Jeugdnota 2015
Naam opsteller
I.K. Wijkstra
Datum vaststelling
6 november 2014
Afdeling
Beleids- en Projectontwikkeling
Vastgesteld door
Gemeenteraad Lingewaard
Team
Sociaal Beleid
Datum en versie
18 september 2014
Eventueel publicatiedatum
**
1
Voorwoord De jeugd heeft de toekomst!
Dit zeggen volwassenen en ouderen vaak tegen elkaar. Ze denken hierover na en praten er regelmatig over. Onze kinderen zijn hier over het algemeen niet mee bezig. Voor hen willen we graag een onbezorgde jeugd. Dat is niet voor ieder kind weggelegd. Juist voor deze kinderen moet er hulp zijn. Vanaf 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor deze hulp. In deze nota Jeugd beschrijven we hoe we dat vorm gaan geven in 2015. We hebben er bewust voor gekozen om een nota voor één jaar te ontwikkelen omdat we het jaar willen gebruiken om ervaringen op te doen met de nieuwe taak. Het belangrijkste voor aankomend jaar is dat we continuïteit van zorg kunnen bieden voor ouders en kinderen. Dit varieert van lichte opvoedondersteuning tot opvang in gezinshuizen. We weten nu al dat bij deze grote hervorming in de jeugdhulp er ook na 1 januari 2015 zaken niet in één keer goed gaan. Laten we elkaar hierop aan blijven spreken (vanuit ieders verantwoordelijkheid) met als doel een kwalitatief goede en betaalbare zorg voor die kinderen die het nodig hebben. Gedurende het jaar 2015 zullen we regelmatig met betrokkenen in gesprek gaan om te zien of we de goede keuzes hebben gemaakt rondom de hulpverlening. Hierbij staan de volgende vragen onder andere centraal: Hebben we voldoende geïnvesteerd in de preventie? Is de zorg/hulp van goede kwaliteit? Komt het principe één gezin, één plan, één regisseur voldoende tot uitdrukking? Zijn de budgetten toereikend? Ik wil u hierbij graag uitnodigen om mij van feedback te voorzien. Veel leesplezier!
Groet Helga Witjes Wethouder Jeugd en Onderwijs
2
Samenvatting Per 1 januari 2015 treedt een nieuw jeugdstelsel in werking. In dit nieuwe stelsel wordt de gemeente Lingewaard verantwoordelijk voor alle jeugdhulp, de uitvoering van de jeugdreclassering en de kinderbeschermingsmaatregelen voor de jeugdigen tot 18 jaar. Het gaat daarbij om het overdragen van verantwoordelijkheden en budgetten van het Rijk, de Provincie en de zorgverzekeraars naar de gemeenten (de transitie). De transitie is een verantwoordelijkheid van het Rijk en wordt vooral ingevuld door de Jeugdwet; de invulling van de vernieuwing van het stelsel is een taak van de gemeenten. De gemeente heeft tot nu toe al een aantal taken op het gebied van de jeugdzorg, voornamelijk gericht op preventie van opgroei- en opvoedproblemen, gezondheid, voorschoolse voorzieningen en ondersteuning bij lichtere opvoedvragen. In de nieuwe Jeugdwet worden de taken uit de Wet op de Jeugdzorg en een aantal taken uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) hieraan toegevoegd. Dit houdt in dat de gemeentelijke verantwoordelijkheid loopt van de algemene (preventieve) voorzieningen tot de zwaarste specialistische hulp inclusief de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Door deze stelselwijziging kunnen de gemeenten sturen op een snellere, betere, effectievere en integrale jeugdhulp. Deze verandering gaat gepaard met een andere manier van denken en handelen; er is een andere werkwijze en houding van professionals en inwoners gewenst. Dit proces wordt de transformatie genoemd. Wat willen wij bereiken?
Ons gemeentelijk jeugdbeleid moet bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdigen in onze gemeente en een positief opgroeiklimaat. Wij gaan hiervoor het huidige brede preventieve jeugdbeleid versterken. Wij sturen op ondersteuning in plaats van het overnemen van de zorg. Wij realiseren ons dat het gaat om een cultuuromslag. Zelfs de “kale” overheveling van de aanstaande verantwoordelijkheden (=transitie) is een proces van 1 à 2 jaar. Wij kiezen er daarom voor deze Jeugdnota alleen voor het jaar 2015 op te stellen met als doel de infrastructuur voor de inzet van jeugdhulp georganiseerd te hebben. In de loop van 2015 wordt de definitieve structuur van de toegang definitief ingericht. Deze wordt beschreven in een nota Jeugd voor 2016 en verder. De jeugdnota
De nu voorliggende Jeugdnota gaat vooral in op de nieuwe taken, die wij vanaf 1 januari 2015 gaan uitvoeren. Het uitgangspunt is een integrale koers, waarbij het ingevulde gezinsplan leidend is, gebaseerd op het één gezin-één planprincipe. Het gezinsplan wordt opgesteld door een professional uit de uitvoering samen met de jeugdige en/of ouder. Een uitzondering op dit punt is wanneer er een veiligheidsrisico van een kind wordt vermoed en vervolgens bevestigd. Dan wordt er doorgepakt en ingegrepen onder alle voorwaarden, die de Jeugdwet ons stelt. Onze focus voor 2015 ligt op de wettelijke transitie. Om te bereiken dat ons jeugdbeleid bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling en een positief opgroeiklimaat, gaan wij ons richten op de infrastructuur van de jeugdhulp. Wij gaan deze zo inrichten dat deze toegankelijk, laagdrempelig, kwalitatief en herkenbaar is. Hiervoor heeft het college van B&W verschillende documenten vastgesteld, besproken en/of kennis van genomen: 1. de regierol van de gemeente (vastgesteld op 22 juli 2014). 2. de eerste evaluatie van het sociaal gebiedsteam Doornenburg (besproken op 22 juli 2014) 3. de concept notitie “vraagverheldering en oplossingen in het sociaal domein” (besproken in de interne stuurgroep). Tot slot hebben wij de ervaringen meegenomen van collega’s, die de invoering van de Wmo in 2007 hebben meegemaakt. Het gaat namelijk ook nu om onbekende (en complexe) materie. Ook 3
toen was de wens om “zo snel mogelijk “de kanteling” teweeg te brengen binnen het beschikbare budget de noodzakelijke ondersteuningsvragen te honoreren.” Wat gaan wij doen?
Het komende jaar staat daarom voor ons in het teken van ervaren, leren en monitoren. Door van te voren goed na te denken en te bepalen wat wij gaan monitoren, welke parameters wij daarvoor kiezen en waarom juist die parameters, kunnen wij – aan de hand van de meetresultaten – ook bepalen wat er eventueel (nog) nodig is om een andere manier van denken, organiseren en werken te realiseren en daarmee de transformatie vorm te geven. Er is al veel aanwezig en geregeld; alles wat goed is, wordt daarom behouden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) en de zorgstructuur in de voorschoolse voorzieningen en het onderwijs. Het jeugdteam wordt geformaliseerd en gemandateerd om een rol te kunnen spelen – via een gemeentelijke jeugdconsulent – in het toekennen van beschikking voor een individuele voorziening. Daarnaast worden de ervaringen vanuit het sociaal gebiedsteam meegenomen in de wijze waarop wij het gebiedsgericht werken vorm willen geven. Het jaar 2015 staat ook in het teken van het “in elkaar schuiven” van de diverse overlegvormen om efficiency en herkenbaarheid van de ondersteuning en/of hulpverlening te bevorderen. Wat gaat dat kosten?
In het volgend overzicht staat welke middelen wij hebben en hoe deze ingezet moeten gaan worden. Wij hebben te maken met enkele wettelijke taken en afspraken. De hoogte van het budget voor jeugdhulp is aan de hand van een landelijk verdeelmodel toegerekend aan de afzonderlijke gemeenten. Het budget voor 2015 is bepaald aan de hand van de gegevens over het zorggebruik van 2012. Vanaf 2016 moeten gemeenten geleidelijk overgaan op een budget, dat wordt vastgesteld op basis van een objectief verdeelmodel. Dit verdeelmodel wordt momenteel ontwikkeld door SCP en Cebeon. Het benodigd budget is schematisch weergegeven in figuur 1. In dit schema zijn de volgende opmerkingen relevant: De ramingen voor uitvoering en innovatie komen indirect voort uit een wettelijke verplichting en zijn vastgelegd in het Regionaal Transitie Arrangement (RTA). De opgenomen raming voor de inkoop van landelijke voorzieningen vloeit voort uit wettelijke verplichtingen en afspraken. Dat geldt ook voor de budgetgaranties. Voor Bureau Jeugdzorg en de Landelijk werkende instellingen voor jeugd bescherming en jeugdreclassering (LWI’s) zijn hiervoor regionaal afspraken gemaakt op basis van 80%. De totaalraming is op basis van de huidige informatie van regio Arnhem. Regionaal is voor het inkooptraject een bodemgarantie vastgesteld op 65% voor alle (niet vrijgevestigde) zorgverleners voor de nieuwe Wmo en de Jeugd. Deze is voornamelijk gebaseerd op de uitvraaggegevens 2013 zoals deze nu bekend zijn. Voor alle inzet van jeugdhulp in onze gemeente boven deze garanties, moeten afzonderlijke afspraken worden gemaakt met de zorgverleners 2013 en de Vektisgegevens 2012. Voor alle inzet voor de nieuwe Wmo en de jeugdhulp in onze gemeente boven deze garanties, moeten afzonderlijke afspraken worden gemaakt met de zorgaanbieders op basis van de in oktober afgesloten (raam)contracten. De ramingen voor de aanvullende Persoonsgebonden budgetten (PGB) zijn afgeleid van de Vektisgegevens 2012 op basis van een regionaal afgestemd percentages.
4
Budget deelfonds sociaal domein 2015
Jeugd
x € 1000
Uitkering deelfonds sociaal domein 2015 (meicirculaire 2014)
7.813
AF: O.b.v. VNG-besluit “Organisatie van uitvoeringskracht dd. 18-6-2014 (was niet verwerkt in meicirculaire)
-69
BIJ: Te innen eigen bijdragen zorgvragers
91
Totaal beschikbaar budget sociaal domein 2015
7.835
Raming indicatieve stelposten deelfonds sociaal domein 2015 Budget uitvoeringskosten 2%
155
Budget innovatie 3%
235
Budget voor inkoop landelijke voorzieningen jeugdzorg 3.76%
295
Budgetgarantie Bureau Jeugdzorg + LWI jeugdbescherming en jeugdreclassering Beschikbaar inkooptraject voor budgetgarantie 65% voor te contracteren zorgverleners regionaal en
531 5.234
voor contracten bovenregionaal Budget PGB Wmo en Jeugd
901
Budgetcliëntondersteuning MEE Budget t.b.v. taakstellingen, nieuwe aanvragen/afspraken zorgaanbieders, toegangsfunctie, algemene
484
en overige kosten e.d.
Totaal indicatieve stelposten deelfonds sociaal domein 2015 Figuur 1: Beschikbaar budget in relatie met de financiële verplichtingen
7.835
Kern van de jeugdnota
De kern van de jeugdnota bestaat uit enkele aspecten. Ten eerste is het essentieel om te benoemen dat de continuïteit van de jeugdhulp voor 2015 is gewaarborgd. Dat wil zeggen dat dezelfde zorg, die op 31 december 2014 wordt ontvangen, bij dezelfde aanbieder kan worden geboden. Het gemeentelijke beleid is erop gericht op het jeugdbeleid (dat voor alle jeugdigen geldt) aan te sluiten op de jeugdzorg (hulp voor diegenen die het nodig hebben).Het doel is om – vanuit alle leefsystemen rondom de jeugdige – maatwerk te leveren in de vorm van ondersteuning en/of hulp. Het proces om te komen tot een voorziening is te verdelen in “ingang” en “toegang”. De ingang is daar waar de jeugdige en/of de ouder de vraag neer wil leggen. De toegang wordt gekenmerkt door een gemeentelijke beschikking. Het proces van de inzet van jeugdhulp is gebaseerd op een bepaalde ordening waarin de eigen kracht van de jeugdige en/of zijn eigen sociale netwerk het vertrekpunt is. De gemeente behoudt alles wat goed is en onderzoekt wat veranderd moet worden. De jeugdnota is opgesteld voor alleen het jaar 2015. In het komende jaar willen wij leren, monitoren en op grond van deze ervaringen de structuur en het proces van de inzet van jeugdhulp definitief inrichten. Wij sluiten hierdoor tevens aan bij de cyclus van de Wmo. De opbouw van de nota is aan de hand van de wettelijke verplichtingen zoals deze in de Jeugdwet is verwoord in artikel 2.2. Deze verplichtingen worden in aparte hoofdstukken nader toegelicht.
