Voorwaarden voor deelname aan het Project FOOD FUTURE in de EDR, Euregio, Euregio Rhein-Waal en de Euregio Rhein Maas Noord 2010-2014 Begrippen In deze voorwaarden wordt verstaan onder: DIL Deutsches Institut für Lebensmitteltechnik e.V. FPI Food-Processing Initiative e.V. LIOF NV Industriebank LIOF NieKE Landesinitiative Ernährungswirtschaft NOM NV Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij Oost NV Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland N.V. EDR Eems Dollard Regio Ondernemer:
Een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die voor eigen rekening en risico een onderneming exploiteert;
Onderneming:
Een organisatie die in het handelsregister van de KvK is ingeschreven.
Midden- en kleinbedrijf
In de begripsbepaling wordt voor de definitie voor het midden- en kleinbedrijf verwezen naar de EG-verordening nr. 70/2001. Voor de toepassing van het begrip ‘midden- en klein bedrijf’ heeft de Europese Commissie aanbevolen zich te richten op de definitie zoals deze in de bijlage van de Aanbeveling (nr. 361/2003) is opgenomen, gewijzigd bij verordening 364/2004 d.d. 25 februari 2004. In deze regeling wordt daaraan gevolg gegeven. Kort samengevat houdt deze definitie het volgende in: - bij de onderneming zijn minder dan 250 mensen werkzaam - de jaaromzet is niet meer dan 50 miljoen Euro of het balanstotaal is niet meer dan 43 miljoen Euro. Bij de berekening van het aantal werkzame personen en de financiële waarden worden partnerondernemingen en verbonden ondernemingen als omschreven in de Aanbeveling, meegenomen. De onderneming dient in dit kader een verklaring af te leggen die is opgenomen in het aanvraagformulier. Genoemde ondernemingen houden zich bezig met activiteiten met een NACE-code, als vermeld in bijlage 1.
Innovatie:
Innovatie is het doorvoeren van één of meer significante ontwikkelingen in product of proces, of (ontwikkeling van een nieuwe) markt, en vaak een combinatie van de drie, die op een nieuwe wijze wordt toegepast binnen de onderneming, die bovengemiddeld risico met zich meebrengt en met als doel het versterken van duurzaam concurrentievoordeel. 1
Criteria verdeling subsidiegelden Het project FOOD FUTURE is bedoeld voor ondernemingen die gevestigd zijn in gemeenten binnen INTERREG IVa werkgebied van de Eems Dollard regio, Euregio Rijn-Waal, Euregio Rhein-Maas-Nord en de Euregio. Het programmagebied van INTERREG IV A omvat de volgende gebieden: (een overzicht van de gemeenten binnen de COROP-gebieden, Landkreise en provincies is op internet te vinden onder www.food-future.eu). Euregio Eems Dollard Regio Duitsland:
Nederland:
Landkreis Ammerland Landkreis Aurich Landkreis Cloppenburg Landkreis Emsland Landkreis Friesland Landkreis Grafschaft Bentheim Landkreis Leer Landkreis Osnabrück Landkreis Wittmund Stadt Emden Stadt Osnabrück
Provincie Drenthe Provincie Groningen Provincie Friesland
