N.a.v. vergadering 3-1-20006 is op blz. 13, 3e regel het woordje niet toegevoegd: Hoewel veiligheid niet te garanderen is, ……. De notulen zijn daarna vastgesteld. N O T U L E N VAN DE VERGADERING VAN 8 EN 9 NOVEMBER 2005. Voorzitter: Griffier: Wethouders:
de heer R.J.G. Bandell, burgemeester. de heer J.G.A. Paans. de heren drs. A.T. Kamsteeg, F.J. van den Oever, J.W. Spigt, C. Sas, drs. G. Veldhuijzen en B.A. van der Zwaan.
In deze vergadering zijn aanwezig geweest 39 leden en wel: de heer C. Bakker, de dames J.L.M. van Benthem, Y.A.J. van den Berg en J. van den Bergh, de heren C.A. Beem, J.C.C. Bruggeman, J.J.W. van Dongen, C. Donk, I. Eski, R. Hamburger en A.G. Hoogerduijn, mevrouw C.R. JansenMarseille, de heren A. Karapinar, J.B. Katif en W. van der Kruijff, de dames L.J. Kuhlemeier-Booij en C.M.L. Lambrechts, de heren M.P.P.M. Merx, H. Mostert, D. Pols, M.B. de Prieëlle en J.C. Rakhorst, mevrouw M.C. Ruisch, de heer D.F.M. Schalken, de dames K.J. Schellekens-v.d. Meijde, G.A. Schmidt en N. de Smoker-van Andel, de heren P.H. Sleeking, P.J. Speelman, B. Staat en D.A. van Steensel, mevrouw I.E. Stevens, de heren S. Tasgin, H.J. Tazelaar, D.E. Vermeulen en G.A.M. Verroen, mevrouw S.M. Wemmers-Wanrooij, de heren F. van der Wende en A.G. van Zanten. BEGROTING 2006 EN MEERJARENBEGROTING 2006-2009: a. Vaststellen van de programmabegroting van 2006 en de meerjarenbegroting 2006-2009; b. Vaststellen en autoriseren van de routine-investeringen; c. Bevestigen van de risico's, zoals omschreven in paragraaf 4.2; d. Verwerken van de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in het raadsvoorstel bij de programmabegroting 2006, in de exploitatiebegroting 2006; e. Toevoegen aan de algemene middelen van de voor 2006 en voor 2007 e.v. vastgestelde besparingen op de raadsinformatievoorziening. De VOORZITTER: Ik geef als eerste het woord aan de fractievoorzitter van GroenLinks, mevrouw Van den Berg. Mevrouw VAN DEN BERG: Mijnheer de voorzitter. Terugkijkend op het afgelopen jaar zien we dat in de samenleving grote veranderingen hebben plaatsgevonden, vaak onbedoeld, maar ook als gevolg van het door Balkenende II ingezette beleid. Wij hebben de slechtst presterende economie van Europa, terwijl het gemiddelde vermogen van onze rijken met 13% steeg. Wij vinden dat zij dat niet hebben verdiend. Wij staan verder aan de vooravond van een stelselherziening in de zorg en de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De burgers maken steeds meer schulden, ook jongeren. “Eerst het zuur en dan het zoet en eigen verantwoordelijkheid.” Het klinkt goed, de werkelijkheid is echter anders. Het is echter niet allemaal kommer en kwel, zeker niet in Dordrecht. Op vele terreinen gaat het goed en wordt overwegend goed beleid gevoerd. De fractie van GroenLinks is echter van mening dat een slag moet worden gemaakt en ik hecht er dan ook aan de dingen scherp te stellen. Een ander rijksbeleid vraagt om een koerswijziging in het collegebeleid. Natuurlijk hebben wij al vele bezuinigingen als gevolg van dit rijksbeleid over ons heen gekregen, waarop het college naar het model van de tegenbegroting en met innovatieplannen adequaat – een mooi woord – heeft gereageerd, maar dat is niet voldoende. Het collegeakkoord is door de tijd ingehaald. De gevolgen van het rijksbeleid komen terecht bij degenen die het al niet gemakkelijk hebben, mensen met lage inkomens, eenoudergezinnen, ouderen en middeninkomens, in feite iedereen behalve de hogere inkomens. De slechte verdeling van lusten en lasten doet daar nog eens een schepje bovenop. De gevolgen van de verslechtering van de sociaal-economische positie van de burgers worden in bijna alle wijken zichtbaar. Wij hebben het namelijk niet over 10 tot 15% aan de onderkant van de maatschappij. Door bijna iedereen worden de lasten gevoeld, wat op vele plekken in de stad zichtbaar wordt. Wij zien dat ook in de wijken, waar het accent weer op de stenen wordt gelegd. Heeft alleen Oud Krispijn recht op een sociaal programma? Zijn de problemen opgelost als 1
enkele nieuwe huizen worden opgeleverd? Natuurlijk niet! Ziet het college niet in dat sociaal investeren broodnodig blijft? Wijkgericht werken verdient een prominentere plek, wij doelen hiermee op het beleid en de praktijk in de wijk. Actieve bewoners, die er op zijn zachtst gezegd moe van worden dat weinig of niets met hun werk wordt gedaan. Als zij ermee zouden kappen, zouden we opnieuw moeten beginnen en ik voorspel dat dit jaren zal duren. Organisaties die onze inwoners iets te bieden hebben moeten hiertoe in staat worden gesteld. Na 300 onderzoeken naar het werk van de DWO ben ik het zat. Wat is het probleem eigenlijk? Deugt het management van de DWO niet, weet het college niet wat het wil of heeft het college niet genoeg geld over voor hetgeen deze stad nodig heeft? Ik wil hierop graag een reactie van het college. Niet alle organisaties zijn in staat te investeren in vernieuwing en tegelijkertijd te bezuinigen, zoals de bibliotheek. Is het toeval dat de welzijnssector en de cultuursector met dezelfde problemen hebben te kampen? In de cultuursector wordt weliswaar geïnvesteerd, maar vooral in gebouwen en activiteiten die het toerisme bevorderen. Waar het om gaat, is cultuur voor de Dordtenaar en geld voor activiteiten. De sfeer van onbehagen en wantrouwen in het land, die door onzekerheid en minder geld nog eens wordt versterkt baart ons echter de meeste zorg. Juist nu is het belangrijk de boodschap uit te dragen dat geweld en populisme geen antwoorden op hogere uitgaven en minder inkomen zijn en zeker niet het aanwijzen van een zwart schaap of een zondebok. Het is een wereldwijd probleem. Frankrijk laat ons zien dat het een sociaal-economisch probleem is. De politiek heeft de opdracht de problemen bij de naam te noemen en naar oplossingen te zoeken. Voorkoming van sociale uitsluiting is hierbij het sleutelwoord en gettovorming is wel het laatste wat we willen. Ik noem drie manieren die er volgens de fractie van GroenLinks toe kunnen bijdragen iets aan de geschetste problematiek te doen. Ten eerste de principes eerlijk delen en gelijke kansen weer terugbrengen in de lokale politiek. Ten tweede ons richten op effectieve maatregelen en ten derde het debat terug op straat brengen, bij organisaties, instellingen, verenigingen en in de kroeg, om werkelijk te weten te komen wat er leeft en de mensen te helpen met wat er op hen afkomt. Ik denk hierbij onder andere aan de dagelijkse bureaucratische rompslomp die via de brievenbus op de deurmat valt. Eerlijk delen. Om terug te komen op de situatie met Balkenende II: wij hebben ons de vraag gesteld hoe het er in Dordrecht uit ziet. Wij constateren dat de voormalige Kwantum en het gebouw De Holland al veel te lang leeg staan en een en ander hermetisch met hekken is afgesloten. Er zou maar een dakloze in de parkeergarage slapen! Wij constateren voorts dat het college een jaar nodig heeft voor het doen van onderzoek naar het aantal dak- en thuislozen. Het onderzoek was in juni al afgerond, maar waar blijft de voorziening? De fractie van GroenLinks vraagt het college wat wij nu wijzer zijn dan vorig jaar en hoe het college deze wijsheid denkt om te zetten in actie. Wij constateren dat De Buitenwacht de run op gratis voedselpakketten niet meer aan kan. Ja, voedselpakketten, de tranen springen je in de ogen! Is dit Nederland? Is dit Dordrecht? Ik zie ouderen en gehandicapten die een onzekere tijd tegemoet gaan. Hoe zullen voor hen de veranderingen in de zorg uitpakken? Bovendien is er al het onzichtbare leed, de zogenaamde stille armoede. Eerlijk delen kan op vele manieren, de rekening wordt echter bij de individuele burger neergelegd. Samen kunnen wij hiertegen iets doen, om te beginnen met een ruimhartig kwijtscheldingsbeleid en een vangnetregeling voor degenen die met een laag inkomen moeten rondkomen, zodat ook zij eindelijk aan funderingsherstel kunnen doen. GroenLinks is blij met het SMS-Kinderfonds en waardeert organisaties als De Buitenwacht en de Weggeefwinkel. De fractie van GroenLinks wil alle maatregelen en initiatieven ondersteunen, waarbij men oog heeft voor hetgeen er verder in de wijk of de wereld aan de hand is. Solidariteit brengt samenhang terug. Wij kunnen meer doen door mensen of organisaties te ondersteunen die hieraan een bijdrage kunnen leveren door te laten zien dat hun werk belangrijk is, wat voor hen een sterke impuls kan betekenen. Ga eens met overtollige spullen naar de Weggeefwinkel! Help De Buitenwacht aan voldoende voedselpakketten! Effectieve maatregelen. De fractie van GroenLinks wil dat de maatregelen die het college neemt en de onderzoeken die het instelt ook iets opleveren, niet alleen financieel, maar vooral effectief. Hierbij past de vraag aan onze verkeerswethouder of ook automobilisten mogen worden bekeurd als zij zich niet aan de regels houden. Het is vervelend als men door het rode licht rijdt en wordt 2
bekeurd, maar als men een verkeersveiligheidbeleid wil voeren is het wel effectief. De kans dat het beter werkt dan alle verkeershobbels is groot. Een dergelijke maatregel past naadloos in ons voorstel het rendement op investeringen in de besluitvorming te laten meewegen. Laten we afspreken dat we alleen maatregelen nemen die gehandhaafd kunnen worden, desnoods door ons zelf. De fractie van GroenLinks is van mening dat heel veel geld aan onderzoeken wordt uitgegeven, zoals onderzoeken naar de luchtkwaliteit. Hoe erg is het? Ja, het is toch wel erg, want onze plannen voor parkeergarages in de binnenstad kunnen geen doorgang vinden. Wij starten daarop een onderzoek naar een manier om toch parkeergarages in de binnenstad te kunnen bouwen, waarbij de norm wordt overschreden. Hoe kunnen we hier omheen? Laten we deze onderzoeken staken en het geld effectief inzetten voor een duurzaam inkoopbeleid. Wij zullen een motie hiervoor indienen. GroenLinks wil dat er zuiniger met geld wordt omgesprongen. Waarom houdt het college vast aan plannen die afgeschoten zijn? Het zou beter zijn een alternatief plan voor het Achterom te bedenken zonder parkeergarage, dan is het niet nodig al deze onderzoeken en rechtszaken af te wachten. We kunnen op die manier besparen op de kosten en het geld aan andere zaken besteden. De bewoners worden niet in onzekerheid gelaten en er kan verder worden gegaan met de ontwikkeling van de binnenstad. Sommige onderzoeken zijn sowieso gedoemd te mislukken. Hoeveel onderzoeken zijn nog nodig om het college ervan te overtuigen dat een parkeergarage aan de Steegoversloot kansloos is? Voordat iets op haalbaarheid wordt onderzocht, moet eerst worden beoordeeld of het kansrijk genoeg is. Voorts de ambitie van een unieke en aantrekkelijke stad, waarvan het unieke een gouden greep is. Dordrecht is toch al uniek, er is geen stad als Dordrecht. Het aantrekkelijke is de vraag op welke manier we dat voor elkaar krijgen. De fractie van GroenLinks is van mening dat het college is doorgeschoten in zijn wens hogere inkomens naar Dordrecht te halen. Men kan hiernaar wel streven, maar dan zal er ook een sluitend beleid op moeten worden gezet. Het alleen maar bouwen voor potentiële Quote 500-genomineerden werkt niet. Ten eerste hebben we hiervoor niet de ruimte en ten tweede hebben wij niet veel stedelijke kwaliteit te bieden. Het heeft als negatief effect dat mensen zonder liggende gelden uit hun geliefde wijk naar elders in de stad of de regio moeten vertrekken, met het effect van een teruglopend aantal inwoners, wat pas echt slecht is voor het voorzieningenniveau in de stad. Dat betekent dat zal moeten worden gekozen voor een andere strategie. Wij hebben de plicht ervoor te zorgen dat er voldoende passende huisvesting is. Het mag niet zo zijn dat mensen gedwongen worden Dordrecht te verlaten. Bovendien heeft dit beleid tot gevolg dat mensen echt niet meer zullen gaan verdienen en aangewezen blijven op de goedkoopste en slechtste woningen die er zijn. Als er niet voldoende passende woningen zijn - die kant gaan we al aardig op - zal dat leiden tot een aanslag op de leefbaarheid van de wijken met de laatste goedkope woningen. Er zullen meer mensen op straat komen te staan, waarna vervolgens, omdat de situatie is veranderd, weer een onderzoek naar dak- en thuislozen zal moeten worden gedaan. De fractie van GroenLinks wil eerlijk delen en gelijke kansen, effectieve maatregelen die Dordtenaren in staat stellen hun positie te verbeteren. De heer VERMEULEN: Ik heb met aandacht geluisterd naar uw betoog, maar ik wijs u erop dat in het verleden PALT-afspraken zijn gemaakt, waarmee ook de fractie van GroenLinks akkoord is gegaan. Kunt u toelichten op welke manier u op basis van deze afspraken het bouwen van zowel dure als goedkope woningen wilt realiseren? Mevrouw VAN DEN BERG: Door te zorgen voor een andere lijn die het mogelijk maakt eerdere afspraken te herzien. Dat geldt ook voor de PALT-afspraken. De heer VERMEULEN: Afgesproken is dat binnen de Drechtsteden doorstroming zal moeten plaatsvinden. U wilt iedereen in Dordrecht houden. Mevrouw VAN DEN BERG: Kennelijk hebt u mij niet goed begrepen. Natuurlijk moet men kunnen verhuizen als men dat wil. Van doorstroming is al sprake. Ik wil alleen aangeven dat het niet zo mag zijn, dat alleen maar gebouwd wordt voor mensen met hoge inkomens van buiten Dordrecht 3
en niet voor onze eigen inwoners. Wij hebben sociale woningbouw nodig en hiervoor is te weinig aandacht. Wij vinden het prima als in gebieden met veel sociale woningbouw duurdere woningen worden gebouwd, maar wij willen geen nieuwe wijken met alleen maar bungalows, zoals in Golf en Wonen. Wij vinden dat gedifferentieerd moet worden gebouwd en geen getto’s voor de rijken moeten worden gecreëerd. De heer VAN DER WENDE: Ik wijs u erop dat de gegevens uitwijzen dat wij steeds meer mensen met hogere inkomens kwijtraken. De heer DONK: Volgens het SGB hebben vorig jaar 100 gezinnen met hoge inkomens onze stad verlaten. Vindt u dat een goede zaak? Mevrouw VAN DEN BERG: Natuurlijk vinden ook wij het vervelend als het aantal inwoners terugloopt, maar dat wijst erop dat wij blijkbaar iets niet goed doen. Waarom wonen alle rijken in de buurt van Amsterdam, Haarlem en het Gooi? Volgens ons is het antwoord op die vraag heel simpel, deze omgevingen bieden deze mensen datgene wat past bij hun leefstijl, namelijk horeca, cultuur en luxe winkels. Is men uitgekeken op de P.C. Hooft, dan gaat men naar Antwerpen, Parijs, Barcelona of Berlijn, maar niet naar Dordrecht. Deze mensen rijden met hun SUV’s hooguit langs Dordrecht op weg naar hun huis in België. Dordrecht moet horeca, cultuur en luxe bieden op het niveau van de Dordtenaren en het college heeft dat begrepen. Onze Cultuurnota, die in mei is vastgesteld, draagt niet voor niets de naam “De kracht van het lokale”. Bij de behandeling van de Kadernota is een motie aangenomen om de in deze nota genoemde bedragen, namelijk € 100.000,als productiebudget en € 25.000,- voor culturele initiatieven, beschikbaar te stellen. In de begroting wordt echter met geen woord gerept over deze nota en is geen cent voor de uitvoering terug te vinden. Waarom wil het college deze motie niet uitvoeren? Is het college zich wel bewust van het effect dat deze investering op onze stad kan hebben? Wij dienen een amendement in, waarin wij vragen geld beschikbaar te stellen om het productiebudget en het budget voor culturele initiatieven alsnog te realiseren. Het derde punt waarvoor ik aandacht vraag is het debat dat moet terugkomen. Eén van de functies van een cultuurbeleid is mensen aan het denken zetten. Deze gedachten hebben echter een podium nodig, waarmee het debat weer terug is in de stad. De fractie van GroenLinks wil met de inwoners van gedachten wisselen over de vraag wat goed is voor deze stad, over de wezenlijke dingen die mensen bezighouden en over de andere sfeer in ons land, de sfeer van onbehagen en wantrouwen, zoals de toenemende onduidelijkheid en de zwakke positie van mensen ten opzichte van professionele zorgverzekeraars, instellingen en organisaties, die zelf het spoor bijster zijn. Mensen vragen zich af of zij al dan niet recht op een zorgtoeslag, een kinderopvangtoeslag of wat voor toeslag dan ook hebben. Is het niet de taak van de lokale overheid waar zij kan haar burgers in alles wat op hen afkomt bij te staan? Voor ons is dit een retorische vraag, maar wij willen wel graag een reactie hierop van het college. De heer SLEEKING: Op welke manier denkt u dit debat te organiseren? Ik heb vorig jaar het voorstel gedaan een ontmoetingsplaats te creëren, waar mensen van allerlei afkomst, zonder onderscheid van persoon of geloof, met elkaar in gesprek kunnen gaan. Ik heb hierop geen enkele reactie gekregen, ook niet van de fractie van GroenLinks. Het verbaast mij dat u nu een voorstel doet dat in het verlengde hiervan ligt. Mevrouw VAN DEN BERG: Wij willen liever naar de mensen toe gaan en vinden het niet nodig daarvoor een plek aan te wijzen. Ik denk dat er in de wijken voldoende plaatsen zijn waar dat zou kunnen worden georganiseerd. In het kader van de Integratienota heeft het college in het verleden ook allerlei debatten georganiseerd. Wij zouden dit niet tot het integratiebeleid of tot allochtonen willen beperken, wij willen een podium bieden om over problemen te debatteren waar men tegenaan loopt en volgens mij zou dat heel goed kunnen worden georganiseerd bij De Buitenwacht of in de wijkcentra De heer MERX: Wat weerhoudt u ervan de wijk in te gaan en met de bewoners te praten?
4
Mevrouw VAN DEN BERG: Wij gaan de wijk in als fractieleden van GroenLinks. Mijn voorstel is dat dit door de gemeente wordt georganiseerd, zodat een breder debat kan plaatsvinden. Wat vinden Dordtenaren van de detentieboot? Maakt men zich ook zorgen over de veiligheid van deze mensen? De fractie van GroenLinks vraagt u als onze burgervader zich niet onder druk te laten zetten door Justitie, dan bent u wat ons betreft de beste burgemeester van Nederland. Dordrecht heeft niets aan een overheid die met twee maten meet, die een te laat ingediende aanvraag voor een vergunning voor de rommelmarkt weigert, maar wel een vergunning voor een detentieboot verleent, omdat het Rijk onuitvoerbaar beleid heeft vastgesteld. Dordrecht heeft geen zin op te draaien voor onuitvoerbaar rijksbeleid. De fractie van GroenLinks is van mening dat de problemen moeten worden aangepakt waar deze zijn ontstaan. Anders gezegd: mevrouw Verdonk moet adequaat aan het werk. Het gaat GroenLinks om eerlijk delen, gelijke kansen, effectieve maatregelen en het debat terug in de stad. Tot slot wil ik nog iets zeggen over de kwaliteit van de begroting. Raadsbreed is kritiek geuit op de geformuleerde doelstellingen en de vertaling ervan in de programma's. De fractie van GroenLinks weet dat het om doelstellingen gaat uit het regionale Meerjarenontwikkelingsprogramma. U kunt ons dat betoog dus besparen. Het gaat ons om de wijze waarop de relaties tussen de doelstellingen, de outcome, en de activiteiten, wat we daarvoor doen, zijn weergegeven, namelijk vaker niet dan wel. Om van deze jaarlijkse discussie af te zijn, heeft GroenLinks een motie opgesteld die wij nu willen indienen. De VOORZITTER: Door de fractie van GroenLinks zijn de volgende moties en een amendement ingediend: Motie 2. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter behandeling van de begroting voor 2006; kennisnemend van: de door de gemeente Dordrecht ingevulde vragenlijst, de Duurzaamheidspiegel van het COS Nederland met betrekking tot Duurzaam & Ondernemen; constateert dat de onderstaande vragen op deze lijst met “nee” zijn beantwoord: vraag 1: De gemeenteraad besloot dat duurzaamheid uitgangspunt voor het inkoopbeleid moet zijn; vraag 4: Er is een budget voor de meerprijs van een duurzame aanbesteding, zodat de kosten voor aanschaf minstens 5% meer mag zijn dan de prijs van het niet-duurzame product; overwegende dat: het milieu onder grote druk staat, zeker gezien de problematiek met betrekking tot de CO2uitstoot en de fijnstofproblematiek; de uitgaven van slechts 1% van de totale begroting voor milieu te mager is; het terugdringen van het energieverbruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van milieubescherming en de voorziene schaarste in energiebronnen; het noodzakelijk en gewenst is om in het licht van bovengenoemde problematiek duurzaamheid te stimuleren; de gemeente in dezen een voorbeeldfunctie heeft; draagt het college op: duurzaamheid als uitgangspunt voor het gemeentelijke inkoopbeleid” vast te leggen en alle gemeentelijke aankopen hieraan vooraf te toetsen; een budget te reserveren ten behoeve van duurzame aanbestedingen, hiermee worden de extra kosten van duurzame aanbestedingen bestreden; de dekking van de extra kosten te zoeken in de besparingen die voortkomen uit de innovatiethema’s; en gaat over tot de orde van de dag.” Motie 3. Kwaliteit begroting. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter behandeling van de begroting voor 2006; gelet op: de begroting voor 2006, de meerjarenbegroting voor 2007-2009; 5
constaterend: dat de gemeente Dordrecht tot op heden niet in staat is geweest een begroting met duidelijke doelstellingen, gerelateerd aan uit te voeren activiteiten, te maken en substantiële mutaties in budgetten inhoudelijk te verklaren; is van oordeel: dat dit noodzakelijk is om de gemeenteraad in staat te stellen werkelijk op hoofdlijnen te sturen; besluit: het college op te dragen met ingang van de begroting voor 2007 elk programma aan bovenstaande constateringen te laten voldoen; en gaat over tot de orde van de dag.” Amendement 1. Productiebudget en culturele initiatieven. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter behandeling van de begroting voor 2006; kennisnemend van de begroting voor 2006, de meerjarenbegroting 2007-2009, de Cultuurnota “De kracht van het lokale” en de motie van GroenLinks van juni 2005; constaterend dat onvoldoende financiële middelen in de begroting voor 2006 en de meerjarenbegroting voor 2007-2009 beschikbaar worden gesteld voor een productiebudget en een budget voor culturele initiatieven; is van oordeel dat een begin moet worden gemaakt met de uitvoering van de Cultuurnota; besluit: de volgende tekst onder het thema “Cultuurvoorzieningen” op bladzijde 35 en 36 van de begroting voor 2006 toe te voegen: “In 2005 heeft de gemeenteraad de Cultuurnota “De kracht van het Lokale”vastgesteld. Dordtse initiatieven worden gestimuleerd en ondersteund. Met ingang van 2006 wordt een structureel budget voor producties ingesteld van € 100.000,- en het budget voor culturele initiatieven wordt structureel met € 25.000,- verhoogd”; de financiële paragraaf dienovereenkomstig aan te passen; draagt het college op met een dekkingsvoorstel te komen; en gaat over tot de orde van de dag.” Beide moties en het amendement zijn door de voltallige fractie van GroenLinks ondertekend en maken mede onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw VAN DEN BERGH: Mijnheer de voorzitter. Vooruitgang en vertrouwen. De PvdA zet zich in voor een solidaire en rechtvaardige stad, waarvan niemand wordt uitgesloten. Onze inzet is het bieden van kansen en mogelijkheden aan mensen die een steun in de rug nodig hebben. Hiervoor is een sterke overheid nodig, die zorgt voor goede sociale voorzieningen, misbruik tegengaat, optreedt bij overlast en criminaliteit en vooral mensen stimuleert te participeren, in de overtuiging dat het individu het beste tot zijn recht komt in de groep. Vanuit dit perspectief hebben wij aan het begin van deze raadsperiode in 2002 een bijdrage geleverd aan het collegeprogramma, dat als titel “Dordrecht als unieke, aantrekkelijke en leefbare stad” meekreeg. Wij wilden de stad veiliger, leefbaarder en aantrekkelijker maken en dat was hard nodig. Waar staan wij nu vier jaar later? Ondanks economische tegenwind en een keihard bezuinigingsbeleid van het Rijk is in Dordrecht veel gedaan om onze doelen te bereiken. Ik noem enkele grote projecten die in ontwikkeling zijn: het Leerpark, het Gezondheidspark en de Sportboulevard, eigentijdse voorzieningen, dicht bij elkaar, een nieuw knooppunt en een aanwinst voor de regio. De bouw van de tunnel onder de Laan der Verenigde Naties heeft onze fractie een historisch moment genoemd. Jarenlang is en wordt nog steeds geklaagd over de dagelijkse verkeersopstoppingen bij de spoorwegovergang. Verder wordt het culturele hart van Dordrecht opgeknapt en ondergaan het Hofcomplex en het Museum flinke veranderingen. Zij worden omgevormd tot aantrekkelijke voorzieningen, waarvan vele bezoekers zullen kunnen genieten. Ik wil ingaan op hetgeen is bereikt met de vier prioriteiten van de PvdA, namelijk een dak boven het hoofd, een diploma op zak, een plek om te werken en een veilige straat.
6
Een dak boven het hoofd. In tegenstelling tot hetgeen de vorige spreekster naar voren bracht, wordt Dordrecht aantrekkelijker en leefbaarder door meer variatie in woningbouw, waartoe het opknappen van oude woonwijken en de benodigde projecten met dure woningen behoren, zodat doorstroming beter tot stand kan komen. Wat is hierin bereikt? De herstructurering in de wijken Crabbehof, Wielwijk en Krispijn is volop in gang gezet en het opknappen van de woningen in het Noorderkwartier is met succes voltooid. Herstructurering heeft onder de bewoners vaak onrust tot gevolg, maar versterkt ook het gevoel samen iets tot stand te kunnen brengen. Wij vinden een goede ondersteuning tijdens renovatie dan ook noodzakelijk. Het is voor vele bewoners aantrekkelijk een wooncarrière in de eigen wijk te kunnen maken. Ook is een start gemaakt met de nieuwbouwprojecten De Hoven, Plan Tij en Stadswerven. Gelukkig hebben wij in Dordrecht nog overzichtelijke woonwijken en doen zich, dankzij de samenwerking tussen de organisaties, de bewoners en de gemeente, geen spanningen voor. De heer SLEEKING: Uit het programma van de PvdA is echter duidelijk gebleken dat u het accent legt op de bouw van dure woningen. Mevrouw VAN DEN BERGH: Onder andere dure woningen, omdat die ook nodig zijn. Wij hebben het lef hiervoor te gaan. De heer SLEEKING: Dat is uw visie. Wat is de visie van de PvdA op de aanpak van het tekort aan woningen voor ouderen en jongeren? Zegt u straks tegen deze jongeren: sorry, maar Dordrecht is voor jullie gesloten, wij moeten jullie naar de regio verwijzen. Op de lange termijn zal dit tekort voor onze stad de doodsteek betekenen. Mevrouw VAN DEN BERGH: Ik ben het ermee eens dat nog wel het een en ander moet gebeuren op woningbouwgebied en de afspraken die hierover zijn gemaakt bij lange na niet kunnen worden nagekomen. Het is zaak dat hieraan wordt gewerkt en doorstroming op gang komt. De heer SLEEKING: U geeft hiermee geen antwoord op mijn vraag wat u voor deze doelgroepen wilt doen. Het binnenhalen van rijken van buiten Dordrecht levert geen extra woningen op. Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij willen doorstroming en wij willen dat de afspraken die hierover zijn gemaakt worden nagekomen. Wij vinden dat variatie in woningbouw nodig is. Het is voor de stad niet goed als mensen uit de stad wegtrekken. Dit probleem moet in totaliteit worden bezien. Niet alleen een dak boven het hoofd is voldoende, ook de fundamenten moeten goed zijn. De funderingsproblemen zijn voor zowel de bewoners als de gemeente een grote zorg, waarbij gemeentelijke ondersteuning belangrijk is. Gelukkig blijft hiervoor geld van het Rijk beschikbaar. Wat willen we nog meer doen? Over het algemeen is de klacht dat er te weinig vaart zit in het nakomen van de afspraken met de woningcorporaties. Wij hebben begrepen dat Minister Dekker scherpere maatregelen in de Tweede Kamer heeft aangekondigd. Is dit bij het college bekend en wat wil het hiermee doen? De benodigde voorzieningen in de wijken zullen beter met de bewoners, de instellingen en de gemeente moeten worden afgestemd. Wij willen meer maatwerk, waarbij initiatieven van bewoners en organisaties om de onderlinge contacten te verbeteren zeer welkom zijn. Een diploma op zak. Wij willen allen goed onderwijs voor onze kinderen. Talenten mogen niet verloren gaan en een ieder moet in staat worden gesteld een diploma te halen, waarbij kinderen uit kansarme milieus ondersteuning nodig hebben. Wat is hierin bereikt? Volwassenenonderwijs, huiswerkbegeleiding, Bureau Leerplicht en schoolmaatschappelijk werk zijn activiteiten die hiertoe stimuleren. Het Leerpark is van de grond gekomen en de eerste stappen op weg naar onderwijsvernieuwing zijn gezet, wat hard nodig is bij het VMBO. Wat willen we nog meer doen? De ouders zullen meer bij het onderwijs van hun kinderen moeten worden betrokken. De PvdA ziet hierin een rol als stimulator weggelegd voor de gemeente, niet alleen voor wat betreft het informeren naar mogelijkheden en kwaliteit van het onderwijs in onze regio, maar ook voor wat betreft voorlichting en ondersteuning bij het meedoen in medezeggenschapsraden en ouderraden. Het rijk stopt de subsidie voor het succesvolle 7
Gruitenproject, waarbij leerlingen op basisscholen iedere dag fruit krijgen, wat gezond is en waarover de leerlingen enthousiast zijn. De PvdA-fractie zou het zorgelijk vinden als dit project zou verdwijnen. Wij vragen het college te onderzoeken op welke manier dit stukje gezondheidszorg in Dordrecht behouden kan worden. De heer SLEEKING: Mag ik hieruit afleiden dat uw fractie voor het behoud van deze faciliteit extra geld over heeft, zelfs als het Rijk het laat afweten? Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij vragen het college op welke manier het denkt dit te kunnen organiseren en onderzoekt welke partijen hierin kunnen participeren. Voor een aantal leerlingen is acht jaar basisschool een te korte voorbereiding om een keuze te kunnen maken voor vervolgonderwijs. De Don Boscoschool heeft hierop iets gevonden en het initiatief genomen tot het opzetten van een schakelklas, een zogenaamde negende leerjaar, Het doel is de leerlingen, die over de mogelijkheden beschikken voor het kunnen volgen van HAVO en WVO, maar vanwege een ontwikkelingsachterstand hieraan nog niet zijn toegekomen, in een extra basisschooljaar bij te spijkeren. De PvdA-fractie steunt dit initiatief van harte. Voor het komend jaar heeft de Don Boscoschool dit zelf gefinancierd en wij willen met een motie vragen een eenmalige bijdrage van € 10.000,-, te dekken uit de GOA-gelden van 2005. De heer POLS: Wilt u hiervoor een extra bijdrage? U zegt dat de Don Boscoschool het project zelf al heeft gefinancierd. Mevrouw VAN DEN BERGH: Het gaat om een totaalbedrag van € 60.000,-, waarvan de Don Boscoschool het grootste gedeelte zelf heeft kunnen bekostigen. Wij willen het laatste steuntje in de rug geven. Het gaat om een eenmalige bijdrage van € 10.000,-. Een plek om te werken. Wij allen willen werken en een goed inkomen, maar dan moeten er wel banen zijn. Onze kansen liggen vooral in de horeca, de detailhandel, het toerisme en de zorg, met de binnenstad als de plek waar de meeste werkgelegenheid te vinden is. Wat is hierin bereikt? Wij zijn van mening dat het voor bedrijven die hier zijn gevestigd aantrekkelijk moet worden gemaakt in Dordrecht te blijven. Wij zijn dan ook begonnen met het opknappen van oude bedrijventerreinen en het aanleggen van glasvezelkabels voor bedrijven en organisaties. Verder is de jeugdwerkloosheid met onder andere Route 23 effectief aangepakt, waardoor in Dordrecht tegen de landelijke trend in sprake is van een daling van de jeugdwerkloosheid. Dat verdient een compliment. Het gevoerde beleid in dezen zal moeten worden voortgezet, waarbij meer aandacht zal moeten worden gegeven aan de discriminatie op de arbeidsmarkt. Wat willen we nog meer doen? De gemeente zal moeten stimuleren dat tussen bedrijven en onderwijs afspraken over leerwerkplekken worden gemaakt, want die zijn hard nodig. In het Leerpark wordt eigentijds onderwijs gecombineerd met bedrijvigheid, waarbij zowel starters als bedrijven aan de slag kunnen en plaats is voor de nodige stageplekken. De PvdA wil dat de inspanningen van de nieuwe Economische Adviesraad in de praktijk tot uitvoerbare voorstellen zullen leiden. Wij zitten niet te wachten op glossy rapporten en vele nieuwe ideeën, het zal in de praktijk tot iets moeten leiden. Een veilige straat. Wij willen ons allen op straat veilig voelen. Wat is hierin bereikt? In het Integraal Veiligheidsprogramma wordt meer aandacht geschonken aan het verhogen van de veiligheid, de politie is zichtbaarder aanwezig en handhaaft meer dan voorheen, wat de politie niet altijd door iedereen in dank wordt afgenomen. Zonder handhaving is veiligheid echter een wassen neus en kan een ieder gewoon zijn eigen gang gaan. De bewoners in de wijken zijn zeer te spreken over de stadswachten en zijn van mening dat de veiligheid toeneemt. Bij overlast wordt sneller opgetreden en tussen de organisaties en de bewoners is steeds meer sprake van overleg, wat de PvdA-fractie toejuicht. Overigens behoort Dordrecht inmiddels tot de verkeersveiligste steden van Nederland. De heer SLEEKING: Ik neem aan dat de PvdA-fractie niet doof en blind is voor de signalen uit de wijken waar het niet goed gaat en keer op keer is gevraagd actie te ondernemen. Wat wilt u hieraan doen? 8
Mevrouw VAN DEN BERGH: Hieraan zal de nodige aandacht moeten worden besteed. Wat willen wij echter nog meer doen? In sommige buurten en in bepaalde panden is nog steeds sprake van hardnekkige overlast, waarbij het in de meeste gevallen om drugspanden gaat. Wij willen dat hiertegen krachtdadig wordt opgetreden en deze situaties niet voortduren. Jongeren moeten in een veilige omgeving kunnen opgroeien en spelen, wij willen hen meer betrekken bij het opzetten van activiteiten in wijken en buurten, wat uiteindelijk tot een prettiger woonbuurt zal moeten leiden. De gemeente zal zich hiervoor actief moeten opstellen en ook de jongeren moeten bereiken, die niet altijd haantje de voorste zijn. Wij vinden dan ook dat het project Luidspreker moet worden voortgezet. Ik wil ook nog ingaan op enkele zorgen die de PvdA-fractie heeft. Vele Dordtenaren maken zich zorgen over hetgeen hen boven het hoofd hangt met de invoering van het nieuwe zorgstelsel, zowel financieel als voor wat betreft de kwaliteit van de zorg. De PvdA-fractie vraagt het college te onderzoeken of en welke mogelijkheden er zijn voor een goede collectieve verzekering voor cliënten van de Sociale Dienst. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Is iedereen hiervoor niet zelf verantwoordelijk? Waarom wilt u dat deze doelgroep uit handen nemen? Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij denken dat hiermee financiële voordelen te behalen zijn. Ik vind dat moet worden bekeken of dit tot de mogelijkheden behoort, in het land zijn hiervan diverse voorbeelden. Als met elkaar een goede betaalbare verzekering kan worden afgesloten, zijn wij daarvan voorstanders. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ten eerste is dat de campagne Postbus 51, dat als motto heeft dat men een en ander zelf moet regelen en ten tweede ben ik heel benieuwd naar de voorbeelden die u noemt. Voorzover ik weet is het nieuwe zorgstelsel nog niet van kracht. Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij vragen het college te onderzoeken of dit mogelijk is. De heer VAN STEENSEL: Wilt u dat degenen, die een bijstandsuitkering hebben, verplicht worden hieraan mee te doen of wilt u een collectieve verzekering, waaraan zij kunnen deelnemen als zij dat zelf willen? Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij kunnen het natuurlijk niet verplicht stellen, maar wel als een mogelijkheid voorleggen. Het lijkt ons voor deze doelgroep heel aantrekkelijk. De heer DONK: De reacties verbazen mij enigszins. Voor de cliënten van de Sociale Dienst bestaat al sinds jaar en dag de mogelijkheid van een aanvullende verzekering. De heer VAN STEENSEL: Mevrouw Van den Bergh suggereerde dat zij dit verplicht wilde stellen. De heer MOSTERT: Ik vind de opmerking van mevrouw Van den Bergh volkomen terecht. Ik heb hiermee in een ander verband zelf ook te maken. Ten eerste is het veel goedkoper en ten tweede weten velen niet hoe hiermee moet worden omgegaan. Mevrouw VAN DEN BERGH: Gezondheid en goede luchtkwaliteit gaan hand in hand, maar mensen willen ook een dak boven het hoofd en een plek om te werken. Dat betekent dat we niet moeten bouwen zonder aandacht voor schone lucht. Voor ons is het beide. De PvdA-fractie wil dat het plan van aanpak Luchtkwaliteit met de andere Drechtsteden verder wordt uitgewerkt. Wij vragen het college verder het Stadsplan 2000 kritisch te bezien op de voorgenomen ambities en de gevolgen die zij hebben voor de luchtkwaliteit. Als het echt niet anders kan, zullen moeilijke keuzen niet uit de weg moeten worden gegaan. Tot slot wil ik nog enkele opmerkingen maken over de begroting zelf. Het financiële beleid is degelijk, vele reserves worden aangehouden, wat ook geldt voor de risicobeheersing. Het financiële beheer en de controle moeten echter beter. Nieuwe bezuinigingen komen eraan en wij zullen 9
bekijken welke effecten deze hebben op onze prioriteiten. Verstandig financieel beheer is meer dan noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het geld er is en het doelmatig wordt gebruikt. De PvdA zal zich ook de komende jaren, samen met de inwoners, de bedrijven en de organisaties, blijven inzetten voor een dak boven het hoofd, een diploma op zak, een plek om te werken en een veilige straat. De VOORZITTER: De volgende motie is mij aangereikt: Motie 4. Steun schakelklas Don Bosco-school. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005; spreekt uit kennis te hebben genomen van: de doorstroom van leerlingen van de basisschool naar het HAVO/VWO-onderwijs, die in het bijzonder van allochtone leerlingen (slechts 10%), erg laag is; veel talent door een te laag schooladvies verloren gaat; door 40 gemeenten experimenten zijn gedaan met diverse vormen van schakelklassen, maar helaas niet door Dordrecht; overwegende dat: het college in 2006 beleid gaat maken voor het opzetten van schakelklassen; de Don Bosco-school al een jaar lang op eigen initiatief ervaring heeft opgedaan met een schakelklas; de Don Bosco-school de kosten voor de leerkracht, het lokaal, de advertenties, het lesmateriaal en het door KPC opgestelde werkplan (samen € 50.000,-) uit eigen middelen heeft betaald; het college gebruik kan en mag maken van de ervaring die is opgedaan bij de Don Boscoschool en het opgestelde werkplan; verzoekt het college: de Don Boscoschool een eenmalige tegemoetkoming in de kosten voor het door KPC opgestelde werkplan te geven van € 10.000,- in 2005; de kosten ten laste te brengen van de GOA-middelen voor 2005; en gaat over tot de orde van de dag.” De motie maakt mede onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Het einde nadert van een raadsperiode, waarin heel veel is gebeurd en bereikt. Onze waardering voor de programmabegroting, die op tijd is aangeleverd, enigszins is aangepast en in ieder geval beter leesbaar is. Over de indeling en de kengetallen zullen we het maar niet hebben. Wij willen bij deze algemene beschouwingen ingaan op drie aspecten, namelijk de communicatie, de uitvoering van grote projecten en het vertrouwen van de burger. Tussen deze onderwerpen is sprake van samenhang, want kort door de bocht kan worden gesteld dat, als eindelijk gestart wordt met de uitvoering van een groot project, zoals de herstructurering van Oud Krispijn, en de communicatie redelijk goed verloopt ook het enthousiasme, de betrokkenheid en de trots van de bewoners toenemen, wat uiteindelijk tot vertrouwen leidt, iets wat een college, maar zeker ook een gemeenteraad nodig heeft. Communicatie. Bij dit onderdeel willen wij ingaan op het Achterom/Bagijnhof, het Kasperspad en de wijkverkeersplannen. Als de communicatie bij het project Achterom/Bagijnhof beter zou zijn verlopen, zouden we waarschijnlijk nu niet bij de rechter geëindigd zijn. Onbegrepen bewoners en een bange parkeergarageconcurrent hebben regelmatig aan de bel getrokken, de afstand werd echter niet kleiner. Sterker nog, de piketpaaltjes van ieders grenzen werden geslagen. Als gemeente zijn ook wij hieraan schuldig geweest, met als gevolg de impasse waarin we nu zijn geraakt. Het werk ligt stil en het heeft al enkele tonnen gemeenschapsgeld gekost. Al met al geen visitekaartje voor één van de entrees van onze binnenstad. Nog steeds is sprake van een impasse met de bewoners en het college wacht intussen de regelgeving en rechtsspraak rondom de fijnstofproblematiek af. Zou het niet beter zijn gewoon met elkaar in gesprek te gaan? De heer BRUGGEMAN: Suggereert u hiermee dat er vanwege de luchtkwaliteit geen problemen zouden zijn en het alleen om de communicatie zou gaan?