5
6
Inhoud Voorwoord wethouder .....................................................................................................................................1 Samenvatting ....................................................................................................................................................3 Inleiding .............................................................................................................................................................9 Leeswijzer .......................................................................................................................................................10 1. Kader............................................................................................................................................................12 1.1
Definitie “jeugdhulp” ..........................................................................................................................12
1.2
Artikel 2.2. van de Jeugdwet ............................................................................................................12
1.3
Relatie andere documenten .............................................................................................................13
1.4
Regionale samenwerking .................................................................................................................13
1.5
Lokale visie Sociaal Domein.............................................................................................................13
1.6
Vastgestelde visies en/of streefbeelden ...........................................................................................14
1.7
Lokale visie op jeugdhulp .................................................................................................................14
1.8
Doelstellingen ...................................................................................................................................14
1.9
Uitgangspunten ................................................................................................................................14
2. Startfoto jeugd ............................................................................................................................................16 2.1
Inwoners ...........................................................................................................................................16
2.2
Jeugd ................................................................................................................................................16
2.3
Detailcijfers van indicaties en verwijzingen zoals afgegeven in 2013 ..............................................16
3. Wat hebben wij tot nog toe gedaan? .......................................................................................................18 3.1
Het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) ................................................................................................18
3.2.
Proeftuin “drempelloze toegang ambulante jeugdhulp” ...................................................................18
3.3.
Jeugdteam ........................................................................................................................................19
3.4.
Sociaal gebiedsteam Doornenburg (SGT) .......................................................................................19
3.5.
Opgave van onze gemeente ............................................................................................................19
4. Hoe gaat dit verder in 2015 ........................................................................................................................20 4.1
Het Centrum Jeugd en Gezin ...........................................................................................................20
4.2
Pilot “Drempelloze toegang ambulante hulpzorg” ...........................................................................21
4.3
Jeugdteam ........................................................................................................................................21
4.4
Sociaal Gebiedsteam Doornenburg .................................................................................................22
5. Uitvoering van het gemeentelijk beleid ....................................................................................................24 5.1
Vormen van jeugdhulpvoorzieningen ...............................................................................................24
5.2
Proces van ingang, vraagverheldering en toegang ..........................................................................25
5.3
Toegang tot de individuele jeugdhulpvoorzieningen ........................................................................26
5.4
Toegang via de gemeente ................................................................................................................26
5.5
Toegang via de huisarts, jeugdarts en medisch specialist ...............................................................27
5.6
Bijzondere regelingen .......................................................................................................................27
5.6.1.
Collectieve Opdracht Routeervoorziening (CORV) ..................................................................27 7
5.6.2. 5.7
Regelingen gericht op de 18+-ers ............................................................................................27
Gemeentelijke sturing op kwaliteit en budget ...................................................................................28
6. Resultaten van het gemeentelijk beleid ...................................................................................................29 7. Verantwoordelijkheidstoedeling ...............................................................................................................30 7.1
Waarborging Kwaliteit .......................................................................................................................30
7.3
Wat te doen bij calamiteiten? ...........................................................................................................31
7.4.
Privacy ..............................................................................................................................................31
8. De kleine doelgroepen ...............................................................................................................................32 9. Rol Samenwerkingsverband Passend Onderwijs en Adviesorganen ..................................................33 9.1
Samenwerkingsverband Passend Onderwijs ...................................................................................33
9.2
Wmo adviesraad ...............................................................................................................................34
9.3
De Brigade ........................................................................................................................................34
Begrippenlijst ..................................................................................................................................................37 Bijlage 1 Voorliggende visies en/of streefbeelden .....................................................................................38 Sociale Visie 2022 .....................................................................................................................................38 Doorlopende Ontwikkelingslijn 0-27 jaar ...................................................................................................38 Zorg voor de Jeugd ...................................................................................................................................38 Bijlage 2 Verplichtingen vanuit de Jeugdwet ..............................................................................................39 Bijlage 3 Verwerving jeugdhulp ....................................................................................................................43 Bijlage 4 Persoonsgebonden budget (pgb)………………………………………………………………………
8
Inleiding Op 1 januari 2015 zijn de drie decentralisaties maatschappelijke ondersteuning (nieuwe Wmo), Jeugd en Participatie een feit. De gemeenten zijn vanaf dat moment verantwoordelijk voor de uitvoering van deze taken. Dit betekent een grote uitbreiding van het takenpakket voor ons als gemeente. Onze belangrijkste speerpunten zijn: continuïteit van de zorg in 2015, samenwerking tussen gemeenten, het inrichten van de “toegang” tot een (individuele) voorziening en het zo efficiënt mogelijk inzetten van het budget. De vierde grote verandering is het Passend Onderwijs. Deze is per 1 augustus j.l. ingegaan. Aangezien bovenstaande decentralisaties nauw samenhangen met de uitvoering van het Passend Onderwijs, is deze toegevoegd als vierde decentralisatie. De samenhang vloeit voort uit het uitgangspunt “één gezin, één plan, één regisseur”. Denk daarbij aan de verwevenheid van de verschillende wetten als het gaat om bijvoorbeeld de relaties kind-gezin, jeugdhulp, leerlingenvervoer, doorstroming en afronding school en het vinden van werk. In de Jeugdnota 2015 beschrijven wij hoe wij onze infrastructuur willen inrichten om de adequate jeugdhulp te kunnen bieden voor die jeugdigen die deze nodig hebben. Het jaar 2015 staat in het teken van het ons eigen maken van het gehele terrein van de jeugdzorg met als voorwaarde dat geen van de huidige én nieuwe cliënten daaronder lijden. Wij nemen als het ware de taken van het Rijk en de Provincie “één op één” over. Er is gekozen voor een beheersmatige opzet van het gemeentelijk beleid. Wij voldoen hiermee aan de wettelijke eisen van de transitie. Voor ons is het komende jaar een ervaringsjaar. In dit jaar moet duidelijk worden waar de behoefte voor het aanbod jeugdhulp ligt met als doel dat geen enkel kind, jeugdige in de knel komt door de transitie! De Jeugdnota 2015 is onlosmakelijk verbonden met de Verordening Jeugdhulp 2015. Daarin wordt o.a. de toegang tot de jeugdhulpvoorzieningen geregeld. De Jeugdwet maakt onderscheid tussen enkele begrippen, die relevant zijn voor de toegang tot een (individuele) voorziening. In artikel 1 en 2 van de Verordening worden deze beschreven. Het gaat om:
Andere voorzieningen = voorzieningen vanuit andere wetten dan de Jeugdwet op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen; Overige voorzieningen = jeugdhulpvoorzieningen, die vrij toegankelijk zijn en Individuele voorzieningen = jeugdhulpvoorzieningen, waarvoor een gemeentelijke beschikking nodig is.
Deze begrippen geven een bepaalde ordening aan om te komen tot de kanteling in het sociale domein (transformatie). Het doel is zo vroeg mogelijk adequate jeugdhulp in te schakelen waarbij de andere en overige voorzieningen als “eerste” worden onderzocht en/of ingezet. Hiermee wordt een afname van de individuele voorzieningen beoogd. Bij het opstellen van de Jeugdnota, is er gekozen om eerst te richten op de transitie. Het beoogde effect van deze keuze is dat alle actoren de tijd krijgen om te wennen aan de veranderingen. Het gaat om: De cliënten; zij ontvangen weliswaar die jeugdhulp, die nodig is maar worden eerst bevraagd op hetgeen zij en/of hun netwerk zelf kunnen; De professionals; zij bieden nog steeds jeugdhulp wanneer nodig maar moeten “vaker op hun handen zitten” en samen met de jeugdige en/of de ouder onderzoeken of een andereen/of overige voorziening ingezet kan worden en
9
De gemeente: wij moeten ervaren hoe wij de regierol op de inzet van jeugdhulp definitief willen en kunnen uitoefenen, de resultaten monitoren. Op basis daarvan bepalen wat er eventueel na 2015 (nog) nodig is.
Leeswijzer Deze Jeugdnota bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende preventie, jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 1 is het wettelijk kader waarbinnen de Jeugdnota 2015 en de Verordening Jeugdhulp 2015 vallen. Het tweede hoofdstuk geeft een overzicht van de aantallen jeugdigen en voorzieningen weergegeven in de zogeheten startfoto. Hoofdstuk 3 geeft in vogelvlucht weer wat wij tot nu toe hebben gedaan. Vervolgens wordt artikel 2.2 Jeugdwet per thema uitgewerkt. Dit leidt tot vijf hoofdstukken: a. De visie en doelstellingen van het gemeentelijk beleid (hoofdstuk 1) b. De wijze van uitvoering van het gemeentelijk beleid (hoofdstuk 3) c. De beoogde resultaten en monitoring (hoofdstuk 6) d. De kwaliteit van de geboden jeugdhulp (hoofdstuk 7) en e. De kleine doelgroepen (hoofdstuk 8). Wij maken de Jeugdnota niet alleen; wij hebben op verschillende manieren input ontvangen. In hoofdstuk 9 worden enkele essentiële partners nader toegelicht. De Jeugdnota 2015 wordt afgesloten met een financiële vertaling van ons beleid op de inzet van de jeugdhulp. Er is op bladzijde 36 een begrippenlijst toegevoegd. En in een viertal bijlagen is verdiepende informatie te vinden over: • Voorliggende visies • Verplichtingen vanuit de Jeugdwet • Verwerving Jeugdhulp en • Het persoonsgebonden budget (pgb)..
10
11
1. Kader Artikel 2.2.a. van de Jeugdwet In de nieuwe Jeugdwet krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp over van de ministeries van VWS en V&J, de provincies en de zorgverzekeraars. Om samenhang in ondersteuning te realiseren valt de decentralisatie samen met andere stelselwijzigingen (decentralisatie AWBZ, Participatiewet, Passend Onderwijs).Zoals in de inleiding staat, is deze nota opgebouwd rondom de wettelijke vereisten vanuit de Jeugdwet. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aspecten uit de wet nader toegelicht. We beginnen met het wettelijk kader en vervolgens gaan we dieper in de gemeentelijke visie en uitgangspunten.
1.1
Definitie “jeugdhulp”
De nieuwe Jeugdwet spreekt niet meer van jeugdzorg maar van ‘Jeugdhulp’. In het wetsvoorstel is de definitie van jeugdhulp breed. Jeugdhulp omvat het volgende: De ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische, psychosociale, gedrags-en/of opvoedingsproblemen of problemen met het omgaan met een verstandelijke beperking het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking. De Eerste Kamer heeft op 18 februari 2014 ingestemd met de Jeugdwet. In de Meicirculaire 2014 is het definitieve budget per gemeente bekend gemaakt. Hiermee is duidelijk geworden dat de omvang van het Lingewaards budget 7,8 miljoen voor 2015 bedraagt.
1.2
Artikel 2.2. van de Jeugdwet
In de Jeugdwet (hoofdstuk 2) wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen beschreven. Het artikel 2.2. van de Jeugdwet is daarmee de kern van deze Jeugdnota. Het volgende is een citaat uit de Jeugdwet. 1. De gemeenteraad stelt telkens periodiek een plan vast dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. 2. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende preventie, jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en geeft daarbij in ieder geval aan: a. wat de gemeentelijke visie en doelstellingen zijn van dit beleid; b. hoe dit beleid zal worden uitgevoerd in samenhang met de verantwoordelijkheid van het college inzake het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen;
12
c. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen, hoe gemeten zal worden of deze resultaten zijn behaald en welke outcome criteria gehanteerd worden ten aanzien van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen; d. hoe het college uitvoering zal geven aan artikel 2.7, tweede lid en hoe wordt gewaarborgd dat de jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen inzake de verantwoordelijkheidstoedeling, gesteld bij of krachtens artikel 4.1.1, tweede lid, juncto 4.1.5, eerste lid; e. op welke wijze de gemeenteraad en het college zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen. 3. Het plan wordt, voor zover het de afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft, niet vastgesteld dan nadat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs en het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs. Het overleg met deze samenwerkingsverbanden vindt plaats overeenkomstig een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en het college van de gemeente of gemeenten. De procedure bevat een voorziening voor het beslechten van geschillen.”
1.3
Relatie andere documenten
De Jeugdnota staat niet op zich zelf; het is enerzijds gebaseerd op enkele documenten waar al eerdere besluitvorming over heeft plaatsgevonden. Te noemen is de keuzenotitie Transformatie Sociaal Domein, de Sociale Visie 2022, de Doorlopende Ontwikkelingslijn 0-27 jaar en de regionale visie “Zorg voor de jeugd”. Daarnaast is er – separaat aan deze nota – de Verordening Jeugdhulp 2015 opgesteld. Ondanks het feit dat het om afzonderlijke documenten gaat, zijn deze nauw met elkaar verbonden. Het gaat namelijk om twee aspecten van eenzelfde kern, waarin de verordening het juridische deel belicht en in deze nota de inhoudelijke kant aan bod komt.
1.4
Regionale samenwerking
In de regio Arnhem en omgeving hebben twaalf gemeenten met elkaar afgesproken dat zij gezamenlijk de transitie en transformatie van de jeugdzorg voorbereiden en vormgeven. Dit is zowel inhoudelijk qua visie en uitgangspunten als op het gebied van inkoop, uitvoering en aansturing. Het betreft hier afspraken over de gezamenlijke aanpak op: jeugdbescherming; jeugdreclassering; gespecialiseerde jeugdzorg; crisiszorg; pleegzorg; gesloten jeugdzorg en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Bij deze samenwerking hebben de gemeenten de positie van mede-opdrachtgever.
