2003
N 114
2003
N 114
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 10 april 2003 te 20.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
de heer Ch. Leeuwe, burgemeester/voorzitter; De heer N. Benedictus (VVD), mevrouw M. Boshuizen (D66), de heren W.J. Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), mevrouw J. Groen-Erbé (Leefbaar Lelystad), de heren W. Hijmissen (CDA), C.J.J. Homan (PvdA), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. de Jager (PvdA), W. Jansen (Inwoners Partij Lelystad), mevrouw A. de Jong (VVD), mevrouw G.J. de Jong (PvdA), de heren S.J. Kok (GroenLinks), E.H.G. Marseille (VVD), F.M. van der Meij (CDA), S.W. Ongering (Inwoners Partij Lelystad), B. Poppens (VVD), A.M. René (CDA), mevrouw G.A. Riesenbeck-van Zwol (Leefbaar Lelystad), mevrouw E. van Selm (GroenLinks), de heren B. Siepel (ChristenUnie), H.P. Soomers (PvdA), J.H. Terbach (PvdA), F.H.L. Teunissen (D66), C. van Veluwen (ChristenUnie), A. Verhoef (SP), D. Waterhout (PvdA), mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/NWP), mevrouw D. Zantingh (CDA) en de heer W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad; alsmede de heren R. Bootsma, A. Kok, J. Lodders, J.P. Mattie, J.P. de Vries en T.J. van der Zwan, wethouders; en de heren D.J. Willems, gemeentesecretaris en J. Woltjer, griffier.
Afwezig is:
1.
mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), lid van de raad.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Een bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Kreuger. De heer Homan komt iets later. Ik deel u mee, dat ik de vergadering zal leiden met een nieuwe voorzittershamer. Deze hamer is aangeboden door het Wereld Natuurfonds in het kader van het project: "Gebruik duurzaam hout in de samenleving”.
2003
2.
N 115
Vaststelling agenda De agenda wordt conform ontwerp vastgesteld.
3.
Notulen van de op 13 en 20 februari 2003 gehouden openbare vergadering De notulen worden conform ontwerp vastgesteld.
4.
Ingekomen stukken (stuk nr. 2612) -
1 2 3 4 5 6
-7
In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een raadsvoorstel. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen van het college gesteld. In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een raadsvoorstel. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Wij zouden het opprijs stellen als deze brief wordt geagendeerd voor een vergadering van de commissie Ruimte. De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Ik had hetzelfde verzoek aan u. Wethouder Mattie: Dat kan, hoewel het antwoord al verzonden is. De brief wordt geagendeerd voor bespreking in de commissie Ruimte.
-8 -9
Ter afdoening in handen van het college gesteld. In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een raadsvoorstel.
-10
Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie wil u vragen deze brief te agenderen voor de eerstvolgende vergadering van de commissie Werk en Welzijn. Met daarbij het verzoek om de actuele informatie met betrekking tot de situatie in Lelystad ter inzage te leggen voor de commissie. Dit om een goed beeld te krijgen van het desbetreffende aantal mensen in Lelystad. Wethouder Kok: Dat is akkoord. De petitie wordt geagendeerd voor bespreking in de commissie Werk en Welzijn.
-11 -12 -13 -14 -15 -16 -17 -18 -19 -20
In handen van het college gesteld voor het uitbrengen Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen van het college gesteld. In handen van het college gesteld voor het uitbrengen In handen van het college gesteld voor het uitbrengen In handen van het college gesteld voor het uitbrengen In handen van het college gesteld voor het uitbrengen Ter afdoening in handen van het college gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Voor kennisgeving aangenomen.
van een raadsvoorstel.
van van van van
een raadsvoorstel. een raadsvoorstel. een raadsvoorstel. een raadsvoorstel.
2003
5.
N 116
Mededelingen Er zijn geen mededelingen.
6.
Beantwoording van een verzoek om inlichtingen van de fractie van de VVD inzake normering waterbeheer (stuk nr. 2611) De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Wij wachten met belangstelling het standpunt van het college af, hetgeen wij vervolgens in de commissie zullen bespreken. Voor kennisgeving aangenomen.
7.
Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. In de commissievergadering van 25 maart jl. heeft een commissielid vragen gesteld in verband met het verwijderen van Discovery van de kabel door UPC. Duidelijk werd gemaakt, dat het om technische redenen niet mogelijk was deze zender te blijven doorgeven via de kabel. Tot mijn grote verbazing lees ik vrijdagavond op Teletekst van Omroep Flevoland en zaterdag in de krant, dat het college probeert Discovery te laten bestaan op de kabel. Hoe kan dit? Omdat vanuit het college actie wordt gevoerd, is mijn vraag of al bekend is wat UPC van plan is. Daarnaast wil ik vragen of deze actie op touw is gezet omdat bekend is geworden, dat wij als SP een actie wilden gaan voeren om deze zender te behouden. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in de commissievergadering niet gezegd, dat het om technische redenen niet mogelijk was, maar vanwege het feit, dat UPC en Discovery een overeenkomst hadden gesloten om de zender slechts digitaal door te geven. Dit is iets waar wij als gemeente buiten staan. Er zijn bij de gemeente veel klachten binnengekomen vanwege het verdwijnen van deze zender. Dat is voor het college reden geweest om UPC aan te spreken op haar verantwoordelijkheid. Er zijn nog mogelijkheden via de programmaraad. Dit is vandaag nagegaan bij het commissariaat van de media. Zoals u weet, staat de oprichting van de programmaraad vanavond op de agenda.
Mevrouw Groen: Mijnheer de voorzitter. Ons is ter ore gekomen, dat Centrada aangepaste woningen die bestemd zijn voor mensen met een handicap leeg laat staan. Zelfs volledig aangepaste woningen worden te koop aangeboden. In andere gevallen laat Centrada de met gemeenschapsgelden betaalde voorzieningen uit de woning slopen. Voor zover onze informatie reikt, bestaat er op dit moment zelfs een wachtlijst voor aangepaste woningen. Graag vernemen wij van u of er mogelijkheden zijn om deze praktijk te stoppen en of er in deze afspraken zijn gemaakt, dan wel zijn te maken met Centrada. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn met Centrada in overleg inzake deze problematiek. Als er een wachtlijst is, kan het in onze optiek niet zo zijn dat deze woningen worden verkocht. In dat kader dient de wachtlijst eerst weggewerkt te worden. Maar dan moeten de voorzieningen in de woning in het kader van de WVG wel passen bij de nieuwe huurder. Ik weet niet of dit één op één kan worden
2003
N 117
gerealiseerd. Ik zeg toe, dat wij de uitslag van de discussie met Centrada aan de raad bekend zullen maken.
Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. Er is bij de Schouw, aan de overkant van de nieuwe Jumbo supermarkt, een zogenaamde bypassingang aangelegd. Een klacht van veel bewoners is, dat er geen rekening is gehouden met fietsers en wandelaars die daar oversteken. Graag vanuit het college aandacht daarvoor. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij de bedoelde plek niet precies voorstellen. Het antwoord heb ik derhalve niet paraat. Mevrouw Riesenbeck: De ingang van de Schouw naast de wasstraat. De voorzitter: De wethouder zal zich in de materie verdiepen en in de eerstvolgende commissievergadering antwoorden.
De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Aan mijn vraag gaat een korte inleiding vooraf. Het betreft besloten commissievergaderingen. De fractie van Leefbaar Lelystad is van mening, dat de commissievergaderingen in principe openbaar moeten zijn en dat zijn ze ook. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die het noodzakelijk maken, dat een zaak in een besloten vergadering wordt behandeld. Dit was het geval bij de behandeling van de malaise bij de in opspraak geraakte jongerenstichting 3D. In een besloten vergadering van de commissie Werk en Welzijn op dinsdag 25 maart jl. is de kwestie 3D opnieuw in een besloten vergadering aan de orde geweest. Dagblad Flevoland heeft enige dagen later in een uitgebreid artikel aandacht aan de misère bij 3D besteed. Tot grote verbazing van onze fractie ademde het artikel een sfeer van aanwezig te zijn geweest bij de commissie Werk en Welzijn. Ik citeer: "Er bestaat bij de fracties grote aarzeling om geld te steken in de stichting die kampt met een tekort van bijna een half miljoen euro. Dat is duidelijk geworden na een besloten commissievergadering die alleen over de malaise bij de in opspraak geraakte Lelystadse stichting ging.” Een volgende alinea eindigt met: "Zo valt op te tekenen na de commissievergadering achter gesloten deuren.” De vraag van de fractie van Leefbaar Lelystad is de volgende. Hoe kan het gebeuren dat standpunten met betrekking tot de kwestie 3D, die in een besloten commissievergadering door raadsleden zijn verwoord, door de pers in een krantenartikel kunnen worden verwerkt? De voorzitter: In algemene zin moet ik zeggen, dat ik het niet weet. Ik zou kunnen laten onderzoeken of uit de commissie is gelekt. Het is echter de vraag of dit onderzoek tot succes zal leiden. Met u betreur ik dit. Wij hebben besloten vergaderingen vanwege bepaalde onderwerpen. Ik kan niet anders dan aangeven, dat we daarop voortaan bij besloten vergaderingen nog nauwkeuriger zullen letten.
De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag betreffende het weggedeelte van de Larserdreef, tussen Middendreef richting Westerdreef. In het begin was de snelheid 50 km/uur. Dit werd door middel van borden aangegeven. Tot afgelopen vrijdag troffen wij borden met 70 km/uur aan. Vervolgens werden wij afgelopen maandag geconfronteerd met het feit dat er borden met 50 km/uur waren geplaatst. Kan het college helderheid verschaffen hoe dit komt en of er een verkeersbesluit aan ten grondslag ligt?
2003
N 118
Wethouder Mattie: Afgelopen maandag zijn werkzaamheden begonnen tot het inplanten van duizenden plantjes in de geluidskeringen. Voor de veiligheid van deze mensen is de maximumsnelheid 50 km/uur. Dit is met tijdelijke borden aangegeven. Als het werk klaar is, gaat de maximumsnelheid weer naar 70 km/uur.
8.
Voorstel tot het aanwijzen van een tweede, derde en vierde plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad (stuk nr. 2609) De voorzitter: Wij gaan nu over tot de schriftelijke stemming. Ik wil vragen of mevrouw Boshuizen en de heer René de stemcommissie willen vormen. Dat is akkoord. De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een ordevoorstel doen. Is het wellicht mogelijk om de stemcommissie pas na punt 9 haar werk te laten doen? De voorzitter: U wilt deze punten in één keer afhandelen? Nee. Vanwege de zorgvuldigheid naar elke persoon die in stemming komt, is het dienstig om een aparte stemronde te houden. Ik wil eerst punt 8 afwikkelen. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 30 geldige stemmen uitgebracht, waarvan 28 stemmen vóór het voorliggende voorstel, 1 stem tegen en 1 blanco. De voorzitter: Ik feliciteer de tweede, derde en vierde plaatsvervangend voorzitter met hun functie. De heer Soomers, mevrouw Zantingh en mevrouw Jacobs zijn benoemd tot respectievelijk 2 e, 3e en 4e plaatsvervangend voorzitter van de raad.
9.
Voorstel tot benoeming van de griffier van de raad (stuk nr. 2608) De voorzitter: Wij gaan over tot de schriftelijke stemming. k wil vragen of de heer Marseille en mevrouw Weijerman de stemcommissie willen vormen. Daarnaast wil ik mevrouw Essing vragen de commissie bij te staan. Het leek ons correct om in dit geval een beroep te doen op de plaatsvervangend griffier. Dat is akkoord. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 31 geldige stemmen uitgebracht. Alle stemmen zijn vóór de heer Woltjer. De voorzitter: De heer Woltjer had een tijdelijke aanstelling tot aan de zomervakantie. Het is goed om de heer Woltjer te vragen of hij zijn permanente benoeming wil aanvaarden. De heer Woltjer: Mijnheer de voorzitter. Ik neem dit graag aan. De voorzitter: Ik maak van de gelegenheid gebruik om iets te zeggen. Nu ik hier sta, zou het verleidelijk zijn om uitgebreid over dualisme te praten, maar ik moet mij bedwingen. Ik merk wel op dat wij in tegenstelling tot vele andere gemeenten op een rustige manier het dualiseringsproces inhoud geven. Dat moet zo blijven, maar
2003
N 119
tegelijkertijd moeten we het slagvaardig en kloek blijven doen. Daarin kan de griffier tezamen met het presidium, de raad en de raadsvoorzitter een heel goede rol spelen. Er is zojuist een prachtig boekje verschenen met de titel "Dualisme uit de steigers”, het eerste jaarbericht van de begeleidingscommissie vernieuwingsimpuls. Daarin staat een zin over de griffier die ik u niet wil onthouden. "De opkomst van een speler, die echt helemaal nieuw is op het gemeentelijk toneel, heeft op alle andere spelers grote indruk gemaakt. Als er een Oscarnominatie zou zijn, gaat hij naar de griffier. Ruim voor de verplichte datum heeft de meerderheid van de gemeenten een griffier aangesteld.” Ik wil de heer Woltjer graag van harte gelukwensen met zijn belangwekkende functie van raadsgriffier. Eenmaal een Oscar winnen is niet zo moeilijk; hem de tweede keer krijgen is veel moeilijker, maar ook veel uitdagender. De griffier speelt in het hele proces van dualisering een belangrijke rol als procesmatig en inhoudelijk procesbewaker. Hij speelt geen hoofdrol, maar wel een sterk ondersteunende rol. Hij mag een oriëntatiepunt en vraagbaak zijn. Hij heeft een boegbeeldfunctie. Hij is vertrouwenwekkend en moet dat uitstralen naar politiek, bestuur en het ambtelijk apparaat onder leiding van de secretaris. De secretaris kan trouwens met vele anderen van de griffiersfunctie een succes maken. In die zin is de functie van griffier, en in het boekje staat daarbij vermeld: "in gezamenlijkheid met de raadsvoorzitter”, dé figuur die dit proces verder inhoud kan geven. We hebben in het presidium afgesproken dat wij in de loop van de tijd met een aantal verbeterpunten zullen komen, die het totaal op de rustige weg die ik zojuist schetste, nog wat inhoudsvoller en procesmatiger kunnen maken. Ik heb er alle vertrouwen in dat onder uw leiding de raadsgriffie en daarmee de raad op een goede manier kan functioneren. Ik wens u daarbij veel succes. De griffier: Dames en heren. Ik dank u hartelijk voor het vertrouwen dat u in mij stelt. Mijn vrouw kon er helaas niet bij zijn. Zij werkt af en toe ’s avonds. Ik zal haar dit prachtige boeket overhandigen. Met algemene stemmen is conform het voorstel van het presidium besloten.
9a.
Voorstel tot instemming met de nota van Uitgangspunten voor de Structuurvisie 2030 (stuk nr. 2615) De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. De nota van Uitgangspunten is in de commissie Ruimte reeds uitgebreid aan de orde geweest. Onze fractie kan zich uitstekend vinden in deze voorliggende nota waarin koppelingen met eerder geaccordeerde gemeentelijke nota’s herkenbaar zijn. Toch wil de fractie nog een korte notitie maken. Dat uiteindelijk een voorkeur wordt uitgesproken voor een structuurvisie gebaseerd op de combinatie van de modellen eilanden en netwerk is niet verkeerd. Vanwege de tracering van de toekomstige Zuiderzeelijn door het stadshart prijst het model compacte stad zichzelf uit de markt. De voorliggende nota geeft duidelijk aan welke ontwikkelingsrichting voor Lelystad wordt bedacht. Leefbaar Lelystad zal zich echter bij de uitwerking van de plannen in het kader van de structuurvisie kritisch blijven opstellen ten aanzien van de zogenoemde kwaliteitsverhogende inbreidingsplannen van de bestaande woonwijken om ervoor te zorgen, dat Lelystad de groenste stad van Nederland blijft. Immers een meningspeiling onder de bevolking heeft uitgewezen, dat 70% van de ondervraagden het bouwen van extra woningen in de wijk ongewenst vindt.
