Inhoud Hoofstuk 1
Wat is fundamentalisme?
1.1
Inleiding
1.2
Nadere typering
1.3
Geen ander fundament
Hoofdstuk 2
Vormen van fundamentalisme
2.1
Amerikaans fundamentalisme
2.2
Marxisme: revisionisten contra orthodoxen
2.3
De wereld van de islam
2.4
Wat gelooft een islamiet?
2.5
Rooms-katholicisme
2.6
Nationaal-socialisme en communisme
Hoofdstuk 3
Moslims en christenen
3.1
Islamieten in Nederland
3.2
Islamitische landen
Hoofdstuk 4
Fundamentalisme in Israël
Hoofdstuk 5
De westerse maatschappij
Hoofdstuk 6
Slotconclusies
Colofon Infoschetsen zijn uitgaven van het LVSGS/SGP-jongeren, de jongerenorganisatie van de SGP. Het doel van deze schetsen is om actuele onderwerpen samen te vatten en toe te lichten vanuit het partijstandpunt. Infoschetsen verschijnen 4 keer per jaar en zijn bedoeld voor jongeren vanaf 16 jaar. Uitgaven zijn te bestellen bij: LVSGS/SGP-jongeren Laan van Meerdervoort 165 telefoon 070-3456226 / 3468688 fax 070-3655959 oktober 1997 Vormgeving en druk: Drukkerij Gebrs. Verloop, Alblasserdam Foto
voorpagina:
RD
Voorwoord Fundamentalisme. Een begrip waarbij we allemaal direct denken aan de aanslagen van de Hamasbeweging in Israël. Telkens wordt de wereld immers weer opgeschrikt door bloedige zelfmoordacties van leden die zich tot deze beweging rekenen. We beschouwen dit vaak als een gevolg van fundamentalisme. Maar, wat houdt fundamentalisme dan nu precies in en wie rekenen we tot de groep van fundamentalisten? Is bijvoorbeeld een orthodoxe Jood ook een fundamentalist? En een christen? Dr. C.S.L. Jansen, hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, vonden wij bereid een schets te schrijven over dit thema. In het eerste hoofdstuk geeft hij een uitgebreide beschrijving van het begrip fundamentalisme. Vervolgens passeren in het tweede hoofdstuk een aantal vormen van fundamentalisme de revue. Hierbij wordt met name stilgestaan bij de wereld van de Islam. In hoofdstuk drie worden deze islamieten naast christenen geplaatst. De auteur probeert aan te geven hoe deze twee groepen zich tot elkaar verhouden. Hoofdstuk vier is wat korter van stof dan de voorgaande hoofdstukken en richt zich tot het fundamentalisme in Israël om daarna in het vijfde hoofdstuk de Westerse maatschappij voor het voetlicht te plaatsen. Het geheel wordt afgesloten met een aantal conclusies.
Hoofdstuk 1. 1.1
Wat is fundamentalisme?
Inleiding
Fundamentalisme wat is dat? Een schrikbeeld voor de veelal geseculariseerde en in eigen oog tamelijk beschaafde burgers van West-Europa en Noord-Amerika? Een ijdele hoop waar miljoenen mensen, met name in de Derde Wereld, zich door laten leiden? Bewijst de opmars van het fundamentalisme dat de rol van de godsdienst in de moderne tijd nog lang niet uitgespeeld is? Hoe het ook zij, het verschijnsel fundamentalisme is in ieder geval belangrijk genoeg om zich er mee bezig te houden. Op wereldschaal bezien heeft het geweldige politieke consequenties. Dat geldt zeker van het moslimfundamentalisme waarop in de huidige situatie vooral de aandacht valt. En dat niet zonder reden. Er zijn niet alleen veel moslims in deze wereld (een zesde van de wereldbevolking) maar velen van hen blijken de laatste jaren ontvankelijk te zijn voor de lokroep van het fundamentalisme. Zij willen ook in de moderne maatschappij de principes van de islam consequent toepassen. Dat verschijnsel beperkt zich niet tot Iran. Denk maar aan de succesvolle Taliban in Afghanistan en de minstens even fanatieke maar tot dusver minder succesvolle guerrillastrijders van de GIA in Algerije. En ook in andere moslimstaten (Egypte, Turkije, Saoudi-Arabië, Indonesië) roeren fundamentalistische groepen zich. Daarbij schromen zij niet hun toevlucht te nemen tot gewelddadige acties. Het beleid van hun eigen regering, hoewel die toch helemaal of bijna helemaal uit moslims bestaat, is volgens hen ver beneden de maat van de islam. Gevreesd moet worden dat een niet te verwaarlozen deel van de in Europa en de VS wonende moslims met deze fundamentalistische bewegingen sympathiseert. Soms komen we ook de benaming christelijk fundamentalisme tegen. Daar worden in Nederland de kleine protestantse partijen mee bedoeld en met name de SGP. In het verleden was er ook sprake van een rooms-katholiek fundamentalisme. Maar zeker na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) is dat vrijwel voorbij. In Israël bestaat een niet te verwaarlozen joods fundamentalisme, India kent hindoe fundamentalisme. Wat hebben al deze vormen van fundamentalisme met elkaar gemeen? Niet erg veel. Zeker niet op het eerste gezicht. Als we kijken naar de godsdienstige principes waarop men zich baseert en de concrete punten die men voorstaat, is er niet zo heel veel overeenstemming tussen orthodoxe joden, strenge gereformeerden en moslimfundamentalisten. Fundamentalisten blijken er te zijn in allerlei soorten en maten.
1.2 Nadere
typering
Deze globale kennismaking met verschillende vormen van fundamentalisme kan ons wellicht helpen bij een nadere omschrijving van het verschijnsel. We spreken van fundamentalisme als mensen een sterke binding hebben aan een bepaalde geloofsovertuiging of ideologie. In tegenstelling tot anderen in de betreffende traditie, willen zij die onverkort en ongewijzigd handhaven. Die strikte interpretatie van de traditionele geloofsopvattingen vormt het fundament van hun bestaan en geeft richting aan hun leven. Op grond daarvan beoordelen zij ook allerlei moderne verschijnselen en ontwikkelingen. Fundamentalisten hebben een absolute waarheidspretentie. Die geldt niet alleen 3
voor hen privé maar ook voor de samenleving. Zij streven er naar hun (geloofsovertuiging in de maatschappij (opnieuw) geldend te maken. De overheid moet de bij die leer behorende voorschriften als uitgangspunt nemen voor haar wetgeving en beleid. Alleen daar is immers heil van te verwachten. Dat betekent dat zij bepaalde wezenskenmerken van de moderne maatschappij als relativisme en pluralisme (het naast elkaar bestaan van verschillende levensbeschouwelijke groeperingen) afwijzen. Een geloofsovertuiging is veelal terug te voeren tot (wat men houdt voor) een goddelijke openbaring. Vaak heeft een aantal gelovigen (schriftgeleerden, theologen) zich daar in de loop der tijden systematisch mee bezig gehouden, zodat een bepaalde theologie is ontstaan. Een atheïstische ideologie als het marxisme had de pretentie dat zij berustte op een wetenschappelijk verantwoorde maatschappij-analyse. Nu is het veelal zo dat naarmate de tijd voortschrijdt, zich binnen een bepaalde godsdienst of ideologie verschillende richtingen en stromingen gaan aftekenen. De volgelingen zijn het immers lang niet altijd eens over de juiste interpretatie van de leer of over de vraag in hoeverre de gewijzigde omstandigheden bepaalde veranderingen aanvaardbaar of zelfs noodzakelijk maken. Hoe moet men staan tegenover allerlei nieuwe verschijnselen? Verschijnselen waar vorige generaties niet mee te maken hadden. Zo kan de vraag rijzen hoe Mohammed, Calvijn, Thomas van Aquino of Marx zouden oordelen over kernenergie. Geven zij door middel van hun geschriften een adequaat antwoord op de hedendaagse milieuproblematiek of hebben zij op dat punt nauwelijks iets te bieden? Welk concreet standpunt komt het meest overeen met hun oorspronkelijke bedoelingen en welke beslissing zou het meest in hun geest zijn? Dergelijke vragen zijn niet altijd zo makkelijk te beantwoorden. Ingrijpender consequenties heeft het wanneer een deel van de volgelingen, onder invloed van de heersende opvattingen in de maatschappij waarin zij leven, grote moeite krijgt met bepaalde onderdelen van de traditionele leer. Hoe kan, gezien allerlei wetenschappelijke onderzoeksgegevens, de wereld in zes dagen geschapen zijn? Zaten Paulus of Mohammed er toch niet naast met hun radicale afwijzing van homoseksueel gedrag? Ook in de islamitische wereld worden dergelijke vragen af en toe gesteld. Zo verkondigde de Soedanese politicus Mahmoed Taha in de jaren tachtig de opvatting dat alleen wat Mohammed in zijn Mekkaanse periode geopenbaard had (het meer poëtische gedeelte van de koran) een tijdloos en altijd geldend karakter had. In Medina zou hij veelmeer zijn opgetreden als hoofd van een aardse gemeenschap. De regels die hij toen uitvaardigde, zouden door de tijdsomstandigheden zijn bepaald en geen altijddurende geldigheid hebben. Herinvoering van deze islamitische wetgeving was daarom niet nodig. Vanwege deze opvattingen werd Taha door de islamitische rechtsgeleerden van geloofsafval beschuldigd. Ondanks zijn 75-jarige leeftijd werd hij ter dood veroordeeld en in het openbaar opgehangen. Met de naam fundamentalisten worden dus die mensen aangeduid die binnen een bepaalde traditie de strakke lijn voorstaan. Zij willen over de hele linie blijven vasthouden aan (of terugkeren naar) hetgeen hen van de vaderen overgeleverd is. Zij zijn van mening dat ondanks allerlei ingrijpende maatschappelijke veranderingen die zich in de loop der jaren hebben voorgedaan, die opvattingen in wezen nog niets van hun waarde verloren hebben. Zij zijn ook niet bereid tot een ingrijpende modernisering daarvan om meer aansluiting te vinden bij de moderne cultuur. Aan de standpunten van andere groeperingen in de maatschappij laten zij zich weinig gelegen liggen. De moderne cultuur zien zij als een ernstige bedreiging, niet 4
alleen voor de geloofsovertuiging van hun achterban, maar ook voor het welzijn van de hele maatschappij. Die kenmerkt zich immers veelszins door relativisme (alle opvattingen hebben in principe gelijke waarde) en individualisme (de enkele mens is belangrijker dat het verband waaruit hij voortkomt en/of behoort).
