Aanbestedingsrecht en aanbestedingspraktijk in de Belgische Euregio mr.J.Verjans
Aanbestedingsrecht en aanbestedingspraktijk in de Belgische Euregio
Bibliotheek TU Delft
C
0003814998
CAHIER 2
Aanbestedingsrecht en aanbestedingspraktijk in de Belgische Euregio
Mr. J. Verjans
VF-projekt:
Beleidsvelden regelgeving Faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijkswliversiteit Limburg
Maastrichtse Universitaire Pers
2413 251
4
Uitgegeven door de Delftse Universitaire Pers Stevinweg I 2628 CN Delft tel: 015 - 783251 in opdracht van de Maastrichtse Universitaire Pers
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Verjans, J. Aanbestedingsrecht en aanbestedingspraktijk in de P,elgische Euregio.
IJ; Verjans.- Delft: Delftse Universitaire Pers.
lll. - (VF-projekt beleidsvelden regelgeving). Cahier 2. Uitgevoerd in opdracht van de Maastrichtse Universitaire Pers - met lito opgave • . ISl)N 90 6275 3272 SISO 691.2 UDC 347.454:69(493) trefw.: aanbestedingsrecht; België. Copyright 1987 J. Verjans No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other rneans without written permission from Delft University Press, Tbc:! Netherlands.
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding •••••••••••••••••.••.•.•.••••.•.••••••.•••••••.••••• 1
2.
Inventarisatie van de regelingen inzake gemeenteopdr achten ••.••••••••••••••••.•••••••••••••••••••••• 3
3.
Het Aanbestedingsrecht in België •••••.••••••••••••••••••••.•••• 5 3.1. Achtergrond van de wettelijke regelingen ••••••••••••••• 5 3.1.1. De EEG-Richtlijnen ••••.••...•.••••••••••.•••.•••••• 7 3.1.2. De R.T.T.-zaak ••••••••••••••.•••••••••••••••••••••• 7 3.2. De wet van 14 juli 1976 betreffende overheidsopdrachten ••••••••••••••••••••••••••••••••• 9 3.2.1. Toepassingsgebied van de Wet van 14 juli 1976 •••••••••• 9 3.2.2. Grondbeginselen van de wet betreffende overheidsopdrachten en procedures ••••••••••••••••••• 10 3.3. De gunningsmethoden van overheidsopdrachten ••••••••• 12 3.3.1. Algemene opmerkingen; introductie ••••••••••••••••••• 12 3.3.2. De aanbesteding; procedures en gunning ••••••••••••••• 13 3.3.3. De beperkte aanbesteding ••••.••••••••••••••.••••••• 15 3.3.4. De offerteaanvraag; procedures en gunning •••••••••••• 16 3.3.5. Gemeenschappelijke bepalingen voor de aanbestedings- en offerteaanvraagprocedures ••..•••••• 18 3.3.6. De onderhandse opdracht; wettelijke beperkingen ••••••• 19 3.4. De promotie- en de concessie-overeenkomst ••••••••••• 22 Onverenigbaar heden ••••••••••••••••••••••••••••.••• 23 3.5. 3.6. De opzetregulering •• • ••••••••..•••••••••••••••••••• 23 Het naleven van de sociale voorschriften •••••••••••••• 25 3.7. 3.8. De wijzigingsbepalingen van de Wet van 14 juli 1976 .••..••••••..••••••••••••••••••••••••••• 27 3.8.1. De Gemeentewet •.••••••••••••••••••••••••••••.•••• 27 3.8.1.1. De bevoegdheden van de gemeentelijke organen op grond van artikel 82 bis Gemeentewet •••••••••••••• 27 Het administratieve toezicht •••••••••••••••••.•••••• 28 3.8.2. 3.8.2.1. Het bijzondere toezicht •••••.••••••••••••••••••••••• 28 3.8.2.2. Het algemeen toezicht De Beslui twet van 3 februari 1947 inhoudende 3.8.3. de regeling van de erkenning van aannemers ••.•.•.•.•• 30 Slotbepalingen ...•.••••••..•.••.••••••••••••.••••.• 32 3.9. /
4.
Het Koninklijk Besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ••.•••••••••••••••••••••••••••••••••••• 33 4.1. Algemene bepalingen van het KB ••••••••••••.•••••••• 33 4.2. Uitwerking van de gunningsprocedure ••••••••••••••••• 33
4.3. 4.4. 4.5.
Toetsing van de regelmati~heid van de inschrijving ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••.• 35 De gunning van de opdracht •••••• • ••••••••••••••••••• 36 Toetsing van de gunningsprocedures door de rechter ••.•.••.••.•....•..•• • ..••••.•••••••••••••• 36
5.
De erkenningsregeling ...•..•..••••••.•••.•.•••••.•...•••.•.• 39 5.1. De regelingen .••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 39 5.2. Achtergrond van de erkenningsregeling •••••••••••••••• 39 5.3. Strekking van de erkenningsregeling •••••••••••••••••• 39 5.4. Toepassingsgebied van de erkenningsregeling ••••••••••• 40 Formaliteiten .•••••••••..•..••..••••.••.••.•••••••• 41 5.5. 5.6. Afwijkingen van de erkenningsregeling ..••••.••..•.•.• 41 5.7. Sancties •..•..•..•.•.. • .•....•.••••.....••.••.••.. 42 5.8. Klassen en categorieën ...•••.•.....•...•••..•..•••.. 43 5.9. Registratie van aannemers •.••...••..••...•..••..•.• 43
6.
De gunningspraktijk van de Belgische gemeenten •••••••.••••••.• 45 6.1. Inleiding: onderzoeksopzet ••••••••••••••.•••••••••••• 45 Onderzoeksresultaten ••••••••••••••••••••••••••••••• 47 6.2. 6.3. Samenvatting van de onderzoeksresultaten ••.••.••••••• 62
7.
Voorlopige kanttekeningen en opmerkingen .•••••••••••••••••••• 65
Noten .•......•....•....•....•••••..••••.•.•••••••••.....••.•.. 71 Literatuur ••••••••••.••.••..•.•••••••••.••..•••••••..••.•••••••• 75 Bijlagen .•..••.••••••••••.•.•••••••••..•••••.•••••••.••.••.•.••. 77
1. INLEIDING
Aan de Rijksuniversiteit Limbur~ vindt, in het kader van het Vf-project "Beleidsvelden Regelgeving", onderzoek plaats naar het aanbestedingsrecht en -beleid van de gemeentelijke overheden in de Euregio. De initiële verslaglegging van dit onderzoek geschiedt in diverse deelrapporten of working-papers. Dit deelrapport houdt zich uitsluitend bezig met het Belgische gedeelte van de Euregio, namelijk de provincies Luik en Limburg. Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat in de provincies Luik en Limburg bijzondere provinciale regelingen gelden met betrekking tot de gunning van overheidsopdrachten door de gemeenten. Zodoende kan men stellen dat dit deelrapport, tenminste wat de regelgeving betreft, voor heel België geldt. Alleen de enquêteresultaten met betrekking tot de aanbestedingspraktijk van de Belgische gemeenten hebben uitsluitend betrekking op de gemeenten in de provincies Luik en Limburg. Omdat de in België geldende regelgeving inzake de gunning van overheidsopdrachten een ruimere werkingssfeer heeft dan het gebied dat dit onderzoek wil bestrijken, is enige toelichting op zijn plaats. De basiswet die de onderhavige materie regelt, is de wet betreffende de overheidsopdrachtenvoor aanneming van werken, leveringen en diensten van 14 juli 1976. De wet regelt dus niet alleen de overheidsopdrachten inzake de aanneming van werken, maar ook de overheidsopdrachten inzake leveringen van roerende goederen en diensten. Deze wet handelt over overheidsopdrachten in het algemeen en is dus niet alleen van toepassing op de Belgische gemeenten, maar ook op alle andere publiekrechtelijke personen, bijvoorbeeld het Rijk, de Provincies. Het onderzoek heden; dit om West-Duitsland (die geldt) voor
houdt zich uitsluitend bezig met de gemeentelijke overde vergelijkbaarheid met het onderzoek in Nederland en te vergroten. In Nederland bestaat specifieke regelgeving de gemeenten 0).
De opbouw van dit deelrapport is als volgt: Hoofdstuk 2 bevat een inventarisatie van de regelingen inzake gemeenteopdrachten. In de daaropvolgende hoofdstukken 3 en 4 zullen de voor het onderzoek meest relevante regelingen aan de orde komen en besproken worden. Hierbij is het bedoeling als eerste de wet van 14 juli 1976 te bespreken, met waar nodig verwijzingen naar en bespreking van de uitvoeringsregelingen op nationaal niveau en de bepalingen van de EEG-richtlijnen. Vervolgens zullen de nationale uitvoeringsregelingen, voorzover relevant voor het onderzoek, en de EEG-richtlijnen afzonderlijk besproken worden.
Waar nodig zullen ook de zogenaamde "omzendbrieven" (in Nederland: circulaires) van de Belgische ministers ter sprake komen. Met deze circulaires brengen de ministers nieuwe regelingen ter kennis van de lagere overheden, waarbij zij ook aangeven hoe, volgens hun opvatting, die regelingen ingevuld en uitgevoerd dienen te worden. In hoofdstuk 5 wordt de erkenningsregeling voor aannemers besproken. De ze regeling is van belang omdat uitsluitend in België erkende aannemers in aanmerking kunnen komen voor overheidsopdrachten. Na het beschrijvende gedeelte worden in hoofdstuk 6 de onderzoeks- en enquêteresultaten weergegeven met aan het eind een korte samenvatting. Afsluitend zullen in hoofdstuk 7 kanttekeningen en opmerkingen geplaatst worden, waarbij de regelgeving en de praktijk tegenover elkaar gezet worden.
2
2. INVENTARISATIE VAN DE REGELINGEN INZAKE GEMEENTEOPDRACHTEN '
In dit hoofdstuk zal kort en feitelijk weergegeven worden welke de voor de Belgische gemeente toepasselijke regelingen zijn betreffende de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. De basis van de regelgeving terzake wordt gevormd door de wet betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van 14 juli 1976. Deze wet is in werking getreden op 1 januari 1978. Op grond van deze wet van 14 juli 1976 volgden een aantal uitvoeringsbesluiten, namelijk: het Koninklijk Besluit van 22 april 1977, betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. Dit KB is gewijzigd bij KB van 20 augustus 1981 en bij KB van 30 maart 1983. Het KB van 22 april 1977 heeft ook de datum van inwerkingtreding geregeld van de wet van 14 juli 1976. Artikel 58 van het KB geeft aan, dat de wet met ingang van 1 januari 1978, gelijktijdig met het KB, in werking is getreden. het Ministerieel Besluit van 10 augustus 1977, inhoudende de vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten. Dit MB is gewijzigd bij MB van 16 december 1980. Naast de genoemde regelingen op nationaal niveau in België zijn er ook nog regelingen op Europees niveau die van belang zijn voor de Belgische gemeentelijke overheid in het kader van de overheidsopdrachten. Met name de Europese Gemeenschappen hebben begin jaren zeventig enkele richtlijnen vastgesteld die van invloed zijn geweest op het aanbestedingsrecht van België. Die EEG-richtlijnen zijn (2): de richtlijn van de Raad, nr. 71/304/EEG, van 26 juli 1971, betreffende de opheffing van de beperkingen voor het verrichten van diensten op het gebied van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en van de gunning van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken door bemiddeling van agentschappen of filialen (Liberalisatie-Richtlijn). de richtlijn van de Raad, nr. 71/305/EEG, van 26 juli 1971, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (Coördinatie-Richtlijn). En tenslotte twee richtlijnen van de EEG, de ene betrekking hebbend op de instelling van een Raadgevend Comité dat zich bezighoudt met overheidsopdrachten van werken, de ander voorschriften bevattend betreffende de bekendmaking via het Europees Publikatieblad van overheidsopdrachten die boven de één miljoen Europese Rekeneenheden geraamd zijn (3).
3
België heeft de bepalingen van deze ric;htlijnen in haar regelgeving betref~ fende overheidsopdrachten gelncorporeerd door het KB van 22 april 1977, betreffende bepaalde over heidsopdrachten van werken in het raam van de Europese Gemeenschappen (gewijzigd bij besluit va n de Eerst e Mh ;ster d.d. 20 december 1983). Door het MB van 28 december 1978 werd de drempd bepaald voor de t oepassing van bepalingen betreffende de mededinging inzake overheidsopdrachten van werken in het kader van de EG. Ingevolge de meest recente vaststelling van de waarde in nationale valuta van de Europese Rekeneenheid, d.d. 12 februari 1986, staat één miljoen Europese Rekeneenheden, wat België betreft, gelijk aan zo'n 45 miljoen Belgische Franken (Bfr.) (4).
4
3. HET AANBESTEDINGSRECHT IN BELGIE
3.1. Achtergrond van de wettelijke regelingen Alvorens in paragraaf 3.2. de inhoud van de bepalingen van de wet van 14 juli 1976 en haar uitvoeringsbesluiten worden besproken, zal een overzicht worden gegeven van de regelingen op het gebied van de overheidsopdrachten zoals deze bestonden in België voor 1976 (5). Tevens wordt aangegeven welke omstandigheden aanleiding zijn geweest om te komen tot de wet van 1976. Een eerste regeling inzake overheidsopdrachten was te vinden in enkele artikelen van de wet op de Rijkscomptabiliteit van 15 mei 1846. De grondbeginselen betreffende de overeenkomsten van werken en leveringen voor rekeningen van de staat waren vastgelegd in artikel 21 en 22 van de wet van 1846. Artikel 21 bepaalde dat "al de kopen in naam van de Staat worden aangegaan met mededinging, met openbaarmaking en tegen een vaste prijs". Artikel 22 gaf een limitatieve opsomming van de gevallen waarin onderhands overeenkomsten mochten worden gesloten. Met andere woorden, de openbare aanbesteding werd als regel gezien, waarnaast slechts bij uitzondering de onderhandse gunning gehanteerd mocht worden. België had deze regeling ontleend aan de toenmalige Franse wetgeving. Aan die wetgevin'g lagen gedachten ten grondslag die de Belgische wetgever tot de zijnen heeft gemaakt. Enerzijds de doelstelling "elk vermoeden van bedrog of gekuip te weren bij de keuze der aannemers", en anderzijds "de grootst mogelijke bezuiniging te bekomen in de prijzen der toegewezen werken" (6). Sinds 1846 is er ruim honderd jaar bijna niets gewijzigd wat betreft de regelingen inzake overheidsopdrachten. Een eerste relevante wijziging vloeide voort uit de inwerkingtreding van de Besluitwet van 3 februari 1947 inhoudende de regeling van de erkenning van de aannemers. Aannemers die in aanmerking wilden komen voor een overheidsopdracht moesten voortaan een zogenaamde erkenning bezitten. Zo'n erkenning hield in, dat de overheid erop mocht vertrouwen dat de aannemer financieel en technisch in staat zou zijn het werk uit te voeren. Eind 1947 werd een com missie ingesteld die tot taak kreeg" s' lands aanbestedingsvoorwaarden" uit te werken (7). De werkzaamheden van deze commissie hebben geleid tot het KB van 5 oktober 1955 tot regeling van de overeenkomsten betreffende de aannemingen van werken, leveringen en transporten, evenals tot de nieuwe algemene aanbestedingsvoorwaarden van de Staat. Dit KB had ui tsluitend betrekking op de Staat en zijn werkingssfeer; het is in 1957 door een KB uitgebreid tot een deel van de instellingen van open5
baar nut. Hoewel het KB van 1955 de mogelijkheid bood onderhandse overeenkomsten te sluiten op grond van een beperkte aanbesteding of een wedstrijd, bleek in de praktijk, volgens de Memorie van Toelichting bij de hierna te bespreken wet van 4 maart 1963, dat de staatsdiensten tot 1963 in feite slechts konden beschikken over twee mogelijkheden om overeenkomsten te sluiten, namelijk de openbare aanbesteding en de onderhandse overeenkomst. Eerst met de wet van 4 maart 1963 werd alles wat verband hield met het plaatsen van overheidsopdrachten uit de Wet op de Rijkscomptabiliteit gehaald en samengebracht in één enkele wet, aangevuld met uitvoeringsbesluiten van 1964. Hoewel ook deze wet het principe van de openbare aanbesteding behield, werd wel de mogelijkheid geopend op vier manieren tot het sluiten van overeenkomsten te komen. De wet van 1963 kende reeds dezelfde gunningswijzen als de latere wet van 1976. Naast de openbare aanbesteding bestond nu de beperkte aanbesteding, de algemene en de beperkte offerte-aanvraag en de onderhandse gunningswijze. De toepassingsmogelijkheden van de onderhandse methode waren uitgebreid tot twaalf gevallen. De wet van ' 1846 kende nog slechts negen gevallen. Bij de bespreking in het Belgische Parlement van het wetsontwerp dat uiteindelijk heeft geleid tot de wet van 4 maart 1963, bleek reeds dat er behoefte bestond aan een uniformering van de regelingen van de opdrachten van alle overheden en hiërarchische ondergeschikte instellingen. Men wilde komen tot een parallelle wetgeving inzake opdrachten van provincies en gemeenten en van instellingen van openbaar nut (8). Desondanks had de wet van 1963 uitsluitend betrekking op opdrachten van de Rijksoverheid. Voorstellen om ook de provincies en de gemeenten onder de wet van 1963 te brengen mislukten en eerst in 1967 is bij KB een gedeeltelijke gelijkschakeling bereikt voor de instellingen van openbaar nut met de regeling voor de Rijksoverheid (9). De gemeenten, van belang voor dit rapport, waren zodoende tot de inwerkingtreding van de wet van 14 juli 1976 niet verplicht zich bij het gunnen van opdrachten te houden aan wettelijke regelingen. Alleen in geval een gemeenteopdracht betrekking had op een project dat gesubsidieerd werd door een ministerie, werd in de subsidievoorwaarden geeist, dat de gemeente zich hield aan de bepalingen van de wet van 1963. In de praktijk bleek weliswaar dat de gemeenten en andere lokale besturen ook bij niet-gesubsidieerde opdrachten van enige omvang uit eigen beweging de procedures uit de wettelijke regelingen van 1955 en 1963/1964 toepasten; bij projecten van minder grote omvang bleef echter van grote ongelijkheid sprake. De ongelijkheid in de na te leven procedures was des te opvallender, omdat de contractanten voor zowel de Rijksoverheid als de lagere overheden en ook de uit te voeren werken veelal dezelfde waren. Eenvormigheid van procedures was dus wenselijk. Andere omstandigheden die van belang zijn geweest bij de totstandkoming van de wet van 14 juli 1976 waren de in hoofdstuk 2 genoemde EEG-Richt .. lijnen uit 1971 en de R.T.T.-Zaak uit 1973 (paragraaf 3.1.1. en 3.1.2.)
6
3.1.1. De EEG-Richtlijnen De richtlijnen van de EEG maakten een aanpassing van de Belgische regelgeving inzake de overheidsopdrachten noodzakelijk. Deze aanpassing hield maatregelen in die konden leiden tot opheffing of wijziging van bestaande nationale regelgeving. De Liberalisatie-Richtlijn leidde er onder andere toe dat (la): de Besluitwet van 1947 inhoudende de erkenningsregelingen met betrekking tot aannemers werd gewijzigd door een KB van 11 april 1974. Voor deze wijziging was het uitsluitend voor Belgische aannemers mogelijk een erkenning te verkrijgen, die nodig was om opdrachten van de overheden te verkrijgen. Na de wijziging werden de aannemers, die de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen hadden, gelijkgesteld met Belgische aannemers en konden in aanmerking komen voor de vereiste erkenning; door twee KB's uit 1977 (11) werden de maatregelen ter bescherming van de nationale (Belgische) economie buiten toepassing verklaard met betrekking tot onderdanen en produkten afkomstig uit de lidstaten van de EG; voorts vond de uitwerking van deze richtlijn zijn neerslag in het KB van 22 april 1977 inzake overheidsopdrachten. De Coördinatie-Richtlijn had tot gevolg dat er wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen getroffen werden met betrekking tot de coördinatie van de gunningsprocedures en de bekendmaking van de overheidsopdrachten, in het bijzonder in het Publi~atieblad van de EG. De maatregelen en voornemens zijn uitgewerkt in de wet van 14 juli 1976 en de overheidsopdrachten en in het KB van 22 april 1977 met betrekking tot de mededinging inzake bepaalde overheidsopdrachten van werken in het raam van de EG. 3.1.2. De R.T.T.-Zaak De R.T.T.-Zaak (12) was er in 1973 de oorzaak van dat de wetgevingsprocedure, die heeft geleid tot de wet van 14 juli 1976, in een stroomversnelling kwam. De Belgische regering heeft begin 1973 een commissie de opdracht gegeven naar aanleiding van de R.T.T.-zaak een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop in die tijd overheidsopdrachten werden geplaatst. In het bijzonder de overheidsopdrachten die via een onderhandse procedure gegund werden. Gebleken was dat bij de R.T.r. (Regie van Telegraaf en Telefoon), een instelling van openbaar nut, bij het plaatsen van omvangrijke opdrachten van werken en leveringen ernstige onregelmatigheden hadden plaatsgevonden. Het overzicht van de uit het onderzoek gebleken feiten laat zien dat de betreffende administrateur-generaal van de R.T.T., via tussenpersonen, belangen had verworven in bepaalde bedrijven. Deze bedrijven deden zaken met de R.T.T., in die zin dat de R.T.T. opdrachten plaatste bij die bedrijven. En diezelfde administrateur-generaal was de persoon die bevoegd was namens de R.T.T. die opdrachten te plaatsen. 7
Een voorbeeld: Een bekende firma leverde regelmatig goederen aan de R.T.T. Die firma gaf 20% korting aan de R.T.T. Op initiatief van die administrateur-generaal werd er een vennootschap opgericht, die verder niemand kende, en voortaan was het die vennootschap die de goederen leverde aan de R.T.T. De vennootschap kocht nu met die 20% korting bij de genoemde firma en verkocht dan door aan de R.T.T., ofwel tegen de volle prijs, ofwel met slechts 5% korting. Het verschil in de kortingen was pure winst voor de vennootschap en dus voor die administrateur-generaal. De beschreven vennootschap was slechts één van de bedrijven die plotseling zaken deden met de R.T.T. en waarin die administrateur-generaal belangen had. Hoe was het mogelijk dat op zo'n gemakkelijke wijze misbruik gemaakt kon worden? Het rapport van de onderzoekscommissie toont aan dat de R.T.T. over een administratieve autonomie beschikte. De R. T. T. was in ruime mate niet onderworpen aan de administratieve en boekhoudkundige regels die van toepassing waren op de rijksinstellingen. De R. T. T. viel wel rechtstreeks onder het beheer van een minister, maar de administratieve autonomie vormde een principieel beletsel voor de centrale administratie van het Rijk zich te bemoeien met de R.T.T. In 1971 kwam er een ministerieel Besluit tot stand dat de R.T.T. de mogelijkheid bood bijna willekeurig onderhandse overeenkomsten te sluiten. Merkwaardig hierbij was dat dit MB nooit is gepubliceerd en slechts bij toeval is ontdekt. ' De controle op de R.T.T. was ontoereikend en de R.T.T. was er in geslaagd zich te onttrekken aan de hiërarchische controle van het ministerie. Voorts was er nog het Hoog Comité van Toezicht dat controle uitoefende, die controle had echter slechts betrekking op de uitvoering van opdrachten voor werken, leveringen en diensten, en niet op het sluiten van de overeenkomsten. Bovendien bracht de R.T.T. niet alle overeenkomsten van overheidsopdrachten ter kennis van het Comité. Ten gevolge van het onderzoek in de R.T.T.-Zaak bracht het Hoog Comité van Toezicht aan de regering het advies uit de betreffende wetgeving (bedoeld is de wet van 1963 en haar uitvoeringsbesluiten) uit te breiden en van toepassing te verklaren op alle overheidsorganen en andere publiekrechtelijke personen, zoals instellingen van openbaar nut. Ook moesten er maatregelen genomen worden met betrekking tot de onverenigbaarheden (zie artikel 6 wet van 1~ juli 1976), de afspraken tussen de aannemers (artikel 7) en er moest een gelijkvormig controlesysteem ingevoerd worden. Hierbij dacht men aan de naleving van de sociale verplichtingen door de aannemers, de erkenning van de aannemers en het administratieve toezicht op de aanbestedende instantie. Tijdens het onderzoek was gebleken dat de R. T. T. begin jaren zeventig 87% van de overeenkomsten onderhands sloot en dat daarmee een bedrag was gemoeid van ruim 6 miljard Bfr. tegenover 870 miljoen Bfr. die gegund werden via aanbestedingen. Het wetsontwerp dat ten gevolge van het advies van het Hoog Comité van Toezicht tot stand is gekomen, is vrijwel zonder enig bezwaar aanvaard, 8
waardoor de wet van 14 juli 1976 tot stand is gekomen.
