4e proef
CRIMINALITEIT EN RECHTSHANDHAVING IN DE EUREGIO MAAS-RIJN
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 1
2-9-2010 13:54:20
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 2
2-9-2010 13:54:20
4e 1e proef
CRIMINALITEIT EN R ECHTSHANDHAVING IN DE EUR EGIO MAAS-RIJN Deel 4. Grensoverschrijdend politiewerk in de Euregio Rijn-Maas-Noord
M.Y. Bruinsma M.J.G. Jacobs M.E.W. Jans J.A. Moors A.C. Spapens C.J.C.F. Fijnaut
Antwerpen – Oxford
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 3
2-9-2010 13:54:20
4e proef
Het onderzoek werd in het kader van het INTERREG IV-A Programma Duitsland-Nederland 2007-2013 met middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRE) en uit het Kaderproject 3 “Maatschappij en Integratie” van de Euregio Rijn-Maas-Noord gesubsidieerd.
Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn. Deel 4. Grensoverschrijdend politiewerk in de Euregio Rijn-Maas-Noord M.Y. Bruinsma, M.J.G. Jacobs, M.E.W. Jans, J.A. Moors, A.C. Spapens en C.J.C.F. Fijnaut
©
2010 Intersentia Antwerpen – Oxford www.intersentia.be en IVA Tilburg
Omslagfoto/bewerking © Danny Juchtmans
ISBN 978-94-000-0118-3 D/2010/7849/108 NUR 824 IVA is gelieerd aan de Universiteit van Tilburg. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever en IVA.
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 4
2-9-2010 13:54:21
3e 1e proef
Voorwoord In de loop van 2003 ontstond in kringen van politie, openbaar ministerie en lokaal bestuur in de politieregio Limburg-Zuid een discussie over de aard, omvang en ontwikkeling van de grensoverschrijdende criminaliteit in de Euregio MaasRijn – waar Zuid-Limburg het Nederlandse deel van vormt – en over de slagvaardigheid van de politiële, justitiële en bestuurlijke samenwerking tussen alle autoriteiten in de drie landsdelen van deze zeer bevolkte en economisch hoog geïntegreerde Europese regio om dit probleem in de hand te houden. Deze discussie werd weliswaar opgestart in de politieregio Limburg-Zuid maar vanaf het begin participeerden ook de betrokken autoriteiten in de politieregio Limburg-Noord aan deze discussie. En dit om twee voor de hand liggende redenen. De eerste was dat een deel van de misdaadproblemen die zich in het zuiden van Limburg manifesteerden, verweven waren (en zijn) met dergelijke problemen in LimburgNoord. De tweede reden was dat het parket bij de rechtbank in Maastricht via het Bureau Euregionale Samenwerking nauw samenwerkte met het parket bij de rechtbank te Roermond. Deze discussie liep in 2004 uit op het verzoek aan Cyrille Fijnaut om een onderzoek in te stellen naar zowel de grensoverschrijdende criminaliteit als de intergouvernementele samenwerking in de Euregio Maas-Rijn. Met name door de beperkte onderzoeksmiddelen werd beslist om dit onderzoek in eerste orde te richten op de problemen in en rondom Limburg-Zuid. Dit onderzoek leidde in 2005 tot de studie van Toine Spapens en Cyrille Fijnaut: Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn. Deel 1: De problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiële, justitiële en bestuurlijke samenwerking. Deze studie vormde enerzijds de grondslag voor een zekere versterking van de onderhavige samenwerking maar zij wees ook uit dat het nodig was om nader onderzoek te doen naar de juridische en institutionele kaders waarin deze samenwerking – niet alleen in de Euregio Maas-Rijn natuurlijk maar tussen de drie betrokken landen in hun geheel – concreet gestalte moet krijgen. Dit nadere onderzoek leverde twee studies op. Ten eerste de studie van Dirk van Daele en B. Vangeebergen uit 2007: Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn. Deel 2: De inrichting van opsporing en vervolging in België, Duitsland en Nederland en de internationale politiële en justitiële samenwerking in de Euregio Maas-Rijn. En ten tweede de studie van Dirk van Daele, Tijs Kooijmans, Benny van der Vorm, Kelly Verbist en Cyrille Fijnaut uit 2010: Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio MaasRijn. Deel 3: De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit in België en
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 5
v
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Voorwoord
Nederland. Deze drie boeken werden uitgegeven door Intersentia in Antwerpen in de gelijknamige reeks. Onderhavig boek vormt deel 4 in deze reeks over criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn. Het is rechtstreeks voortgevloeid uit een verzoek van openbaar ministerie, politie en lokaal bestuur in de politieregio LimburgNoord van rond de jaarwisseling 2008-2009 naar de invloed van de grensligging van de politieregio Limburg-Noord tussen Duitsland en België op de taak en taakvervulling van het politiekorps. Onrechtstreeks kan het worden beschouwd als het complement van het eerste deel: de studie naar de grensoverschrijdende misdaadproblemen en gouvernementele samenwerking in het Zuid-Limburgse deel van de Euregio Maas-Rijn, waarom al in 2003-2004 werd gevraagd door de politieautoriteiten in Limburg-Noord. Dit verklaart trouwens waarom deze studie als deel 4 verschijnt in onderhavige reeks. Bij het vorenstaande moeten wel twee kanttekeningen worden gemaakt. De eerste is dat in deze studie niet alleen is gekeken naar de grensoverschrijdende problemen van criminaliteit en opsporing maar ook naar de problematiek van de handhaving van de openbare orde, de bestuurlijke handhaving, de noodhulp en de hulpverlening, en de verlening van service. Deze keer gaat het met andere woorden om de gehele internationale dimensie in het werk dat door de politie Limburg-Noord wordt verricht. De tweede kanttekening is dat vanzelfsprekend op allerhande manieren is geprofiteerd van het onderzoek dat eerder werd verricht met betrekking tot de Euregio Maas-Rijn. In aansluiting hierop mag worden onderstreept dat de vier studies die tot nu toe in deze reeks zijn gepubliceerd, helemaal in de lijn liggen van het beleid dat de Europese Unie op grond van het zogenaamde Stockholm Programma in de komende jaren wil voeren met betrekking tot de versterking van de grensoverschrijdende samenwerking in de grensgebieden tussen de lidstaten. In dit beleid gaat het immers ook om initiatieven als de verdere institutionele vormgeving van de uitwisseling van informatie, zoals die onder meer gestalte heeft gekregen in het gemeenschappelijk politiecentrum in Heerlen, en een meer intense en doelmatige organisatie van de onderlinge samenwerking, bijvoorbeeld in de vorm van gemeenschappelijke opsporingsteams, om doeltreffender tegen bepaalde problemen te kunnen optreden. Met deze studies bevinden de autoriteiten in de beide politieregio’s zich nu dus in de eerste linies van het Europese beleid. Hierom moet ook zeer worden toegejuicht dat deel 2 van deze reeks door toedoen van de hoofdofficier van justitie te Maastricht, mr. A. Penn-te Strake, onlangs kon worden vertaald in het Frans en Duits. Wij van onze kant hebben bij herhaling in internationale tijdschriften en boeken verslag uitgebracht over de onderzoeken die werden verricht. Rest ons tot slot om iedereen te bedanken die deze studie heeft mogelijk gemaakt. Hierbij gaat in de eerste plaats een welgemeend woord van dank uit naar de hoofdofficieren van justitie – mr. N.G. Zandee, die hier tot 1 januari 2010 de honneurs waarnam en per 1 januari 2010 werd vervangen door mr. P.J.D.J. Muijen – te vi
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 6
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Voorwoord
Roermond, de burgemeesters van Venlo en Roermond, de heer H.M.F. Bruls respectievelijk de heer H.M.J.M van Beers, en de korpschef in de persoon van de heer B. Rookhuijzen. Uiteindelijk waren zij het die het licht op groen hebben gezet voor het onderzoek waarvan deze studie het resultaat is. In de tweede plaats zijn wij met name vele politiemensen – zowel aan de Nederlandse kant van de grens als op Duits respectievelijk Belgisch grondgebied – erkentelijk voor hun bereidheid om op uiteenlopende manieren – deelname aan interviews en groepsgesprekken, verschaffing van stukken en informatie – mee te werken aan het onderzoek. Zij staan met naam en functie opgesomd in bijlage 1. Meer bepaald willen we hier echter onderstrepen dat de coördinator internationale betrekkingen bij de politie Limburg-Noord, de heer G. den Teuling, zich veel moeite heeft gegeven om de uitvoering van het onderzoek in het korps en buiten het korps mogelijk te maken. Onze uitgever bij Intersentia, de heer Kris Moeremans, heeft zich met zijn medewerkers wederom van zijn beste kant laten zien en een boek vervaardigd dat ook deze keer helemaal recht doen aan de inhoud. Tilburg, juni 2010 M.Y. Bruinsma M.J.G. Jacobs M.E.W. Jans J.A. Moors A.C. Spapens C.J.C.F. Fijnaut
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 7
vii
2-9-2010 13:54:21
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 8
2-9-2010 13:54:21
4e 1e proef
INHOUD Voorwoord���������������������������������������������������������������� v Lijst van afkortingen����������������������������������������������������� xiii 1. Algemene inleiding������������������������������������������������������ 1 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Achtergrond van het onderzoek�������������������������������������� 1 Doel- en vraagstelling����������������������������������������������� 3 Uitvoering van het onderzoek���������������������������������������� 5 Opbouw van het rapport�������������������������������������������� 7
2.
Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking������������������������������������������������������ 9
2.1. 2.2.
Inleiding����������������������������������������������������������� 9 Multilaterale verdragen�������������������������������������������� 10 2.2.1. Het Europese Rechtshulpverdrag (1959)���������������������� 10 2.2.2. De Schengen Uitvoeringsovereenkomst (1990)���������������� 11 2.2.3. De EU-overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp (2000)����������������������������������������������������� 12 2.2.4. Het Verdrag van Prüm (2005)������������������������������� 13 2.2.5. Het Europese Kaderbesluit inzake informatie-uitwisseling (2006)����������������������������������������������������� 14 Bi- en trilaterale verdragen���������������������������������������� 15 2.3.1. Het Benelux-verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken������������������������������������ 15 2.3.2. Het Benelux-verdrag inzake politiesamenwerking (2004)������ 16 2.3.3. Het verdrag van Enschede (2005)���������������������������� 17 Maatwerkovereenkomsten����������������������������������������� 19
2.3.
2.4. 3.
De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking tussen Nederland, Duitsland en België������������������������������������ 21
3.1. 3.2.
Inleiding��������������������������������������������������������� De vormen van justitiële en politiële samenwerking����������������� 3.2.1. Operationele samenwerking��������������������������������� 3.2.2. Niet-operationele samenwerking����������������������������
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 9
21 22 22 23 ix
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Inhoud
3.3.
3.6. 3.7.
De organisatie van de operationele justitiële samenwerking���������� 3.3.1. De justitiële organisatie in Nederland������������������������ 3.3.1.1. De justitiële organisatie op hoofdlijnen�������������� 3.3.1.2. De organisatie van operationele justitiële samenwerking������������������������������������� 3.3.2. De justitiële organisatie in Duitsland������������������������ 3.3.2.1. De justitiële organisatie op hoofdlijnen�������������� 3.3.2.2. De organisatie van operationele justitiële samenwerking������������������������������������� 3.3.3. De justitiële organisatie in België���������������������������� 3.3.3.1. De justitiële organisatie op hoofdlijnen�������������� 3.3.3.2. De organisatie van operationele justitiële samenwerking������������������������������������� De organisatie van de operationele politiële samenwerking����������� 3.4.1. De politiële organisatie in Nederland������������������������ 3.4.1.1. De politiële organisatie op hoofdlijnen�������������� 3.4.1.2. De organisatie van operationele politiële samenwerking������������������������������������� 3.4.2. De politiële organisatie in Duitsland������������������������� 3.4.2.1. De politiële organisatie op hoofdlijnen�������������� 3.4.2.2. De organisatie van operationele politiële samenwerking������������������������������������� 3.4.3. De politiële organisatie in België����������������������������� 3.4.3.1 De politiële organisatie op hoofdlijnen�������������� 3.4.3.2. De organisatie van operationele politiële samenwerking������������������������������������� 3.4.4. De organisatie van politiële samenwerking in Limburg-Noord� 3.4.4.1 De behandeling van de verzoeken om rechtshulp����� 3.4.4.2. De (regionale) aanpak van gedeelde criminaliteitsen overlastproblemen������������������������������ De niet-operationele samenwerking�������������������������������� 3.5.1. De niet-operationele justitiële en politiële samenwerking tussen Nederland en de buurlanden�������������������������� 3.5.2. De niet-operationele justitiële en politiële samenwerking in de regio Limburg-Noord������������������������������������ 3.5.3. De gezamenlijke opleiding en training����������������������� Tijdsbestedingsaspecten van de internationale samenwerking�������� Conclusie���������������������������������������������������������
4.
Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing������������������ 53
4.1. 4.2.
Inleiding��������������������������������������������������������� 53 Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit����������������������� 54
3.4.
3.5.
x
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 10
24 24 24 24 25 25 26 27 27 27 28 28 28 29 30 30 32 32 32 33 33 33 36 37 40 45 49 50 50
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Inhoud
4.4.
4.2.1. Investeringen gericht op het in kaart brengen van de grensoverschrijdende veelvoorkomende en middencriminaliteit���� 54 4.2.2. Investeringen gericht op het in kaart brengen van de grensoverschrijdende zware misdaad����������������������������� 59 4.2.3. Een beeld van de criminaliteit zelf��������������������������� 61 4.2.3.1. Aandeel Belgische en Duitse arrestanten en verdachten���������������������������������������� 61 4.2.3.2. Informatie over raakvlakken met België en Duitsland wat betreft georganiseerde misdaad������� 64 4.2.3.3. Vergelijking met andere grensregio’s���������������� 79 4.2.3.4. Aanknopingspunten voor een gemeenschappelijke aanpak�������������������������������������������� 81 Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit�� 81 4.3.1. Grensoverschrijdende componenten in rechercheonderzoek��� 82 4.3.2. Gezamenlijk of gedeeld onderzoek��������������������������� 87 4.3.3. Afhandeling van binnenkomende justitiële rechtshulp verzoeken van Duitsland en België��������������������������� 94 4.3.4. Uitwisseling van politie-informatie������������������������� 105 4.3.5. Bespreking van de situatie met ingewijden������������������ 113 Conclusie�������������������������������������������������������� 119
5.
Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving��������������� 121
5.1. 5.2.
Inleiding�������������������������������������������������������� Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving������� 5.2.1. Overlast rondom de coffeeshops dichtbij de grens������������ 5.2.2. Winkelgebieden������������������������������������������� 5.2.3. Uitgaansgebieden����������������������������������������� 5.2.4. Recreatiegebieden����������������������������������������� 5.2.5. Evenementen���������������������������������������������� 5.2.6. Verkeer��������������������������������������������������� 5.2.7. Toezicht op wijkniveau������������������������������������ 5.2.8. Toezicht op milieuwetgeving������������������������������� 5.2.9. Toezicht op vreemdelingen��������������������������������� Samenwerking bij handhaving������������������������������������ 5.3.1. Projectmatige aanpak van drugsoverlast�������������������� 5.3.1.1. Vormen van samenwerking������������������������ 5.3.1.2. Knelpunten in de samenwerking������������������� 5.3.2. Gezamenlijke controles en patrouilles����������������������� 5.3.3. Bijstand bij evenementen en op drukke dagen��������������� 5.3.4. Incidentele samenwerking��������������������������������� Conclusie��������������������������������������������������������
4.3.
5.3.
5.4.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 11
121 122 122 125 127 128 129 129 131 132 132 133 133 133 134 136 137 138 139
xi
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Inhoud
6.
Grensoverschrijdende dimensies van de intake en service����������� 141
6.1. 6.2.
6.3. 6.4.
Inleiding�������������������������������������������������������� Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van intake en service��� 6.2.1. Afhandelen aangiften�������������������������������������� 6.2.2. Vragen over verschillen in wet- en regelgeving��������������� Samenwerking bij intake en service�������������������������������� Conclusie��������������������������������������������������������
7.
Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp����������������� 145
7.1. 7.2.
7.3. 7.4.
Inleiding�������������������������������������������������������� Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van noodhulp���������� 7.2.1. Assistentieverlening en contact tussen meldkamers���������� 7.2.2. Grensoverschrijdende rampenbestrijding en internationale componenten in het werk van de Mobiele Eenheid����������� Samenwerking bij noodhulp�������������������������������������� Conclusie��������������������������������������������������������
8.
Algemeen besluit������������������������������������������������� 157
8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
Inleiding�������������������������������������������������������� Verdragsrechtelijk kader voor grensoverschrijdende samenwerking�� Grensoverschrijdende samenwerking: organisatie en overleg�������� Grensoverschrijdende samenwerking in de praktijk���������������� 8.4.1. Opsporing������������������������������������������������ 8.4.2. Handhaving���������������������������������������������� 8.4.3. Intake en service������������������������������������������ 8.4.4. Noodhulp������������������������������������������������� 8.4.5. Extra werkbelasting vanwege grensligging?������������������ Aanknopingspunten voor verbetering van de grens overschrijdende samenwerking�����������������������������������
8.5.
141 141 142 143 143 144
145 145 146 148 151 154
157 160 160 162 162 165 167 168 168 170
Duitse vertaling van het algemeen besluit��������������������������������� 175 Bijlage 1: Lijst van gesprekspartners�������������������������������������� Bijlage 2: Literatuur en documentatie������������������������������������ Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg������������������������ Bijlage 4: Tijdsbeslag gezamenlijke opleiding en training������������������ Bijlage 5: Tijdsbeslag structurele operationele samenwerking��������������
xii
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 12
195 197 203 211 213
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e 1e proef
Lijst van afkortingen AID AIRS BAM BAO BE BES BFHu BFO BIF BKA BOB BOD BPS BR BRI BUV
EMROD EPCTF
Algemene InspectieDienst Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken BPS Arrestanten Module Besondere Aufbau Organisation BasisEenheid Bureau Euregionale Samenwerking Beweissicherungs- und FestnahmeHundertschaft Bureau Forensische Opsporing Binationaal Informatie Forum BundesKriminalAmt Bijzondere OpsporingsBevoegdheden Bijzondere OpsporingsDienst BedrijfsProcessenSysteem Bovenregionale Recherche Bureau Regionale Informatie Benelux-Verdrag aangaande de Uitlevering en Rechtshulp in Strafzaken BasisVoorziening Handhaving BasisVoorziening Opsporing BudgetVerdeelSysteem Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties CriminaliteitsBeeldAnalyse Cross Channel Intelligence Conference European Police College Coördinator Internationale Betrekkingen Criminele Inlichtingen Eenheid Comprehensive Operational Strategic Planning for the Police Dienst Internationale Politie Informatie Districtelijk Management Team Europees AanhoudingsBevel Europees Justitieel Netwerk Europees Netwerk voor Justitiële Opleiding Euregionale Multimediale Informatie-uitwisseling / Exchange Service for Legal Information Euregio Maas-Rijn Observatorium van Delinquentie European Police Chiefs Operational Task Force
Intersentia
xiii
BVH BVO BVS BZK CBA CCIC CEPOL CIB CIE COSPOL Dienst IPOL DMT EAB EJN EJTN EMMI-ESLI
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 13
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Lijst van afkortingen
EPICC ERV EU FIOD-ECD
Euregio Politie Informatie Coöperatie Centrum Europees RechtshulpVerdrag Europese Unie Fiscale Inlichtingen- en OpsporingsDienst – Economische ControleDienst GGC Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen GPS Grensoverschrijdende PolitieSamenwerking GROS Taskforce GrensOverschrijdende Samenwerking HELMGRAS Helmdraagplicht, Gordeldraagplicht, Rood Verkeerslicht, A lcohol en Snelheid HERMAN Hulpverlening in de Euregio Rijn-Maas-Noord of Hilfe leistung in der Euregio Rhein-Maas-Nord IBGW Interregionaal Bureau Geld- en Waardeverkeer IBT Integrale Beroepsvaardigheden Training ICC Internationale CoördinatieCentra INTERPOL International Criminal Police Organization IOD-VROM Inlichtingen en Opsporingsdienst Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu IPA International Police Association IRC Internationaal Rechtshulp Centrum JBZ Justitie Binnenlandse Zaken Raad JHT Joint Hit Team JIT Joint Investigation Team KLPD Korps Landelijke Politie Diensten KMAR Koninklijke Marechaussee KPB KreisPolizeiBehörde LIRC Landelijk Internationaal RechtshulpCentrum LKA LandesKriminalAmt LOCIB Landelijk Overleg Coördinatoren Internationale Betrekkingen LURIS Landelijk Uniform Registratiesysteem Internationale Rechtshulp LZPD Landesamt für Zentrale Polizeiliche Dienste ME Mobiele Eenheid MID Moveable Interchangeable Datacenter MTV Mobiel Toezicht Vreemdelingen NEBEDEAGPOL Niederländisch-Belgisch-Deutsche Arbeitsgemeinschaft der Polizei NFI Nederlands Forensisch Instituut NIK Nationaal Informatie Knooppunt NIM Nederlands Intelligence Model NR Nationale Recherche NRW NordRhein-Westfalen xiv
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 14
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
Lijst van afkortingen
ODV OIPG OM PdK PER PP RKC RIK RVSt SGBO SIOD SPOPOL STIPS SUO TGO TISPOL VHT Werkgroep OOV WREU ZKA ZWACRI
Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo Operationele Invalspunten Grens Openbaar Ministerie Procureur des Konings Politiële Euregio Rijn-Maas-Noord PolizeiPräsidium Raad van Korpschefs Regionaal Informatie Knooppunt Regionale VerbindungsStellen Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst SpoorwegPolitie Stuurgroep Internationale PolitieSamenwerking Schengen UitvoeringsOvereenkomst Team Grootschalige Opsporing Traffic Information System for the Police VerkeersHandhavingsTeam Werkgroep Openbare Orde en Veiligheid Overeenkomst betreffende de Wederzijdse Rechtshulp in Strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie ZollKriminalAmt Zware Criminaliteit
Intersentia
xv
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 15
2-9-2010 13:54:21
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 16
2-9-2010 13:54:21
4e 1e proef
1. Algemene inleiding 1.1. Achtergrond van het onderzoek Voortschrijdende Europese eenwording is op weinig plaatsen zo zichtbaar als in grensgebieden. Dagelijks steekt een groot aantal mensen de landsgrens over om te werken, te winkelen of te recreëren. Het grensverkeer wordt aangewakkerd door de in ons land gangbare periodieke zondagsopenstellingen van winkels, door evenementen en, niet onbelangrijk, de coffeeshops. Een belangrijke factor die de economische en sociale integratie van grens gebieden in de EU heeft bevorderd is de afschaffing van de permanente douane controles aan de binnengrenzen geweest, allereerst tussen Nederland en België in 1962. In 1995 verdwenen ook de permanente grenscontroles tussen Nederland en Duitsland als uitvloeisel van het akkoord van Schengen. Na 1995 werden ook andere barrières die het wonen en werken in of het bezoeken van verschillende landsdelen van grensgebieden bemoeilijkten, steeds meer geslecht. De introductie van de euro bijvoorbeeld, in 2002, maakte het betalingsverkeer aanzienlijk eenvoudiger. Limburg-Noord is een politieregio voor wie de grensligging een belangrijke betekenis heeft. Vroeger waren die grenzen zichtbaar door middel van slagbomen, douanepersoneel en de noodzaak een paspoort bij zich te dragen om die grens te kunnen oversteken. De grens schermde Nederland af van de buitenwereld. Ook criminelen konden niet zomaar de grens over. De grens functioneerde zodoende als een zeer effectieve roadblock die grensoverstijgende criminele activiteiten effectief bemoeilijkte. Met het geleidelijk wegvallen van de zichtbaarheid en de functie van die grenzen is er veel veranderd. Voor de politie ontstond vanwege toenemende grensoverstijgende criminaliteit steeds meer noodzaak om met de omliggende buitenlandse politieregio’s samen te werken. Er kwamen verdragen en overeenkomsten die die samenwerking mogelijk maakten. Tegelijk schiepen deze verdragen en overeenkomsten gaandeweg verwachtingen en (morele) verplichtingen voor de buurlanden om de handen ineen te slaan bij het handhaven van de openbare orde, het bieden van noodhulp, de dienstverlening aan het publiek en de opsporing van verdachten. Dat geldt a fortiori voor de opsporing van de zware en georganiseerde criminaliteit, zoals enkele recente studies hebben uitgewezen.1
1
T. Spapens en C. Fijnaut (2005). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn, Antwerpen, Intersentia; T. Spapens (2008). Georganiseerde misdaad en strafrechtelijke samenwerking in de Nederlandse grensgebieden, Antwerpen, Intersentia.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 17
1
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1. Algemene inleiding
Niet duidelijk was echter hoe al die samenwerking georganiseerd moest worden. De grensligging van Limburg-Noord werd daarmee een probleem, althans de politiële en justitiële samenwerking met de buurlanden werd een probleem. Van oudsher maken groepen die zich bezighouden met vermogenscriminaliteit gebruik van de landsgrenzen om opsporing en vervolging te bemoeilijken of te voorkomen. Daarnaast heeft zich aan de Nederlandse zijde van de landsgrens in de loop der jaren een infrastructuur voor de handel in verdovende middelen ontwikkeld. Gebruikers uit Duitsland en België, maar ook uit verder afgelegen landen, worden aangetrokken door de mogelijkheid om in ons land hasj en wiet te kunnen kopen in (gedoogde) coffeeshops. Deze vorm van drugstoerisme is in de afgelopen decennia sterk gegroeid, waaraan de open grenzen en welvaartsgroei hebben bijgedragen. Toen het Nederlandse gedoogbeleid in de jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw werd ingevoerd, was niet voorzien dat Belgische, Duitse of Franse jongeren dagelijks in zulke grote aantallen tientallen of zelfs honderden kilometers zouden afleggen om in ons land verdovende middelen te kopen. Het heeft tot gevolg gehad dat er een levendige drugshandel is ontstaan, inclusief de opkomst van criminele samenwerkingsverbanden. De grensoverschrijdende zware en georganiseerde misdaad noopt regelmatig tot intensieve strafrechtelijke samenwerking. Dat geldt echter ook, en in toenemende mate, voor het alledaagse politiewerk, dat wil zeggen: bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid, bij het bieden van hulp aan burgers, al dan niet in noodsituaties, en bij het beantwoorden van publieksvragen of het opnemen van aangiften. Niet voor niets is in nieuwe verdragen inzake politiesamenwerking expliciet aandacht besteed aan grensoverschrijdende handhaving en noodhulp. Dat geldt om te beginnen voor het op 8 juni 2004 ondertekende ‘Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake grensoverschrijdend politieel optreden’ (hierna: ‘Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking’). Hetzelfde is van toepassing op het op 2 maart 2005 in Enschede ondertekende ‘Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden’ (hierna: Verdrag van Enschede). Voor de politieregio Limburg-Noord staan op dit moment twee vragen centraal. Ten eerste de vraag naar de omvang en aard van de grensoverschrijdende dimensies in de uitvoering van haar taak en welke specifieke activiteiten hieruit voortvloeien. Ten tweede is de vraag hoe de operationele samenwerking met de relevante instanties in de buurlanden kan worden verbeterd. Om die reden is aan de Universiteit van Tilburg, in samenwerking met het onderzoeksinstituut IVA, dat is gelieerd aan diezelfde universiteit, verzocht onderzoek te doen naar deze vraagstukken. Deze studie is uitgevoerd van april 2009 tot en met april 2010. Het onderzoek sluit aan bij eerdere studies naar de criminaliteitsproblematiek en (strafrechtelijke) samenwerking in de Nederlandse grensgebieden die tus2
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 18
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1.2. Doel- en vraagstelling
sen 2005 en 2008 door Fijnaut, Spapens, Van Daele, Vangeebergen en Meershoek werden uitgevoerd.2 Daarin lag de nadruk met name op de opsporing van de zware en georganiseerde misdaad (Spapens en Fijnaut, 2005; Spapens, 2008); de juridische kaders voor de strafrechtelijke samenwerking (Van Daele en Vangeebergen, 2008) en veiligheidsvraagstukken (Meershoek, 2008). In het onderhavige onderzoek zijn voor het eerst de grensoverschrijdende dimensies van het gehele politiewerk in den brede beschouwd.
1.2. Doel- en vraagstelling De doelstelling van het onderzoek is tweeledig en kan als volgt worden geformuleerd. In de eerste plaats dient de studie een realistisch beeld op te leveren van de grensoverschrijdende dimensies van het politiewerk in de politieregio LimburgNoord. In de tweede plaats dient het project handreikingen te bieden voor de oplossing van knelpunten in de samenwerking met Duitse en Belgische overheden en diensten die voortvloeien uit het grensoverschrijdend karakter van de werkzaamheden die door het korps worden verricht. Deze doelstelling is vertaald in de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat betekent de grensligging van de regio Limburg-Noord tussen België en Duitsland voor de daadwerkelijke taakuitvoering van het korps LimburgNoord? Oftewel: welke is de grensoverschrijdende dimensie van de werksoorten die binnen het huidige Budget verdeelsysteem (BVS) worden onderscheiden, enerzijds naar aard en omvang van problemen waarvoor het korps zich gesteld ziet en anderzijds naar de inspanningen die deze van het korps Limburg-Noord vergen? 2. In hoeverre is het korps bij de huidige bezetting – kwantitatief en kwalitatief – in staat om de implicaties van de grensligging op een adequate manier op te vangen? Hoe worden de inspanningen en resultaten beoordeeld door de betrokkenen binnen het politiekorps Limburg-Noord en het parket Roermond zelf en wat is het oordeel van de (politiële, justitiële, en bestuurlijke) partners in de buurlanden hieromtrent? 3. Indien verbeteringen binnen het korps Limburg-Noord, bij het openbaar ministerie of op bestuurlijk vlak aangewezen zijn in relatie tot grensoverschrijdende samenwerking, welke verbeteringen kunnen dit dan zijn, zowel in termen van kwantiteit, kwaliteit als organisatie?
2
Zie T. Spapens en C. Fijnaut (2005); D. Van Daele en B. Vangeebergen (2008). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn Deel 2, Antwerpen/Oxford: Intersentia; T. Spapens (2008); A. Meershoek (2008). Veiligheid in de grensregio’s. Deel 2: Grensoverschrijdende samenwerking van de lokale politie, GHOR en brandweer, Enschede: Universiteit Twente. Zie ook: C. Fijnaut en B. de Ruyver (2008). Voor een gezamenlijke beheersing van de drugsgerelateerde criminaliteit in de Euregio Maas-Rijn, Maastricht: Euregio Maas-Rijn.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 19
3
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1. Algemene inleiding
De grensoverschrijdende dimensies van het politiewerk in de politieregio Limburg-Noord kunnen worden onderscheiden in twee elementen. Allereerst gaat het om werkzaamheden waarvan de uitvoering samenwerking vergt met de Duitse of Belgische politiediensten.3 In de tweede plaats wordt gedoeld op werkzaamheden binnen de politieregio Limburg-Noord zelf, waarbij sprake is van internationale aspecten, zoals de betrokkenheid van een ingezetene uit één van de buurlanden. Zoals uit de vraagstelling blijkt, worden de grensoverschrijdende dimensies van het politiewerk beschreven aan de hand van de indeling in werksoorten die in het Budget verdeelsysteem (BVS) dat ten behoeve van de Nederlandse politie is ontwikkeld, worden onderscheiden.4 Het gaat daarbij om opsporing, handhaving, intake en service, en noodhulp. Deze vier werksoorten kunnen als volgt worden omschreven. Onder opsporing vallen alle activiteiten in politiekorpsen om strafbare feiten te achterhalen en de verdachten van strafbare feiten op te sporen en aan te houden. Tot deze werksoort behoren het (in proces-verbaal) vastleggen van alle activiteiten, een scala aan gebruikte methoden (technieken) en dwangmiddelen, evenals de administratieve afhandeling. Ook de preventie van strafbare feiten en de proactie behoren tot deze werksoort. Onder activiteiten in verband met handhaving worden het surveilleren en daadwerkelijk interveniëren door de politie verstaan. Handhaving heeft daarmee primair betrekking op het handhaven van de openbare orde. Ook het onderhouden van netwerken (o.a. door wijkagenten) en preventie behoren tot deze werksoort. Daarnaast worden het adviseren over openbare orde, aangelegenheden rond af te geven vergunningen en het uitvoeren van toezicht op vreemdelingen tot deze werksoort gerekend. De werksoort intake en service heeft betrekking op de bereikbaarheid en aanspreekbaarheid van de politie wanneer een burger aangifte wil doen of, anders dan voor een noodhulpmelding, contact wil met de politie. De politie voorziet in deze behoefte door telefonisch bereikbaar te zijn (in toenemende mate met behulp van een callcenter) en/of door voldoende toegankelijke en bezette (politie) bureaus. Noodhulp, tot slot, betreft het directe optreden door de politie in geval van nood of ernstige incidenten. Daarbij moet worden opgemerkt dat het expliciet niet binnen de reikwijdte van dit onderzoek valt om op grond van deze studie aanbevelingen te formuleren met betrekking tot een mogelijke herverdeling van de inzet van capaciteit in
3
4
Uiteraard wordt door de politieregio Limburg-Noord ook samengewerkt met andere dan de directe buurlanden, maar deze blijft in dit onderzoek buiten beschouwing. Bovendien beperkt het onderzoek zich tot de direct aan de politieregio Limburg-Noord grenzende arrondissementen, politiezones, gemeenten of Landkreise. Andersson Elffers Felix, Regiegroep BVS-politie (2006). Budgetverdeling Nederlandse politie. Deel 1: Een fundamentele herijking. Utrecht: Andersson Elffers Felix, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
4
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 20
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1.3. Uitvoering van het onderzoek
het korps gericht op het in het kader van dit onderzoek relevante doel: het beter opvangen van de impact van de grensoverschrijdende problemen in de regio. De afweging van inzet vindt immers nog altijd plaats binnen het totale kader van capacitaire mogelijkheden van het korps. Het is niet aan de onderzoekers om een mening te geven over de ruimte om hiermee te schuiven.
1.3. Uitvoering van het onderzoek Er is een keur aan bronnen geraadpleegd ten behoeve van het onderhavige onder zoek. Om zicht te krijgen op welke informatiebronnen voor deze fase relevant waren, zijn oriënterende gesprekken gevoerd met sleutelfiguren voor alle vier hiervoor beschreven werksoorten. Via de coördinator internationale betrekkingen (CIB) zijn (beleids)rapportages, onderzoeksrapporten en andersoortige documenten verkregen die betrekking hebben op internationale samenwerking en afspraken daaromtrent binnen het korps Limburg-Noord. Vervolgens is geïnventariseerd welke registratiegegevens van de Nederlandse politie relevant waren voor de beschrijving van de internationale component (aard en omvang) van het werk van de politie in Limburg-Noord. In de eerste plaats bevatte de basisregistratie van het korps bruikbare informatie. Er is gekozen voor gegevens uit het Bedrijfsprocessensysteem (BPS), en niet voor gegevens uit de Basisvoorziening Handhaving (BVH), die sinds november 2008 bij het korps in gebruik is. Dat is in de eerste plaats gedaan om alle mutaties van een volledig jaar ter beschikking te kunnen hebben, maar ook vanwege de doorlooptijd van het onderzoek.5 Alle mutaties uit BPS die vallen binnen de periode november 2007 en november 2008 zijn geselecteerd (net voordat BVH werd ingevoerd) en omgezet in een SPSS-databestand.6 Dit databestand bevatte informatie over datum en pleegplaats, aard van het incident (de incidentcode), de rol van de betrokken persoon (bijvoorbeeld verdachte, aangever of getuige) en aanvullende gegevens over deze betrokken persoon (zoals nationaliteit, woonplaats en geboortedatum). Daarnaast zijn door het korps gegevens aangeleverd over arrestanten. Deze zijn afkomstig uit de arrestantenmodule van BPS (BAM) en hebben betrekking op dezelfde periode als het hiervoor genoemde databestand met mutaties. Om de rechtshulpverzoeken die door het korps Limburg-Noord zijn uitgestuurd en over rechtshulpverzoeken die dit korps heeft ontvangen in kaart te brengen, leek het Landelijk Uniform Registratiesysteem voor Internationale Rechtshulp (LURIS) hiervoor het meest voor de handliggende registratiesysteem. De informatie in dit systeem is echter vrij beperkt, onder andere doordat de categorieën die hierin gebruikt worden zo grofmazig zijn dat het vaak erg moei
5
6
Wanneer wij gebruik zouden maken van BVH, had het databestand pas na november 2009 opgeleverd kunnen worden, met nadelige gevolgen voor de doorlooptijd van het onderzoek. SPSS is een computerprogramma voor statistische analyses op databestanden.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 21
5
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1. Algemene inleiding
lijk of helemaal niet mogelijk is om zeer omvangrijke rechtshulpverzoeken, waarvan de afhandeling erg veel tijd kost, te onderscheiden van rechtshulpverzoeken die zeer snel zijn af te handelen. Het Internationale Rechtshulp Centrum-Zuid (IRC-Zuid) houdt naast LURIS nog een eigen registratie bij van inkomende en uitgaande rechtshulp die betrekking heeft op midden- en zware criminaliteit. Deze registratie is overzichtelijker dan LURIS, bevat meer specifieke gegevens over de verschillende rechtshulpverzoeken en rechtshulpverzoeken van geringe omvang zijn er op voorhand uitgefilterd. Zowel bij inkomende als uitgaande rechtshulp, is uitsluitend gekeken naar de verzoeken die betrekking hadden op het arrondissement Roermond (waaronder de politieregio Limburg-Noord valt). Het peiljaar is 2008. Alle inkomende rechtshulpverzoeken uit dit jaar zijn samen met de liaison van Limburg-Noord bij het IRC-Zuid gecategoriseerd naar de omvang van het verzoek (het aantal activiteiten dat door het korps Limburg-Noord verricht moest worden om het verzoek af te handelen). Gegevens van het jaar 2007 zijn gebruikt voor een meer globale analyse. Na de oriënterende gesprekken en ontvangst van de gegevens uit de meest relevante registratiesystemen, kon een schatting worden gemaakt van de benodigde aanvullende informatie om de drie onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Aan de hand van het beschikbare materiaal werd een schets gemaakt van de aard van de internationale componenten die zich bij alle vier genoemde werksoorten van de politie in Limburg-Noord voordoen. Om een eerste indruk te krijgen van de omvang en de intensiteit van de internationale samenwerking is een vragenlijst opgesteld die werd voorgelegd aan de chefs van de basiseenheden. Gevraagd werd naar concrete voorbeelden van samenwerking, de frequentie van samenwerking, op welke manieren er werd samengewerkt en hoe vaak men tijdens het werk te maken heeft met Duitse of Belgische bezoekers. Ook werd gevraagd hoe de samenwerking werd ervaren en of men hieromtrent verbeterpunten zou kunnen benoemen. In aanvulling op de vragenlijst is een groot aantal verdiepende interviews gevoerd met verscheidene personen, waarbij ook is gesproken met leidinggevenden van de Duitse en Belgische grenskorpsen. In bijlage 1 is een lijst van gespreks partners opgenomen. Ten behoeve van het inventariseren en bestuderen van de werksoort op sporing is een nadere analyse uitgevoerd van de rechercheonderzoeken die in 2008 zijn gestart. Hierbij is per onderzoek bekeken of er sprake was van een Duitse of Belgische component en of daarom in het kader van het desbetreffende onderzoek is samengewerkt met Duitsland of België (met andere woorden of er sprake was van rechtshulp). Daarnaast is gebruikgemaakt van gegevens over verdachten uit het eerder genoemde BPS-databestand, alsmede het overzicht van de inkomende en uitgaande rechtshulp van het IRC-Zuid. De meest recente criminaliteitsbeeldanalyse (CBA) zware en georganiseerde misdaad (die betrekking had op de jaren
6
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 22
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1.4. Opbouw van het rapport
2007 en 2008) van het korps Limburg-Noord is gescreend op activiteiten die ge relateerd zijn aan de grensligging van Limburg-Noord.
1.4. Opbouw van het rapport Het onderhavige onderzoek spitst zich toe op internationale samenwerking, meer in het bijzonder die tussen het korps Limburg-Noord en zijn omliggende landen, België en Duitsland. Om tot mogelijkheden voor verbetering van die samen werking te komen, zullen we allereerst proberen die samenwerking in kaart te brengen. Veel samenwerking kan ad hoc geregeld worden. Daar waar zij sporadisch voorkomt, heeft het geen zin daarvoor regels en procedures op te stellen. Ook daar waar de samenwerking hele specifieke of tijdelijke vormen kent heeft regulering geen zin. Echter, daar waar de samenwerking structureel is, bijvoorbeeld doordat er een (morele) plicht tot samenwerken bestaat, kan regelgeving, sturing, of anders gezegd, institutionalisering, terdege nut hebben, of zelfs noodzakelijk zijn. Een voorbeeld van bestaande structurele samenwerking is het internationale justitiële rechtshulpverkeer. De samenwerking is in zoverre ook geïnstitutionaliseerd dat er loketten (aanspreekpunten) en overlegorganen en -structuren zijn om rechtshulpverzoeken tot een goed einde te brengen. Voorbeelden van nietstructurele samenwerking zijn legio. Verderop in het rapport zullen er verscheidene aan bod komen. Nooit eerder is precies vastgesteld waar en wanneer samenwerking plaatsvindt of nodig is. Evenmin is onderzocht waar en wanneer (verdere) institutio nalisering van de samenwerking wenselijk is. Grofweg kunnen we zeggen dat (verdere) institutionalisering wenselijk is als: 1. de samenwerking wenselijk is (dat wil zeggen op grond van een verdrag of vanwege ernstige overlast of gevaar voor de samenleving), 2. de samenwerking structureel is (dat wil zeggen niet tijdelijk) en 3. de samenwerking regelmatig en met een zekere frequentie voorkomt. Teneinde te weten te komen waar sprake is van noodzakelijke, structurele en regelmatige samenwerking wordt in dit rapport het gehele grensoverschrijdende politiewerk in kaart gebracht. Dat dat geen eenvoudige exercitie is, moge duidelijk zijn, evenals het feit dat zulks niet met een paar pennenstreken is gedaan. In hoofdstuk twee schetsen we de ontwikkeling van de verdragen en overeenkomsten die zijn gesloten aangaande grensoverschrijdende justitiële en politiële samenwerking. Het hoofdstuk laat aan de hand van een historische schets zien wat op het terrein van internationale samenwerking is afgesproken en dus ook wat er op dat gebied mogelijk is. Hoofdstuk drie biedt een overzicht van de samenwerkingsstructuren die er momenteel zijn. Aangetoond wordt hoe justitie en politie in Nederland, België
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 23
7
2-9-2010 13:54:21
4e proef
1. Algemene inleiding
en Duitsland zijn georganiseerd en welke (min of meer) geïnstitutionaliseerde samenwerkingsvormen er bestaan. Vervolgens komt de feitelijke samenwerking aan de orde. Per werksoort van de politie wordt uiteengezet waar en hoe er met de buurlanden van de regio Limburg-Noord wordt samengewerkt. Er wordt begonnen met de in dit opzicht meest gecompliceerde werksoort, namelijk de opsporing. Vervolgens komt de handhaving aan de orde, een werksoort die weer hele andere, maar nauwelijks minder gecompliceerde samenwerkingsvormen en -relaties kent. De hoofd stukken over Intake & service en noodhulp zijn aanmerkelijk minder omvangrijk. De grensoverschrijdende problematiek bij deze werksoorten is dan ook navenant minder urgent. Het rapport sluit af met een beschouwing op de resultaten. In het hoofdstuk zal worden getracht een beknopt antwoord te formuleren op de onderzoeks vragen.
8
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 24
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e 1e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking 2.1. Inleiding Op het vlak van de operationele justitiële en politiële samenwerking is, ook binnen de Europese Unie, soevereiniteit nog altijd het centrale uitgangspunt. Vertegenwoordigers van opsporingsinstanties kunnen niet, behalve in enkele nauwkeurig omschreven en afgebakende specifieke omstandigheden (zie hierna) op eigen gezag op buitenlands grondgebied opsporingshandelingen verrichten. In plaats daarvan voeren de bevoegde autoriteiten van het land waar het bewijsmateriaal moet worden verzameld deze handelingen zelf uit, op verzoek van de staat waar het voor de opsporing of vervolging benodigd is. Deze samenwerking berust op de uitwisseling van rechtshulpverzoeken. Te beginnen met het Europees Rechtshulpverdrag (ERV), dat in 1959 in Straatsburg werd gesloten, is in de loop der jaren een palet van samenwerkingsovereenkomsten tot stand gebracht, waarin de kaders voor de justitiële en politiële samenwerking zijn vastgelegd. In dit hoofdstuk zal dit juridische raamwerk, op hoofdlijnen, worden geschetst met name voor zover het relevant is voor de samenwerking in het grensgebied van de politieregio Limburg-Noord. Allereerst kunnen in dit verband multilaterale verdragen worden onderscheiden die in het kader van de Raad van Europa, de Europese Unie en tussen Nederland en clusters van landen zijn gesloten, en waarbij Nederland en de beide buurlanden partij zijn. In de tweede plaats heeft Nederland met Duitsland enerzijds en België en Luxemburg anderzijds, aanvullende verdragen afgesloten. Tot slot wordt in dit hoofdstuk kort aandacht besteed aan het feit dat buiten de rechtshulpverdragen om, ook afzonderlijke maatwerkovereenkomsten kunnen worden gesloten tussen landen, waarin afspraken kunnen worden vastgelegd omtrent noodzakelijk geachte (opsporings)handelingen die niet specifiek omschreven zijn in de internationale verdragen.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 25
9
2-9-2010 13:54:21
4e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking
2.2. Multilaterale verdragen De operationele strafrechtelijke samenwerking tussen landen kan worden onderscheiden in verschillende elementen. Enerzijds zijn er onderwerpen als uitlevering en overdracht van strafvervolging. Anderzijds gaat het om het verlenen van wederzijdse bijstand in de opsporing. Dat onderscheid wordt ook wel aangeduid als ‘grote’, respectievelijk ‘kleine’ rechtshulp. Die begrippen moeten overigens niet worden gelezen in kwantitatieve termen: in de praktijk valt 80-90 procent van alle rechtshulp onder de noemer ‘kleine’ rechtshulp. Daarbij kan ‘kleine’ rechtshulp ook grote onderzoeken omvatten en is het ook in die zin niet per definitie ‘klein’ in omvang. Navolgend komen allereerst de belangrijkste multilaterale verdragen inzake de wederzijdse bijstand in opsporingsonderzoeken aan de orde, die voor de samenwerking tussen Nederland en respectievelijk Duitsland en België van belang zijn.7
2.2.1. Het Europese R echtshulpverdrag (1959) Binnen Europa kan het al eerder genoemde ERV, dat in 1959 in Straatsburg werd gesloten door de Lidstaten van de Raad van Europa, als het ‘oerverdrag’ worden beschouwd op het vlak van de wederzijdse bijstand in strafzaken. Het ERV maakt de uitwisseling van rechtshulpverzoeken (letters rogatory) mogelijk. Het verdrag regelt bijvoorbeeld de uitwisseling van informatie en van stukken van over tuiging (art. 3, lid 1). Daarnaast kan om een verhoor van getuigen of deskundigen worden verzocht (art. 3, lid 2). Artikel 7 van het ERV behandelt de uitreiking van gerechtelijke stukken en het verstrekken van informatie uit strafregisters. Het ERV werd in eerste instantie door veertien landen ondertekend, waaronder Israel en Turkije.8 In 1978 werd een aanvullend protocol van kracht, dat de uitwisseling van rechtshulpverzoeken in verband met fiscale delicten regelde. Daarnaast werd rechtshulpverkeer met betrekking tot de tenuitvoerlegging van straffen of het innen van boetes onder de werking van het verdrag gebracht.9
7
8
9
Dit betekent dat verdragen die in het kader van de Verenigde Naties zijn gesloten buiten beschouwing worden gelaten. Het gaat daarbij om het Verdrag tegen de sluikhandel in ver dovende middelen en psychotrope stoffen (1988) en het Verdrag ter bestrijding van de georganiseerde misdaad (2000) en de daaropvolgend afgesloten protocollen inzake de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens en mensenhandel. Deze verdragen zijn vooral van belang bij het rechtshulpverkeer met landen die geen lid zijn van de RvE of de EU, en waarmee Nederland ook geen bilaterale overeenkomsten heeft gesloten. Het betreft Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, IJsland, Italië, Zweden (1968), Oostenrijk (1968), Griekenland, Turkije en Israel (1967). Het aanvullend protocol van 1978 werd tevens door West-Duitsland, Noorwegen en Malta ondertekend. Council of Europe, Additional Protocol to the European Convention on Mutual Assistance in Criminal Matters, Strasbourg, 17 maart 1978.
10
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 26
Intersentia
2-9-2010 13:54:21
4e proef
2.2. Multilaterale verdragen
Met het ERV ontstond de mogelijkheid om, op buitenlands verzoek, uiteenlopende onderzoekshandelingen te verrichten. Het verhoor van getuigen en deskundigen werd al genoemd. Voorts kunnen ook verdachten worden verhoord, huiszoekingen of doorzoekingen worden verricht, en goederen op buitenlands verzoek in beslag worden genomen. Ook de toepassing van bijzondere opsporings bevoegdheden en het onderzoek in bankzaken viel reeds onder de werking van het ERV. Alleen het aftappen van telecommunicatie vormde geen onderdeel van het verdrag.10 Deze onderzoekshandeling was slechts het onderwerp van een aanbeveling uit juni 1985 van het Comité van Ministers bij de Raad van Europa.11 Aan het verrichten van onderzoekshandelingen op buitenlands verzoek zijn uiteraard wel voorwaarden verbonden. Het rechtshulpverzoek moet ten eerste worden getoetst op de verenigbaarheid met de wetgeving van het aangezochte land. Ten tweede moet het strafbare feit in het aangezochte land grond voor uitlevering vormen. En tot slot moet worden voldaan aan de vereiste van de dubbele strafbaarheid. Wanneer geen sprake is van één of meer van deze voorwaarden kan de uitvoering van het buitenlandse verzoek worden geweigerd.
2.2.2. De Schengen Uitvoeringsovereenkomst (1990) De ‘Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen’ van 19 juni 1990 is met name voor de politiële samenwerking van essentieel belang. Meer populair wordt deze overeenkomst aangeduid als de ‘Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO). Met het Verdrag van Amsterdam (1997), dat sinds 1 mei 1999 in werking is getreden, is de SUO voor alle lidstaten van de EU van kracht geworden.12 De bedoeling van de SUO is eerst en vooral te voorkomen dat de afschaffing van de vaste controles aan de binnengrenzen van het Schengengebied ook wetsovertreders voordelen zou bieden. Het verdrag introduceert daarom mogelijkheden voor de politie om op buitenlands grondgebied opsporingshandelingen te verrichten, door middel van grensoverschrijdende observatie (art. 40) en grensoverschrijdende achtervolging (art. 41), alsmede de grensoverschrijdende gecontroleerde aflevering in het geval van verdovende middelen (art. 73).
10
11
12
C. Fijnaut, T. Spapens en D. van Daele (2005). De strafrechtelijke rechtshulpverlening van Nederland aan de lidstaten van de Europese Unie; de politieke discussie, het juridisch kader, de landelijke organisatie en de feitelijke samenwerking, Zeist: Uitgeverij Kerckebosch, p. 181. Ibid. Council of the European Union, The Schengen acquis integrated into the European Union, Luxemburg, Office for Official Publications of the European Communities, 2001.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 27
11
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking
Het tweede centrale onderwerp van de SUO is het versnellen van de uit wisseling van politie-informatie en van rechtshulpverzoeken. Artikel 39 regelt de uitwisseling van politie-informatie op verzoek. Deze gegevens hoeven niet langer schriftelijk te worden opgevraagd, maar kunnen voortaan ook mondeling, telefonisch en online worden gedaan. Artikel 46 behelst een vergelijkbare regeling voor spontane informatie-uitwisseling. Belangrijk is ook de voorziening dat in grensgebieden informatie voortaan direct kan worden uitgewisseld tussen de politiediensten.13 Tot op dat moment diende dat steeds via de nationale bureaus van Interpol te gebeuren. Om de behandeling van justitiële rechtshulpverzoeken te versnellen mogen deze voortaan direct tussen de lokale magistraten worden uitgewisseld. Het ERV kende deze voorziening alleen in spoedeisende gevallen: andere rechtshulpverzoeken dienden via de Ministeries van Justitie te worden gestuurd.
2.2.3. De EU-overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp (2000) Het volgende belangrijke multilaterale verdrag, de ‘Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lidstaten van de Europese Unie’ (WREU) werd op 29 mei 2000 gesloten.14 Voor Nederland is de WREU op 1 juli 2004 in werking getreden. In de WREU worden enerzijds regelingen die zijn opgenomen in eerdere verdragen uitgebreid. Anderzijds worden nieuwe voorzieningen voor de strafrechtelijke samenwerking gecreëerd. De WREU biedt in artikel 7 bijvoorbeeld een ruimer kader voor de spontane uitwisseling van informatie dan in de SUO was opgenomen. Op basis van dit artikel kan in principe voortaan alle strafrechtelijke informatie spontaan worden uitgewisseld. Ook de mogelijkheden voor de grensoverschrijdende gecontroleerde aflevering zijn uitgebreid. In de SUO was de gecontroleerde aflevering nog gelimiteerd tot verdovende middelen. Op grond van artikel 12 van de WREU is dit voortaan ook mogelijk bij andere strafbare feiten die aanleiding kunnen geven tot uitlevering. Voorts is in de WREU een regeling getroffen om getuigen en des-
13 14
Wat precies onder een grensgebied moet worden verstaan blijft daarbij in het midden. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Akte van de raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, 2000/C 197/01. Deze overeenkomst kan worden beschouwd als een modernisering van het ERV. Deze update vond echter niet plaats in het kader van de Raad van Europa, maar door de EU. De Raad van Europa zou de nieuwe mogelijkheden die de WREU bood echter korte tijd later, middels het ‘Tweede aanvullend protocol’ (TAP) van 8 november 2001, ook in het ERV incorporeren.
12
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 28
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2.2. Multilaterale verdragen
kundigen middels videoconferentie te kunnen horen. Deze aanvulling is bedoeld om het afleggen van een verklaring te vergemakkelijken.15 Daarnaast zijn drie onderwerpen die nog niet (expliciet) in de bestaande verdragen waren opgenomen in de WREU geregeld, namelijk: de grensoverschrijdende infiltratie, het grensoverschrijdend afluisteren van communicatiemiddelen en de mogelijkheid om gemeenschappelijke onderzoeksteams – Joint Investigation Teams (JIT) – te vormen.16
2.2.4. Het Verdrag van Prüm (2005) Het derde belangrijke multilaterale verdrag met betrekking tot de wederzijdse rechtshulp in strafzaken is het ‘Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bonds republiek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groot hertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie.’17 Deze overeenkomst staat meer populair bekend als het ‘Verdrag van Prüm,’ naar het Duitse stadje waar het in 2005 werd ondertekend. Het verdrag kent met betrekking tot grensoverschrijdende criminaliteit – de onderdelen met betrekking tot terrorisme en illegale migratie blijven hier buiten beschouwing – twee hoofdlijnen, namelijk het verder versnellen van de uitwisseling van informatie en het uitbreiden van de mogelijkheden voor politiemensen om assistentie te verlenen op buitenlands grondgebied. Versnelling van informatie-uitwisseling gebeurt ten eerste door de introductie van online raadpleging van gegevensbanken. De artikelen 2 tot en met 11 bieden de mogelijkheid databestanden van dna-profielen en vingerafdrukken te bevragen op basis van het hit/no-hit principe. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan, indien in Nederland een dna-profiel of vingerafdruk is gevonden, voortaan zelf de databanken in de andere aangesloten landen doorzoeken. Indien er een overeenkomstig profiel of vingerafdruk voorhanden is (een hit) kan vervolgens via een rechtshulpverzoek meer informatie worden opgevraagd, bijvoorbeeld of er een persoon aan gekoppeld is, hoe het is verkregen, enzovoorts. Artikel 12 van het Verdrag van Prüm regelt de geautomatiseerde bevraging van gegevens uit de kentekenregisters.
15
16
17
Getuigen en deskundigen kunnen op basis van de Europese verdragen echter niet worden verplicht te verschijnen. In de BUV is zo’n verplichting overigens wel opgenomen. Voor een praktische gids bij dit verdrag, zie de brochure van het Ministerie van Justitie, Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken, De EU-rechtshulpovereenkomst toegelicht, Den Haag, 2004. Tractatenblad, 2005, nr. 197.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 29
13
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking
De artikelen 13 en 14 gaan in op de uitwisseling van niet persoonsgebonden informatie en persoonsgegevens, in het licht van de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Voorts biedt artikel 27 de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen, ook buiten de grensgebieden om, de mogelijkheid om rechtstreeks informatie uit te wisselen over een hele serie nader omschreven zaken. Het gaat bijvoorbeeld om informatie over rijbewijzen, vaarbewijzen en soortgelijke vergunningen, de identificatie van abonneehouders van telefoons of andere tele communicatievoorzieningen op basis van openbaar toegankelijke bronnen, en de overdracht van uitkomsten van onderzoek naar de herkomst van wapens, motorvoertuigen en vaartuigen, of vergelijkbare zaken, alsmede gegevens uit politie bestanden en -dossiers. Het tweede luik van het Verdrag van Prüm behelst het optreden van politiefunctionarissen op buitenlands grondgebied. Artikel 24 regelt om te beginnen gezamenlijke vormen van optreden, ter handhaving van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van strafbare feiten. In artikel 25 is de mogelijkheid gecreëerd van grensoverschrijdend optreden op eigen initiatief in situaties waarin sprake is van acuut gevaar. Artikel 26 betreft de bijstandsverlening bij grootschalige evenementen, rampen en zware ongevallen. Op 23 juni 2008 werden de belangrijkste onderdelen van het Verdrag van Prüm door middel van het Kaderbesluit 2008/616/JBZ geïntegreerd in de regelgeving van de EU.18 Het hoofdstuk met betrekking tot illegale immigratie en artikel 27 werden buiten het besluit gelaten, omdat deze aspecten reeds elders in de Europese regelgeving aan de orde kwamen. Artikel 25 werd, vanwege bezwaren van onder meer het Verenigd Koninkrijk, niet opgenomen.
2.2.5. Het Europese K aderbesluit inzake informatie-uitwisseling (2006) Tot slot verdient het Kaderbesluit 2006/960/JBZ van 18 december 2006 betreffende ‘de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie’ aandacht.19 Dit besluit moet eerst en vooral worden gezien als een uitbreiding – en feitelijk de vervanging – van de artikelen 39 en 46 SUO. De gegevensuitwisseling tussen de rechtshandhavingsautoriteiten wordt om te beginnen uitgebreid met (criminele) inlichtingen (intelligence). De informatie 18
19
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (L210/1). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Besluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten (L386/89).
14
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 30
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2.3. Bi- en trilaterale verdragen
en inlichtingen mogen, zoals ook het geval was bij de voornoemde artikelen van de SUO, alleen voor politiedoeleinden worden benut. Ook zijn de aangezochte landen niet verplicht dwangmaatregelen toe te passen om de gevraagde gegevens te verzamelen (art. 1, lid 5). Een andere belangrijke bepaling is dat voortaan alle bestaande communicatie kanalen voor internationale samenwerking bij de rechtshandhaving mogen worden benut voor de uitwisseling van gegevens (art. 6). Dit betekent bijvoorbeeld dat de bestaande beperking in de SUO dat alleen in grensgebieden buiten de nationale kanalen om rechtstreeks informatie mag worden uitgewisseld tussen politiediensten, is verdwenen.20 Artikel 7, tot slot, creëert de mogelijkheid om informatie en inlichtingen ook spontaan uit te wisselen. Het moet daarbij gaan om misdrijven waarop het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) van toepassing is.
2.3. Bi- en trilaterale verdragen In aanvulling op multilaterale verdragen heeft Nederland met de beide buur landen ook afzonderlijke overeenkomsten gesloten om de politiële en justitiële samenwerking te vergemakkelijken. Een eerste verdrag in dat licht is het Benelux-verdrag aangaande de uit levering en de rechtshulp in strafzaken (BUV) van 1962. Daarnaast komen hierna het in 2004 gesloten ‘Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake grensoverschrijdend politieel optreden’ (hierna: ‘Benelux-verdrag inzake politiesamenwerking’) en het ‘Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden’ (hierna: Verdrag van Enschede) aan de orde.
2.3.1. Het Benelux-verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken Het BUV werd gesloten in verband met de afschaffing van de personencontrole aan de landsgrenzen binnen de Benelux, en kan worden gezien als een directe voorloper van de SUO. In het BUV werd voor opsporingsfunctionarissen de mogelijk heid gecreëerd om over de landsgrens behulpzaam te zijn bij de opsporing en het 20
Voor wat betreft Nederland, België en Duitsland was die beperking overigens voor een groot deel al ondervangen met art. 27 van het Verdrag van Prüm. Dit was ook de reden waarom dit artikel in het Kaderbesluit 2008/615/JBZ niet is overgenomen.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 31
15
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking
constateren van strafbare feiten (art. 26) en voor de grensoverschrijdende achtervolging (art. 27). Een belangrijk element in het BUV is dat rechtshulpverzoeken niet via de diplomatieke weg of via de Ministeries van Justitie hoeven te worden overgemaakt. In plaats daarvan kan dit rechtstreeks tussen de officieren van justitie van de lokale parketten worden gedaan.
2.3.2. Het Benelux-verdrag inzake politie samenwerking (2004) Het Benelux-verdrag inzake politiesamenwerking werd op 8 juni 2004 in het Luxemburgse plaatsje Senningen ondertekend.21 In het verdrag werden regelingen getroffen voor drie geconstateerde knelpunten in de politiële samenwerking. Ten eerste ontbraken bevoegdheden om in spoedeisende situaties grensoverschrijdend te kunnen optreden. Ten tweede was sprake van knelpunten bij de samenwerking op het vlak van openbare orde en veiligheid en bij grote manifestaties. Tot slot bestonden problemen op het terrein van de informatie-uitwisseling tussen de politiediensten.22 Het verdrag voorziet er dan ook in dat politiediensten van de lidstaten elkaar op grond van een verzoek kunnen bijstaan als het gaat om handhaving van de openbare orde en veiligheid. De bijstand kan bestaan uit het inzetten van personeel (art. 5) en het leveren van materieel (art. 9). Als zich aan de overzijde van de landsgrens een calamiteit heeft voorgedaan, zoals een groot verkeersongeluk, kunnen politiefunctionarissen ook op eigen initiatief grensoverschrijdend optreden (art. 7).23 Een tweede belangrijk onderdeel van het Beneluxverdrag inzake politie samenwerking met betrekking tot de handhaving van de openbare orde en veiligheid is de mogelijkheid om gemengde patrouilles en controles in de grensstreek te organiseren. Ambtenaren van de politie kunnen op grond hiervan bijvoorbeeld gezamenlijke verkeers- of alcoholcontroles uitvoeren (art. 25). In de derde plaats zijn de mogelijkheden voor grensoverschrijdende achter volging en observatie, ten opzichte van de SUO, op enkele punten uitgebreid (art. 18 en 19). Deze kunnen nu bijvoorbeeld ook over waterwegen of door de lucht worden voorgezet. Dit maakt dus ook achtervolgingen of observaties met behulp van helikopters mogelijk. Verder bepaalt artikel 18, lid 1b dat in het geval van een grensoverschrijdende achtervolging de beperking van tien kilometer, waarvan in de BUV en de SUO sprake was, wordt opgeheven. Bovendien mogen de ambtenaren de persoon in kwestie niet alleen staande houden, maar ook daadwerkelijk aanhouden. Dat laatste is overigens alleen aan de orde wanneer de buitenlandse 23 21
22
Tractatenblad, 2006, nr. 148. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29996, nr. 3, p. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29996, nr. 3, p. 3.
16
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 32
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2.3. Bi- en trilaterale verdragen
politiefunctionarissen niet tijdig ter plaatse kunnen zijn. Met betrekking tot observaties is bijvoorbeeld de toepassing van technische hulpmiddelen, waarvoor geen expliciete voorziening in de SUO was opgenomen, nader geregeld. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het gebruik van peilzenders, waarmee voertuigen op afstand kunnen worden gevolgd, eventueel zelfs zonder dat een observatieteam fysiek de landsgrens hoeft te overschrijden.24 In de vierde plaats kan op grond van het Beneluxverdrag inzake politie samenwerking rechtstreeks informatie tussen de politiediensten van de aangesloten landen worden uitgewisseld (art. 10-12). De mogelijkheden die hier zijn ge creëerd liepen vooruit op die van het Verdrag van Prüm. Het verdrag voorzag ook al in de rechtstreekse (geautomatiseerde) raadpleging van de kentekenregisters (art. 15). In vergelijking met het Verdrag van Prüm voorziet het Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking erin dat deze mogelijkheid in de toekomst wordt uitgebreid naar andere registers die persoonsgegevens bevatten (art. 15, lid 3).25 Daarbij kan worden gedacht aan het bevolkingsregister.26 Ter vergemakkelijking van de informatie-uitwisseling kunnen tevens gemeenschappelijke politiecentra worden opgericht (art. 24).
2.3.3. Het verdrag van Enschede (2005) Het verdrag van Enschede werd op 2 maart 2005 in Enschede ondertekend. Het verdrag werd nagenoeg parallel met het Beneluxverdrag inzake politiesamen werking voorbereid, en vertoont daarmee dan ook grote overeenkomsten. Vanwege het specifieke karakter van de verhoudingen tussen de Duitse politie en het openbaar ministerie, zijn er echter ook enkele belangrijke verschillen. Hoofd zakelijk kunnen zes thema’s worden onderscheiden. Het eerste belangrijke onderwerp betreft de mogelijkheden voor de politiediensten om op elkaars grondgebied op te treden. Nederlandse en Duitse politiediensten kunnen elkaar bijstand verlenen ter handhaving van de openbare orde en veiligheid.27 De bijstand kan ook bestaan uit het verstrekken van informatie, het detacheren van personeel en het leveren van materieel. Voorts kan bijstand worden verleend ter voorkoming van strafbare feiten. Ook in het Verdrag van
24
25
26 27
Peilapparatuur wordt overigens ook bij gewone observatieacties waar mogelijk als hulpmiddel gebruikt. Het verdrag bevat daarnaast een regeling betreffende de persoonsbeveiliging, die bedoeld is om het uitvoeren van een beveiligingsopdracht voort te kunnen zetten wanneer binnen de Benelux een landsgrens wordt overschreden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29996, nr. 6, p. 8. In deze mogelijkheid was al voorzien met betrekking tot het bestrijden van rampen en zware ongevallen middels de op 7 juni 1988 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen (Trb. 1988, 95).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 33
17
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking
Enschede zijn regelingen getroffen voor het grensoverschrijdend optreden op eigen initiatief in geval van calamiteiten.28 Het tweede belangrijke thema in het verdrag betreft een versnelling waarmee samenwerking bij de opsporing tot stand kan worden gebracht. Zo regelt het verdrag dat politiediensten en openbare ministeries rechtstreeks (‘diagonaal’) met elkaar contact kunnen opnemen wanneer spoedeisend onderzoekshandelingen moeten worden verricht (art. 8).29 Daarnaast ziet lid 5 van artikel 8 erop toe dat in beslag genomen voorwerpen sneller kunnen worden overgedragen.30 Artikel 10 beoogt een versnelling van de procedure met betrekking tot de vergelijking van dna-profielen. Rechtshulpverzoeken dienaangaande kunnen voortaan, door de bevoegde justitiële autoriteit, via het politiekanaal worden verstuurd. In de derde plaats voorziet het Verdrag van Enschede in gemeenschappelijke politiepatrouilles op elkaars grondgebied (art. 19). Ook kunnen gezamenlijke observatieteams worden ingesteld en gemeenschappelijke onderzoeksteams worden geformeerd. Dat laatste moet echter worden gelezen in de geest van de openbare orde en veiligheid heeft dus geen betrekking op de opsporing van zware of georganiseerde misdaad. Het vierde thema in het Verdrag van Enschede heeft betrekking op grensoverschrijdende observatie (art. 11) en grensoverschrijdende achtervolging (art. 12). De extra mogelijkheden die hier worden geboden zijn vergelijkbaar met die van het Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking. Wel is de afstand waarover grensoverschrijdend mag worden achtervolgd bepaald op 150 kilometer. Het Verdrag van Enschede bevat, ten opzichte van de WREU, voorts aanv ullende regelingen met betrekking tot de gecontroleerde aflevering (art. 13) en de grensoverschrijdende infiltratie (art. 14). Zo mag een buitenlands observatieteam, wanneer een observatieactie niet (tijdig) kan worden overgenomen, ook de gecontroleerde aflevering uitvoeren. Wel moet dit onder leiding en in aanwezigheid van een bevoegde ambtenaar plaatsvinden. Wanneer bijvoorbeeld op Nederlands grondgebied een gecontroleerde aflevering moet worden uitgevoerd door een Duits observatieteam, moet in dat geval tenminste één Nederlander aan boord worden genomen. Diens aanwijzingen, die hij al dan niet van het openbaar minis
28 29
30
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3, p. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3, p. 10. Met dit artikel wordt tegemoet gekomen aan de grotere autonomie waarover de Duitse politie in de opsporingsfase beschikt. De voor de wederzijdse rechtshulp noodzakelijke tussenkomst van het openbaar ministerie levert daardoor vertraging op. In Nederland is de zaaksofficier van justitie op de hoogte van de ins en outs van lopende opsporingsonderzoeken, maar zijn Duitse collega is dat in de opsporingsfase niet. Zie C. Fijnaut, T. Spapens en D. van Daele (2005), p. 146-147. In Nederland is deze overdracht onderworpen aan een voorafgaand te verlenen verlof van de rechtbank, op grond van art. 552p van het Wetboek van Strafvordering. In de praktijk is dat een uiterst tijdrovende aangelegenheid, aangezien de regeling de advocatuur de mogelijkheid biedt allerlei procedurele bezwaren op te werpen. In de tussentijd kunnen de buitenlandse autoriteiten de in beslag genomen stukken niet als bewijsmateriaal in strafzaken gebruiken en zelfs niet ten behoeve van het lopende opsporingsonderzoek.
18
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 34
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2.4. Maatwerkovereenkomsten
terie verkrijgt, moeten worden opgevolgd. Artikel 14 betreft de grensoverschrijdende infiltratie. In Duitsland is het gebruikelijker dat politiefunctionarissen bij zulke acties worden ingezet dan in Nederland. In artikel 14, lid 11 is bijvoorbeeld de mogelijkheid gecreëerd dat politie-infiltranten door Duitsland aan Nederland ter beschikking worden gesteld en vice versa. Het vijfde onderwerp van het Verdrag van Enschede betreft de rechtstreekse gegevensuitwisseling tussen Duitse en Nederlandse politiediensten, zonder tussenkomst van het openbaar ministerie. Ter vergemakkelijking van de informatie-uitwisseling tussen de wederzijdse politiediensten, kunnen ook met Duitsland gemeenschappelijke politiecentra worden opgericht.31 Tot slot speelt in Duitsland ook de Zollfahndung, een onderdeel van de Douane, een belangrijke rol bij de opsporing, bijvoorbeeld naar de handel in verdovende middelen of sigarettensmokkel. Het Verdrag van Enschede ziet er dan ook op toe dat relevante bepalingen ook van toepassing zijn op de douane administraties van de beide landen. De mogelijkheid om daarover bilaterale afspraken te maken was opgenomen in het ‘Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Napels II)’.32
2.4. Maatwerkovereenkomsten Tot slot moet worden opgemerkt dat in het uitgebreide juridische raamwerk voor politiële en justitiële samenwerking uiteenlopende onderzoekshandelingen expliciet worden genoemd, maar dat uiteraard niet kan worden voorzien in alle eventualiteiten die zich in de praktijk voordoen. In de eerste plaats kan het daarbij gaan om een vraag om een bepaalde opsporingshandeling waarin geen van de verdragen voorziet. Zulke vragen kunnen worden gesteld in de vorm van een rechtshulpverzoek. Een recent voorbeeld daarvan is een onderzoek naar een moord in het arrondissement Den Bosch. Het ging hier om een man die ervan werd verdacht dat hij zijn vrouw had vermoord en het stoffelijk overschot in de Belgische Ardennen had verborgen. Op een bepaald moment ging hij terug naar de plaats in België waar het lichaam van het slachtoffer verborgen was, waarna hij het in de kofferbak van zijn auto legde. Tijdens deze activiteiten werd hij echter gadegeslagen door een Nederlands observatieteam, dat hem vanaf zijn woonplaats was gevolgd. In plaats van terug te keren naar Nederland reed de verdachte echter door naar Duitsland, waar hij enige tijd later door de Autobahnpolizei staande werd gehouden en gearresteerd. In dit geval wilden de Nederlandse autoriteiten het forensisch onderzoek graag in eigen land uitvoeren, en verzochten dan ook om de directe overdracht van het complete
31
32
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3, p. 4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3, p. 4.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 35
19
2-9-2010 13:54:22
4e proef
2. Verdragsrechtelijke kaders voor operationele justitiële en politiële samenwerking
voertuig, inclusief het stoffelijk overschot. Logischerwijs voorzag geen enkel verdrag is een dergelijke vraag. Het verzoek werd getoetst door het ministerie van Justitie van de deelstaat Nordrhein-Westfalen en akkoord bevonden. In de tweede plaats kunnen ook operationele samenwerkingsovereenkomsten tot stand worden gebracht die niet direct gerelateerd zijn aan een concreet op sporingsonderzoek, en dus buiten de kaders van de rechtshulpverdragen vallen. Een voorbeeld is het zogeheten A-team, dat opereerde van 2001 tot 2004. Dit team bestond uit Nederlandse en Franse politiemensen en werd opgezet om het drugstoerisme, en dan vooral met betrekking tot harddrugs, op de transportas van Rotterdam naar Lille tegen te gaan.33 In 2005 is het gemeenschappelijke team uitgebreid met Belgische politiemensen en herdoopt in het Joint Hit Team (JHT). De overeenkomst die aan de oprichting van dat team ten grondslag ligt heeft een looptijd van aantal jaren en is afgesloten door de overheden van de betrokken landen.
33
E. de Bie, H. Ferwerda en I. van Leiden (2004). Op de grens. Evaluatie van het A-team, Arnhem: Advies- en onderzoeksgroep Beke.
20
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 36
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e 1e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking tussen Nederland, Duitsland en België 3.1. Inleiding Voor een effectieve internationale justitiële en politiële samenwerking is, naast een juridisch raamwerk, ook een organisatorische infrastructuur nodig. In dit hoofdstuk wordt die op zowel landelijk als regionaal niveau beschreven. De organisatorische infrastructuur omvat enerzijds de bestaande onderdelen van de justitiële en politiële organisaties in de verschillende landen, die voor de uitvoering van rechtshulpverzoeken verantwoordelijk zijn. Anderzijds is er sprake van een specifieke organisatorische infrastructuur, die bedoeld is om de uitwisseling en uitvoering van het rechtshulpverkeer te vergemakkelijken. De laatste omvat zowel instanties op het internationale (Europese) niveau, zoals Interpol, Europol, het Europese Justitiële Netwerk (EJN) en Eurojust, als nationale en regionale voorzieningen. De in het vorige hoofdstuk beschreven verdragen hebben laten zien dat informatie en rechtshulpverzoeken binnen de EU vrijwel volledig rechtstreeks kunnen worden uitgewisseld tussen de lokale parketten en politiekorpsen. In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de organisatorische kaders voor de operationele justitiële en politiële samenwerking. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het raamwerk dat in het vorige hoofdstuk is geschetst, zijn uiteenlopende organisatorische voorzieningen getroffen, zowel bij de openbaar ministeries als de politiediensten. Na een toelichting in § 3.2 worden in de paragrafen 3.3 en 3.4 de organisatorische kaders die in Nederland, België en Duitsland alsook meer specifiek in de regio Limburg-Noord zijn gecreëerd om de operationele samenwerking te faciliteren, beschreven. In § 3.5 worden de (overleg)structuren voor niet-operationele samenwerking beschreven die in Nederland op landelijk en regionaal niveau zijn aangebracht, met betrekking tot de buurlanden.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 37
21
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
3.2. De vormen van justitiële en politiële samenwerking Justitiële en politiële samenwerking kent in de praktijk diverse vormen. Het belangrijkste onderscheid is dat tussen operationele en niet-operationele samen werking. Operationele samenwerking kan worden gedefinieerd als de samen werking die betrekking heeft op de opsporing of de preventie van strafbare feiten in daadwerkelijke opsporingsonderzoeken, dan wel de concrete acties in verband met grensoverschrijdende handhaving of assistentieverlening. Niet-operationele samenwerking kan daarentegen worden omschreven als ‘samenwerking die beoogt de randvoorwaarden voor operationele grensoverschrijdende samenwerking te creëren of te verbeteren’. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het organiseren van gezamenlijke opleidingsprogramma’s of trainingen, maar ook aan het opzetten van technische voorzieningen om grensoverschrijdend te kunnen communiceren en aan het uitleren van elkaars werkwijzen, methoden en technieken.