1.3
Geen ander fundament
Fundamentalisme is dus een formeel begrip. Het gaat er om hoe men tegenover de eigen overtuiging staat. Acht men die uiterst waardevol, twijfelt men daar niet aan, wil men daar zo min mogelijk aan veranderen, dan spreken we van fundamentalisme. Maar dat zegt nog weinig over de inhoud van die traditionele overtuiging. Fundamentalistische moslims hebben een andere geloofsovertuiging dan fundamentalistische joden of christenen, al kunnen hun opvattingen op bepaalde punten wel eens samenvallen. Dat betekent ook dat we in z'n algemeenheid over de waarde van het fundamentalisme moeilijk een oordeel kunnen geven. Het gaat er om op welk fundament men bouwt. Daar is de Bijbel niet onzeker over. "Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus" (1 Kor. 3:11). Wie op een ander fundament bouwt wordt door Christus Zelf vergeleken met een dwaas, wiens huis geen stand zal houden als de slagregens en de stormen komen (Matth. 7:2427). Een ware gelovige zou men dus een christen-fundamentalist kunnen noemen, al is die uitdrukking onder ons niet gebruikelijk. Zijn leven is immers gebouwd op het Fundament met een hoofdletter. Daarbij staat het ware christelijke geloof tegenover
allerlei andere meer relativistische of meer fundamentalistische stromingen. Of ze dan religieus zijn of niet, of ze zich christelijk noemen of niet, doet er uiteindelijk niet zo heel veel toe. Op de brede weg waar de Bijbel van spreekt, bevinden zich immers mensen met zeer uiteenlopende opvattingen. Wanneer men zich door Gods genade baseert op het ware fundament betekent dat niet dat alle opvattingen en standpunten die men heeft absolute geldingskracht hebben. Niet alle dingen zijn immers van evengroot principieel belang. Het gaat er om standvastig te blijven in wat inderdaad fundamenteel is en zo nodig flexibel te zijn in hetgeen slechts van secundaire betekenis is. Dat geldt zowel ten aanzien van de samenwerking met geestverwanten als in het geval men (politieke) onderhandelingen moet voeren met personen en instanties daarbuiten. Daarbij is overigens de vraag wat tot de fundamentele zaken moet worden gerekend en wat tot de zaken van minder belang, niet altijd zo gemakkelijk op te lossen. In het algemeen kan men zeggen dat zaken voor ons een meer fundamenteel karakter behoren te hebben wanneer ze in hoge mate samenhangen met andere onderdelen van de gereformeerde geloofsovertuiging. Laat men immers een bepaald punt vallen dat een sterke samenhang vertoont met andere punten of gaat men dat (ingrijpend) wijzigen, dan is de kans groot dat er veel meer gaat schuiven. De vraag dringt zich op hoe wij ons in het huidige krachtenveld moeten opstellen. In het geseculariseerde Europa (en dan met name West-Europa) is het pluralistische en relativistische denken tegenwoordig overheersend, maar elders in de wereld domineren heel andere uitgangspunten. Hebben wij belang bij de overwinning van het moderne westerse denkpatroon, ook al leidt dat veelal tot een maatschappij die in hoge mate normloos is? Of is het zo dat fundamentalistische groepen, waarvan we de principiële uitgangspunten zonder meer afwijzen, in bepaalde omstandigheden toch onze bondgenoten kunnen zijn? Vormt de geseculariseerde moderne maatschappij een gemeenschappelijke vijand? Of maakt het eigenlijk allemaal niets uit? Het antwoord op deze vragen is niet eenvoudig te geven. Als we voor het ene of het andere alternatief kiezen, betekent dat dan niet dat we bezig zijn (om het in bijbelse termen te zeggen) Beëlzebul met Beëlzebul uit te drijven? Anders dan het CDA kunnen wij ons niet opwerpen als de principiële verdedigers van de westerse politieke orde met zijn relativisme en neutralisme. Tot op zekere hoogte ligt hier eveneens een verschilpunt met RPF en GPV. Omdat zij afstand nemen van de theocratische gedachte kunnen zij veelal meer uit de voeten met het democratische bestel dan wij. Maar al omhelzen wij de westerse democratie niet zonder meer, dat wil nog niet zeggen dat zij voor ons geen waarde heeft. Tevens moeten we instemmen met de kritiek, hetzij van fundamentalistische moslims of fundamentalistische joden, op de zedelijke verwording van onze westerse maatschappij. Op dat punt voelen wij ons tot op zekere hoogte met hen verwant. Dat betekent dat er niet zo gemakkelijk een antwoord te geven is dat voor alle situaties geldt. Primair staat (als het goed is) ons eigen bijbels getuigenis. Van daaruit moet een concrete stellingname bepaald worden in de politiek en ook daarbuiten. Hoe kunnen we zo manoeuvreren dat ons optreden niet averechts uitpakt maar de krachten versterkt die zich nog enigszins gebonden weten aan Gods geboden en op z'n minst ruimte willen bieden om daarnaar te leven? Een relativistische maatschappij leidt gemakkelijk tot normloosheid en losbandigheid op grote schaal. Maar wanneer fundamentalistische groepen (islamieten of ortho6
doxe joden) kans zien om de maatschappij naar hun hand te zetten en de ruimte inperken of zelfs trachten weg te nemen om naar Gods Woord te leven en daarvan te getuigen, is dat een ontwikkeling die nog erger is. Het hangt dus voor een belangrijk deel van de omstandigheden af waar onze sympathie ligt. Een sympathie die altijd maar van beperkte aard is en ons er nooit toe mag verleiden om ons met een van de verschillende kampen te identificeren. Tegen die achtergrond willen we nagaan welke ideologieën en geloofsovertuigingen zich in onze eeuw hebben sterk gemaakt en hoe de huidige stand van zaken op wereldschaal getypeerd moet worden.