3.2. De wet van 14 juli 1976 betreffende overheidsopdrachten De wet van 1976 bevat vergeleken met de wet van 1963 bepalingen die als nieuw of als vernieuwing gezien kunnen worden: het toepassingsgebied van de wet van 1976 omvat alle publiekrechtelijke personen; op straffe van sancties wordt een onverenigbaarheid wegens bloed- of aanverwantschap ingevoerd voor elke persoon die werkzaam is bij de overheid en uit hoofde van zijn functie te maken heeft met overheidsopdrachten; overheidsopdrachten, afspraken tussen aannemers, die ertoe kunnen leiden dat er geen sprake meer is van mededinging en hogere prijzen tot gevolg hebben, zijn verboden. (Vergelijk dit met de opzet-regelingen in Nederland); de inschrijver wordt verplicht ook andere wetgeving, zoals de fiscale en de sociale na te leven; indien de laagste inschrijver bij de aanbesteding het werk niet gegund krijgt, dan wordt het bedrag van de schadevergoeding aan deze inschrijver beperkt tot 10% van het bedrag van de offerte. Deze schadevergoeding wordt toegekend omdat de overheid op basis van artikel 12, par. 1 verplicht is de opdracht te gunnen aan de laagste inschrijver. Voor het vaststellen van deze vaste schadevergoeding leidden deze situaties tot procedures met zeer verschillende uitkomsten; de wet op de erkenning der aannemers wordt gewijzigd en is voortaan van toepassing op opdrachten tot uitvoering van werken van alle publiekrechtelijke personen; -er komt een reglemente ring voor de gezamenlijke, <:ie promotie- en de concessieopdrachten. Het merendeel van deze maatregelen dient er niet alleen toe een strengere controle mogelijk te maken, maar beoogt ook leemten aan te vullen die door ervaring aan het licht waren gekomen (13).
3.2.1. Toepassingsgebied van de Wet van 14 juli 1976 Artikel 1 geeft aan dat het gunningsstelsel, zoals geregeld in deze wet, van toepassing is voor de Staat en voor alle andere publiekrechtelijke personen. Onder het begrip "Staat" van paragraaf 1 van artikel 1 vallen ook Rijksuniversiteiten en Staatsbedrijven. Met andere publiekrechtelijke personen worden o.a. bedoeld: provincies en gemeenten Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Paragraaf 2 van artikel 1 breidt de toepassing van de wet uit tot privaatrechtelijke personen zoals: de universitaire instellingen die geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gesubsidieerd (bijv. de Kath. Universiteit Leuven); rechtspersonen waarin de overheid een overwegend belang heeft en die welke op de door de Koning vastgestelde lijst voorkomen (bijv. de Nationale Bank, Sabena). 9
Het onderscheid tussen publiek- en privaatrechtelijke instellingen heeft ook invloed op de toetsingsbevoegdheid van de Raad van State om na te gaan of alles volgens de wettelijke voorschriften is verlopen. De Raad van State is slechts bevoegd de beslissingen van administratieve activiteiten te controleren én eventueel te vernietigen, zoàls bijv. Rijk, Provincie en gemeente. Daaruit volgt dat niet de Raad van State, maar de rechtbanken bevoegd zijn om de handelingen en beslissingen te toetSen van bijv.: vrije universiteiten; de van overheidswege gesubsidieerde privaatrechtelijke personen. In artikel 1 worden de drie categorieën van contracten die overheidsopdraèhten vormen, gegeven. Deze zijn de aanneming van werken, leveringen van goederen en leveringen van diènsten. Bij de opdracht tot aanneming van werken denkt men aan de nieuwbouw, hët onderhoud of het herste l van onrberende goederen. De opdracht van leveringen betreft gewoonlijk de verstrekking en de vervanging ván roerende goederen. Toch valt niet altijd gemakkelijk een onderscheid tussen "werken" en "leveringen" te maken. Het aspect van de verwerking zal dan de doorslag moeten geven. Een voorbeeld: een levering van stortbeton zonder meer is een opdracht van levéring, maar als de leverancier het stortbeton in de sleuven voor de fundamenten stórt, gaat het om éen werk. In de praktijk zal het gespecificeerde bestek alle twijfel wegnemen omtrent de vraag of het een werk of een levering betreft. Het onderscheid is toch van belang: om te bepalèn met welk type cOntract de opdracht overeenstemt; omdat de erkenning van de aannemèr alleen vereist wordt voor opdrachten van werken. De opdracht van diensten, als laatste categorie, wordt als begrip niet gedefinieerd, maar wordt gevormd door een opsomming van contractvoorbeelden: de gemeentelijke overeenkomst betreffende het ophalen van huisvuil; overeenkomsten met architecten, reclamekantciren, uitgevers, etc.; overeenkomsten betreffende het onderhoud en de controle van liften, verwarmingsinstallaties, vliegtuigen, etc. 3.2.2.
Grondbeginselen van de wét betreffende overheidsopdrachten en procedures
In artikel 1 van de wet van 1976 zijn als grondbeginselen van het gunningsstelsel voor overheidsopdrachten neergelegd: de mededinging en de vaste aanneemsom. Deze grondbeginselen, die ook waren vastgelegd in de wet van 1963, zijn ingegeven door het beginsel van de gelijkheid der inschrijvers en door het algemeen belang. Dit laatste vloeit voort uit artikel 6 van de Belgische Grondwet. De term "mede'd inging" heeft nu echter niet rneer dezelfde draagwijdte als in 1846 toen de wet de mededinging nog als algemeen en absoluut beginsel stelde. De huidige wet geeft vier fo'rrilel'e procedures voor het sluiten van overeenkomsten en stelt deze procedures op gelijke voet. De vier procedures zijn de openbare en beperkte aanbesteding, de algemene en de beperkte offerte-aanvraag (zie paragraaf 3.3.3.). Er zijn verschillende combinatiemogelijkheden, zodat duidelijk is hoezeer de invulling van het 10
begrip "mededinging" afhankelijk is van het praktische gebruik dat de overheidsbesturen maken van de in artikel 9 van de wet van 1976 toegekende vrijheid bij de keuze van de gunningswijze. Daarnaast is er nog de onderhandse wijze van gunnen, maar die mag slechts worden toegepast in de gevallen opgesomd in artikel 17 van de wet (zie paragraaf 3.3.5.). Het beginsel van de "vaste aanneemsom" hoewel de algemene regel uitmakend, is ook aan afwijkingen en uitzonderingen onderhevig. Artikel 3 van de wet van 1976 geeft aan, dat de forfaitaire grondslag van de opdrachten geen belemmering is voor een herziening van de prijzen uit hoofde van bepaalde economische en sociale factoren, wanneer de herzieningsclausules uitdrukkelijk in de overeenkomst zijn opgenomen. Flamme (14) geeft aan dat in de meeste (contracten van) overheidsopdrachten herzieningsclausules worden opgenomen voor lonen, sociale lasten, materialen, belastingen, etc. De aannemer staat ook de mogelijkheid ter beschikking om herziening van de prijzen te vragen indien zich omstandigheden voordoen die hij redelijkerwijze niet kon voorzien bij de inschrijving, die hij niet kon ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kon verhelpen, alhoewel hij al het nodige daarvoor gedaan heeft. Aldus artikel 16, paragraaf 2 van de Algemene Aannemingsvoorwaarden, vastgesteld bij MB van 10 augustus 1977. Paragraaf 2 van artikel 3 van de wet van 1976 omschrijft de opdrachten die zelfs zonder vaste aanneemsom mogelijk zijn (vergelijk de regie-overeenkomst): bij werken (of leveringen of diensten) die ingewikkeld zijn of die een nieuwe techniek inluiden, die zeer grote technische risico's bij de uitvoering van de prestaties met zich meebrengen, terwijl de uitvoeringsvoorwaarden en verplichtingen niet volledig kunnen worden bepaald; in buitengewone en onvoorziene omstandigheden, wanneer de opdracht betrekking heeft op spoedeisende werken (of leveringen of diensten) waarvan de aard en de uitvoeringsmogelijkheden moeilijk kunnen worden omschreven. De Memorie van Toelichting (15) bij de wet van 1963 gaf hierbij als voorbeelden: overstromingen, mijninstortingen, aardverzakkingen. In de praktijk komen echter werkelijk onvoorziene en spoedeisende gevallen weinig voor en sedert de invoering van de nieuwe procedure van de offerteaanvraag (zie paragraaf 3.3.3.) worden dergelijke gevallen vaak langs deze weg opgevangen en geregeld. Enkele andere soorten overeenkomsten zonder vaste aanneemsom zijn a) het zogenaamde "openboek-contract"; dit is een contract waarin alleen een maximale prijs is opgenomen (verg.: Open begroting); de Regering laat dit contract onder de reglementering van artikel 3 vallen, en b) het zogenaamde "raam contract", hetgeen is ingevoerd krachtens artikel 17, paragraaf 2, nr. 11 van de wet, en (in de Belgische wetgeving) is geregeld ingevolge de integratie in de Belgische wetgeving van de bepalingen van de zogenaamde Coördinatie-Richtlijn van de EEG van 26 juli 1976 (16). (Nr. 11 handelt over buitengewone gevallen, waarbij het werken betreft waarvan de aard en de onzekere omstandigheden verhinderen dat vóóraf een globale vaststelling van de prijzen plaatsvindt).
11
3.3. De gunningsmethoden van overheidsopdrachten 3.3.i. Algemene opmerkingen; introductie Zoals reeds aangégeven in paragraaf 3.2. zijn in de Belgische wetgeving met betrekking tot de overheidsopdrachten het principe van de mededinging en van de vaste aanneemsom vastgelegd. Deze principes zijn ingegeven door het beginsel van de gelijkheid der inschrijvers en door het algemeen belang. Om de overheidsopdrachten in mededinging te kunnen gunnen, bepaalt de Wet van 1976 welke procedures hierbij gehanteerd kunnen worden door de verschillende overheden. Het Koninklijk Besluit van 22 april 1977 bepaalt de toepassingsregels van die procedures.. Het ,is de bedoeling om de verschillende toepasselijke regelingen apart te bespreken. Zodoende zal eerst de Wet van l~ juli 19-76 aan de orde komen, daarna het KB van 22 april 1977 en, voorzover noodzakelijk en interessant, ook nog het MB van 10 augustus 1977 inhoudende de algemene aannnemingsvoorwaarden. Het zal echter zo nu en dan niet te vermijden zijn om bij de bepalingen van de wet ook meteen de betreffende verduidelijkende bepaling(en) uit het KB aan te geven. Artikel 9 van de Wet van 1976 geeft aan welke procedures van aanbesteding zijn toegestaan: 1. de openbare en de beperkte aanbesteding (artikel la en 11); 2. de algemene en de beperkte offerte aanvraag (artikel 13); 3. de onderhandse gunning (artikel 17). Volgens artikel 9 is de bevoegde overheid vrij in haar keuze uit de procedures genoemd bij 1. en 2.: "de overheidsopdrachten worden gegund bij aanbesteding of door offerteaanvraag, naar keuze van de bevoegde overheid". De onderhandse wijze van gunnen mag slechts worden toegepast in de gevallen opgesomd in artikel 17 van de wet van 1976. Een korte vergelijking met de Wet van ~ maart 1963 laat zien, dat de wetgever met betrekking tot het toepassen van de onderhandse wijze van gunnen strengere voorschriften heeft vastgelegd. Terwijl de Wet van 1963 de onderhandse wijze van gunnen nevenschikkend had opgesomd "hetzij •••• ", wordt de onderhandse wijze van gunnen in de Wet van 1976 als een uitzondering gezien: "zij (de opdrachten) mogen slechts onderhands gegund worden in de gevallen opgesomd in artikel 17 van deze wet". (Zie artikel 9). Wenst een Belgische overheid over te gaan tot toepassing van de onderhandse wijze van gunnen, dan is zij verplicht de toepassing van één van de in artikel 17 opgesomde gevallen te motiveren. Dit op grond van artikel ~9, paragraaf 3 van het KB van 22 april 1977. Voorts is de Belgische overheid op grond van artikel 17 van de wet van 1976 verplicht bij de onderhandse procedure, indien mogelijk, over te gaan tot raadpleging van meerdere aannemers. Bij opdrachten van meer dal'l Bfr. 100.000 is de Belgische overheid ver.plicht de eventuele onmogelijkheid om meerdere aannemers te raadplegen te motiveren (artikel ~9, paragraaf 2 van het KB van 22 april 1977) (17). In navolgende paragrafen zullen de verschillende wijzen van gunnen van opdrachten besproken worden.
12
3.3.2. De aanbesteding; procedures en gunning De procedure van de openbare en de beperkte aanbesteding wordt in de Belgische wetgeving geregeld in artikel 10 en volgende van de wet van 14 juli 1976 en, nader, in het KB van 22 april 1977. Artikel 10 van de wet geeft aan dat de aanbesteding openbaar wordt genoemd wanneer zij geschiedt met bekendmaking van een uitnodiging tot mededinging in het door de staat gepubliceerde bulletin en met opening der inschrijvingen en afkondiging der prijzen in het openbaar. Bij de beperkte aanbesteding (artikel 11) wordt de uitnodiging tot mededinging aan die aannemers verzonden, die de betreffende Belgische overheid besloten heeft te raadplegen. Alle uitnodigingen worden gelijktijdig verstuurd. Alleen de genodigde aannemers mogen inschrijven en alleen de inschrijvers mogen de opening van de inschrijvingen en de verplichte openbare bekendmaking van de prijzen bijwonen. Het vereiste van bekendmaking van het aan te besteden werk geldt alleen voor de openbare aanbesteding. De bekendmaking geschiedt in het Bulletin der Aanbestedingen, een wekelijks door de Belgische staat uitgegeven tijdschrift
in het bestek opgenomen technische coëfficiënten (artikel 12, paragraaf 1, alinea 2). Bij de "berekenbare gegevens" moet men denken aan kosten die dus niet in de aangeboden prijzen opgenomen zijn, maar die toch ten laste van de aanbestedende overheid komen, bijvoorbeeld vervoerskosten, douanerechten, heffingen, etc. Ondanks het bij aanbesteding bestaande automatisme als gevolg waarvan de laagste regelmatige inschrijver de opdracht gegund krijgt, bestaat de mogelijkheid hiervan af te wijken, aldus paragraaf 2 van artikel 12. Bij deze mogelijkheid tot afwijking kan men zich afvragen wie of welke instantie bevoegd is tot die afwijking te beslissen en vervolgens op grond van welke redenen een dergelijke afwijking gerechtvaardigd is. Het antwoord op de eerste vraag wordt door de wet zelf gegeven in paragraaf 2 van artikel 12. Nadat eerst is vastgesteld, dat de beslissing tot afwijking gemotiveerd dient te worden, wordt aangegeven door wie die beslissing genomen kan worden: de Eerste Minister: voor de opdrachten van de staat en van de instellingen die onder het hiërarchisch gezag van een minister staan (23); de bevoegde Minister: voor de opdrachten in naam van de andere publiekrechtelijke personen die aan het toezicht van deze minister zijn onderworpen (21); de provinciegouverneur: voor 'de opdrachten in naam van de provinciën, gemeenten, federaties van gemeenten, verenigingen van gemeenten en andere instellingen die van de provinciën en de gemeenten afhangen; weteringen en polders; voor de O.C.M.W. (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn), door de minister die de O.C.M. W. onder zijn bevoegdheid heeft wanneer het gaat om werken waarvoor rijkssubsidie wordt verleend. De aanbestedende overheid mag zelf gemotiveerd tot afwijking beslissen indien het verschil tussen het bedrag van de regelmatige inschrijving die zij willen kiezen enhet bedrag van de laagste regelmatige inschrijving, die dus gepasseerd wordt, kleiner is dan 10% van dit laatste bedrag en tevens kleiner is dan Bfr. 250.000 (artikel 34, sub 4 van het KB van 22 april 1977, gewijzigd bij KB van 20 augustus 1981). Ter beantwoording van de tweede vraag: op grond van welke redenen is de bevoegde overheid gerechtigd tot afwijking van het automatisme, kan men op grond van de huidige rechtspraak van de Belgische Raad van State de volgende omstandigheden als wettelijk gerechtvaardigde redenen beschouwen (22): de laagste offerte staat buiten verhouding tot de kostenraming der werken, is te laag vergeleken bij de andere inschrijvingen, zodat de vrees voor een niet-verzorgde uitvoering (knoeiwerk) gewettigd is; de gebrekkige uitvoering van vroeger aan de geweerde (gepasseerde) onderneming toevertrouwde werken; de onmogelijkheid waarin de aannemer zich bevindt om belangrijke wegen aan te leggen waarvoor de inzet van zwaar materiaal in korte tijdspanne wordt gevergd; - het ontbreken van de gevraagde referenties of waarborgen; de absolute ontoereikendheid van het bij aannemers' inschrijving gevoegde programma en het feit dat deze bovendien te zijner tijd waarschijnlijk niet zou kunnen qeschikken over het onmisbare 'materieel; 14
de intrekking of de nadere intrekking (als gevolg van grove onregelmatigheden welke aanleiding hebben gegeven tot strafrechtelijke vervolgingen) van de erkenning als aannemer van openbare werken van de hoofdaandeelhouder, die de laagste inschrijver was. Deze erkenning wordt in feite vereenzelvigd met die van de persoon of de rechtspersoon. Deze beslissing tot afwijking, en dus tot gunning aan een ander, wordt door de bevoegde overheid ter kennis gebracht van de lager gerangschikte regelmatige inschrijvers. Een voorbeeld waarbij de afwijking van de regel van automatische gunning aan de laagste inschrijver als ongerechtvaardigd wordt gezien, is het geval waarbij door deze afwijking een monopoliepositie wordt geschapen ten gunste van de onderneming die het werk alsnog toegewezen heeft gekregen (23). In het kader van de opdrachten die onder de werking van de Coördinatie Richtlijn vallen, geeft het laatste lid van artikel 12, paragraaf 2 aan, dat de betreffende beslissing tot afwijking als bedoeld in het eerste lid, 2e en 3è, en in het tweede lid van genoemd artikel, ter kennis wordt gebracht van de Eerste Minister. Het doen van deze kennisgeving houdt verband met het feit dat voor problemen die samenhangen met overheidsopdrachten, de dienst voor economische studie en coördinatie van de diensten van de Eerste Minister, België vertegenwoordigt bij de EEG (24). In een "omzendbrief" (circulaire) van de Belgische Eerste Minister, waarin wordt ingegaan op de gunningswijzen zoals bepaald in de wet van 1976 (25), worden de voordelen aangegeven die verbonden zijn aan de openbare aanbesteding. Niet alleen worden de overheidsopdrachten nu meer dan vroeger gezien als een instrument van de overheid om de economie te stimuleren, de procedure van openbare aanbesteding laat het ruimste beroep op de mededinging toe, zodat alle inschrijvers ervan verzekerd zijn een gelijke behandeling te krijgen. Deze procedure biedt de administratie het voordeel, dat de keuze vereenvoudigd wordt op grond van het automatisme van gunning aan de laagste inschrijver. Hiermee wordt ook het vermijden van "favoritisme" beoogd (26).
3.3.3. De beperkte aanbesteding De verschillen tussen openbare en beperkte aanbesteding zijn reeds aangegeven (zie paragraaf 3.3.2.). Toch kan men zich afvragen wanneer de bevoegde overheid liever tot beperkte aanbesteding dan tot openbare aanbesteding overgaat. De Memorie van Toelichting bij de wet van 4 maart 1963 somt een aantal voorbeelden op; slechts voorbeelden, omdat de uiteindelijke beslissing afhangt van de diskretionaire bevoegdheid van de bevoegde instantie. De voorbeelden zijn (17): opdrachten die wegens hun geringe omvang geen openbare aanbesteding wettigen; bijzondere of omvangrijke opdrachten, waarbij de mededinging in feite reeds tot enkele ondernemingen beperkt blijft, omdat zij een buitengewone technische bekwaamheid of financiële mogelijkheid vergen;
15
opdrachten waarvan de uitvoeringstermijn niet overeen is te stemmen met de procedure van de openbare aanbesteding (28); geheime opdrachten. Indien de bevoegde overheid besloten heeft om via een beperkte aanbesteding de opdracht te gunnen, kan men zich afvragen hoe de overheid beslis'! welke 'ondernemingen zij zul'len ·raadplegen. 'Ook deze beslissing ·v alt onder de ëiskre'ti0naire bevoegdheid van het bestuur, zonder dat aannemers, erkend in de k,las:se en de categorie overeenstemmend met de geplande opdracht, kunnen 'betogem op gmnd van hun erkenning het recht 'te 'hebben ger·aadpleegd te worden. Flamme c.s.' (29) me'rkt echter ep, dat het enaanvaardbaar zeu zijn, indien s'lechts 2 à 3 aannemers geraadpleegd zeuden werden, terwijl er bi;jveorbeeld wel twaalf aannemers zIjn die àan alle vereisten en waarbergen ve'l~ doen. 'Daar'Om 'aetreur1: 'H amme 'het·, ·dat 'in 'è!le wet van '1976 geen bepaling 'is opger.tomen waardoor het bestl!lur verplicht wordt aan de beperkte aanbeste<:Iing dezelfde pl!lbHdteit te geven ·a ls aan 'de openbare aanbesteding. 'Flamme haalt hierbij als voorbeeld het 'Franse dekreet van 13 maart 1956 aan. Hierbij worden alle belangstellende ondernemIngen ingelicht emtrent het veornemen van ,de beveegde 'overheid over te gaan tet een beperkte aanbesteding el1l werden zij 'in de gelegenhe'id gesteld zich te melden als 'geinteressee-rde onderneming waardoer zij een 'redeHjke 'kans maken te mogen mededingen. (Y.ergelijk de openbare aanbesteding met selectie uit de UAR). Deze leemte in de wet van 1976 is aangevuld deor het KB van 22 april 1977 (230) dat voorschrijft, 'dat 'e en minimum aanta'l aannemers 'moet werden geraadpleegd bij niet-'operibare precedures, en veerts het bestuur de megelijkheid v.erschaft 'een voorafgaande epreep te 'richten tet de kandidaten (13). Geen enkele bepaHng verplicht de aanbestedende everheid de aannemer de resultaten v·an e"en beperkte aanbesteding mede te delen, indien deze niet perseenlijk aanwezig was bij de 'openin'g van de inschrijvingen. lfoch heeft de overheid besloten aan de belanghebbenden, die daarem schriItelijk vragen, de resul'taten van een beperkte aanbesteding mede te delen (ep te;lefenische verzeeken werdt evenwel niet îngegaan). De aannemerS die deelnemen aan een beperkte aanbe.s teding verrichten immers meestal veel studiewerk alverens zij 'hun inschrijving kunnen indienen en de 'eventuele verplichting em p'ersoenHjk bij ,de epenIng der inschrijvingen aanwezig te zijn, zou in de ogen van de aannemers veelal leiden tet tijdverspilling (32). 3.3.4. De offerteaanvraag; procedures en ,g unning Artikel 13 van de wet van 1976 geeft de omschrilvingen van de precedures van de algemene (paragraaf 1) en de bepe'rkteparagraaf 2) offerteaanvraag. De offerteaanvraag wordt aigemeen genoemd wanneer zij geschiedt met bekendmaking van een uitnodiging tot mededinging in het door de staat gepubliceerde bulletin. Wat de epening der effertes, de bekendmaking der prijzen en de publicatieplicht (eok in het EEG-kader) betreft, wijkt de precedure van de algemene efferteaanvraag ·niet af van de epenbare aanbesteding, tenminste als het gaat om opdrachten van werken (33). De offerteaanvraag wordt beperkt genoemd, indien zij eeh uitnodiging tet 16
mededinging behelst, beperkt tot de aannemers, die de bevoegde overheid besluit te raadplegen. Ook bij de beperkte offerteaanvraag is de procedure gelijk aan de procedure van de beperkte aanbesteding. Wat is nu het verschil tussen de offerteaanvraag en de aanbesteding? Bij de aanbestedingsprocedure geldt er maar één gunningscriterium: de regelmatige inschrijving met de laagste prijs. Vandaar ook het automatisme bij de aanbesteding. De procedure van de offerteaanvraag wijkt hiervan af, omdat bij deze wijze van gunnen de laagste prijs niet het enige en bepalende gunningscriterium is. Het bevoegde bestuur bepaalt nu zijn keuze aan de hand van meerdere criteria en kiest zodoende de meest gunstige offerte. "De overheid zal dus de offerteaanvraag niet gebruiken wanneer zij met het oog op de toewijzing alleen de prijs in aanmerking wenst te nemen, zoals zij evenmin een aanbesteding zal uitschrijven waarbij zij, benevens de prijs, nog andere criteria in aanmerking zou willen nemen" (34). Artikel 14 van de wet van 1976 geeft de criteria aan die bij de procedure van de offerteaanvraag van belang kunnen zijn, nl.: de prijs de aanwendingskosten de technische waarde de zekerheid van de bevoorrading de beroeps- en financiële waarborgen geboden door elk der kandidaten de uitvoeringstermijn alle andere overwegingen voorzien in het bestek of in de offerteaanvraag alle in de offerte gedane suggesties tenzij in het bijzondere bestek anders is bepaald. Flamme (35) onderscheidt in deze reeks van criteria drie soorten. Ten eerste de in de wet genoemde criteria. Ten tweede de bijkomende criteria ("alle andere overwegingen") opgenomen in het bestek en tenslotte de in de offerte gedane suggesties. Bij de in de wet genoemde criteria kan men opmerken, dat het hier niet een uitputtende opsomming betreft, andere criteria zijn nog mogelijk zoals bijvoorbeeld de esthetische waarde, een nauwkeurige uitvoeringsplanning, etc. De Memorie van Toelichting (36) bij de wet van 1976 gaf nog aan, dat de nieuwe reglementering (dit is het KB van 22 april 1977 geworden) deze criteria nog nader zou aanduiden in de volgorde van afnemend belang. Zover is het echter niet gekomen. Artikel 44 van het KB van 22 april 1977 regelt, dat de euze van de aannemer geschiedt op basis van de in het bestek vermelde criteria, die zo mogelijk in volgorde van afnemend belang worden vermeld. De overheid heeft zich aldus een grotere speelruimte verschaft. Ook de senaatscommissie sloot zich bij deze regeling aan door op te merken: "Men heeft er ook geen belang bij een strengere procedure te hebben dan in de ons omringende landen" (37). In tegenstelling hiermee geeft de Eerste Minister in een "omzendbrief" (circulaire) van 13-10-1981 de wens te kennen, dat bij werken de criteria in volgorde van afnemend belang moeten worden vermeld. Bij de offerteaanvraag in de vorm van een wedstrijd is het betreffende bestuur zelfs verplicht in het bestek de criteria in volgorde van afnemend belang te vermelden (artikel 47 KB van 22 april 1977).
