Evaluatie Integrale Jeugdnota Borsele
Wie de Jeugd heeft, heeft de toekomst.
Integrale jeugdnota 2007 / 2011 van de gemeente Borsele.
Opgesteld door de werkgroep integraal jeugdbeleid. April 2012.
1
Inhoudsopgave. Hoofdstuk:
Pagina
Inleiding.
2
Maatschappelijke ontwikkelingen en demografische ontwikkelingen
4
Gemeentelijke visies op Jeugd.
10
Evaluatie opzet Centrum voor Jeugd en Gezin.
12
Evaluatie Bestrijding onderwijsachterstanden en Lokale Educatieve Agenda.
13
Evaluatie Ondersteuning weerbaarheid en bewegen op school.
16
Evaluatie Leerplicht.
18
Wat is er verder op gebied van jeugd gedaan?
20
Samenvatting en conclusies.
24
Aanbevelingen voor de toekomst.
27
Bijlagen
2
Hoofdstuk 1 Inleiding. De gemeenteraad van Borsele heeft de Integrale jeugdnota “Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst” vastgesteld tijdens het overleg van 14 december 2006. In deze nota is gesteld: Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”. Op heel veel terreinen is dit van toepassing: Als jongeren in goede gezondheid opgroeien, zullen zij hun hele leven hiervan de vruchten plukken. Wanneer een gemeente een goed en geïntegreerd jeugdbeleid heeft beschreven en uitvoert, is het voor de jeugd en hun ouders een reden om in betreffende gemeente te willen (blijven) wonen. Als jongeren van jongs af aan goede normen en waarden leren, mag je verwachten dat die hen hun hele leven bijblijven. Kunnen jongeren ongestoord spelen en leeftijdsgenoten ontmoeten, dan zijn belangrijke voorwaarden aanwezig voor een goede sociale en motorische ontwikkeling. Scholen binnen de kleine kernen maakt dat de jongeren binnen de dorpen blijven en daar hun sociale contacten blijven houden. Een goede investering in de jeugd zal maken dat zij opgroeien tot evenwichtige volwassenen, die later hun positieve bijdrage leveren aan de maatschappij van hun eigen generatie. De jeugd moet de kans krijgen om zich te kunnen ontwikkelen tot personen die op zelfstandige en volwaardige wijze deel kunnen nemen aan de samenleving, het liefst binnen de gemeente Borsele. Door een goed en duidelijk geïntegreerd jeugdbeleid te beschrijven en uit te voeren, zal de gemeente Borsele een gemeente zijn waar de jeugd en hun ouders graag willen wonen en werken. Bron: Integrale jeugdnota gemeente Borsele 2007-2011. De Integrale jeugdnota was vastgesteld voor een periode van vier jaar. In 2010 is besloten de jeugdnota voor een jaar te verlengen omdat er in het jaar 2011/ 2012 nog een afronding zou moeten plaatsvinden van een aantal initiatieven. Daarnaast waren de kabinetsplannen voor de diverse decentralisaties, waaronder die van de Jeugdzorg, in 2010 / 2011 nog te weinig concreet om deze ontwikkelingen al mee te kunnen nemen in een mogelijk nieuw beleidsplan. Om een goed beleidsplan te formuleren zijn we van mening dat eerst een goede evaluatie plaats zou moeten vinden. Deze evaluatienota is bedoeld om de stand van zaken rondom het jeugdbeleid inzichtelijk te maken en een doorkijk te maken naar het vervolg van het Borselse Jeugdbeleid. Ook is deze nota bedoeld als voorbereiding voor de informerende en kaderstellende raadsbijeenkomst van donderdag 24 mei 2012.
3
Koppeling met diverse beleidsvelden. In het beleidsplan “Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”is een integraal beleid op gebied van jeugd beschreven. Het betreft een “paraplu-nota”, waarmee bedoeld werd dat het beleid op de gebieden Onderwijs, Integrale veiligheid, Sport en jeugd beschreven waren., maar dat voor elk beleidsveld aparte nota’s vastgesteld zijn met een verdere uitwerking van het beleid. De evaluatie van het jeugdbeleid is ook volgens deze gebiedsindeling opgesteld. Per beleidsveld is tevens een doorkijk naar de toekomst gegeven. In de evaluatie en de vooruitblik naar het toekomstige beleid is ook de relatie met het Wmobeleidsplan en het gezondheidsbeleid beschreven. In de integrale jeugdnota 2007 – 2011 was geen beleid meegenomen wat in de verantwoordelijkheid van afdeling Sociale zaken lag. Het is echter wenselijk dat ook het gedeelte jeugd vanuit dit beleidsveld via een paraplunota voor de volgende beleidsperiode beschreven wordt. Aan de evaluatie is naast de diverse beleidsmedewerkers, ook meegewerkt door de Jongerenraad Borsele, de Wmo-raad en de vertegenwoordigers van het onderwijs in het OLOB. Helaas is er van deze laatste maar 1 reactie gekomen. Deze is toegevoegd in de bijlage.
Leeswijzer. De evaluatienota is als volgt opgebouwd: Na deze Inleiding volgt een hoofdstuk waarin de diverse ontwikkelingen beschreven staan (Maatschappelijke ontwikkelingen en demografische ontwikkelingen). Een uitgebreide beschrijving van de demografische ontwikkelingen vindt de lezer in de bijlagen. In hoofdstuk 3 worden diverse vastgestelde visies die te maken hebben met jeugd beschreven, waarna in hoofdstuk 4 de uiteindelijke evaluatie start. De volgorde die in de nota Integraal jeugdbeleid gevolgd is, wordt ook in deze evaluatie gebruikt. Hoofdstuk 4 beschrijft de evaluatie van de opzet van het Centrum voor Jeugd en Gezin, hoofdstuk 5 die van het onderwijsbeleid, hoofdstuk 6 de ondersteuning weerbaarheid en het bewegen op scholen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de Leerplicht. Daarna wordt in hoofdstuk 8 beschreven wat er verder in de afgelopen beleidsperiode op gebeid van Jeugd is gedaan. Hoofdstuk 9 bevat een samenvatting en opsomming van de conclusies. Als voorbereiding voor de informerende en kaderstellende raad van 24 mei 2012 is in hoofdstuk 10 een blijk naar de toekomst beschreven. In dit hoofdstuk staan een aantal ontwikkelingen beschreven met daarbij aanbevelingen voor de kaderstellende raad. In de bijlage staan beschreven: • • • •
Bijlage 1: Evaluatie Centrum voor Jeugd en Gezin na 1 jaar in Borsele. Bijlage 2: Uitgebreide opsomming van demografische ontwikkelingen Bijlage 3: Bijdrage onderwijs voor de evaluatie van het Borselse Jeugdbeleid Bijlage 4: Bijdrage Jongerenraad Borsele voor de evaluatie van het Jeugdbeleid in Borsele.
4
Hoofdstuk 2. Maatschappelijke ontwikkelingen en Demografische gegevens. Maatschappelijke ontwikkelingen. Te verwachten ontwikkelingen op gebied van jeugd. Integraal jeugdbeleid houdt in dat er op veel beleidsvelden sprake is van ontwikkelingen. Onderstaand de belangrijkste: 1. Decentralisatie van de jeugdzorg, waarbij de gehele jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van de gemeente komt te vallen: - Begeleiding jeugd is onderdeel van de decentralisatieafspraken over de AWBZ en zal per 2013 overgaan naar gemeenten. - Per 2015 zullen de jeugdzorg, jeugd-ggz en jeugd-lvg overgeheveld worden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) krijgt een steeds belangrijkere taak in de preventieve jeugdzorg. 2. Uitvoering van de wet OKE: De Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (wet OKE) is op 1 januari 2011 in werking getreden. Doel van de wet is om kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand zo vroeg mogelijk te helpen en het op één lijn brengen van de wet- en regelgeving van peuterspeelzalen en kinderopvang. De wet OKE is bepalend voor de wijze waarop gemeenten hun beleid voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) verder vorm dienen te gaan geven. Aangestuurd wordt op meer en betere voorschoolse educatie in de kinderopvang en peuterspeelzalen. Wij hebben daarmee de wettelijke verantwoordelijkheid om een goed en toegankelijk voorschools aanbod te doen aan alle jonge kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand. De wet bepaalt dat onze gemeente hierover afspraken maakt met de schoolbesturen en de kinderopvang. Daarnaast moet de gemeente afspraken maken met de schoolbesturen over de resultaten van de vroegschoolse educatie. Hiervoor is een apart OAB-plan ontwikkeld voor de jaren 2011 t/m 2014. 3. Passend onderwijs: In het nieuwe stelsel passend onderwijs krijgen scholen de verantwoordelijkheid om voor elk kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te vinden. Leraren worden beter voorbereid op hoe zij met zorgleerlingen moeten omgaan en de bureaucratie wordt verminderd. Het speciaal onderwijs blijft bestaan met capaciteit voor zo’n 70.000 leerlingen. De invoering van passend onderwijs gaat door in 2012, maar de bezuiniging start een jaar later, in 2013. Het kabinet wil hiermee een zorgvuldige invoering van passend onderwijs bevorderen. Dit betekent dat de bezuiniging nog niet per 1 augustus 2012 ingaat. In plaats van een bezuiniging van € 50 miljoen in 2012 en een structurele bezuiniging van € 300 miljoen vanaf 2013, start de bezuiniging pas in 2013. Op dit moment moeten ouders zelf op zoek naar een passende onderwijsplek voor hun kind. Het kabinet wil dit veranderen. Daarom krijgen scholen en schoolbesturen per 1 augustus 2012 een zorgplicht. Dit houdt in dat zij verplicht worden een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die zich aanmelden. Dit gebeurt in nauw overleg tussen school en ouders. De samenwerkingsverbanden zijn verplicht met de gemeente te overleggen over hun zorgplannen. 4. Gezondheidsbeleid, waarbij de verantwoordelijkheid door de overheid waar mogelijk teruggelegd wordt bij de burger. De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 van het RIVM laat zien dat het goed gaat met de gezondheid in Nederland, maar dat het nog beter kan. Ook blijkt dat de vijf speerpunten uit de preventienota 2006, de vorige versie van de landelijke nota gezondheidsbeleid, belangrijk blijven om de volksgezondheid te verbeteren. Dit zijn overgewicht, diabetes, depressie, roken en 5
