Inhoud
Voorwoord 7 Inleiding 15 De grenzen van het ideaal 16 Het Actiecomité en de Verdragen van Rome 19 Storm over Frankrijk 21 Algerije en Europa 26 Monnet en De Gaulle 29 eeg als opstap naar epu 33 epu als opstap naar Atlantisch partnerschap 35 De Koude Oorlog en daarna 37 De grote deceptie 40 Schrift 7 (september 1957 – februari 1958) 53 Schrift 8 (maart 1958 – juli 1958) 81 Schrift 9 (juli 1958 – november 1958) 91 Schrift 10 (november 1958 – maart 1959) 105 Schrift 11 (april 1959 – februari 1960) 113 Schrift 12 (maart 1960 – juni 1960) 131 Schrift 13 (juni 1960 – oktober 1960) 141 Schrift 14 (oktober 1960 – januari 1961) 155 Schrift 15 (februari 1961 – april 1961) 169 Schrift 16 (april 1961 – juli 1961) 187 Schrift 17 (juli 1961 – november 1961) 209 Schrift 18 (november 1961 – maart 1962) 229 Schrift 19 (maart 1962 – september 1962) 257 Schrift 20 (september 1962 – februari 1963) 285
inhoud cv Max Kohnstamm 305 Hoofdrolspelers 307 Bronnen en literatuur 313 Personenregister 317
Voorwoord
De historische waarde van de Europese dagboeken van Max Kohnstamm (1914-2010) is moeilijk te overschatten. De dagboeken zijn zo bijzonder, omdat ze de ontwikkelingen in de geschiedenis van de Europese integratie beschrijven vanuit de caleidoscoop die hoorde bij Kohnstamms abnormale baan als ‘lobbyist voor Europa’, zoals hij het zelf noemde. Het wijdvertakte transnationale netwerk van Jean Monnet, zijn mentor, baas en inspirator, verschafte hem toegang tot de hoogste niveaus in de regeringsorganisaties in Washington, Parijs, Bonn en Londen. Daardoor geven zijn dagboeken een vollediger beeld en een dieper inzicht in het Europese integratieproces van de jaren vijftig en zestig dan de bestaande verklarende literatuur over de geschiedenis van de Europese integratie. Die is namelijk vrijwel altijd, direct of indirect, gebaseerd op één of meer nationale archieven en opgeschreven vanuit het staatscentrische perspectief dat daarbij hoort. Wie ‘Europa’ wil begrijpen, moet de dagboeken van Kohnstamm lezen. Hoe ingewikkelder de geschiedenis, des te bruter de simplificatie die nodig is om greep te krijgen op de weerbarstige historische werkelijkheid. Dat geldt zeker voor de geschiedschrijving over het Europese integratieproces. Daarin vindt men verwarrende wendingen en puzzels te over. Het onbegrip, de controverse en de verbazing die het integratieproces zo regelmatig oproept, schreeuwt als het ware om conceptualisering en theorievorming aan de hand waarvan uitgelegd kan worden hoe het toch kan dat de zaken zo lopen als ze lopen in ‘Europa’. De deductief of inductief geconstrueerde verklaringen die in deze behoefte voorzien, vormen een onmisbaar element om te komen tot inzicht in het hoe en waarom van de Europese integratie, hoe botsend en pretentieus ze vaak ook zijn. Maar het zijn ook ex post facto-rationalisaties, verklaringen achteraf. Daarin schuilt een gevaar. Immers, hoe eleganter en overtuigender de verklaring achteraf, des te onweerstaanbaarder de verleiding om daar in de 7
voorwoord werkelijkheid louter bevestigingen van te zien. Dat gevaar wordt groter naarmate de bestudering van de primaire bronnen, zoals onderzoek in de relevante archieven, ondergeschikt gemaakt wordt aan het conceptuele sjabloon, of dat nu positivistisch, postmodern, filosofisch of vanuit nationale belangen opgebouwd is. Dan raakt de historische werkelijkheid wel erg ondergeschikt aan de theoretische constructie achteraf (én de mogelijkheden die dat biedt om toegepast beleidsadvies te geven in het heden). De paradoxale grillen van de geschiedenis verdwijnen zo steeds meer uit beeld en daarmee wellicht ook de essentie. Dat dreigt voortdurend bij de bestudering van het proces van Europese integratie. In zijn dagboeken neemt Kohnstamm de lezer mee naar de kern van het integratieproces. Het blijkt dat dit heel anders verliep dan het van buitenaf leek. Zijn vertrouwelijke verslag uit het epicentrum van de Europese integratie in de jaren vijftig en zestig staat bol van tegenstrijdige ontwikkelingen, mispercepties en ongelooflijke samenlopen van omstandigheden. Vanuit zijn persoonlijk perspectief strijden hoop en angst voortdurend om de voorrang. Vanuit het perspectief van het integratieproces wordt het drama vooral voortgedreven door de vele geheel of half mislukte plannen, plannetjes, grand designs, strategieën, opzetjes en insteekjes, die in de bestaande historiografie vaak totaal afwezig zijn omwille van de consistentie van conceptualisering en verklaring (zeer begrijpelijk overigens). Als er één constante naar voren komt uit de