17
Het lijkt nuttig kort stil te staan bij de begrippen suggestie en variantie. ~r is spri'lke van suggestie als het initiatief tot indiening van zo'n suggestie ligt bij de inschrijver. De Memorie van Toelichting (38) geeft aan, dat de suggestie daarom slechts mogelijk is bij de offerteaanvraag. De sugges~ie is niet alleen op de uitvoering van het project toepasselijk, mi'lar ook op het concept (oe vorm), wat ookde draagwijdte zou zijn van de technische wijzigingen die bij aanvaarding van de suggestie aan het basisproject ?-ouden worden aangebracht. Bovendien, zo vervolgt de Memorie van Toelichting, is de suggestie niet beperkt tot het ,<;oorontwerp zoa,ls omschreven in het bestek, maar door het doel dat door de overheid wordt nagestreefd. Administratieve bepalingen kan de inschrijver echter niet wijzigen door het indienen van een suggestie. Het hoofddoel van de suggestie is tot technische vooruitgang te komen, de ontwikkeling van nieuwe technische procedés te bevorderen. Tegenover de suggestie staat de "variante". Bij de variante ligt het initiatief a\tijd aan de zijde van de overheid a~s opQrachtgever. De overheid kan of een variante aan de aannemer qf!~eg~e!1 of een variante toelaten. pit moet in ieder geval duidelijk blijken uit het bestek (zie artikel 4, paragraaf 3, K~ van 22 april 1977). Andere verschiUen met de suggestie zijn: de variante is, in tegenstelling lot de suggestie, slechts van toepassing op de uitvoering (39) van het ontwerp dat dopr oe overheid werd opgesteld. De variante mag niet de vorm wijzigen, maar de aannemer moet steeds het bestek als uitgangspunt nemen; de variante kan voorkomen bij de offerteaanvraag zowel als bij çle aanbesteding. 3.3.5.
"epl~nschappelijke
aalwr~$procedures
bepalingen voor de aanbestedings- en
o~ferte-
'
Het volgen van de procedures van aanbesteding of van de offerteaaryvraag brengt voor de bevoe,gde overheid niet de verplichting mede om de opdracht toe te wijzen. De bevoegde overheid kan, hetzij afzien van het gunnen van de opdracht, hetzij de procedure opnieuw beginnen, desnoods op een andere wijze. Aldus paragraaf 1 van artikel 15. Het behoort tot de diskretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag om de betreffende proceoure op elk gewenst moment te stoppen. De bevoegde overheid hoeft deze beslissing niet te motiveren. Wel is op grond van artikel 37 paragraaJ 3 van het KB van 22 april 1977 vereist, dat de inschrijver met de laagste regelmatige inschrijving van deze beslissing in kennis wordt gesteld. Van de mogelijkheid de procedure opnieuw te starten kan de overheid gebruik maken teneinde wijzigingen aan te brengen in het bestek met de bedoeling meer en voordeliger offertes binnen te krijgen. De overheid kan hier voordeel bij hebben, omdat zij reeds kennis heeft kunnen nemen van de bij de eerste maal stopgezette procedure ingediende offertes. Flamme (40) geeft een uitspraak weer van de Raad van State van 10 december 1964 (V.A.M., p. 913), waarin de interessantste offerte, bij een eerste aanbieding, niet conform waS, daar de inschrijver slechts prijs had ingediend voor de gezamenlijke 20 percelen, terwijl in het bestek voorgeschreven was dat inschrijvingen per afzonderlijk perceel moesten worden ingediend. De aanbesteding werd zonder gevolg gelaten en er werd een tweede aanbesteding uitgeschreven op grond van een gewijzigd bestek,
18
waarbij dit keer een globale offerte kon worden ingediend. Voornoemd arrest ; van de Raad van State besluit dat dergelijke praktijk volstrekt wettelijk is. · Het is echter niet de bedoeling dat de overheid van deze bevoegdheden gebruik maakt uitsluitend met het doel bepaalde bedrijven te bevoordelen. Zodanig procedurernisbruik zou de eventuele vernietiging van het besluit door de Raad van State tot gevolg kunnen hebben (41). Paragraaf 2 van artikel 15 geeft aan, dat wanneer de opdracht verschillende projecten of percelen (42) betreft, de bevoegde overheid het recht heeft er slechts enkele toe te wijzen en eventueel te besluiten dat de andere in een of meer nieuwe opdrachten worden opgenomen die desnoods op een andere wijze zullen worden gegund, op voorwaarde dat zij dit recht uitdrukkelijk heeft voorbehouden in het bestek of de als zodanig geldende stukken.
3.3.6. De onderhandse opdracht; wettelijke beperkingen (art. 17) De wet omschrijft de onderhandse opdracht als de gunningswijze waarbij de bevoegde overheid vrij de onderhandelingen aanknoopt die haar nuttig lijken en de opdracht vrij toewijst aan de aannemer die zij gekozen heeft. Indien mogelijk na raadpleging van meerdere aannemers. Uit deze omschrijving zijn een drietal kenmerken af te leiden die nadere toelichting behoeven. Als eerste: de raadpleging van de aannemer(s). De tekst van de wet van 1963 gaf nog aan dat de overheid (43) een opdracht onderhands kon gunnen na "eventuele" raadpleging van één of meer aannemers. Door deze formulering was de overheid volkomen vrij om met maar één aannemer te onderhandelen. De overheid hoefde ook geen verantwoording af te leggen van haar beslissing om slechts één aannemer te raadplegen. Hierdoor was er geen controle mogelijk op die beslissing. De huidige tekst bevat de formulering "indien mogelijk" na raadpleging van meerdere aannemers. Het was de bedoeling van de wetgever de overheden te bewegen steeds meerdere aannemers te raadplegen alvorens tot gunning over te gaan. Alleen bij onmogelijkheid om meerdere aannemers te raadplegen, zou zij kunnen volstaan met de raadpleging van één aannemer. De wetgever heeft met artikel 49 par. 2 van het KB van 22 april 1977 willen voorkomen dat een overheid zich te gemakkelijk op die onmogelijkheid zou beroepen. Deze paragraaf verplicht namelijk de overheid haar beslissing, dat het onmogelijk is meerdere aannemers te raadplegen, te motiveren. Aan de hand van deze motivering zijn niet geraadpleegde aannemers in staat na te gaan of die beslissing terecht was. Mocht dit inderdaad niet zo blijken te zijn, dan kan de beslissing van de overheid tot onderhandse gunning vernietigd worden. Een aannemer kan in zo'n geval eventueel schadeloosstelling vorderen, omdat hij de kans op een opdracht is misgelopen. Ten tweede: de overheid heeft de vrijheid om de onderhandelingen aan te knopen die haar nuttig lijken. Dit mag echter niet leiden tot willekeur. Het beroep op mededinging is, zoals reeds eerder aangegeven, een van de grondbeginselen van de wet van 1976. Dit brengt onder andere met zich mee, dat de geraadpleegde aannemers gelijk behandeld moeten worden (44).
19
te'ri derde: de bevoegde overheid wijst de opdracht vrij toe aan de aannemer die zij verkozen heeft. De principes van de mededinging spelen net als in de onderhandelingsfase ook in de toewijzingsfase een belangrijke rol. De gegeven vrijheid mag ook nu niet leiden tot willekeur. Weliswaar bepaalt de bèvoegde overheid autonoom haar keuze, maar bij haar beslissing moet zij toch rekening houden met (45): .;, de wetgeving met betrekking tot de erkenning en de registratie va'ri de aannemers. De overheid is dus niet vrij om bij de onderhandse gunnirigswijze de op'dracht toe te wijzen aan een niet erkende df niet geregistreerde aannemer; de onregelmatigheid van een inschrij ving; ártikel 17 paragraaf 2, waarin de 15 gevàllen opgesomd zijn waarin de onderhandse procedure geoorlóofd is~ De wet vàn 1963 bevatte in artikel 12 een opsomming van 12 gevallen waàrin de onderhandse procedure toegestaan was. Artikel 17, paragraaf 2 van de wet van 1976 neemt dé gevallen van artikel 12 van de wèt van 1963 over, maar past die meteen aàn de C60rdinatierlChtiijn van 1971 aan (~6). Alleen de nummers 1~ en 15 van àrtikel 17 paragraaf 2 komen niet vbor in de Cöordinatierichtlijn. Daarom kan één overheid zich op die twee gevallen alleen dan beroepen a~s het een opdrácht betreft die niet onder de Cöor-, diriatierichtlijri valt (~7). . Bij dê 15 gevallen die artikel 17 paragraaf 2 geeft, gaat het om een limitatieve opsomming, een overheid kan dus uitsluitend in die aangegeven gevallen gebruik maken van de onderhandse gunningswijze. Als gevolg van paragraaf 3 van artikel ~9 van het KB van 22 april 1977 is de overheid verplicht haar beslissing om gebruik te maken van de onderhandse' procedure te motiveren dóor te verwijzen naar de bijzondere gevallen van artikel 17 paragraaf 2 van de, wet van 1976. Die gevallen van artikel 17 paragraaf 2 zijn: 1. indien de goed te keuren uitgave de bedragen, vastgesteld bij in Ministerraad overlegd Koninklijk Besluit, niet overtreft; 2. indièn er geen regelmatige inschrijving was op de aanbestedingen of op de offerteaanvragen, of wanneer er slechts onaanvaardbare prijzen werden voorgesteld, in zover de voorwaarden van de oorspronkelijke opdracht niet fundamenteel worden gewijzigd; 3: voor werken, leveringen en diensten Waàrvan de uitvoering uitsluitend voorbehouden is aan de houders van een octrooi of licentie van uitvinding of verbetering, of die slechts kunnen worden toevertrouwd aan één enkele aannemer of leverancier; 4. voor de kunst- of precisiewerken en -voorwerpen waarvan de uitvoering slechts aan ervaren kunstenaars of technici kan worden toevertrouwd; . 5. indien de werken, leveringeri of diensten slechts bij wijze van "navorsing", proefneming, studie, aanpassing of vervolmaking uitgevoerd worden; 6. indien de dringende spoed, voortvloeiend uit niet te voorziene omstandigheden, onverenigbaar is met de termijnen die door de andere procedures worden gevergd; 7. wanneer overeenkomstig de wettelijke, verordenende of administratieve voorzieningen de geheime aard der werken, leveringen of diensten onverenigbaar is met elke vorm van mededinging en bekendmaking, of
20
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14. 15.
wanneer de bescherming van de fundamentele belangen van 's lands veiligheid een zodanige geheimhouding vereist; voor aanvullende werken die noch in het toegewezen oorspronkelijke project, noch in de eerste gegunde opdracht voorkomen en die, tengevolge van niet te voorziene omstandigheden voor de uitvoering van een bepaald werk noodzakelijk zijn geworden, in zover deze worden toegewezen aan de aannemer die bedoeld werk uitvoert en het gecumuleerd bedrag van de opdrachten voor de aanvullende werken 50 % van het bedrag van de eerste opdracht niet overtreft: - indien deze werken, leveringen of diensten economisch niet zonder overwegende bezwaren van de hoofdopdracht kunnen worden gescheiden; - of indien deze werken, hoewel ze kunnen worden gescheiden van de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht, strikt noodzakelijk zijn voor haar vervolmaking; voor de opdrachten inzake aanvullende leveringen of diensten die technisch niet kunnen worden gescheiden van de hoofdopdracht of waarvoor de uitgave 20 % van deze opdracht niet overschrijdt; voor nieuwe werken, bestaande uit het herhalen van soortgelijke werken die worden gegund aan de aannemer aan wie een eerste opdracht werd toegewezen, mits deze werken overeenstemmen met een basisproject en dit project het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerste opdracht gegund door aanbesteding of offerteaanvraag; de mogelijkheid om deze procedure toe te passen moet reeds bij het uitschrijven van de eerste opdracht worden vermeld; zij is bovendien beperkt tot een periode van drie jaar volgend op de gunning van de oorspronkelijk opdracht; in buitengewone gevallen, indien het werken betreft waarvan de aard en de onzekere omstandigheden verhinderen dat vooraf een globale vaststelling van prijzen plaatsvindt; --voor de leveringen en diensten, waarvan de uitvoering of de fabricage, uit hoofde van technische noodwendigheden of voorafgaande belangrijke investeringen, slechts kunnen worden toevertrouwd aan een bepaalde aannemer of leverancier; indien het leveringen betreft welke ter beurze in openbare veiling of op de plaats van produktie of van opslag in een Lid-staat van de Europese Gemeenschappen worden gekocht; wanneer de prijzen in feite onttrokken zijn aan het normale spel van mededinging; voor de opdrachten die, uit hoqfde van hun aard of hun bijzondere voorwaarden buiten het grondgebied van de Lid-staten van de Europese Gemeenschappen geplaatst moeten worden.
Toe1ichting op die gevallen:
ad. 1.
Beneden het bedrag van B.frs. 1.250.000 mag een bestuur onderhands gunnen. Dit bedrag is vastgesteld in artikel 48 van het KB van 22 april 1977 (48). Een bestuur mag een opdracht niet splitsen om beneden het bedrag te blijven.
21
ad. 6.
Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan de dringende vervar;tging van een ingebreke blijvende aannemer door een nieuwe aannemer.
ad. 8.
Voorbeeld is (49): .. de wijziging van een funderingssysteem .
ad. 14.
Een b.estuur kan van dit geval gebruik maken indien hij vooraf kan bewijzen dat er sprake is van een afspraak tussen de inschrijvers, waardoor de prijzen in feite niet door normale concurrentie tot stand zijn gekomen.
3.4. De promotie- en de concessie-overeenkomst Omdat deze soorten overeenkomsten voor het eerst geregeld worden in de wet van 1976, zal kort worden aangegeven wat de promotie- en de concessie-overeenkomst inhouden. Artikel 5 van de wet van 1976 geeft voor beide soorten overeenkomsten een omschrijving: . - als promotie-overeenkomst geldt de overeenkomst die tegelijk de financiering en de uitvoering van werken (of leveringen) betreft, alsmede in voorkomend geval de studie daarvan. In de Memorie van Toelichting wordt hieraan ter verduidelijking toegevoegd, dat de publiekrechtelijke persoon als tegenprestatie de verbintenis aangaat het op te trekken gebouw, na de oplevering, voor een bepaalde tijd te huren met een eventuele koopoptie op een bepaalde vervaldag. - als concessie-overeenkomst geldt de overeenkomst, waarin als tegenprestatie voor het werk het recht op exploitatie wordt verleend aan de concessiehouder, al dan niet gepaard gaande met een prijs of een retributie. Tevens bepaalt artikel 5 dat voor zowel de promotie- als de concessie-overeenkomst algemene voorwaarden moeten worden vastgesteld bij Koninklijk Besluit, alvorens de overheid opdrachten op basis van deze kontrakten kan verstrekken. Voor de promotie-overeenkomst is dat gebeurd bij KB van 18 mei 1981, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 juni 1981. Voor de concessie-oveteenkomst is dat gebeurd bij KB van 14 november 1979 (gewijzigd bij besluit van 17 juli 1984). Eerst na deze wijziging is de regeling inzake concessie-overeenkomsten voor bouwwerken ook van toepassing voor al de publiekrechtelijke personen waarop de wet betreffende de overheidsopdrachten van 1976 toepasselijk is, zoals provincies, gemeenten, etc. Uit het onderzoek is gebleken dat in de gemeentelijke praktijk de promotieovereenkomst een enkele keer wordt toegepast. Enige toelichting lijkt op zijn plaats om aan te geven wat de funktie is van de promotie-overeenkomst naast de reeds genoemde gunningswijzen (zie paragraaf 3.3.). Een gemeente zal de aanbesteding, de offerteaanvraag of de onderhandse wijze van gunnen toepassen. als het een opdracht betreft die de gemeente zelf, of met subsidie van een andere overheid, financiert. In ·de wijze van financiering zit het essentiële verschil. Het betreffende KB vermeldt de voorwaarde, die vervuld moet zijn voordat een gemeente de promotie-overeenkomst mag hanteren: "de betrokken
22
overheid mag niet in staat zijn zelf de financiering van de overeenkomst op zich te nemen". Ook niet door middel van subsidie (50). De promotie-overeenkomst is voor wat betreft Nederland te vergelijken met een overeenkomst met een projectontwikkelaar. 3.5. Onverenigbaacheden Om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de overheid bij het plaatsen van opdrachten te garanderen en om de in artikel 245 Belgisch wetboek van strafrecht beoogde overtredingen te voorkomen, is artikel 6 in de wet van 1976 opgenomen. Volgens dit artikel is het elke ambtenaar, openbare gezagsdrager of ieder ander persoon belast met een openbare dienst verboden, hetzij direkt of hetzij indirekt, betrokken te zijn bij het gunnen van en het toezicht houden op de uitvoering van een overheidsopdracht, zodra hij persoonlijk of via een tussenpersoon belangen heeft in een van de inschrijvende ondernemingen. In paragraaf 2 van artikel 6 wordt aangegeven wanneer een dergelijk belang vermoed wordt aanwezig te zijn: 1. bij bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn tot de derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad met een van de inschrijvers of met ieder ander persoon die voor rekening van een van hen directie- of beheersbevoegdheid uitoefent; 2. bij eigendomsbelangen in een inschrijvende onderneming. Uit het woord "vermoed" blijkt dat in beide gevallen geen tegenbewijs mogelijk is. De belanghebbende moet zichzelf in beide gevallen spontaan wraken. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in paragraaf 3 van artikel 6, het direkt of indirekt onder zich houden van minstens 5% van het maatschappelijk kapitaal van een der inschrijvende ondernemingen, dan is de belanghebbende er alleen aan gehouden de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van zijn situatie, zodat die bevoegde autoriteit kan beslissen hoe verder te handelen. Ter verduidelijking van de werkingssfeer van artikel 6 kan aangegeven worden, dat dit artikel niet van toepassing is op beheerders of personeelsleden in dienst van instellingen die géén publiekrechtelijk persoon zijn, zoals aangegeven in artikel 1, paragraaf 2 van de wet van 1976. Deze personen kunnen immers niet vervolgd worden op grond van artikel 245 van het Belgisch wetboek van strafrecht, waarop artikel 6 steunt, en zij kunnen niet gestraft worden met disciplinaire maatregelen opgenomen in de administratieve regelingen (51). 3.6. De opzetregulering Met artikel 7 is een bepaling in de wet van 1976 opgenomen die elke handeling, overeenkomst of afspraak verbiedt die de normale mededingingsvoorwaarden kan vertekenen. Maar waarom kwamen de aannemers tot dergelijke afspraken ? Vooral in tijden van grote onderlinge concurrentie werden bij openbare bestedingen abnormaal lage prijzen ingediend door aannemers die hoe dan ook opdrachten wilden verkrijgen. Dergelijke in-
23
schrijvingen hadden echter tot gevolg dat de aannemer genoodzaakt was het werk met groot verlies tot stand te brengen, hetgeen hem aan de rand v,an het faillisement kon brengen, of hem ertoe kon verleiden werken van slechte kwaliteit te leveren. Bij KB van 14 oktober 1964 werd dan ook de mogelijkheid geschapen, althans bij Rijksovereenkomsten, inschrijvingen met abnormaal lage, of hoge prijzen af te wijzen. Met het doel dergelijke rul"neuze inschrijvingen en overeenkomsten te voorkomen, gingen de. aannemers er zelf toe over afspraken te maken (52) die tot redelijke prijzen moesten leiden. Het betrof opzetafspraken waarbij de aanbestedingsprijs werd vastgesteld door de vergadering van de inschrijvers; en die aanbestedingsprijs kon verhoogd worden met coëfficiënten voor werkelijke lasten, zoals kosten voor het secretariaat, calculatiekosten, studiekosten en onkosten van de . Centrale Kas. Het ontstaan van deze georganiseerde afspraken en de daartegen gerezen klachten was aanleiding voor de Minister van Openbare Werken het advies van h~t Hoog Komitee van Toezicht te vragen omtrent dit soort afspraken. In het advies (53) dat het Hoog Komitee van Toezicht uitbracht, werd voorgesteld in de wetgeving een bepaling op te nemen die tot strekking zou hebben het verbieden van "afspraken die de normale concurrentievoorwaarden kunnen vervalsen en een prijsverhoging met zich mee kunnen brengen"; inscnrijvingeA als gevolg van soortgelijke afspraken zouden onregelmatig zijn. Het voorstel uit het advies van het Hoog Komitee van Toezicht beantwoordde aan de bedoeling van de regering om in de wet een reglementering voor dergelijke afspraken in te bouwen. Een reglementering die bepaalde dat de inschrijvingen of offertes die als gevolg van een afspraak waren ingediend, moeten worden geweerd (54). In het Belgisch burgerlijk recht wordt zowel door de dogmatiek als door de rechtspraak de opvatting verdedigd, dat afspraken die tot doel hebben de vrije mededinging te verhinderen en de Qpenbare aanbestedingen te vervalsen in strijd zijn met de openbare orde en derhalve nietig. De Belgische regering had aanvankelijk in gedachte in de wet zelf de afspraken te omschrijven die niet zouden worden aangemerkt als vervalsing van de normale mededingingsvoorwaarden. Daarvan werd echter alsnog afgezien, omdat de regering vreesde dat onder het mom van zo'n geldig beschouwde afspraak twijfelachtige praktijken kunnen schuil gaan. Het zou beter zijn geweest aan de hand van alle omstandigheden van een bepaalde zaak na te gaan of de normale mededinging vervalst werd. De Belgische wetgeving voorziet ook in een aantal, sancties voor het geval de aannemers toch overgaan tot het maken van afspraken. Artikel 7 van de wet van 1976 bepaalt dat: de inschrijvingen en offertes die met inbreuk tegen dit voorschrift (artikel 7) werden ingediend worden geweerd; indien de inbreuk pas na de gunning van de opdracht wordt vastgesteld, dan moet de uitvoering worden stopgezet, tenzij de bevoegde overheid, bij een met redenen omklede beslissing, anders beslist; de toepassing van artikel 7 kan in geen geval leiden tot schadeloosstelling aan de persoon aan wie de opdracht gegund is. Hierbij aansluitend kan artikel 16 van het Koninklijk Besluit van 22 april 1977 genoemd worden dat bepaalt dat, door eenvoudig in te schrijven de inschrijver verklaart niet deelgenomen te hebben aan een handeling, strijdig met artikel 7 van de wet van 1976.
24
Het Ministerieel Beslui t van 10 augustus 1978 geeft nog een aantal maatregelen aan die de betreffende overheidsinstantie kan treffen indien de aannemer de bepaling van artikel 16 van het KB van 22 april 1977 niet geeerbiedigd heeft. Artikel 22 van het betreffende Ministerieel Besluit bepaalt dat ambtshalve maatregelen mogelijk zijn (55). Artikel 48 paragraaf 4 van het Ministerieel Besluit geeft aan wat hiermee bedoeld wordt. De betreffende overheidsinstelling is gerechtigd een van de volgende maatregelen te nemen: 1. de opdracht verbreken. De aannemer krijgt per aangetekende brief meegedeeld met ingang van welke datum hij zijn werkzaamheden moet stilleggen, zodat oplevering van de voor zijn rekening uitgevoerde werken kan plaatsvinden. Elk werk dat na die datum alsnog door de aannemer wordt uitgevoerd, wordt zonder betaling eïgendom van het betreffende bestuur. Tevens verwerft het bestuur de hele door de aannemer gestorte borgtocht als totale vergoeding van schade en rente waarmee het bestuur te kennen geeft andere nog niet opeisbare boetes niet meer te zullen vorderen. 2. de werken in eigen beheer uitvoeren. 3. een of meer overeenkomsten voor rekening van de betreffende aannemer met een of meer derden aan te gaan. De onder 2 en 3 genoemde maatregelen worden toegepast op kosten van en voor risico van de in gebreke gestelde aannemer. Het bestuur kan overgaan tot elke bouw of sloping of elke andere maatregelen die voor het behoud en de goede uitvoering van de opdracht nodig geacht wordt. De aannemer mag deze voor zijn rekening verrichte werkzaamheden volgen zonder evenwel de uitvoering door het bestuur te hinderen. Behoudens in geval van verbreking van de opdracht, is de overheid gerechtigd tegen vergoeding van het materieel en de materialen van de betreffende aannemer gebruik te maken om de opdracht voort te zetten of te doen voortzetten. De overheid zal de aannemer daarvan een lijst bezorgen. Wil de overheid hier geen gebruik van maken, dan is de aannemer verplicht zo gauw mogelijk zijn materieel en materialen van de bouwplaats te verwijderen. De kosten voor de aannemer van maatregel 2 bedragen één procent van de oorspronkelijke aannemingssom, met een maximum van B.frs. 200.000 (ongeveer dfl. 11.000.-). 4. intrekking van de erkenning van de aannemer (zie ook hoofdstuk 5). Deze intrekking kan in dit verband geschieden op basis van artikel 6 paragraaf 2 sub f van de Besluitwet van 3 februari 1947, de regeling betreffende de erkenning van aannemers; 5. tijdelijke of definitieve uitsluiting van de aannemer vooroverheidsopdrachten; 6. opleggen van een boete gelijk aan het drievoud van het opzetbedrag. 3.7. Het naleven van de sociale voorschriften In artikel 8 van de Wet van 1976 wordt een regeling gegeven inzake de naleving van de sociale voorschriften. De bepalingen van dit artikel werden gewijzigd door de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering. Artikel 8 verplicht de inschrijver (voor een opdracht van werken) ertoe zelf
25
na te leven, en ook te doen naleven door zijn onderaannemers of door ieder die personeel ter beschikking stelt op de bouwplaats (uitleenbureaus), alle wetten, verordeningen en gebruiken inzake: de veiligheid en de hygiëne op de bouwplaats; de algemene arbeidsvoorwaarden; de belastingen; de sociale zekerheid. Paragraaf I ten derde en vierde legt de inschrijver (de hoofdaannemer) de verplichting op de lonen, de sociale bijdragen en de belastingen uit te betalen indien de onderaannemer (medecontractant van de inschrijver) of de werkgever (niet-medecontractant), die werknemers ter beschikking stelt welke op de bouwplaats te werk waren gesteld, ingebreke blijft met die betalingsverplichtingen. De onderaannemer die de werknemers van de betrokken werkgever heeft aangenomen, heeft, wat het loon betreft, dezelfde verplichting als de inschrijver, indien de werkgever in gebreke blijft. Indien de inschrijver, in een situatie waarin de werkgever in gebreke blijft, het loon heeft betaald, dan heeft deze een tweevoudig terugvorderingsrecht, enerzijds ten opzichte van de werkgever en anderzijds ten opzichte van de betreffende onderaannemer, die van dat personeel gebruik heeft gemaakt. De inschrijver beschikt daartoe over de rechten en wettelijke voorrechten die aan de schuldvordering van de werknemer zijn verbonden. Artikel 48, paragraaf 5 van de algemene aannemingsvoorwaarden bepaalt in dit kader dat, indien de werkgever in gebreke blijft, de opdrachtgevende overheid ambtshalve van de aan de aannemer verschuldigde bedragen het brutobedrag van de achterstallige lonen en bijdragen voor de sociale zekerheid van het personeel dat op de bouwplaats is of was tewerkgesteld, en door een contract aan die aannemer of een van zijn onderaannemers ter · beschikking werd gesteld door uitleenbureaus voor werkkrachten (56). De administratie van het bestuur maakt vervolgens de betreffende bedragen over aan de werknemer, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de fiscus. Deze procedure komt echter niet op de eerste plaats. De werknemer zal eerst zelf een rechtstreekse vordering moeten richten tot de inschrijver of de onderaannemer (paragraaf 4 van artikel 8). Paragraaf 6, die alleen betrekking heeft op de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, geeft aan dat alleen erkende aannemers in aanmerking komen om voor openbare besturen te werken. Deze aannemers zullen ook de gelegenheid krijgen zich te laten registreren voor hun verplichtingen inzake belastingen en sociale zekerheid. Hoewel een erkende hoofdaannemer niet verplicht is een erkende onderaannemer te contracteren, bepaalt paragraaf 6 verder dat elke aannemer (of hij nu onderaannemer is of inschrijver/hoofdaannemer) vrijgesteld zal zijn van de in de vorige paragrafen van dit artikel 8 bepaalde verplichtingen inzake belastingen en sociale zekerheid, tegenover zijn medecontractanten en hun medewerkers, indien die medecontractanten ook geregistreerd en erkend zijn als aannemer. Deze vrijstelling geldt niet voor de betaling van het loon. Deze bepaling zal de aanvraag om erkenning van de (onder)aannemers bevorderen.
