Voorwoord Waar mensen zich groeperen, ontstaan conflicten. Het lijkt haast een natuurlijke eigenschap te zijn. Minder natuurlijk is de manier waarop groepen met die conflicten omgaan. Meestal tenminste. Proberen ze elkaar uit te roeien of van elkaar te leren? Het hoeft geen betoog, dat het bouwen van bruggen wel eens veel lonender zou kunnen blijken te zijn dan het verdiepen van kloven en een strijd op leven en dood. Het vermeende succes, waarbij de tegenstander wordt vernietigd, zal slechts een Pyrrusoverwinning zijn als de daarbij verloren kennis en vaardigheden een onschatbare waarde hebben. Helaas komt men daar meestal te laat achter.
Hopelijk zult u al lezende kunnen onderschrijven dat de inmiddels bij u bekende brug ook in deze episode van De Gouden Bal als symbool voor vooruitgang door samenwerking geheel op zijn plaats is. Ruud Macco 6 oktober 2013
Copyright 2013 Niets uit dit verhaal mag worden overgenomen noch gekopieerd zonder uitdrukkelijke toestemming van de schrijver.
Daags voor de grote trek van Sakima Nahele Sakima heeft een plekje gezocht aan de rand van het dorp. Koud is het niet, maar optrekkend vocht en nare insecten laten hem toch verlangen naar een vuur. Als er niet zoveel droog kreupelhout was geweest, had hij niet geaarzeld. Om vervelende parasieten toch van zijn lijf te houden, plukt hij wat bladeren van de wilde Cidrao en wrijft die over zijn hele lichaam. Daarna gaat hij zitten op een grote steen half onder de bomen. Kaarsrecht. Zijn gedachten gaan van de gebeurtenissen in het dorp via Pharymco terug naar een tijd, waarin warmte en genegenheid zijn leven aangenaam maakten. De gedachten aan Martinho, zijn glimlach en vrolijke kinderstem verwarmen niet alleen zijn hart maar zijn hele lichaam. Spijt en verlangen sijpelen door. Gevoelens die hij manhaftig uit zijn gedachten probeert te verbannen. ‘Waarom ben ik het woud weer ingegaan? Wat heeft het me gebracht? Tweedracht, gewonden en zelfs een dode. God, vertel me waarom.’ ‘Sakima?’ Sakima schrikt op. ‘Nata. Fijn je te zien.’ ‘Waar gaan we naar toe?’ ‘We?’ ‘Ja ik wil graag met je mee.’ ‘Ik heb er nog niet over nagedacht. Martinho speelde me door de gedachten,‘ zegt hij met een zucht. ‘Vertel ons over Martinho,‘ vraagt plots een andere stem. ‘Wie wil dat weten?’ vraagt Sakima. ‘Ik ben Ouray, die ook jouw God heeft gehoord. Daarom wil ik ook graag met je mee.’ ‘Welkom Ouray. Jij hebt toch een vrouw?’ ‘Helaas houdt zij van de god van Hekatu en wilde niet met mij mee.’ ‘Dat spijt mij Ouray. Ik voel met je mee. Jouw pijn is als mijn pijn. Als Martinho in mijn gedachten is, betreurt mijn hart de dag dat ik hem in die stenen wereld achterliet. En toch was het goed.’ ‘Vertel ons over de stenen wereld Sakima.’ En Sakima vertelt wat hij heeft meegemaakt vanaf zijn inwijding tot Ataguchu man en zijn opleiding tot sjamaan. Hij komt niet verder dan zijn gevangenneming door houthakkers die het op hun bomen hadden voorzien. ‘Zijn dat dezelfde mannen als die waartegen wij hebben gevochten?’
De Gouden Bal - Daags voor de grote trek van Sakima Nahele ! Copyright 2013, Ruud Macco All rights reserved
1
In het duister ontwaart Sakima ineens vele silhouetten die gehurkt om hem heen zijn komen zitten. ‘Zoveel vertrouwen,’ fluistert hij. ‘Nee. Het was een ander kamp. Toch zijn ook de houthakkers tegen wie jullie hebben gevochten mij bekend’ ‘Zij wilden de Gouden Bal weghalen,’ zegt iemand in het duister. ‘Ze kwamen in het holst van een maanloze nacht. Lichten schenen uit hun handen op de Gouden Bal. Onze wachters bleven op hun post en wachtten tot de indringers dichterbij zouden zijn gekomen. Helaas voor hen waren de krokodillen sneller. Een paar van die kerels gilden als varkens voor de slacht. Van één ervan hebben we nog een stuk been gevonden. Hoe de anderen het er af gebracht hebben wisten we toen nog niet. Na de aanval zijn ze het bos in gevlucht.’ De spreker valt stil alsof hij alles opnieuw beleeft. ‘Jullie hebben vast hun spoor gevolgd. Hebben jullie die rovers nog te pakken gekregen?’ vraagt Sakima met een lage stem. ‘Ja. Bij dageraad hebben we hun spoor gevolgd. Aanvankelijk was dat gemakkelijk door een bloedspoor. Niet ver hier vandaan hebben we een lijk gevonden. Het lag begraven onder een dun laagje aarde. Bij de brug hebben we vier van die kerels naar hun voorouders gestuurd en twee waren er zo bang, dat ze het ravijn in gesprongen zijn. ‘Beul, Danser, Reus en Splijtzwam,’ zegt Sakima zachtjes. ‘Ze hadden naar hun voorman Ed moeten luisteren. Waarom hebben jullie die houtakkers niet laten gaan?’ ‘Helaku zei dat de God had gezegd hen te laten sterven.’ ‘Kennen de Goden van Helaku buiten hemzelf wel goede mensen?’ vraagt Sakima zich hardop af. Ineens komen haastige voetstappen dichterbij. ‘Sakima, je moet direct gaan. Anders komt de zon voor jullie niet meer op. Krijgers verzamelen zich bij Helaku’s hut. Helaku zegt dat Sakima teveel mannen meeneemt en daarmee ons dorp in gevaar brengt. Daarom willen ze je nog deze nacht doden.’ ‘Wat een verraders,’ zegt iemand in het duister. Alle mannen gaan om Sakima heen staan. Ze trekken hun bijlen en messen en turen in het rond. ‘Laat ze maar komen,’ grommen ze vastberaden. ‘Doe die wapens weg. Ik wil niet dat er om mij nog meer goede mannen sneuvelen.’ ‘Jij bent nu onze Sjamaan Sakima. Daarom zullen we jou beschermen. Zelfs tegen Helaku en zijn mannen,’ zegt iemand dicht bij hem. ‘Wij delen niet langer de angsten van Helaku,’ zegt een ander. ‘Als wij hèm doden, kunnen wij in ons dorp blijven,’ oppert iemand. Instemmend gefluister omringt Sakima na deze suggestie. De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
2
‘Geen doden meer, zeg ik. Pas als Helaku tot inkeer komt, keren wij terug in het dorp.’ ‘Dan kun je lang wachten,’ gromt iemand. ‘De zon stuurt weldra haar eerste stralen naar ons toe. Ik ga op pad. Wie mee wil volgt mij.’ Daarop loopt Sakima het woud in zonder verder nog om te kijken. Achter zich hoort hij het geluid van vele voeten. Een uurtje later valt er een zacht licht op het donkere lint van de karavaan. Als ze bij een riviertje komen staat Sakima stil. Daar ziet hij pas hoeveel mannen hem hebben gevolgd. Hun pijlkokers en bogen bungelen losjes op hun rug.Sommigen hebben daarnaast zelfs hun slaapmat op hun rug gebonden. Er lopen ook vrouwen mee. Jonge vrouwen nog. Een enkele met een slapende zuigeling op haar rug. Als Sakima haar aankijkt, slaat een Guarani-krijger zijn arm om haar schouder en aait het kind vluchtig over zijn wang. Martinho. O Marinho, denkt Sakima bij het zien van die kleine. Wanneer zie ik je terug? Met pijn in zijn hart wendt hij zijn blik af en loopt tussen de mensen door. Mensen die hem hun vertrouwen hebben gegeven. Bij iedereen blijft hij even staan om hen daarvoor te bedanken. Ontroerd drukt hij ze allemaal aan zijn hart. Behalve de moeder met het kind op haar rug hebben de vrouwen nog kleine borsten. De één volgt haar broer, de ander haar vriendin. Welke reden ze ook hebben om Sakima te volgen, ze slaan allemaal hun armen even om Sakima’s nek en drukken zich tegen zijn borst. Verlegen door zoveel genegenheid klimt Sakima op een steen. Hij staat er net als iets in de omgeving zijn aandacht trekt. Met zijn ogen dicht en zijn handen achter zijn oren staat hij te luisteren. Gealarmeerd door Sakima luisteren ook de krijgers om hem heen naar de geluiden uit het woud. In de verte krijsen apen als om elkaar te waarschuwen voor naderend gevaar. Vogels zoeken luidruchtig hun weg uit de kruinen van bomen naar de vrije lucht. Kaketoes schreeuwen elkaar toe om toch vooral uit te kijken. ‘Als dat de mannen van Helaku maar niet zijn,’ zegt Sakima. ‘Laten we een eind stroomopwaarts door het water lopen om onze sporen te wissen.’ Tegelijk stapt hij het stroompje in. Achter hem volgt de groep als een gesloten bastion, klaar om alle gevaren in de ogen te zien. De vrouwen in het midden en daaromheen de krijgers met hun messen en bogen binnen handbereik. Zwijgend ploeteren ze een tijdje over de gladde bodem. Het water is koud en maakt voeten en benen gevoelloos. Bij een plek waar een paar stroompjes bij elkaar komen, de bodem rotsachtig wordt en de struiken langs de oevers iets terug wijken, klimt het groepje mensen aan wal. Koud en nat. Net als ze zich
De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
3