Hoofdstuk 2 Vormen van fundamentalisme 2.1 Amerikaans
fundamentalisme
Historisch gezien komt de term fundamentalisme uit de Verenigde Staten. Daar ontstond aan het eind van de vorige eeuw een omvangrijke reactiebeweging op de groeiende vrijzinnigheid en het overheersende horizontalisme (social gospel) in de grote protestantse kerken. Men wilde aan de fundamenten van het christelijk geloof vasthouden, die in een vijftal punten werden samengevat, te weten: de onfeilbaarheid van de Schrift, de maagdelijke geboorte van Christus, Zijn plaatsvervangend lijden, Zijn lichamelijke opstanding en Zijn wederkomst. Verder verzette men zich sterk tegen de evolutieleer. Daarnaast was er duidelijk sprake van chiliastische tendenzen. De gedachte aan een duizendjarig rijk en een tweeërlei wederkomst van Christus vond in deze kring veel weerklank. Door middel van voor die tijd moderne methoden wist men grote delen van het kerkvolk te mobiliseren. Zo werd het fundamentalisme een massabeweging die zelfs wist te bereiken dat in verschillende staten in het zuiden van de VS (Tennessee, Arkansas en Mississippi) wetten werden aangenomen waarbij het leerkrachten verboden werd op school de evolutieleer te onderwijzen. Uitlopers van deze fundamentalistische stroming komen we tegenwoordig tegen in de ICCC (International Council of Christian Churches) en vooral in de wereldwijde evangelische beweging. Ook al heeft deze vorm van fundamentalisme zijn sympathieke kanten, toch kunnen we ons daar niet zomaar mee identificeren. Gereformeerd is duidelijk wat anders dan evangelisch en iedereen die zich bijbelgetrouw noemt is helaas nog geen voorstander van een theocratische politiek.
2.2 Marxisme:
revisionisten
contra
orthodoxen
Overigens hoeven we bij fundamentalisme niet alleen te denken aan religieuze bewegingen. Ook bij politieke ideologieën kan na verloop van tijd een tegenstelling ontstaan tussen hen die ondanks alle ontwikkelingen in de wereld om hen heen, strikt willen vasthouden aan de oude opvattingen en hen die bereid zijn om, althans op bepaalde punten, water bij de wijn te doen. Een duidelijk voorbeeld daarvan vinden we in de marxistische beweging.
Niet lang na de dood van Karl Marx (1818-1883) stak daar een stroming de kop op die de marxistische leer ingrijpend wilde herzien. Die stroming wordt aangeduid met de naam revisionisme. Eduard Bernstein kwam op grond van de economische ontwikkelingen aan het eind van de vorige eeuw tot de conclusie dat de Verelendungstheorie van Marx (de leer dat de arbeiders in de kapitalistische landen het steeds slechter zouden krijgen) niet opging. Mede door het optreden van de vakbonden kreeg de arbeidersklasse het geleidelijk aan juist wat beter. Van een spoedige ineenstorting van de kapitalistische maatschappij, zoals die door Marx en zijn medestrijder Friedrich Engels voorspeld was, viel ook niets te bespeuren. Tegen het historisch materialisme in de leer van Marx (de gedachte dat de economische omstandigheden beslissend zijn voor de ontwikkelingen op andere gebieden) had Bernstein eveneens grote bedenkingen. Vandaar zijn conclusie dat het noodzakelijk was dat met overtuigende scherpte werd aangegeven "wat van de werken onzer grote voorvechters waard en bestemd is voort te leven en wat vallen moet en vallen kan". Aanvankelijk werden zijn bezwaren aan de kant geschoven. Vrijwel overal in de socialistische beweging gaven de meer fundamentalistisch ingestelde socialisten de toon aan. Voor hen hadden Marx en zijn geschriften het aureool van onfeilbaarheid. Steeds vaker viel echter te constateren dat men in de praktijk toch de lijn van Bernstein volgde. Men beijverde zich om de maatschappij waar mogelijk langs de weg der geleidelijkheid (en dus niet door middel van revolutie) te hervormen in socialistische zin. Op die manier ontstond er een steeds grotere kloof tussen de marxistische ideologie die men officieel aanhing en de dagelijkse praktijk van de partij en vooral van de socialistische vakbeweging. Na verloop van tijd moesten de orthodoxe marxisten in het socialistische kamp zich dan ook gewonnen geven. Zeker na 1945 distantieerden de socialisten zich duidelijk van de marxistische ideologie en wierpen zij zich op als verdedigers van de democratie. Dit in tegenstelling tot de communistische partijen die aan het marxisme (zij het in de leninistische variant) trouw bleven.
2.3 De wereld van de islam De laatste tijd wordt het woord fundamentalisme vooral gebruikt met betrekking tot fundamentalistische stromingen in de islam. Met name sinds 1979, toen de westers georiënteerde sjah van Iran het veld moest ruimen voor de fundamentalistische ayatollah Khomeiny, wordt het moslimfundamentalisme als een grote bedreiging gezien voor de stabiliteit van de islamitische wereld. Dit te meer daar de nieuwe Iraanse leiders het als hun roeping beschouwden om hun islamitische revolutie ook naar andere landen te exporteren. Het Westen en vooral de VS ("de grote satan") gold daarbij als hun voornaamste tegenstander. Nu zou het verkeerd zijn om de islamitische wereld en zelfs de fundamentalistische beweging daarin al te zeer als een eenheid te zien. Dat is de islam evenmin als het christendom. Ook toen Europa nog (althans in zekere zin) als een christelijk werelddeel kon worden beschouwd, voerden de christelijke volken en vorsten herhaaldelijk bloedige oorlogen met elkaar. In de islamitische wereld ging en gaat het er niet anders naar toe. Tussen mensen die zich als christenen beschouwen bestaan vaak hele grote verschillen. Er zijn rooms-katholieken en protestanten, er zijn orthodoxen en vrijzinnigen. Er zijn christenen die hun geloof heel serieus nemen en christenen voor wie het geloof niet veel betekent. Er zijn christenen voor wie zondag en door de week heel 8
fijui:
Moskee in Amsterdam.
FOTO: RD
verschillende werelden zijn en christenen die proberen hun geloof (wat dat dan ook zij) in hun dagelijks leven gestalte te geven. Dat alles komen we ook tegen in de islamitische wereld. Al kort na de dood van Mohammed (in het jaar 632 na Chr.) viel de moslimgemeenschap uiteen in soenieten en sji'ieten. Laatstgenoemden zijn volgelingen van Ali, de neef en schoonzoon van Mohammed. In Iran is de sji'itische islam al eeuwenlang staatsgodsdienst. Buiten Iran wordt de moslimwereld gedomineerd door de soenieten, al zijn er in tal van landen (bijvoorbeeld Irak, Libanon en Bahrein) ook grote groepen moslims die de sji'itische variant van de islam belijden. In de ogen van de strenge soenieten (zoals de wahhabieten die we met name in Saudi-Arabië aantreffen) zijn de sji'ieten zonder meer ketters. In de Afghaanse burgeroorlog van de afgelopen jaren beijverden door Saudi-Arabië gefinancieerde milities zich om sji'itische heiligdommen, zoals grafmonumenten van geestelijke leiders, kapot te schieten. Voor de wahhabieten zijn dergelijke heiligdommen in strijd met het strikte monotheïsme van de islam. Naast de ene god (Allah) mag niets en niemand vereerd worden. Niet alleen godsdienstige verschillen maar ook nationale, economische, dynastieke of politieke tegenstellingen hebben in de islamitische wereld tot veel strijd aanleiding gegeven. Dat is ook nu nog niet anders. Denk maar aan het zich al jarenlang voortslepende conflict tussen de islamitische Koerden en de Turkse staat. Aan de seculariserende invloeden van de moderne tijd hebben de islamitische maatschappijen zich niet geheel kunnen onttrekken, al is die secularisatie daar (althans tot op heden) lang niet zo sterk als in Europa het geval is. Bovendien is er in dit opzicht een groot verschil tussen het vrij sterk op Europa gerichte Turkije en het islamitische kernland Saudi-Arabië. 9
Het was voornamelijk de intellectuele en politiek-maatschappelijke bovenlaag in de islamitische landen die zich in de loop van deze eeuw op het westen (of op Moskou) ging oriënteren. Daarin werden zij niet of nauwelijks gevolgd door de grote volksmassa's. Bij brede lagen van de bevolking bleef (ondergronds) verzet tegen de door de koloniale mogendheden of de eigen politieke leiders opgelegde modernisering bestaan. Ongetwijfeld beschouwden zowel de Iraanse sjah als de stichter van de seculiere (officieel niet-islamitische) Turkse republiek, Kemal Atatürk, zichzelf als islamieten. In hun dagelijks leven en in hun politieke opvattingen waren zij echter in belangrijke mate door de westerse cultuur beïnvloed. Andere leiders van islamitische landen leunden in het verleden tegen Moskou aan, zonder zich helemaal te verbroederen met het atheïstische communisme. De laatste jaren is er in islamitische landen duidelijk sprake van een religieus en ethisch reveil. Het verzet tegen de binnengeslopen verwestersing is krachtiger geworden. De invloed van de islam op de staat en het maatschappelijk leven neemt in veel van deze landen duidelijk toe. De roep tot invoering van de islamitische wetgeving (sjaria) wordt steeds luider gehoord. Met name daar waar economische perspectieven ontbreken, vindt het fundamentalisme een goede voedingsbodem.