2003
N 120
In dit verband vraagt onze fractie de wethouder dan ook de ongerustheid van de bewoners van de Langevelderslag weg te nemen door toe te lichten, dat de kernkwaliteiten groen, water en rust in hun woonomgeving overeenkomstig de structuurmodellen eilanden en netwerk onveranderd blijven. Onze fractie gaat er voorts van uit, dat met deze nota van Uitgangspunten een structuurvisie voor Lelystad tot stand wordt gebracht, die op grond van voortschrijdend inzicht voldoende flexibiliteit bezit om op onvoorziene ontwikkelingen in de toekomst te kunnen inspelen. De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. Een structuurplan, in dit geval spreken we van een structuurvisie, is een belangrijk plan. Het geeft richting aan de ontwikkeling van de stad voor de komende jaren. Het gaat over heel veel zaken die de bevolking raken en die voor de bevolking van Lelystad gevolgen hebben. De VVD vindt het een goede zaak, dat tot een herziening van het structuurplan wordt gekomen. We hebben waardering voor het gelopen proces. Correct ten aanzien van de interactie met burgers en instanties, de publieksdiscussie. Waardevol voor de beeld- en meningsvorming. Het is jammer, ik heb dit eveneens in de commissie gemeld, dat op een aantal punten missers zijn ontstaan in het kaartmateriaal en de tekst. Zo ontbreekt de gewenste aansluiting Lelystad Zuid aan de A6. Met het ontbreken van de Houtribweg Midden wordt vooruitgelopen op de besluitvorming door de raad. Ook blijken verschillen in de aanduiding van de diverse in het inspraaktraject in omloop gebrachte kaartjes ten aanzien van de groene delen van de Langevelderslag. Op scenariokaartjes staan de groene zones aangegeven, waaronder het boscomplex met de camping. Op de aan de raad aangeboden versie van de kaartjes, zoals deze zijn opgenomen in de nota, zijn deze groengebieden niet meer als zodanig herkenbaar, terwijl op het kaartje groen en waterstructuur, pagina 42, het betreffende groengebied niet meer als boscomplex is aangeduid maar als bebouwing. De wethouder heeft in de commissie aangegeven, dat de kaartjes slechts indicatief zijn. Dat neemt niet weg, dat één en ander natuurlijk onduidelijkheid en bezorgdheid bij de bewoners van het gebied oplevert. Er wordt in de nota een keuze gemaakt voor een combinatie van de scenario’s eilanden met netwerk. In de komende periode tot 2015 bouwt Lelystad voort op de eilandenstructuur. Er wordt een begin gemaakt met de knooppunten stadshart en kust. De VVD kan instemmen met het uitgangspunt, dat in de komende periode tot 2015 Lelystad voortbouwt op deze eilandenstructuur en dat een begin wordt gemaakt met de knooppunten stadshart en kust. Ten aanzien van de uitwerking hebben we een aantal opmerkingen, kanttekeningen en stellingnamen, die wij het college willen meegeven bij de uitwerking van de nota. Ten aanzien van het wonen. Vanuit de inspraak wordt telkens opnieuw duidelijk, dat de bevolking in overgrote meerderheid ruimte en rust belangrijk vindt en in hoge mate het groen in de wijken waardeert. De bevolking voelt zich daar heel gelukkig mee. Het groen binnen de eilandenstructuur vertegenwoordigt voor de bevolking een belangrijke kernkwaliteit. De VVD wil daarom voorzichtig zijn met verdichten in de bestaande gebieden. Daarvoor moeten heel goede redenen zijn. Er moet feitelijk sprake zijn van een meerwaarde voor een gebied, als er wel wordt gebouwd. Voor de VVD zijn bij de beoordeling van dergelijke voorstellen onder meer wegingscriteria, dat sprake moet zijn van een door de bevolking in de wijk gewenste
2003
N 121
bijdrage aan hun wooncarrière, of dat voor groepen wordt gebouwd waarvoor door de bevolking in de wijk binnen de wijk woonvoorzieningen worden gewenst, of dat sprake is van een substantieel rendement voor de gemeente. Dit kan rendement in zowel financiële zin zijn als in de zin van een belangrijke voorziening. Voor de VVD is de Langevelderslag een goed voorbeeld. Het is een schitterend gebied geworden. Naast de gerealiseerde woonbebouwing vinden we het zwembad daar passend als belangrijke voorziening. Maar het zou slecht zijn het gebied nog verder te bebouwen en het groen aan te tasten. Verdichten binnen de stadscentrumknoop vindt de VVD een optie. Ik zeg nadrukkelijk ‘binnen’ de stadscentrumknoop. Wij bedoelen daarmee het stadshart binnen de geplande groene carré met eventuele uitbreiding in noordelijke en zuidelijke richting tussen de Stationsdreef / Middendreef en de Zuigerplasdreef. Op pagina 35 wordt gesproken over woningbouwverdichting langs de radialen Visarenddreef en Kustendreef. Bouwen tegen de radialen is naar de mening van de VVD-fractie in strijd met het raadsbesluit om het huidige gescheiden verkeerssysteem te handhaven en spoort naar onze mening eveneens niet met hetgeen is besloten in de raad ten aanzien van de hoofdwegenstructuur. De raad heeft immers besloten, dat de radialen hun huidige profiel en snelheid behouden. Ten aanzien van de infrastructuur en de mobiliteit. Steeds duidelijker wordt, dat Lelystad een kwetsbare wegenstructuur bezit. Alom files in de stad. Ingrepen hebben zichtbaar grote gevolgen. Nu op één punt, op de Oostranddreef, één van de wegen wordt onderbroken om een rotonde aan te leggen, is er tijdens de ochtendspits via de wegen rondom het centrum geen doorkomen meer aan. Daarom vindt de VVD, dat de noordelijke aansluiting van de weg Enkhuizen-Lelystad naar de A6-Noord, de N23, moet worden aangelegd. Dit is een stap op weg naar de ring om Lelystad. Aanleg van deze verbinding levert daadwerkelijk een ontlasting op, omdat dan het doorgaande verkeer daadwerkelijk buiten de stadskern wordt omgeleid. Als het gaat om keuzes maken, geven wij de aanleg van deze verbinding een hogere prioriteit mee dan de realisering van de nieuwe aansluiting Lelystad Zuid aan de A6. Realisatie van deze N23-verbinding kan tevens wellicht een spinoff voor de kustontwikkeling opleveren. De VVD neemt afstand van de negatieve waardering op pagina 41 aan het adres van de verkeersinfrastructuur van Lelystad. De stelling dat deze, ik citeer: "bepaald geen bijdrage aan de belevingskwaliteit van de openbare ruimte” is, wordt door de VVD niet onderschreven. De in veel gevallen begeleidende groenstructuur wordt door velen gewaardeerd, terwijl de riante brede profielen passen bij de ruimte die door velen die onze stad als woonplaats hebben gekozen, juist zo wordt gewaardeerd. Ten aanzien van het groen en het water. Bij het scenario eilanden wordt in de tekst op pagina 14 als bedreiging aangegeven: "zoveel groen dat veel woningen en buurten weggemoffeld zijn of dreigen te worden”. De VVD neemt ook van deze stelling afstand. Het is immers een kwestie van appreciatie van de burgers. Sommigen zijn voor, sommigen zijn tegen. Duidelijk is wel, dat veel burgers van Lelystad de besloten ligging in het groen van hun woningen en tuinen hoog waarderen. Op pagina 43 geeft u aan een opgave te zien in het komen tot beheersbaar groen in de wijken door middel van het opstellen van een openbare-ruimte-inventarisatie op basis van kwaliteitscriteria. De VVD is er geen voorstander van, dat de uitwerking in de structuurvisie ertoe leidt, dat het groen in de bestaande wijken wordt aangetast. Ook wordt als bedreiging bij het scenario eilanden genoemd de financiële
2003
N 122
haalbaarheid groen; tussen haakjes is aangegeven: erg duur in onderhoud. Tabel op pagina 22. In de tabel op pagina 23 wordt echter aangegeven, dat deze kosten gelijk zijn aan de huidige situatie. Met de stellingname uit de nota gaan wij vooralsnog niet akkoord. We willen eerst zien wat de kosteneffecten werkelijk zijn. Ten aanzien van het leefmilieu. Wanneer je je in het buitengebied van Flevoland begeeft, kun je langzamerhand door de windmolens de windmolens niet meer zien. De VVD vindt het zoeken naar mogelijke locaties voor een grootschalig windmolenpark alleen gewenst, indien dit is gelegen in het watergedeelte van onze gemeente. Ten aanzien van de voorzieningen. In het kader van de voorzieningen staat wat de VVD betreft het aantrekken van hoger onderwijs en het inzicht krijgen in het ontwikkelingsperspectief voor zorgvoorzieningen hoog op het wensenlijstje. Ten aanzien van het werken. De uitwerkingsthema’s in het kader van het creëren van voldoende werkgelegenheid spreken ons aan. Met name van groot belang vinden wij het verkrijgen van inzicht in de kansen die de aanwezigheid van de Hanzelijn op dit punt kan opleveren. Daarnaast heeft het onderzoeken wat de kansen zijn tot het aantrekken van bedrijven die een groter aantal arbeidsplaatsen opleveren, voor de VVD prioriteit. Graag vernemen wij de reactie van het college. De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. Ik heb er behoefte aan om ook in de raad het college, en daarmee de projectgroep, te complimenteren met het goed stuk werk dat geleverd is, zowel inhoudelijk als procesmatig. Duidelijk zal zijn, dat onze partij zich heel goed kan vinden in het geformuleerde hoofddoel en in de hoofdrichting die uit het hoofddoel voortkomt. Met name de uitspraak van de wethouder: "Zelfbewust de eigen koers blijven varen”, sprak ons daarbij aan. De hoofdrichting, het versterken van de bestaande kwaliteiten, is mooi weergegeven in de metafoor eilanden. De ontwikkelingsmogelijkheden van onze stad en de gekozen ontwikkelingsrichtingen zijn samengevat in netwerk. Vol vertrouwen zien wij de uitwerkingen tegemoet. Ik dank het college voor de snelle reactie en de aanpassing van een uitgangspuntennotitie inzake de hoofdwegenstructuur. Wat de Langevelderslag betreft kan ik iets korter zijn. Ik denk dat de brief naar de bewoners met betrekking tot de uitspraken die in commissieverband zijn gedaan, snel verstuurd moet worden. Dan zijn ze uit hun onzekerheid. De PvdA-fractie zal de voorgestelde structuurvisie toetsen aan de volgende punten. Uiteraard aan de vastgestelde nota’s met betrekking tot het stadshart en de ontwikkelingen die wij steeds hebben gewenst. Vanzelfsprekend aan het collegeprogramma. En u zult het ons niet kwalijk nemen, ook aan ons eigen verkiezingsprogramma. Extra aandachtspunten blijven voor onze partij extra aandacht blijven houden voor het goede, tot nu toe goed verlopen communicatietraject en, zoals een inspreker in onze ogen terecht zei, het daarbij te hanteren taalgebruik. Wij zijn benieuwd naar de oplossingsrichtingen met betrekking tot de spanningen die er bestaan tussen de ontwikkeling van de stad en het groeien van het vliegveld. En van bijvoorbeeld verdichten en werkgelegenheid. Voorts willen wij graag een wat duidelijker definitie van de term snippergroen en een aantal uitwerkingen met betrekking tot de omgang daarmee. Vast staat voor ons, dat niet alleen de financiële benadering doorslag zal moeten geven bij de uitwerking.
2003
N 123
Voor de fractie van de PvdA is vanzelfsprekend belangrijk de definitie van de term eilanden in relatie tot de voorzieningen op eilandenniveau. Wij zien vol verwachting de voorstellen tegemoet. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Lelystad heeft een groot aantal hele sterke punten. De bekende natuurlijk: rust, ruimte en groen. Maar ook de strategische ligging op een heel centrale plek in Nederland. En gebieden met grote potentie, zoals de kust, het vliegveld en dergelijke. De kunst is om in een structuurvisie deze sterke punten maximaal te benutten. Naar ons oordeel is in deze nota van Uitgangspunten daartoe een goede vorm gevonden. In die zin sluiten wij ons graag aan bij de complimenten zoals deze door de fractie van de PvdA zijn gemaakt. Bij de uitwerking zouden we van onze kant willen wijzen op een punt dat er wellicht impliciet in zit, maar naar ons gevoel expliciet naar voren zou moeten komen. Het kenmerkende van Lelystad moet goed zichtbaar blijven in de structuurvisie die ontworpen wordt voor de periode tot 2030. Dat is onze verantwoordelijkheid naar ons oordeel ten opzichte van de geschiedenis van deze stad: herkenbaar in welke periode Lelystad is ontworpen met de kenmerken die daarbij horen. Dat betekent overigens niet, dat we van onze stad een museumstuk zouden moeten maken waaraan niets veranderd mag worden. Het betekent naar ons gevoel eveneens niet, dat we geen fouten mogen herstellen die in het verleden zijn gemaakt. Maar het betekent wel, herkenbaar houden in welke periode Lelystad is bedacht en qua structuur uitgevoerd. In die zin beschouwen wij de structuur van onze stad als een monument. Het uitgangspunt dat eveneens in deze nota wordt gehanteerd, continuïteit, spreekt ons dan ook bijzonder aan. De keuzes die gemaakt zijn vanuit de drie scenario’s die eerder zijn gepresenteerd, spreken ons evenzeer aan. In het groen verscholen woonwijken moeten blijven. De diskwalificerende term weggemoffeld waarop de VVD reeds wees, is ook absoluut niet de onze. Daarop is overigens iets af te dingen, dat beseffen wij. Want in Lelystad moet je bijna tot in het centrum doorrijden om in de gaten te hebben, dat je een stad bent binnengereden. Zo mooi liggen de wijken in het groen. Deze prijs, dat het lang duurt als je de stad binnenrijdt voordat je beseft in een stevige stad te zijn van meer dan 60.000 inwoners, betalen we dan maar. De positie van het Lelycentre is ons onduidelijk. In de nota van Uitgangspunten wordt daaraan slechts één zin gewijd. Er staat slechts vermeld, dat daar nog eens naar gekeken moet worden. Naar ons gevoel is het van belang om daarvan in deze uitgangspuntenfase iets meer te zeggen. Bij de uitgangspunten hoort, dat er winkelcentra op buurtniveau zijn en dat daarnaast bovenbuurtwinkels in het stadshart een plaats moeten vinden. Maar als op deze wijze een tweedeling wordt gemaakt, roept dit wel de vraag op: en het Lelycentre dan? W ant het Lelycentre is nu meer dan alleen maar een wijkvoorziening. Er zitten winkels die het wijkniveau te boven gaan. Wat is de toekomst van het Lelycentre als het college uitgaat van een tweedeling in wijkse voorziening en stadshartvoorziening als het om winkels gaat? Onze fractie stemt in met de nota van Uitgangspunten en ziet de eerste voorstellen voor een structuurvisie graag tegemoet. Ik zou graag willen, dat het college nog eens de opmerking herhaalt die in de commissie Ruimte is gedaan. Dit ter geruststelling van de bewoners van de Langevelderslag. Namelijk dat de plaatjes bij de nota van Uitgangspunten geen andere betekenis hebben dan louter illustraties waaraan verder geen betekenis kan worden toegekend. Als dit in de notulen van de raad staat, dan weet ik zeker dat de
2003
N 124
bewoners van de Langevelderslag, die onze aandacht voor hun situatie hebben gevraagd, tevreden zijn. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Namens de GroenLinks-fractie wil ik benadrukken dat wij een positief gevoel hebben over het participatieproces dat in het kader van de structuurvisie is doorlopen. In het begin hadden we daarover enige zorgen, maar het is goed gekomen. Aan het eind is het echter enigszins fout gegaan, daarop wezen reeds andere fracties, met betrekking tot het onduidelijke kaartmateriaal en de onrust die dit heeft veroorzaakt in onder andere de Langevelderslag. Ik neem aan, dat het college hierop in zijn termijn ingaat. Uit de participatie is duidelijk naar voren gekomen wat Lelystedelingen belangrijk vinden aan hun stad. Hetgeen daar uit kwam, is niet zo verrassend. Rust, ruimte en groen zijn de kernkwaliteiten van onze stad en deze willen we behouden. GroenLinks staat daar achter. Om daaraan uitvoering te geven, zou het scenario eilanden het best passen. Toch doet het college het voorstel om ook het scenario netwerken, in combinatie met eilanden, uit te werken. Daarin zit wat onze fractie betreft een gevaar, omdat tussen eilanden en netwerken wel degelijk tegenstellingen bestaan. Ik noem enkele voorbeelden. Enkele fracties hebben reeds gewezen op het beleid ten aanzien van inbreiden en de keuze voor rust, ruimte en groen. Vooral de keuze voor groen betekent, dat je zult moeten afstappen van inbreidbeleid dat op dit moment gevoerd wordt en zul je veel voorzichtiger moeten zijn met aantasten van groen in de wijken. In die zin is het overigens belangrijk wat u als definitie van snippergroen ziet, zoals de PvdA-fractie eveneens vroeg. Groen dat opgeofferd zou kunnen worden in uw visie. Een ander groot gevaar is de ontwikkeling van het vliegveld als onderdeel van de knoop Larserpoort / Vliegveld Lelystad. Van de plannen die daarvoor zijn gepresenteerd kun je zeggen, dat ze een werkelijk groot gevaar vormen voor de rust, de ruimte en het groen in Lelystad. Dit verhaal heeft echter nog geen einde. Er wordt geprobeerd de ontwikkeling van het vliegveld in zulke kaders te leiden dat rust, ruimte en groen niet worden aangetast. Wij houden echter hierbij onze vraagtekens. Wij zien de ontwikkeling van het vliegveld als een groot gevaar voor de stad. Een ander punt is een te grootschalige kustontwikkeling. Daarbij gaat het vooral om het buitendijks bouwen. Ik vind dat buitendijks bouwen in beperkte mate mogelijk zou moeten zijn. Naar mijn mening is dit rijksbeleid. Je zou aan de kust toe moeten naar een evenwicht tussen enerzijds ontwikkeling ten behoeve van de woningbouw en anderzijds bescherming van het milieu in dat gebied. Voorstellen die het college doet in deze nota bieden overigens kansen om rust, ruimte en groen van de stad te benutten en te behouden. Daarbij denk ik aan het transformeren van het industrieterrein Noordersluis. Maar ook het brengen van water in de stad is een positief punt in dit kader. Daarbij willen we benadrukken, dat het brengen van water in de stad voor ons als alternatief voor buitendijks bouwen zou moeten gelden. Op die manier kun je de verdieping van de kust, waarnaar wij allen streven, bereiken. Samenvattend merk ik op, dat de nu gepresenteerde nota uitgaat van twee scenario’s die wat ons betreft tegenstellingen met zich meebrengen. Ik vind niet, als wij binnenkort komen tot vaststelling van de structuurvisie, dat rust, ruimte en groen het moeten ontgelden ten koste van bepaalde ontwikkelingen die het college in bepaalde mate wenst en wij in wat mindere mate.