moe van hun geploeter door het water willen uitstrekken op de rotsen om zich te warmen in de zon, slaat één van hen alarm. ‘Daar!’ De schaduwen zijn nauwelijks te zien, maar duidelijk genoeg voor de geoefende ogen van de Guarani krijgers. Ogenblikkelijk trekken de vrouwen zich zo ver mogelijk terug in het struikgewas. Krijgers zoeken dekking achter bomen en rotsen. Met hun bogen in de aanslag turen ze naar de schaduwen aan de overkant. Alleen Sakima blijft staan met zijn handen geheven alsof hij zeggen wil: Wij hebben geen kwade bedoelingen. Langzaam maken de schaduwen zich los uit het woud. Net als Sakima denkt dat de indianen op zijn verzoek tot kennismaking willen ingaan, hoort hij een hoog suizend geluid aanzwellen. Instinctief duikt Sakima weg. Net op tijd. De toon van het geluid wordt ineens lager als de pijl langs Sakima heen suist. Met een harde tik vliegt die tegen de rotsen achter hem in stukken. Sakima richt zich voorzichtig op en probeert vast te stellen waar de pijl precies vandaan kwam. Wat hij dan ziet laat niet veel aan de verbeelding over. Aan de overkant wijzen vele pijlen naar hem. Krijgers die langzaam het water in lopen en hem willen omsingelen. Liggend naast zijn rots, vredelievend en kwetsbaar, kan Sakima slechts de gebeurtenissen afwachten. Als op een onhoorbaar commando schieten zijn eigen mannen hun pijlen op de naderende schimmen. Kreten van pijn en verrassing stijgen op uit het water. In paniek vluchten hun aanvallers terug naar de schaduwen van het woud. Een paar door pijlen getroffen lichamen spoelen langs hen heen. Een gewonde probeert zich vast te klampen aan een grote overhangende tak. Zijn handen slippen steeds van het glibberige hout. Zijn benen hangen krachteloos in het snelstromende water. Sakima waadt door het water naar hem toe. Het kost hem nog verrassend veel moeite om de verkrampte handen van de man los te wurmen. Nata springt hem te hulp. Samen trekken ze de gewonde naar de kant. Eenmaal op de kant blijft de man met gesloten ogen roerloos liggen. Een pijl steekt uit zijn buik. Voorzichtig trekt Sakima die er uit. Gelijk begint de wond hevig te bloeden. ‘Nata,’ roept Sakima. ‘Druk die wond dicht. Ik moet kruiden zoeken om het bloeden te stelpen. En ook wat tegen de koorts en de pijn.’ ‘Waarom doe je dit?’ vraagt Nata. ‘Als wij gewonden hadden gehad, hadden zij onze scalp wel gepakt.’ ‘Het leven is veel te waardevol om het uit je handen te laten glippen,’ zegt Sakima slechts en hij gaat het bos in om kruiden te zoeken. De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
4
Gevolgd door enkele mannen die met hun bogen schietklaar onafgebroken de overkant afspeuren, komen een paar vrouwen nieuwsgierig bij de gewonde kijken. Als Sakima terugkomt met zijn kruiden knielt hij naast de man op de grond en onderzoekt de wond. ‘Hij verliest geen bloed uit zijn darmen. Hopelijk valt de schade mee,’ zegt hij tegen niemand in het bijzonder. Hij stopt de kruiden tegen het bloeden in de wond. Een van de vrouwen vraagt hij de wond verder te verbinden. Anderen geeft hij kruiden om thee tegen koorts en pijn te maken. Verschrikt kijkt Nata op. ‘Thee? Dan moeten we vuur maken. Dat zien Helaku’s mannen vast.’ ‘Houdt het vuur zo klein mogelijk en scherm het af met stenen. Deze man heeft in ieder geval die thee nodig,’ zegt Sakima Terwijl ze zo bezig zijn om de gewonde man te helpen, maken enkele schaduwen zich opnieuw los uit het woud. Ongezien door Sakima en zijn groep lopen ze langzaam naar de oever van het riviertje. Daar blijven ze onbeweeglijk staan kijken naar de verrichtingen van Sakima. Het zonlicht verdrijft de duisternis steeds verder. Ineens legt een van de Guarani-krijgers zachtjes zijn hand op Sakima’s arm en wijst naar de roerloze gestalten aan de overkant van het water. Voorzichtig staat Sakima op. Direct zijn al zijn mannen gealarmeerd en grijpen naar hun wapens. Sakima steekt gebiedend zijn hand op om hen te stoppen. Eén van de aanvallers loopt naar voren. ‘Wij zijn Katukina. Wie zijn jullie?’ ‘Ik ben Ataguchu en zij zijn Guarani,’ zegt Sakima terwijl hij naar zijn volgelingen wijst. ‘Guarani?’ herhaalt de man nors en pakt zijn boog. Zijn kompanen volgen ogenblikkelijk zijn voorbeeld. ‘Liever gezegd: ze waren Guarani. We zijn weggegaan om aan Helaku’s wraak te ontkomen.’ ‘Wij kwamen al eerder een groep Guarani tegen uit het dorp even verderop. Daar waar dit jaar de riten van Indiaanse eenheid worden gehouden. Wij hielden dus onze pijlen in bedwang en lieten er zelfs een vette tapir door vluchten. Maar zij schoten direct hun pijlen op ons af. Natuurlijk hebben wij hen toen onze pijlen gestuurd. Waarom ze hebben geschoten weten we niet. Zonder iemand of iets van ons te raken gingen ze er ineens weer vandoor.’ ‘En nu zijn jullie als eerste je pijlen op mij gericht. Waarom?’ vraagt Sakima. ‘Wij dachten dat jij een van die groep Guarani indianen was. Waarom achtervolgen Helaku’s mannen jullie?’ Op dat moment doet de gewonde Katukina krijger zijn ogen open en probeert te gaan zitten. Als hij zijn stamgenoten ziet, trekt er een grimas over zijn gezicht. Een mengeling van pijn en hoop. De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