2.4 Wat gelooft een islamiet? Wat is kenmerkend voor de islamitische godsdienst? Zonder daar nu diepgaande verhandelingen over te geven (daarover bestaan tal van uitvoerige publicaties) willen we toch een paar punten noemen. Om een beeld te krijgen van het moslimfundamentalisme moeten we immers enig zicht hebben op de inhoud van de islam. "Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet", zo luidt kort maar krachtig de geloofsbelijdenis van de vele honderden miljoenen moslims. De islam kenmerkt zich door een strikt monotheïsme. Allah is de enige god. Het heidense veelgodendom is de moslim een gruwel. Maar datzelfde geldt ook van de christelijke Drieëenheidsleer. God kan volgens hem onmogelijk een Zoon hebben. Allah heeft zijn wil geopenbaard aan de profeet Mohammed, die deze heeft neergeschreven in de koran. De goddelijke wetten die daarin vermeld staan, moeten niet alleen in het particuliere leven van de gelovigen maar ook in de maatschappij tot gelding komen. Islam betekent eigenlijk: overgave aan Allah. Onderwerping aan diens wil is voor moslims de hoogste wet. Dat leidt gemakkelijk tot een zeker fatalisme. Wie zich aan Allahs wil onderwerpt, wordt na zijn dood beloond met een plaats in het hemelse paradijs. Het dagelijkse gebed (richting Mekka), het vasten gedurende de maand ramadan, het geven van giften voor de armen, het uitspreken van de islamitische geloofsbelijdenis (er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet) en het maken van een pelgrimstocht (hadj) naar Mekka, waar zich de Ka'aba bevindt met de heilige steen, vormen de hoofdverplichtingen van de gelovigen. Men spreekt wel van de vijf zuilen van de islam. Mannen staan volgens de islam hoger in de natuurlijke orde dan vrouwen. Een moslim mag vier vrouwen hebben, die hij weer gemakkelijk kan verstoten. Een in de praktijk niet onbelangrijk punt is verder dat alcoholgebruik voor moslims verboden is. Daarnaast is er sprake van een renteverbod. Jodendom en christendom staan als de "godsdiensten van het boek" op een hoger niveau dan allerlei andere godsdiensten met hun veelgodendom. Hun aanhangers 10
kunnen dan ook onder zekere voorwaarden in een islamitische staat getolereerd worden. Niettemin wordt er in de koran tegen gewaarschuwd om vriendschap te sluiten met joden of christenen. Hun fout is immers dat zij niet willen inzien dat Mohammed de hoogste is in de rij der profeten (waartoe ook Abraham, Mozes en Jezus behoren) en de koran de laatste en betrouwbaarste godsopenbaring is. Op verschillende plaatsen in de koran wordt opgeroepen tot de heilige oorlog (djihad). "Vrees God en voer om zijnentwil oorlog", zo worden de gelovigen aangespoord. Wie in de heilige oorlog sneuvelt zal in het hiernamaals een grote beloning ontvangen. Op de ongelovigen daarentegen rust Gods vloek. Een poging om een islamiet over te halen tot een ander geloof is erger dan doodslag. In zijn woonplaats Mekka wilde men Mohammed niet als profeet erkennen. Vandaar dat hij in het jaar 622 naar Medina vluchtte. Deze vlucht (hidjrah) geldt als het begin van de islamitische jaartelling. In Medina stichtte Mohammed een islamitische theocratie. Vandaar uit begon hij een veroveringstocht op het Arabische schiereiland, die na zijn dood met kracht werd voortgezet. Binnen een eeuw hadden de succesvolle moslimlegers grote gebieden (van Spanje tot Pakistan) onder hun heerschappij gebracht. In Europa kwamen zij tot midden-Frankrijk (Poitiers 732) en Wenen (1529 en 1683). Die militaire expansie van de islam leidde er veelal toe dat de overwonnen bevolking na verloop van tijd de godsdienst van hun nieuwe heersers overnam. Daarbij bleven vaak allerlei elementen van het oude geloof bewaard. Dat geldt voor Indonesië, maar niet minder voor Turkije. Zo kwamen onder invloed van het christendom en het hindoeïsme allerlei mystieke elementen in de islamitische godsdienst terecht. Vandaar dat het volksgeloof in veel islamitische landen nogal afwijkt van de zuivere islam. Van een internationale religieuze organisatie zoals de Rooms-Katholieke Kerk die kent, is bij de moslims gegn sprake. Er bestaat geen islamitisch Vaticaan. Tijdens de jaarlijkse bedevaart naar Mekka krijgt het internationale karakter van de islam nog het duidelijkst gestalte. Strikt genomen kent de islam ook geen geestelijkheid. Er is geen Middelaar of bemiddelaar tussen god en mens.
2.5
Rooms-katholicisme
Aan het eind van de twintigste eeuw zijn we nogal geïmponeerd door de opmars van de fundamentalistische islam. Vorige generaties zagen de gevaren echter dichter bij huis liggen. Rome gold als hun grootste tegenstander, waarbij ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog de Watergeuzen zelfs de leuze "liever Turks dan paaps" aanhieven. Ook in de eerste helft van deze eeuw werden de orthodoxe protestanten in Nederland geconfronteerd met de groeiende macht van Rome. Als gevolg van het hoge geboortencijfer onder de rooms-katholieken en hun (zeker vergeleken met de hervormden) geringe geloofsafval, bewoog het percentage rooms-katholieken onder de Nederlandse bevolking zich vanaf het begin van deze eeuw voortdurend in stijgende lijn. Op langere termijn bezien leek een roomse meerderheid niet onmogelijk. In ieder geval leidde de emancipatie van het rooms-katholieke volksdeel tot een duidelijke verroomsing van ons land. De RK partij (RKSP, later KVP) kreeg in de Nederlandse politiek een spilpositie waar andere partijen niet omheen konden. Deze ontwikkeling werd in SGP-kring, maar bijvoorbeeld ook in de achterban van de CHU en zeker bij de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij (HGS), met zorg gadegeslagen. Men beijverde zich om het protestantse karakter van onze natie te behou11
den en waarschuwde daarom met kracht tegen het roomse gevaar dat op velerlei manier ons land bedreigde. Van een politieke samenwerking met de rooms-katholieken wilde men bij SGP en HGS volstrekt niet weten en ook tal van CHU'ers waren daar niet enthousiast over. Vandaar de steun van de CHU-fractie in 1925 voor het amendement-Kersten om het gezantschap bij de paus op te heffen. Daarmee werden niet alleen de rooms-katholieken op een heel gevoelig punt getroffen, maar werd ook een bom gelegd onder de coalitie van de drie grote christelijke partijen (RKSP, ARP, CHU). Bij de SGP is deze anti-roomse opstelling tot in de jaren zestig blijven domineren. De ingrijpende veranderingen in de Rooms-Katholieke Kerk, de snelle afbraak van de roomse zuil en de versneld doorzettende secularisatie, leidden echter tot een verschuiving van de fronten. Uit de publieke discussies over abortus, euthanasie, (homo)seksualiteit, huwelijk en gezin en de consequenties daarvan voor wetgeving en overheidsbeleid werd duidelijk hoezeer de christelijke grondslagen van onze maatschappij in diskrediet waren geraakt. Orthodoxe protestanten en strenge rooms-katholieken bleken daarbij vaak aan dezelfde kant van de frontlijn te staan. Vandaar dat zij in een organisatie als de VBOK met elkaar konden samenwerken. De standpunten van de SGP kwamen vaker overeen met die van de rooms-katholieke bisschoppen dan met die van de preses van de hervormde of de gereformeerde synode. Sommige SGP'ers van de oudere generatie, die in een tamelijk antipapistisch klimaat zijn opgegroeid, kunnen deze ontwikkelingen maar moeilijk plaatsen. Toch kunnen ook zij niet ontkennen dat de fronten verschoven zijn. Het "paarse" klimaat betekent in de huidige situatie een veel grotere bedreiging voor de gereformeerde gezindte dan de restanten van het roomse fundamentalisme. Daarbij moet het volstrekt duidelijk zijn dat in theologisch opzicht aan de fundamentele kloof tussen Rome en de Reformatie niets of vrijwel niets veranderd is. De theologische ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk na het Tweede Vaticaans Concilie gingen bepaald niet in de richting van het onvervalste reformatorische belijden. Ook dat moet beklemtoond worden. Uit bepaalde reacties op het overlijden van de Belgische koning Boudewijn, die als streng rooms-katholiek man geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor de legalisering van de abortus provocatus in zijn land (hij legde toen tijdelijk zijn koninklijk gezag neer), bleek dat niet iedereen in de gereformeerde gezindte nog voldoende oog heeft voor de ingrijpende theologische verschillen tussen Rome en de Reformatie. Hoewel wij in politiek opzicht andere prioriteiten stellen dan de vooroorlogse SGP en Rome niet meer als het grootste gevaar zien, is er geen enkele reden om iets af te doen van vraag en antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus waar de paapse mis gediskwalificeerd wordt als een verloochening van de enige offerande en van het lijden van Jezus Christus en een vervloekte afgoderij. En in vraag en antwoord 30 durfden de auteurs van de catechismus terecht te stellen dat zij die hun zaligheid bij de heiligen zoeken, niet geloven in de enige Zaligmaker Jezus, hoewel zij met de mond in Hem roemen.