dagboekaantekeningen van Kohnstamm dan is dat het onvermogen van de betrokken regeringen en andere actoren om het integratieproces onder controle te houden. Chaos was vaak het resultaat. In die grillige omstandigheden waren (en zijn) vriendschappen, animositeit, toeval, intrige, emotie, eer, spookbeelden, wantrouwen en bluf vaak belangrijkere grootheden dan beleidskeuzes op rationelere gronden. Die essentie van oncontroleerbaarheid is groots vastgelegd in de dagboeken, inclusief verslagen van de harde strijd om de nationale en internationale baantjes en de onthullende typeringen waarmee Kohnstamm de karakters van diverse prima donna’s schetst. Hoe goed hij geïnformeerd was, blijkt uit het feit dat de tekst van de dagboeken vaak naadloos aansluit bij de inhoud van de inmiddels toegankelijke diplomatieke stukken uit die tijd. Kohnstamm rapporteert nauwgezet over het eindeloze trekken en duwen bij de Europese onderhandelingen, waarvan zoveel achter de schermen verborgen bleef. Zijn verslag over de periode 1957-1963 vertoont qua inhoud verbluffend veel overeenkomsten met de actuele toestand in de Europese integratie. Zo werkte hij mee aan gedetailleerde plannen voor Europees monetair beleid en 8
voorwoord een toekomstige gemeenschappelijke munt – inclusief een noodfonds voor het opvangen van financiële crises – was hij nauw betrokken bij onderhandelingen over politieke verdieping van de integratie, worstelde hij met het vraagstuk van de duurzaamheid van de trans-Atlantische solidariteit in het licht van het onvermijdelijke Amerikaanse machtsverval en de al even onvermijdelijke opkomst van China, probeerde hij zich een voorstelling te maken van de wereldorde na de Koude Oorlog en de rol van Europa daarin, en pijnigde hij zijn hersenen in het vergeefse zoeken naar een oplossing voor het probleem van de hebzucht als hoofdzonde van onze tijd. Deze uitgave van de Europese dagboeken beslaat de periode van september 1957 tot februari 1963, een complexe episode in de geschiedenis van het integratieproces die Kohnstamm als één verhaal heeft vastgelegd. Uit de eerste hand beschrijft hij hoe veranderende omstandigheden in de binnenlandse en buitenlandse politiek samenhingen met de start en het verloop van de parallelle onderhandelingen over een Europese Politieke Unie (de zogeheten Fouchetonderhandelingen), de Britse aanvraag tot toetreding tot de Europese Economische Gemeenschap en de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Zijn aantekeningen maken duidelijk hoe het kon dat alleen de laatste onderhandelingen tot een positief resultaat gebracht werden, terwijl de andere twee onderhandelingsprocessen eindigden in een grandioos fiasco. De dagboeken ontsluiten veel tot nu toe onbekende informatie en werpen een nieuw licht op het verloop van deze verstrengelde Europese onderhandelingsprocessen, waarvan belangrijke aspecten, ondanks het vele onderzoek dat ernaar gedaan is, nog altijd niet opgehelderd zijn. Brisant is dat de dagboeken de sleutel bevatten die toegang biedt tot een geschiedenis die tot op heden vrijwel geheel verborgen is gebleven voor historici en onderzoekers: het verhaal van de samenwerking tussen Jean Monnet en Charles de Gaulle. Die zorgvuldig geheimgehouden samenwerking ging in de jaren 1958-1962 veel verder dan voor mogelijk is gehouden, zo kan in Kohnstamms dagboekaantekeningen gelezen worden. Maar ook voor Kohnstamm bleven de finesses ervan vaak verborgen. Hij omschreef de toenadering en samenwerking tussen deze enigmatische leiders van het naoorlogse Franse politiek realisme als ‘diep spel’. Het hield hem erg bezig, maar echt doorgronden kon Kohnstamm het niet. Die verborgen geschiedenis en Kohnstamms koortsachtige zoektocht naar de betekenis daarvan voor het Europese integratieproces én zijn eigen idealen vormen het hart van het verhaal dat hij vertelt in deze uitgave van zijn Europese
9
voorwoord dagboeken. Dat is een spannend verhaal met ongekende plotwendingen en dubbele bodems. Als het over Monnet, De Gaulle en de Europese integratie gaat, dringt de historiografie ons een zwart-wit tegenstelling op. Als je voor de een was, moest je wel tegen de ander zijn. Een beeld dat overigens allerminst genuanceerd wordt in de lijvige memoires van beide realisten. Het blijkt een onjuiste voorstelling van zaken te zijn. De confrontatie tussen Monnet en De Gaulle was veel dubbelzinniger dan de gestileerde tegenstelling tussen dogmatisch geloof in het ‘Europese ideaal’ van supranationale integratie aan de ene kant, en het primaat van de Franse grandeur en de strikt intergouvernementele