26
3.8. De wijzigingsbepalingen van de Wet van 14 juli 1976 Hoofdstuk III van de Wet van 1976 houdt een aantal wijzigingsbepalingen in. Hiervan zullen de voor dit onderzoeksrapport belangrijkste bepalingen besproken worden. Dit zijn de bepalingen die betrekking hebben op wijzigingen van de Gemeentewet en van de Beslui twet van 3 februari 1947, inhoudende de regeling van de erkenning van aannemers. 3.8.1. De Gemeentewet Voordat de Wet van 1976 tot stand was gekomen, was al vaak de kritiek geuit dat er een samenhangende regeling ontbrak voor het plaatsen van gemeenteopdrachten. Via artikel 20 van de Wet van 1976 is er in de Gemeentewet een nieuw artikel ingevoegd dat de bevoegdheden van en het toezicht op de Gemeentewet en het College van Burgemeester en Schepenen terzake regelt. Dit nieuwe artikel is artikel 82 bis Gemeentewet. 3.8.1.1.
De bevoegdheden van de gemeentelijke organen op grond van artikel 82 bis Gemeentewet
a. De Gemeentewet De Raad heeft de bevoegdheid om de wijze te kiezen voor het gunnen van de opdrachten (par. 1, lid 1). Mocht de Raad kiezen voor een beperkte of onderhandse procedure dan houdt deze bevoegdheid tevens in, dat de Raad het minimum aantal te raadplegen aannemers vaststelt. De Raad stelt de voorwaarden vast. Dit houdt in dat de Raad: a. de bevoegdheid heeft het voorwerp van de opdracht vast te stellen. b. de bevoegdheid heeft orn ofwel een niet te overschrijden prijs vast te stellen ofwel een richtprijs geeft. c. de bevoegdheid heeft om andere, dan sub a en b, bijzondere administratieve contractuele bepalingen vast te stellen. d. de bevoegdheid heeft om de technische contractuele bepalingen toepasselijk op de overeenkomst vast te stellen. Op grond van lid 2 van paragraaf 1 van artikel 82 bis Gemeentewet kan de gemeenteraad haar bevoegdheid betreffende het kiezen van de gunningswijze en de vaststelling van de voorwaarden delegeren aan het College van Burgemeester en Schepenen, tenminste als het opdrachten betreft die betrekking hebben op het dagelijks beheer van de gemeente en binnen de perken blijven van de daartoe op de gewone begroting ingeschreven kredieten. Naast de reeds genoemde beperkingen kan de gemeenteraad delegeren voor een bepaalde periode, zo niet dan blijft de delegatie geldig tot deze weer wordt ingetrokken door de gemeenteraad. De gemeenteraad kan de delegatie beperken tot opdrachten die een bepaald door haar vastgesteld bedrag niet mogen overschrijden. Mocht het College een opdracht willen toewijzen tegen een voorgestelde prijs die hoger ligt 27
dàt het grenstiedrag van de dêlègátre, dàn Iiee'ft net College de bekraéhti.: ging va;n de Raad nodig.
b. Het Collêgè ~arî Butgèrriëester en Sdrepehen Ret College kent gedelegeerde en eigen bevoegdheden. Bij de delegatie kàn< hèt Collège de wijze van gunnen kiezen en de voorwaarden vaststellen. Ingeval van dringende spoed ~paragraaf 3 Bd 1) kan het College dè bevoegdheden vàn dt! Raad ex paragraaf 1 lid 1 uitoefenen (57).Dus zondêr dát er sprat<é iS van dèlegatie; Het College moet Zijn besluit wel meedelen aan de Raad, die èr in de eèrstvolgende vergadering akte van neemt. Het Col..; lëge ftèeft (Je bëvdègdhèid dé gekezen proeedu're uit te voeren (paragraaf 3 àHif(él S:2 bis): Hét êollegé kiest dë äafihemer die de opdracht gegund ial krijgën. Het Ccillêge sil:lH dë overêenkdrrist met dê hétreffende aànnèmer. , . Dê làätste BévoegdFté'dé'n zijn r'èéhtsfi'èéKS dÖ'ói' dè wet aan liet College toegèkefia. Dè gemeènt~raád mag zidi voáf dèi€! nandelingen ook niet in dè pláats van hêt Cc)1Jege stêllen: Iridièn dè Ràad fiièt van haar tièvdegdfîêid geör'ûik maàkt om bij beperktè en dê onderhandse ~fdèëdl:lres het miflitfiuffi aantal te raädpiëgen aannemers vast te stèllen, dan káfi het C&llégê dit d&én: Bij dè 6èpéfktè êfl dê ondérhandse prócedlire kórrit hèt College M BevO'egd=n-eid tàê dê lijsi vast tê stellen vä:il éI~ tè ràadplegèn aa:nn~mers; m.á.w.: het Gèllege séledeèft de aánnêrnêrS diè hei wil raadplegèri.Op grond vah paragraaf 3 ván àrtikêl 82 bH kan h~t Canêgê a.àfi de 0vereenkomst iedere wijzigiRg àanbfèngen dië het bij de uitvóeri~g nodig àeht, inzover hieruit geen bijkomende uitgaven van mèer dan 16 pèfcer'it voortvloeien. 3:&~Z Hè! állth'irliStratiêve föézicht
Het aClrriinisti-ati~f toezicht op dè beslissingen van de gemeenteraad en van het Gdllège van Burgêmel!stëf en Scl1~pèhèh in verband met het gunnen en uitvoeren van opdrachten; is te onderScheidèn in het bijzonder en het algemeen toezicht.
3.8:j..l: Het bijionclèr t~zicht Hét bijzonder toezicht is geregeld in paragraaf 2 van artikel 82 bis Gemeèntewet. De öeslissingen van de gemeenteraad, én fjlj delegatie van het College van Burgémeester en Schèpenen, bètrèffëride oé keuze van de gunningswijze en tiet vaststellen van de voorwaarden, zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de provinciegouverneur: Dezé goedKeuring iS eèhter niet voor alie ópdrachten vereist (zie paragraaf 2 lid 2). Alleen de opdrachten wààrvan de waarCle hoger is dan Bfr. 1:300.000 bij öihvdogde gemeenten (d.w.z. kleiner dan 5000 inwoners), resp. Bfr. 3.300:000 bij niet-ontvoogde gemeenten dienen goedgekeurd te worden (58). De genoeinde bedragen kunnen bij Koninklijk Besluit herzien worden (59). . Voorts is bij opdrachten met dringende spoed (paragraaf l lid 3 van artikel 28
82 bis) geen goedkeuring vereist van de provinciegouverneur (60). Met het doel de nodige voortgang te behouden in de procedures tot gunning van overheidsopdrachten is met paragraaf 2 lid 3 van artikel 82 bis het systeem van de stilzwijgende goedkeuring ingevoerd. "De goedkeuring wordt als verworven beschouwd bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen honderd (61) dagen nadat het besluit bij het provinciebestuur is ontvangen". Bij stilzwijgende goedkeuring wordt de gemeente hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Bij niet-goedkeuring moet de provinciegouverneur zijn beslissing motiveren. De betrokken gemeente kan van deze negatieve beslissing binnen een termijn van dertig dagen in beroep gaan bij de Executieve. De Executieve (62) moet binnen 50 dagen na ontvangst van het beroep een uitspraak doen inzake het beroep en binnen diezelfde termijn de betrokken gemeente van de beslissing in beroep in kennis stellen. Indien ook de Executieve de goedkeuring weigert dient zij deze beslissing te motiveren. Is echter binnen die termijn van 50 dagen geen beslissing kenbaar gemaakt aan de betrokken gemeente, dan is de goedkeuring alsnog verworven.
3.8.2.2. Het algemeen toezicht De beslissing inzake de keuze van de gunningswijze en de vaststelling van de voorwaarden die niet onder het bijzondere toezicht vallen, zijn wel onderworpen aan het zogenaamde "traditionele" (63) algemeen toezicht op basis van artikel 86 en 87 van de Gemeentewet. Deze artikelen houden een schorsings- of vernietigingsbevoegdheid in van de betreffende gemeentelijke beslissingen door de provinciegouverneur. Naast dit traditioneel algemeen toezicht is met paragraaf 4 van artikel 82 bis Gemeentewet nog een zogenaamd "aangepast" algemeen toezicht (64) ingesteld. Dit toezicht heeft alleen betrekking op de beslissingen van het College van Burgemeester en Schepenen inhoudende de gunning van een opdracht van werken aan een aannemer. Het College moet deze beslissingen meedelen aan de provinciegouverneur. De beslissing tot gunning van de opdracht is pas uitvoerbaar vanaf de dag dat deze niet meer vatbaar is voor schorsing of vernietiging op basis van artikel 86 en 87 Gemeentewet. Op deze meldingsplicht ex paragraaf 4 bestaan twee uitzonderingen, genoemd in lid 2 van paragraaf 4: 1. de opdrachten bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 sub 6 van de Wet van 1976 betreffende de overheidsopdrachten (onderhandse opdracht bij dringende spoed); 2. de opdrachten die overeenkomstig paragraaf 2 van het artikel 82 bis Gemeentewet niet aan goedkeuring zijn onderworpen. De twee genoemde uitzonderingen zijn dus niet onderworpen aan het "aangepast" algemeen toezicht. De twee vormen van algemeen toezicht vullen elkaar aan, zodat beslissingen die niet onder het "aangepast" algemeen toezicht, wel onder het "traditionele" algemeen toezicht vallen. Ditzelfde geldt, zoals gezien, met betrekking tot beslissingen die buiten het bijzondere toezicht vallen. Zou deze onderlinge aanvulling met betrekking tot de toezichtsvormen er
29
niet ûj:f'l, dan zouden de gemeentebesturen be-slissingen inzake overheidsopdrachten kunnen nemen die aan geen enkel administratief toezicht onderhewig zijn.
3.8.'.
Oe Besluitwej: van 3 februari 1-947 inhoudende de regeling van de erkenning 'Van aannemers (65)
Met de
Illtilcel25 t/m l8: Voorda·t d~ W.et van ~ 976 in w.e rking was getreden, was de werkingssfeer
v.ao de B.e sluitwet beperkt tot de Staat. OpdracAten voor werken die uitgingeA van de provincies, gemeenten .o f instelling van openbaar nut (bijv. R.T.T.) vielen in beginsel buiten.de bepalingen van de Besluitwet. "Artikel 25 wijzigt artikel 1, A, van de Besluitwet en legt de reglementering bet,reffende de erkenning van a.a nnemers op aan alle publiekrechtelijke personen waarop de bepalingen van dit onderwerp van wet van toepassing zijn" (67). D~ze wijziging is in feite het logische gevolg van de vernieuwingen die de Wet va,n 1976 met zich mee heeft gebracht, zoals deze zijn aangegeven in paragraaf lIl, 2. VQorts wordt artikel 1, A, zodanig gewijzigd dat het vereiste van erkenning Aiet alleen wordt gesteld ten aanzien van aannemers die privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen zijn, maar ook ten aanzien van ondernemingen vàn publiekrechtelijke aard. In de Memorie van Toelichting wordt vastgesteld dat er inderdaad ondernemingen van publiekrechtelijke aard zijn die dezelfde werken uitVOeren als de "private" ondernemingen. Men zag niet in waarom er aan deze twee soorten ondernemingen verschillende voorwa.a rden gesteld zouden kunnen worden. Dit ook gezien één van de belangrijke doelstellingen van de Wet van 1976, namelijk de eerlijke mededinging tussen alle aannemers te verzekeren. Desalniettemin bepaalt de BeshJitwet aan het eind van artikel 1, A, dat de Koning de bevoegdheid heeft te bepalen dat de publiekrechtelijke ondernemingen aan sommige erkenningsvoorwaarden niet moeten voldoen. Artikel 26 van de Wet van 1976 wijzigt artikel 3 van de Besluitwet. Artikel 3 Besluitwet heeft betrekking op de samenstelling van de Commissie voor Erkenning (hierover later meer). Deze commissie bestond voorheen uitsluitend uit vertegenwoordigers van de Staat. Nu de erkenningsregeling betrekking heeft op opdrachten van alle publiekrechtelijke opdrachtgevers lag het 30
voor de hand ook deze Commissie voor Erkenning zodanig samen te stellen dat vertegenwoordigers van alle publiekrechtelijke personen daar zitting in hebben. Artikel 5 van de Besluitwet wordt door artikel 27 Wet van 1976 zodanig gewijzigd dat ook deze bepaling zijn werkingssfeer uitbreidt tot alle publiekrechtelijke personen. -Artikel 6 Besluitwet wordt gewijzigd door artikel 28 Wet van 1976. Paragraaf 2 van artikel 6 regelt de administratieve sancties en geeft aan welke situaties onder andere de intrekking van de erkenning van de aannemer tot gevolg kunnen hebben. De Wet van 1976 bevat nu twee artikelen, te weten artikel 7 en 8 paragraaf 1 en 3, die de aannemer een verbod en verplichtingen opleggen. Overtredingen van deze artikelen zijn toegevoegd aan het lijstje van artikel 6 paragraaf 2 van de Besluitwet en kunnen dus de intrekking van de erkenning tot gevolg hebben. Kort gezegd heeft artikel 7 van de Wet van 1976 betrekking op het verbod van afspraken en verstandhoudingen tussen aannemers, en artikel 8 op verplichtingen inzake veiligheid, hygiëne en sociale zekerheid, bijv. arbeidsvoorwaarden die de aannemers dienen na te komen. Bij paragraaf 2 en 3 van artikel 6 Besluitwet dient men er verder weer rekening mee te houden, dat de bepalingen ex artikel 6 van toepassing zijn op de opdrachten van alle publiekrechtelijke personen. Paragraaf 4 van artikel 6 Besluitwet legt aan alle opdrachtgevende overheden de verplichting op aan de Commissie voor Erkenning een attest te doen toekomen, waarin wordt vermeld de wijze waarop de aannemer zich heeft gedrag~n gedurende de uitvoering van de opdracht. Deze attesten dienen ertoe de taken en beoordelingen door de Commissie van Erkenning te vergemakkelijken en te verbeteren. De Memorie van Toelichting stelt vast (68), dat zo'n wettelijk voorschrift ook bijdraagt aan de sanering van de aannemingssector. De Minister van Openbare Werken heeft de bevoegdheid een grensbedrag vast te stellen; alleen bij opdrachten die dit grensbedrag te boven gaan, moet zo'n attest gemaakt en aan de Commissie toezonden worden. Dit is zo geregeld om te voorkomen dat ook voor de talloze kleine opdrachten een attest gemaakt moet worden. Van attesten die bezwaarlijke gegevens bevatten worden de betreffende aannemers via een afschrift in kennis gesteld. Artikel 29: Artikel 29 Wet 1976 vult artikel 8 van de Besluitwet aan. Artikel 8 regelt de bevoegdheid tot afwijking van de erkenningsvoorwaarden van de aannemers. Bij gemotiveerd besluit en na advies van de Commissie van Erkenning kan de bevoegde Minister tot zo'n afwijking beslissen. Het gaat dan om opdrachten van werken voor rekening van de staat, van instellingen van openbaar nut die onder zijn toezicht vallen, alsmede alle andere publiekrechtelijke personen, o.a. provincies en gemeenten die voor die opdrachten staatssubsidie ontvangen. Artikel 8 is nu zodanig aangevuld (lid 2 en 3), dat bij opdrachten van werken 31
voor rekening van provincies, gemeenten -en andere insteHilllgen dre vaR provincies en gemeenteR afhankelijk zijn, die niet gesubsidieerd worden, noch gefinancierd zijn door de Staat, de bevoegdheid tot afwijking van de erkenningsvoorwaarden toekomt ·aan de prov·i Aciegouverneur. 3.9. Slotbepalingen (artikelen 30.:3>2)
In deze sl0'tbepalingen wordt gerege"ld welke wettelijke regelingen gew'ijzigd of opgeheven moeten w0rden. Het laatste artikel re-geIt de inwerkingtreding van de Wet van 1976. Dit i's gebeurd bij KB van 22 april 1977, waarin de datum van inwerkingtreding is vastgesteld op ~ januari 1978.
32
4. HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 22 APRIL 1977 BETREFFENDE DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN
Dit KB vormt het belangrijkste uitvoeringsbesluit van de Wet van 1976 en bevat de bepalingen die door de overheden, als opdrachtgever, in acht moeten worden genomen bij de gunning en uitvoering van de overheidsopdrachten. Omdat bij de bespreking van de Wet van 1976 de meest relevante bepalingen uit het KB van 1977 reeds aan de orde zijn geweest, zal dit hoofdstuk zich beperken tot een globaal overzicht van de (resterende) inhoud van het KB.
4.1. Algemene bepalingen van het KB De voorwaarden die door de overheid m.b.t. de uit te voeren opdracht worden vastgesteld, worden nader bepaald door (vergelijk par. 9.6.1., hoofdstuk 3): de algemene aannemingsvoorwaarden (69) het bestek (70) andere stukken waarnaar het bestek verwijst. Hierbij kan men noemen de omzendbrieven (circulaires) van de betreffende ministers. Voorts bevatten de algemene bepalingen een regeling omtrent de prijzen en de controle daarop door de overheid bij de diverse gunningswijzen. En een regeling voor de betalingswijzen (71). 4.2. Uitwer-king van de gunningspr-ocedur-e
De hoofdstukken 2 t/m 4 van het KB van 1977 geven voor iedere gunningswijze gedetailleerd aan hoe de procedure dient te verlopen en wat de in"" houd dient te zijn van de diverse bij de inschrijving te voegen stukken. In het bijzonder de bekendmaking van het voornemen van een overheid tot uitvoering van een project en de inschrijving (de offerte) van diverse bedrijven. In de gunningsprocedure zijn een aantal fasen te onderscheiden: 1. de bekendmaking De overheid is verplicht het voornemen tot een openbare aanbesteding of een algemene offerte-aanvraag te publiceren (72). Opdrachten boven de één miljoen Europese rekeneenheden moeten via het Publikatieblad van de EG bekend gemaakt worden, ongeacht de gunningswijze (73).
33
2. het opstellen van de inschrijving: Het bij het betreffende project behorende bestek bevat meestal een "model-inschrijving". Aan de hand van dit model worden de inschrijvingen opgesteld (74).
3. de indiening van de inschrijving: De publicaties bij de openbare en de algemene procedure en de uitnodiging bij de beperkte procedures geven aan wanneer de openbare zitting wordt geopend door de voorzitter waarbij de te ontvangen inschrijvingen worden geopend. Hierbij wordt heel precies een tijdstip aangegeven. De inschrijvingen moeten in een gesloten enveloppe bij de voorzitter worden ingediend vóórdat de voorzitter de openbare zitting opent. Mocht een inschrijver een gedane inschrijving weer willen intrekken dan moet dat ook gebeuren vóór de opening van de zitting. 4. de opening en bekendmaking van de inschrijvingen:
Vanaf het moment dat de voorzitter de zitting voor geopend heeft verklaard, mogen geen inschrijvingen meer afgegeven worden. Vervolgens opent de voorzitter alle binnengekomen stukken en maakt bekend wie heeft ingeschreven en tegen welke prijs. Intrekkingen en eventuele varianten worden ook bekendgemaakt. Heeft de opdracht betrekking op een levering dan worden bij de offerteaanvraag de prijzen niet bekend gemaakt. (Aldus artikel 13 paragraaf 2 lid 3 van de Wet van 1976). Er wordt van de zitting een verslag gemaakt dat in een procesverbaal wordt opgenomen. Bij een beperkte procedure is de zitting niet openbaar. Alleen de tot inschrijving uitgenodigde aannemers, c.q. leveranciers of hun vertegenwoordigers mogen aanwezig zijn bij de opening en bekendmaking van de inschrijvingen. De handelingen ter zitting zijn als bij de openbare procedures (75). In hoofdstuk 3 paragraaf 3.2. is reeds kort aangegeven dat het KB van 22 april 1977 een leemte heeft opgevuld m.b.t. de vraag hoeveel aannemers of leveranciers een overheidsopdrachtgever dient te raadplegen in geval deze gebruik maakt van een niet-openbare procedure. Om toch enigszins aan het principe van mededinging tegemoet te komen, heeft de wetgever met artikel 51 KB de overheid de verplichting opgelegd bij opdrachten die een bepaald bedrag te boven gaan (bijv. bij opdrachten van werken is dat 65 miljoen Sfr .), tenminste zes aannemers te raadplegen. Beneden dit bedrag is nog steeds de raadpleging van minimaal vier aannemers verplicht. Artikel 51, en daarbij aansluitend artikel 52 KB geven aan welke overheidsinstanties zich aan bovengenoemde verplichtingen hebben te houden. Geconcludeerd moet worden dat gemeenten en provincies buiten deze opsomming vallen en dus niet aan artikel 51 KB gebonden zijn. De Belgische wetgever is er dus slechts ten dele in geslaagd de aangegeven leemte op te vullen. 5. De keuze van de aannemer Zoals reeds aangegeven in paragraaf 3.3.2. geldt bij de aanbestedingsprocedures het automatisme van gunning aan de laagste regelmatige in-
34
schrijver. Voordat de inschrijving als regelmatig wordt beschouwd, kan het nodig zijn dat de overheid zelf fouten verbetert in de inschrijvingen of de inschrijvers vraagt dat te doen. Nadat over de regelmatigheid is beslist, kan blijken dat verscheidene inschrijvers dezelfde laagste prijs hebben ingediend. Dan kan de overheid de inschrijvers vragen een schriftelijk kortingsvoorstel (Belgische term rabataanbod) in te dienen. Zijn er dan nog gelijke prijzen dan wordt er geloot tussen de betreffende inschrijvers. (Dit laatste indien het gaat om een "werk"). Betreft de opdracht een levering dan kan de overheid i.p.v. een loting (76): a. ofwel, indien de opdracht uit verscheidene partijen bestaat, die naar billijkheid verdelen onder de inschrijvers; b. ofwel aan ieder van de inschrijvers, met hun instemming, een deel van de leveringen gunnen (77). 4.3. Toetsing van de regelmatigheid van de inschrijving Voordat een overheid daadwerkelijk tot gunning van een opdracht aan een aannemer of leverancier kan overgaan, toetst zij op basis van artikel 25 van het KB de regelmatigheid van de inschrijving. Onderzocht wordt of de inschrijving in overeenstemming is met de in het bestek opgenomen voorwaarden (zie ook paragraaf 4.1.). Deze toetsingsbevoegdheid van de overheid is onderhevig aan kontrole door de Raad van State. Dit tezamen heeft ertoe geleid dat men twee situaties kan onderscheiden. De toetsing kan als conclusie opleveren dat er sprake is van "volstrekte" (absolute) nietigheid of van "betrekkelijke" (relatieve) nietigheid. Is er sprake van absolute nietigheid dan heeft de overheid geen beoordelingsvrijheid. Zij moet de inschrijving afwijzen. Voorbeelden van afwijkingen die tot absolute nietigheid leiden: in de inschrijving wordt afgeweken van de termijnen vermeld in het bestek (uitvoeringstermijnen, betalingstermijnen); in de inschrijving wordt afgeweken van de technische specificaties. Bij de relatieve nietigheid beschikt de overheid wel over een zekere mate van beoordelingsbevoegdheid. Zij kan de betreffende inschrijver de mogelijkheid geven de afwijkingen die hebben geleid tot de relatieve nietigheid te wijzigen. Artikel 25 KB bepaalt de relatieve nietigheid voor de inschrijvingen die (78): ofwel niet overeenstemmen met de bepalingen van de afdeling 2 van het KB van 22 april 1977; -ofwel enig voorbehoud inhouden; ofwel bestanddelen bevatten die niet overeenstemmen met de werkelijkheid. 4.4. De gmning van de opdracht Artikel 35 KB bepaalt dat de inschrijvers gedurende een termijn van zestig kalenderdagen, na opening van de inschrijvingen gebonden zijn aan hun aan35
bod. In het bestek kan van deze termijn worden afgeweken. De gunning moet dus in beginsel binnen deze termijn plaatsvinden. De opdracht is volgens artikel 36 KB gegund indien aan de gekozen inschrijver bij aangetekende brief kennis is gegeven van de goedkeuring van zijn inschrijving. Ter bepaling van het juiste moment van de betekening van de goedkeuring gaat het Hof van Cassatie (79) uit van de verzend-theorie. Mocht de overheid de termijn, die voor de gunning ter beschikking staat, laten verstrijken, dan zijn twee situaties denkbaar: ofwel de betreffen,de inschrijver gaat alsnog schriftelijk en zonder voorbehoLld akkoord; ofwel de inschrijver bedingt andere vOQrwaarden met of zonder prijsverhoging. Bij de tweede ~ituatie kan de Qverheid akkoord gaan: indien dit verantwoord is als gevolg van bepaalde omstandigheden die zich na opening der inschrijvingen hebben voorgedaan, en indien de nieuwe prijs lager blijft dan elie van de oorspronkelijke inschrijvingen van de mede inschrijvers, ofwel niet akkoord gaan en de gunningsprQcedure opnieuw beginnen op basis van artikel 15 paragraaf 1 van de Wet van 1976.
