleid, noch dat de nodige samenspraak tussen de Vlaamse Gemeenschap en het ministerie van Justitie structureel vorm kreeg. Onder impuls van de Koning Boudewijnstichting zou het werkveld terzake de bakens voor de toekomst uitzetten. De in opdracht van de Koning Boudewijnstichting uitgevoerde studie, inventariseerde het aanbod aan maatschappelijke dienstverlening in de forensische setting en er werden dan ook grote lacunes vastgesteld, zowel op het vlak van het gemeenschapsbeleid als op het vlak van het penitentiaire beleid.33 Vergelijkbare vaststellingen werden in 1993 geformuleerd door het Europees Comité ter preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing.34 Een oplossing voor de vastgestelde lacunes werd vooral gezocht in de richting van een grotere bijdrage vanuit de samenlevingsvoorzieningen en dus in de richting van een nauwere samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschapsoverheden. Meermaals wordt het aanwezige aanbod hulp- en dienstverlening van die periode ook voorgesteld als afhankelijk van vrijwillige liefdadigheid. Dat er nood was aan een structureel ingebed en geïntegreerd beleid spreekt voor zich…
1.4. De samenwerkingsinitiatieven tussen FOD Justitie en de Vlaamse Gemeenschap Beide instanties beseften dat samenwerking onontbeerlijk werd. In dit onderdeel worden dan ook de verschillende samenwerkingsinitiatieven besproken.
1.4.1. De nood aan samenwerking tussen Justitie en de Vlaamse Gemeenschap: de geboorte van het Samenwerkingsakkoord van ’94. Zoals we hierboven reeds weergaven, is er sedert de staatshervorming van 1980 sprake van een opsplitsing van de bevoegdheden. Zo moeten de gemeenschappen en gewesten hun ‘hulp- en dienstverlening’ uitbouwen in respect voor de missie van het gevangeniswezen en de orde en veiligheid in de strafinrichtingen. Justitie van haar kant, inzonderheid de penitentiaire administratie, moet faciliterend optreden t.a.v. de gemeenschapsbevoegdheden en mag zelfs ‘supplétief’ initiatieven ontplooien waar de gemeenschap in gebreke blijft.35 Het behoeft dan ook geen verder betoog dat dit alles per definitie niet te realiseren is zonder daadwerkelijke afstemming tussen beide partners, zowel op het beleidsniveau als op het werkveld.
32 J. VANACKER, S. DE VALCK en M. VERHELST, l.c., 135. 33 KONING BOUDEWIJNSTICHTING, Gevangenis en samenleving, Brussel, 1991, 129 p. 34 W. MEYVIS, “Van private reclassering naar maatschappelijke dienstverlening aan justitiecliënteel”, in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 53-56. 35 K. KLOECK, “De samenwerking tussen justitie, de gemeenschappen en gewesten: een status questionis”, in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 181.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
32
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
Te meer omdat de gemeenschappen samen met Justitie een gemeenschappelijke doel delen, m.n.: de sociale re-integratie en het welzijn van de gedetineerden. Om de kans op een geslaagde sociale re-integratie van de gedetineerde te bewerkstellingen, dienen hulp- en dienstverlening en individuele strafuitvoering hand in hand te gaan. Op 28 februari 1994, 14 jaar na de staatshervorming, werd het ‘Samenwerkingsakkoord inzake sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale re-integratie’ geboren. Partners in dit akkoord zijn het ministerie van Justitie (administratie strafinrichtingen) en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn). Dit samenwerkingsakkoord, waaraan jarenlang overleg rond de afbakening van de bevoegdheden vooraf ging, gaat ervan uit dat de hulpverlening aan gedetineerden en hun gezin een gezamenlijke opdracht is van Justitie en van de Vlaamse Gemeenschap. De samenwerking tussen beide diensten moet via het welzijnsteam, dat in elke gevangenis wordt opgericht, op een permanente en gestructureerde wijze gestalte krijgen. Concreet omvat de missie van de welzijnsteams twee belangrijke dimensies, met name een humane en welzijnsgerichte strafuitvoering enerzijds, het waarborgen van de sociale hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en hun gezin anderzijds. Justitiewerkers en welzijnswerkers, professionele hulpverleners en vrijwilligers ontmoeten elkaar in het welzijnsteam, waar op een aantal plaatsen ook penitentiaire beambten en de directie aan deelnemen. Het welzijnsteam is a.h.w. een platform voor dialoog en taakverdeling, afstemming en planning, wat toelaat te vermijden dat de zorg voor een veilige strafuitvoering en de zorg voor het welzijn van de gedetineerde, met elkaar in botsing zouden komen.36 Uit het bovenstaande mogen we concluderen dat de oprichting van dergelijke welzijnsteams bijzonder nuttig is in het kader van de lokale coördinatie. De implementatie van dit samenwerkingsakkoord verliep (en verloopt) echter niet zonder slag of stoot. Dit neemt niet weg dat dit akkoord een hele dynamiek op gang heeft gebracht, die in juli 2000 resulteert in een ‘Strategisch Plan voor hulpverlening aan gedetineerden’.37 Door middel van dit Strategisch Plan werd de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden weggehaald uit de sfeer van de vrijblijvende actie (als er geld, tijd en belangstelling voor is), maar integendeel als een reguliere opdracht van de Vlaamse voorzieningen gedefinieerd. Aangezien wij ons binnen dit onderzoek toespitsen op de gevangenissen waar het Strategisch Plan nog niet geïmplementeerd is, onderzoeken we zeker of initiatieven op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding afhankelijk zijn van vrijwilligheid of eventueel andere (interne) criteria.
1.4.2. Kritische bemerking Uit het voorgaande mogen we zeker niet besluiten dat er voor 1994 niets ondernomen werd op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding, in tegendeel. Vanuit Justitie werd er niet gewacht op het Strategisch Plan om een aanbod aan hulp- en dienstverlening uit te bouwen. De gevangenissen ontwikkelden dan ook doorheen de jaren een eigen invulling van het aanbod aan hulp- en dienstverlening. Uiteraard ontbrak het hier nog aan een uniform beleid en gebeurde de uitbouw van dit aanbod uit een verspreide slagorde en vaak ook vanuit eigen belangstelling. Praktijkmensen wijzen erop dat de 36 Ibid, 183-184. 37 Ibid., 184.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
33
Deel II: Huidige stand van zaken
gevangenisdirectie vrijwel autonoom besliste over de mogelijkheid tot uitvoering van de hulp- en dienstverlening.38
1.4.3. Concretisering samenwerking in het Strategisch Plan voor hulp- en dienstverlening aan gedetineerden In het kader van het hierboven beschreven Samenwerkingsakkoord werd aan Vlaamse zijde een interdepartementale commissie opgericht die de behoeften van gedetineerden aan hulp– en dienstverlening heeft verkend en aanbevelingen heeft geformuleerd om hieraan tegemoet te komen. In het verlengde hiervan werd het Strategisch Plan voor hulp– en dienstverlening in samenwerking met vertegenwoordigers van Justitie opgesteld en op 8 december 2000 goedgekeurd door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering besliste om het strategisch plan eerst uit te voeren in een aantal regio’s en deze geleidelijk aan uit te breiden naar andere gevangenissen in Vlaanderen en Brussel. Het Strategisch plan wordt momenteel uitgevoerd in acht pilootgevangenissen: Antwerpen, Hoogstraten, Wortel, Turnhout, Merksplas, Brugge, Hasselt en Gent en voorziet in een aantal belangrijke functies waaronder de beleidsmedewerker, de trajectbegeleider en de organisatieondersteuner. Hieronder zullen we dan ook beknopt de inhoud van dit Strategisch Plan toelichten. In de mission statement van de Vlaamse Gemeenschap wordt aan gedetineerden het recht op hulp- en dienstverlening toegekend. Gelet op het gebrek aan een procedure die de afdwingbaarheid waarborgt, moet het verlenen van dit recht voorlopig vooral geïnterpreteerd worden als een richtinggevend beginsel dat verder in beleid, regelgeving en praktijk verankerd moet worden. Belangrijk is dat het (doen) waarborgen van dit recht als een overheidstaak werd aangemerkt. Kortom, de bevestiging van dit recht houdt voor gedetineerden de erkenning in dat zij tot de samenleving behoren en aanspraak mogen maken – net als alle andere burgers - op maatschappelijke ondersteuning om zich te ontplooien. De daadwerkelijke invulling van het recht op hulp- en dienstverlening vanuit de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Vlaamse Gemeenschap moet waarborgen dat de rechten die aan gedetineerden gegeven worden in de Basiswet geen dode letter blijven.39 Het spreekt voor zich dat de terreinen vorming, opleiding en arbeid expliciet ressorteren onder de noemer van ‘dienstverlening’, waardoor er door de implementatie van dit Strategisch Plan een grote stap in de goede richting gezet wordt in de erkenning van dergelijke activiteiten als een ‘recht’, eerder dan een ‘gunst’. Concreet hield dit ook in dat er d.m.v. de lancering van dit Strategisch Plan middelen vrij gemaakt werden om dergelijke initiatieven te organiseren, al klagen de mensen op het terrein van een tekort aan budget.40 Het Strategisch Plan moet echter worden vertaald naar de gedetineerdenpopulatie in een concrete gevangenis maar ook naar de vragen en verwachtingen van individuele gedetineerden. Deze vertaalslag is een van de grote uitdagingen van het Strategisch Plan gebleken. Het succes van het Strategisch Plan staat of valt dan ook met de mate waarin lokaal en supralokaal een goede samenwerking gerealiseerd wordt, vandaar dat we ons binnen dit onderzoek ook deels focussen op de concrete samenwerking van 38 K., POLFLIET, en M., MILBOU, “Interorganisationeel samenwerken in het kader van het Strategisch Plan: een reflectie vanuit de lokale praktijk”, De orde van de dag 2005, 20. 39 W. MEYVIS, “Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden: Vlaamse Gemeenschap én Justitie uitgedaagd”, De orde van de dag 2005, 8-9. 40 M. VOGELS, “Strategisch Plan ‘Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’: ‘the way of no return’, De orde van de dag 2005, 13-18.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
34
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
verschillende instanties binnen de organisatie van activiteiten van vorming, opleiding en arbeid. Daarnaast wijst Wilfried Meyvis erop dat er binnen de implementatie van het Strategisch Plan tevens een uitdaging rust in het versterken van het maatschappelijk draagvlak, een werk van lange adem en permanente duur.41 De historiek van de hulp- en dienstverlening, de eigenheid van de lokale gevangenis, de plaatselijke gevoeligheden en de eventueel daaraan gekoppelde weerstanden zijn aldus beïnvloedende factoren voor de mate waarin de uitvoering van het Strategisch Plan kansen krijgt.42 Ons inziens vraagt het Strategisch Plan om een landelijke implementatie, zodat gedetineerden een rechtsgelijke toegang hebben tot het hulp- en dienstverleningsaanbod. Met deze kennis in ons achterhoofd, weten we dat het al dan niet geïmplementeerd zijn van het Strategisch Plan, zeker implicaties zal hebben op de concrete organisatie van activiteiten van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. We dienen hier dan ook rekening mee te houden bij de bestudering van elke specifieke Vlaamse gevangenis, temeer daar wij ons focussen op de gevangenissen waar het Strategisch Plan nog niet operationeel is.
1.5. Specifieke decretale evoluties op de terreinen van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Vooreerst dienen we zeker te vermelden dat ons onderzoek zich duidelijk in een overgangsfase bevindt op het vlak van deze drie terreinen. Zo werden er recent verscheidene initiatieven uitgewerkt, dewelke in de nabije toekomst geïmplementeerd en operationeel dienen te zijn. We zullen de situatie hieronder schetsen.
1.5.1. Vorming Er vonden de laatste jaren tal van decretale evoluties plaats op het culturele domein, die tevens implicaties inhielden voor de (re)organisatie van de praktijk naar gedetineerden toe.43
Het decreet van 2003: de geboorte van De Rode Antraciet Het decreet van 2003 bepaalt dat een instelling voor de bijzondere doelgroep van gedetineerden gesubsidieerd wordt.44 De Vlaamse Federatie voor Forensisch Welzijnswerk zal hier in fusie met SHD Dialoog en Samen toe overgaan onder de naam ‘De Rode Antraciet’. De Rode Antraciet, een vzw dewelke gedetineerden stimuleert tot deelnemen aan initiatieven, activiteiten en cursussen die alle o.a. tot doel hebben deelnemers bewuster te maken van zichzelf en van hun mogelijkheden. Zij creëren een aanbod 41 W. MEYVIS, l.c., 10-11. 42 K. POLFLIET en M. MILBOU, l.c., 20. 43 Decr. Vlaamse Gem. 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 28 mei 2005; Decr. Vlaamse Gem. 7 mei 2004 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 28 juni 2004 en Decr. Vlaamse Gem. 2 juni 2006 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 14 juli 2006. 44 Art. 36 Decr. Vlaamse Gem. 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 28 mei 2005.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
35
Deel II: Huidige stand van zaken
op grond van een wisselwerking tussen visie, visitaties, uitvoering van proefaanbod en op basis van ervaringsdeskundigheid. Een groot onderdeel van dit aanbod neemt vorm aan in het ‘cursusaanbod’. Het cursusaanbod sensibiliseert deelnemers voor de kwaliteit van hun leefwereld. De cursussen zijn een oproep om verantwoordelijkheid op te nemen voor de leef- en werkomgeving die allesbehalve evident is en niet zelden getekend door tragische gebeurtenissen. Communicatie, verbondenheid, familie, zingeving, de wereld om ons heen… zijn vele variaties op het thema ‘kwaliteit van leven en samenleven’. De aanpak is laagdrempelig, creatief, soms confronterend, stimulerend tot (ernstige) reflectie, met oog voor herstel, … doorgaans een combinatie van dit alles.45 De Rode Antraciet is lang niet de enige organisatie voor sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Er bestaan tal van andere verenigingen, instellingen en diensten. Het ligt dan ook voor de hand, vanuit het inclusieve beleid dat de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden voorstaat, dat de Rode Antraciet deze organisaties stimuleert over de gevangenismuur naar binnen te kijken zodat zij hun initiatieven en activiteiten ook voor de gedetineerden komen opzetten. Het participatiedecreet van 200846 Momenteel valt de werking van De Rode Antraciet onder het zogenaamde participatiedecreet. Op 9 januari 2008 keurde het Vlaams Parlement het ‘decreet houdende flankerende en stimulerende maat regelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport’ goed. Dit reglement bevordert bijzondere inspanningen voor bepaalde bevolkingsgroepen die geconfronteerd worden met drempels die hun participatiekansen beperken. Dit vraagt om een beleid dat op hen is gericht, naast én in relatie tot de andere beleidsmaatregelen binnen de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport voor het zo ruim mogelijk betrekken van de bevolking. De doelstelling van dit reglement is immers om flankerend op te treden ten opzichte van de bestaande regelgeving. Een logisch gevolg is dat projecten die passen binnen de omschrijving van andere projectfinancieringen voor cultuur, jeugdwerk en sport, in principe niet in aanmerking komen binnen dit reglement. Het reglement voorziet dus subsidies voor categoriale acties, gericht op het omgaan met en verlagen van participatiedrempels. Gedetineerden vormen één van deze kansengroepen, opgenomen in dit decreet. Zo is er binnen dit decreet een hele afdeling gewijd aan de ‘Structurele subsidiëring van een vereniging ter bevordering van de culturele en sportieve participatie van gedetineerden’. Vermeldenswaardig is zeker dat er binnen dit decreet specifiek aandacht uitgaat naar de bibliotheekwerking van gevangenissen. Zo voorziet de Vlaamse regering subsidies om de reguliere bibliotheekwerking uit te breiden naar de gevangenissen. Concreet houdt dit in dat De Rode Antraciet zich engageert om binnen de gemeentes waar er een gevangenis gevestigd is, samenwerking te realiseren met het reguliere bibliotheekwezen.
45 B. DECLERCK, “Sociaal-cultureel volwassenenwerk en sport voor gedetineerden: De Rode Antractiet”, De Orde van de dag 2005, 45- 47. 46 Decr. Vlaamse Gem. 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport, B.S. 4 april 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
36
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
1.5.2.Opleiding Binnen het brede veld van volwasseneneducatie bestaan er verschillende opleidingsmogelijkheden voor volwassenen. Met het decreet van 1 september 2007 werd er een belangrijke stap tot innovatie gezet. Aangezien de inhoud van dit decreet momenteel nog niet helemaal operationeel is, dienen we het voorgaande decreet ook even kort toe te lichten, aangezien uit het onderzoek gebleken is dat de gevangenis van Oudenaarde hier momenteel nog op steunt. Decreet van 2002: Project ‘onderwijs aan gedetineerden’: een aanzet tot coördinatie van het onderwijsaanbod In 2002 werd in het kader van het Strategisch Plan het project ‘onderwijs aan gedetineerden’ opgestart. Voor wat betreft het departement Onderwijs zijn hierin de gevangenissen van de Noorderkempen, Antwerpen en Oudenaarde 47 betrokken. Aan de Centra voor Basiseducatie werd dus een coördinatieopdracht toegekend voor het onderwijsaanbod via een decreet. Concreet betekent dit dat basiseducatie (1) individuele onderwijstrajecten moet uittekenen; (2) zelf onderwijs moet verstrekken; (3) het reguliere onderwijsaanbod moet toeleiden naar de gedetineerden; (4) en het geheel van deze inspanningen moet coördineren.48 Deze decretaal vastgestelde coördinatieopdracht wordt in de drie pilootregio’s uitgevoerd door speciaal daartoe aangestelde ‘onderwijsverantwoordelijken’49. De meerwaarde van de aanstelling van onderwijsverantwoordelijken bij de betrokken centra voor basiseducatie wordt bevestigd. De onderwijsverantwoordelijken worden erkend als volwaardige gesprekspartners en ze worden betrokken bij het overleg op verschillende niveaus. Deze gevangenissen kregen ook bijkomende deelnemersuren om het aanbod basiseducatie te verhogen.50 Concreet betekent dit dat indien er in een gevangenis nood blijkt te zijn aan een cursus op het niveau van volwassenenonderwijs, zij hiertoe contacten leggen met bv. de Centra voor Volwassenonderwijs (CVO’s) om ze te betrekken bij het aanbod in de gevangenis. Ook wat betreft BIS51 is het hun opdracht de toegang van de cursisten tot dit afstandsonderwijs te vergemakkelijken. Geëvalueerd wordt dat de onderwijsverantwoordelijken een duidelijke meerwaarde genereren inzake overleg en organisatieaspecten van onderwijs in de gevangeniscontext.52 Er wordt tevens ondersteuning en begeleiding geboden door een medewerker van het VOCB53 (Vlaams ondersteuningscentrum voor de basiseducatie). Dit ondersteuningscentrum bestaat momenteel niet meer, maar hier komen we later op terug.
47 In deze gevangenis loopt sedert 1994 een onderwijsproject dat t.e.m. 2001 op experimentele basis gefinancierd werd en nu dus ook opgenomen werd in het ruimere onderwijsproject. 48 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 133- 134. 49 Eén halftijdse voor het centrum basiseducatie Antwerpen en een halftijdse voor het centrum van Oudenaarde. Aan het centrum basiseducatie Turnhout werd een voltijdse onderwijsverantwoordelijke toegevoegd voor de gevangenissen Turnhout, Merksplas, Wortel en Hoogstraten. 50 http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraadpleegd op 15 februari 2008. 51 Begeleid Individueel Studeren 52 http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraadpleegd op 16 februari 2008. 53 Het VOCB wordt heden ten dage vervangen door het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO) als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe decreet Volwassenenonderwijs.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
37
Deel II: Huidige stand van zaken
De uitvoering van het onderwijsproject beperkte zich dus tot drie pilootregio’s: Kempen (met 4 strafinstellingen), Oudenaarde (als enige ‘niet- Strategisch Plan’ gevangenis) en Antwerpen. In de andere Vlaamse strafinstellingen bestaat er uiteraard ook een onderwijsaanbod. Dit wordt georganiseerd met decretaal toegekende omkadering. Er zijn echter geen onderwijsverantwoordelijken voorzien in de andere regio’s. We merken duidelijk dat Basiseducatie een coördineerde rol werd toebedeeld binnen deze pilootregio’s. Basiseducatie werd hiermee gebombardeerd tot de spil van het volwassenenonderwijs in de gevangenis. Meer specifiek heeft de Vlaamse overheid aan de Centra voor Basiseducatie de opdracht gegeven om ervoor te zorgen dat de gedetineerde ook daadwerkelijk toegang heeft tot het onderwijs. Doch werd er recent een andere stap gezet in coördinerende richting. De praktijk in de pilootgevangenissen op onderwijsvlak toonden aan dat het geen evidentie betrof voor de onderwijsverantwoordelijke om tegelijkertijd coördinator én lesgever (van Basiseducatie) te zijn. Vandaar de keuze deze coördinerende opdracht te herzien… Het decreet van 200754: Meest recente evolutie inzake coördinatie van onderwijs (aan gedetineerden) Het nieuwe decreet Volwassenenonderwijs dat op 31 augustus 2007 in werking trad, geeft een nieuwe impuls aan het onderwijs in de gevangenissen. De coördinatie van deze speciale vorm van onderwijs is voortaan in handen van de consortia volwassenenonderwijs. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen centra voor volwassenenonderwijs en basiseducatie in één regio. Beide centra koesteren de meerwaarde erkende studiebewijzen te kunnen afleveren. Dit vormt ons inziens een gunstige evolutie met het oog op het bevorderen van de sociale re-integratie. Voor deze coördinatieopdracht krijgen de consortia de nodige mensen en middelen. Per strafinstelling komt er bijv. één voltijdse kracht (cf. de onderwijscoördinator). Zo kunnen de vele losse initiatieven gebundeld worden en zullen de gevangenissen een ruimer cursusaanbod organiseren.55 Zoals hierboven reeds aangehaald voorziet minister van onderwijs Frank Vandenbroucke vanaf volgend schooljaar (2008-2009) een budget van 650.000 euro, goed voor 12 onderwijscoördinatoren om het onderwijsaanbod in de gevangenissen te versterken.56 De onderwijscoördinatoren zullen in de eerste plaats de leraren in de gevangenis begeleiden in hun opdracht. Lesgeven in een gevangenis is niet te vergelijken met lesgeven in een ‘gewone klas’. De relatie tussen leraar en cursist verloopt vaak moeizamer omdat er buiten de lessen geen contact en ondersteuning mogelijk is. De leraar moet ook rekening houden met strenge veiligheidsprocedures. Daarnaast houden de onderwijscoördinatoren contact met de gevangenisdirecteurs en gaan ze na aan welke opleidingen de gevangenen nood hebben. Ten slotte nemen de coördinatoren ook een aantal administratieve taken op zich, zoals de rapportering aan de overheid, aanwezigheidslijsten, logistiek, …57 Begin 2008 werd ook het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO) officieel opgericht. Het VOCVO vervangt het vroegere Vlaams Ondersteuningscentrum voor de 54 Decr. Vlaamse Gem. 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, B.S. 31 augustus 2007. 55 http://ond.vlaanderen.be/nieuws/2007p/1117-openleercentrum.htm, geraadpleegd op 21 februari 2008. 56 Ibid. 57 Ibid.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
38
Hoofdstuk 1: Het wetgevend- en beleidskader
Basiseducatie (VOCB). Deze omvorming was ook voorzien in het decreet volwassenenonderwijs. De centra voor basiseducatie en volwassenenonderwijs kunnen bij het VOCVO terecht voor het ontwikkelen van lesmateriaal en nieuwe lesmethodes. Voor wat betreft het onderwijs aan gedetineerden zal VOCVO vnl. instaan voor de ondersteuning van de onderwijscoördinatoren in hun opdracht. Het VOCVO richt zich niet alleen tot de centra voor basiseducatie (zoals het VOCB deed) maar ook de ‘koepelloze’ centra voor volwassenenonderwijs kunnen er terecht.58 Daar waar VOCVO instaat voor de ondersteuning van het onderwijs aan gedetineerden via het ondersteunen van de onderwijscoördinatoren in hun opdracht, staan de Consortia in voor het uitbouwen en coördineren van het onderwijs aan gedetineerden. Uit de praktijk blijkt dat het toch nog wachten is tot september 2008 voor een volledige implementatie van dit decreet. Er zal pas in september sprake zijn van onderwijscoördinatoren en vanaf dan zullen de reeds opgerichte Consortia hun coördinerende opdracht t.a.v. onderwijs aan gedetineerden vervullen. Open leercentra: een specifiek onderdeel van het nieuwe decreet van 2007 Het nieuwe decreet op het volwassenenonderwijs dat op 1 september 2007 gedeeltelijk in werking is getreden, ondersteunt de organisatie van open leercentra.59 De centra voor basiseducatie krijgen o.m. hiervoor tien procent extra omkadering. Voor de vijf West-Vlaamse centra voor basiseducatie gaat het volgens de simulaties om 4 à 5 mensen in totaal. Ook de centra voor volwassenenonderwijs die opleidingen algemene vorming (cf. tweedekansonderwijs) en Nederlands als tweede taal aanbieden krijgen deze ondersteuning. Het nieuwe decreet voorziet dus in meer middelen voor open leercentra, ook in de gevangenissen. De bedoeling van dergelijke centra is om gedetineerden de mogelijkheid te geven om zelfstandig en op eigen tempo te studeren. Medewerkers van de centra voor Basiseducatie begeleiden de gevangenen bij het aanleren van basisvaardigheden zoals taal, rekenen, computer en sociale omgang. Hier beschikken cursisten over een computer en allerhande boeken en naslagwerken en kunnen ze al dan niet onder begeleiding studeren, extra oefeningen maken, zich voorbereiden op een examen, enz. op hun niveau en op hun tempo. In een gevangenis is dit een bijzonder interessante methodiek. Want hier is het niet altijd evident om klassikale cursussen te organiseren: de groepen zijn te klein, de interesses en voorkennis van de cursisten te verschillend, en er is een komen en gaan van cursisten.60
1.5.3. Arbeidstoeleiding Op vlak van arbeidstoeleiding bestaat er (helaas) tot nog toe geen decreet. De koepelterm ‘arbeidstoeleiding’ omvat alle mogelijke maatregelen en activiteiten die tijdens de detentie kunnen ontplooid worden om de tewerkstelling van gedetineerden na hun vrijlating te bevorderen, waaronder beroepsopleiding. Het gaat dus hoofdzakelijk om de activiteiten die de VDAB in de buitenwereld ontplooit. Zij zijn de meest voor de hand liggende partner om hun activiteiten ook naar gedetineerden te richten. Maar zoals bij nagenoeg alle organisaties van buiten ontstaan er problemen wanneer het aanbod van de buitenwereld de gevangenis 58 http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2008p/0125-consortia-VO.htm, geraadpleegd op 22 februari 2008. 59 De basis voor de open leercentra werd gelegd door het project ‘Open leren achter tralies’ (2001-2002), een breed samenwerkingsakkoord dat drie sectoren over de hele provincie Oost-Vlaanderen omspant, te weten de strafinrichtingen, de diensten justitieel welzijnswerk en de centra basiseducatie. Meer specifiek betreft het hier een samenwerkingsverband in de gevangenissen van Dendermonde, Gent en Oudenaarde, hetgeen betrekking had op het uitbouwen van open leercentra in de gevangenissen. 60 http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/toespraak/071119-gevangenis.htm, geraadpleegd op 1 april 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
39
Deel II: Huidige stand van zaken
moet binnengebracht worden. Dan komen de vragen naar praktische haalbaarheid en financiële ondersteuning opnieuw naar voren. Daarnaast dient men tevens te beseffen dat werkloosheid bij ex-gedetineerden niet volledig kan worden opgevangen. In een klimaat van economische recessie liggen vacante arbeidsplaatsen niet voor het grijpen. Daarbij komt nog dat het voor ex-gedetineerden een moeilijke opgave is een job te vinden omwille van hun verleden.61
1.6. Ministeriële omzendbrief betreffende aanmoedigingspremies voor studies door gedetineerden Teneinde meer opleidingen in aanmerking te laten komen voor de toekenning van aanmoedigingspremies, werd er op 21 februari 2005 een nieuwe ministeriële omzendbrief verspreid waarin de voorwaarden omschreven in de omzendbrief van 23 december 1994 versoepeld worden. Voortaan kan er een aanmoedigingspremie van 0,62 euro per uur worden toegekend aan gedetineerden die een opleiding volgen onder de volgende voorwaarden: (1) het moet gaan om een gestructureerde opleiding die bij voorkeur leidt tot een diploma of een certificaat; (2) de opleiding dient gericht te zijn op het aanleren van intellectuele vaardigheden; (3) de opleiding dient minimum negen uur62 per week te bedragen. Daarenboven kan de gedetineerde maximaal vergoed worden voor 36 uur per week. Het mag niet verbazen dat ondanks deze versoepeling heden ten dage nog steeds weinig cursussen in aanmerking komen voor deze premie.
61 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 75. 62 Bij de berekening van het aantal uren worden zowel de cursusuren als –indien deze noodzakelijk zijn voor de studie- de uren zelfstudie in aanmerking genomen. De uren zelfstudie mogen maximum de helft van het aantal cursusuren bedragen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
40
Hoofdstuk 2: Verant woordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeids toeleiding
Tijdens het empirisch onderzoek werd ons al vlug duidelijk dat het geen evidentie is om een volledig overzicht te bekomen van elke organisatie of actor die op één der drie onderzochte dienstverleningsdomeinen een rol opneemt. De specifieke situaties verschillen immers sterk van inrichting tot inrichting. Van een coherent en uniform beleid op deze vlakken is dus geen sprake, wat waarschijnlijk precies één van de redenen is waarom het Strategisch Plan in het leven geroepen werd. Wou men immers door de implementatie van dit Strategisch Plan de samenwerking tussen FOD Justitie en de Vlaamse Gemeenschap niet meer structureel inbedden?63 Niettegenstaande deze vaststelling, trachten wij hieronder een zo volledig mogelijk overzicht te geven van de organisaties en actoren die meewerken aan de uitbouw van een aangepast hulp- en dienstverleningsaanbod, i.c. toegespitst op vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. We hebben geenszins de pretentie te veronderstellen dat dit een exhaustieve lijst vormt, doch zeker een lijst met de meest voorkomende partners op de onderzochte terreinen. Of deze specifieke organisaties/actoren ook daadwerkelijk binnen een lokale gevangenis hun rol opnemen, bespreken we later. Duidelijkheidshalve maken we een onderscheid tussen de zogenaamde ‘interne actoren’ en ‘externe actoren’. We zullen dit overzicht aanvatten met de interne actoren.
2.1. Interne actoren Onder de zgn. ‘interne’ actoren verstaan we de personen en/of teams, dewelke specifiek werken binnen de gevangenis en op de één of andere manier betrokken zijn bij de organisatie van activiteiten rond vorming, opleiding en arbeidstoeleiding.
2.1.1. De directie Dit team bestaat uit de leidinggevende directeur van de inrichting, eventueel bijgestaan door enkele adjunct-directeurs.
63 VL A AMSE REGERING, Strategisch plan van de Vlaamse gemeenschap. Missie, krachtlijnen, ambities, strategieën en kritische succesfactoren, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ strategischplanhulpendienstverleningaangedetineerden.doc, geraadpleegd op 1 april 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
41
Deel II: Huidige stand van zaken
Naarmate ons onderzoek vorderde, beseften we steeds meer dat hoe belangrijk de figuur van de lokale directeur is. Aangezien er binnen de onderzochte gevangenissen nog geen Strategisch Plan fungeert dat duidelijk enkele Vlaamse functies creëert op het vlak van hulp- en dienstverlening, is het aanwezige aanbod hulp- en dienstverlening sterk afhankelijk van de visie en bereidwilligheid van de lokale directeur. Hierover later meer…
2.1.2. De herstelconsulent In 200064 besloot de ministerraad in België om in alle gevangenissen het herstelgerichte model in te voeren. Daartoe werd in iedere gevangenis een herstelconsulent aangesteld, dewelke als adviseur aan de directie is toegevoegd. Deze herstelconsulenten hebben als opdracht om het veranderingsproces naar een herstelgerichte gevangeniscultuur te begeleiden en de uitbouw van een coherent gevangenisbeleid te bevorderen, dat aansluit bij het model van herstelgerichte detentie.65 Tot het takenpakket van een herstelconsulent behoort ook het organiseren van cursussen dewelke inspelen op het ‘inzicht’ krijgen in de gevolgen van hun eigen crimineel gedrag, maar ook het ontwikkelen en bevorderen van bepaalde sociale vaardigheden, enz. Sommige activiteiten georganiseerd door de herstelconsulent, zullen zich bevinden in ons onderzoeksgebied, anderen zullen er buiten vallen.
2.1.3. De Psychosociale Dienst (PSD) Het betreft hier een multidisciplinair samengesteld psychosociaal team (psychiaters, psychologen en maatschappelijk werkers). In de inrichtingen met een psychiatrische annex, kunnen ook een psychiatrisch verpleegkundige, opvoeder, ergotherapeut en bewegingstherapeut deel uitmaken van de equipe.66 De psychosociale dienst (PSD) van de gevangenis is verantwoordelijk voor (1) het onthaal van (nieuwe) gedetineerden, (2) het hulpverleningsverleden, (3) de eerste opvang van de (im)materiële problemen en (4) informatieverstrekking inzake rechtshulp en inzake het hulpaanbod van de welzijnsteams. Verder moet de PSD het individueel detentietraject begeleiden en de belangrijke scharniermomenten in de detentie (classificatie, regimeallocatie, jobtoewijzing, (systematisch) penitentiair verlof, vervroegde invrijheidsstelling, …) optimaal benutten met het oog op een humane en constructieve strafuitvoering. In dit kader is het belangrijk te vermelden dat de PSD, voor wat een veroordeelde gedetineerde aangaat, een belangrijke adviesfunctie draagt voor o.a. de Strafuitvoeringsrechtbank (die o.a. beslist over beperkte detentie, elektronisch toezicht en voorlopige invrijheidsstelling), de minister van Justitie (die o.a. beslist over uitgangsvergunning, penitentiair verlof en onderbreking van de strafuitvoering) en de gevangenisdirectie. Wat de geïnterneerden betreft vervult de PSD ook een belangrijke adviesfunctie, namelijk t.a.v. de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij. Het behoeft geen verder betoog dat de PSD hierdoor een bijzondere positie bekleedt, zo valt de begeleidingsfunctie soms moeilijk te rijmen met de adviesverleningsfunctie. We bemerkten gedurende ons veldwerk dat de PSD binnen bepaalde 64 Ministeriële circulaire van 4 oktober 2000. 65 http://www.herstelgerichte-detentie.nl/PDF-documenten/functie-omschrijving%20herstelconsulent%20januari%202005.pdf, geraadpleegd op 30 maart 2008. 66 S. DE VALCK en I. STORME, “Van overheidsreclassering naar psychosociale dienst (strafinrichtingen) en justitiehuizen (rechterlijke organisatie), in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 86.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
42
Hoofdstuk 2: Verantwoordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding
gevangenissen een zeer belangrijke rol vervult op het vlak van de organisatie van activiteiten van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding, waarover later meer.
2.1.4. De Penitentiair beambten De basisopdracht van penitentiair beambten bestaat erin een veilige detentie te waarborgen in menselijke omstandigheden en bij te dragen tot een zinvolle detentie, d.w.z. gericht op herstel en re-integratie.67 Uit deze basisopdracht blijkt duidelijk dat zij, naast hun ‘bewakingsopdracht’, ook een belangrijke rol te vervullen hebben op het vlak van het hulp- en dienstverleningsaanbod. Zo staan zij het dichtst bij de gedetineerden en kunnen zij vanuit die positie een belangrijke sensibiliseringsrol vervullen. Daarnaast zijn de organisatoren van activiteiten ook afhankelijk van hun bereidwilligheid om bijvoorbeeld de gedetineerden op tijd te verzamelen in een lokaal. Dit zal ook blijken uit de resultaten van ons empirisch onderzoek, waarop we later nog uitgebreid terugkomen.
2.2. Externe actoren Onder de zgn. ‘externe’ actoren verstaan we de personen en/of teams, dewelke los functioneren van de federale justitie-inrichtingen, doch op de één of andere manier betrokken zijn bij de organisatie van activiteiten rond vorming, opleiding en arbeidstoeleiding.