10
Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik geef aan dat de communicatie met de bewoners slecht is verlopen, stukje voor stukje en beetje bij beetje, te vergelijken met de manier waarop wij als raadsleden hierover zijn geïnformeerd, want ook dat was niet ideaal. Dit geeft onzekerheid en heeft tot gevolg gehad dat de fijnstofproblematiek is aangepakt om de zaak plat te leggen. De heer BRUGGEMAN: Dat is niet het punt waar het bij de rechter om gaat. Bij de rechter gaat het om de feitelijke situatie, de fijnstofproblematiek en de milieucondities. Ik hoor u zeggen dat, als hierover anders zou zijn gecommuniceerd, de gang naar de rechter niet nodig zou zijn geweest, hiermee suggererend dat het uiteindelijk geen probleem is. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik geef alleen weer wat volgens ons in de communicatie verkeerd is gegaan. De heer VAN STEENSEL: U hebt letterlijk gezegd dat, als de communicatie beter zou zijn geweest, wij niet bij de rechter terecht zouden zijn gekomen. Ik vind dat een schromelijke onderschatting van het niveau van de bewoners, die zich echt niet tot een gang naar de rechter laten dwingen omdat het in de communicatie met een wethouder even net niet mis ging. De bewoners zijn het gewoon niet eens met het plan en vanuit hun positie kan ik mij dat best voorstellen. Ik vind het naïef te denken dat de bewoners met het plan zouden hebben ingestemd als de communicatie plezieriger zou zijn verlopen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik beweer niet dat bewoners wel met het plan zouden hebben ingestemd als de communicatie beter zou zijn verlopen, maar we zouden wel beter op de hoogte zijn geweest van elkaars uitgangspunten en gedachten daarachter. De heer VAN DER WENDE: Hiermee zou het argument van de concurrerende parkeergarage, door op een slimme manier concurrentie door luchtkwaliteit te vervangen, nog niet zijn getackeld. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Communicatie is een groot goed. Wij leven in een samenleving van mondige burgers, maar wanneer is de burger tevreden? Het is niet haalbaar 100% tevredenheid te scoren, maar maatwerk leveren kan hiertoe wel een goede stap zijn. Wij willen de burgers bereiken, horen en spreken en dat dit niet altijd meteen resultaat heeft is voor de burger onbegrijpelijk. Voor de burger zijn wij degenen die beschikken over macht, geld en beleid. Neem de situatie rondom het Kasperspadgebied, waar de bewoners al jaren tegen muren aan lopen, met als eerste de muur van onbekendheid met datgene wat zich allemaal in dat kleine gebied afspeelt, zoals de verkeers- en de funderingsproblematiek, meer zwervers en verslaafden op straat door de aanwezige hulpverleningsinstellingen en de komst van een stomerij. Vervolgens liepen deze bewoners tegen een muur van onbegrip aan. Een bewoner wil leefgenot en kan dat daar niet krijgen. Uiteindelijk liep men aan tegen een muur van onmacht, omdat de genomen initiatieven in hun ogen te kleinschalig zijn of van een te lange adem. Het gevoel van frustratie dat de bewoners in de raadscommissie achterlieten wordt in ieder geval door ons gedeeld. Het is jammer dat wij als gemeenteraad niet in staat zijn hiervoor een oplossing te bieden. De fractie van ECO-Dordt is van mening dat wij kansen hebben laten liggen, zoals bij de Gezondheidsboulevard, maar er zeker nog kansen zullen komen, zoals bij de invoering van de WMO. Het is een gegeven dat hieraan een kostenplaatje zal hangen, wij wachten ongeduldig op voorstellen voor hostels en een voorstel voor deconcentratie van de daar gevestigde instellingen. De leefbaarheid in deze buurt zal weer op hetzelfde peil moeten komen als in de omliggende buurten en ECO-Dordt heeft hiervoor geld over. We zullen in dit kader de kans moeten grijpen die het samenwerkingsverband Drechtsteden biedt. Als wij in staat zijn samen met de Drechtstedengemeenten tot een evenredige verdeling in de sociale kaart te komen, zal het voor iedere burger zichtbaar worden wat de meerwaarde van de Drechtsteden is en zal de situatie voor onszelf ook een stuk concreter zijn. De communicatie bij belangrijke maatregelen, zoals bij uitvoering van bestemmingsplannen of wijkverkeersplannen, moet anders. De burger wordt pas wakker bij de uitvoering van plannen waarover besluiten zijn genomen. Wij kennen allen de protesten over de drempels in Sterrenburg, Stadspolders en Dubbeldam. Het is krom dat de plannen die in 2000 zijn vastgesteld nu pas worden uitgevoerd. Sterker nog, de eerste evaluatie ervan heeft inmiddels al plaatsgevonden. Wij zien met spanning de VVD-voorstellen voor Dubbeldam tegemoet. In De Dordtenaar hebben we kunnen lezen 11
dat de VVD eindelijk wakker is geworden. Het is jammer dat hier weer een raadsbesluit overheen heeft moeten gaan. De fractie van ECO-Dordt pleit ervoor bij de wijkverkeersplannen een tijdsbeperking in te voeren. Laten wij voor wat betreft de uitvoering verplichten tot een reële tijdsplanning en met de bewoners communiceren als sprake is van afwijkingen in de planning of de uitvoering. Met de komst van de gemeentepagina's in de huis-aan-huiskrant is de communicatie weliswaar verbeterd, maar klaarblijkelijk is dat niet afdoende. Is bij binnenkomst in Dordrecht wel behoefte aan een bordje “Beste markt van het jaar”? Wat voegt dit bordje eigenlijk toe? In het kader van titels feliciteert ECO-Dordt de burgemeester met zijn bronzen onderscheiding als derde burgemeester van het land. Het is een opsteker voor u, maar ook voor de stad. Wij gaan toch zeker geen bordjes plaatsen dat hier de bijna beste burgemeester van het land woont? Of nog erger, geld uittrekken voor een poging per se de titel “beste binnenstad van 2007” binnen te halen? Wij hebben nog zoveel belangrijker dingen te doen. Volgens ons heeft de burger alleen behoefte aan zichtbare resultaten. Voor wat betreft de uitvoering van grote projecten wil ik op drie onderwerpen ingaan, de funderingen, de wijkeconomie en de DWO. Wat ons goed is bevallen is de Dordtse Dynamiek, een manier om de bewoners meer bij de politiek te betrekken. Het is uiteraard een kwestie van vallen en opstaan, maar door de hoorzitting over de uitvoering van het grote project Funderingen hebben we toch beter zicht gekregen op de effecten van het beleid, wat tot diverse bijstellingen heeft geleid, soms minimaal, soms ingrijpend. Dat is winst voor de bewoners, die met een verbeterde regeling beter af zijn. Het is echter ook winst voor onszelf, omdat we hiermee laten zien dat beleid ook dynamisch kan zijn. Helaas kan dat niet worden gezegd van de uitvoering van de Grondwaternota, waarbij Den Haag momenteel een obstakel vormt in verband met de invoering van de nieuwe wet. In dit verband kom ik toch weer terug op het rioleringsprogramma: een bedrag van € 3,7 miljoen is begroot voor nieuwe riolering, maar om hoeveel kilometers het gaat staat er niet bij. Het beloofde nieuwe meerjarenplan voor rioleringen is er nog niet en kan in tegenstelling tot hetgeen in de begroting staat, vandaag ook niet worden vastgesteld. Wij kunnen als raadslid in de funderingswijken dan ook niet uitleggen waarom het zo lang duurt voordat het riool wordt vervangen. Wij zouden hierop graag een reactie van het college hebben. Wij zijn positief over het voornemen de wijkeconomie sociaal-economisch in beeld te brengen. Wat dit inhoudt, mag u zelf zeggen! Vorig jaar hebben wij gepleit voor meer aandacht voor de wijkwinkelier en in deze begroting is zelfs sprake van een actieplan per wijk. In navolging van de campagne “Schoon, heel en veilig maken het leuk” en de campagne “Leefbare Wijken” vragen wij het college het Rotterdamse project Groeibriljanten hierbij te betrekken. Een ieder kent het principe ervan: je begint klein en door investeren groeit de briljant. Door middel van een informatieve motie vragen wij u dit idee eens onder de loep te nemen. Een speciaal groot project is voor ons het welzijnswerk. Wij maken ons grote zorgen over de uitvoering ervan door de DWO. In 2003 is de DWO in verband met onvoldoende geleverde prestaties op de subsidie gekort. Bij de behandeling van de begroting voor 2005 hebben wij onze zorgen kenbaar gemaakt over de innovatie, waarbij we van de wethouder te horen kregen dat we rustig konden gaan slapen. Waren we maar wakker gebleven, want de DWO staat nu in deze begroting als een financieel risico. De discussie over de herijking is net afgerond en wij wachten met smacht op de nieuwe nota. Ondertussen modderen we al vier jaar door en krijgen wij het niet meer uitgelegd aan de vrijwilliger, die met een budget van € 100,- een sinterklaasfeest voor 80 kinderen moet organiseren. De goedheiligman kan komen, maar verder dan een pepernoot en een mandarijn komt hij met zo’n budget niet. De fractie van ECO-Dordt wil nu alvast aangeven dat zij in welzijnswerk wil investeren in plaats van innoveren. Overigens is dat geen nieuw gegeven. Bij de komende discussie hierover zal blijken hoe het de komende jaren verder moet. Tot slot wil ik nog enkele opmerkingen maken over het vertrouwen van de burger, waarbij ik wil ingaan op het naleven van regels, de veiligheid en de jeugdparticipatie. Wij verwachten van onze burgers dat zij de regels naleven, deze regels worden immers opgesteld om rust en orde te verzekeren. Wat mogen wij van de burger echter verwachten als wij zelf het slechte voorbeeld geven? Bij de Krispijnse muur in de Brederodestraat zijn de regels inmiddels aangepast en we zijn roomser dan de paus geworden voor wat betreft de bouwtent van Rijkswaterstaat op de 12
Moerdijkbrug. Hoe kan het vertrouwen van de burger worden gewonnen als we zelf met twee maten meten? Voor wat betreft de veiligheid vertrouwt de burger op de overheid. Sterker nog, hij wil hiervoor een garantie. Hoewel veiligheid niet te garanderen is, zullen we hierin op de juiste momenten wel moeten investeren. Daarom ook geen krokodillentranen naar aanleiding van de berichten vanuit de Brandweer, maar wel grote zorgen. Uw toezegging dat u op korte termijn meer duidelijkheid zult geven, neemt het beklemmende gevoel niet weg over de vraag of destijds wel de juiste besluiten zijn genomen. Het Brandweerplan werd in 2003 afgeslankt als zijnde té ambitieus, waarop in 2004 de innovatieopdracht volgde. Is eerst een incident nodig om tot inkeer te komen? Ik verwijs in dit verband naar de vreselijke Schipholbrand. Wij begrijpen dan ook niet de krokodillentranen van de fractie van het CDA, die in de krant haar zorgen uitspreekt, maar als het erop aankomt voor minder geld kiest. De heer VAN STEENSEL: De opmerking dat op de Brandweer alleen maar gekort zou worden begrijp ik niet. Het is haast niet te geloven hoeveel extra geld sinds 2002 naar de Brandweer is gegaan voor een tweede uitrukpost of een inhaalslag ten aanzien van tal van vergunningen. Er is uitstekend werk verricht. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: In 2002 en 2003 lag een veel uitgebreider plan voor de Brandweer voor dan uiteindelijk is aangenomen. Ik spreek u hierop aan, omdat u destijds één van de degenen was die zeiden dat het wel wat minder kon. Vorig jaar is daar de innovatie overheen gekomen en vorige week is hierover in de commissie nog gesproken. Wij maken ons allen terecht zorgen over de vertragingen in de aanvalsplannen. Vandaar dat ik zeg dat we nu geen krokodillentranen moeten huilen, maar moeten investeren en niet moeten innoveren, waaraan u nog steeds vasthoudt. De heer VAN STEENSEL: U hebt een punt als u zegt dat wij verschillend tegen veiligheidswaarden aan kijken, maar wij zijn het met elkaar oneens voor wat betreft de absoluutheid van de stelling dat veiligheid voor 100% gegarandeerd moet worden. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb niet gezegd dat veiligheid voor 100% kan worden gegarandeerd. De heer VAN DER WENDE: Mevrouw De Smoker heeft gezegd dat burgers voor wat betreft veiligheid een garantie willen, maar ik heb haar ook horen zeggen dat die niet te geven is. Overigens is het juist dat de raad het Brandweerplan destijds te ambitieus vond. De reactie van de brandweercommandant hierop was dat dit betekende, dat hij dan ook niet alles wat hij wilde binnen de gestelde termijn zou kunnen realiseren. Ik denk dat dit ook in de beschouwingen moet worden betrokken. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat is het punt dat ik wil meenemen en waarop ik doel als ik zeg dat op de juiste momenten moet worden geïnvesteerd. Het vertrouwen van de burger heeft ook met jeugdparticipatie te maken, waartoe met de nieuwe Jongerennota een aanzet is gegeven. De activiteiten komen van de grond, waaronder het project Eerste Hulp bij Activiteiten, dat de jongeren meer verantwoordelijkheidsbesef moet bijbrengen, iets wat zij zelf ook willen en wat uit de gesprekken die de fractie van ECO-Dordt dit jaar met jongeren in Sterrenburg en Stadspolders heeft gevoerd ook is gebleken. Wij zijn van mening dat wij, als wij de jongeren serieus willen nemen, ook zullen moeten blijven zoeken naar manieren van jeugdparticipatie. Nadat het proefballonnetje jongerenraad in de commissie is opgelaten, hebben we de huidige situatie onder de loep genomen. De informatie die ons vanuit het Stadskantoor werd verstrekt verscherpte onze blik, de groep Luidspreker bestaat nog steeds. Met Luidspreker is destijds niet gekozen voor een jongerenraad, maar voor een vorm van ambassadeurs uit de wijken, die aan de hand van thema’s of projecten discussiëren. De jongerensite DordtRocks is hiertoe een middel, maar dat geldt ook voor een “chat” met de politiek. Luidspreker nu aan de kant schuiven zou een miskenning van haar werkzaamheden zijn. Wij zouden wel willen dat Luidspreker het volume wat hoger zette. De aangekondigde motie hierover blijft achterwege, omdat het onzes inziens niets toevoegt. Wij willen graag regelmatig geïnformeerd worden over de activiteiten van Luidspreker en ook in commissieverband eens al dan niet digitaal met hen praten.
13
Tot slot wil ik nog ingaan op het financiële gedeelte. De gemeente Dordrecht heeft wederom bewezen een lerende organisatie te zijn. De diverse financieringsvoorstellen, die wij in 2004 samen met andere oppositiepartijen in de tegenbegroting “Sociaal beleggen” hebben gepresenteerd, zien wij tot onze vreugde terug. Eind goed, al goed, zou je kunnen zeggen, maar niets bleek minder waar. Tot onze verbazing is het bij raadsbesluit vastgestelde activabeleid nog steeds niet ingevoerd, terwijl de afspraak was dat dit per 1 januari 2005 zou gebeuren. Ook de nota Reserves en Voorzieningen laat op zich wachten, het college neemt hierop echter wel een voorschot van € 6 miljoen. Aan ieders geduld komt een einde. In de schriftelijke toelichting van het college hebben wij gelezen dat de nota Waardering en Activeren, die op 9 november 2004 is vastgesteld, niet is uitgevoerd. Wij vinden dat het maar eens afgelopen moet zijn en dienen een motie ‘Bereikte grenzen’ in. De VOORZITTER: Door de fractie van ECO-Dordt zijn mij de volgende moties aangereikt: Motie 5. Groeibriljant. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter behandeling van de begroting voor 2006; kennisnemend van de bijgevoegde informatie van het project Groeibriljanten in Rotterdam; constaterend dat het college voornemens is een sociaal-economische wijkkaart en een bijbehorend actieplan op te stellen (pagina 67 van de begroting); van mening zijnde dat in navolging van de campagne “Schoon, heel en veilig” en de campagne “Leefbare Wijken” de werkwijze van het Rotterdamse Groeibriljant-project voor Dordrecht een vervolgstap kan zijn voor continuering en vergroting van de betrokkenheid van bewoners en ondernemers in hun buurt of wijk; vraagt het college: te onderzoeken of deze methode toepasbaar is in Dordrecht en indien dat het geval is te komen met een raadsvoorstel, waarbij kosten, voorwaarden en effecten in beeld zijn gebracht; en gaat over tot de orde van de dag.” Motie 6. Bereikte grenzen. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter behandeling van de begroting voor 2006; kennisnemend van hetgeen op bladzijde 111 van de programmabegroting 2005 staat, namelijk: “De budgettaire implicaties van de nota Waarderen en Activeren worden momenteel in kaart gebracht. Vooralsnog worden deze op p.m. geraamd. In het jaarverslag 2005 wordt inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties hiervan zijn en hoe hiermee wordt omgegaan.” tevens kennisnemend van het feit dat exact dezelfde tekst op pagina 31 van de Interimnota 2005 staat; constaterend dat de nota Waarderen en Activeren in de gemeenteraadsvergadering van 9 november 2004 is vastgesteld met het besluit de aanvullende bepalingen te laten ingaan per 1 januari 2005; van mening zijnde dat nu blijkt dat de wethouder dit raadsbesluit niet heeft uitgevoerd en hierover de raad niet zelf actief heeft geïnformeerd, met als gevolg dat de voorliggende conceptbegroting 2006 geen beeld geeft van de afschrijvingen; spreekt uit: het helemaal gehad te hebben en draagt de wethouder op de raad op zeer korte termijn te berichten welke financiële consequenties deze omissie in de begroting heeft veroorzaakt; en gaat over tot de orde van de dag.” Beide moties maken mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. In deze historische herfst bespreken wij vandaag Dordrecht met een blik op morgen, maar wij kijken ook terug, omdat het de laatste behandeling van de begroting in deze raadsperiode is. Het is goed te zien waar we staan. Bij de eerste algemene beschouwingen in deze collegeperiode hebben wij gevraagd of het beleid voor de komende jaren in balans was, omdat ons toen het gevoel bekroop dat diverse voorgenomen campagnes nogal soft
14
waren. "Niet praten, maar doen", was en is nog steeds ons devies, "niet lullen, maar poetsen", zoals men in den lande zegt. Terugkijkend op het beleid in de afgelopen jaren constateren wij, dat wij ons in een groot deel van het uitgevoerde beleid kunnen herkennen. Ik noem de lang gekoesterde wens van de ondertunneling van de Laan der Verenigde Naties, het instellen van een goed en rechtvaardig subsidiebeleid voor de inwoners die met funderingsproblemen zijn geconfronteerd, de succesvolle koppeling ervaren ondernemers en starters, het instellen van een Economische Adviesraad, het verbeteren van het groenonderhoud in de wijken en het vergroten van het veiligheidsgevoel van de Dordtenaren. Helaas constateren wij ook dat een aantal van de gestelde doelen nog niet is gehaald en ook besluiten zijn genomen die wellicht zouden moeten worden heroverwogen. Hoewel 68% van onze inwoners iets merkt van de acties die dit gemeentebestuur neemt en 77% hierin vertrouwen heeft, moeten wij ons toch afvragen of wij erin zijn geslaagd het vertrouwen van de burgers in het bestuur te vergroten. Geven wij hen het vertrouwen dat ook echt naar hen wordt geluisterd? Uiteindelijk zijn het de inwoners die een stad maken en Dordrecht het verschil doet maken. Ik zal in mijn betoog nog nader hierop ingaan. Ik hoor in de wijken over het algemeen positieve geluiden over leefbaarheid en beheer, alsmede over de zichtbare resultaten. Het is duidelijk dat de extra inzet van de afgelopen jaren, zowel in financiële zin als in menskracht, resultaat heeft gehad. De leefbaarheid rond het Vrieseplein is echter tot een dieptepunt gedaald, dat geeft onze fractie reden tot zorg. Diverse malen is het verzoek gedaan dit probleem tot een oplossing te brengen, maar tot nu toe hebben alle initiatieven weinig of geen effect gehad. Wij stellen dan ook met klem voor effectieve maatregelen te nemen om de leefbaarheid van de buurt te verbeteren, zodat de bewoners zich weer veilig voelen in hun woonomgeving. Mijn fractie lijkt het invoeren van cameratoezicht hiertoe een goed middel. Of is de harde maatregel van een samenscholingsverbod de enige optie? In ieder geval zal er op korte termijn daadwerkelijk iets moeten gebeuren. De heer SLEEKING: Ik vind uw voorstel voor cameratoezicht heel interessant. Volgens mij heeft de VVD-fractie zich ten aanzien hiervan in het verleden wel eens anders opgesteld. Hebt u hierover al bepaalde ideeën? De heer POLS: Wij willen dit middel in de omgeving van het Vrieseplein, het Kromhoutgebied en de Vrieseweg toepassen, omdat de problemen zich vooral daar voordoen. Het kan in onze stad niet zo zijn dat men bij de kapper binnenstapt om geld te vragen of om geld mee te nemen. De heer BRUGGEMAN: Ik vind het een interessant voorstel, maar mij moeten toch twee dingen van het hart. Ten eerste vind ik het jammer, dat we destijds bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor het Gezondheidspark niet op de warme steun van de VVD hebben mogen rekenen bij het creëren van een ruimte en het naar een andere locatie laten verhuizen van een aantal voorzieningen van het Kromhout, waarmee een probleem zou zijn weggenomen en niet alleen de gevolgen zouden behoeven te worden bestreden. Ten tweede ben ik het met u eens dat cameratoezicht iets kan betekenen voor allerlei vormen van hinderlijke gedragingen van mensen, maar u weet ongetwijfeld ook dat er nog andere problemen spelen, zoals verkeersproblemen. Hoe denkt u die aan te pakken? De heer POLS: Ook daarvoor zal een oplossing moeten worden gevonden. Ik denk echter dat dit nu niet het grootste probleem is, het belangrijkste is rust in de wijk te brengen. De heer BRUGGEMAN: Naar de stellige overtuiging van de bewoners heeft het probleem heel verschillende oorzaken en kan het niet geïsoleerd worden gezien. Ik had een meer integrale benadering van u verwacht. De heer POLS: Wij hebben vorig jaar een motie ingediend over een hostel, waarover wij nog steeds niet hebben gehoord. Ik denk dat wij best ideeën hebben aangedragen. De heer BRUGGEMAN: Papieren tijgers bijten niet. Ik doelde op meer recente mogelijkheden die u hebt gehad om iets te doen.
15
De heer POLS: De invoering van de WMO medio 2006, één van de grootste operaties van de komende jaren, zal van de gemeente de nodige investeringen in kennis en geld vragen en van het college een zorgvuldige uitvoering. De fractie van de VVD vindt het van het grootste belang dat aanvragers van huishoudelijke zorg adequaat en klantgericht door de gemeente zullen worden bediend. Zonder hiervoor een bureautje te willen oprichten, denken wij aan een klantmanager, die informeert naar en adviseert over de inzet van een persoonsgebonden budget. Wij vinden wel dat het geen bureaucratische papierwinkel moet worden. Met andere woorden: geen “paarse krokodil” introduceren. Potentiële aanvragers zullen tijdig en duidelijk moeten worden geïnformeerd over de op handen zijnde veranderingen en de manier waarop hiermee wordt omgegaan. De VVD-fractie is van mening dat in beginsel een ieder in zijn eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien en dus economisch zelfstandig moet zijn, het is echter een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bij werkeloosheid, armoede en problematische schuldsituaties uitkeringen te verstrekken aan degenen die zelf niet tot het vinden van oplossingen in staat zijn. Voorkomen moet worden dat bij het aanvaarden van werk een armoedeval ontstaat en ongewenste barrières worden opgeworpen. In principe moeten uitkeringen en voorzieningen een springplank vormen om zo snel mogelijk weer zelfstandig te kunnen functioneren. Het terugdringen van de werkloosheid onder jongeren is voor onze fractie hierbij een belangrijk uitgangspunt. De aanpak van Route 23 is hiervan een goed voorbeeld en werpt reeds vruchten af, de werkloosheid onder jongeren is aanmerkelijk verminderd. Wij zijn er voorstanders van de leeftijd hierbij op te trekken naar 27 jaar, net als de gemeente Amsterdam en vragen het college hierover op korte termijn voorstellen te doen. De gemeente heeft voor wat betreft het onderwijs uitsluitend nog bevoegdheden op het gebied van de huisvesting en de gemeenteraad benoemt de bestuursleden voor het openbaar onderwijs. Voor wat betreft de huisvesting verzoeken wij het college bij de voorgenomen herijking van het Integrale Huisvestingsplan in te spelen op de ontwikkelingen die zich de komende jaren zullen voordoen. Wij denken hierbij onder andere aan de op handen zijnde plicht van de basisscholen in voor- en naschoolse opvang te voorzien. Ook de Wet op het Primair Onderwijs wordt op dit punt aangepast en dat vraagt het een en ander op het gebied van huisvesting. Het moet onzes inziens mogelijk zijn plannen gaandeweg bij te stellen en eventuele aanpassingen in te passen, het Integraal Huisvestingsplan wordt immers niet in één jaar gerealiseerd. Wij willen ons geld zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten. Ten aanzien van de kwaliteit van het openbaar onderwijs vindt de VVD-fractie het belangrijk dat serieus wordt nagedacht over de wijze waarop de gemeente toezicht kan houden op de kwaliteit van het openbaar onderwijs in deze stad. Op welke manier kan door de raad worden bijgestuurd en ingegrepen als dat nodig is? Door de verzelfstandiging van het openbaar onderwijs heeft de raad alleen nog invloed op de samenstelling van de schoolbesturen. Een goed functionerend bestuur is een belangrijke randvoorwaarde voor goed onderwijs, de samenstelling, maar ook de werving en selectie van bestuursleden, zullen op zijn minst transparant en toetsbaar moeten zijn. De verkeerscirculatieplannen zijn in deze periode in uitvoering genomen. Hoewel er lang over gepraat is en men via inspraak zijn zegje erover heeft kunnen doen, rijst de vraag of de uiteindelijke uitwerking voldoet aan de uitgangspunten voor een verkeersveilige en leefbare wijk. De fractie van de VVD heeft eind augustus in de wijk Dubbeldam een onderzoek gedaan naar de leefbaarheid in de wijk, waarbij 10% van de bewoners heeft gereageerd. Meer dan 80% gaf aan dat door de invoering van het Verkeerscirculatieplan de leefbaarheid in de wijk was afgenomen, waarbij vooral de verkeersdrempels, de zogenaamde “Cokstakels" een doorn in het oog van de bewoners waren. Overigens speelt dat niet alleen in Dubbeldam, ook vanuit andere wijken bereiken ons dergelijke geluiden. Procedureel is hierop niets aan te merken. Er heeft inspraak plaatsgevonden en ook de raad heeft ermee ingestemd. De heer KARAPINAR: Ik weet niet welke vragen u hebt gesteld, maar vindt men de verkeerssituatie onveiliger geworden of vindt men het gewoon vervelend? Men kan ook negatief oordelen als men iets vervelend vindt. De heer POLS: Wij hebben gevraagd naar de leefbaarheid in de wijk en wat daarvan de uitkomst was. Ik denk dat het goed is de uitwerking en de gevolgen van de plannen in algemene zin, maar 16
zeker die van de verkeerscirculatieplannen waarmee de burger rechtstreeks te maken heeft, eens kritisch te bekijken en de klachten van burgers serieus te nemen. Kijkend naar de uitgangspunten constateren wij dat de veiligheid en de leefbaarheid in algemene zin er niet op vooruit zijn gegaan. In de wijken met een goede doorstroming stokt het verkeer met alle gevolgen van dien, zoals filevorming, auto's met draaiende motoren, mensen die de parkeerplaats niet kunnen afrijden en fietsers die in de knel raken. Dat laatste wordt niet opgelost door fietspaden rood te maken. Waar de verkeerssituatie overzichtelijk was, gebeuren nu ongelukken, de wijk is absoluut niet leefbaarder geworden. De VVD-fractie vindt dit niet in balans en vraagt de verkeersremmende maatregelen op de doorgaande wegen in de wijken tot een minimum te beperken en de versmallingen van deze wegen geheel op te heffen. Wij dienen hiervoor een motie in. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Doelt u hierbij op de uitvoering van de plannen die nog op de plank liggen of hebt u het over de Stadspolders, Dubbeldam en Sterrenburg? De heer POLS: Het betreft de gehele stad, ook de plannen die nog moeten worden uitgevoerd. De heer VAN DER WENDE: Het opheffen van de wegversmallingen roept bij mij toch een vraag op. Men kan discussiëren over de vraag welke maatregel de beste is om de verkeersveiligheid te verbeteren, waarbij je ook nog op je schreden kunt terugkeren. Wat is echter het alternatief van de VVD, die de verkeersveiligheid ook hoog in het vaandel heeft staan, voor het bevorderen van de verkeersveiligheid? De heer POLS: Wij willen hiernaar onderzoek laten doen. Er zijn ook drempels die wel vriendelijk voor het autorijdend publiek zijn. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Vorige maand is al vastgesteld dat hiernaar onderzoek zou worden gedaan. Waarom hebt u toen de kans niet gegrepen dit aan te kondigen? De heer POLS: Vorige maand heeft een evaluatie plaatsgevonden, waarbij dit ook is aangegeven. Overigens is dit punt ook uitgebreid in de commissie aan de orde geweest. Minder regels en vertrouwen in ondernemende mensen, het zou een goede leuze kunnen zijn om ondernemers in onze stad te laten investeren. Luisterend naar de ondernemers in de stad, maar ook van daarbuiten, hoor ik slechts twee dingen noemen, namelijk lastenverlichting en minder regels. Wij denken dat het mogelijk moet zijn ons van andere vestigingsplaatsen te onderscheiden of op z'n minst de concurrentie aan te gaan. In andere gemeenten wordt bij de vestiging van een nieuw bedrijf een subsidie per arbeidsplaats gegeven of wordt met huisvesting gestunt, ook wij zouden dit soort initiatieven kunnen nemen. Naast de al genoemde mogelijkheden denken wij ook aan de leges die betaald moeten worden voor bouwvergunningen. De leges worden als een boete ervaren en weerhouden de ondernemers ervan te investeren. De heer VAN STEENSEL: Moet ik hieruit de conclusie trekken dat de VVD-fractie zo ten einde raad is dat zij geen andere mogelijkheid meer ziet dan de werkgevers, die zich in deze prachtige regio willen vestigen te subsidiëren? Een regio overigens, waarvan de woordvoerder van de werkgevers heeft gezegd dat het een op allerlei terreinen fantastische vestigingsplaats is en wij veel te bescheiden zijn. De heer POLS: We zouden voor wat sommige zones betreft hierover eens kunnen nadenken. Ik zal hierop in mijn verdere betoog nog terugkomen. Ik heb het vergunningenbeleid al genoemd. Waarom moet een terrasvergunning elk jaar worden aangevraagd en betaald en waarom stellen we geen meldingsplicht in voor eens in de vijf jaar? Wij zouden het liefst zien dat hiermee wat genuanceerder wordt omgegaan, met name ten aanzien van projecten die aan de werkgelegenheid bijdragen. Onze stad zou zich hierin van andere vestigingsplaatsen kunnen onderscheiden. Ik vraag niet naar een onderzoek of het instellen van een commissie, waarin de burgermeester en twee wethouders zitting hebben en een jaarlijks rapport met eventuele mogelijkheden. Ik vraag u dit gewoon te doen als teken van vertrouwen in ondernemende mensen.
17
De heer VAN DER WENDE: De VVD zou nu met een motie kunnen komen, waarin het college wordt opgedragen binnen een jaar met voorstellen tot vermindering van de regelgeving met 25% te komen. Dan zouden we iets concreets hebben om over te praten. De heer POLS: Ik heb voorgesteld de regels zodanig aan te passen dat van minder regels sprake is. Wij hebben dat overigens al meer gevraagd en nu geven wij hierbij enkele voorbeelden. De afgelopen jaren is veel in het aantrekkelijk maken van de binnenstad geïnvesteerd, zoals in het Statenplein en de nieuwe winkels er omheen, het Achterom/Bagijnhof, de herinrichting van het Scheffersplein met zijn terrassen en voor de volgende periode liggen de plannen al klaar, zoals de plannen voor het Hofkwartier en de Drievriendenhof. Als een rode draad speelt echter door de jaren heen de problematiek van het parkeren in onze stad. Nog geen twee jaar geleden zijn op ons initiatief de parkeerproblemen in de diverse wijken in kaart gebracht en dit jaar is hiervoor geld beschikbaar gesteld, waarmee de problemen kunnen worden aangepakt. Het kan dus ook snel. Dat in tegenstelling tot de binnenstad, waar deze problematiek al jaren speelt en waarvoor wij ook in deze raadsperiode steeds aandacht hebben gevraagd. Wij hebben steeds benadrukt dat dit voor de bereikbaarheid van de bewoners, de middenstand en de horeca in het centrum van de stad van groot belang is. Het probleem zal ook de komende jaren niet worden opgelost, maar wij worden ondertussen wel door het fijnstof ingehaald. Als het parkeerprobleem in het centrum van de stad even voortvarend zou zijn aangepakt als in de wijken, zou het probleem uit de wereld zijn geholpen. Het staat onomstotelijk vast dat bezoekers, die met de auto naar de stad komen, hun auto op loopafstand willen parkeren. Wij hopen dat op korte termijn alsnog met de bouw van de parkeergarage Achterom zal kunnen worden gestart, maar ook in het noordoosten van de stad is een parkeergarage nodig. De VVD-fractie houdt vast aan haar innovatievoorstel een parkeergarage in de Spuihaven te bouwen. Dat betekent dus een parkeergarage in het Achterom en een parkeergarage in het noordoost-kwadrant van de stad met daarnaast aan de randen van de stad twee transferia met snel openbaar vervoer naar de binnenstad en goede fietsvoorzieningen van en naar de stad. Wij stellen vast dat de wethouder van financiën adequaat heeft gereageerd op de aanmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot de begroting voor 2005, vooral voor wat betreft de leesbaarheid en de toegankelijkheid. Wij vertrouwen erop dat ook de meetbaarheid zal worden aangepast, omdat dit in onze ogen de komende tijd een essentieel onderdeel van de begroting zal worden. Wij stellen verder vast dat de financiële positie van de gemeente stabiel is te noemen, een hoge solvabiliteit en een goed weerstandsvermogen duiden hierop. De voorzieningen en reserves blijven op het niveau van 2005. Een gemeente dus waarop op het eerste gezicht niets aan te merken is. Toch verschijnen er wolken aan de mooie blauwe lucht. Het bevreemdt ons dat de innovatievoorstellen niet opbrengen wat was gepland, want die voorstellen waren taakstellend. Een en ander heeft nu mede een niet sluitende begroting voor 2006 tot gevolg, welk tekort door het inzetten van incidentele middelen zal moeten worden opgevangen. Wij vragen ons af of deze tegenvallers ook incidenteel zijn. Of leven we misschien te royaal en krijgen we de komende jaren de rekening van het ambitieuze brede takenpakket gepresenteerd? Zo ja, zijn hiervoor dan ook incidentele middelen nodig? Gezien de vele vragen zijn wij voorstanders van de voorgestelde doorlichting van de organisatie om zodoende een goede inhoudelijke invulling van de taakstellingen van de gemeente vanaf 2007 mogelijk te maken. De heer VAN STEENSEL: De heer Pols heeft mij beloofd terug te komen op het punt van lastenverlichting voor ondernemers. Ik begrijp zijn punt over het verminderen van regels, maar ik vind het wel vreemd als hij als fractievoorzitter van de VVD enerzijds een uitvoerig pleidooi houdt voor bijstandsgerechtigden, waarbij hij aangeeft dat mensen in eerste instantie voor hun eigen inkomen behoren te zorgen en anderzijds voorstelt ondernemers op basis van het aantal te scheppen arbeidsplaatsen te subsidiëren. Bovendien vind ik het naïef te veronderstellen dat hierdoor meer bedrijven deze kant op zouden komen. De heer POLS: Wij zouden kunnen proberen ons van andere gebieden in het land te onderscheiden en hiermee meer bedrijven binnen te halen die voor werkgelegenheid zorgen.
18
De heer VAN STEENSEL: Hoe taxeert u het werk van vier jaar op dit punt met het resultaat dat we nu hebben? Vindt u het niet vreemd bij de laatste algemene beschouwingen in deze raadsperiode op dit punt zelfs nog het voorstel te doen bedrijven te subsidiëren? De heer POLS: Het is niet alleen een kwestie van subsidiëren, het gaat ook om het duurzaam inrichten van een industriezone, waardoor ondernemers minder kosten behoeven te maken. Wij denken dat dit een manier zou zijn om de bedrijfsterreinen die nu leeg staan weer vol te krijgen. Wij hebben in deze vier jaar geprobeerd de situatie te verbeteren en er zijn ook bedrijven naar Dordrecht gekomen, maar er zijn ook besluiten genomen in de periode hiervoor, waarvan we nu al dan niet de vruchten plukken. De heer VAN STEENSEL: Kunt u zeggen of u tevreden bent? De heer POLS: Ik ben niet tevreden, anders zou ik niet met deze voorstellen komen. De heer VAN DER WENDE: Uiteindelijk hebben al deze ondernemers toch maar mooi een kade aangeboden. De heer POLS: Tot slot merk ik nog op dat dit een begroting is waarbij van weinig nieuw beleid sprake is, maar die wel een stabiel perspectief biedt voor de stad en voor het nieuwe college dat in maart 2006 zal aantreden. Dit college heeft vele problemen aangepakt, oplossingen in gang gezet en vele plannen daadwerkelijk tot uitvoering gebracht, waarvoor onze complimenten. Wij zijn er echter nog niet, een nieuw college zal het werk straks moeten voortzetten. De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD is mij de volgende motie aangereikt: Motie 7. Herijking wijkverkeersplannen “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter bespreking van de begroting 2006; overwegende: dat de bevordering van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de woonwijken van groot belang is; dat mede uit de onlangs gepresenteerde evaluatie blijkt dat de uitvoering van de wijkverkeersplannen op een aantal punten onbedoelde en ongewenste effecten heeft zoals: - de versmallingen op doorgaande wegen verkeersoverlast en overmatige stagnatie tot gevolg hebben; - de busdrempels tot gevaarlijke situaties leiden voor verkeersdeelnemers en vooral fietsers en bovendien de professionele hulpverleners belemmeren in de uitvoering; dat voor de handhaving van 30 km-zones verdere snelheidsbeperkende maatregelen noodzakelijk zijn; draagt het college op: 1 de wijkverkeersplannen die nog uitgevoerd moeten worden zodanig aan te passen dat versmallingen op doorgaande wegen (50 km), die leiden tot verkeersoverlast en overmatige stagnatie niet worden uitgevoerd; 2 zowel ten behoeve van de bestaande als nog uit te voeren verkeersplannen onderzoek te doen naar andere vormen van verkeersremmende maatregelen, zodat het verkeer zich aan de maximum snelheid van 50 km houdt, doch zonder de nadelige effecten van de huidige verkeersdrempels; 3 de raad voorstellen te doen toekomen hoe de 30 km-zones zodanig kunnen worden ingericht dat de maximum snelheid kan worden gehandhaafd en de kosten daarvan inzichtelijk te maken; 4 de ernstige knelpunten die uit de evaluatie zijn gebleken, zoals de toegenomen ongevallen in Dubbeldam zo snel mogelijk, doch uiterlijk voor februari 2006, weg te nemen; 5 de raad zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in maart 2006, hierover te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” De motie is voldoende ondertekend en maakt mede onderwerp van beraadslaging uit.
19
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Uit de voorstellen die vandaag moeten worden besproken trekt de fractie BETER VOOR DORDT de conclusie, dat dit college van PvdA, VVD, CDA en CU/SGP al met de aftiteling is begonnen. Weinig nieuwe beleidsvoorstellen en vele signalen dat de uitvoering van plannen vertraging oploopt of zelfs vastgelopen is. Van de daadkracht die dit college geprobeerd heeft uit te stralen blijft op deze manier niet veel over, menig luchtkasteel gaat in rook op en dat geldt vooral voor de projecten waarbij de luchtkwaliteit in het geding is. Op milieugebied zullen op zowel landelijk als Europees niveau vergaande maatregelen moeten worden genomen om de verblijfskwaliteit in de Randstad op een aanvaardbaar niveau te brengen. Wij vinden dat hierbij geen lapmiddelen of trucs passen, zoals het college heeft geprobeerd om de parkeergarage aan het Achterom alsnog door te drukken. Als deze maatregelen zouden zijn uitgevoerd, zou een groot deel van de binnenstadbewoners met ernstige overlast zijn geconfronteerd, omdat het verkeer gedwongen zou zijn zich door smalle straatjes te wurmen. Ook een grootschalige parkeergarage aan de Steegoversloot is voor ons niet acceptabel vanwege de aantasting van de leefbaarheid in dit gebied. Een kleine tien jaar geleden deed zich de kans voor een ondergrondse parkeergarage onder het Statenplein aan te leggen, een oplossing waarvoor in vele oude binnensteden is gekozen. In onze gemeente is evenwel eerst een parkeerprobleem gecreëerd, waarna het niet meer is gelukt het probleem op te lossen. De fractie BETER VOOR DORDT vindt dat met name de PvdA voor dit beleid verantwoordelijk is. Wat zou het fantastisch zijn in onze stad eens een college te kunnen vormen, waarin de PvdA niet de grootste partij zou zijn. De heer VAN STEENSEL: Ik heb even geaarzeld of ik hierop zou moeten reageren. Ik wijs u erop dat de luchtkwaliteit in de binnenstad als gevolg van de plannen die in deze periode zijn uitgevoerd, beter is geworden. U mag tegen een parkeergarage zijn en ik heb ook nog begrip voor uw overwegingen hiervoor, maar u moet niet doen alsof wij de luchtkwaliteit naar de glorie zouden hebben geholpen. De heer SLEEKING: Ik heb gezegd dat het een onaanvaardbare belasting zou zijn geweest als de maatregelen die het college voorstond zouden zijn doorgevoerd. Overigens hebben de bewoners dat voldoende duidelijk gemaakt. Wat het parkeren betreft zien wij slechts één oplossing, namelijk het realiseren van parkeerplaatsen aan de flanken van de stad. De bezoekers van de binnenstad zal dan wel een goede aansluiting via pendelbussen moeten worden geboden en wat ons betreft gratis op koopavonden en koopzondagen. De heer VAN DER WENDE: Wat bedoelt u concreet met ‘flanken van de stad’? De heer SLEEKING: Ik denk hierbij aan de twee flanken, die voor een deel al gerealiseerd zijn bij het Energiehuis en de Weeskinderendijk en wellicht is ook nog wel een derde te vinden. De heer VERMEULEN: Betekent dit dat 24 uur per dag openbaar vervoer beschikbaar moet zijn? Wil dit zeggen dat bewoners die aan de flanken moeten parkeren in het holst van de nacht naar huis moeten lopen en vrouwen die op de Buiten Walevest wonen, eenzaam en alleen door de binnenstad naar huis moeten gaan? De heer SLEEKING: Ik heb helemaal niet beweerd dat mensen die op de Buiten Walevest wonen hun auto op de flanken moeten parkeren. Ik heb gevraagd om zowel op de koopzondagen als de koopavonden voor vervoer te zorgen, niet meer dan dat. Het pollersysteem in de binnenstad heeft tot vele klachten en schadeclaims van ondernemers geleid en bewoners klagen over oplossingen die niet logisch zijn en tot vele extra kilometers leiden, inclusief extra aantasting van de luchtkwaliteit. Wat ons betreft wordt de route VisstraatGroenmarkt-Grote Markt met een aangepaste inrichting voor het verkeer opengesteld, waardoor de bedrijvigheid in het gebied meer kansen krijgt. Wij hebben iets anders verstaan onder het monitoren van het Verkeersplan Binnenstad, namelijk niet wachten tot ondernemers failliet gaan of met schadeclaims komen, maar ingrijpen op het moment dat de economische gevolgen van de genomen maatregelen te ernstig worden, zoals de VVD-fractie heeft aangegeven met betrekking tot de wijkverkeersplannen. Helaas moeten wij nu, met alle gevolgen van dien, nog langer op een evaluatie van het Verkeersplan Binnenstad wachten. Ook de uitvoering van de wijkverkeersplannen roept in verschillende wijken terecht veel ongenoegen op. In Dubbeldam is men zeer ontevreden over de 20
genomen maatregelen en wreekt zich de slechte communicatie tussen het college en de bewoners. Juist bij de uitvoering van dit soort ingrijpende maatregelen is, om allerlei onlogische en overlast gevende aspecten te voorkomen, goed overleg met omwonenden van belang. Bijstelling van uitgevoerde maatregelen kost veel gemeenschapsgeld, geld dat wij zo effectief mogelijk willen inzetten. Wij zijn wel tevreden over de uitvoering van onderdelen van het Fietsplan, waardoor steeds meer veilige fietsroutes in onze stad zijn gerealiseerd of binnenkort nog zullen worden gerealiseerd. Met name door de aanleg van het recreatieve fietspad richting Viersprong, de fietsbrug over de A16 en het fietspad langs de Transvaalstraat, zijn lang gekoesterde wensen in vervulling gegaan, met dank aan wethouder Sas en de ambtenaren die zich hiervoor hebben ingezet. Wat nog ontbreekt is voldoende stallingmogelijkheid bij het station en in het kernwinkelgebied. De economische ontwikkeling van de stad en de bestrijding van de werkloosheid zijn niet bepaald een succes te noemen. Toen ons onlangs naar de economische successen van dit college werd gevraagd, zijn wij niet veel verder dan de realisatie van het nieuwe Statenplein gekomen, wat in feite een verdienste van het vorige college is geweest. Verder constateren wij veel stagnatie, zoals bij Dordtse Kil III, de kantoorlocatie Amstelwijck en de kostbare Prins Willem Alexanderkade, projecten waarin miljoenen euro’s zijn geïnvesteerd, maar waar voorlopig nog niets gebeurt. Ook de Woonboulevard hoort hierbij. Wat ons betreft mag bij voldoende belangstelling de Woonboulevard met de koopzondagen meedoen om voor een extra stimulans te zorgen. Wij zullen hierover een motie indienen. Wij zijn voorstanders van het stimuleren van het midden- en kleinbedrijf, de wijkeconomie, de starters en het creëren van kansenzones, wij kunnen ons dan ook volledig vinden in hetgeen de heer Pols hierover heeft gezegd. Het begeleiden van startende ondernemers vinden wij een prima formule, die wat ons betreft mag worden geïntensiveerd. Ook Route 23 blijkt een succesvol project om te voorkomen dat jongeren te snel in een uitkeringssituatie terechtkomen. Van de fractie BETER VOOR DORDT mag deze doelgroep met 27-jarigen worden uitgebreid. Wat ons betreft geen uitkering, maar een keuze tussen scholing, het leveren van een maatschappelijke bijdrage of een activiteit waarbij werkervaring wordt opgedaan. Voor iedere jongere is er genoeg te doen, ik verwijs in dit verband graag naar de recente brief van de Onderwijsraad. Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten is buitengewoon belangrijk. Wij zijn dan ook heel blij met de initiatieven die worden genomen om jongeren huiswerkbegeleiding aan te bieden, onder andere bij Fazilet in Sterrenburg. De fractie BETER VOOR DORDT wil deze activiteit zeker laten doorgaan en om het personeel te kunnen handhaven vragen wij in een motie morele en mogelijk enige financiële ondersteuning voor Fazilet. Voor wat prestigeprojecten betreft zijn wij van mening dat het college te ver is doorgeschoten, waardoor het zich van de bevolking heeft vervreemd. De wijze waarop met één pennenstreek en zonder overleg met de direct betrokkenen de bestemming van de Statenschool veranderd werd in een Regionaal Cultuurhistorisch Centrum vinden wij politiek van de vorige eeuw. Wij blijven van mening dat de bestemming van de Statenschool moet worden gehandhaafd en andere opties voor een RCC haalbaar zijn. Wij blijven ons verbazen over de verbetenheid waarmee het college per se een nieuw theater wil realiseren. Het is duidelijk dat de Dordtse bevolking sterk aan Kunstmin gehecht is, inclusief de beperkingen die het gebouw heeft. De tientallen miljoenen die het college wil uitgeven voor een nieuw theater zouden wij liever aan andere zaken willen besteden. De fractie BETER VOOR DORDT wil de komende jaren prioriteit geven aan het verbeteren van de leefbaarheid in de wijken, inclusief het aanpakken van drugsgerelateerde overlast en overbewoning. Als in vernieuwing van een wijk als Krispijn wordt geïnvesteerd, maar geen halt wordt toegeroepen aan de verloedering in andere delen van deze wijk en steeds vaker ook in andere wijken, blijft het dweilen met de kraan open. De resultaten die het college op dit vlak heeft geboekt, vinden wij teleurstellend. De oproep die wij vorig jaar hebben gedaan de problemen rond het Vrieseplein aan te pakken heeft, gezien de aanhoudende klachten, helaas niet geleid tot effectief beleid. Wij verzoeken het college dringend nog tijdens deze raadsperiode met een concreet plan van aanpak voor dit
21
gebied te komen en dat ook uit te voeren. De bewoners kunnen u precies vertellen waar de schoen wringt. Bij leefbaarheid denken wij ook aan onderhoudswerk. Wij begrijpen best dat met onderhoudswerk geen prijzen zijn te behalen of records zijn te breken, maar het achterwege laten ervan leidt uiteindelijk tot DDR-achtige toestanden, waarbij bewoners uiteindelijk hun eigen stoepje gaan ophogen, zoals op de Staart, of worden gedwongen € 50.000,- of meer te investeren in hun fundering, omdat nagelaten is de riolen tijdig te herstellen of het grondwater op het juiste peil te houden. Voor het ophogen van allerlei verzakkingen op de Staart, in Sterrenburg en Stadspolders bieden wij wethouder Van der Zwaan graag de eerste zak zand aan - de overige collegeleden een iets kleiner formaat - met het dringende verzoek de komende jaren een inhaalslag te maken, zodat de bewoners niet meer struikelend door hun straten hoeven gaan of zelf aan de slag moeten met kruiwagens. Wij maken ons verder grote zorgen over de geluidsbelasting en de slechte luchtkwaliteit in Wielwijk. Wij willen van het college horen of verlenging van het geluidsscherm en het terugbrengen van de snelheid op de A16 tot 80 km noodzakelijk en voldoende zullen zijn om de woonkwaliteit in Wielwijk-Zuid te verbeteren en handhaving van de basisschool De Albatros op de huidige plaats mogelijk te maken. De heer VAN DER WENDE: Voor wat betreft de 80 km-zone ben ik het geheel met u eens. Ook in onze visie zou dat een welkome bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit ter plekke. Het is alleen jammer dat het rijk zegt dat niet te willen doen, omdat het niets oplost. De heer Sas heeft gevraagd zelf verkeersovertredingen te mogen beboeten, wellicht zou hij moeten vragen op snelwegen zelf de snelheid te mogen reguleren. De heer SLEEKING: Ik heb alle waardering voor de pogingen die het college en wethouder Sas in dat verband richting het Rijk hebben ondernomen en ik ben het met u eens dat het teleurstellend is dat de rijksoverheid vervolgens zegt hieraan niet te willen beginnen, maar wij blijven wel met de problemen zitten. Wij steunen het college in het beleid in dezen. Wellicht zullen we er met de gehele raad nog eens een schepje bovenop moeten doen en in de richting van Den Haag een duidelijk signaal moeten afgeven dat het zo niet kan. Wij zouden duidelijk kunnen maken dat de gezondheid van onze inwoners gevaar loopt en met allerlei projecten in dit gebied niet verder kan worden gegaan. De heer VAN DER WENDE: Ik ben het met u eens dat dit gezamenlijk moet worden gedaan. De heer SLEEKING: Wij zouden het verlichtingsplan voor de binnenstad, waarnaar een onderzoek is gedaan, graag zien uitgevoerd. Onze stad zou hierdoor nog sfeervoller en aantrekkelijker kunnen worden, ook voor toeristen. Wij stellen voor een deel van de gereserveerde investeringsmiddelen voor de Lenghenstraat en de Lindenstraat in te zetten voor de uitvoering van het eerste deel van het verlichtingsplan, dat lijkt ons een mooi initiatief in deze donkere dagen. Wij zullen u hiervoor een motie voorleggen. Wat de verlichting betreft hebben we nog meer wensen. Het blijkt dat er nog steeds plekken in de stad zijn die als onveilig worden ervaren. Recent zijn weer klachten gehoord over de gebrekkige verlichting van de wandelroute vanaf het station door het Weizigtpark. Wij stellen voor een quickscan te laten uitvoeren naar plekken die als onveilig worden ervaren. De wijze waarop dit probleem op de Frans Lebretlaan is opgelost spreekt ons aan, in deze laan staat extra verlichting op het trottoir in plaats van op de rijweg, een volgens ons voor de hand liggende oplossing die navolging verdient. Een andere wens van onze fractie heeft te maken met het woningbouwprogramma. Wat wij niet willen is het eenzijdig realiseren van heel dure woningen, zoals in het plan Golf en Wonen. Ook hierbij maken de PvdA en de rest van het college volgens ons fundamenteel een verkeerde keuze. Wij willen het polderlandschap ten zuiden van Dubbeldam voor het nageslacht in stand houden en bij andere woningbouwprojecten willen wij een mix met ook aandacht voor mensen die wat minder te besteden hebben, zoals jongeren. Wij vinden het heel teleurstellend dat de motie, die wij vorig jaar hebben ingediend en waarin om jongerenhuisvesting in de binnenstad werd gevraagd niets heeft opgeleverd. Het college stelt dat er geen behoefte aan extra jongerenhuisvesting is, maar dat wagen 22
wij zeer te betwijfelen. Zeker nu het HBO zich in de binnenstad heeft gevestigd, wat wij als een enorme impuls zien, moeten we ook bereid zijn op het gebied van huisvesting onze verantwoordelijkheid te nemen. De heer BRUGGEMAN: Ik denk dat er weinig tegen in te brengen is dat aan uw motie geen gevolg is gegeven en de motie niet het effect heeft gehad dat u ermee hebt beoogd, maar ik wijs u erop dat uit de statistieken is af te leiden dat van een autonome ontwikkeling sprake is en het aantal kleinere en betaalbare woningen, weliswaar niet in de binnenstad, met bijna 150 is toegenomen. De heer SLEEKING: U hebt hiermee een punt. Ik zou echter ook graag een impuls aan de binnenstad willen geven, omdat door de komst van het HBO de sfeer is veranderd en wij ook jonge mensen aan de stad willen binden. Over jongeren gesproken, wij vinden dat zij er, gezien de problemen die zich in de wijken voordoen, bekaaid van af komen. Om de jongeren structureel actief bij het gemeentelijk beleid te betrekken, stellen wij voor een onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid en het kostenplaatje van het realiseren van een Jongerenadviesraad naar het model dat in vele gemeenten al bestaat. Wij denken dat de jongeren op deze manier een platform kan worden geboden dat het gemeentebestuur, gevraagd en ongevraagd, van advies zal kunnen dienen. Dit overigens met alle respect voor wat al is gedaan. Van deze gelegenheid wil ik gebruik maken om nog eens in te gaan op de onderwerpen integriteit en respect. Onze fractie hecht eraan goede relaties te onderhouden met het college en andere fracties en zeker met de burgers. Een medium als de website “Vertelhetderaad” is onzes inziens echter niet bedoeld als een platform om op anonieme wijze andere mensen te schofferen. Wij pleiten er nogmaals voor, ter bescherming van alle betrokkenen, alleen bijdragen te plaatsen die voorzien zijn van naam en adres. Wij herhalen tevens ons verzoek te bezien in hoeverre raadsleden zich bij incidenten die zich kunnen voordoen juridisch kunnen verweren. Wij wijzen in dit verband op het incident, waarbij één van onze raadsleden, nota bene in deze raadzaal, fysiek en verbaal door een bestuurslid van een andere fractie is bedreigd, waarvoor nooit excuses zijn gemaakt. Ik moet toegeven dat u naar aanleiding hiervan als burgemeester wel actie hebt ondernomen. De heer VAN STEENSEL: Hebt u het over iets wat in deze periode is gebeurd? De heer SLEEKING: Dit is het afgelopen jaar gebeurd door een bestuurslid van de fractie van ECODordt. De heer VAN STEENSEL: Schuift u ons in de schoenen dat wij niets hierover hebben gezegd? Ik wist hiervan niets af. De heer SLEEKING: Ik heb dit eerder in een besloten vergadering naar voren gebracht. Daarop is wel actie ondernomen, maar er is nooit met één woord op teruggekomen. Degenen die het aangaan voelen zich nog steeds bedreigd en dat is buitengewoon treurig. Ten aanzien van de financiële aspecten van deze begroting hebben wij kennis genomen van de beantwoording door het college. Wij stellen vast dat het, als het zelfs voor de accountants al lastig is de voorstellen op hun merites te beoordelen, voor een gemiddeld raadslid helemaal een lastige opgave is op een verantwoorde wijze tot eenduidige conclusies te komen. Wij delen de conclusies van de Rekenkamer dat in de begrotingssystematiek verbeteringen zijn aangebracht, maar nog flinke stappen zullen moeten worden gezet om daadwerkelijk resultaatafspraken te maken, waarop het college kan worden aangesproken. Voor de volgende raadsperiode denken wij dan ook eerder aan een raadsprogramma dan aan een coalitieakkoord. Ons uitgangspunt is zo laag mogelijke lasten voor een ieder en een zo efficiënt mogelijk ambtenarenapparaat, wellicht met minder mensen, maar op onderdelen wel extra deskundigheid, zodat deskundigheid niet telkens behoeft te worden ingehuurd. De fractie van BETER VOOR DORDT ziet uit naar de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen op 7 maart 2006. Wij zijn er klaar voor, laat de kiezers maar spreken. Tot slot wil ik nog opmerken dat ik een persbericht heb doen uitgaan met als titel “BVD geeft wethouder Van der Zwaan de zak”. Ik moet zeggen dat een persbericht van ons nog nooit zo snel is geopend en zo massaal. Het is echter plagerig bedoeld, Bas. Wij zijn helemaal niet in de stemming 23
om jou de zak te geven, het persbericht is bedoeld als symbool om de problemen aan te pakken, te beginnen met de Staart. De VOORZITTER: Door de fractie BETER VOOR DORDT zijn mij de volgende moties aangereikt: Motie 8. Koopzondag Woonboulevard. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter behandeling van de begroting 2006; kennisnemend van: de ontwikkelingen rond de woonboulevard waarbij helaas de eerste onderneming alweer is opgeheven vanwege onvoldoende succes; overwegende dat: de woonboulevard een belangrijke ontwikkeling is bij de economische ontwikkeling van het gebied rond de Zeehaven; het voor de stimulering van de werkgelegenheid van belang is dat de gemeente de woonboulevard goede randvoorwaarden biedt; is van mening: dat het op basis van deze overwegingen van belang kan zijn de woonboulevard te betrekken bij de koopzondagen zoals die in de gemeente Dordrecht worden georganiseerd; verzoekt het college: te onderzoeken of het betrekken van de woonboulevard bij de koopzondagen een gewenste optie is en daarover binnenkort de commissie ruimte en economie verslag te doen, zodat deze mogelijkheid kan worden overwogen bij de start van de nieuwe raadsperiode; en gaat over tot de orde van de dag.” Motie 9. Ondersteuning Huiswerkbegeleiding Fazilet. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, ter bespreking van de begroting 2006; overwegende dat: de leden van de gemeenteraad al heel vaak kennis hebben mogen nemen van de inzet door, meest vrijwillige, medewerkers van Fazilet, waarbij sprake is van een intensieve begeleiding van een groep kwetsbare jongeren; intensieve begeleiding van veel jongeren van belang is in het kader van de bestrijding van Voortijdig School Verlaten (VSV); is van mening: dat de medewerkers van Stichting Fazilet een belangrijke bijdrage leveren in het kader van het gemeentelijk VSV-beleid, zeker als men zich wil richten op een wat bredere doelgroep dan uitsluitend op jongeren van Turkse afkomst; is tevens van mening dat het van belang is dat Fazilet daarbij zoveel mogelijk samenwerking zoekt met allerlei scholen en andere instellingen zoals de DWO; spreekt zijn waardering uit voor de inzet van de medewerkers van Fazilet en roept het college op te bezien in hoeverre enige financiële ondersteuning gewenst en mogelijk is om deze activiteiten te kunnen verbreden en versterken; en gaat over tot de orde van de dag.” Motie 10. Grondwaterinfiltratie. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005 ter behandeling van de begroting 2006; kennisnemend van: de door het college verstrekte informatie over de grondwaterinfiltratieplannen, waaronder het juridisch onderzoek en het uitstel van de besluitvorming over het verbreed rioolrecht in de Tweede Kamer betreffende de grondwaterinfiltratieplannen; overwegende dat: het de gemeente nu lang genoeg bekend is dat het grondwater te laag staat; de plannen voor grondwaterinfiltratie gereed liggen; er voldoende tijd is geweest om de juridische second opinion te beoordelen en het college geen zwaarwegende motieven naar buiten heeft gebracht om van grondwaterinfiltratie af te zien; 24
elke maand uitstel meer schade met zich meebrengt; wachten betekent, dat nog meer woningen voorzien zullen moeten worden van een nieuwe fundering, wat de gemeente minstens zoveel kost; draagt het college op: de benodigde bedragen hiervoor vrij te maken en de plannen binnen een termijn van twee maanden ter bespreking aan de commissie wonen en leefbaarheid aan te bieden; en gaat over tot de orde van de dag.” Motie 11. Verlichtingsplan Binnenstad. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005 ter behandeling van de begroting 2006; kennisnemend van: de uitkomsten van het Verlichtingsplan Binnenstad en de uitkomsten van de besluitvorming rond de Kadernota 2006; overwegende dat; de uitvoering van het Verlichtingsplan Binnenstad een aantrekkelijke impuls kan betekenen voor het verblijfsklimaat in het historische Centrum van Dordrecht voor zowel de eigen bevolking als voor toeristen; het totale bedrag ad € 3 miljoen, dat gereserveerd staat bij de strategische investeringen voor de reconstructie van de Lindenstraat/Lenghenstraat, in ieder geval de komende tijd niet volledig zal worden ingezet; is van mening dat: op basis van deze overwegingen het gewenst is op korte termijn een begin te maken met de uitvoering van het aanlichtingsplan in de historische Binnenstad; spreekt uit: een deel van de gereserveerd middelen voor het project Lindenstraat/Lengenstraat te willen inzetten voor uitvoering van het eerste deel van het Verlichtingsplan Binnenstad tot een maximum van € 500.000,--; draagt het college op: daartoe de raad op korte termijn een concreet voorstel voor te leggen; en gaat over tot de orde van de dag. Motie 12. Onderzoek Jongeren Adviesraad. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005 ter bespreking van de begroting 2006; overwegende dat: het van belang is jongeren in onze gemeente actief te betrekken bij het te voeren beleid; in verschillende gemeenten een jongerenraad is ingesteld, waardoor jongeren op een structurele manier een inbreng kunnen hebben in allerlei ontwikkelingen in de stad; voorts van mening dat we de jongeren in onze gemeente hiermee een platform kunnen bieden waar zij terecht kunnen met allerlei suggesties om de positie van de jongeren te verbeteren; stelt voor: een onderzoek te laten verrichten naar het draagvlak en de financiële consequenties voor het oprichten van een Jongerenadviesraad in onze gemeente en daarover nog voor de verkiezingen van maart 2006 de raad een notitie voor te leggen, zodat hierover bij de start van de nieuwe raadsperiode een besluit kan worden genomen; en gaat over tot de orde van de dag.” De moties zijn ondertekend door de volledige fractie van BETER VOOR DORDT en maken mede onderwerp van beraadslaging uit. De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik geef het woord aan de fractievoorzitter van het CDA, de heer Van Steensel.