3.2.1. Operationele samenwerking Operationele justitiële samenwerking is, zoals het vorige hoofdstuk al liet zien, nog altijd in overgrote mate gebaseerd op rechtshulpverzoeken waarin nauw keurig wordt omschreven wat er precies van het aangezochte land wordt verlangd. Daar waar het gaat om het verlenen van bijstand aan opsporingsonderzoeken, ook wel ‘kleine rechtshulp’ genoemd, kan een onderscheid worden gemaakt in drie hoofdcategorieën.34 De eerste daarvan is de uitwisseling van informatie. De politie kan (schriftelijke) informatie waarover zij reeds beschikt, zonder tussenkomst van een officier van justitie uitwisselen met andere lidstaten van de EU.35 Op hun beurt kunnen de justitiële autoriteiten gegevens uit de bronnen waarover zij beschikken, zoals het justitieel documentatieregister en van stukken die bedoeld zijn voor gebruik in een strafproces in het buitenland, uitwisselen.36 Een tweede hoofdcategorie is het verrichten van onderzoekshandelingen op verzoek. Daarbij valt te denken aan het verhoor van verdachten, getuigen of deskundigen, het uitvoeren van doorzoekingen, of het onderscheppen van telecommunicatie,
34
35
36
‘Kleine’ rechtshulp wordt onderscheiden van ‘grote’ rechtshulp. Met dat laatste wordt gedoeld op verzoeken om uit- of overlevering, om overdracht van strafvervolging, of om de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen. Het begrip ‘klein’ slaat overigens niet op het aantal rechtshulpverzoeken in deze categorie: in de praktijk is 80-90 procent van het rechtshulp verkeer ‘kleine’ rechtshulp. Het openbaar ministerie blijft, in de Nederlandse context, wel verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling. Aan landen buiten de EU zal doorgaans dan ook geen (persoons)informatie worden overgemaakt zonder goedkeuring van de officier van justitie of het ministerie van Justitie. Deze indeling is ontleend aan C. Fijnaut, T. Spapens en D. van Daele (2005).
22
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 38
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.2. De vormen van justitiële en politiële samenwerking
tot het uitvoeren van een compleet (parallel) onderzoek. Een derde belangrijke categorie betreft onderzoekshandelingen van opsporingsambtenaren op buitenlands grondgebied, zoals grensoverschrijdende observatie, achtervolging of infiltratie en gecontroleerde aflevering. De politie voert in beide laatstgenoemde gevallen de gevraagde onderzoekshandelingen uit. Operationele politiële samenwerking valt, in vergelijking met operationele justitiële samenwerking, eveneens in drie categorieën uiteen. Om te beginnen voert de politie de onderzoekshandelingen uit waarin in de voornoemde rechtshulpverzoeken wordt verzocht. In de tweede plaats kan de politie (schriftelijke) informatie waarover zij reeds beschikt, zonder tussenkomst van een officier van justitie uitwisselen met andere lidstaten van de EU.37 Tot slot is sinds het Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking, het Verdrag van Enschede en het Verdrag van Prüm in werking zijn getreden, een nieuwe categorie van rechtshulp ontstaan, namelijk het verlenen van assistentie op verzoek op buitenlands grondgebied. De beslissing daarover wordt, in de Nederlandse context, niet genomen door de justitiële autoriteiten maar door het Ministerie van BZK.
3.2.2. Niet-operationele samenwerking Niet-operationele samenwerking kan op een meer informele grondslag worden georganiseerd. Met name de politie heeft daarmee ruime ervaring: al in de jaren zestig werden de eerste niet-operationele regionale politiële samenwerkings verbanden gevormd. Op het niveau van de staande en zittende magistratuur is zulke samenwerking pas meer recentelijk geïntensiveerd, en wel vooral op het vlak van gezamenlijke opleiding. Bij niet-operationele samenwerking gaat het hoofdzakelijk om drie hoofd vormen, die in de praktijk vaak hand in hand gaan. De minst ingrijpende vorm, ten eerste, is het uitwisselen van kennis en ervaringen in (periodieke) bijeen komsten, conferenties of seminars, waarbij ook netwerkvorming een belangrijke (impliciete) doelstelling is. In de tweede plaats heeft niet-operationele samen werking betrekking op het optimaliseren van de materiële randvoorwaarden voor operationele samenwerking, zoals het in kaart brengen van criminaliteits problemen, lacunes in verdragen of het op elkaar aansluiten van technische voorzieningen. Ten derde gaat het om het organiseren van gemeenschappelijke cursussen, trainingen of oefeningen.
37
Het openbaar ministerie blijft, in de Nederlandse context, wel verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling. Aan landen buiten de EU zal doorgaans dan ook geen (persoons)informatie worden overgemaakt zonder goedkeuring van de officier van justitie of het ministerie van Justitie.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 39
23
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
3.3. De organisatie van de operationele justitiële samenwerking In deze paragraaf staat de organisatie van de justitiële samenwerking in Nederland, Duitsland en België centraal. Allereerst zal de organisatie van de openbare ministeries in de drie landen beknopt worden geschetst. Daarna wordt ingegaan op de organisatorische maatregelen die zijn getroffen ten behoeve van de inter nationale samenwerking, zowel in het algemeen als specifiek in de arrondissementen waarop het onderhavige onderzoek betrekking heeft.
3.3.1. De justitiële organisatie in Nederland 3.3.1.1. De justitiële organisatie op hoofdlijnen Het Nederlandse openbaar ministerie is op drie niveaus georganiseerd: op arrondissementeel, ressortelijk en landelijk niveau. Ons land telt thans 19 arrondissementsparketten, onder leiding van een hoofdofficier van justitie. De officieren van justitie van de arrondissementsparketten oefenen het gezag uit over de opsporingsonderzoeken die door de regionale politiekorpsen en de Bovenregionale Recherche (BR) worden uitgevoerd (zie paragraaf 3.4.1.1). Vervolgens zijn bij de vijf gerechtshoven ressortsparketten ingericht. Deze behandelen, op het niveau van het openbaar ministerie, de strafzaken waarvan het gerechtshof kennis neemt. Daarnaast leveren ze een bijdrage aan de kwaliteit van de vervolging op arrondissementeel niveau en aan de landelijke beleidsvorming binnen het openbaar ministerie. Het arrondissement Roermond valt onder het ressort Den Bosch. In de derde plaats is in Nederland op nationaal niveau het landelijk parket ingericht. De officieren van justitie bij het landelijk parket hebben de leiding over opsporingsonderzoeken die door de Nationale Recherche worden uitgevoerd. Onderdeel van het landelijk parket is, sinds 1 januari 2003, het functioneel parket. Dit heeft tot doel de criminaliteit op het vlak van milieu, economie en fraude te bestrijden en is meer specifiek verantwoordelijk voor de opsporing en de vervolging in die strafzaken waarin een bijzondere opsporingsdienst de trekkende rol vervult. 3.3.1.2. De organisatie van operationele justitiële samenwerking Ten behoeve van de internationale samenwerking zijn in Nederland enerzijds op nationaal niveau en anderzijds op subnationaal niveau voorzieningen getroffen. Binnen het Nederlandse openbaar ministerie kunnen drie instanties worden onderscheiden die als verdeelstation voor het internationale rechtshulpverkeer fungeren, en die deels de verzoeken ook zelf uitvoeren. 24
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 40
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.3. De organisatie van de operationele justitiële samenwerking
Om te beginnen is er de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) bij het Ministerie van Justitie. Deze afdeling behandelt het justitiële rechtshulpverkeer met betrekking tot landen van buiten de EU. De AIRS is voorts verantwoordelijk voor de complexe en maatwerkverzoeken wanneer het gaat om lidstaten van de Unie. In de tweede plaats heeft het landelijk parket enkele centrale taken op het vlak van de internationale justitiële samenwerking. Indien Nederland wordt aangezocht voor samenwerking in grootschalige buitenlandse onderzoeken, is het landelijk parket in principe het centrale aanspreekpunt. Voorts is deze instantie verantwoordelijk voor de afhandeling van rechtshulpverzoeken die niet aan een bepaald arrondissement kunnen worden toegewezen. Het Landelijke Internationale Rechtshulpcentrum (LIRC) zorgt dan voor de uitvoering van het verzoek. Tevens moeten verzoeken om grensoverschrijdende observaties, grensoverschrijdende gecontroleerde afleveringen en grensoverschrijdende infiltraties aan het landelijk parket worden gericht. Tot slot wordt zo nodig door het landelijk parket gecoördineerd wanneer voor de afhandeling van het rechtshulpverzoek activiteiten in meerdere arrondissementen moeten worden verricht.38 In de derde plaats is de afhandeling van de EAB’s in Nederland eveneens op centraal niveau georganiseerd. Hiervoor is het parket van Amsterdam verantwoordelijk. In de praktijk worden rechtshulpverzoeken voor het belangrijkste deel op subnationaal niveau behandeld, namelijk door de arrondissementsparketten. Om de afhandeling van rechtshulpverzoeken te vergemakkelijken, is de coördinatie daarvan gelegd bij Internationale Rechtshulpcentra (IRC). Er zijn zes IRC’s gevormd, naast het al genoemde LIRC. Het arrondissement Roermond ressorteert onder het IRC-Zuid.39 Binnen de IRC’s werken de parketten en de politie nauw samen.
3.3.2. De justitiële organisatie in Duitsland 3.3.2.1. De justitiële organisatie op hoofdlijnen De taken van het Duitse openbaar ministerie zijn vergelijkbaar met die van het Nederlandse.40 Het openbaar ministerie is in Duitsland hoofdzakelijk georganiseerd op het niveau van de bondslanden. Elke deelstaat heeft een minister van Justitie, terwijl er ook op Bondsniveau een minister van Justitie is.41 38
39
40
41
D. van Daele en B. Vangeebergen (2007). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn, Deel 2, Antwerpen: Intersentia, p. 73. Dit IRC bedient ook de arrondissementen Maastricht, Den Bosch, Breda en Middelburg. D. Van Daele (2002). Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid. Anwerpen: Intersentia, p. 79. D. Van Daele (2002), p. 229.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 41
25
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
De Staatsanwaltschaften zijn verantwoordelijk voor de vervolging van strafbare feiten en geven leiding aan de opsporingsonderzoeken. Het hoofd is de Leitenden Oberstaatsanwalt. Boven de Staatsanwaltschaften staan de Generalstaatsanwaltschaften. Zij oefenen het toezicht uit op de afzonderlijke parketten. Daarnaast heeft het Generalstaatsanwalschaft een eigenstandige opsporingsbevoegdheid met betrekking tot zaken die de binnenlandse veiligheid betreffen en heeft het een rol bij de hoger beroepszaken die dienen bij het desbetreffende Oberlandesgericht. Bovendien is het Generalstaatsanwaltschaft beslissingsbevoegd ter zake inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken. In de organisatie van het Duitse openbaar ministerie kan, tot slot, op het federale niveau het Generalbundesanwaltschaft worden onderscheiden. Deze is bevoegd ten aanzien van zaken die de staatsveiligheid betreffen. In die gevallen treedt de Generalbundesanwalt tevens op als openbaar ministerie bij het Oberlandesgericht. Voorts beschikt de Generalbundesanwalt in een aantal gevallen over de mogelijkheid een zaak van een lokaal parket over te nemen. Daarbij gaat het om zaken betreffende de staatsveiligheid en om terreurdaden, maar het kan ook bepaalde zware misdrijven zoals moord, doodslag, gijzeling of zware brandstichting betreffen. Het arrondissement Roermond grenst aan de Duitse deelstaat NordrheinWestfalen. Deze is verdeeld in 19 Staatsanwaltschaften, waarvan de parketten van Krefeld en Mönchengladbach grenzen aan dat van Roermond. Van de drie Generalstaatsanwaltschaften deelt Düsseldorf de grens met het arrondissement. 3.3.2.2. De organisatie van operationele justitiële samenwerking In Duitsland kan, waar het gaat om de instanties die zich bezighouden met internationale rechtshulp, onderscheid worden gemaakt tussen het federale niveau, het niveau van de bondslanden en het lokale niveau. De behandeling van internationale rechtshulpverzoeken is binnen het Duitse openbaar ministerie eveneens georganiseerd op het niveau van de bondslanden. Er is op het federale niveau geen justitieel orgaan voorhanden om de uitvoering van rechtshulpverzoeken die meerdere bondslanden betreffen, te coördineren. Wanneer een verzoek betrekking heeft op verschillende bondslanden, bijvoorbeeld omdat een aantal personen gehoord dient te worden die verspreid over Duitsland wonen, moet aan elk bondsland afzonderlijk een verzoek worden gestuurd.42 Conform de geldende afspraken in de Europese rechtshulpverdragen kunnen rechtshulpverzoeken direct aan het competente Staatsanwaltschaft worden gericht. Binnen de Duitse deelstaten zijn ook de Generalstaatsanwaltschaften beslissingsbevoegd inzake internationale rechtshulpverkeer. Wanneer een verzoe42
Zo’n verzoek kan overigens wel via het diplomatieke kanaal of via het Bundeskriminalamt (BKA, zie paragraaf 2.5) worden gestuurd.
26
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 42
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.3. De organisatie van de operationele justitiële samenwerking
ker niet op voorhand duidelijk is welke Staatsanwaltschaft moet worden benaderd kan het verzoek dus ook via het Generalstaatsanwaltschaft worden gestuurd.
3.3.3. De justitiële organisatie in België 3.3.3.1. De justitiële organisatie op hoofdlijnen De taken van het Belgische openbaar ministerie zijn eveneens in grote lijnen vergelijkbaar met die van het Nederlandse. Dat geldt ook voor de organisatorische onderverdeling in een arrondissementeel, ressortelijk en nationaal niveau. België kent in totaal 27 gerechtelijke arrondissementen, waaraan evenzovele parketten van eerste aanleg gekoppeld zijn. Deze parketten staan onder leiding van een Procureur des Konings (PdK).43 De parketten van eerste aanleg vormen het basisniveau in de organisatie van het openbaar ministerie. De Belgische arrondissementen Tongeren en Hasselt grenzen aan dat van Roermond. Op het niveau van de vijf hoven van beroep wordt het ambt van het openbaar ministerie waargenomen door de parketten-generaal.44 Tot slot is op landelijk niveau, in 2001, het federale parket gevormd. Het oefent de strafvordering in bepaalde dossiers uit en coördineert de taken van de strafvordering. Voorts is het federale parket aangewezen om de internationale justitiële samenwerking te vergemakkelijken. Tot slot oefent het federale parket het toezicht uit op de algemene en bijzondere werking van de federale politie. 3.3.3.2. De organisatie van operationele justitiële samenwerking Binnen het openbaar ministerie is het federaal parket in Brussel specifiek belast met het vergemakkelijken van de internationale samenwerking, ten aanzien van alle misdrijven. Het fungeert als nationale postbus voor justitiële rechtshulp verzoeken. Het kan in principe zelf voor de afhandeling van inkomend rechtshulpverkeer zorgen. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer sprake is van hoog dringendheid en wanneer het rechtshulpverzoek niet aan een arrondissement kan worden gekoppeld. Het federaal parket zal de verzoeken in de regel echter doorzenden naar een lokaal parket. Indien het verzoek op meerdere arrondissementen betrekking heeft coördineert het federaal parket de afhandeling door meerdere lokale parketten.45 Uiteraard kunnen ook hier buitenlandse magistraten justitiële rechtshulpverzoeken rechtstreeks aan een bevoegd lokaal arrondissementsparket in België toezenden. Dit impliceert dan uiteraard wel dat de gevraagde (onderzoeks) 45 43
44
D. Van Daele (2002). D. Van Daele en B. Vangeebergen (2007), p. 14. In Nederland zorgt het IRC waar de bulk van de handelingen moet worden verricht voor de coördinatie, wanneer ook elders activiteiten nodig zijn.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 43
27
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
handelingen betrekking moeten hebben op het rechtsgebied van dat specifieke arrondissement.
3.4. De organisatie van de operationele politiële samenwerking In deze paragraaf wordt de organisatie van de politie in Nederland, Duitsland en België beknopt beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de organisatorische voorzieningen die binnen de politiediensten zijn getroffen dan wel om informatie op eigen gezag uit te wisselen, dan wel om uitvoering te geven aan justitiële rechtshulpverzoeken.
3.4.1. De politiële organisatie in Nederland 3.4.1.1. De politiële organisatie op hoofdlijnen In Nederland heeft de politie taken op het vlak van de handhaving van de openbare orde, alsmede ten aanzien van de opsporing van criminaliteit. Er zijn daarnaast echter nog andere instanties met opsporingstaken, te weten de Koninklijke Marechaussee (KMAR) en de Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD’en). De Nederlandse politie is territoriaal georganiseerd in 25 regionale politiekorpsen. In het meest gangbare organisatiemodel is een politieregio opgedeeld in districten die op hun beurt meerdere basisteams omvatten.46 De handhavings taken van de politie worden primair op het laatstgenoemde niveau uitgevoerd. Daarnaast wordt op alle niveaus opsporingswerk verricht. Grootschalige onderzoeken naar zware en georganiseerde criminaliteit vinden plaats bij de regionale recherche. De districtelijke recherches concentreren zich op middencriminaliteit en zware geweldsdelicten. Het kleinschalige opsporingswerk wordt door de politiemensen van de basisteams zelf gedaan. Voor levensdelicten, gijzelingen en ontvoeringen worden doorgaans ad hoc teams, Teams Grootschalige Opsporing (TGO) gevormd. Ook voor specifieke criminaliteitsproblemen, zoals een golf van inbraken of overvallen, kunnen tijdelijke rechercheteams worden samengesteld. Voor de opsporing van criminaliteitsproblemen die meerdere regio’s tegelijk raken, alsmede voor onderzoek naar horizontale fraudedelicten, kent Nederland sinds 2005 een vaste Bovenregionale Recherche (BR).47 Deze is territoriaal ge
46 47
De andere organisatiemodellen blijven hier buiten beschouwing. Horizontale fraude betreft fraude waarvan burgers of bedrijven slachtoffer worden. Fraude die betrekking heeft op de overheid wordt aangeduid als verticale fraude.
28
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 44
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.4. De organisatie van de operationele politiële samenwerking
organiseerd in zes eenheden. De BR-Zuid bedient de zes zuidelijke Nederlandse politieregio’s, waaronder dus ook de regio Limburg-Noord.48 Naast de regiokorpsen en de BR is er het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Het KLPD kent een aantal specifieke onderdelen met politietaken, zoals de spoorweg- en waterpolitie. Ook de Nationale Recherche (NR), waar de meest complexe opsporingsonderzoeken naar georganiseerde criminaliteit worden uitgevoerd, is onderdeel van het KLPD. De KMAR verricht in de eerste plaats de militaire politietaken. Dit betreft de politiezorg in relatie tot militaire installaties en personeel, zowel in Nederland als in het buitenland. Ook het eventuele recherchewerk dat daarbij noodzakelijk is wordt door de KMAR verricht. In de tweede plaats is de marechaussee verantwoordelijk voor de politiezorg op de burgerluchthavens. En in de derde plaats behoort de uitvoering van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) aan de landsgrenzen tot het takenpakket. Daarbij gaat het primair om de controle op mensensmokkel en -handel. Bovendien participeert de marechaussee in de NR.49 Tot slot kent Nederland vier bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en), die een eigenstandige (specialistische) opsporingstaak hebben. De eerste is de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst-Economische Controledienst (FIODECD) die onderzoek doet naar verticale fraudedelicten, alsmede naar de in- en uitvoer van goederen. De FIOD-ECD ressorteert onder het ministerie van Financiën. In de tweede plaats is de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) verantwoordelijk voor de bestrijding van sociale fraude. Deze dienst valt onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De derde BOD is de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (IOD-VROM) zich op de veiligheid van de leefomgeving in brede zin. Tot slot verricht de Algemene Inspectiedienst (AID) van het Ministerie van Landbouw en Visserij onderzoeken in relatie tot natuur, milieu en de voedselveiligheid. 3.4.1.2. De organisatie van operationele politiële samenwerking Zoals hiervoor al werd beschreven participeert de politie in de structuur van de IRC’s, die formeel gezien ook deel uitmaken van de BR. Op landelijk niveau onderhoudt de dienst IPOL van het KLPD de nationale contactpunten ten behoeve van het rechtshulpverkeer via de kanalen van Interpol en Europol. Daarnaast beschikt de KMAR, samen met de Bundespolizei, over een gemeenschappelijk commissariaat in Kleve, waarlangs verzoeken kunnen worden 48
49
De overige politieregio’s die onder de BR-Zuid vallen zijn Zeeland, Midden- en West-Brabant, Brabant-Noord, Brabant Zuid-Oost en Limburg-Zuid. Behalve de BR-Zuid zijn er boven regionale rechercheteams voor het gebied Noord- en Oost-Nederland (BR-NON), Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden en Randstad Noord en Midden. De KMAR leverde personeel aan de Unit Synthetische Drugs (USD) en Unit Mensensmokkel (UM) die in 2003 zijn opgegaan in de NR.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 45
29
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
uitgewisseld die het takenpakket van deze instanties betreffen. Dit commissariaat is competent voor het hele Nederlands-Duitse grensgebied. Behalve deze voorzieningen waarlangs informatie kan worden uitgewisseld zijn, zoals in paragrafen 2.2 en 2.3 werd beschreven, de mogelijkheden voor directe informatie-uitwisseling tussen functionarissen van de politie en andere opsporingsdiensten, buiten de voornoemde kanalen om, in de afgelopen jaren sterk uitgebreid. Naar de aard en omvang van de rechtstreekse contacten tussen politiefunctionarissen valt slechts te gissen.
3.4.2. De politiële organisatie in Duitsland 3.4.2.1. De politiële organisatie op hoofdlijnen Duitsland kent, evenals Nederland, verschillende politiediensten. Naast de gewone politie kunnen de Bundespolizei en de Zollfahndung (Douanerecherche) worden onderscheiden. De politie is in Duitsland eerst en vooral een zaak van de afzonderlijke bondslanden. Elk bondsland heeft een eigen politiewet (Polizeigesetz), waarin de taken en organisatie van de politie zijn vastgelegd. Dit leidt tot verschillen tussen de bondslanden, al zijn de organisatieprincipes uiteraard wel op een zelfde leest gestoeld. Zo is in elk bondsland de politie organisatorisch onderverdeeld in de Kriminalpolizei en de geüniformeerde politie. Onder de geüniformeerde politie vallen de directies Gefahrenabwehr, Einsatz en Verkehr, maar ook de water politie en de Bereitschaftspolizei. Naast de Kriminalpolizei en de geüniformeerde politie is in Duitsland sprake van uiteenlopende speciale eenheden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om eenheden die kunnen worden ingezet bij gijzelingen. De Kriminalpolizei is verantwoordelijk voor de opsporing en de vervolging van de zwaardere vormen van misdaad, zoals roofdelicten, seriematige diefstal, moord, en de handel in verdovende middelen. De geüniformeerde politie heeft tot taak om de openbare orde en veiligheid en de verkeersveiligheid te garanderen. De geüniformeerde politie neemt het onderzoek van lichtere vormen van criminaliteit voor zijn rekening. In de steden staat de politie onder leiding van de Polizeipräsident. In de Landkreise is de Landrat daarvoor verantwoordelijk. De Landkreise Viersen en Heinsberg grenzen aan de politieregio Limburg-Noord. De Kreise en Städte zijn nader onderverdeeld in Polizeiinspektionen, waarvan er in Nordrhein-Westfalen 127 zijn. De opsporing van de zware misdaad is in Nordrhein-Westfalen de verantwoordelijkheid van de zogeheten Kriminalhauptstellen. Deze zijn ingericht bij zestien Kreispolizeibehörden. Deze houden zich bezig met moordzaken, ge organiseerde criminaliteit, economische criminaliteit (Wirtschaftskriminalität) en ideologische vormen van misdaad. Daarnaast zijn in de voornoemde deelstaat op zes plaatsen gespecialiseerde eenheden gevestigd, die in het hele bondsland 30
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 46
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.4. De organisatie van de operationele politiële samenwerking
kunnen optreden bij afpersingen, ontvoeringen of gijzelingen en andere zeer zware geweldsmisdrijven. Op het niveau van de Bezirksregierung, waarvan Nordrhein-Westfalen er vijf kent, is er een aparte Autobahnpolizei, die verantwoordelijk is voor het toezicht op het verkeer op de autosnelwegen. Het toezicht hierop (de Fach- und Dienstaufsicht) berust bij de Landesoberbehörden zoals het LKA en de LZPD. Voor de waterwegen in Nordrhein-Westfalen, zo’n 900 kilometer in totaal, is de waterpolitie verantwoordelijk. Deze valt eveneens onder een Polizeipräsident en is gevestigd in Duisburg. Voorts is er op deelstaatsniveau het Landeskriminalamt Nordrhein-Westfalen (LKA-NRW), waar ongeveer 900 mensen werken. Het LKA-NRW is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de andere niveaus bij de preventie van criminaliteit en ook bij de concrete opsporing. Daarnaast heeft het LKA-NRW ook eigenstandige opsporingsbevoegdheid en kan het, op verzoek van het openbaar ministerie, zelf opsporingsonderzoeken doen. Voorts verzamelt en analyseert het LKA-NRW informatie en maakt het criminaliteitsbeeld- en fenomeenanalyses van uiteenlopende onderwerpen. Op federaal niveau kent de Duitse politie het Bundeskriminalamt (BKA), dat ongeveer 5.300 medewerkers in dienst heeft. Het BKA heeft, naast andere taken die hier niet nader zullen worden belicht, tot doel om als uitwisselingspunt voor informatie te fungeren bij vormen van misdaad die de grenzen van de bondslanden overstijgen. Internationale samenwerking behoort eveneens tot het takenpakket van het BKA. De instantie is voorts het nationale contactpunt voor Interpol en Europol. Ook het BKA kan in bepaalde gevallen zelfstandig straf rechtelijke onderzoeken uitvoeren. De Bundespolizei is een federale politie, die verantwoordelijk is voor de politie taken in relatie tot de landsgrenzen, de spoorwegpolitietaken en de veiligheid van de luchtvaart.50 Deze instantie kwam in 2002 tot stand en er zijn ongeveer 30.000 functionarissen werkzaam. De Bundespolizei voert controles uit op alle verkeer dat de Duitse landsgrenzen overschrijdt, met inbegrip van het verkeer via de luchthavens. Controles kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op (reis)documenten, personen, voertuigen, het voorkomen van illegale tewerkstelling, geld of mensensmokkel. De Bundespolizei ressorteert direct onder het federale Ministerie van Binnenlandse Zaken. De dienst is verdeeld in acht Bundespolizeidirektionen. De Direktionen zijn onderverdeeld in Bundespolizeiinspektionen. Tot slot beschikt de Duitse Douane over mogelijkheden om zelfstandig opsporingsonderzoek te doen, bijvoorbeeld wanneer het gaat om sigarettensmokkel, merkenfraude, of de handel in precursoren voor verdovende middelen. De onder zoeken worden uitgevoerd door de Zollfahndung welke valt onder het ministerie 50
Informatie via: www.mepa.net. In enkele specifieke gevallen, zoals het bondsland Bayern en de havens van Hamburg en Bremen, zijn deze taken gedelegeerd aan de Bayerische Landespolizei, respectievelijk de Wasserschutzpolizei.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 47
31
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
van Financiën. De Zollfahndung omvat acht Zollfahndungsämter, die nader zijn opgedeeld in 24 Aussenstellen. De Nederlandse landsgrens wordt bestreken door het Zollfahndungsamt Essen. De Zollfahndungsämter en hun medewerkers hebben dezelfde rechten en plichten als medewerkers van de politiediensten, volgens de voorschriften van het strafprocesrecht.51 In 1992 is bovendien het Zollkriminalamt (ZKA) opgericht waarvan het takenpakket vergelijkbaar is met dat van de Landeskriminalämter en het Bundeskriminalamt.52 3.4.2.2. De organisatie van operationele politiële samenwerking Zoals al werd beschreven fungeert het BKA voor de Duitse politie als nationaal contactpunt voor verzoeken die via het Interpol- of Europolkanaal worden verzonden. Het BKA kan verzoeken zelf afhandelen, maar kan het verzoek ook doorgeleiden naar één of meer LKA’s, naar het ZKA of naar de Bundespolizei. In de grensgebieden kunnen politiële rechtshulpverzoeken worden uitgewisseld via de Regionale Verbindungsstellen (RVSt). Het kantoor in Lingen is nog altijd van belang. De Bundespolizei en de KMAR beschikken, zoals al werd vermeld, over een gemeenschappelijk commissariaat in Kleve. Tot slot participeert de politie van Nordrhein-Westfalen in het EPICC.
3.4.3. De politiële organisatie in België 3.4.3.1 De politiële organisatie op hoofdlijnen De Belgische politie bestaat, na een reorganisatie die in 2001 zijn beslag kreeg, uit twee niveaus: het lokale en het federale niveau. De lokale politie is verdeeld over 196 korpsen, oftewel politiezones. Daarvan grenzen er twee aan het gebied van de politieregio Limburg-Noord.53 De taken van de lokale politiekorpsen zijn te vergelijken met die van de Nederlandse basiseenheden: zij zorgen voor het ‘blauw op straat’, verzorgen de noodhulp, hand haven de openbare orde en voeren kleinschalig recherchewerk uit. Ook de controles in bijvoorbeeld de prostitutiesector of van legale wapenhandelaren vallen toe aan de lokale politie. De omvang van de lokale politiekorpsen verschilt aanzienlijk: de stad Antwerpen omvat bijvoorbeeld slechts één zone, die qua grootte vergelijkbaar is met die van een Nederlands district of zelfs een politieregio.54 Op het platteland bestrijkt een lokaal politiekorps in de regel meerdere gemeenten. 51
54 52
53
Zie § 26 van het Gesetz über das Zollkriminalamt und die Zollfahndungsämter, Zollfahndungsdienstgesetz (ZFdG). Zollkriminalamt, Zollkriminalamt, Entstehung und Auftrag, Köln, 2005. Het betreft de politiezones Maasland (5383) en Noordoost Limburg (5385). Het Antwerpse korps is dan ook onderverdeeld in zes territoriale afdelingen.
32
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 48
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.4. De organisatie van de operationele politiële samenwerking
De federale politie is competent voor het hele grondgebied van België. Op het nationale niveau zijn onder meer de wegpolitie, de scheepvaartpolitie en de spoorwegpolitie, ondergebracht. Tevens is sprake van uiteenlopende ge specialiseerde directies. Zo zijn er onderdelen die zich richten op, bijvoorbeeld, mensenhandel, terrorisme en sekten, de handel in hormonen, of valsemunterij en identiteitsfraude. Ook zijn projecten rondom bepaalde dadergroepen opgezet, zoals Aziatische criminele organisaties, de Italiaanse maffia in België en criminele motorbendes. De daadwerkelijke operationele onderzoeken vinden plaats bij de op arrondissementeel niveau gedeconcentreerde Federale Gerechtelijke Politie. Het overgrote deel van het personeel (85 procent) is dan ook werkzaam in de arrondissementen. Hier wordt het onderzoek gedaan naar de bovenlokale, georganiseerde en maatschappijontwrichtende criminaliteit, alsmede voor de opsporing van misdrijven die een gespecialiseerde aanpak vereisen. Naast de uitvoering van eigen opsporingsonderzoeken ondersteunt de federale politie ook onderzoeken in de lokale politiezones. 3.4.3.2. De organisatie van operationele politiële samenwerking De operationele politiële samenwerking is om te beginnen op landelijk niveau georganiseerd bij de federale politie. Hier wordt het nationale contactpunt voor de Belgische en internationale politiediensten en -organisaties onderhouden en de operationele contacten met buitenlandse politiediensten, alsmede met Europol en met Interpol. Op nationaal niveau wordt ook het operationele beheer van en de verspreiding van internationale seiningen verzorgd. Ook op subnationaal niveau zijn organisatorische voorzieningen gecreëerd voor de rechtstreekse uitwisseling van informatie. Daarbij gaat het om de zo geheten Operationele Invalspunten Grens (OIPG). Voor het grensgebied van Limburg-Noord is vooral het OIPG van Genk van belang. Daarnaast werkt België, zoals hierboven al werd vermeld, met Nederland en Duitsland samen in het gemeenschappelijke commissariaat EPICC.
3.4.4. De organisatie van politiële samenwerking in Limburg-Noord 3.4.4.1 De behandeling van de verzoeken om rechtshulp In het grensgebied van het arrondissement Roermond is een voorziening gecreëerd om de samenwerking bij de aanpak van grensoverschrijdend opererende criminele groeperingen te verbeteren en de snelle en effectieve behandeling van rechtshulpverzoeken te bevorderen. Dit is het Bureau Euregionale Samenwerking (BES), dat onderdeel vormt van de parketten Maastricht en Roermond van het openbaar Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 49
33
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
ministerie en daarmee zowel de Euregio Maas-Rijn als de Euregio Rijn-MaasNoord bestrijkt. Het BES fungeert als aanspreekpunt voor magistraten of politiemensen uit België, Duitsland en Nederland, die vragen hebben over elkaars weten regelgeving op het terrein van strafrecht en strafvordering. Voorts heeft het BES een periodiek overleg geïnitieerd waarin kan worden bericht over lopende opsporingsonderzoeken met een Euregionale dimensie, waarbij mogelijkerw ijs ondersteuning nodig is van de buitenlandse opsporingsinstanties. Rechtshulpverzoeken waarvan de uitvoering veel menskracht en middelen zullen vergen van een andere partij in het grensgebied, kunnen via dit overleg worden aangekondigd. Ook kunnen afspraken worden gemaakt over de grensoverschrijdende opsporingsonderzoeken die met voorrang moeten worden gestart. Inmiddels maken ook Duitse politiemensen deel uit van dit overleg, gezien de grotere eigenstandige beleidsruimte die de politie in dat land met betrekking tot opsporingsonderzoeken heeft. Na het van kracht worden van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) zijn in de grensgebieden organisatorische voorzieningen gecreëerd voor de rechtstreekse uitwisseling van politiële informatie, namelijk de Regionale Verbindungsstellen (RvSt), de Operationele Invalspunten Grens (OIPG) en Internationale Coördinatiecentra (ICC) in Nederland.55 In Maastricht werd in 1995 het ICC Limburg, dat het politiële rechtshulpverkeer voor de beide Limburgse politieregio’s ging behandelen, operationeel. Dit centrum maakte daarvoor tot 2004 gebruik van een systeem, genaamd EMMI-Palma, waarmee dergelijke informatie digitaal tussen België, Duitsland en Nederland heen en weer kon worden gestuurd.56 Na 2004 werd gebruik gemaakt van een nieuw systeem, genaamd EMMI/ESLI. ESLI was in beginsel bedoeld als landelijk registratiesysteem voor politieel uitgewisselde informatie. In 2006 werd echter besloten het te integreren in een nieuwe versie van het registratiesysteem voor rechtshulpverzoeken LURIS, dat bij de parketten, en overigens ook bij de IRC’s, in gebruik is. Na het operatio neel worden van het gemeenschappelijke politiële coördinatiecentrum EPICC (zie hierna), was ook de elektronische uitwisseling via EMMI niet langer nood zakelijk. Gemeenschappelijke centra voor politiële- en douanesamenwerking worden door de Europese Raad beschouwd als een belangrijk instrument om de politiële 55
56
De ICC’s werden later herdoopt in IRC’s, om verwarring met het nieuw opgerichte en in Den Haag gevestigde International Criminal Court te voorkomen. Na 1999 werden ook IRC’s buiten de directe grensregio’s ingericht. In 2004 ontstonden, na een reorganisatie, de huidige zes regionale IRC’s. Het systeem is in principe ook bij andere Nederlandse Internationale Rechtshulpcentra aangeboden, maar aldaar om redenen van technische of financiële aard, of vanwege het feit dat men op managementniveau niet van de gebruikswaarde overtuigd was, nooit operationeel geworden. Slechts het IRC Zuid-West, dat het grensgebied bestreek van de politieregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant, maakte gebruik van het EMMI-systeem om politiële informatieverzoeken te registreren. Aan de Belgische zijde beschikte men bij het OIPG Antwerpen over hetzelfde systeem. Er was echter geen digitale verbinding en de berichten werden daarom per fax overgezonden.
34
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 50
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.4. De organisatie van de operationele politiële samenwerking
samenwerking in grensregio’s te verbeteren, zo laat bijvoorbeeld het recente programma van Stockholm zien. Via deze centra kan volgens de Raad informatie worden uitgewisseld met betrekking tot kleine en niet al te ernstige criminaliteit, illegale migratiestromen en problemen met de openbare orde. De centra kunnen ook bijstand verlenen aan operaties in het grensgebied.57 In het grensgebied van de politieregio Limburg-Noord zijn twee gemeenschappelijke centra tot stand gebracht: het Euregionaal Politie Informatie- en Coördinatiecentrum (EPICC) en het Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum (GGC). Het EPICC, dat is gevestigd in Heerlen, werd in 2006 geopend. Hierbij gaat het om een bureau waar Nederlandse, Belgische en Duitse politiemensen gestatio neerd zijn. Zij hebben toegang tot hun eigen (landelijke of regionale) informatiesystemen. Verzoeken om informatie kunnen dus direct worden neergelegd bij de buitenlandse collega die de vraag, via het raadplegen van de relevante informatie systemen, kan beantwoorden. Het EPICC bestrijkt in principe het grensgebied van de Euregio Maas-Rijn.58 Het GGC is in 2007 van start gegaan. In dit gemeenschappelijke centrum participeren de Nederlandse KMAR en de Duitse Bundespolizei. Het GGC heeft vier hoofddoelstellingen, namelijk het uitwisselen van informatie in het gehele Duits-Nederlandse grensgebied; het ondersteunen van de grensbewaking aan de buitengrenzen; het coördineren bij de overgave of overname van personen tussen Duitsland en Nederland en het uitwisselen van informatie tussen politie-eenheden in het grensgebied bij calamiteiten en grote evenementen. Sinds oktober 2009 is vrijwel dagelijks een medewerker van de politie Limburg-Noord f ysiek aanwezig in het centrum. Inmiddels is er een dagelijkse briefing gerealiseerd waarbij relevante informatie wordt uitgewisseld tussen korps Limburg-Noord, de KMAR en de Duitse Bundespolizei. Continuering van deze werkwijze is volgens de daar gestationeerde medewerker van Limburg-Noord aanbevelenswaard, maar is onder werp van discussie in het kader van de brede heroverweging van de inzet van gemeenschappelijke centra in zijn algemeenheid.59
57
58
59
Nota van de Raad van de Europese Unie, van het secretariaat-generaal aan het Coreper/de Raad betreffende Europese richtsnoeren voor beste praktijken en voor centra voor politiële en douanesamenwerking, d.d. 3 oktober 2008. In de praktijk is het bereik echter breder. Met betrekking tot Duitsland bedient het EPICC de hele deelstaat Nordrhein-Westfalen. Nu het Kaderbesluit 2006/960/JBZ van kracht is geworden kunnen de politiediensten ‘alle beschikbare kanalen’ voor informatie-uitwisseling benutten. Dit betekent dat ook andere Nederlandse politieregio’s zo nodig dus van het EPICC gebruik kunnen maken. In het verleden werden trouwens ook, in spoedeisende gevallen, al door andere Nederlandse politiekorpsen verzoeken via EMMI-Palma verstuurd. In 2002 was bijvoorbeeld zo’n 20 procent van de Nederlandse informatieverzoeken niet afkomstig uit de beide Limburgse politieregio’s (D. Van Daele, T. Spapens en C. Fijnaut (2008). De strafrechtelijke rechtshulpverlening van België, Duitsland en Frankrijk aan Nederland, Antwerpen: Intersentia). Concept Evaluatie participatie korps Limburg-Noord in GGC in Goch. Opgesteld door de coördinator internationale betrekkingen, mei 2010.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 51
35
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
3.4.4.2. De (regionale) aanpak van gedeelde criminaliteits- en overlastproblemen De tweede vorm van operationele samenwerking op regionaal niveau die hier wordt onderscheiden, zijn overlegstructuren die zijn gericht op de gezamenlijke aanpak van specifieke grensoverschrijdende criminaliteits- en overlastproblemen. Navolgend worden concrete projecten en overlegstructuren beschreven die betrekking hebben op overvallen, drugsproblematiek en gezamenlijke operaties in het kader van de openbare orde en veiligheid. Een eerste overlegstructuur is het ‘Overvallenoverleg,’ waarin de politie regio’s Limburg-Noord en Limburg-Zuid participeren, alsmede de buurkorpsen in België en Duitsland. Ook het KLPD is in dit overleg vertegenwoordigd. Tijdens het overleg worden de overvallen in de grensstreek besproken en er wordt informatie gedeeld over concrete zaken, waarbij ook informatie over (potentiële) verdachten wordt uitgewisseld.60 Het overvallenoverleg wordt ongeveer acht maal per jaar georganiseerd. In de tweede plaats wordt operationeel overleg gevoerd tussen recherchechefs aan de Nederlands-Belgische grens. Al in 1998 werd het burenoverleg gestart, waarin de recherchechefs van het district Weert en het basisteam Cranendonck van de politieregio Brabant Zuid-Oost deelnamen, en aan Belgische zijde de toenmalige Rijkswachtafdelingen van Bree, Kinrooi, en Hamont. Het overleg bestaat nog steeds. Nu nemen van Nederlandse zijde de recherchefs van het district Weert/Nederweert van korps Limburg-Noord en de afdeling Cranendonck van korps Brabant Zuid-Oost deel en van Belgische zijde de zonale politie van Bree en van Hamont-Achel-Neerpelt-Overpelt. Tijdens dit overleg wordt informatie uitgewisseld over concrete zaken waarbij sprake is van een link met Nederland, respectievelijk België. Er wordt zaaksgericht informatie uitgewisseld die betrekking heeft op lopende opsporingsonderzoeken. Bovendien houden de deelnemers elkaar zo op de hoogte over de voortgang van eerder besproken kwesties. Dit overleg vindt achtmaal per jaar plaats. Tot voor kort bestond een dergelijk overleg tussen de politie van LimburgNoord met Duitse collega’s nog niet. Echter, in 2009 is vanuit de PER (zie paragraaf 3.5.2) het initiatief genomen om ook met de Duitse recherchechefs structureel te overleggen. Sinds die tijd wordt er tweemaandelijks op strategisch niveau overlegd tussen de chef regionale recherche van Limburg-Noord met de recherche chefs van de aangrenzende Duitse Kreisen. Dit overleg is echter meer strategisch van aard dan het overleg met de Belgische collega’s.61
60 61
Overzicht tijdsbeslag overleg en opleidingen, d.d. 14 mei 2009. Dit heeft te maken met de manier waarop de Belgische politie georganiseerd is. De zonale politie werkt zeer lokaal en is vergelijkbaar met de Nederlandse basiseenheden in een politiekorps. Wanneer men een evenknie op hoger niveau dan de zonale politie zoekt, komt men al snel bij de federale politie uit. Dit niveau is echter weer hoger dan het districtelijke niveau in de Nederlandse korpsen. Hierdoor is een strategisch overleg, zoals er met de Duitse collega’s is, moeilijk te organiseren met de Belgische politie.
36
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 52
Intersentia
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
Om grensoverschrijdende overlast te bestrijden zijn diverse bilaterale overleg structuren in het leven geroepen. Een voorbeeld is een overleg waaraan het Districtelijk Management Team (DMT) van Venlo, alsmede ook de vijf chefs van de basiseenheden Venlo en Venray, en de Duitse collega’s van de Polizeiinspektion Geldern deelnemen. Hier worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over gezamenlijke operaties, zoals verkeerscontroles op elkaars grondgebied.62 Behalve de voornoemde min of meer geïnstitutionaliseerde vormen van operationele samenwerking, zijn er ook tijdelijke overlegstructuren. Hierbij gaat het om projecten waarbij sprake is van gedeelde problematiek, het zwaartepunt en het initiatief in één van de landen ligt, en waarbij nadrukkelijk internationale samenwerking wordt gezocht. We noemen twee projecten die ook in latere hoofdstukken aan de orde zullen komen. Aan Nederlandse zijde werd in 2001, in Venlo, het project Hektor gestart, met als doel de overlast en criminaliteit in verband met verdovende middelen tegen te gaan. De partners in dit project zijn de gemeente Venlo, de politieregio Limburg-Noord, het parket Roermond, de Belastingdienst en een aantal private partijen. Het politiële deel van het project omvat een straatteam bestaande uit 10 politiemensen, en een rechercheteam dat 10 rechercheurs omvat. Aan Duitse zijde is in juni 2007 het Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo (ODV) in het leven geroepen om de drugsoverlast die samenhangt met de Venlose coffeeshops aan te pakken. Het ODV richt zich in het bijzonder op de overlast die wordt veroorzaakt door drugstoeristen die te voet van het treinstation Kaldenkirchen naar Venlo lopen, en vice-versa. Het ODV is aan Duitse zijde van de grens geïnitieerd door de Kreispolizeibehörden van Viersen. Naast deze partij nemen ook de Bundespolizei, de Duitse Douane, de Staatsanwaltschaft Krefeld, het Duitse Consultatiebureau voor drugs en de Deutsche Bahn in het ODV deel.63 Van Nederlandse zijde schuift de coördinator internationale betrekkingen van het korps Limburg-Noord aan bij het overleg. Het ODV komt ongeveer twee maal per jaar samen. Verder is er regelmatig contact tussen de Nederlandse wijkagent van basiseenheid Venlo-Oost en zijn Duitse collega uit Nettetal. Zij delen dan informatie over overlast die gepaard gaat met het drugstoerisme en over of de coffeeshops zich aan de gemaakte afspraken houden.64
3.5. De niet-operationele samenwerking Niet-operationele justitiële en politiële samenwerking betreft die vormen van samenwerking die niet direct op concrete opsporingsonderzoeken, gezamenlijke
62
63
64
Interview districtchef Venlo; Overzicht tijdsbeslag overleg en opleidingen, d.d. 14 mei 2009. Memo van de coördinator internationale betrekkingen aan de plaatsvervangend korpschef inzake ‘Drogenpfad Venlo’, d.d. 23 augustus 2007. Coördinator internationale betrekkingen.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 53
37
2-9-2010 13:54:22
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
acties in het kader van de openbare orde of veiligheid, of op de aanpak van gedeelde criminaliteits- en veiligheidsvraagstukken betrekking hebben. Allereerst worden met grote regelmaat bijeenkomsten georganiseerd waarin op informele wijze informatie wordt uitgewisseld over problemen met betrekking tot grensoverschrijdende criminaliteit of overlast, omtrent samenwerkings initiatieven, over elkaars organisatie en werkwijze, enzovoorts. Een voorbeeld daarvan is een seminar met als thema grensoverschrijdende samenwerking waaraan de leidinggevenden van de recherchediensten en parketten in Noord- en OostNederland en hun Duitse ambtgenoten deelnemen.65 Ook in vakbondsverband vinden regelmatig zulke bijeenkomsten plaats, bijvoorbeeld in het conferentie centrum van de International Police Association (IPA) in het Duitse Gimborn. Tijdens zulke conferenties of seminars is niet alleen informatieoverdracht belangrijk, maar ligt de nadruk minstens zoveel op netwerkontwikkeling. Daarvan kan worden geprofiteerd in operationele situaties, bijvoorbeeld omdat men de tegenpartij al persoonlijk kent. In de tweede plaats heeft niet-operationele samenwerking betrekking op het optimaliseren van de randvoorwaarden voor operationele samenwerking. Een voorbeeld daarvan kan zijn het opstellen van gemeenschappelijke criminaliteits beelden, maar ook het creëren van technische voorzieningen om politiemensen de mogelijkheid te geven om direct via de radio te communiceren met buitenlandse collega’s, wanneer zij de grens overschrijden. Daarnaast kunnen ook overlegstructuren tot stand worden gebracht om bestaande knelpunten in kaart te brengen en daarvoor, bijvoorbeeld in aanvullingen op verdragen, oplossingen te realiseren. In het kader van de Europese Unie wordt deze vorm van niet- operationele politiële samenwerking eveneens krachtig bevorderd. Als uitvloeisel van het programma van Tampere werd bijvoorbeeld de European Police Chiefs operational Task Force (EPCTF) opgericht.66 Deze kreeg als doelstelling om ervoor te gaan zorgen dat ervaringen en best practices werden uitgewisseld, en de uitwisseling van informatie omtrent trends in de grensoverschrijdende misdaad te bevorderen. De EPCTF komt regelmatig bijeen. Binnen het project COSPOL (Comprehensive Operational Strategic Planning for the Police) wordt informatie bijeengebracht en geanalyseerd en worden aanpakken ontwikkeld omtrent specifieke grensoverschrijdende criminaliteitsproblemen, zoals heroïnesmokkel en terrorisme. Tot slot is een zeer belangrijk onderdeel van niet-operationele samenwerking het organiseren van (gemeenschappelijke) opleidingen en oefeningen. De hiervoor geschetste structuren hebben vrijwel allemaal betrekking op politiële samenwerking, waarin de justitiële autoriteiten niet zijn vertegenwoordigd of in de zijlijn optreden. Dat is niet verwonderlijk, aangezien de leden van de staande en zittende magistratuur een minder langdurige traditie van niet-operationele 65
66
Dit seminar werd in 2006 georganiseerd in Anholt en in 2009 in Lingen. Tampere European Council 15 and 16 October 1999, Presidency Conclusions.
38
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 54
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
samenwerking hebben dan de politie. Het feit dat juist zij moeten worden gezien als de hoeders van de soevereiniteit van staten op het strafrechtelijke vlak is daaraan ongetwijfeld debet. De voortschrijdende Europese integratie heeft echter, met name op het vlak van opleiding en training, tot veranderingen geleid. Een eerste exponent daarvan is de oprichting van het Europees netwerk voor justitiële opleiding (EJTN).67 De belangrijkste doelstelling van het EJTN is het aanbieden van een opleidingsprogramma voor rechters en officieren van justitie met een Europese dimensie. In het Haagse programma van 2004 – daarin werden voor een periode van vijf jaar de hoofdlijnen van het EU-beleid op het vlak van justitie en binnenlandse zaken vastgelegd – werd gesteld dat uitwisselingsprogramma’s voor justitiële autoriteiten de samenwerking vergemakkelijken en bijdragen tot het ontwikkelen van wederzijds vertrouwen.68 Tussen 2005 en 2009 hebben 1150 leden van de zittende en staande magistratuur tijdelijk in het buitenland verbleven in het kader van een uitwisselingsprogramma. In het programma van Stockholm, dat recentelijk het licht zag, wordt de verdere uitbouw van gezamenlijke training en opleiding, in een apart actieprogramma, verder gepromoot.69 Gezamenlijke opleiding en training is ook op politieel niveau een beleidsmatig speerpunt binnen de EU. Eveneens als uitvloeisel van het programma van Tampere werd het European Police College (CEPOL) opgericht, in 2005. Het is gevestigd in het Engelse Bramshill.70 Er worden cursussen aangeboden met betrekking tot uiteenlopende vormen van misdaad, grensoverschrijdende politiesamenwerking, politieleiderschap, enzovoorts. In het nieuwe programma van Stockholm wordt gemeenschappelijke opleiding beschouwd als een belangrijk instrument om een gemeenschappelijke Europese politiecultuur te ontwikkelen.71 Er wordt dan ook de ambitie uitgesproken dat in 2015 een substantieel aantal politiefunctionarissen aan een Europees trainingsprogramma of aan een uitwisselingsproject heeft deelgenomen.
67
68
69
70 71
Zie: www.ejtn.net. Publicatieblad van de Europese Unie (2005). Het Haags Programma – Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie. Brussel, 3 maart 2005, 2005/C 53/01. Het Haags programma werd voorafgegaan door het programma van Tampere (1999) en is inmiddels opgevolgd door het programma van Stockholm (2009). Council of the European Union (2009). The Stockholm Programme – An open and secure Europe serving and protecting the citizens, Brussels, 2 December 2009, p. 9. Zie www.cepol.europa.eu. Council of the European Union (2009). The Stockholm Programme – An open and secure Europe serving and protecting the citizens, Brussels, 2 December 2009, p. 8.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 55
39
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
3.5.1. De niet-operationele justitiële en politiële samenwerking tussen Nederland en de buurlanden De politie kent, in vergelijking met justitie, een veel langere geschiedenis waar het gaat om niet-operationele samenwerkingsverbanden. Reeds in de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen de eerste daarvan tot stand in grensgebieden. Voorbeelden daarvan zijn de Cross Channel Intelligence Conference (CCIC), die in 1968 voor het eerst bij elkaar kwam. Dit overlegorgaan bestaat nog altijd.72 Omstreeks dezelfde tijd werd een samenwerkingsverband van Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland gevormd met betrekking tot de Bodensee. In de Euregio Maas-Rijn werd in 1969 de Niederländisch-Belgisch-Deutsche-Arbeitsgemeinschaft-Polizei (NEBEDEAGPOL) opgericht, die verderop nader aan de orde komt. Voor de onderhavige studie is een aantal overlegstructuren van belang. Om te beginnen gaat het om een algemene overlegstructuur op nationaal (Nederlands) niveau: de Stuurgroep Internationale Politiesamenwerking (STIPS), het Grensstedenoverleg, de Task Force Grensoverschrijdende Samenwerking (GROS) en het Landelijk Overleg Coördinatoren Internationale Betrekkingen (LOCIB). Vervolgens wordt ingegaan op samenwerkingsverbanden in het kader van de Benelux enerzijds en bilateraal van Nederland met Duitsland anderzijds, die wel een grensoverschrijdende samenstelling kennen. In STIPS hebben de top van de ministeries van BZK, Justitie en Buitenlandse zaken zitting. Hierin hebben de betrokken directeuren-generaal van de ministeries van BZK (DG-OOV) en Justitie (DG-IAV, DG-RH), het dagelijks bestuur van het Programmacollege Internationale Betrekkingen (PC-IB) van de politieberaden en de voorzitter van het college van bestuur van het LSOP zitting. De directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid (DG-OOV) van het ministerie van BZK zit de STIPS voor.73 De politie adviseert via de portefeuillehouder internationaal van de Raad van Hoofdcommissarissen. Zowel hij als STIPS worden ondersteund door de Adviesgroep Landenbeleid, die bestaat uit een aantal Coördinatoren Internationale Betrekkingen (CIB) en medewerkers van Dienst IPOL. In de tweede plaats is er het Grensstedenoverleg, een bestuurlijk overleg waaraan zowel Nederlandse, Duitse als Belgische steden uit de grensregio’s deelnemen. Speerpunt hierbij is de drugsproblematiek in de grensgebieden. De deelnemers zijn vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
72
73
De huidige deelnemers zijn de politie van het Franse departement Nord/Pas de Calais, het Belgische West-Vlaanderen, en de Nederlandse politieregio’s Zeeland, Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond, alsmede de politie van de Britse counties Kent, Essex, Suffolk, Sussex en Hampshire, de Douane (Customs & Excise) en de Serious and Organized Crime Agency (SOCA). Www.websitevoordepolitie.nl/archief/de-nederlandse-politie-en-de-europese-unie-een-respectabele-achterstand-28.html, bekeken op 6 april 2010.
40
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 56
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Justitie, en de gemeentes Venlo, Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda, Middelburg, Heerlen, Kerkrade, Maastricht, Nijmegen, Arnhem en Enschede. De politieregio’s die aan de landsgrens liggen (waaronder Limburg-Noord) worden tevens uitgenodigd om dit overleg bij te wonen. De GROS is op 1 september 2009 ingesteld om op een zo kort mogelijke termijn de meest knellende problemen in de grensregio’s op te lossen.74 Daarbij gaat het om uiteenlopende terreinen, namelijk: onderwijs, arbeid, veiligheid, gezondheidszorg, milieu, vervoer en Interreg.75 Afzonderlijke werkgroepen zijn gevormd om problemen in deze categorieën te identificeren en oplossingen aan te dragen. In de werkgroep ‘veiligheid’ hebben de ministeries van BZK en Justitie, de provincies, de parketten en politiekorpsen, waaronder de politieregio LimburgNoord, zitting. De werkgroep heeft uiteenlopende probleemgebieden benoemd, zoals onder meer crisisbeheersing en rampenbestrijding, grensoverschrijdend oefenen en opleiden, grensoverschrijdende criminaliteitsbestrijding, en de oprichting gemeenschappelijk politiecentrum.76 De belemmeringen die worden onderscheiden worden veroorzaakt door verschillen in rechtssystemen, organisatie en prioriteitstelling. De werkgroep heeft een voorstel gedaan om te komen tot een pilot Euregiocrime.77 Het doel van Euregiocrime is om de bestaande operationele en executieve samenwerkingsverbanden verder uit te bouwen en te integreren. Daartoe is het van belang vertegenwoordigers van de OM-organisaties in de drie landen nog nauwer aan elkaar te verbinden. Inmiddels is een Belgische parketjurist bij het BES geplaatst alsmede een Duitse officier van justitie. Het College van procureurs-generaal heeft het parket te Maastricht uitgenodigd om binnen afzienbare termijn een stappenplan voor de verdere ontwikkeling en monitoring van Euregiocrime op te stellen. Belangrijke voorwaarde voor succes van Euregiocrime op de langere termijn is de beschikbaarheid van opsporingscapaciteit, zowel aan Nederlandse als aan Duitse en Belgische zijde, voor hun onderzoeken. Hierbij is te denken aan het op een of andere manier oormerken of reserveren van opsporingscapaciteit aan Belgische, Duitse en Nederlandse zijde.78 Als laatste landelijke algemene overlegstructuur noemen we het LOCIB waarin de coördinatoren internationale betrekkingen van de Nederlandse politie samen komen en ervaringen uitwisselen. Het LOCIB adviseert ook de Adviesgroep Landenbeleid van het STIPS. Daarnaast wordt ook overlegd over het landenbeleid
74
75 76
77
78
Www.minbzk.nl/onderwerpen/europa-en/europa-en/grensoverschrijdende. Geraadpleegd op 6 april 2010. Www.europadecentraal.nl/menu/1067/knelpunten.html. Geraadpleegd op 2 maart 2010. Www.europadecentraal.nl/menu/1082/Veiligheid_hulpdiensten.html. Geraadpleegd op 3 maart 2010. Www.europadecentraal.nl/menu/1082/Veiligheid_hulpdiensten.html. Geraadpleegd op 3 maart 2010. Http://static.ikregeer.nl/pdf/KST130796.pdf. Geraadpleegd op 6 april 2010.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 57
41
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
in brede zin (de aanduiding van prioritaire landen voor de samenwerking) en over vredesmissies. Het LOCIB komt ongeveer vier maal per jaar bijeen.79 Met betrekking tot België, Nederland en Luxemburg heeft de Benelux zich in de afgelopen jaren opgeworpen als een belangrijk bevorderaar van de politiële samenwerking in de aangesloten landen. In dit kader zijn drie overlegstructuren gecreëerd: het Senningenoverleg, het Benelux strategisch overleg politie, en het Benelux-landenoverleg. Het Senningenoverleg, om te beginnen, is een overleg op ambtelijk departementaal niveau, waarin de meer algemene beleidslijnen die door ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van de Beneluxlanden zijn vastgesteld, worden uitgewerkt.80 Het Senningen-Actieplan voor 2009-2012 vermeldt bijvoorbeeld als doelstelling het uitwerken van een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid voor de grensregio’s, met als onderdeel daarvan het samenstellen van een gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld waaruit gemeenschappelijke prioriteiten gedestilleerd kunnen worden.81 Een volgende doelstelling is te komen tot optimale benutting van de samenwerkingsinstrumenten die al voorhanden zijn. Ook zal in de komende jaren ook aandacht worden besteed aan het in praktijk brengen van de opgestelde bruikleenovereenkomst en het voortzetten van de informatieuitwisseling over het bruikleenmateriaal in de drie landen. Tot slot wordt in dit actieplan de ambitie geformuleerd om te inventariseren hoe men kan samenwerking met het Duitse bondsland Nordrhein-Westfalen.82 Behalve op het terrein van de criminaliteit, zijn ook doelstellingen geformuleerd met betrekking tot crisisbeheersing en rampenbestrijding. Hiermee bouwt het voort op het SenningenActieplan van 2007 – 2008.83 Het Senningenoverleg stelt werkgroepen in die verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van de verschillende onderdelen van het actieplan. Het Benelux Strategisch Overleg Politie behandelt op politieel niveau de strategische beleidspunten die voortvloeien uit het Senningen-Actieplan. Aan dit overleg neemt voor Nederland de portefeuillehouder voor de politiële samen werking in de Raad van Hoofdcommissarissen deel. België en Luxemburg worden door functionarissen van vergelijkbaar niveau vertegenwoordigd. De gremium
79
80
81
82
83
Coördinator internationale betrekkingen. Senningen is het Luxemburgse plaatsje waar in 1996 het Memorandum van Overeenstemming inzake de samenwerking op het terrein van politie, justitie en immigratie tussen de ministers van Justitie van Nederland, België en Luxemburg, de ministers van Binnenlandse Zaken van Nederland en België en de minister van de Force publique van Luxemburg, werd ondertekend. Ook het Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking werd in Senningen ondertekend. Secretariaat-Generaal (2010). Benelux Jaarplan 2010 & Gemeenschappelijk Werkprogramma 2009 – 2012. Secretariaat-Generaal (2010). Benelux Jaarplan 2010 & Gemeenschappelijk Werkprogramma 2009 – 2012. Nota van Secretariaat-Generaal, Ontwerp Senningen-Actieplan voor 2007, d.d. 30 januari 2007.
42
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 58
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
komt tweemaal per jaar bijeen.84 In het Benelux Strategisch overleg Politie komen tevens de Senningen werkgroepen bijeen. Het Benelux-Landenoverleg Politie komt eveneens tweemaal per jaar bijeen. Tijdens dit overleg worden knelpunten en good practices besproken. Deze uitwisseling heeft tevens tot doel te signaleren of wetgeving, verdragen of uitvoeringsafspraken, eventueel moeten worden aangepast, gelet op gewijzigde maatschappelijke omstandigheden. Het Landenoverleg is ook van belang voor de voorbereiding van de besluitvorming in het strategisch overleg.85 Daarnaast worden echter ook (globale) afspraken gemaakt omtrent concrete gezamenlijke politieacties in verschillende grensregio’s. Deze betroffen in 2008 de volgende gebieden: drugstoerisme, diefstallen met ramkraken en diefstallen met braak, afvaltransporten, mensenhandel en vuurwerk.86 De politiële samenwerking tussen Nederland en Duitsland vindt, op landelijk niveau (in Duitsland de bondslanden Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen) in diverse gremia plaats. Navolgend komen het Landenoverleg Duitsland, de Programmacommissie Duitsland, het Binationaal Informatie Forum (BIF) en het Landenprogramma Duitsland aan de orde. Het Landenoverleg Duitsland is ontstaan als gevolg van het Verdrag van Schengen en de doorontwikkeling daarvan.87 Aan het overleg nemen alle Nederlandse politieregio’s die met Duitsland samenwerken, alsmede het KLPD en de KMAR deel, maar geen Duitse partijen. Overige deelnemers zijn vertegenwoordigers van het Ministerie van BZK, het Ministerie van Justitie, de Koninklijke Marechaussee, de Douane, Dienst IPOL van het KLPD, de Politieacademie en de Nederlandse ambassade in Berlijn, alsmede de Coördinatoren Internationale Betrekkingen van de politieregio’s.88 Het doel van het overleg is uiteenlopende onderwerpen te bespreken, die de samenwerking met Duitsland raken. In het Landenoverleg Duitsland wordt gewerkt aan de hand van een meerjarig programma.89 Het oogmerk van het overleg is ervoor zorgen dat de verschillende partijen een eenduidig beleid voeren ten aanzien van de samenwerking met Duitsland. 84
85
86
87
88
89
Coördinator internationale betrekkingen; Benelux Jaarverslag 2008, opgesteld door Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie. Huishoudelijk reglement van het Benelux-landenoverleg, opgesteld door SecretariaatGeneraal, Afdeling Veiligheid en Externe Relaties, d.d. 11 juli 2007. Nota aan de leden van het Benelux Strategisch overleg Politie, opgesteld door SecretariaatGeneraal, Afdeling Veiligheid en Externe relaties, d.d. 17 mei 2006. Nota betreffende de structuur- en procesverbetering overleg met Duitse politieautoriteiten. Geschreven door coördinatoren internationale betrekkingen Limburg-Noord en LimburgZuid, d.d. 11 juli 2006. Nota betreffende de structuur- en procesverbetering overleg met Duitse politieautoriteiten. Geschreven door coördinatoren internationale betrekkingen Limburg-Noord en LimburgZuid, d.d. 11 juli 2006; Ambitie Landenprogramma Duitsland-Nederland, opgesteld in oktober 2008. Nota Nieuwe overlegstructuur Nederland Duitsland – Duitsland Nederland, opgesteld door deelnemers LOD in september 2007.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 59
43
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
Ten tweede werd, voorafgaand aan de ondertekening van het Verdrag van Enschede, een eerste aanzet gegeven om te komen tot een samenwerkings programma dat zich richtte op de implementatie van het verdrag en op de strategische en operationele samenwerking. Hiertoe werd een Programmacommissie Duitsland-Nederland opgericht, onder voorzitterschap van de portefeuille houder Duitsland in de Raad van Korpschefs (RKC). Daarnaast hadden vertegen woordigers van het Innenministerium van de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen zitting in de Programmacommissie, evenals vertegenwoordigers van Dienst IPOL (destijds nog DINPOL) van het KLPD, van de Koninklijke Marechaussee, en van de Duitse politieorganisaties in het grensgebied van Nederland en Duitsland. Er werden onder meer werkgroepen opgezet die zich bogen over de grensoverschrijdende technische verbindingen, de uitwisseling van informatie, de samenwerking tussen de Mobiele Eenheden, de gemeenschappelijke bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit, en de samenwerking tussen de bijzondere politie-eenheden. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Enschede is de Programma commissie opgevolgd door het Binationaal Informatie Forum (BIF). Hieraan nemen vertegenwoordigers deel van reguliere politiële overlegorganen in de grensgebieden, alsmede van de KMAR, het KLPD en de Bundespolizei. Ook nemen vertegenwoordigers van de ministeries van BZK en van Justitie deel. De eerste bijeenkomst vond plaats op 5 februari 2009. Het BIF komt tweemaal per jaar bijeen. Naast het BIF is ook op politiek/bestuurlijk niveau een regelmatig overleg voorgenomen, maar dat is tot op heden nog niet geconcretiseerd.90 Het is de bedoeling dat beide overleggen zullen opgaan in het Landenprogramma Duitsland. Tot slot is het Landenprogramma Duitsland in ontwikkeling. De bedoeling van dit programma is dat langdurige samenwerking wordt aangegaan door middel van uiteenlopende projecten op een aantal onderwerpen. De doelstellingen van dat programma liggen primair in de randvoorwaardelijke sfeer. Het gaat erom knelpunten die terug te voeren zijn op verschil in taal, cultuur, opleiding, procedures en wetgeving te inventariseren en vervolgens oplossingen te bereiken. De ambitie van een landelijk samenwerkingsprogramma met Duitsland wordt als volgt geformuleerd: “De Nederlandse politie streeft naar een situatie, waarbij overal in Nederland en Duitsland, maar vooral in het grensgebied, samengewerkt kan worden met Duitse politiemensen alsof het Nederlandse collega’s zijn.” Dit vertrekpunt sluit aan bij het principe van ‘convergence’, oftewel het harmoniseren van opleidingen, procedures en werkwijzen, dat door de High Level Advisory Group, welke het Stockholm programma heeft voorbereid, is geformuleerd voor de toekomstige Europese politiesamenwerking.91 Naast bovengenoemde overleggen op nationaal niveau is er een aantal meer interregionale overlegstructuren, 90
91
Ambitie Landenprogramma Duitsland – Nederland, opgesteld in oktober 2008; Notulen vergadering BIF, d.d. 5 februari 2009. High Level Advisory Group on the Future of European Home Affairs Policy (2008). Freedom, Security, Privacy: European Home Affairs in an Open World, Brussels.
44
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 60
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
waarbinnen de grensoverschrijdende politiële samenwerking meer concreet vorm en inhoud wordt gegeven. Zowel Nederlandse als Duitse en Belgische politie autoriteiten hebben zitting in deze overlegvormen.92
3.5.2. De niet-operationele justitiële en politiële samenwerking in de regio Limburg-Noord Regionaal is voor de niet-operationele justitiële en politiële samenwerking een aantal overlegstructuren van belang. Navolgend komen eerst NEBEDEAGPOL, PER, Grenze77 en de werkgroep OOV aan de orde om af te sluiten met twee projectmatige samenwerkingsverbanden, EMROD en HERMAN. Tijdens het Burenoverleg, tot slot, vindt afstemming plaats over feitelijke gemeenschappelijke uitvoerende lokale of regionale samenwerkingsvormen aan de grens.93 De Belgische politiezone Maasland en de basiseenheid SittardBorn (politieregio Limburg-Zuid) stelden voor 2008 bijvoorbeeld een lijst op van 11 evenementen waarbij Belgische politiemensen op Nederlands grondgebied zouden meewerken en vice versa. Daarnaast konden ook ad hoc gezamenlijke patrouilles worden georganiseerd met betrekking tot andere veiligheidsproblemen, zoals controles van schoolgaand verkeer, alcohol- en drugsacties en met betrekking tot overlastproblematiek in relatie tot uitgaanspubliek.94 NEBEDEAGPOL is één van de eerste samenwerkingsverbanden in Europese grensregio’s. Het werd, op initiatief van de toenmalige Polizeipräsident van Aken, opgericht in 1969.95 Het samenwerkingsverband bestrijkt de Euregio Maas-Rijn, waartoe een klein deel van de politieregio Limburg-Noord behoort.96 Het korps is niet rechtstreeks vertegenwoordigd in het bestuur van NEBEDEAGPOL, maar neemt wel deel aan de activiteiten die worden georganiseerd. De statuten van NEBEDEAGPOL vermelden als doelstellingen om overleg en discussie over politionele vraagstukken met betrekking tot de samenwerking op het terrein van bestuurlijke en gerechtelijke politie te bevorderen; manifestaties, zoals tentoonstellingen te initiëren en te organiseren; samenwerkings 92
93
94
95
96
Voorstel nieuwe overlegstructuur NL-D; versie 1.0, opgesteld door leden van het Landenoverleg Duitsland in 2007. Huishoudelijk reglement van het Benelux-landenoverleg, opgesteld door SecretariaatGeneraal, Afdeling Veiligheid en Externe Relaties, d.d. 11 juli 2007. Politie Maasland en politie Sittard-Born, Afsprakennota Beneluxverdrag – Burenoverleg. Interne notitie, 2007. S. Brammertz (1993). La Cooperation Policière dans L’Euregio Meuse-Rhin. Législation et Aspects Pratiques, p. 56. Het bestuur wordt gevormd door de chefs van de politiediensten in de Euregio Maas Rijn: de Korpschef van de politieregio Limburg Zuid, de Polizeipräsident van Aken (Dld) en de Directeur Coördinatie en Steun (DirKo) van de Federale Politie in Eupen (B). De Euregio Maas-Rijn omvat de Nederlandse politieregio Limburg-Zuid en een deel van de politieregio Limburg-Noord, de Belgische provincies Limburg en Luik, de Deutschsprachige Gemeinschaft in België en de Landkreise Heinsberg, Aachen, Düren en Euskirchen in Duitsland.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 61
45
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
modellen te ontwikkelen; en de opleiding en vorming binnen de respectievelijke politiediensten en de talenkennis te verbreden. Daarnaast is in het verband van NEBEDEAGPOL in de afgelopen decennia ook gewerkt aan de technische infra structuur voor grensoverschrijdende communicatie, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat meldkamers in het grensgebied direct met elkaar contact kunnen onderhouden. Ook is een gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld gemaakt, op het vlak van woninginbraken.97 De werkzaamheden vinden plaats in zo genaamde Arbeitsgruppen die jaarlijks verslag uitbrengen op een werkconferentie (Jahrestagung). Er zijn drie Arbeitsgruppen actief. Ten eerste een groep die zich bezighoudt met grensoverschrijdende criminaliteit zoals bijvoorbeeld woning inbraken, autodiefstallen, verdovende middelen. Een tweede werkgroep richt zich op openbare orde en veiligheid, en een derde groep op verkeersproblemen. De korpsleiding van de regio Limburg-Noord is niet rechtstreeks vertegenwoordigd in het bestuur van NEBEDEAGPOL, maar neemt bijvoorbeeld wel deel aan de jaarlijkse werkconferentie. Bovendien wordt het korps Limburg-Noord op de hoogte gehouden van thema’s die in de stuurgroep worden besproken en de voortgang van overeengekomen activiteiten, middels contacten tussen de coördinatoren internationale betrekkingen van de politieregio’s Limburg-Noord en Limburg-Zuid. Het tweede samenwerkingsverband in het grensgebied dat vermelding verdient is PER. Dit is gevormd in 2007, als equivalent van NEBEDEAGPOL, en wel meer specifiek ten behoeve van de samenwerking in het grensgebied van Limburg-Noord. In PER participeren, behalve de politieregio Limburg-Noord, de Kreispolizeibehörden Kleve en Viersen en de Polizeipräsidia Mönchengladbach en Krefeld, die niet in NEBEDEAGPOL vertegenwoordigd zijn. In eerdere jaren troffen deze partijen elkaar reeds in het zogenaamde Kamingespräch, dat echter eerst en vooral informeel van karakter was. De politieregio Limburg-Noord nam het initiatief tot de PER om de samenwerking met de Duitse partners te verbeteren.98 Het eerste doel van de PER is ten eerste het verbeteren van de kennis omtrent de politiële organisatiestructuur en werkwijze aan weerszijden van de landsgrens. Ten tweede beoogt het samenwerkingsverband de informatie-uitwisseling tussen de desbetreffende korpsen te verbeteren. In de derde plaats tracht PER het treffen van gemeenschappelijke preventiemaatregelen (Gefahrenabwehr), zowel ten aanzien van criminaliteits- als verkeersproblemen, te bevorderen, en te komen tot gemeenschappelijke oplossingen voor gesignaleerde problemen. Tot slot wordt ook gewerkt aan gemeenschappelijke opleiding en training.99
97
98
99
NEBEDEAGPOL, Grenzüberschreitende Einbruchskriminalität in der Euregio Maas-Rhein, d.d. 6 mei 2002. Coördinator internationale betrekkingen. Geschäftsordnung für die Polizeiliche Euregio Rhein-Maas-Nord / Politiele Euregion RijnMaas-Noord (PER), d.d. 14 januari 2010.