Euregio Duitsland Mitgliedsgemeinden im südlichen Landkreis Emsland: Emsbüren (50 %), Spelle (50 %) und Salzbergen (50 %) Landkreis Grafschaft Bentheim Kreis Borken Kreis Steinfurt Landkreis Osnabrück Kreisfreie Stadt Osnabrück Kreis Coesfeld Kreis Warendorf Kreisfreie Stadt Münster Euregio Rhein-Waal Duitsland
Kreis Kleve Kreis Wesel Kreisfreie Stadt Duisburg
Nederland COROP Noord-Overijssel COROP Twente COROP Achterhoek: gemeentes Bergh (50 %), Gendringen (50 %) COROP Veluwe COROP Flevoland
Nederland
COROP Arnhem-Nijmegen COROP Achterhoek COROP Noord-Limburg COROP Veluwe COROP Zuidwest-Gelderland COROP Noordoost - Noord-Brabant
Euregio Rhein-Maas-Nord Duitsland
Nederland
Stadt Mönchengladbach Stadt Krefeld, Südteil des Kreises Kleve, Gemeinde Weeze, Gemeinde Brüggen Gemeinde Niederkrüchten
Gemeente Beesel, Gemeente Bergen, Gemeente Echt-Susteren, Gemeente Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, 2
Stadt Straelen, Stadt Geldern, Stadt Nettetal, Stadt Wassenberg Kreis Viersen, Rhein-Kreis Neuss, Industrie- und Handelskammer Mittlerer Niederrhein Krefeld-Mönchengladbach-Neuss Niederrheinische Industrie- und Handelskammer zu Duisburg
Peel en Maas, Maasgouw, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert
2. Als subsidiabele kosten gelden uitsluitend de volgende kostensoorten: • Personele kosten • Externe kosten 2.1 Personele kosten Onder personele kosten worden de brutoloonkosten1 verstaan (inclusief werkgeversaandeel), die worden gemaakt voor de binnen het kader van het project werkzame medewerker. Voor de calculatie van de personeelskosten in het kader van de aanvraag worden de personeelskosten op uurbasis berekend. Op basis van een vergelijking van loontabellen in Nederland en Duitsland (BBRA, TvöD, TVL, BBesG) en op basis van 1635 uren per jaar gelden de hieronder opgenomen subsidiabele kosten per uur. De hier vastgelegde maximale hoogte van de subsidiabele kosten per uur mag niet overschreden worden. Vanwege de verschillen in de salarisberekening tussen Nederland en Duitsland wordt bij deze uurkosten uitgegaan van daadwerkelijk uitbetaalde bruto-uurkosten (zonder werkgeverslasten). De werkgeverslasten dienen nog toegevoegd te worden. Maximale subsidiabele kosten per uur: Directeuren, professoren, hoger leidinggevend personeel Bruto uurloon (jaarsalaris ca. € 89.107 Euro) + Daadwerkelijke werkgeverslasten op basis van wettelijke en CAO-bepalingen Wetenschappelijk personeel, leidinggevend personeel Bruto uurloon (jaarsalaris ca. 75.210 Euro) + Daadwerkelijke werkgeverslasten op basis van wettelijke en CAO-bepalingen Hoger uitvoerend personeel Bruto uurloon (jaarsalaris ca. 58.042 Euro) + Daadwerkelijke werkgeverslasten op basis van wettelijke en CAO-bepalingen Overig personeel Bruto uurloon (jaarsalaris ca. 40.057 Euro) + Daadwerkelijke werkgeverslasten op basis van wettelijke en CAO-bepalingen
54,50 Euro
46 Euro
35,50 Euro
24,50 Euro
1
Onder de bruto loonkosten worden ook begrepen de sociale premies conform wettelijke en CAO-bepalingen, alsmede de bedrijfsgerelateerde sociale uitkeringen en belastingen.