2.2.1. De vertegenwoordigers van Justitieel Welzijnswerk: de rol van de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening Justitieel Welzijnswerk is aanspreekbaar voor de welzijnsproblemen in justitiële context van hen die er van verdacht zijn, in verdenking gesteld zijn, veroordeeld of vrijgelaten zijn ten gevolge van (vermoedelijke) schending van de strafwetten en hun naastbestaanden en heeft tot taak hen zowel individueel als structureel te helpen bij de uitoefening van hun recht op hulp- en maatschappelijke dienstverlening. Dit omvat ondermeer een aanbod van vroeghulp, detentiebegeleiding, reclasseringshulp, rechtshulp en nazorg. Op die manier draagt Justitieel Welzijnswerk bij tot het verbeteren van de levenskwaliteit van deze personen. In het kader van ons onderzoek naar vorming, opleiding en arbeidstoeleiding dienen we zeker aandacht te besteden aan de figuur van de ‘bemiddelaar maatschappelijke dienstverlening’68, als vertegenwoordiger van het Justitieel Welzijnswerk. Naast de individuele hulp- en dienstverlening staat Justitieel Welzijnswerk immers ook in voor structurele hulp- en dienstverlening, een brugfunctie tussen de gevangenis en de samenleving. Doel is het toeleiden van alle mogelijke maatschappelijke voorzieningen naar de gevangenis en dit op vlak van onderwijs, vorming, hulpverlening, tewerkstelling, sport en ontspanning.69 Justitieel 67 http://www.selor.be/examreg/R_ANG06857.PDF, geraadpleegd op 31 maart 2008. 68 De functie van ‘bemiddelaar maatschappelijke dienstverlening’ wordt ook nog verder gezet binnen de Strategisch Plangevangenissen, zei het wel onder de naam van ‘organisatieondersteuner’. 69 FORENSISCHE NIEUWSBRIEF GERECHTELIJK ARRONDISSEMENT DENDERMONDE, Kiezen voor een nieuwe gevangenis?, geraadpleegd te http://www.dak-teledienst.be/resources/downloads/sh/nshd0604.pdf, geraadpleegd op 1 maart 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
43
Deel II: Huidige stand van zaken
Welzijnswerk steunt, ter realisatie van deze opdracht, vaak op een uitgebreide vrijwilligerswerking. In de gevangenissen behorende tot dit onderzoek, steunt Justitieel Welzijnswerk heden ten dage nog op het Samenwerkingsakkoord van 1994. Uiteraard dienen zij hun hierboven beschreven taak steeds uit te voeren in overleg met de gevangenisdirectie en het personeel, aangezien zij binnen de onderzochte gevangenissen nog het statuut van ‘gast’ hebben. De grote consequentie van dit ‘gaststatuut’ is dat zij vaak ook de financiële steun van de federale justitie-inrichting nodig hebben, aangezien de onderzochte centra voor Justitieel Welzijnswerk nog niet beschikken over de budgetten die gepaard gaan met de implementatie van het Strategisch Plan. Hieruit blijkt nogmaals de niet te onderschatten rol van de lokale directeur m.b.t. het aanwezige aanbod maatschappelijk hulp- en dienstverlening binnen een specifieke gevangenis.
2.2.2. De Rode Antraciet als belangrijkste partner op het vlak van vorming Zoals we in het vorige hoofdstuk reeds weergaven, wordt momenteel dan ook een vooraanstaande rol binnen deze vormingsprojecten vervuld door de Rode Antraciet. Zij creëren een aanbod op grond van een wisselwerking tussen visie, visitaties, uitvoering van proefaanbod en op basis van ervaringsdeskundigheid. De werking van De Rode Antraciet steunt doorgaans op vier pijlers, waaronder: het cursusaanbod, sport, cultuur en sociaal-cultureel werk.70 In het kader van dit onderzoek zijn er hoofdzakelijk twee pijlers van cruciaal belang, m.n. het cursusaanbod in combinatie met het sociaal-cultureel werk. Het cursusaanbod sensibiliseert deelnemers voor de kwaliteit van hun leefwereld. De cursussen zijn een oproep om verantwoordelijkheid op te nemen voor de leef- en werkomgeving die allesbehalve evident is en niet zelden getekend door tragische gebeurtenissen. Communicatie, verbondenheid, familie, zingeving, de wereld om ons heen… zijn vele variaties op het thema ‘kwaliteit van leven en samenleven’. De aanpak is laagdrempelig, creatief, soms confronterend, stimulerend tot (ernstige) reflectie, met oog voor herstel, … doorgaans een combinatie van dit alles.71 Naast het algemeen gecreëerde aanbod, engageert deze vzw zich ook tot het maken van cursussen op maat, specifiek gevraagd door een bepaalde gevangenisdirectie. De Rode Antraciet beperkt haar aanbod daarenboven geenszins tot cursussen gericht naar gedetineerden, maar ook naar het penitentiair kader. Uit gesprekken met institutionele actoren op dit vlak bleek dat de organisatie van cursussen gericht op medewerkers van de gevangenissen, gebeurt vanuit de ideologie dat om de leefwereld van gedetineerden te begrijpen het belangrijk is om de vinger aan de pols te houden bij het personeel van de gevangenis. Penitentiaire instellingen hebben immers hun eigen klimaat, gewoontes, rationaliteit, enz. Het behoeft geen verder betoog dat het voor De Rode Antraciet geen evidentie is om vorming te geven aan mensen die dagelijks met gedetineerden te maken hebben en er dan ook vaak van overtuigd zijn dat zij d.m.v. hun ervaring geen cursus nodig hebben. Concreet verzorgt De Rode Antraciet momenteel de onderdelen ‘communicatie’, ‘conflicthantering’ en ‘omgaan met agressie’ binnen de basisopleiding voor penitentiair beambten. Daarnaast heerst de bedenking dat het uitvoeren of begeleiden van groepsactiviteiten in een gevangenis een heuse opgave is. Voortdurend overleg met alle betrokken partners, systematisch dialoog met justitiële collega’s en wederzijds respect voor elkaars opdracht en inzet zijn een stelselmatig uit te bouwen praxis. 70 http://www.derodeantraciet.be/aanbod.htm, geraadpleegd op 30 maart 2008. 71 B. DECLERCK, l.c., 45- 47.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
44
Hoofdstuk 2: Verantwoordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding
Confrontaties met onduidelijkheden en misverstanden zijn immers onvermijdelijk. Het mag dan ook niet verbazen dat het permanent verwerven en tevens verbeteren van de kwaliteit van partnership in gezamenlijke verantwoordelijkheid met verscheidenheid aan opdrachten een constante must is. Vanuit dit kader ontwikkelden zij dan ook de pijler van ‘sociaal-cultureel werk’ op maat van concrete actoren72 in een concrete gevangenis.73 Deze sociaal-culturele opdracht wordt op lokaal vlak vervuld door een ‘procesbegeleider’, werkzaam binnen De Rode Antraciet. In het kader van het decreet van 2003 tot oprichting van De Rode Antraciet werd er al op gewezen dat vanuit het inclusieve beleid dat de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden voorstaat, de Rode Antraciet externe organisaties voor sociaalcultureel volwassenenwerk in Vlaanderen stimuleert over de gevangenismuur naar binnen te kijken, zodat zij hun initiatieven en activiteiten ook voor de gedetineerden komen opzetten. Uit de verrichtte verkennende gesprekken en afgenomen interviews bleek dat het toeleiden van dit externe aanbod naar de gevangenis, tevens behoort tot de taak van zo’n procesbegeleider. Het mag dan ook niet verbazen dat zij vanuit deze optiek, nauw dienen samen te werken met het plaatselijk Justitieel Welzijnswerk. Hoewel de pijler ‘cultuur’ buiten het onderzoeksgebied valt, besteden wij hierbinnen toch aandacht voor de ‘bibliotheekwerking’, aangezien wij dit toch als vormend aanmerken. De Rode Antraciet ijvert voor toegankelijke gevangenisbibliotheken, dewelke gebruiksvriendelijk, professioneel gerund en met systematisch geactualiseerde collecties uitgerust dienen te zijn. Zoals hierboven reeds vermeld, vervult het huidige participatiedecreet hierin een stimulerende en financieel ondersteunende rol. Uit ons veldwerk bleek echter dat de precieze omvang van deze voorziene financiële middelen nog onduidelijk is. Doch werd d.m.v. dit decreet een eerste aanzet van de Vlaamse Regering gegeven deze uitbouw te stroomlijnen en zal De Rode Antraciet in deze uitbouw een begeleidende en initiërende rol dienen op te nemen. Typerend voor de cursussen georganiseerd door De Rode Antraciet is dat ze niet diplomagericht zijn, doch een attest bekomen dat aangewend kan worden in het reclasseringsplan opgesteld door de PSD.
2.2.3. Volwassenenonderwijs Het volwassenenonderwijs is onderwijs los van de initiële onderwijsloopbaan. Het stelt de cursisten in staat om een erkend diploma, getuigschrift of certificaat te behalen. Volwassenen van minimum 18 jaar, en jongeren die aan de voltijdse leerplicht voldaan hebben, mogen zich inschrijven. Naargelang de gekozen cursus kunnen er ook specifieke toelatingsvoorwaarden zijn. Het hierboven reeds beschreven nieuwe decreet inzake volwassenenonderwijs, voerde nieuwe termen in voor dit onderwijs. Het volwassenenonderwijs bestaat momenteel dan ook uit drie niveaus: • de basiseducatie, georganiseerd door de Centra voor Basiseducatie • het secundair volwassenenonderwijs74. Men vindt hier ook het studiegebied algemene vorming75 terug, georganiseerd door de Centra voor Volwassenenonderwijs. Deze opleiding biedt volwassenen 72 Deze pijler richt zich tot het personeel. 73 DE RODE ANTRACIET, Sociaal- Cultureel aanbod. Penitentiaire sector 2007, geraadpleegd te http://www.derodeantraciet.be/pdf/ Brochure2007.pdf, geraadpleegd op 1 april 2008. 74 Voordien werden deze cursussen ook nog al eens ondergebracht onder de noemer van ‘onderwijs voor sociale promotie’. 75 Dat is de nieuwe naam voor het vroegere tweedekansonderwijs.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
45
Deel II: Huidige stand van zaken
•
van minimum 18 jaar de kans om nog een diploma secundair onderwijs te behalen. De opleidingen van het hoger beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs. Deze opleidingen zijn beroepsgericht en leiden tot het diploma van gegradueerde indien ze meer dan 900 lestijden omvatten. Het zijn opleidingen die zich situeren tussen het secundair onderwijs en een professionele bachelor. De opleidingen zijn ook gegroepeerd in studiegebieden en worden tevens georganiseerd door de Centra voor Volwassenenonderwijs. Deze vorm van onderwijs is momenteel nog niet toegankelijk voor gedetineerden. Voor het behalen van een diploma van dit niveau, zijn gedetineerden aangewezen op individuele studievormen, dewelke later aan bod komen.76
Gedetineerden zijn vrijgesteld van het betalen van inschrijvingsgeld. Het volwassenenonderwijs wordt modulair georganiseerd. De leerstof wordt onderverdeeld in een aantal modules. Dit betekent dat de modules op verschillende ogenblikken van het jaar kunnen starten. Dankzij deze structuur kan de cursist zelf het studiepakket samenstellen en de duur van de studie bepalen. Deze modulaire organisatie blijkt een grote meerwaarde in te houden voor gedetineerden.77 We leggen hieronder de organisaties uit, dewelke instaan voor het organiseren van de meest voorkomende vormen van volwassenenonderwijs binnen een gevangenis. Typerend voor deze vormen van volwassenenonderwijs is dat de hieronder ressorterende organisaties erkende studiebewijzen kunnen afleveren. Deze studiebewijzen kunnen de vorm aannemen van deelcertificaten, certificaten, getuigschriften en zelfs diploma’s.78 Het behoeft geen verder betoog dat dit een belangrijke meerwaarde creëert met het oog op de sociale re-integratie. Centra voor Basiseducatie (CBE) als verstrekkers van erkende studiebewijzen Basiseducatie is een educatieve voorziening voor laaggeschoolde en educatief achtergestelde volwassenen. Het onderwijs- en vormingsaanbod is gericht op het aanleren en verbeteren van basiscompetenties die elementair zijn voor het functioneren in en het participeren aan de samenleving.79 Er zijn 29 Centra voor Basiseducatie, verspreid over Vlaanderen en Brussel. Het reguliere cursusaanbod basiseducatie omvat zeven leerdomeinen: Nederlands als moedertaal, Nederlands als tweede taal, alfabetisering in de eigen taal: Turks en Arabisch (dit wordt niet in de gevangenis aangeboden), sociale kennis en vaardigheden, rekenen, informatie- en communicatietechnologie en opstapcursussen Frans en Engels.80 Het cursusaanbod van de leerdomeinen omvat verschillende niveaus, die aansluiten op de verschillende instapniveaus van cursisten.81 Basiseducatie speelt ook een belangrijke rol in het onderwijsaanbod aan gedetineerden: onderwijsbehoeften detecteren, onderwijstrajecten begeleiden, aanbod organiseren...82 Zoals we hierboven reeds weergaven, kunnen deze centra erkende 76 Zie punt 2.2.4 77 http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/volwassen, geraadpleegd op 30 maart 2008. 78 Art. 41 decr. Vlaamse Gem. 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, B.S. 31 augustus 2007. 79 M. REGELBRUGGE, Onderwijs, vorming, sport en cultuur in de Vlaamse gevangenissen”, in DETIENNE, J., ETIENNE, L. en PIERAERTS, M. (eds.), Samenlevingsparticipatie in de gevangenissen, Brussel, Koninklijke Commissie der Beschermingscomité’s, 1997, 90-92. 80 http://www.basiseducatie.be/Aanbod/1541/defaulttoe.aspx, geraadpleegd op 14 februari 2008. 81 VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 14 februari 2008, 57-58. 82 http://www.basiseducatie.be/Opdracht/1326/defaulttoe.aspx, geraadpleegd op 30 maart 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
46
Hoofdstuk 2: Verantwoordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding
studiebewijzen afleveren, doorgaans in de vorm van deelcertificaten en certificaten.83 Centra voor Volwassenenonderwijs (CV0) als verstrekkers van het diplomagericht onderwijs Het tweedekansonderwijs richt zich tot volwassenen die alsnog een diploma van het secundair onderwijs willen behalen. In dit studiegebied vindt men het vroegere tweedekansonderwijs terug onder de nieuwe naam algemene vorming. Deze opleiding biedt volwassenen van minimum 18 jaar de kans om nog een diploma (algemeen, beroeps- of technisch) secundair onderwijs te behalen. De Centra voor Volwassenenonderwijs richten zelf de examens in en reiken het diploma secundair onderwijs uit. Doch is dit systeem heden ten dage nog niet echt operationeel, waardoor de examens ASO/TSO nog afgenomen worden door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. Vandaag is het doorgaans nog steeds deze examencommissie die de diploma’s uitreikt. Centra voor Volwassenenonderwijs als verstrekkers van overige cursussen (het vroeger onderwijs voor Sociale Promotie) Het secundair volwassenenonderwijs biedt een brede waaier van opleidingen aan, die gegroepeerd zijn in studiegebieden. Het wordt georganiseerd door de Centra voor Volwassenenonderwijs. Voor het volgen van de lessen wordt een bijdrage gevraagd maar gedetineerden die verblijven in een Belgische strafinrichting zijn vrijgesteld van betaling. Er worden in enkele strafinrichtingen cursussen hulpkok, boekhouden, groenzorg, informatica en andere georganiseerd. Het is veelal een cursus van één jaar. Deze brengt sociale vaardigheden en verantwoordelijkheid bij. Bovendien is het bezigheid en krijgt men aan het eind een erkend studiebewijs, hetgeen doorgaans de vorm aanneemt van een deelcertificaat, certificaat of getuigschrift.84 Maar dit onderwijs is niet specifiek arbeidsmarktgericht.85
2.2.4. Andere opleidingen binnen de volwasseneneducatie Naast het hierboven beschreven volwassenenonderwijs bestaan er nog tal van andere opleidingsmogelijkheden voor volwassenen. Begeleid Individueel Studeren (BIS) BIS is een dienst van de Afdeling Volwassenenonderwijs van het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. BIS verstrekt cursussen via afstandsonderwijs (per correspondentie). De cursus bestaat uit zelfstudie met begeleiding van een mentor die de huistaken verbetert en studietips geeft. Inzake selectie worden geen leeftijdsgrenzen of diplomavereisten gesteld. Gedetineerden worden vrijgesteld van inschrijvingsgeld, doch blijven er natuurlijk nog steeds de kosten voor verzending van huistaken, een handboek, een atlas, enz. Men kan attesten behalen, geen diploma’s. Toch kunnen deze cursussen wel een voorbereiding vormen op de examencommissie 86. Eigenlijk bestaan er drie examencommissies, één voor het basisonderwijs, één voor het secundair onderwijs en het
83 Art. 41 decr. Vlaamse Gem. 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, B.S. 31 augustus 2007. 84 Ibid. 85 VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 15 februari 2008, 58. 86 Zie verder
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
47
Deel II: Huidige stand van zaken
examencontract in het hoger onderwijs.87 Iedereen die één van deze onderwijsdiploma’s wil behalen, kan zich inschrijven. Er is geen enkele voorwaarde, tenzij de betaling van het inschrijvingsgeld. Per kalenderjaar zijn er telkens twee zittijden. Je legt examen af op basis van de examenprogramma’s van de examencommissie. Je legt examen af over alle vakken die voorkomen in het programma van de examencommissie. Gedetineerden kunnen de examens afleggen in de gevangenis. Schriftelijke examens gebeuren meestal onder supervisie van een penitentiair beambte. Voor mondelinge examens komt de examencommissie naar de gevangenis toe.88 Volgens het behoefteonderzoek van Limburg is BIS de populairste vorm van zelfstudie. Als probleem wordt wel de moeilijke context aangegeven om te studeren, zoals het aanwezige lawaai in een gevangenis, het feit dat men met meerderen in één cel zit, enz. In Hoogstraten en Antwerpen is er naast de BIS mentor ook begeleiding mogelijk door een leerkracht basiseducatie of vrijwilligers basiseducatie of justitieel welzijnswerk, hetgeen omschreven wordt als een belangrijke meerwaarde.89 Deze omschreven meerwaarde kwam zeker tot uiting binnen ons verricht veldwerk. Zo bleek het immers dat vele gedetineerden starten met BIS, maar door gebrek aan opvolging en begeleiding door iemand van binnenin afhaken. Open Universiteit Vlaanderen De Open Universiteit is een wettelijk erkende Nederlandse instelling voor hoger onderwijs. Zij is bevoegd om academische diplomaprogramma’s aan te bieden. Deze studieprogramma’s monden uit in een Nederlands wettelijk erkend universitair diploma dat gelijkwaardig kan verklaard worden met equivalente Belgische diploma’s. Studeren bij de Open Universiteit Nederland betekent afstandsonderwijs. Er is geen diploma of toelatingsexamen vereist. Er zijn maar twee voorwaarden: 18 jaar of ouder zijn en het inschrijvingsgeld betalen. Middels een samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse universiteiten en de Open Universiteit Nederland krijgen Vlaamse studenten de mogelijkheid het Nederlandse cursusaanbod te volgen. Uit het behoefteonderzoek van Limburg bleek dat het onduidelijk is of in de gevangenissen zelf examens afgelegd kunnen worden. Tevens wijst dit onderzoek erop dat de begeleiding bij de Open Universiteit minder intensief is dan bij bijvoorbeeld het Begeleid Individueel Studeren al kan er tijdens telefonische spreekuren steeds om hulp gevraagd worden maar dat is voor de gedetineerden met hun beperkte en sterk gereguleerde beltijd geen evidente zaak.90
87 http://www.ond.vlaanderen.be/infolijn/faq/examencommissie/, geraadpleegd op 15 februari 2008. 88 VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 15 februari 2008, 58. 89 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 134 en VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/rapportgemeenschapachtertralies. doc, geraadpleegd op 15 februari 2008, 57-61. 90 VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 15 februari 2008, 58-59.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
48
Hoofdstuk 2: Verantwoordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding
2.2.5. Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (Vocvo) Het VOCVO ondersteunt het volwassenenonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap aan gedetineerden. Hoewel zij zelf geen specifiek aanbod verstrekken, kunnen wij hen onmogelijk weglaten uit dit overzicht. Vocvo vzw heeft als doelstelling enerzijds de Centra voor Basiseducatie en anderzijds de Centra voor Volwassenenonderwijs te ondersteunen bij de uitvoering van de opdrachten.
2.2.6. De VDAB (de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling) Op Vlaams niveau evolueert men meer en meer in de richting van individuele trajectwerking, ook binnen het beleid inzake arbeidstoeleiding en dit zowel buiten als binnen de detentiecontext. Er wordt naar gestreefd om voor iedere werkzoekende een individueel en op maat gesneden traject naar tewerkstelling uit te stippelen. Dergelijk traject moet omschreven worden als een aaneenschakeling van verschillende stappen die doorlopen moeten worden om plaatsing op de arbeidsmarkt opnieuw mogelijk te maken. Deze stappen bestaan uit een brede waaier van arbeidsmarktgerichte activiteiten (oriëntering, vooropleiding, beroepsopleiding, werkervaring, sollicitatietraining, arbeidsbemiddeling, follow-up).91 Ondanks afwezigheid van een decretale basis, functioneert er heden ten dage in het licht van het Strategisch Plan een project rond arbeidstoeleiding, ‘Aan de bak’ genaamd. We zullen dit project dan ook kort toelichten, alvorens over te gaan tot de situatie per gevangenis. Doch dient hier nogmaals te worden beklemtoond dat een lokale VDAB in samenwerking met de desbetreffende gevangenis eigen initiatieven kan opstarten. Deze initiatieven worden uitgelegd in het luik dat handelt over de lokale gevangenissen. Project ‘Aan de bak’ (anno 2001) Onder impuls van Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme Landuyt startte de VDAB in 2001 in acht gevangenissen92 een nieuw programma van arbeidstoeleiding van gedetineerden, ‘Aan de bak’ genaamd. Het programma dient een brug te slaan tussen gevangenis en arbeidsmarkt en dient gedetineerden een beter toekomstperspectief te bieden.93 Dat er o.a. op het vlak van arbeid momenteel het één en ander beweegt, blijkt uit de vaststelling dat de VDAB zich engageert om tegen september 2008 ‘een eerste deel’ van dit arbeidstoeleidingsprogramma te implementeren in de overige Vlaamse gevangenissen. Dit zogenaamde ‘eerste deel’ bestaat uit het engagement van de VDAB om in alle overblijvende Vlaamse gevangenissen zijn dienstverlening te waarborgen via regelmatige zitdagen. De komende jaren wordt dit basisaanbod vervolgens systematisch met één of meerdere gevangenissen per jaar uitgebreid tot de volledige werking van ‘Aan de bak’. Meer specifiek is het streefdoel van de VDAB om tegen 2010 in elke Vlaamse gevangenis actief te zijn voor de begeleiding van gedetineerden die binnen het jaar de gevangenispoort achter zich dicht trekken. Kortom, het volledige ‘Aan de bak’ programma.94
91 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 114. 92 Anno 2008 loopt het project in negen gevangenissen. Antwerpen kwam er in 2003 bij. 93 http://vdab.be/trends/maandverslag/topic0402.pdf, geraadpleegd op 16 februari 2008. 94 Studiedag ‘Aan de bak in heel Vlaanderen’, 13 maart 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
49
Deel II: Huidige stand van zaken
De reeds eerder aangehaalde evolutie tot trajectmatige benadering staat ook centraal in dit ‘Aan de bak’ programma, dat momenteel loopt in de pilootgevangenissen95 voor het Strategisch Plan en ook in Dendermonde, Leuven Hulp en Leuven Centraal.96 Het arbeidstoeleidingstraject dat aangeboden wordt is opgebouwd uit verschillende modules. Centraal hierin staat ‘assessment’, wat momenteel evenwel flexibel wordt ingezet. Voor de assessments wordt samengewerkt met Vokans vzw.97 Het begeleidingsaanbod kan bestaan uit een uitgebreide of meer beperkte trajectbegeleiding. Deze trajectbegeleiding wordt vervuld door een medewerker van de VDAB, detentieconsulent genaamd.98 Via informatie, oriëntatie, het werken aan sollicitatie- en communicatievaardigheden en een extramurale beroepsopleiding krijgt de gedetineerde een begeleiding gericht op zijn of haar (her)intrede op de arbeidsmarkt.99 Gedetineerden die niet klaar zijn voor de arbeidsmarkt kunnen eerst een beroepsopleiding volgen om kennis en vaardigheden op te doen en te werken aan een goede werkattitude. Selectie voor deelname aan de trajectbegeleiding gebeurt op basis van de volgende criteria: (1) voldoende Nederlands beheersen om deel te nemen aan de reguliere VDAB opleiding; (2) beschikken over een goede gezondheid, geen belemmeringen van fysieke, psychische of sociale aarde die een andere dienstverlening vereist dan deze van de VDAB; (3) begeleiding nodig hebben en (4) maximaal één jaar voor invrijheidsstelling. Wanneer de opsluiting verlengd wordt, wordt men niet per definitie verwijderd.100 Als essentiële succesfactor voor dit project wordt ervaren dat de arbeidstrajectbegeleiding naast een deel intramuros ook technische opleiding extramuros inhoudt. Dit betekent dat gedetineerden in het kader van beperkte detentie buiten de inrichting een opleiding volgen in de reguliere centra voor beroepsopleiding die voor iedereen toegankelijk zijn. Het gevolg hiervan is echter dat alleen gedetineerden die op één of andere manier de vrijheid genieten om overdag buiten de gevangenis opleiding te volgen of ex-gedetineerden die tijdens hun detentie nog in het project stapten, van deze extramuros gebruik kunnen maken. In de literatuur reikt men enkele inhoudelijke redenen aan voor de keuze tot opleiding extramuros, meer specifiek: (1) het aantal opleidingen dat theoretisch binnen de muren kan is beperkt; (2) de negatieve kostprijs/kwaliteitsverhouding van opleidingen binnen de gevangenis; (3) de eventuele verplaatsing van een gedetineerde naar een andere gevangenis, waar wél opleiding naar keuze wordt georganiseerd is niet zo evident; (4) het uitgebreid en up-to-date opleidingsaanbod van de trainings- en opleidingscentra van de VDAB.101 Het behoeft geen verder betoog dat de follow-up fase of de nazorg op het overgangsmoment detentie en invrijheidsstelling als essentieel aangeduid wordt. Concreet houdt dit in dat de VDAB-consulent die instond voor de begeleiding tijdens de detentie, de werkzoekende gedetineerde overdraagt aan de reguliere trajectwerking van de VDAB in de eigen regio. In de praktijk blijkt dat deze nazorg geenszins een evidentie is. De ex-gedetineerde heeft meestal weinig behoefte om de banden met dit gedetineerdenverleden aan te houden. Daarnaast wordt deze ex-gedetineerde reeds vaak omringd door allerlei verplichte 95 Merksplas, Hoogstraten, Wortel, Brugge, Antwerpen (deze laatste sedert 2003). 96 http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraadpleegd op 22 februari 2008. 97 http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraadpleegd op 24 februari 2008. 98 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 114-115. 99 Studiedag ‘Aan de bak in heel Vlaanderen’, 13 maart 2008. 100 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 115. 101 Ibid., 115-116.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
50
Hoofdstuk 2: Verantwoordelijke organisaties en actoren op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding
‘begeleidingen’ in het kader van voorwaarden, waardoor het geen sinecure is om hier nog eens een vrijwillige begeleiding bij te nemen.102 Doch wordt er in de literatuur meermaals gewezen op het belang van continuïteit binnen dergelijke initiatieven, waardoor wij, als onderzoekers, dan ook uitermate doordrongen zijn van dit belang.103 Externe evaluatie van het programma ‘Aan de Bak’ Uit het opvolgings- en evaluatierapport betreffende het Strategisch plan van de Vlaamse stuurgroep blijkt dat dit programma reeds extern geëvalueerd werd. De voornaamste aanbevelingen situeren zich hoofdzakelijk op het organisatorische aspect, zoals (1) er is nood aan een meer flexibel concept van dienstverlening (aanpassing van het traject aan de noden/aan de beschikbare tijd); (2) er is een meer gestructureerde aanpak nodig van de communicatie en samenwerking tussen alle betrokkenen (lokale stuurgroep); (3) er moet gezorgd worden voor een goede aansluiting van de dienstverlening van de VDAB-consulenten op het aanbod van de Trainings en Opleidingscentra (afspraken over doorstroming, sensibilisering); (4) de randvoorwaarden voor een goede werking dienen verbeterd te worden (laptops, consultatie- en vormingsruimtes).104 Uit de praktijk blijkt dat er met deze aanbevelingen van de externe evaluatie rekening gehouden werd. Zo werd bvb. het VDAB- aanbod flexibeler gemaakt en verder verspreid, er werd in de schoot van de ‘taskforce arbeidstoeleiding van gedetineerden’ een technische werkgroep opgericht die de opdracht, samenwerking en communicatie tussen alle actoren opnieuw duidelijk gedefinieerd heeft en er werden ook oplossingen gezocht voor andere knelpunten. Zo kregen alle detentieconsulenten een laptop ter beschikking. Op die manier kunnen ze vanuit de gevangenis werken met de verschillende elektronische tools van de VDAB (website, dossiermanager, opleidingsmanager, …). Hiertoe installeerde de VDAB in de bovengenoemde gevangenissen een ADSL-lijn.105 Informatierol van de VDAB Naast de hierboven beschreven trajectbegeleiding, is de rol van de VDAB binnen de gevangenissen in de eerste plaats die van informatieverstrekker. In de praktijk ervaart men duidelijk de behoefte aan het bereikbaar maken van de basisdienstverlening binnen de muren én mensen hier wegwijs in maken, bvb.: informatie over vacatures of over de arbeidsmarkt, info over de (externe) dienstverlening van de VDAB, … Door het aanbieden van de mogelijkheid om beroep te doen op deze basisdienstverlening binnen de muren, kunnen reeds stappen gezet worden en kan het ‘verlof’ gebruikt worden om eventuele volgende initiatieven te nemen in het zoeken naar werk. Bekeken vanuit de detentiecontext wordt duidelijk gevraagd naar een vaste aanwezigheid van de detentieconsulent. Dit maakt het eenvoudiger om flexibel te kunnen inspelen op de hectische situaties binnen een gevangenis.106 Deze informeringsrol maakt dan ook integraal deel uit van het project ‘Aan de bak’.
102 Ibid., 116. 103 S. TAXMAN, D. YOUNG en J.M. BYRNE, “With eyes wide open: formalizing community and social control intervention in offender reintegration programmes, in MARUNA, S. en IMMARIGEON, R. (eds.), After Crime and Punishment: Pathways to offender reintegration, Cullompton, Willian, 2004, 245-248. 104 http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraadpleegd op 24 februari 2008. 105 Ibid. 106 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 117.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
51
Deel II: Huidige stand van zaken
2.3. Interne en externe actoren geresumeerd… België is een ingewikkeld land en dat geldt ook voor de taakverdeling in de gevangenissen. Sinds de staatshervorming van 1980 is een veilige, humane en op herstel en sociale re-integratie gerichte invulling van de gevangenisstraf een gedeelde verantwoordelijkheid van Justitie en de Vlaamse Gemeenschap. Justitie wil zorgen voor een ‘veilige’ opsluiting, maar die veiligheid wordt in brede zin beoogd: tijdens de gevangenisstraf moet kunnen gewerkt worden aan de terugkeer naar de maatschappij. Gedetineerden krijgen kansen om zich te ontplooien en hun detentie op een zinvolle manier door te brengen. Zo schept Justitie het kader waarin de Vlaamse Gemeenschap haar eigen bevoegdheden kan uitoefenen. Het komt hierop neer: de bevoegdheden en opdrachten die de Vlaamse Gemeenschap heeft tegenover haar ‘vrije’ burgers, moet en kan zij ook waarborgen en waarmaken voor de gedetineerden. Vorming, opleiding/ onderwijs en arbeidstoeleiding in de gevangenis vormen een onderdeel van het grote aanbod aan hulp- en dienstverlening dat de Vlaamse Gemeenschap, op grond van zijn eigen bevoegdheid, in de gevangenis komt uitvoeren. Deze bevoegdheden zijn onderscheiden van deze van Justitie. Doch mag deze verscheidenheid ons inziens geen polarisatie veroorzaken, maar dient deze kruisbestuiving juist een meerwaarde te genereren, om alzo samen te komen tot een veilige, humane en op herstel en sociale re-integratie gerichte invulling van de gevangenisstraf. Daarnaast is het duidelijk dat ons onderzoek zich in een overgangsfase bevindt. Zo werden er recent belangrijke initiatieven ontwikkeld op het vlakken van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Er komen, mede door de nakende implementatie van het Strategisch Plan, extra middelen vrij voor onderwijs (onderwijscoördinatoren) en werk (het project Aan de Bak wordt vanaf 2008 geleidelijk uitgebreid naar alle Vlaamse gevangenissen) als extra financiering voor vorming in het kader van het besproken participatiedecreet. Er beweegt dus heel wat op de terreinen van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding voor gedetineerden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
52
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Binnen dit hoofdstuk trachten we een overzicht te geven van de verschillende activiteiten op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in de zeven onderzochte Vlaamse gevangenissen. Alvorens dit overzicht aan te vatten, dienen we te vermelden dat we dit aanbod niet los kunnen zien van de eigenheid van de lokale gevangenis, de historiek van de hulp- en dienstverlening, de plaatselijke gevoeligheden en de eventueel daaraan gekoppelde weerstanden, waardoor vergelijkingen tussen gevangenissen onrealistisch zijn. Het is dan ook geenszins onze bedoeling om gevangenissen tegen elkaar af te wegen. België telt 32 strafinrichtingen (2 in Brussel, 16 in Vlaanderen en 14 in Wallonië), die afhangen van de FOD Justitie. De Belgische strafinrichtingen kunnen onderverdeeld worden in twee groepen, m.n.: de arresthuizen en de strafhuizen. In arresthuizen worden personen in toepassing van de wet op de voorlopige hechtenis opgesloten. In strafhuizen verblijven personen die veroordeeld zijn tot een vrijheidsberovende straf of maatregel. Bij de inrichtingen voor strafuitvoering onderscheidt men (1) de open inrichtingen met minieme dwangmiddelen; (2) de half-open inrichtingen, met cellulair regime tijdens de nacht en met tewerkstelling in open lucht of in werkplaatsen overdag en (3) de gesloten cellulaire inrichtingen met hoge muren, tralies, prikkeldraad, detectieapparatuur, enz. Alvorens te starten dienen we nog te vermelden dat ondanks de reeds beschreven operationalisering uit de literatuur van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding, we er toch voor geopteerd hebben de bevraagde actoren zelf deels te laten beslissen wat volgens hen valt onder de respectievelijke terreinen omdat dit erg variabel kan zijn in de praktijk. Ondanks deze keuze voor vrije interpretatie hebben we er, in navolging van onze Waalse collega’s, wegens redenen van haalbaarheid voor geopteerd de activiteiten, die zich hoofdzakelijk richten tot creatieve en culturele vaardigheden, zoals o.a. gitaarlessen, koorzang en teken- en schilderatelier, alsook de op herstel gerichte activiteiten, zoals o.a. slachtoffers: gevolgen en verwerking, zelfbeeld en verantwoordelijkheid, enz. eruit te laten. We zullen elk overzicht starten met een schets van de desbetreffende gevangenis, gevolgd door het aanwezige aanbod op de drie onderzochte dienstverleningsdomeinen om tot slot een blik te werpen op de organisatie van de lokale coördinatie. We pretenderen geenszins hier een exhaustieve lijst aan te reiken van het aanwezige aanbod, doch een zo volledig mogelijke lijst. Daar waar we over info beschikten over het aantal toegelaten deelnemers en het aantal uren dat de activiteit in beslag
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
53
Deel II: Huidige stand van zaken
neemt, wordt dit erbij vermeld. Doch mag men ervan uitgaan dat men zelden een activiteit organiseert waar meer dan vijftien personen aan kunnen deelnemen. Deze keuze wordt hoofdzakelijk ingegeven door veiligheidsoverwegingen, maar ook niet zelden door praktische overwegingen. Zo is men uiteraard afhankelijk van het aantal aanwezige computers in de gevangenis voor bepaalde cursussen. Uit ons onderzoek bleek het aantal computers nooit meer te bedragen dan vijftien. Tevens dient hier de belangrijke opmerking gemaakt te worden dat het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding geen constante is, maar integendeel erg onderhevig is aan de invloed van allerlei interne en externe factoren waardoor dit aanbod erg in de tijd kan variëren. Met deze kennis in ons achterhoofd, dienen we ons onderzoek te beschouwen als een momentopname.
3.1. Zeven Vlaamse gevangenissen onderzocht op aanbod en coördinatie Hieronder volgt een overzicht van het aanbod en coördinatie van de onderzochte Vlaamse gevangenissen.