IJ.5. Toetsing van de gmningsprocedures door de rechter In het kader van de toetsing van de regelmatigheid van de gunningsprocedures hanteert de Raad van State de theorie van de "afscheidbare akten" (80). Die theQrie houdt in dat alle administratieve beslissingen die vooraf zijn gegaan aan de sluiting van de overeenkomst vatbaa.r zijn voor toetsing door de rechter. Elke administratieve beslissing wordt los gezien van de andere administratieve beslissingen en het eigenlijke contract. Pit is mogelijk, omdat de gunningsprocedures tot in kleinste details zijn geregeld in de wetgeving. Zodoende kunnen de volgende administratieve beslissingen voor nietigverklaring in aanmerking komen. Bijvoorbeeld: de beslissing om niet over te gaan tot openbare aanbesteding of offerteaanvraag, maar onderhands de opdracht te gunnen; de beslissing de opdra.cht niet te gunnen op basis van de gehouden aanbesteding, maar de gunningsprocedure opnieuw te beginnen. Enkele uitspraken. Als eerste een arrest waarbij een administratieve beslissing werd vernietigd, omdat de wettelijk voorgeschreven termijn van 30 dagen waarover de inschrijvers moeten kunnen beschikken tussen, enerzijds, de publicatie van de opdracht en, anderzijds, de opening van de inschrijvingen, niet werd ingehouden. In casu vond de publicatie plaats de dag vóór de opening van de inschrijvingen (81). Ten tweede werd een beslissing vernietigd, waarbij de opdracht werd gegund aan een inschrijver die zijn offerte te laat had ingediend. De rechter vond deze beslissing in strijd met het gelijkheidsbeginsel (82). In het kader van de aanbestedingsprocedures heeft de rechter een beslissing vernietigd waarbij wordt afgeweken van het principe van de automatische gunning aan de laagste inschrijver. Zo'n afwijking dient te geschieden bij gemotiveerde beslissing. In het betreffende arrest (83) had de overheid de opdracht aan de als tweede gerangschikte inschrijver gegund, omdat deze 36
inschrijver minder materialen van buitenlandse oorsprong wilde gebruiken, hetgeen gunstiger zou zijn voor de lokale en regionale bedrijven. De procedure van de offerte-aanvraag biedt de overheid een grote vrijheid in haar beoordelingsbevoegdheid bij het vaststellen van de meest interessante offerte. Veel overheidsinstanties meenden de toetsing door de Raad van State niet te hoeven vrezen. In een arrest (84) heeft de Raad van State een beslissing vernietigd, waarbij de opdracht aan een duurdere inschrijver werd gegund, omdat dit gunstiger zou zijn voor de lokale werkgelegenheid. Dit gehanteerde criterium stond echter niet in de wet, noch was het opgenomen in het betreffende bestek. De overheid kan gebruik maken van de onderhandse gunningswijze wanneer er sprake is van één van de in artikel 17 van de Wet van 14 juli 1976 opgesomde gevallen (zie paragraaf 3.3.6.). De Raad van State kan nagaan of de betreffende overheid op de juiste gronden gebruik heeft gemaakt van de onderhandse gunningswijze. De beslissing de onderhandse gunningswijze te kiezen, werd vernietigd omdat: de zogenaamde "dringende spoed" was veroorzaakt door getreuzel van de overheid zelf (85); aan de verplichting vooraf verschillende bedrijven te raadplegen weliswaar werd voldaan, maar de overheid had nagelaten de verschillende offertes te onderzoeken en te vergelijken (86).
37
38
5. DE ERKENNINGSREGELING
In hoofdstuk 3, paragraaf 8.3. is de Besluitwet, inhoudende de erkenningsregeling voor aannemers, aan de orde geweest. Die paragraaf gaf echter alleen een toelichting op de wijzigingen en aanvullingen van de Besluitwet als gevolg van het inwerkingtreding van de Wet van 1976. Dit hoofdstuk zal een algemene toelichting op die erkenningsregeling bevatten. 5.1. De regelingen Om te beginneri volgt een overzicht van de regelingen die er bestaan op het gebied van de erkenning van de aannemer: de Besluitwet van 3 februari 1947 houdende regeling van de erkenning van de aannemers; het KB van 9 augustus 1982 tot vaststelling van de toepassingsmaatregelen van de Besluitwet van 3 februari 1947; het KB van 13 augustus 1982 tot vaststelling van de in aanmerking te nemen criteria voor onderzoek van de erkenningsaanvragen der aannemers en van de voorwaarden voor de toekenning van eventuele afwijkingen (87). 5.2. Achtergrond van de erkenningsregeling In de tijd dat de erkenningsregeling in België nog niet van toepassing was bij de gunning van overheidsopdrachten, werden de overheden regelmatig geconfronteerd met de zeer nadelige gevolgen, die verbonden waren aan het streven naar zo laag mogelijke prijzen. Werken werden gegund aan onbekwame aannemers die met onaanvaardbaar lage prijzen inschreven. Werken van slechte kwaliteit werden opgeleverd met alle problemen van dien. Vooral vanuit de aannemerswereld zelf werd gereageerd op deze gang van zaken. Dit gaf uiteindelijk aanleiding om te komen tot een systeem van voorafgaande erkenning van aannemers, die in aanmerking wilden komen voor overheidsopdrachten tot uitvoering van werken.
'.
5.3. Strekking van de erkenningsregeling De erkenning houdt in de vaststelling van een vermoeden dat een aannemer financieel en technisch in staat is werken van een bepaalde aard en omvang uit te voeren. Met het vaststellen van de erkenningsregeling via de in paragraaf 5.1. genoemde Besluitwet van 19~7 heeft de belgische wetgever een tweeledig 39
doêl nagestreèfd. Enerzijds dat dé overhéid áls opdrachtgever de nodigé wàárborgen heeft dat de aannemer bel<wàam is de te gunnen opdracht goed uit te voeren, anderzijds dat vóörkom~n kan worden dat een concurrentieslag ontstaat tussen de aannemers die !ierieus inschrijven om het werk ook inderdäad te krijgen en dè speculantèn (te vergèlijken met het aänbè~tè dingstóerismè in Nèdérlànd). Tèvens kan dê overhèid op die manier voorkomeh dat èen aannemer; gezièn Zijh 'ê:apaciteit, teveel werk aannêemt , hetgeen weer koiisêtl':ientiës kan hebbèn Vobr de kwaliteit van de uitvoering. Van de bepalin'gèii van dé Bësluihvèt en haar uitvóèringsregelingen mag niet worden afgeweken; deze wètgèving is van openbare orde. Elke bepaling in een b'e s't èk waarBij van deze wetgeving wordt afgeweken is nietig èn m6èt alS 'Öngëschreven worden beschouwd.
Welk'e ov'erhedèn zijn gêbonde'i'l aan dê 'er kenhingsregêling én Voor Wèlk soort opdrachtèri i's d'è 'èrk'enning van een -aannemer vereist? Wat de 'eerste Vra-ag bêtr'èlt kan vèr'wezen 'w orden naar paragraaf '9 .6.2. van hoofdstuk J, wàár is aangegeven dàt sinds de Wet Van 1976 de erkenningsregeling van toepassing is op aH-è pl:lblièkrechtèlijke personen. Wát dè tweede vráag bètreft; alléen als het gaàt om opdrachten tot uitvoering van werken is dé erkenning van dé aàn'n emer 'verèist. Bij leveringen of dienstèn is de erkenning niet vereist. Het ve'rs'Ct'lil tus'sèn 'è'en werk 'ene'e n le'vè'rin'g is àangegeven in hoofdstuk 3 paragraaf 3. Een aanneme'r die in 'a anmerking wil kom'e n 'voor een 'ovèrheidsopdràcht tot uitvoering van 'een werk,hoeft op het mome'nt van de in'dienin'g van de ïfischrijving nog niet erken:d tè zijn'. Hèt 'is èchter n:oodzakeli jk dàt de aannemer dë juisté èrkenning heeft op het m'omeM dat de overheid de O'pdracht wil gunnen. Dit orl'derscheid is gemaakt om de 'overheid in dé gelegel'lheid te stellen zoveel mogelijk 'óffêrte's i n hun beoordeling te betrekken, en om te 'kunnen bekijken of niet tot 'e en afwijking op ,de e 'rkenningsregeHng zou kunnen worden besloten. Er van uItgaan'de dat 'de aannemer 'die het werk gegund krijgt 'in principe erkend móèt zijn', kan men zich vervolgeils 'àfVragen wat de positie is van eventuele onderaannemers. In de Besluitwet is geen bepaling te vinden die een 'erkenning van ingeschakelde 'onderaannemers vereist. Hoewel de Kommissie voor Overheidsopêkachtein heeft geadviseerd de regelingen op dit punt aan te 'passen', is het no'g 'niet zover gekomen. Via de omze'ndbrieven '(circulaires) van de Minister vim Openbare Werken in 1979 en de 'Eerste Minister in 1981 '(88) 'i's hèt ve'r'eiste 'in de bijzondere bestekken van 'een groot àantalopdrachtgever's opgenomen, dat alle personen die optreden -als onderaannemer verp'li'cht 'ingeschreven moeten zijn op de lijst v'a n de 'erkende aailriemers en moeten beschikken over een erkennin:g in de categorie of de 'ondercategorie dié beantwoordt aan de aard van de werken die hun zullen worden toevertrouwd en in de klasse die overeenstemt met het bedrag van de werl<en die zij uitvoeren. Het maakt riiet uit in welke fase van het werk 'de onderaannemers moeten werken:. Flamme (89) stelt 'bij deze mat"erie een aantal problemen aan de orde, waarbij hij ziCh o.a. afvraagt: 40
moet de onderaannemer erkend zijn op het moment dat de hoofdaannemer hem opneemt in zijn offerte, of op het moment dat de overeenkomst tussen hoofd- en onderaannemer gesloten wordt, of op het moment dat de onderaannemer met zijn werk begint? komt ook de onderaannemer in aanmerking voor maatregelen in geval tot sancties op grond van artikel 6 Besluitwet besloten wordt? Flamme draagt terzake geen oplossingen aan.
5.5. Formaliteiten Een aannemer die erkend wenst te worden, moet daarvoor een aanvraag richten tot de Minister van Openbare Werken. Deze minister legt de aanvraag voor advies voor aan de Kommissie voor Erkenning, die de aanvraag onderzoekt (artikel 2 Besluitwet). Ten behoeve van dit onderzoek legt de Kommissie een dossier aan. Dit dossier bestaat uit informatie die de Kommissie verkrijgt van de aanvragende aannemer via in te vullen formulieren en te verstrekken stukken. Aan de hand van criteria die door het Ministerieel Besluit van 13 augustus 1982 zijn vastgelegd, beoordeelt de Kommissie de verkregen informatie en stelt een advies op voor de minister waarin zij gemotiveerd aangeeft waarom de betreffende aannemer wel of niet in aanmerking komt voor de gevraagde erkenning. De criteria die gehanteerd worden, hebben o.a. betrekking op: de technische en financiële mogelijkheden van de aannemer; de uitvoeringsmogelijkheden uitgedrukt in materieel en gekwalificeerd personeel; de werkreferenties, d. w.z. getuigschriften m.b.t. eerder uitgevoerde werken; handelsethiek in de vorm van getuigschriften van goed gedrag. Een aannemer die ooit veroordeeld is wegens valsheid in geschrifte of oplichting kan de erkenning geweigerd worden. Voor de volledige opsomming van de stukken die door de aannemer aan de Kommissie voor Erkenning verstrekt dienen te worden, zie artikel 1 van het KB van I april 1983, genoemd in noot (87), betreffende de bij de aanvraag te voegen bescheiden.
5.6. Afwijkingen van de erkenningsregeling In paragraaf 5.4. is de mogelijkheid tot afwijking reeds kort aan de orde geweest. Hiermee heeft de wetgever willen bereiken dat het systeem van erkenningen met voldoende soepelheid kan worden gehanteerd. Wat houdt zo'n afwijking nu in ? Een aannemer die heeft ingeschreven voor een . werk zonder erkend te zijn of zonder dat hij de juiste erkenning bezit, kan toch een interessante offerte hebben ingediend. Zou de betreffende overheid nu aan die aannemer het werk willen gunnen dan zou zij in principe in strijd met de erkenningsregeling handelen. Om dit te voorkomen heeft die overheid de mogelijkheid de Minister van Openbare Werken of de 41
Provinciegouverneur te verzoeken van de erkenningsregeling af te wijken (90).
De afwijking kan erin bestaan dat de aannemer een werk met een hogere aanneemsom mag uitvoeren dan het bedrag waarvoor hij maximaal erkend is; of hij kan gelijktijdig een aantal werken uitvoeren, die tezamen het maximale volume dat hij volgens zijn erkenning mag uitvoeren te bov.e n gaan. De bevoegde minister of provinciegouverneur beslist gemotiveerd tot afwijking vóór de gunning, maar na het advies van de Kommissie voor Erkenning. Het advies van de Kommissie is niet bindend. Weigert de minister of de provinciegouverneur tot afwijking te beslissen dan behoeft deze beslissing geen motivering. De Raad van State oefent controle uit op de beslissing tot afwijking en heeft in haar uitspraken o.a. duidelijk gemaakt dat de motivering, die de beslissing draagt, verband dient te houden met de kapaciteit van de aannemer en niet slechts gegrond mag zijn op het feit dat hij de laagste prijs zou hebben ingediend (91). Het zijn vooral concurrent-aannemers, die wel de vereiste erkenning hebben en door die afwijking gepasseerd kunnen worden, die ageren tegen de afw ijkingsbeslissingen.
5.7. Sancties In de Besluitwet zijn ook de sancties geregeld die de Minister van Openbare Werken aannemers kan opleggen m.b.t. de erkenning. Artikel 6 van de Besluitwet geeft aan welke sancties in welke situatie mogelijk zijn. Dit zijn de klasseverlaging, de schorsing, de intrekking van de erkenning en tenslotte de uitsluiting van deelneming aan overheidsopdrachten. Paragraaf I van artikel 6 geeft aan dat klasseverlaging en schorsing mogelijk is als: - de aannemer nog slechts verminderde financiële en technische waarborgen kan bieden; er sprake is van grove fouten in de uitvoering van de werken. Intrekking van de erkenning is volgens paragraaf 2 mogelijk als: de aannemer in een faillisementsprocedure is betrokken of reeds failliet is verklaard; de aannemer, bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de aannemer aantast; de aannemer valse verklaringen aflegt of valse inlichtingen verschaft die van belang zijn i.v.m. de erkenning. Paragraaf 3 geeft de minister zelfs de mogelijkheid een aannemer voorlopig of definitief uit te sluiten bij overheiósopdrachten, dus ook bij overheidsopdrachten waar geen erkenning vereist is. De minister neemt zijn beslissingen na advies van de Kommissie voor Erkenning. Van deze besluiten worden de andere ministers en alle andere publiekrechtelijke personen door de Minister van Openbare Werken in kennis ~~~
42
.
5.8. Klassen en categorieën Ten behoeve van de erkenningsregeling zijn de werken onderverdeeld in klassen en categorieën. Als een aannemer een bepaalde erkenning verkrijgt dan wordt daarmee heel precies het soort werk vastgelegd dat hij mag uitvoeren en tot welke prijsklasse. Wat de prijsklassen betreft worden de werken ingedeeld in acht klassen, oplopend van Bfr. 1.000.000 tot Bfr. 180.000.000. De voor het werk vereiste erkenningsklasse wordt bepaald door het offertebedrag dat is ingediend door de aannemer aan wie de opdrachtgevende overheid van plan is het werk te gunnen. Naar hun soort worden de werken ingedeeld in categorieën en ondercategorieën. Tot welke categorie of ondercategorie een te gunnen overheidsopdracht behoort, wordt bepaald door het bij het werk behorende bijzondere bestek. 5.9. Registratie van aannemers Ter afsluiting van hoofdstuk 5 een korte toelichting op de registratie van de aannemers, die als systeem nauw aansluit bij de erkenningsregeling. Dat een aannemer geregistreerd is, betekent de vaststelling van een vermoeden van zijn fiscale en sociale betrouwbaarheid. Men kan er dus van uitgaan dat hij zijn fiscale en sociale verplichtingen nakomt. Het systeem van registratie is tot stand gekomen om een eind te maken aan de frauduleuze praktijken van de koppelbazen in België. Artikel 15 van het KB van 1977 bepaalt dat een overheid alleen aan een geregistreerde aannemer een opdracht mag gunnen. De geregistreerde aannemer wordt een registratienummer toegekend door de Registratie Commissie, die in elke provincie verbonden is aan de dienst voor direkte belastingen. Is de opdrachtgever een publiekrechtelijk persoon dan geldt de verplichting van artikel 15 KB van 1977 niet. Een privaatrechtelijke opdrachtgever mag dus aan een niet geregistreerde aannemer een opdracht gunnen. Het gevolg is dat deze privaatrechtelijke opdrachtgever zowel hoofdelii.k aansprakelijk wordt voor alle eventuele openstaande sociale en belastingschulden van de aannemer. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid is beperkt tot 8596 van de totale kostprijs van het werk, exclusief BTW. Voorts is de opdrachtgever verplicht bij iedere betaling aan de aannemer 3096 in te houden en dit bedrag ponds-ponds gewijs af te dragen aan de fiscus en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Hetgeen eventueel te veel is afgedragen wordt teruggestort.
43
44
6. DE GUNNINGSPRAKTIJK VAN DE BELGISCHE GEMEENTEN
6.1. Inleiding: onderzoeksopzet In hoofdstuk 1 is aangegeven dat naast een studie van de regelgeving in België op het gebied van de gunning van overheidsopdrachten, ook een onderzoek zou plaatsvinden naar de gunningspraktijk van de Belgische overheden, in het bijzonder de gemeentelijke overheden. Daartoe is onder de gemeenten van de Belgische provincies Limburg en Luik een enquête verspreid. Tevens zijn een aantal gemeenten bezocht voor een nader gesprek naar aanleiding van de resultaten van de enquête. Helaas is gebleken dat de bereidheid van de Belgische gemeenten om hun medewerking te verlenen aan de enquête en/of de gesprekken erg gering was. Het totaal aantal verstuurde enquêtes bedroeg 119. De provincie Luik omvat 75 gemeenten; de provincie Limburg omvat 44 gemeenten. Opgemerkt kan worden dat in België een groot aantal gemeenten bestaat, die slechts enkele tientallen of honderden inwoners hebben. Ook per provincie was er een groot verschil in bereidheid om mee te werken aan de enquête. Van de 75 Luikse gemeenten hebben slechts 2 gemeenten de enquête ingevuld (al dan niet volledig) en teruggestuurd. Bij de Limburgse gemeenten waren dit er ! van de 44. Mogelijke oorzaken hiervoor zouden kunnen zijn: het grensoverschrijdende karakter. De Belgische gemeenten stellen zich erg terughoudend op tegenover een onderzoek door een Nederlandse Universiteit. Dit ondanks de steun van de Raad van Europese Gemeenten! de taalgrens. De Luikse gemeenten zijn overwegend franstalig. Gelet op de Belgische taalstrijd en taalgrens kan dit een oorzaak zijn voor de geringe medewerking van de Luikse gemeenten, ook al werden de Luikse gemeenten in het Frans benaderd. de terminologie. De Nederlandse begrippen in het kader van het aanbestedingsrecht (vgl. de UAR) zijn letterlijk vertaald voor België. Dit kan enige spraakverwarring tot gevolg hebben gehad. tenslotte kan het zijn dat de gemeenten zich op het standpunt stellen dat de gunning van opdrachten een aangelegenheid is die uitsluitend de gemeente zelf aangaat. De 10 gemeenten die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de hiernavolgende enquêteresultaten zijn: Provincie Limburg: Alken, Bilzen, Borgloon, Peer, Hasselt, Heusden-Zolder, Diepenbeek, Zonhoven. 45
Provincie Luik: Plombières, Wasseiges. Het merendeel van deze gemeenten heeft wat inwoneraantal betreft zo'n 10.000 tot 17.000 inwoners. Hasselt als grootste heeft 65.000 inwoners. Wasseiges als kleinste gemeente heeft 1758 inwoners (gegevens dateren van medio 1986). Naar aanleiding van de ontvangen enquêtes zijn er een viertal gesprekken geweest met Belgische gemeenten. Deze gemeenten zijn geselecteerd op inwoneraantal: Hasselt: 65.000 inwoners Heusden-Zolder: 28.000 inwoners Bilzen: 26.500 inwoners Alken: . 9.900 inwoners Met opzet is er ook voor gezorgd dat een gemeente werd bezocht die als grensgemeente is te beschouwen. In casu is dat Bilzen, dat slechts enkele kilometers van de Nederlandse grens ligt. Dit om te onderzo·e ken of zo'n grensgeme·e nte een gunningsbeleid hanteert dat de Belgische regio kan afschermen tegen buitenlandse bedrijven. . De enquêtes voor de diverse onderzoeksgebieden van de Euregio zijn allen op gelijke wijze opgezet en ingedeeld. Hierbij is de Nederlandse regelgeving en situatie als uitgangspunt gekozen. De enquête is gebaseerd op indelingen, zoals deze in het rapport "Naar een Ordening op de Bouwmarkt" zijn gehanteerd (92). De overheidsopdrachten zijn ingedeeld in vier prijsklassen en drie bouwsectoren. Prijsklassen: 1. Bfr. 400.000
Bfr. 5.000.000 2. Bfr. 5.000.000 Bfr. 20.000.000 3. Bfr. 20.000.000 ' - Bfr. 45.000.000 4. meer dan Bfr. 45.000.000 .' n.b.: Bfr. 45.000.000 komt overeen (in 1986) met één miljoen Europese I Rekeneenheden Bouwsectoren: 1. Grond-, water-, wegenbouwwerken (G. W. W.) 2. Utiliteitsbouw 3. Woningbouw n.b.: G.W.W.-werken worden in België wegeniswerken genoemd. Voorts werd getracht een inzicht te krijgen in de motieven die een ge" meente ertoe bewegen een bepaald werk van een bepaalde prijs op een bepaalde wijze te gunnen. De motieven die in de enquête gebruikt worden, zijn: . 1. de laagste prijs 2. de betrouwbaarheid van de aannemer 3. de deskundigheid van de aannemer 4. de vertrouwensrelatie tot de aannemer 5. de tijdsduur van de bestedingsprocedure 6. het voorkomen vail opzetregelingen 7. concurrentie-overwegingen 8. lokale c.q. regionale werkgelegenheidsoverwegingen 9. overige 46
Bij deze motieven werd de gemeente gevraagd om aan te geven welke motieven van doorslaggevend belang waren om een bepaalde gunningswijze te kiezen, welke motieven hierbij mede van belang waren en welke motieven niet van belang waren. Het doel van het onderzoek was en is een inzicht te krijgen in het gunningsbeleid van de Belgische gemeenten en de wijze waarop dit praktisch ten uitvoer wordt gelegd. Het enquêteformulier is als Bijlage 3 bij dit rapport opgenomen.
6.2. De onderzoeksresultaten Alvorens de resultaten feitelijk per gemeente weer te geven, lijkt het wenselijk vooraf een opmerking te plaatsen met betrekking tot de onderzoeksresultaten. Bij het lezen van de onderzoeksresultaten moet rekening worden gehouden met het verschil tussen de gemeenten die uitsluitend de enquête hebben ingevuld en teruggezonden en de gemeenten waarmee naar aanleiding van de enquête nog een aanvullend gesprek heeft plaatsgevonden. (Dit omdat naar aanleiding van het aanvullend gesprek vaak een ander beeld van het gunningsbeleid werd verkregen dat alleen o.b.v. de schriftelijke enquête).