3
Uitsluitend aangetoonde en daadwerkelijk uitbetaalde personeelskosten kunnen worden afgerekend evenals kostenstijgingen die uit wettelijke resp. cao-gebaseerde wijzigingen resulteren; de hoogte van de subsidiabele personeels-kosten in de beschikking mag niet overschreden worden. Zijn de daadwerkelijke kosten per uur (berekend op basis van 1635 uur) hoger dan de hieronder aangeven maximale subsidiabele kosten per uur, dan kunnen slechts de maximaal subsidiabele loonkosten opgevoerd worden. De subsidiabe-le werkgeverslasten zijn gekoppeld aan de maximaal subsidiabele loonkosten. Omdat de daadwerkelijk hoogte van de personeelskosten van een afrekeingsjaar pas na het einde van het betreffende jaar vaststaat, dient een naberekening van de personeelskosten met de uitbetalingsaanvraag die het decemberloon van het betreffende afrekeningjaar bevat, uitgevoerd te worden. Bij een voorlopige afre-kening van personeelskosten gedurende een afrekeningjaar dient een plausibele kostenberekening ten grondslag te liggen. 2.2. Externe kosten Met externe kosten zijn bedoeld de kosten van derden die in opdracht van de onderneming producten of diensten hebben geleverd welke in het kader van de uitvoering van bovengenoemde activiteiten noodzakelijk waren. Onder externe kosten wordt begrepen een externe deskundige die de ontvanger van de subsidiegelden professioneel begeleidt bij de uitvoering van zijn project. Aan het onafhankelijkheidscriterium is voldaan indien de externe deskundige noch direct noch indirect verbonden is met de onderneming. Hetzelfde geldt in omgekeerde zin ook voor de ontvanger van de subsidiegelden voor wat zijn relatie met de externe deskundige betreft. Deze derden moeten de onderneming daaromtrent informeren en aan de onderneming factureren. 3. Subsidiegelden worden uitsluitend verstrekt voor innovatieve activiteiten als bedoeld in punt 2, mits aan alle hier te noemen voorwaarden is voldaan: a De onderneming heeft duidelijke ideeën omtrent het doel van de beoogde innovatie, er is een projectopdracht en een strategie geformuleerd en het project levert een actieve bijdrage aan de realisering van het project. (De innovatie levert een actieve bijdrage tot realisering van de beoogde doelen, de projectopdracht en de strategie van de onderneming, zoals die o.a. voortvloeien uit het ondernemingsplan.) b Er is voldoende aannemelijk gemaakt dat het project in technisch en economisch opzicht haalbaar is. c De onderneming beschikt over voldoende financiële middelen om de beoogde innovatie en de gevolgeffecten daarvan te realiseren (de onderneming beschikt over een gezonde solide basis). Ter staving daarvan wordt een recente jaarrekening (of vergelijkbare rapportage) overlegd, waaruit blijkt dat de onderneming de financiering van de beoogde innovatie en de gevolgeffecten daarvan kan opbrengen. d De onderneming / het project beschikt over de capaciteit en de vaardigheden die vereist zijn om de innovatie te kunnen uitvoeren of koopt die vaardigheden in bij derden. (Dit kan onder meer blijken uit voldoende betrokkenheid van de deelnemers en de beleidsmakers van het innovatieproject, bijvoorbeeld in de vorm van de tijd die in het project wordt geïnvesteerd, persoonlijke inzet of de inzet van externe ondernemingen en het voornemen om daadwerkelijk tot veranderingen te komen.) e De onderneming beschikt over aantoonbare kennis van de betreffende markt voor de innovatie. De aantoonbare kennis van de betreffende markt voor de innovatie heeft betrekking op kennis over concurrentie, potentie en toetredingsdrempels. Kennis kan onder meer worden aangetoond door: na te gaan of er patenten met conflictpotentieel bestaan; contact op te nemen met relevante instellingen voor onderzoek & ontwikkeling. 4