schadelijk alcoholgebruik. Het kabinet houdt deze speerpunten vast, maar legt daarbij ook nog het accent op bewegen. De landelijke nota is gericht op drie thema’s: - Vertrouwen in gezondheidsbescherming - Zorg en sport dichtbij in de buurt - Zelf beslissen over leefstijl Ook de lokale gezondheidsnota zal in 2012 opnieuw geschreven worden, waarmee hij tegelijkertijd met de Integrale Jeugdnota per 2013 in zal moeten gaan. Met de zorgaanbieders worden afspraken gemaakt om ook op het gebied van de regionale en gemeentelijke speerpunten een passend aanbod te doen voor de scholen. 5. AWBZ Begeleiding naar de Wmo: Met ingang van 2013 is de gemeente verantwoordelijk voor nieuwe cliënten en per 2014 voor de volledige groep mensen die AWBZ-begeleiding ontvangen en inwoner van de gemeente zijn. De decentralisatie van begeleiding naar de Wmo biedt kansen om op lokaal niveau deze ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie dichterbij de burger te organiseren. Gemeenten zijn in staat de eigen kracht en mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk aan te spreken en maatwerk in de directe omgeving te realiseren. Ook kunnen zij verbindingen leggen met andere Wmo-voorzieningen en andere gemeentelijke domeinen, zoals re-integratie, jeugdzorg of het woonbeleid. Zo kan de begeleiding meer doelmatig en meer effectief worden georganiseerd. Dagbesteding en begeleiding verdwijnen uit de AWBZ. Gemeenten krijgen straks de taak om passende ondersteuning te regelen, op basis van de Wmo. 6. Wet werken naar vermogen: Het kabinet wil dat zoveel mogelijk mensen zelf in hun eigen onderhoud voorzien. Mensen die nu nog met een uitkering thuiszitten, maar wel willen en kunnen werken, moeten weer aan het werk. Dat is het uitgangspunt van de Wet werken naar vermogen (Wwnv). Deze wet vervangt de huidige Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet arbeidsongeschiktheid voor jonggehandicapten (Wajong). Streven is om de Wwnv per 1 januari 2013 in te voeren, maar de wet is op moment van schrijven nog in voorbereiding. Een van de uitgangpunten van de Wet Werken naar vermogen is dat mensen werken naar vermogen. Bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Mensen zijn zelf verantwoordelijk om in te schatten welk werk ze kunnen doen. Waar nodig krijgen ze ondersteuning of begeleiding. Voor jonggehandicapten die echt niet kunnen werken, blijft het uitgangspunt van de Wajong bestaan. Loondispensatie moet het voor werkgevers financieel aantrekkelijk maken om mensen met een arbeidsbeperking een kans te geven. Zij betalen op deze manier alleen voor de geleverde productiviteit. Gemeenten zorgen voor de uitvoering van de Wwnv. Zij zijn verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning aan mensen met een arbeidsbeperking. De gemeente beslist over de noodzaak, vorm en inhoud van deze hulp. Wat de gemeente bijvoorbeeld kan doen, is een re-integratietraject opzetten om te helpen bij het vinden van een baan. Gemeenten krijgen voor deze taak een ongedeeld budget, waardoor ze het geld gericht kunnen inzetten. Het geld dat ze overhouden, mogen de gemeenten vrij besteden. 7. Wet werk en bijstand. Per 1-1-2012 is de nieuwe Wet werk en bijstand (WWB) 2012 ingevoerd (deze moet op moment van schrijven nog door de Eerste kamer aangenomen worden). De Wet Investeren in Jongeren komt daarmee weer te vervallen. Eén van de
6
wijzigingen in deze nieuwe wet: voor gezinsbijstand wordt gekeken naar het huishoudinkomen, wat kan betekenen dat de meerderjarige thuiswonende werkende jongere zijn inkomen voor het levensonderhoud van het gezin moet aanwenden (wanneer ouders een beroep doen op bijstand). Een andere wijziging: bij aanvraag uitkering door jongere tot 27 jaar, kan de betreffende jonge eerste 4 weken verplicht worden actief te solliciteren, zonder dat een uitkering wordt verstrekt. 8. Brede school In de nota “De brede scholen verbreed” zijn de volgende doelstellingen opgenomen: - Het in stand houden van de bestaande sociale infrastructuur t.b.v. het kind en het behoud c.q. het verbeteren van de kwaliteit hiervan. - Het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen. - Het voorkomen en bestrijden van (onderwijs)achterstanden (in combinatie met het onderwijsachterstandenbeleid). - Het realiseren van een ononderbroken onderwijsloopbaan voor kinderen, waarbij de voorschoolse periode, de periode in het basisonderwijs en de overgang naar het voortgezet onderwijs centraal staan. - Het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen. - Het bevorderen van de samenwerking tussen basisscholen en instellingen voor opvang en vrije tijd teneinde een sluitende aanpak te realiseren. - Het verbeteren van de gelegenheid voor ouders om arbeid en zorg te combineren door het aanbieden van een goede dagindeling met zo mogelijk een aanbod van buitenschoolse activiteiten. - Het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van het dorp door het aanbieden van educatieve en ontmoetingsactiviteiten voor alle inwoners van het dorp, e.e.a. in nauwe samenwerking met het in het dorp aanwezige dorpshuis. Deze doelstellingen zijn nog steeds actueel, maar de nota verloopt per 31 december 2012. Daarna zal een nieuwe nota worden opgesteld. 9. Lokale Educatieve Agenda De Lokale Educatieve Agenda (LEA) is geïntroduceerd als een instrument om het lokaal onderwijsbeleid vorm en inhoud te geven na de wetswijzigingen in het onderwijs(achterstanden)beleid in 2006. Het is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners om in ‘nieuwe verhoudingen’ (meer gelijkwaardige verhoudingen) tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid. De huidige LEA is gelijktijdig met de jeugdnota vastgesteld en moeten worden geactualiseerd. Geprobeerd wordt om dit proces ook nu zoveel mogeljik gelijktijdig te laten verlopen. 10. Teruglopende leerlingenaantallen Het streven is om zoveel mogelijk voorzieningen ten behoeve van het kind in stand te houden. Het aantal basisschoolleerlingen daalt de komende jaren sterk. Dit zet het instandhouding van b.v. basisscholen sterk onder druk. De gemeente heeft, als schoolbestuur van het openbaar onderwijs, zeggenschap over de instandhouding van de openbare scholen. Echter over de bijzondere basisscholen heeft de gemeente geen zeggenschap. De instandhouding is een aangelegenheid van de schoolbesturen. In opdracht van het Platform Primair Onderwijs Zeeland heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de afnemende leerlingenaantallen. Het rapport “Onderwijs ons goed” kan de basis vormen voor verdere ontwikkelingen op dit gebied.
7
11. Impulsregeling brede scholen, sport en cultuur en Sport en Bewegen in de Buurt In 2009 is in de gemeente Borsele de Impulsregeling brede scholen, sport en cultuur van start gegaan. Het doel van deze impulsregeling is de samenwerking te stimuleren tussen (brede) scholen, culturele instellingen, sportverenigingen en andere lokale organisaties (bijv. naschoolse opvang en welzijnsinstellingen).De impulsregeling loopt tot en met 2012 en krijgt daarna een structureel vervolg. De gemeente ontvangt hiervoor een bijdrage van de Rijksoverheid. In het eerste jaar was dat 100% en vanaf 2010 is dat 40%. In de gemeente Borsele zijn inmiddels 2,8 fte combinatiefunctionarissen werkzaam. In 2012 moet dit aantal toegenomen zijn tot 3,7 fte. Met De Impuls brede scholen, sport en cultuur (Impuls) worden vier belangrijke doelstellingen nagestreefd: • Het uitbreiden van het aantal brede scholen met sport- en cultuuraanbod in zowel het primair als het voortgezet onderwijs, om te beginnen in de 40 krachtwijken. • Het versterken van ca. 10% van de sportverenigingen met oog op hun maatschappelijke functie en de inzet van sportverenigingen voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk. • Het stimuleren van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen. • Het bevorderen dat de jeugd tot 18 jaar vertrouwd raakt met één of meer kunst- en cultuurvormen en het onder jongeren stimuleren van actieve kunstbeoefening. Met het programma Sport en Bewegen in de Buurt wil de overheid stimuleren dat nog meer mensen gaan sporten en bewegen, met name ook in het kader van gezondheidspreventie. In dat kader zullen de komende jaren zogenoemde sportbuurtcoaches aangesteld worden. Op dit moment (maart 2012) is nog onduidelijk of de gemeente Borsele aan het programma Sport en Bewegen in de Buurt zal gaan deelnemen.
8
Demografische ontwikkelingen. De bevolkingsontwikkeling op hoofdlijnen In de onderstaande bevolkingspiramiden wordt het aantal inwoners per leeftijd weergegeven voor de gemeente Borsele in het jaar 2012 en het jaar 2027. In de gemeente Borsele is de terugloop van het aantal inwoners beperkt. In 2027 kent de gemeente 122 inwoners minder dan in 2012 wat neerkomt op een bevolkingsdaling van 0,5%. In de bevolkingspiramiden is echter terug te zien dat de bevolkingssamenstelling wel zal veranderen. Het aantal jongeren tussen de 4 en 12 jaar laat de komende jaren een teruggang zien. Daarnaast zien we het effect van de vergrijzing. Doordat de babyboomgeneratie dan de 65 jaar passeert en mensen een steeds hogere levensverwachting hebben, is de piramide in 2027 aan de bovenkant een stuk breder dan in 2012. Als laatste zien we dat de groep mensen tussen de 40 en de 55 een stuk kleiner wordt.
Ontwikkeling per leeftijdscategorie De gemeente Borsele heeft Scoop gevraagd in de prognose een onderscheid te maken naar zeven leeftijdscategorieën. De categorieën zijn in onderstaande tabel weergegeven met de verwachte aantallen inwoners in deze categorieën voor 2012 en 2027 en het verschil tussen beide jaren. We zien dat met name in de leeftijdscategorie 4 tot en met 27 het aantal inwoners zal gaan dalen en dat er een forse stijging zit bij het aantal mensen ouder dan 65. Leeftijdscategorie 0 tot en met 3 jaar1 4 tot en met 11 jaar (incl. 30% van de 12 jarigen) 12 tot en met 27 jaar (incl. 70% van de 12 jarigen) 28 tot en met 49 jaar 50 tot en met 64 jaar
2012 936 2.447 4.247 6.564 4.615
2027 1.000 2.083 3.737 6.004 4.551
Verschil 64 - 364 -510 -560 -64
% + 6,8 % - 14,9 % - 12,0 % - 8,5 % - 1,4%
1
In deze leeftijdscategorie gaat het, zeker op kernniveau, om kleine aantallen. De prognoses voor deze categorie moeten dan ook erg voorzichtig geïnterpreteerd worden. 9
65 tot en met 79 jaar 80 plussers Totaal
2.890 821 22.520
3.702 1.321 22.398
812 500 -122
+ 28 % + 60,9 % - 0,5 %
Tabel 1: Bevolkingsontwikkeling 2012-2027 per leeftijdscategorie, aandeel van de totale bevolking Bron: Provinciale Zeeland (2009), Bewerking Scoop (2011)
Leeftijdscategorie 0 tot en met 3 jaar 4 tot en met 11 jaar (incl. 30% van de 12 jarigen) 12 tot en met 27 jaar (incl. 70% van de 12 jarigen) 28 tot en met 49 jaar 50 tot en met 64 jaar 65 tot en met 79 jaar 80 plussers Totaal
2012 4% 11% 19% 29% 20% 13% 4% 100%
2027 4% 9% 17% 27% 20% 17% 6% 100%
Verschil 0% -2% -2% -2% 0% 4% 2% 0%
Tabel 2: Bevolkingsontwikkeling 2012-2027 per leeftijdscategorie Bron: Provinciale Zeeland (2009), Bewerking Scoop (2011)
Bron bovenstaande informatie: Integraal Huisvestingsplan Welzijnsaccomodaties gemeente Borsele welke in oktober 2011 ter kennisgeving naar college en raad is gestuurd. Voor overige demografische ontwikkelingen verwijzen we u naar de bijlagen.