3.1.1. De gevangenis van Dendermonde De gevangenis van Dendermonde is enerzijds een arresthuis (± 2/3de) voor mannelijke gedetineerden voor het gerechtelijk arrondissement Dendermonde en anderzijds een inrichting voor strafuitvoering (± 1/3de) voor recidivisten met een gemiddelde detentieperiode tussen de 3 en de 5 jaar. De totale capaciteit van deze gevangenis bedraagt 160 mannelijke gedetineerden, dewelke momenteel door een 175-tal gedetineerden ingenomen wordt. In principe beschikt elke gedetineerde over een eigen cel, maar in de praktijk moet de cel vaak gedeeld worden met medegedetineerden. Uit het verrichte veldwerk bleek de combinatie van enerzijds een arresthuis en anderzijds een inrichting voor strafuitvoering een niet te onderschatten implicatie te hebben op de concrete organisatie van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Zo werd ons tijdens het empirisch onderzoek duidelijk dat de noden van beklaagden vaak verschillend zijn van deze van veroordeelden. Zo zijn beklaagden vaak nog niet bezig met het ‘zinvol’ invullen van hun detentieperiode en het verhogen van hun re-integratiekansen, maar deze koesteren daarentegen als belangrijkste bekommernis het vrijkomen. Daarenboven is het organisatorisch zeer moeilijk om activiteiten voor beklaagden te realiseren omdat deze groep gekenmerkt wordt door een groot verloop107, onverwachtse uithalingen door politiediensten, bezoek van advocaat, enz. De conclusie luidde dan ook meermaals dat beklaagden nood hebben aan ‘kortlopende’ en op maat gemaakte activiteiten. Een gevangenis als deze van Dendermonde moet naast haar groep van beklaagden, ook rekening houden met haar groep van veroordeelden. Aangezien het volgens de bevraagde actoren onhaalbaar blijkt om voor beide categorieën gedetineerden een verschillend aanbod uit te werken, is het geen evidentie om de juiste weg te vinden tussen de noden van deze beide groepen. Deze onhaalbaarheid wordt voornamelijk ingegeven door interne factoren. Zo impliceert een gescheiden aanbod meer bewegingen, wat op haar beurt impliceert dat er voldoende penintentiaire beambten werkzaam dienen te zijn om deze bewegingen op te vangen. Daarnaast betekenen meer bewegingen ook een grotere bedreiging van de veiligheid. Kortom, een constante evenwichtsoefening tussen verscheidene noden is hier de boodschap.
107 Voorlopige vrijlating, overplaatsing naar andere gevangenis, enz.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
54
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Binnen de gevangenis van Dendermonde gebeurt de eerste ‘algemene’ inlichting van gedetineerden over de verschillende organisaties en hun respectievelijke opdrachten tijdens het intakegesprek108 bij aankomst in de gevangenis. Vervolgens worden de gedetineerden enerzijds via folders op cel en anderzijds via mogelijke individuele doorverwijzing op de hoogte gebracht van de lopende activiteiten. Deze doorverwijzende functie wordt bevorderd door de concrete infrastructuur binnen de gevangenis van Dendermonde. Door het gebrek aan lokalen, deelt de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening het lokaal met iemand van de PSD. Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding De gevangenis van Dendermonde opteert er bewust voor om slechts één activiteit op eenzelfde moment te organiseren om het aantal bewegingen te beperken, hetgeen uit ons onderzoek een grotere bezorgdheid blijkt te zijn in arresthuizen. Hoe meer bewegingen, hoe sterker de veiligheid immers in het gedrag komt… a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Dendermonde beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. Cursus Nederlands voor anderstaligen, gegeven door een vrijwilliger Wekelijks vindt er een cursus Nederlands voor anderstaligen plaats, dewelke gedoceerd wordt door een vrijwilliger. Justitieel Welzijnswerk neemt de organisatie, alsook de praktische uitwerking voor haar rekening. Enigszins problematisch is het feit dat er geen screening voorzien wordt, waardoor de lessen bevolkt worden door personen met zeer uiteenlopende niveaus inzake Nederlands. Van deze lacune waren de betrokken actoren binnen de gevangenis van Dendermonde zich ook bewust, zodat er op dit vlak veranderingen op til zijn. Zo wordt gepland dat tegen september 2008 deze cursus georganiseerd zal worden door het CBE. Daarnaast verbindt het CVO zich ook om tegen september tevens een cursus Nederlands voor anderstaligen aan te bieden. Noodzakelijkerwijze zal het Huis van het Nederlands vanaf september de screening109 voor haar rekening nemen, waardoor het probleem van de dooreenlopende niveaus opgevangen wordt. Omgaan met lastige situaties, verzorgd door De Rode Antraciet110 Omdat iedereen wel eens in een situatie terecht komt waar men niet weet hoe ermee om te gaan, wordt deze cursus geïntroduceerd binnen de gevangenis. Binnen deze cursus worden gedetineerden bewust gemaakt van het belang van communicatie en worden een aantal sociale vaardigheden geoefend. Deze cursus maakt integraal deel uit van het bestaande aanbod van De Rode Antraciet. Eenmaal per jaar kunnen acht tot twaalf gedetineerden deelnemen aan deze cursus. Deze cursus neemt in het totaal vierentwintig uren in beslag, doorgaans gespreid over vier weken.
108 De PSD neemt dit intakegesprek steeds voor haar rekening. 109 De gedetineerden met het laagste niveau inzake Nederlands worden dan doorverwezen naar de cursus georganiseerd door het CBE, de gedetineerden met een hoger niveau daarentegen worden doorverwezen naar de cursus georganiseerd door het CVO. 110 Zoals we reeds eerder vermeldden, leveren de cursussen van De Rode Antraciet geen diploma’s op, doch attesten dewelke door de PSD aangewend kunnen worden in het reclasseringsdossier.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
55
Deel II: Huidige stand van zaken
Bibliotheekwerking Er is een bibliotheek operationeel binnen de gevangenis van Dendermonde, al luidden de stemmen dat deze dringend aan actualisatie toe is. Justitieel Welzijnswerk en De Rode Antraciet zetten zich samen in voor een verbetering van de bibliotheek op het vlak van aantal boeken, kwaliteit boeken, recentheid,… Meer specifiek onderzoeken beide instanties hoe er een samenwerking gerealiseerd kan worden met de Openbare Bibliotheek. De gevangenisbibliotheek is geopend op maandagavond, woensdagavond en vrijdagavond. De verdeling is op die manier geregeld dat iedere gedetineerde één maal per week de bibliotheek kan bezoeken. Zo een bezoek duurt ongeveer 20 min. Deze bibliotheek wordt gerund door een gedetineerde. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Dendermondse gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. Informaticacursussen, georganiseerd door het CVO Wekelijks wordt er door het CVO zowel een initiatiecursus informatica aangeboden, als een cursus Excel. De cursisten kunnen een deelcertificaat bemachtigen van deze cursussen. Taalcursussen, georganiseerd door het CVO Binnen de gevangenis van Dendermonde worden er wekelijks door het CVO enkele taalcursussen georganiseerd, waaronder een cursus Engels, Frans en Italiaans. Deze cursussen bieden het grote voordeel dat ze gedetineerden de mogelijkheid bieden tot het behalen van een deelcertificaat. ‘Algemene vorming’, georganiseerd door het CVO Het CVO organiseert binnen deze gevangenis tevens wekelijks een cursus ‘algemene vorming’, waarvan de cursisten tevens een deelcertificaat kunnen bekomen. Open leercentrum Zoals we al eerder in dit rapport beschreven, richt een dergelijk centrum zich tot verschillende leervragen, waaronder o.a. theoretisch rijbewijs, leren werken met de computer, rekenen, spelling, enz. Dit open leercentrum is per week slechts één namiddag geopend. Tijdens die namiddag kunnen er twee groepen van maximum een 8-tal personen zich begeven naar dit centrum. Een verantwoordelijke van het CBE neemt de concrete organisatie hiervan op zich. Uit het empirisch onderzoek bleek dit open leercentrum bijzonder populair te zijn111 en werd meermaals aangekaart dat de vraag hier groter is dan het aanbod en pleit men dan ook voor meer openingsuren van dit centrum. Begeleid Individueel Studeren De mogelijkheid tot zelfstandig leren bestaat ook binnen de gevangenis van Dendermonde. In de informatiebrochure van gedetineerden, opgemaakt door het Justitieel Welzijnwerk, wordt ook wel duidelijk op deze mogelijkheid gewezen. Als belangrijke meerwaarde, stippen wij de mogelijke begeleiding bij deze studies door vrijwilligers van Justitieel Welzijnswerk. Deze ondersteuning werd al eerder aangehaald als kritische succesfactor tot het voltooien van een dergelijke cursus. Doch dient in 111 Uit de afgenomen interviews bleek vnl. de cursus ‘theoretisch rijbewijs’ een groot succes te zijn. Het examen wordt in het examencentrum afgelegd via het verlenen van verlof of een uitgangsvergunning.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
56
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
dit kader de opmerking gemaakt te worden dat de eventuele samenwerking met de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap binnen de gevangenis van Dendermonde niet sterk uitgebouwd is. Zo kon geen der bevraagde actoren zich de komst van de examencommissie herinneren. Is deze trend niet ‘typisch’ voor arresthuizen? c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Dendermonde beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Aan de bak- programma Binnen de gevangenis van Dendermonde is het volledige aanbod van dit programma aanwezig, hetgeen we eerder in dit rapport al uitgebreid beschreven hebben. In het kader van de organisatie van ‘assessment’ wordt er samengewerkt met de vzw Vokans. Deze assessment-training vindt tweemaal per jaar plaats. Diverse bevraagde actoren benadrukten het belang van deze assessment-trainingen, aangezien gedetineerden hierbinnen ook eens geconfronteerd worden met hun positieve eigenschappen. Tevens organiseert de VDAB in het kader van dit programma tweemaal per jaar een oriëntatiecursus en een cursus ‘leren solliciteren met een strafblad’. Door verschillende actoren werd de meerwaarde van de ‘structurele’ inbedding van de VDAB via dit programma als meerwaarde aangemerkt, gezien de grote vraag van gedetineerden naar arbeidstoeleiding. Innovatief en projectmatig werken aan werk voor (ex)gedetineerden: een lokaal samenwerkingsinitiatief tussen drie Oost-Vlaamse gevangenissen en ‘De Punt’112 Hoewel er binnen de gevangenis van Dendermonde reeds een aanbod voor gedetineerden op vlak van begeleiding naar werk en werk/opleiding tijdens de detentie- of strafuitvoeringsperiode bestaat, wordt dit als te beperkt ervaren om een werkloosheidsval na de straf te beperken. Vandaar dit lokale initiatief dat enerzijds tot doel heeft om innovatieve werktrajecten uit te bouwen via het onderzoeken en uitwerken van nieuwe pistes om kwaliteitsvol werk aan te bieden met doorstroommogelijkheden naar de reguliere arbeidsmarkt. Om deze doelstelling te realiseren wordt er in samenwerking met werkplaatsverantwoordelijken, justitiehuis, sociale economie (SE), reguliere economie,… gezocht naar nieuwe formules van werkorganisatie, types werk en samenwerking. Anderzijds heeft dit project tot doel te werken aan kennisdeling en netwerkvorming, via het organiseren van relevante overlegstructuren om alzo o.a. lacunes in kaart te brengen.113 Dit project bevindt zich momenteel nog in de voorbereidende fase en is dus bijgevolg nog niet operationeel, doch vermeldenswaardig.
112 De Punt richt zich tot startende ondernemers en groeiende bedrijven in de Gentse regio. Centraal in de diensten van De Punt staan de ondersteuning van het ondernemersschap, het creëren van tewerkstelling voor personen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt en de realisatie van maatschappelijk verantwoord ondernemen. 113 Projectvoorstel innovatief en trajectmatig werken aan werk voor (ex)gedetineerden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
57
Deel II: Huidige stand van zaken
Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen de gevangenis van Dendermonde. In Dendermonde zien we dat het vnl. de verantwoordelijke van Justitieel Welzijnswerk betreft die instaat voor de organisatie van de verschillende activiteiten, alsook de praktische uitwerking, werving, ondersteuning en opvolging van de cursisten. Justitieel Welzijnswerk vervult deze taak echter steeds in overleg met de adjunct-directeur, om het uiteindelijke fiat van de directeur te bemachtigen. Kortom, de ‘eindredactie’ ligt bij de directeur. Binnen de gevangenis van Dendermonde, vindt er vnl. ‘ad hoc’ overleg plaats. Afhankelijk van het ‘agendapunt’ worden bepaalde partners aangesproken om eens samen te zitten om bepaalde zaken rond organisatie, praktische uitwerking, werving, ondersteuning en opvolging van cursisten te bespreken. Gezien de goede verstandhouding tussen de verschillende actoren wordt er ook binnen deze gevangenis veel ‘informeel’ geregeld, zonder officieel overlegorgaan. De vaste ‘externe’ partners binnen Dendermonde zijn Justitieel Welzijnswerk, de VDAB, het CVO, het CBE en De Rode Antraciet. Recent kan de bemiddelaar van Justitieel Welzijnswerk zichzelf uitnodigen op het voorrapport. Dit is een wekelijks overleg met alle diensthoofden (directie, PSD, boekhouding, adjudant, …). De bemiddelaar kan er langs komen om activiteiten voor te stellen en meer te kaderen. Doelstelling hiervan is in de eerste plaats het informeren van de verschillende actoren. Daarnaast vindt er tweemaal per jaar een welzijnsteam plaats, met als doel om met alle betrokken actoren de planning van activiteiten voor een bepaalde periode te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Partners binnen dit team zijn de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, volledige Justitieel Welzijnswerk-equippe, De Rode Antraciet, de aalmoezenier en moreel consulenten, afgevaardigde van De Punt, alsook de herstelconsulent, enz.
3.1.2. De gevangenis van Ieper De gevangenis van Ieper fungeert momenteel als arresthuis en als inrichting voor strafuitvoering. Ieper is een gesloten gevangenis waar naast de voorlopig gehechten, dus ook veroordeelden verblijven. De precieze verhouding tussen beklaagden en vooroordeelden bedraagt doorgaans fifty-fifty. Theoretisch is er plaats voor slechts een 55-tal personen, maar in de praktijk verblijven er een 110-tal gedetineerden. We kunnen hier dan ook spreken over een ‘heuse’ overbevolking. Binnen dit kader kunnen we dan ook de ‘stakingsgevoeligheid’ binnen deze gevangenis situeren. Zo werd er het afgelopen jaar al meermaals gedreigd met stakingen indien er geen personeel bijkomt en/of het aantal gedetineerden verminderd wordt. Door middel van het empirisch onderzoek werd duidelijk dat een gevolg van deze verhoogde werkdruk is dat de penitentiair beambten dreigen met het afschaffen van activiteiten rond o.a. vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Deze activiteiten veroorzaken immers extra bewegingen, wat zowel een verhoging van de werkdruk als een verhoging van het onveiligheidsgevoel blijkt teweeg te brengen. Bij het overzicht van de lopende activiteiten op de onderzochte terreinen, dienen we dit aanbod steeds te kaderen binnen een context van personeelstekort en zware overbevolking, hetgeen zeker implicaties blijkt te hebben op dit aanbod.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
58
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Uit het onderzoek in Dendermonde weten we reeds dat de combinatie van zowel arresthuis met huis voor strafuitvoering geen eenvoudige combinatie betreft met het oog op de organisatie van activiteiten rond vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. De hierboven gemaakte opmerking omtrent de moeilijke evenwichtsoefening tussen verschillende noden geldt dan ook voor de gevangenis van Ieper. De situatie in Ieper is thans niet te vergelijken met deze van Dendermonde en dat vnl. door de grootte van deze inrichting. De Ieperse gevangenis kan immers beschouwd worden als een ‘kleine(re)’ inrichting, hetgeen zeker zijn weerslag vindt in de concrete werking van deze gevangenis. Deze kennis, gecombineerd met de hierboven beschreven ‘problematische’ overbevolking en het daaraan gekoppelde personeelstekort dienen permanent in ons achterhoofd aanwezig te zijn. Binnen deze gevangenis worden gedetineerden geïnformeerd over de verschillende aanwezige instanties en hun respectievelijke taken en functies tijdens het onthaalgesprek door de PSD bij aankomst in de gevangenis. Daarnaast krijgen zij zicht op het aanwezige aanbod aan activiteiten door enerzijds het verspreiden van flyers, brochures affiches en infosessies114 en anderzijds door de individuele mondelinge inlichting en doorverwijzing door o.a. de PSD en het Justitieel Welzijnswerk. Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Typerend binnen deze gevangenis is het vrij ‘beperkte’ aanbod op de drie terreinen, hetgeen natuurlijk gelezen en geïnterpreteerd dient te worden in het kader van de relatief ‘kleine’ populatie, waardoor men niet altijd aan voldoende deelnemers komt alsook de reeds meermaals beschreven ‘problematische’ werksituatie, dewelke zich concreet vertaalt in de aanwezige overbevolking en het personeelstekort. Gezien deze ‘problematische’ werksituatie let men er binnen deze gevangenis sterk op dat de verschillende activiteiten zo min mogelijk samenvallen om de reeds aanwezige werkdruk niet extra te versterken. Toch bemerken we dat Ieper zich bewust is van het geringe aanbod aan o.a. vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Zo wordt er binnen het Operationeel Plan, opgesteld door verscheidene medewerkers onder verantwoordelijkheid en eindredactie van de directeur, gemeld dat het uitbouwen van een aangepast hulp- en dienstverleningsaanbod als eerste prioriteit beschouwd wordt.115 a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Ieper beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. Lessen gericht tot analfabeten, gegeven door vzw Auxilia116 (enkel op vraag) Gedetineerden die de vaardigheden lezen, spellen en schrijven niet of in onvoldoende mate beheersen, kunnen deze lacune melden aan de herstelconsulent, de medewerker van de PSD of iemand van Justitieel Welzijnswerk. Deze personen zullen de nodige stappen ondernemen tot het contacteren van de vzw Auxilia, dewelke dan individuele cursussen aanbiedt om stigmatisering te voorkomen.
114 Zo is er twee maal per jaar een infosessie rond de werking van het open leercentrum. 115 Operationeel Plan Ieper, 2007-2008. 116 Deze vzw is een vrijwilligersorganisatie, dewelke onderwijs verleent aan personen die nergens anders terecht kunnen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
59
Deel II: Huidige stand van zaken
Bibliotheekwerking De bibliotheek is geopend op maandag, woensdag en vrijdag, telkens van 10u tot 11u30. Deze voorziene dagen worden voorbehouden voor de verschillende secties. De gedetineerden kunnen dus slechts eenmaal per week de bibliotheek bezoeken en dienen hiertoe een rapportbriefje te schrijven. De bibliotheek wordt ‘gerund’ door een zestal vrijwilligers van Justitieel Welzijnswerk (twee per bezoek). De gevangenisbibliotheek heeft een beperkte eigen collectie bestaande uit fictie / non-fictie / strips, met een miniem aanbod voor anderstaligen. Voor de collectievorming is de gevangenisbibliotheek vooral afhankelijk van schenkingen van de stadsbibliotheek Ieper. Doch is er eind 2007 vanuit de gevangenis een budget gegaan voor de aankoop van nieuwe boeken. Voor bepaalde zaken kan beroep gedaan worden op de stadsbibliotheek Ieper117, zoals voor het plastificeren van boeken, het opvragen van boeken door gedetineerden uit de stadsbibliotheek. Deze transfer gebeurt door vrijwilligers. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Ieperse gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. Binnen de gevangenis van Ieper worden er geen cursussen of lessen voorzien, maar steunt men op het toch wel goeddraaiende open leercentrum. Open leercentrum Zoals we al eerder in dit rapport beschreven, richt een dergelijk centrum zich tot verschillende leervragen, waaronder o.a. theoretisch rijbewijs118, leren werken met de computer, rekenen, spelling, enz. Dit open leercentrum is per week tweemaal geopend, gedurende twee uren. Tijdens zo een sessie van twee uren, kunnen er maximaal acht personen gebruik maken van dit centrum. Een verantwoordelijke van het CBE neemt de concrete organisatie hiervan op zich. Aangezien dit binnen Ieper de enige mogelijke manier is om zich bij te scholen, blijkt er een grote vraag te zijn tot toegang tot dit centrum. Om de gedetineerden uit de Ieperse gevangenis een volwaardige mogelijkheid tot opleiding te geven, dient een mogelijke uitbreiding van de openingsuren van dit centrum geëvalueerd te worden, in eventuele combinatie met een groter cursusaanbod. Tegen september 2008 zal ook in deze gevangenis een onderwijscoördinator operationeel dienen te zijn, wiens taak erin zal bestaan dit aanbod indien nodig uit te breiden. Begeleid Individueel Studeren Binnen de gevangenis van Ieper blijken er toch enkele gedetineerden zich te richten tot deze individuele vorm van afstandsonderwijs. Voor praktische vragen hieromtrent, kunnen ze terecht bij de verantwoordelijke van het Justitieel Welzijnswerk. De bevraagde actor van het Justitieel Welzijnswerk wijst erop niet te beschikken over de vereiste kennis om hen inhoudelijk te begeleiden.
117 Er is binnen de stadsbibliotheek een contactpersoon voor de gevangenisbibliotheek. 118 De cursus theoretisch rijbewijs is binnen Ieper ook zeer populair. Via verlof of uitgangsvergunning kunnen zij het examen in het examencentrum gaan afleggen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
60
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Ieper beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Maandelijkse zitdag Gedetineerden die met concrete vragen omtrent ‘arbeid’ na invrijheidsstelling zitten, kunnen een brief schrijven naar de VDAB en éénmaal per maand komt de detentieconsulent van de VDAB naar de gevangenis. Doch wijst de PSD erop dat de frequentie van dit bezoek opgedreven kan worden bij dringende zaken, maar uit de praktijk blijkt dit zelden noodzakelijk te zijn. Uit de verrichte interviews bleek tevens dat er ook op vlak van arbeidstoeleiding een groot onderscheid blijkt te zijn tussen beklaagden en veroordeelden. Ons onderzoek wees uit dat daar waar beklaagden eerder ‘acute’ vragen hebben, veroordeelden meer interesse hebben voor een uitgewerkt traject. Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen de gevangenis van Ieper. De gevangenis van Ieper is een vrij kleine gevangenis, dit heeft ook zijn gevolgen op het vlak van de coördinatie van de activiteiten. Zo is het binnen Ieper vnl. de herstelconsulente, in samenwerking en overleg met de directeur, die zich bezighoudt met de concrete organisatie119 en coördinatie van de verschillende activiteiten op het vlak van zowel vorming, opleiding als arbeidstoeleiding. Het fiat van de lokale directeur is echter wel steeds vereist, vooraleer bepaalde activiteiten te kunnen organiseren en uit te werken. Naast deze ‘ad hoc’ contacten tussen de herstelconsulente en directeur, vindt er recent ook een maandelijks overleg plaats binnen de werkgroep ‘actie’, dewelke zich focust op de verschillende activiteiten binnen de gevangenis van Ieper. Deelnemers aan dit overleg zijn het Justitieel Welzijnswerk, De Rode Antraciet en de herstelconsulente. Concreet worden binnen deze maandelijkse vergadering de taken verdeeld, zodat er geen dubbel werk verricht wordt op het vlak van activiteiten. Daarnaast vindt er tweemaal per jaar een welzijnsteam plaats, met als doel om met alle betrokken actoren de planning van activiteiten voor een bepaalde periode te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Partners binnen dit team zijn de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, volledige Justitieel Welzijnswerk-equippe, De Rode Antraciet, de aalmoezenier en moreel consulenten, alsook de herstelconsulent, enz. Daarnaast wijzen vele bevraagde actoren erop dat door de kleinschaligheid van deze gevangenis, vele zaken vaak informeel geregeld worden. Zo zijn het momenteel zowel de PSD als het Justitieel Welzijnswerk die de taak van bemiddelaar maatschappelijke dienstverlening op zich nemen, hetgeen concreet het opnemen van contact met externe diensten inhoudt om hen alzo te motiveren en stimuleren hun aanbod ook naar ‘binnen’ te brengen. Informeel wordt dan ook besproken of het de PSD of het Justitieel Welzijnswerk in een concreet geval is die het contact verzorgt.
119 Meer specifiek legt zij de contacten met de desbetreffende instanties.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
61
Deel II: Huidige stand van zaken
3.1.3. De gevangenis van Leuven-Centraal De Centrale Gevangenis is één van de weinige Belgische gevangenissen die in principe uitsluitend bedoeld is voor strafuitvoering, meer specifiek voor langgestraften. De momenteel 275 veroordeelden kunnen in vier categorieën ondergebracht worden: (1) crimineel veroordeelden (meestal veroordeelden door een Hof van Assisen); (2) recidivisten; (3) buitenlanders die na hun straf het land moeten verlaten, veroordeeld tot straffen van vier jaar en meer voornamelijk wegens drug- en mensenhandel; (4) veroordeelden wegens pedoseksuele feiten in het kader van het pilootproject seksuele delinquenten en (5) ter ontvolking van Sint-Gillis verblijft er sedert 1984 een groep beklaagden120 in de Centrale Gevangenis. Typerend aan deze gevangenis is zeker het opendeur regime voor veroordeelden. Onrechtstreeks heeft dit ook zijn implicaties op de motivatie van gedetineerden tot het deelnemen aan bepaalde activiteiten. Daar waar blijkt dat gedetineerden in andere gevangenissen zich inschrijven voor een bepaalde activiteit om uit hun cel te mogen, is dit in Leuven-Centraal niet het geval, waardoor men eveneens hoopt te bewerkstelligen dat de intrinsieke motivatie daar primeert op de extrinsieke motivatie. Het feit dat deze instelling zich voornamelijk richt tot langgestraften, heeft uiteraard zijn implicaties op het aanwezige aanbod hulp- en dienstverlening. Zo kan men binnen de gevangenis van Leuven-Centraal zeker spreken over de aanwezigheid van een uitgebreid aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding voor veroordelen, zoals men hieronder kan lezen. Voor wat de beklaagden betreft, werd er een eigen, beperkter aanbod uitgewerkt los van het aanbod voor veroordeelden121. Hoewel de overige gevangenissen meldden dat het uitwerken van een apart aanbod niet haalbaar was, blijkt dit in Leuven-Centraal wel te kunnen. Deze vaststelling dienen we wel enigszins te nuanceren door het feit dat de beklaagden die verblijven in Leuven-Centraal allen het land zullen uitgewezen worden, wat maakt dat het aanbod naar hen toe niet zo uitgebreid dient te zijn. Vermeldenswaardig is de overzichtelijke vormingsbrochure122, samengesteld door de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening van het Justitieel Welzijnswerk Leuven. In deze brochure staat overzichtelijk het aanwezige aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding beschreven, met specifieke aandacht voor het tijdstip van de activiteit en de referentiepersoon. Deze brochure is een belangrijke informatiebron naar gedetineerden toe, waardoor zij perfect op de hoogte gehouden worden van het aanwezige aanbod, het tijdstip van organisatie en tevens de persoon tot wie zij zich moeten melden voor verdere informatie. Leuven-Centraal gaat echter nog een stapje verder op het gebied van informatie door het jaarlijks organiseren van een vormingsbeurs in september. Tijdens deze vormingsbeurs worden alle vormers, lesgevers, … gevraagd aanwezig te zijn en worden er standjes georganiseerd zodat de gedetineerden kunnen ‘shoppen’ in het aanbod. Vooraleer deze beurs plaatsvindt, ontvangen de gedetineerden reeds de vormingsbrochure zodat zij zich wat kunnen voorbereiden. Deze brochure in combinatie met de beurs, kunnen aangemerkt worden als pareltjes op het vlak van informatie van het aanwezige aanbod naar gedetineerden toe, wat ons inziens uit het verrichte veldwerk ook sterk blijkt bij te dragen tot drempelverlaging.
