‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’
Ella Marteijn
‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’
Opdrachtgevers:
Waterschap Zeeuwse Eilanden, afdeling Communicatie Mevr. S.A. Minneboo Kanaalweg 1, 4337 PA te Middelburg
Hogeschool Zeeland, opleiding HEO Communicatie Dhr. P.J. Meiboom Edisonweg 4, 4382 NW te Vlissingen Door: Ella Marteijn Afstudeerstage HEO Communicatie Middelburg, 24 mei 2007
2
Niets uit deze opgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Hogeschool Zeeland en de schrijfster.
Voor akkoord:
Ella Marteijn – Middelburg 24 mei 2007
3
Voorwoord VOORWOORD
Middelburg, mei 2007 Vijf maanden lang heb ik de unieke kans gekregen om een kijkje te nemen binnen waterschap Zeeuwse Eilanden, op de afdeling Communicatie. Vanaf het moment dat ik aangenomen was, wist ik dat dit wel wat voor mij was. Afstuderen bij de afdeling Communicatie was in mijn ogen afwisselend en toch ook wel spannend. Enkele maanden heb ik er naartoe geleefd en ben ik vol goede moed en met wat ‘gezonde’ spanning begonnen, niet wetende dat de tijd ontzettend snel voorbij zou gaan. Want terwijl ik dit schrijf, zit mijn afstudeerstage bij waterschap Zeeuwse Eilanden er al weer bijna op en kan ik tevreden terugkijken op vijf leerzame, afwisselende, interessante en vooral leuke maanden. Zowel op het gebied van communicatie, als op het persoonlijke vlak heb ik de afgelopen maanden veel ontwikkelingen doorgemaakt. Met verschillende projecten die er lopen heb ik ervaring opgedaan, door een keertje mee te kijken. Hierdoor heb ik een goed beeld kunnen vormen van het werk van mijn collega’s, welke rol zij spelen binnen de organisatie, welke taken en verantwoordelijkheden zij hebben en hoe ze hier mee omgaan. Natuurlijk ook mijn eigen onderzoek, wat voor mij een echte uitdaging was. Daarnaast heb ik veel ervaring opgedaan met het schrijven van persberichten en artikelen en ben ik erachter gekomen dat ik dit erg leuk vind. Kortom, na vijf maanden heb ik een goede indruk gekregen van deze afwisselende, uitdagende baan bij waterschap Zeeuwse Eilanden. Ook op het persoonlijke vlak ben ik veel wijzer geworden. Ik heb mezelf ontwikkeld in de ‘volwassen wereld’ en mezelf goed staande weten te houden. Adviezen, kritieken en leermomenten heb ik meegenomen in mijn werkzaamheden hier op de afdeling Communicatie en ik zal deze ook zeker meenemen in de toekomst. Een speciaal dankwoord richting een aantal mensen is ook zeker op zijn plaats. Allereerst aan mijn bedrijfsmentor, Sandra Minneboo, die altijd klaar stond voor hulp en medewerking. Daarnaast mijn collega’s van de afdeling Communicatie: Rudy, Linda, Christine en Danielle, die vanuit hun praktijkkennis een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Mijn begeleidend docent, Peter Meiboom, voor zijn altijd kritische blik en deskundigheid. Tot slot nog alle mensen die op welke wijze dan ook, hebben meegewerkt aan het onderzoek. Bedankt! Ik heb een tijd gehad om nooit meer te vergeten!
Ella Marteijn
4
Samenvatting SAMENVATTING De afdeling Communicatie van het waterschap investeert voortdurend in het imago van waterschap Zeeuwse Eilanden. Men streeft ernaar zo doelgericht mogelijk te communiceren en zo te laten zien wat het waterschap doet en waar het voor staat. Externe communicatie, interne communicatie en educatie omvatten het communicatiebeleid van waterschap Zeeuwse Eilanden. Educatie staat echter niet zo goed op de rails als de andere onderdelen. Terwijl juist educatie van groot belang is voor de beeldvorming over het waterschap en dat kinderen bewust worden van hun eigen bijdrage aan het milieu. Kinderen en jongeren spelen wellicht nu nog geen actieve rol, maar zullen dat later zeker wél gaan doen. Het waterschap heeft dan ook de wens dat meer kinderen voorlichting krijgen over de werkzaamheden van Zeeuwse Eilanden, dat er meer structuur in komt en dat scholen beter op de hoogte zijn van de educatieve mogelijkheden die het waterschap biedt. Om hier inzicht in te krijgen is de volgende probleemstelling geformuleerd: “Hoe kan waterschap Zeeuwse Eilanden de communicatie over de educatieve middelen optimaliseren?” Voor de beantwoording van de probleemstelling zijn verschillende interviews gehouden met directeuren van basisscholen. Naar aanleiding van deze interviews is een enquête opgesteld. Deze enquête is verstuurd naar alle basisscholen in het waterschapsgebied. De uitkomsten van de enquête zijn tijdens een groepsdiscussie besproken met de freelancers die verantwoordelijk zijn voor de educatiemogelijkheden van het waterschap. De belangrijkste aanbeveling is om educatie een plek te geven binnen de afdeling Communicatie. Educatie moet vast opgenomen worden in het takenpakket van een van de communicatieadviseurs. Qua werkzaamheden zitten de adviseurs echter helemaal vol en educatie kan niet meer aandacht krijgen dan dat het nu krijgt. Daarom moet het waterschap zeker voor twee dagen in de week iemand aannemen die zich continu met educatie bezig houdt. Uit de resultaten blijkt dat basisscholen niet op de hoogte zijn van de educatiemogelijkheden die het waterschap aanbiedt. Een tweede aanbeveling is dan ook dat het waterschap actief moet communiceren over de educatiemogelijkheden die het aanbiedt. Tijdens deze communicatie moet ook benadrukt worden dat de educatiemogelijkheden gratis worden aangeboden. Aangezien dit voor scholen drempelverlagend kan werken. Het waterschap biedt voor basisscholen verschillende educatiemogelijkheden aan. Deze educatieve mogelijkheden bestaan uit een interactieve themales en een bezoek aan de rioolwaterzuivering. De derde aanbeveling is om de inhoud van de educatiemogelijkheden te benadrukken. Als duidelijk gecommuniceerd wordt over de inhoud van de gastlessen en excursies, weten leraren ook wat ze van de educatiemogelijkheden mogen verwachten en hoe ze hiermee aan kunnen sluiten op hun eigen themaweken. Uit de enquête is naar voren gekomen dat er verschillende redenen zijn waarom basisscholen geen gebruik maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Een aanbeveling is dan ook om te luisteren naar de wensen van basisscholen. Als het waterschap op deze wensen kan inspelen, zullen basisscholen eerder gebruik maken van de educatiemogelijkheden. Het waterschap gebruikt verschillende communicatiemiddelen om basisscholen te informeren over de educatiemogelijkheden die het aanbiedt. Jaarlijks wordt er een direct mailing verstuurd, die niet aanspreekt. De laatste aanbeveling is dan ook om een educatiebrochure te ontwikkelen. In deze brochure worden alle educatiemogelijkheden uitgelegd. Deze brochure moet een echte eyecatcher worden, waar leraren niet om heen kunnen.
5
Summary SUMMARY The Communication Department of the water board continuously invests in the image of the water board of Zeeland’s islands. It aims to communicate purposeful in showing what the water board does and what it strives after. External communication, internal communication and education cover the water board’s communication policy. Education however, is not as thoroughly thought trough as the two other components. This although education is essential for the conceptualisation of the water board with children and that children become conscious of their own behavior towards the environment. Children and teenagers do not play an active part yet, but will certainly be involved later on. The water board therefore would like to educate more children about its activities, also it would like to structure its education and inform schools about the educational services they offer. In order to gain insight into these areas, the following thesis has been formulated: “How can Zeeland’s water board optimise its communication with regard to its educational facilities?” To find answers to this thesis, several interviews were conducted with managers of primary schools. With help of the outcome of the interviews, a survey was composed and was sent off to all primary schools in the water board’s working field. The findings of the survey were discussed with the freelance workers responsible for the water board’s educational services. The most important recommendation of this research is to make education part of the Communication Department. Education needs to be included in the tasks of a communication advisor. Since the communication advisors are over occupied with other tasks, it will be impossible to give more attention to education. Therefore it is essential the water board hires someone new for at least two days a week. The results show that primary schools are not informed about the water board’s educational services. The second recommendation is that the water board should communicate more actively about its educational services. While communicating their educational services, it should be stressed that education by the water board is free of charge. This detail will encourage schools to make use of the water board’s offer. The water board offers several ways of education. The options are: attending an interactive class or visiting a sewage treatment centre. The third recommendation of this research is to stress the content of the educational services. If the communication on the content of guest classes and excursions becomes more clear, teachers will know what to expect of the water board’s educational services and how they can use these services during their own themeclasses. The survey points out that primary schools have several reasons for not using the education services of the water board. Recommended is that it listens to the voice of the primary schools. If the water board can meet their needs, primary schools are more likely to use their education facilities. The water board uses various communication means to inform primary schools about its education facilities. Every year a mailing is sent round, which is not found very appealing. The final recommendation is to develop a pamphlet which explains every education facility of the water board into detail. This pamphlet should be eye catching, so it is more quickly noticed by teachers.
6
Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING................................................................................................................................. 9 1.1 Aanleiding.................................................................................................................... 9 1.2 Probleemstelling ......................................................................................................... 9 1.3 Deelvragen................................................................................................................. 10
2.
WATERSCHAP ZEEUWSE EILANDEN ................................................................................. 11 2.1 Het waterschap ......................................................................................................... 12 2.2 Bestuur van een waterschap ................................................................................... 12 2.2.1 INK-managementmodel..................................................................................... 13 2.3 Communicatie binnen en buiten het waterschap .................................................. 14 2.3.1 Afdeling Communicatie..................................................................................... 15 2.3 Samenvatting ............................................................................................................ 15
3.
VOORLICHTING ..................................................................................................................... 16 3.1 Begripsomschrijving ................................................................................................ 17 3.2 Trends in voorlichting .............................................................................................. 19 3.3 Educatieve voorlichting............................................................................................ 21 3.4 Samenvatting............................................................................................................. 21
4.
EDUCATIE .............................................................................................................................. 22 4.1 Begripsomschrijving ................................................................................................ 23 4.2 Milieueducatie ........................................................................................................... 23 4.2.1 Natuurouders ..................................................................................................... 24 4.3 Vormen van educatie binnen gemeenten ............................................................... 24 4.4 Overkoepelende educatieorganisaties ................................................................... 25 4.4.1 Droppie Water .................................................................................................... 25 4.4.2 Watch .................................................................................................................. 26 4.5 Educatie bij organisaties in Zeeland ....................................................................... 26 4.6 Educatie bij waterschap Zeeuwse Eilanden ........................................................... 30 4.7 Educatie bij andere waterschappen in Nederland ................................................. 31 4.8 Samenvatting............................................................................................................. 34
5.
ONDERZOEKSOPZET ........................................................................................................... 35 5.1 Kwalitatief of kwantitatief ......................................................................................... 36 5.2 Kwalitatief en kwantitatief ........................................................................................ 38 5.3 Informatiebronnen .................................................................................................... 38 5.3.1 Schriftelijke enquêtes........................................................................................ 38 5.3.2 Mondelinge interviews ...................................................................................... 39 5.3.3 Groepsdiscussie ................................................................................................ 39 5.3.4 Boeken en rapporten ......................................................................................... 39 5.4 Samenvatting............................................................................................................. 39
7
Inhoudsopgave 6.
BASISSCHOLEN .................................................................................................................... 40 6.1 Kerndoelen primair onderwijs ................................................................................. 41 6.1.1 Ontstaan kerndoelen ......................................................................................... 41 6.1.2 Kerndoelen 2006 ................................................................................................ 41 6.1.3 Kerndoelen rondom het thema milieu ............................................................. 42 6.1.4 Kerndoel 48 ........................................................................................................ 42 6.2 Interne communicatie in een scholengemeenschap ............................................. 43 6.3 Communicatie binnen scholen ................................................................................ 43 6.4 Leerwijze kinderen .................................................................................................... 44 6.5 Benaderen van scholen............................................................................................ 45 6.5.1 Direct marketing................................................................................................. 45 6.5.1.1 Telefoon.................................................................................................... 46 6.5.1.2 E-mail ........................................................................................................ 46 6.5.1.3 Direct mail ................................................................................................ 46 6.5.2 Informeren van scholen .................................................................................... 47 6.6 Samenvatting............................................................................................................. 49
7.
RESULTATEN EN CONCLUSIES .......................................................................................... 50 7.1 Bekendheid van de educatiemogelijkheden........................................................... 52 7.2 Gebruik van educatiemiddelen ................................................................................ 53 7.3 Factoren die van invloed zijn op de educatiemogelijkheden................................ 56 7.4 Communicatiemiddelen............................................................................................ 59
8.
AANBEVELINGEN.................................................................................................................. 63 8.1 Bekendheid van de educatiemogelijkheden........................................................... 64 8.2 Gebruik van educatiemiddelen ................................................................................ 65 8.3 Factoren die van invloed zijn op de educatiemogelijkheden................................ 66 8.4 Communicatiemiddelen............................................................................................ 67
LITERATUURLIJST ....................................................................................................................... 70 BIJLAGEN...................................................................................................................................... 71
8
Hoofdstuk 1 1.
INLEIDING
De afdeling Communicatie investeert voortdurend in het imago van waterschap Zeeuwse Eilanden. Men streeft ernaar zo doelgericht mogelijk te communiceren en zo te laten zien wat het waterschap doet en waar het voor staat. Alle activiteiten moeten gericht zijn op het verbeteren van het imago, het vergroten van de naamsbekendheid en het bewust maken van de taken van het waterschap. Over het algemeen zijn de bovenstaande activiteiten gericht op volwassen mensen. Zo ook bij waterschap Zeeuwse Eilanden. 1.1 Aanleiding Het communicatiebeleid van het waterschap bestaat uit drie onderdelen: externe communicatie, interne communicatie en educatie. De externe en interne communicatie is bij het waterschap goed geregeld. Educatie daarentegen staat minder goed op de rails dan de andere onderdelen. Terwijl juist educatie van groot belang is voor de beeldvorming over het waterschap bij kinderen. Kinderen en jongeren spelen wellicht nu nog geen actieve rol binnen het waterschap en in hun omgeving, maar zullen dat later zeker wél gaan doen. Het waterschap heeft dan ook de wens dat meer kinderen voorlichting krijgen over de werkzaamheden van de organisatie, dat er meer structuur in komt en dat scholen beter op de hoogte zijn van de educatieve mogelijkheden die het waterschap aanbiedt. In de onderstaande tabel kunt u zien hoeveel gastlessen en excursies er de afgelopen jaren gegeven zijn. Uit de tabel blijkt dat er een daling is in het gebruik van de educatiemogelijkheden. Het waterschap zou graag zien dat meer scholen gebruik gaan maken van de gastlessen en excursies. Gastlessen
64
64
62 60 58
58
56 54
54
52 50 48 2004
2005
2006 Figuur 1: overzicht gegeven gastlessen
1.2 Probleemstelling Omdat het waterschap toch veel belang hecht aan educatieve voorlichting, is het nodig om voor dit onderdeel een communicatieplan op te stellen. Om een goed plan op te stellen, is het van belang dat er eerst goed onderzoek gedaan wordt naar het bevorderen van de communicatie over de educatieve middelen. Hierdoor is de volgende probleemstelling ontstaan: “Hoe kan waterschap Zeeuwse Eilanden de communicatie over de educatieve middelen optimaliseren?”
9
Hoofdstuk 1 1.3 Deelvragen Om het probleemgebied rond deze probleemstelling in kaart te brengen, is deze uitgewerkt in verschillende deelvragen. Deelvragen die zijn afgeleid van de probleemstelling, kunnen een verdere richtlijn geven aan het onderzoek. Achter de vragen staat tussen haakjes aangegeven waar het antwoord te vinden is. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wat is voorlichting? (paragraaf 3.1) Wat is educatie? (paragraaf 4.2) Waarom is educatie van belang voor het waterschap? (paragraaf 4.6 en inleiding hoofdstuk 8) Sluiten de educatieve middelen aan bij de wensen van basisscholen? (paragraaf 7.2) Wat zijn geschikte communicatiemiddelen om informatie over te dragen? (paragraaf 7.4 en 8.4) Wat is het belang van het hebben van relaties voor het waterschap? (paragraaf 8.4) Hoe communiceren basisscholen? (paragraaf 6.3) Hoe en wanneer willen basisscholen benaderd worden door het waterschap? (paragraaf 6.5, 6.5.2 en 7.4) 9. Hoe vaak maken basisscholen gebruik van gastlessen? (paragraaf 6.3) 10. Wat zijn de kerndoelen van basisscholen? (paragraaf 6.1.2) 11. Wat wordt er op basisscholen gedaan aan het thema water en specifiek met kerndoel 48? (paragraaf 6.1.4) 12. Hoe leren kinderen? (paragraaf 6.4) 13. Hoe verloopt de educatie bij andere overheidsinstellingen? (paragraaf 4.5) 14. Hoe verloopt de externe communicatie van het waterschap? (paragraaf 2.3) 15. Hoe kan educatie bijdragen aan een positief imago voor het waterschap? (inleiding hoofdstuk 8) 16. Wat is de beste methode om te onderzoeken of de educatiemiddelen aansluiten bij de wensen van basisscholen? (paragraaf 5.1, 5.2 en 5.3)
10
Tussenblad!
11
Hoofdstuk 2 2.
WATERSCHAP ZEEUWSE EILANDEN
Iedereen heeft wel eens van het waterschap gehoord. Er zijn echter maar weinig mensen die precies weten wat de kerntaken van het waterschap zijn. Zuiveren van afvalwater? Ontpolderen? Onderhoud van plattelandswegen? Dat het waterschap er voor zorgt dat inwoners veilig kunnen wonen achter de dijken, weten de meeste mensen wel. En dat hiervoor jaarlijks een flink bedrag aan belasting betaald moet worden is ook bekend. De andere taken van een waterschap zijn voor de meeste mensen echter onbekend. 2.1 Het waterschap Er zijn 26 waterschappen in Nederland. Waterschappen zijn overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de waterhuishouding in een gebied. In Zeeland zijn twee waterschappen actief: waterschap Zeeuws-Vlaanderen en waterschap Zeeuwse Eilanden. In 1996 ontstond uit een fusie van vijf kleinere waterschappen, waterschap Zeeuwse Eilanden. De belangrijkste taken van het waterschap zijn: zorgen voor de waterkeringen, voor het waterbeheer (waterkwantiteit en waterkwaliteit) en voor de plattelandswegen op de ‘Zeeuwse Eilanden’. De werkzaamheden van de waterschappers vinden plaats op de volgende eilanden: ZuidBeveland, Noord-Beveland, Walcheren, Tholen, Sint Philipsland en Schouwen-Duiveland. Het waterschap heeft 385 medewerkers, ongeveer 150 hiervan werken in de buitendienst. Zij werken aan de dijken, duinen, sloten en wegen in een bepaald gebied. De andere waterschappers hebben een vaste plek op het hoofdkantoor in Middelburg waarvan een deel toch ook weer regelmatig buiten werkt, bijvoorbeeld om werkzaamheden, vergunningen of lozingen te controleren. De andere werknemers houden zich bezig met onder andere planvorming, werkvoorbereiding, beleid, onderzoek, administratie, belastinginvordering, financiën of communicatie. Figuur 2: werkgebied waterschap Zeeuwse Eilanden
De missie van het waterschap is als volgt geformuleerd: ‘Waterschap Zeeuwse Eilanden is een kostenbewuste en betrouwbare overheidsorganisatie die voor zijn inwoners, bedrijven en recreanten zorgt voor een tegen overstromingsgevaar beveiligd gebied, niet te veel en niet te weinig water in de sloot, gezond en schoon oppervlaktewater en een goed en veilig waterschapswegennet. Daarbij dient het waterschap tevens de belangen van natuur, recreatie en landbouw.’ 1 2.2 Bestuur van een waterschap Het waterschap is een overheidsorganisatie, maar waar staat het waterschap in de overheidswereld? We hebben het Rijk, hierin staat onze landelijke overheid bovenaan met daaronder de verschillende provincies. Daar weer onder staan de waterschappen en de gemeenten als lagere overheden. Het waterschap en de gemeenten staan dus op dezelfde hoogte. Het verschil tussen deze twee overheden is dat een gemeente als algemene democratie veel taken heeft en de één soms meer benadrukt dan de ander. Het waterschap is een functionele democratie, want het heeft een vaste taak namelijk: de waterstaatkundige verzorging. Het waterschap wordt bestuurd door het dagelijks bestuur en de algemene vergadering. De dijkgraaf is de voorzitter van beide besturen. In totaal heeft het waterschap vijfendertig bestuursleden. Deze leden worden democratisch gekozen tijdens de waterschapsverkiezingen. Dit algemene bestuur, ook wel algemene vergadering genoemd, kiest vijf leden voor het dagelijks bestuur. De al1
Waterschap Zeeuwse Eilanden (2004), Perspectievennota, p 5
12
Hoofdstuk 2 gemene vergadering vergadert vier keer per jaar over waterschapszaken en ze neemt besluiten over voorstellen die medewerkers van het waterschap hebben voorbereid. De leden van de algemene vergadering vertegenwoordigen vier groepen belanghebbenden. Deze groepen (of categorieën) zijn: eigenaren van land (categorie ongebouwd), eigenaren van gebouwen (categorie gebouwd), inwoners (categorie ingezetenen) en bedrijven (categorie bedrijfsgebouwd). Het dagelijks bestuur vergadert twee keer per maand en neemt besluiten die voor een goede en snelle voortgang van het waterschapswerk noodzakelijk zijn. Om de missie te volbrengen heeft het waterschap vier strategische doelen opgesteld namelijk: - het beheersgebied is tegen overstroming door buitenwater beveiligd; - schoon en voldoende (niet te veel en niet te weinig) oppervlaktewater; - in goede staat verkerende verkeersveilige wegen, fietspaden en parkeerterreinen (inclusief bermbeplanting); - optimale taakuitoefening en adequate dienstverlening tegen zo laag mogelijke kosten.2 2.2.1 INK-managementmodel Om te kijken of het waterschap de juiste koers vaart, maakt het schap sinds 2003 gebruik van het INK-managementmodel. INK staat voor Instituut Nederlandse Kwaliteit. Het waterschap spreekt ook wel over het ‘Koers op Kwaliteit’-project. Het is een model/instrument dat de structuur aangeeft om een organisatie te besturen en om de doelen te realiseren. Met dit model wordt ook geprobeerd om de bedrijfsvoering op een hoger peil te brengen en het draagt bij aan een proces van voortdurende verbetering van die bedrijfsvoering.
Figuur 3: INK-managementmodel
Het INK-managementmodel bestaat uit negen aandachtsgebieden die samen bepalend zijn voor het succes van de organisatie. Er zijn vijf organisatiegebieden en vier resultaatgebieden. Het organisatiegebied bestaat uit de interne factoren. Deze factoren betreffen elementen van de eigen organisatie en zijn beïnvloedbaar. Met andere woorden kan men zeggen dat het waterschap zelf bepaalt hoe met deze factoren wordt omgegaan. Wanneer een organisatie uitstekend presteert op deze gebieden, zijn de resultaten daarvan zichtbaar binnen de vier gebieden die samen de resul-
2
Waterschap Zeeuwse Eilanden (2006), Bestuursprogramma algemene vergadering, p1
13
Hoofdstuk 2 tatenkant van het INK-managementmodel vormen. In het resultatendeel kan het waterschap dus zien wat het heeft bereikt. Het waterschap wil voortdurend verbeteren en vernieuwen om de continuïteit van de organisatie veilig te stellen. Dit verbeterproject is gebaseerd op de beleidscyclus van dr. W. Edwards Deming: de Plan-Do-Check-Act-cyclus (PDCAcyclus).3 Deze cyclus staat achter het INK-managementmodel voordurend in werking. In het figuur hiernaast kunt u zien hoe dit continu doorloopt, namelijk: - Plan: bepalen van de richting, stellen van doelen en plannen van de uitvoering; - Do: het toewijzen van medewerkers, middelen en het uitvoeren van het werk; - Check: meten of de gestelde doelen zijn gerealiseerd; - Act: analyseren van metingen en aanbrengen van blijvende verbeteringen. Het succes van het waterschap wordt bepaald door de mate waarin het management erin slaagt deze cyclus als een automatisme in alle lagen van de organisatie toe te passen en de organisatiecultuur daarop af te stemmen. Figuur 4: PDCA-cyclus
2.3 Communicatie binnen en buiten het waterschap De afdeling Communicatie van het waterschap investeert voortdurend in het imago van waterschap Zeeuwse Eilanden. Men streeft ernaar zo doelgericht mogelijk te communiceren en zo te laten zien wat het waterschap doet en waar het voor staat. Alle activiteiten moeten gericht zijn op het verbeteren van het imago, het vergroten van de naamsbekendheid en het bewust maken van de taken van het waterschap. Tijdens het ontstaan van waterschap Zeeuwse Eilanden is er een ‘gewenst imago’ geschetst met de bedoeling om dit imago om de vier jaar te meten. Het imago is toen gedefinieerd als: ‘Waterschap Zeeuwse Eilanden is een moderne, taakgerichte organisatie, die op efficiënte en betrouwbare wijze diensten verleent.’ In 1998 heeft het waterschap voor het eerst zijn imago gemeten. Het onderzoek bestond uit drie delen: een burger- en logo-onderzoek onder klanten en een zelfbeeldonderzoek onder medewerkers en bestuursleden van het waterschap. Het imago-onderzoek van 1998 heeft als nulmeting gediend. De uitkomsten hiervan waren de eerste gegevens over de bekendheid van en meningen over een relatief nieuw waterschap. Het imago-onderzoek kreeg een vervolg in 2003. De resultaten van dit onderzoek hebben input geleverd voor het communicatiebeleidsstuk ‘De burger in beeld – Een nieuwe kijk op waterschapscommunicatie 2004-2006’. In dit beleidsstuk is het gewenste imago toen als volgt geformuleerd: ‘Het waterschap is een moderne, taakgerichte organisatie, die op efficiënte en betrouwbare wijze diensten verleent. Daarbij heeft Zeeuwse Eilanden oog voor alle belangen en weegt die zorgvuldig tegen elkaar af. Het waterschap benadert de burger klantvriendelijk en service en snelheid staan voorop. Het geld van de burger wordt met zorg besteed en het schap neemt de burger serieus. 3
J.A.J. Balk en R.J. Stassen (2004), INK handleiding positiebepaling, p 7
14
Hoofdstuk 2 Kortom: Zeeuwse Eilanden staat midden in de maatschappij en is een niet weg te denken organisatie.’ In januari 2007 is voor de derde keer het imago-onderzoek uitgevoerd. Begin januari hebben 900 mensen thuis een enquête ontvangen. In totaal zijn er 216 bruikbare enquêtes retour gestuurd. Hiermee kwam de respons uit op 24%. In deze enquête is gevraagd hoeveel mensen bekend zijn met het waterschap. Hieruit is naar voren gekomen dat 51.6% bekend is met het waterschap, maar er weinig van weet. 41.3% is redelijk bekend en 7% is goed bekend met het waterschap. Er waren geen mensen die het waterschap niet kenden. Voor de afdeling Communicatie is het een uitdaging om deze 7% te verhogen. 2.3.1 Afdeling Communicatie Het waterschap werkt vanuit verschillende sectoren, namelijk: Bedrijfsvoering, Waterkeringen & Wegen, Waterbeheer en Economie. De afdeling Communicatie valt onder de sector Bedrijfsvoering. De vijf adviseurs van de afdeling Communicatie verzorgen samen alles op het gebied van interne en externe communicatie. De werkzaamheden die ze hiervoor uitvoeren zijn erg divers. Denk bijvoorbeeld aan het opstellen en uitvoeren van het communicatiebeleid, het zorgen voor het personeelsblad en het relatieblad, het beheren van intranet en de website, het organiseren van activiteiten zoals de Open dag van het Waterschap, het schrijven van artikelen, woordvoering, het produceren en verspreiden van voorlichtingsmateriaal, het voeren van een actief mediabeleid en het geven van gastlessen op scholen. Vooral het laatste komt in deze scriptie uitgebreid aan bod. Zoals u net heeft kunnen lezen, werkt het waterschap vanuit verschillende sectoren. Elke sector beschikt over een communicatieadviseur. Deze adviseur is onder meer aanspreekpunt voor deze sector en geeft advies op communicatiegebied. Alle beleidsstukken worden aan de adviseur voorgelegd, zodat ze voorzien kunnen worden van een communicatieparagraaf. Deze paragraaf kan gezien worden als een soort stempel, zo is er ook een imagostempel. Deze stempel geeft aan hoe communicatie ingezet wordt of welke invloed een besluit op het imago kan hebben. Deze stempel moet de medewerkers die beleidsstukken schrijven, stimuleren om op voorhand al na te denken over wat het effect kan zijn en hoe de media hiermee omgaat. Misschien denkt u bij u zelf, er zijn vijf communicatieadviseurs en vier sectoren. Nu is het zo dat een van de adviseurs tegelijkertijd ook vormgever is. Zoals u heeft kunnen lezen, zijn de functies van de afdeling Communicatie erg divers. Om het iets overzichtelijker te maken is de volgende indeling gemaakt. - Spilfunctie: alle beleidsstukken verschijnen op een zeker moment op het bureau van een van de adviseurs. Het leggen van dwarsverbanden tussen verschillende sectoren is hierdoor mogelijk. Over het algemeen is de afdeling dan ook goed op de hoogte van het reilen en zeilen van de organisatie en kan er snel ingespeeld worden op bijvoorbeeld calamiteiten. - Adviseursfunctie: adviseren van medewerkers, directie en bestuur op het gebied van communicatie. - Signaalfunctie: medewerkers van andere afdelingen voorzien de adviseurs vaak van nuttige informatie. Deze informatie kan gebruikt worden om een ander licht te werpen op een voorstel of een besluit. Dit kan werken als eye-opener. 2.3 Samenvatting Waterschappen zijn overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de waterhuishouding in een gebied. In 1996 is uit een fusie van vijf kleinere waterschappen, waterschap Zeeuwse Eilanden ontstaan. De belangrijkste taken van dit waterschap zijn: zorgen voor de waterkeringen, voor het waterbeheer en voor de plattelandswegen. Het dagelijks bestuur en de algemene vergadering besturen het waterschap. Dit besturen gebeurt aan de hand van het INK-managementmodel. Het imago is voor het waterschap erg belangrijk. De taken van de afdeling Communicatie zijn dan ook gericht op het verbeteren van het imago.