46
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 62
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
Het bestuur van PER (Lenkungsgruppe) komt jaarlijks bijeen, en heeft als deelnemers de korpschefs, hun plaatsvervangers en de coördinatoren internatio nale betrekkingen van de betrokken Duitse politiekorpsen en de politieregio Limburg-Noord. De stuurgroep stelt het jaarplan op, dat wordt uitgevoerd onder auspiciën van een strategische overleggroep van lijnchefs (Strategierunde). Deze Strategierunde komt elke 2 à 3 maanden samen. Afzonderlijke werkgroepen houden zich bezig met specifieke (deel)projecten.100 Een aantal voorbeelden van concrete projecten zijn de organisatie van wederzijdse stages, gezamenlijke cursussen en het in kaart brengen van personen met sleutelfuncties aan beide zijden van de grens, dit alles met het doel dat men in operationele omstandigheden op de hoogte is van elkaars werkwijzen en van de aanspreekpunten voor specifieke vragen. Een ander voorbeeld is een project dat is gericht op het verbeteren van de informatie-uitwisseling. In dit kader is gewerkt aan een gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld, dat vanwege praktische problemen overigens echter niet geheel kon worden gerealiseerd. Bovendien is in de PER het initiatief genomen tot het overleg van de recherchechefs van de betrokken korpsen, dat ook al in paragraaf 3.4.2.2 aan de orde kwam. Een volgend overlegorgaan in het grensgebied van de politieregio LimburgNoord is Grenze77. Aan dit overleg nemen de Kreispolizeibehörde van Heinsberg en de Nederlandse korpsen Limburg-Noord en Limburg-Zuid deel. De partijen ontmoeten elkaar tweemaal per jaar. Tijdens het overleg worden grensoverschrijdende problemen besproken, maar de bijeenkomsten zijn tevens van belang voor netwerkvorming en -onderhoud.101 In de vierde plaats is sinds 1994 de Werkgroep OOV actief binnen de Euregio Rijn-Maas-Noord. Deze richt zich op grensoverschrijdende samenwerking in het kader van de hulpverlening en rampenbestrijding en bestrijkt, behalve de politie, ook de brandweer en de geneeskundige hulpdiensten. Deze werkgroep heeft bijgedragen aan de netwerkvorming tussen de leidinggevenden van de voornoemde instanties. In 2002 is een Euregionaal rampenplan opgesteld en in 2004 werd de Burenhulpovereenkomst Euregio Rijn-Maas-Noord gesloten. Daarnaast heeft de Werkgroep OOV in juni 2007 het project HERMAN geïnitieerd. In hoofdstuk 7 komt zowel de Werkgroep OOV als project HERMAN uitgebreid aan bod. Onder auspiciën van de Werkgroep OOV is het project HERMAN – wat staat voor Hulpverlening in de Euregio Rijn-MAas-Noord (of Hilfeleistung in die Euregio Rhein-Maas-Nord) – gestart. Bij HERMAN was een groot aantal partijen betrokken en de Werkgroep OOV fungeerde als stuurgroep.102 Het project om
100 101
102
Notulen Kamingespräch, d.d. 2 februari 2007. Uitgezette vragenlijst chefs basiseenheden: BE Echt-Susteren/Roerdalen; interview coördinator internationale betrekkingen. De projectdrager van HERMAN was Regio Noord- en Midden-Limburg Sector Veiligheid. Daarnaast maakten ook het politiekorps Limburg-Noord, Polizei Mönchengladbach, Polizei Krefeld, Kreis Viersen, Kreis Kleve, Rhein-Kreis Neuss, Stadt Mönchengladbach, Stadt Krefeld en Regionale Ambulance Voorziening Limburg-Noord deel uit van het project. Zie Project Initiatie Document Project HERMAN, Versie 1.0 definitief.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 63
47
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
vatte zes deelprojecten die als rode draad de Nederlands-Duitse samenwerking op het gebied van rampenbestrijding hadden. De politieregio Limburg-Noord participeerde met name in de deelprojecten ‘Opleidingsprogramma politie’ en het ‘Grensoverschrijdend oefenprogramma.’103 Daarnaast kan nog worden vermeld dat in het begin van 2010 een start is gemaakt met het project EMROD, wat staat voor Euregio Maas-Rijn Observatorium van Delinquentie. Het doel van EMROD is het verzamelen van gegevens, het op wetenschappelijke wijze analyseren van de evolutie van de misdadigheid binnen de Euregio Maas-Rijn, en het geven van de meest precieze omschrijving van de objectieve en subjectieve veiligheid. Dit om vervolgens de politionele, gerechtelijke en administratieve overheden in de Euregio in staat te stellen een gecoördineerde strategie op te bouwen, met het oog op het voorkomen en de bestrijding van de criminaliteit. In projectaanvraag van EMROD geeft men aan dat de Euregio Maas-Rijn een ideaal testgebied voor Europa kan vormen. “De opgedane ervaringen in het kader van EMROD zullen nuttig zijn bij het inzetten van instrumenten van gelijke aard in andere Euregio’s.”104 Hoewel Limburg-Noord hierin geen centrale rol speelt en het project voor wat Nederland betreft voornamelijk is gericht op Limburg-Zuid, wordt de coördinator internationale betrekkingen van het korps Limburg-Noord wel op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Buiten het kader van de Werkgroep OOV worden eveneens activiteiten ontplooid op het terrein van opleidingen en oefeningen. Het GCC, waarin de KMAR en de Bundespolizei participeren, organiseert bijvoorbeeld stages met als doel elkaar kennis en inzicht te verschaffen in de politiële informatieprocessen, die ten dienste komen van de uitvoering van de operationele politietaak. Tevens beogen deze stages een bijdrage te leveren aan het opsporen van eventuele knelpunten en het aanpakken daarvan.105 In de politieregio Limburg-Noord bestond tot en met 2009 in het kader van de PER eveneens een samenwerkings- en uitwisselingsverband met Duitsland, met als doelstellingen het verkrijgen van inzicht in elkaars werk(gebied-werkwijzen) en het bevorderen van de onderlinge kennisrelaties (kennen en gekend worden). Zo heeft de chef van recherchecluster Midden-Limburg drie dagen stage gelopen bij de Direktion Kriminalpolizei van de KPB in Viersen. Het bewakingsgebied van de KPB Viersen grenst namelijk aan het bewakingsgebied van het district Midden-Limburg. De stage stond in het teken van een oriëntatie op de werkwijze van de recherche in Viersen en informatieverstrekking over de werkwijze van de recherche in Limburg-Noord. Ook buiten de PER om worden met enige regelmaat stages georganiseerd.
103
104
105
Project Initiatie Document Project HERMAN, Versie 1.0 definitief. Ingevuld projectaanvraagformulier grensoverschrijdend programma Interreg IV-A “Euro pese Territoriale Samenwerking” Euregio Maas-Rijn, d.d. 26 mei 2009. Overeenkomst inzake stage bij het Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum.
48
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 64
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.5. De niet-operationele samenwerking
3.5.3. De gezamenlijke opleiding en training Tot slot beschouwen we de niet-operationele samenwerking in termen van gezamenlijke opleiding en training. We schetsen de ontwikkelingen die op dit vlak gaande zijn op justitieel terrein. Vervolgens wordt ingegaan op opleidings trajecten die zijn opgezet als uitvloeisel van het Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking en het Verdrag van Enschede. Tot slot komen voorbeelden van gemeenschappelijke oefeningen aan de orde. De nieuwe verdragen inzake politiesamenwerking hebben een belangrijke impuls gegeven aan de organisatie van (gezamenlijke) cursussen. Dit valt te verklaren uit het feit dat deze verdragen enerzijds voorzien in nieuwe mogelijkheden voor politiemensen om grensoverschrijdend op te treden, terwijl zij anderzijds gehouden zijn aan de wet- en regelgeving van het land in kwestie. Het is dus zaak justitie- en politiefunctionarissen op te leiden in de do’s and don’ts die deze verdragen met zich meebrengen. In Nederland organiseert het opleidingsinstituut voor de rechterlijke organisatie (SSR) bijvoorbeeld gezamenlijke trainingen en stages in België en Duitsland voor rechters en officieren van justitie. Ook op politieel niveau zijn opleidingen noodzakelijk waarin politiefunctio narissen worden voorgelicht over de verschillende wetgevingen van de buur landen, de inhoud van internationale verdragen en de organisatie van politie, justitie en bestuur in de buurlanden. Hierom is door de Nederlandse Politieacademie de driedaagse cursus Grensoverschrijdende Politiesamenwerking (GPS) ontwikkeld. Deze is bedoeld voor ambtenaren die zijn aangesteld om de politietaak uit te voeren als bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 1993: de executieve taak om strafbare feiten op te sporen. Hieronder vallen ook ambtenaren van de KMAR voor zover zij zijn belast zijn met taken op grond van de Vreemdelingenwet 2000.106 Het ministerie van BZK heeft gesteld dat politiefunctionarissen zonder deze opleiding niet grensoverschrijdend mogen optreden.107 Ook de politiefunctionarissen van de politieregio Limburg-Noord dienen, aangezien de regio zowel aan Duitsland als België grenst, te worden opgeleid in zowel het Verdrag van Enschede als het Beneluxverdrag inzake politiesamen werking. In 2008 waren 25 medewerkers opgeleid in het Beneluxverdrag, 62 personen in het Verdrag van Enschede en 307 personen in beide verdragen.108 De personen van het korps Limburg-Noord die de cursus in beide verdragen volgden, deden dit vanaf 2008 gezamenlijk met een aantal Duitse cursisten.109
106
107
108 109
Www.politieacademie.nl/Opleidingen/Maatwerk/Maatwerkopleidingen/Pages Grensover schrijdende politiesamenwerkingcombiBeneluxDuitsland.aspx, geraadpleegd op 29 maart 2010. Notulen HERMAN Projectleideroverleg Opleiding & Training Politie (Spoor 3), d.d. 25 april 2007; coördinator internationale betrekkingen. Samenvatting reacties enquête evaluatie ‘Landenprogramma Duitsland’, maart 2008. De Duitse cursisten namen alleen niet deel aan de laatste dag van deze driedaagse cursus, omdat op deze dag het Benelux-verdrag aan de orde kwam en dit verdrag voor hen niet van toepassing is.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 65
49
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3. De organisatie van de justitiële en politiële samenwerking
Tot slot worden, op meer incidentele basis, ook over en weer stages ge organiseerd. Zo hebben medewerkers van de Duitse technische recherche een week stage gelopen bij de technische recherche in de politieregio Limburg-Noord.
3.6. Tijdsbestedingsaspecten van de internationale samenwerking De politiële en justitiële samenwerking die in dit hoofdstuk beschreven staat, kost het korps de nodige tijd. Door de CIB is hiervan (voor het jaar 2009) een globale inschatting gemaakt (zie Bijlagen 3,4 en 5). Met het bijwonen van overleggen blijkt het korps jaarlijks ongeveer 331 mandagen (ongeveer 1,5 – 2 fte), inclusief voorbereiding en reistijd, aan capaciteit te kosten. Een deel hiervan komt voor rekening van de CIB. Naast overleg, is hij jaarlijks ongeveer 90 mandagen doende met andere zaken op het gebied van de internationale samenwerking. Verder gaat er de nodige tijd zitten in gezamenlijke oefening en training. Bij elkaar opgeteld komt dit jaarlijks op ongeveer 410 mandagen (ongeveer 2 – 2,5 fte). Aan wat we semistructurele samenwerking met de buurkorpsen kunnen noemen – het gaat om gemeenschappelijke controles en patrouilles – besteedt het korps jaarlijks ongeveer 64 mandagen. Daarnaast is er het project Hektor, dat ongeveer 20 fte voor zijn rekening neemt. Ten slotte is er nog de reguliere samenwerking rondom het Oud Limburgs Schuttersfeest en de Adviesgroep Landenbeleid. In totaal gaat het jaarlijks om ongeveer 5092 mandagen (ongeveer 25,5 fte). Deze raming is echter niet compleet. Het betreft hier namelijk alleen becijferbare, structurele samenwerking (inclusief het project Hektor). De niet-structurele samenwerking, die in de raming ontbreekt, zal in de navolgende hoofdstukken uitgebreid worden beschreven.
3.7. Conclusie Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat er op verschillende gebieden samen werkingsverbanden bestaan tussen korps Limburg-Noord en Duitse en Belgische partners. Hierbij valt een aantal zaken op. Ten eerste zien we dat de internationale samenwerking van het korps Limburg-Noord voornamelijk op Duitsland is georiënteerd. Zo zijn er meer samenwerkingsverbanden met Duitse partners, dan met Belgische partners. Bovendien lijken de contacten met de collega’s aan Duitse zijde van de grens intensiever te zijn dan de contacten met de Belgen. Ten tweede wordt vastgesteld dat de Coördinator Internationale Betrekkingen (CIB) van het korps Limburg-Noord een centrale rol speelt. Hij fungeert als aanspreekpunt en initiator en kan hiermee worden beschouwd als een belangrijke verbindende factor tussen het korps Limburg-Noord en de buurkorpsen. Bovendien woont hij een groot deel van de hiervoor beschreven overleggen bij. 50
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 66
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
3.7. Conclusie
Ten derde valt op dat een aantal belangrijke samenwerkingsverbanden, zoals de PER, nog niet zo oud is. In de periode rond de invoering van het Verdrag van Enschede zijn verschillende nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan, werd oude samenwerkingsverbanden nieuw leven ingeblazen en is de internationale samenwerking van korps Limburg-Noord met voornamelijk de Duitse, maar ook met Belgische partners geïntensiveerd. Ten slotte kunnen we vaststellen dat de meeste infrastructuur voor inter nationale samenwerking gericht is op de uitwisseling en afhandeling van rechtshulpverzoeken. Bij niet-operationele samenwerking gaat het veeleer om een keur aan overlegstructuren, die uit de aard der zaak, maar ook door het ontbreken van duidelijk geformuleerde doelstellingen, flexibeler en ook vrijblijvender zijn dan de ingeslepen paden die dienen te worden bewandeld voor wederzijdse assistentie bij de opsporing. In de nu volgende hoofdstukken zal per werksoort van de politie worden bekeken hoe de internationale samenwerking in de dagelijkse praktijk vorm krijgt. Daarmee zal ook de in dit en het voorgaande hoofdstuk geschetste, vooralsnog tamelijk holle (infra)structuur van verdragen, overeenkomsten en overleggen duidelijke inhoud krijgen.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 67
51
2-9-2010 13:54:23
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 68
2-9-2010 13:54:23
4e 1e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing 4.1. Inleiding In de nu volgende hoofdstukken wordt uitgewerkt wat de impact is van de grens ligging van het korps Limburg-Noord op de primaire werkprocessen van het korps. We bekijken daartoe de vier werksoorten zoals die vanuit de definiëring volgens het Budget Verdeel Systeem worden onderscheiden: de opsporing, de handhaving, de noodhulp en de intake en service. In dit hoofdstuk wordt de impact van de grensligging op de werksoort op sporing besproken. Ten behoeve hiervan is allereerst onderzocht welke infor matie er voorhanden is over de aard en de omvang van grensoverschrijdende misdaad en in hoeverre de ligging van korps zorgt voor een specifieke criminaliteits problematiek (paragraaf 4.2). Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 besproken welke maatregelen men heeft genomen gericht op de aanpak van deze grensoverschrijdende misdaad en hoe men daarbij de samenwerking met de buurlanden Duitsland en België heeft vormgegeven. Er is geput uit een breed palet aan bronnen. Naast gegevens uit de basisregistratie van het korps, is gebruik gemaakt van data van het IRC-Zuid. Daarnaast zijn verschillende interviews gehouden en is nadere informatie over rechercheonderzoeken opgevraagd bij de verschillende rechercheafdelingen. De volgende definitie van opsporing van AEF is leidend:110 “Onder opsporing vallen alle activiteiten in politiekorpsen om strafbare feiten te achterhalen en de verdachten van strafbare feiten op te sporen en aan te houden. Tot deze werksoort behoren het (in proces-verbaal) vastleggen van alle activiteiten, een scala aan gebruikte methoden (technieken) en dwangmiddelen, evenals de administratieve afhandeling. Ook de preventie van strafbare feiten en de proactie behoren tot deze werksoort”.111
110
Andersson, Elffers, Felix, Regiegroep BVS-politie (2006).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 69
53
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit Voor een goed criminaliteitsbeeld dient informatie omtrent de gehele grensregio (dus informatie over de criminaliteit aan beide zijden van de grens) te worden gebundeld en geanalyseerd. Op het niveau van individuele opsporingsonderzoeken vindt de koppeling van kennis tussen buurlanden zo goed als dagelijks plaats. Bij het merendeel van de onderzoeken die betrekking hebben op de georganiseerde misdaad in Limburg-Noord is sprake van onderlinge uitwisseling van politieinformatie met België en/of Duitsland. Ten aanzien van de veelvoorkomende en middencriminaliteit is regelmatig sprake van met Duitsland of België gedeelde problemen, waardoor, zoals ook al in hoofdstuk 3 aan bod kwam, verschillende overleggen in het leven zijn geroepen om tot uitwisseling van recherche- informatie te komen.111 Geconstateerd kan evenwel worden dat de analyse van de informatie op het niveau van individuele recherchezaken weinig aandacht krijgt. Er zijn vanuit de regio – of breder vanuit het grensregiogebied – bijvoorbeeld geen ‘kwartaal beelden’ of ‘jaarbeelden’ gemaakt van de geconstateerde criminele bewegingen in het grensgebied. Wel zijn er de afgelopen jaren verschillende initiatieven ontplooid om tot een meer beschouwende blik te komen op de grensregiomisdaad. Dit met name om te voorkomen dat criminelen de kans krijgen zich “te verschuilen achter de grens”.
4.2.1. Investeringen gericht op het in kaart brengen van de grensoverschrijdende veelvoorkomende en middencriminaliteit Bij de veelvoorkomende criminaliteit en de middencriminaliteit is het van belang trends in pleegplaatsen te kunnen signaleren en zicht te houden op de mobiliteit, interesses en werkwijzen van (potentiële) daders. Hiermee kan de mogelijkheid van heterdaadaanhouding en de kans op oplossing van zaken worden vergroot. Hoewel er op operationeel niveau zeker sprake is van overleg over waargenomen
111
Gangbaar is een onderscheid te maken tussen de veelvoorkomende criminaliteit, de middencriminaliteit (of lokaal ernstige criminaliteit) en de zware criminaliteit. De eerste categorie zaken wordt veelal afgehandeld door de basispolitie; de lokaal ernstige criminaliteit is theoretisch gezien een aandachtsveld van de districtsrecherche (en in een aantal gevallen van de bovenregionale teams (BRT’s)), terwijl de zware criminaliteit onderdeel is van de werkzaamheden van de regionale recherche-eenheden, de kernteams en het LRT. In de praktijk is deze driedeling in werkaanbod en rechercheniveau minder stringent. Aangezien de omvang, aard en complexiteit van een zaak op voorhand niet altijd is in te schatten, worden zaken soms doorgeschoven naar een ander afdoeningsniveau. (Nelen, H. (2002). De recherche in Nederland; regionale en bovenregionale voorzieningen in beeld. In: Het Tijdschrift voor de Politie, jrg. 64, nr. 1-2, p. 4-10).
54
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 70
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
fenomenen in overleggen van rechercheurs, worden in deze overleggen geen gezamenlijke conclusies getrokken over ontwikkelingen ten aanzien van de aard en omvang van problemen. Voorop staat hier de afstemming van werkwijzen op grond van de dan voorliggende zaken. Niettemin is er al jaren, naar ons bekend vanaf 2005, een zoektocht gaande naar de juiste wijze om te komen tot gezamenlijke en structurele analyses van veelvoorkomende en middenzware criminaliteit in de grensregio. Duitsland neemt hierin een voortrekkersrol. Daarbij kan geconstateerd worden dat de rol van Limburg-Noord ten aanzien van deze vraag veranderd is: van een afwachtende partij tot een (mede)-intitiatiefnemende partij. Ook is zichtbaar dat er verschillende drempels overwonnen moeten worden op de weg naar een gezamenlijk opgebouwde criminaliteitsbeeldanalyse: technische moeilijkheden om gegevens te koppelen, definitieverschillen tussen landen, maar ook praktische problemen bij de afstemming van ieders inzet en bij de omzetting van analyseresultaten in concrete acties. Hieronder volgt een korte schets van de historie, de drempels en de bereikte resultaten van de pogingen in de afgelopen jaren om tot gezamenlijke criminaliteitsbeelden te komen. Rauschgift-Grenzlagebild In 2005 werd de basis gelegd voor een eerste proeve van een gezamenlijk criminaliteitsbeeld door en voor de direct aan elkaar grenzende korpsen van Nederland en Duitsland. “Bij een bespreking op 23 september 2005 van het ministerie van Binnenlandse zaken (Innenmenisteriums) van Nordrhein-Westfalen (NRW) waarbij ook vertegenwoordigers aanwezig waren van het ministerie van Justitie van NRW, het Ministerie van Justitie van Nederland en vertegenwoordigers van de politie van beide landen zijn drie concrete vormen van samenwerking afgesproken: 1. uitwerken van een conceptopzet voor een gedeelde informatieanalyse en eerste criminaliteitsbeeldanalyse onder leiding van het LKA NRW in samenwerking met het KLPD en het BES. 2. het inrichten van een Joint Hit Team door Nederland; 3. intensivering van de samenwerking en coördinatie tussen de politiekorpsen in de Euregio. Als basis voor het op te bouwen gezamenlijke criminaliteitsbeeld werd allereerst een “Lagebild” gemaakt over de grensoverschrijdende drugscriminaliteit onder leiding van het LKA NRW, het ‘Dezernat 31’112 , in samenwerking met de politiekorpsen van de grensgebieden in Nederland (Twente, NoordOost Gelderland, Gelderland- Midden, Gelderland-Zuid, Limburg-Noord en Limburg-Zuid) en de politiekorpsen van Nordrhein-Westfalen (Steinfurt, Borken, Kleve, Viersen, Heinsberg en Aachen).”113
112 113
Dit betreft een sectie van het Landeskriminalamt (LKA). Citaat uit de inleiding van de notitie ‘Rauschgift-Grenzlagebild Königreich der Niederlande – Nordrhein-Westfalen’ – vertaling: MB.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 71
55
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
De samenwerking leidde tot een gezamenlijk beeld van alleen de grensoverschrijdende drugscriminaliteit, welke in 2006 werd afgerond onder de titel Rauschgift-Grenzlagebild Königreich der Niederlande – Nordrhein-Westfalen. Het doel was om gedurende twee perioden van een half jaar vanuit een gedeelde wijze van werken kerngegevens over de drugscriminaliteit uit alle betrokken regio’s bijeen te brengen. In het voordeel van alle betrokkenen. Volgens respondenten in Limburg-Noord heeft het Lagebild in Limburg-Noord uiteindelijk evenwel geen gebruiksnut gehad. Er was ontevredenheid over het gehanteerde format. Een van de betrokken analisten geeft aan dat de vragen in het format niet om te bouwen waren tot queries voor onze basisregistratie. In Duitsland had men de benodigde gegevens met een druk op de knop, in Nederland moest er handmatig worden geanalyseerd om vergelijkbare informatie bijeen te kunnen brengen. Omdat daar geen capaciteit beschikbaar voor was is volstaan met aanlevering van onvolledige aantallen. Dit leverde scheef beeld op, waarin het leek alsof Nederland nergens last van had en er in de Duitse grensgebieden het 100-voudige plaats vond. De betrokken analist is ontevreden over het resultaat: “Ik ben bang dat zij het idee hadden dat wij niet mee wilden doen, maar we waren eerder onmachtig, we konden hen het goede niet leveren”. Verder valt op dat het analyseontwerp (d.d. 22.12.2005) veel uitgebreider was dan de uiteindelijk uitgevoerde analyse. In het ontwerp was opgenomen: het schetsen van een beeld van verdachten, van smokkelroutes, verkooppunten etc. De eerste analyse beperkte zich evenwel tot een presentatie van aantallen inbeslag nemingen, verdachten en delicten over een periode van een half jaar, waarbij bij de inbeslagnemingen enkel die gevallen werden geteld waarbij sprake was van meer dan 10 gram heroïne, cocaïne of amfetamine, meer dan 50 tabletten XTC en meer dan 100 gram softdrugs. De analyse omvatte geen kwalitatieve beschrijving van de problematiek (gegevens van Hektor werden bijvoorbeeld niet opgenomen). En omdat er aan Duitse zijde wel gegevens van de Douane (de Zoll) werden meegenomen en in de Nederlandse analyses niet (van KMar en Douane) gaf de analyse geen compleet beeld. De slechte afstemming van wensen en mogelijkheden heeft mogelijk een verband met de latere aansluiting van Limburg-Noord bij de Lagebild-werkgroep: in eerste instantie kwamen vertegenwoordigers van het LKA NRW, BES en een analist van Limburg-Zuid bij elkaar, Limburg-Noord trad in tweede instantie toe. Medio 2006 werd de geplande tweede informatievraag ten behoeve van het Grenzlagebild uitgezet, waarbij de Nederlandse grensregio’s verzocht werden om gegevens aan te leveren voor nogmaals een periode van een half jaar. Volgens de betrokken analisten heeft het project daaropvolgend tot het tweede kwartaal 2006 ‘doorgesukkeld’, maar is het van Noord-Limburgse zijde doodgebloed toen er na het doorgeven van cijfers niets terugkwam: “de tweede rapportage is nooit ontvangen”.
56
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 72
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
CBA werkgroep PER De zoektocht naar een juiste werkvorm voor de uitvoering van gezamenlijke criminaliteitsbeeldanalyses met Duitsland wordt momenteel voortgezet in het kader van de PER-werkgroepen (zie ook paragraaf 3.5.2). Met het doel meer zicht te krijgen op de grensoverschrijdende misdaad is begin 2007 in het kader van PER een werkgroep opgericht die zich voornamelijk bezighoudt met het maken van een gemeenschappelijke criminaliteitsbeeldanalyse (CBA) of Lagebild met de Duitse collega’s.114 Hoewel de verantwoordelijkheid hiervoor bij het Polizeipräsidium Mönchengladbach ligt, wordt er – gelet op het belang van een goed en gezamenlijk gedragen resultaat – ook door het korps Limburg-Noord veel tijd en energie gestoken in dit proces. Om de ontwikkeling van een dergelijk gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld te kunnen faciliteren heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken – in het kader van de stimuleringsregeling – het korps € 90.000 ter beschikking gesteld.115 Het project bevindt zich op dit moment nog in de pilotfase. Van een gemeenschappelijk eindproduct is nog geen sprake. Ook in dit project is gekozen voor de focus op één delicttype, om concreet mee te kunnen starten. De keuze is daarbij gevallen op de grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit, een fenomeen dat de laatste jaren zowel in Limburg-Noord als in de aangrenzende Duitse gebieden relatief veel voorkomt. Er wordt verondersteld dat afstemming van informatie tussen Nederland en Duitsland tot een hoger oplossingspercentage kan leiden, zowel in Nederland als in Duitsland. Het voornemen is om hierna op meerdere grensoverschrijdende delicten tot Lagebilden te komen, steeds met de focus – per Lagebild – op één fenomeen.116 Ten aanzien van het niveau waarop men uitspraken wil doen en het gewenste gebruik van het beeld (i.c. voor wie het bestemd is en met welke regelmaat of met welke snelheid bepaalde gegevens beschikbaar dienen te zijn ter ondersteuning van werkprocessen) is nog onduidelijkheid; dit is nog niet vastgesteld in de werkgroep. Wel werd (wederom) vastgesteld dat het, ook ten aanzien van het onderwerp voertuigcriminaliteit, praktisch niet mogelijk is om vanuit beide landen, met een ongeveer vergelijkbare inzet, dezelfde gegevens bijeen te brengen. Het bundelen van informatie over modus operandi, pleegplaatsen en buiten – essentieel ten behoeve van de opsporing van daders – blijkt dermate veel handwerk te vergen in zowel Limburg-Noord als Duitsland, dat na een proefvulling van eerste
114
115
116
Notulen overleg Strategierunde, d.d. 9 januari 2008. Notulen overleg Lenkungsgruppe dat op 23 april 2009 te Viersen plaatsvond; Memo van coördinator internationale betrekkingen aan korpschef over de informatie-uitwisseling binnen de PER, d.d. 29 juli 2009. Notulen overleg Strategierunde, d.d. 9 januari 2008.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 73
57
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
tabellen een structurele voortzetting onmogelijk leek.117 Hiervoor veel mankracht vrijmaken was namelijk in geen van de korpsen een optie.118 Een oplossing is gezocht en gevonden, zo lijkt het althans, in een ‘googleachtige’ benaderingswijze die speciaal ontworpen is voor ‘grensoverstijgend gebruik’. Met hulp van een door Limburg-Noord zelf ontwikkelde Moveable Interchangeable Datacenter (MID) kan met een druk op de knop alle informatie worden getoond die relevant is op een bepaald onderwerp, vanuit alle landen die akkoord hebben gegeven op het delen ervan. Hierbij leest het mobiele datacentrum alle informatie in die de buurgebieden met elkaar willen delen (bijvoorbeeld alle mutaties van de afgelopen maand), waarna tekstvelden doorzocht kunnen worden op zoektermen in verschillende talen. Dit betekent dat het niet nodig is om de structuur van het desbetreffende datasysteem te kennen om er mee te kunnen werken en erin te kunnen zoeken. Door een vertaalprogramma te gebruiken en gegevens uit een buitenlandse datasysteem te laden, zouden korpsen in het grensgebied elkaars datasystemen op zeer eenvoudige wijze kunnen raadplegen. Dit zou de informatie-uitwisseling aanzienlijk kunnen vereenvoudigen. Op dit moment heeft men een prototype gemaakt en is men dit aan het testen.119 Op basis van de uitkomsten van de testfase zullen de toepassingsmogelijkheden nader worden uitgewerkt. De ontwikkeling van het systeem is een initiatief van de coördinator Internationale Betrekkingen van Limburg-Noord en is een antwoord op het steeds weer stuklopen van pogingen om structuur aan te brengen in grensoverschrijdende criminaliteitsanalyses. In Nederland, tussen de Nederlandse regio’s onderling, wordt de zogenaamde structuur van het Nederlands Intelligence Model (NIM) gehanteerd voor afstemming en brede uitzet van zoekvragen. Vanuit de regionale Informatie Knooppunten is evenwel geen ervaring met het opvragen en betrekken van informatie uit andere landen voor criminaliteitsbeeldanalyses. Ook bij de afdeling BRI is er geen naar buiten gerichte oriëntatie bij het opmaken van criminaliteitsbeelden, in de zin dat actief ook inzichten vanuit aangrenzende landen in de beelden worden meegenomen: “vanuit de NIK-RIK doelstellingen bezien is een Euregionale CBA een ‘extra opdacht’ die buiten de landelijk vastgestelde onderdelen van informatieverwerking voor deze afdeling valt”.120 Probleem is volgens de coördinator Internationale Betrekkingen dat er te weinig fte beschikbaar zijn bij het BRI om deze ‘extra opdracht’ goed op te pakken.121 Het is daarom dat eerste stappen nu voornamelijk buiten de analisten om 119 117 118
120 121
Coördinator internationale betrekkingen. Coördinator internationale betrekkingen. Notulen overleg Strategierunde, d.d. 25 november 2009; coördinator internationale betrekkingen. Coördinator internationale betrekkingen. Nota van coördinator internationale betrekkingen aan de leden van Propolom, d.d. 13 december 2007.
58
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 74
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
en met behulp van stagiaires gezet zijn.122 In samenwerking met het BES en mede op basis van de inventarisatie van de stagiaires is eerder door het korps LimburgNoord een voorstel gedaan voor een aantal delictsoorten die mogelijk nu met behulp van het nieuwe MID-systeem onderzocht kunnen worden: hennepplantages en hennephandel, ladingdiefstal, diefstal van voertuigen, gps- en airbagdiefstal uit voertuigen en oplichting (skimming in het bijzonder).123 Dit voorstel moet nog besproken worden in de werkgroep.124
4.2.2. Investeringen gericht op het in kaart brengen van de grensoverschrijdende zware misdaad Bij het in beeld brengen van de zwaardere grensoverschrijdende criminaliteit, oftewel de criminele samenwerkingsverbanden die op een of andere wijze over de grenzen van Limburg-Noord heen opereren, ligt primair een taak voor de CIEafdeling van het korps. In de meeste recente CBA-zwacri van het korps, afgerond eind 2009 en met gegevens die betrekking hebben op de jaren 2007 en 2008, is alle beschikbare korpsinformatie bijeengebracht over samenwerkingsverbanden, daderprofielen en werkwijzen ten aanzien van de volgende criminaliteits vormen125: 1) Handel in en smokkel van cocaïne, 2) Handel in en smokkel van heroïne, 3) Productie, handel en smokkel van synthetische drugs, 4) Productie, handel en smokkel van cannabis, 5) Mensenhandel (uitbuiting) en mensen smokkel (illegale migratie), 6) Illegale handel in en smokkel van wapens en explosieven, 7) Productie en verspreiden van kinderporno, 8) Productie en distributie van vals geld, 9) Milieucriminaliteit, 10) Fraude, 11) Vermogensmisdrijven. Daar122
123
124 125
Stagiaires van de opleiding Management Economie en Recht van de Fontys Hogeschool te Eindhoven. Zij liepen een half jaar lang (februari 2009 tot en met juli 2009) stage bij het BOEC (Beleid Onderzoek en Controle) van het korps Limburg-Noord. De afrondende scriptie die hieromtrent werd geschreven droeg de titel: ‘Onderzoek naar een methode om persoon- en niet-persoonsgebonden informatie-uitwisseling tussen Duitsland en Nederland mogelijk te maken’. Adviesrapport Bovenlokale Euregionale criminaliteit, Afdeling Internationale Betrekkingen BOEC Politie Limburg-Noord, april 2009. Coördinator internationale betrekkingen politie Limburg-Noord. Een CBA-zwacri beschrijft welke informatie er bij een politiekorps beschikbaar is over criminaliteit met een georganiseerd karakter. Dit wordt door de landelijke werkgroep CBA-zwacri omschreven als: structurele samenwerking tussen twee of meer personen, die wordt gepleegd met het oog op het gezamenlijk behalen van financieel of materieel gewin, en die ernstige gevolgen heeft voor de samenleving. De afkorting CBA-zwacri staat voor: criminaliteitsbeeldanalyse zware en of georganiseerde criminaliteit. De doelstelling van de regionale CBA-zwacri is tweeledig: het leveren van een bijdrage aan regionale sturing én het leveren van bouwstenen voor het vervaardigen van een nationaal beeld (onder andere het nationaal dreigingsbeeld, Organised Crime Threat Assessment / OCTA en de criminaliteitsbeelda nalyses van de DNR). De CBA-zwacri wordt tweejaarlijks door alle Nederlandse korpsen opgemaakt volgens een landelijk format. Vast staat welke thema’s aan bod moeten komen en ook welke vragen beantwoord moeten worden.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 75
59
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
naast wordt ook beschreven welke informatie voorhanden is over het witwassen van crimineel geld (thema 12). In de CBA-zwacri van 2009 worden – waar relevant – ook de raakvlakken met andere landen uitgelicht, waaronder ook België en Duitsland. De beschrijving hiervan rust op de beschikbare informatie in Limburg uit afgerond en lopend onderzoek en op de beschikbare CIE-informatie. Deze focus is relatief nieuw en heeft te maken met een eerdere nadruk in de CBA-zwacri van LimburgNoord met name op het tellen van gesignaleerde verbanden en van berichten over hun activiteiten, en niet op het beschouwen van de aard van handelswijzen en de kenmerken van personen. Afstemming met Duitsland of België, of met andere landen, toetsing en/of aanvulling van het Limburgse criminaliteitsbeeld aan de beelden in de aangrenzende landen, vindt vooralsnog niet plaats. Er wordt niet actief naar het buitenland gegaan om informatie te halen voor eigen analyses. Wat men meeneemt in de analyses zijn de buitenlandse gegevens die via lopende of afgeronde rechercheonderzoeken al in huis zijn. Aangegeven wordt dat men ook geen idee heeft wie men zou moeten of kunnen aanspreken in het buitenland, of hoe men deze contacten het beste zou kunnen insteken.126 Wel is onlangs in het recherchechefsoverleg besloten tot oprichting van een ‘informatieoverleg’, met het oog op het verbeteren van informatie-uitwisseling tussen Nederland en de Duitse buurgebieden. Dit analistenoverleg is inmiddels twee maal bijeen geweest: begin december 2009 de eerste keer, in februari 2010 de tweede keer. Het doel is het onderzoeken van patronen van incidenten in het grensgebied met Duitsland.127 Een recente poging om meer strategische informatie te ontlenen aan de informatie die gekoppeld is aan zwaardere rechtshulpverzoeken die Nederland binnenkomen, is helaas gestrand. Door het BES werd geconstateerd dat deze informatie vaak enkel gebruikt wordt als achtergrondinformatie bij het uitvoeren van opvolgingsactiviteiten, zoals de gewenste uitvoering van verhoren, zoekingen et cetera, maar dat na terugkoppeling van de resultaten van die activiteiten aan het verzoekende land er niets wordt gedaan met het nalopen van mogelijkheden om meer te doen met de ter beschikking gestelde informatie. Gericht op het onder zoeken van mogelijkheden van informatieanalyse is een criminologe van het BES bezig geweest met het samenvatten van het criminaliteitsbeeld op grond van binnenkomende zwacri-rechtshulpverzoeken voor Limburg-Zuid en LimburgNoord. Per maand betrof dit ongeveer 10 vragen, waarbij in een overzicht werd vastgelegd welke verdachtennamen in het verzoek genoemd worden en wat door de verzoekende partij is geconstateerd aan criminele activiteiten. Dit levert een interessant overzicht op dat helaas slechts enkele maanden werd gevuld vanwege het gegeven dat de criminologe van het BES uit dienst is gegaan bij het Parket en er vervolgens (vooralsnog) geen opvolging is gegeven aan deze exercitie.
126 127
Interview strategisch analist BRI politie Limburg-Noord. Groepsinterview recherchechefs politie Limburg-Noord.
60
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 76
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
4.2.3. Een beeld van de criminaliteit zelf Ondanks dat er in Limburg-Noord nog geen criminaliteitsbeeldanalyses zijn uitgevoerd met gegevens afkomstig uit Duitsland en België zijn er toch enkele bronnen die enig licht werpen op de grensoverschrijdende aspecten van de criminaliteit in Limburg-Noord. Zo is uiteraard het aantal personen van Duitse of Belgische komaf bekend dat verdacht wordt van het plegen van delicten in de regio Limburg-Noord en wordt in de CBA-zwacri van de regio Limburg-Noord op grond van de regionale CIE-informatie en informatie uit rechercheonderzoeken een beeld geschetst van wat vanuit Limburgs perspectief bekend is over criminele raakvlakken met de buurgebieden/buurlanden. Aanvullend hierop zijn ook gegevens over de grensregiocriminaliteit in Limburg-Noord verzameld in het kader van het eerder genoemde onderzoek ‘Georganiseerde misdaad en strafrechtelijke samenwerking in de Nederlandse grensgebieden’. In de onderstaande paragrafen volgt een samenvatting van de belangrijkste constateringen vanuit (of op grond van) deze bronnen. 4.2.3.1. Aandeel Belgische en Duitse arrestanten en verdachten In de eerste plaats blijkt uit de basisregistratie van het korps Limburg-Noord dat het aandeel Duitse arrestanten en verdachten velen malen hoger ligt dan het aandeel Belgische arrestanten op het totaal van arrestanten en verdachten met een (bekende) buitenlandse nationaliteit. Van de arrestanten met een bekende buiten landse nationaliteit heeft ongeveer 13% de Duitse nationaliteit en 2% de Belgische nationaliteit.128 Van de verdachten met een bekende buitenlandse nationaliteit heeft ongeveer 24% de Duitse nationaliteit en 6% de Belgische nationaliteit.129 Hierbij dient men er echter rekening mee te houden dat niet iedereen woont in de plaats waar hij of zij geboren is. Wanneer we van deze verdachten de woonplaats bekijken, zien we dat op een enkeling na alle verdachten met de Nederlandse nationaliteit ook daadwerkelijk in Nederland wonen. Bij de Belgische en Duitse verdachten is er wel degelijk sprake van grensoverschrijdende criminaliteit omdat hiervan het grootste deel ook in het buitenland woonachtig is (voor de Duitse verdachten minimaal 80% en voor de Belgische verdachten minimaal 85%). 128
129
Deze gegevens hebben betrekking op de periode november 2007 en november 2008 en komen uit de Basisregistratie Arrestanten Module. Hierbij gaat het om alleen om de arrestanten met een bekende nationaliteit. Ongeveer 68% van de arrestanten van Limburg-Noord met een bekende nationaliteit heeft de Nederlandse nationaliteit; wanneer naar alle arrestanten wordt gekeken, heeft ongeveer 65% de Nederlandse nationaliteit. Het gaat hierbij om gegevens uit BPS die betrekking hebben op de periode november 2007 tot en met november 2008. Bovendien gaat het in dit geval om verdachten met een bekende nationaliteit. Verdachten waarbij er geen gegevens zijn over de nationaliteit zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Uit deze gegevens is af te leiden dat ongeveer 19% een buitenlandse nationaliteit heeft (en dat dus ongeveer 81% van de verdachten een Nederlandse nationaliteit heeft).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 77
61
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Tabel 4.1. Nationaliteit arrestanten en verdachten in de periode november 2007 – november 2008, in percentage op het totaal aantal arrestanten en verdachten Bron BAM (arrestanten) BPS (verdachten)
Nederlands
Duits
Belgisch
Overig
Totaal aantal
68% 81%
4% 5%
1% 1%
27% 14%
4776 10140
Hierbij gaat het om arrestanten en verdachten met een bekende nationaliteit.
Wanneer we vervolgens kijken naar de verdachten die in beeld zijn specifiek ten aanzien van de delicten die veelal als opsporingswaardig worden geprioriteerd door korpsen (de kapitale delicten130 en de criminele verschijnselen die volgens de definitie van de Dienst IPOL “regelmatig in verband worden gebracht met georganiseerde criminaliteit”131), dan valt op dat het aantal in beeld zijnde Belgische verdachten op alle delictcategorieën zeer laag is (het gaat hier om enkele personen in het onderzochte jaar) en dat ten aanzien van de Duitse verdachten met name ten aanzien van de delicten ‘inbraak, diefstal en heling’ en ten aanzien van ‘opiumwetdelicten’ een substantieel aantal Duitse verdachten bekend is (respectievelijk 100 en 43 personen in het onderzochte jaar). Op deze delicttypen ligt het daarmee voor de hand dat samenwerking wordt gezocht met de Duitse politie en justitie in de aanpak. In de paragraaf ‘Samenwerking in de aanpak’ in dit hoofdstuk komen we hierop terug. In de onderstaande Tabel wordt een overzicht gegeven van de aantallen verdachten voor alle onderscheiden delictcategorieën.
130
131
Kapitale delicten zijn misdrijven die door hun aard of verschijningsvorm een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit vormen en/of een grote maatschappelijke impact hebben. Voorbeelden hiervan zijn: ontvoering, gijzeling, (poging) moord, (poging) doodslag, (poging) gekwalificeerde doodslag, afpersing / afdreiging, zedenmisdrijf, gekwalificeerde bedreiging, zware mishandeling, vermissing. 1) Handel in en smokkel van cocaïne, 2) Handel in en smokkel van heroïne, 3) Productie, handel en smokkel van synthetische drugs, 4) Productie, handel en smokkel van cannabis, 5) Mensenhandel (uitbuiting) en mensensmokkel (illegale migratie), 6) Illegale handel in en smokkel van wapens en explosieven, 7) Productie en verspreiden van kinderporno, 8) Productie en distributie van vals geld, 9) Milieucriminaliteit, 10) Fraude, 11) Vermogensmisdrijven. 12) het witwassen van crimineel geld.
62
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 78
Intersentia
2-9-2010 13:54:23
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
Tabel 4.2. Aantal verdachten per delictcategorie november 2007 tot november 2008. Bron: BPS Delictcategorie
Diefstal, inbraak en heling23 Overval en beroving24 Opiumwetdelicten 25 Oplichting en fraude26 Geweld dodelijk 27 Geweld overig en bedreiging28 Gijzeling, afpersing en ontvoering29 Mensenhandel en mensensmokkel30 Zedenzaken (w.o. kinderporno)31 Vermissing32 Wapenbezit en wapenhandel33 Milieucriminaliteit 34
Totaal aantal verdachten
Aantal Duitse verdachten (en % op het totaal)
1195 57 715 364 3 775 8
43 (4%) 1 (2%) 100 (14%) 13 (4%) – 16 (2%) –
3
–
73 12 171 337
Aantal Belgische verdachten (en % op het totaal)
Aantal Nederlandse verdachten (en % op het totaal)
2 (0%) – 3 (0%) – – 2 (0%) –
955 (80%) 50 (88%) 511 (72%) 261 (72%) 3 (100%) 652 (84%) 7 (88%)
–
1 (33%)
1 (1%)
–
69 (95%)
1 (8%) 10 (6%) 29 (9%)
– 3 (2%) –
9 (67%) 144 (92%) 286 (85%)
Deze gegevens zijn afkomstig uit BPS en hebben betrekking op de periode november 2007 tot november 2008. In deze tabel zijn alleen verdachten met een bekende nationaliteit opgenomen.132133134135136137138139140141142143
132
133
134
135
136 137
140 141 138 139
142 143
Dit omvat de ‘diefstal/inbraak’-incidentcodes 200 tot en met 231 en 235 tot en met 239 en de code 244: heling. Ook lichtere vergrijpen vallen onder deze codes, maar zonder nadere analyse is het niet mogelijk de meer opsporingswaardige van de minder opsporingswaardige delicten binnen deze categorieën te onderscheiden. Dit omvat de incidentcodes 241 (overval, al dan niet gewapend) en 242 (beroving / tasjesroof). Dit omvat de incidentcodes 384 (softdrugs) en 385 (harddrugs). Dit omvat alle strafbare feiten met betrekking tot drugs (opiumwetgeving) niet zijnde de overlast van drugsgebruikers. Dit omvat de incidentcodes 270 tot en met 289, waaronder computercriminaliteit, oplichting, flessentrekkerij, verduistering, vervalsing, vals geld en overige fraudezaken vallen. Dit omvat de incidentcodes 320 tot en met 323 (geweld dodelijk, al dan niet met (vuur)wapen). Dit omvat de incidentcodes 302 tot en met 313 (geweld zonder letsel en met/zonder (vuur) wapen en de geweldzaken met letsel, maar zonder dodelijke afloop), 325 (openlijk geweld) en 342 (bedreiging). Dit omvat de incidentcodes 243 (chantage/afdreiging) en 341 (vrijheidsbeneming/gijzeling). Dit omvat de incidentcodes 344 (mensenhandel) en 614 (mensensmokkel). Dit omvat de incidentcodes 330 tot en met 339. Dit omvat de incidentcodes 377 (vermissing van meerderjarige) en 378 (vermissing van minderjarige). Dit omvat de incidentcodes 383 (Wapen(bezit) zonder geweld) en 387 (wapenhandel). Dit omvat een brede range aan milieudelicten zoals ondergebracht onder de incidentcodes 400 tot en met 544.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 79
63
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
4.2.3.2. Informatie over raakvlakken met België en Duitsland wat betreft georganiseerde misdaad De kennis die er middels onderzoek en op grond van inlichtingeninformatie is opgebouwd over de georganiseerde criminaliteit in Limburg-Noord is neergelegd in de meest recente CBA-zwacri van het korps. In de onderstaande paragrafen wordt primair vanuit deze bron – en waar mogelijk aangevuld met informatie uit gevoerde interviews en dossiers met betrekking tot rechercheonderzoeken – een beeld geschetst van wat bekend is over zwacri-raakvlakken van Limburg-Noord met Duitsland en België. We bespreken alle thema’s die aan bod komen in de CBA-zwacri van Limburg-Noord. Uiteraard zijn er beperkingen in het niveau waarop in dit publieke rapport beelden kunnen worden besproken in verband met de vertrouwelijkheid van informatie. De samenvatting is gericht op het in ieder geval benoemen van de voornaamste bevindingen met betrekking tot relaties met Duitsland en België. Productie van cannabis Een van de grootste criminaliteitsvraagstukken, qua aard, omvang en maatschappelijke impact, in de regio Limburg-Noord is de illegale productie van wiet, zo wordt in de CBZ-zwacri vastgesteld. Tachtig procent van de criminele netwerken zoals die in de regio in beeld zijn heeft enige betrokkenheid met illegale wietteeltof handel. Maar liefst 44 criminele groeperingen zijn (in meer of mindere mate) gericht op in het bijzonder de illegale teelt van wiet in de regio. Het lijkt hierbij, zo geeft men aan, “om een basisactiviteit te gaan om een inkomen te genereren en om andere criminele activiteiten te kunnen financieren”. Primair – zo wordt vastgesteld – vindt deze activiteit zich op het grondgebied van deze regio plaats, maar bekend is dat minstens twee groepen ook telen in Duitsland, twee in België en één in Polen. Verder is van minimaal 15 groepen bekend dat zij zich expliciet bezig houden met de uitvoer van wiet. Een belangrijk deel van de productie is dus bestemd voor de buitenlandse markt. Dat het om een omvangrijke productie gaat, laat zich bevestigd zien in het aantal geruimde henneplokaties en de vondsten daar. In 2008 werden in de regio Limburg-Noord 208 locaties geruimd waarbij 60.000 planten, 2841 stekken en 643 kilogram aan wietproducten in beslag zijn genomen.144 In 21% van de zaken is een verklaring door de verdachten afgelegd. Uit deze verklaringen blijkt dat er 554 personen bij betrokken waren met Nederlandse nationaliteit, gevolgd door Polen (25), Turken (16), Duitsers (10) en Engelsen (8). Landelijk bezien bezet de regio Limburg-Noord de derde plaats wat betreft het aantal in beslag genomen hoeveelheid grammen en planten. In 2008 betrof dit de 4e plaats. Omtrent uitvoering
144
CBA-zwacri Politie Limburg-Noord 2007-2008, hierbij verwijzend naar de interne notitie ‘Hennepkwekerijen in Noord-Limburg 2008’.
64
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 80
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
en organisatie van illegale wietteelt is zichtbaar, dat de werkwijze professioneler wordt, zo staat in de CBA-zwacri. Dit wordt met name afgeleid uit het gebruik van technische hulpmiddelen bij kwekerijen. Hoeveel Noord-Limburgse criminelen als verdachten gekoppeld kunnen worden aan opgerolde kwekerijen in België en Duitsland is helaas niet bekend. Buitenlandse gegevens zijn zoals eerder al werd aangegeven niet meegenomen in de opbouw van de CBA-zwacri. Wel is op grond van het onderzoek van Spapens e.a. bekend dat het aantal opgerolde kwekerijen in zowel het Nederlands-Belgische grensgebied als het Nederlands-Duitse grensgebied is toegenomen, en dat bij veel van deze opgerolde hennepkwekerijen Nederlanders betrokken bleken te zijn.145 Aangrenzende gebieden in Duitsland en België vrezen dat de Nederlandse aanpak van illegale wietteelt zal zorgen voor een waterbedeffect, waarbij Nederlandse criminelen gestimuleerd worden om actief te worden net over de grens. In Kleve heeft men dit effect reeds vastgesteld.146 Enig zicht op ‘grensoverschrijdende’ werkwijzen vanuit Limburg-Noord werd in de regio verkregen middels een grootschalig rechercheonderzoek dat in 2008 door het politiekorps werd verricht. Het onderzoek richtte zich op een crimineel samenwerkingsverband dat vanuit de regio op Duits grondgebied hennep kwekerijen exploiteerde. Hierbij kon bevestigd worden dat in dit geval inderdaad sprake was van een organiserende rol voor enkele personen uit Limburg-Noord, waarbij de oogst vanuit Duitsland naar Venlo werd gedistribueerd en waarna de drugs daar in de handel werden gebracht. In de CBZ-zwacri wordt tot slot in algemene zin vastgesteld dat de grens ligging van Limburg-Noord criminelen de mogelijkheid biedt “om hun netwerk uit te breiden, waardoor de criminele activiteiten in een hoog tempo kunnen doorontwikkelen en een internationaal karakter krijgen”. Als voorbeeld wordt ook de inzet van Poolse arbeiders genoemd, die zijn aangetroffen bij verschillende kniplokaties in de regio. Productie van synthetische drugs Nederland heeft zich sinds het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw ontwikkeld tot een belangrijk bronland van synthetische drugs. Die productie heeft zich van oudsher in belangrijke mate geconcentreerd in het zuiden en in het westen van Nederland, afgaande op de aantallen aangetroffen laboratoria en de herkomst van de producenten.147 Dat ook in Limburg-Noord het een en ander op dit vlak afspeelt blijkt uit CIE-informatie. In de CBA-zwacri wordt gesproken van informatie over zeven te onderscheiden criminele groeperingen die betrokkenheid hebben bij de productie van xtc en vijf die zich richten op de productie 147 145
146
Spapens (2008), p. 183. Interview politiechef Kleve. Spapens (2008), p.173.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 81
65
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
van amfetamine in de regio. Tevens wordt geconstateerd dat het aantal personen dat betrokken is bij productie van xtc in Limburg-Noord lijkt toe te nemen, evenals de handel in grondstoffen. De criminele samenwerkingsverbanden die men signaleert in Limburg-Noord zijn verspreid over de gehele regio actief, met als zwaartepunt de districten Venlo en Midden-Limburg. Landelijk bezien steeg de regio Limburg-Noord qua aantallen in beslag ge nomen pillen op de landelijke lijst van de 7e plaats in 2007 naar de 3e plaats in 2008. De afgelopen vier jaar werden er per jaar minimaal 5.000 pillen uit de roulatie gehaald, met een maximum van 23.000 in 2006 vanwege enkele grote treffers. Een groot gedeelte van de in Limburg-Noord vervaardigde xtc is bestemd voor de export, zo stelt men vast op grond van de huidige informatiepositie. Vastgestelde bestemmingslanden voor deze export zijn: Duitsland (dit geldt voor 4 samenwerkingsverbanden), Groot-Brittannië (3), Spanje en Polen (2) en Scandinavië en Italië (1). Ook bij de export van de synthetische drug amfetamine staat Duitsland bovenaan als exportland, met (volgens de beschikbare huidige stand van informatie) drie actieve samenwerkingsverbanden die zich op dit land richten. Uit drie inbeslagnames in 2007 en 2008, die in de CBA-zwacri vermeld worden, blijkt de activiteit van Noord-Limburgse producenten van synthetische drugs in Duitsland. Zo werd net over de Duitse grens bij Venlo een hoeveelheid grondstoffen aangetroffen geschikt voor de fabricage van synthetische drugs. Naar aanleiding hiervan werd de aanhouding en uitlevering van twee inwoners van Venlo verzocht en werd bij huiszoeking in een woning 3 kg. amfetamine aangetroffen. Bij een tweede voorbeeld werd in een bunker in Duitsland, net over de grens gelegen, een hoeveelheid grondstoffen aangetroffen. Hierop volgden aanhoudingen in Nederland waarbij enkele kilo’s amfetamine in beslag werden genomen. En een derde voorbeeld betreft de inbeslagname van 270 kg. amfetamine in Duitsland na een gecontroleerde aflevering vanuit Nederland. Twee personen uit Limburg-Noord werden later aangehouden. In de CBA-zwacri wordt aangegeven dat het bekend is dat grondstoffen worden gekocht en opgeslagen in het grensgebied met België en Duitsland en dat er ook aanwijzingen zijn dat vanuit Limburg-Noord de regie wordt gevoerd over productielocaties in onder andere België. Hier wordt in de CBA-zwacri evenwel geen nadere informatie over verstrekt; activiteiten zijn onderwerp van onder zoek. Wel werd onlangs (mei 2010) in de media bekend gemaakt dat in ieder geval in Tessenderlo, in Belgisch Limburg, een groot drugslaboratorium werd ontmanteld waarbij ook negen huiszoekingen in Nederland werden gedaan: in Venlo, Helmond, Someren, Panningen en Deurne. Bij de operatie werden zeven mensen opgepakt, drie Belgen en vier Nederlanders. De Nederlandse politie nam bij de invallen in totaal 350.000 euro contant geld in beslag, alsmede 12 kilo cocaïne en 100.000 amfetaminepillen. Verder is 1750 liter aan chemicaliën in beslag genomen. In het lab in een loods in Tessenderlo vond de politie een grote hoeveelheid chemische stoffen voor de productie van synthetische drugs. Volgens 66
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 82
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
de politie was er nog nooit een lab van dergelijke omvang en professionaliteit in België ontdekt.148 Drugshandel en -smokkel De meeste CIE-informatie van het korps over zwacri-raakvlakken met België en/ of Duitsland betreft de handel in verdovende middelen. Bij deze handel speelt het internationale aspect een grote rol. In zijn algemeenheid blijkt dat de criminelen de grens niet als een barrière zien, maar eerder als kans: achter de grens is een enorme afzetmogelijkheid.149 Daarbij blijkt het productieproces soms ook mee te verhuizen naar gebieden waar men goede afzetmogelijkheden voorziet. Ten aanzien van alle drugssoorten wijzen CIE-bronnen met name op een intensieve drugshandel tussen personen woonachtig in de regio Limburg-Noord en personen in Duitsland. “De mobiele telefoons van dealers uit de regio zitten vaak vol met Duitse telefoonnummers”.150 Over drugshandel richting België of in samenwerking met Belgische criminelen is nauwelijks informatie voorhanden. De export van grotere partijen cocaïne gaat vanuit Limburg-Noord (in ieder geval) naar Duitsland (dit geldt voor vier samenwerkingsverbanden), naar GrootBrittannië (3), en naar Italië, Frankrijk en Polen (elk 1). Heroïne gaat in grotere partijen – voor zover bekend – in ieder geval naar Duitsland (2 groeperingen) en naar Groot-Brittannië (1). En bij synthetische drugs zagen we in de vorige paragraaf al dat eveneens de focus bij export ligt op Duitsland en Groot-Brittannië. Wat betreft de export van (in Limburg-Noord gekweekte) wiet wordt in de CBA-zwacri van 2009 vastgesteld dat er minimaal tien criminele samenwerkingsverbanden151 vanuit Limburg-Noord wiet exporteren naar Duitsland. Groeperingen die naar andere landen exporteren zijn minder vaak gesignaleerd in Limburg-Noord: vijf verbanden zouden primair naar Engeland exporteren, twee naar Zwitserland, gevolgd door Scandinavië, Luxemburg, Polen en Spanje (elk 1). Het feit dat er meer oriëntatie op Duitsland wordt vastgesteld dan met Engeland valt op: landelijk bezien is Engeland het voornaamste land waar wiet naar wordt verhandeld.152 Toch zegt het aantal handelende groeperingen hier weinig over de omvang van de handel naar de verschillende landen. Export naar Duitsland is makkelijker te organiseren (meer nabij en geen grenscontroles) en waarschijnlijk vaak kleinschaliger, waardoor aangenomen mag worden dat er zich meer 150 151 148 149
152
L1, d.d. 10 mei 2010. Chef CIE politie Limburg-Noord. Analist Limburg-Noord. Hierbij hanteert het korps de landelijke definitie van criminele samenwerkingsverbanden, zoals vastgelegd in het format voor regionale CBA’s ZGC. Het gaat hierbij om het vaststellen van ‘criminaliteit met een georganiseerd karakter’. Dit betreft: “criminaliteit die haar beslag krijgt in de: a) structurele samenwerking tussen personen, b) die wordt gepleegd met het oog op het gezamenlijk behalen van financieel of materieel gewin, en c) die ernstige gevolgen heeft voor de samenleving.” (IPOL, 2009). KLPD, IPOL, Nationaal dreigingsbeeld 2008. Georganiseerde criminaliteit. Zoetermeer: 2008.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 83
67
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
criminele samenwerkingsverbanden aan durven wagen.153 Of er vervolgens qua hoeveelheid wiet vanuit Limburg-Noord meer naar Duitsland dan naar Engeland (of andere landen) wordt verhandeld blijft onduidelijk; hier is in Limburg-Noord geen zicht op. Vast staat evenwel dat er veel actuele handelsrelaties zijn, aan gestuurd vanuit duidelijk te onderscheiden criminele organisaties. Wat betreft de handel in drugs binnen de grenzen van de regio LimburgNoord, wordt gesproken van een ‘distributiefunctie’ van diverse soorten drugs en voornamelijk richting Duitse afnemers. De handel in drugs vindt daarbij voor namelijk plaats in de plaatsen Venlo en Roermond, met de stations van die steden als belangrijke ontmoetingsplaatsen voor aanbieders en afnemers. Een groot aantal op handel gerichte groepen richt zich daarbij enkel op de handel in wiet; handelende groepen in harddrugs proberen van alle markten thuis te zijn. Vervoer van grotere hoeveelheden drugs vindt voornamelijk over de weg plaats. Geconstateerd wordt dat transportondernemingen een belangrijke rol spelen bij de export van verdovende middelen. De grootte van de partijen drugs die in het buitenland worden onderschept, neemt in ieder geval toe. Ook bestaan partijen steeds vaker uit meerdere drugssoorten. Op grond van inlichtingen informatie heeft men de indruk dat meerdere groeperingen tezamen een netwerk vormen die vanuit Zuid Nederland drugsstromen kanaliseren door in de logistiek te voorzien. Verder vult een van de rechercheurs van de regionale recherche van Limburg-Noord aan dat er indicaties zijn steeds meer bolletjesslikkers door de strengere luchthavencontrole in Amsterdam uitwijken naar de luchthaven van Düsseldorf. De afgelopen jaren is vastgesteld dat Rotterdamse drugsrunners de regio hebben opgezocht om (in ieder geval, zo is vastgesteld) heroïne aan toeristen te kunnen verkopen. Heroïne vindt als drug een goede afzetmarkt onder toeristen, met name onder Duitsers, Belgen en Fransen. In grotere grenssteden zoals Venlo vangen deze drugsrunners treinen op afkomstig uit Duitsland waarbij zij passa giers aanspreken met de vraag of zij drugs willen kopen. Door de komst van de Rotterdamse drugsrunners in Limburg-Noord lijkt het heroïnegebruik toe te nemen (in de jaren 2006-2007 was in Limburg-Noord een daling te zien, in 2008 weer een stijging). Bij grotere inbeslagnames in 2008 waren veelal Rotterdamse criminelen betrokken. Ook in andere Nederlandse grensregio’s is vastgesteld dat Rotterdamse criminelen actief zijn, aldus de CBA-zwacri. De districtchef van Venlo vreest dat de stad bij niet ingrijpen weer terug is bij een omvang van drugsproblemen van 7 jaar terug toen er nog 50 coffeeshops waren in de stad. “Er zijn nu 8 rechercheurs bezig met enkel het onderzoeken van de export van drugs naar Duitsland. Het geld wordt hier witgewassen en ook daar zit Venlo niet op te wachten. In Roermond is al een toename waargenomen van het aantal dealpanden; Venlo wil dit voorkomen. Verder zijn er al verschillende gewelddadige clashes
153
Spapens (2008), p.192.
68
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 84
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
geweest tussen dealers. Dit soort gewelddadige clashes heeft een grote impact in een kleine stad als Venlo.”154 Wat betreft de import van drugs is bekend, dat de haven in Antwerpen een grote rol speelt en er via deze weg grote hoeveelheden van verschillende drugssoorten naar Limburg-Noord worden geïmporteerd. Limburg-Noord lijkt dus op verschillende wijzen als belangrijk ‘doorgeefluik’ te fungeren van drugs: waarbij België voornamelijk in beeld is als ‘aanvoerzijde’ en Duitsland voornamelijk als ‘afzetzijde’. Verder wordt in de CBA-zwacri vastgesteld dat verschillende criminele groeperingen die zich richten op drugssmokkel zich eveneens bezighouden met de import en handel van illegale sigaretten. Door de stijgende accijns op tabak is dit een zeer winstgevende bezigheid geworden. Het zou gaan om zeer grote hoeveelheden illegale sigaretten afkomstig uit China en Oost-Europa. Daarbij neemt het aantal criminelen op dit terrein toe, zo wordt geconstateerd. De omvangrijke handel en smokkel van wiet, cocaïne en synthetische drugs worden in de CBA-zwacri van Limburg-Noord als regionale dreigingen geclassificeerd voor de komende vier jaren, gebruikmakende van de classificaties zoals gebruik in het kader van het nationaal dreigingsbeeld.155 De handel en smokkel van heroïne wordt als voorwaardelijke dreiging geclassificeerd; de ‘voorwaardelijkheid’ zit hier vooral in de onduidelijkheid die er is over de ontwikkelingen wat betreft de aantrekkingskracht van de regio op heroïnehandelaars uit de Randstad en hun keuze en mogelijkheid om al dan niet te wortelen in de regio. Dat Limburg-Noord een aantrekkelijke distributieregio zal blijven, staat evenwel buiten kijf vanwege de lage prijs, de goede kwaliteit en het groot aantal aanbieders van heroïne in Nederland gecombineerd met de goede bereikbaarheid van de regio voor veel kopers, met name vanuit Duitsland. Mensenhandel en mensensmokkel In 2008 werden vier rechercheonderzoeken opgestart door de vreemdelingenpolitie van Limburg-Noord. Bij al deze onderzoeken was sprake van een Duitse component. De onderzoeken betroffen met name Hongaarse prostituees die zowel in Nederland als in Duitsland werkzaam waren. In de CBA-zwacri wordt
154 155
Districtchef Venlo politie Limburg-Noord. Als dreiging worden in het Nationaal dreigingsbeeld 2008 beschouwd: criminele activiteiten waarvoor gegronde aanwijzingen bestaan “dat ze zich in de komende jaren zullen voordoen of blijven voordoen in de vorm van of in het kader van een meer dan eenmalige samenwerking van twee of meer personen, die met elkaar financieel of materieel gewin willen behalen; dat verschillende samenwerkingsverbanden zich daaraan schuldig zullen maken; dat ze in hun totaliteit ernstige gevolgen zullen hebben voor de Nederlandse samenleving. Om te kunnen spreken van gegronde aanwijzingen moet sprake zijn van een onderbouwing op basis van argumenten. (..) Voor de kwalificatie dreiging moet worden voldaan aan elk van de drie voorwaarden uit de omschrijving van dreiging. Is er voor minimaal één van de onderdelen sprake van gegronde aanwijzingen van het tegendeel, dan luidt de kwalificatie geen concrete dreiging.” (KLPD, IPOL, 2008, p. 22 e.v.).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 85
69
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
evenwel vastgesteld dat er geen zicht is op samenwerkingsverbanden die zich richten op mensenhandel- en of smokkel. Wel wordt een beschrijving gegeven van bij het korps bekende werkwijzen met betrekking tot uitbuiting in de prostitutie. Hieronder wordt transport via Duitsland genoemd. De meeste slachtoffers komen vanuit Hongarije, Nigeria en Rusland. Ten aanzien van de Hongaarse dames is vastgesteld dat zij veelal naar Keulen getransporteerd worden en daar vandaan blijven zij in Duitsland of worden naar Nederland vervoerd. Vervolgens vermeldt de CBA-zwacri dat de slachtoffers regelmatig van clubs wisselen, en dat zij ook in België en Duitsland te werk worden gesteld. Hiervan wordt een voorbeeld gegeven uit 2008: in dit onderzoek kwam aan het licht dat geregeld jonge buitenlandse vrouwen naar twee vakantiehuisjes gebracht werden in Limburg-Noord. De meisjes werden met een illegale taxi bij de huisjes opgehaald en naar seksclubs in Limburg-Noord en Duitsland gebracht. Er is een verdachte in Hongarije ge arresteerd, maar er werd onvoldoende bewijs gegenereerd. Ten aanzien van het onderwerp mensensmokkel wordt in de CBA-zwacri voor Limburg-Noord geconcludeerd dat er geen sprake is van dreiging waar het gaat om de doorvoer van illegalen, hier is geen bevestiging van in informatie, en dat er weinig zicht is op groeperingen die mensen specifiek naar de regio zouden smokkelen. Ten aanzien van mensenhandel wordt geconcludeerd dat prostitutiegerelateerde handel een dreiging vormt voor de samenleving in Limburg-Noord, maar dat sprake is van een witte vlek waar het gaat om uitbuiting in andere sectoren. Illegale handel in en smokkel van vuurwapens en explosieven Over de ‘Illegale handel en smokkel van vuurwapens en explosieven’ worden in de CBA-zwacri geen uitspraken gedaan over grensoverschrijdende activiteiten. Wel wordt vermeld dat individuen die een illegaal vuurwapen in het bezit hebben deze vaak in het buitenland hebben aangeschaft. Omdat dit – naar inzicht van de analisten – niet behoort tot de georganiseerde handel en smokkel van vuurwapens wordt hier geen verdere aandacht aan besteedt in de CBA-zwacri. Er is bij het korps in ieder geval geen informatie over het op bestelling halen van vuurwapens in Duitsland of België of het bij herhaling afreizen van steeds dezelfde personen naar het buitenland voor de aanschaf van vuurwapens. Productie en verspreiding van kinderpornografie Er zijn geen aanwijzingen dat in Limburg-Noord sprake is van een commerciële productie en verspreiding van afbeeldingen van kinderporno. Wel komt nietcommerciële productie van kinderporno voor, maar georganiseerde verbanden zijn hierbij niet bekend. Ook over linken met Duitsland of België is bij het korps niets bekend. Vastgesteld wordt dat het internet een belangrijke rol speelt en daar-
70
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 86
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
mee zijn relaties ten aanzien van deze criminaliteitsvorm waarschijnlijk weinig geografisch en meer sociaal bepaald. Productie en distributie van vals geld Er is de afgelopen jaren een stijging waargenomen van het aantal aangetroffen valse eurobiljetten in Limburg-Noord; qua waarde is er evenwel sprake van een afname van de omvang van valse coupures tussen 2007 en 2008. Bij de bedragen die ermee gemoeid zijn kan er “nog niet gesproken worden over ondermijning van het financiële stelsel”. Van de verdachten die in beeld zijn blijkt het merendeel in Nederland geboren. Voor hen lijkt betrokkenheid bij de productie en distributie van vals geld een nevenactiviteit naast drugscriminaliteit. Verder waren er in 2007 en 2008 twee buitenlandse vals geld verdachten: een Duitser en een Joegoslaaf. Milieucriminaliteit Ten aanzien van milieucriminaliteit is geen zicht op de mate van organisatie “over de grens”. Wel worden in de CBA-zwacri van Limburg-Noord twee zaken besproken waarbij een ‘grenscomponent’ speelt, maar dit zijn gevallen waarbij enkelingen verantwoordelijk werden gesteld voor strafbare feiten. In de eerste casus ging het om twee Duitse ondernemers die groente- en fruitafval hebben gedumpt in afgelegen bossen in Limburg-Noord en in de tweede casus ging het om het dumpen van organisch afval op akkers in Limburg-Noord door een Nederlandse boer die in Duitsland woont. Het is het korps niet duidelijk of bij het bepalen van de locatie van het dumpen een afweging heeft meegespeeld bij de keuze voor Nederland als dumplocatie. Ook is er geen zicht op de mate waarin dergelijke handelingen zich eerder hebben voorgedaan of wat bij herhaaldelijke uitvoering het financieel profijt ervan was. In algemene zin wordt – op grond van het aantal meldingen en aangiften – uitgegaan van een stabiele omvang van de milieucriminaliteit in de regio; de precieze aard van vastgestelde problemen, de mogelijke organisatie er achter en ook de impact op het gebied is evenwel onduidelijk. Fraude Bij fraude gaat het om “het bedrieglijk verschaffen van onjuiste of onvolledige informatie aan personen, bedrijven of de overheid waardoor illegaal gewin wordt behaald”. Dit kan allerhande delicten omvatten: van handel in valse paspoorten tot het doorverkopen van niet betaalde goederen. Veel van de fraudezaken van Limburg-Noord kennen een internationale component. In de CBA-zwacri wordt aangegeven dat er in 2007 en 2008 in totaal 50 rechtshulpverzoeken zijn uitgezet naar andere landen met betrekking tot fraudezaken en dat het hierbij Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 87
71
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
v oornamelijk gaat om vragen om hulp bij zaken met betrekking tot ‘oplichting’ en ‘valsheid in geschrifte’. Naar welke landen rechtshulpverzoeken uitgaan wordt in de CBA-zwacri niet gespecificeerd, maar uit (eigen) nadere analyse van de rechtshulpregistratie van het IRC blijkt dat een belangrijk deel in Duitsland en in België wordt uitgezet: ruim tachtig procent in 2007 van de uitgaande rechtshulpverzoeken met betrekking tot de fraudezaken gaat naar deze landen uit.156 De meeste van deze verzoeken werden evenwel uitgezet in het kader van een groot bovenregionaal onderzoek naar “opzetgewoonte en schuldheling van goederen afkomstig van vrachtauto- en ladingdiefstallen, gepleegd door personen die deel uitmaken van een organisatie die het plegen van misdrijven tot doel heeft”. Een hoofdverdachte van deze organisatie woonde in de regio Limburg-Noord, andere betrokkenen woonden verspreid in Zuid Nederland en een van hen in Duitsland. Ook los van dit grotere onderzoek is echter sprake van meer rechtshulpverkeer met Duitsland en België dan met andere landen ten aanzien van fraudezaken: in 2007 en 2008 ontving Limburg-Noord met betrekking tot fraudezaken 29 rechtshulpverzoeken vanuit Duitsland157 en 7 vanuit België158, de overige 11 waren afkomstig van in totaal acht andere landen, zonder zwaartepunt in een van de acht. Het ging om verzoeken van Luxemburg, Bulgarije, Tsjechië, Roemenië, Polen, Frankrijk, Spanje en Italië.159 Het korps heeft evenwel niet het idee dat de fraudeproblematiek in de eigen regio afwijkt van een landelijk gemiddelde en beschouwt de problematiek ook niet als een grensregioproblematiek. “Dit terwijl enkele jaren terug het beeld bestond dat het aantal fraudezaken in Limburg-Noord boven het gemiddelde uitsteeg.”160 Opsporing van fraude heeft in de regio echter de afgelopen vijf jaar veel aandacht gekregen waardoor sprake zou zijn van een dalende tendens, zo staat in de CBAzwacri te lezen. Sinds 2005 vertoont het aantal fraudemisdrijven in de regio Limburg-Noord een stijging en men verwacht niet dat deze ontwikkeling zich de komende jaren zal stabiliseren “gezien de technologische mogelijkheden die in de toekomst verder uit zullen groeien”. Fraude wordt voor de komende jaren dan ook als voorwaardelijke dreiging gekwalificeerd door de regio.
156
159 160 157
158
Van de 27 (vanuit parket Roermond) uitgaande rechtshulpverzoeken die in 2007 door het IRC werden geregistreerd gingen er 11 naar België en 11 naar Duitsland. Op grond van de registratie van het IRC zijn ten aanzien van eerdere en latere jaren geen uitspraken te doen over onderwerpen in uitgaande rechtshulpverzoeken. Over 2006 is geen totaaloverzicht beschikbaar en in 2008 en 2009 werden de centraal staande delicten niet meer genoteerd door het IRC. 15 in 2007 en 14 in 2008. 6 in 2007 en 1 in 2008. 7 in 2007 en 4 in 2008. CBA-zwacri Politie Limburg-Noord 2007-2008.