10
Hoofdstuk 3. Gemeentelijke visie op Jeugd. In de afgelopen beleidsperiode (2007 – 2011) zijn er diverse visiedocumenten door de raad vastgesteld. Centraal staat het streven dat in Borsele alle kinderen mee moeten kunnen doen in de breedste zin van het woord “meedoen”. Dit past ook bij het vastgestelde Wmobeleid. Visie op opvoedondersteuning (vastgesteld 2007). - Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en het opgroeien van hun kind. - Het moet georganiseerd worden rondom het kind, het kind staat centraal. - Een resultaat gericht jeugdbeleid en bijvoorkeur bewezen effectief; - Een betere structuur en regie van het ondersteunen bij opgroeien en opvoeden; - Behouden wat bewezen effectief is. “De hulp moet laagdrempelig zijn, dicht bij huis, snel beschikbaar en zo kort, als mogelijk, duren. Ouders moeten met hun vragen en zorgen over opvoeding en gedrag van hun kinderen, snel en dicht bij huis terecht kunnen en door kortdurende, licht pedagogische ondersteuning als opvoeder zelf weer verder kunnen.” Visie op jeugd (vastgesteld 2007). Op heel veel terreinen is een goede investering in jongeren belangrijk: Als jongeren in goede gezondheid opgroeien, zullen zij hun hele leven hiervan de vruchten plukken. Wanneer een gemeente een goed en geïntegreerd jeugdbeleid heeft beschreven en uitvoert, is het voor de jeugd en hun ouders een reden om in betreffende gemeente te willen (blijven) wonen. Als jongeren van jongs af aan goede normen en waarden leren, mag je verwachten dat die hen hun hele leven bijblijven. Kunnen jongeren ongestoord spelen en leeftijdsgenoten ontmoeten, dan zijn belangrijke voorwaarden aanwezig voor een goede sociale en motorische ontwikkeling. Scholen binnen de kleine kernen maakt dat de jongeren binnen de dorpen blijven en daar hun sociale contacten blijven houden. Een goede investering in de jeugd zal maken dat zij dus opgroeien tot evenwichtige volwassenen, die later hun positieve bijdrage leveren aan de maatschappij van hun eigen generatie. Wij gaan er vanuit dat door een goed en duidelijk geïntegreerd jeugdbeleid te beschrijven en uit te voeren, de gemeente Borsele een gemeente zal zijn waar de jeugd en hun ouders graag willen wonen en werken. Visie op onderwijs (vastgesteld 2011). Wij willen, voor nu en voor in de toekomst, kwalitatief goed onderwijs binnen bereik. De school is de plaats waar kinderen hun kennis verwerven, waar zij leren omgaan met elkaar en waar zij nieuwe uitdagingen ervaren. Buiten deze opdracht hebben scholen te maken met een roerig maatschappelijk krachtenveld. Op lokaal niveau spelen wij als lokale overheid en als bestuur van het openbaar basisonderwijs een belangrijke rol. Als lokale overheid richten wij ons op de huisvesting van de scholen, op het bestrijden van (onderwijs)achterstanden en op de schoolbegeleiding. Verder hebben wij een taak in zaken als leerlingenvervoer en het bestrijden van schooluitval. Het brede schoolbeleid in samenhang met zorg- en welzijnsvoorzieningen zorgt voor instandhouding van goede voorzieningen voor kinderen op de verschillende dorpen en voor leefbare kernen en draagt bij aan het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen. Scholen en schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs.
11
Alle bovenstaand beschreven visies zijn naar onze mening ook de komende beleidsperiode nog van toepassing. De Wmo-visie op jeugdbeleid De gemeente is verantwoordelijk voor de ondersteuning van jongeren wanneer zij vragen hebben over het opgroeien. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning van ouders wanneer zij vragen hebben over de opvoeding van hun kinderen of de aan hen toegewezen kinderen. Deze ondersteuningsmogelijkheden zijn onderdeel van het preventieve jeugdbeleid. De gemeente is verantwoordelijk voor dit beleid. De geïndiceerde jeugdzorg (zoals Bureau Jeugdzorg) is op dit moment nog de verantwoordelijkheid van de provincie, maar door de decentralisatieplannen van het kabinet Rutte, zal per 1 januari 2015 ook de vrijwillige en geïndiceerde jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van de gemeente gaan vallen.. Ondersteuning bij opgroeien en opvoeding is een onderdeel van het gemeentelijk integrale jeugdbeleid. Alles wat met jeugd te maken heeft maakt deel uit van dit beleid. Door prestatieveld 2 van de Wmo (Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden) is er dus een duidelijke koppeling tussen het integrale jeugdbeleid en het Wmo-beleid. Visie op armoedebeleid. Het armoedebeleid is in 2010 vastgesteld in de “Discussienota minimabeleid gemeente Borsele 2010”.Een van de doelen van deze nota is het formuleren van een integraal minimabeleid om zo de armoede in de gemeente Borsele te bestrijden. Het begrip armoede vormt een relatief begrip. Iedereen hanteert een eigen definitie van het begrip armoede, al dan niet gekleurd door eigen ervaringen. Om misverstanden te voorkomen wordt in deze notitie een armoededefinitie gehanteerd waarin inkomen en sociale uitsluiting centraal staan. Het begrip armoede wordt als volgt gedefinieerd: ‘huishoudens waar van de financiële middelen zo beperkt zijn dat zij materieel, cultureel en sociaal uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in Nederland’. Het inkomensniveau wordt hierbij gesteld op de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
12
Hoofdstuk 4 Evaluatie opzet Centrum voor Jeugd en Gezin Borsele. 4.1 Visie op opgroeien en opvoeden De zeven gemeenten in de Oosterschelderegio hebben gezamenlijk een missie, een visie en de doelen voor de CJG’s in de Oosterschelderegio opgesteld. Vanuit de visie, missie en doelen zijn gezamenlijk de werkafspraken opgesteld. Missie De missie van de zeven CJG’s in de Oosterschelderegio en dus ook van Borsele is: Het is onze missie om alle jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar in de Oosterschelderegio te laten participeren in de samenleving en hen mentaal en fysiek zo gezond mogelijk te houden of te krijgen. Visie De visie van de zeven CJG’s in de Oosterschelderegio en dus ook van Borsele is: Het CJG vormt een laagdrempelige voorziening en is een knooppunt in het voorzieningenaanbod, waar jeugdigen, ouders / verzorgers en professionals terecht kunnen voor vragen en ondersteuning op het gebied van opvoeden en opgroeien. Zij krijgen direct antwoord of concrete ondersteuning vanuit het CJG en haar ketenpartners. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de regie, coördinatie en het faciliteren van het proces. 4.2. Opzet van het Borselse Centrum voor Jeugd en Gezin. Op 1 februari 2011 is het Borselse Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) geopend. Dit CJG is een regionale samenwerking met de zeven gemeenten uit de Oosterschelderegio, het onderwijs en de regionale zorgaanbieders. Het CJG is de afgelopen periode gezien als een groeimodel. Zeker door de komst van de jeugdzorg naar de gemeenten zal het CJG een belangrijke rol krijgen. Wij zijn echter van mening dat het CJG geen voorpost van de jeugdzorg moet worden, omdat dan de kans groot is dat de laagdrempeligheid van de huidige structuur van de CJG’s in de regio ernstig in gevaar komen. Binnen de ontwikkelingen op gebied van de decentralisatie van de jeugdzorg zullen wij daar dan ook aandacht voor houden. Als doelstellingen voor de regionale CJG’s is gesteld: 1. De doelgroepen weten het CJG te vinden; 2. Er is samenhang met de bestaande netwerken rondom het kind; 3. Het CJG is effectief: één keer verhaal vertellen, één keer indiceren; 4. Er is efficiënte ketenzorg. Evaluatie eerste jaar CJG in Borsele. Het eerste jaar van het CJG Borsele is in februari 2012 geëvalueerd (inhoudelijk en cijfermatig). Ook het regionale project is in deze periode geëvalueerd. In de Bijlage 1 het verslag van de inhoudelijke en cijfermatige evaluatie van het Borselse CJG, welke in maart 2012 ter kennisgeving naar college en raad verzonden is.2012
13
Hoofdstuk 5. Evaluatie Bestrijding onderwijsachterstanden en Lokale Educatieve Agenda. 5.1 Onderwijsachterstandenbeleid. Het onderwijsachterstandenbeleid is uitgevoerd op basis van de beleidsnota “Kansen voor alle kinderen”. Het is gericht op het voorkomen en bestrijden van leer- en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen. Tot de doelgroep van het beleid behoren kinderen die op basis van de “gewichtenregeling basisonderwijs” een zogenaamd “gewicht” hebben; hierbij is het opleidingsniveau van de ouders de graadmeter. Ingezet is op de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Formeel besloeg de beleidsnota de periode 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2010. Per 1 augustus 2010 is herziene wetgeving (wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie; wet OKE) in werking getreden. Omdat we de implementatie van deze wet in regionaal verband (Oosterschelderegio) wilden oppakken en dit toch wel wat tijd vergt, is in 2011 voortgegaan met de uitvoering van het bestaande beleid. In het beleidsplan “Kansen voor alle kinderen”zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: aan het eind van de OAB-periode: • is in alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven een VVE-programma (minimaal 2 modules van Taallijn) ingevoerd met een doorgaande lijn naar het basisonderwijs; • werken alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met een inschrijf- en registratiesysteem zoals dat bij het basisonderwijs wordt gehanteerd; • werken alle peuterspeelzalen met het KIJK registratie- en observatiesysteem; • werken alle kinderdagverblijven met Kindportretje; • worden alle ingeschreven kinderen op de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven geobserveerd en geregistreerd; • worden alle kinderen (warm) overgedragen van de peuterspeelzaal c.q. kinderdagverblijf naar het basisonderwijs middels een formulier; • is 100% van de leidsters en leerkrachten geschoold t.b.v. de uitvoering van het VVEtaalprogramma en het observatie- en registratiesysteem; • neemt 70% van de doelgroepkinderen deel aan een VVE-programma; • wordt door 50% van de ouders van de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven taal in de thuissituatie gestimuleerd; • is het percentage doelgroepkinderen in de groepen 1 t/m 4 dat bij de toetsen: o Taal voor kleuters, o Lezen met begrip, o en een andere gestandaardiseerde toets die omgezet kan worden naar DLE (technisch lezen) van het CITO-leerlingvolgsysteem, op niveau D of E scoort 10% lager; • is er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de peuterspeelzalen, kinderopvang, basisscholen en consultatiebureau; • wordt 100% van de doelgroepkinderen verwezen door het consultatiebureau naar een voorschoolse voorziening; • is in alle dorpen een structureel overleg tussen de basisschool of basisscholen, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en consultatiebureau. Geconcludeerd kan worden dat de meeste doelstellingen zijn gehaald. Echter, niet op alle scholen is er sprake van een doorgaande lijn in het gebruik van VVE-programma’s. Het percentage kinderen dat D of E scoort bij de vastgestelde toetsen is niet met 10% gedaald en het structurele overleg tussen de partijen is niet overal volledig geborgd. In de nieuwe periode onderwijsachterstandsbeleid (2011 – 2014) zal aan deze gebieden aandacht worden gegeven.