1.5
Lokale visie Sociaal Domein
In 2013 is de keuzenota gemeente Lingewaard vastgesteld (Transformatie Sociaal Domein). Citaat: Op visieniveau is het centrale thema “naar vermogen meedoen aan de samenleving”. In Lingewaard hanteren we hiervoor het motto “Iedereen doet mee en iedereen doet ertoe!”.
13
1.6
Vastgestelde visies en/of streefbeelden
Achtereenvolgens wordt een drietal streefbeelden onder de loep genomen met als doel hieruit een visie te formuleren voor de jeugdhulp. Het gaat om: 1. Sociale Visie 2022 2. De Doorlopende Ontwikkelingslijn 0-27 jaar en 3. De regionale visie “Zorg voor de jeugd”. In bijlage 1 staan deze verder beschreven.
1.7
Lokale visie op jeugdhulp
Op grond van de bovenstaande visies en/of streefbeelden, is de lokale visie op jeugdhulp in de gemeente Lingewaard: .” Jeugdigen kunnen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in onze maatschappij.
1.8
Doelstellingen
Het doel van ons gemeentelijk beleid is tweeledig: 1. dat alle jeugdigen gezond en veilig kunnen opgroeien en 2. dat er een infrastructuur is die de jeugdhulp regelt voor alle jeugdigen, die (tijdelijk) ondersteuning nodig hebben. Ons gemeentelijk jeugdbeleid moet namelijk bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en een positief opgroeiklimaat. Wij gaan hiervoor uit van het huidige brede preventieve jeugdbeleid. Wij sturen op ondersteuning in plaats van het overnemen van de zorg. Het gaat hierbij om een cultuuromslag. Wij maken gebruik van de ervaringen van het CJG, het daaraan gerelateerde jeugdteam en de werkwijze met de kanteling vanuit de Wmo De gemeente wil voor haar inwoners, die noodzakelijkerwijs gebruik moeten maken van een vorm van jeugdhulp, een effectieve samenwerking bieden bij de uitvoering van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Deze ondersteuning en/of hulp moet integraal, zo kort als mogelijk, maar zo intensief als noodzakelijk worden geboden.
1.9
Uitgangspunten
De visie op jeugdhulp is het vertrekpunt voor de wijze waarop zowel inhoudelijk als organisatorisch het proces van de jeugdhulp vorm moet krijgen in onze gemeente. De zogenaamde infrastructuur wordt ingericht aan de hand van deze uitgangspunten. Inhoudelijk: We stellen het kind /de jongere / het gezin centraal. Ieder kind heeft het recht op te groeien in een veilige leefomgeving. We vinden dat de ouders/verzorgers zelf verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van hun kind(-eren). Waar nodig versterken wij de opvoeding. Waar nodig versterken wij de ondersteuning. Waar nodig nemen wij de opvoeding tijdelijk over.
14
Organisatorisch: We organiseren de ondersteuning/hulp wijkgericht. We zetten in op het versterken van de eigen kracht. We leggen nadruk op preventie en vroeg-signalering. We bieden de ondersteuning/hulp integraal aan. We bieden de ondersteuning/hulp zo intensief en zo lang als nodig. We bieden de ondersteuning/hulp vraaggericht. We geven de professionals vertrouwen in hun deskundigheid. De gemeente beoogt met bovenstaande visie, doelstellingen en uitgangspunten om enerzijds te accepteren dat er altijd bepaalde vormen van jeugdhulp nodig zal zijn. Anderzijds zien wij de meerwaarde van de samenvoeging van het reguliere jeugdbeleid en de jeugdzorg. Wij stellen ons voor dat voor de jeugdige en/of de ouder -omdat er gericht gekeken wordt naar alle leefsystemen van de jeugdige – de ondersteuning meer integraal wordt geboden. Te denken valt bijvoorbeeld aan een ouder van een autistisch kind. De “aandoening” zal niet kunnen verdwijnen of verminderen. Maar – door het gezin en de naaste omgeving te ondersteunen – is het mogelijk het meer “draagbaar” te maken.
Nu we het wettelijk kader en daaruit voortvloeiende gemeentelijke visie beschreven hebben, doelstellingen en uitgangspunten hebben geformuleerd, gaan we dit concretiseren. Voordat wij onze nieuwe taken vorm willen gaan geven, is het noodzakelijk om een beeld te kunnen vormen van de Lingewaardse situatie. Het volgende hoofdstuk geeft inzicht in het aantal jeugdigen, die woonachtig zijn in onze gemeente en hoeveel er (tijdelijk) een bepaalde vorm van jeugdhulp nodig hebben.
15
2. Startfoto jeugd Als inleiding op dit hoofdstuk worden de statistische gegevens van de jeugd in onze gemeente Lingewaard weergegeven. Deze gegevens zijn gebaseerd op historische gegevens 2013 en de gegevens verkregen vanuit het BMC-onderzoek naar de consumptiecijfers “Zorg en Ondersteuning”.
2.1
Inwoners
Op 1 januari 2013 telde de gemeente Lingewaard 45.818 inwoners. Lingewaard kent veel gezinnen met kinderen; 41% van de 18.429 huishoudens heeft kinderen. Dit is aanzienlijk meer dan landelijk; 34,3%. (Bron: Centraal Bureau voor Statistiek en de Gemeentelijke Basis Administratie).
2.2
Jeugd
In de gemeente Lingewaard zijn 11.187 inwoners jonger dan 20 jaar. Dit is 24,4% van alle inwoners. De jongens en de meisjes zijn ongeveer gelijk vertegenwoordigd. Deze gegevens zijn schematisch weergegeven in onderstaand schema.
Aantallen
Totalen 2013
0 -19 jarigen
20 – 29 jarigen
30 – 39 jarigen
40 - 49 jarigen
50 – 64 jarigen
65 – 79 jarigen
80 jaar en ouder
45.818
11.187
4.024
5.283
7.231
10.535
5.930
1.628
Figuur 2. Totaal aantal inwoners verdeeld naar leeftijd
Om inzichtelijk te maken hoe de situatie in onze gemeente is met betrekking tot het aantal kinderen dat gebruik maakt van een vorm van jeugdhulp zijn er verschillende bronnen, die geraadpleegd kunnen worden. Iedere bron hanteert een ander meetmoment. Zo is regionaal bij alle zorgaanbieders een vraag gesteld naar het aantal indicaties voor een vorm van jeugdhulp per gemeente. Deze gegevens over de geboden zorg en ondersteuning van de afgelopen drie jaar zijn uitgevoerd door BMC advies. Daarnaast zijn er cijfers van het zorgkantoor die melden hoeveel indicaties zijn “verzilverd” door het zorgkantoor bij de zorgaanbieder. In deze Jeugdnota gaan wij uit van de cijfers van BMC.
2.3
Detailcijfers van indicaties en verwijzingen zoals afgegeven in 2013
De jeugdnota heeft betrekking op het proces van de wijze waarop wij de inzet van ondersteuning en/of jeugdhulp willen realiseren. Wij waren – als gemeente - al verantwoordelijk voor het reguliere (positieve) jeugdbeleid. Vanuit dat kader zijn wij al bekend met vormen van ondersteuning vanuit het voorveld. Te noemen zijn de samenwerking tussen de jeugdgezondheidszorg, welzijn, Bureau Jeugdzorg, MEE en de voorschoolse voorzieningen en alle vormen van het onderwijs. De – daar aanwezige – zorgstructuur heeft een preventief effect doordat er zo vroeg mogelijk risico’s worden gesignaleerd. Deze ZAT’s (zorgadviesteams) worden in hoofdstuk 3.1 nader toegelicht. Naast het beeld dat wij hebben van ondersteuning vanuit het reguliere jeugdbeleid, is het voor de aankomende transitie ook noodzakelijk om inzichtelijk te maken wat er vanaf 2015 onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid valt: de inzet van alle vormen van jeugdhulp. In het volgende schema zijn die vormen van jeugdhulp, die in 2013 geïndiceerd zijn, weergegeven en gekoppeld aan het aantal cliënten. 16
detailcijfers Bureau Jeugdzorg
Jeugd en opvoedhulp
AWBZ-begeleiding jeugd
AWBZ-begeleiding jeugd
AWBZ verblijf
Jeugd GGZ
Jeugdreclassering Jeugdbescherming Overige taken Ambulant Pleegzorg Dagbehandeling Residentieel Overige taken Individuele begeleiding Groepsbegeleiding Kortdurend verblijf Vervoer Somatisch Psychisch Verstandelijk beperkt Lichamelijk beperkt Zintuigelijk visueel Zintuigelijk auditief Zorgzwaartepakket Licht verstandelijk beperkt Zorgzwaartepakket verstandelijk beperkt Zorgzwaartepakket Geestelijke Gezondheidzorg Intake en diagnostiek Ambulante begeleiding Deeltijd/dagbehandeling Klinische/residentiele behandeling Overige taken
Gesloten jeugdzorg
Lingewaard 1 13 101 99 29 8 30 2 69 53 10 26 4 28 72 51 4 1
115
168
158
160
45 36 6 3 156 796 1
1.032
6 73 4
Figuur 2.Overzicht aantal indicaties in 2013
Bron: BMC rapportage juni 2014 .
17
3. Wat hebben wij tot nog toe gedaan? Naast ons reguliere lokale jeugd- en jongerenbeleid, jeugdgezondheidszorg en preventiebeleid, hebben wij voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Jeugdwet een aantal initiatieven genomen. Het reguliere beleid krijgt , zoals eerder vermeld, in 2015 een andere benaming. Hier wordt straks verschil gemaakt in de overige voorzieningen en andere voorzieningen. De uitleg hiervan staat verder omschreven in hoofdstuk 5 en wordt ook zo genoemd in de Verordening en de Jeugdwet zelf. Deze nieuwe termen kunnen in eerste instantie verwarring oproepen. Het is belangrijk dat professionals in het werkveld en gemeente ambtenaren deze termen eigen maken. Kinderen en ouders moeten vooral goed weten waar ze voor welke hulp terecht kunnen De initiatieven, die genomen zijn in de voorgaande periode komen vanuit de andere voorzieningen in combinatie met de overige en individuele voorzieningen. Dit zijn de nieuwe termen vanuit de Jeugwet. Hieronder worden een viertal initiatieven kort toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens toegelicht wat er hiermee – binnen de gemeente Lingewaard- in 2015 wordt gedaan en wat dit betekent voor de kinderen en ouders.
3.1
Het Centrum Jeugd en Gezin (CJG)
Sinds december 2012 heeft de gemeente Lingewaard een CJG. Het CJG fungeert als vraagbaak voor ouders/verzorgers vrijwilligers en beroepskrachten en jongeren voor alle vragen over ontwikkeling opvoeden en opgroeien. Partners zijn organisaties zoals welzijn, jeugdgezondheidszorg, voorschoolse voorzieningen, onderwijs, Bureau Jeugdzorg en MEE. Het CJG is in Lingwaard georganiseerd in de vorm van een netwerk. De CJG-coördinator heeft hierin een verbindende rol. Speerpunt van het CJG is het investeren in de samenwerking en verbinding van de partners op basis van de sociale kaart. (bron Werkplan Lokaal CJG van maart 2014) De huidige zorgstructuren vanuit het CJG bestaan uit: KCO (Klein Casus Overleg) voorschoolse opvang en basisscholen ZAT (ZorgAdviesTeam 0-12 jarigen) ZAT (ZorgAdviesTeam voortgezet onderwijs) PGA (PersoonsGerichte Aanpak) en jeugdoverlast en Thuiszittafel (plus leerplicht en welzijn) Deze structuren worden jaarlijks geëvalueerd. Op basis van de resultaten worden de opdrachten aan de afzonderlijke partijen bijgesteld. Te noemen zijn de opdrachten aan o.a. de CJGcoördinator en enkele uitvoerende organisaties zoals de welzijnsinstellingen voor maatschappelijk werk en het jongerenwerk. In het komende jaar zal nadrukkelijk worden gekeken op welke manier de bestaande zorgstructuur kan worden ingepast in het proces van de jeugdhulp.
3.2. Proeftuin “drempelloze toegang ambulante jeugdhulp” Sinds 1 juni 2013 wordt er in de regio gewerkt volgens de afspraken drempelloze toegang ambulante jeugdhulp. De kern van deze pilot is de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van de jeugdhulp te verbeteren door een stuk “bureaucratie” uit het proces te halen. Er is geëxperimenteerd om de indicatie voor de inzet van ambulante jeugdhulp te versoepelen of zelfs af te schaffen. Daarvoor in de plaats zijn zogenoemde frontlijnwerkers (professionals, die als 18
eerste de hulpvraag krijgen) ingezet, die beslissen over de toegang naar een noodzakelijke specialistische vorm van ondersteuning zonder (nog) wettelijke indicatie van Bureau Jeugdzorg. Dit pilot stopt per 1 januari 2015 en is in november 2013 voor de eerste keer geëvalueerd. (bron B&W voorstel december 2013). Er is in september 2014 een tweede evaluatie geweest; de resultaten waren nog niet bekend met het opstellen van deze Jeugdnota.