72
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 88
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
Vermogensmisdrijven De mate van organisatie van vermogensmisdrijven is in de CBA-zwacri op een andere wijze onderzocht dan de onderwerpen die hierboven aan bod kwamen. De criminaliteit is vanuit het niveau van middencriminaliteit bekeken, waarbij anders dan bij de andere (zwacri-)onderwerpen niet alleen is gezocht naar bewijzen voor betrokkenheid van verdachten op het zwaar georganiseerde niveau maar ook naar indicaties voor “minder georganiseerde” samenwerking tussen personen. Resultaat van de analyse is dat men 72 groeperingen heeft men kunnen onderscheiden, met daaraan gekoppeld in totaal 235 personen die in wisselende samenstellingen en in wisselende maten van organisatie vermogensdelicten plegen in de regio. Met betrekking tot grensoverschrijdende activiteiten is allereerst de constatering van belang dat twintig procent van alle vermogenscriminelen die in beeld zijn ook buiten de regio actief is. Bij 8 van deze (in totaal 48) personen werd waargenomen dat zij in het buitenland actief zijn geweest, de overigen waren actief in andere Nederlandse regio’s. De delicten waar deze meer mobiele daders zich op hebben gericht zijn ladingdiefstal, heling en autodiefstal. Ten aanzien van in het bijzonder de woninginbraken is het beeld dat bijna de helft van de bekende daders afkomstig is uit het district Midden-Limburg en dat de meeste personen delicten plegen in hun eigen district. Of er ook daders van buiten de regio in Noord-Limburg actief zijn wordt in de CBA-zwacri niet besproken. Wel is van in totaal vijf bekende daders uit Limburg-Noord bekend geworden dat zij buiten de regiogrenzen actief waren met het plegen van woning inbraken, van wie één ook in het buitenland. De totaal 38 woninginbrekers die in beeld zijn, zijn – voor zover bekend – actief in 18 samenwerkingsformaties die primair regio-gericht werken: er is in de regio Limburg-Noord in 2007 en 2008 één groepering in beeld gekomen die landelijk opereerde. Voor de toekomst wordt een toename van mobiel banditisme vanuit Oost-Europa voor mogelijk gehouden, vanwege de welvaartskloof tussen West-Europa en de nieuwe lidstaten en het vrije verkeer van mensen en goederen. Er zijn evenwel geen signalen die wijzen op actuele bewegingen in die richting. Hoewel het aantal woninginbraken in 2008 is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren blijft de aanpak van woninginbraken een beleidsprioriteit voor de komende jaren en krijgt het de kwalificatie dreiging voor de regio. Over georganiseerde winkeldieven is in Limburg-Noord geen informatie bekend. Het aantal winkeldiefstallen steeg licht tussen 2007 en 2008, maar er zijn geen vastgestelde seriematigheden of andere indicaties voor activiteiten van georganiseerde verbanden op dit front. Bij de gepleegde bedrijfsinbraken is wel enig zicht op de mate van organisatie. Bij opmaak van de CBA-zwacri waren er in Limburg-Noord 55 personen in beeld, waarbij samenwerking in 17 groepen werd vastgesteld gericht op het plegen van bedrijfsinbraken. Het merendeel van deze personen (40 procent) bleek actief in Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 89
73
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
het district Venray. Slechts ten aanzien van 1 persoon kon worden vastgesteld dat deze (ook?) buiten de regiogrenzen actief was. Verder wordt geconstateerd dat het aantal geregistreerde bedrijfsinbraken in 2008 is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren, maar dat het belangrijk is om ontwikkelingen te volgen omdat er een kans is dat toenemende werkloosheid, toenemende mobiliteit en blijvende welvaartverschillen in combinatie met vermoedelijk niet verder ontwikkelende beveiligingstechnieken mogelijk tot een toename kunnen leiden. Een type vermogensdelict waarbij nadrukkelijker dan bij de vorige typen vermogensdelicten een relatie wordt gelegd met de specifieke (grens)ligging van de regio, is bij diefstal in de wegtransportsector. Het kan hierbij gaan om de diefstal van complete vrachtwagens, met inbegrip van de vervoerde goederen, of om diefstal van (een deel van) de lading uit geparkeerde vrachtwagens. Landelijk bezien telt de regio Limburg-Noord de meeste delicten van dit type, op grond van ge gevens uit 2007. In het Nationaal Dreigingsbeeld wordt dit als volgt geformuleerd: “Er is duidelijk sprake van regionale zwaartepunten: in de periode van januari tot oktober 2007 zijn in Limburg-Noord de meeste aangiften gedaan van diefstal in de wegtransportsector. Die regio heeft te maken met een verdubbeling ten opzichte van dezelfde periode in het voorgaande jaar. Limburg-Noord wordt op de voet gevolgd door Brabant Zuid-Oost, voormalig koploper. Daarna volgt de politieregio Midden en West Brabant. Op de vierde en vijfde plaats staan Rotterdam-Rijnmond en Gelderland-Zuid. De zeilsnijmethode wordt vooral gebruikt in het zuiden, zuidoosten en oosten van Nederland, vooral op parkeerplaatsen of vlak naast snelwegen.”161 Welbekende hotspots in Limburg-Noord zijn onder andere Venlo (bedrijventerrein en A67), Panningen (A67), Venray (A73) en Weert/Nederweert (A2). Na een daling van het aantal ladingdiefstallen in 2008 in de regio (en landelijk), nam in 2009 het aantal ladingdiefstallen weer toe in Limburg-Noord. Vijftien groeperingen zijn er in beeld als “bezig met ladingdiefstallen”, met daarbij aangehaakt in het totaal 49 personen. Ten aanzien van 18 van deze personen is informatie dat zij (ook?) buiten de regio actief zijn; internationale activiteiten zijn evenwel niet vastgesteld. Verder is, op het groepsniveau bekeken, van vier van de vijftien groepen bekend dat deze ook op het niveau van de zwaar georganiseerde criminaliteit bezig zijn. Deze netwerken houden zich naast ladingdiefstallen ook bezig met uiteenlopende vormen van (auto)diefstal en heling. Hierbij worden ook vaak hele vrachtwagens gestolen. Door de bovenregionale recherche zijn er in de periode 2007-2008 diverse opsporingsonderzoeken uitgevoerd naar bovenregionale samenwerkingsverbanden die op het gebied van ladingdiefstallen actief zijn. Verschillende daarvan hebben hun wortels in Limburg-Noord, zo is gebleken, maar ook blijkt de regio een grote aantrekkingskracht te hebben op plegers van buiten de regio.162 Het is dan ook niet vreemd 161
162
KLPD, IPOL (2008), p. 159. Ook onlangs, d.d. 12 mei 2010, maakte de bovenregionale recherche Zuid-Nederland melding van een grootscheepse actie met betrekking tot personen die verdacht worden van groot schalige diefstal en heling van voertuigen. Hierbij werden geen verdachten woonachtig in de
74
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 90
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
dat de problematiek van ladingdiefstallen ook voor de komende vier jaren door het korps geclassificeerd is als een dreiging voor de regio, waarbij met name de afweging meespeelt dat de beveiligingsmaatregelen nog niet in de pas lopen met de groei van de mogelijkheden voor dieven in de regio163: “Het wegverkeer neemt jaarlijks toe. Bovendien zijn er met de uitbreiding van de Europese Unie nieuwe afzetgebieden bijgekomen. Gelet op de grensligging en de daarmee gepaard gaande nodale oriëntatie van Limburg-Noord is het aantal ladingdiefstallen disproportioneel ten opzichte van de rest van Nederland.” Met de “nodale oriëntatie” verwijst men naar de logistieke knooppuntfunctie van de regio en dan met name van Venlo. “Dit biedt vele mogelijkheden voor criminele activiteiten en netwerken.”164 Enkele feiten op een rij ten aanzien van de nodale oriëntatie van LimburgNoord (bron: http://www.venlo.nl/ondernemers/economische_structuur/ logistiek/) – Venlo is het derde logistieke knooppunt van Nederland, na Rotterdam en Schiphol. – Venlo is als ‘inland-port’ een belangrijke schakel tussen de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol aan de ene en het Europese achterland aan de andere kant. – Via Venlo passeren dagelijks gemiddeld 21.000 vrachtauto’s de grens met Duitsland. Dat is meer dan de helft van het totale vrachtverkeer via alle grensovergangen tussen Nederland en Duitsland. – Via Venlo passeert jaarlijks ongeveer 68% van de totale Nederlandse im- en export per spoor, in totaal ruim 11 miljoen ton. – Steeds meer hoogwaardige logistieke dienstverlening verplaatst vanuit de overvolle mainports Rotterdam en Schiphol naar Venlo. Er is een jaarlijkse afhandeling van meer dan 200.000 containers. – Een breed scala aan toeleverende bedrijven is actief in Venlo, variërend van adviesbureaus tot gespecialiseerde uitzendorganisaties. – Tientallen bedrijven die de modernste vormen van logistieke dienst verlening aanbieden, vestigden zich in Venlo.
163
164
regio Limburg-Noord aangehouden, maar wel waren de verdachten in een breed grensgebied waaronder in Limburg actief. De groep werd namelijk verdacht van het plegen van 75 dief stallen (van personenauto’s, vrachtwagens, bestelwagens, opleggers, landbouwvoertuigen, shovels en heftrucks) in Brabant, Noord-Limburg en Gelderland en twee diefstallen vonden plaats in België. (Bron: Brabants Dagblad, d.d. 12 mei 2010). Momenteel wordt in de politieregio Limburg-Noord gebouwd aan een beveiligde parkeerplaats voor truckers om het aantal ladingdiefstallen terug te dringen. CBA-zwacri Politie Limburg-Noord 2007-2008, p.8.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 91
75
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Een van de grootste logistieke vastgoedgroepen met meer dan 100.000 m2 opslagruimte op Venlo Trade Port Noord verwoordt de nodale kracht van de regio als volgt: “Het logistiek centrum van Goodman in Venlo-Noord is strategisch gesitueerd langs de as die de haven van Rotterdam verbindt met het Ruhrgebied in Duitsland. Het magazijn, gelegen op 1 km afstand van de A67 en de A73, is in één uur bereikbaar vanaf de haven van Rotterdam en binnen 24 tot 48 uur vanuit de rest van Europa. De locatie bevindt zich verder binnen 10 km van een binnenvaartterminal en een railterminal. Venlo maakt als locatie onderdeel uit van het Europese distributienetwerk, waarbij verladers met korte doorlooptijden en een gunstige tariefstelling praktisch alle delen van de Europese markt kunnen bereiken.”166 165
Een volgend onderwerp in de CBA-zwacri is autodiefstal. Bijna dertig procent van de groepen die zich bezighouden met het plegen van vermogensdelicten blijkt zich hier mee bezig te houden: 21 groepen werden gesignaleerd, met in totaal 62 betrokken personen in de regio. Veertien personen werken bij dit delict ook buiten de regiogrenzen, van wie 6 internationaal. Verder wordt in de CBA-zwacri aangegeven dat er van de 21 gesignaleerde groeperingen die op het gebied van autodiefstal actief zijn er vijf samenwerkingsverbanden in de regio zijn met een zwaar (georganiseerd) profiel. Zij werken zeer georganiseerd en beheersen de hele logistieke keten van autodiefstal. In de CBA-zwacri wordt als voorbeeld een samenwerkingsverband genoemd dat zich richtte op diefstal van speciale voertuigen (betonmixers, graafmachines e.d.). Het netwerk was actief in geheel Limburg en de Duitse en Belgische grensstreek. De hoofdverdachte is afkomstig uit Limburg-Noord. Gestolen voertuigen werden direct na de diefstal naar een loods gebracht in een van de omliggende landen, waar het voertuig werd omgekat. In Nederland gestolen voertuigen werden dus direct naar België of Duitsland gebracht, en vice versa. Vervolgens werden de voertuigen zo snel mogelijk naar het buitenland vervoerd (via haven van Antwerpen of Hamburg, onder andere naar de Verenigde Arabische Emiraten, of direct naar Polen). Uit het grensregio onder zoek van Spapens (2008) blijkt dat de criminaliteitsdruk ten aanzien van voertuig diefstallen in het grensgebied van Limburg in vergelijking met het gemiddelde in Nederland aanzienlijk hoger was in 2005 (met name de regio Limburg-Zuid). In Limburg-Noord lag het aantal voertuigdiefstallen per 1.000 inwoners op 1,6. Het Nederlands gemiddelde dat jaar was 1,2. Ook in het Belgische en Duitse deel van het grensgebied werden relatief veel voertuigen gestolen (in verhouding tot de gebieden meer in het achterland van België en Duitsland). Volgens de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit is er in de regio Limburg-Noord tussen 2005 en 2008 evenwel een gestage afname te zien van het aantal gestolen voertuigen. 165
Www.logistiek.nl/supply-chain/logistiek-vastgoed/nid8354-goodman-voltooit-logistiekehub-venlo.html.
76
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 92
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
De aantallen zijn achtereenvolgens, beginnend met 2005: 805, 826, 725 en 595 gestolen voertuigen. Vooral het aantal personenvoertuigen en bedrijfsvoertuigen blijkt tussen 2007 en 2008 sterk gedaald. Ten opzichte van 2005 is zelf sprake van een daling van veertig procent. Het aantal diefstallen van motorrijwielen nam echter juist toe, al ligt het in 2008 nog altijd lager dan in 2005. Verder blijkt uit de gegevens van de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit dat in gemiddeld gezien ongeveer de helft van de in Limburg-Noord gestolen voertuigen terug wordt gevonden. Een toename van het aantal overvallen na 2007 baart de regio LimburgNoord zorgen. Het gaat hierbij om “het met geweld of onder bedreiging van geweld, wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich in een afgeschermde ruimte bevinden of op een georganiseerd (waarde)transport, of de poging daartoe. Daarnaast wordt onder een overval ook begrepen: het beroven van de (dag)opbrengst van een bedrijf tijdens het transport van het bedrijf naar huis of naar een bankkluis. Ook een beroving van een geldautomaat in een afgesloten ruimte valt dan onder het begrip overvallen.”166 Verreweg de meeste overvallen werden in 2008 geregistreerd in het district Midden-Limburg (43 van de totaal 80), terwijl het jaar ervoor sprake was van een ongeveer gelijkmatige spreiding over de districten. Hoewel vastgesteld kan worden op grond van de getuigenverklaringen dat het merendeel van de overvallen in twee- of meertallen wordt gepleegd is over de mate van organisatie van gepleegde overvallen weinig bekend. Er kon er in 2007 en 2008 slechts één crimineel samenwerkingsverband in kaart worden gebracht. Verder blijkt uit een daderanalyse van Limburg-Noord dat meer dan 75 procent van de bij de politie bekende verdachten in 2007 en 2008 de Nederlandse nationaliteit heeft en dat meer dan 75 procent van de verdachten in de eigen regio woont en pleegt. Daarbij werden de meeste overvallers als “beginnende dan wel semiprofessionele overvallers” bestempeld, die wel werken volgens rolverdelingen maar niet – zoals meer ervaren en meer georganiseerde overvallers – volgens een hiërarchie in de groep. De overlap met het buitenland of met andere regio’s in Nederland is onbekend: er is geen onderzoek gedaan naar de mate van bovenregionale activiteiten van plegers; dit is in ieder geval niet opgenomen in de meest recente CBA-zwacri. In 2009 is de aanpak van overvallen tot topprioriteit verheven en werden er onder de structuur van een SGBO (Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden) verschillende opsporingsonderzoeken gestart. Per jaar worden er al jaren steeds tussen de 15 en 20 ramkraken per jaar gepleegd in Limburg-Noord. Over het algemeen gaan de daders gestructureerd en georganiseerd te werk: in de meeste gevallen werd de omgeving eerst goed verkend voor men tot actie overging, een vluchtauto staat klaar. Gewilde artikelen zijn sigaretten, parfum, dure merkkleding en gewilde elektronica. Er zijn in de regio geen criminele samenwerkingsverbanden bekend die zich met deze tak van 166
CBA-zwacri Politie Limburg-Noord 2007-2008, p.83.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 93
77
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
criminaliteit bezighouden; er is in ieder geval geen informatie die lokale betrokkenheid aantoont. Informatie uit onderzoeken wijst regelmatig in de richting van bovenregionaal of landelijk opererende groepen. Verder heeft men in een aantal zaken een relatie kunnen leggen met Oostbloklanden, zoals Polen en Roemenië. De buurlanden Duitsland en België worden in het criminaliteitsbeeld ten aanzien van de ramkraken niet genoemd. Afpersing is slechts beperkt in beeld. Veel zaken worden uit angst voor represailles niet bekend gemaakt aan de politie. Voor de CBA-zwacri werden alle 54 zaken geanalyseerd die in 2007 en 2008 wel aan de politie werden gemeld. Het merendeel betrof relationele kwesties. De incidenten die (vermoedelijk) plaats hadden in de criminele sfeer kunnen gelinkt worden aan twee groepen die actief zijn ook op andere vermogensdelicten, waarvan één getypeerd kan worden als zwaar georganiseerd. Een internationale component wordt bij dit delicttype niet besproken. Wel wordt aangegeven dat men geen daling van het geweldsgebruik verwacht, maar eerder een toenemende geweldspiraal, vanwege het feit “dat in de politieregio nog altijd ‘nieuwe spelers’ op de markt verschijnen, die gekarakteriseerd kunnen worden als geharde criminelen.” Het laatste onderwerp in de CBA-zwacri van Limburg-Noord is heling. In 2008 is een aantal helingszaken aan het licht gekomen in Limburg-Noord. Deze hadden veelal betrekking op vervoersmiddelen, of gsm’s en andere elektronica die meestal op internet te koop werden aangeboden. De CBA-zwacri vermeldt dat over helers vrij weinig bekend is, maar dat er in ieder geval 27 groeperingen actief lijken te zijn op dit gebied. Over het algemeen lijken ze goed georganiseerd in netwerken. Er geldt veelal een duidelijke hiërarchie en rolverdeling; enkele leden gaan op dievenpad, anderen leggen zich toe op de afzet, of zorgen voor opdrachten, bestellingen en leveringen. Vastgesteld wordt dat er relatief veel heling voorkomt door personen die buiten de regio woonachtig zijn of zelfs in het buitenland wonen. ‘De grensligging van de regio speelt hierbij zeker een belangrijke rol’, aldus de CBA-zwacri. Voor 5 van de 27 helinggroeperingen geldt dat zij zich op het niveau van de zwaar georganiseerde criminaliteit begeven. De heling is in deze gevallen een nevenactiviteit naast lading- en autodiefstal. Tot slot In de CBA-zwacri over 2007-2008 worden – het criminaliteitsbeeld beschouwende – ook een aantal algemene uitspraken gedaan over mogelijkheden die de grensligging van Limburg-Noord criminelen biedt. Ten eerste wordt geconstateerd dat steeds meer criminelen zich laten registreren als inwoner van Duitsland of België, terwijl zij in werkelijkheid in Nederland verblijven. Dit bemoeilijkt in de eerste plaats het opsporingsonderzoek, mede doordat dit hen ook de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van een buitenlands voertuig. Daarnaast profiteren zij van een belastingvoordeel, vanwege het gunstiger belastingklimaat in België en Duitsland ten opzichte van Nederland. Ten slotte kan dit het witwastraject 78
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 94
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.2. Beeld van grensoverschrijdende criminaliteit
vergemakkelijken, doordat in het buitenland een ogenschijnlijk legaal inkomen verworven kan worden. In de tweede plaats wordt in de CBA-zwacri aangegeven dat de grensligging van Limburg-Noord criminelen de mogelijkheid biedt om hun netwerk uit te breiden, “waardoor de criminele activiteiten in een hoog tempo kunnen doorontwikkelen en een internationaal karakter krijgen”. Duitsland fungeert daarbij regelmatig als poort naar de Oostbloklanden, zo wordt vastgesteld. “Dit bevordert de verbinding tussen de Noord-Limburgse criminelen en de Oostbloklanden. Zo blijkt uit de informatie dat criminelen uit Limburg-Noord wiet produceren in Polen. Deze verplaatsing van activiteiten acht men ook op andere criminele gebieden mogelijk.” In de derde plaats wordt in de CBA-zwacri geconstateerd dat criminelen uit de regio op regelmatige basis gebruik maken van voertuigen die bij buitenlandse bedrijven zijn geleased, ter afscherming van hun handelen. Deze thema’s worden aangestipt in de CBA-zwacri, maar niet nader uitgewerkt. Over de mate waarin bovengenoemde mogelijke werkwijzen voorkomen is geen informatie gebundeld. 4.2.3.3. Vergelijking met andere grensregio’s Op grond van Spapens e.a (2008) kan vastgesteld worden dat de criminaliteits vormen waar de regio Limburg-Noord mee te maken heeft voor een belangrijk deel overeenkomen met de problematieken waar ook andere grensregio’s in Nederland mee te maken hebben. Ook in de andere grensgebieden van Nederland blijkt het grootste deel van de leden van het criminele netwerk zich op de één of andere wijze met verdovende middelen bezig te houden. Uit het onderzoek van Spapens e.a. (2008) blijkt evenwel ook dat de ligging aan de grens slechts voor een klein deel bepalend is voor de aard en omvang van problemen in het gebied. Op grond van huidige inzichten is het in ieder geval niet mogelijk om te stellen dat regio’s die verder van de landsgrenzen af liggen ‘andere’ problemen hebben of minder last hebben van criminaliteit met een link naar Duitsland of België. Zo toont Spapens167 aan dat de geregistreerde criminaliteit in de Nederland-Belgische en Nederlands-Duitse grensgebieden in het algemeen (kijkend naar het aantal geregistreerde delicten) niet sterk afwijkt van de gemiddelden in Nederland, België en de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. De verschillen binnen de grensgebieden lijken vooral te worden bepaald door de urbanisatiegraad. In de meest verstedelijkte gebieden is de criminaliteitsdruk ook het hoogst. Dit geldt in Nederland met name voor LimburgZuid, die als geheel sterk geürbaniseerd is. Ten tweede blijkt de omvang van de zwaardere criminaliteit en de link daarbij met België en/of Duitsland vooral te worden bepaald door het statuur van criminele samenwerkingsverbanden in de regio’s: enkele goede netwerkers kunnen 167
Spapens (2008), p. 107.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 95
79
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
zorgen voor een grote toename van het aantal grensoverschrijdende problemen. De afstand tot de grens is daarbij van ondergeschikt belang, al kan dit het leggen van contacten en het doorzien van mogelijkheden wel faciliteren. Persoonlijke contacten in het buitenland kunnen echter evengoed zo’n faciliterende rol hebben. Kortom: het is op dit punt, en op grond van de huidige informatiepositie, onmogelijk de specifieke grensligging als factor op zich los te weken. Een interessant onderwerp voor vervolgonderzoek zou zijn om het aandeel Belgische en Duitse contacten van alle nu bekende criminele samenwerkingsverbanden van Nederland in kaart te brengen (bijvoorbeeld door dit aspect mee te laten nemen in de opmaak van de eerstvolgende CBA-zwacri in alle korpsen). Op die wijze kan worden nagegaan of criminelen woonachtig in de grensregio’s meer geneigd zijn tot het leggen van contacten in buurgebieden dan anderen, die verder van de grens af wonen. Vaak wordt hier wel vanuit gegaan, kijkend naar de oriëntatie die zichtbaar is in het leven van de ‘doorsnee’, niet-criminele inwoners van de regio, die vaak ook in hun dagelijks handelen, zo is de aanname dan, meer dan niet grensregio bewoners, op België en/of Duitsland georiënteerd zijn. Echter, wellicht is in andere regio’s juist weer sprake van een andere buitenlandoriëntatie, bijvoorbeeld vanwege een betere infrastructuur om internationale contacten te leggen met weer andere landen dan België en Duitsland (internationaal georiënteerd toerisme, diversiteit qua geboortelanden, meer internationaal gerichte bedrijven) of vanwege betere logistieke verbindingen om in andere landen te komen (vlieg velden, internationale treinverbindingen etc.), waardoor andere vormen van internationale misdaad meer kunnen ontwikkelen. Ten derde zijn ook de kenmerken van het achterland voor een belangrijk deel bepalend voor de criminaliteit in (grens)regio’s, en dan met name de bevolkings dichtheid van het aangrenzend gebied, alsmede de logistieke knooppunten die gekoppeld kunnen worden aan de gunstige ligging van een gebied te midden van goed te bereiken mensenmassa’s. Het grote aantal mensen dat net over de Limburgse grens woont bij de regio Limburg-Noord is voor criminelen een interessante afzetmarkt waar het gaat om goederen die daar schaars zijn. Vooralsnog is dit voornamelijk in beeld daar waar het gaat om drugshandel: hier is een duidelijke oriëntatie op de Duitse markt zichtbaar. Verder zou een achterland waar veel mensen wonen ook kunnen betekenen dat de kans groter is dat criminelen die net over de grens wonen ook hun kans wagen in de aangrenzende Nederlandse gebieden. Er zijn echter nauwelijks gegevens beschikbaar over in Nederland actieve Belgische of Duitse criminelen, laat staan dat op basis van die gegevens uitspraken gedaan kunnen worden over de reikwijdte van hun activiteiten (bijvoorbeeld meer gericht op grensregio’s dan op regio’s die verder van de grens afliggen)168.
168
Spapens (2008), p.252.
80
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 96
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
4.2.3.4. Aanknopingspunten voor een gemeenschappelijke aanpak In het bovenstaande kwamen verschillende onderwerpen naar voren waarop op grond van het huidig criminaliteitsbeeld in ieder geval enige vorm samenwerking met Duitsland en/of België wenselijk blijkt. Dit geldt voor: – de aanpak van diefstal, inbraak en heling in Limburg-Noord, vanwege de grote aantallen Duitse verdachten die daarbij in de regio in beeld zijn en het grote aantal zwaar georganiseerde helinggroepen in de regio (vijf) die tevens betrokkenheid hebben bij lading- en autodiefstal; – de aanpak van de drugshandel, omdat duidelijk is dat een belangrijk deel van de drugs in Limburg-Noord bestemd is voor export naar met name Duitsland; – de aanpak van productie van drugs, vanwege de constatering dat criminelen uit Limburg-Noord net over de grens productiefaciliteiten opbouwen, het vermoeden dat het Nederlands beleid tot een waterbedeffect leidt, en vanwege de relatie in meer algemene zin die Noord-Limburgse criminelen blijken te onderhouden met Belgen en Duitsers voor de aanvoer van grondstoffen; – de aanpak van fraude, met name van ‘oplichting’ en ‘valsheid in geschrifte’ aangezien werd vastgesteld werd dat veel zaken in Limburg-Noord een Duitse of Belgische component hebben of omgekeerd; – de aanpak van uitbuiting in de prostitutie, aangezien is gebleken dat de handelaren in hun werkwijze euregionaal actief zijn en Limburg-Noord daarbij als een handig centrum beschouwen van waaruit zij kunnen handelen; – de aanpak van diefstal in de wegtransportsector, vanwege het relatief hoge aantal delicten van dit type in de regio, de hoge mate van organisatie van deze delicten en de bovenregionale en internationale oriëntatie van reeds bekend zijnde daders. Ten aanzien van de andere thema’s die aan bod kwamen, kunnen we concluderen dat er eerst informatie-uitwisseling zou moeten plaatsvinden met Duitsland en België, voordat vastgesteld kan worden of en in welke mate sprake is van een gedeeld probleem, met mogelijkheden voor een gezamenlijke aanpak.
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit Bij het organiseren van de aanpak van bovengenoemde (mogelijk) grensoverschrijdende criminaliteit in Limburg-Noord is het van belang dat een soepele afstemming plaatsvindt met betrokken grensgebieden. Dit kan zijn: het organiseren van de uitwisseling van politie-informatie voor beter zicht op problemen, het oppakken van elkaars rechtshulpverzoeken en ook: onderlinge afstemming van rechercheonderzoeken in het grensgebied. Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 97
81
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
In deze paragraaf bespreken we hoe de samenwerking op elk van deze fronten wordt opgepakt. Allereerst is hiertoe een overzicht opgemaakt van alle recherche onderzoeken die in Limburg-Noord hebben gelopen in het jaar 2008. Dit om een beeld te krijgen van de Belgische of Duitse componenten in het totale recherchewerk van de regio. Het geeft een eerste indicatie van de wijze waarop men investeert op de probleemgebieden zoals deze in de grensgebieden gesignaleerd zijn. Hierna volgen drie paragrafen waarbij we de verschillende niveaus van samenwerking apart van elkaar bespreken: het gezamenlijk uitvoeren van onderzoeken (4.3.1.2); het geven van opvolging aan rechtshulpverzoeken vanuit België en Duitsland waarin in het kader van opsporing en vervolging specifieke rechtshandelingen worden gevraagd (4.3.1.3) en het op verdragsbasis uitwisselen van politie-informatie in concrete gevallen om een ander land in staat te stellen te bepalen of er reden is voor (verdere) opsporingsactiviteit (4.3.1.4). De resultaten werden besproken met verschillende recherchechefs ter verificatie en nadere uitwerking van het beeld van de samenwerking. De resultaten van deze interviews zijn vervat in 4.3.5.
4.3.1. Grensoverschrijdende componenten in rechercheonderzoek Volgens de recherchechefs van Limburg-Noord, die in het kader van dit onderzoek zijn geïnterviewd, is het recherchewerk in Limburg-Noord niet perse internationaler dan dat van regio’s die niet aan de grens liggen. Wel nemen zij waar dat er door de grensligging nadrukkelijker een Belgische en Duitse component in het internationale recherchewerk van de regio te vinden is. Eerder onderzoek naar het inkomend en uitgaand rechtshulpverkeer vanuit de IRC’s bevestigt dit beeld: meer dan de helft van alle Nederlandse (politiële en justitiële) rechtshulp verzoeken gericht aan België, Duitsland en Frankrijk ging in 2006 via het IRCZuid Nederland uit (waaronder ook de regio Limburg-Noord valt169). Bij geen enkel andere Nederlands IRC kwam het aandeel in dat jaar uit boven de 14% en ook gecorrigeerd voor het inwonertal in de betreffende gebieden bleef het IRCZuid ver boven de andere IRC’s scoren wat betreft uitgaande rechtshulpverzoeken aan België, Duitsland en Frankrijk. Het aandeel aan Frankrijk gerichte verzoeken was hierbij overigens klein, waardoor de verhoudingen overeind blijven ook als enkel naar Duitsland en België zou zijn gekeken. De onderzoekers geven een volgende verklaring: “Bij deze verschillen speelt het feit dat in het grensgebied van Zuid-Nederland de criminele samenwerking, en dus ook de politiële en justitiële samenwerking, intensiever is dan elders in Nederland. Uit de interviews kwam echter, zoals al werd aangestipt, ook naar voren dat de IRC’s nog niet in gelijke 169
IRC Zuid bedient de 6 korpsen en 5 parketten van de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg.
82
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 98
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
mate worden gebruikt als postbus voor uitgaand rechtshulpverkeer. Het IRCZuid heeft deze rol wel zeer nadrukkelijk. Daarnaast kan ook van belang zijn dat politieregio’s die niet in grensgebieden liggen, in spoedeisende situaties politiële verzoeken via IRC’s in het grensgebied (IRC-Zuid of IRC-NON) sturen die, op grond van artikel 39 SUO, direct met het buitenland kunnen communiceren.”170 Ook het onderzoek van Spapens bevestigt dat de nabijheid van een land correspondeert met de intensiteit van het rechtshulpverkeer. Bij vergelijking van het zwaardere rechtshulpverkeer171 in de 12 grensliggende regio’s van Nederland wordt in dit onderzoek vastgesteld dat de regio’s die aan België grenzen verhoudings gewijs meer rechtshulpverkeer delen met België dan de grensregio’s die geen grens met België delen. En ook ten aanzien van Duitsland geldt dit: in de grensregio’s in Noord- en Oost Nederland betrof het rechtshulpverkeer vooral uitwisseling met Duitsland en in mindere mate met België. Geografische nabijheid bepaalt dus voor een belangrijk deel de intensiteit van het rechtshulpverkeer.172 Om een eerste beeld te krijgen van de Duitse en Belgische componenten in de rechercheonderzoeken van Limburg-Noord, zijn alle onderzoeken die in 2008 zijn gestart, nader bekeken in de registratiesystemen (BVO, BPS en BVH).173 Aanvullend op deze zoekslag werd navraag gedaan bij de regionale recherche en bij het projectteam Hektor, omdat de onderzoeken die daar lopen vaak langer dan een jaar duren, waardoor het zinnig is om ook eerder gestarte onderzoeken – die nog doorlopen in 2008 – in deze verkenning mee te nemen. Bij de beoordeling van aanwezigheid van “Duitse of Belgische componenten” is gekeken naar aan de onderzoeken te koppelen rechtshulpverzoeken uit België en/of Duitsland, maar ook naar de nationaliteit of woonplaats van verdachten en naar de locaties waarop zich voor het onderzoek van belang zijnde gebeurtenissen hebben afgespeeld. Dit zijn immers indicaties dat sprake kan zijn geweest van uitwisseling van politie-informatie. We maken bij de bespreking onderscheid naar districtelijke rechercheonderzoeken (exclusief onderzoeken in het kader van het project Hektor), onderzoeken van project Hektor, regionale rechercheonderzoeken, onderzoeken van de vreemdelingenpolitie en TGO-onderzoeken. Districtelijk onderzoek Van de rechercheonderzoeken die in het jaar 2008 bij de districtelijke recherche van Limburg-Noord zijn opgestart, en waarvan gegevens gevonden werden in de
170 171
172 173
Van Daele e.a. (2008). Dit omvat de rechtshulpverzoeken waarin daadwerkelijk om onderzoekshandelingen werd gevraagd in verband met opsporingsonderzoeken. Politieel rechtshulpverkeer en kleine justitiële verzoeken met enkele administratie vragen vielen buiten de reikwijdte van deze analyse. Spapens (2008), p.116. Hierbij zijn we uitgegaan van de lijst van alle onderzoeken die intern door het korps wordt gebruikt. Hierin staan alle onderzoeken die zijn aangemeld middels een MRO (Melding Recherche Onderzoek), maar ook onderzoeken die deze melding niet hebben. Dit is de meest complete lijst van onderzoeken die het korps beschikt.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 99
83
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
registratiesystemen BVH en BVO, bleek 38% een Belgische of Duitse component te hebben (5 van de 13 onderzoeken).174 Deze verhoudingen verschillen nogal per recherchecluster. Zo kon er voor het recherchecluster Venray geen onder zoek gevonden worden met een Belgische of Duitse component. In de districtelijke recherche van Midden-Limburg waren er twee onderzoeken met een Duitse component en geen enkel onderzoek met een Belgische component. En in het recherchecluster Venlo vonden we een Duitse of Belgische component in drie van de vier onderzoeken. In twee van de vijf districtelijke onderzoeken waarbij een link met België en/of Duitsland kon worden vastgesteld ging het om een onderzoek naar aan leiding van een inkomend rechtshulpverzoek vanuit Duitsland (eenmaal om drie Nederlandse verdachten te horen en eenmaal een verzoek om dossierinformatie). In het derde onderzoek heeft een bewijsstuk een link met Duitsland en zou een verdachte worden uitgeleverd naar Duitsland (vanwege een ander delict), wat suggereert dat deze Nederlandse verdachte ook op Duits grondgebied actief is. In het vierde onderzoek spraken de verdachten gebrekkig Duits en is er aan Duitse collega’s gevraagd een aantal kentekens na te zoeken en nadere informatie over de kentekenhouders te verstrekken. Dit suggereert dat Duitse verdachten op Nederlands grondgebied actief waren. In het vijfde onderzoek bekent een verdachte dat hij een wapen in België gekocht heeft, waarop onderzoek volgde. Van een bepaalde inhoudelijke focus is bij de vijf districtelijke onderzoeken met een Belgische of Duitse component geen sprake. Het kleine aantal grensoverschrijdende onderzoeken betreft ook nog eens verschillende delicttypen. En hoewel het in twee van de vijf onderzoeken ging om recherchewerk naar aanleiding van een overval, is dit – gerelateerd aan het totaal aantal onderzoeken op over vallen – niet opvallend veel: op het totaal aantal districtelijke onderzoeken betreft de helft van de onderzoeken een overvalonderzoek. De andere drie onderzoeken betroffen: autodiefstal, tasjesroof en vernieling van een politieauto. Hektor Vanuit het Hektor-project werden in 2008 twee onderzoeken gestart. Daarnaast liepen in dat jaar nog twee andere onderzoeken bij dit projectteam die eerder gestart waren. Voor het nader beschouwen van de internationale component bij deze vier onderzoeken is uitgegaan van het jaarverslag van Hektor 2008. Nadere informatie over de onderzoeken is vervolgens verkregen via de coördinator van het rechercheteam van Hektor. Het eerste onderzoek is in 2006 gestart en betreft twee strafrechtelijke financiële onderzoeken. Hoewel de hoofdverdachten niet de Belgische of de Duitse 174
Niet alle onderzoeken die in de lijst stonden, konden in BVO en BVH worden teruggevonden. Van een aantal andere onderzoeken was de informatie te beperkt om een uitspraak te kunnen doen over een internationale component. Daarom hebben we ervoor gekozen deze onderzoeken buiten beschouwing te laten voor deze analyse.
84
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 100
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
nationaliteit hadden en het rechtshulpverkeer hoofdzakelijk tussen Nederland en Turkije plaatsvond, zijn er in het kader van dit onderzoek in Duitsland, voor verschillende feiten meerdere verdachten aangehouden. Acht van deze verdachten hadden de Duitse nationaliteit. Het tweede onderzoek waar de Hektorrechercheurs zich mee bezig hebben gehouden werd al voor 2008 gestart, maar liep nog door tot in 2009. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de verdachten softdrugs hadden verhandeld vanuit een internetcafé en dat de klanten van dit internetcafé voornamelijk van Duitse afkomst waren. In dit onderzoek is zeer nauw samengewerkt met de Duitse collega’s. Er was zowel sprake van de directe uitwisseling van politie-informatie als samenwerking middels rechtshulpverzoeken. In totaal werden er in het kader van dit onderzoek tien verdachten (geen van hen was een hoofdverdachte) aangehouden met de Duitse nationaliteit, nadat ze verdovende middelen hadden gekocht. Het derde onderzoek werd halverwege februari 2008 opgestart, waarbij werd samengewerkt met de Duitse autoriteiten. Hoewel de hoofdverdachte de Turkse nationaliteit had, werden er zes verdachten met de Duitse nationaliteit (in Duitsland) aangehouden voor verschillende strafbare feiten, zoals het kopen van verdovende middelen. In het vierde onderzoek van Hektor dat in mei 2008 startte, werd intensief samengewerkt met de Duitse collega’s omdat het een parallel onderzoek betrof. In het Nederlandse deel van het onderzoek werden voor verschillende strafbare feiten zes verdachten aangehouden met de Duitse nationaliteit. Daarnaast werden in het kader van het Duitse onderzoeksdeel, met name in Berlijn, nog diverse verdachten aangehouden. In het kader van dit onderzoek zijn twee leden van het Hektor-rechercheteam vier dagen in Berlijn geweest om de bevindingen naast elkaar te leggen, wat veel raakvlakken aan het licht bracht. Concluderend kunnen we vaststellen dat alle vier de onderzoeken betrekking hadden op de productie en/of handel in softdrugs, dat bij alle onderzoeken een link werd vastgesteld met Duitsland en dat lopende deze onderzoeken verder geen relaties met België naar voren zijn gekomen. Regionale recherche Bij de onderzoeken die in 2008 in uitvoering waren bij de afdelingen van de regionale recherche van Limburg-Noord is bijna in alle gevallen een relatie met Duitsland. Ook kon bij enkele onderzoeken een link met België worden gelegd, maar in alle gevallen van 2008 was dit in samenhang met vastgestelde activiteiten ook in Duitsland. Dit beeld wordt ook bevestigd in de verschillende gesprekken die zijn gevoerd met betrokken rechercheurs over uitgevoerde onderzoeken en zien we ook terug in de rechtshulpregistratie van het IRC ten aanzien van onder zoeken van de regionale recherche van Limburg-Noord: in 2008 waren alle inkomende rechtshulpverzoeken die gekoppeld kunnen worden aan de regionale onderzoeken van Limburg-Noord afkomstig uit Duitsland (5 stuks) en België (3). Hetzelfde geldt voor de uitgaande rechtshulpverzoeken die te koppelen zijn aan Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 101
85
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
regionale rechercheonderzoeken van Limburg-Noord: deze waren in 2008 enkel gericht op Duitsland (4 stuks) en België (6) en gingen niet uit naar andere landen. Al het voornoemde rechtshulpverkeer in 2008 vond plaats in het kader van drie grote onderzoeken die allen niet alleen in 2008 hebben gelopen maar ook in de periode ervoor en/of erna en twee kleinere onderzoeken die uitgevoerd zijn ten dienste van die grotere. Het betreft onderzoeken ten aanzien van criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met voornamelijk drugs gerelateerde zaken. We schetsen hieronder kort de inhoud ervan, om weer te geven op welke fronten de inhoudelijke raakvlakken met België en Duitsland toen werden onderzocht. Drie onderzoeken betroffen een Limburgse verdachte die meerdere amfetamine laboratoria in Duitsland (en mogelijk ook in België) zou runnen en relaties zou hebben met een Nederlandse persoon met een zwaar crimineel profiel die in staat is een veel breder palet aan criminele activiteiten te faciliteren. Het vierde onderzoek betrof diefstal van en heling in bouwvoertuigen waarbij twee verdachtengroeperingen betrokken waren, met raakvlakken met België, Nederland en Duitsland. Voertuigen werden in Nederland gestolen en in Duitsland verkocht en omgekeerd. Een van de twee groeperingen werd geselecteerd om op in te zetten, met verdachten uit Venlo. Het vijfde onderzoek betrof de activiteiten van een drugskoerier woonachtig in de regio Limburg-Noord maar Duits van origine. Deze persoon zou volgens Duitse politie-informatie XTC, speed en heroïne van Nederland naar Karlsruhe vervoeren. Onderzoeken door de Teams Grootschalige Opsporing Ook voor de onderzoeken uitgevoerd door Teams Grootschalige Opsporing in 2008 is nagegaan of sprake was van Duitse of Belgische componenten. In één van de drie TGO-onderzoeken die in 2008 waren gestart was sprake van een Belgische component. Hierin is aan de Belgische autoriteiten gevraagd een aantal locaties te controleren op de aanwezigheid van een voertuig. Aan dit onderzoek was geen officieel rechtshulpverzoek te koppelen, op basis van gegevens in de registratie. In de andere twee TGO-onderzoeken, waren geen aanwijzingen voor een Duitse of Belgische component. Het incident vond plaats op Nederlands grondgebied, geen van de verdachten had een Duitse of Belgische nationaliteit of was daar woon achtig, en er werd niet gesproken over gebeurtenissen die op Belgisch of Nederlands grondgebied hadden plaatsgevonden. Vreemdelingenrecherche Door de vreemdelingenpolitie – ten slotte – werden in 2008 vier rechercheonderzoeken opgestart. Een nadere inspectie van deze onderzoeken wijst uit – zoals eerder al aan bod kwam – dat in alle vier de zaken sprake is van een Duitse component. Het gaat hierbij vaak om Hongaarse prostituees die zowel in Nederland als in Duitsland werkzaam zijn. Het komt in deze onderzoeken dan ook voor dat 86
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 102
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
verdachten op Duits grondgebied worden aangehouden, dat voor het onderzoek van belang zijnde gebeurtenissen zich op Duits grondgebied hebben afgespeeld of dat verdachten in Duitsland wonen. Er is tussen de vreemdelingenpolitie van korps Limburg-Noord dan ook regelmatig contact met de Duitse collega’s. Een Belgische component kon in deze vier onderzoeken niet worden gevonden. Samenvatting Uit de voorgaande dwarsdoorsnede van het recherchewerk in Limburg-Noord kan worden opgemaakt dat de internationale opsporing in de regio zoals die plaats heeft gehad in 2008 (inderdaad) in belangrijke mate gericht is geweest op de buurlanden, in het bijzonder op Duitsland en in mindere mate op België. Daarbij blijken de districtelijke onderzoeken met Belgische of Duitse componenten voornamelijk naar aanleiding van inkomende rechtshulpverzoeken vanuit de buurlanden te zijn opgestart. Het gaat om een klein aantal onderzoeken (vijf in het totaal) die bijna allemaal vermogensdelicten betreffen.175 Verder was er één regionaal onderzoek naar vermogenscriminaliteit in 2008 en blijken alle andere grotere onderzoeken die vanuit de regionale recherche en het projectteam Hektor werden gedraaid gericht op het onderzoeken van zware criminaliteit gerelateerd aan drugshandel, met zoals gezegd een primaire focus op Duitsland.
4.3.2. Gezamenlijk of gedeeld onderzoek De meest intensieve vorm van samenwerking in opsporing tussen LimburgNoord en haar grensgebieden omvat de uitvoering van parallelonderzoeken, waarbij er tegelijkertijd aan beide kanten van de grens rechercheonderzoeken worden opgestart met op elkaar afgestemde doelen. Gezamenlijke opsporingsteams (zogenaamde JIT’s) zijn nog nooit geformeerd tussen Limburg-Noord en Duitsland en/of België. Bij de samenwerking in parallelonderzoeken is sprake van afstemming en uitwisseling van informatie op allerhande niveaus (rechtshulpverzoeken over en weer, uitwisseling van informatie, uitwisseling en delen van kennis en vaardig heden). In de afgelopen jaren zijn verschillende van dit soort parallelonderzoeken met Duitsland en/of België uitgevoerd (ook wel spiegelonderzoeken genoemd in Duitsland). Het gaat hierbij in het bijzonder om samenwerking met Kriminalhauptstellen, BKA en LKA in Duitsland respectievelijk de federale politie in België, waar de zwaardere opsporingsonderzoeken in deze landen plaats vinden. De contacten die er vanuit Limburg-Noord zijn met recherchefunctio narissen in de Kreisen/zones direct over de grens fungeren bij de opstart van 175
Het betreft onderzoek naar twee overvallen, een autodiefstal en een straatroof. En het vijfde betreft vernieling.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 103
87
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
deze parallel onderzoeken veelal faciliterend, omdat recherchechefs elkaar goed kennen en zij elkaar helpen bij het vinden van juiste contactpersonen op “hoger niveau”. De intensieve samenwerking in de vorm van parallel onderzoek tussen Limburg-Noord, Duitsland en België leidt tot successen maar ook tot spanningen. De noodzaak tot samenwerking wordt evenwel door iedereen gedeeld. Spanningen zitten veeleer in de soms beperkte mogelijkheden om in deze behoefte aan samenwerking te voorzien. We bespreken enkele voorbeelden, ter illustratie. In een onderzoek van Hektor dat in mei 2008 startte, werd intensief samengewerkt met de Duitse collega’s met parallelle onderzoeken aan beide zijden van de grens. In het Nederlandse deel van het onderzoek werden voor verschillende strafbare feiten (gerelateerd aan drugshandel) zes verdachten aangehouden met de Duitse nationaliteit. Daarnaast werden in het kader van het Duitse onderzoeks deel, met name in Berlijn, nog diverse verdachten aangehouden. In het kader van dit onderzoek zijn twee leden van het Hektor-rechercheteam vier dagen in Berlijn geweest om de bevindingen naast elkaar te leggen, wat veel raakvlakken aan het licht bracht. Een ander voorbeeld van een zeer intensief parallel onderzoek werd eind 2007 opgestart vanuit Duitsland (LKA) en met aanhaken van de regionale recherche van Limburg-Noord, justitie Roermond en BES. Het onderzoek betrof diefstal van en heling in bouwvoertuigen waarbij twee verdachtengroeperingen betrokken waren, met raakvlakken met België, Nederland en Duitsland. Voertuigen werden in Nederland gestolen en in Duitsland verkocht en omgekeerd. Een van de twee groeperingen werd geselecteerd om met een kernteam van negen Limburgse rechercheurs op in te zetten. Deze verdachten kwamen uit Venlo; verdachten die ook voor Limburg-Noord als interessant werden gezien om aan te pakken. Via de stelers wilde men bij de heler uitkomen. Elk kwartaal was er afstemmingsoverleg tussen de divisieleiding van de verschillende landen en de parketten erbij. Operationeel overleg met de Duitse collega’s was er elke 14 dagen, om en om in Limburg of in Duitsland. Nederlandse bijstand was er voor Duitsland bij het uitluisteren van de taps (in verband met de Nederlands sprekende verdachten): 2 maal per week ging een collega een dag naar Duitsland. Met deze intensiteit is er ¾ jaar gewerkt, zonder aanhoudingen. Bij het tweede onderzoek was volgens betrokken rechercheurs goed te zien hoe verschillend de opbouw van onderzoek is in beide landen. Een van de betrokken rechercheurs zegt hierover: “Achteraf was de basis te onhelder. De Duitse politie begon direct met de inzet van opsporingsmiddelen, zij sturen op informatie en mogen ook dubbel nul informatie gebruiken als start van het onderzoek, wat in Nederland niet mag; wij waren in de startfase enkel bezig met het veredelen van info, de projectvoorbereiding. In Duitsland doet men daar niet aan, omdat men toch alles moet oppakken. Achteraf bleek de informatie op basis waarvan Duitsland was gestart onbruikbaar, waardoor de criminele samenwerking die was verondersteld onvoldoende onderbouwd bleek. Onze stuurgroep heeft er 88
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 104
Intersentia
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
toen voor gekozen om te stoppen: er was geen capaciteit meer om op de stelers in te zetten en de status van de heler was naar ons inzicht te professioneel om op regionaal niveau aan te willen pakken. Dit zorgde voor wrevel aan Duitse zijde. Veel beter zou zijn geweest om in een dergelijke situatie de Duitsers te betrekken bij de Nederlandse projectvoorbereiding, in plaats van ieder voor zich, maar de Duitsers doen dat zelden of nooit, omdat zij met een onderzoek moeten stoppen als er geen nieuwe informatie boven tafel komt.” “Klein houden van onderzoek” Samenwerkingsverzoeken komen in eerste instantie veelal niet bij het IRC terecht, maar bij de regionale recherche van het korps Limburg-Noord, meestal via de twee rechercheurs van de regionale recherche van Limburg-Noord die specifiek zijn vrijgemaakt voor de afhandeling (coördinatie en uitvoering) van rechtshulpverzoeken. Er wordt door hen niet bijgehouden hoe vaak dit soort samenwerkingsverzoeken zijn ingediend, maar als schatting wordt aangegeven dat het de afgelopen twee jaren om 8 samenwerkingsverzoeken ging van Duitse zijde, waarvan drie ook hebben geleid tot overleg met België erbij.176 Nog voordat het verzoek een formeel traject ingaat overleggen de betrokken rechercheurs in Duitsland en België met van Limburgse zijde minimaal een van de ‘rechtshulpverzoek’-rechercheurs van de regionale recherche en de liaison van het IRC. De vraag wordt doorgelopen en er wordt open gesproken over inzetmogelijkheden. Men wil in overleg een reëel beeld schetsen van de ruimte die er is in LimburgNoord om grotere onderzoeken op te pakken. Uit de interviews blijkt dat die ruimte door rechercheurs als gering wordt ingeschat. Rechercheurs geven aan dat zij regelmatig niet aan de vraag van buitenlandse partners kunnen voldoen, omdat de regionale stuurploeg de betreffende vraag niet prioriteert. De regionale stuurploeg bepaalt op basis van verschillende criteria, waaronder ernst van de feiten, impact van de delicten, maatschappelijke relevantie, relatie met landelijke en regionale beleidsspeerpunten en de beschikbare (recherche) capaciteit, welke onderzoeken in Limburg-Noord verricht dienen te worden. De internationale component is bij deze prioritering één van de criteria die wordt meegewogen, maar geldt niet als leidende component daarin. Het komt dus voor dat internatio nale verzoeken niet door de stuurploeg komen. “We geven daarom aan de buurlanden aan dat vragen vrij staat, maar dat het soms handiger werkt om zaken op te knippen in kleinere rechtshulpverzoeken en aanvullend daarop te investeren in vooral een goed contact over en weer”, aldus een van de respondenten van de regionale recherche. De behoefte aan intensieve samenwerking middels parallelonderzoek is aan Duitse en Belgische zijde groter dan in Limburg-Noord, zo is de indruk op basis van gesprekken. Een van de respondenten van de regionale recherche: “Op buiten 176
Interview M. Custers en G. Stroeke, politie Limburg-Noord.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 105
89
2-9-2010 13:54:24
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
landse onderzoeken zouden we zeker 30 mensen voltijds bezig kunnen hebben als we alles zouden oppakken. De Duitsers vragen bijvoorbeeld veel vaker om een gezamenlijk of parallel onderzoek met de regionale recherche van Limburg-Noord, maar hier kunnen we vanwege capaciteitstekort niet op in gaan.” Ook het BES “schiet wel eens met een verzoek binnen via justitie”, zo geeft een van de recherchechefs aan. “Het BES organiseert dan een overleg met de vragende partijen en het OM erbij. Regelmatig komt het daarbij voor dat die verzoeken juridisch gezien geen stand houden; dat de informatiebasis voor ons te smal is.” Door de respondenten van de Nederlandse recherche werden enkele voorbeelden genoemd van verzoeken tot samenwerking vanuit Duitsland die in onderling overleg “klein zijn gehouden” voor wat betreft de Nederlandse inzet. Meestal vanwege beperkte capacitaire mogelijkheden om meer te doen, maar soms ook omdat de juridische basis voor actie in Nederland als te smal werd beoordeeld om op mee te liften. Zo werd een onderzoek waarin de regionale recherche samenwerkt met Duitsland bewust klein gehouden, in goede onderlinge afstemming met het rechercheteam van Duitsland. De hoofdverdachte van dit onderzoek is volgens Duitse politie-informatie drugskoerier en vervoert XTC, speed en heroïne van Nederland naar Karlsruhe. De verdachte woont in de regio Limburg-Noord maar is Duits van origine. Omdat de verdachte Duitstalig is, is met de regionale recherche van Limburg-Noord afgesproken dat de Duitse politie zelf de “taps draait”, waarbij deze zijn doorgeleid door Politie Limburg-Noord. Verder heeft LimburgNoord twee zoekingen gedaan bij de verdachte en observeert Duitsland de verdachte door plaatsing van een baken in de auto van de verdachte. Limburg-Noord heeft in het contact met Duitsland aangegeven slechts beperkte mogelijkheden te hebben om verdere ondersteuning te bieden in het onderzoek. Voor Duitsland was het bij dit onderzoek met name van belang om in Limburg-Noord een aanspreekpunt te hebben bij de recherche om snel dingen te kunnen regelen als nodig. Ook bij een ander onderzoek waarbij de regionale recherche van LimburgNoord samenwerkt met Duitsland en België werd “niet voluit gegaan op de zaak”177. Het betreft een onderzoek dat zijn start kent in een groot rechtshulp verzoek dat in 2006 door Duitsland werd uitgezet, met als initieel verzoek of de verdachten – drie Nederlandse mannen die in Duitsland hennepkwekerijen zouden hebben opgezet – in Nederland vervolgd kunnen worden. Het korps Limburg-Noord kon gebruik maken van de informatie uit Duitsland; alle informatie is naar Limburg gekomen en werd vertaald, dit ging om vele mappen met stukken. Hierop werden aanvullende verhoren verricht, in Duitsland, maar het dossieropbouw ging in Limburg verder. De verdachten waren ook in Nederland actief, maar de stuurgroep maakte niet de keuze om daar op te investeren. Enkel de Duitse zaken werden onderwerp van onderzoek, wat wordt neergezet als “een handreiking naar Duitsland”, enkel het “hoogst noodzakelijke voor de Duitse 177
Interview rechercheur regionale recherche Limburg-Noord.
90
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 106
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
zaak” werd gedaan en de vragen hiertoe moesten door Duitsland aan Limburg worden uitgezet in de vorm van afzonderlijke rechtshulpverzoeken. De zaak is nog niet rond; op verzoek van de verdediging moeten nog enkele getuigen worden gehoord. Ook België is er mee gemoeid: op een rekening van een betrokkene stond bijna 2 miljoen euro. Nederland wil hier beslag op laten leggen op grond van witwassen. Een derde voorbeeld van een onderzoek waarbij de behoefte aan samen werking met name van de kant van Duitsland kwam en het korps Limburg-Noord om meerdere redenen terughoudend was ten aanzien van een grote inzet, betrof een onderzoek naar aanleiding van een CIE-pv over een Limburgse verdachte. Hierin stond vermeld dat deze meerdere amfetamine laboratoria in Duitsland zou runnen. Als voornaamste reden voor terughoudendheid van Limburgse zijde wordt door betrokken rechercheurs genoemd dat de informatiebasis te smal was om een groot onderzoek op te kunnen starten naar Nederlandse maatstaven. De stuurgroep van Limburg-Noord besloot eind 2007 in te zetten op een korte klap actie: het plaatsen van een baken onder de auto, de verdachte volgen en zo de labs identificeren, met daarbij doorzoekingen bij de verdachte thuis. Duitsland wilde evenwel verder gaan dan dat, met name gericht op het doorrechercheren op een andere betrokken verdachte, met een zwaarder crimineel profiel. Er was echter weinig bewijs voor samenwerking tussen de twee verdachten; ze waren enkel samen gezien, wat voor Limburg-Noord reden was om niet meer te investeren, dan op de voornoemde acties. Het Duitse onderzoek is na een jaar geklapt: leveranciers werden opgepakt, maar de hoofdverdachte niet. Het Duitse onderzoek werd in Limburg-Noord evenwel zeer gewaardeerd omdat op deze manier de verdachte toch kon worden geraakt; er is – vanuit Nederland – een ontnemingszaak tegen hem opgestart. Verder blijft Duitsland azen op de hoofdverdachte en is de vorming van een JIT onderwerp van gesprek tussen Duitsland (BKA, LKA), Limburg-Noord en de Nationale Recherche, het liefst ook met betrokkenheid van België, omdat de verdachte daar ook mogelijk actief is. Een ander voorbeeld, ter illustratie van de praktijk van “het klein houden van onderzoek”, wordt ingebracht door de operationeel chef van Venlo. “Bij het binnentreden van een loods werd in Limburg-Noord werd een buit van een ladingdiefstal gevonden. Hierbij werd geconstateerd dat er ook een partij uit Antwerpen bij zat, waarna met de politie van Antwerpen werd gebeld. Inderdaad was daar een ladingdiefstal van die partij bekend. De verwachting van de Belgische politie was vervolgens dat wij de daders zouden gaan aanhouden. Dit had evenwel geen prioriteit voor ons korps, wat tot onbegrip leidde aan Belgische zijde. Er werd veel over en weer gebeld, maar wij konden alleen terug geven dat als men het echt wil dat wij hierop investeren dat men dan een rechtshulpverzoek moet indienen. Dan moet het opgepakt worden. Dit is niet goed om zo te doen. Het vereist minimaal meer toelichting dan nu wordt terug gegeven; maar idealiter pak je zo’n zaak gewoon op.”
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 107
91
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Het gezamenlijk aanpakken van criminele netwerken heeft als voordeel dat er duidelijke afspraken worden vastgelegd over wie de regie voert in de aanpak van een bepaalde groepering. Een van de rechercheurs verwoordt het belang ervan als volgt: “Informatie-uitwisseling is nog geen samenwerking. Soms is het nodig goed te zoeken naar de exacte manier van aansluiten van elkaars mogelijkheden.” Hij haalt het volgende voorbeeld aan ter illustratie: “Bij een dit jaar gestart onderzoek verhuisde een verdachte al snel naar Duitsland. Dat was verdacht en wij wilden hem goed blijven volgen, tappen ook. In Duitsland gaat dat anders dan bij ons: zij moeten live tappen en als er niets relevants bovenkomt dan zijn zij verplicht te stoppen. Wij nemen voor een bepaalde periode op en luisteren daarna uit. Elke manier van werken heeft z’n waarde. Je moet dan niet alleen rechtshulpverzoeken over en weer zitten te sturen, maar met elkaar om tafel over wat we met elkaar willen bereiken en wie wat kan oppakken.” Ook de Duitse politiechefs onderstrepen het belang van afstemming middels parallelonderzoek. In algemene zin wordt door alle geïnterviewde recherchechefs in Duitsland geproblematiseerd dat Nederlandse rechtshulp al snel als een justitiële kwestie wordt gezien en in Duitsland in mindere mate. Dit kan aanleiding geven tot strubbelingen omdat hierdoor noodzakelijk wordt om ook de Duitse Staatsanwalt te betrekken. De politiechef van Mönchengladbach geeft hierover aan dat er bij de politiediensten meer de neiging bestaat om de mogelijkheden van de verdragen te benutten, ook al omdat rechtshulp veel arbeidsintensiever is en lang niet altijd resultaat oplevert; de rechtshulp is in die zin vaak een bron van frustratie. De Nederlandse rechercheurs herkennen deze frustratie en voelen deze ook zelf. Uit het groepsinterview met de recherchechefs: “Het rechtshulpverzoek zou een sluitstuk moeten blijven. Zo veel mogelijk moet informeel kunnen worden afgestemd, maar dat is nu niet het geval.” Belang van vooroverleg Een breed gedragen ambitie onder recherchechefs van Limburg-Noord is dat er over en weer geen zwaardere rechtshulpverzoeken worden uitgezet zonder dat er vooroverleg is geweest over mogelijkheden van inzet. “Het zomaar over de schutting schieten van een rechtshulpverzoek werkt niet”, aldus een van de recherche chefs. De organisatie van dit type vooroverleg is recentelijk richting Duitsland uitgekristalliseerd in de vorm van een tweemaandelijks recherchechef overleg waarbij de chef regionale recherche van Limburg-Noord op strategisch niveau overleg heeft met de recherchechefs van de aangrenzende Duitse Kreisen. Richting de aangrenzende Belgische zones is er geen vergelijkbaar strategisch overleg op chef-niveau, maar wel op operationeel niveau, waarbij in de praktijk blijkt dat de operationele uitwisseling evengoed functioneert als forum om strategische informatie uit te wisselen. Naast de uitwisseling van informatie in deze fora, blijft een zeer belangrijk deel van de afstemmingscontacten tussen LimburgNoord, België en Duitsland verlopen via de twee rechercheurs van de regionale 92
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 108
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
recherche van Limburg-Noord die specifiek zijn vrijgemaakt voor de afhandeling (coördinatie en uitvoering) van rechtshulpverzoeken op het gebied van zwacri (en hun chef). Zoals eerder al werd aangegeven, verlopen deze gesprekken over afstemming van opsporingsactiviteiten niet altijd gemakkelijk. Zowel van Belgische zijde als van Duitse zijde is er meerdere malen onvrede geuit over de in hun ogen beperkte mate waarin het korps Limburg-Noord in staat is om verzoeken om recherchewerk op te pakken. In meer algemene zin heeft de onvrede in België zelfs tot een crisisoverleg geleid in Brussel, waar op het niveau van de betrokken ministers is gesproken over de onvrede van Belgische zijde over de wijze waarop Nederlandbreed gereageerd wordt op rechtshulp en de afwijzende houding om tot gemeenschappelijke onderzoeken te komen.178 Ook is er een bijeenkomst van de divisieleiding met collega’s van Mönchengladbach geweest, waarbij werd besproken wat lastige zaken waren bij samenwerking en rechtshulpverzoeken. Kern van de problemen is volgens de recherchechefs dat er slechts een beperkte mogelijkheid is om bij het huidige prioriteringsbeleid aan te sturen op de uitvoering van onderzoeken die primair het belang van Duitsland of België zouden dienen of die goed zouden zijn om op te pakken vanwege het opbouwen van een gezamenlijke informatiepositie. De sturing op het meenemen van inter nationale componenten bij de keuze voor rechercheonderzoeken in LimburgNoord vindt, net als in alle andere korpsen van Nederland, vooral impliciet plaats, door de focus op bepaalde typen delicten. Een uitzondering hierop vormt het project Hektor van Limburg-Noord waarbij expliciet gestuurd op het kiezen van onderzoeksrichtingen die raken aan in het bijzonder Duitsland. Bij alle andere rechercheonderzoeken van Limburg-Noord speelt de aan- of afwezigheid van een internationale component evenwel geen rol bij de weging van zaken: er wordt geïnvesteerd in opsporing op zaken waarbij wordt vastgesteld dat deze met voorrang aandacht moeten krijgen vanuit regionaal (Limburg- Noord) belang; een mogelijke link met het buitenland – welk land dan ook – is achtergrond informatie en geen informatie waarop gestuurd wordt.179 Deze insteek is een andere dan in Duitsland, waar men bij opsporing het opportuniteitsbeginsel in plaats van het legaliteitsbeginsel hanteert, wat in grote lijnen betekent dat men in Duitsland alle aanwijzingen voor strafbare feiten moet oppakken terwijl men in Nederland keuzes maakt in waar men wel of niet op inzet. Daarnaast zijn de eisen die aan de beschikbare bewijzen worden gesteld voor het opstarten van een onderzoek in Duitsland minder streng dan in Nederland. Het is denkbaar dat hierdoor niet alle verzoeken die men aan korps Limburg178
179
Dit heeft geleid tot de formatie van een team van 15 rechercheurs en een financieel specialist ondergebracht bij de Bovenregionale recherche zuid Nederland dat zelfstandig maar samen met de politieregio’s van Nederland en België specifiek de grensoverschrijdende vermogens delicten moet gaan aanpakken (Bron: artikel ‘Onbegrensde boevenjacht’, d.d. 13 november 2009 in Limburg XL). Groepsgesprek recherchechefs, d.d. 2 april 2010.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 109
93
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Noord zou willen doen daadwerkelijk worden ingediend, omdat men van tevoren weet dat niet alles zal worden opgepakt. Bovendien is het mogelijk dat andere partijen minder snel bereid zullen zijn mee te werken aan een parallel onderzoek op verzoek van Limburg-Noord wanneer regelmatig verzoeken de andere kant op zijn afgeketst.
4.3.3. Afhandeling van binnenkomende justitiële rechtshulpverzoeken van Duitsland en België In de nu volgende paragraaf kijken we in het bijzonder naar de wijze waarop het korps Limburg-Noord te maken heeft met justitiële rechtshulpverzoeken vanuit België en Duitsland en of zij in staat is geweest daar goede opvolging aan te geven. Bij rechtshulp kan, zoals eerder al is aangegeven, onderscheid gemaakt worden tussen politiële rechtshulp en justitiële rechtshulp. Bij justitiële rechtshulp gaat het om informatie waarvoor tussenkomst van justitie nodig is om deze te verkrijgen.180 Het gaat hierbij om zaken waarbij de inzet van dwangmiddelen nodig is om de informatie te verkrijgen, zoals een doorzoeking of een de plaatsing van een telefoontap, en ook om informatievergaring waarbij tussenkomst van de justitiële autoriteiten vereist is, zoals bij het achterhalen van de tenaamgestelde van een rekeningnummer. In zulke gevallen wordt gesproken van een justitieel rechtshulpverzoek. Wanneer een ander land een dergelijk rechtshulpverzoek heeft voor korps Limburg-Noord, komt dit in principe altijd binnen bij het IRC-Zuid. Vervolgens wordt het verzoek ingeboekt in LURIS en wordt een kwaliteitscontrole gedaan om na te gaan of het verzoek aan de juridische eisen voldoet.181 Daarna wordt beoordeeld of er in het verzoek wel of niet wordt gevraagd om gebruik van dwang middelen. Indien dit het geval is, gaat het verzoek eerst nog langs justitie alvorens het verder in behandeling wordt genomen. Enkele jaren geleden, in 2006, werd door het korps Limburg-Noord een onder zoek uitgevoerd naar de afhandeling van rechtshulpverzoeken in het korps, zowel politieel als justitieel, als inkomend en uitgaand.182 Als probleemstelling voor het 180
181
182
Al het justitieel rechtshulpverkeer waarbij sprake is van bijstand wordt in Nederland geschaard onder de noemer ‘kleine rechtshulp.’ Logischerwijs is er dus ook sprake van ‘grote rechtshulp.’ Daaronder wordt overlevering en uitlevering begrepen, overdracht van strafvervolging, zaken in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) en de behandeling van Europese Arrestatiebevelen (EAB). De focus in dit onderzoek ligt op het onderzoeken van de omgang met kleine rechtshulp omdat bij het oppakken van deze rechtshulp er primair een uitvoeringstaak ligt bij de politie (waar deze bij grote rechtshulp bij justitie ligt). Zo wordt in de eerste plaats gecontroleerd of het feit waar de rechtshulp wordt gevraagd ook in Nederland strafbaar is. Alleen wanneer dit het geval is, moet men aan het verzoek voldoen. In alle andere gevallen is men hier niet toe verplicht. Faber, J.W. (2006). Transparantie in de behandeling van internationale rechtshulp. Apeldoorn: Politieacademie.
94
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 110
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
onderzoek gold de vaststelling dat de inkomende en uitgaande politiële en justitiële rechtshulp binnen het korps niet of ten dele voldoet aan het landelijk kader van afspraken over de afhandeling van rechtshulpverzoeken. “Hierdoor ontstaat een onwetmatige situatie en kan het korps onvoldoende gegevens ter beschikking stellen over aantallen verzoeken van rechtshulp, zowel inkomend als uitgaand, alsmede met betrekking tot de responsiviteit en doorlooptijden van in behandeling genomen rechtshulpverzoeken.” In het landelijk kader was echter duidelijk als resultaatafspraak opgenomen dat internationale rechtshulpverzoeken moeten worden geregistreerd en dat deze tijdig en adequaat in behandeling moeten worden genomen. “Om dit te bereiken geldt het volgende: Er wordt gewerkt volgens de geldende procesbeschrijvingen voor inkomende kleine rechtshulp en het invoer protocol LURIS; Er wordt inzicht gegeven in de doorlooptijden/behandeltijden van rechtshulpverzoeken en op basis hiervan worden mogelijke streefwaarden ontwikkeld voor de periode na 2007.” Gezien de relevantie vanuit wetmatigheid, maar ook vanuit bedrijfsvoeringtechnisch oogpunt werd door de korpsleiding en de chef van de regionale recherche onderzoek en agendering van het onderwerp geïnitieerd. Met het onderzoek en het daaruit voortkomende advies wilde men bereiken dat “een binnen de regio Limburg-Noord een eenduidige intake, veredeling, uitvoering en afhandeling van internationale rechtshulp plaatsvindt, zodat: 1. wordt voldaan aan de afspraken met het openbaar ministerie (registratie en gebruik IRC); 2. kan worden gestuurd op responsiviteit en doorlooptijd van inkomende rechtshulp; 3. inzicht wordt gegenereerd over de benodigde capaciteit in kader van behandeling van deze rechtshulpverzoeken.” Bovendien, zo geeft men aan, “zijn de effecten van de grens ligging voor het korps Limburg-Noord dagelijks merkbaar. Van belang is om deze subjectieve werklast objectiveerbaar te maken. Het is dus belangrijk om de hoeveelheid aan rechtshulpverzoeken en het werk dat hieruit voortkomt in beeld te brengen. Met deze gegevens kan aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de uitzonderingspositie van het korps worden aangetoond.” Het advies dat op basis van het voornoemde onderzoek werd uitgewerkt is – volgens de coördinator Internationale Betrekkingen – geagendeerd en besproken in het korpsmanagementteam.183 Van sturing op verandering binnen het korps is in de jaren erna evenwel geen sprake geweest. Er zijn geen actielijnen uitgezet en ook zijn er geen ontwikkelingen gemonitord. Verder bieden de nieuwe ‘basisvoorziening’-registratiesystemen van de politie geen meerwaarde in het ontsluiten van informatie over (de afhandeling van) rechtshulpverzoeken. Zo valt uit de Basisvoorziening Capaciteitsmanagement (BVCM) geen informatie te halen waarmee in kaart kan worden gebracht hoeveel tijd in de regio wordt besteedt aan de afhandeling van rechtshulpverzoeken. En ook in de nieuwe registratiesystemen 183
Zie ook de brief van de ‘Werkgroep Internationale rechtshulp’ gericht aan het Regionaal Managementteam van het korps Limburg-Noord, d.d. 9 februari 2007, met als onderwerp: ‘Het advies ‘Transparantie in de behandeling van internationale rechtshulp’.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 111
95
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
BVH (Basisvoorziening handhaving) en BVO (Basisvoorziening Opsporing) is het moeilijk om informatie over rechtshulpverzoeken kwijt te kunnen en terug te vinden: er worden verschillende codes gehanteerd om informatie onder weg te schrijven; op steeds weer andere manieren.184 Wel is het IRC-Zuid in de afgelopen jaren meer informatie gaan vastleggen over onder andere de doorlooptijden van de verzoeken met betrekking tot middelzware en zware criminaliteit en werd samen met de zuid-zes regio’s een onderzoek geïnitieerd naar de meetbaarheid van de impact van de grensligging.185 Daarnaast kan worden vastgesteld dat het IRC zich dusdanig heeft gepositioneerd dat het aannemelijk mag worden geacht dat in- en uitgaande juridische rechtshulpverzoeken inderdaad nu allemaal via het IRC lopen. In alle interviews met rechercheurs en recherchechefs blijkt duidelijk dat “tussen de oren zit” dat men zo gauw als zicht is op vervolgingsmogelijkheden het meer informele, directe pad van politie-informatie-uitwisseling moet verlaten en zaken enkel nog via het IRC moet laten lopen. Informatie die is voortgekomen uit politiële rechtshulp mag immers niet gebruikt in een strafdossier. Aantal en aard van de juridische rechtshulpverzoeken In de onderstaande overzichten is te zien dat de buurlanden een meer dan gemiddeld aantal rechtshulpverzoeken bij Limburg-Noord indienen dan andere landen. Daarbij suggereert het rechtshulpverkeer een intensievere samenwerking met Duitsland dan met België. In het jaar 2008 is 57% van de (94) inkomende rechtshulpverzoeken afkomstig uit Duitsland en 26% uit België. Het aandeel Duitse rechtshulpverzoeken is hiermee wat gestegen ten opzichte van 2007. Toen was ongeveer 46% (45 van de 97) rechtshulpverzoeken afkomstig uit Duitsland. Het aandeel Belgische rechtshulpverzoeken was in dat jaar (27%) nagenoeg gelijk aan het aandeel in 2008.
184
185
In BVO kan een deel van de aantekeningen met betrekking tot rechtshulpverzoeken teruggevonden worden door te zoeken op combinaties met de code RHV (bijvoorbeeld met de zoekterm *RHV*). Bij het gezamenlijk met een van de onderzoeksleiders doorlopen van de aantekeningen in het systeem blijkt echter dat veel informatie ook niet op deze wijze vindbaar. Er is in ieder geval onzekerheid over de compleetheid ervan. Daarbij wordt BVO enkel gevoed door de daartoe geautoriseerde rechercheurs van de regionale recherche; de rechercheurs op districtsniveau registreren niet in BVO. J. Moors, M. Jans en C. Fijnaut (2009). Grensregioproblematiek in het BVS. Beschouwing over de onderzoekbaarheid van werklastindicatoren. Tilburg: Tilburg University/IVA Tilburg.
96
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 112
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
Tabel 4.3. Inkomende rechtshulpverzoeken naar delicttype en verzoekend land (2007) Delicttype
Totaal aantal (%)
Verdovende middelen Fraude en oplichting Skimmen Diefstallen Overvallen Moord en doodslag Overige Totaal
22 23 5 6 1 9 33 99
(23%) (24%) (5%) (6%) (1%) (9%) (32%) (100%)
Uit Duitsland (%) 17 (38%) 10 (22%) 5 (11%) 4 (9%) 4 (9%) 5 (11%) 45 (100%)
Uit België (%) 1 (4%) 6 (23%) 1 (1%) 4 (15%) 14 (54%) 26 (100%)
Uit overige landen (%) 4 (15%) 7 (27%) 2 (8%) 1 (6%) 14 (54%) 28 (100%)
Bij ‘fraude en oplichting’ gaat het ook om delicten als ‘verduistering’ en ‘valsheid in geschriften’. ‘Skimmen’ of ‘pinpasfraude’ is echter niet bij deze categorie ondergebracht, maar betreft een afzonderlijke categorie. Bij ‘diefstallen’ gaat het ook om diefstal van voertuigen of landingdiefstallen.
Tabel 4.4. Inkomende rechtshulpverzoeken naar delicttype en verzoekend land (2008) Delicttype Verdovende middelen Fraude en oplichting Skimmen Diefstallen Overvallen Moord en doodslag Overige Totaal
Totaal aantal (%)
28 14 4 16 6 1 25 94
(30%) (15%) (4%) (17%) (6%) (1%) (27%) (100%)
Uit Duitsland (%) 17 (31%) 9 (17%) 4 (7%) 9 (17%) 3 (6%) 1 (2%) 11 (20%) 54 (100%)
Uit België (%) 6 (25%) 1 (4%) 3 (13%) 3 (13%) 11 (46%) 24 (100%)
Uit overige landen (%) 5 4 4 3 16
(31%) (25%) (25%)
(19%) (100%)
Bij ‘fraude en oplichting’ gaat het ook om delicten als ‘verduistering’ en ‘valsheid in geschriften’. ‘Skimmen’ of ‘pinpasfraude’ is echter niet bij deze categorie ondergebracht, maar betreft een afzonderlijke categorie. Bij ‘diefstallen’ gaat het ook om diefstal van voertuigen of landingdiefstallen.
De inkomende rechtshulp concentreert zich in 2008 voornamelijk rondom verdovende middelen, diefstallen, fraude en oplichting en overvallen. Hoewel we dit patroon tevens terugzien in 2007, is in dat jaar de concentratie rondom diefstallen minder nadrukkelijk en zien we geen concentratie rondom overvallen. Wel zien we in dat jaar relatief veel inkomende rechtshulp rondom moord en doodslag. Daarnaast is in bovenstaande tabellen te zien dat de aard van de inkomende rechtshulp uit Duitsland enigszins verschilt met die uit België. In de verzoeken vanuit België zien we een minder sterke concentratie rondom verdovende middelen dan in de Duitse verzoeken te zien is. Bovendien is opvallend dat alle verzoeken die te maken hebben met skimmen, uit Duitsland afkomstig zijn. Daarnaast is te zien dat relatief veel van de Belgische verzoeken in de restcategorie vallen. In 2007 hebben vijf van de verzoeken uit deze categorie betrekking op doorrijden na een ongeval en vier verzoeken op inbraak. In 2008 zien we de Belgische verzoeken Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 113
97
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
uit de restcategorie echter niet geconcentreerd rondom deze delicten. Daar zijn ze verspreid over veel verschillende delictcategorieën (steeds maar 1 of maximaal 2 verzoeken die betrekking hebben op hetzelfde delict). Gevraagde rechtshandelingen per delicttype Samen met de liaison van het IRC werden ten behoeve van dit onderzoek alle inkomende rechtshulpverzoeken van het jaar 2008 met betrekking tot middelzware en zware criminaliteit gecategoriseerd naar omvang van het werk voor het IRC en het korps Limburg-Noord (zie Tabel 4.2). Dit is gedaan aan de hand van een Exceloverzicht dat door het IRC zelf de afgelopen jaren is opgebouwd. Na registratie in LURIS worden alle verzoeken die betrekking hebben op middelzware of zware criminaliteit ingevoerd in dit Exceloverzicht met daarin relevante informatie over het verzoek: verzoekende instantie of land, datum binnenkomst, delict waar het verzoek betrekking op heeft, gevraagde verzoekonderdelen en het arrondissement waar het verzoek is uitgezet. Het merendeel van de verzoeken in dit overzicht is justitieel van aard; alleen in enkele voorkomende gevallen neemt het IRC soms ook politiële rechtshulp verzoeken mee in het overzicht daar waar deze naar inschatting van betrokkenen op een later moment kunnen gaan leiden tot justitiële rechtshulp. In een aantal gevallen kan de verbindingsofficier het verzoek zelf afhandelen186, en hoeft het korps zelf geen activiteiten te verrichten. Bij andere verzoeken is wel hulp van het korps nodig. De verbindingsofficier kijkt dan zelf welke afdeling van het korps hij hiervoor het beste kan benaderen. Bij de meeste zwacri zaken wordt de regionale recherche benaderd en in een aantal gevallen de districtelijke recherche. Verder kan het zijn dat de hulp van specifieke rechercheclusters nodig is (zoals het IBGW, BFO of FIOD). Wanneer alle informatie gebundeld is, wordt deze via het IRC naar de vragende partij teruggezonden. Samen met de verbindingsofficier van het IRC werden alle verzoeken van 2008 nagelopen en vervolgens ingedeeld naar vijf categorieën. – Categorie 1 is daarbij gedefinieerd als de minimale variant. Dit is een rechtshulpverzoek met één verzoekonderdeel dat door de verbindingsofficier van het IRC zelf kan worden opgepakt en dat deze officier in ongeveer 30 tot 40 minuten heeft kunnen afdoen. Dit zijn bijvoorbeeld vragen om telefoon nummers in het kader van Duitse of Belgische onderzoeken. – Categorie 2 omvat eveneens enkel werk voor de verbindingsofficier van het IRC, maar hierbij ging het om meerdere acties per verzoek en besloeg de uitvoering ervan ongeveer een uur werk voor het IRC.
186
De verbindingsofficier kan in een aantal gevallen het verzoek ook afhandelen wanneer er bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) moeten worden ingezet. Zo kan hij zelf zorgen voor de doorgeleiding van taps of het opvragen van bankgegevens.