15
Tussenblad!
16
Hoofdstuk 3 3.
VOORLICHTING
3.1 Begripsomschrijving In de Nederlandse taal is er een speciaal woord voor informeren-met-een-bepaalde-bedoeling, namelijk: voorlichten. “Voorlichting is voorgaan met licht, zodat degene die wordt voorgelicht het pad ziet dat voor hem licht”, dit is een citaat van J. Mastenbroek.4 Volgens Van Dale is voorlichting: ‘aanwijzing geven hoe men handelen, iets gebruiken of over iets denken moet’.5 In de communicatiewereld zijn er vele verschillende definities van voorlichting. Er is geen standaarddefinitie. Hieronder worden enkele definities genoemd, om u inzicht te geven in wat men onder ‘voorlichting’ verstaat en welke inhoud men aan het begrip verleent. De oudste definitie die men heeft kunnen vinden was van G.A.M. Vogelaar uit 1955 in het boek Public Relations en Voorlichting. Deze definitie luidt als volgt: ‘Voorlichten is een, met het oog op de directe of indirecte beïnvloeding van het handelen, van voorgelichte door voorlichter bewust in gang gezet proces, waarbij feiten en/of oordelen door of namens de laatste aan de eerste worden overgebracht.’ 6 Volgens Van der Meiden en Fauconnier, in Public Relations en Voorlichting, is voorlichting: ‘Een vorm van menselijke communicatie, ondernomen vanuit een bepaalde, bewust of onbewust gekozen ideologie en/of politieke doelstelling (verlichten, verbeteren, helpen, betrekken, mondig maken, emanciperen) waarbij onder meer informatieoverdracht plaatsvindt aan (groepen) mensen die op een systematische wijze georganiseerd is en tot doel heeft die groep(en) of personen te assisteren bij het zich bewust worden van de condities waaronder zij bepaalde beslissingen (moeten) nemen en bij het nemen van die beslissingen zelf.’ 7 In het boek Public Relations, De communicatie van organisaties, wordt de volgende definitie gegeven van voorlichting: ‘Voorlichting is werk, waarin een opzettelijke en systematische poging wordt gedaan om op het gebied van kennis en inzicht een ander zodanig van dienst te zijn dat deze in staat is zo zelfstandig en bewust mogelijk en zo veel mogelijk overeenkomstig zijn eigen belang ten aanzien van een concreet geval een beslissing te nemen.’ 8 In het boek Basiscursus Voorlichting, wordt voorlichting gedefinieerd als een beleidsinstrument dat de overheid kan inzetten om een bepaalde situatie in de samenleving te veranderen, namelijk: ‘Voorlichting is een vorm van beleidsuitvoering waarbij een persoon of organisatie door middel van communicatie bewust en systematisch probeert omtrent een concrete situatie bij een doelgroep interesse te wekken, de kennis te vergroten, de mening te vormen en/of de houding of het gedrag te veranderen.’ 9
4
J.N.A. Groenendijk, G.A.T.H. Hazekamp en J. Mastenbroek (1993), Public Relations en Voorlichting, p 65 T. den Boon en D. Geeraerts (2005), van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, p 4000 6 J.N.A. Groenendijk, G.A.T.H. Hazekamp en J. Mastenbroek (1993), Public Relations en Voorlichting, p 200 7 J.N.A. Groenendijk, G.A.T.H. Hazekamp en J. Mastenbroek (1993), Public Relations en Voorlichting, p 65 8 J. Mastenbroek, M. van Persie, G. Rijnja en B. de Vries (2004), Public Relations, De communicatie van organisaties, p 46 9 A. Blaauwbroek, H. van den Heuvel en J. Liefers (1992), Basiscursus Voorlichting, p 25 5
17
Hoofdstuk 3 Zoals u ziet, zijn er verschillende definities van voorlichting. Onderstaande definitie past het best bij het waterschap, omdat dit een korte maar krachtige definitie is, die alle componenten van voorlichting in zich heeft: ‘Een vorm van menselijke communicatie, waarbij bewust en systematisch wordt gepoogd informatie over te dragen, teneinde de ander in staat te stellen zich omtrent een concrete situatie zelfstandig en bewust een oordeel te vormen.’ 10 Concluderend kan gezegd worden dat voorlichting een informatieoverdracht is om andere mensen in staat te stellen zich een mening of oordeel te vormen. Nu is er ook nog verschil in voorlichting binnen profit- en non-profitorganisaties. Zoals de naam eigenlijk al aangeeft hebben profitorganisaties tot doel winst te maken. De voorlichting die zij geven is dan ook vooral gericht op het creëren van winst. Het waterschap is echter een nonprofitorganisatie en heeft doelstellingen op het gebied van bestuur, dienstverlening en belangenbehartiging. De doelstellingen kunnen gezien worden als algemeen belang. De communicatieadviseurs van waterschap Zeeuwse Eilanden verzorgen de interne en externe communicatie van de organisatie. Het waterschap gebruikt de term voorlichters niet, maar spreekt van communicatieadviseurs. Voorlichting valt wel onder deze functie. De adviseurs bepalen het gezicht dat de organisatie naar buiten toe toont en ze bieden service aan de burgers. Denk bijvoorbeeld aan de afhandeling van vragen en klachten. De communicatieadviseurs adviseren het dagelijks bestuur en de algemene vergadering over allerlei zaken die te maken hebben met communicatie. Bijvoorbeeld hoe beleidsstukken gecommuniceerd moeten worden naar de buitenwereld, in de vorm van een persbericht, advertentie of brochure. Maar ook wat de invloed van een besluit kan zijn op het imago, is een zaak waar de adviseurs zich mee bezig houden. Uiteraard moeten voorlichters de eigen organisatie goed kennen, bijvoorbeeld om de identiteit, het karakter en de eigenschappen van de organisatie goed te kunnen verwoorden. Omdat het waterschap een grote organisatie is, met verschillende sectoren, beschikt iedere communicatieadviseur over een eigen sector. U heeft hier in hoofdstuk 2 al meer over kunnen lezen. Over het algemeen hebben voorlichters drie hoofdtaken met betrekking tot het uitvoerende werk, namelijk; - perscontacten - publiekscontacten - interne communicatie. 11 Ook bij het waterschap worden deze taken uitgevoerd. De afdeling Communicatie heeft goede contacten met de pers. Regelmatig bellen journalisten met vragen en deze worden door de communicatieadviseurs beantwoord. Ook worden er interviews begeleid en maakt de afdeling het eigen nieuws uit de organisatie bekend, dit kan door middel van persberichten en persconferenties al vindt het laatste bijna nooit plaats. Voor het informeren van burgers wordt van verschillende middelen gebruikgemaakt, zoals het mondeling en digitaal beantwoorden van vragen, het organiseren van informatiebijeenkomsten en open dagen, het geven van rondleidingen, het produceren van folders en brochures, het schrijven van persberichten, het plaatsen van internetberichten en het schrijven van een relatieblad dat vier keer per jaar wordt uitgegeven. Bij de interne communicatie kan onder andere gedacht worden aan het verzorgen van het personeelsblad, het relatieblad en het beheren van intranet.
10 11
M.F. Vos (1997), Van plan tot uitvoering, p 27 M.F. Vos (1997), Van plan tot uitvoering, p 13
18
Hoofdstuk 3 3.2 Trends in voorlichting Als we de voorlichting van het waterschap onder de loep willen nemen, is het belangrijk om te kijken hoe voorlichting is ontstaan. Middeleeuwen In het begin van de middeleeuwen was mondelinge berichtgeving erg belangrijk. De besluiten van de vorst, stadsbesturen en het plaatselijke stadsbestuur werden door een stadsomroeper bekendgemaakt. In deze tijd was naast de prediking de buurspraak de belangrijkste informatiebron. De burgers werden vooraf uitgenodigd door omroepers, klokgelui of door een afkondiging in de kerk. De burgers verzamelden zich dan voor het stadhuis, waar vanaf het bordes de regels bekend werden gemaakt. Achttiende eeuw De verlichting is volgens Van Gent12 de basis geweest voor de voorlichting. In deze periode ging men het belang inzien om kennis en kunde buiten de ingewijden te verspreiden, dus aan de ‘gewone’ burgers. Van de verlichting profiteerden vooral de beter bedeelde burgers. Negentiende eeuw Pas in de negentiende eeuw begon de emancipatie van de bevolking, denk hierbij aan kiesrecht en onderwijs. Door de landbouwcrisis in 1879 werd de noodzaak van landbouwvoorlichting duidelijk. In eerste instantie werden leraren op pad gestuurd om de boeren te informeren over methoden om de oogst te vergroten. In 1882 werd voor het eerst met interne communicatie gewerkt. De Nederlandse Gist en Spiritus Fabriek in Delft was het eerste bedrijf met een personeelsblad. Nederland was hiermee een voorloper, want dit blad ‘De Fabrieksbode’ was het eerste personeelsblad van Europa. Twintigste eeuw De eerste persdienst die in Nederland werd opgericht, was in 1924 bij Philips. De overheid doet in deze tijd nog niet veel aan voorlichting, er is minimale landbouw- en economische voorlichting. In 1934 werd de regeringspersdienst opgericht als onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze dienst was in het begin alleen bedoeld om beleid en propaganda van het buitenland toe te lichten. Al snel werd deze dienst overgedragen naar Algemene Zaken, zodat ook in het eigen land het beleid kon worden toegelicht. De Tweede Wereldoorlog betekende voor sommige voorlichtingsorganisaties nieuwe activiteiten, andere daarentegen werden opgeven. Direct na de bevrijding hadden de burgers een grote en begrijpelijke afkeer van elke vorm van voorlichting, die maar enigszins op propaganda leek. Daarom moest er nieuwe moderne voorlichting komen. De regering wil de burger niet alleen via de verzuilde pers en het noodparlement bereiken, maar juist rechtstreeks. Daarom stelt de Commissie Van Heuven Goedhart13 een rapport op. De commissie maakt in haar rapport onderscheid tussen verduidelijking en propaganda. De voorlichters moeten zich beperken tot verklaren en toelichten van beleid, waardoor de burgers ruimte krijgen voor een eigen oordeels- en besluitvorming. In de voorlichting is een trend zichtbaar waarin inhoudelijke specialisatie te zien is, dit worden ook wel voorlichtingswerksoorten of specialistische voorlichtingsgebieden genoemd. Gedacht kan worden aan, beroepen-, landbouw-, consumenten-, overheids-, seksuele-, verkeers-, gezondheidsvoorlichting en zo zijn er nog veel meer soorten te noemen. In de jaren zeventig zijn er verschillende deelterreinen (verder) ontwikkeld, waaronder de verschillende voorlichtingswerksoorten vallen. Dit zijn de volgende onderwerpen:14 - Wetenschapsvoorlichting; is een vorm van sociale communicatie, waarbij de overdracht van informatie centraal staat. Het is gericht op menings- en besluitvorming over wetenschapsonderwerpen. Dit kan bijvoorbeeld door bedrijven, universiteiten en technisch12
B. van Gent en J. Katus (red) (1984), Voorlichting: theorieën, werkwijzen en terreinen, p 9 L. Jumelet en I. Wassenaar (red) (2003), Overheidscommunicatie, p 19 14 A.C.J.M. Olsthoorn en J.H. van der Velden (2002), Elementaire communicatie, p 127 13
19
Hoofdstuk 3 -
wetenschappelijke instituten zoals TNO (Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek). Educatieve voorlichting; is gericht op vorming en opvoeding. Persuasieve voorlichting; hier spreken we van als men op korte termijn houding en/of gedrag wil beïnvloeden in een bepaalde richting. Vormende voorlichting; is gericht op het zelfstandiger en mondiger maken van de voorgelichte. Dit kan bijvoorbeeld door vakbonden. Publieksvoorlichting; dit is rechtstreekse, mondelinge communicatie tussen een organisatie en de publieksgroepen waarvan die organisatie afhankelijk is. Met andere woorden kan men zeggen dat het gaat over het verstrekken van inlichtingen en/of kennis aan de burgers. Dit kan op verschillende gebieden zoals, gezondheid, budget, milieu, huishouden, voeding, brand- en inbraakpreventie, et cetera.
G.A.M. Vogelaar heeft in het boek Public Relations en Voorlichting ook een sortering van de voorlichtingswerksoorten gemaakt.15 Dit kunt u zien in het onderstaande schema, dat is ingedeeld naar kennisvermeerderende voorlichting en wilsbeïnvloedende voorlichting. Bij het schema hoort het volgende bijschrift: Voorlichting begint, waar opvoeding eindigt, en voorlichting eindigt waar dwang begint. Daartussen liggen educatieve, instructieve, informatieve en feitelijke voorlichting (alle kennisvermeerderend) en beleidsverdedigende en goodwill-voorlichting, propaganda en reclame (alle wilsbeïnvloedend). Educatieve
Instructieve
beïnvloeding overwegend door kennis vermeerdering
Informatieve
Feitelijke
Beleidstoelichtende Institutionele
Propaganda
beïnvloeding overwegend door wilsbeïnvloeding van voorgelichte
Reclame Figuur 5: voorlichtingswerksoorten 15
J.N.A. Groenendijk, G.A.T.H. Hazekamp en J. Mastenbroek (1993), Public Relations en Voorlichting, p 201
20
Hoofdstuk 3 3.3 Educatieve voorlichting Zoals al eerder is aangegeven, staat in deze scriptie vooral de educatieve voorlichting bij kinderen centraal. Bij educatieve voorlichting wordt informatie gegeven over een bepaald thema, zoals bijvoorbeeld over het waterschap. Het waterschap heeft speciale freelancers die de gastlessen geven op scholen. De voorlichters, of in dit geval freelancers, bezitten een bepaalde deskundigheid, die zij proberen over te dragen op de kinderen. Op het idee van kennisoverdracht valt volgens verschillende nieuwe schrijvers veel aan te merken. In plaats van kennisoverdracht zou er namelijk meer nadruk moeten liggen op het stimuleren van leerprocessen. In de probleemstelling wordt de vraag gesteld hoe het waterschap de communicatie over de educatieve middelen kan optimaliseren. In de bovenstaande tekst heeft u kunnen lezen dat voorlichting erg belangrijk is binnen het waterschap. Maar wat is de invloed van deze literatuur op de probleemstelling? Waarom is deze literatuur zo belangrijk voor het waterschap? Voorlichting is hét middel waarmee men mensen kan bereiken en eventueel kan beïnvloeden. Door middel van voorlichting kan het waterschap aan scholen bekend maken welke educatiemogelijkheden het aanbiedt. Dit gebeurt nu door een jaarlijkse mailing. Het geven van de gastlessen en excursies is ook een vorm van voorlichting. Hierdoor verkrijgen kinderen kennis over het waterschap en de werkzaamheden die het uitvoert. Vanuit de literatuur is namelijk gebleken dat kinderen continu kennis vergaren. Dus hoe meer voorlichting kinderen ontvangen, hoe meer ze ook beinvloed worden. Voorlichting start namelijk met kennis en zo kan houding en gedrag beïnvloed worden. Als kinderen beïnvloed worden, geven zij dit ook door aan hun ouders. Kinderen zijn enthousiast en positief over de gastles en excursie die zij hebben gehad. Door het enthousiasme van de kinderen kan ook het beeld van de ouders veranderen. Dus voorlichting kan ook werken aan het versterken van een positief imago van het waterschap. 3.4 Samenvatting Er zijn verschillende definities rondom voorlichting. Over het algemeen kan gezegd worden dat voorlichting tot doel heeft om burgers in staat te stellen om de kennis te vergroten, een eigen mening te vormen en eventueel de houding of het gedrag te veranderen. In de afgelopen eeuwen heeft het begrip voorlichting meerdere veranderingen ondergaan. Ook de communicatieadviseurs van het waterschap doen veel op het gebied van voorlichting. De adviseurs verzorgen de interne en externe communicatie van de organisatie. Zij bepalen door hun werkzaamheden het gezicht dat de organisatie naar buiten toe toont en ze bieden service aan de burgers.
21
Tussenblad!
22
Hoofdstuk 4 4.
EDUCATIE
4.1 Begripsomschrijving Educatie is een overkoepelend begrip dat zowel vorming, onderwijs als opvoeding omvat. Het is een methode van onderwijs binnen én buiten de schoolse omgeving.16 Er kan van educatie gesproken worden in brede en enge zin. Educatie in enge zin speelt zich af binnen de ‘muren’ (niet altijd letterlijk) van organisaties met als doel onderwijs te geven. In brede zin wordt onder educatie verstaan, alle situaties waarin leeroverdracht plaatsvindt. Educatie is gericht op het opzettelijk en systematisch bevorderen van de persoonlijke ontplooiing voor het maatschappelijk functioneren van kinderen, jongeren en volwassenen. 4.2 Milieueducatie Zoals u hierboven heeft kunnen lezen is educatie een breed begrip, zodra er echter een specialisatie voor komt te staan wordt het moeilijker. Dit is ook het geval bij milieueducatie, want de laatste bruikbare literatuur komt uit 1991. Bij milieueducatie staat het gedrag van de doelgroep centraal. Mensen vertonen een bepaald gedrag dat vanuit het oogpunt van milieu ongewenst is. Hiervan zijn verschillende voorbeelden te noemen, zoals: sommige mensen leveren batterijen wel apart in en andere niet, de één brengt glas naar de glasbak en de ander niet. Zo zijn er ook voor het waterschap verschillende voorbeelden te noemen die het milieu kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld: frietvet en koffiedik dat weggegooid wordt door de gootsteen, maandverband en pampers door het toilet et cetera. Zulke activiteiten en bepaald gedrag van mensen hebben er voor gezorgd dat de kwaliteit van het milieu als een van de grootste problemen van de samenleving genoemd kan worden. Waarom leveren sommige mensen batterijen wel apart in? Waarom brengen mensen het afvalglas naar de glasbak? Waarom gooien mensen frietvet door de gootsteen? Waarom spoelen mensen maandverband door de wc? En zo zijn er nog vele andere vragen te stellen. Wanneer men het gedrag van mensen wil veranderen, is het belangrijk om te weten waarom mensen zich op deze manier gedragen. Er moet inzicht verkregen worden in de oorzaken oftewel de determinanten van het gedrag. Gedrag is misschien het beste te voorspellen door aan mensen te vragen of zij van plan zijn om dat gedrag te vertonen: de gedragsintentie.17 Bijvoorbeeld: als men wil voorspellen of iemand in de toekomst klein chemisch afval apart gaat inleveren, kan men vragen of iemand van plan is, de intentie heeft, om dat te doen. Intenties kunnen niet altijd het gedrag voorspellen. Soms is het voor iemand onmogelijk om het gewenste gedrag te vertonen, bijvoorbeeld omdat er in de omgeving geen voorzieningen zijn om klein chemisch afval in te leveren, de intentie kan dan dus niet geuit worden in gedrag. Dit kan ook gebeuren als er andere barrières ontstaan. Mensen hebben bijvoorbeeld een bepaalde voorwaarde voor het omzetten van hun intentie in daadwerkelijk gedrag. Iemand kan bijvoorbeeld van plan zijn om klein chemisch afval apart in te leveren mits dat afval ook echt apart wordt verwerkt. Er is nu gesproken over het veranderen van gedrag, maar voordat het gedrag verandert, moeten er eerst nog andere fases doorlopen worden. Men spreekt dan wel van beïnvloeding door communicatie, dit kan op drie niveaus, namelijk: - op cognitief niveau, hier is beïnvloeding gericht op het vermeerderen van kennis; - op affectief niveau, beïnvloeding is gericht op gevoelens en de houding; - op conatief niveau, de beïnvloeding is gericht op het gedrag van de ander.18 In de volksmond wordt ook wel gesproken over het veranderen van kennis, houding en gedrag. Deze beïnvloeding geldt voor volwassenen maar ook voor kinderen. Beide hebben eerst kennis nodig om eventueel hun houding aan te passen en daarna kan pas het gedrag veranderen.
16
http://nl.wikipedia.org/wiki/Educatie R.J.M. Cörvers (1991), Cursus Milieuvoorlichting en -educatie, p 79 18 A.C.J.M. Olsthoorn en J.H. van der Velden (2002), Elementaire communicatie, p 22 17
23
Hoofdstuk 4 Een van de redenen waarom mensen zich milieuvriendelijk gedragen, zou kunnen zijn dat zij zich hiertoe vanuit morele overwegingen verplicht voelen.19 Milieuvoorlichting zou zich kunnen richten op het activeren van zulke persoonlijke normen, of anders gezegd op de bewustmaking van de milieuproblematiek. Als mensen zich verantwoordelijk voelen voor de milieuproblemen, zullen ze ook eerder geneigd zijn om zelf iets aan de oplossing ervan bij te dragen. Het is wel belangrijk dat men dit als zinvol ervaart, dat wil eigenlijk zeggen: men moet het idee hebben dat men een wezenlijke bijdrage levert aan het behoud van het milieu. In de bovenstaande stukken is gekeken naar milieueducatie in het algemeen. Er zal nu specifieker gekeken worden naar milieueducatie onder jongeren. Bij milieueducatie is het belangrijk dat jongeren herkenbare situaties zien uit de eigen leefomgeving. Over het algemeen vindt de educatie onder jongeren plaats in schoolverband, andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld nog scouting of natuurstudieclubs. Hier staat echter de educatie in schoolverband centraal. Alles wat in het basisonderwijs met natuur of milieu te maken heeft, valt onder het vakgebied natuuronderwijs of biologie. Het milieu kan gezien worden als de leefomgeving van de kinderen, als een voorraadkamer waarvan zij afhankelijk zijn en als een samenhangend systeem van stoffenkringlopen. Over het algemeen vindt milieuonderwijs plaats in groep 7/8 van de basisschool. Deze kinderen zijn zich namelijk al meer bewust van het milieu en de wereld waarin zij leven. Ook hier komt kennis, houding en gedrag weer om de hoek kijken. Door middel van educatie krijgen de kinderen kennis van het milieu. Hierdoor kan hun houding tegenover het milieu dan ook veranderen. Als laatste kan men door educatie dus proberen om een bepaald gedrag te bewerkstelligen. Een argument voor scholen dus om gebruik te maken van milieueducatie. Voor scholen in het basisonderwijs is er op lokaal niveau veel te vinden over natuuronderwijs. Dit wordt ook wel de schoolbiologische diensten genoemd, die bijvoorbeeld verbonden zijn aan een kinderboerderij, natuurcentrum of duurzaamheidorganisaties. Dankzij deze ondersteuning hebben scholen de mogelijkheid om hun leerlingen door middel van bijvoorbeeld veldopdrachten kennis te laten maken met alles wat groeit en bloeit. Ook in Zeeland zijn er verschillende organisaties die deze mogelijkheid aan scholen bieden, zoals de Provincie Zeeland, Staatsbosbeheer, Milieu educatie centrums, gemeenten, Schelde Informatiecentrum en natuurlijk waterschap Zeeuwse Eilanden. Hierover kunt u in § 4.5 meer lezen. 4.2.1 Natuurouders Een nieuwe trend die sinds een paar jaar in opkomst is, zijn de natuurouders. Met een schoolklas op stap gaan is in de praktijk niet altijd even makkelijk. Er zijn tegenwoordig strenge eisen in verband met veiligheid en organisatie. De leerkracht heeft niet altijd voldoende tijd en ruimte om op alle kinderen te letten en om alle kinderen in contact te brengen met de natuur. Daarom werd in 1997 de term natuurouder geïntroduceerd. Natuurouders zijn assistenten van de leerkracht voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs.20 Zij staan de leerkrachten bij in de organisatie en de uitvoering van het veldwerk. Dit kan zowel in de klas als in de omgeving van de school. In 1997 werd in Vlaanderen de eerste natuuroudercursus gegeven en dat leverde twaalf natuurouders op. Sindsdien zijn de natuurouders een groot succes. Natuurouders betekenen voor de school een meerwaarde. Naast de ondersteuning van de leerkracht, vergroot het ook de participatie en de betrokkenheid van de ouders bij de school. 4.3 Vormen van educatie binnen gemeenten Wanneer we in een willekeurige gemeente zouden nagaan wat er allemaal aan milieueducatie wordt gedaan, zouden we ontdekken dat verschillende organisaties daarmee bezig zijn. Al deze organisaties doen dit op hun eigen manier en met een door hen zelf gemaakte boodschap. Voor het gezichtspunt van een gemeente is het belangrijk om hierin een rechte lijn aan te brengen. Daarom worden de volgende vormen van milieueducatie onderscheiden:21 - Milieueducatie als zelfstandige activiteit van particuliere organisaties. 19
R.J.M. Cörvers (1991), Cursus Milieuvoorlichting en -educatie, p 79 Folder ‘Dienst natuur en milieueducatie’, uitgegeven door Provincie West-Vlaanderen 21 R.J.M. Cörvers (1991), Cursus Milieuvoorlichting en -educatie, p 126 20
24
Hoofdstuk 4 Hier bemoeit de gemeente zich niet met de aard en inhoud van de activiteiten. Wanneer men kijkt naar milieueducatie gericht op jongeren, kan gedacht worden aan natuur- en milieuclubs voor jongeren (scouting of natuurstudieclubs). Er zijn ook instellingen of organisaties die zich niet specifiek op jongeren richten, zoals bijvoorbeeld Milieudefensie en het Instituut voor natuur- en milieueducatie. Voor een gemeente kunnen deze vormen van milieueducatie zelfstandig werken. De taak van de gemeente ligt vooral op het gebied van ondersteuning, dit is meestal financieel. - Milieueducatie als onderwijs- en vormingsprogramma. In standaard onderwijs-, scholings- en vormingsprogramma’s worden natuur en milieu behandeld. Via milieueducatie op scholen kan onder jongeren een draagvlak voor milieubeleid gecreëerd worden. De rol van de gemeente ligt ook hier in het financieel en materieel ondersteunen van scholen en van particuliere organisaties. Met dit geld kunnen zij hun milieueducatief aanbod versterken. De gemeente kan ook zelf activiteiten ontwikkelen die gericht zijn op docenten. Voorbeelden hiervan zijn lesbrieven en leskisten. - Milieueducatie als activiteit van, of samengevoegd door de gemeente zelf. In bepaalde gevallen wordt milieueducatie gebruikt als ondersteuning van het gemeentelijk milieubeleid. Het doel hiervan is om bij specifieke doelgroepen in de gemeente draagvlak te creëren met betrekking tot het milieubeleid. De rol van de gemeente ligt vooral in het opnemen van educatieve activiteiten in campagnes rond gemeentelijke milieuthema’s, bijvoorbeeld klein chemisch afval, gescheiden afvalinzameling en energiebesparing. In de praktijk komen deze drie varianten naast elkaar voor. In het algemeen hebben we nu gekeken hoe milieueducatie in een gemeente is georganiseerd. Om voor u een concreter beeld te schetsen is het belangrijk om te weten wat andere (non-profit) organisaties in Nederland en in met name in Zeeland aan milieueducatie doen. 4.4 Overkoepelende educatieorganisaties Er zijn verschillende organisaties die educatiematerialen voor waterschappen aanbieden. Dit is onder andere de Unie van Waterschappen en de Vereniging voor natuur- en milieueducatie (IVN). De Unie behartigt de belangen van alle waterschappen op nationaal en internationaal niveau. Daarnaast verzorgt zij verschillende publicaties, waaronder ook educatiematerialen. Het bekendste educatiemiddel van de Unie is het figuurtje Droppie Water. Het IVN probeert kinderen te betrekken bij natuur, milieu, landschap en leefomgeving. In elke provincie zijn er lokale afdelingen. Het IVN is de trekker van het Watchproject. 4.4.1 Droppie Water Jacob van Kokswijk bedacht in 1982 de hoofdpersoon ‘Droppie Water’ en schreef hierover een succesvolle strip. Sindsdien is Droppie uitgegroeid tot een echte bekendheid. Droppie laat kinderen kennismaken met alles wat met water te maken heeft. Hoe maak je water schoon? En hoe houd je je voeten droog? Droppie heeft eigen lespakketten en stripboekjes. Zo leert Droppie de kinderen hoe je water zuivert in een rioolwaterzuivering en dat dijken en duinen nodig zijn om Nederland ‘droog’ te houden. Alle waterschappen kunnen bij de Unie verschillende promotiematerialen bestellen. Zo is er een lespakket dat voor de onderbouw van het basisonderwijs bedoeld is. Aan de hand van dit lespakket kunnen leraren verschillende lessen over water geven. Er zijn vier verschillende stripboekjes waarin een verhaal verteld wordt over water, deze zijn voor de onder- en bovenbouw geschikt. Daarnaast zijn er informatiefolders, laboratoriumproefjes, posters, ballonnen, bellenblazen, tatoos, ansichtkaarten en een ganzenbordspel van Droppie Water. Omdat Droppie zo bekend is geworden onder kinderen hebben vijf waterschappen besloten om in 2006 een website te lanceren. Waterschap Zeeuwse Eilanden was één van deze waterschappen. De website van Droppie is speels en leerzaam. De site is voor alle kinderen van 4 tot 12 jaar. Kinderen kunnen kiezen voor hun eigen niveau: groep 1,2 en 3 – groep 4,5 en 6 – en groep 7 en 8. De moeilijkheidsgraad en de informatie is aangepast aan het niveau van de groep waar het kind voor kiest. De jongste kinderen worden door een kletsende Droppie begeleid. Bij de oudste kinderen is Droppie slechts nog een icoontje. Verder is er voor ieder niveau informatie over allerlei wa-
25
Hoofdstuk 4 terzaken. De informatie wordt op speelse wijze via klikplaatjes bekend gemaakt. De kleuters kunnen naar liedjes luisteren of een kleurplaat kleuren. De hogere groepen kunnen meedoen aan een quiz, waar prijzen gewonnen kunnen worden. Omdat de website zo’n groot succes is, hebben zich inmiddels nog acht waterschappen aangesloten bij de website. 4.4.2 Watch Het Watchproject is een project dat in 1995 vanuit Engeland naar Nederland is gehaald. Het project bestaat uit twee lespakketten voor kinderen en jongeren van 10 tot 14 jaar. De lespakketten gaan over water en oevers. Watch is een landelijk project waarbij de kinderen water onderzoeken in hun eigen buurt aan de hand van een lesmap. Daarnaast is er een leskist met materialen en methodes waar kinderen mee naar buiten kunnen gaan om aan de hand van het Watch-DoeBoek onderzoek te doen. Met de resultaten van het onderzoek kunnen de kinderen op de website van Watch een water- of oeverrapport maken. Na afloop geeft Rekkik de kikker zijn mening over de kwaliteit van het onderzochte water. De kinderen kunnen hun resultaten met andere deelnemers in Nederland vergelijken. Scholen krijgen elk jaar een brief toegestuurd met daarin de mogelijkheid van het Watchproject. Wanneer een school hieraan mee wil werken, moet de docent meedoen aan een docententraining waarin het project wordt uitgelegd. Daarna kunnen ze zelfstandig met de leskist van Watch aan de slag. Er zijn verschillende waterschappen die meewerken aan het Watchproject. Docenten schakelen dan een waterschapsmedewerker in, omdat deze meer kan vertellen aan de leerlingen over water en het leven in het water. In juni 2007 introduceert Watch de brakwaterleskist. Het doel van deze leskist is kinderen bewust te maken van de bijzondere kwaliteiten van de brakwatergebieden in de provincie. Daarnaast wil men met door deze kist de noodzaak van het behoud van brakwatersystemen aan kinderen laten zien. 4.5 Educatie bij organisaties in Zeeland Het is belangrijk om te weten wat andere organisaties doen op het gebied van educatie. De ‘concurrenten’ moeten in beeld gebracht worden. Het is belangrijk om ook verder te kijken dan alleen naar educatie met betrekking tot water. Daarom kijken we naar milieueducatie in het algemeen, omdat er veel organisaties zijn die hun activiteiten aan kinderen willen tonen. We hebben nu de markt geanalyseerd in het gebied van waterschap Zeeuwse Eilanden. -
Provincie Zeeland heeft verschillende activiteiten op het gebied van jongereneducatie. Deze activiteiten zijn echter vooral gericht op de werkzaamheden van de provincie zelf. De provincie heeft geen leskisten en geeft ook geen gastlessen met betrekking tot de natuur. Wel wordt regelmatig de SQSS-dag, Simple Questions, Sustainable Solutions, georganiseerd. Tijdens deze dag in het provinciehuis vragen zo’n dertig jongeren aan ambtenaren en bestuurders wat zij doen aan duurzaamheid. Hier kan bijvoorbeeld het thema milieu centraal staan.