4. Geen subsidie wordt toegekend indien: a de activiteiten ten tijde van de aanvraag reeds geheel of gedeeltelijk zijn doorgevoerd; b het toekenningsbudget van FOOD FUTURE is uitgeput. 5. In de aanvraag dient het grensoverschrijdende karakter van het project van de onderneming te worden vermeld. Naast de innovatie is grensoverschrijdendheid beslissend voor toekenning van subsidie. Die grensoverschrijdendheid kan bijvoorbeeld worden gedocumenteerd door in de aanvraag alle activiteiten toe te lichten die een positief effect hebben op de regio aan weerszijden van de grens. Daarbij is te denken aan: er wordt gewerkt met toeleveranciers uit het buurland; er zijn medewerkers uit het buurland in dienst; de nieuw te ontsluiten afzetmarkt ligt geheel of gedeeltelijk in het buurland; de onderneming is reeds actief in het buurland. Hoogte van het subsidiebedrag: 6. FFI 2: Innovatieadvies Innovatieadvies wordt maximaal tot 75% gesubsidieerd, maximumbedrag 5.250,FFI 3: Haalbaarheidsstudies Haalbaarheidsstudies worden maximaal tot 62,5% gesubsidieerd, maximumbedrag 15.625,FFI 4: Transferprojecten De transferprojecten worden maximaal tot 62,5% gesubsidieerd, maximumbedrag 35.000,FFI 5: Innovatieprojecten De innovatieprojecten worden ten hoogste tot 50 % gesubsidieerd, maximale subsidie 200.000,De onderneming verplicht zich door deelname aan het Food Future project tot een eigen bijdrage. Het eigen aandeel kan zowel in cash als in kind worden ingebracht. Voor formulieren voor het opvoeren van de gewerkte uren en de calculatiebasis voor de personeelskosten zie bijlage 2. Voor FOOD FUTURE geldt de zogenoemde „Algemene groepsvrijstellingsverordening“ VERORDENING (EG) Nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008), waarin wordt gesteld dat bepaalde groepen steunmaatregelen verenigbaar zijn met de Gemeenschappelijke Markt conform de toepassing van artt. 87 en 88 van het EG-Verdrag, Publicatieblad L 214. Indien blijkt dat bij de uitvoering van het project de richtlijn inzake FOOD FUTURE, de subsidiegrondslagen voor de afwikkeling van het programma, de Algemene Nevenbepalingen betreffende middelen toegekend voor projectstimulering of de „algemene groepsvrijstellingsverordening“ (VERORDENING (EG) nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008) worden gewijzigd, dan geldt deze wijziging automatisch ook voor het project FOOD FUTURE. Bij het aanvraagformulier geldt de op dit moment vigerende versie, met voorbehoud van aanpassingen. 7. Een onderneming kan per instrument maximaal drie aanvragen indienen. De 5
activiteiten die betrekking hebben op de afzonderlijke aanvragen moeten onderling duidelijk van elkaar verschillen. Aan dat criterium kan worden voldaan door bijvoorbeeld een onderscheid te maken tussen technische en organisatorische activiteiten of door ze toe te spitsen op een vraag vanuit de markt of een ander thema. Tot de subsidiabele kosten als genoemd onder punt 2 behoren alle kosten binnen de projectperiode, met uitzondering van de aftrekbare omzetbelasting. Aanvraag indienen en verwerken 8. Een aanvraag wordt ingediend door gebruik te maken van een door FOOD FUTURE opgesteld aanvraagformulier. Nederlandse ondernemingen dienen de aanvraag in bij LIOF, NOM of Oost NV en Duitse ondernemingen bij NieKE of FPI. Vooraf moet een intakegesprek met een van de projectpartners hebben plaatsgevonden. 9.
Aanvragen kunnen vanaf het moment dat onderhavige voorwaarden worden vastgesteld worden ingediend t/m 30 juni 2014. Als datum binnenkomst geldt de dag waarop de aanvraag door de betreffende projectpartner is ontvangen (dagstempel).