98
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 114
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
– Categorie 3 vervolgens is omschreven als “een door te zetten vraag, waarbij politie-inzet nodig is”. Veelal gaat het hierbij om het verhoren van een enkele verdachte, zo geeft de verbindingsofficier aan. Deze verzoeken worden veelal bij de basiseenheden uitgezet en omvatten per verzoek meestal ongeveer 1 dag werk voor het korps, alles inclusief: voorbereiding, uitvoering en rapportage. – Categorie 4 betreft een rechtshulpverzoek met meerdere verzoekonderdelen. Het gaat bij deze vierde categorie om de uitvoering van complexere acties zoals het opvragen en beoordelen van camerabeelden, het onderzoeken van bankgegevens van een verdachte, de uitvoering van doorzoekingen, afname van DNA etc. Bij de categorie 4 zaken is de activiteit ‘doorzoeking’ datgene dat de meeste inzet vraagt. Bij een doorzoeking en aanhouding zijn minimaal 12 personen betrokken, maar bij het doorzoeken van meerdere plaatsen tegelijk soms ook wel 25 personen. Er wordt gewerkt met draaiboeken, er is overleg, doorzoeking en aanhoudingen kosten tijd, vervolgens pakt de hulpofficier de voorgeleiding op, worden de verhoren uitgevoerd en de pv’s opgemaakt. Het IRC is bij deze verzoeken meestal zo’n 2 tot 3 uur bezig met regelwerk en administratief werk, veelal verspreid over een periode van 3 weken tijd. De omvang van het werk dat anderen – het regiokorps Limburg-Noord en betrokken justitiemedewerkers – in het kader van de vraag verrichten varieert. Als voorbeeld wordt genoemd een zaak waarbij een Duitser met een gestolen pas in Nederland heeft gepind: bankgegevens moeten worden gevorderd, banken moeten geïnstrueerd worden om bepaalde camerabeelden te bewaren, er moet een brief worden opgemaakt aan de officier van justitie met bericht van wat moet worden gevorderd, vervolgens moeten de banken worden bezocht voor persoonlijke overdracht van camerabeelden waarna deze worden overgedragen aan de Duitse collega’s (komen het halen bij het IRC). – Categorie 5 vragen zijn meerdere opeenvolgende rechtshulpverzoeken wat veelal ook leidt tot of parallel loopt aan Nederlands onderzoek. – De Europese Aanhoudings Bevelen (EAB) ten slotte is een “klasse apart”, zo geeft de verbindingsofficier van het IRC aan: “dit is veel geregel en gedril tussen landen omdat snelheid van belang is.”Het gaat hierbij bijvoorbeeld om aanhouding van een persoon op Schiphol waarbij het IRC kort sluit met KMar op Schiphol wanneer de persoon naar Nederland komt, er stukken vertaald moeten worden, de transportgroep van het parket naar Schiphol moet, een arrestatieteam moet worden geregeld en een eventuele overnachting voor agenten als ze niet op tijd terug zijn in Limburg.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 115
99
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Tabel 4.5. Inkomende rechtshulpverzoeken per categorie en Europese aanhoudingsbevelen uit 2008 voor korps Limburg-Noord Categorie rechtshulp 1: Alleen werk voor IRC, 1 vraag
Totaal
Duitsland België
Overig
12
7
5
0
2: Alleen werk voor IRC, meer vragen in 1 verzoek
2
1
1
0
3: Werk voor IRC én korps Limburg-Noord, 1 vraag
32
16
8
8
4: Werk voor IRC én korps Limburg-Noord , meerdere vragen
41
24
9
8
5: Rechtshulpverzoeken die passen in een langduriger traject van uitwisseling van rechtshulpverzoeken in het kader van een langer lopend onderzoek Totaal Europese aanhoudingsbevelen
7 94 17
6 54 3
1 24 2
0 16 12
Bij de inkomende rechtshulpverzoeken gaat het alleen om de zaken die in het eerder genoemde Exceloverzicht staan. Het betreft dus in principe alleen de verzoeken die betrekking hebben op midden- en zware criminaliteit. De rechtshulpverzoeken uit de eerste categorie die door de verbindings ambtenaar van het IRC worden afgehandeld, omvatte veelal vragen om inlichtingen (6 van de 12 verzoeken), naam- en adresgegevens (1 verzoek), en de verstrekking van foto’s (2 verzoeken). Daarnaast werd eenmaal gevraagd om de identificatie van een getuige of verdachte en werd tweemaal spontaan informatie verstrekt (eenmaal vanuit Duitsland en eenmaal vanuit België). De helft van de inkomende rechtshulpverzoeken uit deze categorie had betrekking op delicten gerelateerd aan verdovende middelen, en een kwart had betrekking op diefstallen.187 Vragen uit de tweede categorie, zijn soortgelijk van aard als vragen uit de eerste categorie (betreffen over het algemeen ook verzoeken om inlichtingen), maar zijn uitgebreider omdat ze meerdere vragen bevatten. Ook deze verzoeken worden door de verbindingsambtenaar van het IRC afgehandeld. De twee verzoeken van deze categorie die in het jaar 2008 binnenkwamen, hadden betrekking op respectievelijk een overval en verdovende middelen. Bij de verzoeken uit de derde, vierde en vijfde categorie was bij de afhandeling naast de verbindingsambtenaar ook van politiekorps Limburg-Noord inzet nodig. In totaal vielen 24 van de inkomende rechtshulpverzoeken in de derde categorie. In 14 (ruim de helft) van deze verzoeken werd om een verhoor verzocht. Daarnaast hadden 3 van de 24 verzoeken betrekking op een vraag om inlichtingen. In twee andere verzoeken werd dossierinformatie opgevraagd. De vijf overige verzoeken waren zeer verschillend van aard.188 Van de 24 verzoeken hadden er 4 betrekking op delicten op het gebied van verdovende middelen (de helft uit 187
188
De overige drie verzoeken hadden betrekking op respectievelijk: mogelijke zelfdoding, vaststelling identiteit en kinderverwaarlozing. Het ging hierbij om het overbrengen van een gedetineerde getuige, het opvragen van stukken van het Nederlands Forensisch Instituut, onderzoek notaris, kennisgeving en ovs.
100
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 116
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
Duitsland en de helft uit België). Ongeveer een derde (7) van de verzoeken hadden betrekking op delicten gerelateerd aan fraude (fraude, oplichting of witwassen). Hierbij is opvallend dat op één na (een verzoek omtrent witwassen) alle verzoeken op dit gebied uit Duitsland afkomstig zijn. Daarnaast hadden nog 4 verzoeken (waarvan 3 uit Duitsland) betrekking op diefstallen (waaronder autodiefstal), 4 verzoeken (waarvan 3 uit België) op geweld en 2 verzoeken (allen uit België) op verkeerszaken (zoals doorrijden na een ongeval). De resterende drie verzoeken hadden betrekking op meineed, belediging en phishing. Bij de verzoeken uit de vierde en vijfde categorie zijn over het algemeen meerdere verzoekonderdelen gevraagd die (gedeeltelijk of allemaal) uitgevoerd dienden te worden door het korps Limburg-Noord. In het overzicht dat het IRC maakt, staan echter niet altijd alle verzoekonderdelen gemeld. Dit betekent dat het beeld dat op basis van dit overzicht kan worden geschetst over dergelijke inkomende rechtshulpverzoeken niet compleet zal zijn. Het valt echter wel op dat de verzoekonderdelen uit de laatstgenoemde categorieën anders zijn dan de verzoekonderdelen die in we in de eerste drie categorieën tegenkwamen. Bij de verzoeken uit de vierde categorie (33 stuks uit Duitsland en België) zien we dat ook regelmatig gevraagd wordt om verhoren (5 maal). Echter, ditmaal komt het verhoor altijd voor in combinatie met een ander verzoekonderdeel. Het vaakste worden camerabeelden opgevraagd (8 verzoeken), meestal in het kader van verzoek omtrent skimmen of diefstal. Opvallend hierbij is dat alleen Duitsland om camerabeelden heeft gevraagd. Een verzoekonderdeel dat tevens regelmatig voorkwam en waarvan de afhandeling erg veel tijd kost, is de doorzoeking. Deze is in 2008 vier maal gevraagd, waarvan 2 maal in combinatie met een verhoor. Drie van de verzoeken om een doorzoeking kwamen uit Duitsland, waarvan twee te maken hadden met het niet betalen van alimentatie (wat in Duitsland een misdrijf is). Vijfmaal werd gevraagd om overdracht, en indien nodig ook het vergaren, van (gegevens over) dna, dactylografische gegevens en sporen. Tweemaal kwam dit verzoek uit België en drie maal uit Duitsland. Daarnaast werd door Duitsland tweemaal verzocht om een observatie en twee maal om overdracht van in beslag genomen goederen. Driemaal kwam er een verzoek binnen (waarvan 2 maal uit Duitsland) om dossierinformatie of inlichtingen. Verder werd zowel door Duitsland als door België éénmaal verzocht om bankgegevens te leveren. In de drie resterende Belgische verzoeken wordt gevraagd om de doorgeleiding van taps, het in beslag nemen van een PC en een print in combinatie met een verhoor. Bij de drie resterende Duitse verzoeken is het wel duidelijk dat om meerdere zaken werd gevraagd, maar is niet nader gespecificeerd wat er precies werd gevraagd (zo staat er tweemaal ‘diverse’ en eenmaal ‘verhoor en onderzoek’). De meeste Duitse en Belgische verzoeken uit de vierde categorie hadden betrekking op delicten op het gebied van verdovende middelen (7 verzoeken, waarvan 5 uit Duitsland). Verder blijken 5 van de 33 verzoeken (allen uit Duitsland) betrekking te hebben op diefstal. In 4 van de 33 verzoeken gaat het om fraude en in 4 verzoeken om skimmen. Hierbij is opvallend dat, op één verzoek na, al deze Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 117
101
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
verzoeken uit Duitsland afkomstig zijn. Verder hebben nog 3 verzoeken betrekking op overvallen (waarvan er 2 uit België komen) en 3 verzoeken op inbraken (waarvan er eveneens 2 uit België afkomstig zijn). De 2 resterende Belgische verzoeken hebben beiden betrekking op zeden. Van de 5 resterende Duitse verzoeken hebben er 2 betrekking op alimentatie, 1 op doorrijden na een ongeval en 1 op moord of doodslag. Van het laatste Duitse verzoek is niet bekend waarop deze betrekking heeft, omdat daar (waarschijnlijk abusievelijk) ‘observatie’ staat ingevuld en dit geen delict is. Ten slotte is uit de gegevens op te maken dat twee Duitse verzoeken (waarin om inlichtingen, om dactylografische gegevens, een foto en een proces verbaal is gevraagd) aan elkaar gerelateerd zijn. In het overzicht staat namelijk dezelfde subjectnaam en dezelfde delictcategorie vermeld. Tussen de andere verzoeken kunnen geen verbanden worden gelegd. Steeds is namelijk sprake van andere subjectnamen en er zijn ook geen onderzoeksnamen aan de verzoeken gekoppeld. Bij de zeven verzoeken uit de vijfde categorie is over het algemeen sprake van een langduriger traject van uitwisseling van rechtshulpverzoeken in het kader van langer lopend onderzoek. Een van deze verzoeken is afkomstig uit België, de overige 6 verzoeken komen uit Duitsland. Aan 5 van de 7 verzoeken is een onderzoek van de regionale recherche gekoppeld. Al deze onderzoeken hebben betrekking op verdovende middelen. In het kader van één van deze onderzoeken, zijn door Duitsland drie afzonderlijke rechtshulpverzoeken ingediend. Hierin werd onder andere verzocht om het doen van meerdere doorzoekingen, een verhoor, een observatie en een telefoontap. Bij de afhandeling van deze drie verzoeken was dus veel politie-inzet nodig. Een ander verzoek uit Duitsland is ook gekoppeld aan een verdovende middelenonderzoek van de regionale recherche. Hierbij werd gevraagd om ‘telefoon en horeca’189. Ook het verzoek uit België is gekoppeld aan een dergelijk onderzoek van de Noord-Limburgse regionale recherche. Hierin werd verzocht om een observatie en het plaatsen van een peilbaken. De twee resterende verzoeken uit Duitsland zijn zeer waarschijnlijk ook aan elkaar gerelateerd (omdat daarbij dezelfde subjectnamen zijn genoemd), maar is er geen onderzoeksnaam toegekend. Waarschijnlijk zijn deze twee verzoeken dan ook niet gekoppeld aan een onderzoek van de regionale recherche. De desbetreffende verzoeken hebben betrekking op een overval, en er wordt (onder andere) verzocht om een compositiefoto, een foto en adresgegevens. Tevens moet bij de verzoeken uit deze categorie worden opgemerkt, dat meestal sprake is van meerdere verzoekonderdelen, maar dat deze niet altijd allemaal vermeld zijn in het overzicht van het IRC.
189
Het is niet duidelijk wat hiermee wordt bedoeld.
102
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 118
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
Afhandeling van verzoeken Knelpunt bij verzoeken waarbij hulp van het korps Limburg-Noord wordt gevraagd, blijkt de termijn die nodig is voor afhandeling, zo kunnen we op grond van de eigen registratie van het IRC vaststellen. Verzoeken blijven soms lang liggen. In principe is – als korpsbeleid – de termijn gesteld om binnen vier weken na ontvangst het verzoek af te handelen.190 Omdat dit erg krap is, en zelden wordt gehaald, heeft men intern het streven om eenvoudige verzoeken binnen vier weken nadat het is uitgezet binnen het korps, af te handelen. Echter, zelfs bij relatief eenvoudige vragen die weinig tijd kosten om af te handelen (zoals een enkel verhoor) duurt het soms weken voordat de informatie bij het IRC terugkomt.191 Dit is ook terug te zien in de registratie van de rechtshulpverzoeken die betrekking hebben op de midden- en zware criminaliteit van het IRC-Zuid. Hiervoor zijn met name de verzoeken van de derde categorie interessant. Hiervan is namelijk bekend dat het afhandelen het korps ongeveer een dag kost. Van de 24 verzoeken uit Duitsland en België met deze kwalificatie, worden 9 binnen de gestelde termijn van vier weken afgehandeld en nog eens vier binnen de 2 tot 4 maanden. De overige 11 verzoeken worden pas na ongeveer een half jaar of langer afgehandeld, waarvan 7 pas na ongeveer een jaar. De vertraging zat in deze gevallen niet bij het IRC, omdat de desbetreffende verzoeken binnen een dag na ontvangst zijn doorgezet naar het korps.192 Wanneer het verzoek voor afhandeling in handen van het IRC blijft, zoals bij verzoeken van de eerste categorie het geval is, is de afhandelingstermijn over het algemeen korter. Van de 12 verzoeken uit Duitsland en België die in 2008 bij korps Limburg-Noord terechtkwamen, werden 7 verzoeken binnen de gestelde termijn van vier weken afgehandeld (zelfs binnen twee weken). Drie van de resterende verzoeken werden binnen 2 à 3 maanden afgehandeld. Echter, de overige twee verzoeken werden pas na ongeveer een jaar afgehandeld. De vertraagde rechtshulpverzoeken concentreren zich niet rondom specifieke delictsoorten of rondom specifieke verzoekonderdelen. De oorzaak van de vertraging zal dus in dit geval elders moeten worden gezocht.
190
191
192
Dit is – voor zover bekend bij de onderzoekers – niet vastgelegd in beleidsstukken. De rechtshulpverdragen en ook de nationale procedures kennen evenwel geen regelingen voor de termijn(en) waarop rechtshulpverzoeken moeten worden afgehandeld. Dit is te begrijpen vanuit het gegeven dat rechtshulpverzoeken op heel uiteenlopende kwesties betrekking kunnen hebben – gaande van verzoeken om een eenvoudige inlichting tot en met verzoeken om een tijdlang mee te werken aan een onderzoek – maar ook niet omdat een al te dwingende regeling van termijnen in de praktijk onbedoeld al snel kan werken als een vorm van ongepaste inmenging in het binnenlandse opsporingsbeleid van een andere lidstaat. Verbindingsofficier IRC-Zuid, liaison Limburg-Noord. De liaison geeft aan dat men bij het IRC als beleid aanhoudt dat een rechtshulpverzoek binnen drie dagen door het IRC moet zijn vastgelegd in Luris en in het eigen Exceloverzicht met weergave van wie het verzoek oppakt.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 119
103
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Tabel 4.6. Categorie 3 verzoeken uit Duitsland en België (2008) Nummer Verzoekende land Afhandelingstermijn Delict
Verzoekonderdeel
1 2 3
België België België
2-3 maanden 2-3 weken < 1 week
verhoor dossierinformatie kennisgeving
4 5 6 7 8 9 10 11
België België België België België Duitsland Duitsland Duitsland
+/- 1 jaar 2-3 maanden +/- 1 maand +/- 1 jaar < 1 week 5-6 maanden 5-6 maanden 1-2 weken
12 13
Duitsland Duitsland
+/- 1 jaar +/- 10 maanden
14
Duitsland
< 1 week
15 16 17 18 19 20 21
Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland
< 1 week +/- 1 jaar < 1 week 5-6 maanden 2-3 maanden 5-6 maanden 1-2 maanden
22 23 24
Duitsland Duitsland Duitsland
+/- 1 jaar < 1 week +/- 10 maanden
poging moord diefstal: voertuigen geweld: mishandeling geweld: schietpartij meineed vedomi vedomi witwassen belediging computerfraude diefstal diefstal diefstal: vervoer middel geweld: openlijk geweld oplichting oplichting oplichting oplichting oplichting phishing vedomi vedomi verkeersdelicten verkeersdelicten: doorrijden
dossierinformatie inlichtingen onderzoek notaris verhoor inlichtingen verhoor verhoor pv verhoor + stand van zaken verhoor verhoor inlichtingen ovs verhoor verhoor verhoor verhoor verhoor overbrenging gedet. Getuige verhoor stukken NFI verhoor
Een factor die mogelijk meespeelt in de vertraagde afhandeling van rechtshulpverzoeken, is het feit dat men bij het IRC niet automatisch geattendeerd wordt op het verstrijken van de gestelde afhandelingstermijn. Hoewel deze in het systeem kan worden ingevuld (zowel in LURIS als in het eerder genoemde Exceloverzicht), kan hier geen alarmeringsfunctie aan gekoppeld worden. De verbindingsofficier dient dus zelf het overzicht te houden en steeds de gestelde termijnen in de gaten te houden. Hierdoor kan niet worden vermeden dat het verstrijken van de afhandelingstermijn pas achteraf wordt opgemerkt. Er hebben – zover wij hebben kunnen achterhalen – op het niveau van het korpsmanegement en vanuit het IRC geen gesprekken plaatsgevonden met Duitse of Belgische collega’s waarin de soms langere termijn van afhandeling werd geproblematiseerd. Ook is er – het werd eerder al gezegd – geen beleidsvisie geformuleerd voor wat betreft het realiseren van verbeteringen op dit front. Verder zijn 104
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 120
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
er geen formele klachten bekend bij het korps die betrekking hebben op de kwalitatieve afhandeling van rechtshulpverzoeken vanuit Duitsland en België door politie Limburg-Noord. Wel geeft de liaison van het IRC aan dat het vaak wel wordt waargenomen wanneer er snelheid van werken is betracht en er tevredenheid was over het oppakken van verzoeken: er zijn verschillende dankbrieven van Rechters-commissarissen uit Duitsland ontvangen bij snel en goed werk.
4.3.4. Uitwisseling van politie-informatie In deze paragraaf kijken we in het bijzonder naar de politiële rechtshulp, oftewel de uitwisseling van politie-informatie tussen de politiediensten van LimburgNoord, Duitsland en België, zoals dat zonder tussenkomst van een officier van justitie of de rechter-commissaris plaats kan hebben. Dit betreft dus uitwisseling van informatie die niet gebruikt wordt als bewijsvoering in een strafzaak, maar die als doel dient de aard van criminaliteit te duiden of om persoonsgegevens compleet krijgen van verdachten, getuigen of anderszins betrokkenen bij delicten of overtredingen.193 Deze uitwisseling van informatie stelt een ander land in staat om te bepalen of er reden is voor (verdere) opsporingsactiviteiten. Daarbij gaat het eerst en vooral om informatie uit politieregisters of uit andere, al dan niet openbare, registratiesystemen (bijvoorbeeld het Kentekenregister, de bevolking sadministratie, het register van de Kamer van Koophandel). Het kan echter ook foto’s, dactyloscopische gegevens of sporenmateriaal betreffen. De verdrags rechterlijke ruimte voor uitwisseling van dit type informatie is gecreëerd met Het Benelux-verdrag inzake politiesamenwerking, het Verdrag van Enschede, het Verdrag van Prüm en het Europese Kaderbesluit inzake informatie-uitwisseling. Daarmee zijn de randvoorwaarden voor uitwisseling helder. In deze paragraaf wordt nagegaan hoe deze ruimte wordt benut. In het eerder genoemde onderzoek van Faber (2006) wordt over de registratie van de uitwisseling van politie-informatie vermeld: “Over deze vorm van rechtshulp kunnen we kort zijn. Van registratie, volgens afspraak, is hier nauwelijks sprake. De verantwoordelijkheid voor de afhandeling ligt hier bij de verschillende onderdelen die politie informatie uitwisselen. Dit zijn binnen het korps Limburg-Noord zeer diverse groepen mensen. Enige sturing op een juiste afhandeling i.c. registratie is niet waargenomen.” Deze constatering is nog steeds actueel. Dagelijks zijn er telefoontjes over en weer tussen politiemedewerkers van het korps Limburg-Noord en collega’s van andere landen, maar op grond van de registratie ervan kan geen totaalbeeld worden opgebouwd. Als randvoorwaarde voor de uitwisseling van politie-informatie is dan wel vastgesteld dat deze altijd 193
Daar waar informatie-uitwisseling op politieniveau uiteindelijk zou leiden tot aanknopingspunten voor vervolg waarbij wel sprake is van een justitieel kader, bijvoorbeeld omdat machtsmiddelen ingezet worden voor verder informatievergaring, verandert de status van informatie-uitwisseling van politiële rechtshulp in justitiële rechtshulp.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 121
105
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
moet worden vastgelegd in de daarvoor bestemde systemen LURIS en EMMIESLI, maar in de praktijk blijkt dit niet altijd te gebeuren en dat – als er wordt geregistreerd – er in verschillende systemen (RBS, BVH, CORSA) en op verschillende wijzen wordt gewerkt.194 Vanuit de basiseenheden Middels een vragenlijst die werd uitgezet onder alle basiseenheden is geprobeerd enig zicht te krijgen op de uitwisseling van politie-informatie op het niveau van de districten en de wijkteams. Hieruit blijkt dat informatie uitwisseling met Duitse of Belgische collega’s onder deze medewerkers van het korps nauwelijks voorkomt. Ook de interviews bevestigen dit beeld. De contacten die er zijn met Duitsland en België – en waarlangs informatie-uitwisseling voornamelijk plaats heeft -, lopen via de personen die deelnemen aan gestructureerde overlegvormen met Duitse of Belgische collega’s en/of via de operationeel chefs van de basis eenheden. Het aantal telefoontjes van Duitse of Belgische collega’s om informatie met betrekking tot basale gegevens (rijbewijs, kentekenbewijs, verzekering van de auto, verblijfplaats) van Nederlanders in Duitsland/België of omgekeerd (politiepolitie informatieverstrekking), dat bij andere dan deze personen terechtkomt wordt door verschillende chefs als zeer beperkt getypeerd.195 Een van de operationeel chefs geeft aan verschillen te zien tussen LimburgNoord en Duitsland voor wat betreft de uitwisseling van politie-informatie. “Duitsers willen alles weten wat betrekking heeft op Duitsland. Hier wordt steeds afgewogen wat wordt doorgegeven. De houding: “Nice to know” zie ik niet zitten. Wij gaan uit van: wat moet de ander weten.” (..) “Contacten met België en Duitsland zijn ad hoc, naar aanleiding van incidenten. Als er geen actuele incidenten zijn wordt een lijst van plankzaken afgewerkt, waarbij de stuurgroep beslist welke voorrang krijgt. Er is geen bepaald gebied, niet in Nederland en ook niet erbuiten, waar veel mee wordt gewerkt of waar structureel contact mee is.”
194
195
Indien deze politiële rechtshulpverzoeken via IRC of EPICC binnenkomen zijn deze verzoeken in de daarvoor bestemde systemen geregistreerd. In geval van post of e-mail gericht aan het korps worden deze verzoeken ingeschreven in het algemene postinboeksysteem van het korps (CORSA) en behandeld door BRI-intake en vervolgens doorgestuurd naar een ‘afhandelaar’, afhankelijk van de aard van het verzoek. Verkeersdelicten worden meestal direct uitgezet bij de Basiseenheden. De overige verzoeken gaan meestal naar de bureaus werkvoorbereiding van de districten. Politiële rechtshulpverzoeken komen echter ook direct vanuit het buitenland binnen bij collegae van de regionale recherche of bij leden van de recherche op districtsniveau. Deze worden dan direct afgehandeld en worden dus niet geregistreerd, dan alleen in of BVO (regionale recherche) of BVH (recherche op districtsniveau). Verder komen deze verzoeken ook telefonisch binnen, vooral in de avond of nachtelijke uren bij de meldkamer. Aantekeningen met betrekking tot de afhandeling en over resultaten worden door de personen die de vraag hebben opgepakt ingevoerd in BVH (dit zijn dus medewerkers van de basiseenheden of van de bureaus werkvoorbereiding van de districten). Vragenlijst chefs basiseenheden: DIS Midden Limburg.
106
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 122
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
Wel wordt informatie over opgepakte personen vaak wel met elkaar gewisseld, zo geeft een van de wijkagenten aan, maar ook op dit punt geen sprake is van een structurele manier van werken. Daarbij merkt hij op dat Duitse collega’s het lastig vinden om informatie te vragen. “Vaak als ik er ben komen ze pas met zaken. Een jaar terug waren er verschillende overvalletjes net over de grens in Duitsland. Het waren waarschijnlijk drugsgebruikers. We hebben toen besloten om met ongeveer 8 man in burger te surveilleren in Limburg, zodat we samen alert konden zijn. Dat zijn informele afspraken”. Registratie van informatie-uitwisseling vanuit de districten verloopt on gestructureerd, maar wordt als deze wordt vastgelegd neergeschreven in BVH. Het is onmogelijk gebleken een inhoudelijk beeld te schetsen van de informatieuitwisseling zoals vastgelegd in BVH; de registratie van BVH wordt hier door de recherche zelf ook nooit voor gebruikt. Evaluatie van de contacten vindt niet plaats. Meldkamer en EPICC Vooral het EPICC en de meldkamer vangen veel rechtstreekse informatieverzoeken op, zo wordt ingeschat door de respondenten van de vragenlijst en door de geïnterviewde personen bij recherche en meldkamer. De meldkamer is daarbij vooral in beeld bij de meest urgente verzoeken vanwege het feit dat zij snel informatie kunnen leveren en ook buiten de kantooruren bereikbaar zijn. De centralist die de informatie verstrekt, registreert deze informatieverstrekking echter niet, waardoor we geen nader beeld kunnen geven van de exacte rol van de meldkamer als informatieverstrekker. Wat betreft het EPICC, is duidelijk dat dit centrum in een behoefte voorziet: in de afgelopen jaren is het totaal aantal informatie verzoeken dat via het EPICC liep, flink toegenomen. In 2007 werden er ongeveer 950 verzoeken per maand via het EPICC opgepakt; het jaar erop waren dat er al ruim 1350 en in 2009 lag het maandelijkse gemiddelde196 nog wat hoger: namelijk op ruim 1500 verzoeken. Dit is echter een totaal aantal en slechts een deel hiervan heeft betrekking op korps Limburg-Noord. De mate waarin het EPICC vragen afhandelt vanuit Duitsland en België die specifiek om raadpleging van de registratiesystemen van Limburg-Noord vragen, is helaas niet aan te geven op basis van de administratie van het EPICC. Er is alleen een totaal aantal weer te geven van alle ‘antwoorden’ die in Limburg-Noord gevonden werden. Dit zijn er maandelijks ongeveer 60.197 Voor wat betreft het aantal vragen dat LimburgNoord zelf uitzet via EPICC wordt dit geschat op zo’n 75 per maand.198 Het is onbekend op welke landen deze verzoeken betrekking hadden. Dit wordt niet door het EPICC bijgehouden. Vast staat evenwel dat het gaat om bevragingen binnen 198 196 197
Op basis van de gegevens tot en met juli 2009. Schatting op basis van het eerste kwartaaloverzicht van 2009 van het EPICC. Schatting op basis van de registratieoverzichten van EPICC voor de maand juli van 2009.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 123
107
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
de Euregio: vanuit EPICC kunnen immers enkel de Nederlandse, Duitse en Belgische systemen worden bevraagd.199 Ongeveer de helft van de bevragingen die bij het EPICC terecht komen heeft betrekking op kentekens. De andere helft heeft betrekking op personen. Ongeveer 73% van de kentekenbevragingen en 72% van de persoonsbevragingen wordt in de registratie van het EPICC getypeerd is “relatief eenvoudig”200. De overige bevragingen zijn complexer en omvatten meer nazoekwerk of het koppelen van informatie uit verschillende registratiesystemen. Rechercheafdelingen Zowel bij de rechercheurs die werkzaam zijn op het districtsniveau als bij hen die werkzaam zijn op het regionale niveau zijn het primair de recherchechefs en de daartoe aangewezen personen met een “internationale betrekkingen”-taak stelling die informatie uitwisselen met contactpersonen in Duitsland en België. Bij de recherchechefs gaat het daarbij meestal om contact met hun evenk nieën over de grens. Zowel deze recherchechefs als de twee rechercheurs van de regionale recherche van Limburg-Noord die specifiek zijn vrijgemaakt voor de afhandeling (coördinatie en uitvoering) van rechtshulpverzoeken wisselen met name informatie uit in de fase van voorverkenning van samenwerkingsmogelijkheden. De chef tactiek zegt hierover: “Informatie-uitwisseling met Duitse collega’s is voor ons belangrijk. Dit gebeurt voornamelijk langs de lijn van (en volgend op) de onderzoeken waarbij een raakvlak is. Elke week heb ik wel 2 of 3 Duitse collega’s aan de telefoon.” Relatieonderhoud wordt als belangrijk gezien in dit kader: “We worden regelmatig, 1 of 2 maal per jaar, uitgenodigd voor politiefeesten in Duitsland. Er gaat dan altijd een afvaardiging van de regionale recherche en de CIE. Die afvaardiging wordt niet strategisch gekozen: wie kan die gaat.” Contact tussen specialisten over de grens (bijvoorbeeld tussen zedenrechercheurs van Limburg-Noord, en Duitse of Belgische collega’s) is er enkel naar aanleiding van concrete incidenten, waarbij het de recherchechef is die de noodzakelijke lijnen benoemd en de eerste contacten legt. Van een “Euregionale rechercheagenda” is geen sprake: er wordt niet aangestuurd op uitwisseling van informatie rond specifieke thema’s of criminele netwerken. Ook vindt er geen structurele informatie-uitwisseling met Duitsland of België plaats om seriematigheid te ontdekken, aldus een van de rechercheurs. Wel vindt er door de open wijze van communiceren met elkaar (onder andere in het eerder aangehaalde overleg met Duitse recherchechefs van de aangrenzende Kreisen) steeds vaker al pratende een vaststelling plaats van gezamenlijke problemen. Zo noemt een van de rechercheurs dat, in zijn woorden, “bij toeval” in 199
200
Cijfers aangeleverd door bureauchef EPICC. Gebaseerd op cijfers van de eerste zeven maanden van 2009. Cijfers aangeleverd door de bureauchef van het EPICC.
108
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 124
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
een overleg met Duitse collega’s werd ontdekt dat er een groep Polen actief aan het inbreken was op parkeerplaatsen in Limburg, maar ook in België, waarbij de Duitse collega’s de getypeerde modus operandi herkende en daarmee de daders ook in Duitsland nader onderzocht konden worden.” Ook bij de plofkraken van de afgelopen maanden werd via informele lijnen duidelijk dat sprake was van een gedeeld probleem. Een van de recherchechefs: “Over en weer is er over gebeld tussen recherchechefs van Duitsland en Limburg-Noord, die weer naar collega-chefs verwezen. Dit werd gevolgd door een hulpvraag vanuit Duitsland vanwege een aanhouding daar. Toen kwamen zaken mooi bij elkaar. De chefs van de afdelingen met informatie stemmen in zo’n situatie met elkaar af en wijzen aan welke personen met elkaar moeten samenwerken.” De regionale recherche houdt een administratie bij van alle informatie wisselingen met het buitenland deels in LURIS, omdat veel uitwisseling in een strafvorderlijk kader plaatsvindt, maar verslagen van vooroverleggen legt men vast in RBS/BVO. Overzichten zijn uit de eigen registratie echter niet op te maken zonder navraag bij alle betrokken onderzoekleiders: aantekeningen met betrekking tot rechtshulpverzoeken en voorverkenningen staan op onvoorspelbare plaatsen. De Limburgse rechercheur die deelneemt aan het operationeel rechercheoverleg met de aangrenzende Belgische zones benadrukt de meerwaarde ervan voor beide landen. “Wij zijn nu veel meer gefocust op Belgische namen in ons recherchewerk”: “wij weten op welke Belgen wij moeten letten, zij weten welke Limburgers zij in de gaten moeten houden.” Hij typeert het overleg als belangrijke aanvulling op het werk van centra als EPICC: “Zij kijken alleen in de systemen, maar daar zit heel veel kennis ook helemaal niet in. Je moet informeel met elkaar kunnen uitwisselen om echt te weten wat er speelt en wat elke partij echt belangrijk vindt om aan te pakken”. Verschillende rechercheurs geven evenwel aan dat zij de indruk hebben dat de politiechefs van de Belgische zones deze vorm van informatie-uitwisseling meer (of in ieder geval duidelijk uitgesproken) ondersteunen dan de politiechefs in Limburg-Noord. Een van hen: “Dat proef ik gewoon. Hier is de houding veel afstandelijker. Als we in Neerpelt zijn, komt de chef er altijd bij zitten bijvoorbeeld. Zij zijn daar werkelijk geïnteresseerd. Zij hebben ook binnen België te maken met moeilijkheden om informatie vanuit verschillende zones te bundelen vanwege verschillen in registratiesystemen. Ze zijn geïnteresseerd in het samen met Nederland zetten van stappen naar beter”. Verder constateert de districtchef van Venlo een behoefte aan betere uitwisseling van informatie specifiek in het kader van de patseraanpak. “In het kader van de patseraanpak zijn enkele personen die eerder woonachtig waren in Roermond en Venlo die zeer gewild zijn door de politie en de belasting. Zij zijn alleen naar Duitsland verhuisd waardoor observatie wordt bemoeilijkt en er geen titel kan worden opgebouwd om vanuit zichtbare overtreding van het wetten te handelen. Gsm’s kunnen bijvoorbeeld niet meer gepeild worden door de Nederlandse politie als ze de grens over zijn”. De districtchef geeft aan dat er op dit gebied geen Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 125
109
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
samenwerkingsconvenant is tussen Duitsland en Nederland. “Dit gebrek aan informatie-uitwisseling beschermt deze criminelen.”201 Hektor Een specifieke status heeft de informatie-uitwisseling in het kader van het project Hektor. De rechercheurs in dit project wisselen zo goed als dagelijks politieinformatie met Duitsland, via telefoon, mail of fax. “Contacten met de Belgische politie komen daarnaast ook voor, maar in mindere mate. Verder vindt er mini maal een keer per jaar een meerdaags bezoek plaats van enkele personen van het Hektor rechercheteam aan de Duitse collega’s.”202 Alle informatie uitwisseling vanuit het Hektor rechercheteam wordt geregistreerd in RBS. Het Hektor team geeft aan erg tevreden te zijn over de wijze waarop Duitse en Limburgse collega’s elkaar weten te vinden. Niet alleen op het niveau van de chefs wordt uitgewisseld, maar ook meer operationeel, tussen rechercheurs onderling. Als er zicht is op vervolgingsmogelijkheden wordt gewerkt via het EPICC. De projectstatus en het daaronder liggend convenant van samenwerking maakt dat de rechercheurs “vrij hun informatie aan elkaar kwijt kunnen”, zo geeft de coördinator aan. Uitwisseling van CIE-informatie Uitwisseling van CIE-informatie tussen Limburg-Noord, Duitsland en België vindt primair plaats gekoppeld aan lopende onderzoeken, zo geeft de chef BRI daarnaar gevraagd aan. “Als er een onderzoek loopt wordt daar een operationeel analist bij aangehaakt; voor BRI is de rol vervolgens hetzelfde, of er nu sprake is van een samenwerking met Duitsland of België of niet. Het enige dat anders is, is dat processen van informatiewisseling soms trager kunnen verlopen omdat er meer geregeld moet worden voordat we elkaars informatie aankrijgen. Maar de communicatie tussen landen is open.” Verder wordt strategische informatie in “collegiale overlegstructuren van CIE-chefs” uitgewisseld “waarbij gekeken wordt wat we voor elkaar kunnen betekenen.”203 De contacten zijn telefonisch en incidenteel, maar wel met een gemiddelde regelmaat van eens in de week. “Het is voor ons hetzelfde als het contact met Nederlandse regio’s. De runners in het buitenland spelen een belangrijke tussenrol. Zij hebben goede contacten daar en weten welke informatie belangrijk is over en weer. Uitwisseling wordt vervolgens op chef-niveau afgestemd. In zowel Duitsland als in België is met enige regelmaat tactisch onderzoek waar Nederlanders in voorkomen. Aan ons wordt dan gevraagd of wij weten wie het is en waar de persoon mee bezig is. Pas hierna volgt eventueel contact met 203 201
202
Districtchef Venlo politie Limburg-Noord. Coördinator Hektor rechercheteam politie Limburg-Noord . Chef BRI politie Limburg-Noord.
110
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 126
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
teamleiders van onderzoek; maar in eerste instantie is het afstemming op CIEniveau.” Ook komt het regelmatig voor dat Nederlandse collega CIE-chefs een beroep doen op de CIE-chef van Limburg-Noord in het leggen van het contact met Duitsland. Zijn “korte lijnen” zijn bekend en zijn voor niet grensregio’s zeker geen vanzelfsprekendheid. De drugshandel richting Duitsland is het voornaamste onderwerp van informatie-uitwisseling op CIE-niveau. “Het merendeel van de verstrekbare CIEberichten betreffen drugsgerelateerde zaken, met als voornaamste zwaartepunt in de berichten: de lijn van drugsverkoop en –productie naar Duitsland.”204 Zie ook het onderstaande overzicht, zoals opgemaakt door de chef BRI. Tabel 4.7. Verstrekbare CIE-berichten in 2008 en 2009 naar onderwerp Delictsoort Vervoeren drugs naar Duitsland Vervoeren drugs naar België Verkoop drugs aan Duitsers in Nederland Verkoop drugs aan Belgen in Nederland Diefstal voertuigen en ladingen in België Diefstal voertuigen en ladingen in Duitsland Diefstal metalen in Duitsland Diefstal metalen in België Hennepkwekerijen in België Hennepkwekerijen in Duitsland
2008 8 1 5 0 0 1 3 0 0 4
2009 12 1 (Belgische verdachte) 5 1 0 3 0 0 0 1
Als goed voorbeeld van informatie-uitwisseling op het niveau van inlichtingeninformatie wordt de bundeling van krachten naar aanleiding van de dreigende NVU-demonstratie in 2009 genoemd. Er is toen naar aanleiding van inlichtingen informatie contact gezocht met Duitsland; op “blauw niveau” werd een Duitse collega opgenomen in de opgezette SGBO-structuur die daarop volgde, waarbij er tevens verkenners uit Limburg-Noord actief waren in Duitsland. Over de efficiëntie van uitwisseling van informatie waren alle betrokkenen trots. “Ieder kon op eigen grondgebied hiermee naar eigen kracht handelen.”205 Een van de betrokken wijkagenten hierover: “Er werd met een persoonlijke aanpak gehandeld. Dat kon omdat er over en weer al goede contacten waren met Duitsland. Als je pas dan contacten moet gaan leggen, is dat te laat. Rechtshulpverzoeken hoefden niet uit, want de afstemming en uitwisseling van informatie kon zo al worden rondgemaakt.” Door verschillende respondenten wordt evenwel aangegeven dat er in algemene zin terughoudend wordt omgegaan met het uitwisselen van CIE-informatie over Nederlanders die (mogelijk) actief zijn in België of Duitsland (of in andere
204 205
Chef BRI politie Limburg-Noord. Groepsinterview recherchechefs politie Limburg-Noord.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 127
111
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
landen) daar waar dat het niet door het korps geprioriteerde feiten betreft. Men vreest dat het geven van informatie bij afwezigheid van een reeds vastgestelde prioritering van aanpak enkel leidt tot vervolgvragen waar geen opvolging aan kan worden gegeven, wat vervolgens weer leidt tot spanningen met het buitenland in plaats van tot effectieve actie. Dit is een ernstige vaststelling, die indruist tegen de grondgedachte van de Europese verdragen waarbij het belang van samen werking wordt benadrukt. Project Türöffner FE Euregio Rhein-Waal 2010 Vanuit het Bureau Financiële Ontneming (BFO) van het korps Limburg-Noord wordt geïnvesteerd in het uitbouwen van informatie-uitwisseling tussen korpsen in de grensregio om tot meer ontneming van crimineel verkregen geld te kunnen komen. Dit gebeurt in het kader van landelijk door het KLPD geïnitieerd project genaamd Türöffner. Recent, op 20 januari 2010, was een eerste bijeenkomst in het kader van dit project waarbij medewerkers van alle BFO’s van Nederlandse korpsen die een grens delen met Duitsland: Limburg-Noord, Gelderland Zuid, Gelder land Midden en Noord- en Oost Gelderland aanwezig waren. De bijeenkomst richtte zich op het organiseren van nadere kennismaking tussen de Nederlandse BFO-medewerkers en de Duitse evenknieën, zodat het makkelijker wordt om met elkaar contact op te nemen bij vragen. Besproken zijn tevens de verschillen in de wetgeving van beide landen waar het gaat om financiële ontneming. Voor uit voering van het project zijn gelden beschikbaar gesteld door de Euregio en vanuit het Programma Financieel-Economische Criminaliteit/Finec. Bij de bijeenkomst was niemand van justitie aanwezig. Dit is wel een mogelijkheid die men overweegt bij een volgend overleg. Vooralsnog zijn er geen verdere afspraken tussen BFO Limburg-Noord en Duitsland. De samenwerking is te typeren als informeel: medewerkers weten elkaar te vinden in het kader van onderzoeken en bezoeken elkaar sporadisch (eveneens enkel in het kader van onderzoek). Uiteraard wordt bij informatieverzoeken het formele traject van uitzet van rechtshulpverzoeken bewandeld. Dit gebeurt zeer regelmatig bijvoorbeeld in het kader van het beslag leggen op goederen. Gezamenlijke ontnemingsonderzoeken hebben er met Duitsland en met België nog nooit gedraaid.206 Bovenregionaal projectteam ladingdiefstallen Hoewel ‘bovenregionaal’ van aard, noemen we hier tot slot en voor de volledigheid ook het Projectteam ladingdiefstallen. Dit speciale team werd in 2007 door de Bovenregionale recherche van Zuid Nederland opgericht en vestigde zich in de loop van 2007 in Venlo. Het team werkt samen met het AULA-team, een
206
Interview R. Toonen, BFO politie Limburg-Noord.
112
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 128
Intersentia
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
zelfde gespecialiseerd team van de politie van België (Turnhout).207 De boven regionale insteek moet stimuleren dat binnen Nederland gekomen wordt tot een optimaal samenbrengen van kennis uit de verschillende regio’s. De keuze voor Venlo hangt daarbij samen met het feit dat een belangrijk deel van de problematiek zich daar concentreert . Uitgaande en inkomende rechtshulpverzoeken vanuit dit team gaan via het IRC en worden daar vastgelegd. Maar de politiële informatie-uitwisseling die vanuit dit team plaatsvindt met België en Duitsland is bij het korps slechts gedeeltelijk, enkel vanuit uitwisseling hierover via informele contacten op de werkvloer, in beeld.
4.3.5. Bespreking van de situatie met ingewijden Op grond van het bovenstaande werd een aantal stellingen en gespreksonder werpen geformuleerd die vervolgens besproken werden met verschillende recherchechefs, ook in Duitsland en België, met de coördinator Internationale Betrekkingen en enkele rechercheurs en analisten van het korps Limburg-Noord, gericht op het verkrijgen van een nader beeld van de aard en ook het verloop van de samenwerking. Gespreksthema : Sturing op gezamenlijke doelen Een eerste onderwerp van gesprek is de vaststelling dat er op het bereiken van samen met de buurregio’s vastgestelde strategische doelen nauwelijks sturing lijkt plaats te vinden. De Coördinator Internationale Betrekking zegt hierover stellig: “Er zijn enkel voorbeelden van Euregionale onderzoeken, maar niet van Euregio naal recherchewerk. Beperkte informatie-uitwisseling is de achilleshiel van die samenwerking. Dit loopt nu ongestructureerd. De aandacht wordt niet ge zamenlijk gericht.” Ook anderen onderschrijven de stelling. Een respondent van de regionale recherche: “Het is onduidelijk welke lange termijn doelen de stuurploeg heeft wat betreft welke internationale thema’s aandacht moeten krijgen. De rol van de stuurploeg ten opzichte van het internationale is hierin nog vaag. Ik weet niet wat “het korps” wil waar het gaat om internationale samenwerking. Willen wij meer langdurige projecten gaan doen of ligt de nadruk op het samen met elkaar analyseren van problemen en het opbouwen van een gedeeld beleid met allerlei interacties: klein en groot?” De chef tactiek van de regionale recherche zegt hierover: “Het zou goed zijn gezamenlijke successen met onze buurlanden meer aandacht te geven en duidelijker te krijgen waarop we gezamenlijke resultaten willen halen. Maar bovenal is het contact met het buitenland gewoon deel van het normale werk. Dat vraagt dus ook om een duidelijk beleid.”
207
Artikel ‘Onbegrensde boevenjacht’, LimburgXL, d.d. 13 november 2009.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 129
113
2-9-2010 13:54:25
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
Wel wordt benoemd dat het lastig zal zijn om te komen tot een gedeelde focus vanwege verschillende percepties ten aanzien van wat urgent is om aan te pakken. De districtchef van Venlo hierover: “Richting Duitsland ligt naast Venlo een groene buffer. Daarachter ligt Krefeld, een gebied met kleine gemeenten en met als voornaamste problemen op de politie-agenda: verkeersdoden, alcoholgebruik en verkeershandhaving. Verder willen Duitsers vooral samenwerking met Nederland waar het gaat om de aanpak van BTM (Betäubungsmitteln). Die focus is begrijpelijk, dus toenadering hierop is van belang. Andersom moet men in Duitsland ook kunnen begrijpen waarom wij ons op bepaalde zaken wel en andere zaken minder richten. Dat gesprek wordt nu gevoerd langs vele lijnen. Ik weet niet of wij op dit punt zo begrijpelijk zijn.” Ook de operationeel chef van Venlo spreekt van prioriteitsverschillen die overbrugd moeten worden: “De speerpunten van Nederland en Duitsland zijn niet dezelfden. Een voorbeeld is de tijdelijke toename van de diefstal van Mercedessen in Duitsland. Dit had in Duitsland de hoogste prioriteit, maar was hier prio 0. Dit was lastig en leidde bij overleg tot onbegrip. Ook zijn er prioverschillen rond hasjgebruikers. Bij ons moeten vangsten in de kilo’s zijn wil het interessant zijn voor recherche. Zij vinden elke vangst van belang om tegen op te treden; en zij zijn dat ook verplicht. Wij niet en dat leidt tot discussie. Een ander voorbeeld zijn de hennepkwekerijen in Duitsland. Verschillende criminelen uit Limburg-Noord vluchten naar Duitsland om daar hennepkwekerijen op te richten. Ze wonen hier, en hier zitten wij hen op de hielen, maar in Duitsland is dat minder. Duitsland heeft daar last van en daar ziet men die kwekerij bijna als landsdelict. Hier heeft dit echter geen prioriteit.” In het groepsinterview met recherchechefs wordt het bovenstaande beeld onderschreven en worden dezelfde voorbeelden aangehaald. Met betrekking tot het opsporen van de daders van de Mercedesdiefstallen: “Hier is toen niet geïnvesteerd in het opsporen van daders. Daarmee maak je een relatie slecht, het beeld is dat je werk afhoud, zie dat maar weer goed te krijgen. Het goed houden van de relatie zou ook criterium moeten zijn bij het maken van keuzes.” De relatie met de aangrenzende Duitse Kreisen staat in ieder geval onder spanning door gebrek aan aansluiting van prioriteringen, zo blijkt uit de inter views met de Duitse recherchechefs. Zo geven de politiechefs van Kleve en Viersen aan dat zij problemen ervaren vanwege een gebrek aan gezamenlijkheid in de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit, en dan in het bijzonder met betrekking tot autodiefstallen. De Nederlandse politie is ten opzichte van deze feiten reactiever en retrospectiever ingesteld dan de politie daar, zo is hun waarneming. De Duitse rechercheurs worden als ‘ongeduldiger’ in de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit getypeerd. Zij volgen zelf van dag op dag de situatie om zo snel als mogelijk te kunnen ingrijpen, vooral gericht op het vergroten van het veiligheidsgevoel van burgers. Dagelijks wordt er een Lagebild gemaakt dat ook onmiddellijk onder de rechercheurs wordt verspreid, iets wat niet bestaat in Nederland.
114
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 130
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
Het bovenstaande beeld wordt onderschreven door de respondenten in Limburg-Noord. Juist in de aanpak van de middencriminaliteit is volgens de recherchechefs het duidelijkst het cultuurverschil merkbaar in de wijze van opsporen in Duitsland en Nederland, waarbij de Duitse politie snellere stappen wil zetten dan men in Nederland kan en wil en er nog nauwelijks informatieuitwisseling plaatsvindt vanwege een lage prioritering in Limburg om hierop te investeren. De coördinator internationale betrekkingen geeft hierbij aan: “We zouden veel beter gebruik kunnen maken van het programma van Stockholm. Bijvoorbeeld wat betreft het koppelen van intranet tussen de verschillende buurlanden. Maar dat kost werk en wordt vooral als lastig gezien.” Sturing betekent volgens sommigen ook: het bundelen van vragen die in Duitsland en België leven. De Chef van BRI geeft aan: “Soms is er ook geen afstemming tussen collega’s in Duitsland. Ook daar zijn er op verschillende niveaus verschillende doelen. We moeten weten wie over afstemming met elkaar in gesprek is.” De politiechef van Krefeld zegt hierover: “Bij beoordeling van de samenwerking tussen de Duitse en Nederlandse politie mag niet uit het oog worden verloren dat de Duitse situatie voor de Nederlandse politie niet eenvoudig is; Nordrhein Westfalen telt bij elkaar 47 Kreise (met Landraete dan wel Polizeipresidia) die hun politie heel verschillend (kunnen) organiseren; als aan de Nederlandse kant Limburg-Zuid en Limburg-Noord samen zouden gaan, dan houd je aan de Duitse zijde nog altijd 5-6 Kreise die op politiegebied onafhankelijk van elkaar kunnen opereren.” Gespreksthema : Terughoudendheid in het geven van informatie Een andere vaststelling is dat er een terughoudende opstelling is in het geven van informatie aan België en Duitsland uit angst dat informatiedeling leidt tot verzoeken om samenwerking waaraan vervolgens door verschillen in prioritering niet aan voldaan kan worden. De terughoudendheid wordt door recherchechefs met name gekoppeld aan onduidelijkheid over het belang van het delen van informatie. Verder wordt bij de bespreking van dit punt door respondenten de onderliggende vaststelling ondersteund dat praktisch en juridisch gezien er geen belemmeringen worden ervaren in het delen van informatie met collega’s in België en Duitsland. Wat dat betreft doen de verdragen hun werk, ondersteund door de invoering van het EPICC, het IRC en middels de gelegde contacten in structurele overleggen van (operationeel) recherchechefs. Gespreksthema: Terughoudendheid in het verzamelen van informatie Derde onderwerp van gesprek is dat analisten niet gestimuleerd worden tot het betrekken van informatie van over de grens in hun criminaliteitsbeelden. Met daaraan gekoppeld de vraag of Duitsland en België mogelijkerwijs ook minder inIntersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 131
115
2-9-2010 13:54:26
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
formatie willen delen met Limburg, omdat zij ontevreden zijn over een te beperkte opvolging bij ingediende verzoeken om samenwerking. De laatste probleemstelling leeft niet onder het korpsmanagement. Hier zijn geen zorgen over, omdat men vertrouwen heeft in de goede relatie. Verschillende respondenten van de recherche van Limburg-Noord denken hier echter anders over. Er moet volgens hen meer worden nagedacht over de wijze waarop de beperkte blik naar buiten te verantwoorden is richting de buurlanden. Eén van hen hierover: “Er is veel informatie in Duitsland waar wij niets mee doen, maar die wel een link heeft met Nederland. De informatie over bijvoorbeeld alle Venlonaren die in Duitsland worden aangehouden komt nu niet in onze CBA-zwacri, daar wordt niet op geïnvesteerd. Dat is een keuze. Dat soort keuzes zouden veel beter teruggekoppeld moeten worden richting het buitenland. Men moet weten waarom we dingen doen en ook waarom we soms dingen laten. Dat gebeurt nu onvoldoende en is intern ook onhelder. Daarbij is het niet helder waar het buitenland antwoorden kan halen, er moet goed nagedacht worden over loketfuncties. Het IRC is nu een belangrijk kernpunt, als zij moeten krimpen verspreid alles weer, terwijl we juist toe moeten naar 1 rechtshulploket per korps ondersteund door enkele IRC’s.” De coördinator internationale betrekkingen wijst aanvullend hierop op de beperkte informatie-uitwisselingsrelatie met de aangrenzende gebieden in Duitsland en België. “Bij informatievragen is al heel snel meteen de blik naar het LKA. Daar zitten de analisten dus daar heeft men informatie is de gedachte. Daarmee passeert men de rechercheurs in de grensgebieden. Hun operationele informatie verdient een plek in onze strategische verkenningen. Dat we dat niet doen wekt wrevel.” Deze observatie komt overeen met wat ook in de interviews naar voren komt met de Duitse recherchechefs. In Kleve en Viersen wordt expliciet geuit dat men het waardeert dat in de afgelopen jaren meer toenadering is gekomen tussen recherchechefs gericht op uitwisseling van informatie. Verder verdient monitoring van verzoeken uit België en Duitsland meer aandacht, zo menen enkele recherchechefs, om de gezamenlijke informatiepositie in de peiling te kunnen houden. “Het zou goed zijn te monitoren welke vragen binnenkomen met betrekking tot personen die bij ons in de zwacribak zitten. Ook al is het een kleine vraag, bijvoorbeeld om een kentekenregistratie met betrekking tot die persoon, dan nog kan dit betekenen dat er aandacht of in ieder geval informatie in Duitsland is over een voor ons belangrijke persoon. Het is belangrijk dat dat wordt bijgehouden en wordt teruggegeven aan de afdeling die er iets mee moet, in dit geval de regionale recherche. Nu ligt de regie op dit overzicht bij het OM; daarom zit alles in LURIS. Maar wat niet werkt is dat er geen koppeling gemaakt kan worden tussen BVO en LURIS. We zijn daarmee afhankelijk van attenderingen vanuit het OM of het IRC.”208
208
Groepsinterview recherchechefs politie Limburg-Noord.
116
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 132
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
4.3. Samenwerking in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit
Gespreksthema : Kwetsbare relatie Ook ontstaat het beeld van een samenwerkingsrelatie die een bepaalde kwetsbaarheid in zich heeft omdat een beperkt aantal personen als vooruitgeschoven posten het contact de buurlanden onderhouden en er geen (gezamenlijke) evalua tie plaatsvindt van de gang van zaken. Respondenten bevestigen de kwetsbaarheid. Gevraagd naar het benoemen van de cruciale personen in het contact met Duitsland en België worden steeds dezelfde personen genoemd, wat op zich een sterk punt is: het is duidelijk wie zich internationaal richt in het korps. Als kwetsbaar wordt evenwel genoemd dat er weinig aan het papier wordt toevertrouwd met betrekking tot beleid en activiteiten. Hierdoor blijft kennis in de hoofden van mensen; wat bij het bewaken van een politiek gevoelige en complexe relatie zoals dat bij internationale contacten per definitie het geval is op z’n minst niet handig is. Ook door externen wordt de kwetsbaarheid waargenomen. Door de politiechef van Kleve wordt aangegeven dat de samenwerking ondanks alle voorzieningen sterk op persoonlijke contacten hangt en het hierom bijvoorbeeld wel lastig dat aan de Nederlandse kant zo vaak gewisseld wordt van mensen op relevante posten. Verder is er zorg over het feit dat steeds minder jonge collega’s in LimburgNoord de Duitse taal machtig zijn en dat dit ook geen specifieke aandacht heeft bij de werving van mensen, ook niet ten aanzien van de cruciale contactposities met Duitsland. De districtchef van Venlo onderstreept – gekoppeld hieraan – het belang van het opbouwen van goodwill tot samenwerking juist onder jongere collega’s en op teamniveau. Bijvoorbeeld door het organiseren van uitwisselings stages: “Een goed voorbeeld van een situatie waarbij voorbereidend contact leidde tot goede samenwerking is een recent incident waarbij een oude dame zeer gewelddadig werd overvallen en de verdachten door de bossen waarschijnlijk richting Duitsland zouden vluchten. Binnen een half uur was toen in Duitsland een heli geregeld omdat er bij de dienstdoende patrouille Duitse collega’s zaten die hier stage liepen. Er was goodwill om voor ons iets te doen; een aanvraag van een heli bij de KLPD had veel meer tijd gekost. Ik geloof meer in dit soort van ‘opbouwwerk’ via stages en elkaar leren kennen dan in ‘iedereen op driedaagse cursus GPS’.” Gespreksthema: BES nauwelijks in beeld Een volgend gespreksonderwerp is de relatie tussen het BES en het korps Limburg-Noord. Hierover is met alle gevoerde gesprekken weinig duidelijkheid gekomen. De coördinator internationale betrekkingen geeft aan dat er geen vaste overlegstructuur met het BES is en dat er nog steeds gezocht wordt naar de beste wijze van samenwerken. Ook de directeur van BES onderschrijft dat de relatie met het korps Limburg-Noord in ontwikkeling is: “Omdat ik hier in LimburgZuid officier ben heb ik vanzelf meer binding met de zaken in dit gebied. Wij Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 133
117
2-9-2010 13:54:26
4e proef
4. Grensoverschrijdende dimensies van de opsporing
moeten meer inspanning doen om ook de kant van Limburg-Noord te kennen. Vaak krijgen we na of tijdens lopende zaken informatie door.” Verwachtingen ten aanzien van het BES zijn er met name ten aanzien van het opbouwen van een Euregionaal criminaliteitsbeeld. Daarnaast zien verschillende respondenten een rol voor het BES als ‘voorportaal’ richting de stuur ploegen bij grotere samenwerkingsverzoeken. De rechercheofficier zegt hierover: “Ongeveer vijf maal per jaar is er een overleg voorgezeten door het BES met alle Staatsanwalten grenzend aan Limburg en de contactmagistraten waarbij gesproken wordt over de lopende rechtshulpverzoeken en over eventuele problemen. Een vraag die daarbij vaak gesteld wordt is waarom bepaalde verzoeken niet door de stuurploegen komen. Meestal geldt daarbij dat er te weinig informatie was om mee te kunnen wegen. Wellicht dat het BES hier een rol kan hebben en kan meehelpen om zaken voor te bereiden voor het in de stuurploeg komt.” Gespreksthema: TGO’s Tot slot werd voor 2008 vastgesteld dat in dat jaar één grensoverschrijdende TGO heeft plaatsgevonden. Dit roept de vraag op hoe samenwerken bij dit type, weinig voorkomende en onplanbare situaties verloopt. De Duitse en Belgische respondenten geven aan op dit vlak geen fricties te ervaren. De noodzaak tot samenwerking is duidelijk. De coördinator van het Bureau Technisch Onderzoek (BTO) van Limburg-Noord is eveneens tev reden over de samenwerking: “Onze afdeling werkt enkel met Duitse of Belgische collega’s naar aanleiding van concrete onderzoeken. We werken dan samen met onze vakgenoten daar en dat gaat prima. Verder investeren wij vanaf 2006, na een grote gezamenlijke moordzaak, in uitwisseling over en weer met het korps Mönchengladbach om elkaars technieken, werkwijzen en mogelijkheden te bekijken. Die contacten leveren op dat we weten wie wat goed kan: hier gebruiken we bijvoorbeeld luminol, daar niet, bepaalde munitieonderdelen kunnen we sneller laten onderzoeken in Duitsland dan bij het NFI, en over het algemeen heeft men in Duitsland meer mogelijkheden voor technisch onderzoek dan in Limburg-Noord. De uitwisseling staat op het moment op een laag pitje, vanwege capaciteitsproblemen, maar omdat er geen noodzaak is tot dagelijkse samen werking volstaat het huidig zicht op elkaars vakspecialisten. We moeten ook niet te krampachtig met elkaar willen samenwerken.” De chef van de afdeling Forensische Opsporing vult aan dat ook samenwerking met Duitsland wat betreft bloedonderzoek loont. “Dat gaat in Duits lab sneller”. Voordat men het traject met het NFI in Nederland ingaat kiest men vaak voor een eerste snelle indicatieve analyse in Duitsland. Verder is er enkel sprake van samenwerking in adviserende zin, bijvoorbeeld doordat men met Duitse collega’s spreekt over de inrichting van recherchevoertuigen en over de wijze waarop in Limburg plaats delict gegevens worden vastgelegd. “Ons gezamenlijk werk in actie vindt meestal op Nederlands grondgebied plaats. Het is meestal aan de tactische kant dat er veel meer onder118
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 134
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
4.4. Conclusie
zoek over de grens moet plaatsvinden. Voor ons is samenwerking veel meer het bieden van collegiale hulp op methoden van onderzoek.”
4.4. Conclusie In dit hoofdstuk werd vastgesteld dat er – op grond van de op dit moment door het korps zelf waargenomen problemen – samenwerking met Duitsland en/of België wenselijk is ten aanzien van de aanpak van diefstal, inbraak en heling, drugshandel, de productie van drugs, fraude (met name van ‘oplichting’ en ‘valsheid in geschrifte’), uitbuiting in de prostitutie en diefstal in de wegtransportsector. Ten aanzien van de andere criminaliteitsvraagstukken werd geconcludeerd dat er eerst informatie-uitwisseling plaats zou moeten vinden met Duitsland en België, voordat vastgesteld kan worden of en in welke mate sprake is van een gedeeld probleem. Sturing op het systematisch in kaart brengen of aanpakken van boven genoemde vraagstukken ontbreekt: er is geen Euregionale rechercheagenda, zo bleek in de analyse van samenwerkingsrelaties. Hierdoor komt de strategische, meer langdurige inzet op de aanpak van de georganiseerde misdaad en de informatie-uitwisseling met betrekking tot vermogenscriminaliteit niet goed van de grond. Dit leidt tot spanningen met de buurlanden. Ook kwam naar voren dat daar waar sprake is van samenwerking in (parallel) onderzoek met Duitse of Belgische collega’s, er over en weer waardering wordt uitgesproken over de kwaliteit van inzet. De behoefte aan parallelonderzoek en intensieve informatie-uitwisseling is vanuit de buurlanden echter groter dan waar nu in wordt voorzien. Dit wordt door de buurlanden nadrukkelijk geuit, maar krijgt vooralsnog weinig weerklank in het korps Limburg-Noord. Verder blijken rechtshulpverzoeken soms lang te blijven liggen, maar dit laatste is – voor zover bekend – geen punt van conflict met de buurlanden. De contacten met Duitsland en België zijn tot op bepaalde hoogte geformaliseerd in de zin dat er vaste contactpersonen in het korps zijn aangewezen voor de ‘buitenlandcontacten’ en er voor wat betreft het rechtshulpverkeer gewerkt wordt via het IRC en het EPICC. De internationale betrekkingen richting de buurlanden blijken echter kritisch georganiseerd: cruciale contacten rusten op slechts enkele personen en er wordt niet of nauwelijks geïnvesteerd in het vastleggen van keuzes, afspraken en ervaringen. Wat betreft de analyse van grensoverschrijdende problemen, wordt verder vastgesteld dat er te weinig van de informatiebronnen van andere landen wordt geprofiteerd om tot een beeld te komen van de gedeelde problematiek is in de grensregio. Samenwerking bij informatieanalyse is meerdere keren op de agenda gezet, maar wordt met een te geringe urgentie doorgezet. Hierdoor zijn er op dit moment geen criminaliteitsbeeldanalyses beschikbaar die inzichtelijk maken
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 135
119
2-9-2010 13:54:26
welke grensoverschrijdende problemen met nadruk aandacht zouden moeten krijgen. Tot slot is een belangrijke conclusie dat bij de contacten naar buiten toe de prioriteitenstelling van het korps als het meest beperkend wordt ervaren en niet de internationaal rechterlijke mogelijkheden.
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 136
2-9-2010 13:54:26
4e 1e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving 5.1. Inleiding Naast opsporing is ook handhaving een belangrijke taak van de politie. In dit hoofdstuk zullen we bekijken wat de grensoverschrijdende aspecten zijn en hoe en in welke mate internationale samenwerking aan de orde is bij de handhaving. We hanteren de volgende definitie: “Onder activiteiten in verband met handhaving verstaan we het surveilleren en daadwerkelijk interveniëren door de politie. Onderhouden van netwerken (o.a. door buurtagenten, buurtregisseurs et cetera) en preventie behoren tot deze werksoort. Daarnaast worden het adviseren over openbare orde – aangelegenheden rond af te geven vergunningen en het uitvoeren van toezicht op vreemdelingen tot deze werksoort gerekend. Handhaving betreft daarmee het takenpakket dat te maken heeft met de handhaving van de Openbare Orde”.210 209
In de eerste plaats zullen de grensoverschrijdende aspecten van elke hand havingsactiviteit in het dagelijks werk worden omschreven. Vervolgens zal specifiek worden ingegaan op de gemaakte afspraken met betrekking tot de samenwerking van het korps Limburg-Noord met de Belgische en Duitse collega’s. Bij de bespreking van hiervoor genoemde punten zal ook weer gebruik worden gemaakt van velerlei bronnen: documentatie, gegevens uit de basisregistratie van het korps, een vragenlijst en interviews (zie ook hoofdstuk één voor een toelichting op de gehanteerde werkwijze). Speciale aandacht zal worden besteed aan de coffeeshops en de daarbij behorende drugsproblematiek dichtbij de grens, de winkelgebieden, de uitgaans gebieden, de recreatiegebieden, activiteiten rondom evenementen en het verkeerstoezicht.
209
Andersson, Elffers, Felix, Regiegroep BVS-politie (2006).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 137
121
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
5.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving 5.2.1. Overlast rondom de coffeeshops dichtbij de grens Er wordt door het korps Limburg-Noord vooral met de Duitse collega’s samen gewerkt om overlast rondom coffeeshops nabij de grens tegen te gaan. Deze overlast wordt voor een aanzienlijk deel veroorzaakt door Duitse bezoekers. Aangezien deze bezoekers zowel in Nederland als in Duitsland voor problemen zorgen, kan worden gesproken van een gedeelde problematiek. Dit is aanleiding geweest voor de start van project Hektor in 2001 en het oprichten van het Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo (ODV). Vooraleer in te gaan op deze twee projecten, beschrijven we kort de situatie rondom de coffeeshops en de mate waarin sprake is van een internationaal gedeelde problematiek. De regio Limburg-Noord telt op dit moment elf gedoogde coffeeshops: 2 in Roermond, 2 in Venray, 5 in Venlo en 2 in Weert. In de regio Limburg-Noord bedienen de coffeeshops in Venray en Weert een klein, stabiel aantal klanten uit respectievelijk Duitsland en België. In Roermond is het aantal Duitse klanten groter. Een vergelijkbaar beeld bestaat voor Venlo. De overwegend Duitse klanten van de coffeeshops daar komen vanuit het hele Ruhrgebied. Bij de vijf coffeeshops in Venlo, komt in 2009 bijna twee derde (64%) van de kopers uit Duitsland.210 Het gaat dan om gemiddeld tussen de 4450 en 5000 bezoekers per dag, en in de weekeinden kan dit aantal voor de vijf coffeeshops oplopen tot meer dan 5500 klanten.211, 212 Op grond van kentekenanalyse is bekend dat het bereik ver het achter land van Duitsland in gaat. Op parkeerplaatsen bij de shops en de omliggende straten worden kentekens gesignaleerd uit Aken, Dortmund, maar ook Stuttgart, Mainz en Neurenberg. De overlast die met deze drugsmarkt in de regio gepaard gaat, omvat straatdealers, drugsrunners, verkeers- en parkeertoename, ruzies, bevuiling van de straat en een verloedering van het straatbeeld. Een analyse van de gegevens uit de
210
211
212
Dit aandeel is lager dan het in 2006 geobserveerde aandeel Duitse coffeeshopbezoekers van 75%. Van de bezoekers in 2009 die niet uit Venlo afkomstig zijn (81%), en waarvan de woonplaats bekend is, woont 81% in Duitsland (B. Bieleman, R. Nijkamp (2009). Coffeeshopbezoekers in Venlo 2009: Tellingen en enquête coffeeshopbezoekers in Venlo. Groningen-Rotterdam: Intraval). Bieleman en Nijkamp (2009). Het gemiddelde aantal coffeeshopbezoeken wordt geschat op 5900 per dag. Het gemiddelde aantal unieke coffeeshopbezoekers wordt geschat op 4450 – 5000 per dag. Ten opzichte van 2006 is het aantal coffeeshopbezoeken in 2009 met ongeveer 30% afgenomen. Ook de hoeveelheid softdrugs dat per bezoek wordt gekocht, is afgenomen ten opzichte van 2006. In 2009 is deze hoeveelheid 2,7 gram, terwijl deze in 2006 nog 4,0 gram was. Genoemde redenen in rapport van St. Intraval 2009 zijn: de kredietcrisis, toegenomen controle door Duitse politie, weigering bezoekers die te voet arriveren bij coffeeshops in periferie van Venlo en de invoering van een pasjessysteem bij de twee coffeeshops in de periferie van Venlo.
122
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 138
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving
basisregistratie laat zien dat een aanzienlijk deel van de overlast is toe te schrijven aan Duitse personen: 20% van de verdachten van ‘overlast door drugs/medicijnen’ (incidentcode 553) uit de regio heeft de Duitse nationaliteit.213, 214 Verder is te zien dat van alle verdachten van ‘softdrugs’ (incidentcode 384) 15% de Duitse nationaliteit heeft. Voor Venlo is dit aandeel zelfs 33%.215 Veel Duitse drugstoeristen reizen per trein naar Venlo. Zij stappen dan net voor de grens uit in Kaldenkerken en gaan te voet de grens over. Dit zorgt zowel bij omwonenden op de route als treinreizigers voor overlast (onder andere in de vorm van vernielingen en onveiligheidsgevoelens). Ook is er veel drugsgebruik op straat, wat deels wordt toegeschreven aan het stringent hanteren van de leeftijdsgrens door de shops. De coffeeshops werken namelijk met pasjes voor personen van 21 jaar en ouder, hoewel zij wettelijk mogen verkopen aan personen vanaf 18 jaar. Bovendien blijkt Venlo aantrekkelijk te zijn als marktplaats en worden er ook drugs aangevoerd c.q. illegaal gekweekt omdat er in Venlo zo gemakkelijk drugs kunnen worden verkocht aan Duitsers. Alleen al in de stad Venlo worden jaarlijks 50-70 wietplantages opgerold. Deze kwekerijen vormen een gevaar voor omwonenden (onder andere door brandgevaar). Verder blijkt de straathandel en illegale verkoop vanuit woningen te groeien. Ten slotte lijkt sprake te zijn van verplaatsing van Rotterdamse drugsrunners naar zowel Roermond als Venlo. Zij richten zich op de drugstoeristen en proberen ook harddrugs aan de man te brengen. Om deze vormen van overlast en drugsgerelateerde criminaliteit tegen te gaan, is in Venlo in 2001 het project Hektor gestart. In dit project werkt de gemeente Venlo nauw samen met de politie Limburg-Noord, het arrondissementsparket Roermond van het Openbaar Ministerie (OM), de belastingdienst en een aantal private partners. Er werkt een rechercheteam (bestaande uit 7 algemene rechercheurs, 2 financiële rechercheurs en een teamleider) en een straatteam (10 personen) aan het politiële deel van Hektor. Het project Hektor was er in beginsel op gericht om de overlast op Nederlands grondgebied aan te pakken. Echter, omdat duidelijk was dat Limburg-Noord deze overlast deelt met Duitsland, vond in 2003 overleg plaats tussen de Duitse en Nederlandse (hoofd)officieren van justitie en vertegenwoordigers van de politie. Sindsdien is de samenwerking geïntensiveerd en werken medewerkers van Nederlandse en Duitse autoriteiten in het kader van Hektor regelmatig met elkaar samen. Bij Hektor worden drie sporen onderscheiden, respectievelijk met betrekking tot handhaving, vastgoed en het coffeeshopbeleid. Het eerste spoor behelst zowel de strafrechtelijke als de bestuursrechtelijke handhaving. De rol van de politie Limburg-Noord zit voornamelijk aan de strafrechtelijke kant. Het straatteam 213
214
215
Deze analyse is uitgevoerd op gegevens over de periode november 2007 tot november 2008 en komen uit BPS, het basisregistratiesysteem van het korps dat destijds nog gebruikt werd. Verder is uit de gegevens op te maken dat van het totale aantal verdachten met een bekende nationaliteit (56) 68% de Nederlandse nationaliteit heeft. Op regioniveau heeft van deze verdachten 73% de Nederlandse nationaliteit. In Venlo is dit aandeel veel lager: 47%.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 139
123
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
van de politie houdt zich in het kader van Hektor hoofdzakelijk bezig met de aanpak van illegale verkooppunten van softdrugs, drugsrunners, straatdealers, parkeeroverlast, controle van gedoogde coffeeshops en vervuiling. Hier hoort een aanpak van de achterliggende criminaliteit door een permanent rechercheteam bij (zie ook hoofdstuk 4). Het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk geld dat verkregen is met de drugshandel wordt ontnomen (de zogeheten financiële/fiscale handhaving). Bij bestuurlijke handhaving moet gedacht worden aan het actief opsporen en sluiten van illegale verkooppunten van softdrugs, het opleggen van verblijfsontzeggingen aan drugsrunners en -dealers, de bouwkundige handhaving van (drugs)panden, een actief vergunningverleningsbeleid in verband met de vele horecabedrijven die als dekmantel voor de verkoop van softdrugs fungeren, leefmilieucontroles en controle op uitkeringen van drugsrunners en -dealers door de sociale recherche.216 Naast Hektor is ook het zogenoemde Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo (ODV) in het leven geroepen om de drugsoverlast nabij de coffeeshops in Venlo aan te pakken. Dit samenwerkingsverband, dat op 18 juni 2007 van start ging, richt zich in het bijzonder op de overlast die wordt veroorzaakt door klanten van de Venlose coffeeshops Oase en Roots die te voet van de coffeeshops naar het station in Kaldenkerken gaan of van dit station afkomstig zijn. Het ODV is aan Duitse zijde van de grens geïnitieerd door de KPB Viersen. Naast deze partij zijn ook de Bundespolizei, de Zoll, de Staatsanwaltschaft Krefeld, het consultatie bureau voor drugs en de Deutsche Bahn in het ODV vertegenwoordigd. Van Nederlandse zijde schuift de coördinator internationale betrekkingen van het korps Limburg-Noord aan. Zij hebben gezamenlijk tot doel gesteld binnen zes maanden, als gevolg van op elkaar afgestemde, preventieve en repressieve maatregelen, de overlast voor de omwonenden en treinreizigers te verminderen, de bescherming van eigendom van omwonenden en de Deutsche Bahn te garanderen en het gevoel van onveiligheid te verminderen. Mede in het kader van het ODV hebben de Nederlandse wijkagent en zijn Duitse collega regelmatig contact. Dit contact richt zich in het bijzonder op de openbare orde. De effectiviteit van de projecten Hektor en ODV is wisselend. Aanvankelijk zijn er signalen dat de overlast als gevolg van ODV zou zijn afgenomen. Later komen er echter toch weer klachten van omwonenden aan het licht. Men zou aan Duitse zijde te maken hebben met fietsendiefstallen, maar ook straatroven. De aanpak van de overlast werd geïntensiveerd onder andere door het uitstappen in Kaldenkerken van drugsklanten te ontmoedigen. Het jaarverslag van Hektor over 2008 suggereert dat aan Nederlandse zijde van de grens de politie wel in staat is gebleken greep te krijgen op de drugsoverlast. De drugsoverlast en de daarmee gepaard gaande criminaliteit zou ‘beheersbaar’ zijn.217 Hektor heeft in 2008 onder
216
217
Www.venlo.nl/gemeente_en_beleid/projecten-en-programmas/aanpak_drugsoverlast/Pages/ De_drie_sporen_van_Hektor.aspx. Geraadpleegd op 12 oktober 2009. R. Geraedts (2009). Jaarverslag ‘Hektor’ 2008.