25
De heer VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Het leek erop dat het college voor de zomer al wat gas zou terugnemen door ons een beleidsarme kadernota voor te schotelen en nu ligt een beleidsarme begroting voor. Als CDA hebben wij ons de afgelopen tijd juist intensief beziggehouden met de komende raadsperiode en omdat wij onze agenda voor de komende periode hebben bepaald, doet een algemene beschouwing over zo’n beleidsarme begroting wat vreemd aan. Weest u echter gerust, ik zal vanavond ons nieuwe verkiezingsprogramma niet voordragen, ook al zou dat voor het college en voor vele raadsleden ongetwijfeld goed zijn. Wat ik wel wil doen is de balans opmaken van de achter ons liggende periode, waarbij ik - ik waarschuw alvast – wat uitvoeriger zal ingaan op de dingen die wij ons hebben voorgenomen, maar die niet of onvoldoende zijn gerealiseerd. Dat zijn onderwerpen waaraan het eerste deel van volgend jaar nog hard zou moeten worden getrokken. Om te beginnen wil ik opmerken dat het voor Dordrecht, voor Nederland en daarbuiten heftige jaren zijn geweest. Enschede en Volendam lagen aan het begin van de periode nog vers in het geheugen en in Rotterdam werd een collega door een extremist uit de weg geruimd, waarna zich een dergelijke schokkende gebeurtenis vorig jaar in Amsterdam herhaalde. Verder noem ik de dreiging van een terreuraanslag, met alle gevolgen van dien voor de manier waarop wij met elkaar samenleven, ook in Dordrecht en een landelijke overheid, die in hoog tempo hoogst noodzakelijke en soms verstrekkende maatregelen moest nemen, met alle gevolgen van dien voor de gemoedsrust van mensen. Mede tegen deze achtergrond zijn wij trots op de manier waarop het in Dordrecht gaat. Waar het ging om spanningen tussen autochtonen en allochtonen hebben wij ons over het algemeen weten te beheersen. Bij ons zijn geen scholen of moskeeën in de fik gegaan en is de Islamitische Basisschool niet met allerlei drogredenen tegengehouden, zoals in vele andere gemeenten. Het feit dat in Dordt geen of nog geen escalatie heeft plaatsgevonden, is een groot compliment aan de stad. Natuurlijk zijn er ook in Dordrecht spanningen, variërend van hunkeren naar het gevoel er echt bij te horen en steeds weer het hoofd te stoten tot een oprechte angst bij een ander deel van de bevolking voor het onbekende geloof, gewaad en gewoonte. Het gemeentebestuur heeft hierbij naar onze waarneming een bescheiden rol gespeeld. Wij hebben in ieder geval niet de verkeerde dingen gedaan, waardoor spanningen alleen maar zouden kunnen toenemen. Als ik dit zo zeg, bedoel ik dat als compliment. In Dordt geen eenzijdige en zalvende verhalen over een samenleven waarbij het vanzelf wel goed komt en ook geen onnodige polarisatie, waardoor tegenstellingen juist scherper worden. Als we verder de balans van de afgelopen periode opmaken, blijft voor ons de andere manier van werken van de Sociale Dienst een belangrijke vooruitgang. Niet het recht op een uitkering staat centraal, maar het recht op werk. Het maakt nogal wat uit of je als jongere eenvoudig de bijstand indraait en er vervolgens nauwelijks naar je wordt omgekeken of, zoals nu, helemaal niet over een uitkering wordt gesproken, maar je óf direct aan het werk moet óf je je noodzakelijk verder schoolt, dan wel eerst aan jezelf werkt of laat werken in een zorgtraject. Een omslag die Dordt prima en met verve tot stand heeft gebracht. De afgelopen jaren hebben in Dordrecht weer heel wat bouwkranen de horizon gesierd, in De Hoven, Wielwijk en Oud Krispijn, bij het ziekenhuis en in de Jager- en Windhondenpolder zijn de voortekenen van bouwactiviteiten al zichtbaar. Wij zijn verder heel tevreden over de ambitieuze manier waarop de gemeente haar verantwoordelijkheid heeft genomen met betrekking tot de onderwijshuisvesting, de eerste nieuwe en gerenoveerde scholen staan er inmiddels en nog vele zullen volgen. Op het terrein van veiligheid zijn opmerkelijke prestaties geleverd en het wijkgericht werken is krachtig doorgezet met onder andere campagnes en straatfeesten, waardoor aanmerkelijk meer mensen actief hebben bijgedragen aan de leefbaarheid in hun buurt. Ik zou de rij van successen moeiteloos kunnen uitbreiden, maar ik zal dat niet doen, omdat er ook een aantal terreinen is waarop de resultaten niet of onvoldoende zichtbaar zijn en waaraan het college nog hard zal moeten trekken. Eén van de terreinen waarover wij niet tevreden zijn, is het welzijnswerk. De krantenberichten van de afgelopen week leken verdacht veel op die van een aantal jaren geleden. Aan het begin van deze periode hebben wij het college gewaarschuwd en gezegd dat we deze periode geen verloren periode zouden moeten laten worden, maar het lijkt erop dat op het terrein van het welzijnswerk de tijd vier jaar heeft stilgestaan. Laat ik echter nog eens uitspreken dat wij bewondering hebben voor de concrete aanpak van een flink aantal medewerkers. Het is vaak 26
lastig werk, waarbij een lange adem nodig is om resultaten te boeken. Waaraan het echter ontbreekt, is helderheid vanuit de gemeente over onze agenda op dit terrein en de mogelijkheden tot sturen. Dat is jammer, want door meer mensen actief aan hun buurt, wijk of stad een bijdrage te laten leveren, door mensen te leren hoe zij voor zichzelf en voor hun omgeving kunnen zorgen en op eigen benen kunnen staan, zou meer resultaat kunnen worden bereikt. Dit alles door het ondersteunen van initiatieven en ideeën van mensen in plaats van deze over te nemen, omdat we daarvoor nu eenmaal professionals in dienst hebben. Een ander punt is de woningbouwproductie. Hoewel op een aantal plaatsen in de gemeente volop wordt gebouwd, wordt het aantal te bouwen woningen nog steeds niet gehaald. Wat ons betreft zal het tempo moeten worden verhoogd. Kan het college ons uitleggen wat het wil doen om onze targets op dat terrein wel te halen? Waar allesbehalve bouwkranen te zien zijn is op "business-resort" Amstelwijck en op de tientallen hectaren kale, winderige vlakte in het Zeehavengebied. Op dat punt zijn wij het met de VVD-fractie eens, de tranen schieten je in de ogen en niet alleen van de wind. Afgelopen zaterdag stond een interview met de werkgevers in de krant met als kop "Drechtsteden zijn te bescheiden". Dat geldt zeker niet voor de wethouders. Wij hebben in de afgelopen periode maar liefst twee wethouders van economische zaken gehad, die beiden sterk waren in het op een overtuigende manier verhalen van hun ambities: de tijd van plannen maken moest maar eens over zijn, de handen moesten uit de mouwen worden gestoken en wij zouden eens laten zien op welke manier resultaten zouden worden geboekt. Het kan zijn dat wij een iets te bescheiden blik hebben op dit beleidsterrein, maar kan het college ons eens schetsen welke concrete resultaten er op economisch terrein zijn geboekt? Niet aan de hand van nota's, met voornemens of adviesraden, maar zichtbare resultaten. Ik wil een concreet voorbeeld geven. Wij horen met betrekking tot Amstelwijck al jaren dat de oorzaak van het probleem is dat we vastzitten aan een contract met een ontwikkelaar, dat ervoor zorgt dat deze ontwikkelaar er beter van wordt als hij niets doet. Als we al zo lang weten dat dit het probleem is, waarom wordt het dan niet opgelost? Het gaat om dezelfde ontwikkelaar met wie collegeleden champagne drinken als de contracten voor het Gezondheidspark en de Sportboulevard moeten worden gesloten. Waarom is er toen niet aan gedacht dit vuiltje weg te werken? Wij maken ons ook wat zorgen over de voortgang van de verbetering van de binnenstad. Hoewel het aantal bezoekers aan de binnenstad sterk is toegenomen, zijn we er nog lang niet. Met name 's avonds is de binnenstad allesbehalve bruisend te noemen. Hoewel wij zelf geen kroegen exploiteren, zal de gemeente er alles aan moeten doen om het verblijf ook in de avond zo aangenaam mogelijk te maken. Wij zijn het eens met de fractie BETER VOOR DORDT dat komend jaar het lichtplan voor de binnenstad zal moeten worden uitgevoerd. Ik was er niet van op de hoogte dat een motie hierover was voorbereid. Wij hebben op dit punt een amendement, dat nog iets verder gaat en dat ik zal indienen om in ieder geval nog iets te kunnen bereiken. Terugblikkend op hetgeen we aan het begin van deze periode van plan waren, kunnen we er niet omheen in te gaan op de relatie van het gemeentebestuur met inwoners en bedrijven. In het coalitieakkoord zijn hieraan niet voor niets vele warme woorden gewijd, wij maakten ons hierover aan het begin van deze periode al zorgen. Hoe staat het nu met het vertrouwen in het gemeentebestuur, niet in het CDA, maar in het collectief, zoals wij hier zitten? De uitkomsten van het onderzoek, dat hiernaar is gedaan en we het afgelopen weekend hebben gekregen, verheugen ons. Als ik de cijfers voor het CDA op me laat inwerken en die zet naast het aantal mensen, die zeggen dat zij CDA stemmen en mij kritisch aanspreken over het gemeentebestuur, moet ik concluderen dat ik zo ongeveer alle kritische CDA-stemmers wel heb gesproken. De absolute getallen die worden genoemd nemen wij dus met een korrel zout, maar de trend die er voor wat betreft het gemeentebestuur in zit, zeggen ons wel iets. Juist in een dynamische, maar ook verwarrende tijd, is het opvallend dat ten aanzien van het gemeentebestuur een positieve trend is waar te nemen. Het aantal mensen dat over ons tevreden is, is zelfs gestegen evenals het aantal mensen dat ons volledig of redelijk vertrouwt. De uitkomsten van het onderzoek komen overeen met de signalen die wij zelf van velen hebben gekregen: de gemeente is goed bezig, een schitterende binnenstad, leuke evenementen, verlichte kerstbomen en bloembollen en nu ook nog de tunnel onder het spoor. Het voeren van goed beleid en vooral het boeken van concreet resultaat is voor een deel van de inwoners het adequate antwoord op de vraag hoe het vertrouwen in het gemeentebestuur 27
dient te worden vergroot. Dit is echter maar één kant van de medaille. Uit het onderzoek blijkt namelijk ook dat het aantal mensen, dat weinig of geen vertrouwen in de gemeente heeft, is toegenomen. Opgemerkt zij overigens dat het interessant is te weten waarom de helft in het geheel niet heeft gereageerd. Het onderzoek geeft aan dat bij 10% van de respondenten het vertrouwen is toegenomen en bij 20% is afgenomen. Dat gebrek aan vertrouwen en vooral de stelligheid, maar soms ook de gelatenheid waarmee dat wordt geuit, kennen wij uit eigen ervaring: “Politici deugen niet, ze zijn vooral met zichzelf en hun eigen positie bezig. Voor de verkiezingen hebben ze je nodig, maar daarna hoor je ze niet meer. Zij weten volstrekt niet wat bij ons speelt, het is één pot nat en ze laten zich allen door de ambtenaren ondersneeuwen.” Dit gebrek aan vertrouwen kom je in alle lagen van de bevolking tegen, bij werkgevers, mensen in de bijstand, inwoners van Wielwijk, maar ook in Dubbeldam. Natuurlijk is het zo dat de schooldirecteur, de dokter, de dominee en de politieagent in meerdere of mindere mate ervaren dat gezag niet vanzelfsprekend meer is, maar iedere keer opnieuw moet worden verdiend. Op zichzelf is daar niets mis mee, maar, naast het feit dat het mij iedere keer weer persoonlijk raakt als men aangeeft dat je niet wordt vertrouwd en een wegwerpgebaar wordt gemaakt als men hoort dat je in de politiek zit, is het ook bloedlink als wij als gemeentebestuur door een niet te onderschatten groep inwoners gewantrouwd of zelfs geminacht worden. Wat moet je daaraan als plaatselijk politicus doen? Ik ben niet de eerste die deze vraag stelt, op tal van plaatsen is hierover al gediscussieerd en geschreven. Grofweg worden hierop vier antwoorden gegeven. Het eerste antwoord is dat het enige wat van belang is dat concrete resultaten worden geboekt. Al het geëmmer over onszelf en over de manier waarop het gemeentebestuur zou moeten werken, leidt alleen maar af van datgene waarin mensen echt geïnteresseerd zijn en dat is actie. Zichtbare resultaten boeken is belangrijk en zelfs voorwaarde om vertrouwen te winnen, wat overigens ook in het recente onderzoek is terug te vinden. Het is echter naïef te denken dat dit het enige is. Het tweede antwoord dat wordt gegeven - we hebben dat ook vanavond gehoord - is dat moet worden gezorgd voor meer interactief bestuur, voor het meer betrekken van burgers bij de voorbereiding en de uitvoering van beleid. Op zichzelf is dat prima. Onze indruk is, dat de gemeente op dit terrein al veel doet, maar dat de uitvoering soms beter moet. Wij zullen ons echter wel moeten realiseren dat lang niet iedereen bereid of in staat is hieraan überhaupt mee te doen. Een derde antwoord dat wel eens wordt gegeven is, dat moet worden gezorgd voor meer directe democratie, het introduceren van referenda en het door burgers zelf laten kiezen van een sterke burgemeester. Wij zien daarin niet veel, althans niet waar het gaat om het vergroten van het vertrouwen dat burgers in ons hebben. Er zijn ook andere motieven om meer vormen van directe democratie te willen. Het wegnemen van wantrouwen tegen gekozenen wordt in onze ogen echter niet opgelost door nog meer mensen te kiezen. Als we de winst die moet worden geboekt niet verwachten van de antwoorden die op deze drie vragen zijn gegeven, waarmee kan dat dan wel? Wij verwachten het meest van het vierde spoor, namelijk dat het gemeentebestuur en vooral de raad datgene moeten doen waarvoor zij zijn bedoeld en zelf aan de bak moeten om het vertrouwen in de plaatselijke politiek terug te winnen. De vraag is echter op welke manier dat zou moeten. Onze ervaring in de afgelopen periode is dat door het directe een-op-een-contact met mensen, die aangeven dat zij de politiek niet vertrouwen, het vertrouwen kan worden teruggewonnen. Hoewel wij het als CDA nog te weinig hebben gedaan, is veel te winnen door er structureel achteraan te gaan als negatieve signalen met betrekking tot de politiek worden afgegeven. In zo'n gesprek komt men meestal al snel op concrete vragen of problemen die mensen dwars zitten en als je daarvan vervolgens serieus werk maakt en vooral inzet toont, kan dat geweldig aan het vertrouwen bijdragen. De inzet kan zijn dat men in rond Hollands laat horen waarom je iets vindt, maar ook het besteden van aandacht aan een simpele vraag over de uitvoering van iets die aan een ambtenaar kan worden doorgespeeld of aan iets waarop je zelf geen antwoord hebt en waarnaar je bij een wethouder of ambtenaar navraag kunt doen. Onze ervaring is dat je daarvan niet rijk wordt in termen van extra stemmen, maar het feit dat een raadslid werk maakt van ongenoegen en daarvoor inzet toont, draagt zeker bij aan het vertrouwen van mensen in de plaatselijke politiek in het algemeen. Of zoals een man in Crabbehof mij onlangs zei: "Van Steensel, de laatste 15 jaar stem ik sowieso helemaal niet meer, ik heb nog nooit op een christelijke partij gestemd en zal dat ook nooit doen, ik krijg mijn vinger gewoon niet bij de knop van jouw partij, maar je deugt wel." 28
Voorts is er wat ons eigen functioneren betreft ook nog een wereld te winnen als we wat duidelijker zouden zijn in onze debatten. Bij ieder voorstel zou de vraag moeten worden beantwoord welk probleem wordt opgelost, of het wel een probleem is en of de oplossing die wordt aangedragen wel een echte oplossing is. Wij moeten in de raad niet te bang zijn ons standpunt helder uiteen te zetten. Ik herinner mij nog het voorbeeld van het debat over een extra subsidie voor het overeind houden van FC Dordrecht. De fractie van ECO-Dordt maakte toen klip en klaar duidelijk dat zij vond dat er geen cent extra naar deze club moest. Andere raadsleden lieten tijdens het debat, waarbij vele supporters aanwezig waren, na hun standpunt duidelijk te maken en stelden allerlei ingewikkelde vragen waarvan niemand iets begreep. Na afloop sprak ik enkele van de supporters die op de tribune hadden gezeten en die zeiden, dat zij van het debat weinig hadden begrepen, maar dat het mens van ECO tenminste duidelijk had gezegd dat ze het niet wilde. Dat vond men jammer, maar wel duidelijk. Een ander voorbeeld, dat ik nooit zal vergeten, was het debat in de vorige periode in de Wilhelminakerk over de paalrotregeling. Een aantal raadsleden vond het lastig een impopulair verhaal te houden, maar ik had vooraf van andere partijen begrepen dat zij het een prima regeling vonden. In de kerk was een groot aantal belanghebbenden aanwezig met rode en groene vlaggen om hun steun dan wel afkeuring te betuigen. Tot mijn verbazing gingen sommige van de woordvoerders niet in op de vraag waarom het een goede regeling was, maar hielden zij het bij het stellen van vragen aan de wethouder, soms met als ondertoon dat zij tegen het voorstel waren. Nog groter was mijn verbazing toen twee weken later. toen de belangstellenden niet in de raadzaal aanwezig waren, overtuigend voor het voorstel werd gestemd. Ik heb tijdens de bijeenkomst in de Wilhelminakerk zelf duidelijk gemaakt waarom mijn fractie vond dat het een uitstekende en ruimhartige regeling was en er naar ons oordeel geen cent extra heen zou moeten gaan. Ik kreeg vele rooie vlaggen, maar na afloop ook waardering voor de duidelijkheid en ondanks alles begrip voor ons standpunt. Laten we eerlijk zijn, het is beschamend hoe dramatisch lang wij nodig hebben om non-problemen te bespreken. Wat ons betreft wordt de volgende periode met spreektijden gewerkt om ervoor te zorgen dat we ons beperken tot de wat- en waarom-vraag met betrekking tot een voorstel, waarmee de gezamenlijke opvatting van raadsleden voor het college sturend zal worden in plaats van andersom. Laten we serieuzer ingaan op elkaars argumenten, ik zeg dat met enige schroom. Waar het gaat om de kracht van het argument, maakt het niet uit of je tot de oppositie of tot de coalitie behoort, of je raadslid bent of collegelid. Zorg er zelf voor dat je serieus wordt genomen en houd in de gaten wat met artikel 40-vragen gebeurt. Ik heb soms de indruk dat artikel 40-vragen helemaal niet dienen om een probleem op te lossen, maar om in de publiciteit te komen. In de laatste plaats zouden wij ons meer moeten verdiepen in het vak, want raadslid zijn is ook een vak. Als raadslid moet je weten welke instrumenten je hebt, ontwikkelingen in de geschiedenis kunnen plaatsen en de Grondwet en de achtergronden daarvan kennen. Over de vrijheid van meningsuiting of over de betekenis van de scheiding tussen kerk en staat is al heel wat afgekletst. Ik denk dat er voldoende stof is voor het introductieprogramma van de nieuwe raad. De heer SLEEKING: Mag ik uit uw woorden opmaken dat u aan de kandidaten die op uw verkiezingslijst komen te staan als eis stelt, dat raadslid zijn als een vak moet worden gezien? Ik denk hierover zelf iets genuanceerder. Ik denk dat velen naast gewoon een ander vak het raadslidmaatschap erbij doen. In mijn ogen blijft het raadslidmaatschap een veredelde hobby, die je heel goed kunt uitvoeren en ook serieus moet nemen, maar ik ben het niet met u eens dat het raadslidmaatschap een vak is. Het raadslidmaatschap vraagt kwaliteit en competenties, maar een vak is iets geheel anders. De heer VAN STEENSEL: Ik denk dat wij hetzelfde bedoelen. Ik wil absoluut niet zeggen dat we beroepspolitici in de gemeenteraad zouden moeten hebben. Ik zou de eerste zijn die er in dat geval mee zou stoppen. De heer MOSTERT: Ik vind dit toch een merkwaardig verhaal. U zou absoluut geen beroepspoliticus willen zijn. Wat betekent dit voor u als u in maart eventueel geroepen zou worden tot het wethouderschap? Is dat iets anders?
29
De heer VAN STEENSEL: Ik ben het met u eens dat dit een roeping zou zijn, die tot op heden nog niet tot mij is gekomen. Het is niettemin helder waarover we praten. Wij denken dat raadsleden zelf aan de bak zullen moeten, niet alleen om stemmen te winnen, maar vooral om het vertrouwen terug te winnen. Ik ben ervan overtuigd dat het ons allen ten goede zal komen als dat lukt. De komende maanden zal de raad ongetwijfeld nog komen te spreken over zijn functioneren, wij hebben op dit punt een voorzet willen geven. Voordat ik mijn betoog afrond wil ik nog even een heel ander punt aansnijden. Hoezeer wij ons ook druk maken om Dordrecht nog mooier, beter en aangenamer te maken, wij zullen ons ook moeten realiseren dat we al in een geweldige stad en een geweldig land leven. Als we dat afzetten tegen het Dordrecht van pakweg 100 jaar geleden of het Dordrecht van nu, maar dan wel 10.000 km verderop in Afrika, hebben we het hier geweldig goed. Bij eerdere algemene beschouwingen heb ik al eens een vergelijking gemaakt met de situatie in het andere Dordrecht in Zuid-Afrika. Wij vinden het fantastisch dat een aantal mensen uit onze stad al geruime tijd bezig is de mensen in Afrika, waar nodig en gewenst, te ondersteunen. Zij willen graag nog meer mensen hierbij betrekken, ook hier in ons Dordrecht, om te wijzen op de verschillen tussen de leefomstandigheden van mensen. Wij vinden dat een prima idee en stellen voor de band tussen Dordrecht en Dordrecht verder vorm te geven en hiervoor jaarlijks een gering bedrag uit te trekken. Ik zal hiervoor een amendement indienen. De heer KARAPINAR: U weet dat ten aanzien van de stedenbanden herijking heeft plaatsgevonden en gesteld is, dat meer naar banden op projectmatige basis zou moeten worden gestreefd. Zou dat volgens u niet de meest effectieve relatie met Dordrecht in Zuid-Afrika kunnen zijn? De heer VAN STEENSEL: Ik sluit samenwerking op projectmatige basis, juist ten aanzien van Dordrecht in Zuid-Afrika, niet uit. Ik moet u zeggen dat je, als je er geweest bent en je daar voor het gemeentewapen staat dat er precies zo uitziet als ons gemeentewapen, als je langs de kerk loopt en je op de begraafplaats namen ziet die ook in ons telefoonboek staan, een verbondenheid met onze voorouders en de mensen in Dordrecht voelt. Het is niet simpelweg de naam die overeenkomt, er is veel meer gemeenschappelijk. In mijn woordvoering heb ik met het oog op de tijd vooral stilgestaan bij de opgave van het college en de raad voor de komende periode. De balans opmakend, constateer ik dat de balans positief doorslaat voor het college en de begroting voor 2006 daarvan een voortzetting is. Wij kunnen instemmen met de begroting voor het komend jaar en wensen het college bij de uitvoering veel wijsheid toe. Wij rekenen op een nog beter overleg in deze raad. De VOORZITTER: Mij is door de fractie van het CDA een tweetal amendementen aangereikt: Amendement 2. Stedenband Dordrecht-Dordrecht Zuid-Afrika. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005; constaterende dat: op initiatief van een aantal Dordtenaren hulp en ondersteuning wordt geboden aan mensen in Dordrecht, Zuid-Afrika; er behoefte aan is om in dit kader aan bewustwordingsactiviteiten te doen in onze stad; besluit: een stedenband aan te gaan met Dordrecht, Zuid-Afrika; ter financiering van bewustwordingsactiviteiten in Dordrecht jaarlijks € 20.000,- beschikbaar te stellen; dit bedrag te dekken uit de meevallende inkomsten van de septembercirculaire; en gaat over tot de orde van de dag.” Amendement 3. Lichtplan. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005; constaterende dat: Dordrecht een prachtige binnenstad heeft met prachtige monumenten; de binnenstad met name in de donkere avonden beter gepresenteerd kan worden; besluit: 30
ter uitvoering van het lichtplan jaarlijks € 100.000,- te reserveren; dit bedrag te dekken uit de meevallende inkomsten van de septembercirculaire; roept het college op: zo spoedig mogelijk het lichtplan aan de raad ter vaststelling van de precieze uitvoering te doen toekomen; en gaat over tot de orde van de dag.” Beide amendementen zijn door de volledige fractie van het CDA ondertekend en maken mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Vanmiddag werd ik door een kennis aangesproken die zei: “Hallo Henk, hoe is het in de politiek?” “Prima, ik denk dat dit ook wel iets voor jou zou zijn”, antwoordde ik hem. Zijn reactie hierop was: “Nee, nu ik gestopt ben met werken lees ik veel, vooral spannende verhalen, ik puzzel wat en computer graag. Het is wel jammer dat het allemaal zo duur wordt, ik moet een beetje op mijn geld gaan letten.” Ik keek hem aan en zei: “Dan is deelneming aan de Dordtse politiek echt wat voor jou. Je krijgt vier jaar lang een gratis abonnement op Wonen en Leefbaarheid, Cultuur en Vrije tijd, Bestuur en Middelen en nog veel meer uitgaven die vol staan met spannende “wordt vervolgd-verhalen” en je kunt er uren in puzzelen. Wat denk je bijvoorbeeld van de vervolgverhalen Achterom, Leerpark, Gezondheidsboulevard en Stadswerven? Spannender lectuur kun je niet bedenken en wat je computerverslaving betreft, je zult naar alles moeten zoeken.” “Dat klinkt goed”, was zijn antwoord, “maar ik lees tegenwoordig zo weinig in de kranten en heb mij afgevraagd of de politiek nog wel iets doet. Ik dacht dat er een tekort was aan sociale woningen en verzorgingsappartementen en hoe zit het met de starters?” Ik antwoordde hem: “Ja, dat ligt heel moeilijk, hierover wordt al jaren gepraat, we lopen ver achter.” Hij vervolgde: “De AOV/Ouderenunie wil toch zo graag gratis openbaar vervoer, geld voor de armoedebestrijding, opkomen voor de zwakkeren in de samenleving en niet alleen bouwen in de groene polders?” “Ja, zeker”, zei ik, “wij doen er van alles aan, maar je moet wel de rest van de gemeenteraad zien mee te krijgen, want anders lukt het nooit.” “Luisteren ze dan niet naar je?”, vroeg hij me. “Tussen luisteren en doen zit een wereld van verschil”, legde ik hem uit. “Ik heb ergens gelezen dat jullie opkomen voor de bewoners van de Octantflats en het CDA zelfs een looptoestel wil promoten, een rollator met een motortje, echt een gat in de markt. Denken ze daarbij soms aan werkgelegenheid of zo? Komt er nog wel wat van dat vervelende voetpad terecht?” Mijn antwoord was: “De CU/SGP is met een nieuw voorstel gekomen, een voetpad, minder steil en met een brug over het water. De gehele commissie wonen en leefbaarheid stond er achter.” “Mooi”, zei hij “en hoe nu verder?” Mijn antwoord hierop was: “Ik heb hier een motie, die ik gewoon aan de voorzitter geef, die haar voorleest en als het moet ook nog in stemming brengt. Daarna beslissen de partijen.” Hij informeerde: “Zijn dat dezelfde partijen die in de commissie wonen en leefbaarheid zitten en zo positief reageerden?” Ik beaamde dat en zijn reactie was: “Dat is dan toch kat in het bakkie.” “Ja, dat dacht ik ook”, zei ik, “het zou mij verbazen als ik hiervoor geen steun zou krijgen.” Hij ging verder: “Het is mij opgevallen dat Dordrecht dit jaar gespaard gebleven is van rampen. Er wordt zeker veel aan preventie gedaan?” Mijn antwoord hierop was: “Er wordt veel aan preventie gedaan, maar er moet nog veel meer gebeuren. Wij vragen hiervoor veel aandacht, want veiligheid is in ieders belang. Toch zijn er vele stille rampen waarmee soms achteloos wordt omgegaan. In onze stad leven velen met zorgen, met weinig geld, een uitkering of een klein AOW-tje. Er zijn vele activiteiten in onze stad waaraan zij niet kunnen deelnemen. De sok is gewoon leeg. Zelfs concerten en voorstellingen in Kunstmin zijn soms te duur voor hen. Wat zullen de prijzen zijn als het nieuwe theater klaar zal zijn? Nu de Dordtpas om vervanging vraagt zullen we duidelijke afspraken moeten maken voor de burgers die het echt nodig hebben. ”Zou een buskaart iets zijn voor de dagen dat het openbaar vervoer niet gratis is, grotere kortingen op cursussen, een gratis etentje eens per maand in een leuk restaurant of in De Wielborgh?”, vroeg hij. “Ja, hiervoor zou een noodfonds moeten opgericht, vooral met die onzekerheden rond de WMO”, was mijn antwoord. Hij ging verder: “Wat denk je van de geldverslindende integratiecursussen, de werkgelegenheidsprojecten in onze stad? Er staat heel wat te gebeuren, maar geen Dordtse ondernemer verdient er wat aan, zo wordt gezegd. Hoe goed ook bedoeld, ik krijg altijd tranen in de ogen als ik lees: “Dordrecht, mooie stad aan het water”. Waar blijft mijn water? Heel mijn fundering rot weg. Mijn ogen worden steeds natter, maar mijn palen niet.” Ik laat hem weten: “Stop maar, ik weet weer genoeg. Met opsommen en alleen maar praten kom je er niet. Er moet wat worden gedaan. Ik zal dat bij de algemene beschouwingen nog eens naar voren brengen.” 31
Er zijn van die dagen Dan wil iedereen wel wat vragen Er zijn van die weken Dat men denkt: er wordt niet naar me omgekeken Er zijn van die maanden van stilte en ineens is het er dan De vragen worden besproken, maar wat duurt de uitvoering lang Er is weer een politiek jaar voorbij Maar niet iedereen is even vrolijk en blij Vele wolken van verschillende kleur Werpen hun schaduw op menig deur Wij moeten verder met onze stad, op naar een tevree Daarom nog een tip voor u van de AOV: Luister goed naar alle vragen, blijf begrip tonen voor soort en kleur Blijf niet eindeloos discussiëren, haal die wolken van de deur Voor ieder is er een schakel in de ketting die u draagt Laten we die goed onderhouden voordat de stad vervaagt Alleen kunt u het niet redden als vader van deze stad Maar u kunt er wel voor zorgen dat er is voor iedereen wat Wij wensen u veel inzicht in een veilig en sociaal beleid U draagt de schakels, dat wilde de AOV/Ouderenunie even kwijt. De VOORZITTER: En dan te weten dat Sinterklaas nog niet eens in het land is. De volgende motie is mij door de fractie AOV/Ouderenunie aangereikt: Motie 13. Aanleg nieuw voetpad Octant. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, spreekt uit: kennis te hebben genomen van: 1. het feit dat vele bewoners van de Octantflats problemen hebben met het nu aanwezige te steile voetpad, welke uitkomt op de Galileïlaan nabij het winkelcentrum Sterrenburg; 2 de antwoorden op de artikel 40-vragen die de AOV/Ouderenunie aan het college stelde; 3 de discussie, die tijdens de commissievergadering wonen en leefbaarheid van 26 oktober 2005 over deze antwoorden plaatsvond, waarbij alle aanwezige fracties het voorstel van een geheel nieuw aan te leggen minder steil voetpad met, waar nodig een bruggetje over de waterpartij, steunde; verzoekt het college: het plan uit te werken om het nieuwe voetpad te kunnen realiseren en de raad hiertoe een voorstel voor te leggen; en gaat over tot de orde van de dag.” De motie, die is medeondertekend door de heer Karapinar van de fractie van de PvdA en de heer Staat van de fractie CU/SGP, maakt mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Er zijn vele omstandigheden in het leven waarvoor geldt dat, als je de lusten er graag van hebt, je consequent moet zijn en ook de eraan verbonden lasten moet dragen. Ik moest hieraan denken tijdens de voorbereiding van deze algemene beschouwingen. Wij zijn van mening dat zowel bezuinigingen en ombuigingen als verbeteringen en nieuw beleid evenwichtig en rechtvaardig moeten uitpakken. De leidraad voor de fractie ChristenUnie/SGP is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Het bijbelse uitgangspunt van het dragen van elkaars lasten is ook hierop van toepassing. Bezorgdheid om het zorgstelsel. Wij willen in dit verband even een uitstapje maken naar de landelijke politiek met het nieuwe zorgstelsel als gesprek van de dag, ook in onze stad. Er staat heel wat op stapel en iedereen heeft ermee te maken. Wat de burgers in dit stadium vooral interesseert, zijn de 32
financiële gevolgen, oftewel de vraag of de lasten voor de burger toenemen. Mede als gevolg van landelijk beleid is de inkomenssituatie van velen, met name van de minima en vele ouderen, slecht te noemen. Ook het eigen gedrag speelt vaak een rol, wij doelen hierbij op de steeds vaker voorkomende schuldenproblematiek. Met de gevolgen hiervan zal bij ons sociaal beleid, onder andere bij de vaststelling van de lokale lasten, hoe dan ook rekening moeten worden gehouden. Het armoedebeleid, dat specifiek gericht is op het tegengaan van de negatieve effecten van armoede, met name voor de kinderen, waarderen wij positief. Bezuinigen noodzakelijk voor nieuw beleid. De woonlasten voor de gemiddelde Dordtenaar zullen in 2006, mede als gevolg van de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB, omlaag gaan. Dordrecht blijft een relatief goedkope gemeente in de rij van vergelijkbare gemeenten. Toch zullen wij in de nabije toekomst voor een grote bezuinigingsoperatie komen te staan. In 2010 zal voor ongeveer € 20 miljoen aan structurele kosten moeten worden bezuinigd. Pas dan zal sprake zijn van een gezonde begroting en zal er voldoende ruimte zijn voor nieuw beleid. Deze grote bezuinigingsdoelstellingen zullen via innovatietrajecten moeten worden bereikt, maar op de eerste plaats zal de organisatie moeten worden doorgelicht op financieel-technische mogelijkheden. Onze fractie verwacht dat deze operatie niet eenvoudig zal zijn. Met enig kunst- en vliegwerk is de begroting voor 2006 sluitend gemaakt, maar wij verwachten dat voor de periode daarna serieus keuzen zullen moeten worden gemaakt. Op zich is dat niet erg, omdat de lopende innovatietrajecten niet met veel pijn gepaard gaan. Als dat wel zo is, zal politieke moed moeten worden getoond. Wij hebben immers al snel de neiging lastige keuzen uit de weg te gaan. Beheer op orde. Wij volgen nauwgezet de ontwikkeling die van toekomstig groot belang is voor ons gemeentelijk huishoudboekje, wij doelen hierbij op het punt van de rechtmatigheid. Deze problematiek geldt als één van de thema's, die verband houden met de nodige versterking van sturing, controle en beheer. Wij hebben afgesproken dat het college er alles aan zal doen om het reguliere beheer zo spoedig mogelijk op orde te brengen en wij zullen het college daaraan nadrukkelijk houden. Bestuurskracht. De afgelopen maanden is onderzoek gedaan naar de bestuurskracht van de gemeente Dordrecht. Hoewel het rapport inhoudelijk nog niet in de raad is besproken, kan nu reeds worden opgemerkt, dat de gemeente Dordrecht een ruime voldoende heeft voor het uitvoeren van haar taken. Wel is een tweetal belangrijke aanbevelingen gedaan: de relatie tussen de gemeenteraad en het college moet anders en het beheer van de gemeentelijke organisatie moet beter. Zonder al te zeer vooruit te willen lopen op de nog te voeren discussie hierover, ook in het licht van de evaluatie van het dualisme, wil ik erop wijzen dat de eerstgenoemde aanbeveling een zaak is van het college en de raad samen. Het college dient de raad serieus in de gelegenheid te stellen de kaderstellende rol actief op te pakken en de raad dient de geboden gelegenheid vervolgens daadwerkelijk te benutten. Dat stelt hoge eisen aan de raad, zowel voor wat betreft overzicht van en inzicht in de hoofdlijnen als deskundigheid. Wij zijn heel benieuwd naar de bestuurskrachtmetingen van de andere gemeenten en van De Drechtsteden zelf. Het is immers van belang de taken die aan de regio zullen worden overgedragen – geen onbelangrijke overigens - ook op dat niveau krachtdadig te kunnen uitvoeren. Samenwerking moet leiden tot versterking en de over te dragen taken moeten kwalitatief én bestuurlijk veilig zijn bij De Drechtsteden. Regio Drechtsteden. Waar willen wij op de lange termijn met onze regio naar toe? Het motto is "Samen stad aan het water", hieraan zal de regio de komende jaren blijven werken. Samengevat betekent dit, dat we goed op weg zijn van de regio een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bewoners, bedrijven en bezoekers te maken. Voor de korte termijn betekent dat verzilvering van de afspraken die in "Manden maken" zijn gemaakt. Voor de Drechtraad, een orgaan dat na de huidige proefperiode nog handen en voeten moet krijgen, is mede een controlerende rol weggelegd voor wat betreft de voortgang van de projecten. Kortom, de samenwerking biedt een meerwaarde, omdat de grootstedelijke problematiek zich niet beperkt tot Dordrecht. Economie en werkgelegenheid. Wij merken op dat het economisch beleid van de gemeente mede invulling geeft aan de opdracht aan de mens als een goede rentmeester de aarde verantwoord te beheren. De gemeente schept de voorwaarden voor een goede economische ontwikkeling, die moet
33
plaatsvinden in het besef van normen, waarbij burgers, overheid en bedrijven de van God gegeven opdracht hebben de aarde te bewerken en te bewaren. De heer SLEEKING: U hebt bij één van de programma’s wel eens aangegeven dat vaart en groei ook niet alles is en u geeft dat nu weer aan met wat u zegt over het rentmeesterschap. U zei destijds ook dat men zich moet afvragen hoe ver men kan gaan met de groei, genoeg is genoeg. Kijkend naar de praktijk, zie ik u hieruit weinig consequenties trekken. Waar het gaat om voorstellen voor het doorgaan met de groei, daag ik u opnieuw uit. Waar liggen voor uw fractie voor ons eiland de grenzen voor wat betreft rentmeesterschap? De heer MOSTERT: Rentmeesterschap wil niet zeggen dat er grenzen zijn. Rentmeesterschap wil zeggen op welke manier wij de aarde moeten bewaren en bewerken. Hoewel wij verantwoordelijkheid dragen voor de manier waarop het rentmeesterschap moet worden ingevuld, zullen er beslist ook grenzen moeten worden getrokken. De gemeente zorgt ook voor infrastructuur voor wonen, arbeid en verkeer, gericht op een goede economische ontplooiing, waarbij het van groot belang is met stimulerend beleid werkgelegenheid te behouden en te scheppen. Vooral nu nog steeds sprake is van een economisch onzekere situatie, is een goed ondernemingsklimaat van wezenlijk belang. Wij kennen een hoge prioriteit toe aan verbreding van de economische structuur en noemen in dat verband stimulering van innovaties bij bedrijven, creatief ondernemerschap en het tot stand brengen van het kenniscentrum Shipping Valley. Wij verwachten bovendien veel van de sociaal-economische actieplannen per wijk en de nieuwe organisatie Dordrecht Marketing. In het bijzonder noemen wij de start van de Economische Adviesraad Dordrecht, waarbij is gebleken dat het moeilijk is creativiteit in daden om te zetten. De wethouder gaf zelfs aan dat hij ontevreden is over de prestaties met zijn constatering dat we onvoldoende economische vooruitgang boeken. Wij hopen dat de ingestelde impulsteams concreet werk zullen opleveren en bedrijven naar de stad zullen trekken. Ten aanzien van het vestigingsklimaat onderstrepen wij het belang van het verbeteren van de economische concurrentiepositie, waarbij het vooral gaat om het ontwikkelen en herstructureren van de bedrijventerreinen en het Zeehavengebied en voor een goede bereikbaarheid, waarbij ik vooral denk aan de knooppunten N3/A16 en N3/A15. Verder noemen wij het beter benutten van de aanwezige sterke punten op het gebied van historie, cultuur en natuur. In dit opzicht verwachten wij veel van de nog op te stellen regionale toeristische visie en de ontwikkelingen in en om het Hofkwartier. In het kader van de werkloosheid merken wij op, dat vooral de structurele werkloosheid en de ontwikkelingskansen voor jeugdigen onze volle aandacht nodig hebben. Wij zullen hoge prioriteit moeten blijven geven aan alle activiteiten binnen het thema arbeidsmarkttoeleiding, zoals Route 23. Hierbij is het van belang dat het Centrum voor Werk en Inkomen, de Intergemeentelijke Sociale Dienst in oprichting en de Sociale Diensten van de regiogemeenten, samenwerken om werkzoekenden zo spoedig mogelijk weer aan werk te helpen. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De burger wordt na invoering van deze wet, medio volgend jaar, meer zelf verantwoordelijk voor de oplossing van zijn of haar problemen. Niet iedereen zal hiertoe echter in staat zijn. De overheid dient een schild te zijn voor de zwakkeren in de samenleving en waar nodig zal de burger, die deze zelfredzaamheid niet kan opbrengen, hierbij moeten worden geholpen. Er zullen dan wel voldoende vrijwilligers en mantelzorgers moeten zijn. Hier ligt een punt van zorg. Zal de gemeente hiervoor extra activiteiten ontplooien? Wij gaan ervan uit dat bij de ontwikkeling van het WMO-beleid ook de organisaties zullen worden betrokken die nu al actief zijn in het stimuleren van vrijwilligerswerk. Versterking HBO. Eén van de speerpunten van het college op het terrein van onderwijs is versterking van het hoger beroepsonderwijs. Recent hebben de twee Pabo's een nieuw gebouw in gebruik genomen, wat een memorabel moment was en de discussie over het Huis van de Democratie wordt volop gevoerd. Wij hopen dat betrokkenen op korte termijn tot de conclusie zullen komen dat het haalbaar moet zijn op het gebied van democratische vraagstukken, religie en staatsgeschiedenis academisch onderwijs vanuit het Hofkwartier te geven. 34