2003
N 125
De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Met deze nota van Uitgangspunten leggen we de hoofdlijnen neer waaraan de structuurvisie binnenkort moet voldoen. De abstractie van deze hoofdlijnen is nog hoog en er bestaan spanningen. Dit is zojuist reeds gememoreerd. Eerst bij de vaststelling van de structuurvisie zal duidelijk worden hoe de hoofdlijnen hun uitwerking hebben gekregen. Dan zullen we als raad moeten toetsen hoe dat resultaat zich verhoudt tot de gehanteerde uitgangspunten. De vraag die de D66-fractie zich heeft gesteld, is of deze nota van Uitgangspunten een helder, volledig en in onze ogen gewenst kader vormt voor het komende formele traject. Voor D66 staat dan het behouden van het goede en het inkaderen van de huidige ontwikkelingen om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, voorop. De voorgestelde algemene ontwikkelingsrichting, een combinatie van het eilanden- en netwerkscenario, voldoet daaraan in onze ogen. Het gaat om het continueren en verder ontwikkelen van de bestaande kernkwaliteiten rust, ruimte en groen, het versterken van het vermogen van de stad om in haar eigen bestaan te voorzien door groei van inwoners en banen en het bewerkstelligen van diversiteit in woongelegenheid, werkgelegenheid, recreatie en dergelijke. Niettemin vindt D66 dat, vooruitlopend op het formele traject, aandacht gevraagd kan worden voor de volgende punten. D66 heeft ingestemd met de ontwikkeling van de luchthaven tot business airport. Deze ontwikkeling mag de ontwikkeling van de stad niet bijten. Als dit wel het geval is, geeft D66 voorrang aan de stad. Wij vragen aandacht voor de gezonde ontwikkeling van beide, waarbij de verplaatsing van de startbaan in onze ogen een te onderzoeken optie is. De knoop Larserpoort / Luchthaven dient zich evenwichtig te ontwikkelen en dus niet eenzijdig gericht te zijn op luchtvaartgelieerde activiteiten. Het mag in onze ogen niet zo zijn, dat de groei van de knoop noopt tot ontwikkeling van een luchthaven die meer behelst dan een business airport. Voorts staat D66 een evenwichtige ontwikkeling van het stadshart en de kuststrook voor. Een stadshart waarin vooral recreatief winkelen wordt gestimuleerd, levert in onze ogen ongewenste concurrentie op met Bataviastad waarvan beide slechter worden. Wij vragen derhalve aandacht voor een specialisatie van het stadscentrum die wederzijds versterkend is. Het verdichten met bewoning nabij knooppunten spreekt ons minder aan. Bij de multimodale knoop zien wij door de mogelijkheid van zwaardere industrie meer problemen ontstaan dan verdichting oplost. Bij Larserknoop vinden we het niet vanzelfsprekend vanwege ongewenste menging van bedrijven en huizen op een zichtlocatie. Alleen bij het stadshart en de kust kunnen wij ons hierbij iets voorstellen. Verdichting langs de radialen vindt de D66-fractie sowieso ongewenst. Dit is ingegeven door de problemen bij de Geldersedreef en de overweging, dat het terugdraaien van de bebouwing om toegenomen verkeersbewegingen alsnog op te vangen nooit meer mogelijk is. Voorts betekent dreefgericht wonen, dat dure maatregelen moeten worden getroffen. Het geld daarvoor zouden wij liever ergens anders aan besteden. Er is reeds iets gezegd over het participatietraject. Wij sluiten ons aan bij de complimenten over dit traject. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie vindt de nota van Uitgangspunten een logisch gevolg van het traject dat is doorlopen. Vele burgers en allerlei organisaties hebben de moeite genomen om te reageren op de drie
2003
N 126
scenario’s. Deze betrokkenheid van vele burgers met de toekomst van de stad waardeert onze fractie zeer. Belangrijk is te constateren, dat velen die hebben gereageerd tevreden zijn met de huidige opzet van Lelystad. Wat hen betreft hoeft er niet veel te veranderen. Uitgangspunt voor de toekomst van Lelystad blijven dan ook de huidige kernkwaliteiten. De CDA-fractie constateert, dat er een goede balans is gevonden tussen het behouden van de kernkwaliteiten en de groeiambitie van de stad. Wij staan dan ook positief tegenover de nota van Uitgangspunten. Wel heeft de fractie de behoefte om nog enkele aandachtspunten te noemen. De begrenzing van de te ontwikkelen knopen moet duidelijk worden. Juist die grenzen tussen de knoop en eilanden zijn potentiële plekken waar conflicten kunnen ontstaan. Door een heldere afbakening van de knopen kunnen moeilijkheden worden voorkomen. Het moet duidelijk zijn, dat vliegveld Lelystad zich alleen ontwikkelt tot een business airport. Een verdere groei is niet mogelijk zonder de kernkwaliteiten van de stad aan te tasten. Ook vraagt de CDA-fractie aandacht voor het wonen in de eilanden. Een grote diversiteit van woningen binnen de eilanden is belangrijk. Het moet mogelijk zijn om een zogenaamde wooncarrière binnen de eilanden te laten plaatsvinden. Mensen kunnen om allerlei redenen zeer gehecht raken aan hun woonomgeving. De aanleg van de N23 en daarna de extra afslag van de A6 moet het mogelijk maken, dat Lelystad als geheel nog beter met de kust kan worden verbonden. Daarnaast wil onze fractie ervoor pleiten om in de toekomst het strand dichter bij de stad te situeren. Een plek binnen de kustknoop heeft daarbij de voorkeur. Tenslotte wil onze fractie benadrukken, dat er in de structuurvisie eveneens aandacht moet zijn voor een goede aanhechting van het stedelijk gebied aan het landelijk gebied. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ook de Inwonerspartij Lelystad vindt Lelystad een unieke stad. Wij hopen, dat we later kunnen zeggen dat wij in de top 5 van meest aantrekkelijke steden van Nederland staan. In de uitnodiging bij brief van het college van 11 oktober 2002 voor het bijwonen van de publieksdiscussie Structuurvisie Lelystad op 23 oktober 2002 stond de volgende tekst: "Om de discussie en de meningsvorming te prikkelen zijn drie scenario’s ontwikkeld waarin verschillende toekomstbeelden voor Lelystad zijn uitgewerkt. Met deze scenario’s ontstaat inzicht in de gevolgen, de voor- en nadelen en de ruimtelijke effecten van bepaalde keuzes voor Lelystad.” Nu ligt de nota van Uitgangspunten voor ons. De participatie met de bevolking tijdens de totstandkoming van dit stuk draagt onze tevredenheid. Maar hoe nu verder? Want het college stelt: door nu te kiezen voor bepaalde uitgangspunten dan wel scenario’s ontstaat er inzicht in de voor- en nadelen en de ruimtelijke effecten tussen nu en 30 jaar. Maar ontstaat er wel inzicht in de gevolgen en de consequenties? Stellen wij hier wel de kaders en de daarbij behorende meetpunten vast? Hebben we het allemaal over hetzelfde, of distilleert eenieder zijn eigen conclusie hieruit? Om kaders te kunnen stellen als raad heb je op zijn minst inzicht nodig in de gevolgen. In ieder geval moet er enig inzicht zijn over de economische ontwikkelingen. Inzicht moet er zijn in de effecten voor het milieu. Inzicht moet er zijn
2003
N 127
in de effecten en de consequenties voor het woningbouwprogramma. Inzicht moet er zijn om de effecten rondom het vliegveld Lelystad in kaart te brengen. En dan de onzekerheden, of zekerheden, met betrekking tot de Hanzelijn. Of de zekerheden dan wel onzekerheden die voortvloeien uit de studie van de verbinding A6/A9, de missing link in de verbinding met Schiphol, de noordelijke randstad en die van Noord en Oost Nederland. Voorts zijn er de voor- en nadelen en de ruimtelijke effecten. Hoe kunnen we nu als gemeenteraad het door het college gestelde meten? Wat zijn nu precies de voor- en nadelen? En wat zijn precies de ruimtelijke effecten? Welke zekerheden hebben wij als raad dan? Wat zijn de ijkmomenten en hoe moet ik deze als raadslid controleren? Anders gezegd, wie in deze raadzaal kan op basis van hetgeen nu voorligt de kaders stellen en de gestelde kaders op inhoud controleren? Immers wie kan voorspellen wat de uitkomsten zijn van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, wat de milieueffecten zijn van de drie scenario’s of mogelijk een vierde scenario als voortvloeisel van de huidige drie? En wat zijn de economische effecten van de drie scenario’s of misschien het vierde? Gissen is missen. Daar heeft het bestuur van de gemeente Lelystad ervaring mee. Hiermee verwijs ik naar het huidige, vigerende structuurplan van 1975. Dit plan gaf weer, dat Lelystad in het jaar 2000 100.000 a 120.000 inwoners zou herbergen. Echter het stadsbestuur kwam in de jaren tachtig en negentig de man met de economische hamer tegen. Hoge werkloosheid, woningleegstand, criminaliteit, een slecht bedrijfsvestigingsklimaat en een beroerd imago. Er moest aan de noodrem worden getrokken en in opdracht van de rijksoverheid werd het structuurplan sterk bijgesteld, naar 80.000 inwoners met 32.000 arbeidsplaatsen. Volgens de Inwonerspartij zijn dit de minimaal noodzakelijke grenzen, om voldoende draagvlak te hebben dat nodig is om het huidige beheer en onderhoud van de stad te rechtvaardigen. We staan aan het begin van de ontwikkeling van een nieuwe kijk op onze stad. Maar ook nu ervaren wij, evenals in de jaren tachtig en negentig, de gevaren van de economische ontwikkeling van dit moment. Een nieuw debacle kunnen het gemeentebestuur en de gemeenteraad zich niet veroorloven. Planontwikkeling zal dus niet louter gebaseerd mogen zijn op begrotingen, aannames en inschattingen. Nee. Een helder, realistisch en breed gedragen plan gefundeerd op zekerheden met zo min mogelijk risico’s. Dat zouden uitgangspunten zijn die op de steun van de Inwonerspartij Lelystad zouden mogen rekenen. Een plan waarbij de groei van het aantal inwoners in de pas loopt met het aantal arbeidsplaatsen, het voorzieningenniveau en de veiligheid. Meten is weten. Daarom geeft de Inwonerspartij geen waardeoordeel op de voorliggende nota van Uitgangspunten. Wij kunnen slechts gissen naar de mogelijke uitkomsten en de consequenties daarvan. Zoals ik al zei, gissen is missen. Naar de mening van de Inwonerspartij zouden we wel tot een goede afweging kunnen komen, althans tot een betere afweging, als de raad een milieueffectrapportage (MER) zou koppelen aan de verdere ontwikkeling van de structuurvisie. Dit geeft velerlei voordelen; niet alleen voor de gemeenteraad als volksvertegenwoordiger, maar ook voor het college als bestuur, evenals voor de inwoners. Bij een MER wordt duidelijk wat de gevolgen en de consequenties zijn op het gebied van groen en milieu. Het college hoeft niet telkenmale een veldslag met de inwoners te leveren om te bouwen in een stuk groengebied en inwoners hebben alle mogelijkheden kunnen benutten tijdens de MER-procedure om hun recht te halen. Er ontstaat dan een win-win situatie. Het college kan tot uitvoering van de
2003
N 128
plannen gaan en de plannen worden dan ook breed gedragen vanwege het uitgebreide participatieproces dat heeft plaatsgevonden middels diezelfde MERprocedure. De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. Kan de heer Jansen antwoord geven op de vraag wat hij precies bedoelt met de onzekerheden die hij wil omzetten in zekerheden? Welke zekerheden wil hij dan? De heer Jansen: Na een MER wordt duidelijk hoe de bevolking reageert als er een stukje van de kaart anders wordt ingekleurd. De heer Van Erk: Dat is niet de vraag. U hebt zojuist aangegeven, dat u niet op basis van planning, veronderstellingen en plannen wilt werken maar op basis van zekerheden. Welke zaken wilt u dan zeker weten? De heer Jansen: Zeker weten is een groot woord, vooral als je beleid maakt in een tijdsbestek van 30 jaar, van nu tot 2030. Meten is weten. Ik bedoel daarmee beter weten als er twee onderzoeken aan ten grondslag zouden liggen, bijvoorbeeld een milieueffectrapportage, waarbij de gevolgen kunnen worden ingeschat. De heer Van Erk: U zegt inschatten. Dus schatten. De heer Jansen: Beter inschatten dan met de stukken die nu voorliggen. De heer Hijmissen: Ik zou de heer Jansen ook een vraag willen stellen. U spreekt over een MER op de structuurvisie. Voor zover ik weet stellen wij nu echter de hoofdlijnen vast op grond waarvan een structuurvisie wordt ontworpen. Daarna kan een MER gemaakt worden. Kunt u toelichten hoe u dit ziet? We hebben drie scenario’s. Moet op al deze scenario’s een MER worden gemaakt? De heer Jansen: Als je politiek inhoudelijke keuzes wilt kunnen maken, dan moet je een helder beeld hebben over de gevolgen van die bepaalde keuzes. Ik zou heel graag willen weten wat de gevolgen zijn op het milieu als we zouden kiezen voor de eilandenstructuur. Maar ook op de andere structuren zou ik graag de gevolgen weten, zodat de inwoners, maar ook ik als volksvertegenwoordiger daarover een duidelijke politiek-inhoudelijke keuze kunnen maken. (De heer Homan komt de vergadering binnen) De heer Hijmissen: Ik begrijp, dat u graag op de drie scenario’s een MER zou zien, voordat we uitgangspunten voor een structuurvisie vaststellen. De heer Jansen: Nee. Ik zou de MER willen koppelen aan de structuurvisie. We praten hier over uitgangspunten. Dit houdt in dat ik de MER hier ter sprake moet brengen. Natuurlijk zijn na de MER niet alle risico’s ingedamd. Want overeind blijven de financiële risico’s, hangende de vraag wat de economie gaat doen. Het zal met name de VVD moeten aanspreken als wij zeggen dat we het eerst moet verdienen, en daarbij denk ik aan de ROS, voordat wij ze kunnen uitgeven. De heer Terbach: Ik wil de heer Jansen vragen om zijn opvattingen te geven over de structuurvisie. Ik ben benieuwd of u zich kunt vinden in de ontwikkelingsrichting die het college voorstelt en de keuzes die men daarbij maakt
2003
N 129
De heer Jansen: De Inwonerspartij wil de structuurvisie koppelen aan een economische effectrapportage (EER). Bij een EER ontstaat er voor het midden- en kleinbedrijf, andere ondernemers ook die in het buitengebied, de Kamer van Koophandel, maar ook alle maatschappelijke organisaties, scholen, jongeren, ouderen, eerste- en tweedelijnszorg, brandweer en politie, een bepaalde helderheid of datgene wat in de structuurvisie wordt ontwikkeld financieel en economisch haalbaar is. Zie het als een soort haalbaarheidsonderzoek, zoals nu de bezuinigingsmaatregelen van 20 miljard euro van het Kabinet worden getoetst door het Centraal Planbureau. Ik wil naar de PvdA toe zeggen dat wij realistisch moeten blijven. De heer Terbach: Wilt u een EER over 2030? De heer Jansen: Nee; gekoppeld aan de Structuurvisie 2030. Het college zou vooral recht aan zichzelf doen als u zou instemmen met een koppeling met een MER en een EER. Immers u kunt dan uw bestuurlijke taak naar behoren uitvoeren. U hoeft niet meer te knokken voor elk stukje groen dat u wilt bebouwen en daarvoor iedere keer een veldslag leveren met de inwoners, want de inwoners hebben hun democratische inspraak gehad, bij de mer én bij de e.e.r. Dat moet toch het college en met name de wethouder participatie aanspreken. De heer Van Erk: Dus daarna geen inspraak meer, begrijp ik? De heer Jansen: De inspraak met betrekking tot de ruimtelijke en economische effecten is dan geweest. De heer Siepel: U kunt toch niet bedoelen dat op de structuurvisie zelf geen inspraak meer nodig zal zijn na de effectenrapportages waarop u doelt en waarvoor kennelijk een helderziende nodig is? Op de structuurvisie moet toch eveneens inspraak plaatsvinden? De heer Jansen: De discussie over waar wel en waar niet gebouwd mag worden, is dan gevoerd. De voorzitter: Tot slot wellicht uw standpunt over datgene wat wij hier presenteren. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Natuurlijk blijft het van belang de inwoners duidelijk en vooraf te wijzen op de inspraakmogelijkheid en waartoe deze dient. De gemeenteraad is dan in staat om op grond van harde feiten en uitgangspunten conclusies uit deze rapportages te trekken, zodat politieke keuzes gemaakt kunnen worden. Wij dienen dan ook op dit punt een motie in. De voorzitter: Ik lees de motie voor: Motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op donderdag 10 april 2003. Gelezen en kennisgenomen hebbende van de nota van Uitgangspunten voor de Structuurvisie 2030, stuk nr. 2615. Overwegende: dat er geen duidelijke en gefundeerde afwegingen gemaakt kunnen worden, c.q. kaders gesteld kunnen worden, c.q. beoordeeld kunnen worden op de milieutechnische en financieel-economische haalbaarheid van het Structuurplan 2030. Van oordeel:
2003
N 130
1. dat de koppeling van een milieueffectrapportage en een economische effectrapportage aan het Structuurplan 2030 voor een ieder meer helderheid en duidelijkheid zal verschaffen; 2. dat het meer inzicht geeft over de gevolgen en consequenties en de haalbaarheid op het gebied van het milieu, alsmede op het financieel-economisch terrein; 3. dat op grond van deze rapportages, door de gemeenteraad, sterkere politiek inhoudelijke keuzes gemaakt kunnen worden; 4. dat de koppeling van de mer en de e.e.r. aan de structuurvisie meer recht doet aan het ingezette gemeentelijke participatiebeleid. Spreekt uit: dat bij de verdere ontwikkeling van de Structuurvisie 2030 voor het betreffende gebied vooraf een milieueffecten- (MER) en een economisch (EER) onderzoek zal worden verricht. En gaat over tot de orde van de dag.” (De motie is ondertekend door de fractie van Inwoners Partij Lelystad)
De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Er wordt aan ons gevraagd in te stemmen met de nota van Uitgangspunten voor de Structuurvisie 2030. Veel uitgangspunten die hier worden genoemd, zijn positief te noemen. Ik had diverse vragen, maar deze zijn reeds gesteld. Als besluitvorming plaatsvindt over punten waarmee we werkelijk problemen hebben, dan kunnen we daarop op dat moment terugkomen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Deze nota straalt een hoog ambitieniveau uit en daar houdt de fractie van AOV/NWP van. Daarom onze complimenten aan de werkgroep en het college voor deze nota. Onze fractie herkent zich in grote lijnen in de uitgangspunten zoals neergelegd in deze nota. Een combinatie van de scenario’s 1 en 3 heeft eveneens de voorkeur van onze fractie, hoewel wij het scenarioprincipe graag zouden laten varen. Een opvallend gegeven is, dat ook de inwoners zeer hechten aan de kernkwaliteiten van de bestaande stad, zoals ruimte, rust, groen en de drevenstructuur. Onze fractie vindt, dat deze kwaliteiten daarom versterkt dienen te worden en niet negatief beïnvloed door verdichtingen. Voor het stadscentrum maken wij een uitzondering. Er zullen creatieve oplossingen gevonden moeten worden voor de schaduwkanten van deze kwaliteiten, zoals de hogere kosten voor beheer en onderhoud van grijs en groen en wat de drevenstructuur betreft de verkeersveiligheid en leefbaarheid. Onze fractie zal strak vasthouden aan de groenste stad. Wat wij als een manco hebben ervaren in de nota, is dat de biologische landbouw slechts summier wordt genoemd. Wij denken, dat het biologisch cluster kansen biedt om Lelystad op de kaart te zetten, bijvoorbeeld indien wij in Lelystad een aantal bedrijven op het gebied van verwerking en distributie van biologische producten binnen zouden kunnen halen. Daarnaast zijn er naar onze mening kansen voor biologische landbouw, recreatie en natuureducatie. Wethouder Van der Zwan heeft namens het college in de commissievergadering naar aanleiding van een vraag van onze fractie meegedeeld, dat de nodige aandacht aan het gebied zal worden besteed. Onze fractie neemt aan dat het college hiermee aandacht in positieve zin bedoelt. Onze fractie is blij met deze toezegging en hoopt, dat het bio-landbouwcluster in Lelystad-Noord nadrukkelijker zal worden behandeld in het uiteindelijke structuurplan. Wat betreft de luchthaven is onze fractie altijd duidelijk geweest. Een business airport; niets meer dan dat en niet ten koste van de rust van de stad. Wij zijn blij dat
2003
N 131
de projectgroep het college heeft overtuigd van het belang van de aanleg op termijn van de N23 / A23 voor Lelystad. Als het gaat om onder meer de ontwikkeling van de kust, het terugdringen van het doorgaand verkeer door onze stad en het versterken van de verbinding met het oosten, denken wij dat de verbinding tussen A6 en de dijk naar Enkhuizen met daarin opgenomen een tunnel, van groot belang is. In ons verkiezingsprogramma hebben wij hier reeds op gewezen. Wij denken, dat onze buurgemeente Dronten eveneens blij zal zijn met deze verandering van inzicht van het college. Er blijven veel vragen open, zoals de vraag voor welke ruimtelijke en financiële opgaven wij staan, als we winkelcentra en sociale functies op wijkniveau willen versterken. Hoe komen we tot een veelzijdig woningaanbod in de bestaande wijken, terwijl er tegelijkertijd grote weerstand is tegen inbreiding? Welke voorzieningen dienen er te komen voor jongeren, indien er een instelling voor hoger onderwijs neerstrijkt in de stad? Hoe gaan we het stadshart levendiger maken buiten de winkelopeningstijden? Hoe kunnen we de recreatieve voorzieningen integreren en versterken? Staat de ontwikkeling van de kust niet op gespannen voet met bijvoorbeeld de veiligheid van de waterkering, de belangrijke vaarroute AmsterdamLemmer en het milieu? Hoe gaan we de ruimtelijke inpassing van hoogwaardige openbaar vervoerverbindingen tussen de knopen realiseren en wat gaat dat kosten? Wij gaan ervan uit, dat deze en meer vragen in het uiteindelijke structuurplan verder worden uitgewerkt. Wij verwachten dat de raad in het verdere proces actief betrokken blijft bij de verdere uitwerking van het plan. Wij zouden niet graag zien, dat we binnenkort een plan krijgen voorgeschoteld waartegen we slechts ja of nee mogen zeggen. Door het college is gezegd dat de gekleurde kaartjes geen status hebben, slechts de tekst geldt. Bewoners van de Langevelderslag, hierop is reeds gewezen, hebben hun ongerustheid uitgesproken over het bosgedeelte tussen de Parkdreef en de Oostranddreef. Zij hebben van het college nog geen schriftelijke reactie ontvangen. Ik begrijp echter, dat dit zeer spoedig zal plaatsvinden.
Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Allereerst incasseert het college met dank mede namens de projectgroep alle complimenten voor het gelopen proces en het uiteindelijke resultaat dat nu voorligt. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat het in hoge mate de verdienste is geweest van de projectgroep, de ambtelijke medewerkers en de ingehuurde medewerkers. Zij hebben de uitgangspunten vastgesteld, geïnspireerd door de sessies die zij hebben gehad met bewoners, instellingen, bedrijfsleven, scholieren en de internetreacties. Desalniettemin worden in een dergelijk proces fouten gemaakt. U wees er terecht op, dat in het kaartmateriaal de zaak niet geheel goed is weergegeven. De tekst is geldig. Aan de kaartjes kan geen enkele rechtswaarde worden gehecht; overigens aan de nota van Uitgangspunten in zijn totaliteit niet. Binnenkort worden bij de structuurvisie goede plankaarten opgenomen. Een aantal inwoners heeft vanwege dit kaartmateriaal zijn bezorgdheid uitgesproken. Zij zijn bij mij geweest en ik zie op de tribune een vertegenwoordiger. Ik heb aangegeven, dat als men zeker wil zijn van een en ander, men een brief kan schrijven. Het college zal daarop keurig antwoorden. In die zin hebben wij een brief ontvangen van een bewoner van Langevelderslag. Vandaag is een antwoordbrief de deur uitgegaan. Daarin is onder andere de zinsnede opgenomen: "Het is niet ons voornemen om deze groene longen van de stad, inclusief het boscomplex bij de Langevelderslag, in de structuurvisie afwijkend van het nu vastgestelde c.q. voorgenomen beleid van een andere bestemming te voorzien.”
2003
N 132
Ik denk dat op dit punt de mogelijke ongerustheid, die er nog zou kunnen zijn, kan worden weggenomen. Er is een element toegevoegd. Een aantal fracties wees er op en met name op verzoek van de PvdA-fractie hebben we integraal opgenomen op bladzijde 39 van de nota van Uitgangspunten het besluit dat de raad heeft genomen met betrekking tot de hoofdwegenstructuur, zodat daarover geen enkel misverstand kan bestaan. Wij zijn van mening dat er geen enkele discrepantie is tussen hetgeen in de tekst is opgenomen en hetgeen in het concrete besluit van de raad is verwoord. Ook ten aanzien van de radialen is dit naar onze mening het geval. Ik denk dat ik voldoende heb gezegd over de nota van Uitgangspunten op zich. Het overgrote deel van de raad kan zich daarin vinden. De heer Teunissen sprak een waar woord. Hij zei, dat je pas bij de vaststelling van de structuurvisie kunt zien hoe uiteindelijk met de spanningen en de tegenstellingen is omgegaan. In de commissie wees de CDA-fractie daar eveneens op. Veel van de gemaakte opmerkingen nemen reeds een voorschot op de opstelling die de fracties zullen innemen bij de beoordeling van de structuurvisie. Wij waarderen het hogelijk, dat u nu reeds deze opmerkingen hebt gemaakt, omdat wij deze dan ook kunnen meenemen in het proces van vaststelling van de structuurvisie. Dit laat onverlet, dat het wellicht nuttig is als ik op een aantal opmerkingen inga. Met name de VVD-fractie is goed van leer getrokken en heeft een aantal voorschotten genomen, zeker ten aanzien van het waardevolle van het groen in Lelystad. Ik waardeer het zeer, dat de VVD-fractie dit nog eens heeft uitgesproken, maar ik neem niet aan dat daarmee wordt bedoeld dat er nu plotseling een heel ander beleid moet worden gevoerd ten aanzien van de waarde van het groen. Als dit wel het geval is, dan zou ik graag van de VVD-fractie willen weten waar dit verschil in zit. Anders neem ik aan, dat het ter ondersteuning van het college is uitgesproken. De VVD-fractie heeft bovendien enige bladzijden genoemd. Ten aanzien van bladzijde 41 neemt de VVD-fractie afstand van de negatieve kwalificaties die worden gegeven met betrekking tot de wegenstructuur in Lelystad. Er staat dat men de ruimtelijke verkeersinfrastructuur als een kwaliteit beschouwt. Wat men niet als een kwaliteit beschouwt, is de beleving van veel asfalt. Óf de VVD-fractie heeft het niet goed gelezen, óf zij behoort tot de weinigen die aangeven dat er zoveel mogelijk asfalt moet komen. In deze nota is aangegeven, dat de A23/N23 van grote waarde zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van Lelystad, met name de kuststrook. De VVD-fractie zegt dat als het gaat om de prioriteit N23/A6 of A6/Lelystad Zuid, zij kiest voor de N23/A6. Ik vind het geen handige opmerking, daar waar u niet nalaat het college te achtervolgen met vragen over de afslag Lelystad Zuid / A6, omdat het van uitermate groot belang zou zijn om te zorgen dat het allemaal goed gaat met de verkeersstructuur in Lelystad. De wethouder verkeer doet daarvoor zijn uiterste best en heeft het al bijna voor elkaar. Ik zou graag willen weten wat de strategische bedoeling van uw opmerking is. De ChristenUnie vraagt terecht wat we met het Lelycentre moeten doen. Als de winkelcentra worden onderscheiden, dan zijn er twee duidelijke richtingen. Het Lelycentre zit daar in feite tussenin. Zoals het er nu uit ziet, zouden we het moeten laten. We hebben geen plannen om iets te veranderen door er een hoofdwinkelcentrum of een wijkwinkelcentrum van te maken. Als u daarover andere inzichten hebt, dan horen we dat graag.
2003
N 133
De PvdA wil terecht enige definities. Deze definities komen er. Het gaat erom wat wij verstaan onder een eiland. Hoe hechten we een knooppunt af? Het is waar, dat in het tussenliggende gebied spanning zal optreden. We moeten proberen dit helder in de structuurvisie te verwoorden en tevens hoe we met het groen in de eilanden omgaan. Wij hebben als uitgangspunt genomen, en door u is onderschreven, dat als het gaat om het woningaanbod in de eilanden, er sprake moet zijn van diversiteit, wervingskracht en flexibiliteit naar duurzaamheid. Het moet worden ingebed in een ruimtelijke structuurvisie. Daarin zullen we eveneens opmerkingen maken over het groen per eiland en hoe je daarmee om moet gaan. Dan komt eveneens het snippergroen aan de orde. Met betrekking tot de ontwikkeling van het vliegveld en de spanningen die dat met zich meebrengt, is de opvatting in deze raad volstrekt helder. Business airport hebben we afgesproken en dat gaan we doen, mits dat niet een barrière oplevert voor de verdere ontwikkeling van Lelystad zoals wij deze voorstaan. Dit is het uitgangspunt wat door het college in deze nota wordt verwoord. Ten aanzien van verdichting komen later de specificaties. De VVD-fractie zegt met betrekking tot het stadshart, dat verdichting slechts binnen de centrale dreven moet plaatsvinden. Maar wat doen we als mettertijd de Hanzelijn er komt en het blijkt dat het misschien handig is om een deel van de andere kant van het station tot het stadshart te laten behoren? Het is tenslotte een doorkijk naar 2030. Ik begrijp, dat de VVD-fractie dit onder alle omstandigheden niet wil. Het is een keuze, maar het is de vraag of het een verstandige keuze is. De Inwoners Partij Lelystad heeft heel veel vragen opgeworpen. Wij kunnen deze niet allemaal beantwoorden. Als we gaan wachten tot we de antwoorden hebben, dan is de wereld weer helemaal veranderd en zijn er weer andere onzekerheden. Een dergelijke opstelling leidt tot inertie, tot het niet nemen van eigen verantwoordelijkheid en tot het niet nemen van beslissingen gebaseerd op visie. In die zin zou ik daarop niet willen ingaan.
In tweede termijn
De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft de vragen naar ons genoegen beantwoord. Wij zien met belangstelling de feitelijke structuurvisie tegemoet. Wij zijn van mening dat de motie van de Inwoners Partij voor de muziek uitloopt, terwijl de muziek nog niet is geschreven. Uit dien hoofde zullen wij als Leefbaar Lelystad deze motie niet steunen. De heer Van Erk Mijnheer de voorzitter. Ik dank het college voor de beantwoording van de vragen en opmerkingen. Er worden door de wethouder twee zaken naar voren gebracht die hij onduidelijk vindt in onze keuzes. Met betrekking tot de aansluiting van de A6/Lelystad Zuid dient geen misverstand te bestaan. Wij vinden deze aansluiting van groot belang voor de afwikkeling van het verkeer zoals dit zich nu in Lelystad voordoet en zeker voor de ontwikkeling van Lelystad Zuid. De aanleg van de aansluiting N23/A23 doet iets aan het omleiden van het verkeer buiten de kern van Lelystad om, zoals ik zojuist heb aangegeven. Dat is iets wat buitengewoon helpt om de verkeersproblematiek bij de basis aan te pakken. In die zin is deze aansluiting zeer belangrijk. Wij proberen u duidelijk te maken, dat het volgens de VVD-fractie van groot belang is dat daarover daadwerkelijk initiatieven worden genomen voor zover dit niet reeds het geval mocht zijn.
2003
N 134
Voor wat betreft het stadscentrum hebben wij behoefte aan duidelijkheid. U gaf al aan, dat de vlekken op de kaartjes geen status hebben. Maar het is wel van groot belang om duidelijk te maken waar we het over hebben. Het is van belang om duidelijk te maken wat wij verstaan onder de centrumzone. Daarvan hebben wij een vrij scherpe definitie gegeven. Als het college dit een veel te scherpe definitie vindt, dan is het goed om daarover met elkaar te communiceren. Het gaat ons er om, dat het centrum niet alle kanten uit kan vliegen bij de uitwerking van de visie. Tot slot de kanttekening, dat de VVD-fractie haar eerste termijn heeft gebruikt om met betrekking tot de uitwerking van de structuurvisie een poging te doen helder aan te geven, wat de kaders zijn zoals de VVD-fractie deze meent te moeten meegeven aan het college. Dit is door de collega-fracties in deze raad in mindere mate gedaan. Ik zou hen dan ook willen voorstellen om het college uit te nodigen daarover nog een keer met de raad in gesprek te gaan, omdat het in het kader van het dualisme en het stellen van kaders anders een wat beperkte benutting van de mogelijkheden zou betekenen bij een dergelijk belangrijk document als de structuurvisie. De heer Teunissen: Wij hebben een beperkt aantal belangrijke aandachtspunten meegegeven aan het college en ik vind dat nu voldoende. Nu moet eerst het formele traject worden gelopen, waarbij wij natuurlijk graag op de hoogte gehouden worden hoe een en ander verloopt. Mettertijd ligt er een eindproduct waarbij wij nog alle ruimte hebben om wederom onze aandachtspunten naar voren te brengen en dit gewijzigd te krijgen. De heer Hijmissen: Wij hebben, evenals de heer Teunissen, een beperkt aantal randvoorwaarden meegegeven. Bovendien is er een participatietraject doorlopen, waarbij de inwoners en ook de heer Jansen ruimschoots aan bod zijn geweest. We doen nu niet anders dan hoofdlijnen vaststellen. De heer Van Erk Als reactie op de woorden van de heer Teunissen wil ik aangeven, dat het iedere fractie vrij staat om die zaken uit te lichten die zij belangrijk vindt. Wij hebben gemeend in wat bredere zin duidelijkheid te moeten verschaffen over hoe wij over een aantal zaken denken. Ik had graag van mijn collega-fracties wat meer interactie willen zien op de genoemde thema’s. De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag op de heer Van Erk reageren. In de commissie hebben we gesteld, dat we bij de vaststelling van de structuurvisie nog alles kunnen inbrengen wat we willen. Dat bepalen we zelf. Ik had in de reactie van de VVD graag wat meer over toetsingscriteria willen horen. Ik dank het college voor de beantwoording. Het is niet goed om op alle details in te gaan en dat heeft de wethouder ook niet gedaan. Uit de interrupties is al duidelijk geworden dat onze partij geen behoefte heeft aan de motie van de Inwoners Partij. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Het college heeft het antwoord op de vragen vanuit de verschillende fracties met een dik penseel geschilderd. Dit lijkt ons volkomen terecht in dit stadium van de voorbereiding van de structuurvisie waarin we verkeren en dit kan tegelijk het antwoord zijn waarom de VVD heeft gevraagd. Het college heeft gevraagd om de vraagstelling van onze fractie met betrekking tot het Lelycentre toe te lichten. Wat de voorzieningen betreft is gezegd, dat de basisvoorzieningen in de wooneilanden komen en de stedelijke voorzieningen in het stadshart. Als dat zo is, dan is onduidelijk welke de toekomstige positie van het Lelycentre zal zijn. Het Lelycentre wordt wel genoemd in de uitwerking. Er staat: ”Het
2003
N 135
aanduiden van het toekomstperspectief van het Lelycentre en omgeving.” Het is dus nog een toekomstige opgave. Deze twee zaken gecombineerd zou de neutrale lezer tot de conclusie kunnen brengen, dat het Lelycentre in de structuurvisie geen plaats meer kan krijgen in zijn huidige vorm. Want daar zijn immers bovenwijkse winkels en deze passen alleen in het stadshart volgens de hoofdkeuze. Als het college aangeeft, dat er niets verandert in het Lelycentre, dan klinkt dat als een geruststelling voor diegenen die graag het Lelycentre met zijn huidige functie zouden willen behouden. Ik constateer echter dat deze opvatting niet helemaal voortvloeit uit de gekozen hoofdkeuze onder het onderdeel voorzieningen. Dit was het probleem en ik zou daarover graag iets meer willen horen. Ten aanzien van de motie gaan wij ervan uit, dat het college de structuurvisie zal maken volgens de regels van de kunst, zoals deze daarvoor zijn. Daarom hebben wij geen behoefte aan deze motie en zullen hem derhalve niet steunen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik heb eveneens geprobeerd mijn inbreng te beperken tot de hoofdlijnen. Ik heb aangegeven waar wij tegenstellingen zien die tot een goede oplossing moeten komen in de structuurvisie. Op zich heb ik er behoefte aan om met het college in discussie te gaan over een aantal punten, zoals over de windmolens. Ik kon mij overigens goed vinden in het verhaal van het college inzake inbreiding. De opmerkingen die de wethouder maakte over de infrastructuur waren interessant. Anderen hebben eveneens opmerkingen gemaakt over het feit dat Lelystad een soort slaapstad is door al het groen en dat je pas ziet dat het een stad is, als je in het centrum bent. Dat doet mij denken aan een discussie in de vorige raadsperiode over de visie op een uitzonderlijke stad. Destijds is duidelijk door de raad uitgesproken, dat de woonkwaliteit van Lelystad zichtbaar gemaakt moet worden naar de dreven toe. Dit is toen raadsbreed ondersteund. Ik hoor nu geluiden die daarvan afstand nemen. Als wij nieuwe wijken gaan bouwen, zeker in Lelystad Zuid, moeten we niet uit het oog verliezen dat het belangrijk is de woonkwaliteit van de stad zichtbaar te maken. Dit zal het imago van onze stad positief beïnvloeden. Het is hier schitterend wonen, maar niemand ziet het als men door de stad rijdt en dat is zonde. We moeten wat meer pronken met de woonkwaliteit van onze stad. Ik zou er echter veel moeite mee hebben om de bestaande stad op die wijze te veranderen. Ten aanzien van de motie wil ik aangeven dat wij daaraan geen behoefte hebben. Verschillende projecten die ter hand genomen zullen worden in de toekomst en die als mogelijkheid in de structuurvisie zullen worden beschreven, kunnen vragen om een MER. In het geval van buitendijks bouwen is een MER-procedure gevoerd. Naar mijn mening moet bij de Flevokust eveneens een MER-procedure worden gevoerd. Het feit, dat ik deze motie niet ondersteun, betekent niet dat ik tegen MERprocedures in de toekomst ben. Een koppeling aan de structuurvisie is echter naar mijn mening onwerkbaar. De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Inzake de motie sluit ik mij aan bij de argumentatie die GroenLinks zojuist naar voren bracht. Ook mijn fractie zal de motie niet ondersteunen. Het lijkt me dat er wat concretere plannen moeten zijn dan een visie of een plan dat heel Lelystad behelst. In reactie op de VVD-fractie wil ik aangeven, dat wij praten over een nota van Uitgangspunten, een hoofdlijnendebat. Daarop hebben wij in hoofdlijnen gereageerd. Er zijn natuurlijk op details veel vragen te stellen en opmerkingen te maken. Het lijkt me dat we dat vanaf nu moeten doen en binnenkort bij het eindresultaat, als de details nader zijn ingevuld. Het is nog te vroeg om er een toetsing tegenover te
2003
N 136
zetten, omdat het werk nog moet worden gedaan. Misschien komen daar prachtige ideeën uit. De heer Jansen: Kunt u mij zeggen welke kaders u in deze vergadering hebt ingebracht? De heer Teunissen: Wij hebben aangegeven niet te willen bouwen bij de radialen. Daarnaast hebben we de spanning van het vliegveld met de bestaande stad naar voren gebracht, hoe we daarmee willen omgaan en wat daarbij een oplossingsrichting zou kunnen zijn. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. Om een oordeel te geven over de motie, wil ik graag van de Inwoners Partij vernemen hoe zij aankijkt tegen de nota van Uitgangspunten. Er is veel verteld, maar ik heb niet helder of ze nu voor of tegen deze nota is. De heer Jansen: Over de nota van Uitgangspunten kunnen wij geen waardeoordeel geven, omdat wij geen informatie hebben die de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid raakt. We zouden enige zekerheid willen hebben over de haalbaarheid van de voorliggende uitgangspunten. De heer Van der Meij: Om een effectenrapportage te maken, is naar onze mening een concrete structuurvisie nodig. Pas dan kun je daarmee starten. Dit betekent, dat we niet kunnen instemmen met de betreffende motie. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. De mening van de raadsleden die tot dusver hebben gesproken, is duidelijk. De woorden van de heer Van Erk raakten de Inwoners Partij. Het betoog waarin de VVD de kaders op een heldere en duidelijke wijze naar voren bracht, zien wij ook als het stellen van kaders. Maar de heer Van Erk neemt kennelijk genoegen met het antwoord van het college, terwijl hij heel helder de vraag stelde, dat hij inzicht zou willen hebben in de werkelijke kosten en de werkelijke effecten van het plan. Ik heb daarop geen antwoord van de wethouder gehoord, want als hij dat allemaal zou moeten beantwoorden, dan zou dat niet getuigen van daadkracht. Ik ben benieuwd of de wethouder nu wel een antwoord kan geven inzake de daadwerkelijke kosten en effecten en op welke manier hij dat aan de raad duidelijk kan maken. De heer Van Erk: Stelt de heer Jansen nu een vraag aan de VVD-fractie of aan het college? De heer Jansen: Ik maakte een opmerking over uw betoog in de eerste termijn. U stelde daarin de vraag dat u graag inzicht zou willen hebben in de werkelijke kosten en effecten. De heer Van Erk: Dat klopt, maar dat had betrekking op de kosten van het onderhoud van het groen. De heer Jansen: Een milieueffectrapportage zou daarin helderheid en duidelijkheid kunnen geven. De heer Van Erk: Wij hebben gevraagd om een calculatie van de kant van het college. De heer Jansen: Maar dan weet u nog niet wat de effecten zijn. We hebben de motie ingediend, omdat wij van mening zijn dat deze werktuigen nodig zijn om goede
2003
N 137
politiek-inhoudelijke afwegingen te kunnen maken. Waarom zouden we de MER en de EER niet opnemen in de nota van Uitgangspunten en hem koppelen aan de uiteindelijke uitwerking van de structuurvisie? Dat is in wezen onze intentie geweest. De Inwoners Partij vindt de vaststelling van deze nota van evident belang en politiekinhoudelijk partijoverstijgend. Daarom willen we u voorstellen om aan het einde van de tweede termijn het voorliggende voorstel hoofdelijk in stemming te brengen. De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag aan de Inwoners Partij. Als ik het commissieverslag lees, dan spreekt de heer Ongering. Hij stelt allerlei zaken aan de orde. Ik merk op, dat vanavond op geen van deze zaken wordt teruggekomen. Dat mag, want een commissie is voorbereidend voor de raad. Maar ik moet toch vaststellen, dat ik geen enkele relatie zie tussen de bijdrage van de Inwoners Partij in de commissie en die van vanavond. Dat betreur ik. Het zet de overige fracties op het verkeerde been. De heer Jansen: Dat denk ik niet. Zowel de heer Ongering als ik zijn lid van dezelfde commissie. De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. In de voorliggende motie wordt duidelijk gemaakt dat een MER en EER van belang kunnen zijn ten aanzien van de besluitvorming. Wij vinden het echter te vroeg om nu al te besluiten deze hulpmiddelen in te zetten. Wij zullen de motie niet steunen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. We hebben al aangegeven, dat we de nota in grote lijnen ondersteunen. Veel van de door ons gestelde vragen blijven onbeantwoord. Zoals wij reeds opmerkten, gaan wijervan uit, dat deze in het uiteindelijke structuurplan verder worden uitgewerkt. Er is echter één vraag waarop we in deze raadsvergadering een duidelijk antwoord van het college willen hebben. Het betreft het onderwerp van de biologische landbouw. In de afgelopen jaren is nogal gelaveerd. Bovendien wil onze fractie het standpunt van het college in deze vernemen. Wij vinden de motie prematuur en steunen hem derhalve niet. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Het is goed als het college op twee vragen een antwoord probeert te geven. Het betreft ten eerste de vraag van de Christenunie over het Lelycentre. We hebben altijd te maken met bestaand beleid en bestaande zaken. We hebben de insteek van twee soorten winkelcentra. Daarbij hebben we afgesproken dat we het stadshart zullen versterken en daaraan prioriteit zullen geven. Desalniettemin hebben we het Lelycentre met zijn huidige functie. We zijn niet van zins deze functie te veranderen. Dat is ook niet de bedoeling van de tekst in de nota van Uitgangspunten. De heer Siepel: Betekent dit, dat ik de vraag ten aanzien van de zin: "het aanduiden van het toekomstperspectief van het Lelycentre”, reeds beantwoord mag zien, omdat er gelezen mag worden: "het handhaven van de huidige positie van het Lelycentre”? Wethouder Van der Zwan: U zou het heel goed op deze manier kunnen lezen. Ten tweede de vraag van de AOV/NWP-fractie ten aanzien van de biologische landbouw. In de achterliggende stukken kunt u lezen, dat wij de relatie tussen het landelijk gebied en de stedelijke ontwikkeling te mager vinden. We willen daaraan in de structuurvisie meer aandacht besteden. Vanzelfsprekend zal daarbij de rol van de biologische landbouw, die in dat tussengebied zit, aan de orde komen. Met aandacht bedoelen wij positieve aandacht.