124
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 140
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving
andere geleid tot 301 aanhoudingen218, de ontmanteling van meerdere hennepkwekerijen, en diverse uitgevoerde onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met de soft- en harddrugscriminaliteit. Verder werden er in 2008 meer softdrugs in beslaggenomen dan in het jaar ervoor en werd ruim € 131.000 aan wederrechtelijk verkregen vermogen in beslag genomen. Overigens constateren Duitse autoriteiten een afname in de overlast van het centrum van Venlo, maar tegelijkertijd een verplaatsing van de overlast naar de gemeente Nettetal.219
5.2.2. Winkelgebieden Naast coffeeshops leggen ook (andere) winkelgebieden beslag op de handhavingscapaciteit van de politie. De winkelgebieden van Roermond en Venlo trekken veel Duitse en een aantal Belgische consumenten en de aanwezigheid van veel mensen betekent dat er veel toezicht nodig is. Dat de winkelgebieden uit de regio veel buitenlandse bezoekers trekken, blijkt onder andere uit de resultaten van de Monitor grenzeloos winkelen 2009. Hierin is onder meer gekeken naar de besteding aan niet-dagelijkse artikelen in een bepaalde regio door personen van buiten deze regio.220 Volgens de monitor wordt in de regio Roermond ongeveer € 439,4 miljoen besteed door personen van buiten de regio. Bijna de helft hiervan komt van Duitse bezoekers (€ 216,8 miljoen)221, grotendeels uit Mönchengladbach. Dit aandeel is nog groter in Venlo. Hier wordt volgens de monitor ongeveer € 437,5 miljoen besteed door personen buiten de eigen regio, waar ruim 80% (€ 361,6 miljoen) toe te schrijven is aan Duitse consumenten (hoofdzakelijk uit Mönchengladbach en Kleve-Krefeld).222 Voor zowel Roermond als Venlo geldt dus dat er meer door Duitsers in de regio wordt besteed dan door Nederlanders van buiten de regio. Bewegingen de andere kant op (vanuit Venlo en Roermond naar Duitsland) zijn veel minder duidelijk aanwezig. Van de bestedingen die door consumenten uit Roermond buiten de regio worden gedaan, komt slechts 20% in Duitsland terecht. Voor Venlo is dit aandeel nog lager: 218
219
220
221
222
Dit waren er minder dan het jaar daarvoor: toen waren er 389 aanhoudingen. Dat bezoekers regelmatig meerdere coffeeshops bezoeken, wordt tevens geconstateerd in het rapport van St. Intraval 2009. Hierin wordt vermeld dat ongeveer een kwart van de bezoekers van de coffeeshops van Venlo meerdere coffeeshops per dag bezoekt. Dat deze bezoekers dan meer dan 5 gram kopen, komt in dit onderzoek van St. Intraval minder duidelijk naar voren. Hierbij dient men echter rekening te houden met het feit dat gebruik is gemaakt van zelfrapportage en dat sociale wenselijkheid een rol kan hebben gespeeld in het geven van de antwoorden. Het betreft hier alleen de regio’s uit het onderzoeksgebied. De geselecteerde regio’s zijn Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen, Roermond, Weert, Venlo, Venray, Eindhoven, Nijmegen, Mönchengladbach, Kleve-Krefeld, Aken, Belgisch Limburg Zuid, Belgisch Limburg Noord en Luik. € 26,1 miljoen (6%) komt uit Belgische regio’s en € 196,5 miljoen (45%) uit Nederlandse regio’s. € 1,9 miljoen (<1%) komt uit Belgische regio’s en € 74 miljoen (17%) uit Nederlandse regio’s.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 141
125
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
14%. Al met al suggereren deze cijfers dat er veel meer Duitse consumenten naar Roermond en Venlo toe komen dan dat er consumenten vanuit deze regio’s naar Duitsland gaan. Hoewel de winkelgebieden van Venray en Weert ook regelmatig bezocht worden door Belgen en Duitsers, is dit in mindere mate het geval dan in Roermond en Venlo.223, 224 Daarom zal in onderstaande paragrafen met name nader worden ingezoomd op de situatie in Roermond en Venlo. Er zijn een aantal zaken te noemen die de consumenten naar Roermond en Venlo toe trekken. De eerste is de koopzondag. Zondagopenstellingen zijn in Duitsland zeldzaam, waar het centrum van Venlo 19 koopzondagen per jaar heeft en het centrum van Roermond 16. Bovendien zijn het Designer Outlet Centrum, de Huis- en Tuinboulevard en het Retailpark in Roermond elke zondag geopend.225 Volgens de Monitor grenzeloos winkelen 2009 zijn verder de sfeer, het aantal winkels en de variatie in het assortiment belangrijke redenen voor mensen van buiten de regio om naar Roermond te gaan. Met de geplande nieuwe verbindingsweg (N280-oost) tussen de A73 en de Duitse grens (BundesAutoBahn A52) zal Roermond voor het Duitse achterland beter bereikbaar worden. Voor Venlo blijkt het prijsniveau van de winkels, de variatie in het assortiment en het aantal winkels aantrekkelijk te zijn voor mensen van buiten de regio. De enorme Duitse aanloop op de zaterdagen, zondagen en Duitse feestdagen zorgt in Venlo en Roermond voor drukte die extra toezicht noodzakelijk maakt. Met name het relatief kleine inwoneraantal van de regio Limburg-Noord maakt de impact van de grote aantallen dagjesmensen groot. Het toezicht richt zich voornamelijk op de verkeersstromen en op surveillances. Zakkenrollers maken gebruik van de drukte. Een analyse van de basisregistratie van de regio over de periode november 2007 tot november 2008 laat zien dat ongeveer 17% van de slachtoffers van zakkenrollerij de Duitse nationaliteit heeft (ongeveer 79% heeft de Nederlandse nationaliteit).226 Het overgrote deel van de (gemelde) incidenten van zakkenrollerij met een Duits slachtoffer (119 van de 128) vond in Venlo plaats. Daarmee is het aandeel slachtoffers met de Duitse nationaliteit in Venlo ongeveer 37% (en heeft ongeveer 58% de Nederlandse nationaliteit). Ook kunnen Duitse
223
224
225
226
Personen uit de regio Weert besteden naar schatting € 84 miljoen in andere regio’s. Door de personen van buiten regio Weert wordt ongeveer € 60,4 miljoen in Weert besteed, waarvan ongeveer 27% door Belgen en 22% door Duitsers. Dit suggereert dat er meer mensen uit Weert in andere regio’s gaan winkelen, dan dat er mensen uit andere regio’s in Weert gaan winkelen. Personen uit de regio Venray besteden naar schatting € 69,6 miljoen in andere regio’s. Door de personen van buiten regio Venray wordt ongeveer € 75,6 miljoen in Venray besteed, waarvan ongeveer 50% door Duitsers en 1% door Belgen. Dit suggereert dat, net als in Venlo en Roermond, er meer personen van buiten de regio in Venray gaan winkelen, dan dat er personen uit Venray buiten de regio gaan winkelen. Www.koopzondagen.net/koopzondag. Bekeken op 28 november 2009. De genoemde aantallen zijn het aantal koopzondagen in 2009. Voor deze analyse is gekeken naar mutaties met de incidentcode 233: zakkenrollerij. In BPS (dat destijds nog in gebruik was) kunnen verschillende rollen worden onderscheiden. De rollen die voor de berekening van het genoemde percentage zijn geselecteerd zijn: aangever/ benadeelde, aangever, benadeelde, eigenaar en melder.
126
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 142
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving
bezoekers het slachtoffer worden van autodiefstal. Gegevens uit de basisregistratie laten zien dat ongeveer 8% van de slachtoffers van autodiefstal de Duitse nationaliteit heeft.227 Het afhandelen van een aangifte door een buitenlands slachtoffer kost meer tijd dan van een Nederlands slachtoffer. Met name het vertalen kost extra tijd. De aangifte moet namelijk eerst in het Nederlands worden opgesteld, en vervolgens bij het voorlezen van de aangifte worden terugvertaald, zodat het slachtoffer begrijpt wat er in de aangifte staat en om te controleren of alles klopt. Om dit extra werk te kunnen doen is er op koopzondagen een extra bezetting van de aangiftebalie bij een van de bureaus in Venlo.
5.2.3. Uitgaansgebieden Regelmatig komen er Duitse en Belgische bezoekers naar de verschillende uitgaansgebieden in de regio. Zoals ook geldt voor de winkelgebieden, vergt de aanwezigheid van meer mensen meer toezicht. De buitenlandse bezoekers kunnen immers zorgen voor extra overlast in de uitgaansgebieden. Er blijkt echter geen duidelijk beeld te bestaan van het aantal Duitse en Belgische bezoekers van de uitgaansgebieden in de regio. Het aandeel Duitse en Belgische bezoekers verschilt bovendien per basiseenheid. Zo grenst de basis eenheid Weert-Nederweert aan België, wat tot gevolg heeft dat het uitgaans gebied van Weert voornamelijk wordt bezocht door Belgen en minder vaak door Duitsers. In Roermond gaat het voornamelijk om Duitse toeristen, die met name in het zomerseizoen de watersportgebieden in de regio opzoeken en in die perio de het uitgaansgebied bezoeken. Om een beeld te krijgen van de mate van overlast die veroorzaakt wordt door Duitse en Belgische bezoekers van de uitgaansgebieden in de regio, is een analyse gepleegd op de basisregistratie van de politie Limburg-Noord (periode november 2007 tot november 2008). Duitsers en Belgen lijken voor weinig overlast te zorgen. Het aandeel Duitsers en Belgen bij overlast van/door dronkenschap (incidentcode 552) is klein: 11 verdachten (4%) hebben de Duitse nationaliteit en er zijn geen verdachten met de Belgische nationaliteit. Het is echter wel opvallend dat er relatief veel Polen zijn die verdacht worden van overlast van/door dronkenschap (16%).228 Overlast door openlijke geweldpleging jegens personen of goederen (respectievelijk incidentcode 325 en 326) door Duitsers en Belgen is nog geringer dan door dronkenschap: er is hiervoor één verdachte met de Duitse nationaliteit (en geen met de Belgische nationaliteit). Veruit de meeste openlijke geweldplegers in de
227
228
Voor deze analyse is gekeken naar mutaties met de incidentcode 204: diefstal auto. De rollen die voor de berekening van het genoemde percentage zijn geselecteerd zijn: aangever/ benadeelde, aangever, benadeelde, eigenaar, melder en ten naam gestelde. Daarbij is uit gegevens uit de basisregistratie af te leiden dat deze Polen met name opvallen bij dronkenschap en niet bij overlast van/door drugs/medicijnen en ook niet bij overige softdrugsgerelateerde incidenten (incidentcode 384).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 143
127
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
regio hebben, volgens de basisregistratie, de Nederlandse nationaliteit.229, 230 De geringe rol van Duitsers en Belgen in het veroorzaken van overlast in de uitgaans gebieden van de regio, wordt bevestigd door operationeel coördinator van de basiseenheid Weert/Nederweert en de chef van de basiseenheid Roermond. Ook zij geven aan dat Duitsers en Belgen niet voor uitzonderlijke overlast zorgen en noemen Polen als meer opvallende overlastveroorzakers.
5.2.4. R ecreatiegebieden De Maasplassen in de regio Limburg-Noord trekken veel recreanten. Naast bezoekers uit Nederland, trekken deze plassen veel Duitsers, maar ook Belgen, Polen en andere Oost-Europeanen. Vooral in de zomermaanden recreëren er duizenden buitenlanders op en rond de waterplassen. Langs de hele maasoever en de grindgaten in het noordelijke deel van de regio zijn recreatiegebieden. De overlast en criminaliteit rondom deze recreatiegebieden heeft onder andere betrekking op illegaal vissen, vuur maken langs de waterkant, varen met te snelle boten, het achterlaten van rommel, maar ook diefstal van motoren. In 2008 hebben 15 integrale controles in het kader van het Maasproject plaatsgevonden. In totaal werden daarbij 1202 personen gecontroleerd en werden 125 processen verbaal opgemaakt. Daarmee is het overtredingspercentage wederom gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren (met 10,4%). In 2009 zal in afgeslankte vorm door de politie worden geparticipeerd in het Maasproject.231 Van de overtreders van de visserijwet met een bekende nationaliteit heeft ongeveer 44% de Duitse nationaliteit, 46% de Nederlandse nationaliteit en geen enkele overtreder de Belgische nationaliteit.232 Voor de andere overtredingen is niet te schatten welk aandeel van de daders de Nederlandse, dan wel de Belgische of Duitse nationaliteit heeft, omdat geen sprake is van een specifieke incidentcode (zoals voor vuur maken langs de waterkant) of omdat een overtreding niet noodzakelijkerwijs heeft plaatsgevonden rondom het recreatiegebied (zoals het achterlaten van rommel).
229
230
231
232
Voor incidentcode 325 hebben 35 van de 45 verdachten de Nederlandse nationaliteit, voor incidentcode 326 hebben 24 van de 25 verdachten de Nederlandse nationaliteit. Hierbij moet worden opgemerkt dat openlijk geweld niet altijd hoeft plaats te vinden in het uitgaansgebied. Doel van het vermelden van het aandeel Duitse en Belgische verdachten ten aanzien van openlijk geweld is echter om te kijken of het mogelijk is dat bij het openlijk geweld in de uitgaansgebieden relatief vaak Duitse of Belgische verdachten betrokken zijn. Gezien de zeer lage aantallen op regioniveau lijkt dit onwaarschijnlijk. Managementrapportage 8-Marap 2008 District Venray, versie 3.0, d.d. 11 november 2008. Opgesteld door de districtchef van Venray. Deze percentages zijn gebaseerd op een analyse van de gegevens uit de basisregistratie van het korps Limburg-Noord over de periode november 2007 tot november 2008. Hierbij gaat het om de verdachten en betrokkenen van de incidentcode 513 ‘visserijwet’.
128
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 144
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving
5.2.5. Evenementen In de grensstreek vinden regelmatig evenementen plaats, die gedurende een bepaalde periode relatief veel mensen aantrekken. Omdat dergelijke evenementen in de grensstreek niet alleen bezoekers uit eigen land, maar vaak ook bezoekers uit het buurland aantrekken, wordt er rondom deze evenementen regelmatig verzocht om bijstand van een ander korps. Voorbeelden van Duitse evenementen waar korps Limburg-Noord bijstand heeft verleend zijn Euro 2008 (WK voetbal), Q-Base, carnavalsoptochten en kerstmarkten. De Halfvastenstoet in Maaseik en het Europees Schutterstreffen in Kinrooi zijn voorbeelden van Belgische evenementen waarbij korps LimburgNoord bijstand heeft verleend. Bij al deze evenementen was een aanzienlijk deel van de bezoekers uit Nederland afkomstig. Ten slotte zijn er nog een aantal evenementen op Nederlands grondgebied die relatief veel Belgische en Duitse bezoekers trekken en waarbij in een aantal gevallen bijstand is verleend door de korpsen uit de buurlanden aan korps Limburg-Noord. Hierbij gaat het om de kermis in Weert, Bospop in Weert, het oud Limburgs Schuttersfeest, de Parkfeesten in Venlo, Sneakerz in de stad (in Venlo), Koi Vissen, Kom in de Kas, de Sfeermarkt en ten slotte de Etappe van de Vuelta (een wielerwedstrijd) in 2009 in Venlo. Rondom de Nederlandse evenementen wordt er extra toezicht ingezet door het korps Limburg-Noord. Hoewel van niet alle evenementen bekend is hoeveel extra agenten worden ingezet voor toezicht, is wel bekend dat het gaat om minimaal 310 mandagen per jaar.233 Er kan worden aangenomen dat een deel van dit extra toezicht kan worden toegeschreven aan Belgische en Duitse bezoekers. Echter, vanwege het gebrek aan informatie over bezoekersaantallen uit deze landen kan geen uitspraak worden gedaan over de grootte van dit aandeel.
5.2.6. Verkeer Recreanten, bezoekers van evenementen en mensen die komen winkelen, kunnen soms grote verkeersstromen veroorzaken. Een deel van deze grote verkeers stromen (met name op koopzondagen) is toe te schrijven aan toeristen en dagjes mensen die onder andere de centrum- en winkelgebieden, maar ook de coffeeshops bezoeken. Daarnaast is er relatief veel buitenlands vrachtverkeer in de regio. Dat komt door de A67, die door de regio heenloopt en die een belangrijke verbinding vormt tussen het Duitse Ruhrgebied en de havens van Rotterdam en Antwerpen. Verder ligt het grootste op- en overslagterrein van Europa, Venlo Trade Port West, in de regio. En ten slotte is er nog het transitverkeer tussen 233
Overzicht jaarkalender 2008, gemaakt door coördinator internationale betrekkingen; interview operationeel chef Venlo-Oost; uitgezette vragenlijst bij chefs basiseenheden; interview wijkagent Venlo-Oost; interview operationeel coördinator basiseenheid Weert/Nederweert; interview operationeel chef straatteam Hektor.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 145
129
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
elgië en Duitsland. Al met al wordt geschat dat op koopzondagen meer dan de B helft van het (auto)verkeer Duitsers betreft, en dat buiten die dagen ongeveer een kwart van de vrachtauto’s op de autosnelwegen Duits is. Deze verkeersstromen in de regio vragen om extra verkeerstoezicht. Daarbij is ten eerste het VerkeersHandhavingsTeam (VHT) betrokken. Zij richten zich voornamelijk op veelvoorkomende verkeersovertredingen die vallen onder de term Helmgras: helmdraagplicht, gordeldraagplicht, rood verkeerslicht, alcohol en snelheid. Regelmatig worden buitenlandse bezoekers bekeurd: in de periode van november 2007 tot november 2008 werd ongeveer 14% van alle verbalen in het kader van verkeerstoezicht uitgeschreven aan personen met de Duitse nationaliteit en 4% aan personen met de Belgische nationaliteit.234 Hoewel de afhandeling van deze verbalen in principe wel meer tijd kost, geldt dit voornamelijk voor verbalen die zijn geschreven door de reguliere politie en niet door agenten die tot het VHT behoren. Normaal gesproken is het zo dat geverbaliseerden met een buitenlandse nationaliteit de boete ter plaatste moeten voldoen, wat kan betekenen dat men bijvoorbeeld eerst moet gaan pinnen. Bovendien moet er daarna een kwitantie gemaakt worden. Echter, het VHT kan nu in de meeste gevallen een verbaal voor personen met de Duitse of Belgische nationaliteit op soortgelijke wijze afhandelen als een verbaal voor een Nederlander: de geverbaliseerde krijgt dan een acceptgiro thuis, wat de hierboven genoemde extra werkzaamheden overbodig maakt.235 De administratieve afhandeling van verbalen aan personen met een buitenlandse nationaliteit kost echter wel altijd een extra activiteit, maar deze beperkt zich tot twee muisklikken per verbaal. Hoewel het VHT onderdeel is van het korps politie Limburg-Noord (divisie executieve ondersteuning), wordt dit team extern gefinancierd (door het Ministerie van Justitie: Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie). Dit betekent dat de werkzaamheden van het VHT zelf (en de administratieve afhandeling van de verbalen) geen beslag leggen op de capaciteit van het korps Limburg-Noord. Echter, omdat het VHT zich voornamelijk richt op de meest voorkomende verkeersovertredingen, blijven er ook nog taken over voor de geüniformeerde politie. Het gaat dan om bijvoorbeeld aanrijdingen en andere verkeerscontroles, maar ook om de zogenoemde Helmgrasfeiten. De verkeershandhaving kost het korps de nodige capaciteit. Op koopzondagen worden in de regio Limburg-Noord 10 tot 15 mensen extra ingezet voor toezicht van de openbare orde en geleiding.236 Verder hebben de gemeenten Venlo en Roermond op die dagen een groot aantal stadswachten in dienst. Tevens vinden in verband met de grote verkeersstromen een aantal grootschalige grenscontroles plaats. Bij dergelijke acties wordt door 234
235
236
Het totaal aantal verbalen in het kader van verkeerstoezicht in deze periode was 185.378. Eenentachtig procent hiervan werd uitgeschreven aan personen met de Nederlandse nationaliteit. Hoewel de reguliere politie soms ook gebruik maakt van deze wijze van afhandeling, komt dit veel minder vaak voor dan bij het VHT. Deze extra inzet betreft de reguliere politie, en niet de inzet van het extern gefinancierde VHT.
130
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 146
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van handhaving
korps Limburg-Noord regelmatig opgetrokken met Belgische en Duitse collega’s. Deze verkeerscontroles kosten aan Nederlandse kant ongeveer 100-150 man dagen. Dit betreft zowel personeel van de reguliere politie als het VHT. Daarnaast gaat het vele vrachtverkeer in de regio ook gepaard met ladingdiefstallen. In de basisregistratie van het korps Limburg-Noord zijn in de periode november 2007 tot november 2008 367 mutaties die betrekking hebben op de incidentcode diefstal af/uit “overige voertuigen” (code 215). De meeste hiervan zijn gepleegd in de plaatsen Blerick, Venlo en Weert (ongeveer 35% van het totaal). Uit deze mutaties kan worden opgemaakt dat een groot deel wordt gepleegd op of nabij industrieterreinen (zoals Trade Port West of Venlo Trade Port). Ongeveer 45% van de mutaties diefstal af/uit overige voertuigen die zijn gepleegd in Blerick, Venlo of Weert, hebben als pleegplaats een industrieterrein. Verder blijken dergelijke diefstallen relatief vaak voor te komen op plaatsen nabij de grens, langs snelwegen (zoals de Keulse Barrière bij snelweg 61, de Europaweg bij de A67 en in Weert bij de A2). Van de 44 mutaties met incidentcode diefstal af/uit overige voertuigen met als pleegplaats Venlo (Blerick en Weert liggen niet aan de grens), voldoet 64% aan dit criterium. De aangevers van deze diefstallen komen in voornamelijk uit Nederland, Polen en Duitsland.237 Hoewel er bij technische onderzoeken bij verkeersongevallen ongetwijfeld zaken zullen zijn waarbij een buitenlandse persoon is betrokken, en er wellicht ook op dit gebied sprake is van een Duitse of Belgische component, is niet te achterhalen hoe vaak dit is voorgekomen. Dit wordt namelijk niet geregistreerd. Hierdoor is niet aan te geven welk aandeel van het werk van korps LimburgNoord op dit gebied kan worden toegeschreven aan Duitse of Belgische personen. Hetzelfde geldt voor de betrokkenheid van Nederlanders bij verkeersongevallen op Duits grondgebied. Ook hier beschikt men namelijk niet over cijfermatig materiaal.
5.2.7. Toezicht op wijkniveau De wijkagent probeert, in samenwerking met andere diensten, buurtproblemen structureel op te lossen. Dit doet hij onder andere samen met wijk- en buurt beheer, gemeentelijke diensten, sociaal maatschappelijke diensten en woningbouwverenigingen. Ook wijkagenten van korps Limburg-Noord werken samen met Belgische en Duitse collega’s. Het gaat hierbij voornamelijk om overleg met wijkagenten aan de andere zijde van de grens en het leggen (en onderhouden)
237
Van alle mutaties met betrekking tot incidentcode 215, waarbij een nationaliteit bekend is (225 van de 367 mutaties) heeft ongeveer 71% de Nederlandse nationaliteit, 10% de Poolse nationaliteit en 6% de Duitse nationaliteit. Hoewel dit aantal alle rollen betreft, gaat het in het overgrote merendeel om slachtoffers (eigenaar, aangever, benadeelde, et cetera).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 147
131
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
van directe contacten, basale informatie-uitwisselingen en om gezamenlijk optreden.238 Of en op welk gebied er sprake is van een grensoverschrijdende component in het werk van de wijkagent, is grotendeels afhankelijk van de locatie van de wijk waarin hij of zij werkzaam is. In wijken rondom de coffeeshops heeft men voornamelijk te maken met de grensoverschrijdende componenten die zijn genoemd in paragraaf 5.2.1. Wijken in het centrum zullen echter veel meer te maken hebben met de grensoverschrijdende componenten van winkelen en uitgaan, die in paragraaf 5.2.2 en 5.2.3 zijn omschreven. Verder zal men in de wijken rondom de Maasplassen voornamelijk te maken hebben met overlast door onder meer Belgische en Duitse recreanten.
5.2.8. Toezicht op milieuwetgeving In het toezicht op de milieuwetgeving in de regio Limburg-Noord zijn Duitse en Belgische componenten te ontdekken. Zo gaan er verschillende soorten afval over en weer de grenzen over. Bovendien komt het voor dat men op papier meststoffen vanuit Nederland naar het buitenland afvoert, maar dat deze in werkelijkheid in Nederland in de grond worden gebracht. Daarnaast zijn er stropers uit België en Duitsland die hun wild in Nederland halen, en Nederlandse personen die in België en Duitsland gaan stropen. Ten slotte speelt de import van vuurwerk in de regio een rol. Deze import is voornamelijk terug te voeren op een verschil in regelgeving tussen Nederland en het buurland. Er wordt op het gebied van de milieuwetgeving niet of nauwelijks samengewerkt met de buurlanden.
5.2.9. Toezicht op vreemdelingen Zaken die onder het takenpakket van de vreemdelingenpolitie vallen hebben vaak een internationaal karakter. Dit geldt ook voor de vreemdelingenpolitie van korps Limburg-Noord. Op dit vlak wordt er voornamelijk samengewerkt met de Duitse collega’s. Dit heeft te maken met het feit dat veel prostituees zowel in de Nederlandse als in de Duitse prostitutiesector werkzaam zijn.
238
Hoewel het in kaart brengen en het toezicht houden op overlastgevende jeugdgroepen wel tot het takenpakket van een wijkagent hoort, blijkt uit de beschrijving van deze jeugdgroepen uit de regio geen internationale componenten: er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat Nederlandse jeugdgroepen de grens over gaan of dat jongeren uit Duitsland of België zich aansluiten bij jeugdgroepen uit de regio. Om er zeker van te zijn dat dit daadwerkelijk niet gebeurt, zou een verdiepende analyse nodig zijn. Een dergelijke verdiepingsslag is echter niet uitgevoerd. Daarom wordt er hier voor gekozen de werkzaamheden van de wijkagent ten aanzien van overlastgevende jeugdgroepen buiten beschouwing te laten.
132
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 148
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.3. Samenwerking bij handhaving
5.3. Samenwerking bij handhaving Het korps Limburg-Noord werkt op handhavingsgebied voornamelijk op het operationele vlak samen met de Duitse en Belgische collega’s. Met betrekking tot de aanpak van drugsoverlast zien we een projectmatige aanpak. De overige samen werking bevindt zich voornamelijk op het vlak van bijstandsverlening en uitwisseling van informatie aan de hand van incidenten of concrete zaken. In enkele gevallen is ook sprake van niet-operationele samenwerking in de zin dat het leggen van contacten met buitenlandse collega’s wordt gestimuleerd. Dit komt echter minder vaak voor dan op het gebied van opsporing het geval is of bij meldkamers. De uitwisselingsstages die we op laatstgenoemde gebieden regelmatig zien om als het ware bij elkaar een ‘kijkje in de keuken’ te nemen, zien we op handhavingsgebied zelden. Hieronder zal specifieker worden ingegaan op welke manieren er wordt samengewerkt door korps Limburg-Noord met Duitse en Belgische collega’s, wie daarbij betrokken zijn en de schaal waarop dit gebeurt. Tevens zullen beperkingen en problemen die hierbij aan de orde zijn, worden besproken.
5.3.1. Projectmatige aanpak van drugsoverlast Bij de aanpak van de drugsproblematiek rondom de coffeeshops zien we een projectmatige aanpak, zowel met betrekking tot de aanpak van overlast veroorzaakt door kopers van softdrugs, als ten aanzien van de aanpak van de Rotterdamse drugsrunners. Zo werden Hektor en het ODV al genoemd. Ten behoeve van de bestrijding van de Rotterdamse drugsrunners is door korps LimburgNoord een speciale werkgroep opgericht die op projectmatige basis opereert. 5.3.1.1. Vormen van samenwerking Bij de aanpak van de drugsproblematiek wordt er binnen de verschillende projecten samengewerkt met Duitse collega’s. Samenwerking met Belgische partners op dit gebied is zelden aan de orde, maar lijkt ook niet nodig aangezien er met België geen sprake is van een gedeelde problematiek. Sinds de start van het project Hektor is er op verschillende niveaus regelmatig contact met de Duitse autoriteiten. In 2003 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de Duitse en Nederlandse (hoofd)officieren van justitie en vertegenwoordigers van politie. Het doel van dit overleg was de samenwerking tussen politie en justitie te versterken. In 2003 en 2004 hebben diverse (informele) bijeenkomsten plaatsgevonden tussen medewerkers van de Nederlandse en Duitse autoriteiten die in het kader van Hektor regelmatig met elkaar samenwerken.239 Hoewel er op dit moment geen structureel overleg is, wordt er aan de hand van concrete 239
J. Snippe et al. (2005). Hektor in Venlo. Groningen-Rotterdam: Intraval.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 149
133
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
zaken regelmatig direct contact gelegd met Duitse collega’s, zowel op recherche vlak als op het niveau van het straatteam van Hektor. Dat dit zijn vruchten heeft afgeworpen, blijkt uit het jaarverslag van Hektor over 2008. Hierin wordt namelijk vermeld dat de politiesamenwerking op het gebied van de aanpak van drugsoverlast- en criminaliteit verder is verbeterd. Zo is de samenwerking met de Duitse collega’s verbeterd, onder andere door het uitwisselen van informatie en het doen van enkele parallelle onderzoeken (onder meer met Berlijn, Aken en Neurenberg). Bovendien zijn het Hektor-rechercheteam en het Hektor-straatteam nauwer gaan samenwerken en werden er ook meer onderzoeken op drugsgebied gezamenlijk verricht met de basiseenheden binnen het district Venlo. Daarnaast is de samenwerking met de afdeling Veiligheid en Handhaving van de gemeente Venlo uitgebreid. Gezamenlijke controles van deze afdeling en het straatteam van Hektor komen dan ook steeds vaker voor. Deze verbeterde samenwerking lijkt op haar beurt weer een gunstig effect te hebben op de aanpak van de problematiek.240 Ook in het kader van het ODV vindt samenwerking plaats tussen de Duitse en Nederlandse politie van Limburg-Noord. In april van 2008 vond een gesprek tussen de gebiedsmentoren van Venlo en de Duitse collega’s over het organiseren van gezamenlijke patrouilles, die ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd.241 Minimaal eens per 2 maanden zijn er samen met de spoorwegpolitie (SPOPOL) gerichte controles op de treinen. Verder is er een voorstel om te investeren in ‘catch on wheels’ dat tot doel heeft kentekens meer structureel te registreren en meer te controleren aan de grens. Contacten in dit verband zijn er met Kaldenkirchen, Mönchengladbach en Viersen. 5.3.1.2. Knelpunten in de samenwerking In de aanpak van de drugsoverlast speelt een aantal lastige zaken mee. Ten eerste lijkt men aan weerszijden van de grens verschillend aan te kijken tegen de oorsprong van de drugsoverlast. Het Noord-Limburgse korps heeft voornamelijk last van de vele Duitse drugstoeristen die de coffeeshops in de regio bezoeken, terwijl men zich aan Duitse kant vooral stoort aan het Nederlandse softdrugsbeleid. De bron van de overlast die drugstoeristen ook op eigen grondgebied veroorzaken, ligt aan Nederlandse zijde, zo is de indruk. Zonder het Nederlandse gedoogbeleid zouden immers niet zoveel Duitsers op pad gaan om in Nederland drugs te kopen. Met andere woorden, hoewel men zowel op Nederlands als op Duits grondgebied last heeft van het drugstoerisme, en er dus gesproken kan worden van een ge zamenlijk probleem, heeft men niet dezelfde visie over de oorsprong ervan. Verder zien de Duitsers – volgens de coördinator internationale betrekkingen – dat de gemeente Venlo erin geslaagd is de overlast in het centrum terug te dringen,
240 241
R. Geraedts (2009). Deze gezamenlijke controles vonden zowel plaats op de grens als in de trein van en naar Duitsland in samenwerking met het straatteam Hektor, Polizei Kaldenkirchen/Viersen en de Autobahnpolizei. Bron: Coördinator straatteam Hektor politie Limburg-Noord.
134
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 150
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.3. Samenwerking bij handhaving
maar ook dat deze overlast zich verplaatst heeft naar de gemeente Nettetal. De Duitsers voelen zich opgezadeld met een Nederlands probleem. Dit verschil in optiek maakte de samenwerking in het ODV er niet gemakkelijker op. Korps Limburg-Noord heeft daarom moeite gedaan om aan de Duitse collega’s duidelijk te maken dat zij hun standpunt serieus nemen en van goede wil zijn. Hierbij probeerde men bewust een fundamentele discussie over het drugsbeleid te vermijden, omdat het korps zelf beperkt invloed heeft op het gedoogbeleid in de regio. In plaats daarvan heeft men besloten om mee te helpen in het bestrijden van zaken waar men aan Duitse kant last van heeft op softdrugsgebied (zoals overlast door softdrugstoeristen die lopend de grens overgaan, overlast op en rondom het spoor en de verkoop van softdrugs aan minderjarigen). In de eerste plaats wordt aan Duitse autoriteiten uitleg gegeven over het drugsbeleid, het project Hektor en de rol van de politie hierin in het bijzonder. Dit vanwege de constatering dat weinig deelnemers aan het ODV op de hoogte bleken te zijn van met name het politiële deel van Hektor. De operationeel chef van het straatteam van Hektor geeft samen met de coördinator internationale betrekkingen jaarlijks ongeveer vijf presentaties in Duitsland om het Limburgse drugsbeleid toe te lichten. Dit wordt steeds gedaan op verzoek van Duitsland. Naast voorlichting, zijn in het kader van het ODV zoals eerder beschreven plannen gemaakt voor gezamenlijke patrouilles en voor uitwisseling van informatie, gericht op handelingen die in strijd zijn met de aan de coffeeshops opgelegde voorwaarden. Bij de samenwerking in het kader van het ODV kwam men tot de ontdekking dat de aanpak van de drugsproblematiek aan Duitse kant mogelijk ook een negatieve consequentie heeft. Bij controles aan de grens worden namelijk regelmatig de klantenpasjes van de coffeeshops ingenomen, omdat ze beschouwd kunnen worden als bewijsmateriaal. Deze pasjes zijn echter bedoeld om minderjarige klanten uit te sluiten. Inname van de legitimatie betekent dat de betrokkene niet meer terecht kan in de betreffende coffeeshop en dus aangewezen is op het illegale circuit. Hierdoor dreigt vermenging met andere verdovende middelen. Ook kan het leiden tot ‘runnen’ en tot overlast op straat of meer druk op illegale verkooppunten. Een factor die in de berichtgeving naar voren komt en die mogelijk de effectiviteit van de werkgroep ODV in de weg staat, is de grootte en de vrijblijvendheid van de bijeenkomst. Omdat men aan Duitse zijde te maken heeft met allemaal losse organisaties, is men elkaar in principe geen verantwoording verschuldigd. Hierdoor is het lastig om elkaar aan te spreken op het nakomen van afspraken. Van de zijde van de politie streeft men ernaar dat er in bilaterale verbanden verder zal worden gegaan, waardoor initiatieven daadwerkelijk van de grond kunnen komen. In hoeverre dit ook lukt, is niet bekend. Met betrekking tot de aanpak van de Rotterdamse drugsrunners in de regio Limburg-Noord, werd eerder al aangegeven dat het vermoeden bestaat dat er indicaties zijn dat de problematiek zich over de landsgrenzen heen verspreidt. Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 151
135
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
Echter, aan Duitse kant herkent men dit probleem niet. Dit maakt het lastig voor korps Limburg-Noord om op het gebied van de aanpak van harddrugs de samenwerking te zoeken met Duitse partners.
5.3.2. Gezamenlijke controles en patrouilles Ten behoeve van de verkeersveiligheid werkt het korps Limburg-Noord regelmatig samen met zijn Duitse en Belgische collega’s door gezamenlijke controles uit te voeren op en rond de grens en gezamenlijk te patrouilleren. Beide landen aan weerszijde van de grens willen graag zicht houden op wie en wat hun land binnenkomt. De samenwerking werkt efficiënt, alleen al doordat de meeste personen die gecontroleerd worden in de eigen taal kunnen worden aangesproken. Een voorbeeld van een recente samenwerkingsverband is een grote gezamenlijke controle van de politie Limburg-Noord en de Belgische politiezones Maasland en Noord-Oost Limburg. Deze controle vond plaats aan en nabij de grensovergangen met België. Hieraan namen 78 medewerkers van korps Limburg-Noord deel (het aantal Belgische medewerkers dat aan deze controle deelnam is niet bekend). Soortgelijke gezamenlijke controles vinden ook plaats op of nabij de NederlandsDuitse grens. Zo neemt de post in Kaldenkirchen regelmatig deel aan grensoverschrijdende controles samen met het korps Limburg-Noord. Tot op dit moment blijft de samenwerking met de Duitse politie op verkeersgebied, naast de eerder genoemde controles, beperkt tot het begeleiden van toertochten en dergelijke en periodieke netwerkbijeenkomsten om elkaar te leren kennen. De organisatorische inbedding van de politieverkeerstaak binnen de organisatie maakt samenwerking complex. De Duitse politie heeft een afzonderlijke directie verkeer. Korps Limburg-Noord heeft dit niet; de verkeerstaak loopt dwars door de organisatie heen. Daarnaast heeft de politie Limburg-Noord op verkeersgebied de beschikking over gecertificeerde technische opsporing. De Duitse politie beschikt niet over een dergelijk onderdeel. Zij moet technische onderzoeken bij complexe verkeersongevallen uitbesteden. Een belangrijk samenwerkingsverband vormen de zogeheten TISPOLcontroles. TISPOL is een Europees samenwerkingsverband van verkeerspolitieorganisaties (waarbij onder andere Nederland en Duitsland zijn aangesloten). TISPOL tracht op gezette dagen en tijdstippen binnen de aangesloten landen verkeerscontroles te laten plaatsvinden. Op 10 december 2009 vond de eerste controle plaats, waaraan onder andere het politiekorps van Krefeld aan deelnam. Gezamenlijke patrouilles en controles vinden we ook in het kader van het vreemdelingentoezicht. Ook hier sprake van een gedeelde problematiek. Veel prostituees bijvoorbeeld zijn zowel in Limburg-Noord als aan Duitse zijde van de grens werkzaam. Bij uitwisselingen van operationele informatie en gezamenlijke controles zijn beide partijen gebaat en dat komt dan ook regelmatig voor: Er vindt wekelijks informatie-uitwisseling plaats. 136
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 152
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.3. Samenwerking bij handhaving
Echt structurele samenwerking met de Duitse en Belgische vreemdelingen politie is er echter niet. Het korps Limburg-Noord zoekt op dit gebied voor namelijk samenwerking aan de hand van concrete zaken. Daarbij probeert men overigens wel meer inzicht te krijgen in elkaars werkwijze. De samenwerking met Belgische collega’s is overigens duidelijk nog minder intensief. De samenwerking wordt hoe dan ook wel positief gewaardeerd.
5.3.3. Bijstand bij evenementen en op drukke dagen Samenwerking bij evenementen en op drukke dagen vindt hoofdzakelijk op ad hoc-basis plaats. Duitse politiekorpsen verlenen soms bijstand bij surveillances op drukke winkeldagen, bijvoorbeeld door het leveren van een extra menskracht op een auto. Hoe vaak dit exact voorkomt is niet bekend. Ook het korps LimburgNoord biedt weleens bijstand aan de Duitse politie wanneer zij dat nodig heeft, zoals bij de Kerstmarkt aan Duitse zijde van de grens. Dergelijke wederzijdse bijstand rondom grote evenementen vindt geregeld plaats, zowel met Duitsland als met België. Bij grote evenementen (zoals de Vuelta) wordt (een deel van) het toezicht soms gecoördineerd en uitgevoerd door een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO). De Mobiele Eenheid (ME) die hierbij vaak betrokken is, oefent daarom regelmatig samen met de Duitse collega’s, zodat de werkwijzen op elkaar zijn afgestemd als men daadwerkelijk met elkaar moet optreden. Dergelijke gezamenlijke optredens komen tussen de 5 en 10 keer per jaar voor in LimburgNoord. De samenwerking van de Nederlandse politie met de Belgische en Duitse politie wordt als prettig ervaren en er worden geen spanningen waargenomen door leden van het korps Limburg-Noord. Deze visie wordt gedeeld aan Duitse zijde van de grens: de desbetreffende politiechefs zien op dit gebied geen problemen in de samenwerking. Het gaat hierbij om planbare inzet, wat over het algemeen geen problemen oplevert voor de capaciteit van het korps Limburg-Noord. Wanneer het om relatief weinig capaciteit gaat, wordt dit op basiseenheidniveau afgehandeld. Echter, wanneer het bijstand op grotere schaal betreft, wordt een formeel verzoek bij het korps ingediend. Als zaken tijdig (minimaal 12 weken van te voren) bekend zijn, wordt een verzoek om bijstand meegenomen in de planning. Wanneer er voldoende capaciteit beschikbaar is, wordt de bijstand georganiseerd en in het geval dat men niet aan een dergelijk verzoek kan voldoen, wordt de verzoekende organisatie tijdig geïnformeerd. De organisatie rondom wederzijdse bijstand verloopt echter niet altijd vlekkeloos. Zo werd eens via de formele weg een verzoek ingediend dat op basiseenheidniveau werd gehonoreerd. Vervolgens kreeg men via de formele weg een afwijzende reactie.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 153
137
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
5.3.4. Incidentele samenwerking Ook de samenwerking rondom uitgaan en recreatie wordt voornamelijk ad hoc georganiseerd. Samenwerking op deze gebieden komt ook niet vaak voor in de regio Limburg- Noord. Zo is de samenwerking specifiek gericht op handhaving in de uitgaansgebieden nauwelijks of niet aan de orde (zoals in de basiseenheden Roermond en Weert/Nederweert), ondanks het feit dat er op verschillende gebieden wel contacten zijn met buitenlandse collega’s (zowel Duitse als Belgische). Politionele samenwerking met Belgische en Duitse collega’s specifiek op het gebied van handhaving rondom recreatiegebieden is er alleen rondom incidenten. Wijkagenten werken alleen op incidentele basis samen met hun Duitse of Belgische collega’s. Het gaat meestal om het leggen en onderhouden van directe contacten op eigen initiatief en ad hoc samenwerking aan de hand van concrete zaken. Een uitzondering hierop is de samenwerking tussen de wijkagenten van basiseenheid Venlo-Oost. Daar vindt een aantal maal per jaar meer structureel overleg plaats tussen Nederlandse en Duitse wijkagenten, dat is bedoeld om contact te onderhouden, criminaliteitstrends (zoals woninginbraken) te bespreken, en om op de hoogte te blijven van (grootschalige) politie-inzet- en beleids veranderingen met grensoverschrijdende gevolgen. Hoe intensief wijkagenten samenwerken met hun collega’s aan de andere zijde van de grens, hangt sterk samen met de aard en ligging van de desbetreffende wijk. Wijkagenten in het centrum van Venlo hebben over het algemeen vaker contact met Duitse collega’s dan elders. Hier heeft men namelijk te maken met veel Duitse toeristen (zowel aangetrokken door de coffeeshops en winkels als de horeca). Verder geeft men aan dat ook in de Basiseenheid Echt-Susteren/ Roerdalen regelmatig sprake is van grensoverschrijdend politiewerk. In wijken waar dergelijke trekpleisters niet aanwezig zijn of die verder van de landsgrenzen af liggen, is het contact met buitenlandse collega’s zeer beperkt, zo niet afwezig. Zo komt internationale samenwerking in de Basiseenheden Helden, Tegelen, Horst, Blerick en Venray niet of nauwelijks voor. Wanneer samenwerking wel nodig is, laten zij – zo geven enkelen van hen aan – de samenwerking verlopen via contactpersonen van basiseenheden die regelmatig samenwerken met Duitse collega’s. De banden met de Duitse collega’s zijn over het algemeen sterker dan die met de Belgische collega’s. Samenwerking met België is voornamelijk aan de orde in de basiseenheden van district Midden-Limburg. De intensiteit van de samen werking wisselt: voor basiseenheid Echt-Susteren/Roerdalen zijn er regelmatig contacten met Belgische collega’s en in basiseenheid Leudal/Maasgouw zijn initiatieven genomen voor een gezamenlijk structureel overleg. De wijkagenten van basiseenheid Weert/Nederweert hebben meerdere malen getracht om contact te leggen met hun Belgische evenknieën, maar het is gebleven bij sporadische contacten op opsporingsniveau. De internationale samenwerking van wijkagenten met hun Duitse en Belgische collega’s vergt geen groot tijdsbeslag. In basiseenheden waar er relatief 138
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 154
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5.4. Conclusie
veel contact is met buitenlandse evenknieën (zoals Venlo-Oost) spreekt men elkaar twee à drie maal per maand. Rondom incidenten is de samenwerking intensiever, al is een exacte schatting vanwege het incidentele karakter onmogelijk. Het aantal telefoongesprekken van en naar Belgische of Duitse collega’s voor informatie (basale gegevens rijbewijs, kentekenbewijs, verzekering van de auto, verblijf plaats) is beperkt. In basiseenheden waarin dit relatief vaak voorkomt (VenloOost en Leudal/Maasgouw) gaat het om ongeveer 3-5 telefoontjes per maand naar Nederland en evenveel naar Duitsland of België. In de meeste basiseenheden komen dit soort telefoongesprekken tussen wijkagenten niet of nauwelijks voor. De samenwerking die er is tussen wijkagenten, wordt zonder uitzondering positief gewaardeerd: spanningen worden niet ervaren op operationeel gebied. Wel wordt opgemerkt dat er behoefte is aan een intranetkoppeling tussen Nederland en Duitsland. Bovendien is er momenteel geen vaste lijn waarbinnen informatie kan worden uitgewisseld.
5.4. Conclusie Het probleem dat het meest in het oog springt als het gaat om handhaving in internationaal perspectief in de regio Limburg-Noord, is zonder twijfel de overlast die wordt veroorzaakt door de handel in softdrugs in en rondom de aldaar aanwezige coffeeshops. De impact van de enorme toestroom van buitenlandse kopers van softdrugs op de criminaliteit en de (gevoelens van) veiligheid zijn dermate groot dat inperking ervan niet meer valt te organiseren binnen de bestaande organisatiestructuren, maar vraagt om projectmatige aanpak, met apart georganiseerde projectleiding, -uitvoering en financiering. Dat is dan ook wat is gedaan door middel van de projecten Hektor en het Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo (ODV). De drugsoverlast is een direct gevolg van het openstellen van de grenzen en van het Nederlandse gedoogbeleid rondom softdrugs. Zo bezien ligt de oorzaak ervan dus ook aan Nederlandse zijde. We kunnen vaststellen dat het probleem asymmetrisch is. De overlast wordt veroorzaakt door mensen die uit het buitenland afkomstig zijn en niet (zozeer) door mensen die in Nederland woonachtig zijn. Eenzelfde asymmetrie vinden we bij het winkelend publiek dat met name op de koopzondagen zijn weg naar de Noord-Limburgse steden vindt. De mensen uit het buitenland zijn in dit geval niet zozeer de veroorzakers van de criminaliteit en de aantasting van de (gevoelens van) veiligheid maar het slachtoffer ervan: 37% van de zakkenrollen en 8% van de autodiefstallen betreft een inwoner van Duitsland. Ook hier geldt dat de oorzaak aan Nederlandse zijde ligt. Enerzijds vanwege de koopzondagen, anderzijds vanwege de kennelijke aantrekkelijkheid van de Nederlandse middenstand. Beide, zogezegd door de Nederlanders zelf veroorzaakte, bronnen van overlast vragen om inzet van politie. Beide bronnen van overlast zijn echter in hoge Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 155
139
2-9-2010 13:54:26
4e proef
5. Grensoverschrijdende dimensies van de handhaving
mate afhankelijk van nationaal en lokaal gevoerd beleid rondom het gedogen van softdrugs en het openstellen van winkels op zondagen. Beide thema’s zijn op dit moment onderwerp van politiek en publiek debat. In dat opzicht valt dus moeilijk rekening te houden met (de behoefte aan) structurele inzet van politie, niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Een projectmatige aanpak rondom de drugsproblematiek en een voortzetting van de gebruikelijke ordehandhaving op drukke winkeldagen lijkt de aangewezen weg. Dit neemt niet weg dat de beheersing van de structurele overlast ook vraagt om een structurele inzet. De overige hier besproken handhavingsterreinen zijn wat betreft de grensoverschrijdende dimensie meer symmetrisch van aard. Dat wil zeggen dat de buurlanden er vermoedelijk evenveel mee te maken hebben als Nederland. Het gaat om incidenten bij uitgaanspubliek en recreanten, om de ordehandhaving bij evenementen en om samenwerkingsverbanden op wijkniveau. De grensoverschrijdende dimensie van handhaving op het gebied van milieuwetgeving en de Vreemdelingenwet is gering. De handhaving op deze terreinen laat zich kenschetsen door hoofdzakelijk ad hoc gezochte samenwerking op basis van incidenten en op basis van gezamenlijke grootscheepse verkeerscontroles (soms in verband met evenementen) en controle acties rondom recreatie (vis- en vaarbewijzen, rommel, diefstal). Samenwerking op het gebied van de handhaving op wijkniveau blijkt in sterke mate afhankelijk van geografische afstand en wordt hoofdzakelijk vertegenwoordigd door (wijk) agenten die elkaar min of meer toevallig kennen. De samenwerking op het terrein van de handhaving is derhalve voor een belangrijk deel planbaar. De inzet rondom handhaving is ook meer een keuze dan dat bij bijvoorbeeld de opsporing het geval is. Gezamenlijke handhavingsacties zijn dan ook als projecten te zien, die kunnen worden georganiseerd en voorbereid. Opmerkelijk is de grote mate van tevredenheid over de samenwerkings vormen. Het is opmerkelijk omdat er tegelijk sprake is van een grote mate van vrijblijvendheid. Blijkbaar slaat die vrijblijvendheid niet om in frustratie doordat er weinig structureel van de grond komt. Uiteindelijk is handhaving steeds opnieuw vooral een lokale kwestie die zich concentreert rond zich steeds verplaatsende brandhaarden of hotspots van onrust en (mogelijke) ordeverstoring. Daar waar het nodig of wenselijk is om samen te werken met buurlanden zal die samenwerking worden gezocht en gevonden, al dan niet op projectmatige basis. Voor het overige zien we vooral wederzijdse dienstverlening gebaseerd op de mate waarin men toch al met elkaar te maken had, meestal als gevolg van geografische ligging. Sturing ontbreekt, althans buiten de projectmatige aanpakken om, maar het is de vraag of het zin heeft die voor wat betreft handhaving te organiseren. De veelvormigheid, het incidentele karakter en de geografische gebondenheid van de handhavingstaken nodigen, als het gaat om internationale samenwerking, eerder uit tot spontaan tot stand gekomen bottom-up samenwerkingsvormen dan tot top-down georganiseerd gezamenlijk optreden. 140
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 156
Intersentia
2-9-2010 13:54:26
4e 1e proef
6. Grensoverschrijdende dimensies van de intake en service 6.1. Inleiding De grensoverschrijdende aspecten op het gebied van intake en service en noodhulp zijn minder omvattend dan die bij opsporing en handhaving. In dit hoofdstuk komt de werksoort intake en service aan de orde. In paragraaf 6.2 wordt beschreven hoe het dagelijkse werk van Limburg-Noord op dit gebied raakt aan dat van België en Duitsland. In paragraaf 6.3 komt de grensoverschrijdende samen werking ten aanzien van intake en service aan de orde. Er wordt geput uit aan geleverde documenten, gegevens uit de basisregistratie van het korps, interviews en een uitgezette vragenlijst onder chefs van de basiseenheden uit de regio. We hanteren onderstaande definitie van intake en service: “Wanneer een burger aangifte wil doen of, anders dan voor een noodhulpmelding, contact wil met de politie, dan moet de politie toegankelijk en bereikbaar zijn. De politie voorziet in deze behoefte door telefonisch bereikbaar te zijn (in toenemende mate met behulp van een callcenter) en/of door voldoende toegankelijke en bezette (politie)bureaus”.243 242
6.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van intake en service Er zijn verschillende grensoverschrijdende aspecten te herkennen in het dagelijkse werk op het gebied van intake en service. Men heeft relatief vaak te maken met Duitse personen (zowel aan de balie als telefonisch). Dit heeft onder andere consequenties voor de vereiste taalvaardigheden van het personeel. Daarnaast kost het afhandelen van een aangifte door iemand uit buitenland verhoudingsgewijs veel tijd, terwijl deze buitenlandse aangevers meestal direct geholpen moeten worden om te voorkomen dat mensen die ver weg wonen speciaal moeten terugkomen voor het doen van hun aangifte. Ten slotte leiden verschillen in wet- en regel
242
Andersson, Elffers, Felix, Regiegroep BVS-politie (2006).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 157
141
2-9-2010 13:54:26
4e proef
6. Grensoverschrijdende dimensies van de intake en service
geving en in werkwijze regelmatig tot vragen bij buitenlandse bezoekers. In de nu volgende subparagrafen worden deze punten nader toegelicht.
6.2.1. Afhandelen aangiften Het afhandelen van een aangifte van een buitenlands slachtoffer kost meer tijd dan van een Nederlands slachtoffer. Als de aangever geen Nederlands spreekt, gaat veel extra tijd zitten in het vertalen. De aangifte moet namelijk eerst in het Nederlands worden opgesteld, en bij het voorlezen ervan worden vertaald, zodat het slachtoffer begrijpt wat er in de aangifte staat. Omdat men relatief vaak te maken heeft met Duitsers, dienen medewerkers in het callcenter en aan de balie de Duitse taal goed te beheersen. Wanneer het te druk wordt, moet men zelfs de noodhulp naar binnen halen, wat als erg vervelend wordt ervaren.243 Aan de hand van gegevens uit de basisregistratie is op te maken hoe vaak Duitsers en Belgen aangifte doen in de regio Limburg-Noord en rondom welke perioden deze aangiften zich concentreren. Een analyse van de gegevens uit de basisregistratie laat zien dat van alle aangiften in de regio in ongeveer 3% van de gevallen een persoon betrokken is met de Duitse nationaliteit en in 0,4% een persoon met de Belgische nationaliteit (in 94% van de gevallen gaat het om een persoon met de Nederlandse nationaliteit).244 In Venlo is het aandeel Duitse betrokkenen bij aangiften aanzienlijk groter dan op regionaal niveau: ongeveer 10%. De kans dat bij een aangifte een persoon met een buitenlandse nationaliteit betrokken is in Venlo groter dan op regionaal niveau: in bijna 15% van de gevallen tegenover bijna 6% op regionaal niveau.245 Om dit extra werk te kunnen doen is er op koopzondagen een extra bezetting van de aangiftebalie bij een van de bureaus in Venlo. Uit gegevens uit de basisregistratie van het korps is verder op te maken dat Belgen en Nederlanders vaak aan het begin van de week aangifte doen. Duitsers doen het meest aangifte op zaterdagen: ongeveer vier maal zo vaak als in de rest van de week. Op een zaterdag doen gemiddeld drie Duitse personen aangifte in de regio. Gemiddeld vijf Duitse personen doen een melding op deze dag van de 243
244
245
Chef meld- en servicecentrum; interview baliemedewerkster politie Limburg-Noord. Het totaal aantal aangiften (mutaties met de code ‘aangifte’ voor activiteit) waarbij een persoon is betrokken met een bekende nationaliteit over de periode november 2007 tot november 2008 is 13.993. Hiervan is in 412 een persoon met de Duitse nationaliteit betrokken, in 52 gevallen een persoon met de Belgische nationaliteit en in 13.198 gevallen een persoon met de Nederlandse nationaliteit. Deze analyse is uitgevoerd uit gegevens over de periode november 2007 tot november 2008 en komen uit BPS, het basisregistratiesysteem van het korps dat destijds nog gebruikt werd. Voor deze analyse is gekeken naar mutaties met als activiteit ‘aangifte’. Hoewel men in principe ook zou kunnen kijken naar de rol ’aangever’ of ‘aangever/benadeelde’, is gebleken dat dit tot vergelijkbare resultaten leidde. Daarom zullen deze resultaten niet afzonderlijk besproken worden.
142
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 158
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
6.3. Samenwerking bij intake en service
week.246 De meeste aangiften en meldingen worden door Nederlanders gedaan: op een dag doen op regionaal niveau gemiddeld 36 Nederlanders aangifte en 107 Nederlanders een melding. Er wordt veel werkdruk ervaren als er veel Duitsers in Limburg met vakantie zijn: aangifte van vermissing van bescheiden of diefstallen komt dan relatief vaak voor. Het feitelijke aantal aangiften is echter voornamelijk in de maanden september en oktober hoog. Het betreft dan hoofdzakelijk aangiften door Nederlanders. Het aantal Duitse aangevers is in de zomermaanden maanden nauwelijks hoger dan daarbuiten. Ook meldingen komen verhoudingsgewijs veel voor in september en oktober. Het betreft dan zowel Duitse als Nederlandse melders.
6.2.2. Vragen over verschillen in wet- en regelgeving Verschillen in wet- en regelgeving en in de werkwijze van de politie in Nederland versus die van de buurlanden leiden regelmatig tot vragen van buitenlandse bezoekers (vooral van Duitse personen) aan politiemensen van korps LimburgNoord. Zo moet men regelmatig uitleggen dat verkeersboetes door drie partijen kunnen worden uitgeschreven (parkeerwachters (boa’s), het verkeershandhavingsteam en de reguliere politie). Ook leidt het feit dat in Nederland niet alle invalidenparkeerplaatsen gratis zijn, terwijl dat in Duitsland wel het geval is, regelmatig tot vragen en behoefte aan extra uitleg. Daarnaast is de wetgeving rondom snelheidsovertredingen in Nederland anders dan in Duitsland: na het flitsen van een auto is in Nederland de eigenaar van de auto verantwoordelijk, maar in Duitsland de persoon die in de auto reed. Het komt dan ook regelmatig voor dat Duitsers die in Nederland zijn geflitst, de desbetreffende foto opvragen (het korps ongeveer 70 à 80 telefoontjes met dit verzoek per week). Ten slotte komt bij een aanrijding in Duitsland de politie altijd ter plaatse, ook wanneer er geen slachtoffers zijn gevallen (de Duitse politieagent vult de schadeformulieren in). Dit is in Nederland niet het geval, wat bij Duitse slachtoffers regelmatig leidt tot boosheid en onbegrip.
6.3. Samenwerking bij intake en service Op het gebied van intake en service wordt zelden samengewerkt met Duitse of Belgische collega’s. In sommige gevallen is er wel contact met buitenlandse poli-
246
Ook ten aanzien van meldingen door Duitse personen is zaterdag de drukste dag van de week. Het verschil met de andere dagen van de week is met betrekking tot meldingen aanzienlijk kleiner dan met betrekking tot aangiften. Ongeveer 17% van alle meldingen door Duitsers wordt gedaan op een zaterdag.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 159
143
2-9-2010 13:54:27
4e proef
6. Grensoverschrijdende dimensies van de intake en service
tie, maar dit is incidenteel en komt niet vaak voor. Er is geen sprake van structureel contact.
6.4. Conclusie Ten aanzien van intake en service zit de internationale component voornamelijk in het contact met buitenlandse burgers en niet of nauwelijks in de samenwerking met buitenlandse collega’s. In de grensregio Limburg-Noord heeft men relatief vaak te maken met buitenlandse, en dan voornamelijk Duitse burgers. Dit heeft consequenties voor de vereiste taalvaardigheden van het personeel en voor de tijd die gemoeid is met het afhandelen van een aangifte. Daarnaast leiden verschillen in wet- en regelgeving leiden tot vragen van burgers hetgeen resulteert in een gevoel van extra werkdruk. Deze ervaren extra werkdruk gaat echter niet gepaard met een aantoonbaar extra capaciteitsbeslag. Men roeit met de riemen die men heeft en zet vaak een ‘tandje bij’. Zelden wordt extra personeel ingepland bij de balie of bij het callcenter. Er zijn geen indicaties dat er in de huidige situatie werk blijft liggen (bijvoorbeeld dat er veel mensen als gevolg van een te hoge werkdruk niet geholpen kunnen worden). Een regiobreed tekort aan mankracht op dit gebied lijkt niet waarschijnlijk. De basisregistratie laat zien dat het leeuwendeel van de aangiften en meldingen van Nederlanders afkomstig is. Er wordt op het gebied van intake en service door het korps Limburg-Noord niet of nauwelijks structureel samengewerkt met collega’s aan de andere zijde van de grens. Hier lijkt ook niet echt behoefte aan te zijn.
144
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 160
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e 1e proef
7. Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp 7.1. Inleiding Het laatste hier besproken werkonderdeel van de politie is de noodhulp. De opbouw van het hoofdstuk is dezelfde als in voorgaande hoofdstukken: allereerst bespreken we grensoverschrijdende aspecten van de noodhulp, vervolgens de samenwerkingsverbanden. Noodhulp wordt als volgt gedefinieerd: “Bij noodhulp gaat het om direct optreden door de politie in geval van nood of ernstige incidenten. Als een dergelijke melding bij de politie komt, moet snel gereageerd worden. In de meeste politiekorpsen geldt een dienstverleningsnorm dat er in 90% van de gevallen binnen 15 minuten politie ter plaatse moet zijn om noodhulp te verlenen aan de burger(s) die daartoe oproept (of oproepen). Deze norm is vergelijkbaar met de norm van de ambulances. Enkele korpsen hebben scherpere of juist minder scherpe normen”.248 247
7.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van noodhulp Noodhulp kent verscheidene grensoverschrijdende aspecten. Assistentieverlening op buitenlands grondgebied is als belangrijkste thema te benoemen. Daarnaast is van belang dat men weet wat men moet doen wanneer er een ramp op of rondom de grens plaatsvindt. Hoewel dit niet vaak voorkomt, en daarom misschien niet direct tot het dagelijkse werk kan worden gerekend, moet men hier altijd op voorbereid zijn.
247
Andersson, Elffers, Felix, Regiegroep BVS-politie (2006).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 161
145
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7. Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp
7.2.1. Assistentieverlening en contact tussen meldkamers In Limburg-Noord bevindt men zich eigenlijk altijd nabij een landsgrens. Daarom wordt in deze regio de grens ook gemakkelijk gepasseerd. Verdragen regelen dat de politie niet altijd hoeft te stoppen bij de grens.248 Noodhulp omvat zodoende ook optreden op buitenlands grondgebied, bijvoorbeeld bij een achtervolging. Dit heeft tot gevolg dat het politiepersoneel op de hoogte dient te zijn van buitenlandse wetten en internationale verdragen. Meldkamers aan beide zijden van de grens moeten contact kunnen leggen en hun werkwijzen op elkaar afstemmen. Daarnaast is het van belang dat men zich ook aan beide zijden van de grens verstaanbaar kan maken, wat implicaties heeft voor eisen aan de taalvaardigheid van het personeel. Wanneer een Nederlandse politieagent de grens passeert, dient hij zich aan andere regels te houden dan wanneer hij nog in Nederland is. Bij grensoverschrijdende optredens geldt voor de functionarissen in kwestie namelijk het nationale recht van de gaststaat.249 Zo mag een Nederlandse agent in Nederland in bepaalde gevallen op een verdachte schieten wanneer deze vlucht, maar niet op Belgisch grondgebied. In dit geval is de wetgeving over de grens restrictiever. Om ervoor te zorgen dat men volgens de juiste protocollen handelt over de grens en dat een grensoverschrijdende achtervolging (of een ander grensoverschrijdend optreden in het kader van de noodhulp) goed verloopt, zijn maatregelen getroffen. Dienders in de grensstreek moeten ten eerste op de hoogte zijn van de verschillen in wet- en regelgeving aan weerszijden van de grens. In dit kader is door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgelegd dat politieambtenaren alleen grensoverschrijdend mogen werken in Duitsland en België als zij de cursus Grensoverschrijdende PolitieSamenwerking hebben gevolgd (zie ook hoofdstuk 3). Hoewel nog niet al het personeel van de meldkamer van Limburg-Noord deze cursus heeft gevolgd, hebben wel alle officieren van dienst deze cursus gehad. Verder wordt men tijdens een grensoverschrijdend optreden attent gemaakt op de verschillen in wet- en regelgeving door middel van een aantal richtlijnen die in de meldkamer op het scherm komen te staan. Deze richtlijnen kunnen worden beschouwd als een soort protocol over wat wel en niet is toegestaan wanneer men de grens over gaat, en dient als geheugensteun. Ook kan op het scherm in de meldkamer informatie worden weergegeven die nodig is bij het bepalen of men wel of niet de grens mag passeren.250 Het komt voor dat er 248
249 250
Sinds 1962 in het Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg. Vervolgens in alle Schengenlanden volgens de Schengenuitvoeringsovereenkomst, en meer recent in het Beneluxverdrag Inzake Politiesamenwerking uit 2004 en het Verdrag van Enschede uit 2005. T. Spapens (2008). Een voorbeeld hiervan is het delict. Zo mag men bij een achtervolging alleen maar de grens over gaan wanneer de achtervolgde persoon zich heeft onttrokken aan een vrijheidsstraf
146
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 162
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van noodhulp
op het niveau van de basiseenheden specifieke afspraken zijn gemaakt tussen de politie van Limburg-Noord en de Duitse en Belgische buurtkorpsen. Zo is afgesproken dat er bij een grensoverschrijdend optreden direct contact wordt gelegd met het korps waarvan men het bewakingsgebied betreedt. Dit gebeurt zowel met de Duitse als met de Belgische collega’s. De communicatie met de Duitse collega’s wordt vergemakkelijkt door de link die er is tussen C2000 (het Nederlandse communicatienetwerk voor de noodhulp) en het analoge netwerk in Duitsland. Op het moment dat men de grens overgaat, kan men via een schakelaar met de meldkamer contact opnemen met de Duitse collega’s. Die worden vervolgens opgepiept, waarna er een verbinding tot stand wordt gebracht en men rechtstreeks kan communiceren. De Duitse politie communiceert op Limburgs grondgebied rechtstreeks met de eigen meldkamer.251 Ten tweede is het belangrijk bij een grensoverschrijdend optreden dat men elkaars taal spreekt. Dit is niet zozeer een punt in de samenwerking tussen de Nederlandse en de Belgische politie, maar wel tussen de Nederlandse en de Duitse politie. Hoewel veel politiemensen van het korps Limburg-Noord de Duitse taal redelijk machtig zijn (omdat zij zelf zijn opgegroeid in de grensstreek), is de beheersing van vaktaal minder vanzelfsprekend. Hoewel er taalcursussen zijn voor medewerkers van het Meld- en Servicecentrum, worden deze niet vaak gevolgd: in de periode medio 2006 tot eind 2009 hebben vier personen van het meldcentrum een cursus Duits gevolgd. Wel gaan steeds meer Duitse collega’s Nederlandse taalcursussen volgen. Wat helpt, is dat op het scherm in de meldkamer de vaktaal in zowel Nederlands als Duits kan worden weergegeven. Al met al lijkt de taal zelden een probleem te zijn in de internationale samenwerking op het gebied van de noodhulp. Hoewel verdachten vaak bewust gebruik maken van de grens bij een achter volging (om zo de kans op strafvervolging te verkleinen), en regio Limburg-Noord relatief veel grensgebied heeft, komen grensoverschrijdende achtervolgingen niet vaak voor. Hoe vaak dit precies voorkomt, is niet te zeggen, omdat niet wordt geregistreerd wanneer er een grensoverschrijdend optreden is in het kader van de noodhulp. Uit interviews blijkt dat er soms in een maand tot tweemaal een grensoverschrijdende achtervolging plaatsvindt, maar dan weer een aantal maanden geen enkele. Er kan uit worden opgemaakt dat het gemiddelde aantal grensoverschrijdende achtervolgingen in de regio Limburg-Noord waarschijnlijk niet boven de één à twee maal per maand uit komt. De politiechef van het Duitse Kleve schat dat het aantal grensoverschrijdende achtervolgingen niet boven de vijf maal per jaar uit komt. Bovendien kost een grensoverschrijdend optreden zelf niet per se meer tijd of meer werk dan een optreden op eigen grondgebied.
251
of verdachte is van een strafbaar feit waarvoor uitlevering mogelijk is (Bron: Memorie van Toelichting horende bij Benelux-Verdrag). A. Meershoek (2008). Veiligheid in de grensregio’s. Deel 2: Grensoverschrijdende samenwerking van de lokale politie, GHOR en brandweer. Enschede: Universiteit Twente.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 163
147
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7. Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp
Ten slotte zijn er veel telefonische contacten met betrekking tot kentekenbevragingen in de meldkamer van regio Limburg-Noord: ongeveer 10% van het werk van de meldkamer betreft Duitse bevragingen en ook Belgische bevragingen komen regelmatig voor. Deze gegevens zijn meestal à la minute nodig.
7.2.2. Grensoverschrijdende rampenbestrijding en internationale componenten in het werk van de Mobiele Eenheid Wanneer er een ramp nabij de grens gebeurt, dienen meer partijen met elkaar samen te werken, dan wanneer deze ramp geheel op Nederlands grondgebied plaatsvindt. Er moet namelijk niet alleen worden samengewerkt tussen de Nederlandse politie, brandweer en medische hulpdiensten, maar ook met de evenknieën uit het buurland. Met deze partijen moet worden geoefend en moeten werkwijzen op elkaar worden afgestemd. Hierdoor kost de voorbereiding op rampenbestrijding in de regio Limburg-Noord meer tijd dan in een vergelijkbare regio zonder landsgrenzen. Voorbereiding op rampenbestrijding op en rond de grens speelt zich in de regio Limburg-Noord voornamelijk af op het niveau van de Euregio Rijn-MaasNoord, waar Limburg-Noord deel van uitmaakt. Het Euregionaal bestuur wordt gesteund door de Werkgroep Openbare Orde en Veiligheid (Werkgroep OOV). Zoals in hoofdstuk 3 al werd aangegeven, richt deze werkgroep zich op de grensoverschrijdende hulpverlening en rampenbestrijding en participeren hierin zowel politie en brandweer, als medische hulpdiensten. De Werkgroep OOV heeft bijgedragen aan de netwerkvorming tussen de leidinggevende van de voornoemde instanties. In 2002 is een Euregionaal Rampenplan opgesteld en in 2004 werd de Burenhulpovereenkomst Euregio Rijn-Maas-Noord gesloten tussen de regio Noord- en Midden-Limburg, Krefeld, Mönchengladbach, Rheinkreis Neuss, Kreis Kleve en Kreis Viersen.252 In juni 2007 heeft de Werkgroep OOV het project HERMAN geïnitieerd, wat staat voor Hulpverlening in de Euregio Rijn-Maas-Noord (of Hilfeleistung in die Euregio Rhein). Bij HERMAN was een groot aantal partijen betrokken en de Werkgroep OOV fungeerde als stuurgroep.253 Dit project werd voor de helft gefinancierd door de Euregio Rijn-Maas-Noord. De andere helft kwam voor rekening van de betrokken partijen.254 Het project omvatte zes deel
252
253
254
Static.ikregeer.nl/pfd/NDS11760.pdf, geraadpleegd op 9 april 2010. De projectdrager van HERMAN was Regio Noord- en Midden-Limburg Sector Veiligheid. Daarnaast maakten ook het politiekorps Limburg-Noord, Polizei Mönchengladbach, Polizei Krefeld, Kreis Viersen, Kreis Kleve, Rhein-Kreis Neuss, Stadt Mönchengladbach, Stadt Krefeld en Regionale Ambulance Voorziening Limburg-Noord deel uit van het project. Zie Project Initiatie Document Project HERMAN, Versie 1.0 definitief. Voor HERMAN werd subsidie aangevraagd in het kader van INTERREG. INTERREG is een speciaal programma, dat is opgestart door de Europese Unie. INTERREG was ten tijde van
148
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 164
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7.2. Beeld van de grensoverschrijdende aspecten van noodhulp
projecten die als rode draad de Nederlands-Duitse samenwerking op het gebied van rampenbestrijding hadden. De deelprojecten hadden als titels: opleiding crisisbeheersing en rampenbestrijding (OCR) grensregio; grensoverschrijdende ambulancebijstand en gewondenspreiding; opleidingsprogramma politie; grensoverschrijdend oefenprogramma; veiligheidsnet; en de Euregionale risicokaart. De politieregio Limburg-Noord participeerde met name in de deelprojecten ‘Opleidingsprogramma politie’ en het ‘Grensoverschrijdend oefenprogramma’.255 Navolgend wordt nader ingegaan op deze twee deelprojecten. Het Verdrag van Enschede creëert de mogelijkheid (zie hoofdstuk 2) voor Nederlandse politiemensen om, onder meer, bij rampen bijstand te verlenen op Duits grondgebied en vice versa. Daarbij gelden echter wel randvoorwaarden. De doelstelling van het ‘Opleidingsprogramma politie’ was dan ook politieambtenaren op te leiden opdat zij in staat zijn om op adequate wijze in het buurland op te treden (door middel van de zogenoemde gps-cursus). In totaal ging het aan Nederlandse en Duitse zijde om circa 400 medewerkers. Het korps Limburg-Noord speelde ook een rol bij het deelproject ‘Grens overschrijdende oefenprogramma’. De doelstelling hiervan was door middel van gezamenlijke oefeningen de kennis en het begrip te vergroten van de organisatie en de werkwijzen van de buitenlandse hulpverleningspartners. Om de samen werking in het geval van een calamiteit in de praktijk te toetsen werd op 8 december 2007 een grootschalige eindoefening, genaamd ‘Daylight,’ georganiseerd. De politieregio Limburg-Noord was betrokken bij de voorbereiding en participeerde ook in de oefening. In totaal namen 453 personen aan deze oefening deel, waaronder 60 medewerkers van het korps Limburg-Noord.256 Het project HERMAN eindigde in juni 2008 met een afsluitend symposium. Een evaluatie van het project leidde tot de conclusie dat continuering van een deel van de activiteiten gewenst was. De Werkgroep OOV nam er daarvan enkele voor zijn rekening. Voor de periode van 2009 en de jaren daarna richt de Werkgroep zich op drie basisthema’s, waarvan het gezamenlijk opleiden en oefenen direct relevant is voor de politieregio Limburg-Noord.257 De gezamenlijke politie opleidingen die in het kader van HERMAN werden georganiseerd, werden in 2009 gecontinueerd. Daarnaast zou jaarlijks een oefening worden georganiseerd in de nabijheid van de grens. Deze hebben in 2009 echter niet plaatsgevonden op de schaal van de eindoefening ‘Daylight’. Bij de oefeningen die na de afsluiting
255
256
257
HERMAN in haar derde fase. Daarom werd gesproken van INTERREG IIIA. Voor het werkgebied Euregio Rijn-Maas-Noord was tot 2008 ongeveer 21 miljoen euro beschikbaar en wel ten behoeve van de samenwerking in de grensregio’s tussen buurlanden. Bron: Notitie van coördinator internationale betrekkingen aan de plaatsvervangend korpschef, omtrent subsidie opleidingen verdragen samenwerking politie, d.d. 21 juni 2006. Project Initiatie Document Project HERMAN, Versie 1.0 definitief. Deelnemers informatie versie 2.0 met betrekking tot Eindoefening tunnel 2007 ‘Daylight’. Opgesteld door de politieregio Noord- en Midden-Limburg, sector Veiligheid. De overige basisthema’s betreffen de informatievoorziening in het licht van de professionele risicokaart, en ambulancebijstand en gewondenspreiding.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 165
149
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7. Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp
van HERMAN op dit gebied hebben plaatsgevonden waren namelijk niet alle hulpdiensten betrokken. Wel wordt er door de ME van het korps Limburg-Noord gezamenlijk geoefend met Duitse arrestatie-eenheden van de Bundespolizeiabteilung Sankt Augustin (Beweissicherungs- und Festnahmehundertschaft ofwel BFHu) en de Hundertschaft van de Landespolizei NRW, die in Mönchengladbach is gestationeerd. Ook hier heeft het Verdrag van Enschede een aanjagende rol gespeeld. In 2007 vond een grootschalige gezamenlijke oefening plaats in Cuijk. Vanwege de maritieme ervaring van korps Limburg-Noord, lag de nadruk van deze oefening op de arrestatie van personen op het water.258 Hieraan namen in totaal ruim honderd ME-ers van zowel Duitse als Nederlandse zijde deel.259 Vanwege het succes en om de opgedane kennis te verdiepen, vond in 2008 een soortgelijke oefening plaats in het Duitse Duisburg. Bij deze oefening waren naast het korps LimburgNoord en de BFHu Sankt Augustin nog het KLPD, de Politieacademie, PP Mönchengladbach en de Bereitschaftspolizei van Wuppertal betrokken. Ditmaal was de oefening grootschaliger dan de voorgaande oefening in 2007: ruim 200 personen namen deel aan de oefening in Duisburg. Echter, in 2009 werd met een kleiner (meer select) gezelschap geoefend. Toen lag het aantal deelnemers rond de honderd. Dergelijke oefeningen duren over het algemeen twee à drie dagen. Ten slotte komt het voor dat leden van de ME of de Bundespolizei in het buurland een training of cursus volgen. Zo namen in oktober van 2008 vijf Nederlandse ME-ers van korps Limburg-Noord en twee Duitse Polizeiobermeisters deel aan de training ‘Optreden op en nabij water’ van de Politieacademie in Ossendrecht. Verder hebben in 2009 twee leden van de BFHu uit Sankt Augustin de Nederlandse Arrestatie-Eenheden opleiding aan dezelfde Politieacademie. Ten slotte zijn er directe contacten tussen de leidinggevende van de ME en de coördinator conflicten crisisbeheersing van korps Limburg-Noord met de Duitse evenknieën. Uit voorgaande blijkt dat er op het gebied van de rampenbestrijding en in de taken van de ME en Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO)260 vaak samenwerking wordt gezocht met Duitsland. Hoewel de regio Limburg-Noord tevens een grens deelt met België, is er nauwelijks sprake van samenwerking tussen korps Limburg-Noord en de Belgische collega’s op dit gebied.