14
Het onderwijsachterstandenbeleid wordt uitgewerkt in een apart meerjarenbeleidsplan en jaarlijkse activiteitenplannen. 5.2 Brede school beleid. Het brede school beleid is uitgevoerd op basis van de beleidsnota “De brede scholen verbreed”. De volgende doelstellingen zijn hier in genoemd: • Het in stand houden van de bestaande sociale infrastructuur t.b.v. het kind en het behoud c.q. het verbeteren van de kwaliteit hiervan. • Het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen. • Het voorkomen en bestrijden van (onderwijs)achterstanden (in combinatie met het onderwijsachterstandenbeleid). • Het realiseren van een ononderbroken onderwijsloopbaan voor kinderen, waarbij de voorschoolse periode, de periode in het basisonderwijs en de overgang naar het voortgezet onderwijs centraal staan. • Het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen. • Het bevorderen van de samenwerking tussen basisscholen en instellingen voor opvang en vrije tijd teneinde een sluitende aanpak te realiseren. • Het verbeteren van de gelegenheid voor ouders om arbeid en zorg te combineren door het aanbieden van een goede dagindeling met zo mogelijk een aanbod van buitenschoolse activiteiten. • Het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van het dorp door het aanbieden van educatieve en ontmoetingsactiviteiten voor alle inwoners van het dorp, e.e.a. in nauwe samenwerking met het in het dorp aanwezige dorpshuis. De volgende zaken zijn uitgevoerd: • Visieontwikkeling bij de brede scholen: voor ieder dorp is een gezamenlijke visie opgesteld. Op basis van deze visie is/wordt verder uitwerking gegeven aan de brede scholen in de dorpen. • Integraal Huisvestingsplan Welzijnsaccommodaties gemeente Borsele: er is een integraal huisvestingsplan samengesteld, waarin naast de (brede) schoolgebouwen tevens dorpshuizen en sportaccommodaties zijn meegenomen. Dit plan vormt de basis voor het onderwijshuisvestingsbeleid de komende jaren. • Structureel overleg/coördinatie: in ieder dorp is een structureel overleg opgezet c.q. versterkt en geborgd tussen de brede school participanten. • Organisatie buitenschoolse activiteiten: hiervoor is een brede school coördinator aangesteld (met gebruikmaking van de regeling combinatiefuncties). Deze houdt zich bezig met het opzetten, coördineren en begeleiden van buitenschoolse activiteiten voor de totale doelgroep van de brede school en het opzetten en in standhouden van netwerken hiervoor. De activiteiten worden goed bezocht en dragen bij aan de verbetering van de ontwikkelingskansen van kinderen. Tijdens de brede school overleggen wordt zeer veel waardering uitgesproken voor de activiteiten. Het voorziet in een behoefte. • Biblioservicepunten/leespunten: in Lewedorp, ’s-Heerenhoek, Oudelande en Ovezande zijn leespunten ingericht. • In Borsele zijn nu 10 brede scholen. Afspraken zijn vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten. 5.3 Lokale Educatieve Agenda. Op basis van de Wet op het primair onderwijs is de gemeente verplicht om overleg te voeren met het onderwijsveld en met de voorschoolse voorzieningen over bepaalde onderwerpen. Onderwerpen worden in gezamenlijkheid bepaald en komen op een Lokale Educatieve Agenda (LEA). De LEA bevat onderwerpen die wettelijk verplicht zijn en onderwerpen 15
waarover tussen de gemeente en het onderwijsveld afspraken zijn gemaakt. De LEA is tot stand gekomen in nauw overleg met de besturen van de Borselse scholen en voorschoolse voorzieningen. Op de Borselse LEA zijn de volgende onderwerpen opgenomen: • Bevorderen van integratie en tegengaan van segregatie (uitbreiding van de samenwerking tussen de Stichting Peuterspeelzalen Borsele en de Stichting Kinderopvang De Bevelanden, minimaal ééns per twee jaar een gezamenlijke activiteit voor alle scholen). • Inschrijvings- en toelatingsbeleid (afspraken over (tussentijdse) aanmelding van kinderen, gezamenlijke open dag in de gemeente, folder met alle onderwijsinstellingen). • Burgerschap (vermelding in de schoolgidsen). • Bestrijden van onderwijsachterstanden (zie het hoofdstuk onderwijsachterstandenbeleid). • Zorg in en om de school (uitbreiding van de consultatieteams naar de voorschoolse periode, evalueren consultatieteams). • Zorgfunctie leerplichtambtenaar (beschrijven van de zorgfunctie van de leerplichtambtenaar en beleid ten aanzien van luxeverzuim). • Ontwikkeling brede scholen (zie het hoofdstuk brede school beleid). • Bewegingsonderwijs (implementeren van de gewijzigde wetgeving ten aanzien van de bevoegdheden van leerkrachten). • Huisvesting (op overeenstemming gericht overleg over het jaarlijkse huisvestingsprogramma en –overzicht). • Schoolbegeleiding (subsidiëring). De aanbevelingen uit de LEA zijn voor een grootste deel uitgevoerd. Wat niet van de grond is gekomen is: • het organiseren van een periodiek gezamenlijk evenement door de onderwijsinstellingen in het kader van het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregatie. Achteraf bleek hier geen animo voor te bestaan binnen het onderwijsveld; • het organiseren van een jaarlijkse open dag voor alle scholen in de gemeente. Ook hier bleek geen behoefte aan te bestaan binnen het onderwijsveld.
16
Hoofdstuk 6. Evaluatie Ondersteuning weerbaarheid en bewegen op school. 6.1 Buurt, Onderwijs, Sport (BOS)-project Het BOS-project had een looptijd van 2008 t/m 2011 en is inmiddels dus afgelopen. Op dit moment (februari 2012) zijn we bezig met de evaluatie van het project, zowel financieel als ook inhoudelijk. Nu al kan echter geconcludeerd worden dat gezonde voeding en voldoende bewegen nadrukkelijk onder de aandacht van de deelnemende scholen, de leerlingen en de ouders zijn gebracht. Tijdens het project moesten de scholen aandacht schenken aan vier arrangementen, te weten: overgewicht, bewegen, pesten en samenwerking. 6.2 Weerbaarheid In het kader van het Buurt, Onderwijs, Sport (BOS)-project hebben vier scholen weerbaarheidslessen via de Rots en Water-methode van ActiepuntZeeland aangeboden. Tijdens deze lessen worden alle kinderen van de groepen 6 t/m 8 in een gymzaal geleerd om grenzen te stellen. De deelnemende scholen waren erg tevreden over deze methode. Echter, vanwege het kostenaspect hebben drie van de vier scholen moeten besluiten het project niet te continueren. Eén BOS-school heeft een judoleraar gevraagd weerbaarheidlessen te verzorgen. Deze school heeft hier goede ervaringen mee. Doordat de lessen verzorgd worden door een individuele trainer, is de prijs lager dan de lessen van ActiepuntZeeland. De lesstof is uiteraard ook verschillend. Op enkele niet BOS-scholen worden ook door andere weerbaarheid trainers lessen in weerbaarheid verzorgd. 6.3 Zeeuwse Methode Bewegingsonderwijs Tijdens het breedtesportproject Borsele Beweegt zijn alle basisscholen aan de slag gegaan met de Zeeuwse Methode Bewegingsonderwijs. Doel van deze methode was de kwaliteit van het bewegingsonderwijs te verbeteren door de lessen effectiever en efficiënter in te richten. De scholen kregen hierbij ondersteuning vanuit de gemeente. In het kader van het BOS-project hebben zestien scholen, in overleg met de gemeente, een andere methode aangeschaft. Deze methode, die de naam Basislessen draagt, is nog praktischer van aard, waardoor de leerkrachten de lessen lichamelijke opvoeding nog effectiever en efficiënter kunnen inrichten. 6.4 Bevoegdheid Een aantal jaar geleden was er veel te doen over de bevoegdheden van de groepsleerkrachten. Studenten die na 1 september 2000 aan hun PABO-diploma zijn begonnen, zijn alleen nog bevoegd om gymles te geven aan de kinderen uit groep 1 en 2. Dit heeft tot gevolg gehad dat scholen te maken kregen met leerkrachten die niet meer bevoegd waren om gymlessen te geven aan de leerlingen van groep 3 t/m 8. Veel scholen hebben dit probleem opgelost door leerkrachten de leergang bewegingsonderwijs voor primair onderwijs te laten volgen, waardoor ze alsnog bevoegd zijn om de gymlessen te verzorgen. In 2012 zijn er op 2 scholen leraarondersteuners (LOBOS) werkzaam. Deze LOBOS-sers werken onder verantwoordelijkheid van een bevoegde leraar. 6.5 Sport en bewegen buiten schooltijd In het kader van het breedtesportproject zijn diverse buitenschoolse sportactiviteiten opgezet. Een deel van deze activiteiten is ook na afloop van het project gecontinueerd. In alle kernen van de gemeente Borsele heeft de afgelopen jaren het SPORTPL@CE2Bproject plaatsgevonden (‘pleintjesactiviteiten’). Hoewel deze activiteiten in eerste instantie frequenter werden aangeboden, is het aantal activiteiten sinds het najaar van 2011 afgenomen. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat er sinds augustus 2011 geen projectmedewerker meer werkzaam is. Anderzijds is besloten deze activiteiten af te bouwen
17
omdat uit de praktijk is gebleken dat met name kinderen deelnemen die al (voldoende) sporten en bewegen. Kinderen die niet of nauwelijks aan sport doen, nemen ook niet aan het SPORTPL@CE2B-project deel. Mede om die reden is er een nieuwe methode ontwikkeld; Borsele Beweegt op het plein. Deze “speelpleinmethode” houdt in dat de school speelideeën en mogelijkheden aan de leerlingen geeft om tijdens de vrije speelmomenten op het plein te kunnen doen. Doordat deze methode voor, tijdens en na schooltijd kan worden toegepast, uitdagend voor elk niveau en laagdrempelig is, worden alle leerlingen van de school bereikt (en niet alleen de kinderen die al sportief zijn). Inmiddels nemen negen scholen aan deze methode deel. In verschillende kernen vinden nog wel pleintjesactiviteiten plaats. Hierbij wordt samengewerkt met de brede schoolactiviteiten, de kinderopvang (Kibeo) en in mindere mate met sportverenigingen. Ook wordt jaarlijks De Sportiefste School van Borsele georganiseerd. De afgelopen jaren werd hierin onderscheid gemaakt tussen scholen die deelnamen aan het BOS-projecten scholen die daar niet aan deelnamen. Voor de leerlingen van groep 5 en 6 wordt er jaarlijks een Zwemspelendag georganiseerd in zwembad Stelleplas. Doordat er zoveel animo voor is, worden er sinds een aantal jaar zelfs twee dagen georganiseerd. Ook de jaarlijkse Schoolsport Olympiade voor de leerlingen van groep 7 en 8 wordt nog altijd met veel plezier en succes georganiseerd. Vanwege het geringe aantal deelnemers aan vakantieactiviteiten is besloten deze niet meer te organiseren.