Uit de begroting blijkt dat volgend jaar een Transfercentrum Hoger Onderwijs zal worden gerealiseerd, een samenwerking tussen de gemeente, het MKB en diverse onderwijsinstellingen. Waar nodig zal de fractie ChristenUnie/SGP er, ook in Drechtstedenverband, alles aan doen om te bevorderen dat het aanbod van duale HBO-opleidingen wordt vergroot. Luchtkwaliteit en fijnstof blijven de gemoederen bezighouden. Kort geleden hebben wij het plan van aanpak Luchtkwaliteit vastgesteld. Onze fractie stemde weliswaar in met de voorgestelde aanpak, maar gaf wel aan dat het komend jaar meer concrete voorstellen aan de orde zullen moeten komen. Aan het openbaar vervoer worden bij de nieuwe concessie schonere motoren dwingend voorgeschreven. Bij gemeentelijke auto's en de auto’s van Netwerk wordt serieus gekeken naar het toepassen van roetfilters, wat wij positieve ontwikkelingen vinden. Wij zijn van mening dat ook de burgers een bijdrage moeten leveren aan dit ernstige milieuprobleem en de gemeente hen hiertoe kan prikkelen door op zaterdag de fietsenstallingen gratis te laten zijn. Wij dienen hierover een motie in. Daarnaast hebben wij nog twee ideeën voor de aanpak van de luchtkwaliteit. Ten eerste verwachten wij dat gratis citybusvervoer op zaterdag tussen de flankparkeerplaatsen en het stadscentrum zal leiden tot vermindering van het aantal vervoersbewegingen in het centrum. Is het college bereid dit nader uit te werken? Ten tweede hebben wij kennis genomen van de brief van Staatssecretaris Van Geel aan de Tweede Kamer, waarin hij het voorstel doet tot een subsidieregeling voor het inbouwen van roetfilters bij dieselauto’s te komen. Hij wil er tevens op inzetten dat via flankerend beleid in gemeenten wordt bevorderd dat roetfilters vooral worden ingebouwd bij personenauto's, bestelauto's en taxi's die veel in steden rijden. Wij vragen het college bedoeld flankerend beleid te ontwikkelen waarbij, naast de subsidie van de rijksoverheid om toepassing van roetfilters te stimuleren, gedacht zou kunnen worden aan een extra geldbedrag. Leefbaarheid en verloedering. Uit de laatste monitor leefbaarheid en veiligheid blijkt dat op diverse belangrijke onderdelen een langzame, maar gestage verbetering optreedt. Wij steunen de intensieve aandacht voor de herstructureringswijken, maar vinden dat extra aandacht nodig blijft voor een wijk als de Noordflank. Helaas wordt voor wat betreft de verloedering in de buurt nog niet naar onze tevredenheid gescoord. Eén van de dingen die volgens onze fractie bijdragen aan de verloedering is het wildplakken van allerlei affiches op andermans eigendommen. Bij de behandeling van de Kadernota sneuvelde het voorstel van Stadswerken voor de aanpak van het wildplakken. De fractie ChristenUnie/SGP komt nu met een motie, waarin wordt voorgesteld het wildplakken via een effectief handhavingsbeleid aan te pakken. Aanpak grondwaterbeleid. Helaas laat de behandeling van het verbrede rioolrecht in de Tweede Kamer te lang op zich wachten. Een wettelijke basis voor bekostiging van ons Grondwaterplan blijft hiermee voorlopig uit. De noodzaak van het in een aantal Dordtse straten uitvoeren van deze plannen wordt echter steeds groter. Blijven wij wachten op Haagse regelgeving of ziet het college creatieve mogelijkheden om vooruitlopend daarop alvast iets te doen? Nog slechts vier maanden te gaan, dan is de lopende raadsperiode beëindigd, een periode die voor onze fractie een heel bijzondere was. Eén zetel winst bij de verkiezingen en deelname aan het college, wat wij als een geschenk uit de hand van God hebben ervaren. Het stelde ons voor een andere verantwoordelijkheid, die wij ook als zwaarder hebben ervaren, maar die wij in het belang van het besturen van onze stad met vreugde hebben opgepakt. Wij maken ons nu op voor de verkiezingen van D.V. 7 maart aanstaande en wij gaan allen een drukke periode tegemoet. Wij wensen het college, de leden van de raad en het gehele ambtelijk apparaat Gods onmisbare zegen toe. De VOORZITTER: De volgende moties zijn door de CU/SGP-fractie aangereikt: Motie 14. Gratis gebruik fietsenstallingen binnenstad. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, behandelend de begroting voor 2006; constateert dat: de luchtkwaliteit langs een aantal drukke wegen op sommige dagen onacceptabel slechts is; hierdoor bij bepaalde groepen mensen gezondheidsrisico’s ontstaan; overweegt dat: 35
de luchtkwaliteit moet worden verbeterd; dit bereikt kan worden door het aantal autokilometers terug te dringen en het fietsgebruik te stimuleren; spreekt als zijn mening uit: dat het gebruik van de fietsenstallingen op zaterdagen in de binnenstad verder moet worden gestimuleerd; verzoekt het college: het gebruik van de fietsenstallingen in de binnenstad op alle zaterdagen gratis te maken; en gaat over tot de orde van de dag.” Motie 15. Effectief handhaven wildplakken. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 8 en 9 november 2005, behandelend de begroting voor 2006; constateert dat: de indicatorscore verloedering gemiddeld nog steeds te hoog is; bekladding van muren/gebouwen als eerste oorzaak daarvan wordt genoemd; verloedering in de buurten in de hand wordt gewerkt door het wildplakken van allerlei affiches op gemeentelijke en particuliere eigendommen; overweegt dat: het straatbeeld daardoor op een aantal locaties negatief wordt beïnvloed; dit mede een oorzaak is van de te hoge indicatorscore verloedering; spreekt als zijn mening uit: dat het straatbeeld positiever ervaren wordt als de wildgeplakte affiches verwijderd worden; dat de verloedering in de buurten daardoor afneemt; verzoekt het college: effectief handhavend op te treden tegen het wildplakken; en gaat over tot de orde van de dag.” Beide moties zijn voldoende ondertekend en maken mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. “Langs het tuinpad van mijn vader zag ik de hoge bomen staan, ik wist niet beter dan dat het nooit voorbij zou gaan”, zong Wim Sonneveld ooit in zijn ballade over goede oude tijden. Wij weten inmiddels wel beter. Sinds mijn jeugd in het Dordtse, pakweg 30 jaar geleden, is er heel veel veranderd en ik vind dat ook goed. Bij vorige algemene beschouwingen heb ik ook gepleit voor veranderingen ten positieve en beslist zonder nostalgie of melancholie wil ik u vanavond meenemen naar de veranderingen die hebben plaatsgevonden. Vertrouwen. In die tijd waren mensen gezagsgetrouw, deed je wat de politie je vroeg, had je het vertrouwen dat het bestuur in je beste belang handelde. Zeker waren er protesten waaraan met spandoeken en betogingen vorm werd gegeven, maar eigenlijk waren de mensen heel braaf. Ik had nooit gedacht dat het in Dordrecht ooit zover zou komen, dat een groep mensen het nodig zou vinden zich te verenigingen tegen onnodig politiegeweld. Zonder uitspraken te doen over de aanleiding, geeft het feit zelf mij wel stof tot nadenken. Zijn burgers zoveel kritischer geworden? Is de politie gewelddadiger geworden of is het een onderdeel van een algemeen toegenomen wantrouwen tegen de overheid? Om het op sociale bijeenkomsten gezellig te houden kan ik mij beter niet bekend maken als raadslid, want dan krijg ik dezelfde reacties als de heer Van Steensel. Werd je in het verleden als raadslid nog gerespecteerd, nu ben je op zijn minst verdacht. Het vertrouwen in het bestuur is dramatisch laag en ook het maatschappelijk verzet is agressiever geworden, zelfs geradicaliseerd. Wij zien teveel uitingen van wantrouwen, geweldsuitingen en protestuitingen met rellen, soms zelfs met terreurpogingen. Blijkbaar herkennen groepen mensen zich zo slecht in de overheid en kunnen zij zich ook zo slecht in de maatschappij voegen, dat zij in hun eigen subcultuur duiken waar zij onbereikbaar zijn voor de overheid. Dat geeft zorg. D66 constateert dat de politie en de politiek gezag verloren heeft en dat wellicht ook de democratische maatschappij haar gezag hebben verloren. Het is nodig dat wij als Dordtse gemeenteraad werken aan het herstel van vertrouwen door mensen serieus te nemen, naar hen te luisteren, uit te leggen wat wij doen en door bij handhaving de juiste prioriteiten te stellen.
36
Ik tref in de huidige begroting weinig aan over communicatie. Zeker, wij hebben begin 2004 het actieplan Bouwen aan Vertrouwen gestart, maar uit de tussentijdse meting van 2005 blijkt overduidelijk dat op geen enkel terrein echt verbetering zichtbaar is. Ik interpreteer de cijfers dan ook anders dan mijn collega van het CDA. Welke maatregelen denkt het college in 2006 te nemen om het vertrouwen in de Dordtse overheid te herstellen? “Wat leefden zij eenvoudig toen”, zong Sonneveld. Ook in die tijd, 30 jaar geleden, liepen langs het tuinpad mensen uit het buitenland die hier waren komen werken en wonen, vaak door onze eigen overheid hierheen gelokt om het tekort aan werkkrachten aan te vullen. De gedachte overheerste dat zij wel zouden terugkeren en pogingen om te integreren werden dan ook mondjesmaat gedaan. Ik kan mij nog de hereniging van Spaanse gezinshoofden herinneren. Terugkijkend constateren wij dat hieraan volstrekt onvoldoende aandacht is gegeven en ook later, toen allang duidelijk was dat sprake was van een blijvende aanwezigheid in Nederland, heeft de overheid gefaald in het laten integreren van deze bevolkinggroepen. Nu, anno 2005, nu dat besef er wel is, voert de overheid een geforceerd beleid tot integratie, wat tot nog meer spanning in de maatschappij leidt. Kijkend naar de gebeurtenissen in Frankrijk, waar in de voorsteden van Parijs en in de rest van het land rellen uitbreken en de overheid machteloos staat tegenover de jarenlange frustratie, moet ons dat niet onaangedaan laten. Wij hebben het over Frankrijk. Uit de recente incidenten in Nederland, zoals politieke moorden en diverse aanslagen, maar ook uit de heftige reacties van de overheid naar aanleiding van een kras op het raam bij een Minister of bij de arrestatie van allochtone mannen in een trein, blijkt dat het klimaat in ons land definitief is veranderd. Ik hecht eraan te zeggen dat naar mijn waarneming grote groepen allochtonen op eigen kracht succesvol geïntegreerd zijn. Dat er problemen zijn is duidelijk, ook al gaat het niet om de meerderheid. D66 is dan ook voorstander van een actieprogramma tegen radicalisering. Wij denken daarbij aan het benoemen van de knelpunten, het in kaart brengen van de situatie in Dordrecht rondom moskeeën, het ondersteunen van goede initiatieven en het samenwerken met sleutelfiguren binnen deze groeperingen. Alle inwoners van Dordrecht, van welke nationaliteit of geloof ook, die deel willen uitmaken van de samenleving moeten hiervoor alle kansen krijgen. Mensen die zich willen uitsluiten moeten worden aangepakt. D66 vraagt het college andermaal met voorstellen te komen voor een actief integratiebeleid met respect voor ieders cultuur en voorstellen voor een actieplan tegen radicalisering. De heer VAN STEENSEL: Ik krijg sterk het gevoel dat u een algemene beschouwing voorleest die in Den Haag is voorbereid en verspreid onder alle D66-afdelingen. Ik zou het aardig vinden als u ook met een doorkijkje naar de Dordtse situatie zou komen. Ik vind dat u onrecht doet aan de manier waarop hiermee in Dordrecht wordt omgegaan en u het geruststellend signaal, dat in Dordrecht op sommige punten wel degelijk van een toename van vertrouwen sprake is, hierbij niet betrekt. Spanningen zijn er zonder meer, maar hiermee wordt in Dordrecht op een effectievere manier omgegaan dan in vele andere gemeenten. De heer VAN DONGEN: De veronderstelling dat mijn betoog in Den Haag zou zijn voorbereid, is onjuist. Ik zal concreter zijn. Bij de vorige algemene beschouwingen heb ik het college om een actieplan gevraagd. Daarmee is het college niet gekomen en ik vraag daar nu nog een keer om. Ik heb bovendien gezegd dat er ook zeker positieve signalen zijn, maar ik interpreteer de cijfers uit dit rapport wel anders dan u. De heer VAN STEENSEL: Het gaat niet om een interpretatie van de cijfers, het gaat om de cijfers die twee kanten van de medaille laten zien. Ik hecht eraan dat het evenwicht naar voren komt. De heer VAN DONGEN: Ik heb in het rapport gelezen dat het vertrouwen voor 10% is toegenomen en met 20% is afgenomen. Ik lees verder dat wij in totaliteit van 63% naar 67% zijn gegaan, wat ik na bijna twee jaar geen schokkende resultaten vind. De heer VAN STEENSEL: Ik heb dezelfde cijfers aangehaald, maar niet nadat ik ook een aantal positieve ontwikkelingen had aangegeven. Ik denk dat we elkaar niet met onderzoeken om de oren moeten slaan. Ik ben van mening dat we in de stad wordt kunnen horen dat het beter gaat met de stad dan voorheen, waarvan ook voorbeelden zijn te noemen. Het kan toch niet zo zijn dat u hieraan voorbijgaat. 37
De heer VAN DONGEN: Ik ben hieraan niet voorbijgegaan, ik heb zelfs gezegd dat ik eraan hecht op te merken dat vele mensen goed integreren. Het gaat voor wat betreft radicalisering vaak om een kleine groep mensen, die specifiek moet worden aangepakt. De heer KARAPINAR: In Dordrecht is zeker geen sprake van radicalisering binnen de moskee. Ik weet dat omdat ik bijna alle moskeeën ken. In de moskeeën en in de besturen is men hiermee bewust bezig, maar van radicalisering is geen sprake. Ik ben in Dordrecht nog nooit een radicaal tegengekomen of iemand die de Grondwet van Nederland omver wilde werpen. Als men op dit punt een plan van aanpak wil ontwikkelen, laat men het dan ontwikkelen op het gebied van preventie. Ik zou willen pleiten voor enige nuancering. De heer VAN STEENSEL: Dat zou ik de PvdA-fractie nu ook weer niet willen nazeggen. Als u zo iemand nog nooit bent tegengekomen, zou ik u willen aanraden eens wat vaker naar buiten te gaan. De heer KARAPINAR: Hoeveel moslims kent u, mijnheer Van Steensel? Ik ben vaak op straat en in de moskee, maar ik ben radicalen nog nooit tegengekomen. De heer VAN DONGEN: Ik zou willen dat de gemeente hiernaar eens onderzoek doet. In die tijd, 30 jaar geleden, reden er ook auto’s langs het tuinpad van mijn vader. Op de Toulonselaan, waar ik woonde, was nog tweerichtingsverkeer, heel af en toe kwam er een auto voorbij en Sterrenburg werd net gebouwd. Hoe anders is het nu. Enorme verkeersstromen persen zich door het Dordtse wegennet, in buitenwijken als Sterrenburg 1, 2 en 3, Stadspolders en Oudelandshoek wonen vele mensen die ook naar de binnenstad reizen. Op vele wegen hebben wij vergaande maatregelen moeten nemen om doorstroming te bevorderen en één van de maatregelen die we gaan nemen - wij zijn hiermee heel blij - is de ondertunneling van de spoorwegovergang Laan der Verenigde Naties. Onze fractie is echter niet overtuigd van de effectiviteit van de verkeersmaatregelen, die volgens het college een volledige afsluiting tijdens de bouw mogelijk maken. Naar onze mening zal dit leiden tot chaos op de perifere wegen en de bereikbaarheid in Dordrecht frustreren. Wij vragen het college tijdelijke maatregelen te nemen, zodat deze spoorwegovergang gedeeltelijk open kan blijven voor het verkeer. De fractie van D66 heeft in grote lijnen het Mobiliteitsplan ondersteund, maar constateert tegelijkertijd dat door al deze automobiliteit de leefbaarheid onder druk komt te staan. Wij hebben dan ook het voorstel in de wijkverkeersplannen snelheidsbeperkende maatregelen te nemen van harte ondersteund. In hun uitwerking brengen deze maatregelen echter niet wat wij ervan hadden verwacht. Integendeel, wij zijn van mening dat moet worden gestopt met het op deze wijze aanleggen van drempels en op de plaatsen waar het nodig is de drempels moeten worden weggehaald. Maatregelen die de automobilist tot een redelijk tempo dwingen zijn, gezien de ervaringen in andere steden, nodig en mogelijk, maar de huidige drempels leveren niet alleen ergernis, maar ook gevaarlijke situaties op. Om de situatie op het gebied van de bereikbaarheid en de leefbaarheid te verbeteren, heeft de raad op het openbaar vervoer ingezet. De maatregelen, die moeten zorgen voor doorstroming, regelmaat en stiptheid beginnen vruchten af te werpen. D66 wil nog een stap verder gaan en het openbaar vervoer gratis maken. Dat dit succesvol kan zijn, hebben wij zelf tijdens de kerstperiode bewezen. Gratis bussen, die mensen snel naar hun bestemming kunnen vervoeren, zullen de automobilist ertoe verleiden de auto thuis dan wel in de parkeergarage te laten staan. In de begroting staat nog een bedrag van € 7 miljoen aan reserve, zodat dekking daarvoor eventueel kan worden gevonden. Ik vraag het college dan ook met voorstellen te komen voor een experiment met het gratis maken van het openbaar vervoer. Wellicht zal dat ook een bijdrage leveren aan het oplossen van de fijnstofproblematiek, een problematiek die geheel Nederland bezighoudt en aan het oplossen waarvan wij naar mijn mening ook lokaal een bijdrage moeten leveren met gratis openbaar vervoer en ook door mensen te stimuleren tot het geschikt laten maken van hun auto voor schone brandstoffen, zoals biodiesel of aardgas. Dat kan door de mensen gratis parkeren in Dordrecht aan te bieden, een initiatief dat in de gemeente Leeuwarden al is genomen en dat past in het flankerend beleid waar de heer Mostert om heeft gevraagd.
38
Zo’n 30 jaar geleden waren er nog vele kleine ondernemers en winkeliers in de wijken, die de wijken mede hun kleur gaven, die tegelijkertijd voor bedrijvigheid in de wijken zorgden en een bijdrage leverden aan het voorzieningenniveau in de wijk. Mijn fractie wil graag dat bedrijven zich in Dordrecht vestigen. Een belangrijke ontwikkeling is dat het jonge allochtone ondernemers opmerkelijk vaak en snel lukt succesvol een bedrijf op te zetten, met alle positieve gevolgen voor de werkgelegenheid van dien. Wij vinden dat deze groep extra aandacht moet krijgen. Waar de omstandigheden moeilijk zijn, bijvoorbeeld in geherstructureerde wijken als straks Krispijn, zouden startende ondernemers een extra zetje kunnen krijgen door bijvoorbeeld het instellen van economische kansenzones, waar de lokale lasten in het begin lager zijn, zodat een startende onderneming grotere overlevingskansen heeft. Ik vind het teleurstellend dat het college in de commissie heeft aangegeven hiermee eventueel pas in 2007 te willen beginnen. Voor de ontwikkeling van Dordt-West vinden wij dat een gemiste kans. De heer SLEEKING: Dat zou de fractie van D66 er niet van moeten weerhouden zelf met een initiatiefvoorstel te komen. Zeker na de geluiden van andere fracties biedt dat wellicht mogelijkheden voor de kansenzones. De heer VAN DONGEN: Wellicht zal ik in tweede termijn, als ik de reactie van het college heb gehoord, hierover een motie indienen. Nadat het advies over de bouw van een nieuw theater is uitgebracht, heeft de raad besloten een haalbaarheidsonderzoek naar een theater aan het Statenplein te laten uitvoeren. Zonder op de uitkomsten van het onderzoek te willen vooruitlopen, wil ik hierover het volgende zeggen. Een theater bouwen doe je niet zo vaak en voor het bedrag wat wij in gedachten hebben, moet het ook wel een heel mooi theater worden, geen sobere uitvoering, geen benepenheid, maar iets bijzonders, met uitstraling en klasse. Als dat niet aan het Statenplein kan, kiezen wij ervoor het gebouw Kunstmin te verbouwen en zullen wij genoegen nemen met een programmering die wellicht iets minder is. Met het niet doorgaan van het theater op de Stadswerven staan wij wel voor de opgave voor dit gebied een trekker te vinden, zodat particuliere investeerders de ontwikkeling van dit gebied kunnen oppakken. Ik zou het college kunnen vragen waaraan het hierbij denkt, maar D66 heeft hiervoor zelf een suggestie, namelijk het bouwen van het hoogste gebouw van Nederland, een woontoren met een bijzondere architectuur met vele woningen, ook goedkopere. De bewoners van dat gebouw zouden een versterking van de binnenstad betekenen en in dit gebouw zou ook plaats kunnen zijn voor andere functies, zoals een toeristische op de top, een restaurant en andere winkels. Een goede naam hiervoor zou de Johan de Witt-toren zijn. “De dorpsjeugd klit wat bij elkaar met popmuziek en beattlehaar”. Dordrecht is een rijke stad, ook op het gebied van cultuur. De vele monumenten dragen hieraan bij en ook de musea dragen fors bij aan de bekendheid van onze stad. Dat is goed voor de stad, maar toch maakt mijn fractie zich zorgen over het vertrek van een aantal culturele instellingen uit de binnenstad naar Stadswerven. Een goede invulling van de vrijkomende locaties, zoals De Berckepoort, is essentieel voor de binnenstad. Om de binnenstad ook ‘s avonds te verlevendigen en de musea laagdrempeliger te maken, stelt D66 voor ‘s nachts of in de avonduren in de Dordtse musea kunstavonden te organiseren. Te denken valt hierbij aan lezingen, theater, muziek of een loungeachtig bijeenkomst met een hapje en een drankje. Wij denken dat het met name voor de jeugd op die manier aantrekkelijk wordt de musea te bezoeken en door de diverse vormen van cultuur te combineren zal ook het saaie imago van musea kunnen worden verbeterd, een beetje zoals de Museumnacht in Amsterdam. “De nieuwe tijd, net wat u zegt.” Wat niet langs het tuinpad van mijn vader groeide was hennep, in ieder geval niet de variant die wordt gerookt. Nu zich een meerderheid in de Tweede Kamer aftekent voor een experiment met gemeentelijke hennepkwekerijen om daarmee de achterdeur van de coffeeshops tot voordeur te maken, wil ik een oud voorstel van D66 nog eens op tafel leggen. Wij hebben namelijk eerder het voorstel gedaan in de kassen van Drechtwerk hennep te kweken voor levering aan Dordtse shops. Wellicht kan hiermee ook het financiële probleem van Drechtwerk worden opgelost. De heer SLEEKING: Volgens mij staan de kassen van Drechtwerk tegenwoordig in ’s-Gravendeel. Heb u ook D66-vrienden in ’s-Gravendeel die dit voorstaan?
39
De heer VAN DONGEN: Wij hebben zeker ook vrienden in ’s-Gravendeel, wij zijn in de Drechtraad allemaal vrienden van elkaar. Ik vertrouw er dan ook volledig op dat het college dit kan regelen. De heer VAN STEENSEL: Het oude voorstel van D66 hield in dat aan twee kanten zou moeten worden gewerkt. Er zou hennep moeten worden gekweekt in gemeentelijk bezit en tegelijkertijd zou gebruik van hennep moeten worden tegengegaan. Ik hoor nu dat u er zelfs al aan wilt verdienen. De heer VAN DONGEN: Laat ik u geruststellen, dat is absoluut geen doel op zich, maar gezien de financiële situatie van Drechtwerk, meende ik dit ook te moeten noemen. Het oude voorstel behelsde inderdaad het terugdringen van het gebruik van hennep, wij zijn absoluut geen voorstanders van massaal hennepgebruik. Gezien de ruimte in de kassen, wil ik het college wat startmateriaal geven en u als burgemeester hierbij een zakje met hennepzaad overhandigen. Als derde burgemeester van het land hebt u vast ook hiervan verstand. Ik hoop dat het zaad tot volle wasdom mag komen. D66, Dordrecht, nu en in de toekomst: sociaal, liberaal en lokaal. De VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Katif. De heer KATIF: Mijnheer de voorzitter. U vraagt mij in te stemmen met de voorliggende begroting voor 2006, een moeilijke vraag, waarop niet direct een antwoord is te geven. Ik zal u uitleggen waarom. De afgelopen jaren is veel gesproken over de opzet van de begroting. Volgens de BVV mag de begroting dan wel kloppen, maar dat wil nog niet zeggen dat zij ook aan de wensen van de raad voldoet, wat volgens mij niet het geval is. Op basis van deze begroting kunnen namelijk geen prioriteiten worden gesteld. Bovendien bevat de begroting nog altijd te weinig gegevens om te kunnen autoriseren. De relatie tussen geld en prestaties is niet terug te vinden en bovendien is sprake van uitputting van middelen binnen de strategische investeringen. Normaal gesproken kan dat, maar als overschrijdingen plaatsvinden en de raad onder het mom van een routine-investering achteraf om autorisatie wordt gevraagd, kan dat volgens mij absoluut niet. Ons wordt gevraagd in het vervolg routine-investeringen zonder meer vast te stellen. Als ik lees dat men onder een routineinvestering ook het voor een bedrag van € 1 miljoen opknappen van het restaurant van begraafplaats Essenhof verstaat, heb ik daarbij toch ernstige bedenkingen. Ik hoop dat de andere raadsleden het hiermee eens zijn. De heer SLEEKING: Volgens mij gaat het om de renovatie van een aula en niet om de renovatie van een restaurant. De heer KATIF: Bedankt voor uw aanvulling, niettemin is een bedrag van € 1 miljoen sowieso teveel. U denkt wellicht: daar heb je hem weer. Inderdaad, ik heb het college al elf keer eerder aangesproken op het feit dat het eerst geld uitgeeft en de raad dan pas vraagt ermee in te stemmen. Ik vind dat een ernstige zaak en voel mij als raadslid door het college niet serieus genomen. Hoe kunnen wij dit bij de komende verkiezingen aan de kiezer verkopen? Als raad moeten wij controleren, maar hoe doe je dat als de beslissingen achter je rug al zijn genomen? In de begroting voor 2006 moet duidelijker worden aangegeven hoe het zit met verplichtingen, bestemmingsreserves en voorzieningen. De raad moet te allen tijde weten waarmee de begroting sluitend is gemaakt, omdat dit de raad de mogelijkheid biedt er invloed op uit te oefenen en beslissingen te nemen. De begroting moet voor elk raadslid zo helder zijn dat klip en klaar een oordeel kan worden geveld. In januari 2005 is de nota Waardering en Afschrijving, die budgettaire consequenties voor de begroting heeft, unaniem vastgesteld, maar de nota is niet in de begroting voor 2006 verwerkt. In de commissie bestuur en middelen bleek de wethouder deze nota vergeten te zijn, zodat een ambtenaar de politieke discussie hierover moest voeren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik vind dat u hiermee toch een brug te ver gaat. U ging zelf de discussie met de ambtenaar aan.
40
De heer KATIF: Ik kon niet anders. Ik heb er tot drie keer toe een vraag over gesteld en als een ambtenaar dan ingrijpt, vind ik dat alleen maar logisch. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik begrijp uw frustratie, wij delen die ook, maar deze manier van reageren is niet helemaal zuiver. De heer KATIF: De raad doet zijn best kaders te stellen en constructief mee te denken over de begroting, maar in de praktijk blijkt dat de inzet van de raad onvoldoende tot uitdrukking komt. Of moet ik zeggen onvoldoende gewaardeerd wordt? Het is lastig voor het college als de raad wil meepraten, het neemt liever zelf beslissingen om deze, als alles in kannen en kruiken is, ter goedkeuring aan de raad voor te leggen. Waarschijnlijk had u van mij een inhoudelijke kijk op de begroting verwacht. Ik zal dat wellicht een volgende keer doen als de begroting voldoet aan door de raad gestelde eisen en kaders. Dit jaar zal ik uit respect voor de kiezers niet meedoen aan deze toneelvoorstelling, waarvan de regie in handen is van derden en waarbij de raad slechts figurant is. De VOORZITTER: De vergadering is geschorst tot morgenmiddag 16.00 uur. Ik wens u wel thuis en welterusten. (23.55 uur)
41
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik heet u allen hartelijk welkom. Bericht van verlate komst is binnengekomen van de heer Mostert. Ik heb verzuimd u mede te delen dat op uitnodiging van het gemeentebestuur van onze partnerstad Hastings de wethouders Veldhuijzen en Sas aanstaand weekend aanwezig zullen zijn bij de viering van Memorial Day. Het college heeft met veel belangstelling kennisgenomen van de algemene beschouwingen, u begrijpt dat wij ons hiermee vanochtend uitbundig hebben beziggehouden. Ik geef als eerste het woord aan de wethouder van financiën cum annexis, de heer Van der Zwaan. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Mijnheer de voorzitter. Naast financiën horen bij mijn portefeuille ook stadswerken, sport en bedrijven, op welke onderdelen ik in omgekeerde volgorde zal ingaan. Over de bedrijven zijn weinig of geen opmerkingen gemaakt of het moet zijn dat de heer Van Dongen in de kassen van Drechtwerk met hennepplanten aan de slag wil. De heer VAN DONGEN: Niet ik, maar u moet aan de slag. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik dank u voor de suggestie. Als bestuursvoorzitter ben ik graag bereid alles aan te grijpen, maar dit lijkt mij een brug te ver. Ook de sport is eigenlijk niet aan bod gekomen, alleen heeft de heer Van Steensel een opmerking gemaakt over de duidelijke opstelling van mevrouw De Smoker inzake FC Dordrecht. Ik ben het met de heer Van Steensel eens: wat je van mevrouw De Smoker ook mag vinden, ze is wel duidelijk. Ik wil vervolgens ingaan op de zaken waarvoor stadswerken verantwoordelijk is. De heer Sleeking noemt de verzakkingen in diverse delen van de stad DDR-achtige toestanden. Ik neem hiervan afstand, omdat in technisch opzicht alles in orde is en aan de normen wordt voldaan. In maatschappelijk opzicht is dat echter wel eens anders. Ik kan begrip opbrengen voor het onbehagen waarvan in sommige straten of buurten sprake is, de vraag is echter wat eraan moet worden gedaan. Wijken als Crabbehof, Sterrenburg en Stadspolders, waar bijna de helft van de Dordtse bevolking woont, zijn kort na elkaar gebouwd. In deze wijken is voor wat betreft de kwaliteit van vooral de bestrating een dip waar te nemen, omdat in de jaren negentig het onderhoudsbudget fors is verlaagd en we pas dit jaar weer terug zijn naar een normaal peil. De achterstand die hierdoor is ontstaan, kan echter niet in één of twee jaar worden weggepoetst. De heer SLEEKING: Betekent dit dat de middelen die eigenlijk voor het onderhoud waren bedoeld voor andere zaken zijn ingezet? De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik bedoel dat in het kader van bezuinigingen de budgetten hiervoor destijds veel te laag zijn vastgesteld. Ik laat de situatie momenteel in kaart brengen en onderzoeken welk investeringsbedrag gemoeid is met het in korte tijd kunnen inlopen van de achterstand. Naast het normale onderhoud worden momenteel op kleine schaal en niet structureel de meest in het oog springende problemen aangepakt. Ik kan de heer Sleeking zeggen dat de achterstand op de Staart over een jaar zal zijn ingelopen en het al eerder genoemde Damsterdiep niet in 2007, maar al in 2006 aan bod zal komen. Bovendien zal dan van een structurele aanpak sprake zijn. Mevrouw De Smoker heeft kritiek geuit op het rioleringsprogramma en vraagt waarom het zo lang duurt. Ik moet vaststellen dat in de normale autonome vervanging van achterstand geen sprake is, maar het kan voorkomen dat achterstand ontstaat als we voor wat betreft de planontwikkeling afhankelijk van derden zijn. Zo zijn de rioleringswerkzaamheden in Krispijn aan de grootschalige aanpak gekoppeld, wat er, om een integrale aanpak mogelijk te maken, in enkele gevallen toe heeft geleid dat vervanging in tijd naar achter moest worden bijgesteld. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik doelde niet op deze uitvoering van de rioleringsplannen, maar op die van het Gemeentelijk Rioleringsplan IV, dat voor de periode 2006-2010 zou moeten gelden. In deze programmabegroting wordt tot twee keer toe met bravoure aangekondigd dat het plan nu zal worden vastgesteld. Ik constateer echter dat dit niet het geval is.
42
De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): U weet dat de uitvoering hiervan ook iets naar achter is geschoven en later dit jaar alsnog zal gebeuren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mag ik hieruit opmaken dat wij nog deze maand of uiterlijk volgende maand in de commissie over deze plannen zullen kunnen beschikken? De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Dat mag u hieruit opmaken. Of de plannen dan in de commissie behandeld zullen zijn, is niet aan mij ter beoordeling. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Als een meerjarenrioleringsplan wordt vastgesteld, weet men ook dat het afloopt, het plan is zowel in de Kadernota als in de Interimnota genoemd. Ik neem hiermee dan ook geen genoegen. Als u kunt toezeggen dat we het plan uiterlijk 31 december 2005 in de bus zullen hebben, komt u enigszins tegemoet aan hetgeen in de begroting staat. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik heb u dat zoëven toegezegd. Overigens is in 2005 conform de raming van het GRP III 3.629 meter riool vervangen of hersteld. De motie van de fractie CU/SGP inzake het effectief handhavend optreden tegen wildplakken, heeft mijn warme sympathie. Bij de behandeling van de Kadernota werd het voorstel plakplaatsen te bouwen echter niet gehonoreerd, de plakplaatsen waren niet zozeer een doel op zich, maar een middel illegaal plakken te kunnen bestrijden. De APV is op dit punt wel aangepast en dat maakt het ons mogelijk om bedrijven die zich hieraan schuldig maken aan te pakken. Vroeger moest iemand op heterdaad worden betrapt, nu is een constatering achteraf ook mogelijk. In het niet gehonoreerde voorstel waren extra kosten voor toezicht opgenomen, het voorstel van de fractie CU/SGP blijft echter binnen de huidige financiële kaders. Volgens de heer Sleeking schiet de openbare verlichting op sommige plekken tekort, waarbij hij het Weizigtpark noemde. In de raadsvergadering van 6 januari 2004 is de Beleids- en Beheernota Openbare Verlichting Dordrecht 2004-2014 vastgesteld en de in deze nota genoemde knelpunten zijn aangepakt. Voor het overige werken wij strikt volgens de in deze nota vastgelegde kaders en is er dan ook geen aanleiding de door hem voorgestelde quickscan te laten uitvoeren. De heer SLEEKING: Ik neem aan dat het college oren en ogen heeft voor signalen uit de burgerij en wordt ingegrepen als plekken als onveilig ervaren worden. Vaak kan hieraan met kleine ingrepen al iets worden gedaan. Ik neem aan dat het college hiertoe bereid is. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik kan dat alleen maar beamen. Het zou dom zijn hiertoe niet bereid te zijn. De heer SLEEKING: Ik heb gewezen op de straatverlichting in de Frans Lebretlaan, waar ook de voetgangers veiligheid wordt geboden en niet alleen aan de wensen van de automobilisten tegemoet wordt gekomen. Ik vind dat een goed voorbeeld, dat ook in andere delen van de stad navolging zou moeten krijgen. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Wij hebben van deze opmerking kennisgenomen en wij zullen er, waar mogelijk, zeker ons voordeel mee doen. Tot slot wil ik ingaan op het naar mijn mening niet onbelangrijke onderwerp financiën. Van verschillende kanten is opgemerkt, dat wij de begroting sluitend maken door een voorschot te nemen op de uitkomst van de nota Reserves en Voorzieningen en het Eneco-divident hoger budgetteren dan gebruikelijk. Mevrouw De Smoker suggereerde zelfs dat het college geleerd heeft van de alternatieve begroting die twee jaar geleden is ingediend. Ik moet haar er echter op wijzen, dat sprake is van een wezenlijk verschil. In de alternatieve begroting werd voorgesteld incidenteel geld structureel in te zetten en wij stellen voor incidenteel geld ook voor incidentele doelen te gebruiken. Ook ten aanzien van het budgetteren van het Eneco-dividend geldt een uitgesproken verschil met enkele jaren terug. In het oude systeem werd in de begroting voor het komend jaar een prognose van het bedrijfsresultaat van Eneco gemaakt, na de stelselwijziging geldt een prognose voor het lopende jaar, wat simpelweg betekent dat het vroeger koffiedik kijken was en we heel 43
voorzichtig moesten zijn, terwijl wij nu in november al vrij nauwkeurig weten wat het bedrijfsresultaat in 2005 zal zijn en bovendien weten wat het dividend in 2006 zal zijn, dat op dat jaar betrekking heeft. Mevrouw De Smoker heeft aangegeven dat het raadsbesluit van 9 november 2004 inzake de nota Waarderen en Activeren voor wat betreft de activa niet is uitgevoerd en koppelt er zelfs een motie over bereikte grenzen aan vast. Zij stelde het hiermee helemaal te hebben gehad. Voor de duidelijkheid: over dit onderwerp is de raad bij de behandeling van de Interimnota geïnformeerd en is men er bij de vaststelling van deze nota mee akkoord gegaan de stelselwijziging en de verschuiving in de vermogenspositie te verwerken in de jaarrekening, zoals het behoort. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik had deze voorzet al verwacht. Ten eerste stond dit al in uw beantwoording en ten tweede wordt een Interimnota niet vastgesteld, maar voor kennisgeving aangenomen. Bovendien is er verschil tussen actief informeren en een enkele alinea van drie zinnen in een Interimnota. Wij hebben deze motie ingediend, omdat het met exact dezelfde woorden ook weer in de programmabegroting staat. U kunt wel zeggen dat wij hiermee hebben ingestemd, maar waarmee wij in november 2004 alleen hebben ingestemd is inzage krijgen in de afschrijvingen. Wij moeten nu “ja” zeggen tegen een exploitatiebegroting, terwijl we geen beeld hebben van de afschrijvingen die er wel zijn en ook worden ingevoerd, maar achteraf, te beginnen bij de jaarrekening van dit jaar. Waartegen zeggen wij dan eigenlijk “ja”? Wij zijn van mening dat u de commissie dit eerder en actiever zou hebben moeten melden. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Het spijt mij, maar ik ben toch van mening dat wij dat naar behoren gedaan hebben en duidelijk hebben aangegeven wat de gevolgen zouden zijn. Bij zowel de behandeling van de Interimnota als de behandeling van de begroting is duidelijk gesteld, dat de verwerking hiervan niet meer in de jaarrekening 2004 zou kunnen plaatsvinden, maar in die van 2005. Op dezelfde manier overigens als de gevolgen over meerdere jaren via een begrotingswijziging in de begroting voor 2006 en de meerjarenbegroting worden verwerkt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Bent u het met mij eens dat de nota Waarderen en Activeren voor een ander beeld kan zorgen dan de cijfers die tot nu toe zijn gepresenteerd? De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik denk het niet. Wij praten over de stelselwijziging. Dat is iets geheel anders dan dat de cijfers een niet getrouw of een vertekend beeld zouden geven. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij hebben toch afgesproken grote projecten niet meer in één keer af te schrijven, maar over een aantal jaren te spreiden. Ik moet dat dan in onze reserveringen hiervoor kunnen terugzien. Het geeft wel degelijk een ander beeld. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Dat beeld zal straks duidelijk in de jaarrekening worden geschetst. Ik zou niet weten wat ik nog meer hierover kan zeggen. De heer SLEEKING: Ik heb hierover nog een aanvullende vraag. Wij moeten straks niet alleen de begroting voor 2006 vaststellen, maar ook de meerjarenbegroting en gezien de vele hiaten hierin, vraag ik mij af welke waarde het vaststellen ervan heeft. Het zou wellicht beter zijn de meerjarenbegroting voor kennisgeving aan te nemen en de nota over de reserves, die ons hierin echt inzicht zal moeten geven, af te wachten. Ik vind het moeilijk te verantwoorden en ik wil niet nog eens een discussie voeren als die naar aanleiding van de accountants. De schrijver W.F. Hermans heeft ooit een boek geschreven met als titel “Onder professoren”, maar dit dreigt iets van “Onder accountants” te worden. Ik wil iets meer helderheid op dit punt en voor mijzelf meer houvast. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik zal hierover pas in een later stadium helderheid kunnen geven. De heer SLEEKING: In feite is dat een erkenning van mijn opmerking dat de meerjarenbegroting voor kennisgeving moet worden aangenomen en vaststelling ervan voorbarig is.