benadering die daarmee geassocieerd wordt aan de andere kant. Vanaf de eerste weken na de terugkeer van De Gaulle als leider van Frankrijk in het voorjaar van 1958, zochten Monnet en De Gaulle toenadering gericht op vergaande samenwerking met betrekking tot de Europese integratie. Aan de hand van de aanwijzingen in de dagboeken van Kohnstamm is het, door gericht archiefonderzoek, mogelijk een begin te maken met het blootleggen van die verborgen geschiedenis, die cruciaal is voor het verloop van het integratieproces in de jaren 1958-1963. Om die belangrijke geschiedenis te kunnen volgen bij het lezen van Kohnstamms dagboekaantekeningen is aanvullende informatie over de samenwerking tussen Monnet en De Gaulle noodzakelijk. Die informatie wordt gegeven in de inleiding bij deze uitgave, die daarnaast een schets geeft van de historische context waarin Kohnstamm zijn aantekeningen maakte, gedomineerd door Koude Oorlog, dekolonisatie, amerikanisering, economische boom en bloeiende West-Europese verzorgingsstaten. De inleiding kan voorafgaand aan de schriften gelezen worden, maar ook gebruikt worden als aanvulling op het notenapparaat bij de dagboektekst. (In de voetnoten bij de dagboektekst die betrekking hebben op zaken die in de inleiding uitgebreider behandeld worden, is een verwijzing opgenomen naar de betreffende paragraaf in de inleiding.) Het is evident dat het bezorgen van een primaire bron met de informatiedichtheid van de Europese dagboeken van Kohnstamm impliceert dat bepaalde inhoudelijke lijnen meer worden uitgelicht dan andere. De keuzes die daarin zijn gemaakt, zijn gebaseerd op diverse gesprekken met Max Kohnstamm in de periode van zomer 2008 tot zomer 2010. Niettemin bevatten de dagboekaantekeningen ook vele prikkelende aanwijzingen voor alternatieve perspectieven op de informatie in de primaire tekst of uitdieping van andere aspecten dan die in de inleiding aangestipt worden. De Europese dagboeken van Max 10
voorwoord Kohnstamm blijven op de eerste plaats een schatkamer voor vervolgonderzoek naar de geschiedenis van de Europese integratie en aanverwante onderwerpen en thema’s. De bezorging is erop gericht dat onderzoek te stimuleren, en behelst mede daarom ook uitgebreide verwijzingen naar relevante archiefstukken, bronnenpublicaties en secundaire literatuur. De dagboektekst, zoals gereproduceerd in dit boek, is gebaseerd op de tekst van de originele dagboekschriften van Max Kohnstamm en verschillende waarheidsgetrouwe transcripties daarvan. Originelen en transcripties zijn te raadplegen in de Historical Archives of the European Union (haeu) in Florence (Italië). Daarnaast kon ik beschikken over een transcript uit het privéarchief van Max Kohnstamm in zijn woonhuis in Fenffe (België), dat inmiddels is overgedragen aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) in Amsterdam. De schriften die ik in dit boek heb bezorgd, beslaan de periode van 9 september 1957 tot 5 februari 1963. Ik heb ze genummerd als schrift 7 t/m 20 (het overgrote deel van de tekst is als transcript in de haeu terug te vinden onder de code monnet3113-monnet18427). De nummering 7 t/m 20 sluit aan op de bezorging van de schriften 1 t/m 6 over de periode van augustus 1953 tot september 1957 die in 2008 is uitgegeven bij Uitgeverij Boom (Amsterdam). In de hoofdtekst van de dagboeken is zeer beperkt ingegrepen. Wel heb ik de tekst op een aantal plaatsen ingekort omwille van de leesbaarheid. Daarnaast heb ik ervoor gekozen niet alleen kennelijke verschrijvingen te verbeteren en noodzakelijke aanvullende informatie toe te voegen (zoals de familienaam als aanvulling op een voornaam), maar ook lidwoorden, infinitieven, et cetera, in te voegen waar dit de leesbaarheid van de tekst ten goede komt, evenals korte inhoudelijke toelichtingen tussen haken waar dit het snelle begrip van de tekst duidelijk ondersteunt. In het licht van de grote informatiedichtheid die bovendien regelmatig in telegramstijl door Kohnstamm wordt weergegeven, heb ik ervoor gekozen uitgebreid te annoteren. Ik heb twee soorten noten ingevoegd. Ten eerste voetnoten met een inhoudelijke toelichting op de tekst, die het gemakkelijker maken de inhoudelijke hoofdlijnen van het verhaal vast te houden, verbanden te leggen tussen verschillende delen van de dagboeken en koppelingen te maken met toelichtingen in de inleiding. Ten tweede voetnoten waarin verwezen wordt naar relevante archiefstukken, bronnenpublicaties of secundaire literatuur. Deze noten staan vooral in het teken van de (wetenschappelijke) controleerbaarheid van de beweringen in de tekst.