-
In het waterschapsgebied hebben we te maken met tien verschillende gemeenten. Het is belangrijk om te weten wat de gemeenten aan milieueducatie doen, aangezien zij een belangrijke en grote speler op de markt zijn. Na onderzoek is gebleken dat dit per gemeente heel veel kan verschillen, daarom worden alle gemeenten apart behandeld. Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland is het natuur- en milieueducatie centrum (NME) Schouwen-Duiveland actief. Deze stichting wordt door de gemeente gesubsidieerd en zij verzorgt dan ook het gehele natuur- en milieueducatie onderwijs op scholen. Als de gemeente nieuwe ideeën heeft, worden deze met het NME centrum besproken. Zij beoordelen de ideeën en proberen deze uit te voeren. Voor de gemeente Tholen is educatie een belangrijk onderwerp. In 2003 hebben zij een milieubeleidsplan opgesteld, waarin verschillende strategieën zijn geformuleerd. Een van die strategieën is het vernieuwen van natuur- en milieueducatie. De gemeente Tholen vindt het haar verantwoordelijkheid om het ‘leren’ beter vorm te geven met be-
26
Hoofdstuk 4
22 23
trekking tot natuur, milieu en duurzaamheid.22 In de Kernnota 2006 zijn er opnieuw personele en financiële middelen beschikbaar gesteld. Hierdoor kunnen er in 2007 meer middelen beschikbaar gesteld worden voor natuur- en milieueducatie. Op dit moment is er nog geen specifiek overzicht van de educatieve middelen, de gemeente streeft ernaar om dit eind 2007 in beeld te hebben. Vanuit de gemeente Reimerswaal wordt niks gedaan aan milieueducatie. Er worden hoogstens subsidies uitgegeven voor milieueducatieprojecten. De gemeente Noord-Beveland heeft geen speciaal milieuprogramma voor de basisscholen. De gemeente laat alles uitvoeren door het Milieu Educatie Centrum (MEC) de Bevelanden, deze instantie verzorgt alle milieueducatie op de basisscholen. De gemeente Veere heeft een milieucommunicatiebeleidsplan opgesteld voor de periode 2004-2006. Op dit moment wordt er gewerkt aan een nieuw plan voor de komende periode. De informatie komt nu nog uit het oude plan, hierin is milieueducatie ook opgenomen. In het plan speelt gedragsverandering een belangrijke rol. Hiervoor heeft de gemeente drie instrumenten ingezet, namelijk; milieuvoorlichting, natuur- en milieueducatie, en milieudialoog. Er wordt nu specifiek gekeken naar natuur- en milieueducatie. Dit is een verzamelnaam voor allerlei opvoedende en vormende activiteiten met betrekking tot natuur en milieu.23 De belangrijkste elementen van natuur- en milieueducatie zijn; • kennis en inzicht geven in: - de relatie tussen mens en milieu; - milieuproblemen en hun oorzaken; - normen en waarden; - oplossingen en hun toepasbaarheid. • vaardigheden leren (onderzoeken, waarderen en handelen); • ervarend leren, door met name de natuur in levende lijve te ervaren en te onderzoeken. Hierdoor wordt verwondering en begrip gewekt en werkt men aan een positieve, respectvolle basishouding naar de eigen leefomgeving. Natuur- en milieueducatie is voor de gemeente Veere dus erg belangrijk. Om de doelen uit het milieucommunicatiebeleidsplan na te streven organiseert de gemeente elk jaar een Milieu Ontmoetings Programma, waarbij leerlingen van de basisschool op bezoek gaan bij bedrijven in de gemeente om te zien hoe de ondernemer omgaat met de verschillende milieuaspecten in zijn bedrijf. Ook wordt er jaarlijks op iedere school een boomfeestdag georganiseerd, zijn er regelmatig zwerfafvalacties, er wordt meegedaan aan de Week van de Zee en aan de Actie regenton. Bij diverse projecten werkt de gemeente ook samen met MICMEC Walcheren (Milieu Informatie Centrum en het Milieu Educatie Centrum.) De gemeente Vlissingen heeft alle activiteiten op het gebied van milieueducatie uitbesteed aan het MICMEC. Zij krijgen hiervoor van de gemeente subsidie. Op Walcheren bevindt zich het MICMEC, deze organisatie krijgt van de gemeente Middelburg subsidie. Zij leiden natuurouders op en verzorgen leskisten voor basisscholen. Daarnaast heeft de gemeente zelf het project Koos de Vuilnisman georganiseerd. Dit is een project waarbij Theodoor Braaksman van NatuurAvontuur! optreedt in alle groepen 8 van de Middelburgse basisscholen. Door dit project worden kinderen en leerkrachten bewustgemaakt over afval. Dit project wordt betaald uit de MVM (Middelburgse visie milieu) waarin speciaal voor educatieve doelen geld voor projecten is gereserveerd. De gemeente Goes doet zelf niks aan milieueducatie. Wel hebben zij een samenwerkingsverband met het MEC De Bevelanden. Zij verzorgen voor de gemeente Goes alle milieueducatie projecten op scholen. Het educatiebudget van de gemeente Borsele is over het algemeen voor MEC De Bevelanden. Zij voorzien de scholen in de regio van leskisten, projecten en dergelijke. De
Samen op weg naar meer duurzaamheid, Milieubeleidsplan 2003-2008, gemeente Tholen, p 40 Milieucommunicatiebeleid 2004-2006, Gemeente Veere, p 5
27
Hoofdstuk 4
24
gemeente werkt wel met een aantal losse projecten zoals de boomfeestdag en de regentonactie. In de gemeente Kapelle maken de basisscholen gebruik van leskisten die elk jaar opnieuw aangevuld worden met middelen van de gemeente. Deze leskisten zijn in beheer van MEC De Bevelanden. Daarnaast organiseert de gemeente samen met natuurouders verschillende projecten (± 2 per jaar), voorbeelden hiervan zijn een afvalproject, bezoek aan een fruitteeltmusea en een waterproject.
-
In het waterschapsgebied zijn er drie natuur- en milieueducatie centrums namelijk; NME Schouwen-Duiveland, MEC De Bevelanden en MICMEC Walcheren. De taken van deze centrums zijn over het algemeen hetzelfde. De basisscholen kunnen gratis gebruik maken van het aanbod van de centrums. Dit bestaat voornamelijk uit leskisten met ideeën en materialen voor veldwerkonderzoek voor de hele klas en informatie voor de leerkracht. Er zijn zo’n twintig verschillende thema’s voor leskisten. Het doel van dit lesmateriaal is kinderen iets te leren over de natuur en hun omgeving. Dit kan door de kinderen zelf op een leuke manier dingen uit de natuur te laten ontdekken. Dankzij deze ‘positieve natuurbeleving’ zullen de kinderen zich als volwassene hopelijk meer milieubewust opstellen. Rond het thema water zijn er verschillende leskisten die aangevraagd kunnen worden. Dit kan voor peuters, basisonderwijs (onderbouw, middenbouw en bovenbouw) en voor het voortgezet onderwijs. Er is nu specifiek gekeken naar het basisonderwijs. Voor de onderbouw is daar de leskist, Water is fijn! Voor de middenbouw, Water leeft en Zee en Strand. En voor de bovenbouw de leskisten Een dijk van een kreek, Westerschelde, Water door buizen en Watch brak. Deze centra leiden ook natuurouders op.
-
NatuurAvontuur! heeft een uitgebreid pakket aan educatiemogelijkheden. Dit kan in de vorm van schoolreisjes, zeelessen en kinder natuur excursies. Er zijn verschillende excursies zoals: Zee en strandexcursie: langs het strand worden met een groot speciaal sleepnet vissen en andere zeedieren gevangen. Daarna worden ze samen met de kinderen bekeken en geeft een visser uitleg. De kinderen kunnen zo ontdekken wat er in en om de zee leeft. Bos en duinexcursie: hier worden de kinderen meegenomen naar het bos of de duinen. Op een luchtige en creatieve manier wordt het contact met de natuur opgebouwd. De kinderen leren om op een nieuwe manier te kijken naar gewone en ongewone dingen in de natuur. Rivier- en moerasexcursie: de kinderen gaan hier onderzoek doen in rivieren, moerassen en plassen. Het doel van deze excursies is om op een positieve manier, door eigen ervaring, het leven in natuurgebieden te ontdekken en daardoor inzicht te krijgen in het feit dat de eigen omgeving een schitterend natuurgebied bevat. Ook krijgen de kinderen zo inzicht in de relaties tussen allerlei organismen en elementen zoals onder andere in de zee. NatuurAvontuur! is gevestigd in Middelburg en verzorgt deze excursies in Zeeland en ZuidHolland. De excursies zijn voor leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool of voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. De kosten voor deze expedities zijn afhankelijk van de locatie en de duur van de expeditie.
-
Sinds de invoering van de Wet op de Zelfstandigheid in 1998, is educatie formeel een taak van Staatsbosbeheer. Boswachters, medewerkers van bezoekerscentrums en beleidsmedewerkers zetten zich fanatiek in voor educatie. Voor Staatsbosbeheer is educatie een belangrijk onderdeel van het werk. Zij hebben dan ook verschillende kerndoelen rondom natuureducatie opgesteld, namelijk: kennis (hoofd), beleving (hart) en gedrag of handelen (handen). Natuureducatie is dus een combinatie van Hoofd, Hart en Handen.24 Leren over en ervaren van de natuur gaat het beste als je het zelf doet, oftewel ontdekkend leren. Qua
Natuur, een spannende beleving buiten (2006), Educatievisie Staatsbosbeheer, p 7
28
Hoofdstuk 4 middelen is er een speciaal lesprogramma voor scholen namelijk ‘Natuur-Wijs’. De educatiemiddelen zijn gericht op kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Daarnaast zijn er nog verschillende andere activiteiten die door de boswachters van Staatsbosbeheer uitgevoerd worden. Dhr. de Keuning (boswachter in Grijpskerke) krijgt regelmatig verschillende verzoeken van leerkrachten met betrekking tot excursies. Enkele jaren geleden is hij, rondom het thema water, met kinderen naar recreatiegebied de Schotsman geweest. In dit gebied heeft Staatsbosbeheer een aantal poelen. Samen met de kinderen heeft hij toen het geleidend vermogen, de temperatuur en de zuurgraad van het water gemeten. Daarnaast mochten de kinderen met visnetjes op waterinsecten, amfibieën en andere organismen vissen. Elk najaar werkt hij ook mee aan het M.O.P-project (Milieu opleidingsplan), wat georganiseerd wordt door de gemeente Veere. Tijdens dit project komt alles aan de orde wat met milieu te maken heeft. Aan het einde van dit project, krijgen de kinderen een soort toets. Het doel van deze toets is het zo veel mogelijk laten slagen van de kinderen, dit is echter ook sterk afhankelijk van wat de desbetreffende leerkracht aan voorbereiding heeft gedaan met zijn klas. De projecten die de boswachters organiseren, zijn erg verschillend en per boswachter afhankelijk. -
Het Schelde InformatieCentrum (SIC) heeft een uitgebreid lespakket voor jongeren van 10 tot 14 jaar. Het lespakket met de docentenhandleiding en de bijbehorende leskrant voor jongeren kan via de website gedownload worden. Daarnaast zijn er verschillende Scheldeleskisten ontwikkeld voor kinderen in de leeftijd van 8 tot 12 jaar. De leskisten worden uitgeleend via de natuur- en milieueducatiecentrums in Zeeland. Er zijn leskisten in allerlei thema’s, waarover de opdrachten en materialen centraal staan. Over het algemeen bestaan de leskisten uit observatieopdrachten, zoals wat zie ik, wat ruik ik, waar is de dijk van gemaakt et cetera. Er zijn verschillende thema’s rondom water, zoals bijvoorbeeld over de Ooster- en Westerschelde. Het gebruik van de leskisten is gratis. Het waterschap subsidieert het SIC voor € 4500,- per jaar.
-
Evides is een grote organisatie door geheel Nederland. Ook in Zeeland heeft Evides een vestiging, vandaar dat het belangrijk is om deze te bekijken. Evides heeft samen met Rijkswaterstaat en het waterschap Hollandse Delta een lespakket voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs opgesteld. Dit pakket, Aakwa en de verborgen watervervuilers, gaat over wat mensen zoal kunnen doen om de bronnen voor ons drinkwater schoon te houden.
-
JCI The Netherlands, oftewel Junior Kamer Nederland, heeft sinds kort De Water Toolkit op de markt gebracht. Vanaf januari 2007 is deze ook beschikbaar in Zeeland. Deze gratis toolkit bevat een uitgebreid lespakket voor groep 1 tot en met 8 van de basisschool. De Water Toolkit is een kant-en-klaar lespakket, met uitleg voor leerkrachten en allerlei spelen leermaterialen. Op dit moment is De Water Toolkit nog niet erg bekend, maar de organisatie timmert hard aan de weg.
-
Oceanus is een duikcentrum uit Colijnsplaat. Zij bieden voor kinderen van 8 tot 12 jaar het programma ‘Scharrelen & Snorkelen’ aan. De kinderen gaan onder begeleiding planten en dieren verzamelen langs het Oosterscheldestrand. Alle vondsten worden verzameld in aquaria en een bioloog vertelt erover. De kinderen mogen ook zelf nog een kijkje onder water nemen. Ze krijgen vinnen, een duikbril met snorkel en dan zwemmen ze langs de dijk. Deze activiteit wordt georganiseerd voor groepen en de kosten bedragen €10,- per kind.
-
Stichting Landschapsbeheer Zeeland organiseert verschillende werkdagen voor groep 7 en 8 van de basisschool, voor het VMBO, MBO en voor het speciaal onderwijs. De kinderen gaan een dagje naar buiten. Zo leren ze om wilgen of populieren te knotten, te hooien of Amerikaanse vogelkers te verwijderen et cetera. Leerlingen krijgen de kans om onder deskundige begeleiding nuttig bezig te zijn in de natuur, zonder dat de school veel hoeft te organiseren. Het zijn niet direct werkzaamheden met water, maar de werkdagen zijn erg po-
29
Hoofdstuk 4 pulair onder de Zeeuwse scholen en daarom is het belangrijk om hiermee rekening te houden. 4.6 Educatie bij waterschap Zeeuwse Eilanden Kinderen zijn een belangrijke doelgroep voor het waterschap. Kinderen spelen nu nog geen actieve rol binnen het waterschap, maar zullen dat later zeker wél gaan doen. Op jongere leeftijd is houding en gedrag immers beter te beïnvloeden dan bij volwassenen. Daarom zijn kinderen en jongeren een interessante doelgroep, met name voor doelstellingen die gericht zijn op de verandering van houding en gedrag zoals: bewustwording van de waarde van water, bewust omgaan met water, draagvlak voor waterschapsbeleid, naamsbekendheid en het waterschap zien als aantrekkelijke werkgever. Educatieve voorlichting is daarom een belangrijk onderdeel binnen het communicatiebeleid van waterschap Zeeuwse Eilanden. Het waterschap informeert leerlingen van het basisonderwijs over de verschillende taken en werkzaamheden. Het geven van educatieve voorlichting heeft veel meerwaarde, want hierdoor leren de kinderen veel over de werkzaamheden van het waterschap. Het waterschap biedt verschillende educatiemogelijkheden aan: - excursies naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie voor leerlingen vanaf groep 7. De leerlingen krijgen een korte uitleg over de werking van de zuivering. Daarna kunnen de leerlingen met eigen ogen zien hoe het rioolwater stukje bij beetje wordt schoongemaakt; - een interactieve themales over het werk en de taken van het waterschap voor leerlingen van groep 7 of 8. Dit is een leuke en leerzame les over het waterschap waarbij maximaal vijf thema’s aan bod komen (dijken & duinen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen & verkeersveiligheid en muskusrattenbestrijding). Aan de hand van foto’s op posters en werkbladen beantwoorden leerlingen vragen over de diverse onderwerpen; - rondleiding door het kantoor, zodat kinderen kennis maken met de werkzaamheden van het waterschap. Op dit moment worden deze rondleidingen alleen gegeven op aanvraag. Er wordt geen bekendheid aangegeven, omdat schreeuwende kinderen erg storend zijn voor de personeelsleden; - tentoonstelling ‘Water & Watt’ in het waterschapskantoor. Dit is een educatieve tentoonstelling van het waterschap en Delta N.V. De kinderen beantwoorden verschillende vragen over water en elektriciteit. Is het antwoord goed, dan blazen er windmolens en gaan biobakken automatisch open en dicht. - de waterschapsquiz is voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. Er worden allerlei vragen gesteld over de werkzaamheden van het waterschap. Deze quiz is niet geschikt voor het basisonderwijs, omdat de vragen hiervoor te moeilijk zijn. Naast de bovenstaande educatiemogelijkheden kunnen er verschillende educatiematerialen aangevraagd worden. Zo heeft het waterschap enkele jaren geleden de videofilm ‘Een droom van een waterschap’ gemaakt. In deze film spelen twee kinderen de hoofdrol die in een levende quiz over het waterschap belanden. Deze film wordt gedraaid voorafgaand aan de excursie, daarnaast kan de film ook geleend worden op aanvraag. Het waterschap heeft een folder ‘van vuil naar schoon water’ ontwikkeld met Droppie Water als hoofdpersoon. Deze folder is erg populair en wordt ook door andere waterschappen gebruikt. Het waterschap maakt ook gebruik van de materialen van Droppie Water, die uitgegeven zijn door de Unie van Waterschappen. Dit zijn verschillende stripboekjes, informatiefolders, laboratoriumproefjes, posters, ballonnen, bellenblazen, ansichtkaarten, tatoos en een ganzenbordspel. Op de website van het waterschap is er ook een link naar de Droppie Water website. Voor kinderen is er op de website een pagina kids en water. Hier leren kinderen samen met een fictieve professor allerlei chemische trucjes die met water te maken hebben. De kinderen kunnen de proefjes aanklikken en lezen dan hoe ze dit uit kunnen voeren.
30
Hoofdstuk 4 4.7 Educatie bij andere waterschappen in Nederland In ons land zijn er 26 waterschappen, waarvan in kaart is gebracht wat zij doen op het gebied van educatie. -
Waterschap Groot Salland heeft op zijn website een kopje ‘school’ waaronder verschillende educatiemiddelen gerangschikt staan. Er is informatie voor het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en kinderen kunnen zelf informatie vinden voor hun spreekbeurt en werkstukken. Op deze site worden verschillende rondleidingen aangeboden. Dit kan een bezoek aan een rwzi zijn of de educatieve grondwatermeter die kinderen kunnen bezoeken. Rondleidingen kunnen via de website aangevraagd worden. Tevens staan er verschillende links naar sites die betrekking hebben op water, waterschappen in het algemeen of projecten van het waterschap.
-
Waterschap Zuiderzeeland is waterlessen voor het primair onderwijs aan het ontwikkelen. Deze lessen kunnen via de website aangevraagd worden. De lessen zijn bedoeld voor groep 7 van de basisschool en bestaat uit twee dagen. De leerlingen krijgen op dag één een verhaal te horen aan de hand van een bezoek van een educatiemedewerker. De tweede dag bezoeken ze een rwzi. Het waterschap heeft naar aanleiding van de lessen een spel op de website gezet dat de kinderen achteraf kunnen spelen.
-
Waterschap Reest en Wieden organiseert excursies naar een rwzi, deze kunnen via de website aangevraagd worden. Daarnaast bieden ze een lespakket aan voor leerlingen uit groep 6,7 en 8. Ook is er een Droppie Water lespakket, wat geschikt is voor groep 1,2 en 3. Voor het voortgezet onderwijs worden er verschillende projecten aangeboden.
-
Waterschap Velt & Vecht biedt informatiepakketten aan voor het maken van een spreekbeurt, deze pakketten zijn voor verschillende leeftijden. Daarnaast worden er rondleidingen gegeven op rwzi’s. Op de website zijn er allerlei verwijzingen naar de activiteiten van Droppie Water. Voor het voortgezet onderwijs heeft het waterschap een lesmap ontwikkeld met allerlei opdrachten. In zijn beheersgebied heeft Velt en Vecht een aantal grondmeters geplaatst die bezocht kunnen worden. Deze meters geven informatie over grondwater in het algemeen, grondwater in dat gebied en de invloed van grondwater op het gebied.
-
Waterschap Regge en Dinkel biedt op dit moment niet veel informatie aan voor kinderen. Ze organiseren wel een rondleiding op de rwzi, maar deze is niet speciaal voor kinderen. Voor kinderen die een werkstuk willen maken, zijn er interessante links op de website te vinden.
-
Waterschap Rijn en IJssel heeft voor kinderen een educatieve website opgezet. Kinderen kunnen hier een virtuele rondleiding krijgen door een rwzi. Op de site staat een waterwoordenboek waarin alle moeilijke woorden op een kinderlijke manier worden uitgelegd. Op de gewone website kunnen excursies aangevraagd worden naar een rwzi, een bootexcursie en een lezing. De bootexcursie voor de basisschool is uniek onder de waterschappen. De kinderen maken een tocht over de Oude IJssel en de Berkel. Het waterschap wil op deze manier de kinderen een stukje waterbeleving meegeven. Het is echt praktijkgericht en er wordt duidelijk gemaakt waarom water nu zo belangrijk is. Voor het voortgezet onderwijs heeft het waterschap grote waterkoffers. Dit zijn grote koffers die uit te klappen zijn als een soort pingpongtafel. In deze koffers zit informatie en materiaal om met water bezig te zijn. Er worden excursies georganiseerd naar een rwzi of een rondleiding in de natuur.
31
Hoofdstuk 4 -
Waterschap Veluwe heeft verschillende educatiemogelijkheden voor kinderen. Ze hebben veel verschillende leskisten die een leerkracht gratis mag lenen. Daarnaast zijn er verschillende videobanden over water. Voor kinderen die een spreekbeurt willen houden is er veel informatie die aangevraagd kan worden. Ook worden er rondleidingen georganiseerd op een rwzi en een gemaal. Voor kinderen van het voortgezet onderwijs worden er ook allerlei activiteiten georganiseerd, zoals bijvoorbeeld onderzoek doen naar beken en sprengen, het adviesbureau en jongleren voor duurzaamheid.
-
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) biedt verschillende waterlessen aan voor groep 7 en 8 van de basisschool. Vanuit AGV worden scholen aangeschreven en gevraagd of ze interesse hebben in de waterlessen. Het programma bestaat uit twee dagdelen. Tijdens het eerste dagdeel wordt informatie gegeven over AGV. Het tweede dagdeel is op een externe locatie, bijvoorbeeld op een rwzi. Verder zijn er stripverhaaltjes gemaakt van Dirk de Waterrat die kinderen op de website zelf kunnen bekijken. Voor het voortgezet onderwijs is AGV nog druk bezig met het ontwikkelen van materialen. Wanneer de school iets wil, wordt er een programma op maat gemaakt.
-
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft een standaardprogramma voor een rondleiding op een rwzi. Dit wordt georganiseerd voor de leeftijd van 880 jaar. De doelgroep kan kiezen uit vier verschillende rwzi’s en de rondleider past zijn of haar verhaal aan de doelgroep aan. Daarnaast heeft het Hoogheemraadschap lespakketten voor verschillende leeftijden. Voor de kinderen van 4-6 jaar is er het lespakket van Droppie Water. Kinderen in de leeftijd van 7-9 kunnen gratis de boekjes van Droppie Water aanvragen. En voor kinderen van 1014 jaar zijn er verschillende lesmappen die geleend kunnen worden. De activiteiten die hierboven genoemd zijn, zijn niet ontwikkeld door het Hoogheemraadschap zelf. Het zijn activiteiten die vanuit verschillende instanties geleend kunnen worden.