2.6
Nationaal-socialisme
en
communisme
In deze eeuw zijn we in Europa geconfronteerd met verschillende politieke ideologieën. In de jaren dertig zag Hitier zijn kans schoon om in Duitsland de macht te grij12
pen. Door de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en de daarop gevolgde economische crisis, was het land volledig ontredderd en rijp voor politiek extremisme. Weliswaar was Hitiers Derde rijk na 12 jaar al afgelopen maar daarvoor was wel een bloedige wereldoorlog nodig, waarin Hitier aanvankelijk op alle fronten aan de winnende hand was. Het kan niet ontkend worden dat de communistische Sowjet-Unie een belangrijk aandeel had in Hitiers nederlaag. Deze frontale botsing tussen twee verwerpelijke ideologieën dwong anderen om een keuze te maken. Niet weinigen in kerkelijke kring zagen Hitier als een goede bondgenoot in de strijd tegen communisme (en socialisme). Sommigen uit de orthodox-protestantse hoek gingen in hun afkeer van het "bolsjewisme" zelfs zo ver dat zij zich na de Duitse inval in de Sowjet-Unie aanmelden voor de strijd aan het Oostfront. Daarentegen hadden velen in progressieve kring in en na de Tweede Wereldoorlog grote sympathie voor het communisme. De CPN kreeg bij de eerste naoorlogse verkiezingen in ons land meer dan tien procent van de stemmen. En dat terwijl in die tijd in de Sowjet-Unie een man als Stalin aan de macht was. Ondanks zijn onnoemelijk wrede en dictatoriale optreden, werd hij door communisten en meelopers in de democratische landen als de grote Leider gezien. Gedurende heel de koude oorlog bleven tallozen in de westerse wereld veel begrip hebben voor het doen en laten van de communistische regimes, zowel wat betreft hun binnenlandse als hun buitenlandse beleid. Dat was met name het geval in de kring van de Wereldraad van Kerken. Voor allerlei marxistisch georiënteerde bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld (Vietnam, Cuba, Nicaragua) bestond daar zelfs
3£SIKJ|i
Uit de hele omtrek zijn Turken met hun slachtdieren men, waar men de dieren ritueel slacht en offert.
naar het slachthuis
van
Tiel gekoFOTO: RD
13
een groot enthousiasme. Amerika en de (Amerikaanse) multinationals golden als de grote boosdoeners. Gelukkig bleef men in orthodox-protestantse kring gevrijwaard van een dergelijk heulen met een atheïstische en agressieve ideologie. In de koude oorlog tussen Oost en West schaarde de SGP (hoezeer ook afkerig van vergaande internationale samenwerking) zich achter de Navo. De vooral in kerkelijke kring veel gehoorde pacifistische lokroep, wees men af. Ook al had men grote bedenkingen tegen de westerse maatschappelijke orde, toch gaf men daaraan verre de voorkeur boven het totalitaire communistische systeem dat kerken en christenen die zich niet monddood wilden laten maken, op allerlei manieren het leven bemoeilijkte.
Hoofdstuk 3 Moslims en christenen ~ 3.1
Islamieten in Nederland
Sinds de jaren zestig, toen de eerste gastarbeiders uit Turkije en Marokko in ons land arriveerden, kent Nederland een niet te verwaarlozen islamitische minderheid. Die is door gezinshereniging, door een relatief hoog geboortencijfer in deze kring en door de komst van duizenden asielzoekers uit islamitische landen, aanzienlijk gegroeid. Inmiddels zijn er ruim 600.000 islamieten in ons land. Dat betekent dat deze groep bijna net zo groot is als de hele gereformeerde gezindte. Hoe moeten wij ons in Nederland opstellen ten opzichte van de aanhangers van de islam en andere nietchristelijke godsdiensten? Deze islamitische minderheid draagt, samen met de aanwezigheid van kleinere groepen hindoes en boeddhisten, onmiskenbaar bij aan de ontkerstening van onze natie. De moskeeën die in allerlei plaatsen verrijzen (inmiddels al zo'n kleine 400) betekenen een verdere aantasting van het christelijk gelaat van ons land. De aanwezigheid van andere godsdiensten stimuleert de discussie over de positie van de christelijke feestdagen (waarom hemelvaartsdag niet ingeruild voor een islamitische feestdag?) en andere restanten van ons christelijk verleden. De vraag wordt gesteld of de nog bestaande zondagsrust geen discriminatie betekent van godsdiensten die op vrijdag of zaterdag hun wekelijkse rustdag houden. Toelating van andersgelovigen in christelijke organisaties (CDA, CNV) en op christelijke scholen draagt in de praktijk bij aan een verdere uitholling van wat daar nog aan christelijke signatuur over was. Vaak worden de begrippen ontkerstening en secularisatie door eikaar gebruikt en vallen ze ook samen. In dit geval is er natuurlijk een duidelijk verschil. Moslims en hindoes dragen wel bij aan de ontkerstening van ons land, maar niet aan de secularisatie. Door hun concentratie in bepaalde stadswijken is het percentage mensen zonder godsdienst daar juist gedaald. Zijn er ook raakvlakken tussen strenge moslims en de gereformeerde gezindte? Van een georganiseerde samenwerking is tot op heden geen sprake. Dat zal ook niet zo gauw gebeuren. Maar beider opvattingen over bijvoorbeeld homoseksualiteit komen tamelijk overeen. En zo zijn er wel meer punten te noemen waarop beide groeperingen de moderne ontwikkelingen afwijzen. In ieder geval betekent de aanwezigheid van een grote groep moslims in ons land, 14
met een levensbeschouwing en een gedragspatroon dat dat duidelijk afwijkt van het geseculariseerde of vaag-christelijke levenspatroon van de grote meerderheid van de bevolking, dat de overheid niet zo gemakkelijk kan volstaan met het aanbieden van alleen maar algemene voorzieningen. Dat is een positief punt. Zowel de islamieten als de orthodoxe protestanten (hetzij reformatorisch, vrijgemaakt of evangelisch) als de strenge rooms-katholieken, als de uiterst kleine groep orthodoxe joden, hebben behoefte aan bepaalde voorzieningen in eigen kring.