5
Sakima helpt de man overeind. Wankel doet hij een paar passen naar het water. Sakima ondersteunt hem direct en leidt hem door het water heen naar zijn stamgenoten. Met een verkrampt gezicht en nog onvast op de benen wankelt de Katukina krijger steunend op Sakima naar zijn leider op de andere oever. Bij de overdracht kijken Sakima en de leider van de Katukina elkaar in de ogen. ‘Ik ben Paco Honovi,’ zegt de Katukina strijder. Met zijn linkerhand omhoog drukt hij zijn rechtervuist tegen zijn hart. ‘Sakima Nahele,’ zegt Sakima terwijl hij het gebaar van de Katukina kopieert. ‘We hebben gezien wat je deed om zijn wond te helen. Je bent een goede medicijnman.’ ‘Niet goed genoeg. Goede mannen zijn gesneuveld in een strijd die niet gestreden had mogen worden. Op mijn volgende wandeling met God moet ik hem om vragen mij meer te helpen.’ ‘Je wandelt met de goden?’ ‘Ja.’ ‘Je bent Sjamaan?’ ‘Ja, al is er voor mij nog veel te leren.’ ‘Waar gaan jullie heen? ‘Naar een plek om te wonen, te leven en te jagen.’ ‘Vijanden van Helaku zijn vrienden van de Katukina. Laten wij samen jagen en bij ons in het dorp eten.’ ‘Wat ik met Helaku heb meegemaakt heeft mij voorzichtig gemaakt. Zijn optreden zaaide de onrust die onze vriendschap verdreef en het dorp spleet. Mijn hart wil jullie uitnodiging graag accepteren, maar de gevaren zijn nu nog te groot. We hopen jullie uitnodiging te mogen aanvaarden als wij onze plaats in dit woud hebben gevonden.’ ‘Laat ons jullie vandaag vergezellen als vriend en bondgenoot tot de zon op het hoogste punt aan de hemel staat.’ ‘Dat zou mij een grote eer zijn. Ik zal het aanbod voorleggen aan de groep.’ Sakima draait zich om en loopt een paar passen terug naar het water. Hij aarzelt even als Paco achter hem spreekt. ‘Sjamaan Sakima spreekt voor God maar niet voor zijn mensen?’ Langzaam draait Sakima zich om. ‘God geeft mij zijn stem als het hem behaagt. Mijn mensen doen hetzelfde als het hen behaagt.’
De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
6
Zonder op antwoord te wachten draait Sakima zich weer om, stapt in het water en loopt naar de overkant. Zijn krijgers drommen om hem heen om zijn plannen te horen. Hun vragen dansen door elkaar aan de oever van de klaterende beek. ‘Katukina? Kennen we niet.’ ‘Wie zegt dat ze ons de keel niet zullen doorsnijden als we slapen?’ ‘Sakima, twijfelt die Paco Honovi aan jou?’ Sakima steekt zijn handen op en doet zijn ogen dicht. Pas als de storm vragen is geluwd, opent hij zijn ogen weer en kijkt de kring van strijders rond. ‘Katukina lijken ons goed gezind te zijn. Zij hebben ons uitgenodigd in hun dorp,’ zegt Sakima. ‘Gaan we met hen mee?’ ‘Omdat zij hebben gezien hoe ik hun strijder verzorgde, weten ze van mijn kennis. Hun Sjamaan zou daartegen in opstand kunnen komen net als Helaku. Daarom lijkt het mij beter niet met hen mee te gaan maar verder het woud in te trekken.’ ‘Ik ga met jou mee Sakima. Ik ook, en ik... Sakima!‘ Uit alle kelen klinken steunbetuigingen voor Sakima. Als de storm is geluwd gaat Sakima met zachte stem verder: ‘Dank voor jullie vertrouwen. Wij trekken dus samen verder. De Katukina hebben aangeboden ons tot aan de middag te begeleiden. Na een gezamenlijke maaltijd willen zij terugkeren naar hun dorp.’ ‘Waarom willen zij ons begeleiden?’ ‘Zij begeleiden ons als vrienden, die voor onbepaalde tijd afscheid nemen. Als we hun uitnodiging aannemen, accepteren we hun vriendschap en kunnen we rekenen op hun steun en toekomstige gastvrijheid.’ ‘Ons vertrouwen in de Katukina is net zo groot als het jouwe. Laat hen ons begeleiden tot aan de middag. We zullen verder kennis met hen maken.’ ‘Prima,’ zegt Sakima en loopt terug naar Paco Honovi om hem het besluit van de groep mede te delen. Paco Honovi staat op dezelfde plek als voorheen onbeweeglijk te wachten tot Sakima binnen gehoorsafstand is. ‘Sakima. Sjamaan en hij die gedragen wordt door zijn volk. Woorden zijn niet meer nodig. Laat ons bloed zich verenigen tot een keten om onze eeuwige vriendschap,’ zegt Paco. Hij pakt zijn jachtmes uit zijn gordel.