-
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft een aantal handige links voor kinderen op zijn website. Daarnaast heeft het Hoogheemraadschap twee actieve pagina’s voor kinderen op zijn website. Eén pagina met als thema ‘Hoe houden we droge voeten’, hier krijgen kinderen een goede uitleg aan de hand van verschillende vragen over wat het waterschap precies doet. Dit is op een leuke en duidelijke manier geschreven. Er is nog zo’n pagina met het thema ‘Wat gebeurt er met ons vieze water?’ Er wordt op de website niks verteld over educatie en eventuele rondleidingen.
-
Hoogheemraadschap van Delfland werkt met een interactief computerprogramma ‘Plons de Kikker’. Dit is een educatieve website voor kinderen van het basisonderwijs, die daar quizzen en spelletjes kunnen spelen. Daarnaast is er informatie voor het houden van een spreekbeurt. Er is ook een spel waarbij kinderen een spel kunnen winnen over water. Er worden excursies georganiseerd, maar dit is pas voor kinderen vanaf 12 jaar.
-
Hoogheemraadschap van Rijnland heeft verschillende lespakketten. Dit zijn niet echt lespakketten, maar meer pakketten met verschillende folders. Op de website staat een spel over waterbeheer en waterkwaliteit, waarbij de kinderen op de stoel van de dijkgraaf kunnen zitten. Het Hoogheemraadschap organiseert ook rondleidingen naar een rwzi.
-
Waterschap Aa & Maas heeft verschillende educatiematerialen voor kinderen. Zo hebben ze zelf een werkboekje voor de bovenbouw van het basisonderwijs en voor de onderbouw van het voortgezet onder-
32
Hoofdstuk 4 wijs samengesteld. Het waterschap beschikt over verschillende videofilms, die als ondersteunend materiaal geleend kunnen worden. Op de website is een speciale kidscorner ingericht, hier wordt over Droppie Water en over het Watch project verteld. Daarnaast zijn er allerlei interessante links die kinderen kunnen gebruiken bij het maken van een spreekbeurt of werkstuk. Het waterschap biedt twee verschillende soorten excursies aan. Dit zijn excursies naar een rwzi of naar het museumgemaal Caners. -
Waterschap Brabantse Delta zet internet in als een middel om veel informatie aan te bieden. Er is voor docenten en leerlingen een aparte pagina op de website. Docenten kunnen gratis lespakketten aanvragen over waterkwaliteit en waterbeheer. Daarnaast kunnen verschillende rondleidingen naar een rwzi, een gemaal of een natuurgebied aangevraagd worden. De kinderen kunnen op de website heel veel informatie vinden. Er kunnen gratis brochures aangevraagd en gedownload worden. De allerkleinste kinderen kunnen verschillende kleurplaten downloaden. Dit waterschap biedt voor kinderen de meeste informatie aan met betrekking tot andere waterschappen.
-
Waterschap Hollandse Delta doet niet veel op het gebied van educatie. Ze organiseren voor het basis-, voortgezet- en hogeronderwijs rondleidingen op een rwzi. Daarnaast beschikken ze over de stripboekjes van Droppie Water.
-
Waterschap De Dommel maakt een duidelijk onderscheid tussen informatie voor het basisen voortgezet onderwijs. Voor het basisonderwijs heeft het waterschap de stripverhalen van Droppie Water. Daarnaast hebben ze zelf een folder ontwikkeld over rioolwaterzuiveren voor kinderen van groep 7 en 8. Er is een spreekbeurtkist over water, hierin zitten proefjes die de kinderen zelf kunnen doen. Voor de kinderen van het voortgezet onderwijs heeft men een CD-rom uitgebracht met allerlei wetenswaardigheden van het waterschap. Daarnaast zijn er interessante folders die aangevraagd kunnen worden. Voor de leraren is er een apart gedeelte op de site. Hier kunnen lespakketten, folders, brochures, CD-roms, video’s en excursies aangevraagd worden.
-
Waterschap Peel & Maasvallei organiseert naast een bezoek aan een rwzi ook wandelingen langs beken en vennen. Deze excursies kunnen via de website aangevraagd worden. Het waterschap beschikt over verschillende lespakketten, dit zijn echter wel pakketten die zijn uitgegeven door andere instanties. Ze hebben wel een exclusief lespakket over hoogwater, hier leren kinderen alles over de bescherming tegen hoogwater in hun gebied.
-
Waterschap Rivierenland heeft in vergelijking met andere waterschappen een aantal leuke educatiematerialen. Voor de allerkleinste kinderen heeft het waterschap een liedjesbundel met allerlei liedjes over water. Daarnaast heeft het waterschap zelf een aantal lespakketten ontwikkeld rondom de thema’s waterkwaliteit, waterkwantiteit, veiligheid en kennismaken met het waterschap. Er worden regelmatig tentoonstellingen georganiseerd waar docenten met hun leerlingen naar toe kunnen gaan. Naast deze exclusieve materialen, wordt er gebruik gemaakt van de reguliere educatiemiddelen. Zo kunnen de lespakketten van Droppie Water geleend worden en zijn er verschillende CD-roms en video’s te leen. Kinderen die een spreekbeurt willen houden kunnen informatie aanvragen, en er worden handige links gegeven. Zowel voor het basis- als voor het voortgezet onderwijs kunnen er rondleidingen naar een rwzi aangevraagd worden. Er zijn geen speciale activiteiten voor het voortgezet onderwijs.
33
Hoofdstuk 4 -
Waterschap Roer & Overmaas maakt vooral gebruik van educatiematerialen die door de Unie van Waterschappen zijn uitgegeven. Op de website worden drie interactieve spelletjes over water aangeboden. Deze spelletjes zijn links naar andere websites. Voor zowel het basis- als het voortgezet onderwijs worden excursies naar een rwzi en een wandeling langs beken en vennen georganiseerd.
-
Wetterskip Fryslân beschikt over een interactieve CD-rom met allerlei wetenswaardigheden over het landschap van Friesland. Daarnaast beschikken ze over een lesbrief ‘Natte of droge voeten’. Deze lesbrief kan gebruikt worden voor de bovenbouw van de basisschool of voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Daarnaast wordt er informatie gebruikt van andere organisaties. Op de website staat niks vermeld over eventuele excursies.
-
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is niet actief in het aanbieden van educatiematerialen. De stripboekjes van Droppie Water kunnen aangevraagd worden en daarmee houdt het eigenlijk op. Op de website staat ook niets vermeld over eventuele excursies.
-
Waterschap Noorderzijlvest houdt zich niet bezig met educatie. Op de website is een link naar de website van plons de kikker. Deze site wordt net als Droppie Water door een aantal andere waterschappen gebruikt om kinderen te amuseren en iets over het waterschap te leren.
-
Waterschap Hunze en Aa’s is bezig met het vernieuwen van hun educatiematerialen. Op de website is wel een link naar de Droppie Water site.
-
Waterschap Zeeuws-Vlaanderen heeft op zijn website niks staan met betrekking tot educatie. Na contact blijkt dat zij ook niks actiefs doen op het gebied daarvan. Voor Mbo-leerlingen is het wel mogelijk dat ze een rondleiding krijgen op een rwzi en dan wordt er met name gekeken naar de installatie. Voor basisscholen is een rondleiding niet geschikt in verband met de veiligheid. Het waterschap wil geen risico nemen dat een kind bijvoorbeeld door de afrastering kan vallen, daarom moeten alle kinderen minimaal 12 jaar zijn.
4.8 Samenvatting Educatie is een breed begrip. Bij milieueducatie staat het gedrag van de doelgroep centraal. Mensen vertonen een bepaald gedrag dat vanuit het oogpunt van milieu ongewenst is. Dit gedrag kan pas veranderd worden als mensen de intentie hebben om dat gedrag te veranderen. Deze intentie krijgt men door vermeerdering van kennis, waardoor de houding aangepast kan worden. Er zijn veel instanties die educatiematerialen aanbieden. Het aanbod en de manier van aanbieden zijn dan ook erg divers.
34
Tussenblad!
35
Hoofdstuk 5 5.
ONDERZOEKSOPZET
Om de lezer een duidelijk inzicht te geven in de werkwijze en de gemaakte keuzes voor een goede uitvoering van het onderzoek, komt in dit hoofdstuk een uitgebreide verantwoording hiervan aan de orde. Door middel van onderzoek kan men achterhalen hoe basisscholen aankijken tegen de educatieve middelen van het waterschap en wat er eventueel aan verbeterd kan worden. In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet verantwoord en worden de methoden van onderzoek besproken. Het onderzoek heeft als doel te achterhalen hoe het waterschap de communicatie over de educatieve middelen kan optimaliseren. 5.1 Kwalitatief of kwantitatief Kwalitatief onderzoek geeft inzicht in de vragen hoe mensen denken over een bepaald onderwerp en waarom ze dat denken. Het gaat niet om het in kaart brengen van cijfers, maar om het verkennen van de meningen rondom een bepaald thema.25 Grof gezegd gaat het niet om de vraag hoeveel mensen iets vinden, maar om de vraag waarom mensen iets vinden. Volgens M. Saunders in Methoden en technieken van onderzoek,26 is er bij kwalitatief onderzoek meer ruimte voor ethische aspecten. Het onderzoek is gericht op het begrijpen van situaties. H. Boeije heeft in haar boek ‘Analyseren in kwalitatief onderzoek’ de volgende definitie van kwalitatief onderzoek gegeven: ‘In kwalitatief onderzoek richt de vraagstelling zich op onderwerpen die te maken hebben met de wijze waarop mensen betekenis geven aan hun sociale omgeving en hoe ze zich op basis daarvan gedragen. Er worden onderzoeksmethoden gebruikt die het mogelijk maken om het onderwerp vanuit het perspectief van de onderzochte mensen te leren kennen met het doel om het te beschrijven en waar mogelijk te verklaren.’ 27 In deze definitie zitten drie belangrijke elementen. Kwalitatief onderzoek is omschreven als een studie waarin de vraagstelling zich richt op onderwerpen die te maken hebben met (1) de wijze waarop mensen betekenis geven aan hun sociale omgeving en hoe ze zich op basis daarvan gedragen. Er worden (2) onderzoeksmethoden gebruikt die het mogelijk maken om het onderwerp vanuit het perspectief van de onderzochte mensen te leren kennen met (3) het doel om het onderwerp te beschrijven en waar mogelijk te verklaren. Voor het onderzoek is het belangrijk om te weten wat de voor- en nadelen zijn van kwalitatief onderzoek. Op de website van www.communicatieplein.nl stond het onderstaande schema. Voordelen 1. Er kan worden doorgevraagd naar het waarom of naar motieven 2. De opdrachtgever kan doorgaans meekijken naar het onderzoek: dat kan veel inzicht opleveren 3. De respondent krijgt de gelegenheid zijn verhaal te vertellen
Nadelen 1. De resultaten zijn hooguit indicatief, niet representatief 2. De opdrachtgever moet de resultaten zelf op waarde schatten 3. De manier van vragen is niet sterk gestandaardiseerd, waardoor de antwoorden niet altijd eenduidig zijn
4. Omdat de vragenlijst niet dwingend is maar richtinggevend, kan er worden ingegaan op onverwachte situaties 5. De resultaten zijn ‘levensecht’ omdat ze goed in een kader geplaatst kunnen worden Figuur 6: voor- en nadelen kwalitatief onderzoek
25
www.communicatieplein.nl M. Saunders, P. Lewis en A. Thornhill (2006), Methoden en technieken van onderzoek, p 143 27 H. Boeije (2005), Analyseren in kwalitatief onderzoek, denken en doen, p 27 26
36
Hoofdstuk 5 Methoden om dit onderzoek uit te voeren zijn: individuele interviews, groepsgesprekken en minisessies. Kwantitatieve onderzoeksmethoden worden ingezet om in kaart te brengen hoe meningen, opvattingen of problemen binnen een bepaalde groep verdeeld zijn. Bij deze vorm van onderzoek wordt meestal met grote steekproeven gewerkt en worden veel mensen tegelijk ondervraagd. De vragenlijsten bestaan vooral uit gesloten vragen: de respondent kan een keuze maken uit vooraf opgestelde antwoorden. Kwantitatief onderzoek heeft als doel statistisch betrouwbare gegevens te verzamelen. Bij dit onderzoek gaat het altijd om aantallen of percentages. De vragen die in kwantitatief onderzoek worden gesteld zijn over het algemeen gesloten van karakter. Dat wil zeggen dat er slechts één, vaak voorgeprogrammeerd antwoord mogelijk is. Ook voor kwantitatief onderzoek is er een voor- en nadelen schema.28 Voordelen Nadelen 1. Het resultaat zegt iets over de mate (percen- 1. De respondent kan zijn verhaal niet vrij vertages) waarin iets voorkomt in de doelgroep tellen; de antwoorden zijn grotendeels voorgeprogrammeerd 2. Significante verschillen kunnen worden aan- 2. Er kan niet worden ingegaan op vragen buiten gegeven de vragenlijst, er kan niet worden doorgevraagd 3. Eigen ideeën kunnen worden getoetst en uit- 3. De opdrachtgever moet precies weten wat hij gedrukt in percentages wil om er naar te kunnen vragen 4. Er kunnen makkelijker diepgaande statisti- 4. Doorgaans is slechts ruimte voor een paar sche analyses uitgevoerd worden (bijv. naar ‘open’ vragen subgroepen of om verbanden te leggen) 5. De manier van vragen is sterk gestandaardiseerd waardoor meer eenduidige antwoorden worden verkregen Figuur 7: voor- en nadelen kwantitatief onderzoek
Bij kwantitatief onderzoek kan een onderscheid gemaakt worden naar eenmalig, periodiek of continu onderzoek. Dit onderzoek kan uitgevoerd worden met behulp van verschillende methoden: telefonisch onderzoek, schriftelijk onderzoek, face-to-face onderzoek of onderzoek via internet. Voor het onderzoek wat het waterschap uitvoert met betrekking tot het optimaliseren van de educatiemogelijkheden, kan eigenlijk van beide onderzoeksmethoden gebruik gemaakt worden. In beide onderzoeken kunnen immers weer andere gegevens worden verzameld. In het onderstaande schema staan daarom nog eens de verschillen tussen de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens aangegeven.29 Kwantitatieve gegevens Gebaseerd op betekenissen die van getallen zijn afgeleid Verzamelen resulteert in numerieke en gestandaardiseerde gegevens
Kwalitatieve gegevens Gebaseerd op betekenissen die door woorden worden uitgedrukt Verzamelen resulteert in nietgestandaardiseerde gegevens, die in categorieen moeten worden ingedeeld Analyse wordt door middel van diagrammen en Analyse wordt uitgevoerd door middel van constatistische methoden uitgevoerd ceptualisatie Figuur 8: verschillen tussen kwantitatieve en kwalitatieve gegevens
28 29
www.communicatieplein.nl M. Saunders, P. Lewis en A. Thornhill (2006), Methoden en technieken van onderzoek, p 396
37
Hoofdstuk 5 5.2 Kwalitatief en kwantitatief Op dit moment zit men in dubio, voor het onderzoek kunnen namelijk goede onderzoeksvragen gesteld worden die aanleiding zijn voor een kwantitatief onderzoek, maar er kunnen ook interessante vragen gesteld worden die leiden tot een kwalitatief onderzoek. Volgens H. Boeije is het mogelijk dat kwantitatieve en kwalitatieve methoden gecombineerd worden, er zijn dan vier verschillende soorten combinaties mogelijk.30
Achtereenvolgens Gelijktijdig
Kwantitatief dominant 1. Kwantitatief Æ kwalitatief 3. Kwantitatief + kwalitatief
Kwalitatief dominant 2. Kwalitatief Æ kwantitatief 4. Kwalitatief + kwantitatief
Figuur 9: combinaties kwantitatief en kwalitatief onderzoek
1. Onderzoek dat vooral kwantitatief is met aansluitend een kwalitatief deel, komt nogal eens voor als men verklaringen zoekt voor de (onverwachte) uitkomsten van kwantitatief onderzoek. 2. De uitkomsten van een kwalitatief onderzoek kunnen soms uitnodigen tot een (toetsend) kwantitatief onderzoek. 3. Soms bestaat een onderzoek vanaf het begin af aan uit een kwantitatief en een kwalitatief deel. Het onderzoek is er dan vooral op gericht om de hoeveelheid van bepaald gedrag vast te stellen en ook de verhouding tussen dit gedrag en bepaalde eigenschappen. 4. Een onderzoek kan in de kern kwalitatief zijn en aangevuld worden met een kwantitatief onderzoek. In het onderzoek wat in deze scriptie centraal staat moet onderzocht worden hoe de communicatie over de educatieve middelen geoptimaliseerd kan worden. Daarom is het belangrijk om te weten hoe scholen denken over de educatieve middelen van het waterschap. De combinatiemethode die hier als beste bij aansluit is optie drie, een combinatie van kwantitatief met kwalitatief onderzoek. Met deze methode kan onderzocht worden hoeveel mensen over iets denken (kwantitatief) en waarom mensen op deze manier denken (kwalitatief). 5.3 Informatiebronnen Om de benodigde informatie te verkrijgen voor een goede uitvoering van het onderzoek, zijn schriftelijke enquêtes en mondelinge interviews gebruikt als belangrijkste informatiebron. Daarnaast is informatie verkregen van deskundigen uit het werkveld, boeken en rapporten. 5.3.1 Schriftelijke enquêtes Voor het onderzoek wat uitgevoerd gaat worden, is men afhankelijk van wat de scholen vinden van de educatiemogelijkheden die het waterschap organiseert. In het waterschapsgebied zijn er 208 basisscholen. In verband met de tijd is het niet mogelijk om iedere directeur apart te interviewen. Daarnaast is het voordeel van schriftelijke enquêtes, dat er in korte tijd veel meer mensen benaderd kunnen worden dan met mondelinge interviews. Ook worden op deze manier aan elke directeur exact dezelfde vragen gesteld en kan er een duidelijk patroon in de antwoorden worden weergegeven. In de enquête wordt de directeuren gevraagd naar de manier waarop scholen benaderd worden, wat de redenen zijn waarom scholen nog nooit een excursie aangevraagd hebben of scholen die wel eens een excursie hebben aangevraagd tevreden zijn en verschillende vragen rondom de onderwijskerndoelen die betrekking hebben op milieu. In de bijlage op pagina 80 kunt u de gehele enquête vinden. Het nadeel van een enquête is dat je niet weet hoeveel respons je krijgt. Daarom is aan deze enquête een speciale actie verbonden om zo de respons te verhogen. Een van de scholen maakt kans op een pleinplakkershinkelbaan ter waarde van € 270,-. Omdat kinderen tegenwoordig veel achter de computer zitten en binnen spelen, heeft men speciaal gekozen voor een prijs die het buitenspelen bevordert. Daarnaast worden er nog vijf water boekenpakketten verloot ter waarde 30
H. Boeije (2005), Analyseren in kwalitatief onderzoek, denken en doen, p 37
38
Hoofdstuk 5 van € 33,-. Voor elke school die de enquête invult is er een kleine attentie, namelijk het ‘Droppie Water speelt ganzenbord’ spel. 5.3.2 Mondelinge interviews Als het om inzicht krijgen in kennis, houdingen en meningen gaat, is het interview de aangewezen methode. Naast het invullen van de enquête is het belangrijk om te weten wat de achterliggende gedachte is van de directeuren. Door middel van het mondelinge interview kan op deze manier dieper ingegaan worden op de denkwijze van de directeuren over de educatiemogelijkheden van het waterschap. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het halfgestructureerd interview. Dit is een interview met een min of meer vaste volgorde en formulering van vragen. Voor het onderzoek naar de educatiemogelijkheden van het waterschap zijn de volgende interviews afgenomen: -
A. Willemse, directeur basisschool de Palmenhof J.C. Barth, directeur basisschool de Cypressenhof H. Satter, directeur basisschool de Vossenburch
De uitgeschreven interviews zijn te vinden op pagina 74 in de bijlage. 5.3.3 Groepsdiscussie Groepsdiscussies zijn geschikt om binnen relatief korte tijd te achterhalen welke meningen, opvattingen en waarden er binnen een bepaalde groep leven. Toen de uitslagen van de enquête bekend waren, heeft men een groepsdiscussie georganiseerd met de freelancers die gastlessen en excursies geven voor het waterschap. Een groepsdiscussie wordt over het algemeen gevoerd met zeven tot negen deelnemers onder leiding van een discussieleider. Een belangrijk kenmerk van groepsdiscussies is dat deelnemers direct op elkaar kunnen reageren. De onderzoeker krijgt hierdoor een goed idee hoe de freelancers over de uitkomsten van de enquête denken. Tijdens de groepsdiscussie waren de volgende personen aanwezig: -
Mieke Tinge, coördinator freelancers Carla Berg, freelancer Kees Los, freelancer Sylvia de Groot, freelancer Wilma Maas, freelancer Sandra Minneboo, teamleider afdeling Communicatie Ella Marteijn, discussieleider
5.3.4 Boeken en rapporten Verdere informatie over de verschillende onderwerpen met betrekking tot het onderzoek, is verkregen uit boeken en rapporten, geschreven door deskundigen. Een uitgebreide beschrijving van de geraadpleegde boeken en rapporten is terug te vinden in de literatuurlijst. 5.4 Samenvatting In dit hoofdstuk is gebleken dat er twee soorten van onderzoek zijn namelijk; kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek geeft weer hoe mensen denken over een bepaald onderwerp en waarom ze dat denken. Met een kwantitatief onderzoek krijgt men inzicht in de meningen en opvattingen binnen een groep. Voor het educatieonderzoek is gebruik gemaakt van een combinatie tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. De informatiebronnen die hiervoor gebruikt worden zijn schriftelijke enquêtes, mondelinge interviews, een groepsdiscussie en het raadplegen van boeken en rapporten.
*
Alle letterlijke uitspraken van de geïnterviewden in de volgende hoofdstukken zijn cursief weergegeven.
39
Tussenblad!
40
Hoofdstuk 6 6.
BASISSCHOLEN
In de voorgaande hoofdstukken heeft u veel kunnen lezen over werkzaamheden met het oog op het waterschap. Als er echter gesproken wordt over de educatiemogelijkheden, heeft het waterschap nog met een andere partij te maken. Basisscholen zijn namelijk degene die gebruik maken van deze mogelijkheid. Daarom is het ook goed om te onderzoeken waar scholen rekening mee moeten houden met betrekking tot hun lessen en waar het waterschap dus op moet in spelen. 6.1 Kerndoelen primair onderwijs Elke dag gaan meer dan anderhalf miljoen kinderen naar de basisschool of het speciaal onderwijs. De verzamelnaam voor deze vormen van onderwijs is primair onderwijs. Onderwijs heeft drie belangrijke functies: het draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, het zorgt voor overdracht van maatschappelijke en culturele aspecten en het maakt kinderen gereed voor participatie in de samenleving. Wat moet een leerling aan het einde van de basisschool kennen en kunnen? Omdat ieder kind aan het einde van de basisschool dezelfde kennis moet bezitten, heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen speciale richtlijnen opgesteld voor het basisonderwijs in de vorm van kerndoelen. 6.1.1 Ontstaan kerndoelen Tot 1993 waren er geen landelijke afspraken over wat een school nu precies moest doen aan taal, rekenen, geschiedenis en alle andere vakken. Scholen maakten daarin zelf keuzes, met als gevolg dat de verschillen tussen scholen erg groot konden worden. Dit was bijvoorbeeld erg duidelijk als een leerling van school wisselde, en geen gemakkelijke aansluiting kon vinden. Het programma bleek vaak veel te verschillen van de vorige school. Door de verschillen in het programma van de basisschool, werd ook de aansluiting op het voortgezet onderwijs moeilijker. Daarom zijn in 1993 voor het eerst kerndoelen ingevoerd. Kerndoelen zijn streefdoelen die aangeven waarop basisscholen zich moeten richten.31 Deze doelen beschrijven het onderwijsaanbod op de basisschool in grote lijnen. De kerndoelen werden ingevoerd om meer eenheid in het onderwijsaanbod te krijgen, de aansluiting met het voortgezet onderwijs te verbeteren en het basisonderwijs beter en doelgerichter te maken. In 1998 werden de kerndoelen voor het eerst herzien. De samenleving veranderde immers in een rap tempo, dus ook het basisonderwijs was in beweging. Daarnaast was het zo dat er vijf jaar ervaring is geweest met het werken van kerndoelen, en dat het nodig was om een en ander aan te passen. In 1998 zijn er 115 kerndoelen opgesteld. 6.1.2 Kerndoelen 2006 Sinds maart 2006 zijn er weer nieuwe kerndoelen. Dit was nodig omdat het onderwijs zo goed mogelijk in wil spelen op de veranderingen in de samenleving. De leerling, de leerkracht én de school staan immers midden in de samenleving. Het is belangrijk dat de kerndoelen aansluiten op de ontwikkelingen in onze samenleving. Daarom worden de kerndoelen van tijd tot tijd aangepast. Het aantal kerndoelen is in vergelijking met 1998 heel wat minder geworden: van 115 naar 58. Er zijn nu kerndoelen op het gebied van: Nederlands, Engels, Friese taal, rekenen/wiskunde, oriëntatie op jezelf en de wereld, kunstzinnige oriëntatie en bewegingsonderwijs. Alle scholen worden ook gecontroleerd op de handhaving van de kerndoelen. “Het ministerie controleert ook of je als school methodes gebruikt waarin alle kerndoelen verwerkt zijn. Klopt dit niet, dan word je elk jaar opnieuw gecontroleerd. Onze school is in 2003 voor het laatst gecontroleerd en toen was alles in orde. Uitgeverijen van schoolboeken kennen de verplichte kerndoelen en verwerken deze dan ook in hun materialen. Dus als school moet je een leermethode uitkiezen waarin de kerndoelen verwerkt zijn.” Aldus directeur A. Willemse van basisschool de Palmenhof.