10. De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst van een volledige aanvraag behandeld. 11. De bij FOOD FUTURE partners ingediende aanvragen worden daar inhoudelijk en technisch getoetst. Een tweede, formele toetsing wordt uitgevoerd door het DIL. Er worden uitsluitend volledige aanvragen getoetst en beoordeeld. 12. Ten aanzien van de instrumenten FFI 3 t/m 5 wordt een inhoudelijke toetsing uitgevoerd door de wetenschappelijke adviesraad alvorens het DIL de ondernemingen formeel de aangevraagde subsidie kan toekennen voor goedgekeurde aanvragen. Toetsingstermijn 13. DIL beslist binnen een termijn van dertien weken na datum van binnenkomst van de aanvraag. De toetsingstermijn kan eenmalig met ten hoogste dertien weken worden verlengd. Plichten van de subsidieontvanger 14. Aan de toekenning van de subsidiegelden zijn de volgende verplichtingen verbonden: a Voor documenten alsmede alle facturen en boekingsdocumenten, orderverstrekkingen en alle overige documentatie die verband houdt met de aanvraag geldt een bewaringstermijn t/m 31 december 2023. Die bewaringstermijn hangt samen met het feit dat bij projecten die worden gesubsidieerd met Europees geld voor alle onderdelen van het project een dergelijke termijn geldt. b Ondernemingen dienen zich te houden aan de wettelijke voorschriften die in Nederland resp. Duitsland gelden voor het aanbesteden van diensten. Voor het verstrekken van opdrachten inzake leveringen en diensten in het kader van het INTERREG IV A Programma Deutschland Nederland gelden op dit moment de volgende grenswaarden (zie ook artikel 4.1 en 4.2 van de Algemene Nevenbepalingen): • Bedraagt het ordervolume voor één order meer dan 10.000 EURO (exclusief omzetbelasting), dienen ten minste drie offertes te worden opgevraagd. • Bedraagt het ordervolume voor één opdracht boven 50.000 EURO (exclusief omzetbelasting), dient een openbare aanbesteding plaats te vinden. 6
• Bedraagt het ordervolume voor één order meer dan 193.000 EURO (exclusief omzetbelasting), dient het aanbestedingsrecht van de Europese Commissie in acht te worden genomen. c Behoudens schriftelijke toestemming van DIL of een door DIL aangewezen uitvoeringsinstantie is het de subsidieontvanger niet toegestaan om de met de subsidiegelden verworven goederen en rechten binnen een periode van vijf jaar na vaststelling van de subsidiebedragen te verkopen of ter beschikking te stellen aan derden. d
15.
Het project dient binnen de aangevraagde subsidieperiode te worden uitgevoerd en afgerond. De subsidieontvangende onderneming moet voldoen aan het in de aanvraag vermelde aantal nieuwe / behouden arbeidsplaatsen. Daarbij dient te worden gelet op een evenredige verdeling van mannen en vrouwen.
De subsidievaststelling en betaling 16. De subsidieontvanger dient binnen twee maanden na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, bij DIL of een door DIL aan te wijzen uitvoeringsorganisatie een verzoek tot vaststelling van de subsidie in. Bij de vaststelling van het subsidiebedrag wordt geverifieerd of het gesubsidieerde project is gerealiseerd conform plan en of daarbij voldaan is aan de gestelde subsidievoorwaarden.. 17. Een verzoek tot vaststelling kan ten laatste worden ingediend per 30 september 2014. 18. Over toegekende subsidies worden geen voorschotten verleend. Betaling geschiedt achteraf, na afronding van de activiteiten en nadat het volledig ingevulde declaratieformulier voorzien van de vereiste documenten is overlegd, en deze zijn geverifieerd door een door het DIL aangewezen uitvoeringsorganisatie.. Uitzondering: bij instrument FFI 5 kan jaarlijks tussentijds worden afgerekend. Voorwaarde is dat de subsidiabele uitgaven worden overlegd en er toetsing plaatsvindt door een door het DIL aangewezen uitvoeringsorganisatie.
Bijlagen 1 NACE-Code overzicht 2 Urenstaat, loonkostenberekening
Vragen? Voor vragen kunt u contact opnemen met uw FOOD FUTURE partner. Het is toegestaan een kopie declaratieformulier te gebruiken. U kunt het formulier ook downloaden en printen van internet: www.food-future.eu.
7
Mede mogelijk gemaakt door:
8