De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
7
Als Nata dat ziet stormt hij met getrokken mes het water in. Even lijkt Sakima daar niets van te merken en pakt rustig het mes aan van Paco. Dan draait hij zich om naar Nata en snijdt zich met het mes in zijn pols. Dit is een teken van je trouw Nata. Zo zullen ook Paco en ik onze vriendschap bezegelen.’ Als Nata beschaamd zijn mes weggestopt heeft en terugloopt naar zijn kant van de beek, wendt Sakima zijn gezicht opnieuw naar de Katukina. Met de nog steeds geduldig wachtende Paco Honovi volgt hij het ritueel om hun eeuwige vriendschap te bezegelen. ‘Je neemt een grote plaats in bij je volk Sakima. Wij, Katukina, hopen jou en je volk te mogen begroeten bij onze riten van De Gouden Bal.’ ‘Ik hoor graag wanneer dat zal zijn, zodat wij ons kunnen voorbereiden,’ zegt Sakima. ‘Kom laten we de stroom oversteken en ons verenigen.
Zo trekt even later een lange stoet het woud in. Paco Honovi en Sakima Nahele voorop. Daarna een rij Guarani en Katukina krijgers. Daarachter volgen de vrouwen geflankeerd door een aantal Guarani krijgers. De stoet wordt afgesloten door een bonte mengeling van Katukina en Guarani indianen. Zij zwermen onderweg uit voor de jacht ter ere van het feestelijke middagmaal. De vrouwen verzamelen eetbare planten en vruchten. Als de zon bijna op haar hoogste punt staat, hakken de voorste indianen een open plek in het woud, groot genoeg om voedsel te bereiden en het met elkaar te kunnen eten. Sakima verontschuldigd zich bij Paco en trekt zich terug om te mediteren. Maar Paco staat er op om in de buurt van zijn nieuwe vriend te blijven. Even later zitten ze samen bij een klein vuur. Sakima doet alsof hij de vragende blik van Paco niet ziet. Ook gaat hij niet in op diens vragen. Voor Paco zit er niets anders op dan zijn mond te houden en evenals Sakima zwijgend bij het vuur te zitten. Beurtelings bestudeert hij het gezicht van Sakima en de vlammen. Net als hij weer even in de vlammen staart, knettert het vuur in een helgele vonkenregen. Voor hij goed en wel in de gaten heeft wat er gebeurt, dringt een gele walm zijn neusgaten binnen. Het woud, zijn mensen, het heerlijke eten en zelfs het vuur verliezen hun onderlinge samenhang en lijken los van hem een nieuwe plaats in de ruimte in te nemen. Alleen Sakima blijft bij hem alsof ze elkaar steunen in een wereld waar verder niets zeker lijkt te zijn. Een monotoon geluid zwelt langzaam aan en vult zijn ruimte als een web waarin de hem o zo vertrouwde zaken verstrikt raken. Het smeedt bomen, struiken, dieren en mensen samen in een nieuwe orde met Sakima en hem als De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
8
middelpunt. In zijn ooghoeken ziet Paco dat Sakima met langzame bewegingen opstaat. Struiken en bomen bewegen op de maat mee. Sneller en sneller bewegen Sakima en alles om hem heen, totdat Paco hem niet meer kan volgen en zijn maag in opstand dreigt te komen. Net op tijd komt alles abrupt tot stilstand. Als zijn ingewanden hun eigen plek weer hebben gevonden, ziet Paco Sakima aan het begin van een pad staan. Dat pad loopt in een cirkel om het vuur heen. Dichterbij het vuur lopen nog andere paden in concentrische cirkels met het vuur als middelpunt. Net als rimpels in een vijver dijen ze steeds verder uit en lijken ze zich van het vuur te verwijderen. Kleine paden die als de stralen van de zon vanuit het vuur naar buiten lopen, verbinden de cirkels. Hij ziet Sakima er heen lopen en als in een rituele dans met afgemeten passen langs die zonnestralen via de steeds kleinere cirkels naar het vuur toe gaan. Daar aangekomen gooit hij iets in vlammen. Vrijwel direct vlamt het vuur groen op. De walm die opstijgt lijkt zijn kleur daaraan te ontlenen. Zwaar en loom daalt die uitdijende groene wolk over hen beiden neer. Als verlamt blijft Paco zitten.
De groene nevel uit het vuur blijft niet onopgemerkt. De Katukina krijgers zien hun leider erdoor opgeslokt worden. Met rauwe kreten komen ze gelijk in actie en rennen naar Paco toe om hem uit die rook te redden. Nata weet tussen hen en het vuur in te springen. Met beide handen omhoog probeert hij de aanstormende krijgers tegen te houden. ‘Stop! Laat hen met rust.’ roept hij. De horde krijgers loopt hem finaal ondersteboven in een poging bij hun leider te komen. De groene walm wordt snel dikker en dijt steeds sneller uit en slokt hun leider al snel helemaal op. Enkelen wagen zich al tastend een paar passen in de mist. De anderen storten zich nu op Nata en eisen van hem dat hij Paco redt. Ze slepen Nata naar de groene walm en duwen hem naar de plek waar ze hun leider het laatst hebben gezien. ‘Haal jij Paco hier dan uit,’ schreeuwen ze hem na. Voordat de Guarani beseffen wat er gebeurt, is ook Nata in de groene rook verdwenen. De enkelen van hen, die de ceremonie al eens eerder hebben meegemaakt, slagen er ternauwernood in om de rust in hun gelederen te bewaren. Grommend en sissend staan de Guarani en de Katukina tegenover elkaar. Messen en bijlen in hun knuisten. De vrouwen schieten gillend het struikgewas in.