31
J. Greven en J. Letschert (2006), Kerndoelen primair onderwijs, p 1
41
Hoofdstuk 6 6.1.3 Kerndoelen rondom het thema milieu Er zijn verschillende kerndoelen die iets met het milieu te maken hebben. In het thema oriëntatie op jezelf en de wereld, hebben er verschillende kerndoelen betrekking op het milieu, namelijk: - kerndoel 39: de leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu; - kerndoel 43: de leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind; - kerndoel 48: kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. Vooral kerndoelen 43 en 48 richten zich op de kerntaken en de communicatiedoelstellingen van het waterschap. Klimaatverandering is namelijk een ‘hot item’ tegenwoordig en het waterschap heeft daar veel informatie over en is daar veel mee bezig. In de afgelopen jaren hebben er in Zeeland veel veranderingen plaatsgevonden om het land te beschermen tegen het water. In de interviews is de vraag gesteld, wat basisscholen doen met de kerndoelen rondom milieu. “Wij gebruiken op onze school de methode van Wereld Oriëntatie, hierin zitten alle kerndoelen verwerkt”, aldus H. Satter, directeur basisschool de Vossenburch. Ook op basisschool de Cypressenhof wordt deze methode gebruikt. Volgens directeur A. Willemse zijn de kerndoelen rondom milieu vooral terug te vinden in de biologie-, aardrijkskunde- en geschiedenislessen. In de enquête is de vraag gesteld of de basisscholen vinden dat de educatiemogelijkheden van het waterschap goed aansluiten op de kerndoelen die iets met het milieu te maken hebben. De educatiemogelijkheden bestaan uit een rondleiding op een rwzi en een interactieve gastles. Uit het onderzoek is gebleken dat 98% van de basisscholen vond dat de educatiemogelijkheden goed aansluiten bij de kerndoelen. 98% is een hoog percentage, hieruit kan men dus concluderen dat basisscholen vinden dat de educatiemogelijkheden goed aansluiten bij de kerndoelen. Ook uit de interviews is dit gebleken. “In de educatiemogelijkheden van het waterschap wordt aandacht besteed aan milieu, water, klimaat en kwaliteit. Ik weet niet of het de kerndoelen dekt, maar het sluit er zeker op aan”, aldus directeur H. Satter. Directeur J.C. Barth heeft er eigenlijk geen zicht op, omdat zijn school nog nooit gebruik heeft gemaakt van de educatiemogelijkheden. Hij heeft nog wel een punt waar het waterschap rekening mee moet houden: “Een kind leert van 10% van wat hij hoort en 90% van wat hij doet.” Hij wilde hiermee zeggen dat kinderen meer leren als ze iets doen in plaats van dat ze alleen maar moeten luisteren. Ook directeur A. Willemse vindt dat de educatiemogelijkheden goed aansluiten bij de kerndoelen, maar is er van overtuigd dat het waterschap er veel meer uit kan halen. 2% heeft aangegeven dat de educatiemogelijkheden niet aansluiten bij de kerndoelen. De reden hiervoor was dat deze drie kerndoelen maar een gedeelte van milieu omvatten. Verschillende scholen gaven aan dat zij deze vraag niet konden beantwoorden, omdat zij nog nooit gebruik hebben gemaakt van de educatiemogelijkheden. 6.1.4 Kerndoel 48 In kerndoel 48 staat water centraal. Daarom is het ook erg belangrijk dat kerndoel 48 zeker in de educatiemogelijkheden van het waterschap is verwerkt. Water is namelijk één van de basisbehoeften voor leven op aarde. Er zijn meerdere basisbehoeftes, zoals zuurstof en zonlicht, maar zonder water is leven niet mogelijk. Het is een thema waar iedereen, dus ook kinderen, in het dagelijks leven mee te maken hebben. Om te drinken, te wassen, maar ook om tegen te schuilen. Een van de taken van het waterschap is dan ook zorgen voor goede dijken en duinen. Het zeewater moet immers buiten blijven, ook als het stormt. Dagelijks zijn mensen van het waterschap in de weer om dijk en duin in optimale staat te brengen en te houden. In de duinen, de meest natuurlijke vorm van zeeweringen, planten ze helm, plaatsen ze stuifschermen en onderhouden ze de afrasteringen. Op het strand staan paalhoofden, zij houden de stroming van de kust vandaan en breken de golven. Water heeft dus ook een gevaarlijke kant. Wereldwijd wordt strijd tegen het water gevoerd, zoals bij overstromingen. Ook in Nederland wordt en is deze strijd gevoerd, denk bijvoorbeeld aan de watersnoodramp in 1953. Zo’n ramp moet in de toekomst voorkomen worden. Water is dus een thema met vele facetten: natuur, veiligheid, drinkwater, waterzuivering, grondwater, neerslag, klimaat (-verandering), waterkringloop, visserij, vervuiling et cetera. Door kinderen
42
Hoofdstuk 6 over water te onderwijzen en (zelf) te laten onderzoeken krijgen de kinderen inzicht in hoe ze met water om moeten gaan en welke consequenties dat kan hebben. Ook in de interviews en enquêtes is gevraagd wat scholen specifiek met kerndoel 48 doen. Volgens directeur A. Willemse is dit kerndoel vooral terug te vinden in de biologie- en aardrijkskundelessen. “We leren de kinderen wat polders zijn en hoe gemalen werken. Daarnaast is het ook belangrijk dat kinderen weten hoe het land droog gehouden wordt.” Op basisschool de Cypressenhof wordt er een methode gebruikt waarin een thema staat dat over water gaat. Directeur H. Satter geeft aan dat zijn school ook inspeelt op de actualiteit. “Naast het thema wat over water gaat, speelt onze school ook in op wat er actueel is. In februari besteden we altijd aandacht aan de herdenking van de watersnoodramp.” Uit de enquête is heel duidelijk naar voren gekomen dat kerndoel 48 behandeld wordt tijdens de aardrijkskunde-, geschiedenis- en biologielessen. Over het algemeen komt dit standaard in de methodes voor. In de aardrijkskundelessen besteden leraren extra aandacht aan het ontstaan van dijken en hoe zij ons land beschermen. De watersnoodramp van 1953 en daarbij de Deltawerken die daarna gerealiseerd zijn. Wat keringen en gemalen zijn en hoe polders aangelegd worden. In de geschiedenislessen staan vooral de watersnoodramp en de gevolgen hiervan centraal. Leraren hebben ook aangegeven dat dit vooral in februari behandeld wordt, aangezien het item dan actueel is. In de biologielessen wordt vooral aandacht besteed aan water. Wat is water, wat zijn de vormen van water, waarvoor heeft ons lichaam water nodig en hoe ga je met water om. Verschillende leraren hebben aangegeven dat ze eigenlijk alleen gebruik maken van de lesmethodes, maar dat deze vaak niet toereikend zijn. Een enkele keer is aangegeven dat leraren op zoek gaan naar extra informatie, bijvoorbeeld door het lenen van een leskist. 6.2 Interne communicatie in een scholengemeenschap In het waterschapsgebied zijn er verschillende basisscholen die onder een scholengemeenschap vallen. Denk bijvoorbeeld aan de Archipelscholen op Walcheren, de Federatie van Openbare Basisscholen (FOB) op Tholen, de VCO-scholen op Walcheren en zo zijn er nog meerdere. Voor het waterschap is het belangrijk om te weten of scholen die onder een gemeenschap vallen, dezelfde leerlijn aanhouden. Gebruiken alle scholen bijvoorbeeld dezelfde methodes, thema’s et cetera? Uit de interviews is naar voren gekomen dat dit niet het geval is. “Wij vallen wel onder de koepel van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs, maar daarnaast werkt iedere school voor zich”, aldus J.C. Barth directeur basisschool de Cypressenhof. Ook bij basisschool de Vossenburch is dit het geval, “Op alle Archipelscholen wordt dezelfde missie en visie aangehouden namelijk, openbaar onderwijs voor alle kinderen ongeacht wat voor godsdienst of levensbeschouwing ze ook hebben. Daarnaast werkt iedere school voor zichzelf.” De scholen die geïnterviewd zijn vallen alle onder de grootste scholengemeenschappen, men kan dus concluderen dat over het algemeen iedere school voor zich werkt. 6.3 Communicatie binnen scholen De afdeling Communicatie vindt het belangrijk om te weten, wat er gebeurt met de brief die zij verzendt. Leest alleen de directeur deze brief of rouleert hij onder de leerkrachten? Door wie wordt uiteindelijk de beslissing genomen om wel of niet deel te nemen aan de gastles of excursie? Allerlei vragen die van invloed kunnen zijn op het wel of niet deelnemen aan de educatiemogelijkheden van het waterschap. Tijdens de interviews zijn deze vragen aan de orde gekomen. Op basisschool de Palmenhof zegt A. Willemse dat de brief de volgende situaties doorloopt: “Ik lees alle brieven die binnen komen, daarna komen ze in de leesmap. De leesmap circuleert langs alle leerkrachten. We hebben een speciaal formulier ontwikkeld, waarop de leerkrachten hun reactie geven over de brief. Uiteindelijk komt de leesmap weer bij mij terug en bekijk ik de reacties. Daarna komt deze brief in een map, waarin we alle brieven gastlessen verzamelen. Wil de leerkracht iets met de kinderen gaan doen, dan kan in deze map gezocht worden welke organisaties gastlessen aanbieden.” Basisschool de Palmenhof is een van de kleinste scholen binnen het waterschapsgebied, vandaar dat de directeur ook alle brieven zelf leest. Op basisschool de Cypressenhof is dit niet mogelijk, aangezien dit een hele grote school is met wel 550 leerlingen. J.C. Barth: “Alle brieven komen bij de secretaresses binnen. Zij bekijken voor wie de brief interessant is, dit kan bijvoor-
43
Hoofdstuk 6 beeld zijn voor de onderbouw, middenbouw of de bovenbouw. Zelf lees ik in ieder geval niet alle brieven.” Directeur H. Satter van basisschool de Vossenburch leest wel alle brieven. “Alle algemene brieven komen op mijn bureau te liggen. Ik bekijk voor welke bouw in mijn school het interessant is, dit kan bijvoorbeeld voor de onderbouw, middenbouw of de bovenbouw zijn. De educatiemogelijkheden van het waterschap zijn vooral gericht op de bovenbouw, dus dan wordt de brief in het bovenbouwoverleg besproken. Meestal worden alle brieven besproken, maar soms krijg je zulke onzin daar doen we dan niets mee.” Aan de hand hiervan kan men zeggen dat de brief van het waterschap door verschillende mensen gelezen wordt. Maar alleen lezen is niet genoeg, wie neemt nou de eventuele beslissing over een gastles? En hoe wordt deze beslissing genomen? “De brief wordt in een overleg besproken en dan bekijken we of de gastles interessant is voor onze school. Een leerkracht mag zelf beslissen of hij meedoet aan deze gastles”, aldus directeur H. Satter. Ook op basisschool de Cypressenhof mogen leerkrachten zelf beslissen of ze mee willen doen aan de gastles. Op basisschool de Palmenhof verloopt de interne communicatie erg flexibel. “Wij zijn natuurlijk maar een kleine school en zien elkaar continu. Mocht er ineens iets dringends zijn, dan roep ik iedereen bij elkaar. Meestal spreek ik iedereen op de gang aan of bespreken we alles onder de lunch. Wat betreft de gastles, kijken we ook naar de grootte van het project. Denk bijvoorbeeld aan de kinderboekenweek, dit is een thema wat de gehele school aangaat. Hierover neem ik de uiteindelijke beslissing. Een gastles van het waterschap is echter voor bepaalde klassen en eenmalig. Daarbij is het ook belangrijk dat een gastles in een bepaald thema past. Het is wel zo dat als we een gratis gastles krijgen aangeboden de leerkrachten zelf mogen beslissen om hier aan deel te nemen”, aldus directeur A. Willemse. Op alle drie de scholen beslist dus de leerkracht of hij mee wil werken aan een gastles. 6.4 Leerwijze kinderen In de voorgaande paragrafen is gekeken hoe scholen communiceren en waar scholen zich verplicht aan moeten houden. Dit alles met het doel om de kinderen zo veel mogelijk te leren. Voor het waterschap is het belangrijk om te weten hoe kinderen kennis vergaren en iets leren, willen ze daar op in kunnen spelen. In het onderwijs groeien de kinderen namelijk steeds naar een hoger niveau. Hierbij is het noodzakelijk dat kinderen eerst een basisniveau van kennis vergaren, om vervolgens met de kennis ‘te kunnen spelen’. In het onderstaande figuur is de opbouw van kennis en vaardigheden weergegeven waaraan een educatieproject van het waterschap zich kan spiegelen.32
Figuur 10: schematische weergave van de opbouw van ontwikkelen van kennis en vaardigheden
In dit figuur kunt u zien dat leerlingen eerst moeten leren waarnemen en een thema moeten kennen, voordat zij echt kunnen gaan verkennen en begrijpen hoe iets werkt. Leerlingen in het voortgezet onderwijs moeten systemen begrijpen en met dilemma’s om leren gaan. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij in het basisonderwijs een basis hebben ontwikkeld waar het onderwerp over gaat. Om het voor u duidelijker te maken, gebruiken we het voorbeeld water. Een kind moet eerst 32
IVN (2006), Wie weet wanneer wat van water, Doorlopende leerlijn voor het thema water, p 23
44
Hoofdstuk 6 met water spelen en ervaren dat zijn zandkastelen door een golf water wegspoelen voordat een kind dit kan begrijpen. Daarna wordt het voor een kind duidelijk dat water uit verschillende vormen bestaat. Zoals water waarin kinderen zwemmen, waarmee ze de wc doorspoelen, wat ze kunnen drinken en water wat uit de lucht komt. Kortom: kinderen moeten leren dat al deze vormen van water samen een systeem vormen. Het laatste is echter een veel theoretischer proces. Kinderen ontwikkelen dagelijks nieuwe kennis en vaardigheden, daarom wordt er ook wel gesproken van een continu (leer)proces. In het vorige figuur is een lineair trappetje aangegeven met de fases waarin kinderen leren. De wijze waarop kinderen leren is echter niet lineair, maar kan meer vergeleken worden met een continu proces. Kolb heeft hiervoor een leercirkel ontwikkeld, die u kunt zien in het hiernaast staande figuur.33 Figuur 11: leercirkel van Kolb
In elke stap van het leren doorlopen kinderen verschillende stappen, namelijk: van ervaren door doen, observeren door bezinnen, analyseren door denken en kiezen door beslissen. En zo doorloopt een kind deze cirkel bij elke nieuwe ontwikkeling opnieuw. Beide figuren vullen elkaar eigenlijk aan. Kolb geeft aan hoe een kind door middel van de spiraal steeds verder komt in het leren. En het leertrappetje is meer een abstracte benadering van de niveaus die een kind doorloopt. Deze twee figuren heeft men gebruikt omdat ze voor het waterschap een duidelijk inzicht verschaffen in de leerprocessen van een kind en waarop de leerlijn dus moet aansluiten. 6.5 Benaderen van scholen Elk jaar verstuurt het waterschap in januari een direct mailing naar de scholen. Deze direct mailing bestaat uit een informerende brief en een flyer, zie bijlage pagina 72 en 73. In de brief wordt informatie gegeven over de taken van het waterschap en hoe het waterschap kan helpen bij het invullen van de lessen. In de flyer staat uitgelegd welke educatiemogelijkheden er zijn. Zo wordt er verteld op welke zuiveringen rondleidingen mogelijk zijn en wat een interactieve themales inhoudt. Al verschillende jaren wordt dezelfde direct mailing verstuurd. Wat is eigenlijk een direct mailing? Zijn er ook nog andere mogelijkheden om scholen te benaderen? En is dit wel het middel waarmee scholen geïnformeerd willen worden? Zoals u ziet verschillende vragen, die van invloed kunnen zijn op het benaderen van scholen. 6.5.1 Direct marketing Een direct mailing valt onder de inhoud van direct marketing, daarom zal eerst kort gekeken worden naar de definitie van dit begrip. In de literatuur is veel informatie te vinden over direct marketing, daardoor zijn er ook veel verschillende definities. In het boek Direct marketing wordt de volgende definitie gegeven: ‘Direct marketing is een vorm van marketing die binnen een of meer product/marktcombinaties is gericht op het verkrijgen en onderhouden van directe relaties tussen een aanbieder en de afnemers. De marketingactiviteiten zijn gebaseerd op kennis van de individuele (potentiële) klanten; de inzet van de marketinginstrumenten kan op de individuele afnemer worden afgestemd. Het meest kenmerkend is het hanteren van directe communicatie en directe levering.’ 34
33 34
IVN (2006), Wie weet wanneer wat van water, Doorlopende leerlijn voor het thema water, p 23 J.C. Hoekstra (2003), Direct marketing, p 19, 20
45
Hoofdstuk 6 Onderstaande definitie van de heer Veenhuizen geeft op een duidelijke manier weer wat het begrip inhoudt. ‘Direct marketing is het verzamelwoord voor alle marketingtechnieken die gezamenlijk tot doel hebben een contact te leggen tussen consument en producten zonder tussenkomst van derden (wederverkopers) met het doel rechtstreeks producten en/of diensten te verkopen of fondsen te verwerven.’ 35 Er zijn verschillende mogelijkheden die het waterschap kan gebruiken om scholen te benaderen, namelijk: - telefoon; - e-mail; - direct mail. 6.5.1.1 Telefoon Onder telefonische marketingcommunicatie kan men het systematisch benaderen van de doelgroep verstaan. De basisscholen zouden dan dus via de telefoon door het waterschap benaderd worden. Het is belangrijk om te weten dat af en toe de telefoon pakken om eens wat (potentiële) klanten op te bouwen niet werkt. Er moet dan regelmatig telefonisch contact met de basisscholen zijn. Het gebruik van de telefoon als marketinginstrument kan verschillende voordelen hebben: - Via de telefoon kan het waterschap direct terugkoppeling krijgen van de basisscholen over de producten/diensten die zij aanbieden. - De telefoon is een flexibel medium. Het waterschap kan dan gelijk zijn plannen aanpassen of eventueel een variant aanbieden. - Via de telefoon krijgt men een hoge respons, aangezien er direct contact is. Waar rekening mee gehouden moet worden, is dat bepaalde bedrijven op deze manier goed te benaderen zijn en andere niet. Uit de praktijk is immers gebleken dat het lastig is om een leraar te pakken te krijgen. Zij geven immers les of houden toezicht in de pauzes. - De telefoon biedt uitstekende mogelijkheden voor het verbeteren van de diensten die het waterschap biedt. Basisscholen kunnen op deze manier snel eventuele klachten of aanbeveling aanbieden. 6.5.1.2 E-mail Internet is het hardst groeiende medium van de afgelopen jaren. Het waterschap zou via e-mail de basisscholen op de hoogte kunnen stellen van de producten en diensten die zij aanbieden. Basisscholen kunnen dan direct reageren. De e-mail zou bijvoorbeeld ook een doorklikmogelijkheid kunnen hebben naar de website, waarop basisscholen zich kunnen aanmelden voor een gastles of excursie. Het nadeel van e-mail is dat basisscholen de e-mail kunnen zien als spam ‘sending people annoying messages.’ De boodschap die het waterschap dan wil verzenden, zou op deze manier dus niet aankomen. 6.5.1.3 Direct mail Direct mail betreft het bij de doelgroep thuisbezorgen van een geadresseerde, geschreven boodschap. Het waterschap verstuurt dan dus een brief naar alle basisscholen in het waterschapsgebied. Een direct mailing wordt geschreven om een doel te bereiken, er zijn drie doelstellingen: 36 - Men kan een overtuigende doelstelling hebben. Hiermee wil het waterschap de basisscholen overtuigen van de kwaliteit van hun producten en diensten. Een verkoopbrief en een bedelbrief zijn voorbeelden van brieven met een overtuigende doelstelling. - Een tekst kan ook een informerende doelstelling hebben. Het waterschap zou op deze manier de basisscholen kunnen informeren over de gastlessen en rondleidingen die zij organiseren.
35 36
J.C. Hoekstra (2003), Direct marketing, p 17 K.J. Huizing (2004), Een goede mailing, p 4
46
Hoofdstuk 6 -
Ten slotte kan een tekst een amuserende functie hebben. Hierbij kan gedacht worden aan een column in de krant. De producten en diensten van het waterschap zijn hiervoor echter niet geschikt.
6.5.2 Informeren van scholen Zoals u al eerder heeft kunnen lezen informeert het waterschap de basisscholen aan de hand van een direct mailing. Elk jaar wordt deze mailing in januari verstuurd. Tijdens de interviews is de vraag gesteld of de basisscholen het fijn vinden hoe ze nu geïnformeerd worden. “Een brief lijkt mij hiervoor een goede manier. Het contactmoment zou alleen beter plaats kunnen vinden in juni. In deze periode worden namelijk de plannen gemaakt voor het komende schooljaar”, aldus J.C. Barth van basisschool de Cypressenhof. Ook H. Satter van basisschool de Vossenburch is tevreden over de manier van contact. “Een brief vind ik een uitstekend middel, eventueel zou het ook per mail kunnen. Aan persoonlijk contact heb ik geen behoefte, want in de brief staat alles duidelijk omschreven. Via de telefoon lijkt mij ook niets, daardoor zou ik geneigd zijn om eerder nee te zeggen. Iemand belt bijvoorbeeld op een ongunstig tijdstip en dan breek je het gesprek zo snel mogelijk af.” Directeur A. Willemse van basisschool de Palmenhof heeft een aantal ideeën voor het waterschap. “Van het waterschap krijgen we elk jaar een brief met een gekopieerde flyer erbij. Van andere organisaties krijgen we mooie brochures die we in ons brochurerek leggen. Als we dan op zoek zijn naar een gastles, maakt het gekopieerde flyertje van het waterschap niet echt veel indruk. Daarom zou ik gebruik maken van een pakkende brochure. Naast deze brochure moeten jullie ook een kwartaalblad voor kinderen uitbrengen, eventueel zou hier ook een stukje voor leraren in geschreven kunnen worden. Zo kom je elke keer opnieuw onder de aandacht en leren kinderen ook iets van en over het waterschap. Daarnaast is het misschien een goed idee om via de mail contact te houden. Stuur bijvoorbeeld een leuk filmpje door of een leuke actie. Jullie hebben vast DVD’s met werkzaamheden, laat bijvoorbeeld via een mailtje weten dat we deze kunnen lenen. Elk jaar sturen jullie nu rond januari een brief, naar mijn idee is dit op het verkeerde moment. De jaarplanning wordt immers aan het begin van het schooljaar gemaakt en dat is rond juni/juli. Ik denk dat één keer contact per jaar ook te weinig is. Laat ik als voorbeeld Provincie Zeeland nemen. Zij stuurden ons pas een hele mooie grote poster van brakwater. Aan de hand van deze poster kunnen we de leerlingen iets leren. Ik weet zeker dat het waterschap zoiets ook kan doen. Dit is ook weer een contactmoment, waarbij de naam van het waterschap voorbij komt.” Naar aanleiding van de antwoorden van de directeuren heeft men besloten om hierover ook een vraag te stellen in de enquête. Er is de directeuren gevraagd of ze tevreden zijn met het contactmoment in januari of dat ze liever op een ander moment contact zouden hebben met het waterschap.
47
Hoofdstuk 6 In het figuur kunt u zien dat de antwoorden een heel eind gelijk verdeeld zijn. 47% zou liever op een ander moment de brief ontvangen, terwijl 53% tevreden is over het contact moment. Directeuren die aangegeven hebben liever op een ander moment contact te hebben met het waterschap, is gevraagd wanneer er een beter contactmoment zou zijn en waarom. U ontvangt elk jaar in januari een brief over de gastlessen en excursies. Zou u liever op een ander moment de brief ontvangen?
70% 60% 53%
50% 47%
40% 30% 20% 10% 0%
Ja
Nee Figuur 12: contactmoment direct mailing
In het onderstaande schema ziet u wanneer de directeuren een contactmoment met het waterschap zouden willen hebben. Alle directeuren die aangegeven hebben geen ander contactmoment te willen hebben, zijn in de kolom van januari te zien. In welke maand zou u de direct mailing willen ontvangen? 50% 45%
46%
40% 35% 30% 25% 20% 17%
15%
13%
10% 2%
0%
0% nu ja
10%
9%
5% i ar fe
ua br
ri m
aa
rt
2% ap
ril
0% m
ei
n ju
i
ju
0%
li au
g
t us
us p se
te
m
be
r
b to ok
er n
em ov
0% be
0%
r de
c
em
be
r
Figuur 13: overzicht gewenste direct mailing
48
Hoofdstuk 6 De overgrote reden voor een ander contactmoment is het maken van de jaarplanning. “In mei maken we de projectplanning en agenda voor ’t nieuwe schooljaar.” “In juni starten we met de planning voor het komende schooljaar.” “In augustus wordt het schooljaar ingepland.” “In september kan ik rekening houden met de planning van excursies.” Planning speelt dus bij veel scholen een belangrijke rol die invloed kan hebben op het wel of niet deelnemen aan een gastles of excursie. 2% van de directeuren heeft aangegeven dat het contactmoment in maart moet zijn. “In maart zijn de Cito-toetsen net achter de rug en verdienen de kinderen weer een leuk uitje.” “Stuur de brief in maart, want aan het begin van het jaar zijn er allerlei andere zaken die spelen.” Verschillende zaken dus waar het waterschap rekening mee moet houden bij het versturen van een direct mailing. Ook degene die aangegeven hebben januari wel een fijn contact moment te vinden, moeten nu niet ineens over het hoofd gezien worden. Hierover kunt u in de conclusies en aanbevelingen meer lezen. Half september krijgt het waterschap een nieuwe website. Op de websites van de andere waterschappen kunnen gastlessen en excursies aangevraagd worden. In de enquête heeft men daarom gevraagd hoe directeuren hier tegenover zouden staan. Zouden zij gebruik willen maken van de mogelijkheid om via de website excursies aan te vragen? In de onderstaande grafiek kunt u de resultaten zien. Als het via onze website mogelijk zou zijn om een gastles/excursie aan te vragen, zou u hier dan gebruik van maken?
100% 97% 80% 60% 40% 20%
3%
0% Ja
Nee Figuur 14: aanvragen van gastlessen via de website
Uit de enquête is gebleken dat 97% van de directeuren interesse heeft om via internet een gastles of excursie aan te vragen. 97% is een aantal waarvan men kan zeggen dat het de overgrote meerderheid omvat. Er is 3% die geen gebruik van deze mogelijkheid zou willen maken. Deze directeuren zouden liever zien dat er een mogelijkheid zou zijn om gastlessen of excursies via de post aan te vragen. Er waren ook enkele reacties met ‘misschien’ en een directeur schreef dat het afhankelijk blijft van de leerkracht in de groep. ‘We krijgen zoveel aanbod’. De website is op dit moment nog volop in ontwikkeling, maar het zou een gemiste kans zijn om de gastlessen en excursies niet via de website aan te bieden. 6.6 Samenvatting Basisscholen zijn de klanten van het waterschap, zij hebben bepaalde streefdoelen waarop hun onderwijs gericht moet zijn. Dit zijn de zogenaamde kerndoelen. De educatiemogelijkheden van het waterschap moeten dan ook op deze kerndoelen aansluiten, omdat een excursie of een gastles anders het leerproces van de kinderen niet bevordert. Kinderen doorlopen namelijk verschillende leerprocessen waarin ze kennis en vaardigheden verkrijgen. Het waterschap moet proberen om op deze verschillende fases aan te sluiten. Over het algemeen bepalen leraren zelf of ze deel willen nemen aan een gastles of excursie. Het waterschap kan door middel van direct marketing contact momenten krijgen met scholen. Dit kan met behulp van telefoon, e-mail of een direct mailing. Op dit moment maakt het waterschap elk jaar gebruik van een direct mailing.
49
Tussenblad!
50
Hoofdstuk 7 7.
RESULTATEN EN CONCLUSIES
Het communicatiebeleid van waterschap Zeeuwse Eilanden bestaat uit drie onderdelen: interne communicatie, externe communicatie en educatie. Vooral de interne en externe communicatie zijn bij het waterschap goed georganiseerd. Educatie staat echter minder goed op de rails. Toch hecht het waterschap veel belang aan educatieve voorlichting. Omdat juist educatie van groot belang is voor de beeldvorming over het waterschap en dat kinderen bewust worden van hun eigen bijdrage aan het milieu. Het waterschap heeft dan ook de wens dat meer kinderen voorlichting krijgen over de werkzaamheden van Zeeuwse Eilanden, dat er meer structuur in komt en dat scholen beter op de hoogte zijn van de educatieve mogelijkheden die het waterschap biedt. Om hier inzicht in te krijgen is volgende probleemstelling opgesteld: “Hoe kan waterschap Zeeuwse Eilanden de communicatie over de educatieve middelen optimaliseren?” Het antwoord op deze vraag is dat er meer aandacht besteed moet worden aan educatie. Nu staat educatie onder aan de ladder. Om educatie hoger op de ladder te zetten en te zorgen dat het er niet gelijk vanaf valt, moet educatie vast opgenomen worden in het takenpakket van de communicatieadviseurs. Nu ligt een groot deel van de verantwoording namelijk bij de freelancers. Er zijn verschillende mogelijkheden die het waterschap kan inzetten om meer te communiceren over de educatieve middelen. De communicatieadviseurs zitten qua werkzaamheden echter vol, educatie kan niet meer aandacht krijgen dan dat het nu krijgt. Er kunnen dus zoveel ideeën zijn, maar als niemand ze uit kan werken, blijft het waterschap doorgaan op hetzelfde niveau. Om meer informatie te verkrijgen, zijn er verschillende directeuren geïnterviewd. Naar aanleiding van deze interviews is er een enquête opgesteld. Alle scholen binnen het waterschapsgebied zijn benaderd voor het invullen van deze enquête. In totaal waren dit 208 basisscholen. Deze scholen hebben per post een enquête ontvangen. Bij de enquête is een brief gevoegd waarin het doel van het onderzoek staat uitgelegd. De vragenlijsten zijn begin maart verstuurd. De directeuren hebben ruim twee weken de tijd gehad om de enquête terug te sturen. In totaal zijn er 72 enquêtes retour gestuurd. De resultaten van de enquête zijn tijdens een groepsdiscussie besproken met de freelancers. In de volgende paragrafen worden de resultaten per onderdeel besproken. Paragraaf 7.1 gaat over de bekendheid van basisscholen met de gastlessen en excursies van het waterschap. In paragraaf 7.2 wordt gekeken hoeveel scholen wel eens een gastles of excursie hebben aangevraagd. Andere factoren die van invloed zijn op het gebruik van de educatiemogelijkheden worden in paragraaf 7.3 besproken. En als laatste wordt de invloed van de communicatiemiddelen in paragraaf 7.4 beschreven.
51
Hoofdstuk 7 7.1 Bekendheid van de educatiemogelijkheden Om te kijken hoe de communicatie over de educatieve middelen geoptimaliseerd kan worden, is het belangrijk om te weten hoeveel basisscholen daadwerkelijk bekend zijn met de educatiemogelijkheden van het waterschap. Immers, hoe bekender mensen met de educatiemogelijkheden zijn, des te eerder zullen ze hiervan ook gebruik maken. De resultaten in figuur 15 laten zien dat de meerderheid van de ondervraagden bekend is met de educatiemogelijkheden. 31% weet niet dat het waterschap gastlessen en excursies organiseert. Dit aantal is vrij hoog als men in het achterhoofd houdt dat scholen jaarlijks een brief met flyer ontvangen. Wist u, voordat u deze brief ontving, dat WZE gastlessen op basisscholen geeft en rondleidingen organiseert op rwzi's?
70% 60%
69%
50% 40% 30%
31%
20% 10% 0% Ja
Nee Figuur 15: bekendheid educatiemogelijkheden
Naar aanleiding van het bovenstaande figuur zijn de onderstaande resultaten dan ook niet verrassend. Het is namelijk zo dat ongeveer dezelfde aantallen hebben aangegeven dat ze niet weten dat de gastlessen en excursies gratis zijn. Directeuren die dus niet op de hoogte zijn van de educatiemogelijkheden van het waterschap, weten dan ook niet dat deze gastlessen en excursies gratis zijn. Weet u dat de gastlessen en de rondleidingen gratis zijn?