3.3. Jeugdteam Sinds januari 2014 functioneert een zogeheten Jeugdteam. Het Jeugdteam – als onderdeel van het CJG - bestaat uit vertegenwoordigers vanuit VGGM (CJG coördinator en GGD schoolarts), STMG (jeugdverpleegkundige), SWL (jongerencoach), MEE (consulent), BJZ (nieuwe jeugdbeschermer) Rijnstad (schoolmaatschappelijk werk), gemeente (leerplichtambtenaar en beleidsmedewerker jeugd). Vanaf 1 november 2014 wordt de beleidsmedewerker vervangen door een jeugdconsulent. Doel van het Jeugdteam is tweeledig: 1. Verdeling van dossiers vanuit het principe 1 gezin 1 plan 1 regisseur. 2. Multidisciplinair overleg en toeleiding naar individuele hulpverlening indien noodzakelijk. Er heeft in juni 2014 een eerste evaluatie plaatsgevonden van het jeugdteam. De voorlopige conclusie is dat het een goede voorbereiding is voor de transitie als expertise schakel tussen de professionals van het reguliere jeugdbeleid naar de jeugdzorg. Op basis van de eerste evaluatie (juni 2014) én de wijze waarop wij, als gemeente, de regierol willen inzetten op het gebied van inzet van jeugdhulp, wordt het jeugdteam ingezet als expertiseteam. In het vierde kwartaal 2014 wordt deze geformaliseerd en gefaciliteerd. De gemeentelijke jeugdconsulent zal vanaf 1 januari 2015 bevoegd zijn om de gemeentelijke beschikkingen af te geven.
3.4. Sociaal gebiedsteam Doornenburg (SGT) Sinds maart 2014 loopt een pilot Sociaal Gebiedsteam Doornenburg. Het bestaat uit een kernteam en een schil van aanbieders van specialistische hulp. Het kernteam bestaat uit de volgende deelnemende organisaties: Rijnstad (algemeen maatschappelijk werk) SWL (ouderen/welzijnswerk) MEE (consulent voor mensen met een beperking) Gemeente (consulent WMO) Doel van dit pilot is het bieden een laagdrempelige vorm van hulp binnen de eigen kern waarbij alle vragen zoveel als mogelijk afgehandeld worden binnen dit samenwerkingsverband. Het sociaal gebiedsteam sluit aan bij het Participatiepunt dat bemenst wordt door vrijwilligers. Daar kunnen de vragen over welzijn en zorg worden gesteld en informatie worden gegeven over activiteiten in iedere kern. In juli 2014 heeft een eerste tussenevaluatie plaatsgevonden waarbij besloten is dat het SGT in de huidige vorm en op dezelfde wijze voorlopig (tot 1 januari 2015) doorgaat om nog meer inzicht te krijgen in deze manier van gebiedsgericht werken.
3.5. Opgave van onze gemeente Het is aan ons als gemeente om hetgeen wij al – samen met alle partners uit het “veld” – hebben opgebouwd en gerealiseerd te verbinden met alles wat op ons afkomt. Daarbij moeten en willen wij graag gebruik maken van de expertise van o.a. huisartsen en jeugdartsen. Zij zijn een belangrijke ‘ingang” en werken nauw samen met de psychologen en pedagogen in onze regio. 19
4. Hoe gaat dit verder in 2015 In hoofdstuk 3 hebben we toegelicht wat we tot nu toe hebben gedaan. Wij hebben een viertal initiatieven beschreven. Deze vier initiatieven zijn op verschillende momenten gestart met - op dat moment - verschillende uitgangspunten in het voorbereidingsproces op de transitie en de transformatie. De doelstelling was uiteindelijk wel hetzelfde. Kinderen en jeugdigen moeten die hulp ontvangen vanaf 2015 die zij nodig hebben. Het overnemen van verantwoordelijkheden rond geld en kwaliteit van de hulp aan kinderen door de gemeente mag niet ten koste gaan van de kinderen. Afstemming tussen de verschillende vormen van voorzieningen is daarom heel belangrijk. Aan de hand van de vier initiatieven wordt geschetst waar een kind, een jeugdige en/of een ouder heen kan met een vraag of een probleem.
4.1
Het Centrum Jeugd en Gezin
Het CJG en daarmee de CJG-coördinator blijft – ook na 1 januari 2015 - als vraagbaak voor vooral de professionals fungeren, omdat er voorlopig veel vragen zullen blijven of ontstaan bij zowel ouders/kinderen als scholen, huisartsen en andere professionals. Juist in 2015 is het netwerken en de verbindende factor die de CJG-coördinator heeft essentieel. Het CJG is en wordt geen organisatie op zich en heeft geen eigen professionals in dienst, maar kan in eerste instantie alle opvoedvragen ontvangen van zowel ouders als andere betrokken. Het betreft zowel schriftelijke als mondelinge vragen. Het CJG blijft in 2015 als achtervang (soort backoffice) functioneren, zodat er altijd iemand te bereiken blijft. De zorgstructuur wordt op dit moment geëvalueerd en zal in 2015 per half jaar geëvalueerd worden. Afstemming en overleg zijn belangrijk, maar dubbellingen van overleg moeten eruit gehaald worden, zodat de professionals minder moeten overleggen en vergaderen en meer met het kind/ouder bezig kan zijn. Het CJG zal gefaseerd worden afgebouwd. Nu zijn er teveel grote wijzigingen in het stelsel (zowel in het onderwijs door het Passend Onderwijs als voor de jeugd door de Jeugdwet) om hetgeen bekend heeft bij de professionals, op te heffen. Het aankomende jaar zal vooral gekeken worden naar de verschillende taken en rollen, die zowel het CJG, de CJGcoordinator de ZAT’s als het jeugdteam hebben. Het doel is om voor de jeugdige en haar/zijn ouders een herkenbaar “expertise centrum” te realiseren waarin alles wat goed is behouden blijft. Het CJG in de praktijk Concreet betekent het bijvoorbeeld dat een intern begeleider van een school kan bellen naar de CJG coördinator met vragen als; ik maak mij zorgen om deze leerling, bij wie moet ik dit melden? Ik merk dat mijn leerling last heeft van de omgangsregeling met zijn ouders die net gescheiden zijn, met wie kan ik dat bespreken? Ouders vinden de begeleiding op school niet voldoende, zijn er aanvullende mogelijkheden vanuit het CJG of de gemeente? een leerling geeft aan zich heel eenzaam te voelen, zijn er mogelijkheden binnen Lingewaard om met iemand te praten of zijn er verenigingen waarbij dit kind kan aansluiten. Hoe pak ik dit aan?
20
De intern begeleider heeft natuurlijk ook de mogelijkheid dit te bespreken binnen een zorgstructuur zoals het ZAT, maar dit vindt een aantal keren per jaar plaats en de CJG coördinator is sneller te bereiken, zodat onnodig wachten voorkomen wordt. In eerste instantie zal er gekeken worden naar mogelijkheden en oplossingen binnen de andere en overige voorzieningen binnen de gemeente.
4.2
Pilot “Drempelloze toegang ambulante hulpzorg”
De gemeente heeft gekozen voor haar rol als regievoerder op het gebied van beleid en uitvoering. Dit betekent concreet dat de indicaties die in deze pilot “drempelloos” werden afgegeven toch vanaf 2015 via de drempel gemeente zullen gaan. In de praktijk zal het jeugdteam straks een casus bespreken en beslissen over de inzet van jeugdhulp waar een gemeentelijke beschikking voor nodig is. Deze beslissing is gemaakt, omdat de gemeente zicht wil hebben op de aantallen van de indicaties en de kwaliteit hiervan wil monitoren. Een indicatie wordt vanaf 1 januari 2015 een beschikking genoemd en deze beschikking wordt door de gemeente afgegeven als het om een individuele voorziening gaat. De gemeente is van mening dat het overnemen van de verantwoordelijkheden rond de nieuw Jeugdwet een proces is dat begint met een jaar goed monitoren. Het doel is om vanuit deze monitoring goede keuzes te maken over het toekomstige beleid rond de Jeugdhulp en vanuit het ordeningsprincipe (eigen kracht, het eigen netwerk etc) tot zijn recht te laten komen.
4.3
Jeugdteam
Het jeugdteam krijgt een belangrijke rol in de toegang tot de jeugdhulp in gemeente. De expertise van het team zal uitgebreid worden met een aanvulling vanuit de jGGZ. Het Jeugdteam is vrij toegankelijk en valt straks onder de overige voorzieningen. Vanaf 2015 zullen de gemeenten de beschikkingen afgeven, dit doen zij op basis van goede en vooral professionele advisering van de betrokken partijen. Een huisarts, schoolarts en medisch specialist zijn bevoegd om door te verwijzen, maar het is niet altijd helder naar welke hulp of zorg het beste kan worden verwezen. Wanneer bijvoorbeeld een moeder met haar kind bij de huisarts komt voor een verwijzing richting de jGGZ voor een ADHD onderzoek, omdat moeder haar kind onhandelbaar vindt, kan een huisarts twijfelen of het hier alleen om het kind gaat. Hij kan zijn twijfels hierover met moeder delen en voorstellen om de hulpvraag met het Jeugdteam te delen. Binnen het jeugdteam zit ook de leerplicht ambtenaar en de schoolarts die dit gezin al langer kent. In overleg met huisarts en moeder/kind kan besloten worden tot een andere vorm van hulp. Wanneer deze beslissing gezamenlijk wordt genomen zal de jeugdconsulent vanuit de gemeente de beschikking regelen. De leden van het jeugdteam zijn bekend binnen de gemeente Lingewaard en haar inwoners. Dit is van belang omdat er – naast de specifieke kennis – ook sprake is van een algemeen ‘weten” van de omgeving. Dat betekent dat de professional de jeugdige “kan plaatsen” in zijn/haar sociale omgeving. Het jeugdteam in de praktijk Het jeugdteam houdt zich bezig met vragen als: Een gezin meldt zich aan (via CJG coördinator of jeugdconsulent van de gemeente). De indicatie/beschikking van Lindenhout (Jeugdhulp)verloopt in maart 2015. De opvoedhulp van Lindenhout is niet voldoende, ouders hebben veel onderling strijd over de juiste pak 21
van aanpak en de ambulant werker van Lindenhout vermoedt dat er toch ook wel kind factoren aanwezig zijn. Een verwijzing richting jGGz kan via de huisarts, maar 3 jaar geleden heeft dit gezin ook al een traject gehad voor hun kind bij een psycholoog. Wat kan er nu nog ? Een psycholoog/psychiater meldt een jongere van 17 aan. De individuele gesprekken worden steeds vaker door de jongere afgezegd en ouders krijgen hem niet in beweging. Hij schijnt veel bij de Hangplek in Huissen te zijn. Na een zorgmelding van de politie , die is doorgestuurd naar de zorgaanbieder die in het gezin zit (deze psycholoog), meldt de psycholoog bij het jeugdteam. Het traject loopt vast, hoe nu verder. Maatschappelijk werk meldt dat zij zich zorgen maken over de gezondheid en veiligheid van een kind, waarvan zij de moeder begeleiden. Het AMHK maakt de inschatting dat het wel zorgelijk is, maar nog niet zo onveilig dat zij moeten ingrijpen. De maatschappelijk werker is er niet gerust onder en meldt het gezin in het jeugdteam, ze voelt zich alleen in haar zorgen en is niet gerust. De leerplichtambtenaar meldt een jongere van 14 jaar. Hij gaat al 6 maanden niet naar school. Via de huisarts is een verwijzing naar Karakter (GGZ)r geregeld, maar de wachttijd is 8 weken. De dagbesteding die tijdelijk is geregeld (vrijwilligers werk op een boerderij) is niet haalbaar. De jongere wil geen 7 km fietsen en eist een buskaart van de gemeente. Wat doen we hier mee?
Er moet in 2015 goed gekeken worden hoe het jeugdteam zich verder gaat profileren . Het begrip jeugdteam wordt bij verschillende gemeentes anders vorm gegeven. Het is niet een team van ambulant werkers, maar een expertise team dat bestaat uit medewerkers in de uitvoering van de andere, individuele en overige voorzieningen. Het uitgangspunt is op dit moment dat zowel ouders hun vraag kunnen neerleggen bij het team, maar ook alle partners van het CJG, waaronder de scholen, kinderdagverblijven, huisartsen, wijkverpleegkundige en politie. Dit alles gebeurt met op zijn minst de toestemming van ouders en kind (afhankelijk van leeftijd). Wanneer het jeugdteam vast loopt met een casus, omdat ouders/kind geen toestemming verlenen, kan het jeugdteam de hulp inroepen van De Nieuwe Jeugdbescherming (dit heet tot 2015 nog Bureau Jeugdzorg). Het Jeugdteam zal 4 keer per jaar geëvalueerd worden.