44
De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): U kunt straks wijzigingen verwachten die opnieuw zullen moeten worden vastgesteld. Het is aan u te beoordelen of het al dan niet klopt. De heer VAN STEENSEL: Ik heb nog een opmerking over het leven op de pof en het vooruitschuiven van bezuinigingen die nog moeten komen. Het is wel degelijk zo dat het college, vooruitlopend op de nota over de reserves, voorstelt een bedrag van € 6 miljoen in te zetten om de incidentele problematiek van 2006 te dekken, maar bij de opsomming van incidentele problemen zijn ook exploitatieproblemen. Nu wordt een en ander alleen voor 2007 en de jaren daarna opgelost door te verwijzen naar de zoektocht die nog moet plaatsvinden. Ook voor 2006 zal echter een sluitend plaatje moeten worden geleverd en wordt wel degelijk geld uit de reserves gehaald. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Dat is door ons als zodanig ook beaamd. Het klopt dat het een voorschot is, maar het is wel een groot verschil of het structureel dan wel incidenteel wordt ingezet. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik wil nu toch even terugkomen op de discussie over het Eneco-dividend, waarvan u zoëven hebt aangegeven dat het incidenteel geld is voor structurele oplossingen. U doet echter precies hetzelfde door een greep te doen uit de reserves, die wij nog niet kennen. Ik denk dat dit toch wat al te gemakkelijk is. Dat allemaal bij elkaar opgestapeld maakt dat we zeggen, dat we het wel ongeveer hebben gehad. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Waarvan akte. Het zal duidelijk zijn dat het college motie 6 van ECO-Dordt met de titel “bereikte grenzen” niet relevant en overbodig vindt. Verder zijn opmerkingen gemaakt over rechtmatigheid en beheer, waarover in de commissie uitvoerig van gedachten is gewisseld en waarop ook in de bij de begroting behorende aanbiedingsbrief en de paragraaf “Bedrijfsvoering” uitvoerig wordt ingegaan. Gezien de forse middelen die hiervoor worden uitgetrokken, lijkt het mij bijna overbodig te zeggen dat dit punt ook voor het college een topprioriteit is. In de commissie bestuur en middelen gaf de heer Sleeking aan dat een door hem geconsulteerde accountant had vastgesteld, dat een bedrag van bijna € 300.000,zoek zou zijn. Hij heeft schriftelijke vragen hierover gesteld en heeft daarop een bevredigend antwoord gekregen. Ik ben daar blij om. De heer Sleeking gaf verder aan dat de materie voor een eenvoudig raadslid af en toe knap moeilijk is. Ik kan hem geruststellen, ook voor een eenvoudig wethouder is het dat soms. Het is wel jammer dat een in een openbare vergadering gemaakte opmerking door een journalist wordt opgepikt, waarna het in de krant komt en het ook bij de lezers voor korte of lange tijd blijft hangen. Als een en ander later wordt weerlegd en er niets aan de hand blijkt te zijn, is het echter maar de vraag of de krant en hiermee vervolgens de lezer dat ook oppikt. Ik wil alleen maar aangeven dat hiermee het vertrouwen van de burger in de politiek niet wordt vergroot. Ik ben ervan overtuigd dat dit zeker niet de bedoeling van de heer Sleeking is geweest, maar als een dergelijke technische vraag vooraf zou zijn gesteld, zou dit zijn voorkomen. De heer SLEEKING: Met alle respect, maar ik zou in dat geval de antwoorden die ik heb gekregen aan een volgende deskundige hebben moeten voorleggen om te toetsen wat er van beide verhalen klopte. Mij ontbreekt hiervoor de tijd, ik heb hierin dan ook geen lol meer en neem de antwoorden voor kennisgeving aan. Overigens vind ik dat een wethouder van financiën in staat moet zijn dit soort dingen aan een eenvoudig raadslid zodanig uit te leggen dat het raadslid er met een goed gevoel al dan niet mee kan instemmen. Ik wil dit als signaal meegeven, wellicht ook voor het nieuwe college. Ik ben van mening dat een wethouder van financiën een heel cruciale positie inneemt in deze raad en in deze gemeente. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): U moet ook beseffen dat een eenvoudig wethouder niet alle kennis paraat heeft en wel eens op anderen moet terugvallen. De heer SLEEKING: Ik heb er alle begrip voor als ambtenaren hierbij moeten assisteren.
45
De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): De heer Katif heeft opgemerkt dat de begroting voor 2006 niet aan de wensen van de raad zou voldoen. Ik neem hiervan kennis. Vanavond zal blijken of hij gelijk heeft. Als de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, onze begroting op belangrijke onderdelen als “best practised” beoordeelt en de Rekenkamer een duidelijke vooruitgang bespeurt, tel ik mijn zegeningen. Om deze reden moet ik motie 3 van de fractie van GroenLinks dan ook ontraden. Ik meen dat ik het net als mevrouw De Smoker helemaal heb gehad, althans alle onderwerpen heb besproken. Ik heb het dus niet helemaal, maar allemaal gehad. Ik zou willen besluiten met een compliment voor onze medewerkers, die onder vaak moeilijke omstandigheden een in mijn ogen voortreffelijke begroting hebben geproduceerd. Ik hoop dat de raad tot dezelfde conclusie komt. Mevrouw VAN DEN BERG: Ik wil u toch nog een vraag stellen over het ontraden van onze motie over de kwaliteit van de begroting. De constatering dat vooruitgang is geboekt kunnen wij onderschrijven, maar dat wil nog niet zeggen dat niet zou kunnen worden geprobeerd in 2007 de programma’s aan de doelstellingen aan te passen, zoals ook in de motie wordt verwoord. De relatie tussen uw opmerking over de begroting en het ontraden van de motie ontgaat mij. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Laat ik het anders formuleren: ook hiervoor geldt dat het toch wel gebeurt. Met andere woorden: de motie is overbodig. Mevrouw VAN DEN BERG: Hoe wilt u de begroting dan verbeteren? De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik begrijp uw vraag niet helemaal. Onze opgave is te proberen jaarlijks een stap verder te zetten in de voortgang van het begrotingsproces. Ik kan u verzekeren dat dit niet alleen voor 2007 zal gelden, maar zelfs voor 2017. Mevrouw VAN DEN BERG: Ook wij constateren dat sprake is van vooruitgang, maar om op hoofdlijnen te kunnen sturen willen wij weten wat het college gaat doet om de doelstellingen te bereiken en op welke manier het daaraan in een volgende begroting vorm wil geven. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Voorlopig spreken we nog over de begroting voor 2006. Voor wat betreft de begroting voor 2007 zullen de aanbevelingen van de Rekenkamer, waaraan wij zoveel mogelijk tegemoet willen komen, nog moeten worden verwerkt. Mede door het voeren van gesprekken met commissie- en raadsleden proberen wij steeds een traject af te leggen, waarbij verbeteringen te zien zijn. De heer DE PRIEËLLE: U zegt dat u volgend jaar een betere begroting zult presenteren, op grond waarvan wij op hoofdlijnen zullen kunnen sturen. Met uw opmerking dat onze motie overbodig is, zegt u tevens dat de doelstellingen in een volgende begroting gerelateerd zullen zijn aan de uit te voeren activiteiten. Kunt u beloven dat de begroting voor 2007 en de verdere begrotingen aan deze criteria zullen voldoen? De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Dat kan ik beloven, in die zin dat niemand tot het onmogelijke gehouden is, zoals onze voorzitter wel eens zegt. Laat ons geen illusies koesteren, want volgend jaar komen we ongetwijfeld weer tot de ontdekking dat verbeteringen mogelijk en gewenst zijn. Het is vanzelfsprekend dat wij proberen zoveel mogelijk tegemoet te komen aan hetgeen u in de motie stelt. De heer DE PRIEËLLE: Ik kan hier niet veel mee, maar het is mij duidelijk wat u bedoelt. De heer KATIF: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het jammer dat de wethouder slechts op één vraag van mij is ingegaan, namelijk de vraag hoe wij met routine-investeringen kunnen instemmen waarover geen enkele discussie is gevoerd. Mijn tweede vraag had betrekking op de overschrijdingen bij de zogenaamde Strategische Investeringen, die in 2006 zullen worden gefiatteerd. Ik zou graag een helder en simpel antwoord daarop willen hebben.
46
De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): U hebt overigens ook nog een derde opmerking gemaakt, namelijk over het voor een bedrag van € 1 miljoen opknappen van de aula van de Essenhof. Uit uw opmerking dat u aan deze komedie niet wil meedoen, heb ik opgemaakt dat u geen prijs stelt op een antwoord. De heer KATIF: Het woord “komedie” heb ik niet in de mond genomen. U moet mij wel goed citeren, ik heb gesproken over “theater”. Ik stel nu een vraag aan de wethouder van financiën en zou graag een antwoord willen hebben op de vraag over de overschrijdingen die bij de SI voor 2006 hebben plaatsgevonden. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): U hebt deze vraag ook al in de commissie gesteld. Ik kan hierop nu geen antwoord geven omdat ik de gegevens niet paraat heb. Een en ander zal moeten worden uitgezocht, waarna u hierop een antwoord zult krijgen. De heer KATIF: Ik vind het jammer dat vanavond een begroting moet worden goedgekeurd, waarvan ik op voorhand kan zeggen dat ik er niet mee akkoord kan gaan, omdat voor mij een aantal zaken nog heel diffuus is. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Dat was mij al duidelijk. U wekt met uw vraag over de Essenhof de suggestie, dat een bedrag van € 1 miljoen wordt uitgegeven zonder dat de raad hierover is geraadpleegd. In werkelijkheid is er echter iets heel anders aan de hand. Ten aanzien van de Essenhof is namelijk in het verleden vastgesteld dat men een bedrag van € 1 miljoen wil besteden aan de restauratie van een rijksmonument, de aula. Als het moment daarvoor daar is, zal de raad hiervoor een krediet moeten worden gevraagd. De heer KATIF: Daarmee hebt u een punt, maar ik vind het toch jammer dat u geen antwoord hebt gegeven op de twee overige vragen. U hebt vanaf gisteren hiervoor de tijd gehad. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Ik had begrepen dat u hiervoor geen belangstelling zou hebben, maar kennelijk heb ik dat verkeerd begrepen. De VOORZITTER: Ik moet u nog mededelen dat de heer Van der Wende vanmiddag niet aanwezig kan zijn, omdat de Staatssecretaris hem nodig heeft. Het is goed als het landsbelang een enkele keer voor het gemeentelijk belang gaat. Ik verzoek mevrouw Van den Berg het voorzitterschap tijdelijk waar te nemen. Het voorzitterschap wordt overgenomen door mevrouw Van den Berg. De heer BANDELL (burgemeester): Mevrouw de voorzitter, dames en heren, leden van de raad. Wij hebben gisteren veelal tevredenheid gehoord over de gang van zaken in de stad en over het thema veiligheid is minder gezegd dan de afgelopen jaren, wat naar mijn mening nadrukkelijk te maken heeft met het feit, dat op het brede terrein van veiligheid behoorlijk wat vooruitgang is geboekt. Ik zal hierop nog terugkomen. Er zijn mensen in onze stad die erg ontregeld zijn. Als we ons realiseren dat gisteren een tweetal mensen in bewaring moest worden gesteld, omdat zij niet verder konden existeren en een geruchtmakende suïcidepoging plaatsvond en dat alles binnen een tijdsbestek van enige uren, moeten we constateren dat het leven, ook in deze stad, heel veel aspecten heeft en dit soort gebeurtenissen ons iedere keer weer bepalen bij hetgeen we met elkaar hebben te doen. Wij moeten echter ook constateren dat we soms met lege handen staan en niet op elk vraagstuk een finaal en definitief antwoord kan worden gegeven. Dit alles gebeurde allemaal tijdens de beraadslagingen van de raad en de voorbereiding daarvan en behoort ook tot het leven in de stad. Toch gaat het goed met de veiligheid. Zoals gebruikelijk heb ik van de districtschef vanochtend de cijfers tot en met oktober gekregen en een vergelijking met het peiljaar 2003. Ik zal niet alle cijfers opsommen, maar ik kan u wel zeggen dat het aantal aangiften in twee jaar tijd met 33,9% gedaald. In tegenstelling tot fietsendiefstallen, waarvan altijd aangiften worden gedaan, vindt een kwart minder geweldsmisdrijven plaats. Bij het aantal motorvoertuigen dat gestolen wordt, is sprake van een daling van 41% en het aantal diefstallen uit motorvoertuigen is met 49% gedaald. Toch blijven zich 47
nog duizenden misdrijven in de stad voordoen. Het zal je maar overkomen dat je auto wordt gestolen of je moeder van haar pinpas wordt beroofd. Als je op weg naar het Stadhuis ziet dat de politie, zoals vanmiddag, in kogelvrij vest bij een etablissement moet staan, wordt duidelijk dat soms waakzaamheid is geboden en we iedere dag hierop attent moeten zijn. Ik dank allen die hun steun hebben laten blijken aan het Integraal Veiligheidsbeleid, dat de komende jaren met kracht en creativiteit zal moeten worden voortgezet. Ik dank allen ook voor de steun voor wat betreft de Brandweer, ik proef hieruit dat een ieder begrijpt dat het geld dat in de Brandweer wordt geïnvesteerd goed besteed is en iedere keer weer positief kritisch hiernaar moet worden gekeken. Ook wordt begrepen dat de Brandweer voor wat betreft de aanvalsplannen, waarover in de commissie zeer indringend is gesproken, niet alles rond heeft en op dit terrein een inhaalslag moet worden gemaakt. Ik had gisteren het genoegen nieuwe ambtenaren te beëdigen, waaronder één van de Brandweer. Op mijn vraag wat hij bij de Brandweer ging doen antwoordde hij, dat hij bezig is met aanvalsplannen. Hij kan ze in zijn eentje niet maken, maar er wordt concreet en daadwerkelijk aan gewerkt. Wat dat betreft worden wij op onze wenken bediend. De fractie van GroenLinks heeft een vraag gesteld over de detentieboot. Deze week heeft overleg plaatsgevonden met de Rijksgebouwendienst en de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het moet volstrekt helder zijn dat het college zich niet onder druk laat zetten. De Beheerdriehoek Zuid-Holland Zuid, die hierover gaat, heeft tegen het toelaten van een detentieboot in het gebied van Zuid-Holland Zuid geen overwegende bezwaren, maar is wel van mening dat het geen verwijdercentrum voor de 26.000 asielzoekers moet zijn. Wij hebben in deze stad echter ook met vergunningen te maken, zoals de vergunning die nodig is voor de Brandweer. Gelet op de brand in Schiphol-Oost is het tragisch dit nu te noemen, maar de Brandweer is van stond af aan bij het overleg hierover betrokken geweest. Als er op de kade gebouwtjes moeten komen, is een bouwvergunning ex artikel 17 nodig als de boot vijf jaar zou blijven liggen en bovendien is in het debat en discours over zeehavens de vraag niet onbelangrijk wat het aanleggen van een boot betekent voor de geluidsruimten in de Zeehaven. Dat is een ingewikkelde kwestie, waarbij zowel provinciale als lokale bevoegdheden een rol spelen. Voordat hierover een beslissing zal worden genomen, wil het college dat allemaal keurig op een rij hebben. Met andere woorden: wij laten ons niet onder druk zetten. Dat is de rijksoverheid ook duidelijk, want iedereen behoort zich aan de benodigde vergunningen te houden. Mevrouw RUISCH: U hebt dit nu toegespitst op de betekenis hiervan voor de geluidssituatie in de Zeehaven zelf, maar waar het ons om gaat is de vraag wat de hoeveelheid geluid in de haven betekent voor de mensen die op deze boot verblijven en fatsoenlijk moeten kunnen leven. In het verleden is gebleken dat sprake was van een onhoudbare situatie. De heer BANDELL (burgemeester): U stelt, zoals bekend, uiterst relevante vragen, maar dit soort zaken hebben niet direct met vergunningen te maken, strikt formeel zijn de Ministers Donner en Verdonk hiervoor verantwoordelijk. Wij zijn hiernaar echter wel nieuwsgierig. Met de ervaringen met de asielzoekersboot in het hoofd hebt u hierover dan ook een tussenbericht ontvangen. Wij willen graag finaal en goed antwoorden op de artikel 40-vragen die door de fractie van GroenLinks zijn gesteld. U kunt ervan verzekerd zijn dat wij ook de rijksoverheid met dit soort vragen confronteren en overigens ook al hebben geconfronteerd. Helaas is Schiphol-Oost een extra motief om deze vragen nog eens in alle duidelijkheid te stellen, want we praten wel over mensen. De fractie BETER VOOR DORDT heeft een tweetal vragen gesteld, die voor zover ik het kan overzien tot mijn portefeuille behoren. In de eerste plaats de vraag of voor raadsleden, die onderwerp zijn van een lastercampagne of anderszins in hun functioneren worden belemmerd, een vorm van juridische bijstand is te organiseren. Ik zal dit verzoek, dat mijns inziens een valide verzoek is omdat het ieder raadslid kan overkomen, bij de griffier neerleggen met de vraag uit te zoeken of hiervoor mogelijkheden zijn te vinden en of hiervan voorbeelden in het land zijn. Wij zullen er overigens ook niet vies van moeten zijn dit wellicht als eerste gemeente te regelen. Als een raadslid in een penibele situatie verkeert, voortvloeiend uit het raadslid zijn, is het garanderen van een ordentelijke rechtsbijstand iets wat heel plausibel overkomt. Het verzoek de raad hierover te rapporteren ligt nu bij de heer Paans.
48
In de tweede plaats heeft de fractie van BETER VOOR DORDT een motie ingediend over artikel 40vragen. Vanochtend is hierover in het college gezegd dat het college voor wat betreft de vragen van 9 maart 2005 unaniem van oordeel is, dat hierop met spoed een antwoord zal moeten worden gegeven en mij is verzekerd dat het college deze antwoorden de volgende week zal vaststellen. Het college is er zich van bewust dat het veel te lang heeft geduurd, ook voor wat betreft het verzuimen van het geven van tussenberichten of afdoening op andere wijze. Ik heb nagegaan hoeveel artikel 40-vragen nog moeten worden beantwoord en geconstateerd dat het, uitgezonderd de casus waarop de vragen van de fractie van BETER VOOR DORDT betrekking hebben, nog drie sets zijn. Het komt mij voor dat hiervoor geen extra organisatorische maatregelen moeten worden getroffen, omdat sprake is van een incident. Ik moet de motie dan ook ontraden. Ik kan u toezeggen dat in het vervolg in het presidium een overzicht van artikel 40-vragen die nog moeten worden beantwoord aan de orde zal worden gesteld, wat overigens ook met de brieven die aan de raad zijn gericht wordt gedaan. Als u zegt dat dit niet mag voorkomen, hebt u volkomen gelijk. De heer SLEEKING: Wij zijn tevreden met de toezegging op beide punten. In afwachting van hetgeen nog zal worden geregeld en wat het oplevert, zullen wij de motie aanhouden. De heer DONK: Ik wil nog even reageren op de eventuele juridische bijstand aan raadsleden. Onze fractie heeft het college destijds een artikel 40-vraag gesteld over discriminatie van een fractielid, die op grond van zijn raadslidmaatschap door een werkgever werd geweigerd. Zou in een dergelijke situatie ook op juridische bijstand moeten kunnen worden gerekend? De heer BANDELL (burgemeester): Ik denk dat dit punt ruim moet worden geïnterpreteerd, vandaar de vraag aan de griffier het uit te zoeken. Het raadslidmaatschap mag geen voordeel opleveren, maar ook geen hinder. Tot slot heb ik nog een tweetal opmerkingen over wijkaangelegenheden, waarop ook wethouder Kamsteeg zal ingaan. Voor wat betreft Kromhout wordt onderzocht of dit gebied weer in het zogenaamde aangewezen gebied kan worden opgenomen. Ieder jaar wordt door de burgemeester en het college een gebied aangewezen waar bijzondere maatregelen moeten kunnen worden genomen, wat momenteel voor Kromhout en de omgeving van het Vrieseplein niet het geval is. Wij zullen dit punt nadrukkelijk onderwerp van bespreking maken. De rest van de beantwoording met betrekking tot dit onderwerp zal de wethouder voor zijn rekening nemen. De heer SLEEKING: Ik heb met mijn opmerking niet willen zeggen dat in dit gebied niets zou gebeuren. Ik herinner u in dit kader aan mijn fietstocht met het biketeam, waarbij ik heb geconstateerd dat daar wel degelijk een actief hotspotbeleid wordt gevoerd en men ook weet waar dit soort gasten moet worden gezocht. Kennelijk is dat echter nog steeds niet voldoende en om die reden pleiten wij voor een actieprogramma voor dit gebied en voor het integraal aanpakken van een en ander. De heer BANDELL (burgemeester): Ik wijs er overigens op dat bij de vaststelling van de nieuwe APV inzake het voorhanden hebben van alcoholische drank en het roken van joints een wat liberaler beleid in de stad is toegestaan. Als je roept dat alcohol niet hinderlijk mag worden gebruikt, heeft dat tot consequentie dat de mogelijkheden om in het gebied, waarover nu discussie is, echt te kunnen optreden worden beperkt. Dit leidt tot discussie over de vraag wanneer het voorhanden hebben van blikjes bier - want hierover gaat het - al dan niet hinderlijk is. Overigens geldt dat evenzeer voor het gebruik van soft drugs op de openbare weg of in parken. Ik ben om die reden dan ook van mening dat we ervoor moeten zorgen dat de achterdeurproblematiek in dit land wordt opgelost. Het rijksbeleid op dit gebied zullen wij nauwkeurig volgen. De achterdeurproblematiek leidt namelijk ook tot zwartgeldcircuits en dito criminaliteit. Ik moet overigens zeggen dat mijn verwachting eindelijk een huisteler te kunnen worden - ik heb dat thuis nog niet besproken – werd gelogenstraft toen de inhoud van de enveloppe die ik door de heer Van Dongen overhandigd kreeg mij leerde, dat de gezagsgetrouwheid van de kant van D66 fantastisch is. Hoe groot de gezagsgetrouwheid is, is het geheim tussen de heer Van Dongen en mij. Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij hebben een vraag gesteld over de drugsgerelateerde overlast van sommige panden in bepaalde wijken. 49
De heer BANDELL (burgemeester): Als wij over een rapportage beschikken die op voldoende feiten is gebaseerd, zullen alle mogelijkheden, tot en met de zogenaamde Wet Victoria toe, worden aangewend om de drugsgerelateerde overlast tot een eind te brengen. Ik heb vanmorgen bij het overleg met de districtschef de panden, die de laatste dagen in de krant prijkten, nadrukkelijk tot onderwerp van bespreking gemaakt en ik verwacht hierover op korte termijn beslissingen te kunnen nemen. Een en ander zal echter nog wel een paar weken vergen, want het nemen van een besluit dat van ingrijpende aard is, moet juridisch zodanig worden onderbouwd dat de bestuursrechter niet kan zeggen dat het een slag in de lucht is geweest en hij ons toch moet terugfluiten. Dit onderwerp heeft echter alle aandacht en dat niet alleen wat deze straat betreft, er zijn nog enkele straten waarnaar wordt gekeken. Mevrouw VAN DEN BERGH: Kunt u toezeggen dat een en ander teruggekoppeld zal worden naar de commissie bestuur en middelen? De heer BANDELL (burgemeester): Ik neem aan dat, als een dergelijk besluit wordt genomen, ook de media daarop happig zullen zijn. Ik ben graag bereid een en ander naar de commissie bestuur en middelen terug te koppelen. De heer VAN DONGEN: Mag ik uit uw antwoord op mijn vraag over het achterdeurbeleid opmaken, dat u het rijksbeleid positief tegemoet zult treden als in de Tweede Kamer een meerderheid te vinden is voor het regelen van de achterdeurproblematiek en het toestaan van experimenten die tot doel hebben de overlast van illegale kwekerijen in de wijken terug te dringen? De heer BANDELL (burgemeester): Als de wetgever bereid is experimenten toe te staan, zullen wij dat in de commissie bestuur en middelen bespreekbaar maken en zullen we hieraan gezamenlijk een conclusie moeten verbinden. Ik kan u zeggen dat ik in de commissie Veiligheid van de VNG als mijn persoonlijke opvatting naar voren heb gebracht, dat de achterdeurproblematiek óf moet worden opgelost óf een eind moet worden gemaakt aan het al decennia voortdurende halfzachte beleid in dit land, waarbij aan de ene kant wordt gedoogd en aan de andere kant zwartgeldcircuits en criminaliteit worden toegelaten. Het is het een of het ander, waarbij ik kies voor legalisering van de achterdeur en wij als staat, stad of streek kunnen proberen er ook nog iets aan te verdienen. Bij casino’s is het in dit land niet anders. Overigens ben ik als matig sigarenroker van mening dat roken niet goed is en dat geldt evenzeer voor het roken van andere dingen. De heer VAN DONGEN: Ik ben blij met dit antwoord en wil deze gelegenheid misbruiken om aan te geven, dat ik het hasjiesgebruik in deze stad geenszins heb willen bevorderen. Het ging er mij om de overlastsituatie die illegale kwekerijen veroorzaken op te lossen. Sommigen hebben mij verweten dat ik hiermee de financiële situatie bij Drechtwerk zou willen oplossen, maar ik kan u zeggen dat dit niet de bedoeling was. De heer BANDELL (burgemeester): Ik denk dat wij elkaar op dit punt goed hebben begrepen. Op onderdelen is zeker sprake van overlast en het zou prettig zijn als die overlast zou kunnen worden uitgebannen. Het voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer Bandell. De VOORZITTER: Ik geef het woord aan wethouder Sas. De heer SAS (wethouder): Ik zal achtereenvolgens ingaan op de vragen over de binnenstad, verkeer en vervoer en de opmerkingen over de ruimtelijke ontwikkeling. Voor wat betreft de binnenstad is het Verlichtingsplan zowel in een amendement als in een motie aan de orde gesteld. Ik stel voor het beleidskader voor dit plan in de raad bespreekbaar te maken, zodat het voor inspraak kan worden vrijgegeven en de feitelijke werkzaamheden met allerlei andere activiteiten daarna in een definitief voorstel gecombineerd kunnen worden. Als voor de uitvoering van het plan jaarlijks een bedrag van € 100.000,- wordt uitgetrokken, zoals in het amendement wordt voorgesteld en dit bedrag uit de inkomsten die in de septembercirculaire worden genoemd wordt gedekt, zal een belangrijk deel ervan kunnen worden gerealiseerd, zoals op bruggen en steigers, bij monumentale panden, 50
bijzondere bomen en andere objecten. Bovendien zal daarbij moeten worden bekeken op welke manier de gevels in de couleur locale straten kunnen worden aangelicht. De wijze van dekking die door de fractie van het CDA in haar amendement wordt gesuggereerd vind ik aantrekkelijker dan de dekking die in motie 11 van de fractie van BETER VOOR DORDT wordt aangegeven, de middelen die daarin worden genoemd zijn namelijk ook nodig voor de inrichting van de openbare ruimte op bijvoorbeeld de kop van de Vriesestraat. In die zin zou ik motie 11 willen ontraden, maar voor wat betreft de inhoud zou ik de motie willen honoreren door te bekijken of langs de lijnen van de septembercirculaire met het Verlichtingsplan kan worden voortgegaan. De heer VAN STEENSEL: Ik dank u voor de toezegging. U noemt enkele voorbeelden die ter hand zouden kunnen worden genomen, waarbij ik mij voorstel dat deze onderdeel zullen uitmaken van het voorstel dat de raad zal worden gedaan en hierover ook nog in finale zin zal kunnen worden gesproken. De heer SAS (wethouder): Ik heb dat ook zo bedoeld. Het voorstel zal, voordat het definitief de inspraak ingaat, in de raad aan de orde worden gesteld, zodat kan worden bekeken wat er al dan niet in moet worden opgenomen. De heer SLEEKING: Ook namens onze fractie dank ik u voor deze toezegging. In het voorbereidingsplan is heel wat energie gestoken om de binnenstad nog aantrekkelijker te kunnen maken. Wij hebben hierover met de fractie van het CDA tussentijds overleg gehad, het gaat ook ons uiteindelijk om het resultaat. Op basis daarvan zullen wij motie 11 intrekken. Ik weet niet wat de fractie van het CDA doet, maar de toezegging dat het plan straks aan de raad zal worden gepresenteerd en daaraan een financieel plaatje zal worden toegevoegd, is voor ons voldoende om erop te vertrouwen dat dit ook zal gebeuren. De heer VAN STEENSEL: Ik wijs erop dat het amendement in stemming zal moeten worden gebracht, omdat we anders niet over een besluit beschikken. Om die reden handhaven wij het amendement. De heer SAS (wethouder): Verder zijn enkele opmerkingen gemaakt over het theater en de Stadswerven. Voor wat betreft het theater wil ik niet vooruitlopen op de voorstellen die, zoals afgesproken, in december zullen worden gedaan, waarbij ook bekeken zal moeten worden welke consequenties het wegvallen van het theater voor de Stadswerven zal hebben. Overigens ligt het zeker niet in de lijn der verwachting dat hier het hoogste gebouw van Nederland zal worden neergezet. Het uitgangspunt is dat de bebouwing moet aansluiten op Het Nieuwe Werk en bovendien maakt het bestemmingsplan dat niet mogelijk. De heer VAN DONGEN: Ik begrijp niet wat u bedoelt met Het Nieuwe Werk. De heer SAS (wethouder): Het Nieuwe Werk is het gebied Kuipershaven en het daarachter liggende gebied, dat in het stedenbouwkundig plan altijd het uitgangspunt is geweest voor het opstellen van het bestemmingsplan. Ik begrijp dat dit nog eens zal moeten worden uitgelegd, maar ik stel voor dat bij een andere gelegenheid te doen. In de discussie over dit punt is dit overigens uitgebreid aan de orde geweest. Voor wat betreft de parkeergarages houden wij vast aan de realisering van de parkeergarage Achterom/Bagijnhof, welke zaak helaas pas op 20 december a.s. voor de rechter zal komen. Als bekend is dat de parkeergarage kan worden gerealiseerd, zullen de afspraken die hierover met de hierbij betrokken partijen zijn gemaakt kunnen worden bekrachtigd. Ik besef dat het probleem ernstig is, maar ik verwacht niet dat we in Nederland en ook in Dordrecht de problemen op het gebied van de luchtkwaliteit kunnen oplossen door beter met elkaar te communiceren. Ik denk dat de luchtkwaliteit in dit deel van de Randstad daarvoor een te ernstig probleem is. Voor wat betreft de parkeergarage Steegoversloot zijn wij ook afhankelijk van de ontwikkelingen op het gebied van de luchtkwaliteit. Wij zullen beoordelen welke ruimte het Besluit Luchtkwaliteit en de nieuwe Wet Luchtkwaliteit ons biedt om, zoals afgesproken, een antwoord te kunnen geven op de vraag in hoeverre de bouw ervan in milieutechnische zin haalbaar zal zijn. 51
Momenteel vindt geen nader onderzoek plaats naar de Spuihaven. De locatie Van Damme bleek geen mogelijkheden te bieden. Ik ben van mening dat, voordat naar andere locaties gekeken wordt, eerst de milieuproblemen moeten worden opgelost en we moeten vasthouden aan de twee locaties die al zijn genoemd. Mevrouw VAN DEN BERG: U hebt gezegd dat communicatie niet tot een oplossing van het probleem van de parkeergarage Achterom/Bagijnhof zal leiden. U zou er ook toe kunnen besluiten het plan te veranderen. Wanneer denkt u hiertoe te moeten overgaan? De heer SAS (wethouder): In overleg met de betrokken partijen en naar aanleiding van de besluiten die door de meerderheid van de raad zijn geaccordeerd, hebben wij ingezet op een procedure, waarbij aan het bestaande plan wordt vastgehouden. Als een uitspraak van de rechter de uitvoering hiervan onmogelijk zou maken, zal over alternatieven moeten worden nagedacht. Momenteel is dat nog prematuur, zeker als het rijk in het Besluit Luchtkwaliteit en de nieuwe Wet Luchtkwaliteit meer ruimte zal creëren, waardoor de plannen die van weinig invloed zijn niet zullen behoeven te worden beoordeeld, waarbij bijvoorbeeld wordt gedacht aan plannen met minder dan 2000 woningen. Over de door de fractie ChristenUnie/SGP ingediende motie inzake het gratis gebruik van fietsenstallingen merk ik het volgende op. Op de zaterdagen doen zich bij de bestaande fietsenstallingen in de binnenstad nu al capaciteitsproblemen voor, wat betekent dat niet zal worden bevorderd dat men meer met de fiets en minder met de auto naar de binnenstad zal gaan. Ik ben er zelf voorstander van hiermee te wachten totdat de fietsenstalling aan het Achterom een feit zal zijn. We zijn dan in staat inzicht te geven in de kosten en wellicht ook nog wat alternatieven op een rij te zetten, omdat ook nog enkele problemen met abonnementshouders en dergelijke moeten worden opgelost. Mijn voorstel zou zijn de raad pas dan een voorstel te doen en te beoordelen of het al dan niet verstandig is het gratis stallen van fietsen in te voeren. Als dat nu zou worden gedaan, zal de doelstelling meer gebruik van de fiets te laten maken niet waargemaakt kunnen worden. De heer VAN STEENSEL: Ik vind het toch wel treurig dat de mensen vanwege het gebrek aan parkeerplaatsen nog jarenlang, totdat de parkeergarage Achterom/Bagijnhof zal zijn gerealiseerd, met de auto naar de stad zullen moeten komen. De heer SAS (wethouder): Hierop hoeft niet jarenlang te worden gewacht. Het gaat om een fietsenstalling die is gepland in het deel van Achterom-West waar de Hogeschool is gevestigd en dat, naar ik hoop, op niet al te lange termijn hiervoor geschikt zal kunnen worden gemaakt. De discussie hierover zal dan ook vrij snel kunnen worden gevoerd. De heer SLEEKING: Ik ben het met de motie van de fractie CU/SGP niet eens, omdat ik hetzelfde probleem als u heb voorzien en inderdaad sprake is van een fors capaciteitsprobleem. Ik heb in het verleden al eens gewezen op de bij het Bagijnhof gecreëerde ruimte die ook opnieuw is bestraat. Volgens mij zou dat een goede plek zijn voor een behoorlijke uitbreiding van een tijdelijke, al dan niet bewaakte fietsenstalling. Ik ben van mening dat we veel te lang op uitbreiding van capaciteit moeten wachten, waardoor de nu al grote problemen alleen maar groter zullen worden en het gebruik van de fiets niet wordt aangemoedigd. De heer SAS (wethouder): Wat mij betreft wordt parallel aan het gereedkomen van de fietsenstalling aan het Achterom bekeken of het mogelijk is ergens tijdelijk parkeerplaatsen te realiseren. Destijds is dat niet gebeurd, omdat we verwachtten dat het plan vrij snel zou kunnen worden gerealiseerd, waarop we echter moesten terugkomen. Ik zou ervoor willen pleiten te bekijken of daar een aantal tijdelijke voorzieningen kan worden gerealiseerd. De heer STAAT: U hebt aangegeven dat u een fietsenstalling wilt realiseren onder het gebouw waarin de Hogeschool onlangs is gehuisvest. Valt dit niet onder de bouwplannen aan de andere zijde van het Achterom? De heer SAS (wethouder):Wij proberen deze plannen eerder te realiseren door voorstellen te doen voor het uitvoeren van plannen die vooruitlopen op het plan waarin de parkeergarage is opgenomen.
52
De heer STAAT: Moet hiervoor ook nog een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen? De heer SAS (wethouder): Hierop is een artikel 19-procedure van toepassing, die redelijk autonoom is en waarbij niet allerlei problemen als in het plan Achterom/Bagijnhof een rol spelen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: De fietsenstalling onder het gebouw van InHolland is toch voor de Pabo’s bedoeld? De heer SAS (wethouder): Destijds is afgesproken dat ter compensatie van de parkeerplaatslen op het Statenplein een tweetal gelegenheden voor het stallen van fietsen zou worden gerealiseerd, één onder V&D en één in het plan Achterom/Bagijnhof onder het gebouw aan Achterom-West, waarin de Hogeschool is gevestigd. Die stalling is niet alleen voor studenten bedoeld. De heer STAAT: We beschikken ook nog over een mooie ruimte onder het Stadskantoor waarin een fietsenstalling zou kunnen worden ondergebracht. Ik begrijp dat hiervoor een en ander zal moeten worden aangepast, maar in het kader van het gratis gebruik kunnen maken van fietsenstallingen met de bedoeling het fietsen te promoten, zou deze ruimte ook prima kunnen worden benut. De heer SAS (wethouder): Momenteel is in de Boogjes een fietsenstalling in gebruik, die veel beter in de route vanuit Krispijn en Wielwijk ligt dan het Stadskantoor en op doordeweekse dagen, zelfs op zaterdagen, voldoende ruimte biedt. De VOORZITTER: Ik verzoek u deze discussie verder in de commissie te voeren of u te beperken tot het aannemen van de motie of het opstellen van een nieuwe motie. Ik denk dat deze discussie geen recht doet aan het karakter van de algemene beschouwingen. Ik nodig de wethouder uit zijn betoog voort te zetten. De heer SAS (wethouder): Bovendien loop ik het gevaar dat ik het antwoord niet meer weet als de discussie al te gedetailleerd wordt. Gevraagd is naar een evaluatie van het verkeersplan Binnenstad. De evaluatie hiervan zal conform de afspraak over het traject dat hiervoor is ingezet in februari a.s. in het college aan de orde worden gesteld, in maart a.s. in de commissie en vervolgens in de raad. Ik wil ook nog even ingaan op de opmerkingen over gratis openbaar vervoer vanaf de flanken. Het realiseren hiervan wordt lastig, omdat de provincie binnenkort concessiehouder zal worden en wij niet meer hierover zullen gaan. Als men gratis openbaar vervoer wil organiseren, zal ook moeten gedacht aan de wegvallende inkomsten die zullen moeten worden bijgepast, wat in dit gebied een bedrag van € 3,4 miljoen zal zijn. Voor een gezin met twee kinderen gaat het om ongeveer € 112,-, welk bedrag via de OZB of anderszins zal moeten worden opgebracht. Het lijkt mij geen aantrekkelijk traject, los van de vraag of het effect zal hebben op de model split, op het gebruik dat mensen van de auto maken. De heer SLEEKING: Kunt u een indicatie geven van hetgeen wij er nu zelf moeten bijleggen voor wat betreft het gratis vervoer? De heer SAS (wethouder): Ik heb het bedrag niet paraat, maar het voorstel dat hierop betrekking heeft is recent nog aan de orde geweest. Ik zal het laten uitzoeken en het punt in de commissie aan de orde stellen. Ik weet wel dat, als de parkeerplaats aan de Weeskinderendijk in gebruik wordt genomen, het eerste halfjaar van en naar de binnenstad gratis vervoer zal kunnen worden ingevoerd, waarna een evaluatie zal moeten plaatsvinden. Voor het gehele jaar zal hiermee een bedrag van ongeveer € 50.000,- zijn gemoeid. Het zal echter veel lastiger zijn dit vanaf het Energiehuis te realiseren, omdat de citybus daar in de normale dienstregeling is opgenomen en het bijna niet mogelijk is passagiers van de normale dienstregeling te onderscheiden van degenen die van het parkeerterrein gebruik maken. Wij zullen hierop nog terugkomen als het halfjaar voor wat betreft de parkeerplaats aan de Weeskinderendijk voorbij is en kan worden bekeken op welke manier hiermee moet worden omgegaan.
53
Ten aanzien van de tunnel onder de Laan der Verenigde Naties kan ik melden dat wij hopen nog dit jaar met ProRail een overeenkomst over de fietstunnel bij de Smitsweg te bereiken. Het zou mooi zijn als de tunnel zowel in financiële zin als voor wat betreft de uitvoering in het plan zou kunnen worden meegenomen. Ik kom toe aan de wijkverkeersplannen, waarover diverse opmerkingen zijn gemaakt en waarbij ik de door de fractie van de VVD ingediende motie 7 als uitgangspunt zal nemen. In het eerste van de vijf punten die het college in de motie worden opgedragen, wordt gevraagd de maatregelen die moeten worden genomen niet op de 50 km-wegen van toepassing te laten zijn. Voor wat betreft versmallingen, drempels en dergelijke zijn deze maatregelen op alle 50 km-wegen echter al uitgevoerd, met uitzondering van de bedrijfsterreinen, waarbij versmallingen niet aan de orde zijn. Alleen op de Eikenlaan en de Krispijnseweg, ter hoogte van het J.P. Heijeplein, zullen nog maatregelen moeten worden getroffen. Over de te nemen maatregelen in de Eikenlaan en bij het J,.P. Heijeplein is uitgebreid gediscussieerd en met de buurt overeenstemming bereikt. De raad heeft het krediet hiervoor beschikbaar gesteld. Voor de rest is bij de uitvoering van de plannen geen sprake meer van versmallingen. Ten aanzien van het tweede punt, het doen van onderzoek naar andere typen maatregelen, heb ik bij de evaluatie aangegeven dat wat mij betreft andere maatregelen aan de orde kunnen komen, maar deze maatregelen wel tot gevolg moeten hebben dat 85% van de automobilisten 50 km of langzamer zal rijden, een norm die algemeen in Nederland wordt gehanteerd. Overigens is het niet eenvoudig dat met behulp van camera’s en handhaving te bereiken. Ik denk dat het goed is eens naar ervaringen in andere steden te kijken en daarvan een inventarisatie te maken, waarna hierop in maart 2006 zal kunnen worden teruggekomen. Voor de aanpak van 30 km-gebieden zijn momenteel geen tijd, geld en capaciteit gereserveerd en met de raad is afgesproken dat de categorie 4-maatregelen uit de verkeersplannen prioriteit verdienen. Ik zou willen afspreken dat we, tegelijk met het zoeken naar eventuele andere typen maatregelen in 50 km-gebieden, ook zullen proberen aan te geven welke typen maatregelen in 30 km-gebieden zullen moeten worden genomen en wat de kosten hiervan zullen zijn. Het is niet nodig hiervoor een gedetailleerde en uitgebreide notitie op te stellen, maar wel zal duidelijk moeten zijn met welke verstandige maatregelen we de inspraak kunnen ingaan. Ook deze notitie zal in maart beschikbaar moeten zijn. Over de knelpunten in Dubbeldam zijn bij de laatste evaluatie afspraken gemaakt, waarbij de problemen die zich daarbij voordoen heel concreet zijn benoemd, zoals de rotonde Stevensweg, Burgemeester Jaslaan, Eikenlaan. Bij de discussies die hierover zijn gevoerd heb ik aangegeven dat we, als zich bijvoorbeeld via het wijkbeheer andere knelpunten zouden aandienen, bereid zullen moeten zijn ook daarnaar te kijken, maar dat wel onder dezelfde voorwaarden als waarover afspraken zijn gemaakt met degenen die in de commissie in Dubbeldam hebben ingesproken, zoals de voorwaarde dat, als een maatregel wordt verzonnen, 85% van de automobilisten 50 km of minder zal rijden. Op deze wijze zou ik de motie van de VVD-fractie willen interpreteren. Voor wat betreft de uitvoering worden in de motie twee punten genoemd die in overeenstemming met de bewoners inmiddels zijn geaccordeerd en kunnen worden uitgevoerd. Op de andere punten, zowel het verzoek onderzoek te doen als op de knelpunten, zal in maart a.s. worden teruggekomen. De heer VAN STEENSEL: Ten aanzien van de maatregelen die nog moeten worden uitgevoerd, is het naar mijn mening niet alleen van belang dat een en ander in overeenstemming met de buurt gebeurt, maar de maatregelen ook houdbaar blijken te zijn. Tot nu toe zijn maatregelen getroffen waarin de bewoners zich prima kunnen vinden, maar die naar het oordeel van Stadsvervoer Dordrecht ongedaan moeten worden gemaakt. Kunt u garanderen dat de maatregelen, die nog moeten worden doorgevoerd, om welke reden dan ook niet na een halfjaar weer moeten worden opgeheven? De heer SAS (wethouder): Alle maatregelen die in verleden zijn genomen zijn met SVD besproken en akkoord bevonden. Het kan zijn dat een en ander anders is uitgepakt dan werd aangenomen, zoals in de Van Baerlestraat, maar dat is dan door SVD bij het vooroverleg ook anders ingeschat. Uiteraard kan niet worden gegarandeerd dat nooit meer iets zal moeten worden veranderd, maar deze maatregelen zijn met zowel SVD als de hulpdiensten enzovoort besproken. De maatregelen in 54
de Eikenlaan horen hierbij, omdat de bewoners een 30 km-gebied wilden hebben, maar wij dat als college en raad niet wensten omdat een andere situatie was gepland, wat betekent dat enkele versmallingen zijn aangebracht. De heer VAN STEENSEL: Ik weet dat de omwonenden van het J.P. Heijeplein het prima vinden dat hiervoor maatregelen worden getroffen, maar men ook heeft aangegeven zelf niet te kunnen beoordelen welke effecten de te nemen maatregelen straks zullen hebben. Ik ga ervan uit dat dit op het Stadskantoor wel kan worden beoordeeld. De heer SAS (wethouder): Laten we afspreken dat ik nog eens aan SVD en de hulpdiensten zal vragen of zij, anders dan zij reeds hebben gemeld, met de huidige plannen al dan niet problemen hebben. Overigens vindt dit allemaal in het voortraject plaats. De heer VAN STEENSEL: Het blijkt dat dit niet goed genoeg gebeurt. De heer SAS (wethouder): Het vindt in voldoende mate plaats. Het gaat slechts om één drempel waarmee SVD moeite heeft. Dat is de drempel in de Van Baerlestraat ten aanzien waarvan, zo blijkt achteraf, SVD een verkeerde inschatting heeft gemaakt. De heer SLEEKING: Ik wil de commissievergadering niet overdoen, maar mij is duidelijk geworden dat het overleg met de GGD, zeker in het voortraject, absoluut onvoldoende is geweest en maatregelen zijn uitgevoerd die niet in overeenstemming waren met de wensen van de GGD op dit punt. Dat heeft tot veel ongemak geleid. De heer SAS (wethouder): Men kan al dan niet instemmen met de maatregelen die wij nu nemen. Als men SVD vraagt of men graag drempels heeft, wordt daarop altijd ontkennend geantwoord, omdat men veel liever snel doorrijdt. In de commissie heb ik aangegeven dat het hierbij gaat om een afweging tussen auto’s 50 km of langzamer laten rijden en het kunnen beschikken over openbaar vervoer in dit gebied. De heer POLS: Ik wil toch nog even een verduidelijking. Wij vragen het college in onze motie alle wijkverkeersplannen tijdelijk stop te zetten en andere mogelijkheden te overwegen. U zegt een gedeelte van de wijkverkeersplannen nog te willen uitvoeren, omdat hierover overeenstemming is bereikt. Wij willen de wijkverkeersplannen in totaliteit nog eens laten bekijken. De heer SAS (wethouder): Het eerste punt van de motie gaat over de wijkverkeersplannen die nog moeten worden uitgevoerd, maar alles is, met uitzondering van Dordt-West waar geen versmallingen zijn, al ten uitvoer gebracht. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ook het wijkverkeersplan 19e eeuwse Schil is nog lang niet uitgevoerd. De heer VAN STEENSEL: Het is juist dat niet alle wijkverkeersplannen zijn uitgevoerd, maar in een aantal gevallen is hiertoe ook nog niet besloten. De heer POLS: Over het wijkverkeersplan 19e eeuwse Schil is een uitvoeringsbesluit genomen. Dat hoort hier ook bij. De heer SAS (wethouder): Dat klopt, maar hiervan heb ik in de commissie gezegd dat voor wat betreft de Singel, waar het probleem speelt, met de buurt nog eens expliciet naar de maatregelen zal worden gekeken, waarmee de commissie heeft ingestemd. De heer POLS: Wij constateren dat nu zoveel problemen op ons afkomen, waarop wij door de bevolking worden aangesproken, dat wij ons afvragen of de juiste maatregelen worden genomen en niet iets wordt gerealiseerd dat na een paar maanden weer moet worden verlegd of verplaatst. Vandaar dat wij een en ander in totaliteit willen bezien.