47
Pro..vincie· Limburg 1. ALKEN (inwoneraantal 9.900) Met de geme.e nte Alken is een aanvullend gesprek gevoerd.
a. Aantal gl8lrungen De gemeente beoordeelt het aantal door, haar te g-unnen opdrachten van werken en leveringen als "niet veel". Voor. 1985 verstrekte de gemeente de volgende financiële gegevens: G. W. W.-werken: opdrachten v:oor Bfr. 7.400.000 (= dfl. 407.000.-) Utiliteitsbouw:opdrachten V00.r Bfr. 832.000 (= dfl. 45.750.-) De gemeente doet zelf niet aan woningbouw. b. GlIfIningswijze
De· gemeente geeft aan in welke' ma.t e zij de te hanteren gunningswijzen toepast: openbare besteding: 296 496 bep,e rkte aanbesteding: 096 algemene offerte-aanvraag: 3296 beperkte offerte-aanvraag: 6296 onderhandse opdracht: De indeling heeft betrekking op het aantal gunningen en opdrachten, niet op de hoeveelheid geld die erbij betrokken is. 6296 van de opdrachten is via de onderhandse opdracht gegund. Alle opdrachten tot Bfr. 1.250.000 (= dfl. 70.000.-) mogen volgens de wetgeving onderhands gegund worden. Het merendeel der opdrachten betreft dan ook kleine projecten. Opgemerkt dient te worden dat die opdrachten niet alleen bouwwerken betreffen, maar ook leveringen en diensten. Deze laatsten komen in de gemeentelijke praktijk, wat het aantal opdrachten betreft, het meeste voor. Boven het bedrag van Bfr.l.250.000 worden vooral de beperkte procedures toegepast. Bij deze procedures gelden geen financiële grenzen. c. Motieven Bij de aanbestedingsprocedures is de laagste prijs het enige en meteen doorslaggevende motief. Bij de procedures van de offerte-aanvraa ç zijn er een aantal wettelijk vastgelegde motieven (gunningscriteria) die of op basis, van gelijkheid worden gehanteerd of in een bepaalde rangorde van belang worden aangegeven in het bestek. Soms wordt hierbij met een puntensysteem gewerkt (dit laatste niet in Alken). Bij de onderhandse opdracht betreft het een vrije beslissing van het gemeentebestuur op basis van welke motieven zij een opdracht gunnen. Inde praktijk zullen deze motieven niet afwijken van de motieven die bij de procedure van de offer:te-aanvraag een rol spelen. d. Gunningsbeleid De gemeente Alken heeft geen specifiek vastgesteld gunningsbeleid, het beleid vertoont wel een algemene tendens, waarvan in bepaalde gevallen kan en zal worden afgeweken. 48
Zodoende kan men in Alken spreken van een ad-hoc beleid. Van geval tot geval wordt aan de hand van de omstandigheden en het soort opdracht bekeken hoe gegund zal worden. Het beleid is bewust lokaal c.q. regionaal. De opdrachten worden voor 43% aan lokale bedrijven en voor 57% aan regionale bedrijven gegund. De gemeente beschermt op deze manier de lokale c.q. regionale werkgelegenheid. Deze bescherming hangt samen met het feit dat werknemers van deze bedrijven tevens het electoraat vormen. Een gemeente met een hoog werkloosheidscijfer is niet in het voordeel van een zittend gemeentebestuur.
e. Contacten met buitenlandse aannemers en andere bedrijven Publicatie van projecten op EG-niveau, verplicht bij projecten van Bfr. 45.000.000 en meer, vindt niet plaats, omdat dergelijke projecten niet voorkomen in Alken. Er heeft zich nog nooit een buitenlandse aannemer of bedrijf aangemeld, ongeacht of er gepubliceerd was. Er is nog nooit een werk of leveringsopdracht aan een buitenlandse aannemer of bedrijf gegund.
49
2. BORGLOON ,(inwonertal 10.000) Met deze' gemeente heeft' geen aanvullend 'gesprek plaatsgevonden.
a. Aantal gunningen> De gemeente beoordeelt het aantal door' haar, te gunnen opdraohten ' van werken of leveringen 'als' ''niet veel". Vöer 1985 verstrekt' de gemeente de volgende financiële gegevens: G. W,. W.-werken: opdl'achten van werken voor BIl'. 18.400.000 (= dfl. 1.012.000.,) Utiliteitsbouw: opdr-achten 'voor Bfr. 75.000;000 (= dfl •. 4.125.000.-) De gemeente doet zelf niet aan woningbouw,. b~ Guriningswijze, , De gemeente geeft niet aan in welke ' mate zij de te hanteren gunrlingswijzen toepast; Wel geeft de gemeente aan ' welke gunningswIjze , zij ' hànteert gelet op de prijsklasse en de bouw-sector: - in , de G. W. W.-sector hanteert de gemeente volgens de enquête in alle prijsklassen de openbare aanbesteding; . in de utiliteitsbouws'ector· hanteert de -gemeente tot Bfr. 1.250.000 de onderhandse gunnings'wijze ' en in een ' enkel geval de beperkte offerteaanvraag. Vanaf Bfr'. 1.250.000 haFlteert de gemeente de beperkte aanbèstedingspr-ocedure.
Gelet op de verstrekte' financiële geg.evens betekent dit dat 25% van de op'drachten (in geld uitgedrukt) via de' procedure, van openbare aanbesteding wordt gegund" en dat 75% gegund wordt v,ia een onderhandse of: beperkte, procedure. .
c. Motieven Algemeen valt op te merken dat (net als ' bij de gemeente, Alken) , bij de openbare aanbesteding .de' laagste prijs het enige 'en doorslaggevende motief is., Wat de motieven betreft die een rol: spelèl'l ' bij de ' onderhandse en de beperkte procedure heeft de gemeente Borgloon geen informatie verstrekt. d. Gunningsbeleid Uit de enquête tlHjkt, dàt' de, gemeente Borgloon geen vastgesteld gunningsbeleid 'heeft. Er is 'sprake van een ad-hoc beleid. Het beleid is zeer lokaal c.q. regionaal gericht. De 'opdl'achten ' wor-clen voor 80% ,aan lokale/regionale aannemers en 'andere1bedrijven gegund. Ook de gemeente Borgloon beschermt op deze, manier de' lokale·en regionale bouwmarkt en werkgelegenheid. e. Contacten met-buitenlandse aannemers en' andere be&ijven Uit het bijgevoegde financiële overzicht'blijkt dat de gemeente Borgloon in 1985 geen pr~jecten heeH gehad ' boven de EG-norm van 45 milj.oen Bfr. Publicatie op EG-niveau heeH dan 'ook niet plaatsgevonden. Er heeft zich nog nooit via eigen initiatief een buitenlandse aannemer of ander bedrijf aangemeld, ongeacht of er gepubliceerd' was. Nog nooit is eel'l opdracht gegund aan een buitenlands bedrijf.
50
3. PEER (inwoneraantal 13.000)
Met deze gemeente heeft geen aanvullend gesprek plaatsgevonden.
a. Aantal gunningen De gemeente Peer beoordeelt het aantal door haar te gunnen opdrachten van werken en leveringen als "niet veel". De gemeente verschaft geen financiële gegevens, maar geeft een verdeling in aantallen: G.W.W.-sector: 5 à 10 opdrachten per jaar Utiliteitsbouwsector: slechts enkele opdrachten per jaar De gemeente doet zelf niet aan woningbouw. Zij geeft aan dat de woningbouw in haar gemeente een zaak is van de bouwmaatschappijen (te vergelijken met de Nederlandse woningbouwcorporaties). b. Gunningswijze Wat de te hanteren gunningswijzen betreft geeft de gemeente Peer aan, dat zij in alle prijsklassen, zowel in de G. W. W.-sector als in de Utiliteitsbouw de openbare aanbestedingsprocedure en de promotie-opdracht toepast. De promotie-overeenkomst is voor Nederland te vergelijken met een opdracht aan een projectontwikkelaar (zie hiervoor paragraaf 3.4.) Volgens de door de gemeente Peer ingevulde tabel I maakt zij geen gebruik van de beperkte of de onderhandse gunningswijze. Tabel II wijzigt dit beeld, omdat daaruit afgeleid kan worden dat de gemeente Peer wel de beperkte en de onderhandse gunningswijze toepast. Motieven De gemeente Peer vindt bij elke gunningswijze die zij hanteert (zie b.) de laagste prijs het doorslaggevende motief bij de gunning van een opdracht. Mede van belang wordt ook bij elke gunningswijze geacht het motief van de deskundigheid van de aannemer of het bedrijf dat de levering verzorgt. Gunningsbeleid Aangegeven wordt dat de gemeente een vastgesteld gunningsbeleid heeft, dat expliciet is vastgelegd. Echter niet in stukken van de gemeenteraad of het College van Burgemeester en Schepenen. De gemeente geeft aan dat het beleid is vastgelegd in de wet betreffende de overheidsopdrachten van 14 juli 1976. Hiervoor is aangegeven (paragraaf 3.3.1.) dat binnen het kader van . deze wet nog de nodige beleidsvrijheid voor gemeenten bestaat. Aangenomen moet worden dat de wijze waarop deze beleidsruimte wordt gebruikt, door de gemeente Peer niet op enigerlei wijze is vastgelegd. Als antwoord op specifieke vragen naar het gunningsbeleid gaf de gemeente Peer aan dat haar gunningsbeleid overwegend lokaal c.q. regionaal gericht is, en dat uiteindelijk ook meestal aan lokale c.q. regionale aannemers of andere bedrijven gegund wordt. Voorts kan het in de gemeente voorkomen dat zij een opdracht bij voorrang gunt aan een aannemer aan wie al eerder eenzelfde type werk is gegund. Opgemerkt moet worden dat deze enquête geen duidelijk beeld geeft van het door de gemeente Peer gehanteerde gunningsbeleid, vanwege de tegen51
,str:Üdige .gege,vens. gesondanks ,kan men v.aststellen dat ook deze gemeente een gunningsbeleid heeft dat gericht is .op 'bescherming van de lokale c.q. I regiona~e bouwmar.~t'o
.e. (Gontacten 'met;buitenlandse aannemers ,en ,andere 'bedrljven Publicatie v.a n opdrachten 'op iE.G-ni,v.eau vindt niet plaats. Er ·heeH ,z ich ,n~g nooit e.e n buitenlandse aannemer ,of een ,andèr bedr:ijfgemeld, 'on,geacht of er gep.u blice.er.d .was. Er 'is '.dus 'ook ,nog ,nooit een .werk ~f een leverings- . opdracht aan een buitenlandse aannemeN)f'een ,bedrijf gegund.
52
4. DIEPENBEEK (inwoneraantal 15.700) Met deze gemeente heeft geen aanvullend gesprek plaatsgevonden.
a. Aantal gunningen De gemeente beoordeelt het aantal door haar te gunnen opdrachten van werken en leveringen als "niet veel". Zij geeft aan per jaar hooguit 2 à 3 bouwprojecten te hebben die gegund worden. Het betreft dan in overwegende mate (gemeente Diepenveen geeft dit aan met 90%) werken in de G. W. W.-sector. Utiliteitsbouw komt zeer sporadisch voor. De gemeente Diepenveen heeft geen financiële gegevens verschaft. De gemeente doet zelf niet aan woningbouw. b. Gunningswijze In het enquêteformulier geeft de gemeente niet aan in welke mate zij de verschillende gunningswijzen toepast. Uit tabel I blijkt wel welke gunningswijze zij hanteert, gelet op de prijsklassen en de bouwsector: G. W•W.-sector: tot Bfr. 1.250.000 hanteert de gemeente de onderhandse gunningsprocedure tot ongeveer Bfr. 5.000.000 hanteert zij de beperkte procedure vanaf Sfr. 5.000.000 (= Dfl. 250.000.-) gunt zij via de openbare aanbestedingsprocedure. Opgemerkt dient te worden dat die grens van Bfr. 5.000.000 kan variëren. Utiliteitsbouw: voor deze sector geldt precies hetzelfde als bij de G. W•W.-sector. Co Motieven Ook de gegevens met betrekking tot de motieven zijn, wat de gemeente Diepenbeek betreft, zowel bij de G. W. W.-sector als bij de Utiliteitsbouwsector dezelfde: Bij de openbare en de beperkte aanbesteding is in alle prijsklassen de laagste prijs het enige en doorslaggevende motief in verband met de gunning. Alle andere motieven (nrs. 2-9) zijn niet van belang.
Bij de onderhandse opdracht vindt de gemeente de betrouwbaarheid en de deskundigheid van de aannemer de doorslaggevende motieven bij de gunning van de opdracht. De laagste prijs is hierbij een motief dat mede van belang is. Uit de verstrekte gegevens kan men afleiden dat de offerte-aanvraagprocedures niet worden toegepast. cL Gunningsbeleid Net zoals de gemeente Peer geeft ook de gemeente Diepenbeek aan een vastgesteld gunningsbeleid te hebben. Dit beleid is ook expliciet vastgelegd. Wederom niet in stukken van de gemeenteraad of het College van Burgemeester en Schepenen. De gemeente geeft aan dat haar gunningsbeleid is vastgelegd in de wet beI
53
treffende o.verheidso.pdrachten van 14 juli 1976 en het uitvo.erings KB van 22 april 1977. Oo.k hier dient opgemerkt te worden dat deze regelingen weliswaar gunningswijzen en -pro.cedures vastleggen; ze laten voor de gemeente echter de mogelijkheden onverlet een eigen gunningsbeleid te voeren. Voo.rts geeft de gemeente te kennen dat zij een gunningbeleid hanteert dat niet lokaal c.q. regio.naal gericht is. M.a.w. zij heeft een beleid dat er niet o.P gericht is de lokale, regio.nale bouwmarkt en werkgelegenheid af te schermen. De gemeente houdt zodoende ook geen onderlinge volgorde aan bij het gunnen van opdrachten aan lokale, regionale aannemers. Zij zal niet een aannemer aan werk helpen wiens bedrijf zich in een bedrijfs-econo.misch zwakke positie bevindt en de lokale, regionale werkgelegenheid in gevaar brengt. De gemeente geeft, indien zij een bepaald type werk te gunnen heeft, geen voorrang aan een aannemer die reeds eerder eenzelfde type werk heeft uitgevoerd. e. Contacten met buitenlandse aannemers en andere bedrijven Publicatie van opdrachten op EG-niveau zal zeker plaatsvinden, indien zich een dergelijk project voordoet in de gemeente Diepenbeek. In dat geval schrijven ook buitenlandse aannemers in, c.q. melden ze zich aan voor zo'n project. Buitenlandse aannemers schrijven ook in als het een project betreft dat niet in het buitenland is gepubliceerd.
Op de vraag o.f de gemeente o.ok al daadwerkelijk een o.pdracht aan een buitenlandse aannemer heeft gegund, antwoordt zij dat hieromtrent geen o.nderscheid gemaakt wordt. Zij geeft echter niet aan dat gunning aan een buitenlandse aannemer 'reeds daadwerkelijk is voorgekomen.
54
5. ZONHOVEN (inwoneraantal 16.300) Met deze gemeente heeft geen aanvullend gesprek plaatsgevonden.
a. Aantal gunningen De gemeente Zonhoven beoordeelt het aantal door haar te gunnen opdrachten van werken en leveringen als "wel veel". Voor 1985 verstrekt de gemeente de volgende financiële gegevens: G. W. W.-sector: opdrachten voor bijna Bfr. 80 miljoen (= Dfl. 4,4 miljoen). Utiliteitsbouwsector: opdrachten voor Bfr. 13.200.00 (= Df!. 725.000.-) De gemeente doet zelf niet aan woningbouw. b. Gunningswijze De gemeente is, wat de te hanteren gunningswijzen betreft, ze~r summier geweest met het verstrekken van gegevens. Toch kan het volgende beeld geschetst worden voor zowel de G. W. W.-sector als de utiliteitsbouwsector: tot Bfr. 1.250.000 hanteert de gemeente de onderhandse opdracht vanaf Bfr. 1.250.000 past zij overwegend de beperkte procedures toe, met een voorkeur voor de beperkte aanbesteding. Over de openbare aanbesteding of de algemene offerte-aanvraag worden geen gegevens verstrekt. c. Motieven Kort kan aangegeven worden dat de gemeente Zonhoven vanwege haar voorkeur voor de (beperkte) aanbesteding, slechts één motief hanteert, nl. de laagste prijs.
d. Gunningsbeleid De gemeente Zonhoven heeft geen vastgesteld gunningsbeleid. Zij geeft aan dat zij in dit kader de "richtlijnen" van de bestaande wetgeving inzake overheidsopdr achten volgt. De gemeente beschouwt haar beleid ook niet als een ad-hoc beleid. Het gunningsbeleid van de gemeente is wel specifiek regionaal gericht. De opdrachten worden in overwegende mate aan regionale aannemers gegund. Een onderlinge volgorde wordt hierbij echter niet gevolgd. Ook ten aanzien van de gemeente Zonhoven kan geconcludeerd worden dat zij de regionale bouwmarkt en zodoende ook de regionale werkgelegenheid afschermt. e. Contacten met buitenlandse aannemers en andere bedrijven Publicatie in het buitenland, op EG-niveau, vindt niet plaats. Buitenlandse aannemers schrijven niet in en melden zich ook niet aan voor een project dat niet in het buitenland gepubliceerd is. Aanvullend geeft de gemeente Zonhoven hierbij aan dat zij vanwege het systeem van de beperkte aanbesteding de gunning binnen de eigen Belgische regio kunnen houden. De gemeente geeft dan ook niet aan dat ooit aan een buitenlandse aannemer een opdracht gegund is. 55
6. SU.ZEN (inwoneraantal 26.500)
Met de gemeente Bilzen is een aanvl:lllend gesprek gevoerd. a., Aantal gunning~n
De gemeente B'i.lzen beoordeelt het aal'ltal door: haar te gunl'len opdrachten, van' werken en leverin'g en als "niet veel" •. Voor 1985 verstrekt de gemeente de volgende financiële gegevens: G. W. W.-sector: opdrachten voor. Bfr. 50 miljoen (= Dfl. 2,75 miljoen) Utiliteitsbouw seCtor: opdrachtel'l' voor Bi r. 5 miljoen (= DH. 275.000.-) b", Gunningswijze Uit de enquête-resultat en blijkt dat de gemeente Bilzen de gunl'lingswijzen als volgt hanteert ~ G. W. W... sector: in' de prijsklasse van Bfr. 400.000 tot Sfr. 5 miljoen hanteert zij de beperkte aanbesteding in al de andere prijskla·s sen vanaf B-fr. 5 miljoen en, meer., hanteert de geme'ente de opel'lbare' aanbesteding. U tiHteitsbouwsector: in de prijsklasse van Bfr. 400.000 tot Bfr. 5 miljoen hanteert de gemeente~
tot Bir. 1,250.00 de onderhandse opdracl>lt boven dat bedrag zowel de openbare als de beperkte aanbesteding, als ook de' beperkte offerte-aanvraag. van Bfr. 5 tot 20 miljoen maakt zij gebl'tJik van de openbar,e en de beperkte aanbesteding. Hetzelfde geldt voor de' prijsklasse Bfr. 20, tot 45 miljoen. in de prijsklasse meer dan Bfr. 45 miljoen hanteert zij alleen nog de openbare aanbesteding. Woningbouwsector.: in alle prijsklassen past de gemeente de promotie-opdracht toe (zie paragraaf 3.4.) c. Motieven Uit de tabellen II en lIl, die betrekking hebben op de motieven die een rol spelen bij de verschillende gunningswijzen, zijn de volgende gegevens af te lezen: G. W. W.-sector: Bij de openbare en beperkte aanbesteding is de laagste prijs wederom het enige, doorslaggevende motief; Utiliteitsbouwsector: idem. Alleen bi} de onderhandse opdracht spelen de motieven geen grote rol, omdat de gemeente vrij kan onderhandelen. woningbouwsector: geen opgave. d. Gunningsbeleid Hoewel dit niet blijkt uit de enquête, kan op basis van het gesprek geconcludeerd worden dat de gemeente Bilzen geen vastgesteld gunningsbeleid heeft. Ook zij verwijst naar de wet betreffende overheidsopdrachten van 14 juli 1977/6.
56
Uit het gesprek bleek dat haar gunningsbeleid specifiek lokaal, regionaal gericht is. . Op deze manier schermt zij de lokale, regionale bouwmarkt af en beschermt zij de werkgelegenheid. Bij de gemeente Bilzen valt de volgende kanttekening te plaatsen~ Tot voor 2:. tien jaar maakte zij meer gebruik van de openbare aanbesteding dan tegenwoordig. Gevolg was dat regelmatig opdrachten werden gegund aan Nederlandse aannemers. Toen de conjunctuur in de bouw daalde, werd dit beleid danig bekritiseerd. Zodoende wordt nu overwegend via de beperkte procedure een opdracht gegund. Deze procedure geeft de gemeente de mogelijkheid aan lokale, regionale Belgische aannemers te gunnen.
e. Contacten met buitenlandse aannemers en andere bedrijven De gemeente geeft aan dat alleen in Belgische vaklbladen wordt gepubliceerd. Opdrachten op EG-niveau komen niet (of nauwelijks) voor, dus ook geen publicatie op EG-niveau. Slechts zelden schrijven toch buitenlandse aannemers in, of melden zich aan, voor projecten van de gemeente Bilzen. Gunning aan buitenlandse aannemers komt nu niet meer voor (zie hiervoor). In de regio Bilzen komt het, omdat het zo dicht bij de grens ligt, vaker voor dat bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven een vestiging hebben in België.
57
7. HEUSDEN...ZOLOER (inwoneraantal 28.000) , Met de gemeente Heusden-Zolder is een aahVullend gesprek gevoerd.
Aantal gUhfiiligen Gezièn de fihanciële ge~èVensj diè dé gêmeente Heusden-Zolder vêj',strèkt, kan men hèt aai\tal dooi" de gemeente te gunnen opdrad'lten als véel be'" sèhóuweh. Voot 1986 verschaft de gemèente de volgende gegevens:
à.
G.W.W.-sector: opdrachten voor Bfr. 15 miljoen (= Df!. 825.000.-) utilitëitsbouw-sèctOr: opdráchten voor Bfr. 116 miljoen (= Dfl. 6.380.00.-) woningbouwsector: opdrachten vooi' Bfr. 25 miljoen (= Of!. 1.375.000.-) b. Gufirungswijzê
Wat de te nanterên glil'lningswijzê'n bétl"èft geven de éilqu~te en het gesprek het volgende öeeld:
G. 9/.. Vi .-!lèctór: bij de grotere weger'\bouw- projecten, variaf zo'n 3,5 miljoen Bfr. (= Of!. 180.000.-), hanteert de gemeente uitsluitend de openbare aanBe'" steding. Het ge'hoen'ide bedrag kari vàriëren. bij kleinere wegenbouw projecten wordt meestàl de beperkte aanbestedingsproèèdure toegepast. Voor de sectoren utiliteitsbouw en woningböuw geldt hetzelfde als voor de G. W. W.~sectol". De gemeentè gaf als rèden aan dat in de DouWsector de laagste . prijs van doorslaggevend belang is (het "automatismê'; bij de aanbestèdingsprocedure). Bij andere soortèn opdrachten, bijv. leveringen wordt overwegend de procedure van de beperkte offerte-aanvraag téegepast, omdat hierbij ook anderè motieven en criteria een rol kunnen en mogen spelen. Tot Bfr. 1.250.000 wordt ook in de gemeente Heusden-Zolder de onderhandse opdracht toegepast. Motievel'l In de bOLiwsector, dit omvat de dfie te onderscheiden sectoren, is als gevolg van het toepassen van de aanbestedingsprocedure, openbaar en beperkt, uitsluitend het motief van de laagste prijs Vä.f1 belang. Bij de opdracnten van leveringen, waàrbij vooral de beperkte offerte-aanvraag wordt gènanteerd, spelen meerdere motieven een rol. Behalve de prijs zijn dan ook de deskundigtlèid, de kwaliteit, de leveringsternUjn, gedane suggesties van belang. Dit is geen uitputtende opsomming. Tussen deze motieven kan een bepaalde rangorde van belang aangegevèn wordèn. Co
Ook bij de onderhandse opdracht is de gèmeente vrij in het wáarderen en hanteren van de diverse motieven.
58
d. Gunningsbeleid Uit de enquête volgt dat de gemeente Heusden-Zolder een vastgesteld gunningsbeleid heeft. Maar het beleid is niet expliciet vastgelegd. Het gunningsbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad. Ook het gunningsbeleid van de gemeente Heusden-Zolder is overwegend regionaal gericht. Hierbij hanteert de gemeente geen onderlinge volgorde tussen de aannemers bij het gunnen van de opdrachten. Het geven van voorrang aan een bepaald bedrijf dat bedrijfseconomisch in een zwakke positie verkeert, eventueel om de regionale werkgelegenheid te beschermen, komt in de gemeente niet voor. Omdat echter het merendeel der opdrachten aan regionale bedrijven gegund wordt, kan men ook voor deze gemeente concluderen dat zij de regionale bouwmarkt en werkgelegenheid beschermt. e. Contacten met buitenlandse aannemers en andere bedrijven Publicatie van opdrachten in het buitenland, eventueel op EG-niveau komt niet voor. Er zijn geen buitenlandse bedrijven die voor een opdracht inschrijven of zich aanmelden. Gunning van een gemeentelijke opdracht aan een buitenlands bedrijf komt dan ook niet voor.