120 Dit vormen er ongeveer 48. Het zijn naar de rechtbank verwezen beklaagden waarvan het onderzoek is afgesloten en die wachten op hun proces. Het selectiecriteria voor beklaagden die in Leuven-Centraal terecht komen is dat het gedetineerden zijn die uitgewezen zullen worden. 121 Zie hierover later meer. 122 Deze brochure richt zich wel enkel tot de veroordeelden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
62
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding voor veroordeelden Typerend voor de Centrale gevangenis is dat, in de mate van het mogelijke, de meeste activiteiten ’s avonds gepland worden. Dit vanuit de achterliggende ideologie dat de meeste gedetineerden overdag werken. Doch is dit ‘avondaanbod’ niet mogelijk voor een aantal initiatieven, waaronder het onderwijs dat erkende studiebewijzen aflevert (cf. aanbod van het CVO), met uitzondering van de computerlessen. De implicatie van dit aanbod overdag is dat gedetineerden niet kunnen gaan werken en dus ook geen geld verdienen. De Centrale gevangenis tracht deze lacune op te vangen door het verstrekken van zogenaamde ‘opleidingsvergoedingen’ voor alle ‘lessen’ die overdag doorgaan. Afhankelijk van het soort cursus, vloeien deze vergoedingen voort uit de hierboven reeds vermelde aanmoedigingspremies of uit het steunfonds van de gevangenis, waarover hieronder meer. Aangezien men binnen deze gevangenis het ‘normaliseringsbeginsel’ hoog in het vaandel draagt, beperkt men zich ook geenszins tot het aanbieden van slechts één activiteit per moment. Net zoals in de ‘buitenwereld’ bestaat er dus een zekere keuzemarge. a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Centrale gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. Jaarlijks georganiseerde computerlessen door Seniornet Vlaanderen Seniornet Vlaanderen organiseert jaarlijks verschillende introductiecursussen in Microsofttoepassingen, waaronder o.a. een basiscursus Windows, Powerpoint, Excel, Access, Publisher,… Taalcursussen steunende op de inzet van een vrijwilliger De Centrale gevangenis kan rekenen op de inzet van vrijwilligers voor het organiseren van lessen Frans, Engels en Spaans. Deze lessen worden zowel aangeboden aan beginners, als aan gevorderden zodat iedereen zijn gading hierbinnen vindt. Een sterk pluspunt van deze vrijwillig georganiseerde taalcursussen is de toegankelijkheid voor anderstalige beklaagden. Zo worden er voor hen eveneens enkele keren per jaar lessen Frans en Engels aangeboden op zowel beginners- als gevorderdenniveau. Hoewel deze beklaagden slechts ter ontlasting van Sint-Gillis in deze Leuvense gevangenis verblijven, worden zij in dit kader niet uitgesloten van het aanwezige aanbod aan vorming. Geldbeheer: verruim uw zelfredzaamheid! Deze cursus wordt verzorgd door een ervaringsdeskundige. Een aparte maar niet zo evidente kijk achter de schermen van het dagelijkse leven van een leefloner. Binnen deze cursus vinden praktische en interactieve sessies plaats voor al wie kortstondig dan wel langdurig moet rondkomen met een ‘krap’ budget. Omgaan met lastige situaties, verzorgd door De Rode Antraciet Omdat iedereen wel eens in een situatie terecht komt waar men niet weet hoe ermee om te gaan, wordt deze cursus geïntroduceerd binnen de gevangenis. Binnen deze cursus worden gedetineerden bewust gemaakt van het belang van communicatie en worden een aantal sociale vaardigheden geoefend. Deze cursus maakt integraal deel uit van het bestaande aanbod van De Rode Antraciet.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
63
Deel II: Huidige stand van zaken
Rijbewijs in theorie auto en vrachtwagen (afwisselend om de 3 jaar) Rijschool Moderna geeft de lessen voor diegenen die in de voorwaarden zitten voor een uitgangsvergunning. Het examen wordt afgelegd in de erkende examencentra. Kookcursus, georganiseerd in het licht van een voorwaardelijke invrijheidsstelling Met het oog op de vrijlating, werd deze cursus in het leven geroepen. Men hoopt dat door het aanleren van elementaire zaken in koken, zij ook hun eigen potje kunnen koken wanneer ze zelfstandig wonen. Deze les wordt gedoceerd door een vrijwilliger en de ingrediënten worden ter beschikking gesteld uit de naburige supermarkt. Een specifieke voorwaarde om aan deze cursus te mogen deelnemen is dat de deelnemers zich maximaal één jaar voor hun VI-datum bevinden en nog niet deelgenomen hebben tijdens de voorgaande jaren. EHBO, georganiseerd om de drie jaren Het Rode Kruis Vlaanderen geeft deze lessen en neemt het examen af. Na slagen voor dit examen, ontvangen zij een certificaat. Om dit certificaat te blijven behouden, moeten zij echter op regelmatige basis een aantal technieken heropfrissen en/of bijscholen. Vanuit deze optiek, krijgen de gedetineerden dan ook de mogelijkheid om na enkele jaren opnieuw deel te nemen aan enkele lessen van deze cursus, met als doelstelling dit certificaat te behouden. Bibliotheekwerking Binnen deze gevangenis fungeren er twee bibliotheken. Een grote bibliotheek voor de veroordeelden, maar ook een specifieke bibliotheek voor de beklaagden. De bibliotheek ingericht voor de beklaagden, komt in een volgend punt uitgebreid aan bod. Veroordeeldenbibliotheek Leuven-Centraal beschikt over een goed draaiende (veroordeelden)bibliotheek, met zowel Nederlandstalige als anderstalige werken, dewelke mede uitgebouwd werd door een gedetineerde (cf. de bibliothecaris). De gevangenisbibliotheek steunt op een samenwerking met de openbare bibliotheek –de Tweebronnen- van Leuven. Dit samenwerkingsproject kwam tot stand door subsidies van de provincie Vlaams-Brabant en het engagement van de Leuvense openbare blibliotheek. Zo bestaat er momenteel binnen de gevangenisbibliotheek een sterk beveiligde internetverbinding met toegang tot digitale databanken, waaronder IBL, mediargus, catalogus van de bibliotheek van Leuven, enz. Op die manier kunnen de bezoekers van de gevangenisbibliotheek materiaal uit de Leuvense bibliotheek reserveren, hetgeen wekelijks geleverd wordt. Binnen dit project wordt voorzien dat het brengen en halen van het materiaal gebeurt door de pendeldienst van de bibliotheek Tweebronnen maar binnen Leuven-Centraal gebeurt dit door een vrijwilliger dewelke zich engageert om dit wekelijks voor zijn rekening te nemen. Een bibliotheekopleiding voor de gevangenisbibliothecaris, maakt ook integraal deel uit van dit project. Zoals hoger reeds aangegeven betreft dit binnen Leuven-Centraal een gedetineerde. De bibliotheek is geopend op maandag van 18.00 tot 20.10, op woensdag van 15.45 tot 17.00, op vrijdag van 18.00 tot 20.10 en op zondag van 15.00 tot 17.00. Gedetineerden hebben toegang op elke openingsdag van de bibliotheek. Gezien het opendeur regime, dienen zij hiertoe geen aanvraag in te dienen. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Centrale gevangenis beschouwd
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
64
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. Opleiding boekhouden – informatica: diplomagerichte opleiding (CVO) Deze opleiding betreft een diplomagerichte opleiding 3de graad Technisch Secundair Onderwijs. Deze opleiding wordt verzorgd door het Centrum voor Volwassenenonderwijs. Om het diploma secundair onderwijs te behalen, moet zowel de ‘algemene vormingscursus’ als de specifieke ‘boekhoudeninformatica cursus’ gevolgd worden. CVO Leuven – Landen geeft de 17 modules boekhoudeninformatica gespreid over 3 jaar. Tweedekansonderwijs Leuven, eveneens als onderdeel van het CVO, geeft de 12 modules algemene vakken eveneens op 3 jaar. Indien studenten in alle examens slagen of een vrijstelling behalen krijgen ze een diploma, dat afgeleverd wordt door het CVO zelf123. In de vormingsbrochure wordt duidelijk weergegeven welke modules precies te volgen zijn binnen het aankomende onderwijsjaar. Belangrijk in dit kader is dat de gedetineerden in aanmerking komen voor een opleidingsvergoeding, aangeboden door FOD Justitie in het kader van de aanmoedigingspremies. Certificaatgerichte opleidingen informatica, georganiseerd door het CVO De certificaatgerichte cursussen binnen dit gebied betreffen Word, Access, Windows, Excell en typen op de computer. Jaarlijks worden 3 modules georganiseerd van dit aanbod. Dit onderwijsjaar (20072008) lopen er de cursussen typen op de computer, Word en Access. Bedrijfsbeheer, georganiseerd door het CVO Om de twee jaar wordt een cursus bedrijfsbeheer gegeven. Deze cursus bestaat uit 3 modules. Het certificaat geeft recht op een vestiging als zelfstandige. Veiligheid-Checklist-Aannemer (VCA), georganiseerd door het CBE De aandacht voor veiligheid in de bedrijfswereld is sterk toegenomen. Eén van de resultaten daarvan is de invoering van de Veiligheidschecklist voor Aannemers. Via een visuele voorstelling leren deelnemers over het belang van veiligheid op de werkvloer en leren ze ook hoe er in specifieke situaties veilig kan gewerkt worden. De opleiding wordt gegeven door het Centrum Basiseducatie Hageland. Het examen wordt afgenomen door het Provinciaal Veiligheidsinstituut. Het certificaat is 10 jaar geldig. Nederlandse alfabetisering, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE De les wordt gegeven door een vrijwilliger van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. De lessen zijn individueel om de privacy te bewaren en lopen over het gehele jaar door. Nederlandse lees- en schrijfgroep, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE De les wordt gegeven door een vrijwilliger van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. Deze cursus richt zich tot mensen met moedertaal Nederlands om hun Nederlands een flinke opfrisbeurt te geven. 123 In tegenstelling tot de gevangenis van Oudenaarde, waar de deelcertificaten en diploma’s uitgereikt worden door de examencommissie.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
65
Deel II: Huidige stand van zaken
Nederlands voor anderstaligen, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE In het kader van deze cursus, worden er screenings afgenomen door het Huis van het Nederlands Vlaams–Brabant, met als doel niveaubepaling. Momenteel worden twee groepen gegeven op de niveaus 1.1 en 1.2. De lessen worden gegeven door vrijwilligers van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. Rekenen, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE De lessen worden in kleine groep of individueel gegeven. De les wordt gegeven door een vrijwilliger van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. Communicatie op de werkvloer, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE Goed communiceren is niet altijd even gemakkelijk en kan men bijleren. De bedoeling van deze cursus is om gedetineerden de regels van goede communicatie bij te brengen en te doen naleven om alzo problemen, blutsen en builen te vermijden. De lessen worden gegeven door een vrijwilliger van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. Beter leren studeren, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE ‘Studeren’ is iets wat je best goed aanpakt om resultaat te behalen. Het bijbrengen van deze aanpak is zeker nodig als je al een tijdje van de schoolbanken af bent of als studeren ook vroeger al niet je favoriete bezigheid was. Deze cursus is in eerste instantie bedoeld voor de mensen die via Algemene Vorming terug aan het studeren gaan. Doch worden ook de mensen in zelfstudie er niet van uitgesloten. De lessen worden gegeven door een vrijwilliger van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. Open Universiteit Binnen de gevangenis van Leuven-Centraal zijn er enkele mensen die momenteel ingeschreven zijn bij deze onderwijsvorm. Op het tijdstip van ons onderzoek waren er dertien cursisten ingeschreven voor deze onderwijsvorm. Individueel wordt met studenten voor hogere studies bekeken aan welke Universiteit zij les wensen te volgen. Er worden rechtstreeks afspraken gemaakt met de universiteiten. Deze taak wordt doorgaans vervuld door de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening. Eventueel wordt een mentor124 per student aangesteld. Vermeldenswaardig is dat gedetineerden die kiezen voor deze studievorm, ook kans maken op een vergoeding. Deze vergoeding wordt geput uit het steunfonds van de gevangenis zelf. Universiteit Engeland Aangezien Open Universiteit een initiatief uit Nederland betreft en zich dus ook focust op Nederlandstalig onderwijs, bestaat er ook de mogelijkheid tot ‘anderstalig’ universitair onderwijs, meer specifiek Engelstalig. Binnen de Centrale gevangenis worden gedetineerden ook geïnformeerd over deze specifieke mogelijkheid, hetgeen ertoe leidt dat vandaag twee gedetineerden hiervoor ingeschreven zijn. Uiteraard komen deze cursisten ook in aanmerking voor de vergoeding uit het steunfonds. Net 124 Doorgaans betreffen dit vrijwilligers.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
66
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
zoals bij Open Universiteit Vlaanderen, komt een afvaardiging uit België de examens afnemen in de gevangenis. Begeleid Individueel Studeren Begeleid Individueel Studeren wordt zeker ook toegepast binnen de Centrale gevangenis van Leuven. Momenteel betreft dit een 40 tal studenten. Zij worden ondersteund door een vrijwilliger van de gevangenis. Aangezien Leuven-Centraal bekend staat voor haar aanbod aan groepslessen, dewelke kunnen leiden tot het behalen van een diploma (technisch) secundair onderwijs125, wordt BIS zelden tot nooit toegepast ter voorbereiding op de Examencommissie, maar eerder als aanvulling. Gedetineerden die opteren voor deze vorm van ‘afstandsonderwijs’, komen ook in aanmerking voor een vergoeding uit het steunfonds van de gevangenis zelf. c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Centrale gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Zitdagen VDAB: tweemaal per week Hoewel Leuven-Centraal mee opgenomen werd in het project ‘Aan de bak’, loopt enkel het luik van de zitdagen er. Tweemaal per week is de detentieconsulent aanwezig in de Leuvense Centrale gevangenis. De taak van een detentieconsulent tijdens deze zitdagen is zowel de rol van informatieverstrekker, als het uitbouwen van een traject. Binnen de gevangenis van Leuven-Centraal zit men doorgaans met een populatie dewelke iets minder louter informatieve vragen heeft, maar al meer nood heeft aan opleidingen, enz. Kortom, trajectuitbouw vormt een essentieel onderdeel van de job van de detentieconsulent te Leuven-Centraal. Assessment, georganiseerd door de vzw Vokans Ondanks het feit dat Leuven-Centraal nog maar deels opgenomen is in het ‘Aan de bak’-programma, wordt er jaarlijks wel voorzien in een assessment-reeks gegeven door de vzw Vokans. Uit ervaring blijkt dit een zeer groot succes te zijn, aangezien gedetineerden daar ook eens geconfronteerd worden met hun positieve punten, hetgeen neergeschreven wordt in een objectief verslag. Jobcoach project ‘Try Out’: focus op nazorg Het project ‘Try Out’ wil de overgang van gevangenis naar werk vlotter maken en loopt tegelijkertijd in de Centrale gevangenis en in de Hulpgevangenis van Leuven. Een jobcoach begeleidt ex-gedetineerden gedurende de eerste zes maanden nadat ze vrij zijn, onder elektronisch toezicht staan of nog in beperkte detentie verblijven in hun zoektocht naar een baan en tijdens de eerste maanden van tewerkstelling.126 De jobcoach heeft contacten met werkgevers en helpt hen waar nodig. Toch wordt dit project niet beperkt tot enkel nazorg, maar worden er ook in de werkhuizen van de gevangenissen in opdracht van werkgevers verschillende soorten werk uitgevoerd. De jobcoach streeft naar een goede samenwerking en verstandhouding tussen de ex-gedetineerde, de werkgever en de collega’s. Daarnaast voert deze coach evaluatiegesprekken met de gedetineerden en hun werkbegeleiders in de 125 Deze diploma’s worden uitgereikt door het CVO 126 Studiedag ‘Aan de bak in heel Vlaanderen’, 13 maart 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
67
Deel II: Huidige stand van zaken
werkhuizen van de gevangenis. Dit laatste wordt vaak als grote meerwaarde van dit project aangemerkt, omdat men hierdoor een heel realistisch beeld krijgt van zijn of haar ‘werk’- en ‘attitudecapaciteiten’. Voorwaarden tot deelname aan dit project zijn enerzijds de arbeidsrijpheid en anderzijds het vooruitzicht op invrijheidsstelling. Ter realisatie van dit project werd er een halftijdse jobcoach aangesteld voor beide Leuvense gevangenissen tot 31/03/2008. Het project liep dus op zijn einde tijdens onze onderzoeksperiode. WIS127-terminal in de Leuvense gevangenissen In de Leuvense gevangenissen kunnen gedetineerden ook zelf via een WIS-terminal, gevestigd in de bibliotheek, het volledige vacaturebestand raadplegen. Naast het opvragen, bekijken en printen van allerhande jobaanbiedingen, gaande van PWA-tewerkstellingen, interimjobs, studentenjobs tot vaste jobs biedt de terminal eveneens de mogelijkheid om een Curriculum Vitae te verspreiden naar al de aangesloten werkgevers, een adreswijziging door te geven en attesten of documenten aan de vragen aan de VDAB. Het gebruik van deze terminals wordt door de gedetineerden en consulenten zeer positief onthaald, met name ook omdat de gedetineerden hier zelf initiatief kunnen nemen en actief kunnen zijn. Het toestel is bovendien heel gebruiksvriendelijk, daar al de bewerkingen gebeuren door aanraking van het scherm. Samengevat kunnen we stellen dat de Wis-terminal de zoektocht naar werk vergemakkelijkt en het dus beslist de moeite waard is om het toestel te raadplegen. Het gebruik hiervan en de mogelijke uitbreiding naar andere gevangenissen wordt geëvalueerd. 128 Doch dienen we hier de kritische bedenking te maken dat gedetineerden om deze WIS-terminal te kunnen raadplegen, afhankelijk zijn van de openingsuren van de bibliotheek. Sollicitatietraining Jaarlijks wordt er een vorming gegeven door de Jobclub van de VDAB. Thema’s die binnen deze vorming aan bod komen, zijn o.a.: Hoe dien ik een C.V. op te stellen, hoe dien ik te solliciteren met een strafblad, … Er gelden geen objectieve criteria tot deelname aan deze vorming, doch wordt vaak vereist dat de deelnemers uitzicht naar werk hebben op een redelijk korte termijn. Het specifieke aanbod voor beklaagden Zoals we hoger reeds aangeven, heerst er binnen Leuven-Centraal een apart aanbod voor de relatief kleine groep beklaagden. De beklaagden worden net zoals de veroordeelden over het aanwezige aanbod ingelicht bij aankomst in de gevangenis, via verspreide brochures en affiches en eventuele individuele doorverwijzingen. De reden waarom beide groepen ‘strikt’ gescheiden worden ligt vnl. in het grote verschil in noden. Zoals we hierboven reeds weergaven worden deze beklaagden geselecteerd op het criteria dat zij het land uitgewezen zullen worden129, hetgeen natuurlijk heel wat implicaties heeft op hun noden naar vorming, opleiding en arbeidstoeleiding toe. Aangezien zij toch het land uitgewezen zullen worden, blijken zij ook veel minder gemotiveerd te zijn tot het volgen van cursussen/lessen, laat staan bezig te zijn met het versterken van hun positie op de (Belgische) arbeidsmarkt. Vandaar de keuze van deze gevangenis om een apart en tevens vrij beperkt aanbod voor hen te ontwikkelen, aangezien dit uit de praktijk voldoende blijkt te zijn. 127 Werk Informatie Systeem 128 http://vdab.be/trends/maandverslag/topic0402.pdf, geraadpleegd op 24 februari 2008 en http://www.wvg.vlaanderen. be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraadpleegd op 24 februari 2008 en http://www.itafit. nl/?dir=kiosks&main=8-2, geraadpleegd op 25 februari 2008. 129 Gedetineerden met de niet-Belgische nationaliteit.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
68
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
a) Vorming Op het vlak van vorming, vinden we voor de beklaagden hoofdzakelijk de apart geïnstalleerde bibliotheek op hun vleugel. Beklaagdenbibliotheek De bibliotheek bedoeld voor de beklaagden beschikt over een vrij groot aanbod aan anderstalige130 werken, dvd’s, cd-rom’s, enz. Een duidelijk bewijs dat men ook investeert in de relatief kleine groep van beklaagden, dewelke enkel ter ontlasting van Sint-Gillis in de Centrale gevangenis verblijven. Deze aparte bibliotheek wordt gerund door een vrijwilliger en is éénmaal per week geopend en dit op woensdagnamiddag. Beklaagden die de bibliotheek wensen te bezoeken, dienen hiertoe een rapportbriefje te schrijven tot aanvraag van een bezoek. Taalcursussen Frans en Engels, georganiseerd door vzw Auxilia Voor de beklaagden worden er zowel taalcursussen Frans als Engels aangeboden en dit voor beide talen zowel op het niveau van de beginners, als op gevorderdenniveau. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt het aanwezige aanbod aan ‘onderwijs’ voor beklaagden binnen Leuven-Centraal. Begeleid Individueel Studeren Ook deze mogelijkheid van afstandsonderwijs is mogelijk voor beklaagden. De bevraagde actoren wezen ook op de aandacht en interesse voor de Franstalige tegenhanger131 van deze onderwijsvorm bij beklaagden. c) Arbeidstoeleiding Het hierboven beschreven aanbod inzake arbeidstoeleiding voor veroordeelden, geldt ook voor de beklaagden, op voorwaarde dat zij niet uitgewezen zullen worden. Deze voorwaarde geldt ook voor veroordeelden. Aangezien de beklaagden die verblijven in Leuven-Centraal nu net geselecteerd worden op het criteria uitgewezen te zullen worden, zullen zij zelden in aanmerking komen voor deze initiatieven. Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen Leuven-Centraal. Binnen de gevangenis van Leuven-Centraal is het de verantwoordelijke van Justitieel Welzijnswerk132 dewelke de organisatie, praktische uitwerking, werving, ondersteuning en opvolging van de cursisten voor zijn rekening neemt op de vlakken van vorming en opleiding. De coördinatie van de initiatieven op het vlak van arbeidstoeleiding gebeurt ook door de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening. Hiertoe wordt er wel nauw samengewerkt met de VDAB, die instaan voor de praktische organisatie en uitwerking van deze activiteiten. Vermeldenswaardig is dat deze verantwoordelijke van het Justitieel Welzijnswerk in zijn taak voltijds bijgestaan wordt door een gedetineerde. Meer specifiek neemt de 130 Dit vanuit de ervaring dat deze groep van beklaagden vaak exclusief anderstalig blijkt te zijn. 131 L’Enseignement à Distance de la Communauté française de Belgique. 132 De bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
69
Deel II: Huidige stand van zaken
gedetineerde de praktische organisatie133 voor zijn rekening, daar waar de bemiddelaar vnl. instaat voor het structurele134. Beide bespreken dan ook vele zaken informeel om een vlotte gang van zaken te verzekeren. Dit alles verloopt tevens in nauwe samenwerking met de directeur, die informeel op de hoogte gehouden wordt van de lopende initiatieven en wiens fiat steeds vereist is. Dat deze gevangenis wel degelijk bekommerd is om de mening van de gedetineerden, om op die manier beter te kunnen inspelen op hun noden, blijkt uit het jaarlijks georganiseerd forum rond het afgelopen ‘activiteitenjaar’. Binnen dit forum kunnen gedetineerden135 bedenkingen en opmerkingen formuleren rond de georganiseerde activiteiten en kunnen zij ‘nieuwe’ noden aankaarten. Het welzijnsteam komt een viertal keer per jaar samen met als doel om met alle betrokken actoren de planning van activiteiten voor een bepaalde periode te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Partners binnen dit team zijn de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, volledige Justitieel Welzijnswerk-equippe, De Rode Antraciet, de aalmoezenier en moreel consulenten, alsook de herstelconsulent, enz. In de schoot van dit welzijnsteam werden verscheiden subteams opgericht, dewelke op frequentere basis samenkomen, waaronder een subteam ‘Vorming en onderwijs’ en ‘Tewerkstelling’. Afhankelijk van de aard van het subteam en de te bespreken thema’s worden de nodige partners hiervoor uitgenodigd. Vaste partners zijn o.a. Justitieel Welzijnswerk, PSD, herstelconsulent, beschermingscomité, De Rode Antraciet, penitentiair beambten, VDAB, Resoc136, enz.
3.1.4. De gevangenis van Leuven - Hulp De gevangenis van Leuven-Hulp herbergt beklaagden, kortgestraften en een groep geïnterneerden137. Met een actuele capaciteit van 149 plaatsen, verblijven er een 160-tal. Binnen deze gevangenis opteerde men ervoor één gemeenschappelijk aanbod te creëren voor de drie categorieën gedetineerden. Wat de geïnterneerden betreft, wordt wel steeds individueel bekeken of deze persoon wel dan niet in staat is om deel te nemen aan een bepaalde activiteit. Leuven-Hulp is een zeer specifieke gevangenis, door de combinatie van drie categorieën gedetineerden. Vaak herleidt men de gevangenis van Leuven-Hulp tot een ‘arresthuis’, doch mag men niet blind zijn voor de overige aanwezige categorieën. De combinatie van deze categorieën heeft uiteraard een niet te miskennen invloed op de dagdagelijkse werking van deze gevangenis en heeft ook invloed op het aanbod aan activiteiten op de vlakken vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Zo wezen we binnen dit rapport al meermaals op de moeilijke evenwichtsoefening tussen de verschillende noden van beklaagden en veroordeelden. Hier dient men daarenboven ook nog rekening te houden met de specifieke noden van de groep geïnterneerden, hetgeen zeker geen evidentie is. 133 Ontwerpen van affiches, opmaken van inschrijvingsformulieren, bijhouden van aanwezigheidslijsten, planning van lokalen, enz. 134 Het leggen van contacten, bespreking van budgetten, enz. 135 Dit orgaan heeft enkel betrekking op de veroordeelden. 136 Regionaal Economisch en Sociaal Overleg Comité 137 De groep geïnterneerden heeft een omvang van ongeveer 40 personen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
70
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Tijdens het ‘onthaalgesprek’, georganiseerd door de PSD bij aankomst in de gevangenis, worden de gedetineerden ingelicht over de verschillende organisaties en hun respectievelijke opdrachten. Vervolgens worden de gedetineerden enerzijds via folders op cel en anderzijds via mogelijke individuele doorverwijzing op de hoogte gebracht van de lopende activiteiten. Wat de inlichting via folders betreft, dient het ‘activiteitenoverzicht’ vermeld te worden, hetgeen om de zes weken geüpdatet wordt. Dit activiteitenoverzicht geeft overzichtelijk alle activiteiten weer die gepland zijn voor de komende zes weken. Bij elke activiteit staat specifiek vermeld naar wie de gedetineerden een rapportbriefje dienen te schrijven om te kunnen deelnemen. Uit ons empirisch onderzoek bleek dat de hoofdreden tot het ontwikkelen van dit overzicht, het aanwakkeren van verantwoordelijkheid op het vlak van keuze, is. Meerdere bevraagde actoren wezen er immers op dat ‘de mannen’ moeilijk kunnen kiezen en vaak onvoldoende nadenken en zich hierdoor voor verschillende activiteiten inschrijven, dewelke op vaak gelijktijdige momenten plaatsvinden. Men tracht deze ‘overlappingen’ te vermijden door dit duidelijk activiteitenoverzicht. Vermeldenswaardig is dat binnen dit activiteitenoverzicht een apart onderdeel gewijd wordt aan specifieke activiteiten voor geïnterneerden. Hoewel zij zeker niet uitgesloten worden van het ‘reguliere’ aanbod, heerst er voor hun ook nog een specifiek aanbod. Leuven-Hulp vergeet deze doelgroep dus geenszins te betrekken in hun aanbod. Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Alvorens dit overzicht aan te vatten, dienen we te vermelden dat er in deze gevangenis een ‘vormingsagent’ werkzaam is. Dit betreft een penitentiair beambte, dewelke specifiek bevoegd is voor het in goede banen lijden van bepaalde vormingsactiviteiten en dus ook vrijgesteld is van zijn bewakingsfunctie. Zo’n ‘vormingsagent’ blijkt van cruciaal belang te zijn voor het motiveren en sensibiliseren van de gedetineerden voor de verscheidene lopende activiteiten, aangezien de penitentiair beambten vaak het dichtst bij de gedetineerden staan. Doch blijkt uit de praktijk de positie van ‘vormingsagent’ niet zo evident te zijn. Zo kan een vormingsagent in bepaalde gevallen op heel wat weerstand stuiten van zijn collega’s, dewelke niet begrijpen dat een penitentiair beambte zich voor zulke dingen engageert. In hun ogen blijft ‘beveiliging’ immers hun hoofdopdracht, hetgeen moeilijk te verenigen valt met het ‘promoten’ van vormingsactiviteiten, dewelke extra bewegingen veroorzaken en dus de veiligheid in het gedrang brengen. Deze vormingsagent wordt ook betrokken bij de nodige vergaderingen omtrent vorming, zodat hij zijn taak met voldoende kennis van de huidige stand van zaken kan vervullen. Hierover later meer… a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Hulp gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. Lessen gericht tot analfabeten, gegeven door vzw Auxilia Net zoals in de gevangenis van Ieper, worden deze lessen verzorgd door de vzw Auxilia. Deze vzw verkiest het aanbieden van individuele cursussen om stigmatisering te voorkomen. Net zoals bij de gevangenis van Ieper, geldt hier de bemerking dat deze cursussen enkel op vraag georganiseerd worden. Binnen Leuven-Hulp is het dan ook de PSD die het initiatief hieromtrent neemt. Andere op maat gesneden lessen, verzorgd door vzw Auxilia Binnen Leuven-Hulp engageert deze vzw zich om ook andere cursussen op maat aan te bieden, zoals o.a. een cursus rekenen/wiskunde en een taalcursus Spaans. Auxilia richt zich tot mensen die werkelijk nergens anders terecht kunnen. Vaak gaat het hier om mentaal beperkten, maar binnen Leuven-Hulp is Auxilia ook een belangrijke partner op het vlak van op maat gesneden cursussen voor geïnterneerden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
71
Deel II: Huidige stand van zaken
Algemene vorming, verzorgd door vzw Auxilia De doelstelling van deze cursus is vnl. het aanleren van sociale vaardigheden om te kunnen functioneren in de maatschappij aan maatschappelijk kwetsbaardere groepen. Omgaan met lastige situaties, verzorgd door De Rode Antraciet Zoals we hierboven reeds weergaven, worden gedetineerden binnen deze cursus bewust gemaakt van het belang van communicatie en worden een aantal sociale vaardigheden geoefend. Deze cursus maakt integraal deel uit van het bestaande aanbod van De Rode Antraciet. Deze cursus wordt twee à driemaal per jaar georganiseerd en levert een attest op dat door de PSD kan aangewend worden in het reclasseringsdossier. Bibliotheekwerking De Leuvense ‘Hulp’-bibliotheek wordt gerund door twee gedetineerden, dewelke dienst doen als bibliothecarissen. Deze bibliothecarissen genoten van een ‘bibliotheekopleiding’, dewelke voorzien was in het reeds beschreven project bij Leuven-Centraal. Net als in Leuven-Centraal, steunt de werking van de gevangenisbibliotheek immers op een samenwerking met de openbare bibliotheek –de Tweebronnen- van Leuven. Aangezien de inhoud van de samenwerking identiek is aan Leuven-Centraal, gaan we hier niet dieper meer op in. Daar waar Leuven-Centraal steunt op een vrijwilliger voor het pendelen tussen beide bibliotheken, maakt Leuven-Hulp gebruik van de in het project voorziene pendeldienst van de openbare bibliotheek. Het bibliotheekaanbod richt zich zeker niet alleen tot Nederlandstalige gedetineerden, maar ook de anderstaligen komen aan hun trekken. De bibliotheek is elke zondag geopend van 8.30 tot 11.30 en van 14.30 tot 15.30 en sedert kort kunnen de gedetineerden een extra bibliotheekbezoek per week aanvragen. Dit heeft tot gevolg dat de openingsuren van de bibliotheek verruimd werden en zodoende is de bibliotheek ook bijkomend geopend op elke maandag, dinsdag en vrijdag van 12.30 tot 16.30. Hiertoe dienen tijdig rapportbriefjes geschreven te worden om alzo in aanmerking te komen voor de bibliotheekbezoeken. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Hulp gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. Nederlands voor anderstaligen, georganiseerd door een vrijwilliger dewelke ondersteund wordt door het CBE In het kader van deze cursus, worden er screenings afgenomen door het Huis van het Nederlands Vlaams–Brabant, met als doel niveaubepaling. Momenteel worden twee groepen gegeven op de niveaus 1.1 en 1.2. De lessen worden gegeven door vrijwilligers van de gevangenis, ondersteund door het CBE Leuven. Certificaatgerichte computerlessen, georganiseerd door het CVO Viermaal per jaar worden er door het CVO computercursussen georganiseerd. Deze computerlessen bestaan uit een cursus Word, Windows en Powerpoint en betreffen per definitie de enige opleidingen binnen Leuven-Hulp, dewelke een erkend studiebewijs afleveren. Open leercentrum Zoals we al eerder in dit rapport beschreven, richt een dergelijk centrum zich tot verschillende
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
72
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
leervragen, waaronder o.a. theoretisch rijbewijs, leren werken met de computer, rekenen, spelling, enz. Op het moment van ons bezoek aan Leuven-Hulp, was dit leercentrum slechts veertien dagen operationeel en wees men er ons op dat het nog vrij beperkt was gezien de recente opening. Deze beperktheid uit zich in het aanbod ‘leervragen’, zo focust dit centrum zich vandaag vnl. op het beter leren typen, alsook het zelf wat extra oefenen op de PC. Toch wees men er op dat de uitbreiding van dit aanbod zeker tot de doelstellingen behoort. Het open leercentrum is momenteel éénmaal per week geopend, gedurende twee uren. Tijdens zo een sessie van twee uren, worden er maximaal tien personen toegelaten. Een verantwoordelijke van het CBE neemt de concrete organisatie hiervan op zich. Hoewel het open leercentrum nog maar veertien dagen operationeel was, hadden de bevraagde actoren toch het gevoel steeds dezelfde mensen aan te trekken, waardoor zij niet echt de indruk hadden dat er vraag was naar meer openingsuren. Uiteraard kan dit veranderen wanneer het aanbod aan leervragen uitbreidt. Begeleid Individueel Studeren Begeleid Individueel Studeren wordt zeker ook toegepast binnen de Hulp gevangenis van Leuven. Doch merkten de bevraagde actoren de geringe ondersteuning van de cursisten op als problematisch. Zo blijken vele cursisten vroegtijdig af te haken en is het personeel doordrongen van het belang van begeleiding om drop out te voorkomen en/of te beperken. Tevens wezen deze actoren erop dat de examencommissie theoretisch wel bereid is om naar Leuven-Hulp te komen, maar dat dit door o.a. het grote verloop eigen aan een arresthuisen het gebrek aan begeleiding nog nooit gebeurd was. c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Hulp gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Zitdagen VDAB: éénmaal per week Hoewel Leuven-Hulp ook mee opgenomen werd in het project ‘Aan de bak’, loopt enkel het luik van de zitdagen er. Eénmaal per week is de detentieconsulent aanwezig in de Leuven-Hulp. Gedetineerden dienen een rapportbriefje te schrijven om een afspraak te maken met de detentieconsulent. De taak van zo een detentieconsulent tijdens deze zitdagen is zowel de rol van informatieverstrekker, als het uitbouwen van een traject. Gezien de aanwezigheid van verschillende categorieën gedetineerden, heeft dit uiteraard ook implicaties op het vlak van hun noden betreffende arbeidstoeleiding. Zo wees de detentieconsulente erop dat daar waar de beklaagden vnl. veel informatieve en administratieve vragen hebben, de veroordeelden vaak meer nood hebben aan de uitbouw van een concreet traject met o.a. beroepsopleiding, sollicitatietraining, … Binnen deze groep van veroordeelden, merkte zij ook nog op dat er wel degelijk een verschil bestaat tussen degenen die veroordeeld zijn voor een straf minder dan drie jaren of meer. Degenen die tot een straf van minder dan drie jaren veroordeeld werden, komen meestal zonder voorwaarden vrij en hebben dan ook minder vragen naar haar toe. De categorie met straffen boven de drie jaren, dienen voor hun reclasseringsplan een ‘nuttige’ dagbesteding te hebben, hetgeen impliceert dat ze nood hebben aan een uitgewerkt traject. In het kader van het uitwerken van een traject, werd erop gewezen dat steeds het fiat van de PSD noodzakelijk is. Specifiek checkt de PSD of het voorstel tot traject past binnen de reclassering van de desbetreffende gedetineerde. Wat de geïnterneerden betreft, is de situatie volgens haar vergelijkbaar met de veroordeelden tot
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
73
Deel II: Huidige stand van zaken
straffen van minder dan drie jaren138. Vaak hebben geïnterneerden specifieke begeleiding nodig, hetgeen geboden wordt door GTB139. Uit het bovenstaande kunnen we met enige voorzichtigheid concluderen dat de motivatie tot de uitwerking van een arbeidstoeleidingstraject vaak extern is, nl.: in functie van de Strafuitvoeringsrechtsbank. Jobcoach project ‘Try Out’: focus op nazorg Het project ‘Try Out’ wil de overgang van gevangenis naar werk vlotter maken en loopt tegelijkertijd in de Centrale gevangenis en in de Hulpgevangenis van Leuven. Gezien de uitgebreide uitleg hierboven, komen we er nu niet meer op terug. WIS-terminal in de Leuvense gevangenissen In de Leuvense gevangenissen kunnen gedetineerden ook zelf via een WIS-terminal, gevestigd in de bibliotheek, het volledige vacaturebestand raadplegen. De specifieke uitleg van deze terminal gaven we hierboven reeds weer. Om deze WIS-terminal te kunnen raadplegen, zijn de gedetineerden afhankelijk van de openingsuren van de bibliotheek. Zoals we reeds weergaven onder ‘bibliotheekwerking’, kunnen gedetineerden naast hun wekelijks bezoek aan de bibliotheek, nu ook een extra bezoek aanvragen. Sollicitatietraining Jaarlijks wordt er een vorming gegeven door de Jobclub van de VDAB. Thema’s die binnen deze vorming aan bod komen, zijn o.a.: Hoe dien ik een C.V. op te stellen, hoe dien ik te solliciteren met een strafblad, … Er gelden geen objectieve criteria tot deelname aan deze vorming, doch wordt vaak vereist dat de deelnemers uitzicht naar werk hebben op een redelijk korte termijn. Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen Leuven-Hulp. Binnen de gevangenis van Leuven-Hulp is er sprake van een ‘gedeelde’ verantwoordelijkheid op het vlak van de organisatie en coördinatie van de verscheidene activiteiten. Zo zijn er een aantal activiteiten, dewelke de vormingsagent voor zijn rekening neemt, anderen behoren tot de verantwoordelijkheid van de PSD en nog andere tot de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening van het Justitieel Welzijnswerk. Men kan deze opgesplitste verantwoordelijkheden niet onderbrengen in ‘terreinen’, maar deze zijn voortgevloeid uit ontstane tradities. De volledige coördinatie berust heden ten dage bij de vormingsagent, dit omwille van het feit dat de Vlaamse Gemeenschap aangeeft door de overbelasting dit niet te kunnen waarmaken. Vandaar de keuze van de directeur om iemand van Justitie hiermee te ‘belasten’, de zogenaamde vormingsagent. Er is wekelijks een informeel overleg tussen de PSD en de detentieconsulente voor het bespreken van het al dan niet zinvol zijn, in functie van zijn reclassering, van het opstarten van een arbeidstoeleidingstraject. Tweemaal per jaar vindt het welzijnsteam plaats. Partners binnen dit team zijn de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, volledige Justitieel Welzijnswerk-equippe, 138 Zij verschijnen voor de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij. 139 Gespecialiseerde TrajectBepalings- en Begeleidingsdienst
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
74
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
sociaal-cultureelwerkster van De Rode Antraciet, de vormingsagent, de aalmoezenier en moreel consulenten, alsook de herstelconsulent. Het doel van deze samenkomst is om samen de planning van de activiteiten voor het komende half jaar te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Daarnaast fungeert er ook nog een ‘werkgroep activiteiten’, dewelke zeer concrete zaken betreffende de georganiseerde activiteiten bekijkt. Deelnemers aan deze werkgroep zijn de bemiddelaar maatschappelijke hulp- en dienstverlening van het Justitieel Welzijnswerk, een lid van de zorgequipe140, de sociaal-cultureel werkster van De Rode Antraciet, een penitentiair assistente, de vormingsagent, alsook de herstelconsulent. Gemiddeld komt deze werkgroep om de zes weken samen. Doch kan dit variëren naar gelang de noden.
3.1.5. De gevangenis van Mechelen De gevangenis van Mechelen fungeert vandaag als arresthuis voor het gerechtelijk arrondissement Mechelen (ongeveer 60% van de bezetting) en als strafinrichting. De strafinrichting richt zich specifiek tot recidivisten met een problematisch detentieverloop. Met een actuele capaciteit van 72 plaatsen, verblijven er een 120-tal. De gevangenis van Mechelen bevindt zich ook in de moeilijke situatie van het zoeken naar evenwicht tussen de noden van beklaagden en deze van veroordeelden. Daarnaast kan Mechelen ook wel beschouwd worden als een zeer specifieke gevangenis, omdat momenteel alle activiteiten op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding nog exclusief georganiseerd en gecoördineerd worden door het personeel van Justitie. Door personeelstekort, neemt de Vlaamse Gemeenschap (Justitieel Welzijnswerk) haar taak pas op in de loop van 2008.141 Bij aankomst in de gevangenis, worden de gedetineerden door de PSD ingelicht over de verschillende organisaties en hun respectievelijke opdrachten. Vervolgens worden de gedetineerden enerzijds via folders op cel, affiches en het infokanaal op hun televisietoestel en anderzijds via mogelijke individuele doorverwijzing op de hoogte gebracht van de lopende activiteiten. Het hierboven aangehaald infokanaal, is een primeur in België. De gevangenis van Mechelen, De Rode Antraciet, VormingPlus en de opleiding journalistiek aan de KHMechelen zijn samen een uniek project gestart: JAILtv. Televisie door en voor gedetineerden. Gedetineerden en studenten journalistiek vormen samen een redactieraad en bepalen samen de thema’s van het gevangenisjournaal. Voor het binnenlands nieuws (nieuws binnen de gevangenismuren) zijn de gedetineerden verantwoordelijk; voor het buitenlands nieuws (nieuws buiten de gevangenismuren) zorgen de studenten journalistiek van de KHMechelen. Via dit kanaal worden de gedetineerden dus ook geïnformeerd over de lopende activiteiten op de vlakken vorming, opleiding en arbeidstoeleiding.
140 Om de zorg van geïnterneerden beter te omkaderen werd een zorgequipe, op initiatief van de federale regering, opgericht. Deze equipe bestaat minimaal uit een psychiater, een psycholoog, een maatschappelijk assistent, een psychiatrisch verpleegkundige, een ergotherapeut, een opvoeder en een kinesitherapeut. 141 Binnen het welzijnsteam werden afspraken gemaakt om dit vanaf januari 2008 stelselmatig te doen. Justitieel Welzijnswerk neemt momenteel reeds voor een groot gedeelte haar rol op. Enkel het pakket onderwijs/vorming liep wat vertraging op maar ook dat zal vanaf 19 mei 2008 door hen opgenomen worden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
75
Deel II: Huidige stand van zaken
Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Mechelse gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. Omgaan met lastige situaties, verzorgd door De Rode Antraciet Zoals we hierboven reeds weergaven, worden gedetineerden binnen deze cursus bewust gemaakt van het belang van communicatie en worden een aantal sociale vaardigheden geoefend. Deze cursus maakt integraal deel uit van het bestaande aanbod van De Rode Antraciet. Deze cursus wordt tweemaal per jaar georganiseerd, éénmaal in het voorjaar en éénmaal in het najaar. Taalcursus Nederlands, verzorgd door een vrijwillige lesgeefster Alle gedetineerden (zowel Nederlands- als anderstaligen) met een vraag naar Nederlands kunnen bij deze les terecht. Het probleem hiervan is dat dan de verschillende niveaus door elkaar zitten, wat het lesgeven enigszins bemoeilijkt. Deze lessen worden gedurende het hele jaar gegeven, telkens één uur per week. Taalcursus Engels, verzorgd door een vrijwillige lesgeefster Deze taalcursus vindt tweemaal per week plaats, éénmaal voor beginners en éénmaal voor gevorden, en wordt verzorgd door een zelfstandige lesgeefster. Bibliotheekwerking De bibliotheekwerking vormt nog een groot probleem in Mechelen. Zo kunnen gedetineerden zich nog niet naar een lokaal begeven om daar te ‘shoppen’ in het aanbod aan Nederlandstalige en anderstalige boeken. Gedetineerden die wensen een boek te ontvangen, dienen een fiche in te vullen aan de hand van een opgestelde catalogus met de door hun gewenste literatuur. Deze catalogus kan via een rapportbriefje aangevraagd worden. De bevraagde actoren beseffen echter de tekortkoming van deze situatie en willen hier dan ook werk van maken naar de toekomst toe. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de Mechelse gevangenis beschouwd worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. Nederlands voor anderstaligen, georganiseerd door het CVO Nederlands voor anderstaligen (NT2), gegeven door het CVO, gaat afhankelijk van het aantal inschrijvingen tweemaal per jaar door, telkens tweemaal drie lesuren per week. Bedrijfsbeheer, verzorgd door het CVO De cursus bedrijfsbeheer bestaat uit drie modules, dewelke uiteindelijk tot doel hebben een diploma uit te reiken om een zelfstandig beroep te kunnen uitoefenen. Momenteel worden deze drie modules in één pakket gegeven (driemaal drie uren per week). Het vormt dan wel een vrij intensieve cursus, aangezien deze negen uren per week in beslag neemt. Op die manier zijn de cursisten dan echter wel in staat om op drie maanden hun volledig diploma te behalen en komen ze daarenboven in aanmerking voor de aanmoedigingspremies.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
76
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Taalcursussen, georganiseerd door het CVO Er worden door het CVO zowel cursussen Frans als Spaans georganiseerd. Het voordeel van cursussen georganiseerd door het CVO is dat deze diplomagericht zijn. Deze cursussen worden tweemaal per jaar georganiseerd, telkens tweemaal drie lesuren per week. Gezien het grote verloop binnen deze gevangenis (cf. het grote aandeel beklaagden), worden van het Spaans en Frans enkel de beginnerscursus aangeboden. De groep die een beginnerscursus vervolmaakt en dus in staat is om verder te gaan met de gevorderdencursus is binnen deze gevangenis te klein. Men kan zich hier echter terecht de vraag stellen wat dan te doen met de gedetineerden die reeds een behoorlijke basis van een der beide talen bezitten? Computercursussen, georganiseerd door het CVO Het CVO organiseert driemaal per jaar, aan tweemaal drie lesuren per week een cursus initiatie, een cursus Word en een cursus Excel. Begeleid Individueel Studeren Begeleid Individueel Studeren wordt zeker ook toegepast binnen de Mechelse gevangenis. Deze cursisten worden ondersteund door een vrijwilliger van het Justitieel Welzijnswerk. Ondanks deze ondersteuning, slagen er bitter weinig cursisten in deze cursus af te ronden om uiteindelijk een examen af te leggen voor de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. De bevraagde actoren hadden dan ook het gevoel dat gedetineerden deze zelfstudie eerder aanvatten als tijdverdrijf, dan met de motivatie uiteindelijk een diploma te bemachtigen. c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Mechelen beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Op het vlak van arbeidstoeleiding is er binnen de Mechelse gevangenis ook nog werk aan de winkel. Ondanks het feit dat zij nog tot september van dit jaar (2008) dienen te wachten op de komst van de VDAB, zien we dat zij in het verleden toch zelf reeds initiatieven genomen hebben op dit vlak. Zo is er vorig jaar bvb. een infosessie georganiseerd door een bedrijf, gespecialiseerd in dakdekken en het leggen van golfplaten, om alzo de gedetineerden een realistisch beeld te geven over deze beroepen en hen op die manier ook mogelijks te motiveren tot het volgen van een cursus tot opleiding in deze beroepen. Regelmatige contacten tussen PSD en VDAB De PSD neemt regelmatig contact op met VDAB in het kader van de uitwerking van een reclasseringsplan. Alvorens de PSD concreet contact opneemt met de VDAB, tracht zij zelf een concrete oplossing uitgewerkt te hebben. Het hoeft niet te verbazen dat dit een serieuze werklast betekent voor de mensen van de PSD. Zij merkten dan ook op dat het een grote meerwaarde zou inhouden moest de VDAB haar weg tot de gevangenis vinden in Mechelen. Met de uitbouw van het ‘Aan de bak’- programma zit dit er (gelukkig) binnenkort aan te komen. Contacten tussen gedetineerden en VDAB Uiteraard kunnen gedetineerden zich wel wenden tot de VDAB wanneer zij een uitgangspermissie verkrijgen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
77
Deel II: Huidige stand van zaken
Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen de Mechelse gevangenis. De Mechelse situatie is vrij specifiek, aangezien het vnl. de sociaal- cultureel werker van De Rode Antraciet, de mensen van de PSD, alsook de herstelconsulente zijn die de concrete organisatie van de activiteiten op de vlakken vorming, opleiding en arbeidstoeleiding op zich nemen. De coördinatie wordt verricht door de herstelconsulente, in overleg met de adjunct-directeur, om het uiteindelijke fiat van de directeur te verkrijgen. Ons onderzoek vond echter plaats in een overgangsperiode, aangezien Justitieel Welzijnswerk in de loop van dit jaar haar rol op deze drie onderzochte terreinen zal opnemen en Justitie ten dele zal ontlasten. Binnen het welzijnsteam zijn er meerdere subteams operationeel, waaronder een subteam bibliotheekwerking, en onderwijs. Op de verschillende vergaderingen van deze subteams worden niet alleen de verantwoordelijke(n) van de PSD, de verantwoordelijke(n) van het Justitieel Welzijnswerk betrokken en de sociaal-cultureel werker van De Rode Antraciet, maar fungeert dit evenzeer als forum voor externe partners waaronder het CVO, CBE, Stad Mechelen, enz. Het ‘grote’ welzijnsteam komt vier à vijf maal per jaar samen. Net als bij de overige gevangenissen is het doel van deze samenkomst om samen de planning van de activiteiten voor een bepaalde periode te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Partners binnen dit team zijn ook hier de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, volledige Justitieel Welzijnswerkequippe, sociaal-cultureelwerker van De Rode Antraciet, de aalmoezenier en moreel consulenten, alsook de herstelconsulent.