80% 70% 60%
71%
50% 40% 30%
29%
20% 10% 0% Ja
Nee Figuur 16: bekendheid kosten educatiemogelijkheden
52
Hoofdstuk 7 7.2 Gebruik van educatiemiddelen Jaarlijks ontvangen basisscholen een direct mailing van het waterschap. Hierin worden de educatiemogelijkheden uitgelegd en aangeboden. Basisscholen die interesse hebben, kunnen dan een gastles of excursie aanvragen. Het waterschap wil van de scholen die een gastles of excursie hebben aangevraagd weten hoe zij dit ervaren hebben. Verliep de gastles naar wens? En voldeed de excursie aan de verwachtingen? Basisscholen die gebruik gemaakt hebben van de educatiemogelijkheden, wordt altijd gevraagd of de leraar een evaluatieformulier wil in vullen. Het waterschap ziet deze evaluatieformulieren eigenlijk nooit. De formulieren worden gebruikt als feedback voor de rondleider. De coördinator van de freelancers, Mieke Tinge, verzamelt alle evaluatieformulieren. De gegevens die hieruit voortkomen worden echter niet verwerkt. Daarom is in de enquête de vraag gesteld of scholen wel eens een gastles of excursie aangevraagd hebben. En hoe zij de educatiemogelijkheden hebben ervaren. 48% van de respondenten heeft aangegeven dat zij wel eens een gastles of excursie aangevraagd hebben, zie bijlage pagina 83. In het onderstaande figuur kunt u zien dat 71% hiervan wel eens een bezoek heeft gebracht aan een rwzi. Van de gastles wordt minder vaak gebruik gemaakt, namelijk 29%. Daaruit kan men concluderen dat de excursie naar een rwzi meer in trek is bij de basisscholen, dan een gastles. Directeur J.C. Barth van basisschool de Cypressenhof bevestigde dit ook. Hij vertelde dat kinderen leren van 10% wat ze horen en van 90% wat ze doen. Ook tijdens de groepsdiscussie kwam dit punt naar voren. Basisscholen bezoeken liever de zuivering dan dat ze deelnemen aan de gastles. De freelancers zien het liefst dat scholen eerst gebruik maken van de gastles en daarna een bezoek aan de zuivering brengen. Dit komt omdat beide educatiemogelijkheden elkaar aanvullen. De freelancers wijzen de scholen die alleen de zuivering willen bezoeken dan ook op de voordelen van de gastles. Van welke educatiemogelijkheid heeft uw school gebruik gemaakt?
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
71%
29%
0% Excursie naar een rwzi
Interactieve themales Figuur 17: educatiemogelijkheden
Aanvragen educatiemogelijkheden Zoals u heeft kunnen lezen, krijgt het waterschap weinig terugkoppeling wat betreft de educatiemogelijkheden. Daarom is in de enquête de vraag gesteld of de aanvraag van de gastles en excursie naar wens verloopt. In de direct mailing die jaarlijks verstuurd wordt, staat uitgelegd hoe de educatiemogelijkheden aangevraagd kunnen worden. Dit kan bij Mieke Tinge, zij roostert alle gastlessen en excursies in.
53
Hoofdstuk 7 Verliep de aanvraag van de gastles/excursie naar wens?
100% 80% 100%
60% 40% 20%
0% 0% Ja
Nee Figuur 18: aanvraag educatiemogelijkheden
De resultaten spreken eigenlijk voor zich. In het figuur kunt u zien dat er een eenduidig antwoord is gegeven. Alle directeuren hebben namelijk aangegeven dat ze tevreden zijn over de manier van aanvragen. 100% is een overtuigend aantal en hieruit kan men dan ook concluderen dat basisscholen het fijn vinden hoe gastlessen en excursies aangevraagd kunnen worden. Verwachting educatiemogelijkheden Naast de manier van aanvragen is er ook gekeken of de gastlessen en excursies voldoen aan de verwachtingen van basisscholen. Leraren plannen een bezoek aan de zuivering met bepaalde verwachtingen. Ze willen dat de kinderen iets leren van het bezoek, bijvoorbeeld hoe afvalwater gezuiverd wordt. Zo is dat ook bij de gastles. Door middel van een gastles verkrijgen kinderen nieuwe kennis, denk bijvoorbeeld aan kennis over de taken van het waterschap. Verschillende verwachtingen dus. Voor het waterschap is het belangrijk om te weten of de educatiemogelijkheden daadwerkelijk aan de verwachtingen voldoen, zodat anders het programma aangepast kan worden. Voldeed de rondleiding/gastles aan uw verwachtingen?
100% 80% 60%
97%
40% 20% 3% 0% Ja
Nee Figuur 19: voldoen van educatiemogelijkheden
54
Hoofdstuk 7 In het bovenstaande figuur kunt u zien dat de meeste directeuren tevreden zijn over de rondleidingen en gastlessen van het waterschap. Met 97% steekt dit antwoord af tegen de 3% die niet tevreden is over de educatiemogelijkheden. Concluderend kan gezegd worden dat de educatiemogelijkheden van het waterschap voldoen aan de verwachtingen van de leraren. Toch is het waterschap ook benieuwd waarom sommige basisscholen niet tevreden zijn over de gastlessen, zodat er eventueel nog verbeteringen aangebracht kunnen worden. De directeuren die niet tevreden zijn, konden hiervoor een reden opgeven. De reacties benadrukten dat het niveau te hoog was en dat de leerlingen te weinig betrokken werden bij de uitleg op de zuivering. Kerndoelen Basisscholen moeten in hun lessenpakket rekening houden met verschillende kerndoelen. Deze kerndoelen geven weer wat een leerling aan het einde van de basisschool moet kennen en kunnen. Basisscholen die gebruik maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap doen dit met het doel om de kennis van de kinderen te vermeerderen. Het waterschap kan met zijn gastlessen en excursies aansluiten op verschillende kerndoelen rondom het thema milieu. Aan de directeuren is de vraag gesteld of zij vinden dat de educatiemogelijkheden van het waterschap goed aansluiten op deze kerndoelen. Er zijn verschillende onderwijskerndoelen die iets met het milieu te maken hebben, vindt u dat de educatiemogelijkheden van het waterschap hierop goed aansluiten?
100%
98%
80% 60% 40% 20%
2%
0% Ja
Nee Figuur 20: aansluiten van kerndoelen
In het bovenstaande figuur kunt u zien dat het overgrote deel van de geënquêteerden vindt dat de educatiemogelijkheden van het waterschap goed aansluiten bij de kerndoelen. 98% is een aantal dat erg overtuigend is en daarom mag men concluderen dat de kerndoelen in de educatiemogelijkheden van het waterschap zijn verweven. Enkele directeuren vonden dit niet het geval. De reden hiervoor was dat de educatiemogelijkheden maar een gedeelte van het milieu omvatten. Dit is ook helemaal waar, het waterschap kan niet alles van het milieu in zijn programma opnemen. De taken van het waterschap staan in het teken van water, wegen, dijken en duinen. Dit zijn de belangrijkste taken, er kan dan ook niks verteld worden over bijvoorbeeld uitlaatgassen of zonneenergie.
55
Hoofdstuk 7 7.3 Factoren die van invloed zijn op de educatiemogelijkheden In de voorgaande paragraaf heeft u kunnen lezen dat 48% van de basisscholen wel eens gebruik heeft gemaakt van de educatiemogelijkheden. Het waterschap zou graag zien dat er nog meer scholen gebruik gaan maken van gastlessen en excursies. Daarom is aan de overige directeuren (52%) gevraagd waarom zij nog nooit gebruik hebben gemaakt van de educatiemogelijkheden. Hierbij is gekeken uit welke regio de basisschool komt, omdat dit namelijk ook van invloed kan zijn. Neem als voorbeeld de regio Noord-Beveland, hier is geen zuivering die bezocht kan worden. De scholen uit deze regio moeten dan dus naar een andere regio, dit kan een reden zijn om geen gebruik te maken van een rondleiding op een rwzi. In het onderstaande figuur zijn de redenen van alle regio’s bij elkaar in een figuur gezet. Vanaf pagina 84 van de bijlage kunt u zien wat de redenen zijn per regio. Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
35%
30% 31% 25%
20% 17%
15%
15% 14%
10%
10% 7%
5%
3%
3% 0%
0%
0%
i a an rs ol ijd en rw z ers tte en a o g s r d d h a ig t o ud mm Ande a e c n r k n o a a d s v a i r r n e u g at te ze eld o l v e le n a tu e w s pro on an ie d het g ho n T l a l g c p n n u s e j it o va at om nr at ze in o td r ite e ilij k td on u ik et ete h r i o e i o i c n b n r va st ge Da rm Mo np st n Pa oe en ee Wi ver v k g r e a t f zi t f ve jm ee Wi zel rh Rw e e t tw Wa da d le n rve Ve Figuur 21: redenen voor geen gebruik van educatiemogelijkheden
De directeuren mochten bij deze vraag meerdere antwoorden aankruisen. De resultaten laten zien dat de bekendheid met de educatiemogelijkheden de belangrijkste reden is waarom scholen nog nooit een gastles of excursie hebben aangevraagd. In een eerdere vraag (§ 7.1) had 31% van de directeuren ook al aangegeven dat ze niet wisten dat het waterschap gastlessen en rondleidingen geeft. In dat figuur is hetzelfde aantal te zien, namelijk ook 31%. Concluderend kan men dus zeggen dat de onbekendheid met de educatiemogelijkheden de belangrijkste reden is waarom scholen nog nooit een gastles of excursie aangevraagd hebben. De scholen uit de regio’s Walcheren en Noord-Beveland hebben aangegeven dat de bekendheid met de educatiemogelijkheden de be-
56
Hoofdstuk 7 langrijkste reden is waarom ze er nog nooit gebruik van hebben gemaakt, zie bijlage pagina 84 en 85. Er zijn ook nog verschillende andere redenen die van invloed zijn op het aanvragen van gastlessen en excursies. 17% van de geënquêteerden vindt het vervelend dat de school zelf vervoer moet regelen als ze een rwzi willen bezoeken. Ook uit het interview met directeur A. Willemse van basisschool de Palmenhof is dit gebleken. “Als wij een rwzi willen bezoeken, hebben we ouders nodig die willen rijden. Tegenwoordig werken de meeste ouders en is het voor ons écht een probleem om zes auto’s bij elkaar te krijgen. Als het waterschap nu busvervoer zou regelen, zou dit voor ons gemakkelijker zijn.” Voor de scholen uit de regio’s Zuid-Beveland en SchouwenDuiveland is het vervoer de belangrijkste reden. Zij hebben aangegeven dat ze nog nooit gebruik gemaakt hebben van de educatiemogelijkheden, omdat ze het vervelend vinden dat ze zelf vervoer moeten regelen als ze een rwzi willen bezoeken. Zie bijlage pagina 85 en 86 voor extra toelichting. Ook tijd is een belangrijk item. In de interviews is naar voren gekomen dat basisscholen heel veel aanbiedingen krijgen rondom gastlessen en excursies. “Als wij alle aanbiedingen voor gastlessen aannemen, zouden we zelf geen les meer hoeven te geven”, aldus directeur A. Willemse. Uit de enquête is dan ook gebleken dat 16% van de basisscholen te weinig tijd hebben voor gastlessen en excursies. Daarnaast konden basisscholen ook een eigen reden opgeven waarom ze geen gebruik maken van de educatiemogelijkheden. Ook hierbij werd vaak ingevuld dat het er gewoon niet van kwam. Basisscholen zitten dus vrij vol qua tijd en kunnen niet van alle aanbiedingen gebruik maken. In de regio Tholen is tijd de belangrijkste reden waarom scholen nog nooit gebruik hebben gemaakt van de educatiemogelijkheden, zie bijlage pagina 86. Andere redenen waren dat de zuivering te ver van de school vandaan is (10%), scholen al gebruik maken van natuurouders (7%), het niet in het programma past (3%) en scholen dachten dat het geld kostte (3%). Zoals al eerder is gebleken, heeft niemand aangegeven dat het moeilijk is om een gastles of excursie aan te vragen. Belt een school naar het waterschap, dan worden alle vragen direct beantwoord. Voor het aanvragen van een gastles of excursie wordt de school doorverwezen naar de coördinator van de gastlessen en excursies. Alle scholen besteden aandacht aan water, aangezien niemand heeft aangegeven dat water geen prioriteit heeft op school. Natuurouders Verschillende basisscholen maken tegenwoordig gebruik van de inzet van natuurouders. Natuurouders zijn assistenten van de leerkracht voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs. In het onderstaande figuur kunt u zien hoeveel basisscholen in het waterschapsgebied natuurouders inzetten. Maakt uw school gebruik van natuurouders?
70% 60%
62%
50% 40% 30%
38%
20% 10% 0% Ja
Nee Figuur 22: overzicht natuurouders
57
Hoofdstuk 7 Natuurouders zijn breed inzetbaar en kunnen leerkrachten op verschillende natuur- en milieugebieden ondersteunen. Uit de enquête is gebleken dat 38% van de basisscholen gebruik maakt van natuurouders, 62% maakt hiervan nog geen gebruik. Het inzetten van natuurouders op basisscholen is de afgelopen jaren steeds meer gestegen en de verwachting is dan ook dat het inzetten hiervan de komende jaren nog meer zal groeien. Aan de ene kant kunnen natuurouders gezien worden als concurrenten voor het waterschap aan de andere kant kunnen ze ook positief werken. Basisscholen die gebruik maken van natuurouders kunnen het idee krijgen dat de educatiemogelijkheden van het waterschap overbodig zijn. Natuurouders kunnen dan wel geen rondleiding geven op een rwzi, maar ze gaan wel met de kinderen de natuur in. Dit laatste kan op bepaalde punten vergeleken worden met de gastles van het waterschap. Basisscholen kunnen hierdoor denken dat de gastles van het waterschap niet nodig is. In wezen zijn er wel verschillen tussen de lessen die natuurouders geven en de gastles van het waterschap, maar voor basisscholen is dit verschil niet overtuigend. Tijdens de groepsdiscussie met de freelancers, die ook natuurouder zijn, werd duidelijk dat zij het idee van concurrentie wel begrijpen, maar dat natuurouders ook kunnen stimuleren. Zo vertelde een van de freelancers dat zij tijdens haar werkzaamheden als natuurouder, altijd verwijst naar de educatiemogelijkheden van het waterschap. “Wij proberen juist de educatiemogelijkheden van het waterschap te stimuleren, hierdoor verkrijgen de kinderen nog meer kennis.” Als natuurouders de leerkracht kunnen stimuleren om gebruik te maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap, kunnen natuurouders dus ook positief werken. Zoals u dus heeft kunnen zien, maakt 38% van de geënquêteerden gebruik van natuurouders. Dit is ruim een derde van de basisscholen. Voor het waterschap is het interessant om te weten of de scholen die gebruik maken van natuurouders wel eens een gastles of excursie hebben aangevraagd. Daarom is er een verband getrokken tussen het aantal scholen dat gebruik maakt van natuurouders en de educatiemogelijkheden van het waterschap. Hebben scholen die gebruik maken van natuurouders, wel eens een gastles of excursie aangevraagd?
60%
59%
50% 40%
41%
30% 20% 10% 0% Ja
Nee Figuur 23: natuurouders en educatiemogelijkheden waterschap
In het bovenstaande figuur kunt u zien hoeveel basisscholen die natuurouders inzetten ook nog gebruik maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Dit is 59% en dus meer dan de helft. Toch is de nauwkeurigheid van dit antwoord moeilijk na te trekken. De vraag luidde namelijk heeft uw school wel eens gebruik gemaakt van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Het kan dan zo zijn dat een school enkele jaren geleden gebruik heeft gemaakt van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Nu kiest de school echter voor de inzet van natuurouders. Met deze vraag is dus moeilijk na te gaan of basisscholen die nu gebruik maken van natuurouders ook nu nog gebruik maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Dit was helaas met deze vraag niet na te gaan. 58
Hoofdstuk 7 Daarnaast kunt u in het figuur zien dat 41% van de basisscholen die natuurouders inzetten geen gebruik maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Concluderend kan men daarover zeggen dat dit een hoog aantal is en dat de basisscholen kiezen voor natuurouders in plaats van het waterschap. 7.4 Communicatiemiddelen Er zijn verschillende communicatiemiddelen waarvan het waterschap gebruik maakt. Zo zit er bij de direct mailing die jaarlijks verstuurd wordt een flyer. In deze flyer staat uitgelegd welke educatiemogelijkheden het waterschap aanbiedt en hoe deze aangevraagd kunnen worden. Tijdens de interviews met de directeuren is naar voren gekomen dat de flyer van het waterschap niet veel indruk maakt vergeleken bij andere flyers. “Wij verzamelen alle flyers en brochures. Zijn we op zoek naar een gastles of excursie dan maakt het gekopieerde flyertje van het waterschap niet echt veel indruk”, aldus directeur A. Willemse van basisschool de Palmenhof. Ook tijdens de groepsdiscussie is de flyer besproken. De freelancers vonden dat er op de flyer te veel tekst stond en hierdoor nodigde de flyer niet uit om te gaan lezen. “De flyer is onoverzichtelijk en de eyecatcher ontbreekt”, aldus een van de freelancers. Het waterschap wil graag zoveel mogelijk mensen bereiken met hun boodschap en daarom is in de enquête de vraag gesteld of directeuren altijd de bijgevoegde flyer lezen. Leest u altijd de bijgevoegde flyer over de educatiemogelijkheden?
50% 40%
46%
43%
30% 20% 10%
10%
0% Ja
Soms
Nee Figuur 24: flyer educatiemogelijkheden
In het figuur is te zien dat 46% van de directeuren de flyer altijd leest. Concluderend kan men zeggen dat dit nog minder dan de helft is. Dit betekent dat meer dan de helft van de directeuren de flyer soms of helemaal nooit leest. Dit aantal is erg hoog. Helaas is er niet doorgevraagd waarom de flyer niet gelezen wordt, dus gaat men nu uit van de redenen van de freelancers en de verkregen informatie uit interviews. Tijdens de groepsdiscussie hebben alle freelancers aangegeven dat de flyer te veel tekst bevat en daardoor niet uitnodigt om te lezen. In de interviews is naar voren gekomen dat de flyer er niet uitspringt ten opzichte van andere flyers en brochures.
59
Hoofdstuk 7 Direct mailing Ook het contactmoment met de directeuren kan van invloed zijn voor het aanvragen van de educatiemogelijkheden van het waterschap. In § 6.5.2 heeft u hier al meer over kunnen lezen. In de enquête is de vraag gesteld of de directeuren tevreden zijn met het contactmoment in januari of dat ze liever op een ander moment contact zouden hebben met het waterschap. U ontvangt elk jaar in januari een brief over de gastlessen en excursies. Zou u liever op een ander moment de brief ontvangen?
70% 60% 53%
50% 47%
40% 30% 20% 10% 0%
Ja
Nee Figuur 25: contactmoment direct mailing
In het figuur op de vorige pagina kunt u zien dat de antwoorden een heel eind gelijk verdeeld zijn. 47% van de directeuren zou liever op een ander moment de brief ontvangen, terwijl 53% tevreden is over het contactmoment. Directeuren die hebben aangegeven liever op een ander moment contact te willen met het waterschap, is gevraagd wat een beter contactmoment zou zijn en waarom. In het onderstaande figuur ziet u wanneer de directeuren een contactmoment met het waterschap zouden willen hebben. De directeuren die in de vorige vraag hebben aangegeven geen ander contactmoment te willen hebben, zijn in de kolom van januari te zien. Vandaar dus dat deze staaf op 46% staat. In welke maand zou u de direct mailing willen ontvangen? 50% 45%
46%
40% 35% 30% 25% 20% 17%
15%
13%
10% 2%
0%
0% n ja
10%
9%
5%
ua
ri f
r eb
ua
ri m
aa
rt
2% ap
ril
0% m
ei
n ju
i
l ju
i au
0% u st gu
s se
p
be m te
r t ok
ob
er no
m ve
be
0%
0%
r
r
de
be m ce
Figuur 26: overzicht gewenste direct mailing
60
Hoofdstuk 7 In figuur 25 heeft 47% van de directeuren aangegeven dat ze tevreden zijn met het contactmoment zoals dat nu verloopt. In het bovenstaande figuur staat echter dat 46% de maand januari een fijn contactmoment vind. Het verschil in procenten is ontstaan doordat sommige directeuren hebben aangegeven mei/juni een fijn contactmoment te vinden. Mei en juni zijn dan allebei meegerekend. In § 6.5.2 heeft u kunnen lezen dat de jaarplanning de overgrote reden is waarom directeuren een ander contactmoment willen. Uit de resultaten blijkt dat de maanden mei (17%) en juni (13%) net voor de zomervakantie en de maanden augustus (9%) en september (10%) net na de zomervakantie de voorkeur hebben van verschillende directeuren. In deze periode wordt bij veel basisscholen de planning voor het nieuwe schooljaar gemaakt. Planning speelt dus bij veel scholen een belangrijke rol die van invloed kan zijn op het wel of niet deelnemen aan een gastles of excursie. Kortom: uit dit figuur kan de conclusie getrokken worden dat ongeveer de helft tevreden is over het contactmoment en de andere helft niet. Internet In september 2007 krijgt het waterschap een nieuwe website. Door het nieuwe content management systeem (beheerssysteem voor de webmaster) zijn er straks vele nieuwe mogelijkheden voor de website van het waterschap. Zo is het straks mogelijk dat gastlessen of excursies via de website aangevraagd kunnen worden. Op de website van andere waterschappen kunnen gastlessen en excursies ook via de website worden aangevraagd. Aan de directeuren is de vraag gesteld of zij hiervan gebruik zouden maken. Als het via onze website mogelijk zou zijn om een gastles/excursie aan te vragen, zou u hier dan gebruik van maken?
100% 97% 80% 60% 40% 20%
3%
0% Ja
Nee Figuur 27: aanvraag via de website
Een blik op dit figuur geeft al duidelijk weer welke conclusie men hierover kan trekken. Het overgrote deel van de geënquêteerden staat namelijk positief tegenover het aanvragen van de educatiemogelijkheden via de website. 97% is een aantal waar men niet om heen kan. Bij deze vraag werden ook nog verschillende opmerkingen gemaakt. Zo kwam het antwoord ‘misschien’ of ‘weet niet’ enkele keren voor. Een van de directeuren onderstreepte nog eens dat het afhankelijk blijft van de leraar in de groep, omdat ze zoveel aanbod krijgen. Niet iedereen stond positief tegenover het aanvragen van de educatiemogelijkheden via de website. De reden die hierbij gegeven werd, was dat de directeuren de aanvraag liever per post zouden zien. Bij deze vraag hebben sommige directeuren misschien het idee gekregen dat het waterschap de jaarlijkse direct mailing niet meer zou versturen. Dit zou niet het geval zijn, het aanvragen via de website moet juist gezien worden als een extra service.
61
Hoofdstuk 7 Leskisten Een ander communicatiemiddel dat door dit onderzoek naar voren is gekomen, zijn leskisten. Er zijn verschillende organisaties in het waterschapsgebied die leskisten beschikbaar stellen. In een leskist zitten verschillende materialen waarmee de leraar zelf aan de slag kan. Daarom is in de enquête de vraag gesteld of basisscholen geïnteresseerd zijn in het lenen van een leskist van het waterschap. Zou u geïnteresseerd zijn in het lenen van een leskist?
100% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 0% Ja
Nee Figuur 28: interesse in leskisten
Bij het zien van dit figuur kan men de conclusie trekken dat alle basisscholen geïnteresseerd zijn in het lenen van leskisten. 100% is een overtuigend aantal. Het aanbieden van een leskist zou voor het waterschap een nieuwe educatiemogelijkheid zijn.
62
Tussenblad!
63
Hoofdstuk 8 8.
AANBEVELINGEN
Het waterschap hecht veel belang aan educatieve voorlichting. Op dit moment staat educatie echter niet zo goed op de rails. Daarom is aan het begin van de onderzoeksperiode de volgende onderzoeksvraag opgesteld: “Hoe kan waterschap Zeeuwse Eilanden de communicatie over de educatieve middelen optimaliseren?” Het antwoord op deze vraag volgt hieronder in verschillende aanbevelingen. Er zijn vijf hoofdaanbevelingen. Om deze aanbevelingen tot een succes te maken, zijn er nog verschillende kleinere aanbevelingen die hierop volgen. Aanbeveling 1: Geef educatie een plek binnen de afdeling Communicatie In de conclusie is gezegd dat het waterschap wil dat educatie beter op de rails komt te staan. De medewerkers van de afdeling Communicatie zullen dan meer aandacht moeten gaan besteden aan educatie. Educatie zal vast moeten worden opgenomen in het takenpakket van een van de communicatieadviseurs. De adviseurs zitten echter qua werkzaamheden helemaal vol en educatie kan niet meer aandacht krijgen dan dat het nu krijgt. Daarom is de belangrijkste aanbeveling om zeker voor twee dagen in de week iemand aan te nemen die zich continu met educatie bezig houdt. Deze adviseur kan meer aandacht besteden aan de communicatie over de educatieve middelen. Door deze extra communicatie zullen de gastlessen en excursies meer bekendheid verkrijgen. Naast het feit dat de educatiemogelijkheden door de extra communicatie meer bekendheid zullen krijgen, zal vooral ook de naam van het waterschap genoemd worden. Meer aandacht besteden aan educatie kan dan ook positief werken voor het imago van het waterschap. Door meer te communiceren, hebben de scholen meer contact met het waterschap. Als leraren gebruik maken van de educatiemogelijkheden, brengen ze kinderen in contact met het waterschap. Kinderen vertellen thuis over wat ze op school gedaan hebben. Als kinderen dus een leerzame en leuke gastles of excursie hebben gehad, komen ze thuis met positieve verhalen over het waterschap. Ouders horen deze positieve verhalen en zien het waterschap ook van een andere kant dan alleen het betalen van belasting. Ook ouders kunnen dit door vertellen aan vrienden en kennissen en zo kan educatie dus bijdragen aan een positief imago van het waterschap. Aanvragen van educatiemogelijkheden eventueel bij het waterschap De manier waarop gastlessen en excursie aangevraagd worden, werkt erg goed. Dit wordt nu geregeld door de coördinator van de freelancers, Mieke Tinge. Als het waterschap besluit om een extra communicatieadviseur aan te nemen, zou deze persoon het inplannen van de educatiemogelijkheden op zich kunnen nemen. Zo blijven alle educatiewerkzaamheden binnen het waterschap. Aan de andere kant zullen de twee dagen van de communicatieadviseur al vrij vol zitten met de andere werkzaamheden. Deze werkzaamheden zijn belangrijker dan het regelen van de aanvragen. Aangezien scholen erg tevreden waren over de manier van aanvragen, kan het waterschap er ook voor kiezen om dit door de coördinator te laten doen. 8.1 Bekendheid van de educatiemogelijkheden In de conclusie heeft u kunnen lezen dat een groot aantal scholen niet bekend is met de educatiemogelijkheden van het waterschap. Door deze onbekendheid met de educatiemogelijkheden weten basisscholen ook niet dat de gastlessen en excursies gratis zijn. Aanbeveling 2: Communiceer actief over de educatiemogelijkheden Het waterschap wil dat zoveel mogelijk basisscholen op de hoogte zijn van de educatiemogelijkheden die het aanbiedt. Communiceren over de educatieve middelen is daarom erg belangrijk. Het is
64
Hoofdstuk 8 dan ook een aanbeveling dat het waterschap meer communiceert over de gastlessen en excursies. Er zijn namelijk nog veel scholen die niet op de hoogte zijn van de educatieve middelen. Door meer te communiceren zullen de basisscholen meer bekendheid krijgen over de educatiemogelijkheden. Bij het communiceren over de educatieve middelen moet ook benadrukt worden dat de educatiemogelijkheden gratis worden aangeboden. Voor scholen is het namelijk een groot voordeel dat de gastlessen en excursies gratis worden aangeboden. Zij hoeven hier namelijk zelf geen budget voor te hebben en dit kan voor hen drempelverlagend werken. Hoe het waterschap moet communiceren kunt u lezen in § 8.4. Voor het waterschap is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat waarschijnlijk nooit alle basisscholen gebruik zullen maken van de educatiemogelijkheden. Door extra te communiceren kan men wel alle basisscholen bereiken, maar dat ze daadwerkelijk gebruik maken van de educatiemiddelen is weer een ander verhaal. Een eerste pré is dat de basisscholen weten dat het waterschap educatiemogelijkheden aanbiedt. Streven naar zoveel mogelijk is natuurlijk nooit verkeerd, maar de verwachtingen moeten niet te hoog zijn. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met combinatieklassen. Stel een basisschool bezoekt de zuivering met een combinatieklas, groep 7/8. Als waterschap weet men dan dat deze school het daarop volgende jaar geen gebruik zal maken van de educatiemogelijkheden. De helft van de leerlingen heeft de zuivering immers al bezocht. Pas in het volgende schooljaar zal de basisschool de zuivering weer bezoeken. 8.2 Gebruik van educatiemiddelen Het waterschap biedt voor basisscholen verschillende educatiemogelijkheden aan. Deze educatieve mogelijkheden bestaan uit een interactieve themales en een bezoek aan de zuivering. Een bezoek aan de zuivering is het populairste educatieve middel, hiervan wordt namelijk het meeste gebruik gemaakt. De interactieve themales wordt minder vaak aangevraagd. Scholen die gebruik hebben gemaakt van de educatiemogelijkheden krijgen het verzoek om hiervan een evaluatieformulier in te vullen. Aanbeveling 3: Benadruk de inhoud van de educatiemogelijkheden Bij een gastles denken mensen snel aan iemand die constant aan het woord is. Het waterschap moet daarom in zijn communicatie benadrukken wat deze gastles nu precies inhoudt. Wat krijgen kinderen tijdens deze gastles te zien, te horen en bovenal wat mogen ze zelf tijdens de les doen? Door dit te verduidelijken weten leraren wat ze van een gastles mogen verwachten. De benaming van deze gastles is eigenlijk ‘interactieve themales’. Het woord ‘interactief’ schept volgens de freelancers hele hoge verwachtingen en daarom kan er beter gesproken worden over een themales of een gastles. Een aanbeveling is dan ook om in de communicatie de inhoud over de gastles te verduidelijken. Gebruik daarnaast ook de benaming ‘gastles’. Evaluatieformulieren verzamelen bij het waterschap De door scholen ingevulde evaluatieformulieren worden verzameld door freelancer Mieke Tinge. Deze formulieren worden nu gebruikt als persoonlijke feedback. Een aanbeveling is dat het waterschap voortaan zelf deze evaluatieformulieren verzamelt. Het waterschap ziet nu namelijk nooit reacties en weet dus niet of scholen tevreden of juist ontevreden zijn over de educatiemogelijkheden. Het verzamelen van de evaluatieformulieren biedt voor het waterschap verschillende voordelen. Als eerste kunnen negatieve punten zo sneller ontdekt en opgelost worden. Aan de hand hiervan kunnen eventueel de educatiemogelijkheden aangepast of verbeterd worden. Daarnaast kan men door het verzamelen van de evaluatieformulieren een uitgebreid overzicht krijgen hoe scholen de educatiemogelijkheden hebben ervaren. Het waterschap zou namelijk de gegevens die uit de evaluatieformulieren naar voren zijn gekomen, kunnen verwerken in tabellen en grafieken. Deze resultaten zou men ook in een kwartaalnieuwsbrief aan de freelancers kunnen presenteren. Naast de resultaten is het ook leuk om nieuwtjes en interviews in de nieuwsbrief op te nemen. Zo zien de freelancers de uitkomsten van alle evaluaties en worden ze meer betrokken bij het waterschap.