55
De heer SAS (wethouder): Het plan Schil-West is enkele maanden geleden in de raad aan de orde geweest en in de commissie heb ik gezegd, dat ik het punt van de Singel bij het overleg met de bewoners nog eens expliciet aan de orde wil stellen, waarmee u vervolgens akkoord bent gegaan. Voor wat betreft de wat oudere wijkverkeersplannen speelt alleen nog iets in Krispijn en in Dubbeldam en ook hierover is met de omwonenden overeenstemming bereikt. Bovendien heb ik in mijn reactie op opmerkingen van de heer Van Steensel nog eens aangegeven, dat ik bereid ben bij SVD en de hulpdiensten na te gaan of zij ermee akkoord gaan dat op deze wijze te werk zal worden gegaan. Met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling zijn twee punten naar voren gebracht. Ten eerste het Stadsplan in relatie met de problemen op het gebied van de luchtkwaliteit, die zeker in het Stadsplan aan de orde zullen komen. Ik denk dat onze ambities tegen de mogelijkheden, die de regelgeving op dit gebied bieden, zullen moeten worden afgezet. Het tweede punt gaat over Amstelwijck, dat in januari a.s. in het college zal worden besproken, waarna het in februari in de commissie aan de orde zal kunnen worden gesteld. Hierbij zal ook aandacht moeten worden besteed aan het programma en zal de vraag moeten worden beantwoord of dit programma de komende periode in de markt kan worden gezet, waarbij volgens mij ook onze relatie met de marktpartijen aan de orde zal moeten komen. Het contract met de marktpartijen is in 1993 afgesloten en dergelijke contracten komen vandaag de dag niet meer voor, niet alleen niet in Dordrecht, maar ook niet in andere steden. Wij hebben er bewust voor gekozen dit project niet te relateren aan andere projecten, omdat wij ervan overtuigd waren dat hiermee meerdere projecten in problemen zouden worden gebracht. De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Ik wil van het milieu via het water, via het onderwijs en via Zuid-Afrika tot slot ingaan op het vertrouwen in het gemeentebestuur. Voor wat betreft het milieu is collega Sas al op de luchtkwaliteitpunten ingegaan, ik zal mij beperken tot een aantal specifieke punten op dit terrein, om te beginnen de door de heer Mostert genoemde plannen van de rijksoverheid voor het faciliteren van roetfilters. Ook wij hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris voor Milieu aan de Tweede Kamer, waarin sprake is van flankerend beleid van gemeenten. Wat hij hiermee precies bedoelt is ons nog niet helemaal duidelijk, maar ik denk dat we hierover via de bekende kanalen ongetwijfeld nog nader zullen worden geïnformeerd. Wij zouden ons hierbij kunnen voorstellen dat het maatregelen zijn waarover men in de kranten leest, zoals maatregelen die gericht zijn op grote benzineslurpers. Als het zover is, zullen wij de mogelijkheden voor een dergelijk flankerend beleid bekijken, waarbij wij overigens niet denken aan het toevoegen van een gemeentelijke subsidieregeling aan die van het Rijk, omdat wij dat niet tot onze taak rekenen. Voor zover het om ons eigen wagenpark gaat, hebben wij natuurlijk wel een taak, maar hierover is in een ander verband al gesproken. De heer Sleeking stelde de situatie rond de A16 aan de orde, waarbij hij is ingegaan op een maximumsnelheid van 80 km en de verlenging van het geluidsscherm. Ik kan hierover opmerken dat volgend jaar met de bouw van het geluidsscherm langs Krispijn zal worden begonnen, wat ongetwijfeld tot vermindering van de geluidsoverlast zal bijdragen en volgens onderzoek ook een positieve invloed op de luchtkwaliteit zal hebben. Bovendien ijveren wij samen met andere gemeenten in dit gebied voor een maximumsnelheid van 80 km op de A16, wat vooralsnog tevergeefs is gebleken. Het is wel duidelijk geworden dat beide maatregelen volstrekt onvoldoende zullen zijn om het probleem te kunnen oplossen en de oplossing zal moeten worden gezocht in schonere en vooral minder auto’s op de A16. De verwachting is dat de auto’s naar 2010-2015 toe een stuk schoner zullen worden en het antwoord op de vraag of minder auto’s van de A16 gebruik zullen maken, zal in hoge mate afhangen van de aanleg van de A4-Zuid. Wij onderzoeken hoeveel auto’s over de A16 mogen rijden als de vraag zou worden omgedraaid, namelijk hoeveel auto’s over de A16 zouden mogen rijden om een aanvaardbare luchtkwaliteit langs de weg te kunnen garanderen, zodat langs deze lijn ook de discussie met de rijksoverheid over de A4-Zuid zal kunnen worden gevoerd. Van de gang van zaken in dezen zal de raad uiteraard op de hoogte worden gehouden. De heer SLEEKING: Ik weet dat het traject geluidsscherm richting Krispijn min of meer rond is, maar mijn vraag had meer betrekking op het andere gedeelte aan de zuidkant, waar het geluidsscherm in Wielwijk iets te snel ophoudt. Gesteld wordt dat hier binnen de eerder gestelde normen wordt gebleven, maar ik vraag mij af of in het laatste gedeelte van Wielwijk-Zuid in de omgeving van de 56
flats wel eens metingen zijn verricht. Daarnaast heb ik gevraagd of het op de A16 handhaven van de 80 km-grens voldoende zal zijn om de basisschool De Albatros op deze plaats te handhaven. Of beschikt u over gegevens waaruit blijkt, dat de locatie voor De Albatros zelfs in dat geval niet meer voor nieuwbouw in aanmerking zal komen? De heer VELDHUIJZEN (wethouder): De discussie over De Albatros is een geheel andere discussie. Binnen de huidige regels zou op deze plaats gewoon een school kunnen worden gebouwd, omdat de situatie niet verslechtert door de school te vervangen. Wij lopen alleen het risico, maar wij weten dat niet zeker, dat afhankelijk van de peildatum in 2010 of 2015 van een saneringssituatie sprake zal zijn en in deze gebouwen geen onderwijs meer zal mogen worden gegeven, wat ons onhandig lijkt. Het zou echter best kunnen zijn dat in 2015 zal blijken dat het wel mogelijk zou zijn geweest, maar wij zijn niet van plan De Albatros tot 2015 in de oude gebouwen te handhaven. Dat is de reden waarom wij voor De Albatros op zoek zijn naar een andere locatie. Op de vraag over de verlenging van het geluidsscherm naar de zuidkant en de achtergrond daarvan moet ik het antwoord schuldig blijven. De heer SLEEKING: Zou het niet raadzaam zijn een onderzoek te laten doen naar de feitelijke situatie? Men kan wel op basis van de aantallen auto’s die er langs komen te werk gaan, maar hoe is de feitelijke situatie voor de bewoners in het zuidelijkste gedeelte van Wielwijk? Is de situatie nog aanvaardbaar of moet daar iets extra gebeuren? De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Ik zeg u toe in de commissie hierop te zullen terugkomen met een notitie over de situatie, waarin zal worden uitgelegd waarom het destijds zo is gebeurd en of nadere maatregelen moeten worden getroffen, waaronder een onderzoek als waarop u doelt. Ik kan dat nu niet overzien. Mevrouw Van den Berg stelde bij motie 2 het thema van het duurzaam inkopen aan de orde. Wij hebben plannen hiervoor. Gisteren is het milieuprogramma vastgesteld, waarin heel concreet staat dat wij tot het programma Duurzaam Inkopen zullen toetreden en dit punt eind volgend jaar helder zullen hebben. Ik stel voor de suggestie in de motie van GroenLinks middelen ter beschikking te stellen ter dekking van de meerkosten van duurzaam inkopen hierbij te betrekken, waarbij ik overigens aanteken dat het vaak niet nodig is extra middelen hiervoor uit te trekken. Wij hebben bijvoorbeeld ook het inkopen van groene energie vrijwel budgettair neutraal kunnen regelen. Bovendien zullen wij ons moeten realiseren dat voor wat betreft inkoop een innovatiedoelstelling is vastgesteld, waarmee ook een beetje rekening moet worden gehouden. Ik zeg graag toe dat ik in het kader van de afspraken, die in het milieuprogramma zijn gemaakt, de in de motie gedane suggesties zal meenemen. Het komt mij voor dat op grond van deze toezegging de motie wellicht overbodig zou kunnen worden geacht. Over het grondwater merk ik het volgende op. Wij hebben de raad in het voorjaar een tussenrapportage voorgelegd, waarin stond dat op basis van een aantal uitgangspunten de voorbereiding van het nemen van maatregelen ter hand zou worden genomen. Daarbij werd ook aandacht gevraagd voor twee specifieke punten, namelijk dat wij behoefte hadden aan een serieuze juridische beoordeling met betrekking tot de vraag welke maatregelen zouden moeten worden genomen en of die ook mogelijk zouden zijn, omdat wij ook maatregelen op particulier terrein voorzagen. De tweede stelling was dat wij deze maatregelen wel wilden nemen, maar alleen onder de voorwaarde dat uit het in aantocht zijnde wetsontwerp tot invoering van de verbrede rioolheffing zou blijken dat de verbrede rioolheffing ook voor dit doel zou kunnen worden gebruikt. De voorbereidingen voor deze maatregelen en de juridische check-up zijn op een oor na gevild en zullen rond 1 december a.s. het college bereiken, tegelijkertijd overigens met het verbrede rioleringsplan, waarover collega Van der Zwaan en mevrouw De Smoker een discussie voerden. Daarna zal het college kunnen beoordelen of de maatregelen kunnen worden genomen en of het juridisch verantwoord is dat te doen. Inmiddels is duidelijk geworden dat het wetsontwerp over de verbrede rioolheffing is vertraagd en niet mag worden verwacht, dat binnen een redelijk korte termijn van enkele maanden helder zal zijn of de wet, nadat deze in de Tweede Kamer zal zijn behandeld, de mogelijkheid zal bieden tot financiering van de maatregelen. Overigens is dat een realistisch risico, omdat de discussie over het wetsontwerp met name gaat over de grondwatertaak die de gemeenten is toebedacht. Tussen de VNG en het Kabinet zal dus opnieuw overleg moeten plaatsvinden over de 57
vraag hoe het verder moet. De verwachting is dat het college rond 1 december a.s. zal moeten beoordelen op welke manier met deze situatie zal moeten worden omgegaan en hoe, gegeven de nieuwe situatie, met het uitgangspunt dat in het voorjaar is geformuleerd omgegaan zal moeten worden. Afhankelijk van de agendering zal dit punt uiterlijk januari a.s. in de raad aan de orde worden gesteld. Ik denk dan ook dat de motie prematuur is en beter niet nu zou kunnen worden gehonoreerd. Ook over het onderwijs zijn nog enkele punten aan de orde gesteld. In antwoord op de vraag van de heer Pols of het Integraal Huisvestingsplan voldoende ruimte biedt om eventueel Van Aartsenkinderen op te vangen, wil ik twee opmerkingen maken. Als scholen de taak zouden krijgen te zorgen voor tussen- en naschoolse opvang, betekent dat nog niet dat de opvang per definitie binnen de school zal moeten plaatsvinden, het zou ook in samenwerking met bestaande kinderdagverblijven kunnen gebeuren. Overigens is het IHP voldoende flexibel, zoals gisteren is gebleken bij de eerste herijking van het IHP, iets wat ongetwijfeld jaarlijks zal gebeuren, om dit soort nieuwe beleidsinzichten erin te kunnen verwerken, ervan uitgaande dat de rijksoverheid hiervoor de middelen ter beschikking stelt, wat nog maar moet worden afgewacht. Ook het toezicht op het openbaar onderwijs is aan de orde gesteld. In het kader van de benoemingsbesluiten die aan de orde zijn geweest, vindt ook het college dat hiervoor beleid zal moeten worden geformuleerd. Ik ben dan ook voornemens dit nog voor het eind van deze raadsperiode aan de orde te stellen. Mevrouw Van den Bergh heeft een motie ingediend over de kopklas van de Don Boscoschool. Naar het zich laat aanzien hebben de gemeenten voor wat betreft de situatie na het GOA de verantwoordelijkheid om iets met schakelklassen te doen, waarbij de aandacht onder meer gericht zal moeten zijn op leerlingen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en extra moeten worden bijgespijkerd teneinde hen op grond van hun cognitieve gaven een kans in het voortgezet onderwijs te bieden. De vraag op welke manier hieraan in Dordrecht vorm zal moeten worden gegeven, is onderwerp van bespreking met enkele schoolbesturen en een werkgroep van de afdeling Onderwijs. Het is de bedoeling dat een en ander zal leiden tot een beleid, dat vanaf medio 2006 zal kunnen worden ingevoerd. Los hiervan is de Don Boscoschool per 1 augustus jl. met een negende jaargroep begonnen, waaraan momenteel vier kinderen meedoen. Het is de bedoeling de leerlingen iets langer primair onderwijs te laten volgen, zodat zij zich beter op het voorgezet onderwijs kunnen voorbereiden. Ik vind het een interessant initiatief, dat ongetwijfeld bij de beleidsontwikkeling zal worden betrokken, maar noch het Katholiek Schoolbestuur noch een ander schoolbestuur heeft ons hierover benaderd en er is ook geen aanvraag binnengekomen. Ik denk dan ook dat eerst moet worden afgewacht of hiervoor überhaupt een aanvraag wordt ingediend. Als dat gebeurt zal de aanvraag, vanuit de sympathie die naar ik hoop in mijn woordvoering doorklinkt en binnen de regels die voor het verstrekken van bijdragen aan schoolbesturen gelden, moeten worden beoordeeld. Gezien de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs zal in dezen behoedzaam moeten worden opgetreden, wat erop neerkomt dat het project in het vastgestelde beleid zal moeten passen. Wij zullen bekijken of dat het geval is, maar daarbij zullen ook de meningen van andere schoolbesturen een rol spelen. Ik denk dat het verstandig is te wachten totdat ons een aanvraag heeft bereikt, waaruit blijkt waarvoor deze middelen nodig zijn. De heer POLS: Heb ik het goed gehoord dat slechts vier kinderen aan dit experiment meedoen? De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Volgens onze informatie is dat het geval. De heer Van Steensel heeft een amendement ingediend, waarin wordt gevraagd met Dordrecht/ Emalahleni een stedenband aan te gaan. Gezien de notitie over onze internationale samenwerking, die enkele jaren geleden door de raad is vastgesteld, ligt het voor de hand dat we hiertoe een keer zullen moeten besluiten, omdat ons internationaal samenwerkingsbeleid gebaseerd is op zowel samenwerking met de partner in het buitenland als op ondersteuning van de bewustwording in onze samenleving met een stedenbandorganisatie. In het kader van de beleidsarmoede die deze begroting kenmerkt hebben wij hiertoe geen voorstellen gedaan, mede uitgaande van de gedachte dat dit punt wellicht volgend jaar aan de orde zou kunnen komen. Als de raad echter geld weet te vinden om de begroting op dit punt wat beleidsrijker te maken, hebben wij daarmee uiteraard geen probleem, omdat het in ons beleid past. 58
Tot slot wil ik nog ingaan op het vertrouwen van de burger in het bestuur. Ons actieplan Bouwen aan Vertrouwen is gebaseerd op het voeren van een beleid waarbij wij ons enerzijds richten op meer participatie van de bevolking en anderzijds op een goede communicatie met de burger. Voor wat betreft de communicatie is in het kader van de bestuurskrachtmeting een opmerking gemaakt die wij ter harte zullen nemen en waarover in een volgende raadsvergadering zal worden gesproken. Het moet mij van het hart dat de heer Van Dongen vrij grote woorden in de mond nam toen hij sprak over het afnemende vertrouwen in de gemeente in de afgelopen decennia. Ik kan bijna twee decennia overzien, maar ik heb niet het gevoel dat het vertrouwen in de gemeente zoveel minder is dan 20 jaar geleden. Uit ons recent gehouden onderzoek blijkt zelfs dat wij in een tijd, waarin het vertrouwen in de overheid in algemene zin een deuk heeft opgelopen, van een 6 naar een 6+ zijn gegaan. De heer VAN DONGEN: Ik hoor u zeggen dat ik voor wat betreft het vertrouwen in de overheid grote woorden zou hebben gebruikt, maar u merkt zelf op dat het vertrouwen in de overheid in algemene zin een deuk heeft opgelopen. De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Ik maak een onderscheid tussen de gemeente en de overheid in het algemeen. Ik denk dat het interessant is er twee dingen uit te halen. Kijkend naar de uitkomsten in relatie tot de herkomst van degenen die hebben meegedaan, kunnen we constateren dat het op vele punten nauwelijks iets uitmaakt, ook niet bij degenen die meer of minder participeren, terwijl dat wel één van de basisideeën van ons actieplan Bouwen aan Vertouwen was. Dit is iets waarover nog eens van gedachten zal moeten worden gewisseld. Verder constateer ik dat de politieke herkomst er wel degelijk toe doet, wat een mooie opmaat kan zijn voor de aanstaande verkiezingen die ik met vertrouwen zal gadeslaan. De heer KAMSTEEG (wethouder): Ik wil beginnen met de motie die de heer Tazelaar heeft ingediend inzake een nieuw voetpad bij de Octantflats. Het college is bereid de suggestie die door de heer Staat is gedaan te onderzoeken. Ik heb niet het voornemen hierover een uitgebreide startnotitie te maken, maar zal nagaan of het verzoek haalbaar is, hoe hoog de kosten zijn en welke problemen ermee zullen worden opgelost. Daarna zal een en ander naar de commissie worden teruggekoppeld en zal de raad een beslissing kunnen nemen over de manier waarop het plan zal moeten worden gerealiseerd. De heer TAZELAAR: Ik vind dat u het goed hebt verwoord en complimenteer de heer Staat, die als enige ter plekke is gaan kijken en daarbij heeft geconstateerd dat het ook anders kan. Ik hoop dat het probleem kan worden opgelost en ik dank u voor uw bereidheid het plan zo snel mogelijk op tafel te krijgen. De heer KAMSTEEG (wethouder): Ik wil verder ingaan op het project Gruiten, dat gericht is op gezond eten en gedragsverandering en onderdeel uitmaakt van een breder project van het Ministerie van VWS over een gezonde leefstijl. Het project is tijdelijk van aard en wij weten inmiddels dat het zal worden stopgezet. Wij overwegen de mogelijkheid het project voort te zetten, niet zozeer met gemeentelijke middelen, maar via een bijdrage van de ouders zelf, waarbij het overigens om een heel gering bedrag per jaar gaat. Als hiervoor per keer € 0,20 wordt gevraagd, zal dat voor twee keer per week op een bedrag van € 16,- per jaar uitkomen. Het van overheidswege beschikbaar stellen van dit soort middelen is niet de goede weg en moet meer worden gezien als een voorbeeld om ouders hieraan te kunnen laten wennen. Als wij ze een handje kunnen helpen met het organiseren hiervan op de scholen, zoals vroeger met schoolmelk gebeurde, vind ik dat niet erg en wordt de verantwoordelijkheid aan de ouders overgelaten. In die zin wordt hierover gedacht. Wij zijn met het Ministerie van VWS in gesprek om hiervoor middelen los te krijgen, maar ik ben bang dat het echt afgelopen zal zijn. Mevrouw VAN DEN BERGH: U zegt te zullen bekijken op welke manier dit op lokaal niveau kan worden geregeld en dit een onderdeel is van een groter project. Betekent dit ook dat de continuïteit gewaarborgd blijft?
59
De heer KAMSTEEG (wethouder): Als de scholen bereid zijn hieraan mee te werken en zich hiervoor organisatorisch willen inzetten, zullen wij serieus overwegen de raad een voorstel te doen voor het op deze manier voortzetten van het project. Mevrouw Van den Berg en de heer Pols zijn ingegaan op de hostelvoorziening, waarbij de heer Pols opmerkte hierover nog niets te hebben gehoord. Ik denk echter dat dit op een misverstand berust, want in de laatste vergadering van de commissie onderwijs en welzijn heb ik de stand van zaken uitvoerig toegelicht en er is hierover ook een raadsinformatiebrief verschenen. Ik ben uitvoerig op dit punt ingegaan, omdat de situatie met de weken complexer wordt. Ik begrijp het ongeduld van de fractie van GroenLinks, maar men moet zich ook realiseren dat het gaat om middelen die van het Zorgkantoor moeten komen. Het gaat hierbij, naast de investering in de exploitatie die volgens onze inschatting € 1 miljoen structureel per jaar zal bedragen, niet om een gering bedrag. Het Zorgkantoor zal, los van de vraag voor welke doelgroep het is bedoeld en welke indicatie ervoor nodig is, om een doorwrocht en beleidsmatig plan vragen. Ik probeer de partijen zoveel mogelijk mee te krijgen om dit in beeld te brengen en afgesproken is dat, als er voldoende helderheid over het concept en de financiering is, de raad zal worden gevraagd een principebesluit te nemen. Vervolgens - het geduld zal echt nog even op de proef moeten worden gesteld - komt de locatievraag aan de orde, die ook niet altijd even eenvoudig te beantwoorden is. Niettemin wordt hieraan actief gewerkt. In verband met de WMO zijn enkele opmerkingen gemaakt over de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers. Dit is een aandachtspunt bij onze beraadslagingen over dit onderwerp. Wij zullen contact opnemen met de bestaande ondersteunende instellingen, zoals het PAD, het SSKW, het Steunpunt Mantelzorg, de kerk- en moskeebesturen en andere instellingen die al veel aan vrijwilligerswerk doen, om te bekijken wat zij kunnen betekenen als de WMO zal worden ingevoerd. Bij bepaalde groepen is sprake van grote onzekerheid, maar er kunnen nog geen maatregelen worden getroffen, omdat de wet nog niet van kracht is. In een nieuwsbrief, die binnenkort naar de WVGdoelgroep zal uitgaan waartoe velen behoren die met de WMO te maken zullen krijgen, zal voorzichtig worden uitgelegd in welke richting wij denken. Hierbij zal echter niet vooruitgelopen kunnen worden op de besluitvorming die hierover in Dordrecht en in de regio zal moeten plaatsvinden. De opmerkingen die de heer Pols hierover heeft gemaakt zullen wij uiteraard ter harte nemen. Het uitgangspunt dat we een en ander niet al te bureaucratisch zullen moeten laten verlopen is al vastgesteld, zodat de vrees dat de invoering ervan tot paarse krokodillen zal leiden overbodig is. De heer POLS: Ik wijs er nog eens op dat het onvoorstelbaar is hoeveel papieren rompslomp een regeling met een persoonsgebonden budget tot gevolg heeft. De heer KAMSTEEG (wethouder): Dat klopt. Om het allemaal eenvoudiger te maken zullen alternatieven moeten worden bedacht. Dat geldt ook voor de optelsom van de eigen bijdragen van de WMO en de AWBZ, wat ook centraal zal moeten worden geregistreerd. Bij de discussie hierover lopen wij te hoop tegen de rijksoverheid, maar wij proberen ook dat op te lossen. Het volgende onderwerp is de leefbaarheid. Nadat herijking van de aanpak van overlastgevende panden zal hebben plaatsgevonden, zullen ook een betere coördinatie en een effectievere aanpak worden nagestreefd. Ik heb in de commissie toegezegd in het kader van het handhavingprogramma halfjaarlijks hierover te zullen rapporteren, waarbij het niet alleen gaat om pensions, maar ook om drugspanden. Op het probleem van de drugspanden is de burgemeester al ingegaan. De kunst is aangrijpingspunten te vinden voor het binnen de kaders van de wet vinden van een oplossing en dat mag ook best het randje van de wet zijn. Het is duidelijk dat sprake moet zijn van serieuze aanwijzingen en zelfs van meer dan dat om dit probleem effectief te kunnen aanpakken, de politie kan niet zomaar een pand binnenvallen. De heer Sleeking formuleerde de kwestie van het Kasperspad in termen van een actieprogramma dat een- en andermaal is toegezegd. Vorige week donderdag heb ik hierover met de bewoners overleg gehad en heb ik een en ander nog eens uitgelegd. Het programma zal zich niet tot de overlast op straat beperken, er zal ook voor moeten worden gezorgd dat de openbare ruimte minder uitnodigt tot problemen, waarbij het om een optelsom van overlast, parkeerproblemen en funderingsproblemen gaat. De analyse die wij zelf in beeld hebben, is redelijk duidelijk en in overleg
60
met de bewoners van het gebied Kasperspad zijn wij voornemens hiernaar een buitenstaander te laten kijken. De heer SLEEKING: Ik wil hierover een tweetal opmerkingen maken. Ten eerste vind ik het een zwaktebod hiervoor iemand van buitenaf aan te trekken, terwijl de bewoners in het gebied zelf heel goed in staat zijn aan te geven waar de problemen liggen. Wij moeten met alle ambtenaren die wij hebben toch in staat zijn hiervoor een effectief programma op te zetten? Ten tweede wil ik in dit kader weten of nog iets wordt gedaan met de suggestie van de VVD-fractie cameratoezicht toe te passen. De heer KAMSTEEG (wethouder): Het punt van het cameratoezicht laat ik over aan de burgemeester. Over cameratoezicht is overigens nog niet expliciet gesproken, maar wellicht kan deze vraag worden gecombineerd met de vraag of het Kasperspad al dan niet aangewezen gebied zal moeten worden. Ik heb de commissie toegezegd dat op deze vraag een antwoord zal worden gegeven, wellicht zou dat in beide commissies parallel kunnen gebeuren en daarbij ook een eerste reactie op cameratoezicht kunnen worden gegeven. Het hiervoor aantrekken van iemand van buiten vind ik geen zwaktebod. Ik wil hiervoor geen bureau inschakelen dat uitgebreid ingaat op doelstellingen en een analyse maakt, mijn gedachten gaan uit naar gewoon een verstandig iemand, die met beide partijen praat, zich met vreemde ogen op het gebied oriënteert en bekijkt welke oplossingen worden voorgestaan. Ik hoop dat hiervoor tijdig een actieplan zal kunnen worden opgesteld. De heer POLS: Kunt u ook zeggen wanneer wij dit actieplan tegemoet kunnen zien of moet hierop eerst weer een half jaar worden gestudeerd? De heer KAMSTEEG (wethouder): In de commissie is dat verwijt ook gemaakt, waarin de suggestie doorklonk dat we de afgelopen jaren stil zouden hebben gezeten. Zowel het toezicht als het schoonmaken is geïntensiveerd en daarbij mogen zeker de activiteiten van de instellingen zelf niet worden vergeten. Ook de instellingen is er alles aan gelegen de problemen in dit gebied op te pakken en binnen de grenzen van de redelijkheid zetten zij zich hiervoor ten volle in. In een brief aan de commissie heb ik medegedeeld wat er, los van het praten en nog eens praten, het afgelopen anderhalfjaar aan is gedaan. Met de buurt is afgesproken dat de aanpak binnen twee maanden redelijk in beeld zal moeten zijn en in januari of februari hoop ik te kunnen zeggen wat de komende tijd nog extra zal moeten worden gedaan. De heer POLS: Dat betekent dat we over twee maanden een actieplan kunnen verwachten, waarin duidelijk zal zijn aangegeven op welke wijze de problemen zullen worden aangepakt. Wij wachten hierop al meer dan een jaar en intussen gebeurt er weinig. De buurtbewoners zijn dezelfde mening toegedaan. De heer KAMSTEEG (wethouder): College Sas en ik hebben regelmatig contact met de buurtbewoners, zij kunnen alle onderwerpen met ons bespreken en ik kan u verzekeren dat op geen enkele wijze sprake is van misverstaan en onbegrip. Ik kan in normaal Nederlands met de mensen communiceren, ik begrijp wat er aan de hand is, zij begrijpen wat ik ervan vind en wat wij en de instellingen eraan proberen te doen. Het enige waarover wij van mening verschillen is dat instellingen, zoals De Grote Rivieren en het Leger des Heils, binnen vijf of zes jaar niet zomaar naar elders in de stad kunnen worden verplaatst. Deze spiegel wil ik ze niet voorhouden. De heer SLEEKING: U hebt wel de toezegging herhaald dat er geen extra hulpverlenende instellingen van dit soort bij zullen komen. De heer KAMSTEEG (wethouder): Dat is juist en dat geldt niet alleen voor hulpverlenende instellingen, maar ook voor andere mogelijk overlastgevende situaties. Als ik dat bij de verlening van bouwvergunningen zal kunnen tegenhouden, zal ik het niet nalaten en er zal ook geen artikel 19-procedure worden gestart om dat mogelijk te maken, mits het binnen het bestemmingsplan past, want dan houdt alles op.
61
Het laatste punt dat ik aan de orde wil stellen is het thema wonen. De heer Sleeking maakte een stellige opmerking over jongerenhuisvesting, die ik niet goed begrijp. Hij beweerde namelijk dat de motie die hierover vorig jaar is ingediend op geen enkele manier iets zou hebben opgeleverd. Wellicht is het hem ontgaan, maar ten eerste is hierover in het voorjaar een raadsinformatiebrief verstuurd en is de motie in zoverre uitgevoerd dat we met berekeningen hebben aangetoond, dat het verbouwen van kantoren tot woonruimte hoge onrendabele toppen met zich meebrengt. Ten tweede is aangegeven dat met de corporaties inmiddels afspraken zijn gemaakt over het reserveren van een aantal panden in de binnenstad voor studentenhuisvesting. Men kan hiermee niet tevreden zijn, maar de opmerking dat de motie op geen enkele manier iets heeft opgeleverd, vind ik net iets te dun. De heer SLEEKING: Wat uw eerste opmerking betreft zou ik willen verwijzen naar de beroemde woorden van de heer Schaefer, die ik niet hoef te herhalen omdat ze bekend zijn. In de motie staat niets waardoor het overleg met de corporaties niet iets zou kunnen opleveren. Ik heb destijds verwezen naar rijkssubsidies voor het ombouwen van leegstaande kantoren voor met name deze doeleinden. Ik vind het dan ook buitengewoon jammer te moeten constateren dat de motie in dit opzicht geen concreet resultaat heeft opgeleverd. Kijkend naar de leegstand van kantoren in de binnenstad en daar omheen moeten er volgens mij absoluut mogelijkheden zijn om op dit gebied iets meer te realiseren. De heer KAMSTEEG (wethouder): Volgens mij zit de raadsinformatiebrief waarop ik doelde samen met een aantal andere woonthema’s bij de stukken voor vergadering van de commissie wonen en leefbaarheid van volgende week. Dan kan hierover een discussie worden gevoerd. Ik neem afstand van de opmerking van mevrouw Van den Berg van de fractie van GroenLinks dat het accent momenteel meer op stenen zou liggen. Zij geeft hiervoor geen onderbouwing en bovendien is de constatering niet in overeenstemming met hetgeen de raad vorig jaar over het grotestedenbeleid tot 2010 heeft besloten. Toen is namelijk besloten, naast het bedrag dat voor Krispijn al was gereserveerd, ruim € 9 miljoen beschikbaar te stellen voor sociale programma’s in DordtWest. Ik ben het met mevrouw Van den Berg eens dat hierop zal moeten worden ingezet en dat niet alleen in Oud Krispijn, maar ook in de overige wijken. Overigens wordt dat met de nodige kracht ook al gedaan. Op het punt van de dure segmentwoningen blijven we van mening verschillen. Het college is van mening, dat wij ons vooralsnog aan de afspraken moeten houden die met de regio over de langetermijnafspraken met betrekking tot de sociale woningen zijn gemaakt en waarmee de raad heeft ingestemd. Wij hebben in Dordrecht vele besluiten genomen over bestemmingsplannen, zoals Golf en Wonen, waarmee het beleid voor de langere termijn vastligt. Veel meer nieuwe bouwlocaties hebben we momenteel niet in Dordrecht. De heer SLEEKING: De suggestie wordt gewekt dat op dit punt alle fracties een gelijkluidend standpunt zouden hebben, maar dat is niet het geval. De fractie van GroenLinks en onze fractie hebben op onderdelen van het beleid afstand genomen van onder andere de percentages voor sociale woningbouw en Stadswerven. Ik ben dan ook van mening dat er voor deze fracties alle ruimte moet zijn om het college te vragen dit beleid keer op keer opnieuw te bekijken en het bij te stellen als hiervoor een meerderheid is te vinden. De heer KAMSTEEG (wethouder): Voor zover het om bepaalde locaties in de stad gaat hebt u gelijk. Ik heb bij mijn weten bij de PALT-afspraken niemand een voorbehoud horen maken, maar wel bij de uitwerking van Stadswerven, waarbij meerdere fracties niet voor 15% goedkope woningen waren. Over de totale prestatieafspraken was er echter unanimiteit. Als nu door sommige fracties wordt gesteld dat er meer sociale woningen moeten komen, is dat niet in overeenstemming met de PALTafspraken. Overigens kan de raad of het college bij een herijking altijd tot het inzicht komen dat het anders moet, maar dan moet daaraan wel een fundamentele discussie ten grondslag liggen en moeten er ook goede argumenten voor zijn. De heer SLEEKING: Dat ben ik met u eens. Ik begrijp dan ook de aanval op GroenLinks van gisteren niet. Als raadsfractie heeft men immers het recht het beleid opnieuw aan de orde te stellen.
62
De heer KAMSTEEG (wethouder): Tot slot wil ik nog ingaan op het tempo in de woningbouw, waarover de heer Van Steensel terecht een kritische vraag stelde. Met ‘de hand in eigen boezem steken’ hebben wij bedoeld dat we scherper zullen moeten sturen en zowel het ambtelijk als het bestuurlijk opdrachtgeverschap duidelijker zal moeten worden. Als van een onduidelijke planning sprake is, zullen wij moeten vragen hoe de planning is en als een afwijking van de planning wordt gesignaleerd, zullen we moeten vragen naar een analyse van het probleem. Vervolgens zullen we ons heel bewust moeten afvragen of het probleem al dan niet moet worden geaccepteerd en als het aan partijen ligt, zullen we deze erop moeten aanspreken en erop moeten wijzen dat sneller gewerkt zal moeten worden. In feite betekent dit dat alleen onvermijdelijke vertragingen, vaak voortkomend uit externe oorzaken, zullen worden geaccepteerd en het niet zal worden geaccepteerd dat te lang over zaken wordt gediscussieerd. Aan bezwaarprocedures kan echter weinig worden gedaan, omdat hiervoor wettelijke termijnen gelden. De vertragingen die zich voor wat betreft fijnstof in Volgerlanden voordoen zijn een ieder bekend. Wij zullen dat moeten accepteren, maar het is wel een heel lastige vertraging, omdat het aantal geproduceerde woningen in 2006 ver beneden de raming zal liggen en binnen de 9000-norm die tot 2010 zou moeten worden gehaald. Ik denk dat we in 2006 nog niet de helft zullen halen van wat we van plan waren, wat voornamelijk zijn oorzaak vindt in de Volgerlanden. Mijn laatste opmerking gaat over de corporaties, waarbij met uitzondering van wat kleine projecten nauwelijks sprake is van vertraging. Als het nodig is heeft de Minister de bevoegdheid de corporaties toe te spreken, maar hij zal dat alleen in uitzonderlijke situaties doen. Vaak gebeurt dat via medewerkers van het Ministerie van VROM, als de Minister zelf een aanwijzing geeft, heeft een corporatie het wel heel bont gemaakt. Voorlopig is de beste manier de corporaties op hun verantwoordelijkheid te wijzen en als dat niet helpt, zal de Minister hiervan in kennis moeten worden gesteld. Hiervoor zijn echter nog geen nieuwe instrumenten ontwikkeld. Het is een lastig punt, maar wij proberen hierop scherper te sturen en kunnen alleen maar hopen, dat dit uiteindelijk zal resulteren in grotere aantallen woningen. De VOORZITTER: De vergadering is geschorst tot vanavond 20.00 uur. (17.55 uur) Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik deel u mede dat de heer Mostert heeft laten weten in verband met privé-omstandigheden ook vanavond niet aanwezig te kunnen zijn en de heer Merx later ter vergadering zal komen. Ik geef het woord aan wethouder Spigt. De heer SPIGT: (wethouder): Ik wil in mijn beantwoording ingaan op de thema’s die in eerste termijn aan de orde zijn gesteld, namelijk integratie, de Sociale Dienst en de aanpak van de werkloosheidsbestrijding, de wijze waarop het armoedebeleid in onze gemeente wordt ingevuld, het thema welzijn, waarbij opmerkingen zijn gemaakt over de DWO en de culturele activiteiten. De fracties van het CDA, GroenLinks en D66 hebben de twee jaar geleden georganiseerde integratiedebatten mede als voorbeeld genomen voor de wijze, waarop het debat met mensen van verschillende culturen en achtergronden zou moeten worden gevoerd in een tijd van spanning, zoals de heer Van Steensel aangaf, waarin het goed is actief contact te zoeken. Afgesproken is dat zelforganisaties uit zowel de migrantenhoek als de algemene instellingen een belangrijke rol zullen moeten spelen bij de voortgang van het debat om met hun inzet en activiteiten de integratie te bevorderen. De Dordtse Integratie Adviesraad zal hieraan een bijdrage leveren en besloten is dat de adviesraad zich, naast het organiseren van debatten over integratie, ook zal bezighouden met thema’s die met integratie te maken hebben, waarbij in dit verband kan worden verwezen naar motie 9 inzake ondersteuning van de huiswerkbegeleiding van Fazilet. In de eerste plaats wordt in de motie gevraagd waardering uit te spreken voor het werk van Fazilet, waarin ik mij helemaal kan vinden, want Fazilet doet goed werk. De vraagstelling achter de motie, namelijk middelen ter beschikking stellen ten behoeve van het werk dat Fazilet doet, is echter strijdig met de afspraken die zijn gemaakt over subsidiëring van activiteiten in het kader van het integratiebeleid en dat past dus niet. In de tweede plaats is de afspraak dat voor wat betreft de huiswerkbegeleiding onderzoek zou worden gedaan naar de wijze waarop huiswerkbegeleiding moet worden georganiseerd, welke relatie
63
het met het onderwijs moet hebben en of hiervoor al dan niet extra faciliteiten beschikbaar moeten worden gesteld. In die zin is deze motie voor het college niet uitvoerbaar. De heer SLEEKING: Bij het opstellen van een dergelijke motie is het altijd belangrijk te proberen zoveel mogelijk steun te genereren, waarbij ook naar de formulering moet worden gekeken. Als men over het woord “huiswerk” valt, is het wellicht beter te spreken van een coaching- of een begeleidingsproject. De Stichting Fazilet doet namelijk meer dan alleen het geven van huiswerkbegeleiding. Velen van ons zijn de afgelopen jaren gastvrij door Fazilet ontvangen, waarbij men ons heeft gewezen op de activiteiten die daar plaatsvinden. De manier waarop vrijwilligers hun ziel en zaligheid leggen in het begeleiden van jongeren past naar mijn mening helemaal in een project als Voortijdig Schoolverlaten, waarvoor middelen beschikbaar zijn die zich ervoor lenen hiervoor te worden ingezet. Momenteel zijn enkele ID-ers werkzaam voor Fazilet en als continuering van met name de activiteiten van deze ID-ers in het geding komt en wij niet bereid zijn Fazilet een helpende hand te reiken, zou dat buitengewoon te betreuren zijn. Ik zou het college ernstig in overweging willen geven de activiteiten van Fazilet in een breder kader te zien dan alleen maar als huiswerkbegeleiding. Dat is de intentie van onze motie. De heer SPIGT (wethouder): Volgens mij begint de motie een andere inkleuring te krijgen. De heer SLEEKING: Ik verander alleen het woord “huiswerk” in “coachingproject”, omdat hiermee beter tot uiting komt dat het werk van Fazilet in een breder verband moet worden geplaatst en zich niet beperkt tot alleen huiswerkbegeleiding. De heer SPIGT (wethouder): Ook in het huiswerkhuis wordt niet alleen huiswerkbegeleiding gegeven, maar gaat het om coaching. Hierover zal nog een discussie moeten worden gevoerd, waarop ik nu niet wil vooruitlopen, omdat hierover aparte afspraken zijn gemaakt. Voor wat betreft zelforganisaties dan wel stichtingen die activiteiten in eigen kring organiseren is een beleid afgesproken, waarbij alleen subsidie beschikbaar wordt gesteld als de activiteiten gericht zijn op integratie in samenwerking met andere organisaties, die zich met activiteiten op dit gebied bezighouden. De heer SLEEKING: Dat is precies wat in deze motie wordt aangegeven, namelijk zoveel mogelijk samenwerking zoeken met andere scholen en instellingen. Wat wordt nog meer met integratie nagestreefd dan hetgeen in de motie wordt gesteld? De heer SPIGT (wethouder): Voor ons ligt een motie zonder plan. Normaal gesproken worden subsidieaanvragen ingediend met daaraan toegevoegd een plan, dat vervolgens kan worden beoordeeld. Het verlenen van subsidie gebeurt niet aan de hand van een motie. De heer SLEEKING: Ik vraag niet om het nu op tafel leggen van een zak met geld, maar om het uitspreken van onze waardering en vervolgens te bezien in hoeverre enige financiële ondersteuning gewenst en mogelijk is. U had ook kunnen zeggen dat een iets breder plan op tafel zal worden gelegd, dat inzicht geeft in de manier waarop een en ander zal moeten worden gerealiseerd, zodat samen met ons zal kunnen worden bekeken of hieraan al dan niet ondersteuning moet worden gegeven. Ik zou het betreuren als hiermee alles van tafel zou worden geveegd. De heer SPIGT (wethouder): Iedere instelling in deze stad is te allen tijde gerechtigd een subsidieaanvraag in te dienen, waarna wordt beoordeeld in hoeverre gronden aanwezig zijn voor het al dan niet honoreren van de aanvraag. Dat moet aan de hand van de subsidieregels die hiervoor gelden kunnen worden beoordeeld, maar ik ben er tegen dit via een motie in de raadzaal te regelen. De discussie die nu is gevoerd zou gezien kunnen worden als een uitnodiging aan Fazilet een plan te presenteren. Verder kan ik ten aanzien hiervan niet gaan. Ongeacht de waardering die ik heb voor de activiteiten van Fazilet, wijs ik de motie en de inhoud ervan af. De heer Van Dongen vraagt zich af in hoeverre de discussie over integratie bijdraagt aan een actief beleid ter voorkoming van radicalisering. Ik weet niet of hij de brief gelezen heeft die de Ministers Verdonk en Donner de Tweede Kamer hebben doen toekomen, waarin de gemeenten een aantal suggesties wordt gedaan waarvan ik eerlijkheidshalve moet zeggen dat die suggestie de Dordtse 64
aanpak, die wij al in praktijk brengen, alleen maar ondersteunt. Het is goed nog eens bevestigd te zien dat, hoe eerder jongeren betrokken worden bij de samenleving, hoe eerder zij kunnen worden ingezet in bepaalde trajecten, hoe eerder zij naar werk kunnen worden geleid en hoe eerder ervoor kan worden gezorgd dat zij op school in beeld blijven, hoe beter radicalisering kan worden voorkomen. Onderzoek naar verdachte of criminele inwoners is echter een zaak van de AIVD, waarover met ons niet wordt overlegd. Ik denk dat we het daarbij ook zouden moeten houden. De heer VAN DONGEN: Ik ben verrast over uw positieve waardering voor de Ministers Donner en Verdonk. Wat ik met mijn opmerking over een actieplan radicalisering heb bedoeld is, dat in een aantal gemeenten op een rijtje is gezet wat in het kader van preventie gebeurt en zou moeten gebeuren. Ik heb niet gesproken over het opsporen van verdachten of radicale elementen, maar over een actieplan. Ik constateer dat u hiertoe niet bereid bent. Ik zal de plannen van Rotterdam en Amsterdam opvragen. Dat het waardevolle documenten, waarin heel precies in beeld wordt gebracht op welke wijze radicalisering kan worden voorkomen. Op de vraag in hoeverre het debat over integratie kan bijdragen aan het voorkomen van radicalisering, zou ik kunnen antwoorden, dat in Nederland ook geïntegreerde mensen uiteindelijk radicaliseren. De heer SPIGT (wethouder): Ik ben het met u eens dat nooit kan worden gezegd wanneer iemand al dan niet zal radicaliseren, het is ook niet nodig het debat daarover hier te voeren. Waar het om gaat is dat wij moeten inzetten op een zo transparant mogelijke benadering van alle jongeren, dat wij moeten weten waarmee zij bezig zijn en andere organisaties erop moeten wijzen dat zij hierop alert moeten zijn. Het is nooit verkeerd af en toe om je heen te kijken en je af te vragen wat mensen aan het doen zijn. Ik ben ervan overtuigd dat met een open houding van niet alleen het stadsbestuur, maar van de gehele samenleving, radicalisering het best kan worden voorkomen. Waar toch radicalisering plaatsvindt, is het een zaak van de veiligheidsdiensten en Justitie voor opsporing te zorgen. Het beleid dat door de Ministers Verdonk en Donner in hun brief is vastgelegd zal uiteindelijk ook op deze twee sporen uitkomen. Mevrouw VAN DEN BERG: Ik heb nog niet gehoord of u van plan bent het debat in een breder verband te plaatsen. Het integratiedebat is een goed voorbeeld, maar wij willen het graag breder zien. De heer SPIGT (wethouder): Dat zijn wij niet van plan. Wij hebben de Dordtse Integratie Adviesraad gevraagd het stokje van ons over te nemen en het debat breder te trekken, waartoe de adviesraad zich bereid heeft verklaard. Mevrouw VAN DEN BERG: U begrijpt ons kennelijk toch verkeerd. Het gaat ons niet om het breder trekken van het integratiedebat, het gaat ons om een debat over onderwerpen op allerlei gebied, zoals de WMO of andere onderwerpen die de burgers aangaan en waarmee zij te maken hebben. Dat is iets anders dan alleen een integratiedebat. De heer SPIGT (wethouder): De gemeente organiseert op talloze terreinen discussiebijeenkomsten, zoals over de herijking van het buurtwerk en creatief ondernemerschap. Ik denk dat we daaraan ook goed doen, omdat vele burgers hierbij kunnen worden betrokken. Niets weerhoudt u er echter van zelf een debat te organiseren. In het kader van de jeugdwerkloosheid is Route 23 als methodiek uitermate succesvol. De samenwerking tussen de verschillende organisaties achter dit loket heeft een landelijke impact gekregen en ook in andere steden zien we dat een dergelijke aanpak wordt voorbereid. Dankzij de inzet van de Sociale Dienst hebben wij voor wat betreft het aantal bijstandsgerechtigden een laagterecord bereikt, ongeveer 4000. Het aantal is in de afgelopen zeven jaar nog nooit zo laag geweest. Om dit te kunnen volhouden is het volgens mij goed de samenwerking met het CWI en de UWV te intensiveren en de methodiek van Route 23 ook voor anderen in te zetten, zoals ouderen met een bijstandsuitkering. In antwoord op de suggestie Route 23 tot de leeftijd van 27 jaar uit te breiden moet ik zeggen, dat over de manier waarop dat in Amsterdam gebeurt nogal wat discussie is ontstaan. Ten eerste omdat het verlonen van uitkeringen betreft, wat eigenlijk niet is toegestaan en het ten tweede als stageloon wordt gezien, waarmee de sociale partners het niet eens zijn omdat het mogelijk verdringing op de arbeidsmarkt zou kunnen betekenen. Wat wel staat te gebeuren is 65
het voorstel dat Staatssecretaris Van Hoof heeft aangekondigd, een voorstel dat erop neerkomt dat verder invulling wordt gegeven aan de participatiebanen en hiervoor een wettelijk kader wordt gecreëerd. Het lijkt mij dan ook goed dat, als de participatiebanen in beeld zijn en wij precies weten binnen welke wettelijke regels deze banen kunnen worden ingevuld, ook zal worden bekeken op welke manier de methodiek van Route 23 naar een bredere groep kan worden uitgebreid. Ik wil in eerste instantie best tot de leeftijd van 27 jaar gaan, maar ik denk dat de leeftijdsgrens er dan niet meer zoveel toe doet en het er dan vooral om gaat mensen uit de bijstand en weer actief in de samenleving te krijgen. De heer SLEEKING: Het lijkt erop dat Route 23 een succesvol traject is, maar zijn het geen successen voor de korte termijn? In hoeverre kan Route 23 structureel een vermindering van de jeugdwerkloosheid opleveren en moet het niet worden gezien als uitstel van de vervolgstap die u hebt genoemd? De heer SPIGT (wethouder): Ik ben het met u eens dat het project heel kritisch gevolgd zal moeten worden. Wij proberen niet voor niets jaarlijks te monitoren waar de jongeren die in Route 23 zijn ingestroomd terecht komen. De doelstelling van Route 23 is niet alleen de jeugdwerkloosheid terug te dringen door jongeren naar werk te begeleiden, het project heeft ook de bedoeling jongeren naar school terug te brengen. Meestal gaat het over drop-outs in het onderwijs, die op één of andere manier op school zijn vastgelopen en met extra ondersteuning vanuit Route 23 vaak weer kunnen terugkeren naar school om een opleiding te volgen en alsnog een diploma te halen. Ik zal ervoor zorgen dat één keer per jaar uitgebreid onderzoek wordt gedaan naar de successen van Route 23, waarbij ook bekeken zal moeten worden op welke manier het een en ander verbeterd kan worden en waar voor wat betreft duurzame plaatsingen tegenaan wordt gelopen, zodat geen draaideurjongeren worden gecreëerd. Het zou een slechte zaak zijn als jongeren tijdelijk geen uitkering hebben en na een half jaar weer hierop terugvallen, omdat de teleurstelling die dan optreedt op de langere termijn niet meer zal kunnen worden goedgemaakt. Wij zitten hier bovenop en proberen hiervoor zoveel mogelijk aansluiting bij het bedrijfsleven te zoeken. De heer Mostert heeft geïnformeerd naar de schuldenproblematiek. Afgelopen week heeft Minister Zalm gezegd, dat hij in het kader van de Wet Financiële Dienstverlening iets wil doen aan het verstrekken van leningen. Ik denk dat het een goede zaak is kredietverstrekkers te dwingen een maximumrente van 16% te hanteren. Tot nu toe was het zo dat degenen die op afbetaling kochten met woekerrenten van 21 tot en met 25% werden geconfronteerd, wat aantrekkelijk leek, maar tot grote problemen leidde. Wellicht nog belangrijker is, is dat de Minister tegelijkertijd heeft aangekondigd dat alle schulden hoger dan € 250,- bij het Bureau Kredietregistratie zullen moeten worden aangemeld. Ik denk dat vooral deze maatregel zal helpen, omdat mensen met een laag inkomen daardoor niet zo gemakkelijk meer verleid zullen worden tot het doen van grote uitgaven. Aan de ene kant worden voor wat betreft de kredietverstrekking maatregelen genomen, aan de andere kant zien we echter wel een toename van de schuldenproblematiek. Vanuit de Sociale Dienst zal erop worden toegezien hoe de situatie zich ontwikkelt en met andere organisaties zullen afspraken worden gemaakt over de manier, waarop aan de begeleiding vorm zal moeten worden gegeven. De fractie van GroenLinks is ingegaan op het SMS-kinderfonds, waarmee wij vanaf 1 januari a.s. aan de slag gaan. Zowel de Stichting Sportfondsen als de Stichting Leergeld zijn inmiddels benaderd en zijn een methodiek aan het ontwikkelen voor de manier waarop met het SMS-kinderfonds moet worden omgegaan. Ik denk dat hiermee een bijzonder goede bijdrage kan worden geleverd aan de ontwikkeling van kinderen in de samenleving die mogelijkheden tot ontplooiing missen. De fractie van PvdA heeft een opmerking gemaakt over de zorgverzekeringen en het college gevraagd de mogelijkheden voor een collectieve verzekering te onderzoeken. De zorgverzekering is een particuliere aangelegenheid, een ieder heeft zelf de keuze zich al dan niet te verzekeren en kan daarvoor kiezen uit polisvoorstellen van verzekeringsmaatschappijen. Wij maken ons er ernstige zorgen over dat men vanwege de kosten zal kiezen voor een hoog eigen risico, omdat daar een lagere premie tegenover staat en men de maximale zorgtoeslag krijgt. Op korte termijn lijkt dat heel aantrekkelijk, maar op lange termijn zal dit bij ziekte veel minder aantrekkelijk blijken te zijn. Het kan niet zo zijn dat de Sociale Dienst een vangnet zal moeten vormen voor een zorgverzekering die niet 66
sluitend werkt voor mensen met een laag inkomen. Ik heb met de Sociale Dienst besproken in overleg met de zorgverzekeraars een zodanig dekkende polis te regelen, dat het voor mensen met een uitkering aantrekkelijk wordt de verzekering bij de Sociale Dienst af te sluiten. Op hen zal het beroep worden gedaan hiervoor te kiezen, het blijft echter altijd een eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen. Het enige wat ik hierover verder nog zou willen zeggen is, dat men goed moet letten op wat men doet en waarvoor men kiest. Met een laag inkomen en een hoog eigen risico loopt men grote risico’s, niet alleen in medische, maar zeker ook in financiële zin. Mevrouw VAN DEN BERGH: Voor de duidelijkheid: hoor ik u zeggen dat u met de Sociale Dienst de mogelijkheden wilt bekijken voor het afsluiten van een collectieve verzekering? De heer SPIGT (wethouder): Dat is juist, maar dat wil nog niet zeggen dat we al zover zijn. Wij weten namelijk nog helemaal niet welke premies hieraan zullen zijn verbonden en om welke soorten polissen het zal gaan. Uiteindelijk zal een concurrerende polis met een concurrerend premiebedrag op tafel moeten worden gelegd, omdat het anders niet goed zal gaan. Niet alleen door de Sociale Dienst Dordrecht, maar ook door andere Sociale Diensten in het land wordt hierover momenteel onderhandeld. De heer VAN DER WENDE: Als ook andere Sociale Diensten in het land met deze gedachte spelen, zou het geen kwaad kunnen de handen ineen te slaan en dit in de landelijke vereniging van Sociale Diensten, de Divosa, te bespreken. De heer SPIGT (wethouder): Dat is wat lastig omdat alle zorgverzekeraars. die aan de andere kant staan en de polissen moeten aanbieden, voor hun eigen zaak gaan en bekijken welke klanten zij het best kunnen binnenhalen. De heer Tazelaar kan ik mededelen dat al eerder is afgesproken, dat de raad per brief zal worden geïnformeerd over de manier waarop de overdracht van de DordtPas naar andere kortingsregelingen zal worden geregeld. Voor wat betreft welzijn en de Dordtse welzijnsorganisaties lijkt het mij goed af te spreken dat we hierover wat uitvoeriger zullen debatteren nadat het rapport van de Rekenkamer en het eindverslag van de discussie over de herijking aan de orde zijn gesteld en we daarbij ook de financiële problematiek bij de DWO zullen betrekken. Ik denk dat we dat niet vanavond moeten doen. Mevrouw VAN DEN BERG: Mag ik vragen wanneer dat debat zal plaatsvinden? De heer SPIGT (wethouder): De discussie over de Dordtse welzijnsorganisaties staat geagendeerd voor de commissievergadering van 23 november a.s., het rapport van de Rekenkamer zal echter pas op 16 november a.s. kunnen worden verstuurd. Dat betekent dat de raad voor het lezen van het rapport slechts een week de tijd zal hebben en ik weet niet of dat een probleem zal opleveren. Het is aan u hiervoor iets te regelen. Mevrouw LAMBRECHTS: Volgens mij beschikken we nog maar over één van de vier rapporten en zal de discussie hierover in december moeten worden gevoerd. De heer SPIGT (wethouder): In motie 12 wordt gevraagd onderzoek te doen naar de oprichting van een Jongeren Adviesraad. Wij vinden dit onderzoek overbodig, omdat in de nota Jongerenwerk, die het afgelopen jaar is vastgesteld, heel nadrukkelijk keuzen zijn gemaakt die erop zij gericht jongeren bij het beleid te betrekken. Luidspreker is een voorbeeld evenals Dordtrocks, dat steeds beter loopt, steeds meer jongeren ontdekken het forum van Dordtrocks om met elkaar van gedachten te wisselen. Het lijkt ons beter aan te sluiten bij de vraag van de jongeren zelf dan een institutie te creëren, die als een soort adviesraad zal fungeren. Uiteindelijk zal blijken dat dit soort adviesraden vaak onvoldoende goed geëquipeerd zijn om in dezen daadwerkelijk een rol te kunnen spelen. De heer SLEEKING: Het zal u niet verbazen dat ik het met deze conclusie niet eens ben. Ten eerste doet het voorstel te onderzoeken of een jongerenadviesraad een haalbare optie is en welke financiële mogelijkheden er zijn, niets af aan alle andere instrumenten die we al hebben. Ik zou willen zeggen: 67
hoe meer mogelijkheden er zijn, hoe beter jongeren bij welk beleid dan ook kunnen worden betrokken. Ik bedoel hiermee niet dat jongeren alleen om advies moet worden gevraagd als wij ze nodig hebben, maar dat de jongeren, gevraagd en ongevraagd, moeten kunnen aangeven hoe zij over bepaalde dingen denken en in welke richting zij denken. Gezien de manier waarop u zich over een dergelijk adviesorgaan uitlaat, vraag ik mij af of u op dezelfde manier oordeelt over andere adviesraden in deze stad, zoals de Adviesraad voor de Detailhandel, de Sportraad en de Seniorenraad. Als we zo’n raad in het leven willen roepen, zal die raad toch op enigerlei wijze moeten worden gefaciliteerd. Het is niet onze bedoeling een vergadercyclus in te richten, maar de jongeren vooral zelf te laten aangeven in welke richting hun gedachten gaan. Enige ondersteuning zal hierbij noodzakelijk zijn en ik denk dat dit in het kader dat nu is gecreëerd ook mogelijk zal zijn. Het is mijns inziens van belang jongeren zelf creatief bezig te laten zijn met invulling van dit idee, waartoe zij heel goed in staat zijn. Ik vind het teleurstellend dat u het idee al op voorhand afwijst, terwijl met een onderzoekje van een week of zes duidelijk kan worden gemaakt of hiervoor draagvlak is, welke kosten hieraan zijn verbonden en in hoeverre dit een aanvulling kan zijn op hetgeen er al is. Van een wethouder die belast is met het jongerenbeleid verwacht ik een meer open en stimulerende spirit. De heer SPIGT (wethouder): Ik denk dat u over spirit niet te klagen hebt. Als dat wel het geval is, is dat met betrekking tot dit onderwerp terecht, want de spirit die ik zoek is te vinden in de wijken waar wij met veel groepen contact hebben. Wellicht is u dat ontgaan, maar het is wel degelijk een feit. Al eerder is vastgesteld dat een institutie die het idee wekt dat jongeren zich door een aantal mensen laten vertegenwoordigen, niet werkt. Vandaar dat wij zeggen dat het overleg hierover door de jongeren moet worden gevoerd, zodat zij kunnen uitmaken op welke manier zij een en ander willen zien geregeld. Ik heb geen behoefte aan een onderzoek naar een adviesraad waarvan je je kunt afvragen of daarmee iets wordt toegevoegd aan al het overleg dat we al hebben. De heer SLEEKING: Kortom, alles mag, als het maar gebeurt zoals u het wilt. De heer VAN DER WENDE: Ik denk dat de heer Van den Oever straks een geheel ander verhaal zal houden over de Sociaal-Economische Adviesraad. De heer SPIGT (wethouder): Gelukkig zijn niet alle adviesraden met elkaar te vergelijken. Tot slot kan ik over de culturele activiteiten opmerken dat wij een en ander goed op kaart hebben staan, niet alleen in de stad, maar ook daarbuiten. Het Dordrechts Museum komt dit jaar uit op ongeveer 50.000 bezoekers, het Theater heeft dit theaterseizoen ruim 60.000 bezoekers getrokken en de tentoonstelling Johan de Witt heeft de 10.000ste bezoeker binnengehaald. Ik denk dan ook dat dit de activiteiten zijn waar de stad om vraagt. Voor wat betreft de programmering is afgesproken, dat hierop in de Cultuurnota zal worden aangesloten. Het amendement inzake het productiebudget en culturele activiteiten geeft hieraan invulling en als de raad met het amendement instemt, zullen wij voor een goede en snelle uitvoering zorgdragen. De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Ik voelde mij gisteren enigszins geprikkeld door de opmerkingen van onder andere de fractie van het CDA over de effectiviteit en de resultaten van het door ons gevoerde economisch beleid. Het lijkt mij goed om het kader nog eens te schetsen, waarbij ik mij ervan bewust ben dat ik, als ik dat doe, ook zal moeten toegeven dat we onvoldoende vooruitgang boeken en ik waarschijnlijk dezelfde discussie zal oproepen als bij de installatie van de Economische Adviesraad is gevoerd. De laatste CBS-gegevens geven nog steeds een groei van de economische ontwikkelingen in de eerste helft van 2005 te zien, maar de verwachting is dat van een bescheiden omzetgroei sprake zal zijn, al staat dat nog los van het doen van investeringen. De marktontwikkelingen in Nederland laten drie duidelijke trends zien. Ten eerste is het aanbod op de ruimtemarkt nog steeds veel groter dan de vraag, wat veel leegstand betekent. Ten tweede tekent zich op de beleggingsmarkt een licht herstel van het rendement af, maar nog onvoldoende voor de beleggerswereld en ten derde is voor wat betreft de ontwikkelingsmarkt is nog steeds sprake van een dalende lijn, wat ook geldt voor het investeringsvolume.