3.2 De islamitische landen In de koloniale tijd leefden de christenen in de meeste islamitische landen onder de vlag van een min of meer christelijke mogendheid. Onder haar bescherming vonden ook zendingsactiviteiten plaats. Inheemse christenen namen, mede door hun betere scholing en hun grotere loyaliteit aan de koloniale machthebber, in de koloniale maatschappij vaak een bevoorrechte positie in. Denk maar aan de rol van de Ambonezen in het voormalige Nederlands-lndië. Na het onafhankelijk worden van deze gebieden kwam daar, hetzij geleidelijk, hetzij abrupt, verandering in. Christenen kwamen terecht in de rol van een hooguit getolereerde minderheid. Missionaire activiteiten die zich op de moslimbevolking richtten, werden niet langer geduld. In het verleden hadden die overigens ook maar weinig resultaat opgeleverd. Ten aanzien van de heidense (animistische) bevolking werd meer ruimte gelaten voor zendingsactiviteiten. Daarbij onstond veelal een heftige concurrentie tussen de islamitische bekeringsdrang en de christelijke zending. De politieke en maatschappelijke orde in de verschillende islamitische landen draagt veelal een autoritair karakter. Zeker in de Arabische wereld is van democratie nauwelijks sprake. Soms waren de machthebbers de exponenten van een fundamentalistische islam (Iran, Saoudi-Arabië). In andere gevallen vestigden zij een meer seculier bewind (soms aanleunend tegen het communistische blok) dat de invloed van de islam op de maatschappij beperkt wilde houden. Daarbij moeten we ons realiseren dat de democratisering van een dergelijk autoritair, maar niet-fundamentalistisch, bewind nogal eens betekent dat de politieke invloed van de islam groter wordt en de ruimte voor christenen dienovereenkomstig vermindert. Fundamentalistische leiders weten bij de stembus de gelovige volksmassa's te mobiliseren. In vertrouwen op betere tijden (zowel economisch als moreel) zijn die bereid hen aan de macht te brengen. We hebben dat gezien in Algerije, waar in 1991 het fundamentalistische FIS bij de verkiezingen de overwinning dreigde te behalen. Alleen door een ingreep in het staatsbestel kon de vestiging van een islamitische republiek worden voorkomen. Ook in Turkije (het meest democratische moslimland van het Midden-Oosten) is de fundamentalistische Welzijnspartij inmiddels de grootste partij geworden. Dat plaatst regeringen en publieke opinie in de westerse landen voor een dilemma. Moet men de democratisering toejuichen ongeacht welk bewind er door middel van vrije verkiezingen tot stand komt? Of is een staatsgreep door het leger of een onderdrukking van de politieke islam door een autoritair regime, te verkiezen boven een staat waarin de koran (en dan zeer strikt geïnterpreteerd) het einde is van alle tegenspraak? Ten tijde van de koude oorlog waren de Verenigde Staten bereid om fundamentalistische moslims in hun verzet tegen communistische of tegen het communisme aanleunende regimes te steunen met geld en wapens. Dat gebeurde op grote schaal in 15
Afghanistan, waar verschillende fundamentalistische groepen een uitputtingsoorlog voerden met de communistische regering die gesteund werd door het Rode Leger. Oud-strijders uit Afghanistan aarzelden echter niet om hun gevechtservaring ook in te zetten tegen pro-westerse regimes die in hun ogen onvoldoende islamitisch waren. En in Afghanistan zelf eisen de zegevierende Taliban thans van de bevolking (ook in de naar Afghaanse begrippen tamelijk liberale hoofdstad Kabul) een zeer strikte naleving van de islamitische wetgeving. Strikter nog dan in Iran of SaoudiArabië het geval is. Vrouwen die niet zwaar gesluierd rondlopen, gelden als half-ontkleed en worden als zodanig gestraft. Mannen moeten hun baard laten groeien. Vrouwen mogen niet autorijden en niet buitenshuis werken. Meisjesonderwijs is afgeschaft. Deelname aan het moskeegebed (vijf maal per dag) is verplicht. TV-kijken is verboden, evenals het maken van personenfoto's. Een geluk is nog dat de Taliban radicale soenieten zijn die de sji'itische ayatollahs uit het buurland Iran nauwelijks als moslims beschouwen. Van een gemeenschappelijk front tegen het Westen zal voorlopig geen sprake zijn. Turkije is een ander voorbeeld van de dilemma's waarvoor het Westen staat in zijn relatie met de islamitische wereld. Dit land, dat in de Eerste Wereldoorlog tot de verliezers behoorde, werd nadien door Atatürk op autoritaire wijze gemoderniseerd. Turkije werd een seculiere (niet-islamitische) republiek. De wetgeving werd op Europese leest geschoeid. De islam moest voortaan buiten de politiek blijven. Om dat te bereiken werd hij aan staatstoezicht onderworpen. Zo werd een Raad voor religieuze aangelegenheden ingesteld, waarvan de leden benoemd worden door de regering. Het dragen van de sluier en de fez werden verboden. Het latijnse alfabet werd ingevoerd in plaats van het arabische schrift. Zelfs ging men zover om de zondag tot algemene rustdag te verklaren in plaats van de vrijdag. Vandaar ook dat thans in de kring van de Turkse fundamentalisten geklaagd wordt over het gebrek aan godsdienstvrijheid voor islamieten! Dat geldt met name de voorschriften inzake het uiterlijk. Mannelijke ambtenaren mogen geen baard hebben. Voor vrouwelijke ambtenaren is de hoofddoek helemaal verboden. Baard en hoofddoek gelden immers als fundamentalistische symbolen. Aan de universiteit en in de advocatuur zouden vrouwen met hoofddoek gediscrimineerd worden. Het feit dat de fundamentalistische Welzijnspartij bij de parlementsverkiezingen geen vrouwen kandidaat stelde, verdedigde zij onder meer met het argument dat deze in het parlement zonder hoofdoek zouden moeten verschijnen. Openlijke kritiek op het door Atatürk geschapen staatsbestel mogen de fundamentalisten niet leveren. Dat is in Turkije bij de wet verboden. Toen Atatürk de band tussen staat en religie doorsneed, besefte hij dat hij een ander bindmiddel nodig had om de Turkse maatschappij bij elkaar te houden. Dat zocht hij in een sterk nationalisme. "Gelukkig is hij die zich een Turk kan noemen", zo luidt een uitspraak van hem die sindsdien vele malen is herhaald. De Turkse maatschappij is dan ook uiterst nationalistisch. Het leger staat hoog in aanzien en geldt bij uitstek als de verdediger van het niet-islamitische staatsbestel. Speciale rechten voor etnische minderheden zoals de Koerden zijn ondenkbaar. De eenheid van de Turkse staat is immers onaantastbaar. Wie autonomie bepleit voor de Koerdische regio, zoals het voorheen centralistische en autoritaire Spanje bijvoorbeeld aan Catalonië en Baskenland heeft toegekend, maakt zich schuldig aan landverraad. De meedogenloze onderdrukking van de Koerdische opstandelingen gevoegd bij 16
andere schendingen van de mensenrechten in Turkije roept de kritiek van het Westen op. Toenaderingspogingen van Turkije tot de Europese Unie worden ook al om die reden afgehouden. Dat betekent dat de verdedigers van het huidige staatsbestel in Turkije zich van twee kanten in de tang genomen voelen. Voor de Europese landen zijn zij niet democratisch genoeg. Van die kant wordt hen verweten dat zij de rechten van de mens schenden. De fundamentalisten verwijten hen dat zij te veel op Europa georiënteerd zijn en voorbij gaan aan het feit dat bijna alle Turken islamiet zijn. Gezien ook de strategische positie van Turkije is het van belang om de verdedigers van het seculiere staatsbestel niet in de kou te laten staan. Turkije ligt op de grens tussen Europa en Azië. Het is lid van de Navo en onderhoudt vanouds diplomatieke relaties met Israël. Turkije is een van de weinig moslimlanden met een betrekkelijk democratisch staatsbestel. Ook in Indonesië is er sprake van een opleving van het islamitisch fundamentalisme. De islam zet steeds meer zijn stempel op het regeringsbeleid. Dat is te meer opmerkelijk omdat Soekarno destijds van Indonesië bewust geen islamitische staat heeft willen maken, ook al behoort bijna 90 procent van de bevolking tot die godsdienst. De grondslag van het Indonesische staatsbestel wordt gevormd door de Pancasila, de vijf grondzuilen. Het geloof in God geldt daarbij als de eerste zuil. Op dit punt wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen christendom, hindoeïsme en islam. De felste reacties van moslims tegen andere godsdiensten doen zich voor wanneer moslims overgaan tot een ander geloof of wanneer er volgens hen sprake is van belediging van Allah, de profeet Mohammed of de heilige Koran. Ook in islamitische landen waar de overheid de christenen nog wel een zekere bescherming biedt, komen opgezweepte volksmassa's er dan gemakkelijk toe kerken en andere christelijke gebouwen in brand te steken en christenen het leven zuur maken. Dat deed zich aan het eind van de jaren negentig voor in Pakistan en Indonesië. In fundamentalistische moslimstaten is het voor moslims verboden om tot een ander geloof over te gaan. Zo werd in 1996 in Koeweit de zakenman Rober Quambar Hoessein ter dood veroordeeld omdat hij christen was geworden. Dat leidde tot protesten in de westerse wereld, onder meer van de SGP-jongerenorganisatie. Overigens ging hij een jaar later weer over tot de islam!