4.4
Sociaal Gebiedsteam Doornenburg
Er is de afgelopen maanden veel onduidelijkheid geweest over de voortgang en uitbreiding van het gebiedsteam Doornenburg. Speerpunten vanuit de gemeente zijn en blijven het gebiedsgericht werken en de laagdrempelige vorm van hulp. Welke vormen van hulp en/of zorg bij gebiedsgericht werken horen en hoe dit vorm te geven, is nog onderwerp van discussie. Tot 1 januari 2014 zal het gebiedsteam in de huidige vorm en op dezelfde wijze doorgaan om nog meer inzicht te krijgen in deze manier van gebiedsgericht werken. De kernpunten zijn daarbij de samenwerking tussen verschillende professionals, de integrale vorm van dienstverlening, het delen van kennis en de efficiënte wijze waarop de middelen worden ingezet. Hier gaat het dus om de afstemming en de ingang / toegang van de andere, individuele en overige voorzieningen. Nog concreter geformuleerd; de gemeente wil een overwogen beslissing maken of het WMO-loket en dus het afgeven van individuele voorzieningen vanuit het gebiedsgericht werken aangeboden moet worden vanuit de dorpskernen of niet. 22
Door middel van een co-creatie met o.a. de partijen vanuit het kernteam (SWL, Rijnstad en MEE) wil de gemeente het gebiedsteam “ombouwen” naar gebiedsgericht werken. Daarin zal het Participatiepunt – zoals deze in iedere kern aanwezig is – een rol kunnen spelen. Er zullen enkele scenario’s worden uitgewerkt die moeten leiden naar deze koerswijziging. De kernvragen zijn: 1. Wat is nodig voor de burger? 2. Hoe kunnen wij dat organiseren?
In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van de relatie tussen de praktijk en de implementatie hiervan binnen ons gemeente beleid. In het volgende hoofdstuk wordt vooral het proces “hoe te komen tot inzet van jeugdhulp” omschreven. De termen andere voorzieningen, individuele voorzieningen en overige voorziening worden vanuit de het Wetsartikel 2.2 verder toegelicht en in relatie gebracht met de Verordening Jeugdhulp 2015.
23
5. Uitvoering van het gemeentelijk beleid Artikel 2.2.b. van de Jeugdwet De gemeente heeft haar regierol in het proces van de transitie sociaal domein als volgt omschreven: “De gemeente is verantwoordelijk voor kwaliteit van zorg en budget. Daarom wordt er regie gevoerd op beleid en uitvoering. Uitvoerende werkzaamheden worden zoveel mogelijk bij de professionals gelaten of belegd. De gemeente beslist in 2015 over de daadwerkelijke inzet van een individuele voorziening (= toegang) en geeft daarvoor een beschikking af.”
5.1
Vormen van jeugdhulpvoorzieningen
De Jeugdwet spreekt over een aantal vormen jeugdhulp, die zich richten op “ondersteuning”, “hulp” en/of “zorg”. De Verordening Jeugdhulp 2015 beschrijft het als volgt: 1. andere voorziening = voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, anders dan in het kader van de Jeugdwet 2. individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de verordening jeugdhulp; in de beschikking tot verstrekking van een individuele jeugdhulpvoorziening wordt aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt; 3. overige voorziening: vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Verordening Jeugdhulp. Voor de individuele- en overige voorzieningen zijn nadere afspraken gemaakt over de toegang. Daarom worden deze twee vormen toegelicht. Voor nadere informatie over de pgb, zie bijlage 4.
Individuele jeugdhulpvoorzieningen via de gemeente (artikel 2.2 en artikel 4 t/m 10 verordening Jeugdhulp).
Dit zijn voorzieningen die vanaf 1-1-2015 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Deze moeten formeel bij de gemeente worden aangevraagd. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen zoals ambulante opvoedhulp, pleegzorg, ambulante behandeling GGZ bijvoorbeeld begeleiding bij gedragsstoornissen, dagbesteding op een zorgboerderij en diagnostiek, en pgb.
Overige voorzieningen (artikel 2.1 verordening Jeugdhulp)
Dit zijn de collectieve voorzieningen, die er veelal nu al zijn en ook in 2015 zullen blijven bestaan. Hierbij kan gedacht worden aan rechtstreeks en vrij toegankelijke voorzieningen zoals algemeen maatschappelijk werk, jongerenwerk en coaching, MEE, cursussen, advies- en informatie functie van CJG. Deze overige voorzieningen bieden - ieder vanuit eigen expertise en werkwijze jeugdhulp op aanvraag van ouders of jeugdigen. Soms is er meer nodig. Dan bestaat de mogelijkheid tot het aanvragen van een individuele voorziening.
24
5.2
Proces van ingang, vraagverheldering en toegang
Het proces van de toegang is in het volgende schema weergegeven. Dit wordt vervolgens nader toegelicht in de afzonderlijke paragraven.
Figuur 3. Procesbeschrijving van ingang en toegang
25
5.3
Toegang tot de individuele jeugdhulpvoorzieningen
De toegang tot de jeugdhulpvoorzieningen gaat vanaf 1-1-2015 via de gemeente of via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts. Deze toegang is in de verordening geregeld. In de Jeugdwet zijn nog andere toegangen tot het inzetten van jeugdhulpvoorzieningen aangewezen: de gecertificeerde instelling Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland, voorheen Bureau Jeugdzorg; de kinderrechter via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering; het openbaar ministerie; de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting; het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Het proces tot toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening is opgenomen in de Verordening Jeugdhulp 2015:
5.4
Toegang via de gemeente
Iedere toegang heeft eigen specifieke aspecten en/of afspraken. Deze worden onderstaand nader toegelicht. Melding hulpvraag Jeugdigen en ouders kunnen een jeugdhulpvraag melden bij het college (art.4.1). In de praktijk betekent dit veelal dat ouders en jeugdigen deze hulpvraag via de CJGzorgstructuren bij de gemeente melden. Uiteraard kan de hulpvraag ook rechtstreeks bij de gemeente worden gesteld. De melding van de hulpvraag is vorm vrij, dat betekent dat deze zowel schriftelijk als mondeling of bijvoorbeeld per email kan binnenkomen bij de gemeente. Vooronderzoek – gesprek – onderzoek Na ontvangst van de melding wordt een onderzoek gestart, hier is sprake van vraagverheldering. Alle (gezins)omstandigheden komen in beeld en zo nodig wordt na toestemming, informatie van derden opgevraagd zoals bij school. In deze fase wordt ook bekeken of er mogelijk oplossingen van het probleem kunnen worden gevonden binnen het eigen netwerk of binnen vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen of andere voorzieningen. Deze fase van de procedure zal worden uitgevoerd door een deskundige jeugdconsulent van de gemeente of een ander lid van het jeugdteam zoals omschreven in hoofdstuk 4. Indien nodig kan, binnen deze onderzoeksfase, ook een andere professional met een specifieke deskundigheid ondersteunen. Verslag De jeugdconsulent zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek/onderzoek, bedoeld in artikel 6. Hierin staan de bevindingen van het onderzoek en is een advies opgenomen. Aanvraag individuele jeugdhulpvoorziening Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Het verslag kan ook als aanvraag gelden. Beschikking individuele jeugdhulpvoorziening De individuele voorziening wordt verleend via een beschikking als uit het verslag duidelijk wordt dat de jeugdige of zijn ouders geen oplossing kunnen vinden vanuit eigen kracht, eigen netwerk, of binnen andere vrij toegankelijke voorzieningen. In de beschikking komt te staan wat de voorziening inhoudt en welke aanbieder dit zal verzorgen. Dit is een voorziening ‘in natura’. Een andere mogelijkheid is een voorziening in de vorm van een pgb. In dit geval krijgen ouders - onder voorwaarden - een geldbedrag waarmee zij zelf doeltreffende zorg kunnen inkopen. 26
5.5
Toegang via de huisarts, jeugdarts en medisch specialist
Het proces individuele jeugdhulpvoorziening via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts staat in artikel 3 Verordening Jeugdhulp. In de Jeugdwet is bepaald dat de huisarts, medisch specialist en jeugdarts een rechtstreekse bevoegdheid hebben om individuele jeugdhulpvoorzieningen in te zetten. Deze artsen kunnen dus ouders of jeugdigen met een jeugdhulpvraag direct verwijzen naar een jeugdhulpaanbieder. De gemeente draagt zorg voor de inzet van deze jeugdhulp nadat de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat dit ook passende hulp is. De gemeentelijke beschikking voor deze individuele voorziening wordt dus pas afgegeven na een oordeel van de professional. Ondanks dat deze beschikking niet vooraf wordt afgegeven, krijgt de gemeente op deze wijze wel zicht op hulpvormen en aantallen van de rechtstreekse verwijzingen door de artsen. Indien een arts niet rechtstreeks verwijzen wil of kan naar een hulpaanbieder is er ook de mogelijkheid dat de arts de ouders en of jeugdige naar het gemeentelijke toegangsproces doorstuurt. Ook kan de arts bij zijn verwijzing gebruikmaken van de expertise van het jeugdteam.
5.6
Bijzondere regelingen
In deze paragraaf worden die regelingen toegelicht die of gerelateerd zijn aan de wettelijke regelingen of die van belang zijn hoe wij onze infrastructuur organiseren. 5.6.1. Collectieve Opdracht Routeervoorziening (CORV)
Vanaf 2015 zullen gemeenten, gecertificeerde instellingen en justitieorganisaties nader gaan samenwerken en onderling informatie uitwisselen. Dit gebeurt via CORV. CORV is een systeem voor beveiligd berichtenuitwisseling, dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitiële partijen en het gemeentelijk domein. 5.6.2. Regelingen gericht op de 18+-ers
Voor jongeren van 18 jaar en ouder is een adequate nazorg na jeugdhulp essentieel. Ook voor deze groep is de gemeente primair verantwoordelijk voor een passende ondersteuning en integratie in de lokale samenleving. De individuele voorzieningen lopen tot 18 jaar; dan stopt de werking van de Jeugdwet. Boven de 18 jaar valt een ieder onder de Wmo. Andere voorzieningen zoals ons maatschappelijk werk en het welzijnswerk hebben geen specifieke leeftijdsgrens. Lingewaard wil een samenhangende aanpak realiseren waarbij preventie, jeugdzorg en nazorg sleutelbegrippen zijn. Jongeren van 18 jaar of ouder vormen een speciale doelgroep. Redenen daarvoor zijn o.a. dat de zorg nog niet geheel is afgerond of dat binnen een half jaar na beëindiging van de zorg met 18 jaar deze toch weer nodig blijkt. De gemeente stuurt erop dat elk ingezet behandeltraject voor enkelvoudige zorg, dat nog niet is afgerond voor de 18e verjaardag van de cliënt, ook in het 19e levensjaar kan worden afgerond. Dit betekent dat de behandeling niet wordt afgebroken door het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Veelal zijn signalen al eerder manifest. Veel jongeren in de leeftijd vanaf 16 jaar hebben of ervaren problemen bij het volwassen worden. Het gaat dan om zaken met betrekking tot: - relaties binnen of buiten het gezin; - schoolverzuim, voortijdig schoolverlaten en aansluiting arbeidsmarkt; - huisvesting; - overmatig alcoholgebruik en/of verslaving; 27
- schulden; - onveilig of crimineel gedrag. Ouders kunnen thuis zelf of met hulp en ondersteuning van professionals veel problemen tijdig verhelpen. Ook kunnen zorg en adviesstructuren op school of in de buurt of wijk - als deze tijdig worden ingezet – helpen erger voorkomen. Als dat niet lukt, wordt professionele ondersteuning geboden.
5.7
Gemeentelijke sturing op kwaliteit en budget
Uit de beschrijving van het proces van vraag tot toegang blijkt dat wij sturen - waar mogelijk - op kwaliteit en budget. Wij zijn immers verantwoordelijk voor deze componenten. Wij willen geen directe bemoeienis hebben met de inhoud maar wel monitoren. Wij registreren in het komende jaar (2015) vooral op aantal beschikkingen, de soort jeugdhulp en de bijbehorende kosten. Op basis van deze informatie kunnen in de loop van 2015 nieuwe samenwerkingsafspraken gemaakt worden met de jeugdhulpaanbieders en de partners van de andere voorzieningen. Met als doel kwalitatieve en betaalbare jeugdhulp te leveren aan diegene, die het (tijdelijk) nodig heeft. In dit hoofdstuk hebben we een beeld geschetst van hetgeen wij uitvoeren en hoe we dat willen gaan doen. Met andere woorden: hoe we onze infrastructuur hebben geregeld. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op welke resultaten wij hiermee willen bereiken.