65
Hoofdstuk 8 Beïnvloed de verwachting van de educatiemogelijkheden Als u een bezoek plant, heeft u daarvan bepaalde verwachtingen. Zo is dit ook bij basisscholen die gebruik maken van de educatiemogelijkheden. Leraren plannen een bezoek met bepaalde verwachtingen. Het is dan ook een aanbeveling dat de afdeling Communicatie duidelijk en open communiceert over de educatiemogelijkheden, zodat leraren weten wat ze kunnen verwachten. Verwachtingen kunnen ook beïnvloed worden door de manier waarop de freelancers lesgeven. De freelancers moeten namelijk goed kunnen inschatten wat het niveau van de klas is. Denk bijvoorbeeld aan een klas die van tevoren geen gastles heeft gehad, maar gelijk een rondleiding wil op de zuivering. Dit vraagt om een andere uitleg dan bij leerlingen die eerst een gastles hebben gehad en daarna de zuivering bezoeken. De laatste groep beschikt immers over meer kennis. Het is verstandig om eens in het jaar alle freelancers een cursus te geven, zodat ze weten hoe ze kinderen moeten benaderen en betrekken bij de educatiemogelijkheden. Benadruk dat de educatiemogelijkheden aansluiten bij de kerndoelen Basisscholen moeten in hun lessenpakket rekening houden met verschillende kerndoelen. Ook het waterschap sluit met zijn educatiemogelijkheden aan op deze kerndoelen. In de direct mailing die jaarlijks verstuurd wordt, wordt dit eigenlijk niet benadrukt. Het is dan ook een aanbeveling om in de communicatie over de educatiemogelijkheden te benadrukken dat het waterschap aansluit op de kerndoelen. Dit kan voor basisscholen laagdrempelig werken, zodat ze eerder gebruik zullen maken van de educatiemogelijkheden. 8.3 Factoren die van invloed zijn op de educatiemogelijkheden In de conclusie heeft u kunnen lezen dat er voor basisscholen verschillende redenen zijn om geen gebruik te maken van de educatiemogelijkheden. De belangrijkste reden was dat scholen niet wisten dat het waterschap gastlessen en excursies organiseert. Daarnaast vinden veel scholen het vervelend dat ze zelf vervoer moeten regelen bij een bezoek aan de zuivering. Ook te weinig tijd en de afstand naar de zuivering waren belangrijke redenen. Uit deze conclusies zijn dan ook verschillende aanbevelingen gekomen. Aanbeveling 4: Luister naar de wensen van basisscholen Als eerste de bekendheid over de educatieve middelen. Zoals al eerder is geschreven moet het waterschap meer bekendheid geven aan de educatiemogelijkheden die het organiseert. Hierin is het belangrijk om te benadrukken dat de educatiemogelijkheden gratis worden aangeboden. In de communicatie die naar buiten toe gaat, kan hier bekendheid aan worden gegeven. Welke communicatiemiddelen hiervoor ingezet moeten worden kunt u lezen in § 8.4. Organiseer vervoer naar de rioolwaterzuivering Verschillende basisscholen vinden het vervelend dat ze bij een bezoek aan de zuivering zelf vervoer moeten verzorgen. Een van de aanbevelingen is dan ook dat het waterschap vervoer moet regelen als scholen de zuivering willen bezoeken. Dit is een extra service die het waterschap biedt. Het waterschap zou zelf een bus aan kunnen schaffen en daarmee de kinderen naar de zuivering vervoeren. De aanschaf van een bus is natuurlijk erg prijzig, eventueel zou er ook een contract met Connexxion afgesloten kunnen worden. Het waterschap zou dan afspraken kunnen maken over het huren van een bus. Het vervoer is voor scholen dan geen belemmering meer, daardoor wordt de drempel verlaagd en zullen scholen eerder de zuivering bezoeken. Benadruk de onderscheidendheid van de educatiemogelijkheden Ook tijd is een belangrijk item. Basisscholen krijgen veel aanbiedingen rondom gastlessen en excursies. Basisscholen kunnen echter niet aan alles meedoen. De educatiemogelijkheden van het waterschap moeten daarom onderscheidend zijn met betrekking tot andere instellingen. Deze onderscheidendheid is er, maar die moet ook goed benadrukt worden in de communicatie.
66
Hoofdstuk 8 Open meer zuiveringen voor een rondleiding Verschillende scholen hebben aangegeven dat de zuivering te ver van de school vandaan is. Een aanbeveling is dat er meer zuiveringen open gesteld worden voor rondleidingen. Op dit moment worden er rondleidingen gegeven op vier verschillende zuiveringen, deze zuiveringen zijn dagelijks bemand. Op de andere zes zuiveringen zijn niet dagelijks mensen, daarom worden hier geen rondleidingen gegeven. Om aan de wensen van de scholen te voldoen, moeten er nog vier extra zuiveringen opgesteld worden, zodat er in elke regio zuiveringen zijn die bezocht kunnen worden. Dit zijn de zuiveringen op Waarde, Bruinisse, Kamperland en Tholen. In totaal zijn er dan acht zuiveringen die bezocht kunnen worden. Hiermee is het voor verschillende scholen makkelijker om de zuivering te bezoeken. De vier extra zuiveringen zijn over het algemeen onbemand, maar onbemand bekent niet dat er nooit iemand komt. Een bezoek zou dan goed afgestemd moeten worden met de mannen van de zuivering. Het is geen optie om alle zuiveringen open te stellen in verband met veiligheidsredenen. Daarnaast is er op deze zuiveringen geen ontvangstruimte en is er voor de kinderen te weinig te zien om een uur rond te kijken. Benut de natuurouders Er zijn verschillende basisscholen in het waterschapsgebied die natuurouders inzetten voor natuuren milieueducatie in het onderwijs. Aan de ene kant kunnen natuurouders als concurrenten gezien worden, aan de andere kant kunnen ze ook positief werken. Probeer het concurrentieidee te vergeten, het is juist aan te raden om de natuurouders zo veel mogelijk te benutten. Dat kan bijvoorbeeld door als waterschap aan te sluiten bij de natuuroudercursus. Deze cursus leidt een ouder op tot natuurouder. De natuuroudercursus wordt door verschillende instanties gegeven. Tijdens deze cursus zou het waterschap iets kunnen vertellen over de werkzaamheden die zij uitvoeren. Eventueel kan het waterschap ook een thema op zich nemen denk bijvoorbeeld aan afvalwater. Geef de natuurouders hierbij een rondleiding op de zuivering, zodat ze zien wat het waterschap allemaal doet. Door aan te sluiten bij de natuuroudercursus weten de natuurouders ook welke educatiemogelijkheden het waterschap zelf aanbiedt. Natuurouders staan dicht bij de leerkrachten en kunnen deze dan ook positief beïnvloeden. Als een natuurouder positief is over het waterschap, kan een leerkracht eerder besluiten om deel te nemen aan de educatiemogelijkheden van het waterschap. Natuurouders maken dan eigenlijk reclame voor het waterschap. Een andere optie om natuurouders meer bij het waterschap te betrekken is het organiseren van een natuurouderdag. Op deze dag zou het waterschap zijn deuren kunnen openen voor alle natuurouders binnen het waterschapsgebied. De natuurouders zouden een rondleiding kunnen krijgen door het gebouw en eventueel een zuivering of een gemaal bezoeken. Probeer eigenlijk om de natuurouders binnen te halen, zodat zij de educatiemogelijkheden aan basisscholen aanbevelen. Onderzoek de combinatie van natuurouders en educatiemogelijkheden In de conclusie heeft u een combinatie kunnen zien van basisscholen die wel eens gebruik gemaakt hebben van de educatiemogelijkheden van het waterschap en natuurouders. De nauwkeurigheid van dit antwoord was moeilijk na te trekken, omdat niet gevraagd is of scholen tegelijkertijd van beide gebruik maken. Een aanbeveling voor een volgend onderzoek is dan ook om te kijken of scholen die nu gebruik maken van natuurouders tegelijkertijd ook gebruik maken van de educatiemogelijkheden van het waterschap. Dan kan pas echt gezegd worden of natuurouders gezien kunnen worden als concurrenten voor het waterschap. 8.4 Communicatiemiddelen Het waterschap gebruikt verschillende communicatiemiddelen om basisscholen te informeren over de educatieve middelen die het aanbiedt. Jaarlijks wordt er een direct mailing verstuurd die een brief en een flyer bevat. In de conclusie heeft u kunnen lezen dat minder dan de helft van de directeuren deze flyer ook daadwerkelijk leest. Tijdens de groepsdiscussie en de interviews kwam naar voren dat de flyer te veel tekst bevat en niet aanspreekt. Dit zijn verschillende punten die het waterschap kan verbeteren.
67
Hoofdstuk 8 Aanbeveling 5: Ontwikkel een educatiebrochure Het waterschap moet een educatiebrochure ontwikkelen. In deze brochure kunnen alle educatiemogelijkheden uitgelegd worden. Vertel welke mogelijkheden er voor scholen zijn, maar laat het ook zien. Ondersteun de tekst met verschillende foto’s, zodat leraren weten wat ze kunnen verwachten. Om de brochure extra aantrekkelijk te maken zouden er naast de uitleg over de educatiemogelijkheden ook interviews in kunnen staan met freelancers, leerkrachten of kinderen. De brochure moet een echte eyecatcher zijn, waar mensen niet omheen kunnen. Zoals u in de conclusie heeft kunnen lezen had men graag aan alle directeuren de vraag gesteld waarom de flyer niet gelezen wordt. Er zijn nu wel aanknopingspunten die tijdens de groepsdiscussie en de interviews met directeuren naar voren zijn gekomen. Eventueel zou bij het ontwikkelen van een nieuwe brochure aan enkele scholen gevraagd kunnen worden wat voor informatie zij willen ontvangen. Ontwikkel een relatieblad voor kinderen Een andere aanbeveling is het ontwikkelen van een relatieblad voor kinderen. Er is nu elke keer nog gesproken over het communiceren naar ouderen toe. Maar het zijn juist de kinderen die de toekomst vormen. Daarom moeten juist zij ook benaderd worden. Voor volwassenen geeft het waterschap eens per kwartaal een relatieblad uit, de Waterwerker. Het ontwikkelen van een relatieblad voor kinderen is eigenlijk hetzelfde idee, maar dan specifiek gericht op kinderen. Geen Waterwerker, maar voor kinderen het ‘Waterwerkertje’. In deze brochure kan op een kinderlijke manier uitgelegd worden wat het waterschap doet. Een ander leuk idee is om een kind van een waterschapmedewerker aan het woord te laten, die vertelt bijvoorbeeld wat zijn vader bij het waterschap doet. Houd regelmatig contact met kinderen Kinderen zijn een belangrijke doelgroep voor het waterschap. Het waterschap wil dan ook dat kinderen hem vroeg leren kennen. Het is dan ook een aanbeveling om al eerder contact met kinderen te creëren dan pas in groep 7/8. Een middel dat genoemd is, is het relatieblad voor kinderen maar er kan nog meer gedaan worden. Stuur kinderen in groep 1/2 een bellenblaas toe en geef stripboekjes in groep 3/4/5. Dit zijn allemaal contactmoment waardoor kinderen het waterschap leren kennen. Wanneer de kinderen in groep 7/8 zitten, kan de leraar dan een gastles of excursie aanvragen. Onderzoek of het voortgezet onderwijs interesse heeft in de educatiemogelijkheden Ook het voortgezet onderwijs kan voor het waterschap een belangrijke doelgroep zijn. De educatiemogelijkheden zijn nu gericht op basisschoolleerlingen. Het is dan ook een aanbeveling om te onderzoeken of het voortgezet onderwijs ook interesse heeft in de educatiemogelijkheden van het waterschap. Als deze scholen interesse hebben, kan het waterschap op deze manier nog meer jongeren bereiken. Het zijn immers jongeren die straks op de arbeidsmarkt komen en op zoek gaan naar een baan. Zoals de titel van deze scriptie luidt: ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.’ Verstuur twee keer per jaar een direct mailing Elk jaar informeert het waterschap basisscholen door middel van een direct mailing. Deze mailing wordt jaarlijks verstuurd in januari. In de conclusie heeft u kunnen lezen dat ongeveer de helft tevreden is over het contactmoment en de andere helft niet. Dit zijn beide grote groepen. Een aanbeveling is dan ook om twee keer per jaar een contactmoment met de basisscholen te creëren. Sowieso in de maand januari en rond eind mei begin juni. Voor het waterschap zitten er ook verschillende voordelen aan om twee keer per jaar een contactmoment te creëren. Als eerste voldoet men zo aan de wensen van de directeuren. Daarnaast zorgen meerdere contactmomenten voor naamsbekendheid en herkenning van het waterschap.
68
Hoofdstuk 8 Richt de direct mailing aan leraren van groep 7/8 De direct mailing die verstuurd wordt, is nu gericht aan de directeur van de basisschool. Tijdens de interviews kwam naar voren dat leerkrachten zelf mogen beslissen of ze deel willen nemen aan een gratis gastles. Daarom is het een aanbeveling om de direct mailing direct naar de leerkracht van groep 7/8 te sturen. Zo kan de brief niet verloren gaan in de weg van directeur naar leerkracht. Verschillende directeuren hebben zelfs aangegeven dat al hun post eerst gelezen wordt door hun secretaresse. Dit is dan nog een extra schakel. Maak het mogelijk om via internet educatiemogelijkheden aan te vragen In september 2007 krijgt het waterschap een nieuwe website. Door het nieuwe beheersysteem is het mogelijk om via de website gastlessen en excursies aan te vragen. In de conclusie heeft u kunnen lezen dat basisscholen hier positief tegenover staan. Het is dan ook een aanbeveling om deze mogelijkheid in de website door te voeren. Internet is een medium dat snel ingeschakeld wordt voor het zoeken van informatie. Als leraren ook gelijk de educatiemogelijkheden kunnen aanvragen kan dit drempelverlagend werken. Daarnaast kan het aanvragen van de gastlessen en excursies op elk moment van de dag. Een andere aanbeveling met betrekking tot de website is het geven van informatie over de educatiemogelijkheden. Op de website die het waterschap nu heeft, wordt niets verteld over de educatieve middelen die het waterschap aanbiedt. Het is dan ook zeker aan te raden om een pagina hieraan te wijden. Houd de optie open om leskisten te ontwikkelen In het waterschapsgebied zijn verschillende organisaties die leskisten voor basisscholen beschikbaar stellen. Uit de enquête is naar voren gekomen dat alle directeuren interesse hebben in het lenen van een leskist van het waterschap. Het zou dan ook geen vreemde aanbeveling zijn dat het waterschap leskisten moet gaan ontwikkelen. Toch zijn de freelancers niet enthousiast over het ontwikkelen van een leskist. Zij zien hier verschillende haken en ogen aan zitten. Als eerste de manier van uitlenen en het controleren van de spullen. De freelancers zijn bang dat het uitlenen niet goed geregeld zal worden en dat bij het terug geven van de leskist niet alle spullen in de kist zullen zitten. Het uitlenen van de leskisten zou dan ook zeker goed opgezet moeten worden. De leskisten zouden eventueel op de verschillende steunpunten van het waterschap geleend kunnen worden. Het is dan een taak voor de medewerkers om deze leskisten te controleren of alle materialen bij het terug brengen in de kist zitten. Een andere oplossing zou zijn dat de leskisten geleend worden bij de freelancers. Zij kunnen dan zelf controleren of alle materialen bij het terugbrengen aanwezig zijn. Een ander punt van de freelancers is dat zij vinden dat er genoeg goede leskisten te leen zijn bij de MEC’s. Zij vinden dat leskisten niet versnipperd moeten worden aangeboden. De aanbeveling is dan ook dat het waterschap eerst moet gaan inventariseren welke leskisten er allemaal aangeboden worden. Bezoek bijvoorbeeld een van de MEC’s. Als hieruit blijkt dat het waterschap nog goede educatieve middelen kan aanvullen, kan het waterschap overwegen om een leskist te ontwikkelen. Eventueel kan deze leskist ook aangeboden worden bij de MEC’s, omdat leraren de weg naar deze centra kennen. Het waterschap kan de leraren hier dan ook naar toe verwijzen.
69
Literatuurlijst LITERATUURLIJST -
Baarda, D.B. en M.P.M. de Goede, Basisboek Methoden en Technieken, WoltersNoordhoff, Groningen, 2001. Balk, J.A.J. en R.J. Stassen, INK handleiding positiebepaling, INK, Zaltbommel, 2004. Blaauwbroek, A., H. van de Heuvel en J. Liefers, Basiscursus voorlichting: het opzetten, uitvoeren en evalueren van voorlichtingscampagnes, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992. Boeije, H., Analyseren in kwalitatief onderzoek, denken en doen, Boom onderwijs, Amsterdam, 2005. Boon, T. den en D. Geeraerts, van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, Van Dale Lexicografie, Utrecht / Antwerpen, 2005. Cörvers, R.J.M., Cursus Milieuvoorlichting en –educatie, Open universiteit, Heerlen, 1991. Gemeente Tholen, Samen op weg naar meer duurzaamheid, Milieubeleidsplan 2003-2008. Gemeente Veere, Milieucommunicatiebeleid 2004-2006. Gent, B. van en J. Katus (red), Voorlichting: theorieën, werkwijzen en terreinen, Samson, Alphen aan den Rijd, 1984. Groenendijk, J.N.A., G.A.T.H. Hazekamp en J. Mastenbroek, Public Relations en Voorlichting, Samsom, Alphen aan den Rijn, 1993. Greven, J. en J. Letschert, Kerndoelen primair onderwijs, DeltaHage, Den Haag, 2006. Hoekstra, J.C., Direct marketing, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2003. Huizing, K.J., Een goede mailing, Stijl- en schrijfadviezen voor een direct-mailbrief, TiemeMeulenhoff, Utrecht / Zutphen, 2004. IVN, Wie weet wanneer wat van water, Doorlopende leerlijn voor het thema water, Amsterdam, 2006. Jumelet, L. en I. Wassenaar (red), Overheidscommunicatie, TiemeMeulenhoff, Utrecht / Zutphen, 2003. Mastenbroek, J., M. van Persie, G. Rijnja en B. de Vries, Public Relations, De communicatie van organisaties, Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2004. Olsthoorn, A.C.J.M. en J.H. van der Velden, Elementaire communicatie, TiemeMeulenhoff, Utrecht / Zutphen, 2002. Padmos, B., De scriptiesupporter, Een doeltreffende aanpak van je scriptie, Garant, Antwerpen / Apeldoorn, 2003. Provincie West-Vlaanderen, Dienst natuur en milieueducatie. Uijlings-Schuurmans, M., Veldwerk op de basisschool, De didactiek van het veldwerk binnen natuur- en milieu-educatie, Akelei, Assendelft, 1991. Saunders, M., P. Lewis en A. Thornhill, Methoden en technieken van onderzoek, Pearson Education, Amsterdam, 2006. Staatsbosbeheer Educatievisie, Natuur, een spannende beleving buiten, 2006. Vos, M.F., Van plan tot uitvoering, Lemma, Utrecht, 1997. Waterschap Hunze en Aa’s, Watereducatie voor het onderwijs, “Kwaliteit van Educatie”, Veendam, 2007. Waterschap Zeeuwse Eilanden, Bestuursprogramma algemene vergadering, Middelburg, 2006. Waterschap Zeeuwse Eilanden, De burger in beeld: een nieuwe kijk op waterschapscommunicatie, Middelburg, 2004. Waterschap Zeeuwse Eilanden, Perspectievennota, Middelburg, 2004.
Websites - http://nl.wikipedia.org/wiki/Educatie - www.communicatieplein.nl
70
Bijlagen BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Direct mailing Interview directeur A. Willemse, basisschool de Palmenhof Interview directeur J.C. Barth, basisschool de Cypressenhof Interview directeur H. Satter, basisschool de Vossenburch Schriftelijke enquête Uitkomsten schriftelijke enquête
71
Bijlage 1 direct mailing
72
Flyer
73
Bijlagen Bijlage 2 interview directeur A. Willemse, basisschool de Palmenhof (5 maart 2007) Basisschool De Palmenhof uit Sint-Laurens hoort bij de Vereniging voor Christelijk Onderwijs. Deze school heeft 84 leerlingen, en is de kleinste school binnen de vereniging. Stel u ontvangt een brief van waterschap Zeeuwse Eilanden over de educatiemogelijkheden die zij u bieden. Wat gebeurt er met deze brief? “Ik lees alle brieven die binnen komen, daarna komen ze in de leesmap. De leesmap circuleert langs alle leerkrachten. We hebben een speciaal formulier ontwikkeld, waarop de leerkrachten hun reactie geven over de brief. Uiteindelijk komt de leesmap weer bij mij terug en bekijk ik de reacties. Daarna komt deze brief in een map, waarin we alle gastlessen verzamelen. Wil de leerkracht iets met de kinderen gaan doen, dan kan in deze map gezocht worden welke organisaties gastlessen aanbieden.” Hoe verloopt de interne communicatie op uw school? Neemt u de eventuele beslissing over een gastles of gebeurt dat in teamoverleg? “De interne communicatie verloopt hier heel flexibel. Wij zijn natuurlijk maar een kleine school en we zien elkaar continu. Mocht er ineens iets dringends zijn, dan roep ik iedereen bij elkaar. Meestal spreek ik iedereen op de gang aan of bespreken we alles onder de lunch. Wat betreft de gastles, kijken we ook naar de grootte van het project. Denk bijvoorbeeld aan de kinderboekenweek, dit is een thema wat de gehele school aangaat. Hierover neem ik de uiteindelijke beslissing. Een gastles van het waterschap is echter voor bepaalde klassen en eenmalig. Daarbij is het ook belangrijk dat een gastles in een bepaald thema past. Het is wel zo dat als we een gratis gastles krijgen aangeboden, de leerkrachten zelf mogen beslissen om hier aan deel te nemen.” Hoe communiceren scholen onderling? Denk bijvoorbeeld aan een ‘groep’ scholen (bv Archipelscholen). Wordt op alle scholen dan dezelfde lijn aangehouden? “Onze school hoort bij de Vereniging voor Christelijk Onderwijs. Wij dragen hetzelfde christelijke onderwijs uit, maar daarnaast werkt elke school voor zichzelf.” Wat zijn beslissingscriteria voor scholen? (Waarom wel of geen gastles) “In eerste instantie is dat de tijdsdruk. Als leerkracht moet je de leerlingen zoveel leren dat er niet veel tijd is om leuke dingen te doen. Daarnaast moet de gastles ook passen in het thema. Nu zitten wij bijvoorbeeld in het thema ‘Verkiezingen’, een gastles van het waterschap zou op dit moment niet in ons programma passen.” Er zijn verschillende kerndoelen die iets met het milieu te maken hebben, wat doet u hiermee? “Alle kerndoelen zijn verweven in de methoden die wij gebruiken. Uitgeverijen weten de kerndoelen die door het ministerie zijn opgesteld, en verwerken deze in hun materialen. De kerndoelen rondom milieu vind je vooral terug in de biologie-, aardrijkskunde- en geschiedenislessen. Het ministerie controleert ook of je als school methodes gebruikt waarin alle kerndoelen verwerkt zijn. Klopt dit niet, dan word je elk jaar opnieuw gecontroleerd. Wij zijn in 2003 voor het laatst gecontroleerd en toen was alles in orde.” Wat doet uw school met leerdoel 48? “Dit leerdoel komt vooral terug in de biologie- en aardrijkskundelessen. We leren de kinderen wat polders zijn en hoe gemalen werken. Daarnaast is het ook belangrijk dat kinderen weten hoe het land droog gehouden wordt.” Vindt u dat de educatiemogelijkheden van het waterschap aansluiten bij de kerndoelen? “De educatiemogelijkheden sluiten aan bij de kerndoelen, maar ik denk wel dat jullie er veel meer uit kunnen halen. Als we nu een bepaald thema hebben, bekijken we de verschillende brochures om iets extra’s voor de kinderen uit te zoeken, bijvoorbeeld dus een gastles. Van het waterschap krijgen we alleen een brief met een gekopieerde flyer erbij, van andere organisaties krijgen we mooie brochures die we in ons brochurerek leggen. Als we dan iets nodig hebben, maakt het ge-
74
Bijlagen kopieerde flyertje van het waterschap niet echt veel indruk. Daarnaast is het zo dat een gastles ter plekke, dus op de rioolwaterzuiveringsinstallatie, veel leuker is voor de kinderen dan een gastles in de klas. Jullie sturen nu elk jaar rond januari een brief, naar mijn idee is dit op het verkeerde moment. De jaarplanning wordt immers aan het begin van het schooljaar gemaakt en dat is rond september. Ik denk dat één keer contact per jaar ook te weinig is. Laat ik als voorbeeld Provincie Zeeland nemen. Zij stuurden ons pas een hele mooie grote poster van brakwater. Aan de hand van deze poster kunnen we de leerlingen iets leren. Ik weet zeker dat het waterschap zoiets ook kan doen. Dit is ook weer een contactmoment, waarbij de naam van het waterschap voorbij komt.” Heeft uw school wel eens gebruik gemaakt van de educatiemogelijkheden van het waterschap? “Nee wij hebben er nog nooit gebruik van gemaakt. Dit komt vooral door de tijdsdruk. Als wij alle aanbiedingen voor gastlessen aannemen, zouden we zelf geen les meer hoeven te geven. Wij proberen de leerlingen twee á drie gastlessen per jaar te geven, en dan kies je toch iets wat in het thema past. Wat voor ons ook een probleem is, is het vervoer. Als wij een rwzi willen bezoeken, hebben we ouders nodig die willen rijden. Tegenwoordig werken de meeste ouders en is het voor ons écht een probleem om zes auto’s bij elkaar te krijgen. Als het waterschap nu busvervoer zou regelen, zou dit voor ons ook gemakkelijker zijn.” Vindt u het fijn, hoe u geïnformeerd wordt door het waterschap? Het gebeurt nu door middel van een brief, zou u liever persoonlijk contact hebben et cetera? “Zoals ik al eerder heb gezegd, zou ik gebruik maken van een pakkende brochure. Naast deze brochure moeten jullie ook een kwartaalblad voor kinderen uitbrengen, eventueel zou hier ook een stukje voor leraren in geschreven kunnen worden. Zo kom je elke keer opnieuw onder de aandacht en leren kinderen ook iets van het waterschap. Daarnaast is het misschien een goed idee om via de mail contact te houden. Stuur bijvoorbeeld een leuk filmpje door of een leuke actie. Jullie hebben vast DVD’s met werkzaamheden, laat bijvoorbeeld via een mailtje weten dat we deze kunnen lenen.” Maakt uw school wel eens gebruik van gastlessen van andere organisaties rondom het thema milieu? “Onze school maakt minimaal gebruik van gastlessen, dit komt voornamelijk door de tijddruk. We hebben wel een enkele keer een leskist geleend bij het MICMEC in Vlissingen. Een gastles moet naar mijn idee iets exclusiefs zijn, namelijk iets wat ik de kinderen niet kan geven.”