Hoofdstuk 4 Fundamentalisme
in Israël
Ook in de staat Israël roept de overgang van joden naar het christendom bij orthodoxe joden veel agressie op. Wanneer Messiasbelijdende joden naar Israël willen emigreren kunnen zij niet als elke andere jood een beroep doen op de Wet op de terugkeer. Ook is er een wet in de maak die verbiedt om literatuur in bezit te hebben, te vermenigvuldigen of te distribueren die er op gericht is om mensen tot een ander geloof over te halen. Het zijn met name de religieuze partijen die het meest verbeten zijn op de Messiasbelijdende joden. De vraag of de nieuwe joodse staat een religieus of seculier karakter zou dragen, is bij de stichting van de staat Israël in 1948 onbeslist gebleven. Vandaar dat het land 17
ook geen grondwet kent. Voor de orhodoxe joden vallen echter natie en religie samen. Mede als gevolg van hun hoge geboortencijfer zetten zij steeds meer een stempel op het land en vooral op de hoofdstad Jeruzalem. Het joodse fundamentalisme kreeg een belangrijke stimulans door de successen die Israël behaalde in de Zesdaagse Oorlog van 1967. Gebieden die voor het joodse geloof van groot belang waren (inclusief het oude Jeruzalem) kwamen toen in Israëlische handen. Terwijl de Likoedpartij in feite afscheid heeft genomen van de Groot-lsraëlgedachte, leeft die nog wel degelijk bij de orthodoxe joden en de niet-religieuze nationalisten. Zij willen niets teruggeven van Judea en Samaria. Volgens de orthodoxe joden is het Oudtestamentische ls-raël als het beloofde land uitsluitend voor Gods uitverkoren volk. Sommigen van hen zijn bereid daarin heel verte gaan. Zij hebben de oorlog verklaard aan alles en iedereen die hun ideaal in gevaar brengt, inclusief de Israëlische regering. Vandaar de moord op premier Rabin eind 1995. De orthodoxe joden verzetten zich, net als de fundamentalistische islamieten van de Hamasbeweging, tegen de vredesovereenkomst met Arafat. De uitersten raken elkaar hier, zo moeten we constateren. Veel joodse fundamentalisten houden een duurzame vrede tussen Israël en zijn buurlanden gewoon niet voor mogelijk. De verkiezingen van 1996 brachten de Likoedpartij van Netanjahoe aan het bewind, terwijl de verschillende religieuze partijen aanzienlijke winst boekten. Zij maken nu zo'n twintig procent van de Knesseth (het Israëlische parlement) uit. Maar het is bepaald niet zo dat de joodse fundamentalisten het thans in Israël voor het zeggen hebben. Al hebben wij sympathie voor het joodse volk en zeker ook voor die joden die zich in Israël gevestigd hebben (een sympathie die rust op de Bijbel) dat betekent nog niet dat wij ons automatisch scharen achter de fundamentalistische joden en hun veelal extreme opvattingen. De positie van de Arabische bevolking van Palestina mogen we immers niet uit het oog verliezen. Men kan die nu eenmaal niet deporteren of generaties lang politiek onmondig laten. Het is ook niet in het belang van Israël om voortdurend op voet van oorlog te leven met zijn buren. De honderdduizenden Palestijnen in de door Israël bezette gebieden leveren bovendien een intern veiligheidsprobleem op voor de joodse staat. Dat bleek wel bij de Intifadah, de Palestijnse volksopstand die aan het eind van de jaren tachtig uitbrak. Land voor vrede kan een aanvaardbare beleidslijn zijn, wanneer die vrede inderdaad ook iets voorstelt. Ten slotte moeten we niet vergeten dat de oudtestamentische landbelofte gekoppeld is aan het wandelen in Gods wegen. Daar is in het huidige Israël nauwelijks sprake van.
Hoofdstuk 5
De westerse maatschappij
Lijnrecht tegenover de absolute waarheidspretentie van allerlei fundamentalistische stromingen staat het pluralisme en relativisme van onze moderne westerse maatschappij. leder kan daar op zijn eigen manier zalig worden. En als hij het geluk slechts in dit leven zoekt, is dat ook geen enkel probleem. In de seculiere staat zoals wij die kennen zijn kerk en staat immers gescheiden. De overheid behandelt alle godsdiensten en levensbeschouwingen op voet van gelijkheid. Die godsdienstvrijheid is een onderdeel van de hele mensenrechtencatalogus, 19
die na de Tweede Wereldoorlog in de westerse cultuur een steeds grotere rol is gaan spelen. Nu is het uiteraard zo dat wij dit levensbeschouwelijk relativisme moeten afwijzen. Vanuit haar theocratische principes moet de SGP opkomen voor het gezag van Gods geboden in het openbare leven. Dat levert haar gemakkelijk het verwijt op van intolerantie en christelijk fundamentalisme. Dat zij zo. Met het relativistische denken waarbij geloof en ongeloof, waarin het christendom en en andere godsdiensten principieel op een lijn worden gesteld, kunnen wij niet meegaan. Dat neemt echter niet weg dat een dergelijke tolerante en relativistische maatschappij allerlei voordelen heeft boven een totalitaire maatschappij waarin nauwelijks ruimte is voor het christelijk getuigenis en voor een leven naar Gods geboden. In het democratische bestel van de Nederlandse staat kunnen wij als SGP altijd nog onze inbreng leveren. Onder bepaalde voorwaarden is de overheid zelfs bereid om reformatorische organisaties te subsidiëren. Vandaar dat wij de overwinning van de liberale democratie op het communisme, zoals wij die aan het eind van de jaren tachtig in Oost-Europa hebben gezien, wel degelijk als een vooruitgang kunnen beschouwen. Het betekent ook dat wij de opmars van het moslimfundamentalisme in bijvoorbeeld een land als Turkije, met zorg moeten gadeslaan. Maar het is natuurlijk geen zwart-wit verhouding. De val van het communisme heeft in Oost-Europa ook geleid tot een sterke toename van corruptie, criminaliteit, prostitutie en nationalistisch extremisme. En als islamitische fundamentalisten in Turkije of elders zich verzetten tegen de invoer van pornografisch materiaal uit het Westen, dan kunnen wij hen daarin geen ongelijk geven. In onze geseculariseerde maatschappij, waarin sterk de nadruk wordt gelegd op de individuele keuzevrijheid, is sprake van een toenemende normloosheid. De traditionele moraal die gebaseerd was op de Tien geboden, vervaagt steeds meer. Een maatschappij kan echter niet zonder normen en waarden. De grote vraag is waar zo'n nieuwe moraal vandaan moet komen en hoe die er uit moet zien. Wat is bovendien de overtuigingskracht van een dergelijke moraal wanneer die slechts berust op onderlinge afspraak? Daaraan ontbreekt immers het gezaghebbende "gij zult niet" van de Tien geboden, dat allerlei menselijke voorkeuren overstijgt. Roept een dergelijke vrijblijvendheid van de moraal niet de reactie op van "jouw moraal is de mijne niet", wanneer mensen er in een bepaalde situatie geen belang bij hebben om zich aan die morele regels te houden? We zien ook dat men in een dergelijke pluralistische en relativistische maatschappij vaak weinig tolerant is ten opzichte van hen die deze gedachtengangen volstrekt verwerpen en hun eigen geloofsovertuiging en de daaraan verbonden zedelijke normen niet op een lijn willen stellen met allerlei andere religies en levensbeschouwingen. Hen wordt verweten dat zij de ander niet in zijn waarde laten en hem hun mening willen opdringen. In concreto zien wij die intolerantie in de anti-discriminatiewetgeving. Die leidt er gemakkelijk toe dat iemand zijn godsdienstige overtuiging slechts in de strikte privésfeer volledig gestalte mag geven. Daarbuiten geldt het gauw als discriminerend wanneer hij in zijn bedrijf, in organisaties van geestverwanten of in al dan niet gesubsidieerde instellingen van eigen signatuur, zijn godsdienstige principes in de dagelijkse praktijk tot uitdrukking wil brengen. Dat is zeker het geval wanneer homoseksueel gedrag of ongehuwd samenwonen aan de orde zijn. Het relativisme komt dan 20
openbaar als een vorm van absolutisme. We zouden dat de paradox van het relativisme kunnen noemen. Wie in publieke discussies een beroep doet op de Bijbel, geldt in veler oog als buiten de orde. In zo'n discussie mag men slechts met argumenten aankomen waar een ander ook wat mee kan. leder mag geloven wat hij wil, of niet geloven wat hij wil, maar dan bij voorkeur wel in zijn vrije tijd. Er is sprake van een privatisering van de godsdienst. Vandaar ook dat de kerkelijke gezindte tegenwoordig door de overheid niet meer geregistreerd wordt. Waarom ook? Godsdienst is maatschappelijk niet meer van belang. Wat iemand gelooft of niet gelooft is een kwestie van privacy. Op dat gebied moet je hem met rust laten, in de hoop dat hij ook anderen met rust laat.