68
In een tijd, waarin sprake is van een grote economische druk, ontwikkelt Dordrecht zich op meerdere terreinen positiever dan landelijk het geval is en zijn wij erin geslaagd meer mensen aan werk te helpen. Bij de installatie van de Economische Adviesraad heb ik gezegd dat we ook realistisch en kritisch naar onszelf zullen moeten kijken, dat we moeten luisteren en vooral moeten handelen. Ik ben het dan ook helemaal met de heer Van Steensel eens dat het gaat om het bereiken van resultaten. De afgelopen periode is hard gewerkt aan de totstandkoming van het ondernemersloket om daarmee de broodnodige één-loketfunctie voor ondernemers te realiseren, waarvan buiten de kantooruren van het Stadskantoor gebruik zal kunnen worden gemaakt. Samen met de Kamer van Koophandel zijn we succesvol voor wat betreft het aantal starters en het aantal koppelingen dat in het mentorentraject wordt gemaakt overstijgt zelfs onze verwachtingen. Van visie naar uitvoering, dichtbij de ondernemers, het in onze gemeente in groten getale aanwezige midden- en kleinbedrijf, knelpunten wegnemen en ruimte geven voor ondernemen is de koers van dit college. Het gaat daarbij om herstructurering van verouderde bedrijfsterreinen, het opknappen van de binnenstad, inclusief de zogenaamde couleur locale, het faciliteren van innovatiescans voor slimmere bedrijfsvoeringprocessen, het realiseren van een glasvezelnetwerk en het adequaat ter hand nemen van het oplossen van de geluidsproblemen en de fijnstofproblematiek, die momenteel vele bouwkranen tegenhouden. Ik denk dat het niet nodig is te herinneren aan de problematiek rond het Achterom, de nieuwe kade die gisteren werd genoemd en ook de Makro op Dordtse Kil-III. De raad weet als geen ander wat dit voor het aantal arbeidsplaatsen betekent. Terecht is gewezen op de kansen voor de economie in de wijken waarbij wij, ook zonder nota’s, wel resultaten zien. Voor degenen die een en ander graag op papier zouden willen zien, verwijs ik naar de provinciale nota Wijkeconomie in Zuid-Holland, waarin Dordrecht als voorbeeld wordt genoemd. Het creëren van kansen in de wijken voor ondernemers is voor zowel het Admiraalsplein en Sterrenburg als het Damplein van groot belang. Door meerdere fracties is op de zogenaamde kansenzones gewezen en door de fractie van ECO-Dordt is het Rotterdamse project Groeibriljant genoemd waarvan, met uitzondering van de financiële kant, al vele aspecten door ons worden toegepast. De sociaal-economische actieplannen, waarnaar in de begroting wordt verwezen, zullen moeten aangeven waar extra prikkels nodig zijn. Wij denken dat de werkwijze van het Rotterdamse project Groeibriljant en mogelijk ook de toepassing van de kansenzones prima vervolgstappen kunnen zijn bij onze campagnes in de wijken, waarbij wij de initiatieven van de burgers en ondernemers naar voren willen laten komen. Dat betekent dat wij de Rotterdamse werkwijze niet een-op-een willen overnemen, maar een vertaling willen maken naar de Dordtse pareltjes in de wijken, niet in 2007, zoals de heer Van Dongen stelde, maar in 2006. Gevraagd is of wat wij doen wel voldoende is voor het aantrekken van nieuwe bedrijven. Wij weten dat gemeenten om ons heen proberen bedrijven te verleiden tot vestiging door enkele jaren gratis huisvesting te bieden, bedrijfsterreinen voor dumpprijzen van de hand te doen of subsidie beschikbaar te stellen voor nieuwe arbeidsplaatsen. Ook bij ons acquisitieoverleg komen deze onderwerpen regelmatig op tafel, zoals voorstellen over de zogenaamde stimuleringsfondsen en vragen over al dan niet geoorloofde steun van de overheid. Bovendien komt hierbij de vraag aan de orde in hoeverre gemeenten tegen elkaar worden uitgespeeld. Bij de behandeling van de begroting in 2003 heb ik toegezegd, dat ik, als zich een concrete mogelijkheid zou voordoen, de raad daarover zou informeren en er overleg over zou plegen. Ik ben echter van mening dat we vooralsnog moeten uitgaan van de mogelijkheden die onze stad te bieden heeft en vooral daarin moeten investeren. De heer BRUGGEMAN: Ik begrijp dat u uw betoog wilt afronden, maar ik vind dat u mondjesmaat op de in eerste termijn gemaakte opmerkingen bent ingegaan. U noemt een aantal successen, zoals het ondernemersloket en onze positie op de startersmarkt. Het is heel goed dat we landelijk gezien op de zesde plaats staan, we hebben dat succes dan ook in de commissie gevierd, maar wij hebben aangegeven dat wij willen stilstaan bij hetgeen niet goed gaat, zoals Amstelwijck en de kade die al een aantal keren is genoemd. Wij hebben u en ook uw voorganger met veel ambitie en enthousiasme horen spreken over resultaten die bereikt zullen worden, maar het enige waarover u nu spreekt is een landelijke economische trend en CBS-cijfers, waaruit blijkt dat er geen groei is, veel leegstand en dalende investeringslijnen. U geeft alleen aan waarom het niet lukt. Onze vraag is waar het enthousiasme en optimisme vandaan kwamen en wanneer wij daarvan de resultaten zullen zien?
69
De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Ik heb geprobeerd aan te geven dat de situatie in Dordrecht in relatie tot CBS-cijfers of landelijke trends niet zo zwart is als wij ons zelf vaak aanpraten. Uit het beleggings-, investerings- en ontwikkelingsklimaat blijkt dat wij het echt beter doen dan gemiddeld in Nederland het geval is. Op de situatie rond Amstelwijck is mijn collega Cock Sas uitgebreid ingegaan. Voor mij betekent handen uit de mouwen steken ook daadkrachtig werken aan het oplossen van problemen met betrekking tot fijnstof en geluidsoverlast, waarop ik al ben ingegaan. Het college neemt deze problemen daadkrachtig ter hand en boekt het, ondanks een aantal randvoorwaarden in met name de milieuhoek, wel degelijk successen. Wij creëren ook tegen de landelijke trends in meer arbeidsplaatsen in Dordrecht. De heer SLEEKING: Als ik zie wat u de laatste vier jaar met betrekking tot Amstelwijck hebt gepresteerd, kan ik niet van daadkrachtig beleid spreken. De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Collega Sas is hierop vanmiddag al uitgebreid ingegaan. De heer VAN STEENSEL: Zo uitgebreid was dat niet, het is mij zelfs bijna ontgaan dat hij hierover iets heeft gezegd. De portee van zijn opmerking was dat hij het niet verstandig vindt in het kader van projecten waarmee hij bezig is, zoals de Gezondheidsboulevard en de Sportboulevard, het vuiltje Amstelwijck op te lossen. Mijn vraag is heel eenvoudig hoe u dat wel denkt te gaan doen. De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Ik heb begrepen dat de heer Sas heeft toegezegd, dat hij nog deze maand in de commissie een voorstel hierover aan de orde zal stellen. De heer VAN STEENSEL: Ik ben van mening dat ook nu hierover iets moet kunnen worden gezegd. In deze periode is veel tijd en energie besteed aan de promotie van Amstelwijck, maar de borden zijn inmiddels zelfs al afgebladderd. Mijn punt is dat u destijds de landelijke conjunctuur ook in beeld had. Ik wil weten wat het resultaat is van alle promotieactiviteiten en wat is gedaan om het vuiltje Amstelwijck op te lossen. Of was het geen probleem en zijn door andere oorzaken geen bedrijven binnengehaald? U hebt het grondbedrijf toch in uw portefeuille? De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Dat is juist, maar het grondbedrijf heeft ook een groot aandeel in het Gezondheidspark. Dat wil nog niet zeggen dat het portefeuillehouderschap primair ergens anders zou liggen. U zou dat toch moeten weten. De heer Sas heeft Amstelwijck in zijn portefeuille en hij is hierop vanmiddag ingegaan. Het is jammer dat het u is ontgaan, maar ik denk dat u nog wel een herkansing zult krijgen. De heer VAN STEENSEL: Wie gaat over de Zeehaven? Is dat ook de heer Sas? De heer VAN DEN OEVER (wethouder): De Zeehaven valt onder mijn portefeuille. De heer VAN STEENSEL: Dan stel ik u dezelfde vraag. Is het alleen de milieuproblematiek die hierbij een rol speelt? In dit gebied is destijds veel geld gestoken, maar er liggen nog tientallen hectaren braak. Wat is uw analyse op dat punt? Waarom lukt het niet voor dit gebied bedrijven binnen te halen en welke effectieve maatregelen wilt u naar aanleiding van deze analyse nemen om dit het komend jaar wel te realiseren? De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Wellicht moet ik het beeld dat u hiervan hebt enigszins bijstellen. Dit jaar is op Krabbepolder winst genomen. Er zijn nog 8 hectaren grond, die achter de kade liggen en ten behoeve van de kade zijn gereserveerd, effectief in de verkoop, maar vanwege de geluidsproblematiek kan deze grond niet in gebruik worden genomen. Hetzelfde heeft zich afgespeeld met betrekking tot het Achterom/Bagijnhof, waar ontwikkelaars klaar staan, maar waar vanwege de problematiek van de luchtkwaliteit niet van start kan worden gegaan. Ook de aanvragen voor tijdelijke overslagcapaciteit hebben we op basis van de milieuwetgeving moeten afwijzen, omdat deze aanvragen niet binnen de geluidszoneringen en de uitspraken van de Raad van State konden worden ingepast. De heer SLEEKING: Ik heb in mijn bijdrage in eerste termijn gevraagd om voorbeelden van economische successen. Ik ben zelf niet verder dan u gekomen en dat is niet veel. Van de 70
successen die door het vorige college zijn binnengehaald wordt nu enig resultaat gezien, maar als we alles op een rijtje zetten wat de afgelopen vier jaar is beloofd en aan ambities is uitgestraald, is het resultaat per saldo buitengewoon teleurstellend. Waarom komt u pas aan het eind van de raadsperiode met het initiatief Economische Adviesraad? U zegt dat moeten worden gekeken naar hetgeen de stad zelf te bieden heeft en vervolgens worden mensen van buitenaf aangetrokken en kunnen wij alleen maar hopen, dat het iets zal opleveren. Ik had van onze wethouder economische zaken en grondbedrijf iets meer actie verwacht. U kunt toch niet ontkennen dat u hierin een coördinerende taak hebt en niet naar collega’s kunt blijven wijzen. U bent de wethouder economische zaken en grondbedrijf en het behoort tot uw taak de zaken op dit gebied op elkaar af te stemmen. We willen overal kantoren ontwikkelen, maar de kantoren die er zijn staan voor een groot deel leeg. De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Ik zou u de vraag willen voorleggen: hoe meetbaar economisch beleid is. Constaterend dat het aantal arbeidsplaatsen in Dordrecht is gestegen en het ondernemersklimaat significant is verbeterd, vraag ik u welke meetfactoren u nog meer gepresenteerd wilt hebben. Als u mij vraagt hoeveel bedrijven zich hier hebben gevestigd, kan ik daarop antwoorden dat u dat in de Stem van Dordt kunt lezen. Nog steeds investeren vele ondernemers in deze stad. Ook ik ben van mening dat het beter kan en met de kwaliteiten, die deze stad te bieden heeft, zullen we het ook beter kunnen doen. Eén van de dingen waarop we zullen moeten letten - de heer Van Steensel wees er ook op - is dat we niet te bescheiden moeten zijn. Wij kunnen wel blijven roepen dat het niet goed gaat, maar af en toe is het ook goed te laten horen wat er wel goed gaat en een en ander met landelijke cijfers te vergelijken. Deze spiegel wil ik de raad en ook mijzelf voorhouden. De heer SLEEKING: Ik heb ook gewezen op de ontwikkeling van de binnenstad en de gevolgen van het pollersysteem. Ik weet dat de VVD-fractie hierover destijds ook opmerkingen heeft gemaakt. Toen na monitoring bleek dat het niet goed ging, verwachtte ik van u als wethouder economische zaken dat de ontwikkeling anders zou worden aangepakt. U had moeten laten zien dat u er niet op uit bent ondernemers failliet te laten gaan of de stad uit te pesten, maar u een klimaat wilt creëren waarin ondernemers kunnen ondernemen, waarin maatregelen moeten kunnen worden aangepast en waarin u zich niet door andere wethouders omver laat blazen. U had als VVD-wethouder van economische zaken steviger positie moeten kiezen. De heer VAN DEN OEVER (wethouder): U weet welke inspanningen zijn verricht, welke aanpassingen hebben plaatsgevonden en op welke manier wij de ondernemers tegemoet zijn gekomen. Nogmaals, er breekt een nieuwe periode aan en ik zou zeggen: wellicht lukt het nu wel. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: U hebt hoog opgegeven van de binnenstad, maar zijn er binnenkort ook plannen voor de Drievriendenhof te verwachten? De heer VAN DEN OEVER (wethouder): Voor de Drievriendenhof zijn er al mooie plannen en ook hiervoor geldt, dat zowel ontwikkelaars als beleggers in deze stad geloven en bereid zijn een lang gekoesterde wens, ook van de ondernemers die er al zaten, in vervulling te laten gaan. Ik wil nog even ingaan op de door de fractie BETER VOOR DORDT ingediende motie die te maken heeft met de koopzondagen. De heer Sleeking weet vast wel wat ons antwoord hierop zal zijn, hij probeert dit punt in de motie zelfs al naar de volgende collegeperiode te verschuiven. Ik denk dat het verstandig is het volgende college hierop een antwoord te laten geven en dit college niet te vragen voorschotjes hierop te nemen. De heer SLEEKING: Ik vraag niet om uitbreiding van het aantal koopzondagen. Ik vraag het college te bezien of de Woonboulevard, die een specifiek onderdeel van het bedrijfsleven uitmaakt, aansluiting kan krijgen bij de ene koopzondag die we in de maand hebben. Of is dat in strijd met het collegebeleid? De heer VAN DEN OEVER (wethouder): U bent op de hoogte van het collegebesluit en het collegeakkoord. Ik respecteer hetgeen daarin is afgesproken en zie in uw voorstel dan ook geen
71
reden om hierover te discussiëren. Ik ben hierover naar de ondernemers toe helder geweest en ben van mening dat een volgend college dit zal kunnen heroverwegen. De heer SLEEKING: Met andere woorden: zo lang de CU/SGP deel uitmaakt van de coalitie kunnen we vergeten, dat de Woonboulevard met de koopzondag mag meedoen. De heer BRUGGEMAN: Vergeet u ook het CDA niet. De heer DONK: Mijnheer de voorzitter. Ik heb het college tijdens deze termijn een brief voorgelegd, wellicht wilt u de wethouder de gelegenheid geven hierop een toelichting te geven. De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Ik wil dat best doen. In eerste termijn heb ik gezegd dat door de Don Boscoschool of het Katholiek Schoolbestuur geen aanvraag voor een financiële bijdrage is ingediend. In mijn brief van 17 augustus jl. staat dat het schoolbestuur wel financiële ondersteuning heeft gevraagd, maar het verzoek is afgewezen. Een en ander heeft zich in het ambtelijk circuit afgespeeld en ik weet ook niet waarvoor financiële ondersteuning is gevraagd. Ik heb geprobeerd dit nog te achterhalen, maar dat is niet gelukt, het zou dus speculeren worden. Op zich maakt dit voor mijn hoofdstelling echter niets uit. Er ligt op dit moment van het Katholiek Schoolbestuur geen verzoek om financiële ondersteuning, dat verzoek zal er eerst moeten komen. Als hiertoe al een verzoek is gedaan, wat ik niet weet, is dat afgewezen en is daartegen ook geen bezwaar ingediend, want dat zou ik wel hebben geweten. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij hebben inmiddels van de brief kennis kunnen nemen. U hebt zoëven aangegeven dat u niet weet waarom het verzoek is afgewezen, maar de reden staat onderaan de brief, namelijk dat er nog te weinig duidelijkheid is over de schakelklassen nieuwe stijl. Het was u dan toch bekend waarvoor de aanvraag is ingediend? De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Ik wil niet speculeren over de wijze waarop hierover vanuit het ambtelijk circuit met het schoolbestuur is gesproken. Ik weet niet eens of een schriftelijke aanvraag is ingediend. De heer VAN DER WENDE: Ik vind dat niet van belang. U hebt zelf de brief aan de heer Donk ondertekend, waarin u stelt dat het bestuur financiële ondersteuning heeft gevraagd en dat verzoek is afgewezen. Of het verzoek, zonder dat u het wist, door de ambtelijke organisatie afgewezen is doet er niet toe. Een afwijzing is een afwijzing, zowel schriftelijk als mondeling. De heer VELDHUIJZEN (wethouder): De discussie hierover heeft zich nogmaals gezegd in het ambtelijk circuit afgespeeld en ik weet ook niet of sprake is geweest van een aanvraag die beoordeeld is, zoals dat bij subsidieaanvragen over het algemeen gebruikelijk is. Ik wil dit met alle plezier voor u tot in detail laten uitzoeken, maar op dit moment is geen sprake van een aanvraag waarop kan worden beschikt. De heer DONK: Men zal zich kunnen voorstellen dat onze motie geënt is op het feit, dat de aanvraag is afgewezen en wij toch vinden dat er iets zou moeten worden gedaan. De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Ik blijf bij hetgeen ik hierover heb gezegd. Op zich sta ik sympathiek tegenover de gedachte en ben ik benieuwd naar een aanvraag van het schoolbestuur. De VOORZITTER: De vergadering is geschorst. Schorsing. (Tijdens de schorsing is de heer Merx ter vergadering gekomen.) De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het is de bedoeling dat de raadsleden naar aanleiding van de eerste termijn met elkaar in debat gaan en op de ingediende moties en amendementen reageren, waarbij het college zich, evenals vorig jaar,
72
zeer terughoudend zal opstellen, wat geenszins betekent dat het college hiermee monddood is gemaakt. Mevrouw VAN DEN BERG: Mijnheer de voorzitter. Wij danken het college voor de antwoorden. Op een aantal punten willen wij nog terugkomen, ten eerste op het duurzame inkoopbeleid, waarvan ik heb begrepen dat het voornemen dat in het Milieubeleidsplan is aangegeven nog voor het eind van het jaar zal worden uitgewerkt. Wij wachten dit voorstel af en zullen motie 2 aanhouden. Voor wat betreft motie 3 inzake de kwaliteit van de begroting heb ik begrepen, dat de wethouder het eigenlijk met ons eens is. Ik zou dan ook graag afspraken willen maken over de manier waarop aan een en ander concreet vorm zal kunnen worden gegeven. Ik stel voor dat te doen in een soort werkgroepje, zoals al eerder is gebeurd, en ik hoor graag van de wethouder of hij hiermee kan instemmen. De VOORZITTER: Wellicht kan de wethouder meteen hierop reageren. Het idee is hierover na de jaarwisseling in een groepje van gedachten te wisselen en het debat daarna in de commissie bestuur en middelen voort te zetten. De heer VAN DER ZWAAN (wethouder): Deze conclusie is juist. Mevrouw VAN DEN BERG: Met deze toezegging kan motie 3 als ingetrokken worden beschouwd. Wij zijn blij met het antwoord op het door ons ingediende amendement inzake het productiebudget en culturele initiatieven, waarbij de wethouder heeft aangegeven dat de motie zal worden uitgevoerd als de raad het hierover eens kan worden. De heer POLS: Had u iets anders van de wethouder verwacht? Mevrouw VAN DEN BERG: Dat is een gewetensvraag, maar het is tot op het laatste moment wel spannend geweest. De VOORZITTER: Ik heb over dit amendement nog een vraag. In het amendement over de stedenband met Emalahleni wordt door de CDA-fractie een dekking aangegeven, namelijk een dekking uit de meevallende inkomsten van de septembercirculaire. Het komt mij voor dat het college in een amendement niet moet worden opgedragen een dekkingsvoorstel te doen en ik geef u dan ook in overweging de dekking hiervoor ook in de meevaller van de septembercirculaire te zoeken. Dan kan worden beschikt over een ordentelijke dekking en klopt de financiële huishouding na verwerking ervan in de begroting weer. In de Interimnota of een tussenrapportage kan natuurlijk altijd nog tot een andere vorm van dekking worden gekomen, maar ik geef de fractie van GroenLinks dit idee in overweging. Mevrouw VAN DEN BERG: Wij vonden het al een goede suggestie het CDA-voorstel over te nemen. De VOORZITTER: Ik zal het amendement straks in die zin in stemming brengen. De heer KATIF: Mijnheer de voorzitter. Wordt hiermee afgestapt van de afspraak dat ieder project van structurele aard uit de incidentele middelen moet worden gefinancierd? De VOORZITTER: Ik wijs u erop dat de middelen die via een toename van het accres in de septembercirculaire ter beschikking komen geen incidentele, maar structurele middelen zijn. De dekking zou in dat opzicht zelfs ‘Katifproof’ moeten zijn. Of dat het geval is, zal straks naar ik aanneem uit uw stemgedrag blijken. Mevrouw KUHLEMEIER-BOOIJ: Wij vinden het prima geld voor culturele initiatieven te reserveren, maar hiermee wordt het bedrag van € 100.000,- aan de podiumkunstenaars gelabeld. Volgens ons zou het gehele bedrag voor culturele initiatieven beschikbaar moeten zijn. Ik heb begrepen dat hieronder ook podiumkunstenaars vallen die al van andere organisaties subsidie krijgen en ik wil graag weten wie de regie over de verdeling van het geld voert.
73
De VOORZITTER: Kan mevrouw Van den Berg hierop een antwoord geven? Mevrouw VAN DEN BERG: Het lijkt mij eigenlijk een vraag voor het college. Het productiebudget is bestemd voor producties en niet alleen voor degenen die behoren tot het platform podiumkunsten, want zij krijgen geen structurele subsidie en moeten het geld per productie bij elkaar zien te krijgen. Een gedeelte van het budget, een bedrag van € 25.000,-, is bestemd voor culturele initiatieven. Ik wil u eraan herinneren dat u deze vragen bij de behandeling van de Kadernota niet hebt gesteld, maar u de motie die hierover is ingediend wel hebt ondersteund. Mevrouw KUHLEMEIER-BOOIJ: Ik ben daarbij helaas niet aanwezig geweest. Mevrouw VAN DEN BERGH: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog kort ingaan op de reacties op hetgeen wij in eerste termijn hebben ingebracht, om te beginnen het thema “een dak boven je hoofd”. Wij blijven het zorgelijk vinden dat ook volgend jaar de afspraken over het aantal te bouwen woningen bij lange na niet zal worden gehaald. Wij vinden het goed te kunnen constateren, dat het college zich wil inspannen voor voortzetting van het project Gruiten. Voor wat betreft de steun voor het schakeljaar van de Don Boscoschool handhaven wij de motie die wij hierover hebben ingediend. De Don Boscoschool is dit jaar al met het project begonnen en dit zal het volgend jaar geregeld moeten zijn. Het grootste deel van het benodigde geld is er en wij willen graag een bedrag van € 10.000,- beschikbaar stellen om de Don Boscoschool een steuntje in de rug te geven. Wij zijn van mening dat de wethouder zich hiervoor wat enthousiaster zou moeten inzetten. De heer SLEEKING: Bij de oproep tot wat meer enthousiasme van de wethouder sluit ik mij graag aan. Ik heb op dit punt nog een concrete vraag. Ik heb begrepen dat slechts vier deelnemers aan het project zullen meedoen en ik kan mij daarom niet voorstellen dat de PvdA-fractie hiervoor een bedrag van € 10.000,- beschikbaar wil stellen. In het kader van de VSV-projecten zijn wij resultaatgericht te werk gegaan met een projectvoorstel dat kop en staart heeft en met resultaatafspraken. Wij gaan toch niet zomaar geld beschikbaar stellen voor een ongewis resultaat? Mevrouw VAN DEN BERGH: Wij zijn hiervoor niet blind, maar dit project heeft een lange voorgeschiedenis. Het gaat hierbij om een werkplan dat ter beschikking van het gehele onderwijsveld zal komen en een project dat volgend jaar veel breder zal worden gedragen. Ik ben van mening dat wij hieraan onze steun moeten geven. Wij hebben geen reactie gekregen op onze suggestie de bedrijven en het onderwijs te stimuleren tot het maken van meer concrete afspraken over leer- en werkplekken. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Ik dank het college voor de antwoorden. Ik wil nog op enkele punten ingaan, om te beginnen de wijkverkeersplannen. De wethouder heeft zich in zijn beantwoording beperkt tot een uitleg van de motie die door de VVD-fractie hierover is ingediend, wat eerder tot verwarring dan tot verheldering heeft geleid. Of je wilt de plannen aanpassen of je wilt het niet. Bovendien heb ik van de wethouder geen reactie gekregen op mijn vraag hoe hij denkt over het invoeren van een tijdsbeperking die wij onszelf opleggen als dergelijke plannen worden aangenomen, zodat de bewoners een wijkverkeersplan kan worden voorgelegd dat in het jaar daarop zal kunnen worden uitgevoerd en niet, zoals nu is gebeurd, pas jaren daarna. Het mag duidelijk zijn dat dit tot veel verwarring heeft geleid. De VOORZITTER: Wellicht kan de wethouder hierop meteen een antwoord geven. De heer SAS (wethouder): De motie kan wat mij betreft worden overgenomen. De verwarring rond de tijdsplanning is vooral veroorzaakt door het experiment met een busdrempel, waardoor het in sommige wijken heel lang heeft geduurd voordat tot uitvoering kon worden overgegaan. Ik wil best de afspraak maken dat in de voorstellen voor wijkverkeersplannen een tijdsplanning zal worden vastgesteld die sturend zal moeten zijn voor de uitvoering ervan. Als nader overleg nodig is, is de kans aanwezig dat de uitvoering zal uitlopen, maar dat kan dan in ieder geval bespreekbaar worden gemaakt.
74
Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik dank de wethouder voor deze toezegging. Uit de reactie van de wethouder op onze motie Groeibriljant, hebben wij de conclusie getrokken, dat hij het idee wil omarmen en bereid is het plan bij Dordtse plannen te betrekken. Natuurlijk zal hieraan een Dordtse invulling worden gegeven, ik heb hem al horen spreken over Dordtse parels, waarmee een beetje in de mooie en dure sfeer wordt gebleven. Wij zullen motie 5 aanhouden en wachten tot de wethouder met zijn plannen komt, zodat we, als dat nodig zou zijn, altijd nog een stokje achter de deur hebben. Voorts wil ik nog ingaan op het financiële beleid, want al met al moet nu wel het financiële beleid voor 2006 en de jaren daarna worden vastgesteld. Zowel in de commissie als in de raad hebben wij ons ongenoegen over het gevoerde financiële beleid laten blijken, waarbij ik moest denken aan een oud-wethouder van financiën, die de financiën van de gemeente vaak met de huishoudportemonnee van een gezin vergeleek. Een gezin heeft afgesproken dat geld zal worden gespaard voor het geval bijvoorbeeld de wasmachine stuk gaat, wat betekent dat hiervoor geld apart moet worden gelegd en minder geld te besteden zal zijn voor eten, kleding of leuke dingen. Kijkend naar het financiële plaatje van de gemeente, ook een bestedingshuishouden, zien we dat wij gaan afschrijven, wat te vergelijken is met het sparen van een gezin voor een wasmachine. Wij zien dat echter niet terug in deze begroting. Hoe kunnen wij met een dergelijke begroting akkoord gaan? De wethouder heeft vanmiddag aangegeven dat de nota Waarderen en Afschrijven geen budgettaire gevolgen heeft, maar waar komt het geld dan vandaan? In het raadsvoorstel, waarbij destijds de nota Waarderen en Afschrijven is aangenomen, stond dat de Strategische Investeringen een apart punt van aandacht zouden moeten zijn. Momenteel worden deze à fonds perdu in één keer afgeschreven, waardoor bij vervangingen mogelijke budgettaire problemen naar de toekomst worden doorgeschoven. De vraag is echter of wij dat wel willen. Het is schokkend te moeten horen, dat het college deze motie niet relevant en daarom overbodig vindt. Wij zijn van mening dat wij met één kleine alinea in de Interimnota niet actief geïnformeerd worden. Als tijd, middelen of menskracht het manco is, willen wij dat graag weten, waarvoor een raadsinformatiebrief een uitstekend middel is. Wij handhaven de motie, omdat wij graag van onze collega’s willen weten waar hun grenzen liggen. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. Ik dank het college voor de antwoorden en wil hierbij ook de griffie betrekken voor al het werk dat zij heeft gedaan om ons in deze dagen te ondersteunen. Ik wil nog een enkele opmerking maken over de omgeving van het Vrieseplein, waarover enkele toezeggingen zijn gedaan. Wij zouden graag zien dat precies wordt aangegeven wanneer een actieplan kan worden verwacht, wanneer er daadwerkelijk iets zal gebeuren en wordt aangegeven dat een en ander op de omgeving zal worden afgestemd. Wij hebben kennis genomen van het voornemen een externe adviseur in te schakelen om de situatie nog eens te laten bekijken. Ik zou het college het idee van een stadsmarinier willen meegeven, een idee dat in Rotterdam wordt toegepast en uitstekend werkt. Het kan een ambtenaar zijn die de totale leiding heeft, die rechtstreeks aan het college rapporteert en alles regelt. Er zal hier toch iets moeten gebeuren. De heer VAN DER WENDE: Vroeger veegden de mariniers de Dam schoon. De heer POLS: Het zou iemand moeten zijn die het totale beleid in de wijk aanpakt, waarmee wij nu nog zelf bezig zijn. Voor wat betreft de herijking van de wijkverkeersplannen heb ik begrepen, dat de door ons hierover ingediende motie zal worden uitgevoerd. Met betrekking tot het onderzoek zou ik willen adviseren ook eens te kijken naar de manier waarop dat in Tilburg wordt gedaan, waar hetzelfde probleem op een goede manier is opgelost. Ik zou bijna willen voorstellen een extern bureau een onderzoek hiernaar te laten doen. De heer VAN DER WENDE: Of een verkeersmarinier. De heer POLS: Ik maakte een serieuze opmerking over de stadsmarinier. De heer VAN DER WENDE: Degenen die mij kennen weten dat ik het serieus neem als ik grappig reageer. 75
De heer POLS: De toelichting van de wethouder van onderwijs op de brief over de schakelklas van Don Boscoschool is mij niet helemaal duidelijk. In de brief staat dat hij het verzoek afwijst, maar tegelijkertijd zegt hij dat hij er sympathiek tegenover staat. Ik denk dat het verstandig zou zijn ook eens met het schoolbestuur te gaan praten. Ik heb gisteren een opmerking gemaakt over regelgeving, waarop ik geen reactie heb gekregen. Ik zou het college nog eens willen vragen de regelgeving voor het bedrijfsleven terug te dringen. Als voorbeeld heb ik de terrasvergunningen genoemd, waarbij ik heb gevraagd dergelijke vergunningen voor een periode van vijf jaar te verlenen met daarbij een meldingsplicht. In dit land worden al teveel papieren tijgers gemaakt. De VOORZITTER: Kan wethouder Kamsteeg de ervaringen die in Rotterdam met de stadsmarinier zijn opgedaan in zijn overwegingen betrekken? Het is niet zozeer de vraag van de VVD-fractie met een stadsmarinier te gaan werken, zij wil graag weten welke ervaringen hiermee zijn opgedaan. De heer KAMSTEEG (wethouder): Mijn eerste reactie is dat ik niet laaiend enthousiast ben over het idee. In Rotterdam worden de mensen van straat geveegd en ergens anders naartoe gebracht. Wij moeten wel zorgen voor een adequate opvang. Het is gemakkelijk gezegd dat ze moeten verdwijnen, maar zo simpel ligt het niet. De heer POLS: Ik zie dit als een onderdeel van een totale oplossing. Een stadsmarinier veegt niet, maar zorgt voor integrale oplossingen. De VOORZITTER: Het is duidelijk dat het woord “vegen” in dit kader misplaats is en de VVD-fractie daarop ook niet heeft gedoeld. Voor wat betreft de herijking van de wijkverkeersplannen heb ik begrepen dat de wethouder bereid is de motie uit te voeren. Ik neem aan dat de motie wordt gehandhaafd. De heer POLS: Dat is juist. De heer SLEEKING: Ik wil van de VVD-fractie graag weten welke meerwaarde de motie nog heeft na de toezeggingen, die de wethouder bij de evaluatie van de wijkverkeersplannen al heeft gedaan. Ik zie de motie een beetje als symboolpolitiek in de richting van de geënquêteerde Dubbeldammers. Van de heer Pols had ik eerder het voorstel verwacht met de maatregelen te stoppen en alles nog eens op een rijtje te zetten. De wethouder heeft alleen herhaald wat hij in de commissie heeft gezegd en u stemt daarmee in. De heer POLS: Het onderzoek dat nu zal worden gedaan is een eerste stap naar een manier om tot een andere invulling te komen. De VOORZITTER: Ik constateer dat motie 7 wordt gehandhaafd. Verder is naar aanleiding van de motie van de PvdA inzake de steun aan de schakelklas van de Don Boscoschool de suggestie gedaan met het Katholiek Schoolbestuur over een aanvraag te gaan praten. Volgens mij doet de wethouder dat regelmatig, maar de vraag is of hij hiertoe bereid is. De heer VELDHUIJZEN (wethouder): Het lijkt mij vanzelfsprekend dat de motie, als zij wordt aangenomen, zal moeten worden uitgevoerd en hiervoor contact met het Katholiek Schoolbestuur nodig zal zijn. De VOORZITTER: In antwoord op de vraag over de regelgeving inzake de terrassen moet ik erop wijzen, dat hiervoor een paar jaren geleden een uitvoerige regeling is getroffen, maar deze regeling inmiddels is vereenvoudigd. Ik ben graag bereid te bezien of het nog eenvoudiger kan. Het enige bezwaar tegen permanente terrasvergunningen is dat na verloop van tijd gemeentegrond als eigendom wordt geclaimd, wat in juridische zin voorkomen moet worden, maar hoe minder bureaucratie, hoe beter het is. Overigens geldt dat voor de gehele horeca.