2003
N 138
Ik aarzel of ik nog iets moet zeggen over de motie. In groten getale heeft de raad reeds zijn standpunt bepaald. Als men echter wil, dat het college hierover nog iets zegt, dan hoor ik dat graag. De heer Jansen: Ik mis het antwoord op de vraag hoe het college de werkelijke kosten en effecten bij de raad gaat brengen. Wethouder Van der Zwan: De werkelijke kosten en effecten zullen aan de orde zijn bij elk deelplan dat een uitwerking is van de structuurvisie. We zijn nu bezig met het bepalen van de uitgangspunten. Niemand, zelfs niet de knapste wetenschappelijke koppen in buiten- of binnenland, zal in staat zijn om op basis van deze nota van Uitgangspunten met zekerheid te vertellen wat de effecten zijn. Dat is ook niet nodig, omdat wij binnenkort de uitwerking krijgen en dan op onderdelen nader onderzoek kunnen doen om te kijken of het verstandig is om die richting op te gaan of niet. Een structuurvisie bevat geen concrete beleidsbeslissingen. Er moet een concrete beleidsbeslissing zijn, wil de wettelijke verplichting bestaan om een MER te doen. Anders is een MER een lege huls. Daarnaast zijn veel uitwerkingen MER-plichtig. We hebben een omgevingsplan waarin concrete beleidsbeslissingen zitten. Daaraan zit een MER-plicht vast. Dat zijn onder andere zaken die te maken hebben met de verdere uitwerking van deze structuurvisie. De heer Jansen: De wethouder geeft aan, dat een MER een lege huls zou kunnen zijn. Maar je zou het ook kunnen omdraaien. Als het slechts een visie is, dan zou de structuurvisie een lege huls kunnen zijn. Want als hij de MER-procedure niet zou doorstaan, dan is ook de visie van de baan. De voorzitter: Ik stel voor dat wij tot stemming overgaan. Ik vraag of de heer Jansen de motie in stemming wil brengen. De heer Jansen: Ik wil hem zeker in stemming brengen. Alle fracties met uitzondering van Inwoners Partij Lelystad stemmen tegen de motie. De motie is verworpen met 30 stemmen tegen en 2 stemmen vóór. Op verzoek van de heer Jansen wordt er een hoofdelijke stemming gehouden inzake het voorliggende voorstel. Vóór het voorstel van het college stemmen: de heer Gerritzen, mevrouw Groen, de heren Homan, Van der Houwen, Hijmissen, mevrouw Jacobs, de heer De Jager, mevrouw A. de Jong, mevrouw G.J. de Jong, de heren Kok, Marseille, Van der Meij, Poppens, René, mevrouw Riesenbeck, mevrouw Van Selm, de heren Siepel, Soomers, Terbach, Teunissen, Van Veluwen, Verhoef, Waterhout, mevrouw Weijerman, mevrouw Zantingh, de heren Zweers, Benedictus, mevrouw Boshuizen, de heren Erica en Van Erk. Tegen het voorstel van het college stemmen: de heren Jansen en Ongering. Met 30 stemmen vóór en 2 stemmen tegen stemt de raad in met de nota van Uitgangspunten voor de Structuurvisie 2030.
2003
10.
N 139
Voorstel tot het in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een aantal gebieden (stuk nr. 2599) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
11.
Voorstel tot het in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor het gebied Museumkwartier (stuk nr. 2597) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
12.
Voorstel tot het weigeren van een herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied Lelystad, gedeelte Oostelijk Flevoland, ten behoeve van de realisering van 4 windturbines langs de A6 (stuk nr. 2598) De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel is om geen voorbereidingsbesluit te nemen dat nodig zou zijn om een bouwvergunning goed te keuren ter realisering van 4 windturbines. Ik zou voorop willen stellen, dat de GroenLinks-fractie hecht aan stimulering van oprichting van windmolens ten behoeve van schone energie. Anderzijds is de fractie voorstander van regulering van plaatsing van windmolens om horizonvervuiling te voorkomen. In ieder geval dient te worden voorkomen, dat de polder bezaaid is met solitaire molens. Deze dienen te worden gegroepeerd. De gemeente heeft op dit punt geen beleid gemaakt. Daarmee valt men terug op het provinciaal beleid. De provincie heeft een beleidsregel gemaakt, die duidelijk aangeeft, als je een windmolen wilt plaatsen, dat het in een lijnopstelling moet in bepaalde gebieden, met een minimum van 6 en een maximum van 10. Op dit punt voldoet de aanvrager van de bouwvergunning niet aan het provinciaal beleid. In het kader van een artikel 19-procedure die hier wordt gevoerd, moet de gemeente een belangenafweging maken. Zij heeft daarin enige vrijheid. Ik vind het vreemd, dat in de belangenafweging niet naar voren komt, dat er in de praktijk knelpunten zijn ten aanzien van de provinciale beleidsregel. Dit blijkt in dit voorstel, maar is eveneens gebleken in de commissie voor de bezwaarschriften. Daar was een andere bouwvergunning aan de orde, waarin eveneens duidelijk knelpunten bleken in het provinciaal beleid. Het ging toen overigens niet om minder dan 6 windmolens, maar in de toekomst de mogelijkheid om meer dan 10 windmolens te plaatsen. De gemeente zou dit soort zaken moeten meewegen in haar beleid. Het beleid moet er op gericht zijn om windmolens te kunnen plaatsen. Het is niet de bedoeling dat we dit tegengaan. Deze geluiden heb ik in de commissie gehoord en deze hoorde ik zojuist in de raad opnieuw. Er wordt iets te negatief gesproken over de oprichting van windmolens. Het is juist prachtig dat deze worden opgericht en dat we daar schone energie uit krijgen. Ik zou het college willen vragen waarom hij in de belangenafweging niet meeneemt, dat er knelpunten zijn in de praktijk ten aanzien van de provinciale beleidsregel en waarom het niet mogelijk zou zijn om uitzonderingen te maken in het kader van de belangenafweging.
2003
N 140
Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de stelling van GroenLinks. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen, dat GroenLinks in zijn algemeenheid aangeeft, als het gaat om ruimtelijke ordening, dat er wat meer beleidsvrijheid voor de gemeente zou moeten zijn. In de praktijk is dat niet het geval en daarvoor zijn goede redenen. In het onderhavige plan moet men zich voorstellen, dat iedere gemeente andere regels heeft. Het zou dan werkelijk een ratjetoe worden in Flevoland. Wij volgen de provinciale beleidsregel. Daartoe zijn we verplicht. De provincie bepaalt uiteindelijk of het kan. Zij toetst het gemeentelijk beleid. De provincie heeft reeds meerdere malen de gemeentelijke voorstellen getoetst. Daarbij is het minimaal 6 tot maximaal 10 en anders wordt het afgewezen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het college gaat niet in op de knelpunten in de praktijk die ik signaleer. Het voert naar mijn mening te ver om in deze vergadering uit te leggen waar de knelpunten zouden zijn. Maar kort gezegd, zou het mogelijk moeten zijn om net iets minder dan 6 en net iets meer dan 10 windmolens te realiseren. Mensen hebben daar goede redenen voor. Deze zou je kunnen afwegen bij de belangenafweging. In die zin vind ik het jammer dat het college dit niet doet. Wethouder Van der Zwan: Als de raad vindt dat het anders moet en dat we tegen windmolens zouden moeten vechten, want dan wordt het werkelijk een gevecht tussen de gemeente en de provincie, en daaraan onze energie moeten besteden, dan moet de raad het zeggen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de fracties van GroenLinks en AOV/NWP worden geacht tegen het voorstel te hebben gestemd.
13.
Voorstel in te stemmen met het toepassen van artikel 19, lid 2, Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor de uitbreiding van een bedrijfsgebouw aan de Noordersluisweg 40 te Lelystad. (stuk nr. 2607) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
14.
Voorstel met betrekking tot de oprichting van een gezamenlijke programmaraad in de gemeenten Almere, Dronten, Zeewolde en Lelystad (stuk nr. 2604) De voorzitter: Mevrouw Zantingh deelde mee, dat wat haar betreft dit stuk een hamerstuk zou kunnen zijn. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Al jaren geleden waren er burgers die vroegen om een programmaraad vanwege het verdwijnen van een zender van de kabel. Ik kan u de correspondentie tonen. Het waren brieven van en naar de gemeente, omdat er iemand van het kastje naar de muur werd gestuurd. De ene ambtenaar gaf aan, dat er een programmaraad was. De andere ambtenaar zei dat dit niet het geval was. Onze fractie heeft daarover jaren geleden vragen gesteld. Wij waren de enig roependen in de woestijn om een programmaraad. Als argument werd aangevoerd, dat de kosten voor Lelystad alleen te hoog waren. Daarin kon ik mij enigszins vinden.
2003
N 141
We zijn nu een aantal jaren verder en helaas te laat voor een zender van UPC, maar wij stemmen wel in met het voorliggende voorstel. De heer Waterhout: Mijnheer de voorzitter. In het voorstel staat, dat de vier gemeenteraden hebben besloten tot de instelling van de regionale programmaraad. Maar er is niet geregeld hoe een selectiecommissie tot stand komt en hoe de vervolgprocedure zal zijn. Er is een aantal termen gebruikt, zoals representativiteit en kennis van zaken. Naar mijn idee is het verstandig dat we daarover duidelijk zijn, want als je een programmaraad samenstelt, dan moet deze inderdaad representatief zijn qua politieke kleur en kennis. Ik wil weten wat deze kennis is. Mijn voorstel zou zijn om het terug te laten gaan naar de commissie. De commissie kan dan een uitspraak doen over het vaststellen van de criteria en over het aanwijzen van iemand die in de programmaraad zitting neemt. Daarover is namelijk nog geen uitspraak gedaan. De voorzitter: Ik wil u er op wijzen, dat in het besluit onder punt 5 uw vraag wordt geregeld. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. Voor alle duidelijkheid wil ik er op wijzen, dat de commissie heeft geconcludeerd dat het voorstel zonder verdere bespreking naar de raad kon. De voorzitter: Het is een onweersproken recht van de raad om, als hij dat wil, uitgebreid over het agendapunt het woord te voeren. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. Het betreft hier de formele oprichting van een programmaraad. Voorgesteld wordt dit te doen door middel van een stichtingsvorm. Als een stichting wordt gevormd binnen de gemeente, dan dient daaraan een raadsvoorstel ten grondslag te liggen. Ten aanzien van de bemensing van de programmaraad wordt in overleg met het presidium een procedure afgesproken op het moment dat alle gemeenteraden die daaraan meedoen, het voorstel hebben aangenomen. Het is aan uw presidium om een lid uit deze raad voor te dragen voor de selectiecommissie. Het is aan de selectiecommissie om criteria op te stellen waaraan de leden van de programmaraad moeten voldoen. Dit heb ik in de commissie aangegeven. De heer Waterhout: Is het per se noodzakelijk dat het presidium deze persoon aanwijst, of zou dit vanuit de commissie Werk en Welzijn kunnen plaatsvinden? Wethouder Lodders: Met de andere gemeenteraden is er voor gekozen om een raadslid deel te laten nemen in de selectiecommissie. Het is aan de raad wie men voordraagt. Langs welke weg u iemand voordraagt is eveneens aan de raad. Daarover zou het college geen uitspraak willen doen. De voorzitter: Wij zullen het punt op de agenda van het presidium plaatsen. Als het presidium zou besluiten, dat het lid uit de commissie Werk en Welzijn komt, dan zou de raad hiermee kunnen instemmen. Mag ik constateren dat de raad akkoord kan gaan met het voorliggende voorstel? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
15
Voorstel tot het instemmen met wijziging van het Masterplan Stadshart waar het betreft de herziene grondexploitatie versie 11 september 2002 en de nieuwe afspraken over parkeren Stadshart (stuk nr. 2600)
2003
N 142
De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. In het voorstel worden drie punten voorgesteld. Mijn vraag heeft betrekking op het derde punt, de zin: "Daarnaast bestaat bij partijen (gemeente en William Properties) de behoefte om de afspraken in de samenwerkingsovereenkomst betreffende parkeren Stadshart te wijzigen.” Mijn vraag is waarom er bij de gemeente behoefte bestaat om deze afspraak zodanig te wijzigen, dat alle risico’s bij de gemeente komen te liggen. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. In het stuk is een vergelijking gemaakt tussen wat er in eerste instantie in de samenwerkingsovereenkomst stond en wat nu wordt voorgesteld. Daaruit kan worden afgeleid dat wij altijd al verantwoordelijk waren voor alle financiële investeringen, exploitaties en risico van exploitaties. Het is derhalve niet slechter geworden. Er was een discussie over hetgeen wel gemeenschappelijk zou zijn in het programma van eisen en dergelijke. Wij zijn bij een nadere afweging ten aanzien van de uitvoering tot de conclusie gekomen, dat je beter kunt volhouden dat wie betaalt bepaalt. Dan hoeven we niet met OMS te overleggen over de kwaliteit en het programma van eisen. We zullen wel zorgen dat de vastgelegde uitgangspunten, met name ten aanzien van de investeringen en de exploitaties, geschieden op een manier waarbij ten minste budgetneutraliteit zal worden bereikt. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
16.
Voorstel tot het volgen van de Wegenwet-procedure Reaalhof en omgeving ten behoeve van de realisering van het deelplan Zilverparkkade in het Masterplan Stadshart (stuk nr. 2606) De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. In de commissie is door onze fractie een vraag gesteld ten aanzien van de bevoorrading van de winkels in het betrokken gebied. Het college heeft geantwoord, dat met betrokken ondernemers goede afspraken zijn gemaakt. Dat stellen wij zeer op prijs. Echter na bestudering van de plattegrond waarop de tijdelijke route ten behoeve van expeditie is aangegeven, lijkt het wellicht zinvol om deze route te bekijken op aanwezige obstakels. Ik bedoel daarmee lantaarnpalen, bomen en fietsenrekken, met name in de Stadhuisstraat en het gedeelte langs het Zilverpark. Mijn vraag is of het college hierin medewerking kan toezeggen, dan wel de route eventueel kan aanpassen indien deze obstakels tot problemen mochten leiden. Voorts is er een voorstel in voorbereiding om te komen tot het verklaren van voetgangersgebied van bepaalde delen van het Stadshart. Hoe verhoudt dit voorgenomen voorstel zich tot de tijdelijke maatregelen ten behoeve van expeditie? Kan met de invoering van een dergelijk voorstel wellicht worden gewacht tot de tijdelijke maatregelen zijn opgeheven, dan wel is het college voornemens een coulante houding te betrachten voor dat gedeelte dat zal worden aangewezen als tijdelijke route ten behoeve van expeditie? Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Als we zover zijn, zal zeker nog in overleg met de aannemers precies moeten worden vastgesteld hoe de afpaling is met bijvoorbeeld hekken en of de routes die we hebben bedacht een verdere afwikkeling in dit gebied kunnen waarmaken. Als er dan iets in de weg staat, dan ligt het voor de hand dat we dit moeten aanpassen. Dat geldt aan twee kanten van de onttrekking, zowel aan de kant van de Reaalhof als aan de kant van de Zilverparkkade, waar een fietspad zal worden weggehaald. Daar zullen we moeten kijken hoe we een veilige omlegging van het fietspad kunnen realiseren.
2003
N 143
Het toekomstig beleid om het wandelgebied wat anders te handhaven, opdat fietsers niet meer zullen inrijden op het winkelend publiek, is hier niet van toepassing. De maatregelen hebben slechts betrekking op het winkelgebied waar de mensen wandelen. Daar valt de Reaalhof niet onder. We zouden wellicht later, als er knelpunten ontstaan in dat gebied, verdere maatregelen moeten nemen, maar vooralsnog is dit niet de bedoeling. De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Met het voetgangersgebied bedoelde ik niet zozeer de Reaalhof, maar de Stadhuisstraat en het Stadhuisplein. Volgens het kaartje bij de stukken is dat de tijdelijke route ten behoeve van expeditie op het moment dat de Reaalhof buiten gebruik is ten behoeve van de werkzaamheden. Wethouder Mattie: Als het nodig mocht zijn om de route te gebruiken omdat het aan de achterkant niet kan, dan zal het moeten gebeuren. Maar wel onder de voorwaarden die voor het hele winkelgebied gelden, waarbij tot elf uur bevoorraad mag worden in dat gebied en daarna niet meer, tenzij om wat voor reden dan ook ontheffingen worden verstrekt. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
17.