21
Hoofdstuk 6
Slotconclusies
Vormt het fundamentalisme en dan met name het moslimfundamentalisme, tegenwoordig een groot gevaar? Een gevaar voor de westerse wereld? Een gevaar voor het christendom? In de in 1995 verschenen herijkingsnota van het Nederlandse buitenlandse beleid werd fundamentalisme naast armoede, vervuiling, gezondheidsproblemen, internationale misdaad en terrorisme genoemd als een van de dreigende gevaren van onze tijd. Al eerder had de vroegere secretaris-generaal van de Navo, de Belg Willy Claes, het moslimfundamentalisme aangewezen als de nieuwe vijand van de Navo, nu het communistische gevaar was weggevallen. We moeten ons hier hoeden voor al te dramatische voorstellingen. Maar zonder gevaar is het moslimfundamentalisme niet. Islamitische terreurgroepen, voorzien van moderne wapens en explosieven, die niet aarzelen om tot zelfmoordacties over te gaan, kunnen veel slachtoffers maken en grote materiële schade teweegbrengen. Bovendien kunnen zij in de maatschappij diepgaande gevoelens van angst en bedreigdheid veroorzaken. Dat geldt voor de islamitische landen maar ook voor de westerse wereld. Door de aanwezigheid van vrij omvangrijke moslimminderheden in West-Europa beschikken islamitische terreurgroepen ook daar over een uitvalsbasis voor eventuele acties. Ten aanzien van de islamitische landen is het in ieder geval duidelijk dat de opmars van het fundamentalisme leidt tot een verminderde ruimte voor de daar wonende christenen. Zij moeten tevreden zijn met de rol van tweederangs burgers. De overgang van een christen naar de islam wordt heel normaal gevonden, maar pogingen om islamieten tot het christendom te bekeren roepen felle reacties op. De kopten in Egypte, die daar ongeveer tien procent van de bevolking uitmaken, zijn al eeuwenlang vertrouwd met deze positie van een slechts gedulde minderheid. Dat neemt niet weg dat sommige kopten daar best hoge posities kunnen bekleden. Een van hen, Boutros-Ghali, was zelfs minister van buitenlandse zaken van Egypte en werd daarna secretaris-generaal van de VN. Maar ook geldt dat de laatste vijf jaar meer dan duizend Egyptische christenen om het leven zijn gekomen door aanslagen van de kant van fanatieke moslims! Ook het joods fundamentalisme heeft duidelijk negatieve kanten. Dat geldt zowel zijn afwijzende opstelling ten opzichte van het vredesproces in het Midden-Oosten als zijn intolerante houding ten aanzien van de Messiasbelijdende joden. Toch zullen wij ons niet mogen scharen in het kamp van de enthousiaste verdedigers van onze geseculariseerde en tolerante maatschappij. Ook niet wanneer zij fors uitpakken tegen de opmars van de islam, zoals bijvoorbeeld de Elseviercolumnist dr. Fortuyn deed in zijn boek "Tegen de islamisering van onze cultuur" (Utrecht, 1997). Zo'n antifundamentalistisch pleidooi op basis van het moderne denken kan zich immers heel gemakkelijk keren tegen hen die naar Gods Woord willen leven. Want ook zij voldoen niet aan de eisen die de moderne tijd stelt ten aanzien van de verhouding tussen man en vrouw, de opvoeding van kinderen en de acceptatie van homoseksualiteit. We signaleerden reeds dat de moderne tolerantie zich vaak beperkt tot hen die er eenzelfde "verlichte" opvatting op na houden. Ten opzichte van hen die een dergelijk relativisme niet kunnen onderschrijven, is men vaak zeer intolerant. Daarbij schroomt men niet om de overheid met haar wetgeving en haar financiële macht te hulp te roepen om zijn standpunten kracht bij te zetten. Welk staatsbestel en welke maatschappijstructuur zouden wij dan in de huidige situ22
atie moeten verkiezen? Wat valt daarover te zeggen? Allereerst is het van belang om er hier met nadruk op te wijzen dat het een ernstige zaak is wanneer in de maatschappij Gods heilzame geboden niet meer als norm worden aanvaard en niet meer beseft wordt dat Hij als de Schepper en Onderhouder van alle dingen er recht op heeft om door een ieder gediend en gevreesd te worden. Ook al weten wij wel dat dat anders behoort te zijn, toch is het risico groot dat wij aan zo'n verwerpelijke situatie steeds meer gewend raken. Maar al leven wij in een dergelijke maatschappij, dan is het niet zonder betekenis hoeveel ruimte daarin gelaten wordt aan mensen die naar Gods geboden trachten te leven. Daarbij gaat het om ruimte om hun eigen leven daarnaar in te richten en daarvan in de bredere samenleving te getuigen. Maar ook de ruimte om in eigen kring (in eigen organisaties) die geboden tot gelding te brengen en de formele erkenning en financiële steun van de overheid met betrekking tot die organisaties en instellingen (scholen, hulpverleningsinstanties etc.) is hier van belang. Datzelfde geldt van de erkenning van gewetensbezwaren tegen hetgeen in deze maatschappij gangbaar is, bijvoorbeeld inzake verzekering, zondagsarbeid, abortus en euthanasie. Die ruimte wordt in de huidige situatie niet alleen bedreigd door religieuze fundamentalisten in islamitische landen of in de staat Israël. Ook in de westerse wereld staat die ruimte onder druk. Daar is dat vooral onder invloed van een agressieve vrijheids- en gelijkheidsideologie. Allerlei bijbelse principes waarop orthodoxe christenen zich in het openbare leven beroepen, worden veelal als niet-relevant of zelfs als discriminerend terzijde geschoven. Het is dus van belang om naar verschillende kanten te kijken. Het gevaar komt niet uitsluitend uit een bepaalde hoek. Het moslimfundamentalisme geeft onmiskenbaar risico's waarvoor we onze ogen niet moeten sluiten. Voor ons in de Nederlandse maatschappij aan het einde van de twintigste eeuw liggen de grootste gevaren echter in de volstrekt geseculariseerde cultuur die ons omringt. Een geseculariseerde cultuur die geleidelijk aan ook doordringt in de gereformeerde gezindte.
23