3.1.6. De gevangenis van Oudenaarde Vandaag heeft Oudenaarde met 121 plaatsen een bevolking van een 150-tal mannelijke gedetineerden. Onder hen 10% beklaagden en -bij de definitief veroordeelden- ook een aantal langgestraften. In deze gevangenis loopt sedert 1994 een onderwijsproject dat t.e.m. 2001 op experimentele basis gefinancierd werd, maar dat sedert 2001 opgenomen werd in het ruimere onderwijsproject dat integraal deel uitmaakt van het Strategisch Plan. Men kan binnen Oudenaarde dus spreken over een gedeeltelijke implementatie van het Strategisch Plan, meer specifiek voor wat betreft het onderwijsluik. Oudenaarde is hoofdzakelijk een strafinrichting en dat laat zich, net als in Leuven-Centraal, ook weer voelen in het uitgebreide aanbod aan vorming en vnl. opleiding. Uit wat reeds vooraf ging, weten we inmiddels dat de noden van veroordeelden vaker gericht zijn naar vorming en opleiding en dat de omstandigheden in een zuivere strafinrichting veel gunstiger zijn voor de organisatie van dergelijke activiteiten. Eind 2005 werden er op initiatief van de directeur besprekingen opgestart met de directies van de centra voor basiseducatie en het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen, met als doelstelling een samenwerkingsverband op te richten in de strafinrichting van Oudenaarde. Het resultaat ervan moest een gemeenschappelijke dienst zijn die alle vormingen, opleidingen en activiteiten voor gedetineerden zou opnemen, organiseren en coördineren. Begin februari 2006 ging de dienst van start onder de naam ‘Echo’ (Educatie, Cultuur, Herstel en Ontspanning). Echo bestond bij de oprichting uit de herstelconsulent, een
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
78
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
verantwoordelijke van het Justitieel Welzijnswerk, de onderwijsverantwoordelijke142 en twee penitentiair assistenten. In juli 2006 werd besloten ook een lid van de PSD te laten aansluiten bij Echo. Elk van de leden blijft verantwoordelijk voor zijn of haar eigen werkterrein, maar gezamenlijk vormen ze Echo.143 Voor wat betreft de uitwerking van initiatieven inzake arbeidstoeleiding staat de gevangenis van Oudenaarde daarentegen nog in de kinderschoenen. Gedetineerden worden bij hun ‘intrede’ in de gevangenis onmiddellijk door de PSD op de hoogte gebracht van het Echo-project, alsook van de onderscheiden organisaties en hun respectievelijke opdrachten. Vervolgens worden de gedetineerden enerzijds via folders op cel, affiches en brochures en anderzijds via mogelijke individuele doorverwijzing op de hoogte gebracht van de lopende activiteiten binnen het Echoproject. Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Hoewel het geen eenvoudige opdracht betrof om het Echo project concreet op te splitsen in vorming en opleiding, hebben we getracht dit zo ‘juist’ mogelijk te doen. a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Oudenaarde beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. ‘Vrije lessen’ verzorgd door vrijwilligers Binnen de gevangenis van Oudenaarde benoemt men lessen die niet diplomagericht zijn onder de noemer ‘vrije lessen’. Onder deze noemer vallen de taallessen Spaans, Frans en Engels. Elke cursus gaat wekelijks door, gedurende twee uren. Deze cursussen nemen de vorm van groepslessen aan met een maximum van vijftien deelnemers. Omgaan met lastige situaties/conflictsituaties, verzorgd door vzw De Vuurbloem144 Om kwalitatieve redenen, opteerde de gevangenis van Oudenaarde voor de cursus van De Vuurbloem boven deze van De Rode Antraciet. Net als de cursussen georganiseerd door De Rode Antraciet, levert deze cursus ook een attest op dat kan worden ingezet in het reclasseringsplan. Bibliotheekwerking Net zoals binnen Mechelen, vormt de bibliotheekwerking nog een groot werkpunt naar de toekomst toe. Zo kunnen gedetineerden zich hier ook nog niet naar een lokaal begeven om daar te ‘shoppen’ in het aanbod aan Nederlandstalige en anderstalige boeken. Gedetineerden die wensen een boek te ontvangen, dienen een fiche in te vullen aan de hand van een opgestelde catalogus met de door hun gewenste literatuur. Deze catalogus kan via een rapportbriefje aangevraagd worden. Doch werden al vaak initiatieven genomen tot uitbouw van een bibliotheek, maar deze strandden door een misgelopen relatie met De Rode Antraciet. Gelukkig is dit misverstand van de baan geveegd en worden momenteel de mogelijkheden tot uitbouw van een bibliotheek onderzocht, samen met De Rode Antraciet.
142 Zie 1.5.2 143 STRAFINRICHTING OUDENAARDE, Jaarverslag herstelconsulent 2006. 144 Centrum voor geweldloosheid in de omgang en conflicthantering.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
79
Deel II: Huidige stand van zaken
b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Oudenaarde beschouwd worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. In hoofdstuk 1, bij de beschrijving van de wetgevende initiatieven, wezen we reeds op het feit dat uit ons onderzoek bleek dat Oudenaarde vandaag nog steunt op het decreet van 2002. Concreet houdt dit in dat er binnen Oudenaarde een halftijdse onderwijsverantwoordelijke operationeel is, dewelke een coördinatieopdracht dient te vervullen. Deze coördinatiefunctie houdt in dat basiseducatie (1) individuele onderwijstrajecten moet uittekenen; (2) zelf onderwijs moet verstrekken; (3) het reguliere onderwijsaanbod moet toeleiden naar de gedetineerden; (4) en het geheel van deze inspanningen moet coördineren.145 We merken dan ook op dat binnen de informatiebrochure over onderwijs, er specifiek gewezen wordt op de begeleidende rol van de onderwijscoördinator. Zo is deze coördinator een halve dag per week beschikbaar voor het beantwoorden van vragen, het helpen oplossen van problemen en het adviseren bij de studie. Met deze kennis in ons achterhoofd, werpen we een blik op het aanwezige aanbod. Open leercentrum Zoals we al eerder in dit rapport beschreven, richt een dergelijk centrum zich tot verschillende leervragen, waaronder o.a. theoretisch rijbewijs, leren werken met de computer, rekenen, spelling, enz. Het open leercentrum is momenteel tweemaal per week geopend, gedurende twee uren. Tijdens zo een sessie van twee uren, worden er maximaal tien personen toegelaten. Een verantwoordelijke van het CBE neemt de concrete organisatie hiervan op zich. Diploma (beroeps)secundair onderwijs Om dit diploma te halen, kunnen de kandidaten uit twee afstudeerrichtingen kiezen, waaronder (1) hotel, keuken en gemeenschapsrestauratie en (2) kantoor, kantooradministratie en gegevensbeheer. Er gelden drie voorwaarden om zich voor deze cursussen in te schrijven, nl.: (1) de toelaatbare datum voor V.I. is ten vroegste over drie jaren; (2) Nederlandstalig zijn en (3) gemotiveerd zijn. Binnen deze diplomagerichte opleiding wordt gewerkt volgens een modulair systeem, dit bezit het grote voordeel dat wanneer zij een module afgerond hebben en slagen voor het examen146 zij hiervan een deelcertificaat verkrijgen. Wanneer zij getransfereerd worden of vrijkomen, beschikken ze toch reeds over dit specifieke deelcertificaat. Tweemaal per jaar komt de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap naar de gevangenis van Oudenaarde om deelcertificaten en ‘volwaardige’ diploma’s uit te reiken. Opvallend is de grote interesse en deelname aan deze modules. Rekening houdend met het feit dat anderstaligen buiten dit aanbod vallen, neemt ongeveer de helft van de in aanmerking komende gedetineerden eraan deel.147 De onderwijsverantwoordelijke merkte ook op dat de motivatie van de cursisten zeer verschillend kan zijn. Zo is er een eerder selecte groep die werkelijk tot doel heeft een diploma te behalen, anderen willen vnl. bijleren aan de hand van het volgen van bepaalde modules. 145 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 133- 134. 146 De examens worden afgenomen door de Centrale Examencommissie. 147 Op het moment van ons onderzoek, waren er 42 ingeschreven cursisten.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
80
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Naast het specifieke ‘onderwijs’, houden deze cursussen ook een attitudetraining in. Zo benadrukte de bevraagde onderwijsverantwoordelijke heel veel belang te hechten aan het daadwerkelijk naar de les komen en worden zij ook geresponsabiliseerd verantwoordelijkheid hierin op te nemen. Deze responsablisering wordt geformaliseerd in een engagementsverbintenis148. Een attitude die hen na hun invrijheidsstelling zeker goed van pas zal komen. Voor het doceren van de verschillende lessen, zoekt de gevangenis zelf capabele leerkrachten, dewelke wel een aannemingscontract hebben met CBE. De cursisten ontvangen, ter compensatie, een maandelijkse lesvergoeding. Basiscursus Windows, gegeven door een vertegenwoordiger van het CBE Eénmaal per jaar vindt er een basiscursus Windows plaats. Begeleid Individueel Studeren Begeleid Individueel Studeren wordt slechts door enkelingen gebruikt binnen de gevangenis van Oudenaarde, gezien de mogelijkheid tot begeleide groepslessen. Momenteel houdt er ook niemand zich echt bezig met de ondersteuning van deze cursisten, gezien de reeds bestaande werklast. Open Universiteit Binnen de gevangenis van Oudenaarde zijn er momenteel twee mensen ingeschreven bij deze onderwijsvorm. Ook hier geldt de opmerking dat het gezien de reeds bestaande werklast moeilijk is deze mensen optimaal te kunnen ondersteunen. c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Oudenaarde beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Zoals we in de situering van de gevangenis van Oudenaarde reeds weergaven, staan de initiatieven van arbeidstoeleiding op een laag pitje binnen deze gevangenis. Doch zijn er positieve vooruitzichten, aangezien de VDAB zich engageert om tegen september van dit jaar in elke gevangenis operationeel te zijn. Vermeldenswaardig is echter wel dat deze gevangenis niet wachtte op de komst van de VDAB om reeds initiatieven uit te werken op dit vlak, waarover hieronder meer. Maandelijkse zitdag Gedetineerden die met concrete vragen omtrent ‘arbeid’ na invrijheidsstelling zitten, kunnen vragen om een gesprek te hebben met de medewerker van de VDAB, die éénmaal per maand in de gevangenis langskomt. Deze medewerker focust zich enkel op de vele informatieve vragen. Het concreet opstarten van een dossier is hier (nog) niet mogelijk.
148 Iedere cursist ondertekent deze verbintenis, waarmee hij zich engageert om de lessen te volgen, op tijd te komen, deel te nemen aan de examens, enz.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
81
Deel II: Huidige stand van zaken
Innovatief en projectmatig werken aan werk voor (ex)gedetineerden: een lokaal samenwerkingsinitiatief tussen drie Oost-Vlaamse gevangenissen en ‘De Punt’149. Naast Dendermonde, is ook Oudenaarde in dit reeds besproken project betrokken. Dit project bevindt zich momenteel nog in de voorbereidende fase en is dus bijgevolg nog niet operationeel, doch zeker vermeldenswaardig. Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen de gevangenis van Oudenaarde. In de strafinrichting van Oudenaarde is het Echo die de organisatie en coördinatie vervult van de vormingen en opleidingen. Hier opteerde men dus voor het oprichten van een specifiek orgaan om deze functie te vervullen. Partners van dit overleg zijn de herstelconsulent, een verantwoordelijke van het Justitieel Welzijnswerk, de onderwijsverantwoordelijke, twee penitentiair assistenten en een lid van de PSD. Tweewekelijks komt dit orgaan samen om de stand van zaken te bespreken, alsook nieuwe initiatieven en taakverdeling te bespreken. Uiteraard gebeurt dit alles in nauw overleg en samenwerking met de directeur, die dan ‘informeel’ op de hoogte gebracht wordt van de eventuele evoluties binnen de terreinen van vorming en opleiding. Wat betreft het luik van de arbeidstoeleiding, blijken de initiatieven op dit vlak vervuld te worden door de directeur. Hij staat in voor de contactname van externe diensten op het vlak van arbeidstoeleiding en de directeur coördineert de verschillende initiatieven hieromtrent. Doch worden ook alle andere relevante medewerkers150 van de gevangenis door de directeur uitgenodigd op de overlegmomenten in het kader van initiatieven op het vlak van arbeidstoeleiding. Op die manier is iedereen steeds op de hoogte van de lopende initiatieven. Naast deze tweewekelijkse Echo vergaderingen, die zich vnl. focussen op vormingen en opleidingen, vindt er ook driemaandelijks een welzijnsteam plaats, dat veel breder is dan enkel vormingen en opleidingen. Net als bij de overige gevangenissen is het doel van deze samenkomst om samen de planning van de activiteiten151 voor een bepaalde periode te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Partners binnen dit team zijn ook hier de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, de volledige Justitieel Welzijnswerk-equipe, de sociaal-cultureelwerker van De Rode Antraciet, de aalmoezenier en moreel consulenten, de afgevaardigde van De Punt, alsook de herstelconsulent. Tot slot dienen we binnen deze afdeling toch ook melding te maken van het detentieplan, waarvan de wettelijke basis zich situeert binnen de Basiswet van 12 januari 2005. Oudenaarde is immers als enige niet-Strategisch Plan pilootgevangenis binnen het project van ‘detentieplanning’. Het doel van dit project is om, in overleg en met medewerking van de gedetineerde152, een individueel detentieplan op te stellen. Dit plan wordt opgesteld op basis van een onderzoek naar de persoon en de levenssituatie van de gevangene, om zowel de schade van de detentie zoveel mogelijk te beperken als de doelstellingen van de 149 De Punt richt zich tot startende ondernemers en groeiende bedrijven in de Gentse regio. Centraal in de diensten van De Punt staan de ondersteuning van het ondernemersschap, het creëren van tewerkstelling voor personen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt en de realisatie van maatschappelijk verantwoord ondernemen. 150 Dit betreffen vnl. de mensen van de PSD, Justitieel Welzijnswerk, de onderwijsverantwoordelijke en de herstelconsulent. 151 Hier vallen alle geplande activiteiten onder, waaronder ook de initiatieven inzake arbeidstoeleiding. 152 Het individueel detentieplan kan enkel opgesteld worden voor veroordeelden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
82
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
vrijheidsstraf beter te kunnen nastreven. Momenteel wordt nog geen gebruik gemaakt van dit detentieplan, aangezien men op bovenlokaal niveau nog nadenkt over hoe men hetgeen gesteld in de Basiswet concreet naar de praktijk gaat vertalen. Wij zijn echter de mening toegedaan dat dit plan een grote meerwaarde kan inhouden voor de gedetineerde, op voorwaarde dat de afwezigheid van een dergelijk plan niet negatief aangewend wordt tegen de gedetineerden. De gedetineerden bezitten immers over de vrije keuze tot het al dan niet opstellen van dit plan. Wanneer zij, om welke reden dan ook, ervoor kiezen dit niet op te stellen mogen zij hierop niet afgerekend worden.
3.1.7. Penitentiair Landbouwcentrum Ruiselede Ruiselede kent vandaag een open gevangenisregime. Samen met het landbouwbedrijf van Hoogstraten is het PLC het nog enige actieve veeteeltbedrijf waarvan de oppervlakte 140 ha. bedraagt. Beide hebben zij een gemeenschappelijk melkquotum. Ruiselede heeft een capaciteit van 48 plaatsen voor evenveel gedetineerden, en heeft dus niet te maken met overbevolking. Het betreft gedetineerden met een strafrestant van maximum 5 jaar die zich verbinden tot een drugs- en medicatievrij leven. Met een vaste regelmaat wordt een kleine groep zwaar drugsverslaafden bijeengebracht in het ‘Believe’-project waarbij de groep gedurende 8 maanden een intensief pre-therapeutisch programma volgt. Door de kleinschaligheid en het open regime van deze gevangenis, kent Ruiselede een zeer specifieke dagelijkse werking, dewelke erg verschilt van de voorgaande gevangenissen. Daar waar in de overige gevangenissen werkgroepen, subteams en andere formele overlegorganen ingebouwd werden, gebeurt de dagelijkse werking in deze gevangenis vnl. door informele contacten gezien de beperktheid aan personeel. Opvallend binnen deze gevangenis is ook dat het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding enigszins verschillend is van de overige gevangenissen. Door de beperkte capaciteit hebben zij uiteraard ook een vrij beperkt aanbod, maar voornamelijk een aanbod dat zich focust op datgene dat de gedetineerden volgens deze inrichting werkelijk nodig hebben wanneer ze vrijkomen. Tevens wezen de bevraagde actoren erop dat daar waar de motivatie van gedetineerden in andere gevangenissen, soms deze van ‘bezigheidstherapie’ is, dit hier uitgesloten is omdat elke gedetineerde hier overdag werkt. Als kritieke succesfactor voor het slagen van dergelijke activiteiten, meldden zij dan ook enerzijds het ‘nut’ van de cursus, alsook het belang van motivatie van gedetineerden. Het motiveren van gedetineerden tot deelname aan bepaalde nuttige153 initiatieven binnen deze open inrichting is van cruciaal belang, aangezien zij reeds acht uren intensief hebben moeten werken. Aanwezige aanbod op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Het beperkte aanbod, dienen we te situeren binnen de eigenheid van deze gevangenis. Meer specifiek bedoelen we hiermee de beperkte bezetting, alsook het open regime. Typisch aan dit open regime is de verplichting tot werken overdag, waardoor zij stilaan een arbeidsattitude ontwikkelen, dewelke volgens de bevraagde actoren onontbeerlijk is bij invrijheidsstelling. Tevens hecht men binnen deze georganiseerde activiteiten hier ook veel belang aan het opnemen van 153 Het personeel van deze gevangenis beschouwt activiteiten ‘nuttig’ wanneer deze gericht zijn op de sociale re-integratie.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
83
Deel II: Huidige stand van zaken
verantwoordelijkheid. Zo wordt ook binnen deze gevangenis gewerkt met een contract/ engagementsverbintenis, waarin ze zich verbinden tot het daadwerkelijk komen naar de activiteiten, waarvoor ze zich ingeschreven hebben. Tevens een attitude die hen volgens de bevraagde actoren na hun invrijheidsstelling zeker goed van pas zal komen. Hoewel ze geen diploma’s ontvangen voor de gevolgde cursussen, kan dit wel aangewend worden in hun reclasseringsplan. a) Vorming Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Ruiselede beschouwd worden als behorende tot ‘vorming’. Alvorens dit overzicht aan te vatten, willen we er wel nog op wijzen dat binnen het ‘believe’ project heel wat activiteiten zitten die vormend zijn, zoals het aanleren van sociale vaardigheden, enz. Hoewel dit believe project buiten het opzet van dit onderzoek valt, verdiende dit toch een vermelding binnen deze afdeling. Aanvraag tot cursus op maat rond budgettering bij De Rode Antraciet Op het welzijnsteam werd recent een vraag geformuleerd tot het creëren van een cursus op maat rond budgettering aan De Rode Anctraciet. De Rode Antraciet bekijkt momenteel, samen met het Justitieel Welzijnswerk de mogelijkheden hieromtrent. De reden tot vraag van een dergelijke cursus is de vaststelling dat gedetineerden nu al moeilijk rondkomen met hun beperkt loon in de gevangenis en men een bepaalde attitude wil bijbrengen die hen in staat stelt op een constructieve manier met geld om te gaan. De bevraagde actoren merkten het constructief leren omgaan met geld tevens op als een attitude die hen zeker ook van pas zal komen na invrijheidsstelling. Een kook- en kluscursus, verzorgd door de stedelijke Nijverheidsschool van Brugge Met het oog op hun invrijheidsstelling, acht deze gevangenis, net zoals binnen Leuven-Centraal, het belangrijk dat zij hun eigen ‘potje’ kunnen maken. Doch blijkt het geen evidentie te zijn om ‘stoere’ mannen te motiveren tot deelname aan een ‘kookcursus’, vandaar ook de keuze om de cursus de naam ‘kook- EN KLUScursus’ te geven. Bibliotheekwerking Er is binnen Ruiselede een bibliotheek aanwezig, doch is deze aan vernieuwing van materiaal toe. De gedetineerden kunnen er tweemaal per week heen. De bibliotheek wordt gerund door een gedetineerde. Doch bleek uit ons empirisch onderzoek dat weinig mensen gebruik maken van de bib, aangezien het geen evidentie is om te lezen in een gemeenschapsregime en door de verouderde boeken. Door het gebrekkige aanbod, wordt het wel toegestaan dat een paar vaste lezers boeken laten binnenbrengen door hun familie. Daarnaast zijn er ook nog strips aanwezig op de leefeenheid. De praktijk leert dat deze strips wel veel gelezen worden. b) Opleiding/onderwijs Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Ruiselede beschouwd worden als behorende tot ‘opleiding/onderwijs’. Hier geldt ook de bemerking dat aangezien deze gedetineerden niet zoveel vrije tijd bezitten, er ook minder vragen rond opleiding en onderwijs blijken te zijn. Wanneer specifieke gedetineerden doch een grotere nood hebben aan ‘opleiding’, worden zij vaak getransfereerd naar Oudenaarde.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
84
Hoofdstuk 3: De lokale gevangenis van dichterbij…
Open leercentrum Zoals we al eerder in dit rapport beschreven, richt een dergelijk centrum zich tot verschillende leervragen, waaronder o.a. theoretisch rijbewijs, leren werken met de computer, rekenen, spelling, enz. Het open leercentrum is momenteel tweemaal per week geopend, gedurende twee uren. Tijdens zo een sessie van twee uren, worden er maximaal tien personen toegelaten. Een verantwoordelijke van het CBE neemt de concrete organisatie hiervan op zich. Uit ons verricht veldwerk, bleek dit centrum een grote meerwaarde in te houden. Zo signaliseren zowel de PSD als het Justitieel Welzijnswerk noden van gedetineerden aan dit centrum, waardoor de verantwoordelijke van het CBE hierop kan inspelen. Begeleid Individueel Studeren Begeleid Individueel Studeren wordt ook toegepast binnen deze open inrichting, zij het zeer beperkt. Als mogelijke knelpunten tot zelfstandig studeren werd gewezen op het feit dat gedetineerden hier geen eigen cel hebben, maar overnachten in een slaapzaal. Het leren leven in gemeenschap maakt namelijk integraal deel uit van een open regime. Het is dan ook vrijwel onmogelijk voor deze cursisten om ergens ‘rustig’ te zitten om te kunnen studeren. Vandaar dat er ook bitter weinig cursisten in slagen deze cursus af te ronden. c) Arbeidstoeleiding Hieronder volgt een overzicht van de huidige initiatieven die door de gevangenis van Ruiselede beschouwd worden als behorende tot ‘arbeidstoeleiding’. Hoewel het ‘Aan de bak’ programma nog niet loopt binnen de gevangenis van Ruiselede, heeft dit hen niet weerhouden tot het opzetten van eigen initiatieven op het vlak van arbeidstoeleiding, waarover hieronder meer. Lokaal project tussen plaatselijke VDAB en gevangenis van Ruiselede Er worden binnen dit project acht gedetineerden geselecteerd om in de trainings- en opleidingscentra van de VDAB een specifieke beroepsopleiding te gaan volgen. Er is slechts één voorwaarde tot selectie voor dit project, nl.: de gedetineerde moet binnen het jaar kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt.154 Opvallend aan dit project is dat in tegenstelling tot het ‘Aan de bak’ programma, gedetineerden hier nog niet in het stelsel van beperkte detentie dienen te zitten. De bevraagde actoren merken dit zeker als groot pluspunt op, aangezien de controle op dat moment toch nog hoger ligt dan bij het stelsel van beperkte detentie. Zij worden hier naartoe gebracht met een busje. Goede communicatie tussen PSD, Justitieel Welzijnswerk en VDAB De gedetineerden die geen deel uitmaken van bovengenoemd project, kunnen toch ook al werken aan hun arbeidstoeleiding door de inspanningen die geleverd worden door de PSD en het Justitieel Welzijnswerk. Zij nemen nl. contact op met de VDAB in concrete dossiers, om alzo toch een zeker traject te kunnen uitwerken. Uiteraard betekent dit een bijkomende werklast voor beide instanties, dewelke opgeheven zou worden door de komst van de VDAB tegen september.
154 Dit houdt concreet in dat de gedetineerden binnen het jaar in aanmerking kunnen komen voor een vervroegde invrijheidsstelling (V.I.).
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
85
Deel II: Huidige stand van zaken
Lokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Binnen deze afdeling, trachten we een antwoord te bekomen op hoe de lokale coördinatie verloopt binnen de gevangenis van Ruiselede. Zoals we al eerder aanmerkten, worden binnen deze gevangenis de meeste zaken informeel geregeld tussen directeur, lid van PSD, lid van Justitieel Welzijnswerk, de sociaal-cultureel werker en de herstelconsulent door de kleinschaligheid van deze inrichting. Het is echter wel de herstelconsulent die, in samenwerking met de directrice, de coördinatie van de activiteiten verzorgt. Doch vindt er ook om de twee à drie maanden een officieel overleg plaats, welzijnsteam genaamd. Net als bij de overige gevangenissen is het doel van deze samenkomst om samen de planning van de activiteiten voor een bepaalde periode te bespreken, in functie van de gestelde prioriteiten. Partners binnen dit team zijn ook hier de directie en alle diensten die activiteiten organiseren, waaronder o.a. de voltallige PSD, volledige Justitieel Welzijnswerk-equippe, sociaal-cultureelwerker van De Rode Antraciet, de aalmoezenier en moreel consulenten, alsook de herstelconsulent.
3.2. Het aanwezige aanbod en coördinatiemechanismen geresumeerd… Een verkenning van het aanbod in zeven Vlaamse gevangenissen op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding laat zonder twijfel een veelheid aan initiatieven zien. Een blik op de praktijk leert ons dat ondanks de geobserveerde verscheidenheid in aanbod, wij toch ook heel wat constanten vaststellen. Doch kunnen we vanuit deze wetenschap geenszins spreken van een uniform en coherent beleid. Ons vermoeden dat de concrete activiteiten verschillen van gevangenis tot gevangenis naar gelang de eigen inzichten en de initiatieven van de lokale directie en samenwerking met partners buiten de gevangenis, werd door het empirisch onderzoek grotendeels bevestigd. Opmerkelijk is daarnaast het verschil in aanbod tussen een arresthuis en een inrichting voor strafuitvoering. Zo is het aanbod in inrichtingen voor strafuitvoering vaak veel ruimer dan dit in arresthuizen. Zoals we al eerder weergaven valt dit te verklaren en deels te verantwoorden door heel wat externe factoren, waaronder enerzijds het waargenomen verschil in noden tussen beklaagden en veroordeelden, anderzijds blijken ook heel wat ‘randfactoren’ in een arresthuis de uitbouw van een uitgebreid aanbod in de weg te staan, zoals: het grote verloop, taalbarrières die uit het onderzoek gevoelig hoger blijken te liggen bij de groep beklaagden, overbevolking, tekort aan lokalen, enz. Deze opgesomde randfactoren zijn niet enkel in arresthuizen aanwezig, doch ook in strafinrichtingen, maar volgens de bevraagde actoren opvallend minder. Dit dienen we te begrijpen vanuit de wetenschap dat ‘arresthuizen’ per definitie niemand kunnen weigeren, daar waar dit compleet anders ligt voor strafinrichtingen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
86
Hoofdstuk 4: De bovenlokale coördinatie onderzocht…
Eén van onze leidende onderzoeksvragen, betrof de vraag naar de organisatie van de bovenlokale coördinatie op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen. Doorheen ons empirisch onderzoek werd al vlug duidelijk dat de bovenlokale coördinatie binnen de niet Strategisch Plan gevangenissen vrij beperkt tot nihil is. Daar waar men binnen de pilootgevangenissen enerzijds een Vlaamse stuurgroep installeerde, dewelke instaat voor de evaluatie en opvolging van het Strategisch Plan tussen alle Vlaamse actoren en anderzijds een overlegplatform geïnstalleerd werd tussen FOD Justitie en de Vlaamse Gemeenschap, blijkt de bovenlokale coördinatie binnen de ‘niet-Srategisch Plan’ gevangenissen vrij afwezig te zijn. Vermeldenswaardig binnen de terreinen van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding is de ‘werkgroep vorming en opleiding’ (WEVO) aan Vlaamse zijde. Deze werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de beleidscel Samenleving en Criminaliteit, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, VOCVO, de Rode Antraciet en de VDAB. Zij stelt zich tot doel in te staan voor de bovensectorale vorming en opleiding van bij de implementatie van het Strategisch Plan betrokken actoren. Enigszins betreurenswaardig is het feit dat deze werkgroep zich enkel richt tot de gevangenissen waar het Strategisch Plan reeds operationeel is. In dat opzicht werd ons vermoeden, dat de lokale directeur binnen de niet Strategisch Plan gevangenissen de uiteindelijk beslissende macht heeft, bevestigd. Zo is de Vlaamse Gemeenschap tevens vaak afhankelijk van de goodwill van de directeur, aangezien zij over onvoldoende budgetten beschikken om hun opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren. Doch dient deze stelling enigszins genuanceerd te worden door enkele recente evoluties, die het lokale niveau verplichten rekenschap te geven aan het bovenlokale niveau op tal van cruciale domeinen, waaronder ook het hulp- en dienstverleningsaanbod. We geven hieronder een beknopt overzicht.
4.1. Een overzicht van recente bovenlokale evoluties De operationele plannen per gevangenis: een instrument voor DGePI Vanaf 2006 werd aan de gevangenisdirecties gevraagd om de strategische doelstellingen155 die opgenomen zijn in het managementplan van het 155 Zie bijlage 1
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
87
Deel II: Huidige stand van zaken
directoraat-generaal te vertalen naar operationele doelstellingen. De inhoud van deze operationele doelstellingen is geïnspireerd op de manifeste prioritaire noodwendigheden. Concreet wil dit zeggen dat men een selectie uit de strategische doelstellingen maakt op basis van het prioriteitsgehalte om deze om te zetten tot concrete operationele doelstellingen van de desbetreffende inrichting. Dit plan moet ook opgesteld worden door de gevangenisdirecties behorende tot de ‘niet-Strategisch Plan’ gevangenissen. Het managementplan wordt dan ook het voornaamste hulpmiddel bij de acties in het veld, ongeacht het gaat over de verbeterprojecten of over de core business van de entiteiten. Het stelt een lange termijn strategie van de organisatie op poten die de continuïteit wil garanderen in een constant evoluerende, innoverende en moderne samenleving.156 Op lokaal niveau wordt er met het oog op de vertaling van de strategische naar operationele doelstellingen doorgaans op initiatief van de directeur een werkgroep aangesteld, dewelke tot doel heeft een zo realistisch mogelijk beeld te vormen van de aanwezige pijnpunten, rekening houdend met de behoeften en verwachtingen van de verschillende actoren binnen de inrichting. Deze pijnpunten worden vervolgens geformuleerd als werkpunten/doelstellingen voor het komende werkjaar. Een essentieel onderdeel van deze plannen betreft het onderdeel ‘aangepast hulp- en dienstverleningsaanbod’. Door middel van dit plan zet Justitie een stap in de richting om op een gestructureerde wijze o.a. zicht te krijgen op het aanwezige hulp- en dienstverleningsaanbod binnen de gevangenissen en zet hen door middel van dit plan ook aan om van eventuele lacunes op dit vlak werkpunten en zelfs prioriteiten te maken. Doch zien we dat dit instrument nog hoofdzakelijk een ‘Justitieinstrument’ is en de inbreng van de Vlaamse actoren hier weinig tot niet in aanwezig is. De inbreng van de Vlaamse actoren zou hier nochtans een duidelijke meerwaarde kunnen betekenen. De rol van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk op bovenlokaal niveau Zoals we hierboven reeds weergaven, kregen de welzijnswerkers en sociaal-cultureel werkers van de gemeenschap met het samenwerkingsakkoord van 1994 de hoofdopdracht om het recht op maatschappelijke hulp- en dienstverlening te helpen effectueren. De diensten voor Justitieel Welzijnswerk stonden dus voor een nieuwe uitdaging. Op bovenlokaal niveau vormt het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk een belangrijke speler op het vlak van de ondersteuning en coördinatie van de diensten Justitieel Welzijnswerk, dewelke de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden verzorgen. Dit Steunpunt zet zich in om de kloof te dichten tussen het gevangeniswezen en de brede waaier welzijnsinitiatieven, zodat dit aanbod beter afgestemd kan worden op de reële behoeftes en verwachtingen van de gedetineerden.157 Doch ervaren de medewerkers van het Justitieel Welzijnswerk de rol van het Steunpunt niet als dwingend, maar eerder ondersteunend. Werkgroep Individueel Detentieplan: een bovenlokaal initiatief ter bevordering van de sociale re-integratie Zoals we al vermeldden binnen de beschrijving van de gevangenis van Oudenaarde, kan het opstellen van dit individueel detentieplan een stap in de goede richting zijn om de door de Basiswet geformuleerde doelstelling van sociale re-integratie daadwerkelijk te benaderen. Deze werkgroep heeft tot doel om de concrete vertaling van datgene dat vermeld staat in de Basiswet naar de praktijk voor haar rekening te nemen. Het individueel detentieplan bevat een schets van het detentietraject en, indien van toepassing, van de activiteiten die gericht zijn op het herstel van de schade door de slachtoffers van het misdrijf 156 http://www.just.fgov.be/nl_htm/organisation/html_org_admcentrale/managementplan_2007_3.pdf, geraadpleegd op 17 maart 2008. 157 Integra DESMOS-project, Brug over troebel water, 1998, 6.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
88
Hoofdstuk 4: De bovenlokale coördinatie onderzocht…
geleden. Ook mogelijke overplaatsingen, activiteiten, uitvoering van arbeid en het volgen van opleidingen door de gevangene worden in het detentieplan opgenomen. Dit plan wordt dan opgenomen in een samenwerkingsprotocol dat de directeur van de gevangenis en de veroordeelde dienen te ondertekenen. Indien nodig volgt tijdens de duur van de vrijheidsstraf een aanpassing, onder meer in functie van de evaluatie van de gevangene en van beslissingen die zijn detentietraject kunnen beïnvloeden.158 Uit bovenstaande wordt duidelijk dat er voor het opstellen van dit individueel detentieplan een goede samenwerking tot stand dient te komen tussen de PSD159 en het Justitieel Welzijnswerk160, doch is het dan enigszins betreurenswaardig dat in de ‘werkgroep detentieplanning’ geen mensen van de Vlaamse Gemeenschap zitten. Er werd geopteerd voor de formule om Justitie het implementatieplan te laten opstellen en naderhand mag de Vlaamse Gemeenschap op- en bemerkingen formuleren. Zou het echter niet efficiënter zijn beide partners van bij het begin te betrekken in deze werkgroep? Hoewel dit individueel detentieplan, nog niet operationeel is, dienen we wel te vermelden dat dit kan beschouwd worden als een document dat een niet onbelangrijke link legt met de sociale re-integratie, aangezien dit plan extramuros aangewend kan worden. Uit de info van de bevraagde actoren, merken we al dat het succes van dit plan zal staan of vallen met de al dan niet succesvolle coördinatie en samenwerking tussen Justitie en Vlaamse Gemeenschap. Zoals we al aanhaalden bij de beschrijving van dit initiatief in Oudenaarde, mag dit instrument niet in het nadeel van individuele gedetineerden aangewend worden. Het al dan niet opstellen van dit plan blijft immers een vrije keuze, dewelke dan ook gerespecteerd dient te worden. Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO) Zoals we eerder in dat rapport reeds weergaven, werd begin 2008 het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO) officieel opgericht. Het VOCVO ondersteunt het volwassenenonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap aan gedetineerden. Hoewel zij zelf geen specifiek aanbod verstrekken, kunnen wij hen onmogelijk weglaten uit dit overzicht. VOCVO vzw heeft als doelstelling enerzijds de Centra voor Basiseducatie en anderzijds de Centra voor Volwassenenonderwijs te ondersteunen bij de uitvoering van de opdrachten, door o.a. het ontwikkelen van lesmateriaal en nieuwe lesmethodes. Ook het helpen opmaken van beleidsplannen en het uitwerken van een nascholingsbeleid behoren tot de kerntaken van het VOCVO.161 Deze bundeling van krachten moet leiden tot een beter ondersteund en dus sterker volwassenenonderwijs, ook voor gedetineerden.