28
6. Resultaten van het gemeentelijk beleid Artikel 2.2.c van de Jeugdwet Het jaar 2015 is een overgangsjaar waarin de resultaten van het gemeentelijk beleid inzichtelijk gemaakt moeten worden. Deze monitoring levert informatie op waarmee een keuze gemaakt kan worden voor de inrichting van de jeugdhulp. Cruciaal is dat de toegang tot de jeugdhulp en het bijbehorende lokale uitvoeringsmodel voor 1 januari 2015 op orde is. Alleen dan ontstaat er grip en zicht op de uitgaven in 2015. Bij de implementatie moet invulling gegeven worden aan zaken zoals: Zicht op het volume van de zorg Aantallen cliënten (bestaand en nieuw) Kosten van de uitvoering als gevolg van het te kiezen model Aansluiting van CJG Mogelijke aanvulling van het Gebiedsteam Afstemming met Passend Onderwijs Wijze van dossiervorming Registratie Proces van beschikkingen (indicatie) Zicht op de toeleiding via derden (zorgmeldingen) Monitoring De gemeente Lingewaard moet haar beleid verantwoorden. Ten eerste naar de burgers toe; zij zijn immers de gebruikers van de ingezette jeugdhulp. Vervolgens is er een verantwoordingsplicht naar de gemeenteraad, de WMO Adviesraad en de Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. Ook het Rijk wil weten hoe de gemeenten de jeugdhulpverlening gaan vormgeven. Het resultaten dat de gemeente voorstaat zijn: De continuïteit van de zorg De kwaliteit van de dienstverlening De mate van tevredenheid van de jeugdige over de dienstverlening en De afname van het aantal individuele voorzieningen Als gemeenten in de regio Arnhem en omgeving stemmen wij de monitoring en verantwoording op elkaar af. Zo kunnen wij onze cijfers met elkaar vergelijken. Dit is vooral van belang voor de zorg die wij regionaal inkopen en de uitgaven die wij willen kunnen beheersen. Onze regio maakt deel uit van de zogenoemde G-7; dat zijn de zeven regio’s in de provincie Gelderland. Vanuit deze samenwerking worden bovenregionale afspraken gemaakt: met betrekking tot: Inzicht in het verschuivend jeugdhulpaanbod van zwaar naar licht en vice versa. Op postcodeniveau per unieke jeugdige. Inzicht in prestaties van de uitvoering. Inzicht in resultaat inspanningen. Inzicht in maatschappelijk effect inspanningen. Inzicht in de zorgvraag per gemeente en per regio. Inzicht in de doorlooptijd en inzicht in de kosten. Totale kosten en totale kosten zorgvormen per aanbieder. Toename/afname in het zorgaanbod en varianten in het aanbod. Inzicht in de duur van een traject. Mogelijkheid tot benchmarken op prijs en prestatie per zorgvorm. Mogelijkheid tot benchmarken zorgpartners onderling. 29
7. Verantwoordelijkheidstoedeling Artikel 2.2.d. van de Jeugdwet De Jeugdwet maakt de gemeente verantwoordelijk voor de taken op het gebied van het bieden van jeugdhulp. Het college is verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod. Dit houdt onder andere in dat: Jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is geboden; Degenen die beroepsmatig met jeugdigen werken deskundig advies kunnen krijgen over vragen en problemen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; Jeugdigen kosteloos en anoniem advies kunnen krijgen over de door hen voorgelegde vragen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; Wordt voorzien in maatregelen om kindermishandeling te bestrijden; Jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon, en Jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medische specialist en de jeugdarts.
7.1
Waarborging Kwaliteit
De Jeugdwet verplicht de gemeenten in artikel 2.7 lid 2 en artikel 4.1.1 lid 2 tot het waarborgen van kwaliteit van de jeugdhulp. Deze twee artikelen bevatten de onderstaande aspecten gerelateerd aan de kwaliteit van de jeugdhulp: artikel 2.7. stelt dat de gemeente – bij het treffen van een individuele voorziening – indien nodig overlegt met het bevoegd gezag van een school. (zowel het primair,- voortgezet als beroepsonderwijs) artikel 4.1. stelt dat de gemeente – op grond van de verantwoordelijkheidstoedeling – erop aanstuurt dat de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling verantwoorde hulp verlenen. Dat betekent hulp van goed niveau, veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. Onze gemeente heeft – samen met de andere elf regiogemeenten – ingestemd met het verwerven van alle vormen van jeugdhulp. Het gaat om die vormen, die lokaal, regionaal, bovenregionaal en landelijk ingekocht worden. Een zogenoemd verwervingsdocument ligt daaraan ten grondslag. Zowel dit document als het bijbehorende programma van eisen bevat voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit van de te leveren jeugdhulp. Op basis hiervan is de kwaliteit voldoende gewaarborgd.
30
7.3
Wat te doen bij calamiteiten?
De gemeente krijgt in de Jeugdwet de verantwoordelijkheid om de zorg voor jeugd te organiseren. Ondanks alle goede voorbereidingen, ondanks de enorme inzet van professionals, ondanks de vele waarschuwingen zullen zich ook na 1-1-2015 calamiteiten voordoen. Denk aan vormen van kindermishandeling, tieners die met loverboys in aanraking komen of zelfs gezinsdrama’s. Deze calamiteiten hebben zich de afgelopen jaren voorgedaan en zullen de komende jaren weer voorkomen. Hoe dan te handelen? De regels en afspraken rondom de procedure van de inzet van jeugdhulp zijn duidelijk. Door te investeren in: de professionaliteit van alle medewerkers (zowel intern als externe partners) gericht op het inschatten van een veiligheidsrisico en de afspraken eenduidig maken met die partners, die gespecialiseerd zijn in het omgaan met risico’s –zoals de Raad voor de Kinderbescherming is het helder hoe er gehandeld moet worden wanneer er sprake is van een calamiteit.
7.4. Privacy In het kader van de decentralisatie is het kunnen delen van gegevens binnen en over domeinen een randvoorwaarde. Het gaat daarbij ook over het delen van persoonsgegevens. De gemeente is zich bewust van het feit, dat zij verantwoordelijk is voor een goede en zorgvuldige omgang met persoonsgegevens van burgers. Bij het inrichten van deze verantwoordelijkheid is de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) leidend. Daarnaast heeft de gemeente zich ook geconformeerd aan de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG). Hiermee wordt, ook voor de nieuwe taken in het kader van de decentralisaties, een basis voor de informatiebeveiliging gelegd. De burger moet er immers op kunnen vertrouwen, dat de gemeente en haar samenwerkingspartners niet onnodig of bovenmatig persoonsgegevens verwerken (delen of uitvragen). Om dat te kunnen borgen is een zorgvuldig en transparant proces noodzakelijk, waarin steeds bij elke volgende stap in het proces de afweging wordt gemaakt welke gegevens relevant en noodzakelijk zijn. Ook de bij de gegevensverwerking betrokken bestaande en nieuwe systemen worden onderworpen aan de baselinetoets in het kader van de BIG. Zo wordt vastgesteld dat de processen en systemen ‘BIG-proof’ zijn. Ook in de contracten, die worden gesloten met onze samenwerkingspartners, die via het regionale inkoopproces zijn betrokken bij “onze” cliënten, worden de aspecten privacy en informatieveiligheid als aandachtspunten opgenomen. Van de samenwerkingspartners wordt verwacht dat zij dezelfde eisen stellen aan privacy en informatieveiligheid. Voor het uitwisselen van gegevens tussen de samenwerkingspartners wordt het berichtenverkeer (zie hoofdstuk 5.6, CORV) zodanig ingericht dat ook hier aan alle privacy en informatieveiligheidsaspecten wordt voldaan.
31
8. De kleine doelgroepen Artikel 2.2.e. van de Jeugdwet Het laatste inhoudelijke aspect van artikel 2.2. is de voorwaarde dat het college en de gemeenteraad zich vergewissen van de behoeften van de zogeheten kleine doelgroepen. Voor een klein deel van de jeugd in of uit de gemeente zal specialistische ondersteuning of begeleiding nodig zijn. Voorbeelden hiervan zijn: Kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag en een verstandelijke beperking Kinderen met een ernstig visuele auditieve beperking Kinderen met ernstig psychiatrische stoornissen Kinderen binnen de jeugdbescherming Kinderen binnen de jeugdreclassering Kinderen met ernstig meervoudige beperkingen Zie hiervoor ook de startfoto op pagina 6. Het komende jaar staat in het teken van ervaren, leren en monitoren. De resultaten zijn bepalend voor de verdere invulling van ons gemeentelijk beleid voor de jeugdhulp voor 2016-2019. Het bijkomend voordeel is dat deze periode aansluit bij de periode die voor de nieuwe Wmo is vastgesteld.
32
9. Rol Samenwerkingsverband Passend Onderwijs en Adviesorganen De gemeente Lingewaard heeft met de hieronder genoemde advies- en inspraakorganen een samenwerking op het terrein van deze nieuwe opgave jeugd. Zij worden rechtstreeks gevraagd voor advies van deze Jeugdnota en de daaraan gekoppelde Verordening Jeugdhulp 2015. 1. Samenwerkingsverband Passend Onderwijs 2. WMO Adviesraad 3. Brigade (cliëntenparticipatie jeugd)
9.1
Samenwerkingsverband Passend Onderwijs
De voorbereiding van de invoering van Passend Onderwijs loopt al 2 jaar. Het eerste jaar is vooral gebruikt om de formele samenwerkingsgrondslag vorm te geven terwijl het tweede jaar vooral is gebruikt voor de ontwikkeling van de educatieve uitgangspunten voor de invoering van Passend Onderwijs. Daarmee heeft Passend Onderwijs een andere tijdslijn doorlopen dan de transitie van de Jeugdzorg, die nog tot eind 2014 doorloopt. Het gevolg van deze afwijkende tijdlijnen is dat de, door alle bij de invoering van Passend Onderwijs als erg belangrijk ervaren, afstemming tussen Passend Onderwijs en Jeugdzorg nog onvoldoende is uitgewerkt. Tijdens het op overeenstemming gericht overleg tussen de betrokken gemeenten en de samenwerkingsverbanden (PO en V(S)O) is afgesproken voor de komende jaren een uitwerkingsagenda op te stellen met als doel een aantal onderwerpen van Passend Onderwijs nadrukkelijk uit te werken. Belangrijke punten op die uitwerkingsagenda zijn: 1. De relatie en afstemming tussen school specifieke ondersteuning vanuit Passend Onderwijs en de Jeugdzorg. 2. De signalering en aanpak van thuiszitters. Dit betekent niet dat er geen gezamenlijke uitgangspunten zijn. In de ondersteuningsplannen is een aantal uitgangspunten opgenomen die nadrukkelijk aansluiten bij de uitgangspunten van het te ontwikkelen gemeentelijk Jeugdbeleid. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband voor het Primair onderwijs is nadrukkelijk benoemd dat zowel in Passend Onderwijs als bij Jeugdzorg de leerlingen en ouders centraal moeten staan en dat Passend Onderwijs en het door de gemeenten te ontwikkelen jeugdzorgstelsel elkaar moeten ondersteunen en versterken. Bij de ondersteuning van de school en het gezin gaat het om de kracht van de ouders, jongeren en hun sociale omgeving als basis, ondersteunen in plaats van overnemen, hulp inzetten in de directe leefomgeving en snelheid, minder schakels en minder gezichten. Onderwijs is een belangrijke vindplaats van jeugd. Leerkrachten en docenten kunnen problemen rondom jeugdigen vroegtijdig signaleren en zo complexe problematiek voorkomen. Het realiseren van een eenduidige integrale indicering voor onderwijs en jeugdzorg. Ontkokering van de zorgverlening en het koppelen van onderwijs-expertise en expertisezorg. Voorkomen moet worden dat er nog leerlingen tussen wal en schip vallen. Alle leerlingen moet een passend onderwijsarrangement worden geboden, waar nodig en wenselijk samen met jeugdzorg, jeugdhulpverlening en jeugdbescherming.
33
Deze uitgangspunten zoals die door het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs zijn geformuleerd bieden voldoende kansen en aanknopingspunten om in de toekomst een gezamenlijke visie te kunnen ontwikkelen. Door de bestuurders vanuit Onderwijs en de gemeenten is bij het Op Overeenstemming Gericht Overleg in januari 2014 over de ondersteuningsplannen heel nadrukkelijk de intentie uitgesproken tot verdere samenwerking om zo Passend Onderwijs en Jeugdhulp aan elkaar te verbinden.
9.2
Wmo adviesraad
Sinds 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning van hun burgers. Dat is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning. De Wmo maakt het mensen mogelijk om mee te doen in de samenleving. Gemeenten moeten hun inwoners compenseren voor beperkingen in hun zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Daarom is: “Iedereen doet mee en iedereen doet ertoe” het motto van onze gemeente. Burgemeester en wethouders van Lingewaard hebben in 2008 een gemeentelijke Wmo Adviesraad ingesteld. Deze heeft tot taak het College gevraagd en ongevraagd te adviseren over kwesties op het brede terrein van de Wmo en de algemene belangen te behartigen van de inwoners van Lingewaard die op dergelijke ondersteuning zijn aangewezen.