18
Hoofdstuk 7. Evaluatie Leerplichtambtenaar. Einddoel: Op 1 januari 2009 is de formatie van leerplichtambtenaren voor de gemeente Borsele op het niveau dat toereikend is om de wettelijk vereiste taken uit te voeren.
Gerealiseerd: Het RBL (regionaal bureau leerplicht en RMC) is op 1 april 2010 van start gegaan. Binnen dit bureau is de formatie op het vereiste niveau gebracht.
De zorgfunctie zal een kerntaak van de leerplichtambtenaar moeten zijn. Dit betekent dat samenwerking met diverse aanbieders van (preventieve) jeugdzorg moet worden gezocht.
Het RBL heeft de zorgfunctie in het pakket opgenomen:”Versterken van de samenwerking met netwerkpartners op het gebied van onderwijs, hulpverlening, jeugdzorg en werk en inkomen. Met name de samenwerking binnen het jongerenloket en met de CJG’s zullen centraal staan”. Is nog een aandachtspunt.
Dit meetbaar geregistreerd in beeld brengen. Er wordt een werkgroep ingesteld die zich buigt over de zorgfunctie van de leerplichtambtenaar en het luxeverzuim. Daarom zal er ook financiering voor uitbreiding van de formatie van leerplichtambtenaar gevonden moeten worden. In 2007 zal er een visie geformuleerd worden over de driehoek leerplicht, jeugdzorg en werk en inkomen.
Deze werkgroep, inmiddels opgeheven, heeft zich het meest gericht op omgaan met luxeverzuim op scholen met als resultaat bewustwording, een gezamenlijk formulier en de insteek om regels gelijk toe te passen. Raadsbesluit 6 oktober 2011.
Na een eerste aanzet niet verder uitgewerkt op gemeentelijk niveau. Het was wel een doelstelling bij oprichting van het RBL. Zie verder hieronder. Aandachtspunten 2012 van het RBL zijn: • Uitbreiden van de preventieve aanpak op het mbo: leerlingen zijn in beeld voordat ze uitvallen. Voorlichting over leerplicht en rmc aan docenten en mentoren op het mbo. Verbeteren van de verzuimmeldingen en op tijd melden door ROC. • Regionale aandacht voor kwetsbare jongeren; door de veranderingen in de sociale wetgeving en de bezuiniging op (passend) onderwijs dreigt er een grote groep jongeren te ontstaan die buiten de boot valt. • Voorlichting aan scholen voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs over één heldere aanpak van verzuim en verlof in de hele regio. • Duidelijke positionering van het RBL bij het tot stand komen en uitvoeren van de nieuwe convenanten voortijdig schoolverlaten. 19
•
•
Versterken van de samenwerking met netwerkpartners op het gebied van onderwijs, hulpverlening, jeugdzorg en werk en inkomen. Laagdrempelige dienstverlening aan jongeren en ouders uit de zeven gemeenten en onderhouden van goede contacten met de verschillende afdelingen van de gemeenten.
20
Hoofdstuk 8. Wat is verder op gebied van jeugd nog gedaan de afgelopen beleidsperiode? 8.1 Jeugd en alcohol. Regionale nota gezondheidsbeleid Oosterschelderegio In oktober 2009 is de Regionale nota gezondheidsbeleid Oosterschelderegio 2009-2012 “Gezond en wel in de Oosterschelderegio” vastgesteld door de gemeenteraad. De nota is opgesteld door het Samenwerkingsverband Oosterschelderegio (SWVO). Eén van de drie speerpunten is alcohol- en middelengebruik onder jongeren. In deze gezondheidsnota komt naar voren dat het gebruik van alcohol- en middelengebruik onder jongeren zorgelijk is in Nederland en in de Oosterschelderegio. Door de landelijke cijfers, de lokale cijfers en de landelijke beweging (ingegeven door het ministerie van VWS) om alcohol en jongeren als speerpunt te benoemen binnen lokaal gezondheidsbeleid, hebben de gemeenten binnen de Oosterschelderegio besloten ‘Preventie Genotmiddelen’ speerpunt van beleid te maken. Regionale projectgroep Naar aanleiding van bovengenoemd speerpunt is een regionale, ambtelijke projectgroep Genotmiddelen samengesteld. Deze projectgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeenten in de Oosterschelderegio, op het gebied van gezondheidszorg en openbare veiligheid. In 2011 is de projectgroep hernoemt en heeft de naam Regionale Projectgroep Jeugd en Alcohol gekregen. De projectgroep stelt ieder jaar een activiteitenplan op. Lokale werkgroep Omdat een aantal concrete acties uit de regionale activiteitenprogramma’s vragen om een lokale aanpak, was het de bedoeling dat een integrale, lokale werkgroep genotmiddelen in het leven werd geroepen. Er zijn echter veel raakvlakken met de onderwerpen die aan de orde komen in de werkgroep integraal jeugdbeleid. Daarom is er ambtelijk de voorkeur aan gegeven om het onderwerp genotmiddelen regelmatig te agenderen binnen de werkgroep Integraal Jeugdbeleid, zodat er een goede afstemming kan plaatsvinden tussen de diverse betrokken afdelingen. Hierdoor werd voorkomen dat er een extra werkgroep in het leven geroepen moest worden. Zeeuws project Jeugd en Alcohol Alle gemeenten in Zeeland hebben eind 2010 ingestemd met de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst voor een Zeeuwse aanpak ‘Jeugd en Alcohol’. Naast de gemeenten zijn de Provincie Zeeland en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betrokken bij het Zeeuwse project, onder meer door een subsidie beschikbaar te stellen. In het Zeeuwse project Jeugd en Alcohol staan drie hoofddoelstellingen centraal: 1. Het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar. Introductie en bestendiging van de norm: onder de 16 geen alcohol. 2. Verantwoord alcoholgebruik door jongeren vanaf 16 jaar. Tegengaan van overmatig en excessief alcoholgebruik door uitgaande jongeren zowel privé als in het publieke domein. 3. Er sprake is van een blijvend politiek en maatschappelijk draagvlak met betrekking tot het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar en een verantwoord alcoholgebruik door jongeren vanaf 16 jaar. Binnen het Zeeuws project Jeugd en Alcohol, zijn 4 Zeeuwse werkgroepen actief: Educatie en bewustwording, Regelgeving, Handhaving, Onderzoek en monitoring.
21
Alcohol preventieactiviteiten Borsele Naar aanleiding van bovenstaande ontwikkelingen zijn in Borsele diverse activiteiten en acties uitgevoerd. Zo worden er onder andere ieder jaar gastlessen over alcohol gegeven op de basisscholen in Borsele, doet Borsele mee met de regionale stapavond voor ouders in Goes, heeft de Jongerenraad Borsele in samenwerking met Safe een alcoholvrij feest georganiseerd, worden er homeparty’s gehouden, bezoekt Indigo de organisatoren van evenementen waar alcohol wordt geschonken in Borsele, enzovoort. 8.2 Ontwikkelingen Wet investeren in jongeren De WIJ, de Wet investeren in jongeren, is per 1 januari 2012 afgeschaft. Dit heeft voor gevolgen voor diegene die • jonger zijn dan 27 jaar • een werkleeraanbod heeft; • een uitkering heeft. Die persoon gaat dan met ingang van 1 januari 2012 over naar de bijstand (WWB). Voor de WWB re-integratie zijn jongeren van 18 tot 27 jaar een doelgroep. In Borsele willen wij in het nieuwe re-integratie beleid, dat nu in ontwikkeling is, ook de nietuitkeringsgerechtigde jongeren zonder startkwalificatie, inkomsten en vermogen tot de doelgroep voor re-integratie rekenen. Dit betekent dat wij ook voor die jongeren middelen en activiteiten in willen gaan zetten. 8.3 Uitgaan van eigen kracht. Vanaf de invoering van de Wmo staat de eigen verantwoordelijkheid van burgers zoveel mogelijk centraal. Dit past bij de gemeentelijke visie om de eigen verantwoordelijkheid van burgers waar mogelijk te stimuleren om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid te bevorderen. Dit gegeven is nog versterkt sinds landelijk het project “De Kanteling” is gestart. Met de Kanteling wordt het proces aangeduid waarin zowel gemeente als de burger ‘kantelt’ van het claimen van voorzieningen naar het bieden van compensatie. Dit geldt voor vele ontwikkelingen, dus ook voor het jeugdbeleid. De methodieken Signs of Safety en Signs of Wellbeing die in de CJG’s in de Oosterschelderegio gebruikt worden, zijn een goed voorbeeld hiervan. Daar waar onze burgers en hun directe omgeving de mogelijkheid niet of niet volledig hebben om mee te doen in de samenleving, is de gemeente verantwoordelijk voor het bieden van hulp en ondersteuning, maar uitgangspunt in deze is dat eerst wordt gekeken naar wat ouders en jongeren zelf kunnen (eigen kracht), dan kijken naar het sociale netwerk rond een jongeren en/of het gezin, dan onderzoeken of er mogelijk voorliggende voorzieningen ingezet kunnen worden en pas op het laatst wordt gekeken naar individuele voorzieningen. 8.4 Armoedebeleid. Met de ondertekening van het Convenant Kinderen doen mee! heeft de gemeente de ambitie vastgelegd het aantal kinderen tussen 4 en 18 jaar dat om financiële redenen niet kan deelnemen aan de maatschappij, met de helft terug te dringen. Vast staat dat de belemmering voor jongeren om te kunnen participeren in de samenleving vergaande consequenties heeft. Doordat niet deelgenomen kan worden aan schoolreisjes en sportactiviteiten is de kans op gepest worden groter. De schoolcarrière staat onder druk en daarmee ook de kansen op een startkwalificatie en de toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Vooral voor jongeren is het bestaan van een gemeentelijke participatieregeling dan ook van groot belang. 8.5 Veiligheidshuis. Op 5 oktober 2009 is het Veiligheidshuis Zeeland gestart als pilot voor een periode tot 2011. de periode voor de pilot is uiteindelijk verlengd tot 31 december 2011. 22
Alleen de gemeenten Borsele en Tholen hebben geen financiële bijdrage gedurende de pilotperiode geleverd. Dit heeft in de pilotperiode geen invloed gehad om behandeling van casussen van inwoners uit Borsele. Bestuurlijk is onze gemeente steeds vertegenwoordigd geweest in de Stuurgroep van het Veiligheidshuis. Momenteel is Borsele ook vertegenwoordigd in de Stuurgroep. Tijdens een werkbezoek aan het Veiligheidshuis van de gemeenteraad op 21 oktober 2010 heeft de raad met klem verzocht om inzichtelijk te maken welk effect een bijdrage van de gemeente Borsele aan het Veiligheidshuis zou hebben op de bijdrage die de gemeente al geeft aan partijen die in het Veiligheidshuis samen werken. De stuurgroep van het Veiligheidshuis stelt echter dat het moeilijk is het financiële voordelen expliciet uit te drukken in euro’s. De meerwaarde van de samenwerking ligt vooral in het maatschappelijke rendement en impliciet financieel voordeel. Het feit dat gemeenten niet zelf de coördinatie van een casus hoeven te organiseren levert voor gemeenten een capaciteitsvoordeel op. In maart 2011 heeft de Stuurgroep een verzoek bij alle Zeeuwse gemeenten ingediend om een structurele bijdrage voor het Veiligheidshuis Zeeland. Zeeuws breed is daarop ook de discussie gevoerd of het Veiligheidshuis nieuw beleid is. De conclusie is dat dit niet het geval is. Eerder waren betreffende partijen die zich nu in het Veiligheidshuis verzameld hebben ook al aan het werk voor de inwoners van Zeeland. Door de bundeling van krachten binnen één fysiek gebouw én de samenwerking met politie en justitie (die er eerder niet was) is de zorg voor betreffende inwoners sneller en efficiënter georganiseerd. In de afgelopen periode is er wel een “domeindiscussie” gestart in het Veiligheidshuis. Er blijkt geen duidelijke scheidslijn welke casussen nu waar (Veiligheidshuis, CJG, of elders) besproken moeten worden. Daar wordt in 2012 aan gewerkt. 8.5 Integrale Veiligheid Het veld jeugd bevat de veiligheidsproblemen die specifiek met jeugd te maken hebben. Het gaat daarbij zowel om 12-minners als om oudere jeugd. Thema’s zijn onder meer overlast, criminele jeugdgroepen en veilig in en om de school. De activiteiten die de afgelopen jaren vanuit het beleid integrale veiligheid op dit gebied hebben plaatsgevonden zijn onder te verdelen in preventieve activiteiten en repressieve activiteiten. Preventie omvat de zorg voor het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het zoveel mogelijk beperken van gevolgen van inbreuken indien die zouden optreden. Bewustwording staat hierbij centraal. Onder de repressieve activiteiten vallen de handelingen wanneer er feitelijk wordt opgetreden tegen onveiligheid. De bestrijding van onveiligheid en de verlening van hulp in acute noodsituaties door de daadwerkelijke inzet van politie, brandweer en andere hulpverleningsdiensten. Preventie Het School Adoptie Plan is een project waarbij de centrale gedachte is: “Misdaadpreventie begint bij de jeugd”. Alle basisscholen doen aan dit project mee. Bij dit project komt de politie op de scholen les geven. De wijkagenten van de betreffende dorpen verzorgen de lessen. Naast de politie verzorgen bureau HALT en de gemeente ieder een les. De beleidsmedewerker integrale veiligheid is gemeentelijk contactpersoon bij bureau Halt. Naast dit project is Integrale veiligheid betrokken bij posteracties zoals Campagne Tegen Geweld op Straat, vandalisme en de vuurwerkveegactie. Een ander in het oog springend project is verkeersveiligheid voor de jeugd. Integrale veiligheid organiseert jaarlijks zowel het praktisch als theoretisch verkeersexamen voor de basisscholen in de gemeente Borsele. Vanuit het budget integrale veiligheid zijn de scholen financieel ondersteund voor het geven van weerbaarheid trainingen.