4.2. De bovenlokale coördinatie geresumeerd Na een grondige documentanalyse, literatuurstudie en confrontaties met de praktijk werd ons duidelijk dat de coördinatie op bovenlokaal niveau binnen de gevangenissen waar het Strategisch Plan nog niet geïmplementeerd is, zeer summier uitgewerkt is. Zo is er op dit niveau niet eens een orgaan dat Justitie en de Vlaamse Gemeenschap samen brengt. Doch mag deze vaststelling eigenlijk niet verbazen, aangezien uit de gesprekken met institutionele actoren het gebrek aan structurele inbedding en coördinatie nu net de aanleiding bleek te zijn tot ontwikkeling van het Strategisch Plan.
158 FOD JUSTITIE, Detentieplanning 2007. 159 De PSD speelt een belangrijke rol binnen de zogenaamde ‘scharniermomenten’. 160 Het Justitieel Welzijnswerk dient de detentieperiode te begeleiden. 161 http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2008p/0125-consortia-VO.htm, geraadpleegd op 22 februari 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
89
Deel II: Huidige stand van zaken
Met enige voorzichtigheid mogen we toch besluiten dat het de lokale directeur is binnen de door ons onderzochte gevangenissen, die uiteindelijk beslist over welk aanbod aan hulp- en dienstverlening aanwezig is. Uiteraard is hij hierbij afhankelijk van de bereidheid van externe diensten om hun aanbod ook intramuros aan te bieden. De voorbereidende stappen tot samenwerking met bepaalde externe diensten worden, afhankelijk van de eigenheid van de lokale gevangenis, gezet door het aanwezige justitiepersoneel en/of de mensen van Justitieel Welzijnswerk. Recent zien we echter ook bij deze niet Strategisch Plan gevangenissen een evolutie naar een grotere bovenlokale coördinatie. Of deze situatie zal veranderen met de komst van het Strategisch Plan, valt af te wachten.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
90
Deel III: Good practices en knelpunten Binnen dit deel trachten we een overzicht te geven van de zogenaamde ‘good practices’, maar ook zeker de knelpunten. Daar waar we in het vorige deel sterk beschrijvend te werk gingen, willen we binnen dit deel een stap verder gaan en voor een stuk evaluerend te werk gaan. Doch dienen we hier te beklemtonen dat dit deel tot stand komt door de verstrekte info van de bevoorrechte getuigen en we helaas gezien de korte tijdspanne niet in de mogelijkheid verkeerden om de gedetineerden hieromtrent te bevragen. Kortom, we wensen een overzicht te geven van wat er op het moment van ons onderzoek goed draaide, maar ook de punten die ons inziens enigszins problematisch zijn zowel binnen de organisatie als coördinatie en dus naar de toekomst toe aandacht verdienen. Wij baseren ons hiervoor op de uitgebreide literatuurstudie in combinatie met de verworven inzichten door ons empirisch onderzoek162. We opteren ervoor om dit globaal te bespreken en niet per gevangenis, aangezien vele knelpunten alsook good practices samenlopen en het geenszins onze doelstelling is om gevangenissen tegen elkaar af te wegen. Achtereenvolgens behandelen we dan ook: 1. De aanwezige good practices in de onderzochte Vlaamse gevangenissen op zowel het vlak van organisatie en coördinatie van de activiteiten op de drie onderzochte terreinen; 2. De ondervonden knelpunten, dewelke zeker aandacht verdienen met het oog op de realisatie van een optimale organisatie en coördinatie van de activiteiten op de drie onderzochte terreinen We starten dan ook met een overzicht van de ‘good practices’, om alzo over te schakelen op de knelpunten, dewelke hopelijk in de toekomst omgezet worden in werkpunten. 162 De info die we verkregen van de bevoorrechte getuigen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
91
Hoofdstuk 1: De aanwezige ‘good practices’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen…
Naarmate ons onderzoek vorderde, konden we al vrij snel besluiten dat er op deze drie terreinen in vele gevangenissen toch heel wat inspanningen geleverd worden, ondanks de afwezigheid van het Strategisch Plan ter zake. Heel wat van die inspanningen werken dan ook goed tot zelfs zeer goed en kunnen binnen dit kader dan ook aangemerkt worden als zijnde good practices. Naast deze algemeen ondervonden positieve tendensen, krijgen enkele uit het oog springende activiteiten en projecten ook een plaatsje…
1.1. Good practices: het aanbod Binnen dit deel komen de vermeldenswaardige aspecten op vlak van het aanwezige aanbod, hiermee bedoelen we de concrete activiteiten zelf en dus niet de positief waargenomen evoluties op coördinatievlak. Dit kunnen zowel tendensen zijn die waargenomen werden binnen de verschillende onderzochte gevangenissen, alsook bepaalde vooruitstrevende activiteiten die (nog) niet overal waarneembaar zijn. Duidelijkheidshalve maken we wel een opdeling in vorming, opleiding, arbeidstoeleiding en meer algemeen waargenomen good practices. Uiteraard geldt hier de reeds meermaals gemaakte opmerking dat een duidelijke scheiding tussen deze drie terreinen moeilijk is, aangezien de grenzen vaag en soms zelfs arbitrair zijn. Niettegenstaande deze vaststelling trachten we hieronder, vanuit de opgedane kennis uit het empirisch onderzoek, toch een zo realistisch mogelijke opdeling te maken.
1.1.1. Good practices op het vlak van vorming Reeds uitgebouwde samenwerkingsinitiatieven met reguliere bibliotheken en aandacht voor anderstalige gedetineerden binnen de gevangenisbibliotheken Enkele gevangenissen hebben reeds goeddraaiende samenwerkings verbanden opgestart met het reguliere bibliotheekwezen uit de buurt, wat impliceert dat de gedetineerden keuze hebben uit een behoorlijk aanbod aan boeken (Nederlandstalig en anderstalig), dvd’s, cd’s, cd-rom’s, enz. Dit draagt ons inziens sterk bij tot het bewerkstelligen van het normaliseringsbeginsel. Vermeldenswaardig is tevens de uitbouw van anderstalige werken binnen vele gevangenisbibliotheken, zodat anderstaligen van deze voorziening niet uitgesloten worden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
93
Deel III: Good practices en knelpunten
Succesvolle (anonieme) samenwerking met vzw Auxilia voor maatschappelijk kwetsbare mensen Enkele Vlaamse gevangenissen richten hun aanbod ook tot de maatschappelijk kwetsbare groepen, o.a. via het aanbieden van een cursus analfabetisisme en wiskunde. Het succes van deze cursussen ligt grotendeels in de individuele aanpak, waardoor stigmatisering door medegedetineerden vermeden en/of beperkt wordt.
1.1.2. Good practices op het vlak van opleiding/onderwijs De mogelijkheid tot het behalen van een volledig diploma secundair onderwijs via het aanbieden van intensief begeleide groepslessen Anno 2008 kan men uit de zeven onderzochte gevangenissen zowel in Leuven-Centraal als Oudenaarde een volledig secundair diploma in de gevangenis behalen via het volgen van verschillende modules, hetgeen een zeer positieve evolutie betreft! De keuze om per module deelcertificaten af te leveren is tevens een zeer gunstige trend, dewelke motiverend blijkt te werken naar gedetineerden toe. Het modulair opgebouwd onderwijs heeft ook tot voordeel dat de reeds afgelegde modules meegenomen kunnen worden bij eventuele overplaatsingen en zelfs bij invrijheidsstelling, hetgeen de continuïteit van wat intramuros startte zeker bevordert. Overig onderwijs dat erkende studiebewijzen aflevert Cursussen die verzorgd worden door de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie, leveren geldige studiebewijzen op, dewelke ‘buiten’ ook aangewend kunnen worden, hetgeen uiteraard de nagestreefde continuïteit ten goede komt. Dit bevordert ons inziens de positie van de gedetineerde in de vrije samenleving en draagt vanuit die optiek dus bij tot de sociale re-integratie. We zien binnen de verschillende gevangenissen een tendens tot het uitbouwen van dit studiebewijs gericht onderwijs en het afbouwen van het ‘vrijwilligersonderwijs’, doch neemt dit vrijwilligersonderwijs momenteel nog een belangrijke plaats in. De bevraagde institutionele actoren op onderwijsvlak wijzen erop dat ons onderzoek zich duidelijk in een overgangsfase bevindt, aangezien tegen september 2008 in elke gevangenis een onderwijscoördinator operationeel dient te zijn, die concreet gaat zorgen voor de uitbouw van het professioneel onderwijs en afbouw van de bestaande vrijwilligerstradities. Op die manier zouden binnen elke gevangenis evenwaardige opleidingen en studiebewijzen uitgereikt kunnen worden, wat de rechtsgelijkheid tussen gedetineerden uiteraard ten goede komt. Stappen in de goede richting tot het afstemmen van het onderwijs/opleidingen op het arbeidstoeleidingstraject Hiermee bedoelen we niet de beroepsopleidingen die extramuros voorzien worden door het ‘Aan de bak’ programma, maar wel de opleidingen los van dit programma/traject. Zo zien we reeds overtuigende trends in die richting, o.a. via de VCA-opleidingen en de keuze van zogenaamde ‘knelpuntberoepen’ in de afstudeerrichtingen secundair onderwijs. (cf. boekhouden, kok, …) De meermaals genoemde meerwaarde van het open leercentrum Daar waar er een open leercentrum operationeel is, blijkt dit een groot succes te zijn. In dit open leercentrum worden de gedetineerden begeleid in hun leervragen door een verantwoordelijke van het Centrum voor Basiseducatie. De vraag rijst echter of de groep van vaak ‘laaggeschoolde’ gedetineerden
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
94
Hoofdstuk 1: De aanwezige ‘good practices’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen…
geen intensievere begeleiding nodig hebben, aangezien zij per sessie in dit centrum met een groep van acht tot tien mensen aanwezig zijn, soms met erg uiteenlopende leervragen, hetgeen de begeleiding door één enkel iemand bemoeilijkt. Op weg naar effectievere en efficiëntere cursussen Nederlands door de screening van het Huis van het Nederlands Om te vermijden dat verschillende niveaus door elkaar zitten, wat het optimaal lesgeven sterk bemoeilijkt, worden in enkele gevangenissen reeds screeningen doorgevoerd door het Huis van het Nederlands. Dit impliceert natuurlijk dat zowel CBE163 als CVO164 hun aanbod in de gevangenis moeten aanbieden. Doch blijkt deze screening ook een keerzijde te hebben en blijken gedetineerden gepest te worden om hun ‘niveau’. Misschien dient deze screening discreter/anoniemer te verlopen?
1.1.3. Good practices op het vlak van arbeidstoeleiding De succesvolle samenwerking met de VDAB (en andere lokale tewerkstellingsorganisaties) in enkele gevangenissen Hoewel deze samenwerking in bepaalde gevangenissen nog zeer beperkt is, is het hier op zijn plaats melding te maken van het engagement van de VDAB om dit jaar nog in elke Vlaamse gevangenis een basisdienstverlening aan te bieden. Uit de onderzochte gevangenissen, waren er enkele die reeds het volledige ‘Aan de bak’ programma aanbieden. Dit programma werd door meerdere bevraagde actoren aangemerkt als zijnde een degelijke meerwaarde voor het bevorderen van de sociale re-integratiepositie van gedetineerden. Het behoeft namelijk geen verder betoog dat deze samenwerking met de VDAB de arbeidspositievangedetineerdennavrijlatingverstevigt.Uitdeliteratuurblijktdezearbeidspositieversteviging dan weer een positieve impact te hebben op het recidivegevaar.165 Verschillende gevangenisdirecties waren doordrongen van dit belang, zodat er in bepaalde gevangenissen, in afwachting van de implementatie van dit ‘Aan de bak’ programma, lokale initiatieven opgezet werden met hetzij de plaatselijke VDAB, hetzij een andere lokale tewerkstellingsorganisatie. Succesvolle samenwerking met vzw Vokans in het kader van assessment De assessmenttrainingen, die via een grondige en gedragsgerichte evaluatiemethode tot doel hebben een nauwkeurige voorspelling te maken van de toekomstige prestaties van de cursisten, worden reeds in een aantal Vlaamse gevangenissen aangeboden. De gevangenissen die deze cursus aanbieden, wijzen erop dat deze cursus als zeer gunstig ervaren wordt door gedetineerden omdat ze hier op een constructieve manier geconfronteerd worden met hun positieve persoonlijkheidskenmerken. WIS-terminal In de twee Leuvense gevangenissen is er reeds een WIS-terminal beschikbaar en deze wordt door verscheidene bevraagde actoren aangemerkt als zijnde zeer nuttig. Dankzij deze terminal krijgen gedetineerden enerzijds een realistisch beeld van de gevraagde jobs en kunnen zij door middel van dit 163 Laagste niveau 164 Hoger niveau 165 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 71-75.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
95
Deel III: Good practices en knelpunten
instrument zelf initiatief nemen en actief zijn. Het toestel is bovendien heel gebruiksvriendelijk, daar al de bewerkingen gebeuren door aanraking van het scherm. Samengevat kunnen we stellen dat de WISterminal de zoektocht naar werk vergemakkelijkt en het dus beslist de moeite waard is om het toestel te raadplegen. Deze toestellen zijn echter behoorlijk duur en dit houdt de overige gevangenissen tegen tot aankoop hiervan. Een goedkoper alternatief zou kunnen bestaan in het toegankelijk maken van internet voor gedetineerden, eventueel een internetverbinding dewelke beperkt blijft tot het kunnen raadplegen van de VDAB-site. Justitie onderzoekt de mogelijkheden hiertoe, maar dit betreft geen eenvoudige opdracht aangezien het toegankelijk maken van internet risicovol is. Deze WIS-terminal bevindt zich binnen de Leuvense gevangenissen in de bibliotheek. Dit impliceert dat gedetineerden om deze terminal te kunnen raadplegen, afhankelijk zijn van de openingsuren van de bibliotheek. Dit is minder problematisch in Leuven-Centraal, aangezien deze bibliotheek geregeld open is en elke gedetineerde tijdens de verschillende openingsuren er naartoe mag gezien het opendeur regime. In Leuven-Hulp kunnen we hier de nodige vraagtekens bij plaatsen, aangezien gedetineerden hoogstens tweemaal per week de bibliotheek mogen bezoeken en dan gedurende dit bezoek én hun bibliotheekbezoek, én hun raadplegingen op de WIS-terminal moeten verrichten. Daarenboven is er slechts één WIS-terminal beschikbaar, wat problemen veroorzaakt wanneer verschillende gedetineerden deze wensen te raadplegen. Try-out project Een project dat zeker onder de schijnwerpers geplaatst dient te worden, is het try-out project van de VDAB in de twee Leuvense gevangenissen. Innoverend aan dit project is dat het nu net focust op de nazorg, dewelke ons inziens en tevens in de literatuur naar voren geschoven wordt als kritieke succesfactor in het arbeidstoeleidingsaanbod. Tevens belangrijk in dit project is de opvolging door de jobcoach van de gedetineerden in de werkhuizen. De info die bekomen wordt door deze opvolging, bevat ons inziens zeer belangrijke gegevens over de arbeidsattitude van de gedetineerden. Wanneer deze werksituatie in de werkhuizen systematisch opgevolgd wordt, kan dit ons inziens zeer relevant zijn met het oog op het opstellen van hun reclasseringsplan. Het belang van deze werkevaluatie dient wel genuanceerd te worden. Wanneer iemand een niet zo positieve werkattitude in de werkhuizen vertoont, mag dit niet negatief aangewend worden tegen deze gedetineerde omdat deze ‘negatieve’ attitude met tal van andere factoren kan samenhangen eigen aan het ‘gevangeniswerk’, zoals niet aangepast werk, de vaak monotone arbeid, het precaire arbeidsstatuut, de lage vergoeding, enz. Het is echter wel bijzonder jammer dat dit project sinds einde maart beëindigd is. Een mogelijke opvolging en uitbreiding van dit project dient ons inziens zeker geëvalueerd te worden.
1.1.4. Algemene good practices op het vlak van het aanbod De steeds belangrijker wordende responsabilering van gedetineerden door het opstellen van engagementsverbintenissen Zich inschrijven voor een bepaalde activiteit, impliceert het leren opnemen van verantwoordelijkheid binnen dit engagement om o.a. steeds op tijd te komen, deel te nemen aan examens, enz. Deze responsablisering wordt in enkele gevangenissen geformaliseerd in een engagementsverbintenis. Een attitude die hen na hun invrijheidsstelling zeker goed van pas zal komen. De uitgebreide vrijwilligerswerking van het Justitieel Welzijnswerk: naast een ‘pragmatische’, vooral een fundamentele keuze
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
96
Hoofdstuk 1: De aanwezige ‘good practices’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen…
Justitieel Welzijnswerk steunt voor de uitvoering van haar opdrachten op een uitgebreide achterban van vrijwilligers, dit niet alleen omwille van het geringe potentieel aan gesubsidieerde welzijnswerkers, maar vooral vanuit een bewuste keuze. De vrijwilliger symboliseert immers nadrukkelijk de verantwoordelijkheid en de zorg van de samenleving voor haar probleemgroepen. Voor mensen die uit de vrije samenleving verwijderd werden, maar er op een bepaald ogenblik weer hun plaats moeten innemen, is dit van wezenlijk belang. Een warme, ondersteunende, relatie met een vrijwilliger die de justitiabele een gevoel kan geven ‘er toch nog te mogen zijn’, die de gedetineerde een stukje van zijn waardigheid kan teruggeven, die hem met positieve stimulansen terug naar de maatschappij loodst, kan volgens de bevraagde actoren vaak meer bereiken dan de allerbeste professionele inzet. De bewustwording van de nood aan het intensief betrekken en informeren van de penitentiair beambten bij de organisatie van activiteiten Aangezien de penitentiair beambten dagelijks het dichtst vertoeven bij de gedetineerden, vervullen zij een niet te verwaarlozen rol in het sensibiliseren en motiveren van gedetineerden tot deelname aan bepaalde activiteiten. Hiertoe moeten zij uiteraard wel grondig geïnformeerd worden over de verschillende geplande activiteiten. We zien hiertoe talrijke inspanningen, waaronder het aanstellen van o.a. een vormingsagent in een bepaalde gevangenis, het betrekken van penitentiair beambten en penitentiair assistenten in allerhande vergaderingen aangaande de activiteiten, het inlichten via dienstnota’s, nieuwsbrieven, enz. Dit intensief betrekken en informeren van penitentiair beambten blijkt ook heel belangrijk in het kader van het beperken en zelfs voorkomen van stakingen.
1.2. Good practices: de coördinatie Hieronder trachten we een overzicht te geven van de good practices op vlak van de coördinatie. Ook hier geldt de opmerking dat dit zowel tendensen als ‘alleenstaande’ vooruitstrevende initiatieven kunnen betreffen. De werkbare samenwerking tussen vertegenwoordigers van het Justitieel Welzijnswerk en Justitieactoren op de vlakken vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Opvallend was dat er op de drie onderzochte terreinen een sterke samenwerking tussen vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap en vertegenwoordigers van FOD Justitie bestaat. Dit bleek o.a. uit de vele informele regelingen, afspraken en ook de relatief probleemloze terreinverdeling tussen hen. Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding blijken terreinen te zijn waar er zeker geen sprake van ‘concurrentie’ is, maar men daarentegen complementair aan elkaar werkt naar een zo aangepast en uitgebreid mogelijk aanbod. Lokaal166 Vlaams initiatief tot centraliseren van het doorlopen hulp- en dienstverleningstraject door de OASE-map167 (Onderwijs, Arbeid, Welzijn, Sport, Gezondheid, Cultuur en Herstel) Aangezien heel wat gedetineerden deelnemen aan hulp- en dienstverleningsactiviteiten die georganiseerd worden in de gevangenis, kan het bijhouden van opgedane kennis, vaardigheden, evoluties en contactmomenten een waardevolle bron van informatie betekenen. Vandaar het initiatief van de Vlaamse 166 Binnen de gevangenis van Gent 167 Onderwijs/Arbeid/Sport/Educatie
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
97
Deel III: Good practices en knelpunten
Gemeenschap tot het overzichtelijk en gestructureerd registreren hiervan in de zogenaamde OASE-map. Deze map kan door de gedetineerde niet alleen als logboek voor zichzelf of derden gehanteerd worden, maar ook als basis om op terug te vallen bij het uitwerken van de reclassering, wanneer hij overgebracht wordt naar een andere inrichting of bij zijn verdere hulp- en dienstverleningstraject in de vrije samenleving. De chronologie van deelname aan activiteiten, de behaalde attesten/certificaten/getuigschriften/diploma’s, de informatie die aanbodverstrekkers weergeven kunnen uitingen zijn van een persoonlijk engagement tot zelfontplooiing en van een bereidheid om van het beschikbare hulp- en dienstverleningsaanbod gebruik te maken.168 Hoewel wij dit een schitterend initiatief vinden, dienen we er hier ook op te wijzen dat er in België een ‘recht’ op hulp- en dienstverlening bestaat, geen verplichting. Gedetineerden die, om welke reden dan ook, geen gebruik wensen te maken van deze mogelijkheid, mogen hierop niet afgestraft worden. Momenteel wordt er enkel binnen de gevangenis van Gent geëxperimenteerd met deze map, maar het is wel de bedoeling dit initiatief uit te breiden naar de overige Vlaamse gevangenissen, wat ons inziens een zeer belangrijk instrument wordt ter bevordering van de sociale re-integratie. Werkgroep Individueel Detentieplan: een bovenlokaal initiatief ter bevordering van de sociale re-integratie Zoals we al vermeldden kan het opstellen van dit individueel detentieplan een stap in de goede richting zijn om de door de Basiswet geformuleerde doelstelling van sociale re-integratie daadwerkelijk te benaderen. Hoewel het na het lezen van de doelstellingen van dit plan duidelijk werd dat samenwerking tussen Justitie en Vlaamse Gemeenschap hierin onontbeerlijk is, is het spijtig dat de Vlaamse Gemeenschap niet van bij het begin betrokken wordt bij deze werkgroep. De goeddraaiende welzijnsteams en de eventueel daaruit voortvloeiende subteams Elke door ons onderzochte gevangenis, beschikt heden ten dage nog over een operationeel welzijnsteam. Zoals we reeds in het deel omtrent de wetgeving aanhaalden, vormen deze welzijnsteams de organen bij uitstek ter realisatie van de lokale coördinatie, hetgeen ook duidelijk bleek uit het door ons verrichte veldwerk. Doorheen ons onderzoek werden we immers bewust van het feit dat de concrete organisatie van activiteiten rond vorming, opleiding en arbeidstoeleiding een gezamenlijke opdracht is van Justitie en van de Vlaamse Gemeenschap. De samenwerking tussen beide diensten wordt officieel nagestreefd door het welzijnsteam, dat in elke gevangenis opgericht werd. Justitiewerkers en welzijnswerkers, professionele hulpverleners en vrijwilligers ontmoeten elkaar in het welzijnsteam, waar op een aantal plaatsen ook penitentiaire beambten en de directie aan deelnemen. Het welzijnsteam is a.h.w. een platform voor dialoog en taakverdeling, afstemming en planning, wat toelaat te vermijden dat de zorg voor een veilige strafuitvoering en de zorg voor het welzijn van de gedetineerde, met elkaar in botsing zouden komen. In enkele gevangenissen werden vanuit dit ‘groot welzijnsteam’ subteams opgericht, dewelke zich focussen op specifieke aspecten van o.a. het aanbod aan hulp- en dienstverlening, waaronder ook vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Het voordeel van dergelijke subteams is dat deze op regelmatigere basis samenkomen dan het zogenaamd ‘groot’ welzijnsteams. Doch zien we dat daar waar men niet geopteerd heeft voor de oprichting van subteams, er toch ook voldoende dialoog en afstemming is tussen de verantwoordelijke actoren, zij het informeel.
168 K. POLFLIET, Conceptnota oasemap 2007.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
98
Hoofdstuk 1: De aanwezige ‘good practices’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen…
Echo-project: een pareltje op het vlak van coördinatie van de activiteiten en samenwerking tussen interne en externe actoren De gevangenis van Oudenaarde ging nog een stapje verder dan de oprichting van een regelmatig samenkomend subteam, maar richtte een project op waarin interne en externe partners zonder uitzondering tweewekelijks samenkomen. Uit het empirisch onderzoek kunnen we dit project dan ook aanmerken als zijnde een pareltje op het vlak van (formele) samenwerking tussen interne (herstelconsulent, PSD en penitentiair assistenten) en externe actoren (Justitieel Welzijnswerk en onderwijsverantwoordelijke). Dit orgaan staat naast de organisatie, ook in voor de coördinatie van de verschillende activiteiten op de vlakken van vorming en opleiding, uiteraard in nauw overleg en samenwerking met de directeur. De recente evoluties op het vlak van bovenlokale coördinatie De hierboven beschreven recente inspanningen tot het ‘transparanter’ maken van o.a. het aanbod hulpen dienstverlening dat aanwezig is binnen elke gevangenis, kunnen wij enkel maar aanmoedigen. Op die manier wordt dit aanbod, waarover de directeur heden ten dage nog de eindbeslissing heeft, transparanter gemaakt naar het bovenlokale niveau toe.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
99
Hoofdstuk 2: De aanwezige ‘knelpunten’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen…
Naast de hierboven beschreven vermeldenswaardige good practices, bestaan er uiteraard ook nog knelpunten, dewelke hopelijk in de toekomst omgezet worden in werkpunten om alzo bij te dragen tot het optimaliseren van het reeds bestaande aanbod aan en coördinatie van activiteiten op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Aangezien vele ‘knelpunten’ de grenzen van de verschillende gevangenismuren overstijgen, behandelen we ze hier globaal. Net zoals bij de ‘good practices’ geldt hier de opmerking dat het ene knelpunt al uitgesprokener aanwezig is in de ene gevangenis dan in de andere.
Knelpunten: het aanbod Binnen dit deel situeren we de knelpunten op vlak van het aanwezige aanbod, hiermee bedoelen we knelpunten die gelden binnen de concrete activiteiten zelf en dus niet zozeer op vlak van de coördinatie. Het is geenszins de bedoeling te pretenderen dat de hieronder vermelde knelpunten problematisch aanwezig zijn binnen elke gevangenis, doch wel binnen de ‘meeste’ onderzochte gevangenissen. Aangezien de meeste knelpunten meer algemeen waargenomen ‘problemen’ zijn, opteerden we ervoor hier geen afzonderlijke opdeling te maken in vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Het gebrek aan uniformiteit in het aanbod Als belangrijkste knelpunt geldt het reeds meermaals aangehaalde gebrek aan uniformiteit in het aanbod. Toch menen we, door de regelmatig terugkerende initiatieven, een voorzichtige evolutie hiertoe te kunnen waarnemen. Een blijvend engagement van heel wat lokale actoren, alsook belangrijke beleids- en wetgevende initiatieven blijken hieraan niet vreemd te zijn. Doch bleek uit ons onderzoek dat, ondanks de reeds merkbare constanten, het aanbod toch nog sterk kan verschillen van gevangenis tot gevangenis, hetgeen de rechtsgelijkheid van gedetineerden niet ten goede komt. Het Strategisch Plan koestert de doelstelling hier aan tegemoet te komen. Of dit daadwerkelijk zo zal zijn, valt af te wachten. De geringe registratie op de vlakken van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding Tijdens ons empirisch onderzoek stuitten wij snel op de lacune dat er weinig bruikbaar cijfermateriaal aanwezig is over het aantal gedetineerden die instappen in een activiteit, over de drop-out, enz. Nochtans kan deze informatie erg relevant zijn met het oog op een evaluatie van de aangeboden activiteiten.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
101
Deel III: Good practices en knelpunten
Het beperkt aantal toegelaten deelnemers per activiteit Er wordt geen enkele activiteit georganiseerd op deze drie terreinen dewelke méér dan vijftien deelnemers toelaat. Zoals reeds eerder vermeld, wordt deze keuze zowel ingegeven door veiligheidsredenen, alsook praktische overwegingen. Men kan zich hier terecht de vraag stellen of het aanbod dan wel voldoet aan de vraag en of dit niet eerder een druppel op een hete plaat is? Doch bleek uit ons onderzoek in de verschillende gevangenissen dat vaak de cursussen niet eens volledig ‘bezet’ zijn en men het gevoel heeft steeds uit dezelfde vijver aan gedetineerden te vissen. Ons inziens kunnen de penitentiair beambten hierin een belangrijke rol vervullen, door het stimuleren en motiveren van gedetineerden die doorgaans ongeïnteresseerd zijn voor dergelijke activiteiten. De niet te onderschatten weerstand die mogelijk is vanuit de penitentiair beambten Een groot knelpunt in de praktijk blijkt het onbegrip van sommige penitentiair beambten te zijn, waardoor stakingen soms om de hoek loeren. Vandaar dat wij pleiten voor een nog grotere betrekking van deze beambten bij de organisatie en zelfs coördinatie van de verschillende activiteiten. We merken al stappen in die richting, doch is er steeds ruimte voor verbetering! Vele stemmen gaan ook op om de huidige opleiding tot penitentiair beambten te herzien en binnen deze opleiding o.a. meer ruimte te creëren om hen het belang van een aangepast hulp- en dienstverleningsaanbod bij te brengen met het oog op de latere sociale re-integratie. De problematiek eigen aan een arresthuis Meermaals werd in dit rapport de moeilijke situatie aangekaart waarin arresthuizen verkeren om dit specifieke aanbod te kunnen uitbouwen en optimaliseren. De oplossing ligt in het ontwikkelen van zeer efficiënte, maar kortlopende activiteiten, gezien het grote verloop in een arresthuis. Obstakel op dit vlak is echter dat het vaak geen ‘pure’ arresthuizen zijn, maar daarentegen meestal ook nog veroordeelden herbergen. Uit ons onderzoek kunnen we concluderen dat in geval van dergelijke combinaties het gecreëerd gemeenschappelijk aanbod dan eerder inspeelt op de noden van de veroordeelden. In de toekomst zouden deze combinaties ons inziens best vermeden worden, wil men optimaal kunnen inspelen op de noden van de gedetineerden. Doch merkten we dat één specifieke gevangenis er wel in slaagde een apart aanbod te creëren voor beide categorieën, doch met de nuancering dat de beklaagden die daar verblijven sowieso het land uitgezet zullen worden waardoor hun aanbod enigszins beperkt kan blijven. De te geringe aandacht aan nazorg/continuïteit van het aanbod aanwezig binnen de gevangenismuren Uit de literatuur blijkt het grote belang dat gehecht wordt aan de continuïteit binnen het verstrekte aanbod. We merken dat op dit vlak nog veel werk aan de winkel is, doch reeds opmerkelijke initiatieven plaatsgrijpen, waaronder zeker het try-out project, maar ook de keuze van de Centra voor Volwassenonderwijs om hun aanbod in modules op te splitsen en het overige onderwijs gericht op het afleveren van erkende studiebewijzen. We betreuren het vanuit deze wetenschap dan ook zeer sterk dat het try-out project inmiddels stopgezet werd en hopen dat de draad terug opgepikt wordt en dit project tevens uitgebreid wordt naar de overige Vlaamse gevangenissen. Het te beperkte aanbod voor anderstaligen Een belangrijk werkpunt naar de toekomst toe is ons inziens om te werken aan de uitbouw van het aanbod voor anderstaligen, aangezien dit heden ten dage zeer pover is. Wel merken we al enige evoluties in die richting door o.a. de uitbouw van de bibliotheken met anderstalige werken en het aanbieden van de
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
102
Hoofdstuk 2: De aanwezige ‘knelpunten’ binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen…
cursus ‘Nederlands voor anderstaligen’, maar veel veder dan dit reikt het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding169 helaas niet. De nood aan een ‘fysieke’ aanwezigheid van de VDAB Daar waar de VDAB nog niet fysiek aanwezig is, merkt men de grote nood hiertoe aangezien dit binnen die specifieke gevangenissen een extra werklast betekent voor het aanwezige personeel die deze lacune trachten op te vangen, doch niet de vereiste kennis hiertoe hebben. Gelukkig bevinden de gevangenissen zich op dit vlak in een overgangsfase en staan er heuse veranderingen op til. Het intensiever betrekken van de detentieconsulenten (afgevaardigden van de VDAB) in de concrete dossiers Daar waar de VDAB wel reeds fysiek aanwezig is, luidt de vraag naar meer notie van de dossiers, aangezien zij weinig tot geen kennis hebben van de mensen die hen raadplegen. Zij zijn hiervoor aangewezen op informeel contact met de PSD, maar misschien zouden zij ook meer betrokken kunnen worden in de formele overlegorganen. Uiteraard impliceert dit dat de VDAB meer middelen vrijmaakt en hen op die manier de mogelijkheid geeft om nog meer ‘fysiek’ aanwezig te kunnen zijn in de gevangenis. De te beperkte budgetten van de Vlaamse Gemeenschap, in casu het Justitieel Welzijnswerk Binnen de onderzochte gevangenissen, bleken de Justitieel Welzijnswerkers over te weinig budgetten te beschikken om hun volledige opdracht naar behoren te kunnen uitoefenen. Deze lacune wordt momenteel opgevangen via de budgetten van Justitie. Met de nakende implementatie van het Strategisch Plan worden er wel de nodige budgetten vrijgemaakt voor de uitvoering van de opdracht voor de Justitieel Welzijnswerkers. De nood aan begeleiding bij het volgen van een afstandscursus Gedetineerden blijken nood te hebben aan een persoon die hen begeleidt doorheen deze cursussen. Deze begeleiding heeft zeker niet enkel betrekking op het inhoudelijke, maar ook de aanmoediging en motiverende rol van zo iemand blijkt van niet te schatten waarde te zijn. In vele gevangenissen komt men, gezien de reeds bestaande werkdruk, hier niet toe. Ook in dit kader koestert men hoopvolle verwachtingen naar de implementatie van het Strategisch Plan. Het verlies aan loon door deelname aan activiteiten overdag Gedetineerden die zich inschrijven voor een activiteit die overdag plaats vindt, kunnen op dat moment uiteraard niet werken, hetgeen een verlies aan loon impliceert. Dit blijkt een grote belemmering tot deelname te vormen. Doch bestaan er vandaag de aanmoedigingspremies, maar uit ons onderzoek blijken de voorwaarden tot toekenning van deze premies (nog) te hoog te zijn, vnl. de voorwaarde m.b.t. de tijdsduur van de opleiding. Zo bepaalt de ministeriële omzendbrief hieromtrent dat de opleiding minimum negen uur170 per week dient te bedragen, wat in de praktijk vaak te hoog blijkt te zijn.