9.3
De Brigade
Begin 2013 is gestart met de proeftuin participatie door middel van het project De Brigade. De Brigade bestaat uit regionale vertegenwoordigers van jeugd, ouders en verzorgers en ervaringsdeskundigen die gebruikmaken van jeugdzorg, GGZ en AWBZ. De gemeente Lingewaard heeft een beleidsmedewerker die zitting heeft in deze regionale participatiegroep. Haar taak is meedenken, aanvullen en het proces bewaken van de decentralisatie van de jeugdzorg. Deze werkwijze heeft geleid tot een soort klankbordgroep van ervaringsdeskundigen. Deze bestaat uit ouders die gebruik gemaakt hebben (of nog gebruik maken) van een vorm van jeugdzorg en jeugdigen, die ervaring hebben met een vorm van jeugdzorg. Zij adviseren ons in alle stappen, die wij zetten in het proces van de inrichting van onze infrastructuur voor de jeugdhulp. Zij hebben ons geadviseerd op de onderstaande aspecten: Eigen regie en eigen kracht Toegang tot zorg Aanbod van zorg Bejegening en Kwaliteit van zorg
34
10. Financiële vertaling Zoals eerder gesteld, hebben wij te maken met enkele wettelijke taken en afspraken. De wet verplicht enkele specialistische vormen van jeugdhulp landelijk en/of bovenregionaal in te kopen. Daarnaast zijn er regionale bindende afspraken, die zijn opgenomen in het zogenoemde Regionaal Transitie Arrangement (RTA). Op dit moment hebben wij nog onvoldoende zicht en grip op: het volume van de (in te zetten) jeugdhulp en het soort traject (lengte, frequentie, zwaarte van de problematiek) En daardoor moeten wij ons – met betrekking tot de bijbehorende financiering – baseren op die gegevens die door anderen zijn aangeleverd. Deze Jeugdnota is gebaseerd op de gegevens zoals deze door BMC in “Zorg en Ondersteuning” heeft aangeleverd. Deze gegevens zijn zowel cijfermatig als schematisch weergegeven. Toch staan wij niet “met lege handen”; de knoppen waar wij aan kunnen draaien zijn: 1. de prijs per traject Deze kunnen wij in de regionale onderhandelingen – door schaalvoordeel – gunstiger afsluiten dan dat wij dat als individuele gemeente kunnen. 2. De beschikkingsbevoegdheid van de gemeente voor te leveren trajecten. Door bijna alle verzoeken voor een individuele voorziening via de gemeente (gemeentelijke jeugdconsulent vanuit het Jeugdteam) kunnen wij aantallen en soorten zorg registreren. Op basis van deze informatie kunnen we goed monitoren daardoor hebben we zicht op het type jeugdhulp dat is ingezet. Daarmee kunnen we concrete aanvullende afspraken maken me t de zorgaanbieders.
BUREAU JEUGDZORG (€530.560,00) JEUGD EN OPVOEDHULP (€1.865.414,00 ) GESLOTEN JEUGDZORG (€150.936,00 ) JEUGD GGZ (€2.991.546,00) AWBZ BEGELEIDING JEUGD (€ 928.905,00) AWBZ VERBLIJF - JEUGD (€2.242.629,00) LOKAAL PREVENTIEF JEUGDBELEID (€840.903,00)
35
TOTAAL besteed Lingewaard
Vraag JEUGD 1 BUREAU JEUGDZORG Toegang en indicatiestelling AMK Jeugdreclassering Jeugdbescherming Overige taken JEUGD EN OPVOEDHULP Ambulant Pleegzorg Dagbesteding Residentieel Overige taken GESLOTEN JEUGDZORG Gesloten Jeugdzorg JEUGD GGZ Intake en diagnostiek Ambulante behandeling Deeltijd /Dagbehandeling Klinische/residentiële behandeling Overige taken AWBZ BEGELEIDING - JEUGD BG individueel BG groep Kortdurend verblijf Vervoer AWBZ VERBLIJF - JEUGD ZZP LVG ZZP VG ZZP GGZ AWBZ PV - JEUGD PSY SOM VG LG ZG visueel ZG auditief
€111.500 €2.000 €0 €0 €87.500 €22.000 €1.865.414 €430.038 €171.694 €132.654 €1.119.422 €11.606 €150.936 €150.936 €2.991.546 €184.251 €2.336.582 €1.371 €169.867 €299.475 €928.905 €565.223 €271.799 €50.008 €41.875 €2.242.629 €1.823.952 €327.017 €91.660 €1.110.819 €544.276 €0 €452.214 €102.080 €5.299 €6.950
Aantal unieke personen Lingewaard 115 0 0 1 13 101 168 99 29 8 30 2 4 4 1032 156 796 1 6 73 158 69 53 10 26 45 36 6 3 160 28 4 72 51 4 1
In onderstaande tabel staan de bestaande reguliere budgeten voor andere en overige jeugdvoorzieningen in regulier gemeentelijk beleid en wettelijk verplichte taken. LOKAAL PREVENTIEF JEUGDBELEID Individuele ondersteuning Groepsondersteuning Collectieve activiteiten (w.o. begeleiding van vrijwilligers) Informatie en advies
36
€840.903 €497.151 €53.752 €140.000 €150.000
3379 2542 237 350 250
Begrippenlijst AMHK AWBZ BJZ Gelderland CJG CORV Gedwongen kader GGD Jeugd GGZ Jeugdreclassering KCO LZN MEE PGA Pleegzorg Rijnstad RvdK STMG SWL Thuiszittafel Transitie Veiligheidshuis
VGGM WMO ZAT ZZP
Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg Gelderland Centrum voor Jeugd en Gezin Collectieve Opdracht Routeervoorziening Begeleiding waar een rechtelijke uitspraak aan ten grondslag ligt Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg Begeleiding op basis van BJZ voor jongeren die met justitie in Aanraking zijn gekomen Klein Casus Overleg (voorschoolse opvang en basisscholen) Lokaal Zorgnetwerk Instelling voor advies, ondersteuning en begeleiding voor mensen met een beperking Persoonsgerichte Aanpak (inclusief jeugdoverlast) Vervangende opvang door pleegouders voor kinderen die (tijdelijk) niet Thuis kunnen wonen organisatie voor algemeen maatschappelijk werk Raad voor de Kinderbescherming Stichting Thuiszorg Midden Gelderland Stichting Welzijn Lingewaard Voor leerlingenplicht en welzijn Wijziging van het jeugdstelsel/overheveling van jeugdzorg naar gemeenten Per 1 januari 2015 Netwerksamenwerkingsverbanden van organisaties uit de strafrechtketen, de zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur in de aanpak van complexe problematiek Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland Midden Wet Maatschappelijke Ondersteuning Zorg Advies Team Zorg Zwaarte Pakket
37
Bijlage 1 Voorliggende visies en/of streefbeelden Achtereenvolgens wordt een drietal streefbeelden onder de loep genomen met als doel hieruit een visie te formuleren voor de jeugdhulp. Het gaat om de Sociale Visie 2022, de doorlopende Ontwikkelingslijn 0-27 jaar en de regionale visie “Zorg voor de jeugd”.
Sociale Visie 2022 In Lingewaard bouwen inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en de gemeente samen aan een samenleving waarin iedereen zijn leven op een prettige manier en naar eigen keuze kan invullen. We scheppen daarmee een aantrekkelijk sociaal leefklimaat waarin iedereen mee kan doen, er voor iedereen plaats is en iedereen oog voor een ander heeft, iets voor elkaar over heeft. Daarom zorgen we met elkaar ervoor dat: Wijken en dorpen zich verder kunnen ontwikkelen tot plekken waar inwoners zich thuis voelen, binding hebben met andere inwoners en een basispakket aan voorzieningen aanwezig is. Er volop ruimte is voor maatschappelijke initiatieven en we gebruik maken van de creatieve inbreng en betrokkenheid van onze burgers. Er voldoende faciliteiten zijn voor de ontplooiing van individuele inwoners tot zelfredzame burgers die meedoen aan de samenleving. Wij richten ons op het realiseren van de mogelijkheden tot meedoen. Daarbij zien we persoonlijke redzaamheid als een randvoorwaarde voor sociale redzaamheid. Er een vangnet is voor de kwetsbare mensen in onze samenleving, degenen die het „op eigen kracht‟ niet redden. We willen voorkomen dat zij niet om hulp kunnen of durven vragen, met als gevolg dat deze groep mensen te lang onzichtbaar blijft en aan de kant blijft staan. De essentiële punten in deze visie zijn ook van toepassing op de te formuleren gemeentelijke visie op jeugdhulp. Het gaat om: Zich thuis voelen, binding hebben met anderen en aanwezigheid van basisvoorzieningen. Ruimte voor initiatieven, creativiteit en betrokkenheid. Ontplooiing tot zelfredzame jeugdigen. De aanwezigheid van een vangnet voor diegene, die het op eigen kracht niet (meer) kan.
Doorlopende Ontwikkelingslijn 0-27 jaar “De gemeente Lingewaard en haar partners streven naar het realiseren van optimale ontwikkelingskansen en volwaardig participeren in onze maatschappij voor elk kind van 0-27 jaar binnen zijn/haar mogelijkheden.” De kernpunten zijn: Optimale ontwikkelingskansen Volwaardig participeren Binnen zijn/haar mogelijkheden.
Zorg voor de Jeugd De twaalf regiogemeenten hebben in 2012 een visie opgesteld waaruit alle stappen zijn gezet op de “transformatieweg”. De kernpunten zijn: De jongeren moeten gezond en veilig kunnen opgroeien zodat zij later volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving en zich als verantwoordelijk burger kunnen gedragen. De zorg strekt zich uit van basisvoorzieningen voor iedereen tot zware specialistische hulpverlening voor een kleine groep met ernstige problematiek. Er is continuüm van zorg waarin zorg wordt ingezet op het zware specialistisch niveau dat nodig is en weer wordt afgebouwd naar een lichtere vorm van jeugdhulp. 38
Bijlage 2 Verplichtingen vanuit de Jeugdwet In de nieuwe Jeugdwet zijn enkele verplichtingen opgenomen die specifieke aandacht vragen. Het gaat om: Cliëntenparticipatie Vertrouwenspersoon Crisisdienst Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) Gedwongen kader Aansluiting veiligheidshuis, RvdK en gedwongen kader Veiligheidshuis Pleegzorg Cliëntenparticipatie
In de Jeugdwet staat dat er een belangrijke participerende rol is voor burgers bij de totstandkoming van plannen op het gebied van jeugdhulp, kinderbescherming en jeugdreclassering en de verordening. Naast de Wmo-adviesraad en het overleg met onze onderwijspartners op grond van het LEA-overleg (lokaal educatieve agenda) is er een tweetal partijen, die ons ondersteunen en adviseren specifiek op het gebied van jeugd. Het gaat om: Regionaal is begin 2013 een zogenoemde Brigade ingericht, die de regiogemeenten heeft geadviseerd op grond van hun ervaringsdeskundigheid. Zij adviseren ook de individuele gemeenten. Lokaal is er per september 2013 (breed debat jeugd) een platform van deskundigen op het gebied van jeugdhulp. Zij adviseren onze gemeente over de wijze waarop wij het proces van de jeugdhulp moeten inrichten. Deze Jeugdnota is ter consultatie aangeboden aan het platform van deskundigen, de Wmoadviesraad, de schoolbesturen en onze partners uit de voorschoolse voorzieningen en het onderwijs. De resultaten van de input worden meegenomen in het jeugdbeleid. Vertrouwenspersoon
Vanaf 2015 zijn wij verantwoordelijk voor onafhankelijk vertrouwenswerk. Onafhankelijk vertrouwenswerk is verplicht gesteld in de Jeugdwet (artikel 2.6) en wordt geleverd door een rechtspersoon, die op verzoek cliënten in de jeugdhulp bijstaat. Via de VNG is besloten om het onafhankelijk vertrouwenswerk voor alle decentralisaties vanaf 2015 landelijk in te kopen voor een periode van drie jaar. Crisisdienst
Met de Jeugdwet krijgen gemeenten de taak om de noodzakelijke jeugdhulp in te zetten voor hen jeugdigen. In acute situaties, waar onmiddellijke actie nodig is, is de gemeente ervoor verantwoordelijk dat de jeugdhulp altijd direct bereikbaar en beschikbaar is. Deze verplichting is geborgd in artikel 2.6, eerste lid, onderdeel b van de Jeugdwet. Er is sprake van crisis bij een plotselinge, ernstige ontregeling (in de fysieke, sociale en psychische gesteldheid van de cliënt of van de omgeving) met als gevolg het ontstaan van een acuut onhoudbare situatie in het thuismilieu of de woonsituatie van de cliënt. Wij hebben deze taak – op grond van de wettelijke verplichting – belegd bij het huidige Bureau Jeugdzorg (de nieuwe naam is “nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland”). .