23
Repressie De repressieve activiteiten vanuit integrale veiligheid op het gebied jeugd hebben met name plaatsgevonden in de aanpak van vandalisme en overlast. Integrale veiligheid is aanspreekpunt voor meldingen van overlast voor de inwoners van de gemeente Borsele. Integrale veiligheid probeert Actief mee zoeken naar een oplossing voor overlast door hangjongeren. In de meeste gevallen is vanuit integrale veiligheid een particulier beveiliging bedrijf ingesteld voor extra controle van betreffende locatie. Daarnaast is hierover contact met de politie en wordt de politie om extra aandacht gevraagd. Indien de situatie dit vroeg en toeliet is ook bestuursrechtelijk opgetreden, zoals bij de aanpak van zuipketen.
24
Hoofdstuk 9. Samenvatting en conclusies. In het beleidsplan 2007 – 2011 / 2012 zijn een aantal doelstellingen beschreven. Onderstaand de doelstellingen en de stand van zaken in 2012. CJG. Einddoel: Uiterlijk eind 2007 wordt een keuze gemaakt voor de opzet van een lokaal CJG. In 2008 is er in de gemeente Borsele een CJG operationeel. Resultaat: Doel is behaald, het Borselse CJG is per 01.02.2011 geopend. Het CJG krijgt in de toekomst een nog belangrijkere rol door de decentralisatie van de Jeugdzorg en is daarom in de komende tijd nog steeds te zien als een groeimodel. Lokale Educatieve Agenda en onderwijsachterstandenbeleid. Einddoel: In september 2007 wordt de Lokale Educatieve Agenda (LEA) aan de raad gepresenteerd, gelijktijdig met de Integrale jeugdnota en de nota voor een Centrum voor Jeugd en Gezin.. In de LEA staan afspraken tussen gemeente en schoolbesturen over de door de Wet Onderwijsachterstandenbeleid verplichte onderdelen en de vroeg- en voorschoolse educatie beschreven. De afspraken in de LEA zijn gericht op het voorkomen en bestrijden van leer- en ontwikkelingsachterstanden van de kinderen van het basisonderwijs in de gemeente Borsele. Resultaat: De aanbevelingen uit de LEA zijn voor een grootste deel uitgevoerd. Wat niet van de grond is gekomen is: • het organiseren van een periodiek gezamenlijk evenement door de onderwijsinstellingen in het kader van het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregatie. Achteraf bleek hier geen animo voor te bestaan binnen het onderwijsveld; • het organiseren van een jaarlijkse open dag voor alle scholen in de gemeente. Ook hier bleek geen behoefte aan te bestaan binnen het onderwijsveld. Overige conclusies: Brede school beleid: • Voor ieder dorp is een gezamenlijke visie opgesteld. Op basis van deze visie is/wordt verder uitwerking gegeven aan de brede scholen in de dorpen. • Het Integraal huisvestingsplan Welzijnsaccomodaties gemeente Borsele vormt de basis voor het onderwijshuisvestingsbeleid de komende jaren. • In ieder dorp is een structureel overleg opgezet c.q. versterkt en geborgd tussen de brede school participanten. • Voor de organisatie van buitenschoolse activiteiten is een brede school coördinator aangesteld (met gebruikmaking van de regeling combinatiefuncties). De activiteiten worden goed bezocht en dragen bij aan de verbetering van de ontwikkelingskansen van kinderen. Tijdens de brede school overleggen wordt zeer veel waardering uitgesproken voor de activiteiten. Het voorziet in een behoefte. • In Lewedorp, ’s-Heerenhoek, Oudelande en Ovezande zijn leespunten ingericht. • In Borsele zijn nu 10 brede scholen. Afspraken zijn vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten. Onderwijsachterstanden beleid • Voor het Borselse Onderwijsachterstanden beleid (OAB) kan geconcludeerd worden dat de meeste doelstellingen zijn gehaald. Echter, niet op alle scholen is er sprake van een 25
doorgaande lijn in het gebruik van VVE-programma’s. Het percentage kinderen dat D of E scoort bij de vastgestelde toetsen is niet met 10% gedaald en het structurele overleg tussen de partijen is niet overal volledig geborgd. Weerbaarheidstrainingen Einddoel: In de BOS-aanvraag staat het volgende als kwalitatieve en kwantitatieve resultaten genoemd: Kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (output) • Met de theatervoorstelling worden jaarlijks 240 kinderen en hun ouders op tien basisscholen bereikt (bovenbouwgroepen 6, 7 en 8) • Met de weerbaarheidtrainingen worden jaarlijks 200 kinderen en hun ouders op vijf basisscholen bereikt (bovenbouwgroepen 6, 7 en 8) • Inbedding van weerbaarheideducatie in het schoolbeleid van basisscholen en afstemming met ander aanbod dat aan weerbaarheid gerelateerd is (sociale competenties, sociaal emotionele ontwikkeling). • Ondersteuningsorganisaties worden betrokken bij de uitvoering en evaluatie • Door de lessen wordt bereikt dat 84% van de deelnemende kinderen beter weet wat zij kunnen doen als ze gepest worden en 67% van de deelnemende kinderen minder snel anderen zullen pesten (op basis van eerdere resultaten in de provincie Zeeland). Te verwachten maatschappelijk effect (outcome) Als neveneffect kan genoemd worden dat dit programma een bijdrage levert aan gezonder beweeggedrag van kinderen en minder ongewenst en/of anti-sociaal gedrag op latere leeftijd. Resultaat: Er blijkt veel behoefte aan weerbaarheidlessen in het onderwijs. Leerlingen krijgen steeds meer te maken met zaken die hen in de verleiding brengen (op alle gebieden, zoals voeding, drank, alcohol, criminaliteit, verslaving, etc.). Daarom is het van belang dat zij ondersteunt worden in het vergroten van hun weerbaarheid. Het kostenaspect werkt echter remmend op het aanbod. Individuele leerlingen kunnen aangemeld worden voor individuele weerbaarheidtrainingen bij de diverse partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin, maar voor collectieve weerbaarheidtrainingen op de scholen is veelal geen budget. Bewegen op school. Einddoel: Aan het einde van het BOS-project (in 2012) : Is er een gevarieerd sport- en beweegaanbod rond de brede scholen Borsele gerealiseerd voor een zo groot mogelijke groep kinderen in de leeftijd 4 -12 jaar om het aantal kinderen dat de Nederlandse Norm Gezond Bewegen haalt jaarlijks te verhogen met 5%. Wordt de trend naar overgewicht omgedraaid en het aantal kinderen met(ernstig) overgewicht in de gemeente Borsele teruggedrongen met 5 % door het vergroten van de kennis en de bewustwording van kinderen, de ouders en de scholen, zodanig dat de kinderen meer gaan bewegen en meer verantwoorde voeding gaan consumeren. Is het percentage 9-jarige kinderen met (ernstig) overgewicht in Borsele 1 % in de periode 2008 – 2011 afgenomen met 1 % ten opzichte van het zeeuwse percentage. Worden er met het concept 'Gezonde Brede School' als werkmodel verdergaande vormen van samenwerking georganiseerd tussen brede scholen, sportaanbieders, ondersteuners en de lokale overheid om gezond gedrag van de jeugd 4-12 jaar optimaal te stimuleren. Getracht wordt met dit model verdergaande vormen van samenwerking te blijven organiseren, ook na de BOS-periode. 26
Resultaat: In afwachting van de evaluatie van het BOS-project kan nu al wel geconcludeerd worden dat gezonde voeding en voldoende bewegen nadrukkelijk onder de aandacht van de deelnemende scholen, de leerlingen en de ouders zijn gebracht. Alle basisscholen zijn aan de slag gegaan met de Zeeuwse Methode Bewegingsonderwijs. Doel van deze methode is om de kwaliteit van het bewegingsonderwijs te verbeteren door de lessen effectiever en efficiënter in te richten. De scholen kregen hierbij ondersteuning vanuit de gemeente. In het kader van het breedtesportproject zijn diverse buitenschoolse sportactiviteiten opgezet. Een deel van deze activiteiten is ook na afloop van het project gecontinueerd. In verschillende kernen vinden nog wel pleintjesactiviteiten plaats. Hierbij wordt samengewerkt met de brede schoolactiviteiten, de kinderopvang (Kibeo) en in mindere mate met sportverenigingen. De coördinator Brede scholen heeft in de organisatie een belangrijke taak. Leerplicht. Einddoel: Op 1 januari 2009 is de formatie van leerplichtambtenaren voor de gemeente Borsele op het niveau dat toereikend is om de wettelijk vereiste taken uit te voeren. De zorgfunctie zal een kerntaak van de leerplichtambtenaar moeten zijn. Dit betekent dat samenwerking met diverse aanbieders van (preventieve) jeugdzorg moet worden gezocht. Dit meetbaar geregistreerd in beeld brengen. Resultaat: Het RBL (regionaal bureau leerplicht en RMC) is op 1 april 2010 van start gegaan. Binnen dit bureau is de formatie op het vereiste niveau gebracht. Het RBL heeft de zorgfunctie in het pakket opgenomen:”Versterken van de samenwerking met netwerkpartners op het gebied van onderwijs, hulpverlening, jeugdzorg en werk en inkomen. Met name de samenwerking binnen het jongerenloket en met de CJG’s zullen centraal staan”. De registratie moet nog aandacht krijgen, waardoor de samenwerking met andere zorgaanbieders nog niet cijfermatig in beeld gebracht kan worden.