76
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik wil op enkele punten nog even terugkomen. Ten eerste vind ik het jammer dat geen van de collega’s gereageerd heeft op onze herhaalde opmerkingen over de website vertelhetderaad.nl. Ik verzoek hen hierover toch nog eens in fractieverband te praten en in het presidium of de commissie bestuur en middelen hierop terug te komen. Ik ben van mening dat hierover op enig moment een standpunt moet worden ingenomen en het niet mag voortkabbelen. Wij hebben hierover met opzet geen motie ingediend. De VOORZITTER: In het presidium is afgesproken dat de standpunten over dit onderwerp in de fracties zullen worden gesondeerd. Ik neem aan dat deze afspraak zal worden nagekomen of al nagekomen is. In de volgende bijeenkomst van het presidium zal naar het resultaat worden gevraagd. De heer SLEEKING: Het verbaast ons dat het aanstellen van externe adviseurs regelmatig als panacee voor het oplossen van problemen wordt gezien, wij denken dat men hierin ook wel eens teleurgesteld zou kunnen worden. Op grond van mijn eigen ervaring ben ik van mening dat eerst op zoek moet worden gegaan naar deskundigheid in de eigen organisatie en als deskundigheid in de organisatie onvoldoende aanwezig is, moet worden gewerkt aan het verkrijgen ervan. Het valt mij tegen dat het college hier niet vaker naar kijkt. In onze stad is heel veel deskundigheid en vele mensen zijn enorm bij de stad betrokken. Ik verwijs naar het voorbeeld dat zoëven aan de orde was, waarbij naar deze mogelijkheid wordt gegrepen om de wijk wat leefbaarder te maken en er grip op te krijgen. Hetzelfde gevoel had ik ook bij de installatie van de Economische Adviesraad, waarvan ik hoop dat het meer zal opleveren dan ik ervan verwacht. Wij moeten kijken wat de stad zelf te bieden heeft en dat moet maximaal worden uitgebuit. Ik ben het dan ook niet helemaal met de burgemeester eens dat vreemde ogen dwingen. Soms kan dat het geval zijn als je toezicht nodig hebt, maar het geldt niet voor creatieve processen die de bedoeling hebben er met elkaar iets van te maken. Wethouder Spigt heeft zich als toekomstig lijsttrekker van de PvdA-Dordrecht bekend gemaakt. Zijn woorden in reactie op onze voorstellen over de Jongerenraad samenvattend, kom ik tot de conclusie dat hij als toekomstig lijsttrekker de regentenmentaliteit van de oude stempel vertegenwoordigt. Uit zijn woorden spreekt een soort angst voor hetgeen een jongerenraad wel eens zou kunnen opleveren, een houding van: wij bepalen wat goed voor jullie is en tot hoever we jullie mening willen horen, laat staan dat we er iets mee willen doen. De heer VAN DER WENDE: Het instellen van adviesraden was vroeger een probaat middel van regenten. Iedereen had zogenaamd een plek en wat werd gezegd konden de regenten gewoon negeren. De heer SLEEKING: Toen was nog nauwelijks sprake van democratie en was het beleid er nog niet op gericht alle burgers bij het beleid te betrekken. De burgers zijn wat ons betreft ook de jongeren. Wij hebben moeten constateren dat het ging om het initiatiefvoorstel dat D66 destijds heeft ingediend en waarop toen al zodanig werd beknibbeld, dat er vooral geen jongeren aan zouden kunnen deelnemen. De heer KARAPINAR: Volgens mij heeft de wethouder juist aangegeven dat men de wijken in moet en met de jongeren gesprekken moeten worden gevoerd om te voorkomen dat over hen wordt beslist. Voor wat betreft de jongerenraad zou ik willen zeggen: wij hebben al vele raden en het effect is bijna nihil. De heer SLEEKING: Ik hoop dat de jongeren hiervan ook kennisnemen. Ik heb wethouder Spigt ook wel eens horen zeggen dat de toren aan het Statenplein veel te laag is en een paar verdiepingen meer zou moeten hebben, maar hij zei dat wel vanuit zijn ivoren toren in het Stadskantoor. De omwonenden vinden de toren echter precies hoog genoeg, nadat er een paar verdiepingen af waren gegaan. Ik heb onlangs een vertegenwoordiger van een lokale partij in een andere gemeente het voorstel horen lanceren het instituut wethouders af te schaffen en daarvoor in de plaats te werken met onderhandelingen tussen raad en ambtenaren of de directeuren van de diensten. Dat lijkt mij nog 77
niet zo’n gek idee als ik zie wat de bijdragen van de diverse wethouders in eerste termijn extra hebben opgeleverd, hoe hulpeloos zij om zich heen kijken en hoe vaak zij ambtenaren te hulp moeten roepen. Het zou een flinke besparing opleveren als de raad direct afspraken zou kunnen maken over het raadsprogramma dat moet worden uitgevoerd en waarop men kan worden afgerekend. Waarvoor zijn nog wethouders nodig? Dit is maar een idee, dat wellicht straks bij de onderhandelingen kan worden meegenomen. U zult beslist wel eens naar een marathon hebben gekeken, waarbij ambitieuze lopers met hun lichaam vol adrenaline aan de start verschijnen. Het college roept bij mij het beeld op van deelnemers aan de marathon die helemaal achteraan lopen en over de eindstreep moeten worden geholpen en getild. Wat de begroting betreft staan wij voor dezelfde afweging als de fractie van ECO-Dordt zoëven naar voren heeft gebracht. Ten eerste zal het ons waarschijnlijk niet mogelijk zijn met de meerjarenbegroting in te stemmen. Wij zijn er niet van overtuigd dat de gegeven antwoorden ons voldoende inzicht in de begroting voor 2006 hebben gegeven en de twijfels die er waren hebben weggenomen. Wellicht ligt dat voor een deel aan onszelf en is het voor ons gewoon te moeilijk, maar dan is het mijns inziens de taak van een college ons een duidelijk inzicht te geven, zodat wij de burgers met opgeheven hoofd kunnen zeggen dat ons een en ander duidelijk is gemaakt en wij het verantwoord vonden met de begroting in te stemmen. Overigens zijn in de plannen van het college vele prioriteiten vermeld die wij niet ondersteunen en kunnen wij sowieso niet met alle programma’s instemmen. Ik wil nog even reageren op het amendement van de fractie van GroenLinks inzake het productiebudget en culturele initiatieven en de daarop gegeven toelichting. Wij vinden dat het budget wel degelijk voor een bredere groep beschikbaar moet zijn en kunnen het amendement ondersteunen. Wij ondersteunen ook de motie over de bereikte grenzen, die door ECO-Dordt is ingediend, hoewel wij van mening zijn dat de op één na laatste zin wel wat erg populair is geformuleerd. Met de strekking van de motie zijn wij echter eens. Motie 9 inzake ondersteuning van Fazilet handhaven wij en wij hopen dat meer fracties de positieve ontwikkelingen van Fazilet willen ondersteunen. Ik ben het met de wethouder eens dat boter bij de vis moet worden gegeven, maar wij vragen geen zak met geld. Wij vragen het college met Fazilet te overleggen en tot concrete afspraken te komen over wat zij willen, welke resultaten zij nastreven en op welke manier zij de doelgroep, gericht op integratie, denken te verbreden. Ik weet zeker dat hiervoor een meerderheid te vinden moet zijn. Wij handhaven ook motie 10 over de grondwaterinfiltratie. Voor wat betreft motie 8 over de koopzondag Woonboulevard hoop ik, dat de fractie van VVD zal laten zien dat ook zij het dualistisch systeem ondersteunt en de eerste koopzondag op de Woonboulevard desnoods in maart a.s. zal kunnen plaatsvinden. Of het mogelijk is, zal dan naar ik aanneem wel zijn onderzocht. De heer VAN STEENSEL: Ik vind het nogal ouderwets dat de heer Sleeking ervan uitgaat dat het akkoord door het college gesloten zou zijn. Wij hebben in de raad een coalitieakkoord gesloten. De heer SLEEKING: Ik hoop dat in de afgelopen vier jaar enige ervaring met het dualisme is opgedaan en ook sprake is van voortschrijdend inzicht. Wij vragen niet om uitbreiding van het aantal koopzondagen, wij vragen het college alleen te bekijken of de Woonboulevard erbij kan worden betrokken. De heer VAN STEENSEL: Het gaat mij niet om de inhoud, maar om het feit dat met vier partijen uit de raad tot een raadsprogramma is besloten. De heer SLEEKING: De andere moties hebben wij al dan niet aangehouden of ingetrokken. Voor wat betreft het verlichtingsplan gaat het ons om het resultaat en zullen wij het amendement dat door de CDA-fractie is ingediend steunen.
78
De VOORZITTER: Dat komt erop neer dat motie 11 over het verlichtingsplan binnenstad wordt ingetrokken en motie 12 over het onderzoek naar de Jongeren Adviesraad wordt gehandhaafd. De heer VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen dank ik het college voor de hier en daar uitgebreide beantwoording, die wat ons betreft volledig was. Ik wil nog een viertal punten met u langslopen. In de eerste plaats is het terecht dat de wethouder economische zaken ons een spiegel van de resultaten heeft voorgehouden, daarmee scoort hij een punt. Het is inderdaad een feit dat wij in Dordrecht voor wat betreft het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen in deze periode beter scoren dan landelijk het geval is. Ik ben echter gelukkiger met zijn voelbare irritatie over een aantal beeldbepalende projecten die niet zijn gerealiseerd en die ik ook niet zal noemen. Overigens was ik echt niet op de hoogte van de portefeuilleverdeling binnen het college, iets wat de raad ook niet aangaat. Ik moet wel constateren dat kennelijk prioriteit is gegeven aan andere projecten dan het binnenhalen van bedrijven. Ik vind dat treurig en heb mijn verontrusting hierover in eerste termijn al uitgesproken. In de tweede plaats ben ik blij dat nog eens is uitgesproken, dat het gebruik van wiet zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen. Het is mij duidelijk dat hiervoor deuren moeten worden gesloten, maar ook zal te zijner tijd moeten worden doorgesproken of het effectiever is een achterdeur dan wel een voordeur te sluiten. In de derde plaats wil ik reageren op de anonieme opmerkingen, waarop de heer Sleeking is ingegaan. Wij hebben met betrekking tot dit punt twee jaar geleden al aangegeven dat het wat ons betreft zou moeten kunnen, maar wij constateren dat op de website vertelhetderaad.nl een verandering heeft plaatsgevonden en de zuurgraad aanzienlijk hoger is geworden. Bovendien hebben wij geconstateerd dat het aantal mensen, dat van de website gebruik maakt, steeds kleiner en anoniemer wordt. Wij zouden het een goede zaak vinden als in de toekomst met naam en toenaam zal moeten worden gereageerd. Wellicht zal op zoek moeten worden gegaan naar een andere manier om mensen hun opvattingen kenbaar te laten maken. Wij hebben het idee dat deze website een beetje op zijn eind loopt. Verder wil ik nog ingaan op de ingediende moties, om te beginnen de motie inzake steun aan de schakelklas van de Don Boscoschool. Wij staan sympathiek tegenover het idee meer in mensen te investeren en ze in staat te stellen een stap hoger in het voortgezet onderwijs te komen. In dit concrete geval vinden wij het echter wel veel geld voor vier leerlingen en bovendien willen wij erop wijzen dat we voor wat betreft de besteding van GOA-middelen als raad voor onze beurt spreken, omdat het in eerste instantie de schoolbesturen zijn die hierover gaan. Ik ga ervan uit dat in dit concrete geval het verzoek zal worden besproken en zal worden bekeken of ook andere scholen met dit soort initiatieven aan de slag kunnen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik heb begrepen dat de kosten in hoofdzaak te maken hebben met de ontwikkeling van het werkplan, zodat het totale bedrag dat Don Bosco hieraan heeft uitgegeven niet door vier mag worden gedeeld. Als straks voor een hostel een bedrag van € 1 miljoen wordt uitgetrokken, zal dat bedrag ook niet mogen worden gedeeld door 35, het aantal mensen dat tot de doelgroep behoort. De vergelijking met vier kinderen gaat niet op en bovendien is het de bedoeling dat het plan op andere scholen wordt voortgezet. De heer STEENSEL: De vraag is of dat zonder meer kan, omdat het een plan is dat door één school is uitgewerkt en het de vraag is of dat plan zomaar voor andere scholen zal kunnen worden gekopieerd. In de motie wordt dat niet duidelijk gemaakt. Ik vind een bedrag van € 50.000,- voor vier leerlingen heel veel, maar ik zie wel wat ervan komt. Het belangrijkste punt staat nog steeds overeind, namelijk dat wij hier in deze raad niet zomaar kunnen besluiten tot het uitgeven van middelen waar anderen over gaan. De heer DONK: Over de aanpak voor de jaren 2006 en 2007 verschilt men niet van mening, de schoolbesturen werken samen in het Lokaal Onderwijs Forum, het LOF, en ook met de gemeente wordt samengewerkt. Wat dat betreft zal het wel rond komen. In de begroting is al een fors bedrag opgenomen voor schakelklassen en men is al vrij ver met de uitwerking van de varianten, die volgens de wethouder in januari of februari gereed zullen zijn. De Don Boscoschool heeft een kans 79
gemist, want ook Dordt had bij de 40 experimentgemeenten kunnen zitten. Men was er bijzonder teleurgesteld over dat wij hieraan niet hebben meegedaan. De school heeft vervolgens op eigen houtje – dat is een verantwoordelijkheid van het schoolbestuur zelf – door de KPC Groep buiten het normale lesprogramma om voor deze speciale groep een werkplan laten ontwikkelen. Ik denk dat het project ook een bijdrage kan leveren aan de nog te voeren discussie over de vormgeving ervan volgend jaar. Mijn initiatief is bedoeld om de Don Boscoschool alsnog te belonen voor het feit, dat de school een brandend probleem in onze stad concreet heeft aangepakt. De heer VAN STEENSEL: Ik heb al gezegd dat ik het initiatief sympathiek vind. Ik zou het waarderen en het de meest gewenste uitkomst vinden als bij het overleg met de schoolbesturen de andere scholen hun deel niet zouden opeisen, zodat de Don Boscoschool aan de benodigde € 10.000,- kan worden geholpen. Ik vind het echter voorbarig nu al te besluiten het op deze manier te doen en andere schoolbesturen voor een fait accompli te stellen. Om die reden zullen wij de motie niet steunen. Verder wil ik nog een opmerking maken over motie 9 inzake de ondersteuning van Fazilet. Wij hebben de reactie van de wethouder gehoord, maar vanwege het feit dat de motie openingen voor overleg biedt, zou ik het in moreel opzicht mooi vinden als de motie ondersteund zou worden. Tot slot wil ik nog een opmerking maken over de woordvoering van de fractie van GroenLinks, die bij ons om twee redenen nogal is aangekomen. Ten eerste de opsomming van gevoelens en sentimenten, waarvoor wij overigens ook gevoelig zijn, maar waarvan wij vinden dat het een eenzijdig verhaal is dat niet spoort met de oplossingen die worden aangedragen. Het bouwen van dure woningen is voor ons geen middel om mensen te dwingen Dordrecht te verlaten, ik moet de eerste nog tegenkomen die dat zou willen verklaren. Met als voorbeeld de WMO is het van belang dat ook mensen met hogere inkomens naar Dordrecht komen om draagvlak te behouden voor degenen die het nodig hebben dat mensen naast hen staan. Gezien de wachtlijsten voor huizen in De Hoven, de Jager- en Windhondenpolder en andere delen van de stad, vind ik de opmerking dat hogere inkomens alleen in Amsterdam of het Gooi thuishoren flauwe kul, er is wel degelijk vraag naar duurdere woningen. Ik zou het bezien vanuit het perspectief van GroenLinks dan ook buitengewoon onverstandig vinden hiermee niet door te gaan. Mevrouw VAN DEN BERG: Wij hebben willen aangeven dat het college op dit punt teveel is doorgeschoten. Wij zeggen niet dat in Dordt voor de hogere inkomens niet gebouwd mag worden of dat zij Dordrecht de rug moeten toekeren, wij vragen een meer afgewogen beleid, waarbij niet alleen de nadruk mag worden gelegd op het binnenhalen van hogere inkomens om draagvlak te verkrijgen. Dit zal op een meer integrale manier moeten worden bekeken en hiervoor zijn ook andere middelen denkbaar, zoals mensen de kans bieden op de ladder te stijgen. Dat betekent dat ten aanzien hiervan een ander beleid zal moeten worden ontwikkeld. De heer VAN STEENSEL: Ik ben het met u eens dat wat wordt gedaan nog volstrekt onvoldoende is en nog veel meer zal moeten gebeuren, maar met het woningbouwprogramma dat op de rol staat verandert in feite de verhouding tussen de inkomens in Dordrecht niet schrikbarend. Ik blijf erbij dat u wel veel sentimenten naar voren brengt, maar niet van de feitelijke situatie uitgaat. Het voorbeeld van de voedselpakketten dat u hebt aangehaald is ook voor ons een open zenuw. Ik ben er allerminst trots op dat dit zich in Nederland en in Dordrecht voordoet. Juist om die reden heb ik een paar weken geleden met de voedselbank contact gezocht omdat ik graag wil weten wat er precies speelt, wat men zoal nodig heeft en wat de oorzaak is van het feit dat voedselpakketten überhaupt nodig zijn. Om twee redenen ben ik daarvan positief gestemd teruggekeerd. Ten eerste is men helemaal niet terneergeslagen over alle ellende die men aantreft, men is zelfs heel blij dat het voedsel dat in de Rotterdamse haven overblijft niet op de mestvaalt terecht komt, maar hieraan een goede bestemming kan worden gegeven. In de Rotterdamse haven is nog veel meer voedsel te vinden dat op een nette manier kan worden verdeeld. Het is dan ook absoluut niet nodig voedselpakketjes naar de Buitenwacht te brengen. De tweede reden waarom ik daarvan positief gestemd ben teruggekeerd is, dat ik verwachtte in antwoord op mijn vraag naar de oorzaak van het feit dat voedselpakketten nodig zijn een hele litanie te horen over de ellende die door het rijk over ons wordt uitgestort, maar niets van dat al bleek het geval te zijn. Wat ik te horen kreeg was dat de mensen het moeilijk vinden met geld om te gaan en zich voor een belangrijk deel hierdoor in de 80
schulden steken. Dat is het probleem dat zal moeten worden aangepakt. Ik ben dan ook blij met de opmerkingen die hierover door het college zijn gemaakt. Het is helder dat hieraan iets moeten worden gedaan, maar het is een illusie te denken dat, als het rijksbeleid er niet zou zijn geweest, deze problemen zich niet zouden hebben voorgedaan. Ik zou dan ook graag zien dat men zich op dit punt wat meer verdiept in hetgeen er precies aan de hand is. Mevrouw VAN DEN BERGH: Het is waar dat mensen niet met geld kunnen omgaan, maar het gaat ons iets te ver te stellen dat het rijksbeleid hierop totaal geen invloed zou hebben. Vanuit uw positie geredeneerd kunnen wij ons uw reactie voorstellen, maar het gevoerde rijksbeleid heeft wel degelijk consequenties voor de burgers. De heer VAN STEENSEL: De mensen van de voedselbank geven aan dat het probleem niet te maken heeft met de hoeveelheid geld die bij mensen binnenkomt, er zijn tal van voorbeelden van mensen die met hetzelfde inkomen prima kunnen rondkomen. Overigens wil ik het probleem niet bagatelliseren, want het is wel degelijk een feit dat men in zo’n situatie veel meer zelfdiscipline nodig heeft dan velen die hier zitten, maar wij moeten niet doen alsof er in absolute zin een tekort aan geld zou zijn. Mevrouw VAN DEN BERG: Wij zeggen niet dat alleen het rijksbeleid de oorzaak is van de problemen. Natuurlijk zijn er mensen die niet goed met geld kunnen omgaan, dat is al jaren zo, maar als je minder te besteden hebt, komt het harder aan. Mensen gaan niet voor hun plezier een voedselpakket halen, daarvoor zal toch echt een grens overschreden moeten worden. Het blijft ons aan het hart gaan en wij zijn van mening dat hieraan op welke manier dan ook iets zal moeten worden gedaan. Ik denk dat we er ons niet vanaf kunnen maken door te zeggen dat het een kwestie is van kunnen omgaan met geld. Dat is te gemakkelijk. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter. Ik hoor van de zijde van de fractie van het CDA dat er vraag zou zijn naar duurdere woningen. Mijn antwoord hierop is: dat is prima, maar niet in de polders. Vanochtend las ik in de Woonmonitor dat 1.800 senioren graag zouden willen doorstromen. Wij willen ook dat segment er uitlichten, zodat we een beetje lucht krijgen in de stad en ook eens aan renovatie kan worden gedacht. Daarna kunnen we beginnen met het bouwen van dure woningen. Het brengt wel meer geld op, maar op deze manier gaat het ook geld kosten. De heer VAN STEENSEL: De heer Tazelaar zou eens moeten weten hoeveel mensen vanuit de Dordtse Hout naar De Hoven doorstromen en vanuit andere wijken naar de Dordtse Hout. Op de woningmarkt vindt op die manier wel degelijk doorstroming plaats. De heer TAZELAAR: Dat zijn niet de mensen waarop ik doel, ik praat over mensen die tot aan hun nek in de woonzorgen zitten en graag willen doorstromen. Ik vind het positief van de heer Spigt dat hij bereid is over een vervangend pakket voor de DordtPas te spreken. Wij hopen dat het niet bij een zwemabonnement blijft, maar het probleem nu eens echt wordt aangepakt en de maatregel ook wordt uitgevoerd. Over onze motie inzake Octant merk ik op dat je, als je minder vraagt, vaak de mooiste cadeaus krijgt. Wij hopen dat het plan zal worden uitgevoerd en wij zien de uitwerking graag in januari a.s. in de commissie tegemoet. Ik dank de wethouder voor het positieve besluit. De VOORZITTER: Betekent dit dat de motie wordt ingetrokken? De heer TAZELAAR: De motie wordt aangehouden, omdat hierover een raadsbesluit zal moeten worden genomen. De heer SPEELMAN: Mijnheer de voorzitter. Ook ik wil het college hartelijk bedanken voor de reacties, die ertoe hebben geleid dat wij nog slechts op drie punten willen ingaan, namelijk de aandacht die wij hebben gevraagd voor de fijnstofproblematiek, de motie over het wildplakken en het grondwaterbeleid.
81
De fijnstofproblematiek heeft al veel tongen losgemaakt en onze fractie heeft een drietal suggesties gedaan om een steentje aan de oplossing van het probleem bij te dragen. Eén van onze suggesties is de gratis fietsenstalling op de zaterdagen, die in motie 14 is verwoord. Wij hebben gehoord dat het college veel sympathie voor deze motie heeft, maar de wethouder heeft te kennen gegeven dat hij de motie niet direct wil uitvoeren, waarvoor hij als argument aanvoert dat van een capaciteitsprobleem sprake zou zijn. Dat leidt van onze kant tot de opmerking dat wij het college hartelijk aanbevelen spoedig met de betreffende commissie in debat te gaan over de vraag op welke manier de problematiek kan worden opgelost. De wethouder heeft aangegeven dat er iets aan zit te komen onder het gebouw van de nieuwe Pabo’s, maar wij vragen ons af of het probleem hiermee opgelost zal worden. Als de wethouder toch met de commissie hierover in gesprek gaat, zou daarbij tevens het gratis gebruik van de fietsenstalling op de zaterdagen kunnen worden meegenomen. Het lijkt ons dan ook verstandig de motie boven de markt te laten hangen om het college in dezen te stimuleren. De VOORZITTER: Ik constateer dat u de motie aanhoudt. De heer SPEELMAN: Wij hebben verder een suggestie gedaan om het parkeren op de flanken aantrekkelijk te maken. De wethouder heeft in zijn reactie op de bijdrage van de fractie BETER VOOR DORDT toegezegd de mogelijkheid van gratis parkeren te zullen overwegen. Wij hebben de suggestie gedaan het gebruik van de citybus gratis te maken en wij willen deze suggestie graag aanbevelen als een onderdeel van een pakket van maatregelen, dat te zijner tijd zal kunnen worden ingezet om de mensen te stimuleren tot het gebruik maken van de flankparkeergelegenheden. Wij willen graag dat u bekijkt of het mogelijk is de citybus als pendelbus gratis te laten rijden. Voorts hebben wij het voorstel gedaan naar aanleiding van het rijksbeleid te bezien of het mogelijk is de burger te stimuleren tot het aanbrengen van een roetfilter op een vervuilende dieselauto. De staatssecretaris is bezig hiervoor beleid te ontwikkelen, waarbij de gemeenten zal worden gevraagd flankerende maatregelen te nemen ter ondersteuning van het beleid. De wethouder wil te zijner tijd met een voorstel komen en afwachten wat het rijk van ons vraagt. Wij vinden dat logisch, ook de fractie CU/SGP volgt het rijksbeleid op dit punt. Onze fractie beschikt over een echte roetfilterspecialist en als de wethouder hierop niet alert genoeg zal reageren, kan hij ervan verzekerd zijn dat wij in de commissie wonen en leefbaarheid met concrete voorstellen zullen komen. De motie over het wildplakken is door de wethouder con amore omarmd, maar hij zei er wel bij dat de motie alleen binnen de huidige financiële kaders zal kunnen worden uitgevoerd. Dat kan betekenen dat hij er kans toe ziet de motie binnen de huidige financiële kaders uit te voeren. Als dat het geval is zou dat geweldig zijn, maar als hij hiermee bedoelt dat hij het niet zeker weet en het wishful thinking is, zeggen wij dat de zon voor niets opgaat en het overige helaas allemaal geld kost. Als men wil handhaven en ook dit extra deeltje er nog bij wil doen, kost dat geld. In een eerder raadsvoorstel is gesteld dat het om een bedrag van ongeveer € 30.000,- zal gaan. De raad heeft vanavond, mede op instigatie van het college, al enkele keren middelen gevonden waaruit is geput en ook van de septembercirculaire is nog € 30.000,- over, waarmee dit probleem zou zijn opgelost. Wij handhaven motie 15 inzake effectief handhaven wildplakken. Tot slot wil ik nog ingaan op het grondwaterbeleid, waarover de wethouder heeft opgemerkt dat hij het nodig vindt, dat hiermee iets zal worden gedaan. De fractie CU/SGP heeft het college gevraagd naar creatieve mogelijkheden te zoeken om, vooruitlopend op hetgeen Den Haag mogelijk zal maken, wellicht alvast iets te kunnen doen. De wethouder heeft toegezegd het voorstel in december in het college te zullen bespreken, zodat het voorstel, als de raadscommissie dat mogelijk maakt, al in januari a.s. in de raad zal kunnen worden besproken. Wij zijn hiermee buitengewoon tevreden en wachten de verdere discussie af. Over de door de andere fracties ingediende moties en amendementen zal ik een stemverklaring afleggen als ze in stemming worden gebracht. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Ook ik dank het college voor de antwoorden. Wij hebben gesproken over het kweken van hennep in deze stad als oplossing voor de overlastsituaties in de wijken. Ik heb op mijn suggestie twee reacties gekregen, de heer Van der Zwaan merkte op dat hij het een brug te ver vindt – tussen Dordrecht en ’s-Gravendeel ligt overigens een tunnel, maar 82
dat terzijde – en u zegt zelf dat u positief staat tegenover de mogelijkheden die vanuit het rijk worden aangedragen om op dit gebied iets te regelen, waardoor de voordeur kan worden gelegaliseerd. Op de laatste reactie steun ik nu maar. De heer Van Steensel, die opmerkte dat we wellicht de voordeur zullen moeten sluiten, kan ik zeggen dat in dat geval weer een discussie zal moeten worden gevoerd die lijkt op de discussie over het prostitutiebeleid. We proberen iets te verbieden en drukken het op die manier in de criminaliteit. De heer Sas wil het hoogste gebouw van Nederland liever niet gerealiseerd zien, omdat hij aansluiting wil bij het Nieuwe Werk. Ik zal eens opzoeken wat dit betekent, maar wij zullen ons idee in de commissie of bij de discussie over het theater ongetwijfeld weer aan de orde stellen. Gezien de reactie van de heer Spigt op de actieplannen tegen radicalisering heb ik zoëven al aangekondigd, dat ik met nadere voorstellen zal komen voor het treffen van preventieve maatregelen die in deze stad tegen radicalisering kunnen worden genomen. Over de economische kansenzones heb ik wethouder Van den Oever horen zeggen dat hieraan al heel veel wordt gedaan. De wethouder is bereid dit punt al in 2006 bij het economische beleid te betrekken en wil dan ook het Rotterdamse model toepassen. Ik heb ook begrepen dat hij de financiële factor, waarvan in het Rotterdamse model sprake is, namelijk een lokale lastenverlichting voor de startende ondernemers, niet in 2006 zal kunnen realiseren, omdat toepassing van deze factor in andere steden nog in een experimentele fase verkeert. Ik heb in eerste termijn aangekondigd dat ik hierover een motie zou indienen als het antwoord mij te dun zou zijn, maar gezien de discussie die hierover is gevoerd denk ik dat het beter is de motie in portefeuille te houden totdat in de raad weer over het economisch beleid zal worden gesproken. De heer KATIF: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik geprobeerd aan te geven waarom ik een kort betoog wilde houden. Achteraf bezien heb ik een goede keuze gemaakt, want aan het eind van deze begrotingsbehandeling moet ik constateren dat er niets nieuws onder de zon is, behalve dan dat een aantal fracties van alles wil doen voor deze stad, waarmee ik overigens blij ben. Ik ben uiteraard niet tegen het doen van investeringen, deze stad moet immers draaiende worden gehouden. Wat mij echter steekt en waarvan ik een beetje in mineur raak is, dat ik van de wethouder van financiën op mijn vraag op welke manier de boel moet worden gefinancierd en sluitend gemaakt als enig antwoord krijg, - ik citeer -: “De Provincie en de Rekenkamer hebben ons gecomplimenteerd.” Ik heb echter noch met de Provincie, noch met de Rekenkamer iets te maken, ik heb te maken met de raad van de stad Dordrecht. De heer VAN DER WENDE: U zou mogen wensen dat u niets met de provincie te maken had. De heer KATIF: De wethouder heeft een opmerking gemaakt over de investering van € 1 miljoen, waarop ik heb gereageerd met de opmerking dat routine-investeringen worden ingebracht zonder dat hierover enige discussie is gevoerd. Ik heb dat als voorbeeld gegeven. Kijkend naar de routineinvesteringen die wij autoriseren, constateren we dat er meer aan de hand is dan alleen maar het bedrag van € 1 miljoen. Degenen die de begroting aan het eind van de rit nog eens hebben doorgenomen wijs ik erop dat op bladzijde 209 een bedrag wordt toegekend voor renovatie van de tribune van de accommodatie aan de Reeweg die al heeft plaatsgevonden. Overigens merk ik op dat ik alle flauwe interrupties prima vind, maar het mij niet kwalijk moet worden genomen als we bij de jaarrekening in 2006 met een behoorlijk gat zullen worden geconfronteerd. Dan wil de heer Van der Wende nog wel eens horen. De heer VAN DER WENDE: Dat kan niet meer, want dan heb ik geen zitting meer in de raad. De heer KATIF: Wellicht zullen uw collega’s dat constateren en zult u nog wel eens aan mij denken. Ik vind het heel jammer te moeten constateren dat in de voorliggende begroting voor 2006, waarin ook goede voorstellen staan, de problemen een jaar vooruitgeschoven worden en dit tot gevolg zal hebben dat we in de problemen zullen komen. Ik heb het puur over de begroting voor 2006 en niet 83
over de meerjarenbegroting 2006-2009, omdat die sowieso op lucht is gebaseerd. Ik daag de heer Van der Zwaan nog steeds uit mij een antwoord te geven op de vraag in hoeverre het verantwoord is de meer uitgegeven gelden binnen de Strategische Investeringen in 2006 te accorderen. Als de wethouder deze simpele vraag kan beantwoorden, heeft hij mijn zegen en kan de fractie Katif met de programmabegroting voor 2006 akkoord gaan. De VOORZITTER: Ik stel eerst de amendementen aan de orde. Amendement 1 inzake productiebudget en culturele initiatieven. De heer SPEELMAN: Mijnheer de voorzitter. Een dergelijk voorstel is al eens in de raad behandeld, waarbij wij hebben gezegd dat wij hieraan vooralsnog geen behoefte hadden, omdat wij andere financiële prioriteiten stelden. Nu is er wel geld en kan de raad het bedrag beschikbaar stellen. Wij zullen het amendement steunen, maar willen er nadrukkelijk aan toevoegen dat, als de concrete invulling ervan aan de orde zal zijn, wij graag eerst een principiële afweging zullen maken alvorens met de invulling akkoord te gaan. Wij willen hiervoor wel geld voteren, maar wij willen weten waaraan het geld wordt besteed. Het amendement wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen. Amendement 2 inzake stedenband Dordrecht–Dordrecht, Zuid-Afrika. Het amendement wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen. Amendement 3 inzake Lichtplan. Mevrouw VAN DEN BERG: Mijnheer de voorzitter. Ik heb uit de antwoorden van de wethouder begrepen dat hiervoor eerst een plan zal worden gemaakt. De VOORZITTER: Ik heb het amendement als volgt gelezen. De oproep aan het college is het lichtplan ter vaststelling aan de raad voor te leggen en nu het besluit wordt genomen, dat voor de uitvoering van het plan jaarlijks een bedrag van € 100.000,- zal worden gereserveerd. Het zou best kunnen zijn dat naar aanleiding van de vaststelling in de raad hieraan andere conclusies worden verbonden, maar als de raad zich nu aan het amendement bindt, wordt het college opgedragen het lichtplan in de commissie en uiteindelijk ook in de raad te behandelen, waar het nog niet aan de orde is geweest. Hiervoor zal jaarlijks een bedrag van € 100.000,- worden gereserveerd, te dekken uit de meevallende inkomsten van de septembercirculaire. Mevrouw VAN DEN BERG: Met deze uitleg kunnen wij het amendement steunen. Het amendement wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen. De VOORZITTER: Met uw goedvinden stel ik vervolgens de moties aan de orde. Motie 4 inzake steun aan de schakelklas Don Boscoschool. Mevrouw VAN DEN BERG: Mijnheer de voorzitter. De fractie van GroenLinks vindt het een goed initiatief, omdat de school het voortouw heeft genomen en zich niet afwachtend heeft opgesteld. Het plan zal op alle scholen te gebruiken zijn. Wij vinden dat een dergelijk initiatief moet worden ondersteund, om die reden zullen wij voor de motie stemmen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in eerste termijn onze twijfels hierover al uitgesproken, het gaat ons vooral om het aantal deelnemers. In het kader van de voorbereiding kan dat natuurlijk wel worden gemotiveerd, maar ik ga ervan uit dat een toetsing zal plaatsvinden. Het
84
gaat om een eenmalige bijdrage van € 10.000,- en gezien de energie die er al in is gestoken, vinden wij het de moeite waard het te doen, maar wij vinden wel dat de toets zal moeten plaatsvinden. De heer SPEELMAN: Mijnheer de voorzitter. Onze sympathie voor de motie komt voort uit het feit dat wij graag zouden zien, dat het werkplan voor het gehele onderwijsveld beschikbaar zal komen. Wij vinden overigens dat de procedure die is gevolgd niet naar behoren is verlopen, we hebben dat aan het gehakketak in de raad gezien. Het is te doen gebruikelijk dat over financiële voorstellen overeenstemming wordt bereikt tussen scholen in het GOA en ook dat verloopt moeizaam. Als de wethouder met inbegrip van deze aspecten de intentie van de motie kan overnemen, zullen wij voor de motie stemmen. De VOORZITTER: Ik heb dat als zodanig ook van de wethouder begrepen. Hij spreekt mij niet tegen en dat moet snel verzilverd worden. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aangenomen, waarbij door de fracties van CU/SGP, PvdA, GroenLinks, ECO-Dordt, BETER VOOR DORDT, D66, Katif, AOV/Ouderenunie en VVD wordt voorgestemd en door de fractie van het CDA wordt tegengestemd. Motie 6 inzake bereikte grenzen. De heer KATIF: Mijnheer de voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik de motie ondersteun. In eerste termijn heb ik aangegeven dat de wethouder heeft nagelaten de raad actief over een en ander te informeren. Erger is echter nog dat de burgers de gevolgen hiervan zullen ondervinden. Als ik bedenk dat de nota waarover het gaat nogal wat budgettaire consequenties voor de begroting heeft, niet alleen nu maar ook in de toekomst, vind ik dat de wethouder deze motie niet zomaar naast zich kan neerleggen. Mevrouw VAN DEN BERG: Wij steunen de motie, omdat wij vinden dat de financiële consequenties aan ons moeten worden voorgelegd, die wij te zijner tijd graag willen zien. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen, waarbij door de fracties Katif, AOV/Ouderenunie, GroenLinks, ECO-Dordt, BETER VOOR DORDT en D66 wordt voorgestemd en door de fracties van het CDA, PvdA, VVD en CU/SGP wordt tegengestemd. Motie 7 herijking wijkverkeersplannen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. De motie kan wat ons betreft niet ver genoeg gaan. Overigens merk ik op dat wij het voortschrijdend inzicht van de VVD-fractie nog niet helemaal begrijpen. De heer SLEEKING: Ik heb al gezegd dat de motie per saldo niet meer oplevert dan de wethouder al heeft toegezegd en de wethouder deze motie al in de commissie heeft overgenomen. De heer SPEELMAN: Mijnheer de voorzitter. Naast al het positieve wat kan worden gezegd over wijkverkeersplannen en verkeersdrempels, merk ik op dat een herbezinning op verkeersdrempels zeer gewenst is, waarbij het gaat om de vorm, de plaats en het aantal. Om die reden gaan wij graag met de motie akkoord. De heer VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Zoals uit onze interruptie al is gebleken zou punt 1 van de motie wat ons betreft verder hebben mogen gaan en niet alleen beperkt moeten blijven tot versmallingen en 50 km-wegen, maar ook 30 km-wegen hierbij zouden moeten worden betrokken. In zijn beantwoording heeft de wethouder hierover al verdergaande toezeggingen gedaan. Het lijkt ons prima deze toezeggingen, gepaard aan de toezegging die wij bij de vaststelling van het verkeersplan voor de Schil hebben gekregen, namelijk dat de inspraak van de bewoners van de Singel nog aan de commissie zal worden voorgelegd, middels deze motie vast te leggen. Mevrouw VAN DEN BERG: Ons is niet helemaal duidelijk wat de fractie van de VVD met deze motie wil. Volgens ons is de motie overbodig, maar wij zullen er niettemin mee instemmen. 85
De heer VAN STEENSEL: De boodschap zit vooral in de kop. Het beeld naar buiten is dat de verkeersplannen herijkt zullen worden en dat moet toch als een prachtige boodschap worden gezien. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen. Motie 8 inzake koopzondag Woonboulevard. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. In de motie wordt gevraagd om een onderzoek, waar wij beslist niet tegen kunnen zijn. Als het onderzoek zal zijn uitgevoerd, willen wij in de raad wel graag van gedachten wisselen over de ontwikkelingen in de richting van een 24-uurs economie, omdat wij willen weten hoe hierover wordt gedacht. Ik zal zelf tegen de motie stemmen. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. In mijn fractie is vrij veel sympathie voor deze motie, maar aan het begin van deze periode hebben wij een akkoord gesloten, waaraan wij ons willen houden. Wij zullen dan ook tegen de motie stemmen. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen, waarbij door de fracties van GroenLinks, D66, BETER VOOR DORDT, Katif en AOV/Ouderenunie en twee leden van de fractie ECO-Dordt wordt voorgestemd en door de fracties van de PvdA, CDA, CU/SGP, VVD en mevrouw De Smoker van de fractie ECO-Dordt wordt tegengestemd. Motie 9 inzake ondersteuning huiswerkbegeleiding Fazilet. De heer DONK: Mijnheer de voorzitter. Ik heb het genoegen gehad Fazilet een aantal keren te mogen bezoeken en ik ben enthousiast over zowel hetgeen daar gebeurt als de inzet van degenen die er werken. Ik heb wat moeite met de motie, omdat hierbij hetzelfde argument speelt als bij de Don Boscoschool, wat de wethouder heeft uitgelegd. Een stichting moet eerst zelf een aanvraag indienen, haar beleid aangeven, aangeven waaraan behoefte is of wat de noodzaak is en welke middelen nodig zijn, waarna een en ander kan worden getoetst en er een uitspraak over kan worden gedaan. Als wij als raad van mening zijn dat ons beleid een ongewenste uitwerking heeft, kan altijd nog worden bekeken of het beleid moet worden bijgesteld. Ik vind het dan ook niet opportuun dat deze motie nu is ingediend, omdat men Fazilet ook duidelijk had kunnen maken op welke manier een verzoek moet worden gedaan. Nu is het meer een optreden voor de Bühne, waarmee de sympathie voor Fazilet volgens mij wordt geschaad. Dat is niet nodig, want het is een goede instelling. Ik ben overtuigd van het nut van het werk dat men daar doet. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ook wij hebben waardering voor Fazilet, ook wij zijn er meerdere keren op bezoek geweest en hebben gezien wat de vrijwilligers voor deze jongeren doen. Wij ondersteunen de motie in morele zin, maar gezien de uitleg van de wethouder over de te volgen procedure en de besluiten die zijn genomen over het integratiebeleid moet ECO-Dordt de motie afwijzen. De heer SPEELMAN: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het eens met de kritiek op de gevolgde procedure, een stichting moet op basis van inhoudelijke plannen zelf subsidie aanvragen, zodat ook een inhoudelijke afweging kan worden gemaakt. Daarbij zal duidelijk moeten worden gemaakt dat de achterban van de stichting zelf ook een eigen financiële verantwoordelijkheid heeft en men zal ook moeten kunnen beargumenteren waarvoor ondersteuning wordt gevraagd. Hiervan is tot nu toe niets gebleken, om die reden zullen wij de motie niet ondersteunen. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie erkent weliswaar de kritiek van andere fracties op de gevolgde procedure, maar de kritiek van de heer Donk vinden we merkwaardig, omdat deze procedure bij de Don Boscoschool ook niet helemaal is gevolgd. Ik interpreteer de motie niet anders dan dat moet worden bekeken in hoeverre de stichting die goed werk doet financiële ondersteuning nodig heeft. Ik zie daarin geen kwaad, maar alleen waardering voor Fazilet. Wij zullen de motie dan ook steunen.
86
De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen, waarbij door de fracties van D66, BETER VOOR DORDT, Katif, CDA, de heer Tazelaar van de fractie AOV/Ouderenunie en de heren Eski en Karapinar van de fractie van de PvdA wordt voorgestemd en door de fracties van GroenLinks, ECO-Dordt, CU/SGP, VVD, de vijf overige leden van de fractie van de PvdA en mevrouw Wemmers van de fractie AOV/Ouderenunie wordt tegengestemd. De VOORZITTER: Ik constateer overigens dat ook enkele tegenstemmers zeggen dat ervoor moet worden gezorgd dat het plan er snel komt, zodat het op zijn merites kan worden beoordeeld. Motie 10 inzake grondwaterinfiltratie. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen, waarbij door de fracties Katif, GroenLinks, BETER VOOR DORDT, ECO-Dordt, AOV/Ouderenunie en de heer Bakker van D66 wordt voorgestemd en door de fracties van CU/SGP, PvdA, CDA, VVD en de heer Van Dongen van de fractie van D66 wordt tegengestemd. Motie 12 inzake onderzoek Jongeren Adviesraad. De heer VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Wij zullen tegen de motie stemmen, niet omdat we het niet eens zouden zijn met de overwegingen, maar omdat een halfjaar geleden op dit punt beleid is vastgesteld, waarmee iedereen het overigens eens was. Ik zie niet in wat in dit halfjaar is veranderd en waarom nu een Jongeren Adviesraad in het leven zou moeten worden geroepen. Bovendien is het bij inspraak van jongeren over het algemeen lastig de representativiteit van jongeren in de gaten te houden. Het is ook moeilijk voor jongeren met verschillende achtergronden input geleverd te krijgen en de ervaring leert, dat het niet helpt zo’n club dan maar te institutionaliseren. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen, waarbij door de fracties van D66, BETER VOOR DORDT, Katif en AOV/Ouderenunie wordt voorgestemd en door de fracties van de PvdA, GroenLinks, ECO-Dordt, VVD, CU/SGP en CDA wordt tegengestemd. Motie 15 inzake effectief handhaven wildplakken. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik vind dat in deze gemeente handhavend moet worden opgetreden, wat evenzeer moet gelden voor het wildplakken. Ik vind echter dat hiervoor geen extra beleid moet worden ontwikkeld. Wij vinden de motie dan ook ongewenst en zullen haar niet steunen. Mevrouw VAN DEN BERG: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van de vorige spreker en wil er nog aan toevoegen, dat in de motie geen onderscheid wordt gemaakt tussen ideëel en commercieel plakken, waarover door ons verschillend wordt gedacht. De heer VAN STEENSEL: Op dat punt behoeft niet te worden gehandhaafd, omdat dit in de APV al is geregeld. Wij hebben dat aan u te danken. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Bij de behandeling van de Kadernota dit jaar hebben wij hierover ook een motie ingediend, die het helaas niet heeft gehaald. U zult begrijpen dat we deze motie zullen ondersteunen. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aangenomen, waarbij door de fracties van ECO-Dordt, PvdA, D66, CU/SGP, CDA en VVD wordt voorgestemd en door de fracties van GroenLinks, BETER VOOR DORDT, Katif en AOV/Ouderenunie wordt tegengestemd. De VOORZITTER: Aan de orde is het vaststellen van de programmabegroting voor 2006 en de meerjarenbegroting voor 2006-2009.
87
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Ik heb al aangegeven dat wij de meerjarenbegroting alleen voor kennisgeving zullen aannemen, omdat zij ons onvoldoende inzicht geeft om tot een verantwoord akkoord te komen. Voor wat betreft de programmabegroting voor 2006, inclusief motie 6 die wij hebben ondersteund, merk ik op dat wij vele programma’s niet kunnen ondersteunen en wij geen nadere toelichting hebben gekregen, die ons ervan heeft kunnen overtuigen dat wij zouden moeten instemmen met een product, waarvoor wij niet de volledige verantwoordelijkheid kunnen dragen. Wij zullen dan ook niet instemmen met de begroting voor 2006. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. De motie die wij hierover hebben ingediend was heel serieus bedoeld. Vanwege het feit dat de financiële begroting er met de nota Waardering en Afschrijving anders zal uitzien kunnen wij nu niet instemmen met het vaststellen van de programmabegroting voor 2006 en de meerjarenbegroting voor 2006-2009. De heer SPEELMAN: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen instemmen met de begroting voor 2006 en de meerjarenbegroting 2006-2009, behoudens de onderdelen die in strijd zijn met onze principiële uitgangspunten, die u bekend zijn. De heer KATIF: Mijnheer de voorzitter. Ik heb kennisgenomen van beide begrotingen. Met de meerjarenbegroting 2006-2009 kan ik niet instemmen en gezien het feit, dat ik in tweede termijn niets van de wethouder van financiën heb gehoord, kan ik ook niet akkoord gaan met de begroting voor 2006. De VOORZITTER: Ik constateer dat de programmabegroting voor 2006 en de meerjarenbegroting 2006-2009 door de raad zijn vastgesteld onder aantekening, dat de fractie BETER VOOR DORDT geacht wenst te worden tegen de begroting te hebben gestemd en de meerjarenbegroting 20062009 voor kennisgeving heeft aangenomen, de fracties Katif en ECO-Dordt geacht wensen te worden tegen zowel de programmabegroting voor 2006 als de meerjarenbegroting 2006-2009 te hebben gestemd en de fractie CU/SGP een voorbehoud maakt met betrekking tot een aantal principiële uitgangspunten, die zowel de commissie als de raad genoegzaam bekend zijn. Voorts constateer ik dat, met uitzondering van de fractie Katif, de raad instemt met de routineinvesteringen, dat met algemene stemmen wordt ingestemd met het bevestigen van de risico’s, zoals omschreven in paragraaf 4.2, dat de raad met uitzondering van de fractie Katif akkoord gaat met het verwerken van de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in de exploitatiebegroting voor 2006 en de raad met algemene stemmen instemt met het aan de algemene middelen toevoegen van de voor 2006, 2007 en verdere jaren vastgestelde besparingen op de raadsinformatievoorziening. Ik sluit de vergadering en dank u allen voor uw inbreng. (22.55 uur). Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 januari 2006. De griffier,
De voorzitter,
88