169 De VDAB hanteert steeds de voorwaarde dat ze de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen. 170 Bij de berekening van het aantal uren worden zowel de cursusuren als –indien deze noodzakelijk zijn voor de studie- de uren zelfstudie in aanmerking genomen. De uren zelfstudie mogen maximum de helft van het aantal cursusuren bedragen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
103
Deel III: Good practices en knelpunten
Het systematisch opvolgen van gedetineerden in de werkhuizen op een constructieve manier Zoals we al eerder in dit rapport vermeldden, houdt deze opvolging een bron van informatie in over arbeidsattitude, hetgeen zeer nuttig kan zijn in het reclasseringsplan. Deze werkevaluaties maakten integraal deel uit van het try-out project, wat ons inziens een lovenswaardig initiatief was. Doch maakten we reeds eerder de opmerking dat het belang van deze werkevaluatie genuanceerd dient te worden. Wanneer iemand een niet zo positieve werkattitude in de werkhuizen vertoont, zou dit niet negatief mogen aangewend worden in het reclasseringsplan tegen deze gedetineerde omdat deze ‘negatieve’ attitude met tal van andere factoren kan samenhangen eigen aan het ‘gevangeniswerk’, zoals niet aangepast werk, de vaak monotone arbeid, het precaire arbeidsstatuut, de lage vergoeding, enz. Doch kan de vaststelling van een negatieve werkattitude wel een teken aan de wand zijn dat hieraan op een constructieve wijze gewerkt dient te worden. De onzekerheid over de datum van invrijheidsstelling in het kader van een V.I. door de Strafuitvoeringsrechtbank Als groot knelpunt in de praktijk werd het gebrek aan een concrete datum van invrijheidsstelling naar voren gebracht. Het is namelijk erg moeilijk om te werken aan een traject inzake arbeidstoeleiding als deze datum nog een groot vraagteken is. De invloed van nadelige randfactoren Als groot obstakel in het verwezenlijken van een uitgebreid aanbod aan hulp- en dienstverlening, in casu vorming, opleiding en arbeidstoeleiding, werd meermaals gewag gemaakt aan de beperkte infrastructuur (het gebrek aan leslokalen, …), de overbevolking, de onderbezetting van personeel, het gebrek aan de nodige budgetten, enz. De vraag naar een groter aanbod aan diplomagericht onderwijs Dit impliceert uiteraard dat de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie hun aanbod intramuros sterker uitwerken. Zoals eerder reeds vermeld, wordt dit gepland tegen september van dit jaar met de aanstelling van de onderwijscoördinatoren. Nood aan een systematische registratie per gedetineerde van het doorlopen hulp- en dienstverleningstraject Uit ons onderzoek merkten we dat de doorlopen activiteiten zelden op een systematische wijze geregistreerd worden. Met het oog op het vervolledigen van het reclasseringsplan is dit ons inziens nochtans onontbeerlijke informatie. Heden ten dage worden ook wel stappen in deze richting gezet door de ontworpen OASE-map en ook het individueel detentieplan, dewelke ons inziens een grote meerwaarde zullen inhouden!
Knelpunten: de coördinatie Wat de coördinatie betreft, zijn we niet echt op ‘knelpunten’ gestoten. De vaak informeel gemaakte taakverdelingen en afspraken blijken volgens de respondenten goed te werken in de praktijk. Wel rijst er de vraag of dit geen problemen gaat opleveren wanneer deze taakverdelingen expliciet geformaliseerd dienen te worden met de komst van het Strategisch Plan. Dit valt uiteraard af te wachten…
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
104
Hoofdstuk 3: De ‘good practices’ en ‘knelpunten’ geresumeerd…
Uit bovenstaande kunnen we zonder enige twijfel besluiten dat, ondanks de afwezigheid van het Strategisch Plan, deze gevangenissen toch heel wat goeddraaiende initiatieven te bieden hebben op het vlak van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Uiteraard geldt er de grote kritiek dat er momenteel absoluut (nog) geen sprake is van uniformiteit. Deze lacune brengt de rechtsgelijkheid van gedetineerden in het gedrang. Een knelpunt waar men met de nakende implementatie van het Strategisch Plan hopelijk aan tegemoet komt. Hoewel er heel wat positieve initiatieven bestaan in de onderzochte Vlaamse gevangenissen, is er steeds ruimte voor verbetering, hetgeen we kunnen aflezen uit het hoofdstuk rond de ‘knelpunten’. Doch situeert ons onderzoek zich overduidelijk in een overgangsfase, aangezien er in de nabije toekomst heel wat te gebeuren staat op de drie onderzochte terreinen, waaronder de aanstelling van een onderwijscoördinator, het engagement van de VDAB tot fysieke aanwezigheid tegen september van dit jaar en het recente participatiedecreet dat ook heel wat mogelijkheden opent naar de uitbouw van de gevangenisbibliotheken. Daarnaast is er de herhaaldelijk aangehaalde nakende implementatie van het Strategisch Plan. We koesteren de hoop dat dit plan vele knelpunten zal opvangen, maar of dit daadwerkelijk zo zal zijn valt uiteraard af te wachten. Onze eigen kritische reflecties op het aanwezige aanbod, de aanwezige organisaties en de bestaande coördinatiemechanismen, zullen in het volgende deel terug te vinden zijn.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
105
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties Daar waar het voorgaande deel hoofdzakelijk een weergave was van de mening van de bevoorrechte getuigen, focust dit deel zich op onze eigen kritische reflectie, gebaseerd op de vergaarde kennis, inzicht en informatie omtrent aanbod, organisaties en coördinatie. Daarnaast trachten we tevens aan de hand van het uitgevoerde veldwerk de eventuele link met de sociale re-integratie te leggen, aangezien dit nu net de achterliggende ideologie betrof van waaruit de Koning Boudewijnstichting dit onderzoek uitschreef. Tot slot werpen we een blik op het Strategisch Plan, aangezien dit plan binnenkort binnen de door ons onderzochte gevangenissen tevens operationeel zal zijn. We kunnen er dus niet onderuit te kijken wat, althans theoretisch, deze implementatie zal inhouden op de drie onderzochte terreinen.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
107
Hoofdstuk 1: Het aanbod, de organisaties en de coördinatie mechanismen vanuit een kritische bril…
De beschrijving van de wetgevende initiatieven maakt duidelijk dat men zowel op nationaal als internationaal niveau doordrongen is van het belang van een aangepast hulp- en dienstverleningsaanbod, ter voorbereiding van de sociale re-integratie van gedetineerden. Als kritische wetenschappers betaamt het ons echter te onderzoeken of de praktijk in overeenstemming is met de theorie, in casu de wetgevende initiatieven. We weten uit de literatuur immers dat de stated goals wel degelijk kunnen verschillen van de real goals.171 Uit het verrichte veldwerk konden we zonder enige twijfel besluiten dat er niet alleen op beleidsniveau, maar ook op lokaal niveau heel wat plaats vindt op de terreinen van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding.172 Dit onderzoek had tevens tot doel om ook zicht te krijgen op de organisaties173 die hierin een rol opnemen, alsook de bestaande coördinatiemechanismen op zowel bovenlokaal, als lokaal niveau. Wanneer we een blik werpen op het schematisch overzicht in bijlage, zien we duidelijk dat ondanks het feit dat de verscheidenheid aan aanbod nog troef is, we toch bepaalde initiatieven binnen meerdere gevangenissen zien terugkomen. Ondanks deze waargenomen voorzichtige positieve evolutie, is er momenteel nog geen sprake van een structureel, geïntegreerd uniform en coherent aanbod. Ons inziens zijn het blijvend engagement van heel wat lokale actoren alsook enkele belangrijke beleidsinitiatieven zowel aan de kant van Justitie als aan de kant van de Vlaamse Gemeenschap factoren die bijdragen aan deze positieve evolutie tot coherentie. Wat het aanwezige aanbod momenteel betreft dient er ons inziens hoofdzakelijk gewerkt te worden aan het sterker aantrekken van externe organisaties om hun aanbod ook intramuros aan te bieden, een taak die sedert het samenwerkingsakkoord van ’94 expliciet toebehoort aan de diensten voor Justitieel Welzijnswerk van de Vlaamse Gemeenschap. Maar in de uitvoering van deze opdracht, duiken allerlei randproblemen op, waaronder het werken in een context waarmee zij niet vertrouwd zijn, de strikte regelgeving waarin sommige voorzieningen gevat zijn wat niet zelden belemmerend werkt, het ontbreken van budget in functie van het realiseren van een aanbod voor gedetineerden, enz. In dit kader pleiten wij dan ook voor bewustwording op beleidsniveau dat het louter belasten van het Justitieel Welzijnswerk met deze opdracht niet voldoende is, maar men tevens extra inspanningen moeten leveren naar de specifieke 171 F.A.C.M. DENKERS, o.c., 168. 172 Zie bijlage 2. 173 Zie bijlage 3.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
109
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties
Vlaamse externe organisaties zodat deze mensen ook daadwerkelijk in de mogelijkheid verkeren om in te gaan op de vraag om intramuros te komen met hun aanbod. Toch slagen enkele externe organisaties174 erin om reeds prominent aanwezig te zijn in meerdere gevangenissen, waaronder De Rode Antraciet175, de VDAB en de voorzieningen van het volwassenenonderwijs (CVO en CBE). Dezelfde opmerking geldt ook voor de diensten voor Justitieel Welzijnswerk. Zo bleek immers uit ons empirisch onderzoek dat deze diensten maar over een zeer beperkt budget beschikken en dat ze vaak aangewezen zijn op de bereidwilligheid van de lokale directeur om hen financiële middelen te verschaffen ter realisatie van hun opdracht. De komst van het Strategisch Plan gaat gepaard met de vrijmaking van bepaalde budgetten. Hopelijk stellen deze budgetten de diensten voor Justitieel Welzijnswerk in staat hun opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren. Naast de vermelde knelpunten inzake het realiseren van het aanbod zelf, zijn er uiteraard nog heel wat factoren eigen aan de gevangeniscontext, die het realiseren van een uitgebreid en aangepast aanbod niet altijd mogelijk maken. Het spreekt voor zich dat de gevangenisdirecties inzake veiligheid een belangrijke verantwoordelijkheid hebben zowel t.a.v. de samenleving als t.a.v. al wie zich in de gevangenis bevindt. Hoe uitgebreid het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding binnen een specifieke gevangenis is, wordt dan ook sterk bepaald door de mate waarin de directie deze activiteiten als bedreigend voor de veiligheid ervaart. Doch merken we hierbinnen een gunstige trend. De activiteiten op de drie onderzochte terreinen worden immers steeds meer als een wezenlijk onderdeel van het systeem ervaren door de directies. In dit bewustwordingsproces speelt de recente Basiswet een niet te onderschatten rol. Ook de penitentiair beambten staan niet onverdeeld positief tegenover initiatieven op deze vlakken. Zoals reeds eerder vermeld, betekent dit voor vele penitentiair beambten ‘meer bewegingen’ en ‘meer werk’. Deze houding wordt nog versterkt door enerzijds de overbevolking in de gevangenissen en anderzijds de onderbezetting van het personeel. De aanhoudende overbevolking en de onderbezetting van het personeel dreigen om het even welk vernieuwend initiatief in de kiem te smoren, dus inspanningen op dit vlak zijn werkelijk onontbeerlijk! Kortom, er dient nog geïnvesteerd te worden in een gunstig inbeddingsklimaat voor dergelijke initiatieven in de gevangenissen, een vaststelling die men reeds in een onderzoek in 1997 deed.176 De gebrekkige en beperkte gevangenisinfrastructuur is een probleem dat reeds lange tijd gekend is. Zo ontbreekt het in bepaalde gevangenissen aan voldoende gemeenschappelijke ruimtes, waardoor het werken in groep bemoeilijkt wordt. Vaak is men dan ook genoodzaakt zijn toevlucht te nemen tot lokalen die oorspronkelijk een andere functie hebben. Wat de waargenomen coördinatiemechanismen betreft, bemerkten we op lokaal niveau niet echt ‘knelpunten’. De gemaakte informele afspraken blijken volgens de bevraagde actoren goed te werken. De voorgaande zin maakt echter reeds duidelijk dat binnen deze zeven onderzochte gevangenissen deze coördinatie voornamelijk volgens stilzwijgende afspraken verloopt. De bevraagde respondenten meldden dan ook dat ze enigszins vreesden voor de formalisering van deze afspraken door de komst van het Strategisch Plan . Op lokaal niveau wordt met de installatie van de welzijnsteams en de eventueel daaruit voortvloeiende subteams structuur gegeven aan het –in functie van het realiseren van dit aanbod174 Zie bijlage 3. 175 Deze organisatie richt zich wel enkel op gedetineerden. 176 M., REGELBRUGGE, “Onderwijs, vorming, sport en cultuur in de Vlaamse gevangenissen”, in DETIENNE, J., ETIENNE, L. en PIERAERTS, M. (eds.), Samenlevingsparticipatie in de gevangenissen, Brussel, Koninklijke Commissie der Beschermingscomité’s, 1997, 86-108.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
110
Hoofdstuk 1: Het aanbod, de organisaties en de coördinatiemechanismen vanuit een kritische bril…
noodzakelijke overleg tussen medewerkers van Justitie en medewerkers van het Justitieel Welzijnswerk. Op bovenlokaal niveau stelt zich tevens de nood aan congruentie, doch laat deze duidelijk op zich wachten wat betreft de zeven onderzochte gevangenissen. Wil men komen tot een geïntegreerd en integraal aanbod dan is er ook op dit beleidsniveau nood aan structureel overleg om alzo een bovenlokale coördinatie te realiseren. Recent zien we wel inspanningen in deze richting, doch is dit nog onvoldoende, aangezien er nog geen orgaan bestaat dewelke Justitie en Vlaamse Gemeenschap op permanente basis samenbrengt rond het coördineren van dit aanbod. De pilootgevangenissen van het Strategisch Plan beschikken wel over deze organen. Of deze organen leiden tot een geïntegreerd en integraal aanbod, kunnen we ons binnen het kader van dit onderzoek niet over uitspreken. Zoals hoger reeds vermeld, kunnen we heden ten dage dus (nog) niet spreken over een uniform, coherent aanbod in de verscheidene gevangenissen. Doch zal de reeds merkbare tendens tot meer coherentie zeker nog versterkt worden door de veranderingen die eraan komen, waaronder de aanstelling van een onderwijscoördinator, het engagement van de VDAB om dit jaar nog in de overige Vlaamse gevangenissen fysiek aanwezig te zijn en de financiële mogelijkheden die het nieuwe participatiedecreet vrijmaakt voor o.a. de uitbouw van de gevangenisbibliotheken. Last but not least, wil men in dit jaar nog het Strategisch Plan operationeel maken in de door ons onderzochte gevangenissen. Wat de komst van dit Plan concreet, althans in theorie, zal inhouden op de vlakken van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding komt later aan bod.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
111
Hoofdstuk 2: Het aanbod aan vorming, opleiding en arbeids toeleiding geanalyseerd vanuit het concept sociale re-integratie.
De sociale re-integratieproblematiek is niet weg te denken uit het maatschappelijke en politieke discours. Binnen de voorbereiding van deze sociale re-integratie nemen vorming, opleiding en arbeidstoeleiding een bijzonder positie in. Gedetineerden vormen immers doorgaans op socio-economisch en professioneel vlak een bijzonder kwetsbare groep, gekenmerkt door een lage opleiding en een onregelmatige loopbaan met periodes van werkloosheid. Daarnaast wordt beroepsopleiding, net als algemene vorming en onderwijs, vaak beschouwd als zinvolle invulling van de detentie. Dit vaak vanuit de ideologie dat deze activiteiten een positieve impact hebben op recidive, aangezien ze onder andere de arbeidspositie van de gedetineerde na zijn vrijlating verstevigen. Een essentiële vraag betreft uiteraard of de waargenomen activiteiten dan ook daadwerkelijk positief bijdragen in de voorbereiding van de sociale re-integratie van gedetineerden. Hiertoe moeten we eerst duidelijk weergeven wat nu net verstaan wordt onder ‘sociale re-integratie’. Er heersen binnen de literatuur verscheidene definities van het begrip sociale integratie. De keuze voor één of andere wijze van definiëren is echter van doorslaggevend belang voor onze evaluatie of de geobserveerde activiteiten de sociale re-integratiepositie van (ex)-gedetineerden al dan niet bevorderen. Vanuit die optiek is de definiëring van de notie sociale integratie strategisch belangrijk, gezien de heterogene, multidimensionele en brede betekenis ervan.177 In navolging van Bouverne-De Bie, definiëren wij deze notie vanuit een structurele benadering, waarbij ‘sociale integratie’ gezien wordt in het spiegelbeeld van ‘sociale uitsluiting’. Beide zijn verbonden met sociale en economische krachten, waardoor bepaalde personen verglijden naar de marge van de samenleving. Daarbij kunnen zij uitgesloten worden op één of meerdere gebieden, zoals werk en/of woonst. Uitsluiting kan ook letterlijk en opzettelijk zijn, zoals bij gedetineerden, die fysisch afgezonderd worden van de samenleving. Sociale uitsluiting binnen deze structurele benadering kan ook omschreven worden als het ontzeggen of niet verwezenlijken van sociale grondrechten.178 Deze sociale grondrechten zijn in ons land vastgelegd in de grondwet, wat past in het kader van de ontwikkeling van de verzorgingsstaat en van de onderscheiden functies die de overheid hierin te vervullen heeft. Artikel 23 van de gecoördineerde 177 M. BOUVERNE-DE BIE en R. ROOSE, “het begrip sociale integratie”, in GOETHALS, J. en BOUVERNE-DE BIE, M. (eds.), Voorwaardelijke invrijheidstelling: wetgeving, predictie en begeleiding, Gent, Academia Press, 2000, 168. 178 M. BOUVERNE-DE BIE, “Het forensisch welzijnswerk en de ‘sociale integratie’ doelstelling” in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 351-380.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
113
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties
grondwet van 1994 stelt dat ieder het recht heeft een menswaardig bestaan te leiden. Wanneer we dit artikel grondig lezen, bemerken we dat dit artikel het recht op een menswaardig bestaan concretiseert naar vijf terreinen, zijnde (1) arbeid, (2) sociale zekerheid en bescherming van de gezondheid, (3) huisvesting, (4) bescherming van een gezond leefmilieu en (5) culturele en maatschappelijke ontplooiing. Deze terreinen worden nu ook precies beschouwd als deelterreinen binnen het begrip sociale (re-) integratie. Op elk van deze terreinen worden goederen of diensten verdeeld die een betekenis hebben in relatie tot het basisrecht van eenieder in de mogelijkheid te verkeren een menswaardig bestaan te leiden.179 Sociale integratie verloopt via de participatie aan deze verschillende terreinen of levenssferen, die tegelijk ook essentiële voorwaarden zijn tot een menswaardig bestaan. Deze structurele benadering van het begrip sociale integratie omvat drie dimensies, zijnde de functionele180, morele181 en expressieve182 dimensie. Binnen het kader van dit onderzoek lag onze focus op de terreinen van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding voor gedetineerden met het oog op voorbereiding van de sociale re-integratie. Deze drie onderzochte domeinen vallen duidelijk onder de in artikel 23 bedoelde sociale grondrechten dewelke noodzakelijk zijn om een menswaardig bestaan te kunnen leiden, i.h.b. arbeid en culturele en maatschappelijke ontplooiing. Op basis van deze structurele benadering moet er dan ook onderzocht worden of de activiteiten die aangeboden worden op deze drie domeinen een reële effectuering van die sociale grondrechten bevorderen en aldus bijdragen aan de versteviging van de re-integratiepositie van (ex)-gedetineerden op de drie vermelde dimensies. Maar alvorens naar het concrete aanbod in de gevangenissen te kijken, is het ook belangrijk om in navolging van de Basiswet, de interactie tussen beperking van de detentieschade en voorbereiding van de sociale re-integratie in herinnering te brengen. Beperking van de detentieschade is immers een essentiële voorwaarde voor zowel het eerbiedigen van de menselijke waardigheid als voor de voorbereiding van de sociale re-integratie. Dit vanuit de optiek dat de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, alle goede bedoelingen van wie dan ook ten spijt, een voorspelbaar risico inhoudt om meer schade aan te richten dan nuttige effecten te sorteren.183 Het inrichten van de detentie op een zodanige manier, dat de gedetineerden zo min mogelijk schade oplopen en daardoor hun kansen op een normaal leven naderhand zo min mogelijk worden aangetast, is de voorwaarde waaronder men kan denken over de verbetering van de toekomstmogelijkheden van gedetineerden.184
179 M. BOUVERNE-DE BIE en R. ROOSE, l.c., 171-174. 180 Deze dimensie stelt de vraag of het aanbod hefbomen biedt op verscheiden levensdomeinen. 181 Deze dimensie stelt de vraag of elkeen gebruik kan maken van het aanbod. 182 Deze dimensie stelt de vraag of het beleid zo georganiseerd is dat iedereen zich hierop aangesproken voelt; of het voldoende aansluit bij de concrete persoonlijke situatie en context van de betrokkenen. 183 L. DUPONT, “Proeve van een voorontwerp van beginselenwet gevangeniswezen en tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen”, in DUPONT, L. (ed.), Op weg naar een beginselenwet gevangeniswezen, Leuven, Universitaire pers Leuven, 1998, 140-141 en 143-144. 184 J.J.J. TULKENS, “Koersen of laveren; over de nieuwe vrijheidsstraf en haar hindernissen”, Sancties 1994, 245.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
114
Hoofdstuk 2: Het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding geanalyseerd vanuit het concept sociale re-integratie
Wanneer we nu het geobserveerde aanbod willen analyseren vanuit de doelstelling van sociale re-integratie, dienen we ons derhalve te focussen op vier vragen, namelijk: 1. dragen de activiteiten bij tot een beperking van de detentieschade? 2. dragen de activiteiten bij tot een betere re-integratiepositie van gedetineerden op de verschillende gebieden die van belang zijn voor de terugkeer van gedetineerden naar de samenleving (cf. functionele dimensie)? 3. bereikt het aanbod alle gedetineerden die hier behoefte aan hebben (cf. morele dimensie)? 4. slagen de activiteiten er daadwerkelijk in om rekening te houden met en aan te sluiten bij de individuele, persoonlijke waarden en behoeften van gedetineerden (cf. expressieve dimensie)? (1) Dragen de activiteiten bij tot een beperking van de detentieschade? Uit de literatuur blijkt dat de detentieschade, die inherent is aan de vrijheidsberoving en de specifieke kenmerken van gevangenissen als totale instellingen, kan beperkt worden door een actief en zinvol regime aan te bieden, waarbij aandacht besteed wordt aan drie fundamentele behoeften van gedetineerden: • comfort’: access to basic ‘creature comforts’ such as food, shelter, medical services and protection from physical harm; access to sensory and cognitive stimulation; access to some means of satisfying the need for recognition (status), independence (to make one’s own decisions), protection, acceptance by other people; • ‘control’: the fundamental need of human beings to believe that they exercise some form of control over their fate and environment; this can be answered by offering inmates a number of choices (e.g. between activities, possibilities of association, etc.) and by encouraging prisoner participation in the organization of prison life; • ‘meaning’: every human being’s existence must have some meaning, which encompasses religious, philosophical or experiential concerns; education and training courses can thus offer long-term goals and motivations which may help prisoners retain a sense of worth and self-esteem.185 Wanneer we naar het specifieke aanbod kijken, kunnen we stellen dat de verschillende aangeboden activiteiten positief zijn ten aanzien van de drie vermelde aspecten: • ‘comfort’: cognitieve stimulatie, erkenning, autonomie, aanvaarding door andere personen; • ‘control’: keuzemogelijkheden tussen verschillende activiteiten, participatie in de organisatie van het gevangenisleven; • ‘meaning’: onderwijs en vorming als lange termijn doelstellingen en motivatie, waardoor gedetineerden hun zelfrespect behouden. De aangeboden activiteiten dragen derhalve bij tot beperking van de detentieschade, die op zichzelf een voorwaarde is tot voorbereiding van de sociale re-integratie. We kunnen met andere woorden zonder enige twijfel bevestigend antwoorden op de eerste vraag.
185 S. SNACKEN, Long-term prisoners and violent offenders, in: 12th Conference of Directors of Prison Administration, Council of Europe Publishing, 1999, 43-74 en 54-55.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
115
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties
(2) Dragen de activiteiten bij tot een betere re-integratiepositie van gedetineerden op de verschillende gebieden die van belang zijn voor de terugkeer van gedetineerden naar de samenleving (cf. functionele dimensie)? Binnen de literatuur worden vorming, opleiding en arbeidstoeleiding beschouwd als belangrijke hefbomen naar de sociale re-integratie toe.186 De geobserveerde activiteiten dragen wel degelijk bij tot een versterking van de positie van gedetineerden op verschillende deelterreinen die van belang zijn voor de sociale re-integratie, waardoor we ook de tweede vraag bevestigend kunnen beantwoorden. Doch wensen we hier nog een kritische succesfactor bij te plaatsen, zo vereist een succesvolle (voorbereiding van de) re-integratie echter ook continuïteit tussen wat intramuros aangeboden wordt en de nazorg die extramuros voor verdere opvolging en begeleiding zorgt.187 Vanuit deze wetenschap dragen bv. de arbeidstoeleiding en het onderwijs dat erkende certificaten oplevert sterk bij tot de versteviging van de sociale re-integratie. Wat de arbeidstoeleiding betreft vormde ons inziens het try-out project een zeer lovend initiatief op het vlak van het bevorderen van de re-integratiepositie van (ex)-gedetineerden. De inspanningen die binnen dit project geleverd werden tot het vinden van een ‘aangepaste’ job voor de desbetreffende persoon en vnl. ook de inspanningen die geleverd werden om die persoon te helpen zijn job te behouden (cf. nazorg), wierpen duidelijk vruchten af. Uiteraard lukte dit niet bij iedereen en liepen er nu en dan dingen fout, doch bleek dit project voor een niet onbelangrijk deel (ex)-gedetineerden wel succes te boeken. Wij pleiten er in dit opzicht dan ook voor dat de heropstart en uitbreiding van dit project overwogen wordt. Ook andere arbeidstoeleidingsprojecten zijn zeker lovenswaardig en wierpen vruchten af, zoals het ‘Aan de bak’ programma. . Hierbinnen gaat op dit ogenblik echter weinig aandacht naar de nazorg, hetgeen nu net essentieel is wil men bijdragen aan een versteviging van de re-integratiepositie van (ex)-gedetineerden. Uit de literatuur bleek immers meermaals dat wanneer men intramuros werkt aan het creëren van een sterkere arbeidspositie, de verwachtingen van de gedetineerden stijgen, aangezien zij voornamelijk uit kansarme en zwakke posities vertrokken zijn. Wanneer deze verwachtingen bij invrijheidstelling dan niet ingewilligd worden, blijkt dit tot nog grotere frustraties te leiden. Ons inziens verdient deze nazorg extra aandacht naar de toekomst toe, toch willen we hier nogmaals beklemtonen dat de VDAB reeds voortreffelijke inspanningen levert naar gedetineerden toe. Wij hopen dan ook dat de aandacht van de VDAB (en eventueel andere arbeidsorganisaties) voor deze specifieke doelgroep niet gaat verzwakken en men inspanningen blijft leveren met in de toekomst hopelijk een grotere aandacht voor de nazorg. Wat het certificaat gericht onderwijs betreft, merken we reeds gunstige evoluties in de zin van het prominenter aanwezig zijn van het CVO en het CBE in de verschillende gevangenissen. Dat ons onderzoek zich situeert in een overgangsfase, blijkt onder meer uit het feit dat tegen september in elke Vlaamse gevangenis een onderwijscoördinator aanwezig dient te zijn, wiens taak er o.a. in zal bestaan het certificaatgericht aanbod uit te breiden en stilaan te werken aan de afbouw van het ‘vrijwilligersonderwijs’. 186 VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 199 p. en VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/rapportgemeenschapachtertralies. doc, geraadpleegd op 5 februari 2008, 221 p. 187 S. TAXMAN, D. YOUNG en J.M. BYRNE, l.c., 245-248.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
116
Hoofdstuk 2: Het aanbod aan vorming, opleiding en arbeidstoeleiding geanalyseerd vanuit het concept sociale re-integratie
Het bekomen van gelijkwaardige certificaten in elke Vlaamse gevangenis zal de rechtsgelijkheid van gedetineerden zeker ten goede komen. Nochtans willen we ook de meerwaarde van vrijwillige leerkrachten benadrukken. Zoals we reeds in het voorgaande deel vermeldden, houden de individuele lessen van de vzw Auxilia bijvoorbeeld een grote meerwaarde in, vnl. in de strijd tegen de stigmatisering door medegedetineerden. Met de komst van de onderwijscoördinator bestaat de mogelijkheid dat ook deze vorm van ‘vrijwilligerswerking’ afgebouwd zal worden, wat jammer zou zijn. We pleiten er dan ook voor dat men de individuele aanpak voor o.a. analfabeten evalueert en indien mogelijk hiervoor ook in het ‘nieuwe systeem’ opteert. Onderwijs gedoceerd door vrijwilligers kan ook een niet te onderschatten rol vervullen naar de sociale re-integratie toe, aangezien het werken met vrijwilligers de zorg en interesse uit de samenleving symboliseert. De aandacht voor onderwijs en opleiding mag dan ook zeker niet verzwakken! Binnen deze wetenschap, is het belangrijk dat men jaarlijks de ingevoerde initiatieven evalueert en indien nodig de vereiste aanpassingen doet. Tot slot, rest er ons het aanbod aan vorming. Wanneer we teruggrijpen naar artikel 23 van de Grondwet, ressorteert vorming, net zoals opleiding en onderwijs, onder de maatschappelijke en culturele ontplooiing. Gezien het opzet van dit onderzoek, waren wij genoodzaakt ergens de grens te trekken van wat als ‘vormend’ beschouwd wordt, wat geenszins eenvoudig is, en wij hebben zeker niet de pretentie te veronderstellen dat ons overzicht allesomvattend is. Zo zijn herstelgerichte activiteiten bij uitstek ook zeker ‘vormend’ bedoeld, maar omwille van hun specificiteit niet opgenomen in dit onderzoek. Wanneer we een blik werpen op het schematisch overzicht in bijlage, dienen we te besluiten dat de onder ‘vorming’ vermelde initiatieven stuk voor stuk op een bepaalde manier bijdragen tot de sociale re-integratie, ook al leveren deze cursussen slechts ‘attesten’ op, dewelke extramuros geen waarde hebben. De ‘vormende’ cursussen leveren immers elk een bepaalde attitude, kennis, vaardigheid, enz. op die ons inziens zeker bijdraagt tot een grotere menswaardigheid en dewelke ook onontbeerlijk is bij invrijheidsstelling.We kunnen dus zeker besluiten dat de verschillende activiteiten, ressorterend onder de noemers vorming, opleiding en arbeidstoeleiding elk op hun eigen manier bijdragen aan de versteviging van de sociale re-integratiepositie van gedetineerden. (3) Bereikt het aanbod alle gedetineerden die hier behoefte aan hebben (cf. morele dimensie)? De vraag naar het bereik van het aanbod, vormt tevens een belangrijke vraag ter evaluatie van het aanwezige aanbod binnen de onderzochte Vlaamse gevangenissen. Door het ontbreken van systematische registraties weten we evenwel niet hoeveel gedetineerden door dit aanbod bereikt worden. We weten wel dat er zelden een activiteit georganiseerd wordt, dewelke meer dan vijftien deelnemers toelaat uit vnl. veiligheidsoverwegingen. Om een passend antwoord op deze vraag te verkrijgen, is een bevraging van gedetineerden zelf onontbeerlijk. Binnen het kader van dit onderzoek, verkeerden wij niet in deze mogelijkheid. Zo dienen we ons ook bewust te zijn van het feit dat er naast formele selectiecriteria, ook andere informele normen kunnen bestaan die de ‘toegang’ tot dergelijk aanbod belemmeren.188 Om deze vraag naar behoren te kunnen beantwoorden, is meer wetenschappelijk onderzoek vereist.