39
Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)
Nog steeds zijn de cijfers over het aantal kinderen, volwassenen of ouderen dat jaarlijks slachtoffer is van huiselijk geweld of kindermishandeling schrikbarend hoog. Belangrijk bij de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling is een multidisciplinaire ketenaanpak. Met de decentralisaties in het sociaal domein wordt de gemeente verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning van jeugdigen en grotere groepen volwassenen. Met het organiseren van deze hulp en ondersteuning volgens de principes van “één gezin één plan” is de gemeente een belangrijke partner in de keten geworden. In de recent opgestelde Regiovisie – Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2015-2019 zijn de rollen en taken van de regiogemeenten en de centrumgemeente beschreven. Actie: de gemeente richt zich in de keten vooral op preventie, vroeg-signalering en melding en op nazorg dicht bij huis. Gemeentelijke activiteiten in 2015: - op de agenda houden van het onderwerp en thema’s daarbinnen bij lokale organisaties en professionals via o.a. de Wet meldcode; - aanpak van kindermishandeling expliciet uitwerken in het lokale Wmo-uitvoeringsplan in samenhang met de nieuwe jeugdwettaken; - toegankelijk maken van kennis en ondersteuning op het gebied van signalering, kindcheck, risicogroepen en toepassen van de wet Meldcode voor professionals ‘in de wijk’; - bieden van voldoende en adequate ondersteuning / ambulante begeleiding dicht bij huis. Raad voor de kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van het kind van wie de ontwikkeling en opvoeding worden bedreigd. Een kind is voor zijn ontwikkeling afhankelijk van zijn ouders. Een aantal instellingen kan direct de Raad inschakelen, zoals het Bureau Jeugdzorg / Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (BJZ/AMK), politie en rechters. Bij alle werkzaamheden van de Raad staat het belang van het kind centraal. De Raad verleent zelf geen hulp aan gezinnen. Wel zorgt de Raad dat de hulpverlening zo nodig op gang komt. Regionaal zijn er afspraken gemaakt over de voorbereiding en organisatie van de dwang- en dranghulpverlening, uit te voeren door de nieuwe gecertificeerde instellingen. Actie: iedere gemeente organiseert de wijze waarop de RvdK overlegt op casusniveau met de gemeente, het AMHK, de gecertificeerde instelling of door de gemeente aangewezen jeugdhulpaanbieder, zodra naar hun oordeel de inzet van jeugdbescherming in beeld komt. De keuze is: de aanwezigheid van een medewerker van de RvdK op afroep bij casusoverleg of een inrichting van een regulier overleg op regionaal of lokaal niveau, waarin – onder regie van één van de gemeenten - door alle betrokken partijen (inclusief de medewerker van RvdK en leerplicht) gesproken wordt over de noodzaak van de inzet van het gedwongen kader in gezinnen. Gedwongen kader
Het gedwongen kader bestaat uit de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Vanaf 1 januari 2015 mogen alleen organisaties deze taken uitvoeren als zij hiervoor zijn gecertificeerd. Gemeenten mogen alleen overeenkomsten aangaan met gecertificeerde instellingen. Door het opleggen van een jeugdbeschermingsmaatregel of de opdracht tot jeugdreclassering grijpt de overheid in in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en gezinnen.
40
Het Rijk heeft, mede op grond van internationale verdragen, de plicht ervoor te zorgen dat de uitvoering van deze maatregelen met procedurele waarborgen is omkleed. Het doel van certificering als aanvullende kwaliteitseis, is het garanderen van een minimum kwaliteitsniveau van organisaties die jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitvoeren en die werken met de meest kwetsbare en complexe gezinnen en jeugdigen. In het nieuwe stelsel houdt de raad voor de kinderbescherming (onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie) zijn rol als onafhankelijke, landelijk werkende Instantie. Zij: vormt de toegangspoort voor jeugdbescherming; toetst of dit voldoende effect heeft om de kinderbeschermingsmaatregel te kunnen beëindigen; adviseert over het opleggen van jeugdreclasseringmaatregelen; initieert zelf, als casusregisseur in jeugdstrafzaken en houdt toezicht op het werk van de instellingen voor jeugdreclassering. De raad behoudt ook zijn wettelijke bevoegdheid tot het vragen van een kinderbeschermingsmaatregel (rekwestrerende bevoegdheid) bij de rechter, op basis van een eigen, onafhankelijk oordeel over de situatie in een gezin. Kortom, in het nieuwe stelsel zullen gemeente en raad voor de kinderbescherming elkaar regelmatig tegenkomen. Sterker nog, een goede samenwerking, op basis van heldere afspraken, is een randvoorwaarde voor het succes van het nieuwe stelsel. Actie: regionaal wordt er een samenwerkingsprotocol opgesteld waarin de noodzakelijke samenwerking rondom jeugdbescherming en jeugdreclassering is georganiseerd. Actie: regionaal zijn er afspraken gemaakt over de noodzakelijke informatieoverdracht. Dit onderdeel wordt verder toegelicht onder het gedeelte over “CORV”. Veiligheidshuis
Het Veiligheidshuis is een netwerksamenwerkingsverband, dat partners uit de strafrechtketen, de zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur verbindt in de aanpak van complexe problematiek. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. De ketenpartners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit. Werkprocessen worden op elkaar afgestemd, zodat strafrecht en zorg elkaar aanvullen. Ingezet wordt op gedragsverandering, recidivevermindering en verbetering van de kwaliteit van leven van de delinquent. Er wordt dadergericht, gebiedsgericht en probleemgericht gewerkt. Een aantal organisaties participeert in alle Veiligheidshuizen: Gemeenten Politie Openbaar Ministerie Raad voor de Kinderbescherming Reclasseringsorganisaties Welzijnsorganisaties Onze gemeente is – net zoals de andere regiogemeenten – aangesloten bij het Veiligheidshuis Arnhem. Actie: Ons lokaal overleg rondom overlast jeugd (PersoonsGerichte Aanpak) wordt vormgegeven door welzijn, de politie en de gemeente. Het PGA moet haar acties afstemmen met het Veiligheidshuis. Pleegzorg
Pleegzorg betekent dat een kind tijdelijk in een ander gezin gaat wonen. Als er problemen zijn in een gezin, wordt altijd eerst gekeken of deze thuis op te lossen zijn. Lukt dat niet, dan is pleegzorg 41
de eerste keus. Bij pleegzorg nemen pleegouders (tijdelijk) de opvoeding en verzorging van een kind op zich. Het is een vorm van opvang die het dichts bij de natuurlijke gezinssituatie blijft. De gemeente is verantwoordelijk voor een toereikend en passend aanbod van pleegzorg. In Nederland zijn 28 regionale pleegzorgaanbieders die samenwerken onder de naam Pleegzorg Nederland. De pleegzorgaanbieder screent en begeleidt de pleegouders. De VNG en de Jeugdzorg Nederland hebben in maart 2014 een convenant ondertekend waarin kwaliteitseisen aan de voorbereiding en screening van aspirant pleegouders worden gesteld.
42
Bijlage 3 Verwerving jeugdhulp De regiogemeenten Regio Arnhem hebben de “Regionale paragraaf verwerving en monitoring jeugdhulp” vastgesteld(juni 2014). Hierin zijn de uitgangspunten voor verwerving en monitoring vastgelegd. In het onderstaande overzicht hebben wij aangegeven om welke functies het gaat en welke zorgvormen daarmee worden ingekocht om te voldoen aan de wettelijke opdracht. De inkoop gebeurt op basis van de door het rijk beschikbaar gestelde decentralisatie-uitkering jeugd. In het regionale afsprakenkader is opgenomen dat er ruimte is voor nieuwe aanbieders door middel van raamcontracten voor specialistische voorzieningen. Schaal
Functie
Vormen van jeugdhulp die onder functie vallen plus
Gesloten verblijf en behandeling 24- uur
Voortgezette diagnostiek, (Gesloten) 24 uurs- zorg, Verblijf deeltijd Dag- en deeltijdbehandeling Voortgezette diagnostiek (Gesloten) 24 uurs- zorg
4. Jeugd licht verstandelijk beperkt, sterk gedragsgestoord
Voortgezette diagnostiek (Gesloten) 24 uurs- zorg
5. Gespecialiseerde diagnostiek, observatie en behandeling aan (L) VB jeugd GGZ met bijkomende complexe problematiek
Voortgezette diagnostiek (Gesloten) 24 uurs- zorg
6. Forensische Jeugdzorg
Verblijf deeltijd, Dag- en deeltijdbehandeling
Functie
Vormen van jeugdhulp die onder functie vallen
1. Jeugdzorg-plus 2. Gesloten Psychiatrische zorg 3. Open verblijf residentieel: terreinvoorzieningen 4. (L)VB jongeren ZZP 4 en 5 samenloop
Gesloten verblijf en behandeling 24- uur Gesloten verblijf en behandeling 24- uur Verblijf 24 uur zorg
5. Crisis residentieel 6. Spoedeisende zorg (SEZ), ambulant team
1. Landelijke specialismen Jeugdzorg
Landelijk
2. GGZ met landelijke functie
Bovenregionaal G7
Schaal
3. Expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties onder de 18 jaar.
7. Ondersteuning Pleegzorg
REGIONAAL
Schaal
Functie
(Gesloten) verblijf en behandeling 24- uur Verblijf 24-uurs zorg Meldpunt, Ambulant crisishulp Werving Matching
Vormen van jeugdhulp die onder functie vallen
1. Jeugd en Opvoedhulp (voorheen provinciaal domein)
2. Specialistische Jeugd GGZ (basis en specialistische J-GGZ) (voorheen Zvw))
Voortgezette diagnostiek Ambulante behandeltrajecten Daghulp/ Verblijf Deeltijd Pleegzorg Residentiele zorg niet terreingebonden/ niet zijnde 3 milieu Voortgezette diagnostiek Ambulant Daghulp/Verblijf deeltijd Dyslexie, Diagnostiek en behandeling
43
3. Gehandicapten-zorg (voorheen Awbz, grondslagen: LG, (L)VG, ZG, PSYC, SOM)
Voortgezette diagnostiek
4. Specialistenteam met expertise uit de drie bovengenoemde functies ten behoeve van consultatie en advies
Dagbesteding (= begeleiding groep) incl. vervoer alle grondslagen Begeleiding individueel alle grondslagen Persoonlijke verzorging alle grondslagen (deel dat samenhangt met ADL) Kortdurend verblijf alle grondslagen Ambulante behandeltrajecten LVG inclusief vervoer Verblijfszorg LVG ZZP 1-3 (niet levenslang) Langdurige zorg GGZ b en c (beschermd wonen/wonen met begeleiding) Verblijfszorg VG 1 t/m 3 (niet levenslang) Triage Voortgezette diagnostiek Consult en advies
5. Gecertificeerde Instellingen (Bureau Jeugdzorg en LWI)
Dranghulpverlening Jeugdbescherming Jeugdreclassering Consultatie en advies t.b.v. specialistenteam
(Bron:Regionale paragraaf verwerving en monitoring)
44
Bijlage 4 Persoonsgebonden budget (pgb) Gemeenten zijn al bekend met het verstrekken van pgbs vanuit de Wmo. In grote lijnen zijn de wettelijke bepalingen over het pgb in het wetsvoorstel Wmo2015 en de Jeugdwet hetzelfde. Belangrijk onderdeel van de wet is de bevoegdheid, die gemeente krijgt om aan de hand van drie voorwaarden te beoordelen of iemand in aanmerking komt voor een pgb. Wel zijn er enkele kleine verschillen. De belangrijkste hiervan zijn: Voor de Jeugdwet gelden een aantal algemene kwaliteitseisen ook voor een pgb geleverd door een jeugdhulpaanbieder (zie H4 van deze wet). Voor de Jeugdwet geldt dat een gemeente een pgb alleen mag weigeren voor dat deel dat het budget hoger is dan zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag. In de huidige versie van het wetsvoorstel Wmo 2015 mag een gemeente in dat geval een pgb in zijn geheel weigeren. De gemeente moet op grond van de wet een aanvraag inhoudelijk beoordelen op passendheid, vermogen en kwaliteit. Gemeenten hebben de vrijheid om de beoordeling van deze drie wettelijke voorwaarden voor een pgb zelf in te kleden. Voor de Jeugdwet zijn zij voor het beoordelen van de kwaliteit wel gehouden aan de wettelijke kwaliteitseisen. Daarnaast is de gemeente verplicht om voor een bepaalde hulpvorm “zorg in natura” (ZIN) beschikbaar te hebben. Als een cliënt aan de voorwaarden voor een pgb voldoet (en de cliënt dus kan overtuigen dat deze zorg in natura in een concreet geval niet passend is) kan de gemeente besluiten de cliënt een pgb te verstrekken. In volgend schema is weergegeven hoe de verdeling is qua aantallen tussen een voorziening “zorg in natura” en het “persoonsgebonden budget”. 2012 Jeugdwet
met indicatie met geldige indicatie intramuraal met geldige indicatie extramuraal met geldige indicatie intramuraal en extramuraal geen geldige indicatie TOTAAL
geen zorg
2013 Jeugdwet
met indicatie
geen zorg
16
15
1
10
6
4
87
75
12
87
38
49
3
1
2
3
3
0
58
58
0
13
13
0
164
149
15
113
60
53
45