75
Bijlagen Bijlage 3 interview directeur J.C. Barth, basisschool de Cypressenhof (6 maart 2007) Basisschool de Cypressenhof is met haar 21 klassen de grootste basisschool van Zeeland. Op deze school zitten maar liefst 550 leerlingen. Deze basisschool valt onder de koepel van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs en staat in Middelburg. Stel u ontvangt een brief van waterschap Zeeuwse Eilanden over de educatiemogelijkheden die zij u bieden. Wat gebeurt er met deze brief? “Alle brieven komen bij de secretaresses binnen. Zij bekijken voor wie de brief interessant is, dit kan bijvoorbeeld zijn voor de onderbouw, middenbouw of de bovenbouw. Zelf lees ik in ieder geval niet alle brieven.” Hoe verloopt de interne communicatie op uw school? Neemt u de eventuele beslissing over een gastles of gebeurt dat in teamoverleg? “Nee, dat mogen de leerkrachten zelf beslissen.” Hoe communiceren scholen onderling? Denk bijvoorbeeld aan een ‘groep’ scholen (bv Archipelscholen). Wordt op alle scholen dan dezelfde lijn aangehouden? “Wij vallen wel onder de koepel van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs, maar daarnaast werkt iedere school voor zichzelf.” Wat zijn beslissingscriteria voor scholen? (Waarom wel of geen gastles) “Als eerste moet de gastles passen in ons programma, en laat ik eerlijk zijn daar ben ik vrij kritisch in. Op onze school staat adaptief onderwijs centraal, dit houdt in dat het onderwijs afgestemd wordt op de behoefte van elk kind. Wat willen en kunnen de kinderen, zij bepalen dus wat voor onderwijs ze nodig hebben. Daarnaast is het zo dat wij ontzettend veel gastlessen aangeboden krijgen. En het moet wel een goede gastles zijn, willen wij daar aan meewerken. Er zijn verschillende kerndoelen die iets met het milieu te maken hebben, wat doet u hiermee? “Alle kerndoelen zijn verwerkt in de methodes die wij aanschaffen. Wij werken ook niet met vakken zoals geschiedenis, rekenen, biologie, et cetera. Onze school werkt met de methode ‘Wereld Orientatie’, hierin staan verschillende thema’s die allemaal raakvlakken met elkaar hebben.” Wat doet uw school met leerdoel 48? In de methode die wij gebruiken zit een thema wat over water gaat, hierin zou het waterschap een rol kunnen spelen. Daarnaast organiseren we elk jaar een groot project, wie weet draait het thema nog eens om water.” Vindt u dat de educatiemogelijkheden van het waterschap aansluiten bij de kerndoelen? “Daar heb ik geen zicht op. Zoals al eerder gezegd, stellen wij hoge eisen aan een gastles. Wat voor jullie belangrijk is om rekening mee te houden, is dat een kind leert van 10% wat hij hoort en van 90% wat hij doet.” Heeft uw school wel eens gebruik gemaakt van de educatiemogelijkheden van het waterschap? “Nee. Het waterschap moet meer rekening houden met wat de school wil. Speel je daar niet op in? Dan kan je wel stoppen met de educatiemogelijkheden.” Vindt u het fijn, hoe u geïnformeerd wordt door het waterschap? Het gebeurt nu door middel van een brief, zou u liever persoonlijk contact hebben et cetera? “Een brief lijkt mij hiervoor een goede manier. Het contactmoment zou alleen beter plaats kunnen vinden in juni. In deze periode worden de plannen gemaakt voor het komende schooljaar. Ook het grote thema wordt dan bepaald.”
76
Bijlagen Maakt uw school wel eens gebruik van gastlessen van andere organisaties rondom het thema milieu? “Wij maken wel eens gebruik van de leskisten van het MICMEC uit Vlissingen. Onze school nodigt niet vaak mensen uit om iets over hun werk te vertellen, dit komt omdat deze mensen vaak geen onderwijs achtergrond hebben. Deze mensen bezitten niet de kwaliteiten die leerkrachten hebben, en kinderen laten het goed merken als ze een verhaal niet interessant vinden. Het zou niet verkeerd wezen dat het waterschap iemand in dienst neemt met een onderwijs achtergrond, die alle educatie verzorgt.”
77
Bijlagen Bijlage 4 interview directeur H. Satter, basisschool de Vossenburch (12 maart 2007) Basisschool de Vossenburch uit Middelburg is een openbare basisschool en heeft 225 leerlingen. Deze school valt onder de koepel van de Archipelscholen. Op deze scholen zijn alle kinderen welkom, ongeacht wat voor godsdienst of levensbeschouwing ze hebben. Stel u ontvangt een brief van waterschap Zeeuwse Eilanden over de educatiemogelijkheden die zij u bieden. Wat gebeurt er met deze brief? “Alle algemene brieven komen op mijn bureau te liggen. Ik bekijk voor welke bouw in mijn school het interessant is, dit kan bijvoorbeeld voor de onderbouw, middenbouw of de bovenbouw. De educatiemogelijkheden van het waterschap zijn vooral gericht op de bovenbouw, dus dan wordt de brief in het bovenbouwoverleg besproken. Meestal worden alle brieven besproken, maar soms krijg je zulke onzin daar doen we dan niets mee.” Hoe verloopt de interne communicatie op uw school? Neemt u de eventuele beslissing over een gastles of gebeurt dat in teamoverleg? “De brief wordt in een overleg besproken en dan bekijken we of de gastles interessant is voor onze school. Een leerkracht mag zelf beslissen of hij meedoet aan deze gastles.” Hoe communiceren scholen onderling? Denk bijvoorbeeld aan een ‘groep’ scholen (bv Archipelscholen). Wordt op alle scholen dan dezelfde lijn aangehouden? “Op alle Archipelscholen wordt dezelfde missie en visie aangehouden namelij: openbaar onderwijs voor alle kinderen ongeacht wat voor godsdienst of levensbeschouwing ze ook hebben. Daarnaast werkt iedere school voor zichzelf.” Wat zijn beslissingscriteria voor scholen? (Waarom wel of geen gastles) “Dat is eigenlijk heel divers. Als eerste moet een gastles passen in ons lespakket, het moet een verrijking van de les zijn. Ten tweede maken wij geen gebruik van commerciële gastlessen. Bij voorkeur moet een gastles dan ook gratis zijn, want scholen hebben niet veel budget. Het laatste beslissingscriteria is dat het moet aansluiten bij iets actueels. Zoals bijvoorbeeld bij de Tsunami of de herdenking van de watersnoodramp, een gastles van het waterschap zou hierbij goed passen. Het enige probleem is wel de tijd, als leerkracht moet je zoveel les geven dat er soms geen tijd is voor een gastles. Eén keer per jaar organiseren wij ook een groot project, stel dat het thema water zou zijn, dan zouden de gastlessen van het waterschap goed aansluiten.” Er zijn verschillende kerndoelen die iets met het milieu te maken hebben, wat doet u hiermee? “Wij gebruiken op onze school de methode van Wereld Oriëntatie, hierin zitten alle kerndoelen verwerkt.” Wat doet uw school met leerdoel 48? “In onze methode is er een thema wat over water gaat en hierin staat kerndoel 48 dan ook centraal. In februari met de herdenking van de watersnoodramp, wordt er ook extra aandacht besteed aan het thema.” Vindt u dat de educatiemogelijkheden van het waterschap aansluiten bij de kerndoelen? “Ja dat denk ik wel, er wordt gesproken over milieu, water, klimaat en kwaliteit. Ik weet niet of het de kerndoelen dekt, maar het sluit er zeker op aan.” Heeft uw school wel eens gebruik gemaakt van de educatiemogelijkheden van het waterschap? “Ja, in 2004 is groep 8 op bezoek geweest bij de rwzi in Ritthem. Zelf was ik hierbij niet aanwezig, maar van de leerkracht heb ik gehoord dat dit toen erg goed bevallen is. De gastlessen van het waterschap zijn nu gericht op de bovenbouw, het zou leuk zijn om ook iets voor de midden- en onderbouw te doen. Deze kinderen vinden het ook leuk om eens een ander soort les te hebben.”
78
Bijlagen Vindt u het fijn, hoe u geïnformeerd wordt door het waterschap? Het gebeurt nu door middel van een brief, zou u liever persoonlijk contact hebben et cetera? “Een brief vind ik een uitstekend middel, eventueel zou het ook per mail kunnen. Aan persoonlijk contact heb ik geen behoefte, want in de brief staat alles duidelijk omschreven. Via de telefoon lijkt mij ook niets, daardoor zou ik geneigd zijn om eerder nee te zeggen. Iemand belt bijvoorbeeld op een ongunstig tijdstip en dan breek je het gesprek zo snel mogelijk af. Onze school maakt geen jaarplanning, wij bekijken altijd wat we op het moment aangeboden krijgen. Voor het waterschap is het misschien wel verstandig om de brief te sturen nadat de Cito-toets is afgerond. De leerlingen van groep 8 hebben het erg druk met de voorbereidingen van deze toets. Als dit voorbij is, dan zijn de kinderen echt toe aan ‘leuke’ lessen.” Maakt uw school wel eens gebruik van gastlessen van andere organisaties rondom het thema milieu? “Onze school maakt regelmatig gebruik van gastlessen. Vorige week is er iemand geweest van de gemeente die de kinderen iets over afvalverwerking kwam vertellen. Deze man had een hele leuke les voorbereid en de kinderen waren aan het einde helemaal enthousiast. Kinderen willen graag weg van de school, maar als iemand écht een leuke les heeft voorbereid, zijn ze daarmee ook tevreden. Rondom milieu zijn dit jaar ook Greenpeace, Wereldnatuurfonds en de Dierenbescherming op bezoek geweest. Van het MICMEC maken wij eigenlijk weinig gebruik, dit komt ook omdat we speciaal naar Vlissingen moeten om een leskist te lenen. Als het waterschap nu leskisten had, was het voor ons heel wat makkelijker. Maar ja, iemand uit Goes zal weer niet speciaal naar Middelburg rijden om een leskist te lenen.”
79
Bijlagen Enquête, deze pagina vervangen door de enquête!
80
Bijlagen Bijlage 6 uitkomsten schriftelijke enquête In maart hebben alle basisscholen (208) in het waterschapsgebied een schriftelijke enquête ontvangen. In totaal zijn er hiervan 72 retour gekomen, het respons komt hiermee op 35%. Bij de ingevulde enquêtes is gekeken uit welke regio de basisschool kwam, om hiervan een duidelijk inzicht te krijgen. Ingevulde enquêtes 50%
50%
45% 40% 37%
35%
33%
30%
30%
29%
25% 20% 15% 10% 5% 0%
W
a
r he lc
en
o N
d or
-B
el ev
an
d
Z
d ui
e -B
l ve
an
d
ho Sc
en uw
-D
u
el iv
an
d o Th
le
n
Vraag 1 Wist u, voordat u deze brief ontving, dat WZE gastlessen op basisscholen geeft en rondleidingen organiseert op rwzi's?
70% 60%
69%
50% 40% 30%
31%
20% 10% 0% Ja
Nee
81
Bijlagen Vraag 2 Ontvangt u elk jaar een informatiebrief over de gastlessen en rondleidingen die het WZE geeft?
60% 50% 51%
40% 30%
35%
20% 14%
10% 0% Ja
Nee
Weet niet
Vraag 3 Leest u altijd de bijgevoegde flyer over de educatiemogelijkheden?
50% 40%
46%
43%
30% 20% 10%
10%
0% Ja
Soms
Nee
Vraag 4 Weet u dat de gastlessen en de rondleidingen gratis zijn?
80% 70% 60%
71%
50% 40% 30%
29%
20% 10% 0% Ja
Nee
82
Bijlagen Vraag 5 Heeft uw school wel eens een gastles of excursie aangevraagd?
80% 70% 60% 50%
52%
48%
40% 30% 20% 10% 0%
Ja
Nee
Vraag 6, alle regio’s Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
35%
30% 31% 25%
20% 17%
15%
15% 14%
10%
10% 7%
5%
3%
3% 0%
0%
0%
i a an rs ol ijd en rw z ers tte en a o g s r d d h a ig t o ud mm Ande a e c n r k n o a a d s v a i r r n e u g at te ze eld o l v e le n a tu e w s pro on an ie d het g ho n T l a l g c p n n u s e j it o va at om nr at ze in o td r ite e ilij k td on u ik et ete h r i o e i o i c n b n r va st ge Da rm Mo np st n Pa oe en ee Wi ver v k g r e a t f zi t f ve jm ee Wi zel rh Rw e e t tw Wa da d le n rve Ve
83
Bijlagen Leraren konden ook kiezen voor anders, namelijk: - Vorige leerkracht van groep 7/8 deed dit nooit. - Niet vervelend, maar lukt ons niet in verband met werkende ouders. - Gewoon nooit echt bewust over nagedacht. - Wel steeds van plan, maar kwam er niet van. - Andere excursies. - Hadden andere excursie gepland. - Nog niet van gekomen. - Ik werk hier nog maar pas. Vraag 6, Walcheren Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
60%
50%
53%
40%
30%
20%
13%
10% 7%
7% 0%
13%
7%
0% 0% i z n l s d n r a tij tte en oo ma nders ge de r rw da ed kos e sch e vra nig ou am aa an i A r r n td v e d u g l l a w e o tu ro nz nt len ie d het g na Te sp cho rege p o m aa n n s o jull a o t t t i o ze in da kv da ten rite eilijk on rui iet oe iet cht r io eb van er m st n g Da Mo np st n r a i n e P W ve vo ge ake ver i te eft ij m wz elf he W z r R e t we Wa at dd n e l rve Ve 0%
0%
84
Bijlagen Vraag 6, Noord-Beveland Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
100% 90%
100%
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
0%
0% ol
0%
0% an
0% i rw z
0%
0%
0%
0%
er s
tijd tte en o ma nders g d r da ed k os e s c h e v r a ni g ou am aa an i A r r n td v d e u g l a l w e tu o ro nz nt l en i e d het g na Te sp c ho r e g e p o m aa n n s o j ul l o a t t t e i o z in da da ik v te n rite eilijk on i et oe i et c ht rio br u v a n er m st n ge Da Mo np st n r a i n e e P W v vo ge ak e ver i te ef t ij m wz he el f W z r R e t we Wa at dd n e l r ve Ve en
Vraag 6, Zuid-Beveland Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
25% 24%
24%
20%
15%
12%
12%
12%
10%
8% 5% 4%
4% 0%
0%
0%
zi l n rs an tijd tte en oo ma nders ge de r rw da ed kos e sch e vra nig ou am aa an i A r r n td v e d u g l l a w e o tu ro nz nt len ie d het g na Te sp cho rege p o m aa n n s o jull a o t t t e i o z in da da ik v ten rite eilijk on iet oe iet cht bru r io van er m st n ge Da Mo np st n r a i e n e P W v vo ge ake ver i te eft ij m wz elf he W z r R e t we Wa at dd n e l r ve Ve
85
Bijlagen Vraag 6, Schouwen-Duiveland Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
25% 25% 20%
15% 13%
13%
13%
13%
13%
13%
10%
5%
0%
0%
0%
0%
i rs a an rs ol ijd te en rwz en de da ho ag ig t ost mm Ande ar ed c n r k a d s v a rou n v ein rogra u e e ld at l t z n u w e t d o n g o p on ele na Te aa et llie ns sch eg op th t ju van om nr ze eit in o da k t e k da i n i t j t t r i t o u l ie oe ie ch ei br rio van er m st n ge Da Mo np st n Pa o en ee Wi ver v k g r e a t ve ef zi t jm he elf Wi Rw ez ter a w t W a dd len e v r Ve
Vraag 6, Tholen Waarom heeft uw school nog nooit een gastles of excursie aangevraagd?
30% 30% 25%
20%
20%
20%
20% 15%
10% 10% 5%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
i rwz
l n rs an tijd tte en oo ma nders ge de da ar ed ko s e sc h e vr a an inig A rou ram na td v e d u g l l a t z n u w o e t o pr on an ele ie d het g na ho Te l s a l g c p n n u s e o r a o t tj it om da da nze eten ik v t in rite eilijk o iet cht no bru nie rio n a o a e t p m t v s g D r M n s e n er Pa ee Wi r vo ev ake ft g zi t f ve jm l ee i w h e W R ez ter tw Wa da d len r ve Ve
86
Bijlagen Vraag 7 Van welke educatiemogelijkheid heeft uw school gebruik gemaakt?
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
71%
29%
0% Excursie naar een rwzi
Interactieve themales
Vraag 8 Verliep de aanvraag van de gastles/excursie naar wens?
100% 80% 60%
100%
40% 20% 0% 0% Ja
Nee
Vraag 9 Voldeed de rondleiding/gastles aan uw verwachtingen?
100% 80% 60%
97%
40% 20% 3% 0% Ja
Nee
87
Bijlagen Vraag 10 Maakt uw school gebruik van natuurouders?
70% 60%
62%
50% 40% 30%
38%
20% 10% 0% Ja
Nee
Vraag 10, vervolg Hebben scholen die gebruik maken van natuurouders, wel eens een gastles of excursie aangevraagd?
60%
59%
50% 40%
41%
30% 20% 10% 0% Ja
Nee
88
Bijlagen Vraag 11 Er zijn verschillende onderwijskerndoelen die iets met het milieu te maken hebben, vindt u dat de educatiemogelijkheden van het waterschap hierop goed aansluiten?
100%
98%
80% 60% 40% 20%
2%
0% Ja
Nee
Vraag 12 Wat doet uw school met kerndoel 48? (Kerndoel 48: Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken). De onderstaande antwoorden zijn letterlijk overgenomen. -
-
-
In aardrijkskunde en biologie methode. D.m.v. thema’s, projecten behandelen. Tijdens lessen wereldoriëntatie methodes. Geschiedenis: watersnoodramp. Aardrijkskunde: dijken, water. Excursies. Hoofdstukken uit methoden biologie. Aardrijkskunde. Komt aan de orde bij aardrijkskunde en geschiedenis. Bomen knotten met ZLB (Stichting Landschap Beheer Zeeland). Bezoek aan Oosterscheldekering. Lessen in methode leefwereld. Ligt opgesloten in biologie-, natuurkunde- en aardrijkskundelessen. Behandelen tijdens aardrijkskunde in groep 7/8. Nog te weinig. Dit komt uitgebreid terug in de methodes van geschiedenis, aardrijkskunde en biologie. Aardrijkskunde methode. Geschiedenis, 1953 en de gevolgen (Deltaplan). Lessen aardrijkskunde. Natuurexcursies met leskist MICMEC. We behandelen de watersnoodramp 1953, we werken over Vietnam, Zeeland wordt behandeld. Nog niets buiten de reguliere onderwerpen. Tijdens diverse lessen komt dit aan de orde. Onder andere in natuur- en aardrijkskunde, ook het nieuws behandelen wij. Tijdens klassengesprekken via ouderinfo, hierop aandacht vestigen zoals “Op voeten en fietsendag” en via de methodes aardrijkskunde en natuur. Onderdeel van wereldoriëntatie. Wordt behandeld tijdens natuuronderwijs.
89
Bijlagen -
Ik maak al meerdere jaren gebruik van de gastles + rondleiding. Het thema dijken et cetera komt dan aan bod. In de aardrijkskundeles wordt hier aandacht aan besteed. Alleen, dat wat in de reguliere methodes voorkomt. Lessenserie water + methodeles. Zie methode Geo Bas. Bewust omgaan met water, project water. Komt in onze lessen kosmisch onderwijs aan de orde. Komt in de aardrijkskundelessen veel aan de orde vooral in groep 6. Via gastles en biologiemethode lessen (ook buitenlessen) gaan we daar op in! Wordt in de methodes aandacht aan besteed + excursies. Komt in methodes aan bod of er wordt naar aanleiding van nieuws/tekst in de methode over gesproken. Bespreken in de lessen van aardrijkskunde. Geïntegreerd in methode aardrijkskunde. In de lessen over natuuronderwijs besteden we hier regelmatig aandacht aan. Informatie via hoogtekaart en omschrijving van de omgeving van Tholen. We doen ons best, maar we komen tijd te kort. Methodelessen. Onze school is een school voor speciaal onderwijs. Afhankelijk van wat de groep aan kan wordt onderwijs geboden. Kerndoel 48 valt binnen aardrijkskunde/wereldoriëntatie. Behandelen aan de hand van methodelessen aardrijkskunde en geschiedenis. Dit kerndoel komt aan de orde in onze methode voor aardrijkskunde in groep 6. Aardrijskunde; Deltaplan ramp 1953, leerstof van groep 6. Als dit bij de aardrijkskundeles of bij biologie in de methode aan de orde komt, wordt er aandacht aan besteed. Dit zit verweven in onder andere geschiedenis en aardrijkskunde methoden. Alleen aandacht tijdens aardrijkskundelessen. Lessen uitwerken en geven uit methode. Geschiedenis, aardrijkskunde en biologie. Lessen over de kering – water. Aardrijkskundeles uit methode. We kunnen werken over de ramp van 1953 + de deltawerken. Voornamelijk lessen die in de methodes (aardrijkskunde en natuur) worden aangeboden. Uitleg via de methode biologie, aardrijkskunde en maatschappijleer. Komt aan de orde in aardrijkskundemethode et cetera. Lessen over dijken, bescherming van het land; natuurlijk en door ingrijpen van mensen en lessen van Rijkswaterstaat. Bijna niets. Komt in de methode aardrijkskunde voor. Dijken et cetera zijn zeer actueel in Oudelande, komt veelvuldig ter sprake! Tijdens de wereldoriëntatie vakken wordt hier aandacht aangeschonken, als het onderwerp zich daar voor leent. Weinig. Lessen vanuit de methode Leefwereld. Aandacht geven. Dit wordt behandeld in aardrijkskunde- en geschiedenislessen. Aandacht geven tijdens lessen wereldoriëntatie. Weinig. Dit komt aan bod bij de behandeling van onderwerpen bij geschiedenis en aardrijkskunde (bedijking, polders aanleggen, gemalen, Deltawerken enz.) Komt terug in diverse vakken. Dit komt aan bod via de lesmethode die wij hanteren, maar dit is eigenlijk niet toereikend. Dat wordt tijdens natuur/aardrijkskunde/geschiedenis besproken. Project water in en rondom Stavenisse van Rijkswaterstaat gedaan.
90
Bijlagen -
Project over water in de bovenbouw. Komt terug bij aardrijkskunde. Zie aardrijkskunde methode. Daaraan wordt regelmatig aandacht besteed, soms uitgebreid met excursie et cetera, soms meer terloops als onderwerp in een groter geheel. Inherent aan onze biologiemethode. Tijdens de natuurlessen gaat er veel aandacht naartoe. Ook de aardrijkskundelessen behandelen we dit onderwerp.
Vraag 13 Zou u geïnteresseerd zijn in het lenen van een leskist?
100% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 0% Ja
Nee
Vraag 14 U ontvangt elk jaar in januari een brief over de gastlessen en excursies. Zou u liever op een ander moment de brief ontvangen?
70% 60% 53%
50% 40%
47%
30% 20% 10% 0% Ja
Nee
91
Bijlagen Vraag 14, vervolg In welke maand zou u de direct mailing willen ontvangen? 50% 45%
46%
40% 35% 30% 25% 20% 15%
17% 13%
10%
j
2%
0%
0% u an
10%
9%
5% ar
i fe
u br
ar
i m
aa
rt
2% ap
r il
0% ei m
ju
ni
ju
0%
li au
g
s tu s u se
em pt
be
r o
ob kt
er n
em ov
0% be
r d
em ec
0% be
r
Vraag 14, vervolg Waarom wilt u de direct mailing op een ander moment ontvangen? De onderstaande antwoorden zijn letterlijk overgenomen. Maart: - Dan de Cito-toetsen achter de rug zijn. - Aan het begin van het jaar er allerlei andere zaken spelen. April: - We het dan kunnen meenemen in de jaarplanning. - We dan de planning voor het komende schooljaar maken. Mei: - Er dan gepland wordt voor het jaar erop. - De planning voor het volgend jaar dan wordt gemaakt. - Het nieuwe schooljaar van augustus tot augustus loopt (dan dus in te plannen). - We het dan kunnen meenemen in de jaarplanning. - We dan met de natuurouders kunnen overleggen voor het komend schooljaar. - Er dan rekening mee gehouden kan worden in het volgende schooljaar. - Dan planningen worden gemaakt. - In verband met jaarplanning. - In juni/augustus het jaarplan (programma voor het volgende cursusjaar) wordt vastgesteld. - We dan voor het nieuwe jaar plannen. - We dan bezig zijn met de planning in het komende schooljaar. - We dan de verschillende thema’s plannen voor de groepen voor het nieuwe schooljaar. - We dan de projectplanning en agenda maken voor ’t nieuwe schooljaar. - Ik dan de planning voor het nieuwe schooljaar maak.
92
Bijlagen Juni: - Er dan gepland wordt voor het jaar erop. - Planning. - We dan plannen voor 2007/2008. - Een en ander dan beter in te plannen is in verband met de plannen voor het volgend schooljaar - We dan de jaarplanning maken. - We dan met de natuurouders kunnen overleggen voor het komend schooljaar. - Er dan rekening mee gehouden kan worden in het volgende schooljaar. - Dat beter uitkomt in verband met jaarplanning. - We dan bezig zijn met de planning in het komende schooljaar. - We dan de verschillende thema’s plannen voor de groepen voor het nieuwe schooljaar. - Ik dan de planning voor het nieuwe schooljaar maak. Augustus: - Dan rekening gehouden kan worden met de planning van excursies. - Het makkelijker is dan een planning te maken. - Het schooljaar dan nog in te plannen is. - Dan het schooljaar wordt ingepland. - We bedrijfsbezoeken vooruit willen plannen (thema gericht). - Het schooljaar dan begint. - Dan het begin van het schooljaar is. September: - Ik dan in de jaarplanning meer rekening met aansluiting methode lessen kan houden. - Dan rekening gehouden kan worden met de planning van excursies. - Er beter gepland kan worden. - Planning. - Een beter planning dan mogelijk is. - Dan het schooljaar wordt ingepland. - Een en ander eerder ingepland kan worden. - We dan de verschillende thema’s plannen voor de groepen voor het nieuwe schooljaar. Vraag 15 Als het via onze website mogelijk zou zijn om een gastles/excursie aan te vragen, zou u hier dan gebruik van maken?
100% 97% 80% 60% 40% 20%
3%
0% Ja
Nee
93
Bijlagen Vraag 16 Heeft u nog opmerking over de educatiemogelijkheden van het waterschap? De onderstaande antwoorden zijn letterlijk overgenomen. -
-
Is weer even geleden dat we op de waterzuivering zijn geweest. We zullen kijken of we weer in kunnen plannen. Wij zijn zeer tevreden en maken al een aantal jaren gebruik van de mogelijkheden van het waterschap. Wij, groep 8, de natuurouders en leerkracht, zijn reuze benieuwd naar de gastles en het bezoek aan de waterzuivering. Als je iets wilt, kun je hier zelf initiatief voor nemen. Het aanbod is een extra service. Het zelf dingen doen, is voor kinderen altijd heel leuk. Aan dit punt zou misschien op een of andere manier wat meer aandacht besteedt kunnen worden. De gastles wordt altijd als leuk en interessant beoordeeld. Goed initiatief, ben zeer enthousiast. Ga zo door! Bij vraag 15: deze informatie kan ook per mail. Ik kan dan per mail antwoord geven Aangepast programma voor speciaal onderwijs. Graag kom ik in aanmerking voor een gastles in verband met een excursie voor 24 leerlingen van groep 8. Leerkracht: P. de Visser 0118-563586. We hebben in groep 6 al wel gewerkt met het materiaal van Droppie Water. We willen hier graag meer informatie over!! We komen graag (zéér graag) dit jaar weer naar de waterzuivering, gezien de positieve reacties van vorig jaar. Hoop snel een bezoek te brengen! Nog wat extra aandacht voor de interactieve themalessen. Het is nog niet zo bekend bij ons op school.
94