Ze staan samen aan het begin van de prachtige laan door het woud. Enorme bloemen hangen aan struiken aan weerszijden van het pad. De felle gloed van de zon geeft ze de prachtigste kleuren. De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
9
Paco kijkt zijn ogen uit. Zoveel uitbundigheid bij elkaar en al die geuren in een volmaakte harmonie maken hem sprakeloos. Voor Sakima is deze wereld van natuurlijke pracht niet nieuw. Maar ook voor hem is het iedere keer weer een ervaring die hij uitgebreid in zich op wil nemen. Sakima steekt zijn beide handen naar Paco uit. ‘Welkom Paco op het pad door de tijd die de goden met ons willen delen.’ ‘God moet ons goed gezind zijn,’ zegt Paco zacht. ‘Wat mooi en wat ruikt het hier zoet.’ Hij streelt de bloemen die naar hem lijken te wenken en stekt zijn neus in een van de kelken. Water rolt in volmaakte druppels over de bloembladen langs zijn bovenlip. Met zijn tong likt hij het op en kijkt Sakima aan. ‘Dit is het zachtste water dat ik ooit heb gedronken,’ roept hij uit. Met een sprong plukt hij ineens een Mango. Gretig zet hij zijn tanden er in. ‘Hmmm lekker zoet.’ Terwijl Paco zich tegoed doet aan de sappige mango worden de contouren van een derde persoon zichtbaar. Paco’s kaken vallen stil. Vragend kijkt hij Sakima aan. Sakima reageert pas als hij zijn Guarani-vriend herkent. ‘Nata!’ roept hij. ‘Welkom vriend.’ ‘Neem me niet kwalijk dat ik je gevolgd ben Sakima,’ stamelt Nata. De zwaarmoedigheid in die ene zin maakt Sakima plots alert. ‘Nata spreek op. Wat is er?’ Nata vertelt over de vijandigheid van de Katukina toen die ontdekten dat Paco werd opgeslokt door de groene rook, hoe hij dat had willen voorkomen en hoe ze hem daarna de groene wolk in hadden geduwd om Paco terug te halen. Zijn verhaal maakt ook Paco ongerust. Alsof de neerslachtigheid en besmettelijke ziekte is, sluiten de bloemen op slag hun kelken en wordt de zoete geur verdreven door de vochtige lucht van aarde en mos. Verschrikt kijkt hij om zich heen. ‘Wat gebeurt er. Alles verschrompelt.’ ‘Dit woud toont je eigen gemoed,’ zegt een krachtige stem ineens. ‘De opgewektheid van net heeft plaatsgemaakt voor jullie bittere zorgen. Waarom?’ Met een sprong draaien Paco en Nata zich om. De hem bekende stem trekt ook direct Sakima’s aandacht. ‘Cavillace. Gelukkig,’ roept Sakima. ‘Vergeef me dat ik u niet eerder heb gezien.’ ‘Waarom jullie zware gemoed?’ vraagt Cavillace nog een keer. ‘Het gebrek aan kennis en vertrouwen voedt nog steeds de verdeeldheid van mensen. In het woud is dat helaas net zo als in de stenen wereld,’ zegt Sakima. ‘Hahahaha. Mooi gezegd Sakima. Zou jij daar niet wat aan doen?’ buldert Cavillace. ‘Jjjja. Maar ehhh. Dat is niet zo makkelijk,’ zegt Sakima. ‘Alhoewel, ik heb al best veel vrienden.’ ‘Jaja. Hoe heten die vrienden van je?’ De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
10
‘Guarani en Katukina,’ zegt Sakima met een schuine blijk op Paco en Nata. ‘En jij bent een Ataguchu!’ stelt Cavillace vast. ‘Eenheid begint pas als je die kunt benoemen. Laat de naam ‘Ataguchu’ vanaf nu daarvoor het symbool zijn, zodat al je vrienden zich Ataguchu kunnen noemen,’ zegt Cavillace dwingend. ‘Dan kan ik er tenminste ook wijs uit,’ laat hij er op lage toon op volgen.