Voorstel tot vaststelling van de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2003 (stuk nr. 2515) De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt ter vaststelling de nieuwe Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2003. De fractie van Leefbaar Lelystad is geneigd om te zeggen: eindelijk. Deze verordening is immers het gevolg van wetswijzigingen die reeds in januari 2001 van kracht zijn geworden. Me dunkt, dat het ruim twee jaar na dato invoeren van een verordening die de gevolgen van deze wijziging compenseerde, rijkelijk laat genoemd mag worden. De leden van onze fractie hebben bepaald niet geleden door het uitblijven van een tijdige invoering. In hoeverre dit wel het geval is bij de collega’s van andere fracties vermag ik niet te beoordelen. Deze verordening omschrijft niet alleen de individuele rechten van raadsleden, maar ook het faciliteren van hen met middelen en goederen om hun raadswerkzaamheden zo gedegen mogelijk te kunnen uitvoeren. Voorts moeten wij concluderen, dat de verordening nog niet volledig is. Zoals eerder door andere fracties aangegeven in de commissievergadering, is het niet meer dan wenselijk om nadere richtlijnen en voorwaarden vast te stellen met betrekking tot omstandigheden en limieten inzake declaraties. Onze fractie heeft reeds meerdere malen aangedrongen op voortvarendheid inzake het faciliteren van raadsleden in computerale zin. Onze vraag in deze is waar op dit moment het initiatief ligt tot het treffen van deze verstrekking en binnen welke termijn deze ten uitvoer gebracht kan worden. De voorzitter: Ten aanzien van de procedure heeft de heer Zweers gelijk, dat we nog een aantal inhoudelijke afspraken moeten maken om tot een daadwerkelijke goede invoering te komen. Ten aanzien van de computerale faciliteiten kan ik aangeven, dat we in mei de nodige maatregelen kunnen nemen en verwachten. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een korte tekstuele opmerking maken met betrekking tot de aanpassing van artikel 4.7 in de bruikleenovereenkomst
2003
N 144
raadsleden. In de commissievergadering is daarop reeds gewezen. Er wordt genoemd de mobiele telefoon voor raadsleden. Deze is niet van toepassing. De voorzitter: Dit staat inderdaad in het verslag van de commissie. We kunnen in die zin de tekst aanpassen. Met inachtneming van bovengenoemde wijziging wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van het college besloten.
18.
Voorstel tot vaststelling van de Verordening griffiepersoneel en het Delegatiebesluit uitvoering Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Lelystad ten behoeve van de griffie (stuk nr. 2591) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
19.
Voorstel tot fysieke aanpassingen van het Stadhuis ten behoeve van verkrijging ITSsymbool (stuk nr. 2595) De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Het behoeft weinig betoog, dat de fractie van Leefbaar Lelystad instemt met het voorstel om de toegankelijkheid van het stadhuis voor minder-validen te vergroten. Toch heeft onze fractie nog enige kanttekeningen bij het voorliggende voorstel. In de eerste plaats hebben we onze vraagtekens bij het vervangen van de bij de raadzaal aanwezige hellingbaan door een platformlift. Naar onze mening ontbreekt hiertoe in het voorstel een deugdelijke motivatie. Onze fractie heeft drie argumenten om deze vervanging niet uit te voeren. Ten eerste de te verwachten geluidsoverlast van een platformlift die, zoals u weet, niet geheel geruisloos functioneert. Ten tweede de beperking van de evacuatiesnelheid in het geval van een calamiteit. Deze zal met een platformlift met minuten toenemen. Ten derde een geldelijke besparing van 11.000 euro. Tot slot vraagt de fractie van Leefbaar Lelystad zich af of de toegankelijkheid van een stadhuis uitsluitend een interne aangelegenheid is. Naar de mening van onze fractie behoort ook de bereikbaarheid tot toegankelijkheid. Het verbaast ons dan ook enigszins, dat in dit voorstel geen passage is opgenomen voor het realiseren van een aantal invalidenparkeerplaatsen bij de toegang van het stadhuis. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Na onze motie zijn wij uiteraard zeer verheugd. Op een dergelijk kort tijdsbestek hadden we zelfs niet durven hopen. We zijn heel blij, dat het nu eindelijk geregeld is. We hebben wel een vraag inzake Burgerzaken. Deze afdeling zal waarschijnlijk naar de begane grond verhuizen. Acht u tevens de leeszaal tot de publieke ruimte? Welke voorzieningen worden getroffen voor gehandicapten om daar een behoorlijke toegang toe te krijgen? Of zou deze eveneens in de toekomst naar de begane grond kunnen gaan? Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. De maatregelen die in het voorliggende stuk zijn opgenomen, zijn in nauw overleg vastgesteld met degene die het toezicht houdt en uiteindelijk het certificaat moet afgeven. Wij hebben gemeend er goed aan te doen om dit te volgen, omdat we anders het certificaat niet krijgen. Als we aan de
2003
N 145
maatregelen gaan tornen, zouden we naar mijn mening op de verkeerde weg zijn. Ik zeg u toe, dat ik een en ander voor de zekerheid nog zal uitzoeken. Alhoewel het niet werkelijk heeft te maken met de inrichting van het gebouw, is het goed om in de omgeving van het gebouw invalidenparkeerplaatsen te hebben. Naar mijn mening is e^ wel een aantal. Ik zal nagaan of er nog enige plekken moeten bijkomen. Dit speelt naar mijn mening eveneens een rol bij het verkrijgen van het symbool, maar ook dit zal ik nagaan. Mevrouw Weijerman heeft begrepen, dat de afdeling Burgerzaken naar de begane grond gaat. Dit is echter niet het geval. Er is juist voor gekozen om Burgerzaken daar te laten en een speciale lift in de hal te realiseren, buiten het normale liftensysteem om. Bij het normale liftensysteem heb je toegangspasjes nodig en dat is niet gewenst. Mensen in een rolstoel of met een ander hulpmiddel kunnen op een nieuwe lift richting Burgerzaken aankoersen. Als zij de leeszaal zouden willen betreden, dan moet enige hulp worden geboden bij het normale liftensysteem om met een pasje het gebouw binnen te komen. Vooralsnog is het niet de bedoeling om de leeskamer daar weg te halen. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Met betrekking tot de platformlift concludeer ik, dat deze hier achter zal komen in plaats van de hellingbaan. Is het direct noodzakelijk dat er een platformlift komt? Ik lees in het advies, dat de huidige hellingbaan zou voldoen. De enige opmerking die men maakt in het advies, is dat hij cosmetisch aangepast wordt zodat hij wat meer in de omgeving zou passen. Dus de directe noodzaak om daarvoor een platformlift in de plaats te zetten, is er niet. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Mijn vraag inzake de leeszaal was ingegeven door het feit, dat onze fractieassistent, ondanks dat zij een pasje heeft, de deuren niet door kan en derhalve de leeszaal niet kan bereiken. Daar ligt een groot probleem. Ik heb in de VNG gelezen, dat er gemeenten zijn die zelfs blinden tegemoet komen om toch als raadslid te kunnen functioneren. Ik zou het heel prettig vinden als een fractieassistent dit ook zou kunnen. Mijn opmerking inzake Burgerzaken heb ik gehaald uit voorstellen tijdens een workshop. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Op de vraag van de heer Zweers kan ik helaas geen ander antwoord geven, dan dat in nauw overleg met betrokkene tot deze conclusie is gekomen en dat ik nogmaals zal nagaan of we wel de juiste maatregelen nemen. Naar mijn idee is dat wel het geval. Voor degenen die met een rolstoel naar de leeskamer willen, zijn er naar mijn mening wel mogelijkheden. Misschien kan men er goed komen als men een andere kant kiest, of een andere lift. We zullen nog eens naar de route kijken. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
20.
Voorstel inzake aanpak veiligheid gemeentelijk vastgoed in het kader van het Masterplan BAL (stuk nr. 2592) De voorzitter: Ik herinner mij een levendige en zeer langdurige discussie in de commissie Bestuur. In het verslag wordt daarvan goed melding gemaakt. Het zou wellicht goed zijn als ik u de suggestie doe om dit punt in grote hoofdlijnen te benaderen om het niet al te laat te laten worden. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Voor de D66-fractie is veiligheid een belangrijk punt, want we hebben als bestuur onze verantwoordelijkheid te nemen.
2003
N 146
Naar aanleiding van diverse gebeurtenissen is er op het gebied van BAL een inhaalslag gaande. D66 is van mening, dat we als gemeente aan de wettelijke minimumeisen moeten voldoen. Het Masterplan BAL voldoet hieraan. Helaas kosten de maatregelen wel erg veel geld. Geld dat we eveneens graag in werkelijk tastbare ontwikkelingen van de stad zouden willen steken. Daarom kijken we allemaal met het idee of ergens nog iets is te besparen. Maar als dit het wettelijk minimum is, dan moet het eenvoudig, ook al doet het financieel pijn. Wij willen niet pleiten voor een soort burgerlijke ongehoorzaamheid, maar we moeten wel heel kritisch blijven kijken naar de uitwerking van de maatregelen. Bij de behandeling van de begroting, afgelopen najaar, heeft de D66-fractie reeds aangegeven, dat sommige zaken wel erg ver doorvoeren, zoals het geen tekeningen mogen ophangen in een school, en dat ondanks vele maatregelen het menselijk handelen, verantwoordelijk gedrag, het meest belangrijk is. Daarom blijven organisatorische maatregelen wat ons betreft een belangrijk item. In Lelystad zijn we koploper inzake deze problematiek. Dat is mooi, maar wij zouden liever zien dat we gezamenlijk met andere gemeenten zouden optrekken, bijvoorbeeld in VNG-verband. Daar zouden tevens maatregelen besproken kunnen worden die in onze optiek te ver doorschieten of in strijd zijn met bijvoorbeeld Arbowetgeving. Graag vernemen wij van het college of men hiertoe bereid is. Daarnaast dringen wij erop aan, dat er contact wordt gezocht met het Rijk om te kijken of daar wellicht een bijdrage vandaan kan komen. De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. Zoals u reeds aangaf, hebben we in de commissievergadering uitvoerig met het college van gedachten gewisseld over een aantal aspecten van het Masterplan BAL. Voor de VVD is daaruit een aantal hoofdpunten overgebleven dat bepalend is voor haar oordeelsvorming. Deze punten zijn: Is er na het nemen van de interim-maatregelen nog sprake van een situatie waarin de veiligheid van gebruikers in geding is? Is het moment waarop alsnog aan de formele eisen voor het verkrijgen van een gebruiksvergunning wordt voldaan direct van invloed op de feitelijke veiligheid? Dienen alle maatregelen die worden voorgesteld als even spoedeisend te worden beoordeeld? Hierbij denken wij met name aan het in orde brengen van tekeningen en kaartmateriaal. Is het noodzakelijk dat Lelystad zich in het kader van BAL als koploper presenteert? De interim-maatregelen hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen dat het bewustzijn over veiligheid in de dagelijkse werkomgeving is vergroot. Met het treffen van een aantal maatregelen is de veiligheid verder verbeterd. Dit acht de VVD een belangrijke zaak. Dat daarmee nog niet aan alle eisen op het gebied van de gebruiksvergunning is voldaan, is uit het oogpunt van handhaving en voorbeeldfunctie minder gewenst. Daartegenover staat dat zeker nu er minder middelen beschikbaar komen, een evenwichtige afweging van deze middelen des te meer noodzakelijk is. Het feit, dat het college erkent dat Lelystad zich ten aanzien van het Masterplan BAL als koploper presenteert, geeft aan dat de afweging van middelen elders kennelijk anders uitpakt. Wij vinden dat wij ons op dat terrein met een middenpositie best tevreden mogen stellen. Voor de VVD zijn er twee redenen om het college te adviseren de ambitieperiode waarin de definitieve maatregelen van de segmenten 2 en 3 worden uitgevoerd, te verlengen van 2 naar 5 jaar. Deze beide argumenten zijn, dat er bij verlenging van de uitvoeringsperiode meer mogelijkheden ontstaan om de maatregelen in het kader van
2003
N 147
ander onderhoud te realiseren. Door verlenging van de uitvoeringsperiode kan de inzet van financiële middelen worden gespreid waardoor er bij de voorjaarsnota mogelijkheid bestaat tot een realistische afweging. Ten aanzien van de administratieve uitvoering van de maatregelen dringen wij er bij het college op aan deze nog eens nadrukkelijk te plaatsen in het kader van andere prioriteitsstellingen. De VVD overweegt, afhankelijk van de beantwoording van het college, in tweede termijn punt 3 van het voorstel te amenderen in die zin, dat het jaartal 2004 wordt gewijzigd in het jaartal 2008. Ten aanzien van punt 6 van het voorstel, over de onderhandse aanbesteding, hebben wij in de commissie een vraag gesteld. Uit de beantwoording hebben wij begrepen, dat in deze situatie de onderhandse aanbesteding nadrukkelijk tot voordeel leidt. Mogen wij er daarbij van uit gaan, dat hierbij is afgewogen het nadeel van het ontbreken van een objectieve beoordeling omtrent mogelijke alternatieven? De heer Van der Houwen: Mijnheer de voorzitter. Veiligheid in brede zin, de uitvoering van beleid en de handhaving daarvan, heeft in ons verkiezingsprogramma een prominente plaats. In een discussie met het college over de maatregelen BAL en de andere thema’s van ons verkiezingsprogramma zullen wij als fractie, dus ook nu weer, een afweging moeten maken om zoveel mogelijk doelstellingen van ons verkiezingsprogramma te halen, binnen de steeds beperkter wordende financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Het uitgangspunt van het college was om binnen de huidige periode alle 114 gemeentelijke panden te laten voldoen aan de wettelijke minimumeisen op het gebied van brandveiligheid, asbest en legionella. In uw voorstel geeft u echter aan, dat de oorspronkelijke investering van 30,5 mln. euro niet haalbaar is. Mijn fractie steunt deze opvatting. In de commissiebehandeling is, gevraagd naar de enorme investeringen, door het college medegedeeld, dat Lelystad vanuit een achterstandspositie (in vergelijking met andere gemeenten) op korte termijn een grote inspanning moet doen. Tevens deelde het college mee, dat Lelystad op basis van in het voorstel neergelegde investeringen een koppositie zal bereiken. Mijn fractie zet vraagtekens bij deze ambities van het college. Gezien de voorgestelde dekking vraagt mijn fractie aan het college om de uitvoering van de maatregelen te temporiseren en zo de investeringen over een groter aantal jaren te spreiden. Voor onze fractie is wat dat betreft een middenpositie ook voldoende. Ik heb al gewezen op het bereiken van doelstellingen vanuit ons verkiezings programma op het gebied van sociale samenhang en leefbare wijken. Onze stelling is in zijn algemeenheid, dat wat betreft veiligheid het wettelijk minimum voor ons de maximum-norm is. Tenslotte nog enige vragen in de richting van het college. De kosten van het onderzoek en de uitvoering van de extra interim-maatregelen van segment 1 en de definitieve maatregelen van de segmenten 2 en 3 zijn taakstellend. Is deze conclusie juist? Bij de uitvoering in segment 1 zal de raad opnieuw de kaders stellen. Is dit eveneens een juiste conclusie? De definitieve uitvoering in segment 1 is na 2005. Om de veiligheid te garanderen wordt een overgangsperiode genoemd. Hoe lang duurt deze overgangsperiode? In de onderhandse aanbesteding wordt een aanzienlijke kostenbesparing voorzien. Mijn fractie gaat ervan uit, dat het college deze besparingen en de aanbesteding daarvan te zijner tijd transparant aan de raad kan overleggen. Kunt u deze toezegging doen?
2003
N 148
De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. De fractie van Leefbaar Lelystad sluit zich aan bij de woorden van de voorgaande raadsleden. We houden het kort, met een enkele opmerking. Een punt waarop de fractie van Leefbaar Lelystad nogmaals wil wijzen, is het gemis aan aandacht voor de structurele kosten die voortvloeien uit de BAL-maatregelen. Wellicht dat aandacht besteden aan deze kosten ervoor zorgt, dat niet alleen de hoge investeringen op lange termijn effect blijven houden, maar ook dat wij en de betrokken instellingen weten waar eenieder aan toe is. Ter illustratie geef ik aan, dat in het kader van de legionella-preventie douches wekelijks dienen te worden gespoeld met heet water. Een maatregel die bijvoorbeeld voor een scholengemeenschap een structureel hogere kostenpost betekent. Zijn deze kosten structureel te declareren, of komen deze kosten op een andere wijze terug? Zo ja, op wiens bordje belanden deze dan? De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Toen de raad vorig jaar besloot om een tussensprint te maken in de uitvoering van het Masterplan BAL, deden we dat met het oog op het waarborgen op heel korte termijn van veiligheid op essentiële punten. De vraag is echter hoe het met de haalbaarheid van deze veiligheid op essentiële punten zit, als we in het voorstel van het college aantreffen dat er op een heel essentieel punt als de veilige ontvluchting van personen, één van de meest wezenlijke punten lijkt onze fractie als het gaat om veiligheid, in het stadhuis nog aanvullende interim-maatregelen moeten worden genomen. Daar keken wij van op, want het college heeft vorig jaar één en andermaal geroepen: het is nu veilig. Interim weliswaar, maar het is veilig. Als het dan ook veilig is op veilige ontvluchting van personen, waarom zijn dan deze aanvullende interim-maatregelen nog nodig? Op dit punt willen we graag enige verheldering. Een tweede element is het onderhands aanbesteden. In de commissie is daarvoor als argument gebruikt van de zijde van het college, dat dit goedkoper is omdat er zoveel engineeringskosten in dit project zitten. Dit is niet helemaal een aansprekend argument, want het brandveilig maken van gebouwen, het zwaartepunt ligt toch nadrukkelijk bij de brandveiligheid, is niet iets dat nu voor het eerst wordt bedacht. Dit is toch in de engineeringswereld heel gewoon? Wij vragen dit in het licht van het besluit van de raad indertijd bij de nota Aanbesteding, dat openbare aanbesteding nadrukkelijk de voorkeur krijgt. Daarbij is natuurlijk overwogen, dat in sommige projecten veel engineeringskosten zouden zitten. Desondanks besloot de raad dat openbaar aanbesteden de voorkeur krijgt. Als daarvan nu moet worden afgeweken met het eenvoudige argument dat er veel engineeringskosten in zitten, dan heeft onze fractie behoefte aan een toelichting op dit punt. Een derde punt betreft fasering. Wij vinden fasering aanvaardbaar, maar wij voelen niet voor de idee om het verder uit te strekken dan in het voorstel van het college is aangegeven. Sommige fracties duidden daarop in hun eerste termijn. Wij hebben geen moeite met een koppositie op zoiets essentieels als de veiligheid voor personen, ontvluchting van personen en veiligheid van gemeentelijke gebouwen. Het brengt ons in de positie om bij het uitgeven van gebruiksvergunningen aan anderen hoge eisen te stellen. Wij denken, dat de bevolking van Lelystad daar nadrukkelijk bij gebaat is. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. De Inwoners Partij zal zich eveneens beperken tot de hoofdlijn. We hebben kritiek geuit in de commissievergadering met betrekking tot de inzet van het college om te proberen de middelen te verkrijgen bij de uitvoering van het medebewind. We zouden graag willen weten welke
2003
N 149
inspanningen u nog gaat verrichten om de doelstellingen te bereiken en wie nu precies aansprakelijk is als er iets met één van deze gebouwen zou gebeuren. Voorts kunnen we instemmen met het ambitieniveau van het college met betrekking tot de minimale veiligheidseisen zoals deze wettelijk zijn voorgeschreven. Een vraag over de financiën blijft slechts over. In de begrotingswijziging tref ik € 4.1 mln. aan, terwijl ik in het voorstel € 4 mln. aantref. Maar misschien heb ik het voorstel verkeerd gelezen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. De GroenLinks-fractie vindt het van het grootste belang, dat gemeentelijke gebouwen voldoen aan wettelijke veiligheidsvoorschriften. In dit geval zijn het minimumeisen die daaraan worden gesteld. Dit is te begrijpen, gezien de financiële positie van de gemeente. Het is heel belangrijk dat gemeentelijke gebouwen, zijnde openbare gebouwen, aan de veiligheidsvoorschriften voldoen. De overheid heeft daarin een belangrijke taak, zeker na de rampen in Enschede en Volendam. Wij zouden daaraan dus niet willen tornen. Wel blijft overeind, dat het een grote financiële inspanning van de gemeente verlangt. Wij vinden dat wij dit moreel verplicht zijn om het veiligheidsniveau te bereiken voor onze burgers. In die zin zien we niets in de fasering zoals deze door sommige fracties naar voren wordt gebracht. Mijn fractie vindt het belangrijk, dat de gemeente ervoor zorgt dat zij de zaken zelf voor elkaar heeft en daarmee een voorbeeldfunctie heeft in de stad. Daarmee kan zij haar publiekrechtelijke taken naar behoren uitoefenen. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Het Masterplan BAL is bedoeld om de wettelijk vereiste veiligheid voor de gebruikers van gemeentelijke gebouwen te bieden en te borgen. Wij hebben als raad in een eerder stadium uitgesproken, dat de vereiste maatregelen prioriteit hebben en zo mogelijk binnen deze raadsperiode gerealiseerd moeten worden. U stelt ons nu voor om ten aanzien van het stadhuis en de drie scholengemeenschappen interim-maatregelen te treffen en pas in een later stadium definitieve aanpassingen te plegen. Overigens ook een vorm van fasering. Voor de CDA-fractie staat bij de beoordeling van dit voorstel de veiligheid van de gebruikers, zowel volwassenen als kinderen, voorop. Dit bracht ons tot de volgende vragen. Waarom worden deze 4 gebouwen afwijkend behandeld ten opzichte van de andere 110? Is dit verantwoord? Past dit bij de voorbeeldfunctie die de overheid heeft? Wordt voor deze gebouwen wel een gebruiksvergunning afgegeven en wordt deze ook geborgd? Bij de behandeling in de commissie is ons duidelijk geworden, dat het ontbreken van een definitief toekomstbeeld van de vier genoemde gebouwen een heel belangrijke reden is om nu interim-maatregelen te treffen. Met andere woorden, we weten nog niet hoe deze vier gebouwen er in de toekomst uit moeten zien om het gebruik dat we daar willen mogelijk te maken. Op deze manier voorkom je dan ook desinvesteringen. Wel is het belangrijk, dat er voor deze vier gebouwen zodanige maatregelen worden getroffen dat het ontvluchten van personen mogelijk wordt. In dat kader is de vraag die de heer Siepel stelde natuurlijk van belang, want als dat nog moet gebeuren, hoe zit het dan nu? Het college heeft aangegeven, dat er een gebruiksvergunning wordt verstrekt en dat deze wordt geborgd, zodat de veiligheid voor personen op het gewenste niveau wordt gebracht. Over het aanbesteden zijn reeds opmerkingen gemaakt. U weet, dat met name de CDA-fractie zich steeds sterk heeft gemaakt voor openbaar aanbesteden. In dit geval, waar het gaat om 110 verschillende gebouwen waarvoor bestekken geschreven moeten worden, is het begrijpelijk dat het expertisevoordeel dat naar voren kan komen bij meervoudig onderhands aanbesteden, opweegt tegen het marktvoordeel van een openbare aanbesteding in één keer.