27
Hoofdstuk 10 Aanbevelingen voor de toekomst. In de voorbereiding voor de informatie- en kaderstellende raad voor het Borselse Jeugdbeleid willen we een aantal aanbevelingen voor de toekomst aangeven. Vanzelfsprekend zullen daarin kaders en richtingen vastgesteld moeten worden. 10.1 Centrum voor jeugd en Gezin Borsele. De decentralisatie van de jeugdzorg en de begeleiding zal grote invloed hebben op de werkwijze en mogelijke de formatie binnen het CJG. De raad wordt geadviseerd zoveel mogelijk uit te gaan van de provinciale en regionale samenwerking in deze ontwikkeling, maar ook kritisch te zijn op behoud van de couleur locale. 10.2 Beleid (Jeugd) gezondheidszorg In de landelijke nota gezondheidsbeleid (mei 2011) is de kabinetsvisie uitgewerkt in drie thema’s: 1. Vertrouwen in gezondheidsbescherming Mensen kunnen sommige risicofactoren voor de gezondheid niet of moeilijk zelf beïnvloeden. Op dit terrein kan de Nederlander op de overheid rekenen. Heldere weten regelgeving en toezicht op de naleving hiervan blijven noodzakelijk. 2. Zorg en sport dichtbij in de buurt De gezondheidszorg kan zich nog meer richten op het bevorderen van gezondheid, naast het bestrijden van ongezondheid. Herkenbare en toegankelijke zorgvoorzieningen in de buurt of digitaal bereikbaar (eHealth) kunnen hieraan bijdragen, net als tijdige signalering van gezondheidsrisico’s en toepassing van effectieve interventies en innovatieve behandelwijzen. Zorg en preventie moeten meer worden afgestemd. Uitgangspunt van het kabinet zijn behoeften en wensen van de mensen en niet de stelsels of sectoren die zorg leveren. Betrokken partijen moeten dan ook werken aan een sterkere fysieke, organisatorische en inhoudelijk verbinding tussen de publieke gezondheid en basiszorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), AWBZ en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten, bewegen en spelen in de buurt. Hiervoor zijn voldoende en laagdrempelige voorzieningen nodig. Het kabinet geeft hier samen met gemeenten, de sportsector en private partijen een positieve impuls aan. 3. Zelf beslissen over leefstijl Als het om leefstijl gaat, schrijft de overheid mensen zo min mogelijk voor wat ze wel of niet mogen. Mensen maken zelf keuzes. Die keuzes worden gemaakt in een omgeving, waarin de gezonde keuze makkelijk is. Aan die omgeving dragen diverse maatschappelijke sectoren bij. Vanwege de betrokkenheid van diverse sectoren is in de nota ook nadrukkelijk de verbinding van de ministeries van BZK, EL&I, I&M, OCW en SZW met het gezondheidsbeleid terug te vinden. Deze verbondenheid van gezondheidsbeleid met andere beleidsterreinen geldt ook op lokaal niveau. het kabinet ziet Publiek private samenwerking (PPS) als een kansrijke methode om de gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te maken. Daarnaast is beschikbaarheid van betrouwbare, toegankelijke en doelgerichte informatie essentieel. Generieke massamediale campagnes passen hier niet in. De jeugd heeft de toekomst volgens het kabinet Rutte. Naast bevordering van (het aanleren van) een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico’s en inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan, vindt het kabinet dat het stellen van grenzen en het stimuleren van een gezonde basis bij de jeugd gerechtvaardigd is.
28
De Borselse gezondheidsnota wordt in 2012 geëvalueerd en moet voor 2013 weer vastgesteld worden. Advies aan de raad is om voor het beleid omtrent de jeugdgezondheidszorg uit te gaan van de speerpunten: • Overgewicht • Preventie genotmiddelen • Psychische en psychosociale en problematiek • Roken Jeugd en alcohol In de landelijke gezondheidsnota schrijft het rijk dat signalering van riskant en problematisch gebruik van alcohol en drugs en gerichte doorverwijzing naar de zorg belangrijk zijn om schadelijke gezondheidseffecten en de ontwikkeling van verslavingen bij jongeren te voorkomen. In het Zeeuws project Jeugd en Alcohol zijn alle Zeeuwse gemeenten actief met de preventie op het gebied van alcohol en jongeren. Hiermee proberen we meer bewustwording te creëren over de gevolgen van alcohol. Dat is niet iets wat we in één dag of in één jaar kunnen doen. Voor een cultuur- en gedragsverandering is tijd nodig. We zijn al een eind op weg met het Zeeuws project Jeugd en Alcohol en de regionale en lokale alcoholpreventie acties. Daarom adviseren wij de raad om aandacht te blijven besteden aan jeugd en alcohol. 10.3 Onderwijsbeleid. Onderwijsachterstandenbeleid: Op grond van de wet OKE ontvangen wij voor de periode 2011 t/m 2014 jaarlijks een specifieke uitkering. In verband hiermee zijn we als gemeente verplicht om te voldoen aan de wettelijke bepalingen (t/m 2010 waren we niet gebonden aan de wettelijke regels). Een aantal zaken is al gerealiseerd (o.a. realiseren van voldoende VVE-plaatsen, aanpassen ouderbijdrage doelgroepkinderen). Voor de komende beleidsperiode wordt de gemeenteraad geadviseerd om de volgende punten nader uit te laten werken: • Doelgroepdefiniëring: een doelgroepkind is volgens de wet een kind dat volgens de gewichtenregeling van het basisonderwijs een “gewicht” heeft. Wij willen een bredere definitie toepassen waarbij gekeken wordt naar de daadwerkelijke achterstand van een kind. De landelijke ervaring leert dat de omvang van de doelgroep dan ca. 15% hoger ligt. • Realiseren VVE plaatsen: Borsele moet 29 VVE plaatsen realiseren. We voldoen op dit moment aan het wettelijke aantal (in de peuterplusgroepen in Borssele, Heinkenszand, ’s-Gravenpolder). Op grond van de wet OKE moeten de VVEprogramma’s niet alleen taal, maar ook rekenen, motoriek en sociaal emotionele ontwikkeling stimuleren. Hier zal in Borsele nog aanvullende actie op moeten worden ondernomen. • Toeleiding van doelgroepkinderen: op provinciaal niveau zijn we bezig om afspraken te maken hierover met de betrokken instellingen (JGZ, voorschoolse voorzieningen en basisonderwijs). Het is de bedoeling dat de afspraken en taken die hiermee samenhangen worden opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst. • Doorgaande lijn: dit wordt o.a. bereikt door overdracht van gegevens van kinderen (o.b.v. de KIJK-registratie). Vanaf 2012 is het financieel niet meer mogelijk alle kinderen d.m.v. KIJK te volgen, alleen voor de doelgroepkinderen is dat nog mogelijk (dit past in de ontwikkelingen die we ook zien bij de Jeugdgezondheidszorg, ook daar gaat vanwege het kostenaspect de focus voornamelijk liggen op de risicokinderen/-gezinnen). Vanuit het onderwijsveld is hier zeer teleurgesteld op gereageerd: men vindt dit een grote stap terug. • Resultaten vroegschoolse educatie: hierover worden in regionaal verband nadere afspraken gemaakt. Om de resultaten te kunnen meten (voorschools en vroegschoolse) 29
is een monitor nodig. Op dit moment wordt in provinciaal verband onderzocht welk monitorinstrument hiervoor voorhanden is c.q. ontwikkeld moet worden. De raad wordt geadviseerd de ontwikkelingen te volgen en hierin regionaal c.q provinciaal op te trekken. Lokale Educatieve Agenda (LEA) De LEA is niet meer actueel en zal moeten worden herschreven. Onderwerpen die zich mogelijk lenen voor opname zijn: • Het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie (verplicht). Van allochtone kinderen is in de gemeente Borsele nauwelijks sprake. Wel zijn er verschillende inkomensgroepen die we als verschillende sociale lagen kunnen zien. Daarnaast zien we dat mensen met een reformatorische grondslag vaak niet kiezen voor de algemeen toegankelijke voorzieningen. • Het bestrijden van onderwijsachterstanden (verplicht). Zie het hoofdstuk onderwijsachterstandenbeleid. • Afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures (verplicht). De gemaakte afspraken dienen te worden geactualiseerd. • Eenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over scholen (verplicht). In de meeste kernen is er sprake van één school. In de kernen waar meerdere scholen aanwezig zijn (’s-Gravenpolder, Heinkenszand, Nieuwdorp, Borssele) dienen hierover afspraken te worden gemaakt. • Bede school ontwikkeling. Zie het hoofdstuk brede school beleid. • Huisvesting. Naast het jaarlijks huisvestingsprogramma en –overzicht kunnen ook onderwerpen als huur en verhuur van schoolgebouwen worden besproken. • Afnemende leerlingenaantallen. Zie het hoofdstuk brede school beleid. • Passend onderwijs. Scholen hebben in het nieuwe stelsel een zorgplicht voor iedere leerling en ook gemeenten hebben hun verantwoordelijkheid op het terrein van preventief jeugdbeleid en straks ook voor de jeugdzorg. Een goede afstemming en samenwerking is daarbij heel belangrijk. • Zorg in en om de school. Het gaat hierbij om de relatie Centrum voor Jeugd en Gezin en de Zorgadviesteams. • Leerplicht. De gemaakte afspraken dienen te worden geactualiseerd. Uitgangspunt is dat iedere leerling een startkwalificatie haalt. • Schoolbegeleiding. Het gaat hierbij om afspraken over de inzet van de middelen. • Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt. Op de Zeeuwse arbeidsmarkt is/komt een gebrek aan technisch personeel op MBO niveau. De Zeeuwse bevolking vergrijst. Het beroep op zorgvoorzieningen zal hierdoor toenemen. Kan het basisonderwijs hier op inspelen. Met de schoolbesturen moet nog overleg worden gepleegd over de keuze van de onderwerpen. Ook het onderwijsveld kan nog onderwerpen aandragen. De gemeenteraad wordt geadviseerd keuzes te maken voor de prioritering van de onderwerpen van de LEA. Brede school beleid. De nota “De brede scholen verbreed” loopt eind 2012 af. Dan moet een nieuwe nota opgesteld worden. De doelstellingen uit de nota “De brede scholen verbreed” zijn feitelijk nog steeds actueel (zie hoofdstuk 2, punt 8). De gemeenteraad wordt geadviseerd de doelstellingen uit het bestaande brede schoolbeleid ook voor de nieuwe beleidsperiode over te nemen. Voor de komende beleidsperiode gelden de volgende aandachtspunten: • De projectperiode voor de brede school coördinator en hieraan gekoppeld het aanbieden van buitenschoolse activiteiten loopt eind 2012 af. De activiteiten voorzien in een behoefte. Er ligt ook een relatie met het preventieve gezondheidsbeleid (meer bewegen), het CJG (signaleren) en het sportbeleid. De wens is om de functie structureel te maken. • De organisatie rondom de buitenschoolse activiteiten dient verder geformaliseerd te worden d.m.v. overeenkomsten met het basisonderwijs, de kinderopvang en de aanbieders van de activiteiten.