Intussen staan de twee stammen wat besluiteloos te kijken naar de groene rook. Hun messen en strijdbijlen hangen krachteloos langs hun lichamen. Als de groene rook wat minder dicht wordt, komen de benen van Nata in het zicht. Enkele Guarani halen diep adem, rennen er op af en trekken hem aan zijn benen uit de gevarenzone. Gesterkt door dit succes durven ook een paar van de Katukina indianen hun leider, zodra die zichtbaar wordt, onder zijn armen te pakken en weg te slepen. De redding van deze twee krijgers smaakt naar meer. Guarani krijgers turen gespannen naar de plek waar Sakima zou moeten zitten. Alleen is daar die vreemde groene rook nog steeds te dik. Als eerste doet Nata zijn ogen weer open, al snel gevolgd door Paco. Op hun rug liggend kijken zij verbaasd om zich heen en tenslotte verankeren hun blikken zich in elkaar alsof ze van elkaar willen weten wat ze daar doen. Ineens richten zij zich op. ‘Waar is Sakima,’ vraagt Nata half zittend aan zijn stamgenoten. ‘En Cavillace,’ wil Paco weten. Hij springt ineens omhoog alsof hij in een nest bosmieren terecht is gekomen. ‘Sakima praat met Cavillace. Zijn god. Ik heb hem gezien,’ schreeuwt hij naar zijn makkers. ‘Waarom hebben jullie die bijlen en messen in je handen?’ Nu springt ook Nata op. Alsof hij niet weet wat met zijn energie te moeten doen, springt hij als een razende rond tussen zijn mensen. ‘Doe die messen weg voor er ongelukken gebeuren,’ schreeuwt hij. ‘Hebben jullie nu helemaal niets geleerd van de ellende die Helaku heeft veroorzaakt?’ ‘Maar we moeten Sakima nog redden,’ durft een van de Guarani krijgers nog te stamelen. ‘Sakima hoeft niet gered te worden van Cavillace. Net zo min als wij gered hadden hoeven worden,’ zegt Nata. ‘Sakima keert terug als zijn onderhoud bij Cavillace afgelopen is,’ vult Paco aan.
Op het pad door de tijd staat Sakima even beduusd te kijken naar de plek waar zoëven Nata en Paco nog stonden. ‘Zij waren hier klaar Sakima. Ze hebben eerst genoeg gezien en gehoord om de vrede tussen hun makkers te herstellen.’ De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
11
‘En ik?’ vraagt Sakima. Cavillace zegt niets, doet een stap opzij, kijkt naar de plek waar hij net heeft gestaan en wijst slechts. De bloemenpracht van het woud, die na het vertrek van Nata en Paco weer in alle luister is teruggekeerd, wijkt nu voor de zinderende lucht die Cavillace heeft achtergelaten. Langzaam worden de contouren zichtbaar van een bekende kamer van een appartement in Sao Paulo. Een kleuter racet met een autootje over de grond. Alsof iets zijn aandacht trekt kijkt hij ineens recht in de ogen van Sakima. ‘Papaaa wil je met mij spelen?’ ‘Natuurlijk Martinho,’ zegt Sakima en zet een stap vooruit. Dan trekt er een donkere wolk over zijn gezicht en kijkt hij vragend naar Cavillace. Die staat er echter nog steeds onbeweeglijk met zijn hand uitnodigend uitgestrekt naar het tafereel. Voorzichtig stapt Sakima binnen in de wereld van Martinho. Even kijkt hij verbaast om zich heen. De omgeving is hem zo vertrouwd en vliegt hem tegelijk naar de keel. Zelfs het ongemakkelijke gevoel van totale vervreemding, dat hem daar altijd overviel, komt weer boven. Sakima zakt door de knieën, pakt een autootje en racet met Martinho om het hardst door de kamer. Het jochie schatert het uit van plezier. ‘Ik heb gewonnen,’ schreeuwt hij. ‘Nog een keer papa.’ ‘Papa is werken jochie.’ zegt een stem uit de keuken. ‘Sakima kijkt verschrikt om zich heen. Hij legt zijn vinger tegen zijn lippen terwijl hij Martinho toefluistert: ‘Ons geheimpje.’ ‘Niet waar. Papa is hier.’ kraait hij. Sakima geeft Martinho snel een kus op zijn voorhoofd. ‘Ik kom gauw weer Martinho. Lief zijn voor mama hoor.’ Het beeld van zijn zoon verdwijnt langzaam achter dat van het pad in de tijd waar Cavillace geduldig staat te wachten tot Sakima weer helemaal terug is. ‘Dit is de weg voor het contact met je zoon. Laat hem delen in jouw leven en geef hem de mogelijkheid het zijne te delen met jou.’ ‘Dank u,’ stamelt Sakima. ‘Graag.’ ‘Ga nu terug naar je volk Sakima Nahele,’ zegt Cavillace. ‘Volg je levensweg door het woud en laat het volk van de Ataguchu groeien tot een krachtig en wijs volk.’ Even plotseling als hij kwam, verdwijnt hij weer.
De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
12
Als Cavillace weg is staat Sakima wat verloren op het pad door de tijd tot de groene sluier hem weer opneemt en meevoert.