11
voorwoord Naar aanleiding van de onverwachte belangstelling waarin het eerste deel van de Europese dagboeken van Max Kohnstamm zich heeft mogen verheugen, leek het mij gerechtvaardigd om in de opmaak van de primaire tekst meer tegemoetkomingen te doen aan de lezer die niet tot de selecte groep van ingevoerde professionals behoort. Het doel daarvan is de boeiende historische informatie en de hoofdlijnen van het verhaal beter te ontsluiten voor de geïnteresseerde lezer. De dagboeken over de jaren 1957-1963, die ik in dit boek bezorgd heb, lenen zich er bovendien veel beter voor om als één lopend verhaal gelezen te worden dan de eerste zes schriften die ik in 2008 bezorgd heb en een inhoudelijk meer fragmentarisch karakter hebben. De Europese dagboeken van Max Kohnstamm vormen een primaire bron van grote internationale waarde voor de geschiedschrijving van het Europese integratieproces, maar wel een moeilijk toegankelijke. Dat laatste geldt in het bijzonder voor de leidende historici op het terrein van de Europese integratie, die over het algemeen uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk of Duitsland komen. Kohnstamm maakte zijn aantekeningen immers in zijn moedertaal. De dagboeken zijn een waardevol geschenk voor het Nederlandse taalgebied. Ze zijn ook een geschenk aan Kohnstamms vaderland, waar frustratie over het Europese integratieproces altijd dicht aan de oppervlakte ligt. Het publiceren van een egodocument als dit is allerminst een vanzelfsprekende zaak. Zonder de steun en geëngageerde betrokkenheid van Albert Kersten, Ton Nijhuis en Bert van der Zwan (tevens de wetenschappelijke begeleidingscommissie van het project), zou dit boek er nooit gekomen zijn. Ook de financiële ondersteuning van het onderzoek en/of de publicatie vanuit het Duitsland Instituut Amsterdam, het ministerie van Buitenlandse Zaken, Fonds 1818 en het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit Utrecht was onmisbaar, evenals de medewerking van Ruth Ingeborg Meyer Belardini en Jean-Marie Palayret van de haeu, de transcripties van Thierry Mommens en het commitment van Geert van der Meulen en Aranka van der Borgh van Uitgeverij Boom aan dit project. Daarnaast heb ik in verschillende fases van de bezorging veel gehad aan de adviezen en het commentaar van Hanns-Jürgen Küsters, Georges-Henri Soutou, Oliver Bange, Ronald Havenaar en Bob Lieshout. Ik ben de medewerkers van de haeu, het Archiv für Christlich-Demokratische Politik in Sankt Augustin, de jfk Presidential Library in Boston, de archieven van de Fondation Jean Monnet in Lausanne, de National Archives in Kew Gardens, de Archives de Quai d’Orsay in Parijs en het Nationaal Archief in Den Haag erkentelijk voor hun behulp12
voorwoord zaamheid bij het archiefonderzoek. Voor mijn dank aan Max Kohnstamm schieten woorden tekort. Zijn openheid en zijn vriendschap zullen altijd een bron van inspiratie en een voorbeeld blijven. Zijn overlijden in de herfst van 2010 voelt als een zwaar verlies. Amersfoort, voorjaar 2011 Mathieu Segers
13