2003
N 150
Met de uitvoering van dit plan komen 110 gebouwen binnen twee jaar zover dat ze voldoen aan de wettelijke eisen en worden voor de overige 4 zodanige maatregelen getroffen, dat de veiligheid van de gebruikers gewaarborgd is. In dat kader kunnen we instemmen met het voorliggende voorstel.
Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik ben heel gelukkig met de uitspraak dat veiligheid bij de raad hoog in het vaandel staat, ook als het gaat om de drie aspecten die in het project BAL zijn ondergebracht. Ik weerspreek de opmerking van mevrouw Boshuizen, dat in scholen geen tekeningen meer mogen worden opgehangen. Ik constateer dat vanuit BAL veel inspanningen zijn gepleegd om met de scholen samen richtlijnen te maken en dat deze aspecten juist wel kunnen. Daarmee proberen wij maatwerk te leveren. Ten aanzien van de vragen over de lobby richting het Rijk voor extra middelen heb ik in de commissie aangegeven, dat dit naar het oordeel van het college een heilloze weg is. Het zit er niet in. We zullen wel de VNG van onze bevindingen in deze op de hoogte brengen en kijken of we via de VNG nog een stapje verder kunnen komen. Maar richting VROM lijkt ons, gezien de discussies die we hebben gehad met de inspecteur van VROM, een heilloze weg. De heer Jansen: Is niet geschoten altijd mis? Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik heb aangegeven hoe het college daarover denkt. Die weg is voor ons geen begaanbare. Via de VNG, waar de geluiden zich kunnen bundelen, lijkt ons een veel betere route. En dat zullen we doen. Ik kom toe aan een aantal vragen van de heer Marseille. Het verkrijgen van een gebruiksvergunning is onder andere gekoppeld aan de bouwverordening. In een bouwverordening moeten allerlei zaken op orde zijn, anders mag bouw- en woningtoezicht geen gebruiksvergunning afgeven. Dit betekent, dat ook het op orde brengen van tekeningen hoort bij het wettelijk kader en even spoedeisend is in het traject om een gebruiksvergunning te kunnen afgeven. De heer Marseille: Ik vroeg of er op basis van de getroffen interim-maatregelen sprake is van een veilige situatie, wetend dat nog niet is voldaan aan de gebruiksvergunning. Is er dan sprake van een feitelijke onveiligheid? Ik weet dat het wettelijk lastig is om dat uit elkaar te trekken, maar met deze situatie leven we al een tijd. Het gaat om deze situatie. Nemen wij feitelijke risico’s met wachten? Als dat zo is, dan moeten we het morgen doen. Wethouder De Vries: De heer Marseille heeft een aantal vragen gesteld. Ik heb één vraag beantwoord inzake de gebruiksvergunning. De andere komen nog aan de orde. De interim-maatregelen leiden in de optiek van bouw- en woningtoezicht en van het college tot een tijdelijk veilige situatie voor de ontvluchting van personen. Een veilige situatie die is gebaseerd op organisatorische maatregelen, niet op fysieke en installatietechnische maatregelen, en die een verhoging van de druk geeft op organisatorische maatregelen. Hoofden van scholen moeten iets organiseren. Dat kunnen wij voor een deel wegnemen door technische maatregelen c.q. bouwkundige maatregelen te nemen. Vanuit de autoriteit van de brandweer en vanuit de wetgeving mogen deze organisatorische maatregelen niet te lang duren, want dat kunnen personen niet volhouden. Ik wil inhaken op de aanvullende vragen die door andere fracties zijn gesteld ten aanzien van de vier gebouwen waar we dit wel iets langer willen doen. U kunt zien, dat we aanvullende interim-maatregelen willen nemen, aanvullende borgingen willen
2003
N 151
hebben, zodat de ontvluchting van personen beter gegarandeerd is en de organisatorische maatregelen volgehouden kunnen worden. Dit betekent, dat we een brandwacht inschakelen. Dat kost geld. Deze is onafhankelijk getoetst, onafhankelijk ingezet en kijkt met een eigen autoriteit of de veilige ontvluchting van personen gewaarborgd is. Tijdelijk, voor een korte periode, kunnen we dat zelf vanuit onze eigen organisatie volhouden. Moet het langer, dan zijn aanvullende borgingen op de interim-maatregelen absoluut noodzakelijk. In fysieke sfeer wijs ik u er op, dat een trapje voor een raam welke nu als ontvluchtingsroute in interim-maatregelen dienst doet, op een termijn van bijvoorbeeld 5 jaar voor een school, niet is vol te houden. De heer Van der Houwen heeft vragen gesteld ten aanzien van de panden. We doen in het voorstel geen 114 panden, maar 110. Daarbij wijken we af en doen we het wettelijk minimum. We komen inderdaad uit een grote achterstandpositie, want we hadden in feite niets. We trekken deze achterstandpositie gelijk met de termijnen waarmee het bedrijfsleven in deze stad groeit naar de gebruiksvergunning. Daarin is de voorbeeldfunctie van deze gemeente zeer bepalend voor het gedrag van de private sector die wij eveneens op het nieuwe niveau moeten brengen. De kosten in het project zijn taakstellend. Als we met elkaar de discussie voeren over de gebouwen in segment 1, komen we natuurlijk bij u terug. Als de overgangsperiode langer duurt, zullen we vanuit bouw en woningtoezicht en de brandweer extra aanvullende eisen op het interim-pakket zetten, zodat we zeker weten dat de waarborg er in zit. Veel fracties hebben gesproken over de onderhandse aanbesteding. Ik kan verwijzen naar de opmerkingen van de heer Hijmissen die mijn antwoord reeds heeft gegeven. Het gaat om bestekken voor 110 gebouwen. Dat is een enorm werk. Ik wil u een indicatie geven van de besparing die wij door meervoudig onderhands aanbesteden voor segment 3 zouden kunnen halen. Wij hebben berekend en hebben ingeboekt dat het gaat om 400.000 euro. Als we praten over veiligheid, dan moet het gebouw veilig zijn. Daarvoor is de eigenaar van het gebouw primair aansprakelijk. Deze blijft dit in hoge mate, of je moet dit contractueel met de gebruiker hebben afgetikt. Dit af te tikken voor 110 gebouwen waarin organisaties van onszelf zitten, lijkt me geen zinnige zaak. In grote lijnen is juridisch gezien de eigenaar van een gebouw voor de fysieke situatie aansprakelijk. De heer Jansen: Wie is dat dan? Is dat de burgemeester of het college? Wethouder De Vries: Uiteindelijk is de raad verantwoordelijk. De heer Jansen: Wij kunnen toch geen eigenaar volksvertegenwoordigers, van de gemeentelijke gebouwen?
zijn
als
raad,
als
Wethouder De Vries: Voor deze gemeente in dit kader is de raad verantwoordelijk voor het te nemen maatregelenpakket en daarmee voor het veiligheidsniveau in deze gebouwen. De heer Jansen: Dat is helder. Mijn vraag was wie de eigenaar is van de gemeentelijke gebouwen. Wethouder De Vries: De gemeente is eigenaar en de raad is eindverantwoordelijk voor deze gemeente. De raad is het hoogste orgaan. De voorzitter: In juridische zin is inderdaad de gemeente als zodanig eigenaar. Daaraan heb ik niets toe te voegen.
2003
N 152
Aan de orde is, dat de feitelijke verantwoordelijkheid bij de raad ligt, maar wel in de taakstelling die aan de raad is opgedragen. In het kader van de dualisering weet u precies wat u moet doen. Het dagelijks bestuur is volop aanspreekbaar en verantwoording schuldig aan de raad ten aanzien van het dagelijks beheer van alles wat met dit onderwerp te maken heeft. Er is een gedeelde verantwoordelijkheid. In juridische zin is dit ten aanzien van het eigendom helder. In verantwoordelijke zin moet u ons ter verantwoording roepen als bestuursorgaan. Dit geldt zowel het college als op een aantal punten de burgemeester. In het kader van de dualisering is de raad teruggetreden, in de zin dat hij niet meebestuurt maar wel controleert. Als wij het niet goed doen, staan u allerlei middelen ten dienste om ons te dwingen. Wethouder De Vries: Na het onderzoek dat we hebben gedaan naar de brandveiligheid van de gebouwen, hebben we nu de kennis over de situatie van de gebouwen. Wij weten derhalve wat er aan mankeert. We hebben een wettelijke taak om dit in het kader van de veiligheid onder te brengen in de criteria die liggen onder de gebruiksvergunning. Zouden we dat niet doen, dan overtreden we de wet. De heer Marseille heeft de suggestie gedaan om het traject te verlengen. U zult begrijpen, dat het college vanuit de verantwoordelijkheidsrol ten aanzien van de veiligheid, niet voelt voor het verlengen van de periode. Ik kan nog aangeven, dat juist het bekorten van de periode van 3 naar 2 jaar ons een fikse bezuiniging in het project BAL heeft opgeleverd. Als we opnieuw zouden willen overwegen dit te verlengen zullen we in het kader van de prijscompensatie en het langer hebben van een projectbureau, flink uit de pas lopen met de kosten. Deze zullen enorm stijgen. Als u daarachter nog het traject wilt zetten van de vier gebouwen die we nu in feite hebben geparkeerd, komen we op een verschuiving uit van 5 tot 7 jaar. Dat lijkt mij niet verantwoord. Het lijkt mij gevaarlijk en ongewenst om het handhaven van interim-maatregelen, die vooral organisatorisch gestoeld zijn, lang door te zetten. Daarvoor moeten organisaties als scholen of buurthuizen zeer veel inspanning leveren. Het is tevens riskant, omdat het bij elke controle, als we ook administratief de zaken niet rond hebben, betekent dat het niet goed is. Ik wil in dat kader wijzen op onze voorbeeldfunctie en op het feit, dat wij het in het collegeprogramma hebben gezet. De heer Jansen: Ik had nog een vraag gasteld ten aanzien van de 100.000 euro verschil die ik zag tussen de begrotingswijziging en het voorstel. Wethouder De Vries: Ik ben te rade gegaan bij de wethouder financiën. Het verschil zit er inderdaad in. Wij denken dat het 4 mln. moet zijn. De heer Zweers: Ik zou nog een antwoord willen hebben op mijn vraag inzake de structurele kosten en wie daarvoor uiteindelijk opdraait. Wethouder De Vries: Ten aanzien van veiligheid in gebouwen ligt een gedeelde verantwoordelijkheid. De eigenaar heeft een verantwoordelijkheid, maar ook de gebruiker heeft een eigen verantwoordelijkheid. Het op peil houden van de veiligheidsmaatregelen in het kader van het gebruik van het gebouw, bijvoorbeeld het houden van ontvluchtingsoefeningen, is in onze optiek een taak van de gebruiker. Die zal dat moeten oplossen. Is dit in principe een taak die hij reeds had, die hij niet heeft gedaan en nu wel moet doen en mocht dit aanleiding geven voor vragen aan de gemeente voor extra financiën, dan komt dit via de reguliere kanalen bij ons terug. In tweede termijn
2003
N 153
De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. Ik wil beginnen met een voorstel van orde. Ik wil u vragen een ogenblik te schorsen voor nader overleg. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. In de eerste termijn heb ik gezegd dat de VVD-fractie overwoog, afhankelijk van de beantwoording van het college, in de tweede termijn een amendement in te dienen. Wij hebben het antwoord van het college overwogen en zijn tot de conclusie gekomen dat wij het amendement niet zullen indienen en kunnen instemmen met het voorstel van het college. Wij willen nog wel een opmerking maken over het projectbureau. Het is wellicht mogelijk om kosten te besparen door het projectbureau zo kort mogelijk te laten bestaan, danwel in te bedden in de organisatie. Wij willen graag uw reactie hierop vernemen. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. De fractie van D66 kan instemmen met het voorliggende voorstel van het college. De heer Van der Houwen: Mijnheer de voorzitter. Inzake een tijdelijk veilige situatie, vooral gebaseerd op organisatorische maatregelen, stelt het college dat het te lang aanhouden van organisatorische maatregelen wellicht een vorm van mentale moeheid bij de gebruiker zou kunnen veroorzaken. Mijn fractie kan natuurlijk niet nagaan of dat werkelijk het geval is. Een langer uitstellen van installatietechnische voorzieningen danwel bouwkundige maatregelen zou tot ongelukken en daardoor wellicht tot meer kosten kunnen leiden. Dit is de visie van het college, zoals ik althans heb begrepen. Ik denk, dat het college dit net zo min als wij kan onderbouwen met harde gegevens. Het is een aanname. Met betrekking tot de kosten van het projectbureau volg ik graag de fractie van de VVD, zeker ten aanzien van de technische en bouwkundige maatregelen van de segmenten 2 en 3. Wij zien inderdaad geen probleem indien het projectbureau in zou zakken in de organisatie. Dit zou aanzienlijk in de kosten kunnen schelen. Ten aanzien van het over meerdere jaren uitsmeren en de gevolgen daarvan voor de prijscompensatie en dergelijke moet ik eerlijkheidshalve zeggen, dat mijn fractie daar enige vraagtekens bij zet. Dit betekent, dat wij enige twijfel hebben over de argumentatie die het college heeft gegeven met betrekking tot dit voorstel. Echter, wij achten de voorbeeldfunctie van de gemeente heel belangrijk. Dit is doorslaggevend om akkoord te gaan met het voorliggende voorstel. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Ik wacht nog steeds op het antwoord inzake de structurele kosten. Ik heb specifiek de legionella-preventie genoemd. Er zijn organisaties die declareren bij deze gemeente. Uiteindelijk zullen dat soort maatregelen gevolgen hebben voor de begroting van deze gemeente. De vraag is of reeds inzicht is in deze kosten en indien dat niet het geval is, wanneer dit inzicht er dan zal komen. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Gehoord de beantwoording van het college stemt onze fractie in met het voorliggende voorstel. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Wij stemmen eveneens in met het voorstel. Er leeft echter nog één brandende vraag bij onze fractie inzake de scheiding van machten. Kunt u nog eens uitleggen hoe de handhavers de handhaver kunnen controleren, als zij onder dezelfde bestuurslaag vallen?
2003
N 154
Bouw- en woningtoezicht controleert de gemeentelijke gebouwen. Het college heeft daarin een taakstelling, maar deze controleert op de uitvoering van de voorschriften. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie stemt in met het voorliggende voorstel. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Op de vraag om de projectorganisatie te laten inbedden in de organisatie dan wel zo kort mogelijk te laten bestaan, kan ik antwoorden dat dit één van de redenen is waarom wij het project kunnen bekorten. In het plan is opgenomen, dat reeds na één jaar de projectorganisatie in de lijn inzakt. In een korte, heftige periode kunnen we dat werk bekorten en daarna kunnen we het werk weer normaal oppakken. Ook daarin zit enige besparing die we hebben ingecalculeerd. We zijn het derhalve met de stelling eens om het zo kort mogelijk te doen. Onze insteek is om de gegevens zo te maken, dat de lijnorganisatie daarmee verder kan. Ik vond de opmerking van de heer Van der Houwen inzake mentale moeheid een goede. Zo is het ook. Als we afgaan op de ervaringen bij de brandweer die de controles uitvoert, dan heeft de brandweer voldoende argumenten om hard te maken dat deze mentale moeheid optreedt, reeds relatief kort na het ingaan van interimmaatregelen. Het begint sluimerend op administratieve posities, maar wellicht later op meer fundamentele zaken. Ik denk dat de heer Zweers mij niet goed heeft begrepen. Ik heb namelijk al antwoord gegeven op zijn vraag. Er zijn inderdaad organisaties die ten aanzien van de stroom middelen afhankelijk zijn van deze gemeente. Er is een normale lijn van terugkoppeling door middel van het indienen van budgetten. Het komt via de sector Samenleving, waarin buurthuiswerk en onderwijs zitten, terug. In de discussie over de budgetten die we daarvoor beschikbaar moeten stellen, komt dan deze positie terug, als de structurele maatregelen in euro’s zo exceptioneel zijn dat er aanleiding is tot verhoging. Ik hoop dat hiermee uw vraag nu voldoende is beantwoord. Op de vraag ten aanzien van scheiding van machten kan ik aangeven, dat bouw- en woningtoezicht zich heeft te houden aan de wet en onder verantwoordelijkheid opereert van het college. De brandweer controleert op de aspecten ten aanzien van brandveiligheid en is daarin onze controleur. Dit biedt voldoende garantie dat het op een perfecte wijze volgens de wet wordt gedaan. Met betrekking tot onze eigen organisatie hebben we naar aanleiding van vragen van de heer Siepel in de commissie gesproken over het Haagse model en hebben we dit voldoende uitgelegd. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
21.