59
8. f;:IASSELT (inwoneraantal '65.00Q) Met de gemeente Hasselt is een aamwllend gesprek gevoerd.
a. ,t.~ta1 ,gunningen De gemeente HasseH geeft niet ·a an of zij 'het aantal ,door haar te gl.\nn,e n als ·weel of weinig beoordeelt • .De gemeente vers.trekte ,de volgende financiële gegevens: C.W.W.-sector:opdrachten voor Sfr.lOO mBj •.(= BH. 5,5 milj.) Utiliteitsbouw-sector: opdrachten voorS'f r. 69 miljoen (= Dfl. 3,8 milj.)
op~rachten
WoningQolJw doe.t de ,gemeente Hasselt zel
,Bij zowel de .G.W. W.-sector als de utiliteitssbouw-sector ,hanteert de ,gemee~te ;t;I,asseh in de div.erse prijsklassen dezelfde gunningswijzen:
-
tot :&.1r • .1 .250.000, zoals alle gemeenten, de onderhandse opdracht ,t ot Bfr. 20.000.000 de ,openbare en de beperkte aanbesteding '.v anaf Btfr • .20.000.000 past de gemeente bij de utiliteitsbouw ook nog de promotie-opdracht :toe.-Bijvoorbeeld ,vQor 'het nieuwe stadskantoor.
Voor,ts geef,t .de gemeente nog aan dat ,van het totaal aantal gunningen 2§% gegund w,ordt via de openbar-e aanbesteding 25% 'v.ia de bepel'kte aanbesteding 50% via de onderhandse opdracht. In geld uitgedrukt geeft de gemeente de volgende verde.ling: 50% openbare aanbesteding 25% beperkte aanbesteding 25% onderhandse aanbest~ding , Hier:uit bl,ijkt dat hoewel het aantal o,penbare ,aanbestedingen slechts 25% bedraagt, het geld dat er,mee ,gemoeid is 50% van het totaal vertegenwoordigt.
c. 'Motieyen
Wat de motieven betreft geven de tabellen 11 en III het volgende beeld. (Voor zow.el de G. W. W.- als de utiliteits-sector geldt wederom hetzelfde). In gev.al van de openbare aanbesteding zijn de-laagsteprijs en de deskundigheid V.an het bedrijf doorslaggevende ,motieven. D.e motieven zoals de be.t r.ouwbaarheid van en de vertrouwensrelatie tot het bedrijf zijn mede van belang. Evenzo ,he,t >voorkomen van opzetregelingen. Dh geldt ,V.oor alle prijsklassen. Hetzelfde geldt voor de beperkte aanbesteding. Eén motief wordt hier mede van belang geacht, n.l. de (kortere') tijdsduur van deze aanbestedingsprocedure. Bij de .onderhandse opdracht zijn de volgende motieven van doorslaggevende betekenis: de laagste prijs; de ·deskundigheid van het bedrijf; de (kortere) tijdsduur van de procedure. 60
Mede van belang zijn de motieven: de betrouwbaarheid van het bedrijf; de vertrouwensrelatie tot het bedrijf; voorkomen van opzetregelingen; beschermen van lokale c.q. regionale werkgelegenheid.
d. Gunningsbeleid De gemeente Hasselt geeft aan geen vastgesteld gunningsbeleid te voeren, maar een ad-hoc beleid. Hoewel haar beleid niet specifiek lokaal, regionaal gericht is, geeft zij aan dan 6796 van het aantal opdrachten aan lokale, regionale bedrijven wordt gegund. De gemeente hanteert geen onderhandse volgorde onder de lokale, regionale bedrijven bij de gunning. Uit het gevoerde gesprek valt het volgende af te leiden wat de scheidingslijn betreft tussen de beperkte en de openbare aanbesteding; alleen indien er sprake is van een project waarbij deskundigheid is vereist die de lokale, regionale bedrijven niet in huis hebben, zal de gemeente openbaar . aanbesteden. De openbare aanbesteding, waarbij publicatie verplicht is, is dan de enige manier om de nodige gekwalificeerde bedrijven te vinden. e. Contacten met buitenlandse aannemers en andere bedrijven Ook een gemeente van de grootte zoals Hasselt geeft aan de opdrachten niet in het buitenland of op EG-niveau te publiceren. Buitenlandse bedrijven die wel eens inschrijven of zich aanmelden voor een opdracht, hebben meestal een vestiging in België. Desondanks geeft de gemeente Hasselt niet aan dat zij reeds een opdracht aan een buitenlands bedrijf heeft gegund.
61
6.3. Samenvatting van de onderzoeksresultaten Ter afsluiting van dit hoofdstuk wordt een korte samenvatting gegeven van de onderzoeksresultaten per onderdeel. De gebruikte indeling is: 1. het aantal gunningen; 2. de gunningswijze; 3. de motieven; 4. het gunningsbeleidj 5. de contacten met buitenlandseaanl'leme,rs en andere bedrijven. aeL 1: het aantal gunningen
De gemeenten in de grootte van 10 tot 28 duizend inwoners, beoordelen het aantal te gunnen opdrachten overwegend "als hiet veel". Slechts twee gemeenten ,Zijn van mening veel opdrachten te gunnen. De stad Hasselt neemt vanwège zijn grootte een andere po's ltie in, en geeft 'geen oordeel terzake. ad. 2: de gunningswijze
De gunningswijzè die wat het aantal betreft het meest gehanteerd wordt door de gemeentèn is de onderhandse opdracht. Voor opdrachten die het wettelijke grensbedrag van Bfr. 1.250.000 te boven gaan, wordt in overwegende mate gebruik gemaakt van de beperkte procedures. Hierbij bestaat in geval van bouwprojecten een voorkeur voor de beperkte aanbesteding, en bij opdrachten voor leveringen een voorkeur voor de beperkte offerte-aanvraag als gunningswijze. Alleen bij de grote bouwprojecten waarbij lokaal, regionaal gezien, de ge-:meen te niet de nodige deskundige aannemers kan vinden, wordt dedpenbare aanbesteding gehanteerd als gunningswijze om voldoende deskundige aannemers te kunnen bereiken. ad. 3: de motieven De openbare en de beperkte aanbesteding worden als gunningswijze gekozen als een gemeente uitsluitend de laagste prijs als motief wenst te hanteren. Wil een gemeente meerdere motieven. hanteren, voordat zij een opdracht gaat gunnen, dan hanteert men de offerte-aanvraag als gunningswijze. De motieven worden dan in het bestek vermeld, al dan niet in een volgorde van afnemend belang. Het enige motief om over te gaan tot het toepassen van de onderhandse opdracht als gunningswijze is, dat de opdracht niet groter is dan Bit. 1.250.000. In het kader van de gunning van de opdracht zullen dezelfde motieven als bij de offerte-aanvraag van belang zijn. ad. 4: het gunningsbeleid De gemeenten beschikken in het algemeen niet over een vastgesteld gunningsbeleid. Overwegend is er sprake van een ad-hoc beleid. Het gunningsbeleid is in vrijwel alle gemeenten specifiek lokaal, regionaal gericht. De opdrachten worden in overwegende mate aan lokale, regionale bedrijven gegund. De gemeenten willen zodoende de lokale, regionale bouwmarkt afschermen en de lokale, regionale werkgelegenheid beschermen.
62
ad. 5: de contacten met de buitenlandse aannemers en andere bedrijven Publicatie van opdrachten in het buitenland of op EG-niveau komt niet of nauwelijks voor. Opdrachten worden ook nooit aan een buitenlandse aannemer of ander bedrijf gegund.
63
64 ,
7. VOORLOPIGE KANTTEKENINGEN EN OPMERKINGEN
De wetgeving in België op het gebied van de gunning van overheidsopdrachten is zeer uitgebreid. De Wet van 14 juli 1976 geeft aan welke gunningswijzen een overheid kan hanteren, als zij een opdracht te vergeven heeft. Het bijbehorende KB van 22 april 1977 regelt heel detaillistisch de procedures die verbonden zijn aan de toepassing van de diverse gunningswijzen. Deze gunningswijzen zijn: de openbare en de beperkte aanbesteding, de algemenè en de beperkte offerte-aanvraag en als laatste de onderhandse opdracht. Ter verduidelijking een korte vergelijking met de Nederlandse begrippen. De openbare aanbesteding in Nederland is te vergelijken met de openbare aanbesteding en de algemene offerte-aanvraag in België. De onderhandse aanbesteding in Nederland is te vergelijken met de beperkte aanbesteding en de beperkte offerte-aanvraag. De gunning uit de hand in Nederland tenslotte, is te vergelijken met de onderhandse opdracht in België (zie ook paragraaf 3.3.1.t/m 3.3.6). De overheid dient zich strikt te houden aan deze voorgeschreven procedures. Bijna elke beslissing in dit kader is onderhevig aan toezicht of controle door een hogere overheid of de rechter. Na de beschrijving in hoofdstuk 2 t/m 5 van het Belgische gunningssysteem zou men de indruk kunnen krijgen, dat in België een goed werkend gunningssysteem bestaat, waarbij de aangegeven grondbeginselen van mededinging (of concurrentie) en een vaste aanneemsom steeds voorop staan. Na het lezen van hoofdstuk 6 waarin de onderzoeksresultaten met betrekking tot de gemeenten zijn weergegeven, zal duidelijk zijn dat het gunningsbeleid van de gemeenten lokaal, hooguit regionaal gericht is. Het beleid is er met name op gericht de lokale, regionale bouwmarkt af te schermen, waardoor ook de lokale, regionale werkgelegenheid beschermd kan worden. Men kan opmerken dat ondanks de gedetailleerde en uitvoerige regelgeving in het >kader van het gunnen van overheidsopdrachten de gemeenten in staat zijn een zodanig beleid uit te voeren. Hoe dan, kan men zich afvragen. Bij een keuze welke gunningswijze de gemeente zal hanteren, komt haar een ruime discretionaire bevoegdheid toe (zie hiervoor paragraaf 3.3.1.). Alleen in geval de gemeente kiest voor de onderhandse gunningswijze dient zij te motiveren welk geval ex artikel 17 paragraaf 2 van de wet van toepassing is. Kiest zij voor de aanbesteding of de offerteaanvraag als gunningswijze, dan behoeft deze beslissing geen motivering. De gemeente kan dus in principe vrij kiezen voor een gunningswijze die haar in staat stelt haar gunningsbeleid uit te voeren. De gunningswijzen die daartoe geschikt zijn, zijn de beperkte aanbesteding, de beperkte offerteaanvraag en, indien mogelijk, de onderhandse opdracht. Bij de beperkte gunningsprocedures heeft het gemeentebestuur zelf de autonome bevoegdheid de aannemers of leveranciers uit te zoeken die zij voor de opdracht wil laten inschrijven. Het gemeentebestuur stelt een lijst samen waarop de betreffende bedrijven vermeld staan. Als gevolg van het
65
aangegeven beleid zul'len uitsluitend aannemers of leveranciers uit eigen gemeente of regie ep die lijst veorkemen. Ondanks· dat in de regelgeving duidelijk en strikt de veorwaarden zijn aangegeven waarender een gemeente de onderhandse gunningswijze ma& teepassen, blijkt in de praktijk dat de gemeente deze gunningswijze veelvuldig hanteert. In artikel 17 paragraaf 2 van de wet zijn een aantal gevallen emschreven, die het veor een gemeente makkelijk maken de onderhandse gunningswl jze toe te passen. De metiveringsplicht levert geen ef weinig preblemen ep. Het geval dat een gemeente de beste teepassingsmogelijkheden v-e rschaft, is emschreven in sub 1 van artikel 17 paragraaf 2: epdrachten die het bedrag van Bfr. 1.250.000 (= Dfl. 70.000.-) niet te boven gaan, megen enderhands gegund werden. Aangeven dat de epdracht dit bedrag niet te beven gaat, is veldeende motivering em deze gunningswijze te· kunner:l gebruiken. Wat het aantal betreft wordt de onderhandse gunningswijze dan -o ok het meest veelvuldig gehanteerd door de gemeenten. Hierbij is mede van belang dat een gemeente het voornemen een epdracht te gunnen niet heeft te publiceren, indien zij gebruik maakt van een beperkte ef enderhandse gunningswijze. Deze omstandigheid maakt het een gemeente nog makkelijker een lekaal, hooguit regienaai gericht gunningsbeleid uit te voeren. Bij een beperkte en een enderhandse gunningswijze is zodeende sprake van slechts beperkte mededinging tussen de inschrijvers. Artikel 51 paragraaf I sub 2 van het KB (zie paragraaf 4.2. sub 4) geeft het aantal aannemers aan of leveranciers dat een overheid minimaal meet raadplegen, indien zij de beperkte gurmingswijzen tee past. Artikel 52 KB geeft een uitbreiding met betrekking tot de instellingen die zich eveneens aan dat minimum aantal kandidaten dienen te houden. Probleem hierbij is dat uit de omschrijvingen van artikel 51 en 52 niet blijkt dat oek de gemeenten zich hieraan hebben te houden. Ondanks deze leemte in de wetgeving is de gemeentelijke praktijk dat steeds ze'n 5 à 6 aannemers ef leveranciers worden uitgenodigd in te schrijven veor een epdracht. In het kader van de enderhandse gunningswijze meet de gemeente dus meerdere aannemers ef leveranciers raadplegen. Mocht echter raadpleging van meerdere aannemers of leveranciers niet megelijk zijn, dan dient hiervoor een metivering gegeven te werden. Opdrachten die Bfr. 100.000 (± Df!. 5.500.-) niet te beven gaan, mogen na raadpleging van slechts één aannemer of leverancier onderhands gegund worden. In het algemeen kan met het velgende onderscheid maken in het kader van de teepassing van de beperkte aanbesteding en de beperkte efferte-aanvraag. De beperkte aanbesteding wordt doer een gemeente als gunningswijze gehanteerd, indien de opdracht de uitvoering van een werk inhoudt. Bij bouwprojecten wordt in het algemeen de goedkoepste inschrijver het werk gegund. Bij de aanbestedingsprocedure is de laagste prijs meteen ook het enige criterium op basis waarvan gegund wordt. De prijs mag natuurlijk niet ze laag zijn dat knoeiwerk onvermijdelijk is. De beperkte offerte-aanvraag werdt toegepast, indien de opdracht de levering van één of meerdere goederen inhoudt, bijvoorbeeld kantoormeubilair, computers, etc. Voor het toepassen van deze beperkte gunningswijzen bestaan geen financiële grenzen. Uit het praktijkonderzoek is gebleken dat de keuze voor de (beperkte aan66
besteding) of voor de (beperkte) offerte-aanvraag als gunningswijze ook afhangt van de politieke situatie in de betreffende gemeente. Gemeenten die een eenvoudige en gemakkelijke gunningsbeslissing willen nemen, ofwel bang zijn voor beschuldigingen van "vriendjespolitiek", kiezen voor de aanbesteding omdat, zoals gezien, daarbij het automatisme van gunning aan de laagste inschrijver van toepassing is. Gemeenten die daar geen problemen mee hebben, kiezen in het algemeen voor de offerte-aanvraag om hun uiteindelijke gunningsbeslissing op meerdere relevante criteria te kunnen baseren. In de gemeentelijke praktijk is de financiële grens tussen de beperkte en de openbare aanbesteding sterk afhankelijk van de grootte en van het beleid van de gemeente. Bij de ene gemeente ligt die grens bij Bfr. 3,5 milj., bij de andere bij Bfr. 6 milj. De keuze tussen deze twee gunningswijzen wordt ook bepaald door de aard van het werk. Betreft het een werk ter uitvoering waarvan lokaal, regionaal voldoende aannemers te vinden zijn, dan zal de gemeente de beperkte aanbesteding gebruiken. Gaat het echter om een moeilijk werk, waarvoor lokaal of regionaal te weinig deskundige aannemers voorhanden zijn, dan zal een gemeente noodgewongen openbaar aanbesteden om zodoende voldoende deskundige bedrijven te vinden. Daarnaast komt het voor dat de hogere overheid die subsidie verleent aan de gemeente, voorschrijft dat openbaar aanbesteed dient te worden. Wat het aantal opdrachten betreft, worden in België weinig opdrachten openbaar aanbesteed. Omdat het dan ook meteen grote en dure projecten betreft, is het aandeel van de openbare aanbesteding in hoeveelheid geld uitgedrukt toch niet gering. De algemene offerte-aanvraag als gunningswijze wordt door de gemeenten niet of nauwelijks toegepast. Gezien de nadelen die deze gunningswijze heeft voor een gemeente, zoals de publicatieplicht, het niet kunnen werken met de lijst, het moeten formuleren van tal van criteria waarop de gunning gebaseerd moet zijn, is dat niet verwonderlijk. In het begin van dit hoofdstuk is reeds kort de mogelijkheid van toezicht door een hogere overheid aangestipt en van controle door de rechter. Allereerst enkele opmerkingen met betrekking tot het toezicht. Zoals aangegeven in paragraaf 3.8.2. is een gemeentelijke beslissing waarbij de gunningswijze en de voorwaarden worden vastgesteld, onderhevig aan goedkeuring door de provincie, tenminste als de opdracht een bedrag van Bfr. 1,3 milj. (gemeenten met minder dan 5.000 inwoners), respectievelijk Sfr. 3,3 milj. (gemeenten met meer dan 5.000 inwoners) te boven gaat. Beneden dat bedrag en in geval van dringende spoed is geen voorafgaande goedkeuring vereist. Veel opdrachten worden zodoende in de praktijk gegund zonder dat van voorafgaand toezicht sprake is. Het algemene toezicht dat bij alle opdrachten achteraf plaatsvindt, schijnt in de praktijk weinig in te houden. Geen enkele van de geënquêteerde gemeenten gaf aan ooit problemen te hebben gehad met het provinciaal toezicht. Ook het toezicht op de uiteindelijke gunningsbes.lissing levert in de praktijk geen problemen op voor de gemeenten. Ten tweede: de controle door de rechter. Voor een inhoudelijke bespreking zie paragraaf 4.5 •• In België, zo geeft Flamme aan in zijn preadvies voor de Vereniging voor Bouwrecht (zie literatuurlijst), schijnen aannemers en leveranciers niet zo bang te zijn een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen de overheidsopdrachtgever. Flamme schrijft: "•••• dat de aannemers 67
en de leveranciers niet met een heilig ontzag opkijken tegen het aanhangig maken van hun zaak bij de rechter en ook de banbliksems of de geniepige represailles van de openbare kopers niet vrezen" (p. 180 van genoemd preadvies). Desondanks is ook hier tijdens het onderzoek van de gemeentelijke praktijk gebleken, dat een aannemer of een leverancier die het waagt een procedure te beginnen tegen een gunnings- of a"n dere beslissing van de gemeente, het werken voor die gemeente voorlopig of voor altijd kan vergeten. Zoals gezien worden de beperkte en de onderhandse procedures veelvuldig toegepast. Een gemeente zal een bedrijf dat problemen veroorzaakt, terecht of onterecht, niet of niet zo gauw meer op de beroemde lijst zetten van bedrijven die mogen inschrijven voor een opdracht van de gemeente. Weliswaar kan een bedrijf dat niet op de lijst voorkomt, verzoeken alsnog op de lijst geplaatst te worden, maar een gemeente kan zo'n verzoek zonder meer naast zich neerleggen. In de enquête waren een aantal vragen opgenomen, die een inzicht moesten verschaffen in de mate waarin grensoverschrijdend verkeer plaatsvindt bij het gunnen van gemeenteopdrachten. De resultaten van de enqute laten zien dat er geen grensoverschrijdend verkeer plaatsvindt. Opdrachten die het bedrag van Bfr. 45 milj. (= 1 milj. ECU) te boven gaan, zodat publicatie op EG-niveau verplicht is, komen niet of nauwelijks voor bij gemeenten. Opdrachten beneden dat bedrag van één miljoen ECU worden uit eigen beweging nooit in het buitenland gepubliceerd. Gemeenten gaan er zelfs toe over een project in stukken te splitsen om niet aan de publicatieplicht op EG-niveau te hoeven voldoen, terwijl een dergelijk splitsen van een project uitdrukkelijk verboden is volgens de Coördinatierichtlijn van de EG. Soms is er wel eens een buitenlands bedrijf dat probeert in België een opdracht te verkrijgen. En indien het om een zeer gespecialiseerd werk gaat, waarvoor in België de deskundigheid ontbreekt, dan kan het voorkomen dat een buitenlands bedrijf de opdracht ook daadwerkelijk krijgt. Buiten deze uitzonderingen, zo is gebleken uit het onderzoek, zullen de gemeenten, en in het bijzonder de grensgemeenten, ervoor zorgen de opdracht lokaal, regionaal te gunnen. Daartoe zullen ze wederom gebruik maken van de beperkte of de onderhandse gunningswijzen, omdat ze dan zelf de bedrijven kunnen uitzoeken die ze voor hun opdracht willen laten inschrijven. Deze bedrijven zullen dan ook uitsluitend Belgische bedrijven zijn. In deze grensoverschrijdende context kunnen ook enkele kanttekeningen geplaatst worden bij de erkenningsregeling (zie hoofdstuk 5). In België zelf wordt deze regeling niet als een protectionistische regeling gezien. De redenering die hier achter zit, is als volgt: als wij eisen dat Belgische aannemers erkend moeten zijn, dan mogen wij dat zeker ook van buitenlandse aannemers eisen. Toch is er wat voor te zeggen dat die erkenningsregeling wel als zodanig werkt. Bijvoorbeeld een Nederlandse aannemer, die in het Publikatie blad van de EG de bekendmaking leest, dat een Belgische overheid een Europese openbare aanbesteding houdt, heeft de mogelijkheid met een offerte voor die opdracht in te schrijven. Een Belgische overheid zal echter de opdracht aan die Nederlandse aannemer ook gunner), indien diens inschrijving de laagste is en indien hij op het moment van gunning de vereiste erkenning bezit, waaruit blijkt dat hij volgens Belgische criteria 68
bekwaam is een dergelijk werk uit te voeren. Stel dat die Nederlandse aannemer op het moment van publicatie van de opdracht de vereiste erkenning niet bezit, dan zal hij waarschijnlijk niet staat zijn vóór het moment van gunning die erkenning te verkrijgen. De tijd die het verkrijgen van een erkenning in beslag neemt, bedraagt minimaal drie tot zes maanden. Een Nederlandse aannemer of een aannemer van een andere nationaliteit, die in België in aanmerking wil komen voor een overheidsopdracht, zal ervoor moeten zorgen reeds van te voren een erkenning in zijn bezit te hebben. Samenvattend kan voorlopig geconcludeerd worden, dat de Belgische gemeenten overwegend een specifiek lokaal, hooguit regionaal gericht gunningsbeleid hanteren. De wetgeving op het gebied van het gunnen van overheidsopdrachten biedt hen daartoe, zo blijkt bij nadere bestudering, alle gelegenheid. Het naar vrije keus kunnen hanteren van de beperkte procedures biedt hen daarnaast ook de mogelijkheden buitenlandse aannemers en leveranciers buiten de deur te houden.
69
70
NOTEN
1.
2.
3. 1+.
5.
6. 7. 8. '9. 10.
11. 12. 13. 11+.
15. 16. 17. 18.