258
259
260
Informatienotitie naar aanleiding van het bezoek van Politie Limburg-Noord aan Bundes polizeiabteilung Sankt Augustin, d.d. 5 juli 2007. Dagblad De Limburger, artikel ‘ME-oefening Cuijk: Nederland speelt gelijk tegen Duitsland’, d.d. 20 oktober 2007. Hoewel het ingezette personeel bij een SGBO onder leiding staat van de chef openbare ordehandhaving, wordt dit onderdeel in dit hoofdstuk besproken omdat het bij de rampenbestrijding, conflict- en crisisbeheersing (waarvoor een SGBO kan worden ingezet) gaat om een noodsituatie. In die zin kan het dus worden opgevat als een aspect van de noodhulp.
150
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 166
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7.3. Samenwerking bij noodhulp
7.3. Samenwerking bij noodhulp Zoals in de vorige paragraaf is omschreven, wordt er door korps Limburg-Noord in het kader van de noodhulp op verschillende manieren samengewerkt met de Belgische en Duitse collega’s. Hierbij valt ten eerste op dat de samenwerking met de Duitse collega’s veel intensiever is (vooral op het gebied van de ME) dan de samenwerking aan Belgische zijde. Dit kan deels verklaard worden aan de hand van de lengte van de grenzen en de bevolkingsdichtheid van het grensgebied. De grens met Duitsland is langer dan de grens met België en het grensgebied is dichter bevolkt dan aan de Belgische grens. De kans dat er aan Duitse zijde sprake is van een gedeeld probleem (zoals een ramp in het grensgebied of een grensoverschrijdende achtervolging) is dan waarschijnlijk groter dan de kans dat hiervan aan Belgische zijde sprake is. Wanneer men hiervan uitgaat, is de noodzaak om met de Duitse collega’s samen te werken groter dan de noodzaak om te investeren in samenwerking met de Belgische collega’s. Ook het feit dat de Belgische grens gemeenten geen deel uitmaken van de Euregio Rijn-Maas-Noord kan een mogelijke verklaring zijn van de geringere samenwerking met België bij de organisatie van noodhulp in het grensgebied.261 Verder is opvallend dat er veel wordt geïnvesteerd in het attent maken op verschillen in wet- en regelgeving en verschillen in organisatie en veel wordt geïnvesteerd in het op elkaar afstemmen van verschillende werkwijzen. Zowel aan de kant van Limburg-Noord als aan Duitse zijde van de grens wordt het belang en de meerwaarde hiervan ingezien. Het attenderen op verschillen en het afstemmen van werkwijzen gebeurt op verscheidene manieren. Zo wordt kennismaking bevorderd door middel van uitwisselingsstages. Zowel personeel van de meldkamer als leden van de ME nemen wel eens een ‘kijkje in de keuken’ van de collega’s uit het buurland. Naast persoonlijke contacten heeft dit ook tot gevolg dat men leert hoe men aan de andere zijde van de grens werkt en hoe de lijnen lopen. Bovendien kan men op die manier kennis en expertise uitwisselen. Over het algemeen worden dergelijke stages aan beide zijden van de grens positief gewaardeerd en komt het de samenwerking ten goede. Bovendien zijn er rechtstreekse contacten tussen de leidinggevende van de ME en de coördinator conflict- en crisisbeheersing van Limburg-Noord en de Duitse evenknieën. Dit komt erg van pas wanneer men onverwacht snel elkaars hulp nodig heeft, bijvoorbeeld in een situatie waarbij er wordt gewerkt met een SGBO of met de Duitse Biesondere Aufbau Organisation (BAO). Een recent voorbeeld waarbij men profiteerde van dit inzicht in elkaars organisatie, betreft de samenwerking rondom een demonstratie van de Nederlandse Volks Unie in september van 2009 in Venlo, waarbij bijna de helft van de demonstranten uit Duitsland kwam. De onderlinge samenwerking rondom dit incident werd als vanzelfsprekend ervaren en verliep goed.
261
Coördinator internationale betrekkingen.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 167
151
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7. Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp
Daarnaast zijn er verschillende cursussen om ervoor te zorgen dat men op adequate wijze grensoverschrijdend kan (en mag) optreden. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de zogenoemde gps-cursus, die ook al in hoofdstuk 3 ter sprake kwam. Het feit dat een deel van deze cursussen gezamenlijk wordt gevolgd met de Duitse collega’s resulteert naast het opdoen van juridische kennis tevens tot persoonlijke contacten en uitwisseling van informatie over elkaars werk wijzen. Een ander voorbeeld van een dergelijk initiatief is de cursus ‘Optreden op en nabij water’, die zowel door de Duitse politie als de politie van Limburg-Noord op de Politieacademie in Ossendrecht gevolgd werd. Ten derde wordt er gezamenlijk geoefend om verschillen in werkwijze goed op elkaar af te stemmen. Een voorbeeld hiervan is de grootschalige oefening die in het kader van project HERMAN heeft plaatsgevonden, en waarbij verschillende hulpdiensten (politie, brandweer en medische hulpdiensten) aanwezig waren. Tevens heeft de ME van korps Limburg-Noord verschillende malen geoefend met de Duitse BFHu en de in Mönchengladbach gestationeerde Hundertschaft. Ten slotte komt het voor dat Duitse leidinggevenden bij oefeningen van de ME van Limburg-Noord aanwezig zijn als toeschouwer (en dus niet als deelnemer), om op deze manier kennis op te doen over de verschillen in organisatie en werkwijzen. Deze opgedane kennis wordt vervolgens ter lering aan de andere leidinggevenden uit eigen land op dit gebied teruggekoppeld. Behalve het attent maken op verschillen, worden er ook concrete afspraken gemaakt om de internationale samenwerking te borgen. Zo zijn in een aantal gevallen op het niveau van de basiseenheden specifieke afspraken gemaakt tussen de politie van Limburg-Noord en de Duitse en Belgische buurkorpsen. Zoals eerder in dit hoofdstuk al werd aangegeven, zijn er regelmatig afspraken dat bij een grensoverschrijdend optreden direct contact wordt gelegd met het korps waarvan men het bewakingsgebied betreedt. Op deze manier wordt het ‘gastland’ meteen bij de operatie betrokken en krijgt zij ook de mogelijkheid om te beslissen door wie en hoe er moet worden gehandeld. In het kader van de rampenbestrijding zijn de belangrijkste afspraken vastgelegd in de Burenhulpovereenkomst Euregio RijnMaas-Noord die in 2004 werd ondertekend.262 Hoe men moet handelen is uit gewerkt in het Euregionaal rampenplan uit 2002. Verder hebben de verschillende deelprojecten van HERMAN veel kennis opgeleverd op dit gebied. Daarnaast zijn op het gebied van de ME in 2007 een aantal afspraken tussen korps LimburgNoord en BFHu Sankt Augustin vastgelegd. Hierbij gaat het om zeer concrete afspraken over gezamenlijke activiteiten. Zo is hierin de afspraak vastgelegd om in 2008 opnieuw gezamenlijk te oefenen. Daarna gaf men er de voorkeur aan om niet zozeer samen te werken aan de hand van formele (schriftelijk vastgelegde) afspraken, maar meer praktisch ingestoken te werken. Dit door regelmatig met elkaar rond de tafel te zitten en meteen aan de slag te gaan. Door beide partijen wordt deze werkwijze als positief en effectief ervaren. 262
Static.ikregeer.nl/pfd/NDS11760.pdf, geraadpleegd op 9 april 2010.
152
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 168
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7.3. Samenwerking bij noodhulp
Er wordt zelden spanning waargenomen in de internationale samenwerking rondom noodhulp. Dit wil echter niet zeggen dat er geen verbeterpunten zijn of dat de samenwerking altijd vlekkeloos verloopt. Dit is goed te illustreren aan de hand van een casus die betrekking had op de regio Limburg-Noord. Bij een grensoverschrijdende achtervolging werd er door een Nederlandse agent op een verdachte geschoten toen deze probeerde te vluchten op het moment dat men hem wilde aanhouden. Echter, in het land waar deze agent zich op dat moment bevond, was dit niet toegestaan (waar dit in Nederland wel mag). Dit incident heeft nogal wat teweeg gebracht. Er is namelijk een strafrechtelijk onderzoek opgestart naar het optreden van de Nederlandse politieagenten. Daarnaast is in het desbetreffende ‘gastland’ een onderzoek ingesteld naar aanleiding van deze casus, om zo mogelijke leerpunten aan het licht te brengen.263 Verder geeft de casus aan hoe belangrijk goede communicatie tijdens dergelijke incidenten is. Zo had men bijvoorbeeld in de meldkamer kunnen benadrukken dat de betrokken agenten na het passeren van de grens hun wapen alleen uit noodweer mogen gebruiken. Bovendien laat deze casus zien hoe lastig het is om juist te handelen ‘in het heetst van de strijd’, wanneer men veelal op aangeleerde routines vertrouwt (die niet altijd overeenkomen met de wet- en regelgeving net over de grens). Hierom heeft korps Limburg-Noord besloten om alle IBT-docenten te informeren over de casus. Bovendien zullen alle leden van het korps Limburg-Noord die in de toekomst mogelijk bij een soortgelijke situatie betrokken kunnen zijn, een eendaagse cursus krijgen. Deze cursus is bedoeld om de specifieke regionale kenmerken onder de aandacht te brengen, en is daarmee aanvullend op meer algemene landelijke cursussen omtrent internationale samenwerking. Daarnaast zijn er verbeterpunten geformuleerd na afronding van het project HERMAN. Doordat Duitse partijen onvoldoende deelgenoot waren van HERMAN, was er tijdens het project niet altijd voldoende draagvlak en betrokkenheid van Duitse kant. Men geeft dan ook aan dat de samenwerking in de toekomst zou kunnen worden verbeterd door alle betrokken partijen (dus van beide zijden van de grens) deelgenoot te maken van het project. Op deze manier zal het veel duidelijk zijn dat er sprake is van een gedeelde problematiek, waardoor het waarschijnlijk is dat de noodzaak tot samenwerking aan beide zijden van de grens gevoeld wordt. De samenwerking met Belgische collega’s (met name op het gebied van de ME) is niet erg intensief, zoals eerder aangegeven. Hoewel dit wel verklaard kan worden op basis van het feit dat de voor Limburg-Noord relevante politiezones niet beschikken over ME, kan dit tot problemen leiden wanneer men (ook al komt het niet vaak voor) alsnog met de Belgische ME (die is ondergebracht bij de federale politie) moet samenwerken. Toen men namelijk onlangs in België moest optreden naar aanleiding van een protest van Belgische boeren, merkte men dat de werkwijzen niet op elkaar aansloten.
263
Interview analist Bureau Interne Onderzoeken politie Limburg-Noord.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 169
153
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7. Grensoverschrijdende dimensies van de noodhulp
Verschillen in organisatie kunnen ervoor zorgen dat veel tijd moet worden gestoken in het afstemmen van werkwijzen. Zo zorgt het feit dat in Nederland de Mobiele Eenheid voornamelijk gericht is op het handhaven van de veiligheid en de Duitse collega’s meer gericht zijn op het doen van aanhoudingen voor grote verschillen in methode van optreden bij incidenten. Ook kunnen de verschillen in organisatie ervoor zorgen dat oefeningen moeilijker te organiseren zijn. De evenknie van de ME van Limburg-Noord moet aan Duitse zijde voornamelijk worden gezocht bij de Bundespolizei en de Ländespolizei van NordrheinWestfalen.264 Hoewel de Bundespolizei over het algemeen zeer bereid is om internationaal samen te werken, is het voor hen lastig om capaciteit vrij te maken. Dit vanwege het feit dat zij in eigen land veelvuldig worden ingezet. Verder heeft de Landespolizei richting het korps Limburg-Noord aangegeven dat het korps direct met de Hundertschaft in Mönchengladbach afspraken mag maken over samenwerking (terwijl de LZPD feitelijk de bevoegde instantie is) en dat zij het belang ervan onderschrijven.265 Een knelpunt dat aan Duitse zijde van de grens in het kader van de samenwerking met korps Limburg-Noord ten aanzien van de noodhulp wordt ervaren, heeft betrekking op de samenwerking in onverwachte situaties. Zo geeft men aan dat het in een dergelijke situatie wel eens lastig is om aan Nederlandse zijde van de grens snel capaciteit vrij te maken. Hoewel een deel van dit probleem vaak wordt opgelost met behulp van de goede contacten die er zijn tussen de meldkamers, blijft het een punt voor verbetering.
7.4. Conclusie In het kader van de noodhulp wordt op verschillende manieren samengewerkt met voornamelijk de Duitse collega’s. Uit de beschreven casus uit de vorige paragraaf blijkt dat het niet altijd even gemakkelijk is om volgens de juiste protocollen te handelen op andermans grondgebied. Alle hulpmiddelen die hieromtrent worden gebruikt (zoals de gps-cursus, informatievoorziening van de meldkamer, uitwisselingsstages en gezamenlijke oefeningen) lijken dan ook zeer op hun plaats. Hoewel grensoverschrijdende optredens (zoals grensoverschrijdende achtervolgingen of hulpverlening bij rampen in het grensgebied) niet heel vaak voorkomen, moet men hier wel altijd op voorbereid zijn. Met name de gezamenlijke oefeningen en gezamenlijke cursussen kosten veel tijd en geld. Hoewel de ME van
264
265
De ME van de Bundespolizei is centraal – voor heel Duitsland – georganiseerd. De eenheden zijn (beheersmatig) verdeeld over het hele grondgebied van Duitsland. De ME-eenheiden van de Bundespolizei, die voor oefenen en samenwerken relevant zijn voor Limburg-Noord, zijn toebedeeld aan de Polizeidirektion Sankt Augustin. De ME van Nordhrein-Westfalen wordt centraal aangestuurd en de eenheden zijn beheersmatig ingedeeld bij grotere politieorganisaties in deze deelstaat (zoals Mönchengladbach). In de aangrenzende Kreise Kleve en Viersen is geen ME voorhanden. Coördinator internationale betrekkingen.
154
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 170
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
7.4. Conclusie
het korps Limburg-Noord niet vaker oefent dan de ME van een ander Nederlands korps (10 oefendagen per jaar), gaat de nodige extra tijd zitten in de voorbereiding van dergelijke grootschalige internationale oefeningen. Ook gaan hiermee aanzienlijke materiële kosten gepaard (zoals kosten voor benodigd materiaal, reiskosten, verblijfskosten en maaltijdkosten). Hoewel dergelijke initiatieven kostbaar zijn, blijken ze erg waardevol. Het is dan ook belangrijk dat deze in de toekomst kunnen worden gecontinueerd. Wanneer dit niet mogelijk is, zal het waarschijnlijk ten koste gaan van de samenwerking. Ten aanzien van samenwerking op het gebied van de noodhulp wordt door korps Limburg-Noord gebruikgemaakt van de mogelijkheden die recente internationale verdragen (zoals het Verdrag van Enschede en het Benelux-verdrag) bieden. Een voorbeeld hiervan zijn grensoverschrijdende achtervolgingen. Dit komt echter maar zelden voor in de regio Limburg-Noord. Ook bieden deze verdragen de mogelijkheid om over de grens bijstand te bieden rondom evenementen, rampen en ongevallen. Ook hier wordt door het korps Limburg-Noord gebruik van gemaakt, voornamelijk op het gebied van de voorbereiding op rampen (onder andere door middel van gezamenlijke oefeningen). Ten slotte wordt in het kader van de noodhulp door het korps regelmatig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om rechtstreeks informatie uit te wisselen met buurkorpsen.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 171
155
2-9-2010 13:54:27
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 172
2-9-2010 13:54:27
4e 1e proef
8. Algemeen besluit 8.1. Inleiding De politieregio Limburg-Noord grenst aan België en Duitsland. Nationale grenzen hebben traditioneel aantrekkingskracht op criminelen. Grensregionale criminaliteit is een specifieke vorm van transnationale misdaad. Individuele daders of dadergroepen kunnen in de grensgebieden woonachtig zijn en aan beide zijden van de grens delicten plegen. Er kan daarnaast sprake zijn van criminele samenwerkingsverbanden die aan weerszijden van de grens wonen en hun criminele bedrijfsprocessen over het grensgebied verdelen. Ten slotte zijn in grensregio’s ook mobiele bendes of dadergroepen actief, die zich dikwijls tijdelijk manifesteren en in korte tijd seriematig een groot aantal delicten plegen. Grensoverschrijdende misdaad noopt tot intensieve strafrechtelijke en politiële samenwerking. Het politiewerk in grensregio’s beperkt zich – voor wat de grensoverschrijdende component betreft – echter niet in het bijzonder tot criminaliteitsbestrijding en opsporing, maar is tevens gericht op het handhaven van de openbare orde en veiligheid, alsmede op het beantwoorden van publieksvragen, het opnemen van aangiften, en het bieden van hulp aan burgers, al dan niet in noodsituaties. Het belang van grensregionale criminaliteit en de (grensoverschrijdende) bestrijding daarvan komt onder meer tot uitdrukking in een groeiende wetenschappelijke literatuur op dit gebied. Sinds 2005 verschenen diverse studies over de criminaliteitsproblematiek en (strafrechtelijke) samenwerking in de Nederlandse grensgebieden.266 Daarin lag de nadruk met name op de opsporing van de zware en georganiseerde misdaad en de juridische kaders voor de strafrechtelijke samenwerking. Sinds het begin van de jaren negentig zijn in Euregionaal, Benelux en Europees verband op allerlei manieren en op diverse niveaus de toegenomen (verdrags rechtelijke) mogelijkheden om de bestuurlijke, strafrechtelijke en hulpverlenende
266
Zie T. Spapens en C. Fijnaut (2005). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn Deel 1. Antwerpen/Oxford: Intersentia; D. van Daele en B. Vangeebergen (2008). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn Deel 2. Antwerpen/Oxford: Intersentia; T. Spapens (2008). Georganiseerde misdaad en strafrechtelijke samenwerking in de Nederlandse grensgebieden. Antwerpen/Oxford: Intersentia; A. Meershoek (2008). Veiligheid in de grens regio’s. Deel 2: Grensoverschrijdende samenwerking van de lokale politie, GHOR en brandweer. Enschede: Universiteit Twente. Zie ook: C. Fijnaut en B. de Ruyver (2008). Voor een gezamenlijke beheersing van de drugsgerelateerde criminaliteit in de Euregio Maas-Rijn. Maastricht: Euregio Maas-Rijn.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 173
157
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
samenwerking te bevorderen steeds meer benut. De afgelopen jaren is in dit kader expliciet het accent gelegd op intensivering van grensoverschrijdende politiële samenwerking, vooral waar het gaat om de samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en de verbetering van de informatie-uitwisseling die hierbij nodig is. Deze ontwikkeling duidt eveneens op een toenemende aandacht voor het belang van grensregionale criminaliteit en de (grensoverschrijdende) bestrijding daarvan. Dat de grensligging voor de politie een zwaardere belasting met zich meebrengt, staat al een aantal jaren buiten kijf. Daarom is de regiospecifieke component in het Bekostigingsstelsel Politie per 2002 ook aangepast. Toch was de grensligging als criterium in het huidige Budget Verdeel Systeem (BVS) in zekere zin van een beperkte zwaarte. Pas in de onlangs verschenen rapportage over de aanstaande herijking van BVS wordt duidelijk gesteld267, dat om recht te doen aan de specifieke werklast van politiekorpsen als gevolg van de ligging aan de grens met België of Duitsland, rekening gehouden moet worden met het aantal (inkomende justitiële) rechtshulpverzoeken en het aandeel niet in Nederland woonachtige verdachten. Deze studie is het resultaat van een onderzoek dat tussen april 2009 en april 2010 werd uitgevoerd door de Universiteit van Tilburg en IVA Beleidsonderzoek en Advies, in opdracht van de regionale Beheersdriehoek Politieregio LimburgNoord. Met behulp van dit onderzoek wilde de driehoek twee belangrijke kwesties adresseren met betrekking tot de grensregionale werkzaamheden van de politie Limburg-Noord. Ten eerste wilde men inzicht verwerven in de omvang en aard van de grensoverschrijdende dimensies in de uitvoering van de politietaken en in de specifieke activiteiten die hieruit voortvloeien. Ten tweede wilde men weten hoe de operationele samenwerking met de relevante instanties in België en Duitsland (politie, openbaar ministerie en lokaal bestuur) verder zou kunnen worden verbeterd.268 Het onderhavige onderzoek kan worden beschouwd als een uitbreiding van de hierboven aangehaalde wetenschappelijke studies, omdat voor het eerst de grensoverschrijdende dimensies binnen de volledige breedte van het politiewerk werden bestudeerd. Bovendien haakt dit onderzoek aan bij de groeiende aandacht voor en erkenning van de werklast die de grensligging voor politiekorpsen met zich meebrengt, zoals die hierboven kort is weergegeven. Ten behoeve van dit
267
268
M.C.A.B. Hols, P.F. Rozenberg, R.J. Morée (2010). De grensoverschrijdende dimensies van het politiewerk in de politieregio Limburg-Noord kunnen worden onderscheiden in twee elementen. Allereerst gaat het om werkzaamheden waarvan de uitvoering samenwerking vergt met de Duitse of Belgische politiediensten. Uiteraard wordt door de politieregio Limburg-Noord ook samengewerkt met andere dan de directe buurlanden, maar deze samenwerking blijft in dit onderzoek buiten beschouwing. Bovendien beperkt het onderzoek zich tot de direct aan de politieregio Limburg-Noord grenzende arrondissementen, politiezones, gemeenten of Landkreise. In de tweede plaats wordt gedoeld op werkzaamheden binnen de politieregio Limburg-Noord zelf, waarbij sprake is van internationale aspecten, zoals de betrokkenheid van een ingezetene uit één van de buurlanden.
158
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 174
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.1. Inleiding
onderzoek werd per werksoort gezocht naar een juiste wijze van kwalificeren – en waar mogelijk kwantificeren – van de grensoverschrijdende samenwerking met de buurlanden. Hiervoor is gebruik gemaakt van diverse landelijke en regionale registratiebestanden van politie. Daarnaast zijn veel gesprekken gevoerd met direct betrokkenen, zowel in Nederland, als in België en Duitsland. In de bijlage is een lijst van respondenten opgenomen. Een belangrijk deel van deze personen is meer keren geïnterviewd. Behoudens incidentele verwijzingen van later datum, door de auteurs toegevoegd bij de finale redactie van deze studie, is het verzamelen van onderzoeksgegevens afgesloten op 1 maart 2010. In het onderhavige onderzoek stonden drie vragen centraal. 1. Wat betekent de grensligging van de regio Limburg-Noord tussen België en Duitsland voor de daadwerkelijke taakuitvoering van het politiekorps Limburg-Noord? Oftewel: Welke is de grensoverschrijdende dimensie van de werksoorten die binnen het huidige Budget Verdeel Systeem (BVS) worden onderscheiden269, enerzijds naar aard en omvang van problemen waarvoor het korps zich gesteld ziet, anderzijds naar de inspanningen die de aanpak van deze problemen van het korps Limburg-Noord vergt? 2. In hoeverre is het korps bij de huidige bezetting – kwantitatief en kwalitatief – in staat om de implicaties van de grensligging op een adequate manier op te vangen? Hoe worden de inspanningen en resultaten beoordeeld door de betrokkenen binnen het politiekorps Limburg-Noord en het parket Roermond zelf? En wat is het oordeel van de (politiële, justitiële, en bestuurlijke) partners in de buurlanden hieromtrent? 3. Indien verbeteringen binnen het politiekorps Limburg-Noord, bij het openbaar ministerie of het lokaal bestuur aangewezen zijn in relatie tot grensoverschrijdende samenwerking, welke verbeteringen kunnen dit dan zijn, zowel in termen van kwantiteit, kwaliteit als organisatie? Aan de hand van de informatie die in de voorgaande hoofdstukken is verzameld en gepresenteerd, worden deze drie vragen in de volgende paragrafen samen vattend beantwoord. We hanteren hierbij een indeling naar de vier werksoorten die binnen het huidige BVS worden onderscheiden. Dit slothoofdstuk eindigt met een beknopte weergave van aanknopingspunten voor verdere verbetering van de politiële, justitiële en bestuurlijke samenwerking in de grensregio LimburgNoord.
269
Andersson, Elffers, Felix, Regiegroep BVS-politie (2006). Voor de analyse van aangrijpingspunten voor de herijking van BVS zie: M.C.A.B. Hols, P.F. Rozenberg, R.J. Morée (2010).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 175
159
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
8.2. Verdragsrechtelijk kader voor grensoverschrijdende samenwerking Inzake grensoverschrijdende justitiële en politiële samenwerking zijn diverse verdragen en overeenkomsten gesloten en in de dagelijkse werkpraktijk aan de orde. Het uitgangspunt vormt nationale soevereiniteit. Het verdragsrechtelijke kader omvat, ten eerste, multilaterale verdragen. In de tweede plaats gaat het om verdragen die Nederland enerzijds met Duitsland, anderzijds met België en Luxemburg heeft gesloten. Ten derde sluiten de bij onderhavig onderzoek betrokken landen in afzonderlijke opsporingsonderzoeken bovendien overeenkomsten die bepaalde handelingen vastleggen die niet specifiek in de internationale verdragen zijn omschreven. Een opsomming van de belangrijkste verdragen en overeenkomsten alsmede een beknopte beschrijving van de strekking ervan, is opgenomen in hoofdstuk 2. Deze verdragen en overeenkomsten vormen het kader waarbinnen grensoverschrijdende samenwerking mogelijk is en vorm heeft gekregen. Binnen het bestek van het onderhavige onderzoek is geen juridische analyse gemaakt van het verdragsrechtelijke kader als zodanig. Het accent lag op de praktijk van het politiewerk en hiermee op de vraag of binnen het verdragsrechtelijke kader in de politiële uitvoeringspraktijk – volgens politiefunctionarissen zelf of blijkens de manier waarop wordt vormgegeven aan grensoverschrijdende opsporing – onmiskenbare knelpunten naar voren komen. Binnen het politiewerk is het inter nationale verdragsrechtelijke kader vooral bij opsporing aan de orde. Op grond van het beginsel van nationale soevereiniteit zijn het immers de bevoegde autoriteiten van het land waar bewijsmateriaal moet worden verzameld of waar bepaalde opsporingshandelingen dienen te worden verricht, die dergelijke activiteiten zelf uitvoeren – op verzoek van het land dat de opsporing of vervolging nodig acht. Deze samenwerking verloopt via rechtshulpverzoeken. Recent onderzoek naar strafrechtelijke samenwerking rondom georganiseerde misdaad in de Nederlandse grensgebieden laat zien, dat het optimaal gebruiken van de mogelijkheden die het verdragsrechtelijk kader biedt in de praktijk een relatief traag proces is. Dat hangt niet samen met die verdragen als zodanig, maar met de investering in de toepassing ervan. In dit onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat het verdragsrechtelijke kader als zodanig – met het oog op de politieregio Limburg-Noord – knelpunten of haperingen bevat die het politiewerk belemmeren.
8.3. Grensoverschrijdende samenwerking: organisatie en overleg De organisatorische infrastructuur binnen het politiekorps Limburg-Noord, bedoeld om grensoverschrijdende samenwerking met België en Duitsland vorm te 160
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 176
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.3. Grensoverschrijdende samenwerking: organisatie en overleg
geven, omvat enerzijds de bestaande onderdelen van de justitiële en politiële organisaties in de drie landen die – gegeven het verdragsrechtelijke kader (en hiermee voor de uitvoering van rechtshulpverzoeken) – verantwoordelijk zijn. Anderzijds is er sprake van een specifieke organisatorische infrastructuur, die bedoeld is om de uitwisseling en uitvoering van het rechtshulpverkeer te vergemakkelijken. De laatste omvat zowel instanties op het internationale (Europese) niveau, zoals Interpol, Europol, het Europese Justitiële Netwerk (EJN) en Eurojust, als nationale en regionale voorzieningen. Het vigerende verdragsrechtelijke kader maakt mogelijk, dat informatie en rechtshulpverzoeken binnen de EU vrijwel volledig rechtstreeks kunnen worden uitgewisseld tussen de lokale parketten en politiekorpsen. Daarom is in het onderhavige onderzoek de nadruk gelegd op de organisatorische kaders voor de operationele justitiële en politiële samenwerking. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het verdragsrechtelijke kader hebben het parket Roermond en het politiekorps Limburg-Noord verschillende organisatorische voorzieningen getroffen, die in hoofdstuk 3 gedetailleerd werden beschreven. Bestudering van de georganiseerde samenwerkingsverbanden tussen het politiekorps Limburg-Noord en zijn Duitse en Belgische partners leidt tot een aantal constateringen. Ten eerste blijkt dat het politiekorps Limburg-Noord vooral op Duitsland is georiënteerd. Er zijn meer samenwerkingsverbanden met Duitse partners dan met Belgische partners. De georganiseerde contacten met collega’s aan Duitse zijde van de grens zijn intensiever dan de contacten met de Belgische collega’s. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het gegeven dat het aantal Duitse korpsen waaraan de politieregio Limburg-Noord grenst, groter is dan het aantal Belgische korpsen en dat tussen deze Duitse korpsen onderling niet of in beperkte mate afstemming plaatsvindt over de grensoverschrijdende samenwerking met het politiekorps Limburg-Noord. Hierbij moet bovendien worden opgemerkt dat in sociaalgeografisch opzicht van twee nogal verschillende grensgebieden sprake is, met een beduidend hogere urbanisatiegraad aan de Duitse kant van de grens. Ook is de infrastructurele verwevenheid van de NoordLimburgse regio met Duitsland meer ontwikkeld dan die met België. Ten tweede valt op dat de georganiseerde samenwerkingsverbanden op een relatief beperkte personele basis rusten. Er is een centrale rol weggelegd voor de Coördinator Internationale Betrekkingen (CIB) van het korps Limburg-Noord. Deze persoon fungeert als aanspreekpunt en initiator en vormt de facto de verbindende schakel tussen het eigen korps en de korpsen in de buurlanden. Ten derde is duidelijk geworden dat een aantal belangrijke samenwerkingsverbanden, zoals de PER (de Politiële Euregio Rijn Maas Noord), van relatief recente datum is. Omstreeks de invoering van het Verdrag van Enschede (2005) zijn verschillende nieuwe samenwerkingsstructuren ontstaan, werd oude structuren nieuw leven ingeblazen en is de internationale samenwerking met vooral de Duitse, maar ook de Belgische partners geïntensiveerd.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 177
161
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
De belangrijkste vaststelling is echter dat – behoudens de infrastructuur gericht op de uitwisseling en afhandeling van rechtshulpverzoeken – een aanzienlijk deel van de georganiseerde samenwerkingsverbanden die niet zijn gericht op opsporingsdoeleinden, bestaat uit een keur aan overlegstructuren, die door het ontbreken van duidelijk geformuleerde doelstellingen flexibeler en ook vrijblijvender zijn dan de ingeslepen overlegsporen voor wederzijdse assistentie bij de opsporing. Recent onderzoek naar strafrechtelijke samenwerking en georganiseerde misdaad in de Nederlandse grensgebieden heeft hier ook op gewezen. Knelpunten in de grensoverschrijdende samenwerking tussen het politiekorps Limburg-Noord en de aangrenzende korpsen in België en Duitsland hangen niet samen met een gebrek aan overlegstructuren. Integendeel, er is voldoende overleg, doorgaans adequaat gestructureerd, maar de indruk bestaat dat de verschillende overlegstructuren niet altijd even effectief bijdragen aan het organiseren van de concrete samenwerking tussen de betreffende korpsen.
8.4. Grensoverschrijdende samenwerking in de praktijk In algemene zin kan op grond van het onderhavige onderzoek worden vastgesteld, dat de implicaties van de grensligging van de politieregio Limburg-Noord voor de daadwerkelijke taakuitvoering en werkbelasting vooral aantoonbaar zijn met betrekking tot de werksoorten ‘handhaving’ en ‘opsporing’. In deze studie hebben we dan ook ruim aandacht besteed aan het in kaart brengen van de grensoverschrijdende samenwerking bij opsporing (hoofdstuk 4) en handhaving (hoofdstuk 5). Dit neemt niet weg dat bij de twee andere werksoorten terdege sprake is van taakaccenten, met bijbehorende extra werklast of kosten, die de grensligging met zich meebrengt. Deze taakaccenten zijn in deze studie nauwkeurig beschreven (‘intake en service’ in hoofdstuk 6 en ‘noodhulp’ in hoofdstuk 7). Maar het is om verschillende redenen lastig om de precieze extra werklast vanwege de grensligging te berekenen. Het ontbreekt hiertoe aan robuust cijfermateriaal.
8.4.1. Opsporing De analyse van het actuele criminaliteitsbeeld maakt duidelijk dat op een aantal onderwerpen samenwerking met Duitsland en/of België wenselijk en ook noodzakelijk is. Met name van Duitse, maar ook van Nederlandse kant wordt een zekere urgentie gevoeld om de samenwerking te versterken. Er is sprake van perceptie van een gedeeld probleem, dat idealiter een gezamenlijk aanpak ter preventie of bestrijding vergt. Het gaat, ten eerste, om de aanpak van diefstal, inbraak en heling in LimburgNoord, vanwege de grote aantallen Duitse verdachten die daarbij in de regio in 162
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 178
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.4. Grensoverschrijdende samenwerkingin de praktijk
beeld zijn. Er is sprake van vijf grote, georganiseerde helinggroepen in de regio, die tevens betrokken zijn bij lading- en autodiefstal. De aanpak van diefstal in de sector wegtransport is een belangrijke focus van grensoverschrijdende samenwerking. In de regio Limburg-Noord is sprake van een relatief hoog aantal delicten. Bovendien zijn de dadergroepen sterk georganiseerd en bovenregionaal, soms internationaal georiënteerd. Een tweede gedeeld probleem is de aanpak van de productie van en handel (vooral de export naar Duitsland) in nederwiet en synthetische drugs. De aanwijzingen hiervoor zijn: dat criminelen uit LimburgNoord net over de grens productiefaciliteiten opbouwen, dat het Nederlandse gedoogbeleid in combinatie met het Duitse en Belgische vervolgingsbeleid tot drukkingseffecten leidt, en dat Noord-Limburgse criminelen relaties onderhouden met Belgen en Duitsers voor de aanvoer van grondstoffen. Een derde probleem is de aanpak van fraude, met name van ‘oplichting’ en ‘valsheid in geschrifte’. Ter zake behandelt de politie in Limburg-Noord relatief veel zaken met een Duitse of Belgische component. Ten slotte ziet men in de aanpak van uitbuiting en mensenhandel (prostitutie) aanleiding voor grensoverschrijdende samen werking. Limburg-Noord lijkt te fungeren als een centrum, dan wel Euregionale draaischijf voor mensenhandelaren. De dwarsdoorsnede van het recherchewerk c.q. de opsporingsactiviteiten van het politiekorps Limburg-Noord laat zien dat grensoverschrijdende opsporing gericht op en in samenwerking met België en Duitsland – gebaseerd op inkomende rechtshulpverzoeken – in 2008 terdege aan de orde is geweest. Het accent ligt hierbij op zaken met een Duitse component. Zaken met een Belgische component, waarbij met Belgische partners wordt samengewerkt, doen zich minder voor. Om een beeld te schetsen van de aard en de omvang van de inkomende rechtshulpverzoeken: in zowel 2007 en 2008 kwamen er per jaar ongeveer 100 rechtshulpverzoeken binnen gericht aan het korps Limburg-Noord. De helft hiervan was afkomstig uit Duitsland, een kwart vanuit België, de resterende verzoeken zijn ingediend vanuit andere landen. Inkomende rechtshulpverzoeken betreffen voornamelijk vragen rondom onderzoek naar verdovende middelen, dief stallen, fraude en oplichting en overvallen. Op elk van deze onderwerpen komen de meeste vragen vanuit Duitsland. In 2008 werd één regionaal onderzoek naar vermogenscriminaliteit verricht. Alle andere grote onderzoeken die vanuit de regionale recherche en het projectteam Hektor werden gedraaid, waren gericht op zware criminaliteit gerelateerd aan drugshandel – met primair een focus op Duitsland. De districtelijke onderzoeken met Belgische of Duitse componenten blijken vooral naar aanleiding van inkomende rechtshulpverzoeken vanuit die buurlanden te zijn opgestart. Het betreft vijf opsporingsonderzoeken, overwegend gerelateerd aan vermogens delicten.270 Dat internationale rechtshulp voor het politiekorps Limburg-Noord,
270
Het betreft onderzoek naar twee overvallen, een autodiefstal en een straatroof. En het vijfde betreft vernieling.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 179
163
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
vanwege de grensligging, extra belasting met zich brengt, is duidelijk, zoals in het recente voorstel voor herijking van BVS ook naar voren kwam.271 Uit de analyse van het actuele criminaliteitsbeeld kan worden afgeleid dat ook andere onderwerpen tot de categorie van ‘gedeeld probleem’ gerekend zouden mogen worden. Echter, de informatie-uitwisseling met Duitsland en België om vast te kunnen stellen of dat daadwerkelijk het geval is – en zo ja, welke mogelijkheden voor een gezamenlijke aanpak dan geëigend zijn – heeft (nog) niet plaatsgevonden. Gezamenlijke criminaliteitsbeeldanalyses – om zicht te krijgen op aard en omvang van gedeelde problemen met betrekking tot de grensligging – vinden niet of nauwelijks plaats. Het gevolg is dat de korpsen aan weerszijden van de grenzen (ex ante) niet optimaal kunnen profiteren van elkaars informatie positie. Mutatis mutandis trekt het ontbreken van gezamenlijke analyses eveneens een wissel op het prioriteren – in Euregionaal of internationaal verband – van aandachtsgebieden voor opsporing. Adequater sturing op een internationale of Euregionale ‘rechercheagenda’ zou de strategische, lange termijn inzet op de aanpak van georganiseerde misdaad beter uit de verf kunnen laten komen en in de praktijk van het opsporingsonderzoek spanningen dienaangaande met Duitse en Belgische korpsen kunnen verminderen. Dergelijke spanningen hebben dikwijls en met name vanuit het gezichtspunt van de Duitse collega’s te maken met de prioritering en keuzes over de inzet van personele capaciteit aan Nederlandse kant. Het regionale beleid van de korpsleiding en het openbaar ministerie wordt hierbij als belemmerend ervaren, of althans als te weinig gevoelig voor de grensoverschrijdende component van opsporings onderzoek, zowel door Nederlandse politiefunctionarissen als door hun Duitse collega’s. Voor de Belgische collega’s geldt dit in mindere mate. Het verdrags rechtelijke kader is geen enkele keer als belemmerend benoemd. Bovendien wijst men op een geringe aandacht voor cultuurverschillen in de uitvoeringspraktijk in opsporingsonderzoek. Weliswaar wordt hierover van gedachten gewisseld, maar oefenen met concrete casus gebeurt niet. De behoefte aan parallelonderzoek en intensieve informatie-uitwisseling is vanuit de buurlanden echter groter dan de mate waarin het politiekorps Limburg-Noord daar nu aan tegemoet kan komen.
271
“In de verdeelsystematiek wordt gebruik gemaakt van objectieve omgevingskenmerken (net als bij het Gemeentefonds) om het budget voor een korps te kunnen bepalen en daarmee recht te doen aan de geobjectiveerde werklast van een korps. Door rekening te houden met het aantal (inkomende justitiële) rechtshulpverzoeken en het aandeel niet in Nederland woonachtige verdachten is invulling gegeven aan de specifieke werklast als gevolg van de ligging van een korps aan de grens met België of Duitsland. (…) Om meer recht te doen aan de specifieke situa tie van grensregio’s is aan de definitie van opsporingsincidenten het aantal inkomende justitiële rechtshulpverzoeken toegevoegd en is een werklastopslag van dertig procent uitgevoerd naar rato van het aandeel niet in Nederland woonachtige verdachten. Daarnaast heeft er een weging naar zwaarte van het incident plaatsgevonden om hiermee recht te doen aan het ge geven dat het ene incident meer werklast met zich meebrengt dan het andere. ” (M.C.A.B. Hols, P.F. Rozenberg, R.J. Morée (2010)). Met klem wordt in deze rapportage overigens gewezen op de beperkte ‘robuustheid’ van de gegevens die de politie op het ogenblik kan aanleveren om de werklast te kunnen schatten.
164
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 180
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.4. Grensoverschrijdende samenwerkingin de praktijk
De Duitse korpsen (en de Belgische in mindere mate) onderstrepen dit punt en geven aan vooralsnog weinig weerklank te vinden in het politiekorps LimburgNoord. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat vanuit Duitsland rechtshulpverzoeken niet worden ingediend, omdat die door het politiekorps Limburg-Noord toch niet (bijtijds) kunnen worden opgepakt. De omvang van dit ‘dark number’ is niet bekend. Verder blijken rechtshulpverzoeken soms lang te blijven liggen, maar dit laatste is – voor zover ons bekend – geen aanleiding tot conflict met de buurlanden. Ten slotte verdient het vermelding dat de internationale betrekkingen tussen het politiekorps Limburg-Noord en de korpsen in de buurlanden kwetsbaar zijn in de manier waarop ze georganiseerd zijn. De contacten berusten bij enkele specifieke personen. De grensoverschrijdende samenwerking leunt op ‘kwetsbare relaties’. Daar waar sprake was van samenwerking in (parallel) onderzoek met Duitse of Belgische collega’s, zo blijkt uit onderhavig onderzoek, werd over en weer waardering uitgesproken over de kwaliteit van de inzet.
8.4.2. Handhaving Vanuit het perspectief van grensoverschrijdend politiewerk is handel in softdrugs het meest in het oog springende handhavingsprobleem in de regio Limburg-Noord. De stroom van buitenlandse kopers van softdrugs in de coffeeshops vergt aanzienlijke inzet vanuit politie en het lokale bestuur van Roermond en met name Venlo. Dat bracht het politiekorps Limburg-Noord jaren geleden al tot een bijzondere, projectmatige aanpak van dit probleem: de projecten ‘Hektor’ en het ‘Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo’ (ODV). De overlast en criminaliteit die samenhangen met de verkoop van en handel in softdrugs binnen de regio Limburg-Noord is een asymmetrisch probleem. De beschikbaarheid van softdrugs vloeit voor een stuk voort uit het Nederlandse gedoogbeleid, alsook de toegankelijkheid van verkooppunten, terwijl de overlast en de criminaliteit deels wordt veroorzaakt door mensen die uit het buitenland (vooral uit Duitsland) afkomstig zijn. Eenzelfde asymmetrie vinden we bij het winkelend publiek dat met name op de koopzondagen zijn weg naar de NoordLimburgse steden vindt, waar grote winkelcentra zijn ontwikkeld. De mensen uit het buitenland zijn in dit geval niet veroorzakers van overlast, criminaliteit, of gevoelens van onveiligheid, maar slachtoffer ervan: 37% van het delict zakken rollen en 8% van de autodiefstallen in Limburg-Noord raakt een inwoner van Duitsland. Beide bronnen van overlast en criminaliteit, voortvloeiend uit zowel nationaal als lokaal beleid van Nederlandse overheden, vragen om inzet van politie. Beide thema’s: softdrugsbeleid en winkelopenstelling, zijn op dit moment onder werp van politiek en publiek debat met een ongewisse uitkomst. In dat opzicht valt dus moeilijk een schatting te maken van (de behoefte aan) structurele inzet van politie. Een (voortzetting van de) projectmatige aanpak rondom de drugs Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 181
165
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
problematiek en een voortzetting van de gebruikelijke ordehandhaving op drukke winkeldagen, lijkt de aangewezen weg. Met als kanttekening dat bij structurele problemen de structurele inzet hierop bewaakt dient te worden. De overige handhavingsterreinen zijn meer symmetrisch van aard. Dat geldt voor handhaving van veiligheid en openbare orde in uitgaans- en recreatie gebieden, alsmede bij evenementen; voor verkeershandhaving, wijktoezicht, milieuhandhaving en toezicht op vreemdelingen. Het betreft terreinen die een internationale of grensoverschrijdende component in zich bergen, maar die component is aan beide kanten van de grens aanwijsbaar. De grensoverschrijdende dimensie van handhaving op het gebied van wijktoezicht, milieuwetgeving en de Vreemdelingenwet is gering. Voor handhaving van veiligheid en openbare orde in uitgaans- en recreatiegebieden of bij evenementen geldt, net als bij verkeershandhaving, dat soms extra inzet (en een beroep op buurkorpsen) nodig is aan de ene kant van de landsgrens, dan weer aan de andere kant. Bovendien gaat het hier nagenoeg steeds om ofwel planbare, ofwel heel urgente inzet. In beide gevallen loopt de grensoverschrijdende samenwerking naar behoren. Grootschalige gezamen lijke verkeerscontroles (soms in verband met evenementen) en controleacties rondom recreatiegebieden (vis- en vaarbewijzen, rommel, diefstal) in de grensstreek, worden ruim tevoren vastgesteld en bemenst. Doen zich incidenten voor, dan weten de korpsen elkaar ad hoc snel te vinden. In de Nederlandse, Duitse en Belgische politiekorpsen bestaat een grote mate van tevredenheid over de wijze waarop en de effectiviteit waarmee wordt samengewerkt. De organisatiegraad van de samenwerking binnen de werksoort ‘handhaving’ is verhoudingsgewijs beperkt, hoewel de PER het op de agenda heeft staan. Daar wordt in het politiekorps Limburg-Noord ook niet expliciet op gestuurd. De vraag is of meer nadruk zinvol is. Kennelijk is men vooral geneigd om elkaar zoveel als mogelijk te ondersteunen als het nodig is, maar is handhaving per slot van rekening vooral een lokale kwestie die zich concentreert rond brandhaarden, rond hotspots van onrust en (mogelijke) ordeverstoring, of op plaatsen waar men als gevolg van geografische nabijheid in de dagelijkse praktijk toch al met elkaar te maken heeft. Daar waar het nodig of wenselijk is om samen te werken met collega’s uit buurlanden zal die samenwerking worden gezocht en gevonden, al dan niet op projectmatige basis. Duidelijk is dat de grensligging aantoonbaar extra werk oplevert voor de politie. Het dikwijls incidentele karakter en daarmee de urgentheid, of juist de planbaarheid van handhavingstaken impliceren, vanuit het perspectief van grensoverschrijdende samenwerking, veeleer bottom-up samenwerkingsvormen dan top-down georganiseerd en formeel gestructureerd gezamenlijk optreden. De keerzijde van de medaille is, dat de extra werkbelasting op handhaving die samenhangt met de grensligging niet of nauwelijks is vast te stellen. Registraties dienaangaande op regionaal niveau ontbreken.
166
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 182
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.4. Grensoverschrijdende samenwerkingin de praktijk
8.4.3. Intake en Service Ten aanzien van intake en service zit de internationale of grensoverschrijdende component van het politiewerk voornamelijk in het contact met buitenlandse burgers en niet of nauwelijks in de samenwerking met buitenlandse collega’s. Politief unctionarissen aan weerszijden van de grens lijken daar ook geen behoefte aan te hebben. Zij ervaren niet een gedeelde problematiek. Aan Duitse of Belgische zijde heeft men immers geen last van het feit dat Duitsers en Belgen de regio Limburg-Noord bezoeken en daar zo nodig aangiften en meldingen doen. Vice versa geldt hetzelfde. Grensoverschrijdende samenwerking op dit gebied staat zodoende in de sleutel van ‘nabuurschap’. De relevante internationale verdragen gaan ook niet of nauwelijks in op intake en servicetaken. Wat het contact met buitenlandse burgers betreft, heeft men in de grensregio Limburg-Noord relatief vaak te maken met vooral Duitse burgers. Dat vereist specifieke taalvaardigheden van politiefunctionarissen. Het afhandelen van een aangifte door iemand uit het buitenland kost meestal meer tijd dan aangiften door Nederlanders. Bovendien moeten deze buitenlandse aangevers vaak ook direct geholpen worden. Verder leiden verschillen in wet- en regelgeving, alsmede in de werkwijze van de politie, geregeld tot vragen bij buitenlandse bezoekers. Politiefunctionarissen ervaren hierdoor extra werkdruk. Die ervaren werkdruk is realistisch, zoals ook in de recente rapportage inzake de herijking van het BVS is onderstreept, maar gaat in de praktijk nauwelijks gepaard met extra capaciteitsbeslag. In de praktijk roeit men met de riemen die men heeft: vaak wordt een ‘tandje bijgezet’. Zelden wordt extra personeel in gepland bij de balie of bij het callcenter. Gegevens uit de basisregistratie tonen overigens aan dat slechts een klein deel (ongeveer 3 procent) van de aangiften en meldingen is toe te schrijven aan Duitsers, minder nog (0,4 procent) aan Belgen. Het leeuwendeel van de aangiften en meldingen in de regio Limburg-Noord komt van Nederlanders (al dan niet woonachtig in de regio). De aangiften en meldingen door Duitse of Belgische personen concentreren zich op specifieke locaties c.q. bij specifieke gelegenheden. Dat verklaart enerzijds de ervaring van extra werkdruk, anderzijds het feit dat extra capaciteitsbeslag over het geheel genomen in kwantitatieve zin niet aantoonbaar is. Er zijn geen indicaties dat er werk blijft liggen. Kortom, vanuit regionaal gezichtspunt leidt de grensligging van het politiekorps Limburg-Noord niet tot een aantoonbare extra werkbelasting binnen de werksoort ‘intake en service’. Nadere inventarisatie van specifieke drukpunten (qua tijd en locatie) ten behoeve van een effectiever planning van capaciteit lijkt niettemin wenselijk, vooral met het oog op de eventuele herijking van het BVS.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 183
167
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
8.4.4. Noodhulp In het kader van noodhulp werken politiefunctionarissen uit Limburg-Noord op verschillende manieren samen, vooral met de Duitse collega’s. De mogelijkheden van grensoverschrijdende samenwerking in het kader van noodhulp die de recente internationale verdragen (zoals het Verdrag van Enschede en het Beneluxverdrag) bieden, worden door het politiekorps Limburg-Noord benut. Dat geldt bijvoorbeeld voor grensoverschrijdende achtervolgingen, of voor bijstand tijdens evenementen, rampen en grote ongevallen. Tussen de meldkamers worden protocollen uitgewisseld en werkwijzen geoefend. Ook maakt men regelmatig gebruik van de mogelijkheid om rechtstreeks informatie uit te wisselen met buurkorpsen. Hoewel grensoverschrijdende optredens (zoals grensoverschrijdende achtervolgingen of hulpverlening bij rampen in het grensgebied) niet vaak voorkomen, moet men hier wel op voorbereid zijn. Met name de gezamenlijke oefeningen en gezamenlijke cursussen kosten tijd en geld. Hoewel de Mobiele Eenheid van het politiekorps Limburg-Noord niet vaker oefent dan de Mobiele Eenheid in andere Nederlandse politiekorpsen (10 oefendagen per jaar), gaat extra tijd zitten in de voorbereiding van grootschalige internationale oefeningen. De materiële kosten (voor benodigd materiaal, reiskosten, verblijfskosten en maaltijdkosten) zijn eveneens hoger. De zinvolheid ervan, mede met het oog op de grensoverschrijdende samenwerking, staat binnen het politiekorps Limburg-Noord echter niet ter discussie. Wat de precieze (extra) werkbelasting van grensoverschrijdende samenwerking ter zake van ‘noodhulp’ is, laat zich bij gebrek aan registratie niet vaststellen.
8.4.5. Extra werkbelasting vanwege grensligging? Het onderzoek heeft de grensoverschrijdende dimensie van de vier werksoorten die binnen het BVS worden onderscheiden zo nauwgezet mogelijk in kaart gebracht. De slotsom luidt, dat binnen al deze werksoorten de effecten merkbaar zijn van de grensligging van het politiekorps Limburg-Noord. Dat geldt voor de aard van de problemen waarvoor politiefunctionarissen zich gesteld zien, soms ook voor de omvang ervan. Binnen de werksoort ‘opsporing’ is die extra werk belasting ten gevolge van de grensligging het best aantoonbaar. Als het gaat om de werksoorten ‘noodhulp’ of ‘intake en service’ blijkt er niet of nauwelijks sprake van perceptie van gedeelde problemen die met de grens ligging samenhangen. De politiekorpsen staan elkaar desgevraagd bij in urgente situaties en maken hierbij gebruik van de mogelijkheden die het verdragsrechtelijke kader biedt. Daarnaast ondersteunen zij buitenlandse burgers, in de veronder stelling dat Nederlandse burgers in België of Duitsland zo nodig dezelfde service krijgen. Registraties dienaangaande worden niet of nauwelijks bijgehouden. Uit 168
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 184
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.4. Grensoverschrijdende samenwerkingin de praktijk
het onderzoek is niet gebleken dat binnen het politiekorps Limburg-Noord extra capaciteit, kennis of kunde nodig is. Daar wordt ook niet expliciet rekening mee gehouden of sturing aan gegeven. Met betrekking tot de werksoort ‘handhaving’ is het effect van grensligging onmiskenbaar. Zowel de aard als de omvang van handhavingsproblemen in de regio Limburg-Noord vertaalt zich in een behoefte aan extra capaciteit en/of expertise. Dat geldt in het bijzonder voor de handel in softdrugs en de verkeersstromen rond grote winkelcentra in de Noord-Limburgse steden. Toch is de extra werkbelasting met betrekking tot handhavingstaken niet goed te kwantificeren. Dat heeft te maken met het feit dat (extra) inzet op handhaving met een grensoverschrijdende of internationale component niet of nauwelijks op regionaal niveau wordt geregistreerd, omdat (extra) inzet vaak op subregionaal niveau wordt afgewikkeld. Daarnaast zijn dergelijke handhavingstaken doorgaans ofwel urgent, ofwel inplanbaar. In beide gevallen werkt de politie zoals de politie werkt: men springt desgevraagd à la minute bij in noodgevallen, of men heeft vooraf afspraken gemaakt over te leveren (extra) capaciteit – soms aan de ene, soms aan de andere kant van de grens. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat het politiekorps Limburg-Noord dergelijke inspanningen niet kan opvangen. Bij politie, justitie en gemeenten aan weerszijden van de grenzen bestaat een aanzienlijke tevredenheid over de samenwerking op handhavingsgebied. Zoals gezegd, is het effect van de grensligging van de regio Limburg-Noord het meest merkbaar en aantoonbaar binnen de werksoort ‘opsporing’. Dat is in het recente voorstel voor de herijking van BVS ook onderstreept. Politie en justitie ervaren geen belemmeringen in het verdragsrechtelijke kader. Er is sprake van een fijnmazige structuur van formele en informele overlegvormen. De grensoverschrijdende samenwerking is in beide opzichten adequaat georganiseerd. Op diverse belangrijke opsporingsonderwerpen vinden de buurkorpsen elkaar, hoewel de ‘verlanglijstjes’ kunnen verschillen aan weerskanten van de grenzen. Verschil van mening bestaat over de prioritering en de keuzes over de inzet van personele capaciteit die het openbaar ministerie en het politiekorps Limburg-Noord maken. Het regionale beleid van de driehoek ervaart men in de praktijk van het werk geregeld als weinig gevoelig voor de grensoverschrijdende component van opsporingsonderzoek. Dit is niet verwonderlijk, omdat er ook geen specifiek beleid wordt gevoerd met betrekking tot grensoverschrijdende problemen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het gegeven dat adequaat opsporings beleid – en grensoverschrijdend opsporingsbeleid te enen male – investering vergt in opbouw van expertise, in ervaringscapaciteit en in informatieanalyse, terwijl niet onmiddellijk duidelijk kan zijn welke opbrengst die investering heeft. Op het ogenblik wordt dit belang weliswaar onderkend, maar wordt het in capacitaire of personele zin niet voldoende concreet gemaakt. Mede hierom komt het politiekorps Limburg-Noord onvoldoende tegemoet aan de inspanning die de inkomende rechtshulpverzoeken vergen. Rechercheurs hebben op persoonlijke titel onderling contact, maar van systematische uitwisseling van ervaringen en Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 185
169
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8. Algemeen besluit
werkpraktijken is nauwelijks sprake. Grensoverschrijdende samenwerking in het (ex ante en ex post) analyseren van opsporingsinformatie komt moeilijk van de grond. Adequater sturing op grensoverschrijdend opsporingsbeleid, vooral gericht op de langere termijn, is wenselijk.
8.5. Aanknopingspunten voor verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking In diverse onderzoeken is de afgelopen jaren gewezen op het ontbreken van de juiste organisatorische randvoorwaarden voor adequate politiële en justitiële grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder als het gaat om opsporings beleid. Er is gewezen op de noodzaak om de prioritering van misdrijven waar opsporingsonderzoek op gericht zou moeten zijn beter af te stemmen. Voorwaarde om dat goed te kunnen doen, is het organiseren van samenwerking bij het analyseren van informatie over grensregionale criminaliteitsontwikkelingen (daders, delicten, locaties, samenwerkingsverbanden). Analisten en rechercheurs zouden hierin idealiter samen moeten optrekken. Voorts is ook onderstreept dat het structureel beschikbaar zijn van substantiële uitvoeringscapaciteit, bijvoorbeeld in de vorm van permanente of tijdelijke gemeenschappelijke (grensoverschrijdende) opsporingsteams, van groot belang is om de politiële samenwerking gericht op het bestrijden van de grensoverschrijdende criminaliteit in grens gebieden succesvol te maken. Deze algemene aanknopingspunten voor verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking zijn ook van toepassing op de regio Limburg-Noord. Hierna zullen we deze aanknopingspunten verder specificeren en concretiseren. Eerst dient echter gesteld te worden dat uit het onderhavige onderzoek niet duidelijk is geworden of het politiekorps Limburg-Noord een bijzondere positie inneemt ten opzichte van andere politiekorpsen die in een grensgebied functioneren. Dat was ook niet de opdracht waarmee dit onderzoek was belast. Natuurlijk zijn de twee Limburgse politiekorpsen de enige in Nederland die zowel aan België als aan Duitsland grenzen. Onderhavig onderzoek heeft laten zien wat de aantoonbare effecten hiervan zijn. Analyses lijken voorts uit te wijzen dat de criminaliteitsontwikkelingen in Limburg een ander profiel hebben dan elders. Het leidt evenmin twijfel dat het aantal inkomende rechtshulpverzoeken in ZuidNederland verhoudingsgewijs groter is dan elders. Indien gezocht zou worden naar verschillen tussen de regio Limburg-Noord en andere grensregio’s, zouden vermoedelijk diverse aanwijzingen voor een unieke of bijzondere positie gevonden worden – en van het tegendeel eveneens. Maar deze exercitie viel nu eenmaal buiten het bestek van dit onderzoek. Terug naar de aanknopingspunten voor verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking van het politiekorps Limburg-Noord met de buurkorpsen 170
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 186
Intersentia
2-9-2010 13:54:27
4e proef
8.5. Aanknopingspunten voor verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking
in België en vooral in Duitsland: uit dit onderzoek blijkt dat die verbetering zich allereerst zou moeten richten op de werksoort ‘opsporing’. Daar situeren zich in de huidige praktijk de meeste (ervaren) knelpunten in de samenwerking. En het is onderhand urgent om die knelpunten zo goed en zo kwaad als het kan op te lossen. Ten eerste omdat de oplossing van deze knelpunten van groot belang is voor een meer adequate aanpak van de problemen die in de ogen van alle autoriteiten in de regio met voorrang moeten worden behandeld (“gedeelde problemen”). Ten tweede omdat zeker van de kant van de Duitse politie en justitie al vrij lang wordt aangedrongen op verdere versterking van de onderlinge samenwerking bij de bestrijding van de criminele fenomenen waar het in de streek vooral om gaat, zoals gekwalificeerde diefstallen (autokraken, inbraken in woningen). Het is, ten eerste, aan te bevelen om – in aanvulling op het stelselmatige grensoverschrijdende rechercheoverleg dat in het PER is gebundeld – operationele recherchecapaciteit in het politiekorps Limburg-Noord te ‘oormerken’ voor de opsporing van grensregionale criminaliteit als een speciaal taakaccent. Eenzelfde operationele recherchecapaciteit, qua omvang en aard van samenstelling, zou tevens in de aangrenzende Belgische en vooral in de aangrenzende Duitse politie korpsen vrijgemaakt en ‘geoormerkt’ moeten worden. Hierover moeten nietvrijblijvende afspraken worden gemaakt. Op deze manier kan een grensoverschrijdend rechercheteam van ‘grensspecialisten’ – waar nodig op zaakniveau aangevuld met materiedeskundigen, bijvoorbeeld als het over auto- en ladingdiefstallen, drugsproductie en –handel, fraude, of mensenhandel gaat – effectief in actie komen. Hierbij is overigens van belang dat de aard van de activiteiten van dit rechercheteam en de resultaten die het boekt met betrekking tot het bestrijden van grensregionale misdaad inzichtelijk worden gemaakt. Ook het tijdsbeslag dat hiermee gepaard gaat, dient adequaat te worden geadministreerd. Opsporing van grensregionale criminaliteit kan immers succesvol zijn zonder dat burgers, of het lokale bestuur aan deze of gene kant van de grens in de eigen omgeving daar direct het effect van merkt. Niettemin moeten niet alleen de korpsleiding, maar ook lokale bestuurders de opbrengst van de specifieke inzet van een rechercheteam van ‘grensspecialisten’ natuurlijk kunnen uitleggen en verantwoorden. In de tweede plaats is het aanbevelenswaard om de opsporing van grens regionale criminaliteit expliciet te richten op problemen die bekend zijn en te baseren op kennis die al beschikbaar is. Het accent zou op operationele opsporing moeten liggen, criminaliteitsanalyses zouden daar primair ondersteunend aan moeten zijn. De omgekeerde situatie: het investeren in een grensoverschrijdende criminaliteitsbeeldanalyse los van de operationele insteek van de grensoverschrijdende opsporing, brengt het risico met zich mee dat die operationele samenwerking vertraagd wordt en dat over en weer tussen Nederlandse en Duitse partners frustraties blijven bestaan met betrekking tot de wederzijdse inzet op grensregionale criminaliteit. In dit licht zou het grensoverschrijdende rechercheoverleg, gebundeld in het PER, concreter geprogrammeerd kunnen worden. Het devies is: kiezen voor operationeel opsporingswerk met de kennis die beschikbaar Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 187
171
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Algemeen besluit
is. En door zo te werken, vermeerdert en verrijkt die kennis als vanzelf. Periodieke evaluatie van de praktische samenwerking maakt uiteraard deel uit van die werkwijze. Vanuit het politiekorps, het openbaar ministerie en de lokale besturen in de regio Limburg-Noord zou, ten derde, ook meer sturing op een internationale of Euregionale ‘rechercheagenda’ moeten worden gegeven. Hoewel er geregeld wordt gerefereerd aan uiteenlopende belangen in Nederland en Duitsland, wijken de prioriteiten op politiek en strategisch niveau in werkelijkheid niet of nauwelijks van elkaar af. Het knelpunt zit veeleer in de operationele doorvertaling van die prioriteiten binnen de Nederlandse en de Duitse korpsen en parketten. Uiteraard bestaan er feitelijke verschillen in de manier waarop politie en openbaar minis terie in Nederland en Duitsland samenwerken bij opsporingszaken. Die verschillen hoeven op operationeel niveau echter niet belemmerend te zijn, op voorwaarde dat: (i) op internationaal of Euregionaal strategisch niveau voor de lange termijn inzet op de aanpak van grensoverschrijdende zware en middencriminaliteit een heldere agenda bestaat; (ii) het rechercheoverleg tussen het Nederlandse en de Duitse politiekorpsen die agenda concreet kan doorvertalen naar operationele inzet van recherchecapaciteit; en (iii) meer bereidheid ontstaat binnen de politie en het openbaar ministerie aan weerszijden van de grens om te accommoderen. Op dit laatste punt zou het bijvoorbeeld zinvol zijn als de Duitse korpsen onderling tot een gezamenlijke samenwerkingsagenda komen, die vervolgens met het politiekorps Limburg-Noord wordt uitgewisseld. Op het ogenblik leggen de Duitse korpsen nog elk voor zich hun verzoeken en prioriteiten voor. Aan Nederlandse kant zou er beter rekening gehouden kunnen worden met de diep gewortelde stelselverschillen waarbinnen de Nederlandse en Duitse opsporingsen vervolgingsinstanties functioneren. Een bron van frustratie aan Duitse zijde, bijvoorbeeld, is de wijze waarop het Nederlandse openbare ministerie vervolgings prioriteiten afweegt. Dit gegeven staat, op voorwaarde dat gemaakte afspraken over de aanpak van en inzet op grensregionale criminaliteit worden nagekomen, strategische en operationele grensoverschrijdende samenwerking ten principale niet in de weg, maar vergt welwillende, precieze en zonodig snelle communicatie op zaakniveau. Ten vierde is het aan te bevelen om in het licht van grensoverschrijdende samenwerking goed kennis te nemen van elkaars praktijk van afwegingen maken, stijl van werken en verbinding van analyse en recherche. Vaak blijft deze belangrijke voorwaarde voor effectieve samenwerking hangen in onderling overleg, maar oefenen het politiekorps Limburg-Noord en de aangrenzende Belgische en Duitse korpsen niet of nauwelijks met concrete opsporingscasus. Leren werken met elkaar, bijvoorbeeld in de vorm van periodieke sessies waarin rechercheurs van weerszijden van de grenzen onderling concrete opsporingscasus analyseren, bespreken en evalueren, zou structureel deel moeten uitmaken van de inzet op grensoverschrijdende samenwerking. Bovendien zou men ook niet moeten terugschrikken voor kritische discussies over de manier waarop de opsporing 172
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 188
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.5. Aanknopingspunten voor verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking
aan weerskanten van de grens bij de diverse korpsen operationeel is georganiseerd. Ook op dit punt zou men wellicht meer van elkaar kunnen leren dan het ogenschijnlijk lijkt. Dit heeft enige tijd geleden een vergelijkende studie tussen de recherche in Utrecht en de Kriminalpolizei in Münster onmiskenbaar in aangetoond.272 Dit onderzoek heeft de betekenis van de grensligging voor het politiekorps Limburg-Noord nauwkeurig in kaart gebracht. Dat de grensligging invloed heeft op de werkbelasting van het korps is genoegzaam inzichtelijk gemaakt. Ten aanzien van alle werksoorten is echter ook geconstateerd, dat concrete cijfermatige onderbouwing van die werkbelasting ontbreekt ofwel niet heel robuust is. De politiële registratiesystemen kunnen deze informatie niet of onvoldoende volledig genereren. De recente rapportage over de herijking van het BVS doet eenzelfde constatering. Er ligt, kortom, een opgave om een betere kwantitatieve onder bouwing te realiseren van de werklast die aan de grensligging gerelateerde activiteiten met zich meebrengt. Dat is niet alleen nodig met het oog op de toekomstige financiering van de werkzaamheden van het korps Limburg-Noord, maar is ook van belang voor een succesvolle en renderende grensoverschrijdende samen werking. Daar wil deze studie, door zo precies mogelijk te beschrijven waar die grensoverschrijdende dimensies in de politiële en justitiële samenwerking aan de orde zijn, een constructieve bijdrage aan leveren.
272
C. Liedenbaum (2003). Opheldering gezocht! Een vergelijkend onderzoek naar de verklaringen voor het verschil in ophelderingspercentages tussen Utrecht en Münster. Enschede: IPITrapportenreeks, R.08.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 189
173
2-9-2010 13:54:28
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 190
2-9-2010 13:54:28
4e 1e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung 8.1. Einführung Die Polizeiregion Limburg-Nord grenzt an Belgien und Deutschland. Nationale Grenzen üben traditionell eine besondere Anziehungskraft auf Kriminelle aus. Grenzregionale Kriminalität ist eine spezifische Form der transnationalen Kriminalität. Einzelne Täter oder Tätergruppen können in den Grenzgebieten ihren Wohnsitz haben und auf beiden Seiten der Grenze Straftaten begehen. Es können sich daneben kriminelle Vereinigungen mit Wohnsitzen auf beiden Seiten der Grenze bilden, die ihre kriminellen Aktivitäten über das gesamte Grenzgebiet verteilen. Schließlich sind in den Grenzregionen auch mobile Banden oder Tätergruppen aktiv, die sich oft vorübergehend manifestieren und in kurzer Zeit serienmäßig eine Vielzahl von Straftaten begehen. Grenzüberschreitende Kriminalität erfordert eine intensive strafrechtliche und polizeiliche Zusammenarbeit. Die Polizeiarbeit in Grenzregionen beschränkt sich – was die grenzüberschreitende Komponente betrifft – jedoch nicht insbesondere auf die Kriminalitätsbekämpfung und Ermittlungsarbeit, sondern berücksichtigt auch die Wahrung der öffentlichen Sicherheit oder Ordnung sowie die Beantwortung von Fragen aus der Öffentlichkeit, die Aufnahme von Anzeigen und die Hilfeleistung gegenüber Bürgern (nicht nur in Notsituationen). Die Bedeutung der grenzregionalen Kriminalität und der diesbezüglichen (grenzüberschreitenden) Bekämpfung zeigt sich auch in einem Anstieg der wissen schaftlichen Literatur auf diesem Gebiet. Seit 2005 sind verschiedene Studien über die Kriminalitätsproblematik und die (strafrechtliche) Zusammenarbeit in den niederländischen Grenzgebieten erschienen.273 Schwerpunkte dabei waren vor allem die Ermittlungsarbeit bei schwerer und organisierter Kriminalität und die rechtlichen Rahmenbedingungen für die strafrechtliche Zusammenarbeit.
273
Siehe T. Spapens und C. Fijnaut (2005). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn Deel 1. Antwerpen/Oxford: Intersentia; D. van Daele und B. van Geebergen (2008). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn Deel 2. Antwerpen/Oxford: Intersentia; T. Spapens (2008). Georganiseerde misdaad en strafrechtelijke samenwerking in de Nederlandse grensgebieden. Antwerpen/Oxford: Intersentia; A. Meershoek (2008). Veiligheid in de grensregio’s. Deel 2: Grensoverschrijdende samenwerking van de lokale politie, GHOR en brandweer. Enschede: Universiteit Twente. Siehe auch: C. Fijnaut und B. de Ruyver (2008). Für eine gemeinsame Bekämpfung der drogenbedingten Kriminalität in der Euregio Maas-Rhein. Maastricht: Euregio Maas-Rhein.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 191
175
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
Seit Anfang der neunziger Jahre wurden im euregionalen Zusammenhang sowie auf Benelux-Ebene und im europäischen Rahmen in unterschiedlicher Weise und auf verschiedenen Ebenen die erweiterten (vertragsrechtlichen) Möglichkeiten einer Förderung der administrativen, strafrechtlichen und hilfeleistenden Zusammenarbeit immer mehr genutzt. In den vergangenen Jahren wurde in diesem Zusammenhang der Akzent auf eine Intensivierung der grenzüberschreitenden polizeilichen Zusammenarbeit gesetzt, dies vor allem in Bezug auf die Zusammenarbeit bei der Bekämpfung organisierter Kriminalität und der Verbesserung des hierbei erforderlichen Informationsaustauschs. Diese Entwicklung weist auch auf eine zunehmende Aufmerksamkeit für die Bedeutung der grenzregionalen Kriminalität und die diesbezügliche (grenzüberschreitende) Bekämpfung hin. Dass die Grenzlage für die Arbeit der Polizei eine schwerere Belastung bedeutet, steht schon seit vielen Jahren außer Frage. Daher wurde die regiospezifische Komponente im Finanzierungssystem für die niederländische Polizei (Bekostigingsstelsel Politie) mit Wirkung vom Jahr 2002 auch angepasst. Dennoch war der Einfluss der Grenzlage als Kriterium im heutigen Budgetverteilungssystem (Budget Verdeel Systeem / BVS) begrenzt. Erst in dem kürzlich erschienenen Gutachten über die bevorstehende BVS-Neufestsetzung wird deutlich festgestellt,274 dass bei der Einschätzung der spezifischen Arbeitsbelastung von Polizeikorps infolge der Lage an der Grenze mit Belgien oder Deutschland die Zahl der (bei der Justiz eingehenden) Rechtshilfeersuchen und der Anteil der Tatverdächtigen, die ihren Wohnsitz nicht in den Niederlanden haben, berücksichtigt werden müssen. Diese Studie ist das Ergebnis einer Untersuchung, die zwischen April 2009 und April 2010 von der Universiteit van Tilburg und der IVA Beleidsonderzoek en Advies im Auftrag des Dreiecksberatungsgremiums (sog. Beheersdriehoek) der Polizeiregion Limburg-Nord, dem neben Vertretern der Polizei auch Vertreter von Justiz und lokaler Gebietskörperschaft angehören, durchgeführt wurde. Mit Hilfe dieser Untersuchung wollte das Dreiecksberatungsgremium zwei wichtige Fragen über die grenzregionalen Aktivitäten der Polizei Limburg-Nord aufwerfen. Erstens wollte man Einblick erhalten in Art und Umfang der grenzüberschreitenden Dimensionen bei der Ausübung der polizeilichen Aufgaben sowie in die spezifischen Aktivitäten, die sich hieraus ergeben. Zweitens wollte man wissen, wie die operationelle Zusammenarbeit mit den relevanten Stellen in Belgien und Deutschland (Polizei, Staatsanwaltschaft und Kommunalverwaltung) weiter verbessert werden könnte.275 274
275
M.C.A.B. Hols, P.F. Rozenberg und R.J. Morée (2010). Die grenzüberschreitenden Dimensionen der Polizeiarbeit in der Polizeiregion Limburg-Nord können nach zwei Aspekten unterschieden werden. Zunächst geht es um Tätigkeiten, deren Ausführung eine Zusammenarbeit mit den deutschen oder belgischen Polizeien erfordert. Selbstverständlich kommt es auch zu einer Zusammenarbeit der Polizeiregion Limburg-Nord mit anderen als den direkten Nachbarländern, doch diese Zusammenarbeit bleibt im Rahmen
176
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 192
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.1. Einführung
Die vorliegende Studie kann als eine Erweiterung der oben zitierten wissenschaftlichen Studien angesehen werden, weil zum ersten Mal die grenzüberschreitenden Dimensionen innerhalb der gesamten Breite der Polizeiarbeit untersucht wurden. Außerdem entspricht diese Untersuchung der wachsenden Beachtung und Anerkennung der Arbeitsbelastung, die die Grenzlage – wie oben bereits angedeutet – für Polizeibehörden mit sich bringt. Für diese Untersuchung wurde für jeden Tätigkeitsbereich nach einer richtigen Art und Weise des Qualifizierens – und gegebenenfalls des Quantifizierens – von grenzüberschreitender Zusammenarbeit mit den Nachbarländern gesucht. Dazu wurde auf verschiedene überregionale und regionale Datenbestände der Polizei zurückgegriffen. Daneben wurden viele Gespräche mit direkt Beteiligten in den Niederlanden, in Belgien und in Deutschland geführt. In der Anlage befindet sich eine Liste der Befragten. Ein großer Teil dieser Personen wurde mehrmals befragt. Mit Ausnahme einiger weniger Änderungen späteren Datums, die von den Autoren bei der Endredaktion dieser Studie angebracht wurden, wurde die Sammlung der Untersuchungsdaten am 1. März 2010 abgeschlossen. In der vorliegenden Untersuchung standen drei Fragen im Mittelpunkt. 1. Was bedeutet die Grenzlage der Region Limburg-Nord zwischen Belgien und Deutschland für die tatsächliche Aufgabenerfüllung des Polizeikorps Limburg-Nord? Oder anders gesagt: Worin liegt die grenzüberschreitende Dimension der Tätigkeitsbereiche, die innerhalb des heutigen Budgetverteilungssystem BVS unterschieden werden,276 und zwar einerseits nach Art und Umfang von Problemen, denen sich das Korps ausgesetzt sieht, andererseits nach dem Einsatz, den die Lösung dieser Probleme vom Korps LimburgNord verlangt? 2. Inwieweit ist das Korps bei der heutigen Personaldecke – quantitativ und qualitativ – in der Lage, die Implikationen der Grenzlage auf adäquate Weise aufzufangen? Wie werden die Anstrengungen und Ergebnisse von den Beteiligten innerhalb des Polizeikorps Limburg-Nord und der Staatsanwaltschaft Roermond selbst beurteilt? Und wie lautet die diesbezügliche Beurteilung der Partner (bei der Polizei, in der Justiz und in der Verwaltung) in den Nachbarländern? 3. Sollten Verbesserungen innerhalb des Polizeikorps Limburg-Nord, bei der Staatsanwaltschaft oder der Kommunalverwaltung in Bezug auf die grenzüberschreitende Zusammenarbeit angezeigt sein, welche Verbesserungen
276
dieser Untersuchung außer Betracht. Außerdem beschränkt sich die Untersuchung auf die unmittelbar an die Polizeiregion Limburg-Nord grenzenden Arrondissements, Polizeizonen, Gemeinden oder Landkreise. Betrachtet werden zweitens die Tätigkeiten innerhalb der Polizeiregion Limburg-Nord selbst, die internationale Aspekte aufweisen, wie die Beteiligung einer Person, die in einem der Nachbarländer wohnhaft ist. Andersson Elffers Felix, Regiegroep BVS-politie (2006). Zur Analyse der Ansatzpunkte der Neufestsetzung des BVS siehe: M.C.A.B. Hols, P.F. Rozenberg und R.J. Morée (2010).