‘Kijk. Daar is Sakima weer,‘ roept Nata. ‘Martinho,’ zegt Sakima zachtjes. Als hij zijn ogen opent kijkt hij nog dromerig in het rond. ‘Zei je Martinho?’ vraagt Nata. ‘Ja. Ik heb met Martinho gespeeld. Hij zei Papa tegen me.’ Even drukt hij zijn vingers tegen zijn ogen. Met een sprong staat hij op en vraagt aan niemand in het bijzonder of de maaltijd al is bereid. De Katukina en Guarani kijken elkaar aan. ‘We beginnen er direct aan,’ wordt er geroepen. Ineens rent iedereen door elkaar. Er wordt een nieuw vuur gemaakt met een spit, waaraan de tapir zijn rondjes gaat draaien. Grote bladeren gevuld met fruit worden neergezet. Sakima gaat zitten, pakt een mango en zit er zijn tanden in. Anderen volgen zijn voorbeeld. Terwijl de jagers om beurten de tapir draaien, kijkt iedereen vragend naar Sakima. Verlegen onder al die blikken herhaalt Sakima zijn laatste woorden: ‘Hij zei Papa tegen me. Ik ben bij hem thuis geweest.’ Het kost Sakima moeite om de gedachten aan Martinho naar de achtergrond te dringen. ‘Ataguchu,’ zegt hij. Vastberaden kijkt hij de kring van krijgers rond. ‘Mannen en vrouwen. In de levenstaak die de god Cavillace mij gegeven heeft, gaat het erom om kennis en vaardigheden nooit meer verloren te laten gaan in onenigheid en strijd. Daarom moet ik streven naar eenheid en verbondenheid tussen mensen van elke stam en elk volk. Cavillace heeft mij gevraagd dat te doen onder de naam Ataguchu. Zijn wens is het dat ieder die mijn levenspad volgt, zich met anderen verenigd voelt onder die naam: Ataguchu. Ook al ben je een geboren Guarani of Kastukina.’ Even is het doodstil. Iedereen kijkt van Sakima naar elkaar en weer terug. ‘Ataguchu?’ klinkt het eerst zachtjes en dan steeds harder. Ineens praat iedereen door elkaar. ‘We zijn toch Guarani?’ roepen ze ineens eensgezind. ‘Ja en dat blijven jullie ook. Anderen zullen onze nieuwe stam echter alleen leren kennen als Ataguchu.’ ‘Om ons doel te bereiken,’ gaat Sakima even later verder, ‘zal ik met ieder die zich als Ataguchu wil scharen onder de bescherming van Cavillace een aantal jaren door het woud trekken om ons te laten uitgroeien tot een krachtig en wijs volk.’ ‘Waar gaan we ons dorp bouwen?’ vraagt iemand uit de groep. De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
13
‘Ja we willen wel ons eigen dorp hebben,’ roept een ander. ‘Cavillace zal ons leiden. Als de tijd rijp is voor een nieuw dorp zullen wij de juiste plaats voor ons dorp hebben gevonden,’ zegt Sakima. Nu mengt ook Paco zich in het tumult. ‘Met zijn allen kunnen we makkelijk een dorp veroveren.’ ‘En wat doen we met die mensen uit dat dorp?’ roept een van de Katukina indianen. ‘Wat we altijd doen met verslagen mensen natuurlijk,’ roept een andere en maakt met zijn hand een gebaar langs zijn keel. ‘Ik ben een Katukina en blijf dat,’ mengt weer een ander zich in het gesprek. Hoofdschuddend kijkt Sakima naar de groep Katukina indianen. ‘Ik vind het goed om te horen dat een aantal van jullie bereid is met mij mee te trekken. Bedenk wel dat het een vreedzame reis wordt. Als het moet, verdedigen we ons. Wij vallen geen enkel dorp aan. Wel zullen we proberen om ieder die we tegenkomen achter de Ataguchu beweging te krijgen.’ ‘Ik ga met de Ataguchu mee,’ zegt Paco. ‘Sakima Nahele is een machtige Sjamaan en Cavillace een goede God. Ik wordt een Ataguchu.’ ‘Paco Honovi wat doe je? Als je een Ataguchu wordt hoef je niet meer in ons dorp te komen,’ zegt een Katukina indiaan. ‘Waarom niet? Ik ben nog steeds een Katukina die verder trekt als Ataguchu om de wijsheid van alle indianen te bundelen. Dat is ook goed voor alle Katukina.’ ‘Kom we gaan,’ zegt de Katukina indiaan tegen zijn stamgenoten. Paco blijft onbewogen staan naast Sakima. Een paar Katukina scharen zich achter Paco. Maar de meesten maken zich op om naar hun eigen dorp terug te gaan. ‘Willen jullie Ataguchu worden,’ vraagt de nieuwe Katukina-leider aan de Guarani. ‘Waar Sakima gaat, gaan wij. Ons dorp is al eerder getroffen door een conflict als dit. Toen hebben we gekozen voor Sakima en zijn God die nu ook onze God Cavillace is.’ ‘Willen jullie met Sakima door het woud blijven dwalen in plaats van te leven op een vaste plek?’ ‘Natuurlijk verlangen we naar een eigen dorp,’ antwoordt Sakima snel. ‘Als de tijd rijp is, zullen we zeker onze plek vinden. Tot die tijd hopen we op een warm welkom in dorpen om kennis en vaardigheden te delen. We zullen komen als vriend en nooit als vijand.’ ‘Dan wensen we jullie een goede reis. Hopelijk bezoeken jullie ook eens het dorp van de Katukina.’ Met een laatste omhelzing nemen de twee groepen afscheid van elkaar. De Katukina indianen vertrekken direct. Nadat ze wat eten ingepakt hebben vertrekt ook de groep Ataguchu.
De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
14
Aan het einde van de dag ligt de plek van het afscheidsmaal er verlaten bij. Platgetreden aarde, geknakte planten, resten van een vuur en het karkas van een tapir getuigen nog van het feestmaal van die middag. Schillen en pitten van vruchten blijven achter in afwachting van een tweede leven. Gieren vechten rumoerig om hun deel van de maaltijd. Uiteindelijk rest er niets anders als veren en botten. Boodschappers die lijken te willen zeggen, dat strijd altijd het laatste woord zal hebben.
De Gouden Bal - Een nieuwe stam! Copyright 2012, Ruud Macco All rights reserved
15