30
• •
•
Ophoging van het budget van € 16.000 naar € 20.000 is wenselijk, zodat in alle Borselse dorpen een goed aanbod kan worden gedaan. Wij hebben te maken met afnemende leerlingenaantallen. Het instandhoudingsbeleid is een zaak van de schoolbesturen; de gemeente heeft hier geen taak in. De gemeente heeft echter belang bij een goede spreiding van voorzieningen en bij een goede kwaliteit hiervan. Landelijk is een trend waarneembaar waarbij (brede) scholen groeien naar een Integraal Kindcentrum (IKC). We willen in Borsele onderzoeken of er mogelijkheden zijn c.q. draagvlak is voor de ontwikkeling van dergelijke centra. Drie dorpen hebben nog geen brede school (‘s-Heer Abtskerke, Heinkenszand en Nieuwdorp). Ook voor deze dorpen is het gewenst om afspraken vast te leggen in samenwerkingsovereenkomsten.
10.4 Integrale veiligheid Op gebied van Integrale veiligheid is het advies om het huidige beleid voort te zetten. Wel is een verdieping met jongerenwerk en straathoekwerk wenselijk, vooral incidenteel wanneer bepaalde jongeren in een kern voor overlast zorgen of er geen contact is tussen de jongeren en de overige bewoners van een kern of gebied. Deze overlast kan op vele gebieden zijn. In 2012 is er voor de eerste keer gekozen om een straathoekwerker in een van de kernen de opdracht te geven om het contact tussen de bewoners en de jongeren te verbeteren, met het uiteindelijke doel de jongeren een plek in de kern te geven. Deze plek moet draagvalk hebben in het dorp en als doel hebben dat de overlast ( vandalisme, maar ook het overmatig gebruik van drank en drugs en andere vormen van overlast) mogelijk verminderd wordt. De raad wordt geadviseerd om de evaluatie van dit initiatief af te wachten, maar de mogelijkheid van inzet van straathoekwerk in andere kernen al wel mee te nemen in de overweging voor de kaders van het nieuwe jeugdbeleid. 10.5 Sociale Zaken. Voor de WWB re-integratie zijn jongeren van 18 tot 27 jaar een doelgroep. Daarnaast willen wij in het nieuwe re-integratie beleid dat nu in ontwikkeling is, ook de nietuitkeringsgerechtigde jongeren zonder startkwalificatie, inkomsten en vermogen tot de doelgroep voor re-integratie rekenen. Dit betekent dat wij ook voor die jongeren middelen en activiteiten in gaan zetten. Het gemeentelijke jeugdbeleid richt zich momenteel op jongeren tot 23 jaar. Deze leeftijdsgrens is er ook voor het CJG Borsele. De huidige leeftijd voor de jeugdzorg is echter tot 18 jaar. Dit alles maakt dat er momenteel dus geen zelfde leeftijdsgrens bepaald is voor de diverse onderdelen van het Borselse jeugdbeleid. Mogelijk kan onderzocht worden of daar een eenduidige lijn in te bepalen is. 10.6 SCool. SCool is een opvangmogelijkheid bij het ROC voor jongeren die in het reguliere circuit extra begeleiding krijgen om uiteindelijk een startkwalificatie te krijgen. De Europese subsidie hiervoor is vervallen en er wordt nu een structurele bijdrage van de gemeente gevraagd. Deze middelen zijn niet geraamd. 10.7 Verzelfstandiging van het onderwijs. Het bestuur van het Openbaar onderwijs is tot heden in handen van de gemeente. Op dit moment wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn voor verzelfstandiging met als uiteindelijke doelstelling het bestuur van het Openbaar Onderwijs onder te brengen bij een stichting. Welke stichting dit zal zijn wordt momenteel onderzocht. De raad wordt geadviseerd om de stappen in dit proces te volgen.
31
Bijlagen
32
Bijlage 1. Evaluatie Centrum voor Jeugd en Gezin
33
Bijlage 2. Demografische ontwikkelingen Jeugd Onderstaande informatie is verstrekt vanuit de Zeeuwse jeugdmonitor, auteur Scoop. •
Ontwikkeling van het aantal jongeren in de jaren 2000 – 2011, index 2000=100
• Informatie eerstgeboren Bron:CBS bevolkingsstatistiek, bewerking ABF Research In 2009 was meer dan de helft van de moeders in Gemeente Borsele die voor het eerst een kind kregen jonger dan 30 jaar. Het aandeel van moeders jonger dan 30 jaar is kleiner dan in Provincie Zeeland en Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inwoners. De meeste moeders vallen binnen de onderstaande leeftijdsklassen: • leeftijd 20 -25 jaar: 20,2% • leeftijd 25 - 30 jaar: 29,3% • leeftijd 30 - 35 jaar: 35,4% • Kinderen in specifieke gezinssituaties Het aandeel van kinderen dat in de Gemeente Borsele betrokken is bij een echtscheiding is verschilt niet al te sterk van Provincie Zeeland. Daarnaast woont in 2008 1,4% van de kinderen in Borsele in een bijstandsgezin, tegenover 3,7% in Provincie Zeeland en 2,4% in Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. Verder loopt 5,0% van de jongeren in de Gemeente Borsele het risico om in armoede op te groeien, hetgeen beduidend minder is dan in Provincie Zeeland. Ten slotte wonen er in de Gemeente Borsele relatief weinig een-oudergezinnen ten opzichte van Provincie Zeeland. In Gemeente Borsele woont 8,3% van de kinderen bij één van beide ouders,tegenover 11,3% in Provincie Zeeland en 9,4% in Gemeentegrootteklasse 15.000<25.000 inw. 34
In de Gemeente Borsele wonen ten opzichte van Provincie Zeeland relatief veel huishoudens met 3 of meer kinderen. Daarnaast zijn er weinig huishoudens met 1 kind. In vergelijking met Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. wonen er in de Gemeente Borsele naar verhouding veel huishoudens met 3 kinderen. •
Groene druk.
De groene druk is de verhouding tussen het aantal jongeren van 0 tot 20 jaar en het aantal mensen tussen de 20 en 65 jaar. Wonen er in verhouding tot het aantal 20- tot 65-jarigen veel 0- tot 20-jarigen in een regio, dan is er sprake van een hoge groene druk. De groene druk in Gemeente Borsele ligt beduidend hoger dan in Provincie Zeeland en Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. In Gemeente Borsele is de groene druk tussen 2000 en 2010 gedaald. In dezelfde periode nam de groene druk af in Provincie Zeeland , maar bleef deze hetzelfde in Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw.
35
•
Jeugdgezondheidszorg
In Borsele ontvangt 83,8% van de zuigelingen preventieve gezondheidszorg. Dit percentage ligt ruim onder het Nederlands gemiddelde van 95%. In zowel Provincie Zeeland als Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. ligt het aandeel van preventieve gezondheidszorg voor zuigelingen hoger dan in Gemeente Borsele.
•
Onderwijs.
Het aantal leerlingen in Gemeente Borsele heeft zich tussen 2005 en 2010 voor de vier grootste onderwijstypen niet hetzelfde ontwikkeld. Het aantal scholieren in het basisonderwijs is in deze periode met 7% afgenomen. Tegelijkertijd groeide het aantal scholieren in het voorgezet onderwijs met 6%, nam het aantal mbo-leerlingen toe met 2% en is ook het aantal leerlingen in het hoger onderwijs met 4% gestegen. Het aantal jongens in het basisonderwijs is in deze periode vrijwel niet veranderd. Tegelijkertijd steeg het aantal jongens in het voorgezet onderwijs met 4%, veranderde het aantal jongens in het mbo vrijwel niet en is ook het aantal jongens in het hoger onderwijs gelijk gebleven. Het aantal meisjes in het basisonderwijs is in deze periode nagenoeg gelijk gebleven. Bovendien groeide het aantal meisjes in het voorgezet onderwijs met 6%, veranderde het aantal meisjes in het mbo bijna niet en is ook het aantal meisjes in het hoger onderwijs vrijwel onveranderd gebleven.
36
•
Deelname Voortgezet onderwijs naar type (2010)
In 2005 waren er in Gemeente Borsele 50 jongeren die zonder diploma van school gingen, oftewel 2,5% van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar oud waarvan het meerendeel jongens betrof. Vier jaar later is het aantal voortijdig schoolverlaters afgenomen tot 2,3% van deze leeftijdsgroep (meer jongens dan meisjes). In dezelfde periode daalde de voortijdige schooluitval in Provincie Zeeland en Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. 37
•
Aantallen werkzoekende jongeren.
In Gemeente Borsele is het aantal jongeren (evenveel jongens als meisjes) tussen de 15 en 23, dat in 2011 als werkzoekend ingeschreven staat bij het UWV, relatief laag. Zo is in 2011 0,7% van de jongeren op zoek naar een baan, tegenover 1,3% van de jongeren in Provincie Zeeland en 1,0% in Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. In 2009 ligt het aandeel jongeren (meerendeel meisjes) met een WW of WWB uitkering met 0,4% onder het niveau in beide referentiegebieden. Ten slotte heeft 3,1% van de jongeren (meerendeel jongens) in 2009 een Wajong uitkering, tegenover 3,5% in Provincie Zeeland en 4,0% in Gemeentegrootteklasse 15.000-<25.000 inw. Bron: ABF research in opdracht van de Zeeuwse Jeugdmonitor Scoop.
38
Bijlage 3. Reactie onderwijs Evaluatie Integraal Jeugdbeleid.
39
Bijlage 4 Bijdrage Jongerenraad Borsele aan de evaluatie van de Borsele Jeugdnota.
40