Voorstel tot onttrekking aan de reserve ontwikkeling stad (stuk nr. 2594) De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dit geen goed voorstel, met name door de precedentwerking. Ik denk, dat we vele anderen tekort zouden doen. Bovendien is er al eens 1 mln. gulden als schenking gedaan aan deze profitorganisatie. Bij dit miljoen hadden voorwaarden gesteld kunnen worden. Ik spreek over guldens, omdat het bedrag destijds in guldens is betaald. Er had 500.000 gulden geïnvesteerd kunnen worden en dan hadden ze 500.000 gulden over gehad voor deze garantstelling waarover wij nu een besluit moeten nemen. Ik denk dat dit niet de bedoeling kan zijn. Daarnaast ben ik van mening, dat het niet past in de uitgaven van ons huishoudboekje.
2003
N 155
Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. In de afgelopen commissievergadering heeft de D66-fractie reeds gemeld, dat zij niet gelukkig is met het voorliggende voorstel. Het Aviodome is een bijzonder bedrijf en heeft zeker een grote meerwaarde voor Lelystad, maar het blijft een bedrijf. In de komst van dit bedrijf heeft de gemeente al eens 1 mln. gulden gestoken. In de begrotingsbehandeling van 2001 is dit aan de orde geweest. U kunt zich wellicht nog herinneren, dat ook toen D66, samen met een aantal andere partijen waaronder de ChristenUnie en GroenLinks, tegen het verlenen van deze subsidie was. Nu zou er nog eens 280.000 euro uit de reserve ontwikkeling stad gehaald moeten worden om een voorziening te vormen om het restrisico van de borgstelling af te dekken. Wij hebben problemen met de dekking uit de ROS. Bovendien is de volgorde van eerst borgstellen en daarna naar de raad om een voorziening niet de juiste. Het college heeft dit reeds beaamd. Wij vragen ons af of de bezoekersaantallen wel realistisch zijn ingeschat. Bij tegenvallend resultaat, misschien zelfs meer dan de 50.000 minder, zal het risico voor de gemeente groter worden. Voor ons is het feit dat provincie, KLM en Schiphol geen van drieën borgstelling willen verlenen een teken aan de wand. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben indertijd tegengestemd inzake het bedrag van 1 mln. gulden dat werd geschonken. Ook met dit voorstel zijn wij niet akkoord en zeker niet uit de reserve ontwikkeling stad. Wij kunnen ons volledig achter de beweegredenen van D66 scharen. De heer Van Erk Mijnheer de voorzitter. Ik wil een misverstand opheffen. U kunt zien in het preadvies dat het hier gaat om een stichting. De Stichting Nationaal Luchtvaart museum Aviodome Schiphol. Dat betekent, dat deze stichting geen winstoogmerk heeft en dus geen bedrijf is. Voorts zijn wij van mening, dat deze stichting een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van het gebied rondom het vliegveld. Het heeft een zeer interessante recreatieve functie. Wij zijn derhalve voor het voorstel. De heer Van der Houwen: Mijnheer de voorzitter. Wij ondersteunen de woorden van de fractie van de VVD. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie ondersteunt de woorden van D66. Wethouder A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het is goed om even kort te vermelden hoe dit voorstel tot stand is gekomen. Zoals de heer Van Erk reeds aangaf, betreft het hier een stichting. De woorden van de Inwoners Partij dat het een profit-instelling is, betreffen niet de waarheid. Het is een stichting met een ideëel doel, namelijk om de luchtvaart toegankelijk te maken voor het publiek van Nederland. Daarmee is Lelystad erg gebaat. Het college stond in januari voor de keuze om deze borgstelling wel of niet te verlenen. Daarover hebben we lang gepraat. Te langen leste is besloten om de steun wel te geven, omdat anders het Aviodome in grote problemen zou komen. Men moest op dat moment besluiten om de bouw te laten doorgaan. Als dit niet zou gebeuren, dan zou men niet voor 1 juli a.s. open kunnen gaan. Zoals u weet, is het een toeristische stichting die er veel belang bij heeft om in het toeristenseizoen open te zijn. Provincie, KLM en Schiphol geven dan wel geen directe borgstelling maar wel veel meer geld dan de gemeente. De provincie geeft miljoenen euro’s aan Aviodome.
2003
N 156
Schiphol heeft het Aviodome reeds veel subsidies en bijdragen gegeven. Hetzelfde geldt voor de KLM die een grote inspanning heeft verricht om deze stichting en deze tentoonstelling tot wasdom te laten komen. Al met al ben ik van mening, dat het college een goed besluit heeft genomen. Ik geef toe dat het beter was geweest als de dekking voor het risicobedrag tegelijkertijd was voorgesteld met het afgeven van de borgstelling. Dat kon echter niet, omdat we destijds in de tijdsklem zaten dat Aviodome aan de bouwer een opdracht moest geven. Vandaar dat het zo is gegaan. Het zal niet weer gebeuren, als het maar even anders kan. In tweede termijn De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Houdt dit in, dat het college in het kader van het gelijkheidsbeginsel soortgelijke verzoeken in soortgelijke omstandigheden op een soortgelijke wijze gaat belonen en ook borg zal gaan staan? Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Wij verschillen van mening over de commerciële activiteiten. Voor ons blijkt uit de achterliggende stukken, dat het een bedrijf is, zij het een bijzonder bedrijf. In eerdere uitspraken hebben we dat van het college eveneens gehoord. De bijdragen van de provincie zijn wel hoog, maar zijn niet voor exploitatiekosten. Wij blijven tegen dit voorstel. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik blijf bij mijn standpunt. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. In aanvulling op de discussie die nu ontstaat of dit een commerciële activiteit is of niet, wil ik aangeven dat in de achterliggende stukken staat te lezen, dat zowel de commerciële als de ideële activiteiten van Aviodome worden ondergebracht in één stichting. De te borgen lening wordt aangetrokken voor een commerciële activiteit. Dit lijkt me duidelijk genoeg. De heer Van Erk: Zonder winstoogmerk. De heer S.J. Kok: Deze commerciële activiteit is wel nodig om de ideële activiteit van de stichting overeind te houden. Dus er zal toch geld gegenereerd moeten worden. De heer Van Erk: Per saldo is er geen winstoogmerk. Wethouder A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het is een bijzonder bedrijf en een bijzonder voorstel in een bijzondere situatie. Ten aanzien van de opmerking van de heer Jansen dat het een precedentwerking heeft, wil ik aangeven datdit niet het geval is. Als een commerciële activiteit een ideële activiteit ondersteunt, dan moeten wij dat alleen maar toejuichen. Daarmee is het bedrijf nog niet commercieel geworden. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de fracties van de GroenLinks, Inwoners Partij Lelystad, D66 en AOV/NWP geacht worden tegen het voorstel te hebben gestemd.
22.
Voorstel inzake wijzigingen begroting 2003 (stuk nr. 2601) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2003
23.
N 157
Initiatiefvoorstel tot het vaststellen van een plan van aanpak voor het project normen en waarden (stuk nr. 2589) De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Kort wil ik hier de drie criteria noemen op basis waarvan de PvdA-fractie dit voorstel heeft beoordeeld. 1. Depoliticeer het. Met andere woorden, haal het zo snel mogelijk uit deze politieke arena. 2. Doe het bottom-up. Met andere woorden, laat burgers en maatschappelijke organisaties zoveel mogelijk zelf het werk doen. 3. Concretiseer het. Met andere woorden, richt je vooral op de normen of de gedragsregels. Aan deze drie voorwaarden voldoet het waardevolle voorstel, zodat ook wij het college uitnodigen om de uitvoering van het plan van aanpak ter hand te nemen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Volgens het initiatiefvoorstel zou de gemeentelijke overheid een nadrukkelijke verantwoordelijkheid hebben voor de kwaliteit van de publieke ruimte. Het gedrag van de burgers in die ruimte is een aspect van die kwaliteit. En daar strandt al eigenlijk het standpunt van onze fractie. Landelijk is de discussie reeds gevoerd, maar wat is daar eigenlijk uit gekomen? Verzand in de drukte van de verkiezingen? Ieder zou zich moeten houden aan gezamenlijke afspraken volgens het stuk. Maar die hebben we toch in onze maatschappij allemaal al gemaakt? We hebben allerlei gedragsregels opgelegd door wetten. Daarvan komt niet altijd veel terecht. Als voorbeeld noemt u in het stuk een verkeersregel. Handhaving van de regels legt het gedrag enigszins vast. Ontbreekt deze, dan komt er niets van terecht. Het voorbeeld zien we nu dagelijks op de televisie. Door het ontbreken van de politie, de handhavers, breken de plunderingen in Irak los. Dan kunnen we afspraken maken wat we willen, maar een bepaalde leiding, oftewel een organisatie hebben we blijkbaar nodig. Het lijkt tegenwoordig een sport om welke gedragsregel dan ook te omzeilen. Jongeren kicken op gevaarlijke spelletjes. U wilt dit nu via maatschappelijke organisaties bereiken, want daar kent men elkaar. Maar vanuit de achtergrond van elk van de genoemde organisaties bestaan reeds enorm grote verschillen. Kerk versus moskee. Verschillen legio. Dit is tevens samenhangend met waarden die voortkomen uit onder andere een cultuur. U stelt bijvoorbeeld tien regels in. Hebben velen dat niet al vanuit de bijbel? En leeft eenieder daarnaar? Ons inziens behoort gedrag aangeleerd te worden bij de basis, het gezin. Dat heet in onze ogen opvoeding. Daarna volgt de school, want daar moeten we al verplicht vrij jong naar toe. Dit vervolgtraject zouden we willen aanhouden; niet van bovenaf beginnen dus. Dit ervaart onze fractie als betuttelend. De voorzitter: Mevrouw Weijerman. Ik begrijp, als u ‘u’ zegt, dat u de fractie van de ChristenUnie bedoelt? Mevrouw Weijerman: Ik bedoel daarmee de initiatiefnemer. De voorzitter: Ik zou willen opmerken, dat Irak mij geen gelukkig voorbeeld in deze discussie lijkt. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie staat een Lelystad voor ogen waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Kortom een stad waar het goed toeven is. Het gemeentebestuur, college en raad naar ik hoop in een gezamenlijk duet, werken daaraan door allerlei fysieke en sociale maatregelen te
2003
N 158
nemen. Toch blijven er dan nog aspecten aan de stad die het gemeentebestuur niet alleen kan veranderen, maar waarvoor ze afhankelijk is van de bewoners zelf. Zo wordt de sfeer in de stad voor een groot deel bepaald door de manier waarop burgers met elkaar omgaan. Dit laatste aspect verdient aandacht, ook in Lelystad. Maar al te vaak horen we in de media nog over geweld, over vandalisme en agressief gedrag. Ook respect, hoffelijkheid en netheid zijn niet altijd even vanzelfsprekend. Daarom kan de CDA-fractie zich goed vinden in het plan van aanpak dat voor ons ligt. Het gaat er in eerste instantie om een proces van bewustwording op gang te brengen. Terecht wordt daarbij de rol van de overheid beperkt tot het op gang brengen van het debat. Terecht ook wordt het beperkt tot de publieke ruimte en wordt de verantwoordelijkheid gelegd bij de maatschappelijke organisaties. De omgang van burgers met elkaar kan alleen door onderlinge afspraken en niet door wet- en regelgeving van bovenaf geformuleerd worden. De overheid kan wel faciliteren en moet dat ook doen. Van de maatschappelijke organisaties mogen we verwachten, dat ze de gemeenteraad met enige regelmaat op de hoogte houden van hun bevindingen. Eventuele financiële kosten die gepaard gaan met deelname aan het debat zijn voor de CDA-fractie nog wel een aandachtspunt. In dit voorstel wordt ervan uit gegaan, dat maatschappelijke organisaties die een bijdrage leveren aan het debat, de kosten kunnen opvangen binnen de eigen begroting, omdat de activiteiten ingebed zullen worden in reguliere activiteiten. In hoeverre dit uitgangspunt voor een aantal organisaties alsnog belemmerend zal werken, moet de praktijk leren. Het lijkt de CDA-fractie goed om het begin van het project duidelijk te markeren. Bijvoorbeeld door het organiseren van een stadsgesprek of een startconferentie zoals bij de cultuurnota. Met betrekking tot de uitvoering van het plan van aanpak zou de CDA-fractie nog eens willen wijzen op ervaringen elders, niet alleen in Rotterdam en Gouda maar ook in Arnhem. Wellicht valt uit deze ervaringen lering te trekken. De CDA-fractie sluit zich aan bij de PvdA. Ook wij nodigen het college van harte uit om het voorstel ter hand te nemen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. De Inwoners Partij is van mening, dat het imago goed is in Lelystad. Ook de manier waarop de mensen met elkaar omgaan. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Met respect voor elkaars mening en meningsuiting. Dat is de drijfveer. Als we dit als raad maar voldoende kunnen overbrengen op de bevolking, dan zijn we naar mijn mening op de goede weg. De mensen moeten zich daarvan bewust worden, ieder voor zich. Men wordt zich daarvan bewust binnen het verenigingsleven en andere maatschappelijke organisaties. Dat juichen wij toe. Een taakstelling daarin als gemeentelijke overheid zou voor ons niet hoeven. Ik vraag me af wat daarvan het nut en de noodzaak zouden zijn. Normen hebben we ons inziens in voldoende mate vastgelegd in verordeningen en in wetgeving. Wat dat betreft streven wij een liberaal standpunt na, vrijheid voor iedereen. Ook vrijheid van meningsuiting. Dat neemt niet weg, dat wij het initiatiefvoorstel van de ChristenUnie zullen ondersteunen. Wij zullen het zeker niet tegenwerken, maar wij achten het niet nodig om zitting te nemen in een eventuele werkgroep. De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. De VVD heeft zich bij de algemene beschouwingen geschaard achter het initiatief van de ChristenUnie om een discussie over normen en waarden in het publieke domein op gang te brengen. Indien wij er in
2003
N 159
slagen deze discussie op gang te brengen, dan beschouwen wij dat als winst. De VVD steunt het voorstel. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het een mooi voorstel en mijn fractie ondersteunt het. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. De ChristenUnie is erkentelijk voor de steun die van zoveel kanten binnen deze raad is gekomen voor ons initiatiefvoorstel. Dit is in verschillende bewoordingen tot uitdrukking gebracht. Ik merk op, dat waarden en normen een vraagstuk is dat ons allen bezighoudt. De accenten die de PvdA-fractie heeft gelegd, de criteria die zij heeft gehanteerd en die bij andere fracties wellicht meer impliciet dan expliciet een rol hebben gespeeld, zijn precies de criteria waaraan wij hebben geprobeerd invulling te geven in dit voorstel. Mevrouw Weijerman, anderen hebben in andere bewoordingen op hetzelfde punt de vinger gelegd, heeft gewezen op het verschil tussen normen en feiten. En volkomen terecht. Want dat is juist de reden waarom we hebben aangegeven, dat we hierin ook als overheid een initiatief moeten nemen. Wij constateren dat de normen voor het gedrag in de openbare ruimte volstrekt helder zijn. Daarover bestaat in het algemeen geen groot misverstand, zeker over de waarden die je zou moeten hanteren in de openbare ruimte. De normen kunnen individueel nog verschillen, maar dat is het punt niet zozeer. Het punt is, dat de feiten niet in overeenstemming zijn met de normen. Dan lijkt het ons een te optimistische gedachte om te veronderstellen, dat als je de normen nu maar vaak genoeg herhaalt en maar duidelijk afficheert, dat dan de feiten wel in overeenstemming met de normen zullen komen. Iedereen die zich regelmatig beweegt in de openbare ruimte en de krant leest, weet dat helaas de feiten niet met de normen in overeenstemming zijn. Dat rechtvaardigt naar het oordeel van de ChristenUnie een initiatief vanuit het orgaan dat verantwoordelijk is voor de openbare ruimte in Lelystad, en dat zijn wij als gemeenteraad. Wij moeten het echter zo snel mogelijk overdragen aan allerlei maatschappelijke organisaties. Zij moeten het werk doen. Alleen als zij bereid zijn om het te doen, kan het naar ons oordeel een vruchtbaar initiatief zijn. Dat zal moeten blijken. Het idee van het CDA om het beginpunt nadrukkelijk te markeren met bijvoorbeeld een startconferentie spreekt ons aan. Als je het op die manier aanpakt, dan komt misschien het financiële plaatje er wat anders uit te zien dan wij in onze eerste, wat optimistische benadering gedacht hebben. Wij krijgen binnenkort de voorjaarsnota. Als dat te vroeg is voor het beoordelen van een begroting die hierbij hoort, dan denken wij dat er op een ander moment wel een oplossing wordt gevonden, want waar een wil is, is binnen deze raad altijd weer een weg gebleken. Het college heeft het initiatief in zekere zin voor de uitvoering naar zich toe getrokken. Het college heeft er behoefte aan gehad om daarin uitdrukkelijk een rol te spelen. Dat kan natuurlijk heel goed. Het roept bij ons de vraag op wie binnen het college de eerst aanspreekbare portefeuillehouder zal zijn op dit onderwerp. Daar zijn wij wel benieuwd naar. Wat de bemensing van de commissie betreft weet ik in ieder geval één raadslid dat daarvoor belangstelling heeft. De voorzitter: U schetste in het laatste deel van uw betoog terecht, dat het college zichzelf een bepaalde rol heeft toebedacht. U hebt er recht op om binnen de kortst mogelijke tijd te vernemen welk collegelid zich met dit project zal belasten. Ik zal u dit binnenkort laten weten.
2003
N 160
Ten aanzien van de startconferentie kan het nuttig zijn om een lid van het college in uw gezelschap te hebben, omdat we dan met u kunnen meedenken. Ik zal het op twee manieren in het college bespreken: ten aanzien van de participatie en de mogelijke financiële argumentatie. Daar komt vast wel een goed voorstel onzerzijds uit. Overigens dank ik u dat ik dit heb mogen zeggen. Ik acht het goed, dat wij onze rol daadwerkelijk hebben geformuleerd. Primair ben ik u erkentelijk voor het feit dat u dit initiatief hebt willen nemen en dat wil ik graag in deze raad gezegd hebben. Ik merk op, dat we elkaar kunnen vinden ten aanzien van de afwikkeling van het voorstel. Het college zal op korte termijn de nodige kleinere of grotere stappen in overleg nemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van de fractie van de ChristenUnie besloten.
Gesprek met toehoorders De voorzitter: Zijn er aanwezigen op de publieke tribune die het woord tot de raad willen richten? Dat is niet het geval. De voorzitter sluit de vergadering om 23.55 uur.
Vastgesteld op 15 mei 2003.
De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,