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 193
177
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
können dies dann im Hinblick auf die Quantität, die Qualität und die Organisation sein? Anhand der Informationen, die in den vorangegangenen Kapiteln gesammelt und erörtert wurden, werden diese drei Fragen in den folgenden Abschnitten zusammenfassend beantwortet. Wir berücksichtigen hierbei eine Einteilung nach den vier Tätigkeitsbereichen, die im heutigen BVS unterschieden werden. Dieses Schlusskapitel endet mit einer Übersicht der Anknüpfungspunkte für eine weitere Verbesserung der polizeilichen, justiziellen und administrativen Zusammenarbeit in der Grenzregion Limburg-Nord.
8.2. Der vertragsrechtliche Rahmen für die grenzüberschreitende Zusammenarbeit In Bezug auf die grenzüberschreitende justizielle und polizeiliche Zusammen arbeit wurden verschiedene Abkommen und Verträge geschlossen, die in der täglichen Arbeitspraxis eine Rolle spielen. Den Ausgangspunkt bildet die nationale Souveränität. Der vertragsrechtliche Rahmen umfasst zunächst die multilateralen Abkommen. An zweiter Stelle geht es um Abkommen, die die Niederlande einerseits mit Deutschland, andererseits mit Belgien und Luxemburg geschlossen haben. Drittens schließen die von der vorliegenden Untersuchung erfassten Länder in einzelnen Ermittlungssachen außerdem Verträge, die bestimmte Handlungen festlegen, die nicht spezifisch in den internationalen Abkommen umschrieben sind. Eine Auflistung der wichtigsten Abkommen und Verträge sowie eine Kurzbeschreibung der jeweiligen Tragweite wurde in Kapitel 2 aufgenommen. Diese Abkommen und Verträge bilden den Rahmen, in dem eine grenzüberschreitende Zusammenarbeit möglich ist und ausgestaltet wurde. Innerhalb der Konzeption der vorliegenden Untersuchung wurde keine juristische Analyse des vertragsrechtlichen Rahmens an sich erstellt. Die Betonung lag auf der Praxis der Polizeiarbeit und damit auf der Frage, ob innerhalb des vertragsrechtlichen Rahmens in der polizeilichen Durchführungspraxis – laut Angaben von Polizei beamten selbst oder entsprechend der Art und Weise, in der die grenzüberschreitende Ermittlung von Straftaten ausgestaltet wird – unübersehbare Probleme zu Tage treten. Innerhalb der Polizeiarbeit ist der internationale vertragsrechtliche Rahmen vor allem bei der Ermittlungsarbeit von Bedeutung. Nach dem Grundsatz der nationalen Souveränität sind es ja die zuständigen Behörden des Landes, in dem Beweismaterial gesammelt werden muss oder in dem bestimmte Ermittlungen zu erfolgen haben, die derartige Aktivitäten selbst ausführen, und zwar auf Ersuchen des Landes, das die Ermittlung oder Strafverfolgung für nötig erachtet. Diese Zusammenarbeit verläuft über Rechtshilfeersuchen. Aktuelle Studien über die strafrechtliche Zusammenarbeit im Bereich der organisierten Kriminalität in den niederländischen Grenzgebieten zeigen, dass die 178
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 194
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.3. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit: Organisation und Gremien
optimale Nutzung der Möglichkeiten, die der vertragsrechtliche Rahmen bietet, in der Praxis relativ träge verläuft. Das hängt nicht mit diesen Abkommen an sich zusammen, sondern mit den Investitionen bei der diesbezüglichen Umsetzung. In dieser Untersuchung wurden keine Anzeichen dafür gefunden, dass der vertragsrechtliche Rahmen an sich – im Hinblick auf die Polizeiregion LimburgNord – Probleme oder Mängel enthält, die die Polizeiarbeit behindern.
8.3. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit: Organisation und Gremien Die zum Zwecke der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit mit Belgien und Deutschland aufgebaute organisatorische Infrastruktur innerhalb des Polizeikorps Limburg-Nord umfasst einerseits die bestehenden Bereiche der justiziellen und polizeilichen Organisationen in den drei Ländern, die auf Grund des vertragsrechtlichen Rahmens die Verantwortung tragen (also auch für die Durchführung von Rechtshilfeersuchen). Andererseits gibt es eine spezifische organisatorische Infrastruktur zu dem Zweck, den Austausch und die Ausführung des Rechtshilfeverkehrs zu vereinfachen. Letzteres umfasst sowohl Einrichtungen auf internationalem (europäischem) Niveau, wie Interpol, Europol, das Europäische Justizielle Netz (EJN) und Eurojust, als auch nationale und regionale Einrichtungen. Der geltende vertragsrechtliche Rahmen macht es möglich, dass Informationen und Rechtshilfeersuchen innerhalb der EU nahezu vollständig direkt zwischen den lokalen Staatsanwaltschaften und Polizeibehörden ausgetauscht werden können. Darum wurden in der vorliegenden Untersuchung die organisatorischen Rahmenbedingungen für die operationelle justizielle und polizeiliche Zusammenarbeit in den Mittelpunkt gerückt. Um den vertragsrecht lichen Rahmen optimal nutzen zu können, haben die Staatsanwaltschaft Roermond und das Polizeikorps Limburg-Nord verschiedene organisatorische Maßnahmen ergriffen, die in Kapitel 3 detailliert beschrieben wurden. Eine Untersuchung der organisierten Arbeitsgemeinschaften zwischen dem Polizeikorps Limburg-Nord und seinen deutschen und belgischen Partnern führt zu einer Reihe von Feststellungen. Zunächst zeigt sich, dass das Polizeikorps Limburg-Nord vor allem auf Deutschland ausgerichtet ist. Es gibt mehr Arbeitsgemeinschaften mit deutschen Partnern als mit belgischen Partnern. Die organisierten Kontakte mit Kollegen auf der deutschen Seite der Grenze sind intensiver als die Kontakte mit belgischen Kollegen. Das liegt wahrscheinlich an dem Umstand, dass die Zahl der deutschen Polizeibehörden, die an die Polizeiregion Limburg-Nord grenzt, größer ist als die Zahl der belgischen Korps und dass zwischen diesen deutschen Polizeibehörden untereinander keine oder nur eine begrenzte Abstimmung über die grenzüberschreitende Zusammenarbeit mit dem Polizeikorps Limburg-Nord erfolgt. Hierbei ist außerdem noch anzumerken, Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 195
179
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
dass es sich in sozialgeographischer Hinsicht um zwei ziemlich unterschied liche Grenzgebiete handelt mit einem bedeutend höheren Urbanisationsgrad auf der deutschen Seite der Grenze. Auch ist die infrastrukturelle Verwobenheit der nordlimburgischen Region mit Deutschland mehr entwickelt als diejenige mit Belgien. Zweitens fällt auf, dass die organisierten Arbeitsgemeinschaften auf einer relativ begrenzten Personaldecke ruhen. Eine zentrale Rolle spielt der Koordinator für internationale Beziehungen (CIB) vom Korps Limburg-Nord. Diese Person fungiert als Ansprechpartner und Initiator und bildet de facto das Bindeglied zwischen dem eigenen Korps und den Polizeibehörden in den Nachbarländern. Drittens ist deutlich geworden, dass sich einige wichtige Arbeitsgemeinschaften, wie die PER (Polizeiliche Euregio Rhein-Maas-Nord), erst in jüngster Zeit gebildet haben. Ungefähr zum Zeitpunkt der Einführung des Vertrags von Enschede (2005) sind verschiedene neue Kooperationsstrukturen entstanden, wurden alte Strukturen neu mit Leben erfüllt und wurde die internationale Zusammenarbeit vor allem mit den deutschen, aber auch mit den belgischen Partnern intensiviert. Die wichtigste Feststellung ist jedoch, dass – neben der auf den Austausch und die Abwicklung von Rechtshilfeersuchen gerichteten Infrastruktur – ein erheblicher Teil der organisierten Arbeitsgemeinschaften, die nicht mit Ermittlungsaufgaben befasst sind, aus einer breiten Palette an Beratungsstrukturen besteht, die durch das Fehlen von deutlich formulierten Zielsetzungen flexibler und auch unverbindlicher sind als die eingeschliffenen Beratungswege für gegenseitige Hilfeleistung bei der Ermittlungsarbeit. Eine aktuelle Untersuchung über die strafrechtliche Zusammenarbeit und die organisierte Kriminalität in den niederländischen Grenzgebieten hat ebenfalls darauf hingewiesen. Schwierigkeiten bei der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit zwischen dem Polizeikorps Limburg-Nord und den angrenzenden Polizeibehörden in Belgien und Deutschland hängen nicht mit einem Mangel an Beratungsstrukturen zusammen. Vielmehr gibt es ausreichende Beratungen, die regelmäßig angemessen strukturiert sind. Dennoch entsteht der Eindruck, dass die verschiedenen Beratungsstrukturen nicht immer gleichermaßen einen effektiven Beitrag zur Organisation der konkreten Zusammenarbeit zwischen den betreffenden Polizeibehörden leisten.
8.4. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit in der Praxis Allgemein kann auf Grund der vorliegenden Untersuchung festgestellt werden, dass die Implikationen der Grenzlage der Polizeiregion Limburg-Nord für die tatsächliche Aufgabenerfüllung und Arbeitsbelastung vor allem nachweisbar sind in Bezug auf die Tätigkeitsbereiche „Wahrung der Rechtsordnung” und „Ermittlung von Straftaten”. In dieser Studie haben wir daher auch besonderen Wert darauf gelegt, die grenzüberschreitende Zusammenarbeit bei der Ermittlung von 180
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 196
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.4. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit in der Praxis
Straftaten (Kapitel 4) und bei der Wahrung der Rechtsordnung (Kapitel 5) aufzuzeigen. Allerdings liegen auch bei den zwei anderen Tätigkeitsbereichen durchaus relevante Aufgaben mit damit verbundenen zusätzlichen Arbeitsbelastungen oder Kosten vor, die im Zusammenhang mit der Grenzlage stehen. Diese relevanten Aufgaben wurden in dieser Studie eingehend beschrieben („Intake und Service” in Kapitel 6 und „Notfallhilfe” in Kapitel 7). Aus verschiedenen Gründen ist es jedoch schwierig, die wegen der Grenzlage entstehende zusätzliche Arbeitsbelastung genau zu berechnen. Es fehlt dazu an verlässlichem Zahlenmaterial.
8.4.1. Ermittlung von Straftaten Die Analyse des aktuellen Kriminalitätsbilds macht deutlich, dass in einigen Bereichen die Zusammenarbeit mit Deutschland bzw. Belgien erwünscht und auch notwendig ist. Vor allem auf deutscher, aber auch auf niederländischer Seite liegt ein dringendes Interesse an einer Verstärkung der Zusammenarbeit vor. Hier wird ein geteiltes Problem erkannt, das ein möglichst gemeinsames Vorgehen zur Verhütung oder Bekämpfung von Straftaten erfordert. Es geht zunächst um die Bekämpfung von Diebstahl, Einbruch und Hehlerei in Limburg-Nord wegen der großen Zahl deutscher Tatverdächtiger, die dabei in der Region auftreten. Es gibt fünf große organisierte Hehlergruppen in der Region, die auch an Ladungs- und Autodiebstählen beteiligt sind. Die Diebstahlsbekämpfung im Bereich Straßentransport ist ein wichtiger Aspekt der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit. In der Region Limburg-Nord liegt die Zahl der Straftaten relativ hoch. Außerdem sind die Tätergruppen straff organisiert und überregional, manchmal auch international ausgerichtet. Ein zweites geteiltes Problem ist die Bekämpfung der Herstellung von sog. Nederwiet und synthetischen Drogen und des diesbezüglichen Handels (vor allem des Exports nach Deutschland). Hinweise hierfür sind u.a., dass Kriminelle aus LimburgNord unmittelbar hinter der Grenze Produktionsstätten einrichten, dass die niederländische Duldungspolitik in Verbindung mit der deutschen und belgischen Verfolgungspolitik zu Druckeffekten führt und dass nordlimburgische Kriminelle Beziehungen mit Belgien und Deutschen zur Anlieferung von Rohstoffen unterhalten. Ein drittes Problem ist die Bekämpfung von Betrugshandlungen, vor allem von Betrug und Urkundenfälschung. Hierbei behandelt die Polizei in LimburgNord relativ viele Fälle mit einer deutschen oder belgischen Komponente. Schließlich sieht man in der Bekämpfung von Ausbeutung und Menschenhandel (Prostitution) einen Ansatz für eine grenzüberschreitende Zusammenarbeit. Limburg-Nord scheint als ein Zentrum oder aber als euregionale Drehscheibe für Menschenhändler zu fungieren. Der Querschnitt der Ermittlungsarbeiten bzw. Fahndungsmaßnahmen des Polizeikorps Limburg-Nord zeigt, dass es 2008 durchaus grenzüberschreitende Ermittlungen gegeben hat, die sich auf der Grundlage eingehender Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 197
181
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
Rechtshilfeersuchen auf Belgien und Deutschland konzentriert haben oder eine Zusammenarbeit mit diesen Ländern erforderten. Der Akzent liegt hierbei auf Fällen mit einer deutschen Komponente. Fälle mit einem belgischen Bezug, bei denen mit belgischen Partnern zusammengearbeitet wird, ergeben sich weniger häufig. Einen Eindruck von Art und Umfang der eingehenden Rechtshilfeersuchen vermitteln folgende Zahlen: Sowohl 2007 als auch 2008 gingen jeweils ungefähr 100 Rechtshilfeersuchen beim Korps Limburg-Nord ein. Die Hälfte davon stammte aus Deutschland, ein Viertel kam aus Belgien, die restlichen Ersuchen wurden aus anderen Ländern eingereicht. Eingehende Rechtshilfeersuchen betreffen vorwiegend Fragen im Rahmen von Ermittlungen über Betäubungsmittel, Diebstähle, betrügerische Handlungen und Überfälle. Bei jedem dieser Tatbestände kommen die meisten Anfragen aus Deutschland. Ins Jahr 2008 wurde eine einzige regionale Ermittlung im Bereich der Vermögenskriminalität durchgeführt. Alle anderen großen Ermittlungen, die von der regionalen Kriminalpolizei und dem Projektteam Hektor geführt wurden, richteten sich auf schwere Kriminalität mit Bezug zum Drogenhandel (mit dem Schwerpunkt Deutschland). Die Ermittlungen auf Bezirksebene mit belgischen oder deutschen Komponenten wurden vor allem nach eingehenden Rechtshilfeersuchen aus diesen Nachbarländern aufgenommen. Es handelt sich um fünf Ermittlungsfälle, die überwiegend mit Vermögensdelikten zusammenhängen.277 Dass internationale Rechtshilfe für das Polizeikorps Limburg-Nord wegen der Grenzlage zu zusätzlichen Belastungen führt, ist deutlich; dies kommt auch in dem aktuellen Antrag auf eine BVS-Neufestsetzung zum Ausdruck.278 Aus der Analyse des aktuellen Kriminalitätslagebildes kann abgeleitet werden, dass auch andere Aspekte der Kategorie des „geteilten Problems” zugerechnet werden müssten. Der Informationsaustausch mit Deutschland und Belgien, um feststellen zu können, ob dies tatsächlich der Fall ist und wenn ja, welche Möglichkeiten für eine gemeinsame Herangehensweise dann geeignet sind, hat (noch) nicht stattgefunden. Gemeinsame Analysen zum Kriminalitätslagebild 277
278
Es handelt sich um Ermittlungen in Bezug auf zwei Überfälle, einen Autodiebstahl und einen Fall von Straßenraub. Der fünfte Fall betrifft eine Sachbeschädigung. „In der Verteilsystematik wird wie beim Gemeindefonds (Gemeentefonds) auf objektive Umgebungsmerkmale zurückgegriffen, um das Budget für ein Korps festsetzen zu können und damit der objektivierten Arbeitsbelastung eines Korps zu entsprechen. Durch Berücksichtigung der Zahl der (eingehenden justiziellen) Rechtshilfeersuchen und der Anzahl Tatverdächtiger, die ihren Wohnsitz nicht in den Niederlanden haben, wird die spezifische Arbeitsbelastung infolge der Lage eines Korps an der Grenze mit Belgien oder Deutschland ermittelt. (…) Um der spezifischen Situation der Grenzregionen besser zu entsprechen, wurde der Definition von Ermittlungsfällen die Zahl der eingehenden justiziellen Rechtshilfeersuchen hinzugefügt und wurde ein Arbeitsbelastungszuschlag von dreißig Prozent im Verhältnis zu dem Anteil der nicht in den Niederlanden wohnhaften Tatverdächtigen berücksichtigt. Daneben hat eine Abwägung hinsichtlich der Schwere des Falls stattgefunden, um damit dem Umstand Rechnung zu tragen, dass der eine Fall eine höhere Arbeitsbelastung verlangt als der andere.“ (M.C.A.B. Hols, P.F. Rozenberg und R.J. Morée (2010)). Mit Nachdruck wird in diesem Gutachten übrigens auf die eingeschränkte Zuverlässigkeit der Daten hingewiesen, die die Polizei zurzeit vorlegen kann, um die Arbeitsbelastung einschätzen zu können.
182
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 198
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.4. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit in der Praxis
zur Erfassung von Art und Umfang der gemeinsamen Probleme auf Grund der Grenzlage finden nicht oder kaum statt. Die Folge ist, dass die Polizeibehörden beiderseits der Grenzen (ex ante) nicht optimal vom Informationsstand der jeweils anderen Seite profitieren können. Mutatis mutandis zieht das Fehlen von gemeinsamen Analysen ebenfalls einen Wechsel auf die Priorisierung – in euregionalem oder internationalem Zusammenhang – von Kernpunkten für die Ermittlungen. Eine angemessenere Ansteuerung auf einer internationalen oder euregionalen „Kriminalpolizei-Agenda” würde den strategischen, langfristigen Einsatz bei der Bekämpfung organisierter Kriminalität verbessern und in der Praxis der Ermittlungs- und Fahndungstätigkeit diesbezügliche Spannungen mit deutschen und belgischen Polizeibehörden verringern können. Derartige Spannungen hängen oft, vor allem aus der Sicht der deutschen Kollegen, mit der Priorisierung und den Entscheidungen über den Einsatz personeller Kapazitäten auf niederländischer Seite zusammen. Die regionale Politik der Polizeif ührung und der Staatsanwaltschaft wird hierbei als behindernd erfahren oder jedenfalls als inadäquat bezüglich der grenzüberschreitenden Komponente von Ermittlungen, und zwar sowohl von Seiten der niederländischen Polizei beamten als auch seitens ihrer deutschen Kollegen. Für die belgischen Kollegen gilt dies in geringerem Maße. Der vertragsrechtliche Rahmen wurde kein einziges Mal als behindernd bezeichnet. Außerdem wird auf eine geringe Aufmerksamkeit für Kulturunterschiede in der Praxis der strafrechtlichen Ermittlungen hingewiesen. Zwar kommt es in diesem Bereich zu einem Gedankenaustausch, doch eine Übung an einem konkreten Fall erfolgt nicht. Der Wunsch nach Paralleler mittlungen und nach einem intensiven Informationsaustausch ist auf Seiten der Nachbarländer jedoch größer als das Maß, in dem das Polizeikorps LimburgNord diesem Wunsch zurzeit entsprechen kann. Die deutschen Polizeibehörden (und die belgischen in geringerem Maße) unterstreichen diesen Punkt und geben an, damit bislang auf wenig Resonanz beim Polizeikorps Limburg-Nord zu stoßen. Es gibt deutliche Anzeichen, dass von deutscher Seite Rechtshilfeersuchen nicht eingereicht werden, weil diese vom Polizeikorps Limburg-Nord doch nicht (rechtzeitig) behandelt werden können. Der Umfang dieser „Dunkelziffer” ist nicht bekannt. Außerdem bleiben Rechtshilfeersuchen manchmal lange liegen, wobei letzteres allerdings – soweit uns bekannt – kein Grund für einen Konflikt mit den Nachbarländern ist. Schließlich ist darauf hinzuweisen, dass die internationalen Beziehungen zwischen dem Polizeikorps Limburg-Nord und den Polizei behörden in den Nachbarländern störungsempfindlich sind wegen der Weise, in der sie organisiert sind. Die Kontakte sind von bestimmten Personen und somit „empfindlichen” Beziehungen abhängig. Die vorliegende Untersuchung hat ergeben, dass im Falle einer Zusammenarbeit bei (parallelen) Ermittlungen mit deutschen oder belgischen Kollegen mit gegenseitiger Wertschätzung über die Qualität des Einsatzes gesprochen wurde.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 199
183
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
8.4.2. Wahrung der R echtsordnung Aus der Perspektive der grenzüberschreitenden Polizeiarbeit ist der Handel mit weichen Drogen das offensichtlichste Rechtsdurchsetzungsproblem in der Region Limburg-Nord. Der Strom ausländischer Käufer von weichen Drogen in den Coffeeshops erfordert einen erheblichen Einsatz auf Seiten der Polizei und der Kommunalverwaltung von Roermond und vor allem von Venlo. Dies führte das Polizeikorps Limburg-Nord schon vor Jahren zu einer besonderen projekt mäßigen Bekämpfung dieses Problems in Form des Projekts „Hektor” und der „Ordnungspartnerschaft Drogenpfad Venlo” (ODV). Die Belästigungen und die Kriminalität, die im Zusammenhang mit dem Verkauf von weichen Drogen und dem diesbezüglichen Drogenhandel innerhalb der Region Limburg-Nord stehen, stellen ein asymmetrisches Problem dar. Die Verfügbarkeit von Softdrugs ergibt sich zum Teil aus der niederländischen Duldungspolitik und der Zugänglichkeit der Verkaufsstellen, während die Belästigungen und die Kriminalität zum Teil durch Personen verursacht werden, die aus dem Ausland (vor allem aus Deutschland) stammen. Dieselbe Asymmetrie finden wir beim Einkaufspublikum, das vor allem an verkaufs offenen Sonntagen seinen Weg in die nordlimburgischen Städte findet, wo große Einkaufszentren entstanden sind. Die Menschen aus dem Ausland sind in diesem Fall nicht Verursacher der Belästigungen, der Kriminalität oder der Gefühle von Unsicherheit, sondern das Opfer: Bei 37% der Taschendiebstähle und 8% der Autodiebstähle in Limburg-Nord hat das Opfer seinen Wohnsitz in Deutschland. Beide Quellen der Belästigungen und Kriminalität, die sich aus der Politik der niederländischen Behörden auf nationaler und auf kommunaler Ebene ergeben, erfordern den Einsatz der Polizei. Beide Bereiche, die Politik in Bezug auf weiche Drogen und die Ladenöffnungszeiten, sind zurzeit Gegenstand einer politischen und öffentlichen Debatte mit ungewissem Ausgang. In dieser Hinsicht ist es also schwierig, eine Einschätzung über den strukturellen Einsatz der Polizei oder den Wunsch nach einem solchen Einsatz zu treffen. Eine (weitere) projektmäßige Bekämpfung im Bereich der Drogenproblematik und eine Fortsetzung der üblichen Aufrechterhaltung der Ordnung an gut besuchten Einkaufstagen ist der angezeigte Weg. Anzumerken ist, dass bei strukturellen Problemen der diesbezügliche strukturelle Einsatz zu überwachen ist. Die übrigen Überwachungsbereiche sind eher symmetrischer Art. Das gilt für die Aufrechterhaltung der öffentlichen Sicherheit und Ordnung in Ausgehvierteln und Freizeitgebieten sowie bei Großveranstaltungen; für die Überwachung des Straßenverkehrs, die Stadtviertelaufsicht, die Überwachung der Einhaltung von Umweltschutzvorschriften und die Aufgaben der Ausländerpolizei. Es handelt sich um Bereiche, die eine internationale oder grenzüberschreitende Komponente in sich bergen, wobei diese Komponente allerdings auf beiden Seiten der Grenze anzutreffen ist. Die grenzüberschreitende Dimension der Wahrung der Rechtsordnung auf dem Gebiet der Stadtviertelaufsicht, 184
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 200
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.4. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit in der Praxis
der Umweltschutzvorschriften und des Ausländerrechts ist gering. Für die Aufrechterhaltung der öffentlichen Sicherheit und Ordnung in Ausgehvierteln und Freizeitgebieten oder bei Großveranstaltungen gilt wie bei der Überwachung des Straßenverkehrs, dass mal ein zusätzlicher Einsatz (und eine Anforderung von benachbarten Polizeikräften) auf der einen Seite der Landesgrenze, dann wieder auf der anderen Seite notwendig ist. Außerdem geht es hier fast immer entweder um planbare oder sehr dringende Einsätze. In beiden Fällen verläuft die grenzüberschreitende Zusammenarbeit ordnungsgemäß. Größere gemeinsame Verkehrskontrollen (manchmal im Zusammenhang mit Großveranstaltungen) und Kontrollmaßnahmen im Bereich von Freizeitgebieten (Angelscheine, Bootsführerscheine, Kirmes, Diebstahl) im Grenzgebiet werden weit im Voraus anberaumt und bemannt. Bei Zwischenfällen wissen die Polizeibehörden, wie sie sich gegenseitig schnell helfen können. Bei den niederländischen, deutschen und belgischen Polizeibehörden ist man sehr zufrieden über die Art und Weise und die Effektivität der Zusammenarbeit. Der Organisationsgrad der Zusammenarbeit innerhalb des Tätigkeitsbereichs „Wahrung der Rechtsordnung” ist verhältnismäßig begrenzt, obwohl dieser Punkt bei der PER auf der Tagesordnung steht. Eine explizite diesbezügliche Ansteuerung beim Polizeikorps Limburg-Nord findet auch nicht statt. Fraglich ist, ob mehr Nachdruck sinnvoll ist. Offenbar ist man vor allem geneigt, einander so weit wie möglich zu unterstützen, sobald dies nötig ist, doch ist der Bereich Wahrung der Rechtsordnung letztlich vor allem eine lokale Frage, die sich auf Brandherde, auf hotspots von Unruhen und auf eine (mögliche) Störung der öffentlichen Ordnung bezieht oder auf solche Orte, an denen man infolge der geographischen Nähe in der täglichen Praxis sowieso miteinander zu tun hat. Dort, wo es nötig oder erwünscht ist, mit Kollegen aus Nachbarländern zu kooperieren, wird diese Zusammenarbeit auf projektmäßiger Basis oder in anderer Form gesucht und gefunden. Deutlich ist, dass die Grenzlage nachweislich eine zusätzliche Arbeitsbelastung für die Polizei bedingt. Der oft zufällige Charakter und damit die Dringlichkeit oder aber gerade die Planbarkeit von Überwachungsaufgaben implizieren aus dem Blickwinkel der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit viel eher Formen einer Bottom-up-Zusammenarbeit als ein top-down organisiertes und formell strukturiertes gemeinsames Auftreten. Die Kehrseite der Medaille ist, dass die zusätzliche Arbeitsbelastung bei der Wahrung der Rechtsordnung, die mit der Grenzlage zusammenhängt, nicht oder kaum zu quantifizieren ist. Diesbezügliche Nachweise auf regionaler Ebene fehlen.
8.4.3. Intake und Service Im Hinblick auf Intake und Service liegt die internationale oder grenzüberschreitende Komponente der Polizeiarbeit vor allem in dem Kontakt mit ausländischen Bürgern und nicht oder kaum in der Zusammenarbeit mit ausländischen KolleIntersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 201
185
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
gen. Polizeibeamte auf beiden Seiten der Grenze scheinen daran auch kein Interesse zu haben. Sie sehen darin keine gemeinsame Problematik. Auf deutscher oder belgischer Seite hat man schließlich keine Nachteile durch den Umstand, dass Deutsche und Belgier die Region Limburg-Nord besuchen und dort gegebenenfalls Anzeigen erstatten und Straftaten melden. Umgekehrt gilt dasselbe. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit auf diesem Gebiet wird als Nachbarschaftshilfe gesehen. Die relevanten internationalen Abkommen gehen auch nicht oder kaum auf Intake- und Serviceaufgaben ein. Was den Kontakt mit den ausländischen Bürgern angeht, hat man in der Grenzregion Limburg-Nord relativ oft vor allem mit deutschen Bürgern zu tun. Dies erfordert spezifische Sprachkenntnisse der Polizeibeamten. Die Abwicklung einer Anzeige einer Person aus dem Ausland erfordert meistens mehr Zeit als Anzeigen von Niederländern. Außerdem muss diesen ausländischen Anzeigenerstattern oft auch sofort geholfen werden. Daneben führen unterschiedliche gesetzliche Bestimmungen sowie Vorgehensweisen der Polizei regelmäßig zu Fragen bei ausländischen Besuchern. Polizeibeamte sind dadurch einem zusätzlichen Arbeitsdruck ausgesetzt. Dieser so erfahrene Arbeitsdruck ist realistisch, wie auch in dem aktuellen Gutachten über die BVS-Neufestsetzung unterstrichen wird, geht in der Praxis allerdings kaum einher mit einer Kapazitätserweiterung. In der Praxis muss man sich nach der Decke strecken. Oft wird einfach „ein Zahn zugelegt”. Selten wird Zusatzpersonal in der Wache oder beim Callcenter eingeplant. Die Datenaufzeichnungen belegen übrigens, dass nur ein kleiner Teil (ungefähr 3 Prozent) der Anzeigen und Meldungen von Deutschen stammen, weniger noch (0,4 Prozent) von Belgiern. Der Löwenanteil der Anzeigen und Meldungen in der Region Limburg-Nord stammt von Niederländern (mit Wohnsitz in der Region oder andernorts). Die Anzeigen und Meldungen von deutschen oder belgischen Personen konzentrieren sich auf spezifische Orte bzw. spezifische Gelegenheiten. Dies erklärt einerseits den so empfundenen zusätzlichen Arbeitsdruck, andererseits den Umstand, dass eine Beanspruchung zusätzlicher Kapazitäten insgesamt gesehen in quantitativer Hinsicht nicht nachweisbar ist. Es gibt keine Anzeichen dafür, dass Arbeit liegen bleibt. Aus regionaler Sicht führt die Grenzlage des Polizeikorps Limburg-Nord also nicht zu einer nachweislichen zusätzlichen Arbeitsbelastung innerhalb des Tätigkeitsbereichs „Intake und Service”. Eine nähere Bestandsaufnahme der spezifischen Engpässe (nach Zeit und Ort) zum Zwecke einer effektiveren Kapazitätsplanung erscheint dennoch sinnvoll, dies vor allem mit Blick auf die mögliche BVS-Neufestsetzung.
8.4.4. Notfallhilfe Im Rahmen der Notfallhilfe arbeiten Polizeibeamte aus Limburg-Nord auf verschiedene Arten zusammen, und zwar vor allem mit den deutschen Kollegen. Die Möglichkeiten einer grenzüberschreitenden Zusammenarbeit im Rahmen 186
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 202
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.4. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit in der Praxis
der Notfallhilfe, die die aktuellen internationalen Abkommen (wie der Vertrag von Enschede und der Benelux-Vertrag) bieten, werden vom Polizeikorps Limburg-Nord genutzt. Dies gilt zum Beispiel für grenzüberschreitende Verfolgungsfahrten oder für Unterstützung bei Großereignissen, Katastrophen und schweren Unfällen. Zwischen den Meldestellen werden Protokolle ausgetauscht und Vorgehensweisen eingeübt. Auch macht man regelmäßig von der Möglichkeit Gebrauch, Informationen direkt mit den benachbarten Polizeibehörden auszutauschen. Obwohl grenzüberschreitende Auftritte (wie grenzüberschreitende Verfolgungsfahrten oder Hilfe bei Katastrophen im Grenzgebiet) nicht oft vorkommen, muss man darauf gut vorbereitet sein. Vor allem die gemeinsamen Übungen und gemeinsamen Kurse kosten Zeit und Geld. Obwohl die Mobile Einheit (Mobiele Eenheid) vom Polizeikorps Limburg-Nord nicht häufiger übt als die Mobile Einheit in anderen niederländischen Polizeikorps (10 Übungstage pro Jahr), erfordert die Vorbereitung von internationalen Großübungen einen zusätzlichen Zeitaufwand. Die materiellen Kosten (für benötigtes Material, Reisekosten, Aufenthaltskosten und Verpflegungskosten) sind ebenfalls höher. Der diesbezügliche Nutzen steht allerdings nicht zuletzt mit Blick auf die grenzüberschreitende Zusammenarbeit innerhalb des Polizeikorps Limburg-Nord nicht zur Diskussion. Wie groß die genaue (zusätzliche) Arbeitsbelastung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit in Fällen der Notfallhilfe ist, lässt sich in Ermangelung entsprechender Aufzeichnungen nicht feststellen.
8.4.5. Zusätzliche Arbeitsbelastung wegen der Grenzlage? Die Untersuchung hat die grenzüberschreitende Dimension der vier Tätigkeits bereiche, die innerhalb des BVS unterschieden werden, so genau wie möglich aufgezeigt. Die Schlussfolgerung lautet, dass innerhalb aller dieser Tätigkeitsbereiche die Auswirkungen der Grenzlage des Polizeikorps Limburg-Nord spürbar sind. Das gilt für die Art der Probleme, denen sich Polizeibeamte ausgesetzt sehen, und manchmal auch für den Umfang der Probleme. Innerhalb des Tätigkeits bereichs „Ermittlung von Straftaten” ist die zusätzliche Arbeitsbelastung infolge der Grenzlage am besten nachweisbar. Geht es um die Tätigkeitsbereiche „Notfallhilfe” oder „Intake und Service”, ist nicht oder kaum die Rede von wahrnehmbaren gemeinsamen Problemen, die mit der Grenzlage zusammenhängen. Die Polizeibehörden unterstützen einander auf Anfrage in dringenden Situationen und machen hierbei Gebrauch von den Möglichkeiten, die der vertragsrechtliche Rahmen bietet. Daneben unterstützen sie ausländische Bürger in der Annahme, dass niederländische Bürger in Belgien oder Deutschland falls erforderlich denselben Service erhalten. Diesbezügliche Aufzeichnungen werden nicht oder kaum geführt. Die Untersuchung hat nicht Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 203
187
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
ergeben, dass innerhalb des Polizeikorps Limburg-Nord zusätzliche Kapazitäten, Kenntnisse oder Sachkunde erforderlich sind. Diesen Umständen wird nicht ausdrücklich Rechnung getragen. In Bezug auf den Tätigkeitsbereich „Wahrung der Rechtsordnung” sind die Auswirkungen der Grenzlage unverkennbar. Sowohl die Art als auch der Umfang von Überwachungsproblemen in der Regio Limburg-Nord zeigt sich in einem Bedarf an zusätzlichen Kapazitäten bzw. zusätzlicher Expertise. Das gilt insbesondere für den Handel mit weichen Drogen und die Verkehrsströme im Bereich großer Einkaufszentren in den nordlimburgischen Städten. Dennoch ist die zusätzliche Arbeitsbelastung in Bezug auf Überwachungsaufgaben nicht gut zu quantifizieren. Das liegt an dem Umstand, dass ein (zusätzlicher) Überwachungseinsatz mit einer grenzüberschreitenden oder internationalen Komponente nicht oder kaum auf regionalem Niveau registriert wird, weil ein (zusätzlicher) Einsatz oft auf subregionalem Niveau abgewickelt wird. Daneben sind derartige Überwachungs aufgaben regelmäßig entweder dringend oder einplanbar. In beiden Fällen arbeitet die Polizei so, wie die Polizei funktioniert: Man leistet auf Anfrage sofortige Hilfe in Notfällen oder man hat vorab Vereinbarungen über die Bereitstellung (zusätzlicher) Kapazitäten getroffen – und zwar mal auf der einen, mal auf der anderen Seite der Grenze. Es wurden keine Anzeichen dafür gefunden, dass das Polizeikorps Limburg-Nord einen derartigen Aufwand nicht auffangen kann. Bei Polizei, Justiz und Gemeinden auf beiden Seiten der Grenze ist man mit der Zusammenarbeit auf dem Gebiet der Wahrung der Rechtsordnung durchaus zufrieden. Wie gesagt, sind die Auswirkungen der Grenzlage der Region LimburgNord am meisten spürbar und nachweisbar innerhalb des Tätigkeitsbereichs „Ermittlung von Straftaten”. Das wurde in dem aktuellen Antrag zur BVSNeufestsetzung auch unterstrichen. Polizei und Justiz sind keinen Behinderungen im vertragsrechtlichen Rahmen ausgesetzt. Es gibt eine feinmaschige Struktur von formellen und informellen Beratungsformen. Die grenzüberschreitende Zusammenarbeit ist in beiderlei Hinsicht adäquat organisiert. Bei verschiedenen wichtigen Ermittlungsaspekten finden die benachbarten Polizeibehörden zueinander, obwohl die „Wunschzettel” auf beiden Seiten der Grenze voneinander abweichen können. Meinungsverschiedenheiten bestehen über die Priorisierung und die Entscheidungen über den Einsatz von personellen Kapazitäten, die die Staatsanwaltschaft (Openbaar Ministerie) und das Polizeikorps Limburg-Nord treffen. Die regionale Politik auf der Grundlage der Dreiecksberatungen erfährt man in der täglichen Praxis regelmäßig als wenig sensibel für die grenzüberschreitende Komponente der Ermittlungsarbeit. Dies ist nicht verwunderlich, weil auch keine spezifische Politik in Bezug auf grenzüberschreitende Probleme geführt wird. Dies liegt wahrscheinlich an dem Umstand, dass eine adäquate Ermittlungs politik – und grenzüberschreitende Ermittlungspolitik erst recht – Investitionen in den Aufbau von Expertise, in Erfahrungskapazität und in Informationsanalyse 188
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 204
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.5. Anknüpfungspunkte für eine Verbesserung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit
erfordert, während nicht unmittelbar deutlich sein kann, zu welchem Ertrag diese Investition führt. Inzwischen wird diese Bedeutung zwar erkannt, doch es fehlt an einer hinreichenden Konkretisierung in Kapazitäts- oder Personalhinsicht. Auch aus diesem Grund entspricht das Polizeikorps Limburg-Nord in unzureichendem Maße den Anforderungen der eingehenden Rechtshilfeersuchen. Kriminalbeamte stehen in persönlichem Kontakt miteinander, aber von einem systematischen Austausch von Erfahrungen und Arbeitsmethoden kann kaum die Rede sein. Grenzüberschreitende Zusammenarbeit beim Analysieren (ex ante und ex post) von Ermittlungsinformationen kommt nur schleppend zu Stande. Wünschenswert ist eine adäquatere Ansteuerung der grenzüberschreitenden Ermittlungspolitik, vor allem in langfristiger Hinsicht.
8.5. Anknüpfungspunkte für eine Verbesserung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit In verschiedenen Untersuchungen wurde in den vergangenen Jahren das Fehlen der geeigneten organisatorischen Rahmenbedingungen für eine adäquate polizei liche und justizielle grenzüberschreitende Zusammenarbeit bemängelt, und zwar insbesondere im Bereich Ermittlungspolitik. Es wurde auf die Notwendigkeit hingewiesen, die Priorisierung von Straftaten, auf die sich Ermittlungen richten sollten, besser aufeinander abzustimmen. Voraussetzung für eine gute Abstimmung ist das Organisieren von Zusammenarbeit beim Analysieren von Informationen über grenzregionale Kriminalitätsentwicklungen (Täter, Straftaten, Orte, Arbeitsgemeinschaften). Analysten und Kriminalbeamte müssten hierbei im Idealfall gemeinsam auftreten. Daneben wurde auch unterstrichen, dass die strukturelle Bereitstellung von wesentlichen Ausführungskapazitäten, zum Beispiel in Form permanenter oder vorübergehender gemeinschaftlicher (grenzüberschreitender) Ermittlungsteams, von großer Bedeutung ist, um die polizei liche Zusammenarbeit bei der Bekämpfung grenzüberschreitender Kriminalität in Grenzgebieten zum Erfolg zu führen. Diese allgemeinen Anknüpfungspunkte für die Verbesserung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit gelten auch für die Region Limburg-Nord. Im Folgenden werden wir diese Anknüpfungspunkte weiter spezifizieren und konkretisieren. Zunächst ist jedoch festzustellen, dass in der vorliegenden Untersuchung nicht deutlich geworden ist, ob das Polizeikorps Limburg-Nord eine Sonderstellung im Hinblick auf andere Polizeikorps einnimmt, die in einem Grenzgebiet tätig sind. Das war auch nicht die Aufgabenstellung für diese Untersuchung. Natürlich sind die zwei limburgischen Polizeikorps die einzigen in den Niederlanden, die sowohl an Belgien als auch an Deutschland grenzen. Die vorliegende Untersuchung hat gezeigt, welche Auswirkungen dies nachweislich hat. Analysen zeigen auch, dass die Kriminalitätsentwicklungen in Limburg ein anderes Profil haben als Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 205
189
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
andernorts. Es kann auch nicht bezweifelt werden, dass die Zahl der eingehenden Rechtshilfeersuchen in Zuid-Nederland im Verhältnis größer ist als anderswo. Würde nach Unterschieden zwischen der Region Limburg-Nord und anderen Grenzregionen gesucht, würden vermutlich verschiedene Hinweise auf eine einzigartige oder besondere Position gefunden – und Hinweise auf das Gegenteil ebenfalls. Aber dies war nun einmal nicht Gegenstand dieser Untersuchung. Zurück zu den Ansatzpunkten für eine Verbesserung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit des Polizeikorps Limburg-Nord mit den benachbarten Polizeibehörden in Belgien und vor allem in Deutschland: Diese Untersuchung hat ergeben, dass sich die Verbesserung zunächst auf den Tätigkeitsbereich „Ermittlung von Straftaten” richten müsste. Dort liegen in der heutigen Praxis die meisten (so empfundenen) Probleme bei der Zusammenarbeit. Und die Zeit drängt inzwischen, diese Probleme so gut es nur geht zu lösen. Erstens, weil die Lösung dieser Probleme von großer Bedeutung für eine angemessenere Bekämpfung der Probleme ist, die in den Augen sämtlicher Behörden in der Region mit Vorrang behandelt werden müssen („geteilte Probleme”). Zweitens, weil sicherlich von Seiten der deutschen Polizei und Justiz schon ziemlich lange eine weitere Verstärkung der Zusammenarbeit bei der Bekämpfung der in dem Gebiet häufigsten kriminellen Phänomene gefordert wird, etwa bei qualifizierten Diebstählen (Autoeinbrüche, Wohnungseinbrüche). Es ist zunächst zu empfehlen, in Ergänzung zu den systematischen grenzüberschreitenden kriminalpolizeilichen Beratungen, die in der PERArbeitsgemeinschaft gebündelt sind, operationelle Ermittlungskapazitäten im Polizeikorps Limburg-Nord für die Ermittlung grenzregionaler Kriminalität als einen speziellen Aufgabenschwerpunkt auszuweisen. Dieselben operationellen Ermittlungskapazitäten (nach Umfang und Art der Zusammensetzung) müssten gleichzeitig in den angrenzenden belgischen und vor allem in den angrenzenden deutschen Polizeibehörden bereitgestellt und ausgewiesen werden. Diesbezüglich sind verbindliche Vereinbarungen zu treffen. Auf diese Weise kann ein grenzüberschreitendes Team der Kriminalpolizei („Grenzexperten”) effektiv eingreifen, das gegebenenfalls im Einzelfall um fachliche Experten ergänzt werden kann, wenn es zum Beispiel um Auto- und Ladungsdiebstähle, Drogenherstellung und –handel, Betrug oder Menschenhandel geht. Hierbei ist übrigens von Bedeutung, dass die Art der Aktivitäten dieses Teams der Kriminalpolizei und die Ergebnisse, die es in Bezug auf die Bekämpfung grenzregionaler Verbrechen erzielt, aufgezeigt werden. Auch der Zeitaufwand, der damit verbunden ist, muss adäquat verwaltet werden. Denn die Ermittlung von grenzregionaler Kriminalität kann durchaus erfolgreich sein, ohne dass die Bürger oder die Gemeindeverwaltungen auf dieser oder jener Seite der Grenze in der eigenen Umgebung direkt etwas von den Auswirkungen dieser Maßnahme merken. Dennoch müssen natürlich nicht nur die Polizeileitung, sondern auch Kommunalpolitiker den Nutzen des speziellen Einsatzes eines Grenzexpertenteams der Kriminalpolizei darlegen und verantworten können. 190
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 206
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.5. Anknüpfungspunkte für eine Verbesserung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit
Zweitens ist es empfehlenswert, die Ermittlung grenzregionaler Kriminalität explizit auf Probleme zu richten, die bekannt sind, und auf Erkenntnisse zu stützen, die bereits zur Verfügung stehen. Die Betonung müsste auf operationellen Ermittlungen liegen; Kriminalitätsanalysen müssten dabei primär unterstützend wirken. Die umgekehrte Situation, die Investition in eine grenzüberschreitende Analyse des Kriminalitätslagebildes losgelöst vom operationellen Ansatz der grenzüberschreitenden Ermittlung von Straftaten, birgt das Risiko in sich, dass die operationelle Zusammenarbeit verzögert wird und dass zwischen niederländischen und deutschen Partnern untereinander weiterhin Frustrationen in Bezug auf das beiderseitige Engagement bei grenzregionaler Kriminalität bestehen. In diesem Licht betrachtet müssten die grenzüberschreitenden Kriminalpolizei beratungen, gebündelt in der PER-Arbeitsgemeinschaft, konkreter programmiert werden können. Empfohlen wird eine Entscheidung zu Gunsten operationeller Ermittlungsarbeit mit den Erkenntnissen, die zur Verfügung stehen. Indem so vorgegangen wird, vermehren und befruchten sich diese Erkenntnisse wie von selbst. Eine regelmäßige Auswertung der praktischen Zusammenarbeit ist selbstverständlich Teil dieser Vorgehensweise. Ausgehend von dem Polizeikorps, der Staatsanwaltschaft und den Kommunalverwaltungen in der Region Limburg-Nord müsste drittens auch verstärkt eine internationale oder euregionale „Kriminalpolizei-Agenda” angesteuert werden. Obwohl regelmäßig Bezug genommen wird auf unterschiedliche Belange in den Niederlanden und in Deutschland, weichen die Prioritäten auf politischer und strategischer Ebene in Wirklichkeit nicht oder nur kaum voneinander ab. Das Problem liegt eher in der operationellen Umsetzung dieser Prioritäten innerhalb der niederländischen und der deutschen Polizeibehörden und Staatsanwaltschaften. Selbstverständlich gibt es tatsächliche Unterschiede in der Art und Weise, in der Polizei und Staatsanwaltschaft in den Niederlanden und Deutschland in Ermittlungsfällen zusammenarbeiten. Diese Unterschiede müssen auf operationeller Ebene jedoch nicht hinderlich sein, sofern: (i) auf internationalem oder euregionalem strategischem Niveau langfristig für die Bekämpfung der grenzüberschreitenden schweren und mittelschweren Kriminalität eine klare Agenda vorliegt; (ii) das kriminalpolizeiliche Beratungsgremium zwischen den niederländischen und den deutschen Polizeibehörden diese Agenda konkret in den operationellen Einsatz von Kriminalpolizeikapazitäten umsetzen kann; und (iii) mehr Kooperationsbereitschaft innerhalb der Polizei und der Staatsanwaltschaft auf beiden Seiten der Grenze entsteht. Bei diesem letzten Aspekt könnte es zum Beispiel sinnvoll sein, wenn die deutschen Polizeibehörden untereinander zu einer gemeinsamen Kooperationsagenda gelangen, über die anschließend ein Austausch mit dem Polizeikorps LimburgNord stattfindet. Zurzeit legen die deutschen Polizeibehörden noch jeweils für sich ihre Anträge und Prioritäten vor. Auf niederländischer Seite könnten die tief verwurzelten Unterschiede im System stärker berücksichtigt werden, dem die niederländischen und deutschen Ermittlungs- und Strafverfolgungsbehörden Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 207
191
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8. Allgemeine Schlussfolgerung
unterliegen. Eine Quelle der Frustration auf deutscher Seite ist zum Beispiel die Art und Weise, in der die niederländische Staatsanwaltschaft zu einer Abwägung der Strafverfolgungsprioritäten gelangt. Dieser Umstand steht unter der Voraussetzung, dass getroffene Absprachen über die Bekämpfung grenzregionaler Kriminalität und über diesbezügliche Einsätze eingehalten werden, einer strategischen und operationellen grenzüberschreitenden Zusammenarbeit grundsätzlich nicht im Weg, erfordert aber im Einzelfall eine wohlwollende, präzise und gegebenenfalls schnelle Kommunikation. Viertens ist es zu empfehlen, im Licht der grenzüberschreitenden Zusammen arbeit die jeweilige Praxis des Treffens von Abwägungen, des Arbeitsstils und der Verbindung von Analyse- und Ermittlungstätigkeiten eingehender kennenzu lernen. Oft bleibt diese wichtige Voraussetzung für eine effektive Zusammenarbeit in gemeinsamen Beratungen hängen und üben das Polizeikorps Limburg-Nord und die angrenzenden belgischen und deutschen Polizeibehörden nicht oder kaum mit konkreten Ermittlungsfällen. Das Lernen, wie man miteinander arbeiten kann, zum Beispiel in Form von regelmäßigen Treffen, bei denen Kriminal beamte von beiden Seiten der Grenzen wechselseitig konkrete Ermittlungsfälle analysieren, erörtern und auswerten, müsste ein struktureller Bestandteil der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit sein. Außerdem darf man auch nicht zurückschrecken vor kritischen Diskussionen über die Art und Weise, in der die Ermittlung von Straftaten auf beiden Seiten der Grenze bei den verschiedenen Polizeibehörden und Korps operationell organisiert ist. Auch in diesem Punkt könnte man vielleicht mehr voneinander lernen als es den Anschein hat. Dies hat vor einiger Zeit eine vergleichende Studie zwischen der Recherche in Utrecht und der Kriminalpolizei in Münster zweifelsfrei ergeben.279 Mit dieser Untersuchung wurde die Bedeutung der Grenzlage für das Polizeikorps Limburg-Nord eingehend dargestellt. Dass die Grenzlage Einfluss auf die Arbeitsbelastung des Korps hat, konnte hinreichend verdeutlicht werden. Im Hinblick auf alle Tätigkeitsbereiche wurde jedoch auch festgestellt, dass es an einer konkreten zahlenmäßigen Untermauerung dieser Arbeitsbelastung fehlt oder dass diese nicht zuverlässig genug ist. Anhand polizeilicher Aufzeichnungs systeme können diese Informationen nicht oder nur unvollständig ermittelt werden. Das aktuelle Gutachten über die BVS-Neufestsetzung kommt zu demselben Schluss. Eine der Aufgaben der Zukunft liegt demnach darin, eine bessere quantitative Untermauerung der Arbeitsbelastung zu schaffen, die durch Aktivitäten entsteht, die mit der Grenzlage zusammenhängen. Das ist nicht nur erforderlich mit Blick auf die zukünftige Finanzierung der Tätigkeiten des Polizeikorps Limburg-Nord, sondern ist auch von Bedeutung für eine erfolgreiche und rentierende grenzüberschreitende Zusammenarbeit. Dazu möchte diese Studie einen 279
C. Liedenbaum (2003). Opheldering gezocht! Een vergelijkend onderzoek naar de verklaringen voor het verschil in ophelderingspercentages tussen Utrecht en Münster. Enschede: IPITrapportenreeks, R.08.
192
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 208
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
8.5. Anknüpfungspunkte für eine Verbesserung der grenzüberschreitenden Zusammenarbeit
konstruktiven Beitrag leisten, indem so genau wie möglich beschrieben wird, wo diese grenzüberschreitenden Dimensionen in der polizeilichen und justiziellen Zusammenarbeit angesagt sind.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 209
193
2-9-2010 13:54:28
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 210
2-9-2010 13:54:28
4e 1e proef
Bijlage 1: Lijst van gesprekspartners Korps intern L. de Leeuw
Chef CIE
H. Dehing*
Divisiechef regionale recherche
T. van der Werff
Informatieregisseur
H. Sijbers*
Teamleider Hektor Recherche
G. Vervoort
OC Straatteam Hektor
B. Müris
Liaison IRC-Zuid
R. Heesters
Chef IRC-Zuid
G. Stroeken*
Recherchecoördinator
A. Lievense*
Chef Informatie
J. Hagens
Chef Forensische Opsporing
H. Huisman
Coördinator BTO
L. Kessels
Chef Recherche Eenheid Midden-Limburg
H. van der Klij
Recherche OC district Venray
M. van der Borgh*
Recherche OC district Venlo
L. Cuijpers
Rechercheur district Midden-Limburg
M. Custers
Onderzoeksleider Regionale Recherche
R. Gräeve
Districtchef Venlo
C. Vervoort
Beleidsmedewerker district Venlo
W. Raemakers
Chef Ondersteuning & Advies
G. Geraets
Bureau Ondersteuning & Advies
mw. M. Spieringhs
Bureau Ondersteuning & Advies
W. Klootwijk
Chef Verkeershandhavingsteam
J. Vossen
OC Venlo-Oost
L. Tijhuis
Chef Divisie EXO
R. Verheggen
Districtschef Venray
T. Langerak
Chef Meld- en Servicecentrum
mw. L. Heger
Strategisch analist BRI
T. van Summeren
Coördinator CCB
mw. M. Heiligers
P&O – opleidingen
G. Deckers
P&O – ibt
mw. I. Theunissen
Tactisch analist BRI
M. Thijssen
CIE-analist
R. van Ophoven
Analist Bureau Interne Onderzoeken
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 211
195
2-9-2010 13:54:28
4e proef
Bijlage 1: Lijst van gesprekspartners T. Franssen
Wijkagent Venlo Oost.
G. den Teuling
Coördinator internationale betrekkingen
P. van Elmt
BRI-intake
Korps extern G. Lange
H. Heiden
Leiter GS Kreispolizeibehörde Kleve Leiter Abteilungsstab Polizeioberrat Kreis polizeibehörde Kleve Koordinator internationale Beziehungen Kreis polizeibehörde Kleve
R. Furth
Polizeipräsident Kreispolizeibehörde Krefeld
U. Ganz
Leiter Leitungsstab Kreispolizeibehörde Krefeld Abteilungsleiter Polizei Kreispolizeibehörde Viersen Direktion Kriminalität Kreispolizeibehörde Viersen
W. Tühl
J. Twickler R. Bäumler M. Buchholtz
Herr Pritzl
Leitungsstab Kreispolizeibehörde Viersen Polizeipräsident Polizeipräsidium Mönchen gladbach Leiter Leitungsstab Polizeipräsidium Mönchengladbach tot 01.10.2009 Leiter Kriminalinspektion Polizeipräsidium Mönchengladbach
F. Gerarts
Korpschef van de Politiezone Maasland, België
mw. S. van der Borgt
Bureau voor Euregionale Samenwerking
W. van de Ven
Bureau voor Euregionale Samenwerking
L. Wassercordt
Bureauchef EPICC Parketsecretaris / CIE-officier parket Roermond Senior beleidsmedewerker arrondissements parketten Maastricht en Roermond, Bureau voor Euregionale Samenwerking
H. Tirre H. Picko
T. Sillen
T. Dolmans mw. F. Hilhorst mw. N. Zandee
Recherche officier parket Roermond Hoofdofficier van justitie parket Maastricht/ Roermond tot 1 januari 2010
* Deelnemers groepsinterview recherchechefs.
196
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 212
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e 1e proef
Bijlage 2: Literatuur en documentatie Geraadpleegde literatuur: boeken, rapporten en artikelen Adviescommissie Drugsbeleid (2009). Geen deuren maar daden: Nieuwe accenten in het Nederlandse drugsbeleid. Den Haag: ministerie van Justitie. Andersson Elffers Felix, Regiegroep BVS-politie (2006). Budgetverdeling Nederlandse politie. Deel 1: Een fundamentele herijking. Utrecht: Andersson Elffers Felix, Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bie de, D., H. Ferwerda, en I. van Leiden (2004). Op de grens. Evaluatie van het A-team. Arnhem: Advies- en onderzoeksgroep Beke. Bieleman, B. en R. Nijkamp (2009). Coffeeshopbezoekers in Venlo 2009. Tellingen en enquête coffeeshopbezoekers in Venlo. Groningen-Rotterdam: INTRAVAL. Boer den, M. en T. Spapens (2002). Investigating Organized Crime in European Border Regions. Tilburg: Tilburg University/IVA Tilburg. Brammertz, S. (1993). La Cooperation Policière dans L’Euregio Meuse-Rhin. Législation et Aspects Pratiques. Daele van, D. (2002). Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid. Antwerpen: Intersentia. Daele van, D. en B. Vangeebergen (2008). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn. Deel 2. Antwerpen: Intersentia. Daele van, D., T. Spapens en C. Fijnaut (2008). De strafrechtelijke rechtshulp verlening van België, Duitsland en Frankrijk aan Nederland. Antwerpen: Intersentia. Fijnaut, C. en B. de Ruyver (2008). Voor een gezamenlijke beheersing van de drugsgerelateerde criminaliteit in de Euregio Maas-Rijn. Maastricht: Euregio MaasRijn. Fijnaut, C., T. Spapens en D. van Daele (2005). De strafrechtelijke rechtshulp verlening van Nederland aan de lidstaten van de Europese Unie. De politieke discussie, het juridisch kader, de landelijke organisatie en de feitelijke samenwerking. Zeist: Uitgeverij Kerckebosch. Hofstede, G., M. van Twuyver, B. Kapp, H. de Vries, M. Faure, F. Claus, en J. van der Wel (1993). Grensoverschrijdende politiesamenwerking tussen België, Duitsland en Nederland met speciale aandacht voor de Euregio Maas-Rijn. Maastricht: Universitaire Pers.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 213
197
2-9-2010 13:54:28
4e proef
Bijlage 2: Literatuur en documentatie
Hols, M.C.A.B, P.F. Rozenberg en R.J. Morée (2010). Herijking van het budget verdeelsysteem van de Nederlandse politie. KLPD, IPOL (2008). Nationaal dreigingsbeeld 2008. Georganiseerde criminaliteit. Zoetermeer: KLPD. Liedenbaum, C (2003). Opheldering gezocht! Een vergelijkend onderzoek naar de verklaringen voor het verschil in ophelderingspercentages tussen Utrecht en Münster. Enschede: IPIT-rapportenreeks, R.08. Meershoek, A. (2008). Veiligheid in de grensregio’s. Deel 2: Grensoverschrijdende samenwerking van de lokale politie, GHOR en brandweer. Enschede: Universiteit Twente. Moors, J., M. Jans en C. Fijnaut (2009). Grensregioproblematiek in het BVS. Beschouwing over de onderzoekbaarheid van werklastindicatoren. Tilburg: Tilburg University/IVA Tilburg. Nelen, H. (2002). De recherche in Nederland; regionale en bovenregionale voorzieningen in beeld. In: Het Tijdschrift voor de Politie, jrg. 64, nr 1-2, p. 4 – 10. Snippe, J., B. Bieleman, H. Naayer, en A. Kruize (2005). Hektor in Venlo. Eind evaluatie: inspanningen, proces en resultaten 2001 – 2004. Groningen-Rotterdam: INTRAVAL. Spapens, T. (2008). Georganiseerde misdaad en strafrechtelijke samenwerking in de Nederlandse grensgebieden. Antwerpen: Intersentia. Spapens, T. en C. Fijnaut (2005). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn. Deel 1. Antwerpen: Intersentia.
Overige geraadpleegde documentatie (beleidsnotities, verdragen, notulen etc) BIF, notulen vergadering, 5 februari 2009. Bundespolizeiabteilung Sankt Augustin, notulen overleg over gemeenschappelijke oefening ME op 4 en 5 september 2008, 23 juli 2008. Bundespolizeidirektion Sankt Augustin, Koninklijke Marechaussee en Politieregio Limburg-Noord (2009). Concept overeenkomst inzake stage bij het Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum. Burenoverleg België, notulen bijeenkomsten van de jaren 2008 en 2009. Council of Europe. Additional Protocol to The European Convention on Mutual Assistance in Criminal Matters. Strasbourg, 17 maart 1978. Council of the European Union. The Stockholm Programme – An Open and Secure Europe Serving and Protecting the Citizens. Brussels, 2 december 2009. Council of the European Union (2001). The Schengen Acquis Integrated into the European Union. Luxemburg: Office for Official Publications of the European Communities. Dagblad De Limburger, ME-oefening Cuijk. Nederland speelt gelijk tegen Duitsland, 20 oktober 2007. Dijkstra, R. (2007). Projectplan Hektor 2007-2009. 198
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 214
Intersentia
2-9-2010 13:54:28
4e proef
Bijlage 2: Literatuur en documentatie
Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving aan de voorzitter van de Tweede Kamer, brief omtrent de drugsproblematiek in de grensstreek en gerelateerde onderwerpen, 12 mei 2009. Faber, J.W. (2006). Transparantie in de behandeling van internationale rechtshulp. Een advies, naar aanleiding van een opdracht daartoe, over de behandeling en routing van inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken binnen de regio politie Limburg-Noord. Apeldoorn: Politieacademie. Geraedts, R. (2009). Jaarverslag ‘Hektor’ 2008. HERMAN, notulen bijeenkomst politieopleidingen, 19 maart 2008. HERMAN, notulen deelprojectleideroverleg, 19 december 2007. HERMAN, notulen deelprojectleideroverleg, 20 maart 2008. HERMAN, notulen projectleideroverleg opleiding & training politie (Spoor 3), 25 april 2007. High Level Advisory Group on the Future of European Home Affairs Policy, (2008). Freedom, Security, Privacy: European Home Affairs in an Open World. Brussels. Landenoverleg Duitsland (2007). Nieuwe overlegstructuur Nederland-Duitsland – Duitsland-Nederland. Landenoverleg Duitsland (2007). Voorstel nieuwe overlegstructuur NederlandDuitsland; versie 1.0. Landenoverleg Duitsland (2008). Samenvatting reacties enquête evaluatie ‘Landenprogramma Duitsland’. Landenoverleg Duitsland, notulen bijeenkomst, 6 juli 2006. LKA Nordrhein-Westfalen (2006). Rauschgift-Grenzlagebild Königreich der Niederlande – Nordrhein-Westfalen. Ministerie van Justitie, Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken (2004). De EU-rechtshulpovereenkomst toegelicht. Den Haag. NEBEDEAGPOL (6 mei 2002). Grenzüberschreitende Einbruchskriminalität in der Euregio Maas-Rhein. ODV, notulen overleg werkgroep, 22 augustus 2007. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen (Tractatenblad, 1988, 95). PER (14 januari 2010). Geschäftsordnung für die Polizeiliche Euregio Rhein-MaasNord / Politiële Euregio Rijn-Maas-Noord (PER). PER, notulen Kamingespräch, 2 februari 2007. PER, notulen overleg Lenkungsgruppe, 23 april 2009. PER, notulen overleg Strategierunde van de jaren 2008 en 2009. Politie Limburg-Noord (2009). Criminaliteitsbeeldanalyse zware en georganiseerde misdaad 2007 en 2008. Politie Maasland en politie Sittard-Born, afsprakennota Beneluxverdrag – Buren overleg, 2007.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 215
199
2-9-2010 13:54:29
4e proef
Bijlage 2: Literatuur en documentatie
Politieregio Limburg-Noord en Limburg-Zuid, nota door coördinatoren inter nationale betrekkingen betreffende de structuur- en procesverbetering overleg met Duitse politieautoriteiten, 11 juli 2006. Politieregio Limburg-Noord, Afdeling Internationale Betrekkingen BOEC (2009). Adviesrapport bovenlokale euregionale criminaliteit. Politieregio Limburg-Noord, informatienotitie naar aanleiding van het bezoek van Politie Limburg-Noord aan Bundespolizeiabteilung Sankt Augustin, 5 juli 2007. Politieregio Limburg-Noord, memo van de coördinator internationale betrekkingen aan de plaatsvervangend korpschef inzake ‘Drogenpfad Venlo’, 23 augustus 2007. Politieregio Limburg-Noord, notitie van coördinator internationale betrekkingen aan de plaatsvervangend korpschef omtrent subsidie opleidingen verdragen samenwerking politie, 21 juni 2006. Politieregio Limburg-Noord, verklaring korpschef voor cofinanciering en vrijstelling personeel, 25 januari 2007. Politieregio Limburg-Noord, sector Veiligheid (2007). Deelnemers informatie versie 2.0 met betrekking tot Eindoefening tunnel 2007 ‘Daylight’. Programmacommissie Landenprogramma Duitsland (2008). Ambitie Landenprogramma Duitsland – Nederland. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Overeenkomst 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, 2 (C 197/01). Publicatieblad van de Europese Unie, Het Haags Programma 2005 – Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (C 53/01). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Besluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten (L386/89). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (L210/1). Secretariaat-Generaal Benelux (2007). Ontwerp Senningen-Actieplan voor 2007. Secretariaat-Generaal Benelux (2009). Benelux Jaarverslag 2008. Secretariaat-Generaal Benelux (2010). Benelux Jaarplan 2010 & Gemeenschappelijk Werkprogramma 2009-2012. Secretariaat-Generaal Benelux, Afdeling Veiligheid en Externe Relaties, nota aan de leden van het Benelux Strategisch Overleg Politie, 17 mei 2006. Secretariaat-Generaal Benelux, Afdeling Veiligheid en Externe Relaties (2007). Huishoudelijk reglement van het Benelux-landenoverleg.
200
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 216
Intersentia
2-9-2010 13:54:29
4e proef
Bijlage 2: Literatuur en documentatie
Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie, nota aan het Coreper/ de Raad betreffende Europese richtsnoeren voor beste praktijken en voor centra voor politiële en douanesamenwerking, 3 oktober 2008. Stichting Euregio Maas-Rijn (2009). Ingevuld projectaanvraagformulier grensoverschrijdend programma Interreg IV-A “Europese Territoriale Samen werking” Euregio Maas-Rijn. Tampere European Council 15 and 16 October 1999. Presidency Conclusions. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29996, nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29996, nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29996, nr. 6. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30407, nr. 3. Werkgroep OOV Euregio (2008), project initiatie document project HERMAN, Versie 1.0 definitief. Werkgroep OOV, powerpointpresentatie horende bij bijeenkomst werkgroep OOV, 22 april 2008. Zollfahndungsdienstgesetz (ZFdG), Gesetz über das Zollkriminalamt und die Zollfahndungsämter. Zollkriminalamt (2005). Zollkriminalamt, Entstehung und Auftrag. Köln.
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 217
201
2-9-2010 13:54:29
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 218
2-9-2010 13:54:29
4e 1e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 219
2-9-2010 13:54:29
204
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 220
Beneluxlanden overleg
Landenoverleg België, Luxemburg Frankrijk
Nationale af stemming samenwerking met België, Luxemburg en Frankrijk Internationale afstemming samenwerking Nederland, België en Luxemburg
Nationale afstemming samenwerk ing met Duitsland Nationale afstemming samenwerk ing met Duitsland
Landenoverleg Duitsland
Binationaal Informatie Forum (BIF)
doel v/h overleg
omschrijving
4; 1 deelnemer
Alleen NL-se partners
2; 1 deelnemer Vertegenwoordigers van de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse politie en vertegenwoordigers van de onderscheiden ministeries van BZ
2; 1 deelnemer Vertegenwoordigers van de samenwerkingsverbanden aan de Nederlands-Duitse grens (zowel Nld als D deelnemers) Alleen NL-se 4; 1 deelnemer partners
frequentie per jaar en aantal deelnemers Limburg-Noord
welke buurkorpsen
1
2
5,5
1,25
1,5
4
totaal jaarlijks exclusief voorbereiding en reistijd, in dagen
3
5,5
totaal jaarlijks incl voorbereiding en reistijd, in dagen
eventuele toelichting
Coördinator IPS (schaal 14)
Coördinator IPS (schaal 14)
Portefeuillehouder IPS (schaal 14)
Coördinator IPS (schaal 14)
functies en schaal aanwezigen
4e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
Intersentia
2-9-2010 13:54:29
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 221
Lenkungsgruppe
Landelijk Overleg CIB (LOCIB)
Werkgroep Grensoverschrijdende Criminali teit (GROS)
Vaststellen jaarprogramma samenwerking Politiële Euregio Rijn-Maas-Noord (PER)
Het ten behoeve van de Task Force Grensoverschrijdende Samenwer king (ingesteld door de min. van BZK) in kaart brengen van quick wins op het terrein van de bestrijding van de grensoverschrij dende criminali teit. E.e.a. in samenspraak met overeenkomstige autoriteiten in Duitsland en België Afstemming Nederlandse CIB’s 2
2,25
4
4,75
4; 1 deelnemer De 26 CIB’ers, de Koninklijke Marechaussee en ver tegenwoordigers van BZK 1 maal (3 deel KPB Kleve, KPB nemers) Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld
3
6
4; 1 deelnemer
Vertegenwoordigers van BZK, Justitie, OM, provincie Limburg en 4 coördinatoren IPS
Korpsleidingen, coördinatoren IPS, delegatie onderscheiden MT’s (vanaf schaal 14)
Coördinator IPS (schaal 14)
Coördinator IPS (schaal 14)
Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER
4e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
205
2-9-2010 13:54:29
206
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 222
Vertalen, uitwerken, c.q. zorgdragen voor de uitwerking en bewaken van de onderwerpen van de samenwerking. Daarnaast het doen van voorstellen voor nieuwe onderwerpen voor de samenwerking Realiseren van kader voor functio nele stages en het samenstellen van gemeenschappe lijke opleidingen Onderzoek naar de wijze waarop een Euregionale CBA kan worden samengesteld en een experiment
Strategierunde
Werkgroep Criminaliteitsbeeld analyse
Werkgroep Stage en Opleiding
doel v/h overleg
omschrijving
8,75
199,75
6 maal (3 deel KPB Kleve, KPB nemers) Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld
5 maal (2 deel KPB Kleve, KPB nemers) Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld
totaal jaarlijks incl voorbereiding en reistijd, in dagen 11,25
frequentie per jaar en aantal deelnemers Limburg-Noord
6 maal (2 deel KPB Kleve, KPB nemers) Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld
welke buurkorpsen
3,75
4,5
9
totaal jaarlijks exclusief voorbereiding en reistijd, in dagen
Medewerkers uit het domein politiële informatieverwerking c.a. (schaal 9 en hoger)
Opleidingsverantwoordelijken (schaal 9)
Vertegenwoordiger MT en coördinatoren IPS (vanaf schaal 14)
functies en schaal aanwezigen
Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER
Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER
Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER
eventuele toelichting
4e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
Intersentia
2-9-2010 13:54:29
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 223
Grenssteden Overleg
Voorbereiding voortgezette op leiding en vorming FO
Evaluatie oefening gesloten eenheden
Voorbereiding oefening gesloten eenheden
Verdieping optreden PD vanuit perspectief Neder land en Duitsland (Tegen de achtergrond van het uitleren van technieken c.a. binnen de FO) Bespreking drugs problematiek in het grensgebied
Voorbereiden oefeningen gericht op de realisatie randvoorwaarden gemeenschappelijk en/of grensoverschrijdend optreden Evaluatie van de oefeningen
15
8,5
2
2
8 maal (3 deel nemers)
4 maal (3 deel nemers)
4 maal (1 deel nemer)
Bundes- en Länderpolizei NRW
Mönchengladbach
2 maal (1 deel Min BZK, Min Justitie, gemeentes nemer) Venlo, Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda, Middelburg, Heerlen, Kerkrade, Maastricht, Nijmegen, Arnhem en Enschede, betrokken politie regio’s
Bundes- en Länderpolizei NRW
1
1
3
6
Leiding Hektor (schaal 9)
Medewerkers uit domein gevaarsen crisisbeheersing (schaal 9 en hoger) Operationeel coördinator FO (schaal 9)
Medewerkers uit domein gevaarsen crisisbeheersing (schaal 9 en hoger)
Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER
Overleg geschiedt conform de vastgestelde structuur voor de PER
4e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
207
2-9-2010 13:54:29
208
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 224
Bestrijding overlast
4 maal (2 deel nemers)
4,5
1 maal (6 deel nemers)
Overleg distric telijk MT
Bilateraal overleg basiseenheden
7,5
Limburg-Noord, Limburg-Zuid en de buurkorpsen in België en Duits land Districten Venlo en Venray en de Polizeiinspektion Geldern BE Venlo-Oost en BE Nettetal
8 maal (1 deel nemer)
Bespreking overvallen in de grensstreek met zowel België en Duitsland Bespreking operationele samenwerking
Overvallenoverleg
7,75
2 maal (3 deel Kreispolizei nemers) behörde Heinsberg, politieregio’s Limburg-Noord en Limburg-Zuid
Bespreking grensoverschijdende samenwer king
7
6
10 maal (1 deel nemer)
Politie Noordoost Limburg en het district Weert van de politie Limburg-Noord
Bespreking grensoverschrijdende criminali teit
Grensoverleg Noordoost Limburg (België) en district MiddenLimburg (Limburg-Noord) Grenze 77
totaal jaarlijks incl voorbereiding en reistijd, in dagen
frequentie per jaar en aantal deelnemers Limburg-Noord
welke buurkorpsen
doel v/h overleg
omschrijving
2
3
5
5
3,75
totaal jaarlijks exclusief voorbereiding en reistijd, in dagen
Senior mdw BPZ en wijkagenten (schaal 9)
Leden van de districtelijke MT’s (schaal 9 en hoger)
Vertegenwoordiging recherchecluster district Midden-Limburg, Basiseenheid Echt, coördinator IB (schaal 9 en hoger) Vertegenwoordiger van de BRI
Vertegenwoordi ging recherche cluster Weert (schaal 8)
functies en schaal aanwezigen
eventuele toelichting
4e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
Intersentia
2-9-2010 13:54:29
Totaal
Overleg BES en OM en provincie Limburg
Gemeenschappe lijke veiligheids zorg Strategie aanpak grensoverschrijdende criminaliteit in de veiligheidsketen
Werkgroep OOV Euregio
Brandweer, Politie en GHOR in de Euregio Parketten Maastricht en Roermond, BES, provincie Limburg en de politie Limburg-Noord
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 225
331,125
12
4 maal (2 deel nemers)
9,125
4 maal (3 deel nemers)
73,75
5
6
Beleidsmede werkers (vanaf schaal 11) Coördinator IPS; 14 en sr. beleidsmedewerker BOEC 12
4e proef
Bijlage 3: Tijdsbeslag structureel of formeel overleg
209
2-9-2010 13:54:29
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 226
2-9-2010 13:54:29
4e 1e proef
Bijlage 4: Tijdsbeslag gezamenlijke opleiding en training omschrijving opleiden/ oefenen
met welke buurkorpsen
mono/ multidisciplinair
Honden geleiders Mobiele eenheid Euregionale voortgezette opleiding FO
Oefenen
Mönchengladbach
Oefenen
Motorrijders
Training
Stage en uitwisseling
Training, opleiden en oefenen
Bikers
Training
Totaal
Bundes- en Länder polizei NRW KPB Kleve, KPB Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld KPB Kleve, KPB Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld KPB Kleve, KPB Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld KPB Kleve, KPB Viersen, PP Mönchengladbach, PP Krefeld
Opleiden
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 227
totaal jaarlijks incl reistijd, in dagen
totaal jaarlijks exclusief reistijd, in dagen
Mono
8
6
Mono
297,5
293,75
Multi
11
10
Multi
9
8
Multi
Multi
76,75
70
8
6
410,25
393,75
211
2-9-2010 13:54:29
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 228
2-9-2010 13:54:29
4e 1e proef
Bijlage 5: Tijdsbeslag structurele operationele samenwerking omschrijving
met welke buurkorpsen?
Totaal jaarlijks incl. reistijd, in dagen
Gemeenschappelijke patrouilles en controles met Duitse collega’s Gemeenschappelijke patrouilles en controles met Belgische collega’s
Viersen, Kleve.
46,25
Maasland en Noordoost Limburg
17,875
Oud-Limburgs Schuttersfeest
Maasland en Noordoost Limburg
7
Adviesgroep Landenbeleid
4
Project Hektor
Kleve, Viersen, Möncheng ladbach en Krefeld
4275
Totaal
4350,125
Intersentia
Grensoverschrijdende dimensies_6.indd 229
213
2-9-2010 13:54:29