188 T. VANTHUYNE en R. ROOSE, “Naar een kwaliteitsvol kwaliteitsconcept. Forensisch welzijnswerk als casus”, Alert 2004, 1-6.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
117
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties
(4) Slagen de activiteiten er daadwerkelijk in om rekening te houden met en aan te sluiten bij de individuele, persoonlijke waarden en behoeften van gedetineerden (cf. expressieve dimensie)? Dit betreft de vraag of degene voor wie de hulp bedoeld is er ook daadwerkelijk iets mee is. Het spreekt voor zich dat we binnen het kader van dit onderzoek geen uitspraak kunnen doen over deze vraag. Dit veronderstelt immers onderzoek naar de relatie tussen het aanbod aan activiteiten met het oog op ‘sociale re-integratie’ en de behoeften van individuele gedetineerden tijdens de detentie en na de invrijheidstelling. Dergelijk onderzoek was uiteraard niet mogelijk tijdens het korte tijdsbestek van onze opdracht, waardoor we het antwoord op deze vraag schuldig moeten blijven. Wel kunnen we er op wijzen dat individualisering van het aanbod een kritieke succesfactor is om aan deze expressieve dimensie tegemoet te kunnen komen. Om aan deze individualisering te voldoen, dient detentiebegeleiding aangemerkt te worden als een gemeenschappelijke opdracht van Justitie en de Vlaamse Gemeenschap. We zien recent dan ook duidelijk stappen in de richting van het erkennen van deze gemeenschappelijke opdracht, o.a. via het individueel detentieplan als onderdeel van de Basiswet, waarin men beseft dat samenwerking tussen beide beleidsniveaus onontbeerlijk is binnen dit individualiseringsinitiatief. Dit individueel detentieplan, dat momenteel nog in de kinderschoenen staat, kan uitgroeien tot een zeer belangrijk instrument met het oog op de sociale re-integratie, aangezien men dit opgemaakt plan, en zijn realisering, ‘buiten’ kan aanwenden. Binnen de uitwerking van dit plan worden immers de specifieke hinderpalen voor re-integratie gedetecteerd en worden desbetreffend oplossingsstrategieën uitgewerkt, waarin tevens, in overleg met de gedetineerde, de activiteiten voorgeprogrammeerd worden die hem in het perspectief van zijn invrijheidsstelling van dienst kunnen zijn.189 Dergelijk initiatief kunnen wij, als wetenschappers, dan ook maar enkel aanmoedigen. Doch willen we hier herinneren aan de kritische noot die geuit werd ten aanzien van het voorbereiden van een voorwaardelijke invrijheidstelling door de justitiële diensten, waarbij het ontwikkelen van dergelijk plan soms over het hoofd en zonder reële participatie van de gedetineerde gebeurde, wat tot paternalistische of irrealistische voorwaarden kon leiden.190 De Basiswet stelt trouwens expliciet dat de participatie van de gedetineerde moet gezocht worden.191 Dit individueel detentieplan moet dan ook aansluiting kunnen vinden bij het recht op maatschappelijke dienstverlening dat door de Gemeenschappen moet gewaarborgd worden.192
189 L. DUPONT, l.c., 143-144. 190 S. RIGUEL, “Le point de vue d’un directeur de prison, in BOSLY, H-D. en MALEVE, B., La libération conditionelle: évaluation des pratiques. Actes du colloque du 4 avril 2000, Nivelle, Conférence du jeune barreau de Nivelles, 2000, 57-70. 191 Art. 38 van de Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, B.S. 1 februari 2005. 192 M. BOUVERNE-DE BIE, l.c., 372-373.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
118
Hoofdstuk 3: De komst van het Strategisch Plan193
De inhoud van het Strategisch Plan kwam reeds uitgebreid aan bod in deel II en we gaan dit hier dan ook niet herhalen. We gaven reeds herhaaldelijk in dit rapport weer, dat er dit jaar nog een uitbreiding van dit Plan voorzien wordt naar de overige Vlaamse gevangenissen, m.a.w. de gevangenissen die wij onderzochten. Wanneer we de verschillende beleidsplannen bestudeerden in combinatie met de verkennende gesprekken met bepaalde institutionele actoren, merkten we dat de implementatie van dit plan heel wat veranderingen te weeg brengt, zowel op het vlak van het aanbod als de coördinatiemechanismen op lokaal vlak. Maar ook op bovenlokaal niveau brengt dit Plan heel wat veranderingen met zich mee, waarover hieronder meer. De implementatie van dit Plan gaat (gelukkig) gepaard met een vrijmaking van budget, waardoor de mensen op het terrein hopelijk in staat zullen zijn hun opdracht naar behoren te kunnen uitoefenen. Niet zelden immers kwam dit gebrek aan budget in de gesprekken naar voren als zijnde één van de grootste knelpunten op het terrein. 193 Doel van het Strategisch Plan is een optimale inbedding en integratie van de voorzieningen van de Vlaamse Gemeenschap in de gevangenissen met het oog op een gecoördineerde en integrale hulp- en dienstverlening. Hiertoe worden lokaal dan ook allerlei samenwerkingsstructuren geïnstalleerd, waaronder de ‘planningsteams maatschappelijke dienstverlening’ (PMD). Het PMD is samengesteld uit vertegenwoordigers van de belangrijkste sectoren van de Vlaamse hulp- en dienstverlening, wordt gecoördineerd door een beleidsmedewerker van de Vlaamse Gemeenschap, en bijgewoond door vertegenwoordigers van de gevangenis. Het PMD moet op maat van de concrete gevangenis/ populatie een operationeel model voor een omvattend aanbod van hulp- en dienstverlening uitstippelen. Het gaat er dus om zo precies mogelijk weer te geven wat men in een concrete gevangenis met een concrete populatie wil gaan doen op o.a. de vlakken vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. Tevens dient men hiertoe zo nauwkeurig mogelijk weer te geven welke middelen nodig zijn om deze doelen te bereiken. Verder voorziet het concept in de geleidelijke invulling van diverse functies in de gevangenissen door vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, waaronder een beleidsfunctie met het oog op de algemene coördinatie van de hulp- en dienstverlening in de gevangenis, een toeleidings- en coördinatiefunctie en een (integrale traject-) 193 VL A AMSE REGERING, Strategisch plan van de Vlaamse gemeenschap. Missie, krachtlijnen, ambities, strategieën en kritische succesfactoren, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/ strategischplanhulpendienstverleningaangedetineerden.pdf, geraadpleegd op 4 februari 2008, 73 p.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
119
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties
begeleidingsfunctie, respectievelijk waargenomen door een beleidsmedewerker, organisatieondersteuner en een trajectbegeleider.194 Op bovenlokaal niveau worden ook allerlei samenwerkingsstructuren opgericht, met als doel centrale sturing en controle met het oog op een gelijkwaardige uitbouw van de hulp- en dienstverlening in alle gevangenissen te bewerkstelligen.195 Deze doelstelling tot het bewerkstellingen van een uniform en coherent beleid werd ons ook regelmatig gemeld door de bevraagde actoren. Wij kunnen ons echter, wegens gebrek aan empirisch onderzoek hieromtrent, niet uitspreken over het feit of het Strategisch Plan hier werkelijk in slaagt.196 Aan het vastgestelde gebrek aan bovenlokale coördinatie wordt, althans theoretisch, tegemoet gekomen door het Strategisch Plan. Zo wordt deze functie vervuld door een projectcoördinator, die sedert mei 2001 samen met drie medewerkers deel uitmaakt van de ‘Beleidscel Samenleving en Criminaliteit’, opgericht in de schoot van de Vlaamse Gemeenschap.197 Uit het verrichte empirisch onderzoek konden wij ook concluderen dat het binnen de onderzochte gevangenissen ontbrak aan een orgaan dat op bovenlokaal niveau de Vlaamse Gemeenschap samenbrengt met Justitie. Wanneer we de documenten over het Strategisch Plan erop naslaan, bemerken we dat ook daaraan tegemoet gekomen wordt door dit Plan. Zo wordt het permanent overleg met Justitie gevoerd in het overlegplatform Vlaamse Gemeenschap-Justitie. Tevens werd er met de komst van het Strategisch Plan aan Vlaamse zijde een Vlaamse stuurgroep geïnstalleerd met als doel eenvormigheid te creëren aan Vlaamse zijde betreffende het aanbod aan hulp- en dienstverlening. Na deze theoretische bestudering van de beleidsdocumenten hieromtrent, kunnen we vaststellen dat het Strategisch Plan inspeelt op heel wat vastgestelde knelpunten uit ons empirisch onderzoek. In die optiek, moedigen wij de komst van het Strategisch Plan dan ook aan. Er geldt echter wel de grote bemerking dat wij geen zicht hebben of het Strategisch Plan in de praktijk deze functies vervult en de vastgestelde lacunes werkelijk opvult. Doch steken er nog heel wat vragen rond rechtsgelijkheid de kop op. In Vlaanderen aanvaardt men door de aanneming van dit Strategisch Plan dat de maatschappelijke dienstverlening die in de samenleving aanwezig is moet doorgetrokken worden tot in de gevangenissen, maar hoe zit het dan in Wallonië en Brussel? Staan we hier niet voor een toenemende ongelijkheid tussen Vlaamse, Waalse en Brusselse gevangenissen? Hoe kan dit verantwoord worden naar de gedetineerden zelf, zeker als we weten dat gedetineerden, mede onder druk van de overbevolking, ook tussen gevangenissen van verschillende regio’s getransfereerd worden? Vanuit deze wetenschap, pleiten wij dan ook voor de implementatie van drie Strategische plannen, respectievelijk voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel en is wetenschappelijk onderzoek naar de opvolging en evaluatie van deze Strategisch Plannen noodzakelijk. Indien nodig, dienen dan ook de vereiste bijsturingen vervuld te worden. We merken echter reeds stappen in de richting tot het ontwikkelen van een Strategisch Plan aan Brusselse zijde. Zo werd er anno 2006 een onderzoek uitgeschreven naar de
194 K. KLOECK, l.c., 188-193. 195 Ibid., 191. 196 Hierover loopt op dit ogenblik een onderzoek door de KULeuven in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap. 197 K. KLOECK, l.c., 193.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
120
Hoofdstuk 3: De komst van het Strategisch Plan
mogelijkheden voor een Brussels Strategisch Plan.198 Het bewijs dat de resultaten van dit onderzoek nog niet in de ijskast beland zijn, blijkt uit de recent georganiseerde studiedag in het Brusselse parlement, waarin men duidelijk aandacht besteed aan de mogelijkheden voor Brussel tot implementatie van het Strategisch Plan op basis van het gevoerde onderzoek hieromtrent.199 Aan Waalse zijde, bestaat er nog geen Strategisch Plan, doch heerst er daar een decreet200. Voor de precieze inhoud daaromtrent, verwijzen wij u naar het rapport van onze Waalse collega’s van de ULG.
198 VERENIGD COLLEGE VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, Studie m.b.t. het Justitieel Welzijnswerk in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: voorbereiding strategisch plan, hulp en dienstverlening aan gedetineerden (en ex-gedetineerden) in de Brusselse gevangenissen, Vrije Universiteit Brussel en Université Libre de Bruxelles, 2006, 143 p. 199 LE GROUPE PS DU PARLEMENT BRUXELLOIS, Le détenu: un citoyen comme un autre, studiedag 13 t.e.m. 21 maart 2008. 200 Decr. Franse Gem. 28 april 2004 tot wijziging van het decreet van 19 juli 2001 betreffende de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie, B.S. 21 juni 2004.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
121
Hoofdstuk 4: Kritische reflecties geresumeerd
Uit ons onderzoek bleek de steeds toenemende aandacht voor de sociale re-integratieproblematiek zich geenszins te beperken tot de onderscheiden beleidsniveaus, maar tevens sterk door te dringen in de dagdagelijkse organisatie en werking van de verscheidene onderzochte gevangenissen. Hoewel de terreinen van vorming, opleiding en arbeidstoeleiding duidelijke ‘dienstverleningsdomeinen’ betreffen, dewelke dus integraal tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap behoren, dienen we ter zake toch te spreken van een gedeelde verantwoordelijkheid. Een gevangenis heeft immers naast de strikte veiligheidsfunctie tevens een re-integrerende functie, dewelke door Justitie behartigd dient te worden. Deze laatstgenoemde functie kent heden ten dage een wettelijke grondslag door de Basiswet, die sociale re-integratie als doelstelling vooropstelt. Ondanks de afwezigheid van het regionaal beleidsdocument, hetgeen concreet weergeeft hoe de Vlaamse Gemeenschap haar bevoegdheid t.a.v. gedetineerden ziet en de nog niet volledig in werking getreden Basiswet, zien wij toch duidelijk grote inspanningen op de drie specifieke dienstverleningsdomeinen, in casu vorming, opleiding en arbeidstoeleiding. We kunnen zonder enige twijfel besluiten dat men op lokaal niveau niet gewacht heeft op de implementatie van het Strategisch Plan tot het nemen van verschillende initiatieven op deze vlakken. Niettegenstaande is er nog veel werk aan de winkel voor het Justitieel Welzijnswerk in haar opdracht tot het aantrekken van externe instanties. Ons onderzoek toonde aan dat deze diensten niet steeds over voldoende middelen beschikken om hun opdracht naar behoren uit te oefenen. Wij koesteren dan ook hoge verwachtingen naar de vrijgemaakte budgetten binnen de nakende implementatie van het Strategisch Plan. Het geobserveerde aanbod blijkt, althans vanuit een door de literatuur vooropgestelde definitie, in zijn totaliteit bij te dragen tot het beperken van de detentieschade, het realiseren van een grotere menselijke waardigheid en de voorbereiding van de sociale re-integratie. Door het ontbreken van systematische registraties weten we evenwel niet hoeveel gedetineerden door dit aanbod bereikt worden, en of het aanbod een antwoord biedt op de reële behoeften van de individuele gedetineerden in de voorbereiding van hun specifieke terugkeer naar de samenleving. De waargenomen initiatieven verschillen tevens nog sterk van gevangenis tot gevangenis, afhankelijk van de visie en overtuiging van de lokale directeur, die uiteindelijk beslist over het aanwezige aanbod aan hulp- en dienstverlening. Uiteraard is de directeur hierbij afhankelijk van de bereidheid van externe diensten om hun aanbod ook intramuros aan te bieden. We kunnen in dat opzicht dan ook niet spreken over een uniform, coherent aanbod in de verscheidene gevangenissen. Doch bemerkten we tijdens ons onderzoek dat bepaalde initiatieven terugkeerden binnen
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
123
Deel IV: Afsluitende kritische reflecties
meerdere gevangenissen, hetgeen wijst op een voorzichtige evolutie tot meer coherentie. Op beleidsniveau raakt men stilaan doordrongen van het belang van een grotere coherentie in aanbod, waardoor we recent bovenlokale initiatieven opmerken die lokale directeurs verplichten meer rekenschap te geven van o.a. hun aanbod aan hulp- en dienstverlening. Naast de nood aan een ‘eenvormiger’ aanbod, dringt de nood aan een grotere bovenlokale coördinatie zich ook op. Tot slot zou een follow-up onderzoek moeten aantonen in welke mate de gevolgde activiteiten in de gevangenis de gedetineerden ook daadwerkelijk hebben ondersteund bij hun terugkeer naar de samenleving. Hebben zij de aangeleerde vaardigheden kunnen gebruiken, waren die aangepast aan de situatie die ze vonden bij hun vrijlating? Maar ook de houding van de samenleving is hierbij fundamenteel. ‘Re-integratie’ is per definitie immers een interactief begrip, waarbij ook die samenleving moet bereid zijn om mensen die in de fout gegaan zijn terug te “integreren”. En ook daar is nog werk aan de winkel...
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
124
Bibliografie
Wetgeving Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Alver v Estonia, 8 November 2005, §56. Recommendation (2006) 2 on the European Prison Rules. Art. 5, § 1 van de Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, B.S. 15 augustus 1980. Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden (Wet 12 januari 2005), B.S. 1 februari 2005. Decr. Franse Gem. 28 april 2004 tot wijziging van het decreet van 19 juli 2001 betreffende de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie, B.S. 21 juni 2004. Decr. Vlaamse Gem. 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 28 mei 2005. Decr. Vlaamse Gem. 7 mei 2004 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 28 juni 2004. Decr. Vlaamse Gem. 2 juni 2006 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, B.S. 14 juli 2006. Decr. Vlaamse Gem. 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, B.S. 31 augustus 2007. Decr. Vlaamse Gem. 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport, B.S. 4 april 2008. Ministeriële circulaire van 4 oktober 2000. Samenwerkingsakkoord van 28 februari 1994 tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale re-integratie, B.S. 18 maart 1994.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
125
Bibliografie
Monografieën DENKERS, F.A.C.M., Criminologie en beleid : de invloed van penologische research op het strafrechtelijk beleid, Nijmegen, Dekker en van de Vegt, 1976, 296 p. MBANZOULOI, P., La réinsertion sociale des détenus : de l’apport des surveillants de prsion et des autres professionnels pénitentiaires, Paris, L’ Harmattan, 2000, 320 p. RODLEY, N.S., The Treatment of Prisoners Under International Law, Oxford, Clarendon Press, 1999, 479 p.
Verzamelwerken en artikels in verzamelwerken BOUVERNE-DE BIE, M., “Het forensisch welzijnswerk en de ‘sociale integratie’ doelstelling” in BOUVERNEDE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 351-380. BOUVERNE-DE BIE, M. en ROOSE, R., “het begrip sociale integratie”, in GOETHALS, J. en BOUVERNEDE BIE, M. (eds.), Voorwaardelijke invrijheidstelling: wetgeving, predictie en begeleiding, Gent, Academia Press, 2000, 165-178. DE VALCK, S. en STORME, I., “Van overheidsreclassering naar psychosociale dienst (strafinrichtingen) en justitiehuizen (rechterlijke organisatie), in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 77-113. DUPONT, L., “Proeve van een voorontwerp van beginselenwet gevangeniswezen en tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen”, in DUPONT, L. (ed.), Op weg naar een beginselenwet gevangeniswezen, Leuven, Universitaire pers Leuven, 1998, 15-229. KLOECK, K., “De samenwerking tussen justitie, de gemeenschappen en gewesten: een status questionis”, in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 179-211. MEYVIS, W., “Van private reclassering naar maatschappelijke dienstverlening aan justitiecliënteel”, in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 37-76. REGELBRUGGE, M., “Onderwijs, vorming, sport en cultuur in de Vlaamse gevangenissen”, in DETIENNE, J., ETIENNE, L. en PIERAERTS, M. (eds.), Samenlevingsparticipatie in de gevangenissen, Brussel, Koninklijke Commissie der Beschermingscomité’s, 1997, 86-108. RIGUEL, S., “Le point de vue d’un directeur de prison, in BOSLY, H-D. en MALEVE, B. (eds.), La libération conditionelle: évaluation des pratiques. Actes du colloque du 4 avril 2000, Nivelle, Conférence du jeune barreau de Nivelles, 2000, 57-70.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
126
Bibliografie
SNACKEN, S., Long-term prisoners and violent offenders, in: 12th Conference of Directors of Prison Administration, Council of Europe Publishing, 1999, 43-73. SNACKEN, S., “Penologie en strafuitvoeringsrecht: ‘De fundamentele rechten van veroordeelde gedetineerden’”, in CHRISTIAENS, J., ENHUS, E., NUYTIENS, A., SNACKEN, S. en VAN CALSTER, P. (eds.), Criminologie: tussen kritiek en realisme. Christian Eliaerts: een visionair criminoloog, Brussel, VUBPress, 11-22. TAXMAN, S., YOUNG, D. en BYRNE, J.M., “With eyes wide open: formalizing community and social control intervention in offender reintegration programmes, in MARUNA, S. en IMMARIGEON, R. (eds.), After Crime and Punishment: Pathways to offender reintegration, Cullompton, Willian, 2004, 233-260. VANACKER, J., DE VALCK, S. en VERHELST, M., “Een verkenning van het forensisch werkveld: justitie en de Vlaamse Gemeenschap”, in BOUVERNE-DE BIE, M., KLOECK, K., MEYVIS, W., ROOSE, R. en VANACKER, J. (eds.), Handboek Forensisch Welzijnswerk, Gent, Academia Press, 2002, 115-149.
Tijdschriftartikels DECLERCK, B., “Sociaal-cultureel volwassenenwerk en sport voor gedetineerden: De Rode Antractiet”, De Orde van de dag 2005, 45- 48. MEYVIS, W., “Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden: Vlaamse Gemeenschap én Justitie uitgedaagd”, De orde van de dag 2005, 7-12. POLFLIET, K. en MILBOU, M., “Interorganisationeel samenwerken in het kader van het Strategisch Plan: een reflectie vanuit de lokale praktijk”, De orde van de dag 2005, 19-23. TULKENS, J.J.J., “Koersen of laveren; over de nieuwe vrijheidsstraf en haar hindernissen”, Sancties 1994, 238-250. VANTHUYNE, T. en ROOSE, R., “Naar een kwaliteitsvol kwaliteitconcept. Forensisch welzijnswerk als casus”, Alert 2004, 1-6. VOGELS, M., “Strategisch Plan ‘Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’: ‘the way of no return’, De orde van de dag 2005, 13-18.
Onderzoeksrapporten KONING BOUDEWIJNSTICHTING, Gevangenis en samenleving, Brussel, 1991, 129 p. VERENIGD COLLEGE VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, Studie m.b.t. het Justitieel Welzijnswerk in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: voorbereiding strategisch plan, hulp en dienstverlening aan gedetineerden (en ex-gedetineerden) in de Brusselse gevangenissen, Vrije Universiteit Brussel en Université Libre de Bruxelles, 2006, 143 p.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
127
Bibliografie
VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gemeenschap achter de tralies. Onderzoek naar de behoeften van gedetineerden aan maatschappelijke hulp- en dienstverlening, geraadpleegd te http://www.wvg. vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/rapportgemeenschapachtertralies.doc, geraadpleegd op 5 februari 2008, 221 p. VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen, interuniversitair onderzoeksproject, 2003, 199 p.
Beleidsdocumenten CPT 2nd General Report COUNCIL OF EUROPE: COMMITTEE OF MINISTERS, European Prison Rules 2006, geraadpleegd te http:// www.libertysecurity.org/IMG/doc/Rec_2006_2E.doc, geraadpleegd op 1 februari 2008. FOD JUSTITIE, Detentieplanning 2007. FOD JUSTITIE, Strategische kaart: operationeel plan 2006-2007. K. POLFLIET, Conceptnota oasemap 2007. VLAAMSE REGERING, Strategisch plan van de Vlaamse Gemeenschap. Missie, krachtlijnen, ambities, strategieën en kritische succesfactoren, geraadpleegd te http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/ gedetineerden/strategischplanhulpendienstverleningaangedetineerden.pdf, geraadpleegd op 4 februari 2008, 73 p. http://www.wvg.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/gedetineerden/tweedeopvevrapport.doc, geraad pleegd op 15 februari 2008. Operationeel Plan Ieper, 2007-2008. STRAFINRICHTING OUDENAARDE, Jaarverslag herstelconsulent 2006. RAPPORT van het CPT bezoek aan België 1993
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
128
Bibliografie
Varia DE RODE ANTRACIET, Sociaal- Cultureel aanbod. Penitentiaire sector 2007, geraadpleegd te http://www. derodeantraciet.be/pdf/Brochure2007.pdf, geraadpleegd op 11 februari 2007. FORENSISCHE NIEUWSBRIEF GERECHTELIJK ARRONDISSEMENT DENDERMONDE, Kiezen voor een nieuwe gevangenis?, geraadpleegd te http://www.dak-teledienst.be/resources/downloads/sh/nshd0604. pdf, geraadpleegd op 1 maart 2008. Studiedag ‘Aan de bak in heel Vlaanderen’, 13 maart 2008. Integra DESMOS-project, Brug over troebel water, 1998, 30 p. LE GROUPE PS DU PARLEMENT BRUXELLOIS, Le détenu: un citoyen comme un autre, studiedag 13 t.e.m. 21 maart 2008. http://www.basiseducatie.be/Aanbod/1541/defaulttoe.aspx, geraadpleegd op 14 februari 2008. http://www.basiseducatie.be/Opdracht/1326/defaulttoe.aspx, geraadpleegd op 30 maart 2008. http://www.derodeantraciet.be/aanbod.htm, geraadpleegd op 30 maart 2008. http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/toespraak/071119-gevangenis.htm, geraadpleegd op 1 april 2008. http://vdab.be/trends/maandverslag/topic0402.pdf, geraadpleegd op 22 februari 2008. http://ond.vlaanderen.be/nieuws/2007p/1117-openleercentrum.htm, geraadpleegd op 21 februari 2008. http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2008p/0125-consortia-VO.htm, geraadpleegd op 22 februari 2008. http://www.ond.vlaanderen.be/infolijn/faq/examencommissie/, geraadpleegd op 15 februari 2008. http://www.herstelgerichte-detentie.nl/PDF-documenten/functie-omschrijving%20herstelconsulent%20 januari%202005.pdf, geraadpleegd op 30 maart 2008. http://www.selor.be/examreg/R_ANG06857.PDF, geraadpleegd op 31 maart 2008. http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/volwassen, geraadpleegd op 30 maart 2008. http://www.itafit.nl/?dir=kiosks&main=8-2, geraadpleegd op 25 februari 2008. http://www.just.fgov.be/nl_htm/organisation/html_org_admcentrale/managementplan_2007_3.pdf, geraadpleegd op 17 maart 2008.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
129
Bijlagen
Bijlage 1 : Overzicht strategische doelstellingen van het Directoraat Generaal Penitentiaire Inrichtingen
Basiszorg verzekeren
Regelmatige communicatie & sensibilisatie
Aangepast dienstenen hulpverleningsaanbod
Huishoudelijk reglement
Integrale kwaliteitszorg
Eenduidige Kernprocessen & werking
Bescherming van de integriteit
Middelen
Uitbouwen van partnerschappen
Optimaal aanwenden beschikbare middelen
Aangepaste infrastructuur
Proactieve uitbouw werkaanbod
Proactief personeelsbeheer
Kennis & competentie medewerkers verzekeren
Netwerken uitbouwen & onderhouden
Kennisbeheer uitbouwen
Regime uitbouwen
Toepassen van de methodologie ‘ontwikkelcirkels’
Processen
Respect voor de kernwaarden
Innovatie
Klanten
Strategische kaart Relationeel leefklimaat
Fig. 1: Strategische kaart DGePI Bron: FOD JUSTITIE, Strategische kaart: Operationeel plan 20062007.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
131
Bijlagen
Bijlage 2: Schematisch overzicht van het aanbod per gevangenis
X
Leuven-Centraal206
X
X
X
X
X
Mechelen
X
Oudenaarde
X
Ruiselede
Taalcursussen
NT2205
Rekenen
X X X
X
X
X
Leuven-Centraal207 Leuven-Hulp
X
Alfabetisering
X
EHBO-cursus
X
Ieper
Kookcursus
X
Rijbewijscursus204
X
Geldbeheercursus
X
Computerlessen
Bibliotheek203
Dendermonde
Omgaan met lastige situaties
Algemene vorming202
Vorming201
X
X
X
X
X
X X
X X
X
X
X X
202 203 204 205 206 207
201 De cursussen die hieronder vallen, zijn cursussen die doorgaans door vrijwilligers gedoceerd worden, maar dus zeker niet door het CBE of CVO. 202 Hier bedoelen we de cursus ‘algemene vorming’ die gedoceerd wordt door vzw Auxilia. 203 Onder ‘bibliotheek’ verstaan we enkel de gevangenissen waar de bibliotheek ‘fysiek’ aanwezig is en waar gedetineerden kunnen gaan ‘shoppen’, zoals in de buitenwereld. 204 Doorgaans wordt deze cursus aangeboden in het open leercentrum, behalve in Leuven-Centraal waar er (nog) geen open leercentrum aanwezig is. 205 Nederlands voor anderstaligen. 206 Veroordeelden. 207 Beklaagden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
132
Bijlagen
X
X
X
X212
X
LeuvenCentraal214
Universiteit Engeland
LeuvenCentraal211
X
Open Universiteit
Ieper
Leren studerencursus
X
Communicatie op de werkvloer
X
NT2210
BIS
X
VCA209
Open leercentrum
X
Bedrijfsbeheer
Algemene vorming208
X
Diploma secundair onderwijs
Taalcursussen
Dendermonde
Computerlessen
Opleiding/onderwijs
X213
X
X
X
X
X
X
X
X
Leuven-Hulp
X
Mechelen
X
Oudenaarde
X
Ruiselede
X X
X
X
X X
X
X
X
X X215
X X
208 209 210 211 212 213 214 215
208 Hier bedoelen we de cursus ‘algemene vorming’ die gedoceerd wordt door het CVO. 209 Veiligheid-Checklist-Aannemer. 210 Nederlands voor anderstaligen. 211 Veroordeelden. 212 In Leuven-Centraal fungeert er geen cursus onder de naam ‘algemene vorming’, maar worden wel cursussen analfabetisering, rekenen en een lees- en schrijfgroep georganiseerd door CBE. 213 Technisch Secundair Onderwijs. 214 Beklaagden. 215 Beroeps Secundair Onderwijs.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
133
Bijlagen
Ieper
X
Leuven-Centraal219
X
Leuven-Centraal220
X
Leuven-Hulp
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
Ruiselede
216 217
Lokale samenwerking met VDAB
X
Mechelen Oudenaarde
Opvang fysieke afwezigheid of beperkte aanwezigheid VDAB217
Sollicitatietraining217
WIS-terminal
Try-out project
X
Assessment216
X
Zitdagen VDAB
Lokale samenwerking met De Punt
Dendermonde
Aan de bak
Arbeidstoeleiding
X221
X
218 219 220 221
216 Daar waar het volledige Aan de bak-programma operationeel is, zit assessment reeds in dat project. 217 Idem opmerking als hierboven. 218 Via regelmatige contacten tussen PSD en VDAB. 219 Veroordeelden. 220 Beklaagden. 221 Binnen Ruiselede gaat het om een goede communicatie tussen PSD, Justitieel Welzijnswerk en VDAB.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
134
Bijlagen
Ieper Leuven-Centraal225
X X
X
X X
Leuven-Centraal226 Leuven-Hulp
X
Mechelen
X
Oudenaarde Ruiselede
X
De Vuurbloem
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
Vokans
X
Het Rode Kruis
X
De Punt
VDAB223
X
Vrijwillige lesgevers224
CVO
X
Auxilia
CBE222
Dendermonde
De Rode Antraciet
Bijlage 3: Schematisch overzicht van de aanwezige verantwoordelijke externe organisaties per gevangenis
X
X
X X
X
X
X
X
222 223 224 225 226
222 Deze aanwezigheid kan zowel onder de vorm van groepslessen, als begeleiding in het open leercentrum. 223 Hieronder vallen enkel de gevangenissen waar er een fysieke aanwezigheid van de VDAB is en dus niet eventuele goede communicatiemechanismen enz. 224 Aangezien we het overzicht wilden behouden, hebben we de verzamelnaam ‘vrijwillige lesgevers’ gehanteerd. Hier vallen dus ook o.a. de stedelijke Nijverheidsschool en rijscholen onder. 225 Veroordeelden. 226 Beklaagden.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
135
Bijlagen
Bijlage 4: Samenvatting ‘Vormings- en opleidingsactiviteiten in de gevangenis: inventaris van de Franse Gemeenschap’ Parallel aan het onderzoek door de VUB over de Vlaamse gevangenissen, werd een verkenning gedaan naar de situatie in de Franstalige gevangenissen door de ULg, waarvan u de samenvatting hieronder kan terugvinden. Sinds enkele jaren vinden grondige veranderingen plaats in het Belgische gevangeniswezen. Als gevolg van de goedkeuring van de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden227, wordt de opsluiting van personen die in voorhechtenis zijn genomen of zijn veroordeeld, geregeld op grond van een aantal grote oriëntaties. Die wet legt het accent op de rechten van de gedetineerden, en met name hun recht op vorming, werk en een beroepsopleiding. Dit onderzoek, verricht van januari tot maart 2008228, focust precies op de vormings- en opleidingsactiviteiten in de gevangenissen in Franstalig België. De voornaamste bedoeling is om die activiteiten te inventariseren. Voor elke Franstalige penitentiaire instelling wordt nagegaan welke vormingsactiviteiten er voor de gedetineerden worden georganiseerd. Vervolgens besteden we volop aandacht aan de verschillende kenmerken van die activiteiten en aan de moeilijkheden en belemmeringen waarmee zij gepaard gaan. Op de eerste plaats hebben we vastgesteld dat, volgens de penitentiaire instellingen, de organisatie van de vormings - en opleidingsactiviteiten is toevertrouwd aan een aantal uiteenlopende actoren. We maken een onderscheid tussen ‘interne’ en ‘externe’ actoren. Tot de eerste categorie rekenen we het directieteam van de penitentiaire instelling, de attachés herstelgerichte detentie, de psychosociale dienst van de gevangenis, de regie van de gevangenisarbeid en de penitentiaire beambten. Tot de tweede categorie rekenen we de onderwijsinstellingen voor sociale promotie, het justitieel welzijnswerk, de vrijwilligers en talrijke verenigingen waaronder l’ Atelier D’Education Permanente pour des Personnes Incarcérées, de vzw Lire et écrire, la Formation Universitaire Ouverte de Charleroi, le Centre d’Information et d’Education Populaire, evenals de verenigingen die gegroepeerd zijn in de Fédération des Associations pour la Formation et l’Education Permanente en Prison. De tweede vaststelling betreft het onderscheid tussen vorming en opleiding, en dat op drie niveaus. Ten eerste kan men een indeling maken op basis van de organisaties die vorming en opleiding verzorgen: enerzijds verenigingen, anderzijds onderwijsinstellingen voor sociale promotie. Dat wil zeggen dat de ‘cursussen’ die we als ‘algemeen vormend’ kunnen bestempelen en geen specifieke vakopleiding behelzen, meestal worden gegeven door personen uit het verenigingsleven (SAD, ASJ, Adeppi, et cetera) of vrijwilligers. De meeste beroepsopleidingen worden daarentegen verzorgd door de scholen voor sociale promotie, die sommige van hun leerkrachten detacheren naar de gevangenissen. Ten tweede kan een onderscheid worden gemaakt op grond van de officiële erkenning van de getuigschriften. Cursisten die een beroepsopleiding aangeboden door een school voor sociale promotie voltooien, ontvangen een diploma of een getuigschrift dat gelijkwaardig is aan het diploma of het getuigschrift dat die school aflevert buiten de gevangenis. Nergens wordt melding gemaakt van het feit dat het diploma werd behaald in hechtenis. Cursisten die een module hebben gevolgd die men als ‘algemeen vormend’ 227 Wet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. Belgisch Staatsblad 1/02/2005. 228 Dit onderzoek is gebaseerd op 70 interviews met lesgevers en mensen die de beroepsopleidingen verzorgen, maar ook met het gevangenispersoneel (directeuren, attachés herstelgerichte detentie en penitentiaire beambten). Daarbij is gebruik gemaakt van een semigerichte vragenlijst.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
136
Bijlagen
kan bestempelen, krijgen op het einde van die module eventueel een certificaat. Een dergelijk certificaat heeft een eerder symbolische waarde. Ten derde verschillen de cursussen en de opleidingen op het vlak van de toegangsmodaliteiten. De meerderheid van de beroepsopleidingen is toegankelijk voor de gedetineerden na een geslaagde instaptoets of na een individueel gesprek met de vormingscoördinator van de penitentiaire instelling. Op die manier wordt nagegaan of de gedetineerde werkelijk wenst te genieten van een bepaalde opleiding en of hij er ook voor geschikt is. Zo wil men het risico dat sommigen onderweg afhaken, verlagen, want het is natuurlijk wel zo dat een minimaal aantal cursisten is vereist opdat de opleidingen zouden kunnen worden gesubsidieerd. Anderzijds spreekt het vanzelf dat voor alfabetiserings-, opfris- en taalcursussen geen instaptoets nodig is. Voor de gedetineerde die een dergelijke cursus wil volgen, volstaat het om een verzoek ter zake te formuleren. De derde opvallende vaststelling betreft een aantal steeds terugkerende vormingsactiviteiten in de onderzochte gevangenissen in Franstalig België. Niet-vakopleidingen die regelmatig worden aangeboden, zijn onder meer de alfabetiseringscursus, de cursus Frans voor anderstaligen, de cursus wiskunde en diverse opfriscursussen. Inzake beroepsopleidingen spreken we over cursussen informatica en bedrijfsbeheer, maar ook kook- en naaicursussen (alleen voor vrouwen). Ook die cursussen worden regelmatig georganiseerd. Ten vierde hebben we geconstateerd dat de organisatie van vormingsactiviteiten in de gevangenissen in Franstalig België op menig obstakel botst. Allereerst: er zijn vrijwel geen lokalen beschikbaar - of geen passende lokalen - voor de organisatie van die activiteiten. Dat heeft met de infrastructuur van de gevangenissen te maken (slechts weinig gevangenissen beschikken over lokalen waarin les kan worden gegeven) en met het feit dat de beschikbare ruimte maximaal moet worden aangewend voor het opsluiten van de gedetineerden (onze gevangenissen zijn overbevolkt). Vervolgens beconcurreren de vormingsactiviteiten en de (gevangenis)arbeid elkaar. Vanaf het moment dat gedetineerden aan de slag kunnen, keren zij de cursussen en de opleidingen vrijwel onmiddellijk de rug toe. Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat de inkomsten uit (gevangenis)arbeid hoger zijn dan de aanmoedigingspremies die de cursisten ontvangen. Overigens worden de vormingsactiviteiten in het algemeen genomen niet regelmatig bijgewoond. Het is steeds moeilijk om een voldoende aantal cursisten bijeen te krijgen en hen ervan te overtuigen een bepaalde opleiding te voltooien. Hier vormt de motivatie van de cursisten het probleem. De verschillende actoren die betrokken zijn bij de vormingsactiviteiten, doen er nochtans alles aan om de cursussen zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Een laatste obstakel is de zeer uiteenlopende houding van de cipiers t.o.v. vorming en opleiding. Een fractie moedigt de re-integratie missie die de lesgevers hebben niet aan en ziet er ook het nut niet van in; sommigen werken die missie zelfs tegen. Een ander deel van de cipiers beschouwt de opleidingen wel als een essentieel middel om gedetineerden te re-integreren in de samenleving en participeert actief in dat streven. Tenslotte, hoewel we constateren dat sommige activiteiten in alle gevangenissen terugkomen, moet toch benadrukt worden dat we op het vlak van de organisatie van de vormingsactiviteiten vooral geconfronteerd worden met een versnippering van het aanbod. Die versnippering over verschillende lokale instellingen heeft voornamelijk te maken met het gebrek aan coördinatie tussen de verschillende bevoegde instanties, te weten de federale overheid, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest. Dit gebrek aan coördinatie op supralokaal vlak tussen de federale en de regionale overheid vindt zijn oorsprong in de afwezigheid van een politiek akkoord dat die samenwerking regelt. Een dergelijk
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
137
Bijlagen
samenwerkingsakkoord bestaat wel in Vlaanderen229. Zo kunnen we concluderen dat er talrijke obstakels bestaan die de concretisering van het recht op vorming en opleiding en de organisatie van de vormingsactiviteiten in de Belgische gevangenissen, belemmeren. Dat heeft alles te maken met de bevoegdheidsverdelingen tussen de verschillende beleidsniveaus, het versnipperde en lokaal karakter van de vormingsactiviteiten, en de wijze waarop die activiteiten worden gecoördineerd.
229 Samenwerkingsakkoord van 28 februari 1994 tussen de Staat en de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale re-integratie, Belgisch Staatsblad 18/03/1994.
Koning Boudewijnstichting
Vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen
138
www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting in dienst van de samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Stichting steunt jaarlijks zo’n 2.000 organisaties en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. Onze actiedomeinen voor de komende jaren zijn: armoede & sociale rechtvaardigheid, democratie in België, democratie in de Balkan, erfgoed, filantropie, gezondheid, leiderschap, lokaal engagement, migratie, ontwikkeling, partnerschappen of uitzonderlijke ondersteuningen. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Meer info over onze projecten,
We werken met een jaarbudget van 48 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal
evenementen en publicaties vindt u op
en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij, zijn er de Fondsen van
www.kbs-frb.be.
individuen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten.
Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kunt u terecht op
De Raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen
[email protected] of 070-233 728
uit en zorgt voor een transparant beleid. Voor de realisatie doet ze een beroep op een 50-tal medewerkers. De Stichting werkt vanuit Brussel en is actief op
Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel
Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen.
02-511 18 40, fax 02-511 52 21
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden of lanceren eigen acties, bieden een forum voor
Giften vanaf 30 euro
debat en reflectie, en stimuleren filantropie. De resultaten van onze projecten en
zijn fiscaal aftrekbaar.
acties worden verspreid via diverse mediakanalen. De Koning Boudewijnstichting
000-0000004-04
werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven
IBAN BE10 0000 0000 0404
en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met
BIC BPOTBEB1
het European Policy Centre, een denktank in Brussel.