Zie artikel 176 lid 2 (Nederlandse) Gemeentewet; de Wet aanbesteding lagere publiekrechtelijke lichamen van 1977. Alleen de voor dit onderzoek belangrijke richtlijnen van de EEG zijn opgesomd; Voor een totaaloverzicht van de richtlijnen van de Raad van de EEG zie: C. Deschamps, Overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. Bijlagen, uitgegeven door UGA-diensten te Kortrijk, 1979, bijgewerkt tot 1- 1-1985 (losbladig). (Voortaan: "Deschamps a.w.") Deze richtlijnen zijn: de Richtlijnen van de Raad, nr. 71/306/EEG, van 26 juli 1972, en de Richtlijnen van de Raad, nr. 72/277/EEG, van 26 juli 1972. In 1968 was één miljoen Europese Rekeneenheden (ERE of ECU) gelijk aan Bfr. 1+1+.883.900. Zie Syllabus "De wetgeving betreffende de overheidsopdrachten", voor de Provinciale School voor Administratiefrecht, cursus 1985-1986, samengesteld door: R. Briers, p. 1. (Voortaan: Syllabus) Zie Memorie van Toel'ichting, Belgische Senaat, zitting 1961-1962, nr. 361+, p. 2. Zie noot 6, p. 3. Parlementair Bescheiden (P.B.), Senaat, zitting 1962-1963, nr. 80, p. 12. Wetsvoorstel van de heren Meyers, Bracorps en Piron (P.B. Kamer, nr. 130, 8 februari 1966). Zie "Praktische Kommentaar" bij de reglementering van de overheidsopdrachten; door: M.A. Flamme, Ph. Mathëi en Ph. Flamme, 5e uitgave, uitgegeven door de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, Brussel 1986, p. 92-93. (Voortaan: Praktische Kommentaar 1986). KB van 25-2-1977 (B.s. 5-3-1977). KJ? van 28-2-1977 (B.S. 5-3-1977). Zie het rapport van Parisis, n.a.v. de R.T.T.-zaak; vindplaats: Belgische Senaat, 1971+-1975, nr. 651+, nr. 1. Zie noot 10, I+e uitgave 1978. (Voortaan: Praktische Kommentaar 1978). Praktische Kommentaar 1978, p. 113. Zie Belgische Senaat, zitting 1961-1962, nr. 361+, p. 8. Deze richtlijn betreft de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (nr. 71/EEG/305). Artikel 1+9, par. 2 is de laatste keer gewijzigd bij KB van 1+-2-1980. Zie noot 16 (Publikatieblad RG, 16 augustus 1971, nr. L 185). 71
19. Zie noot 4. Dit bedrag is door de Commissie vastgesteld en gepubliceerd in het Publikatieblad van de EG, 12 februari 1986 (nr. 86/C33/01). 20. Dit wil zeggen: instellingen van categorie A als bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954, betreffende de controle van instellingen van openbaar nut, Staatsbedrijven, etc. 21. Als noot 20 met betrekking tot instellingen van categorie B en C, zoals de intercommunale openbare centra voor maatschappelijk welzijn, etc. 22. Zie Syllabus a.w., p. 31 en Praktische Kommentaar 1978, a.w., p. 198199. 23. Zie arrest N. V. Falconi Belgique van 13 februari 1970, V.A.A., p. 192. 24. Praktische Kommentaar 1978, a.w., p. 205. 25. Omzendbrief (circulaire) van de belgische Eerste Minister van 25 juli 1977. 26. Bedoeld zal worden dat .niet steeds een vaste aannemer of een vaste groep van aannemers voor de gunning in aanmerking komen. Iedere aannemer moet zodoende de. kans hebben het werk gegund te krijgen. 27. Zie Memorie van Toelichting bij de wet van 4 maart 1963, Belgische Senaat, zitting 1961-1962, nr. 364, p. 10-11. ' 28. Bijvoorbeeld: spoedeisende opdrachten. 29. Praktische Kommentaar 1978, a.w., p. 162. 30 Zie artikel 51 par. 1 sub 2 en artikel 39 van het KB van 22 apri11977. 31. Zie ook hoofdstuk 4, paragraaf 2, nr. 4. 32. Zie weekblad "Het Bouwbedrijf", 31 oktober 1970, p. 19. 33. Bij opdrachten van leveringen van goederen wijkt de procedure voor de algemene offerte-aanvraag wel af. Hierbij geschiedt de opening van de offertes in een openbare zitting zonder afkondiging der prijzen. 34. Zie Syllabus, a.w., p. 32. 35. Praktische Kommentaar 1978, a.w., p. 207. 36. Memorie van Toelichting, Belgische Senaat, zitting 1975-1976, nr. 1, p. 23. . 37. Syllabus, a.w., p. 34. 38. Zie noot 36,p. 24. 39. Wijziging in de uitvoering kan o.a. bestaan in het gebruik van andere materialen. 40. Praktische Kommentaar 1978,a.w., p. 218. 41. Zie noot 40. 42. Een project kan als een geheel aanbesteed worden, maar ook in afzonderlijke stukken, percelen. Zo'n afzonderlijk perceel betreft dan een lot. 43. Het betreffende artikel 12 van de wet van 4 maart 1963 spreekt nog alleen van de minister. 44. Syllabus, a.w., p. 42. 45. Syllabus, a.w:, p. 43. 46. Zie noot 16. 47. Praktische Kommentaar 1978, a.w., p. 224. 48. KB van 20 augustus 1981, in werking getreden op 1 januari 1982. 49. Syllabus, a.w. p. 49. 50. Artikel 3 par. 1 KB van 18 mei 1981 (Stb. 16 juni 1981). 51. Praktische Kommentaar 1978, a.w., p. 146. 52. Voorbeelden van georganiseerde afspraken zijn: "Charpo" en "Udip", zie De's champs, a.w., p. 35. 72
53. Advies Hoog Komite van Toezicht, 29 november 1973. 54. Dit is ook overeenkomstig de oplossing die door de OESO werd overwogen (verslag OESO, 12 november 1975). 55. Deschamps, a.w., III-32, p. 45-46. 56. Deschamps, a.w., p. 38. 57. "Dringende spoed" in artikel 82 bis, par. 1 lid 3, Gemeentewet, heeft dezelfde betekenis als in artikel 17, par. 2 sub b, Wet van 14 maart 1976. In de "Syllabus", a.w. p. 55, staat dat: "dringende spoed het gevolg moet zijn van niet te voorziene omstandigheden. Het volstaat niet dat de omstandigheden niet voorzien waren, zij moeten ook onvoorzienbaar zijn geweest". 58. Deze bedragen gelden alleen voor de gemeenten van het Vlaamse Gewest. Voor de rand-gemeenten en de taalgrensgemeenten zijn deze bedragen Bfr. 900.000, respect. Bfr. 2.300.000. 59. Laatste herziening van 16 juni 1982, bij Besluit van de Vlaamse Executieve. 60. Deze besluiten worden niet uitdrukkelijk genoemd in par • .2 lid 1 van artikel 82 bis, Gemeentewet. 61. Deze termijn was voorheen 90 dagen, maar is overeenkomstig artikel 4, Wet van 28 juni 1985, betreffende de organisatie van de procedure alsook de uitoefening van het administratief toezicht op de gemeenten gebracht op 100 dagen. 62. Syllabus, a.w., p. 58-59. 63. Zie "Gemeentebeleid", nr. 3, door J.M. Leboutte, uitgever: J. van den Broelle, Brugge, p. 31-34. 64. Zie noot 63. 65. Deze Besluitwet van 1947 is gewijzigd bij KB van 11 april 1974 (B.S. 15 mei 1974), bij wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten (B.S. 28 augustus 1976), bij wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering (B.S. 17 augustus 1978) en bij wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorschriften 1979-1980 (B.S. 15 augustus 1980). 66. Zie Memorie van Toelichting, Belgische Senaat, zitting 1975-1976, nr. 723, nr. 1, p. 36-39. 67. Zie noot 66, p. 37. 68. Zie noot 66, p. 38. 69. Deze algemene aannemingsvooraarden zijn vastgesteld bij Ministeriële Beschikking van 10 augustus 1977 en bevatten algemeen contractuele bepalingen, die overwegend van administratieve aard zijn. 70. Het bestek houdt vooral technische en bijzondere administratieve bepalingen in. Er bestaan staandaard-bestekken. 71. Zie artikel 5 t/m 10 van het KB van 22 april 1977. 72. Zie ook par. lIl, 9, 2, en lIl, 9, 3. 73. Artikel 9 van de Coördinatierichtlijn geeft op deze algemene regel een aantal uitzonderingen. 74. Artikel 15 van het KB van 22 april 1977 geeft aan welke stukken zo'n uitschrijving dient te bevatten. 75. Zie artikel 40, KB van 1977. 76. Zie artikel 34 sub 3, KB van 1977. 77. Waarschijnlijk zal bij B overleg tussen de overheid en de inschrijver plaatsvinden. Bij A niet. 78. Syllabus, a.w. p. 93. 73
79. Hof van Cassatie, arrest van 11 maart 1982. Het moment van afgifte van de betreffende brief op het P. T. T.-kantoor is beslissend. 80. Zie "Aanbestedings- en mededingingsrecht in de bouw", Publicatie van de Vereniging voor Bouwrecht, nr. 14, Preadvies van Prof. M.A. Flamme, p. 171-182, Kluwer-Deventer. 81. Het arrest S.A. Cobilec, 22 december 1961, RDJA 1962, p. 137. 82. Het arrest N. V. Pevalco, 21 maart 1969, VAA 322. 83. Arrest Falconi België, R.v.St. 13 februari 1970, RDJA 1971, p. 108. 84. Arrest Sogiaf en Astrobel, R.v.St. 7 oktober 1981, nr. 21.438. 85. Arrest Cigrasa, R.v.St., nr. 23.106 van 31 maart 1983. 86. Arrest N.V. P01ychemie, R.v.St. 16 december 1966, nr. 12.114. 87. Naast deze genoemde regelingen bestaan voorts nog: - het M.B. van 1 april 1983 tot nadere bepaling van de categorieën en ondercategorieën voorzien in artikel 6 van het K~B. van 9 augustus 1982; - het M.B. van 1 april 1983 betreffende de bij de aanvragen .voor een erkenning, een voorlopige erkenning of attest inzake het totale bedrag van de werken die gelijktijdig mogen worden uitgevoerd te voegen bescheiden; - het M.B. van 26 november 1947 houdende de goedkeuring van het reglement van inwendige orde van de Kommissie voor Erkenning van 17 november 1947. 88. B.S. van 23 oktober 1981. 89. Praktische Kommentaar bij de reglementering van de overheidsopdrachten, door M.A. Flamme, Ph. Mathei en Ph. Flamme, 5e uitgave, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, Brussel 1986, po' 11661167. (Voortaan: Praktische Kommentaar 1986). 90. Zie ook hoofdstuk 3, par. 9.6.2. m.b.t. artikel 29 Besluitwet. 91. Praktische Kommentaar 1986, p. 1214, R.v.St., 3e Kamer, 27 junI 1980, nr. 20.490, N.V. Lagoon-Belgische Staat. 92. Zie het rapport "Naar een ordening op de bouwmarkt", Den' Haag 20 juni 1982, van de Overleggroep Ordeningsthema's Aanbestedingswezen.
74
LITERATUUR
Briers, R., "De wetgeving betreffende de overheidsopdrachten", Provinciale School voor Administratiefrecht, cursus 1985-1986. Deschamps, C., "Overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten", UGA-diensten, Kortrijk, 1979 (losbladig). Flamme, M.A., Mathei, Ph., Flamme, Ph., "Praktische Kommentaar bij de reglementering van de overheidsopdrachten", 4e uitgave, 1978 en 5e uitgave, 1986, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, Brussel, 1978, 1986. Flamme, M.A., Nouhuys, J.W. van, S1agter, W.J., "Aanbestedings- en mededingingsrecht in de bouw", Vereniging voor Bouwrecht, 14, KluwerDeventer , 1986 (Preadviezen). Leboutte, J.M., "Gemeentebeleid nr. 3", Uitgever J. van den Broelle, Brugge (losbladig). Rapport n.a.v. de R.T.T.-zaak door Parisis. Vindplaats: Belgische 1974-1975, n~ 654, nr. 1.
Senaa~
75 ,
Bijlage 1 Wet van 14 juli 1976
I
WET VAN 14 JULI 1976 BETREFFENDE DE OVERHEIDSOPORACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN. LEVERINGEN EN DIENSTEN (I) (B .S. 28 augustus 1976) gewijzigd bij wet van 4 augustus 1978101 economischereorieDlerins (B.S. 11 ausustus 1978) en programma-wet 1981 van 2 juli 1981 (B.S. 8 juli 1981)
BOUDEWIJN. Koning der Belgen. Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen. Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen ART. I. - § I. De opdrachten voor aimneming van werken. leveringen en diensten in naam van de Staat en van elk ander publiekrechtelijk persoon; · worden gegund na mededinging en op een forfaitaire grondslag, volgens de wijzen bepaald in deze wel. De inrichting van deze onderscheiden procedures voor het gunnen van de opdrachten wordt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld. . § 2. Deze wet is eveneens van toepassing op :
I" de universitaire inslellingen. die geheel of gedeeltelijk door de Staal worden gesubsidieerd ; 2° de rechtspersonen waarin de overheid een overwegend belang heeft en waarvan de lijst wordt vastgesteld door de Koning. § 3. De Koning kan deze wet bij ecn in Ministerraad overlegd besluit van toepassing maken op de opdrachten voor aanneming van werken. leveringen en diensten gegund door privaatrechtelijke personen die hiertoe - toelagen genieten vim de openbare besturen . § 4. Voor de toepassing van dit artikel kan de Koning elke wetttelijke bepaling die strijdig met of niet-conform aan deze wet is. opheffen of wijzigen. (I) Zitting 1975-1976.
Senaat. PQrkfMnlQ;'~ b~sche;den. -
Ontwerp van wet. Rr 723·1 van 17 november 1975. 723-2 van 19 mei 1976. - Amende ....nten. D' ·723-3. ParkmentaÎTe Handelingen . - Zittineen van 2 en 3 juni 1976.
Kamer
VaD
Verslaa. n'
volksvertc8CDwoordiaen.
Parh~nlaire HJch~itk,.. - Ontwerp van wet. ar 903, R' I. - Amendementen, n' 903. en 6. - Ven.... ft' 903. n' 4. PDJ'Km.nlair. Hanlkling.n . - Zittinc van 30 juni 1976. - WCI ..Slcmd op 1 juU 1976.
ft" 2.3.
S
ART. 2. - § I. Iedere Minister kan. binnen de grenzen van zijn bevoegdheid . de beslissingen nemen inzake het gunnen en uitvoeren van opdrachten voor rekening van de Staat en van de instellingen die onder zijn hiërarchisch gezag staan . § 2. Voor de andere publiekrechtelijke personen worden de bevoegdheden toegekend aan de Minister voor het gunnen en uitvoeren van opdracht en. zoals in § I. uitgeoefend door de overheden en organen bevoegd krachtens de wettelijke. organieke of statutaire bepalingen die hen beheersen . § J . De bevoegdheden toegekend bij toepassing van de §§ I en 2 van dit artikel , kunnen worden overgedragen binnen de bij koninklijk besluit bepaalde grenzen; evenwel kunnen, voor de bevoegde overheden en organen bedoeld in § 2. deze bevoegdheden slechts worden overgedragen in zover de wettelijke. organieke of statutaire bepalingen die hen beheersen. dit toelaten. De bevoegdheid tot het nemen van de in artikel 12. § 2. bedoelde beslissingen kan echter niet worden overgedragen. ART. 3. - § I. De forfaitaire grondslag van de opdrachten is geen belemmering voor een herziening van de prijzen uit hoofde van bepaalde economische en sociale factoren, wanneer de herzieningsbepalingen uitdrukkelijk in de overeenkomst worden vermeld. . Wanneer de hoofdaannemer of de hoofdleverancier een beroep doet op de onderaannemers, dan moeten die, in geval van herziening, ook in het voordeel van de herziening van hun prijzen delen volgens modalitei ten te bepalen door de Koning en in de mate die verenigbaar is met de aard ·van de door hen uitgevoerde prestàties . § 2. De opdracht mag worden gegund zonder forfaitaire prijsbepa ling .
1° Voor de werken, leveringen of diensten die ingew'ikkeld zijn of die een nieuwe techniek inluiden, die zeer grote technische risico's tot uitvoering van prestaties medebrengen, terwijl alle uitvoeringsvoorwaarden en verplichti ngen ervan niet volledig kunnen worden bepaald; ZO In buitengewone en onvoorziene omstandigheden, wanneer zij betrekking heeft op spoedeisende werken, leveringen of diensten waarvan de aard en de uitvoeringsmogelijkheden moeilijk kunnen worden omschrev.e n . ART. 4. - Betaiingen mogen alleen gedaan worden voor verstrekt e en aanvaarde diensten; als zodanig worden beschouwd, volgens wat in de overeenkomst is voorzien, de voorraden die aangelegd zijn voor de uitvoering van de opdracht en die door het bestuur zijn goedgekeurd. Nochtans kunnen als provisie voorschotten worden toegestaan volgens de voorwaarden en regelen die bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden vastgesteld. ART. 5. - Geen overheidsopdracht mag bij wege van een promotieovereenkomst of van een concessieovereenkomst worden gegund dan in de voorwaarden vastgesteld bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit ..
Deze voorwaarden bevatten voor de promotieovereenkomsten onder meer: - de vaststelling van een waarborg op het ogenblik van de neerlegging van het aanbod: - de vaststelling van een financieringswaarborg door een erkende financiële instelling; - de verplichting voor de promotor al de verantwoordelijkheden op zich te nemen die ten laste vallen van de aannemer bÜ toepassing van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek: . - de verplichting voor de promotor, hetzij erkend te zün als aannemer, hetzij een beroep te doen op erkende aannemers, al naar hij de werken wel of niet persoonlijk uitvoert: - de eerbiediging, in d~ betrekkingen tussen de promotor en de aannemers, van de bepalingen van het algemeen lastenkohier van de Staat en van het bestek van de bouwheer van het openbaar werk, inzonderheid inzake de herziening van de prijzen. Voor de toepassing van deze wet geldt als promotieovereenkomst de overeenkomst die tegelijk de financiering en de uitvoering van werken of leveringen betreft , alsmede. in voorkomend geval, de studie daarvan. Voor de toepassing van deze wet geldt als concessieovereenkomst, de overeenkomst waarin als tegenprestatie voor het werk het recht op exploitatie wordt verleend , al dan niet gepaard gaande met een prijs of een retributie. ART. 6. - § I. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke verordenende of statutaire verbodsbepalingen, is het ieder ambtenaar, openbare gezagdrager ofieder ander persoon belast met een openbare dienst. verboden op welke wijze ook. hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks. tussen te komen bij de gunning van en het toezicht op de uitvoering van een overheidsopdracht zodra hij persoonlijk of via een tussenpersoon belangen heeft in een van de inschrijvende ondernemingen. § 2. Dit belang wordt vermoed te bestaan:
I" zodra de ambtenaar. openbare gezagdrager of ieder ander persoon belast met een openbare dienst. bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot de derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad. met een der inschrijvers of met ieder ander persoon die voor rekening van een van hen een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent: · 2" indien de ambtenaar. openbare gezagdrager of ieder ander persoon belast met een openbare dienst zelf of bij tussenpersoon eigenaar, medeëigenaar of werkend vennoot is van een van de inschrijvende ondernemingen dan wel in rechte of in feite. zelf of bij tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent. § 3. Indien de ambtenaar, openbare gezagdrager of ieder ander persoon belast m~t een openbare dienst~ zelf rechtstreeks of onrechtstreeks een of meer aandelen of deelbewijzen ter waarde van ten minste S pct. van het
maatschappelijk kapitaal onder zich houdt van een van de inschrijvende ondernemingen. is hij verplicht de bevoegde . overheid daarvan kennis te geven. leder ambtenaar. openbare gezagdrager of iedere andere persoon belast met een openbare dienst die zich in een van de toestanden bevindt bedoeld door § 2 van dit artikel. is gehouden zichzelf te wraken. ART. 7. - Elke handeling. overeenkomst of verstandhouding die de normale mededingingsvoorwaarden kan vertekenen. is verboden . Inschrijvingen en oll'ertes die met zodanige handeling. overeenkomst of verstandhouding zijn ingediend. moeten worden geweerd. Wanneer zodanige handeling. overeenkomst of verstandhouding tot het gunnen van een overheidsopdracht heeft geleid. dan moet elke uitvoering van de opdracht worden stopgezet. tenzij de bevoegde overheid. bij een met redenen omklede beslissing. anders beschikt. De toepassing van dit artikel kan in geen geval leiden tot schadeloosstelling van de persoon aan )'Iie de opdracht gegund is. ART. 8.(1) - § I. De inschrijver voor een opdracht van werken is verplicht: 1° Alle wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen inzake veiligheid en hygiëne, evenals die welke betrekking hebben op de algemene arbeidsvoorwaarden, onverschillig of deze voortvloeien uil de wet dan wel uit de paritaire akkoorden op nationaal, gewestelijk of plaatselijk vlak, na te leven en te doen naleven door ieder die in enig stadium als onderaannemer is opgetreden en door ieder die personeel ter beSChikking stelt op de bouwplaats; 2° Alle wettelijke. reg1ementai~ of conventionele bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid na te leven en te doen naleven door zijn eigen onderaannemers en door ieder die hem personeel ter beSChikking stelt; 3° Tegenover het personeel dat voor rekening van een van zijn onderaannemers op de bouwplaats werkt of heeft gewerkt, te zorgen voor de uitbetaling van de verschuldigde bedragen voor de door dat personeel op de bouwplaats verrichte arbeid, aan loon, bijdragen voor sociale zekerheid en bedrijfsvoorheffing, ingeval de werkgever in gebreke blijft; dit geldt ook voor het personeel dat ter zijner beschikking of ter beschikking van een van zijn eigen onderaannemers gesteld was of is; 4° Onverminderd de toepassing van § 3, tweede lid, tegenover het personeel dat werkt of heeft gewerkt op de bouwplaats waarvoor hij de verantwoordelijkheid heeft en ingeval de werkgever in gebreke blijft, te zorgen voor de betaling van hetgeen door een onderaannemer of door iemand die personeel ter beschikking heeft gesteld op die bouwplaats, aan loon verschuldigd is voor de arbeid die daar is verricht. § 2. De inschrijver voor een opdracht van leveringen of diensten is verplicht de wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen bedoeld in § I, 1° en 'l', na te leven en te doen naleven door zijn eiaen onderaannemers en door ieder die hem personeel ter beschikking stelt. (I) Wet van • a",ustua 1971 tot
",,-UChe berorietIIeriII art.
n (B.S. 17 _
.... 1971).
(
.
§ 3. De onderaannemers waarop een beroep wordt gedaan en degenen die personeel ter beschikking stellen voor de uitvoering van een overheidsopdracht, zijn verplicht, onder dezelfde voorwaarden als de inschrijver, de wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen bedoeld in § I, 1° en 2°, en § 2, na te leven en te doen naleven door hun eigen onderaannemers en door ieder die personeel te hunner beschikking stelt. Bij.de overheidsopdrachten van werken moeten zij daarenboven, onder de voorwaarden bepaald in § I, 3° zorgen voor de betaling der bedragen die aan loon, bijdragen voor sociale zekerheid en bedrijfsvoorheffmg verschuldigd zijn voor de prestaties van het personeel dat voor rekening van een van hun onderaannemers heeft gewerkt of werkt op de bouwplaats, evenals van het personeel op de bouwplaats te hunner beschikking of ter beschikking van een van hun onderaannemers gesteld. § 4. De vordering die voor het personeel voortvloeit uit § I, 3° en 4°, of uit § 3, tweede lid, moet verplicht worden voorafgegaan door een klacht die bij aangetekende brief aan de schuldenaar en , in alle gevallen aan de inschrijver, wordt toegezonden binnen een termijn van een maand na de datum van .de eisbaarheid van het loon. Zij veIjaart éénjaarna de datum van de toezending van de klacht. De personen die de verschuldigde bedragen hebben betaald ingevolge § 1,3° en 4°, en § 3, tweede lid, worden ten opzichte van de werkgever in de wettelijke rechten en voorrechten gesteld met betrekking tot die bedragen. De inschrijver die overeenkomstig § I, 4°, heeft betaald, beschikt bovendien onder dezelfde voorwaarden over een verhaalrecht tegenover degene die de bedragen verschuldigd is ingevolge § 3, tweede lid. § S. Onverminderd de toepassing van de sancties waarin andere wettelijke. reglementaire of conventionele bepalingen voorzien, worden de inbreuken op de in §§ I en 2 bedoelde verplichtingen vastgesteld door de overheid die bevoegd is voor de uitvoering van de betrokken opdracht en geven aanleiding tot het treffen van de maatregelen wegens het niet naleven van de contractuele bepalingen. § 6. Voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 299bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en in artikel 3Q;is van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden de inschrijver en de onderaannemer, inzake overheidsopdrachten voor aanneming van werken, geacht te hebben voldaan aan de verplichtingen hun opgelegd door de §§ I en 3 inzake belastingen en sociale zekerheid voor zover hun onderaannemers geregistreerd zijn voor de toepassing van de vorengenoemde artikelen 299bis en 3Q;is en erkend zijn overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake erkenning der aannemers. >
HOOFDSTUK 11 Wijzen waarop opdrachten worden gegund ART. 9. - De overheidsopdrachten worden gegund bij aanbesteding of door offerteaanvraag, naar keuze van de bevoegde overheid. Zij mogen
sle.:hb onderhands worden gegund in de gevallen opgesomd in artikel 17 van deze wet. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de keuze van de wijze van gunnen is onderworpen.
Eerste ~/deling Opdrachten ingevolge aanbestedingen ART. 10. - De aanbesteding wordt «openbaar. genoemd wanneer zij geschiedt met bekendmaking van een uitnodiging tot mededinging in. het door de Staat gepubliceerd bulletin en met opening der inschrijvingen en afkondiging der prijzen in het openbaar.
Voor de opdracht en waarop de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheid sopdrach ten toepasselijk zijn. moet de uitnodiging tot mededing ing bovendien worden bekendgemaakt in de vormen en volgens de voorschri ften van deze richtlijnen . ART. 11. - De aanbesteding wordt. beperkt. genoemd indien zij een uitnodiging tot mededinging behelst. beperkt tot de aanneme rs of leveranci ers die de bevoegde overheid besluit te raadplegen. In de gevallen als voorzien in de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheid sopdrach ten. wordt het voorneme n van beperkte aanbested ing met uitnodiging van kandidaturen tot inSChrijving bekendge maakt in de vormen en volgens de voorschriften als door die richtlijnen opgelegd evenals in het bulletin daanoe door de Staat gepubliceerd. Alleen de geraadpleegde aanneme rs of leveranciers mogen inschrijvi ngen indienen. Alleen de inschrijvers mogen de opening van de inschrijvi ngen en de afkondiging der prijzen. die verplicht is. bijwonen. ART. 12. - § I. Wanneer de bevoegde overheid beslist de opdracht te gunnen. moet deze worden toevenro uwd aan de inschrijver die de laagste regelmatige inschrijving heeft ingediend op straffe van schadeloo sstelling vastgesteld op 10 pct. van het bedrag van deze inschrijving. Voor het bepalen van de laagste inschrijving moet rekening worden gehouden met de aahgebod en prijzen en met de andere berekenb are gegevens die met zekerheid de uitgaven van de bevoegde overheid zullen verhogen. alsook met de eventueel in het bestek opgenomen technisch e coëfficiën ten. § 2. Er kan van het bepaalde in § I worden afgeweken bij gemotiveerde beslissing : I" van de Eerste Minister : voor de opdracht en in naam van de Staat en van de openbare instellingen die onder het hiërarchisch gezag van een Minister staan ; 2" van de bevoegde Minister: voor de opdracht en in naam van de andere publiekrechtelijke personen die aan het toezicht van deze Minister zijn onderwo rpen ; 3" van de provincie gouverne ur: voor de opdracht en in naam van de provincie s. gemeente n. federaties van gemeente n. verenigingen van gemeenten en andere instellingen die van de provincies en van de gemeenten afhangen . wateringen en polders; in de gevallen als bedoeld in anikeI 54. § 2. derde lid . van de wet van 10 maan 1925 tot regeling van de openbare onderstan d wordt de beslissing evenwel genomen door de Minister die de openbare onderstan d in zijn bevoegdheid heeft. Tot afwijking van de regel als bepaald in § I kan nochtans bij met redenen omklede beslissing door de bevoegde overheid besloten worden. indien het verschil tussen het bedrag van de regelmatige inschrijvi ng die zij
wil kiezen en het bedrag van de laagste regelmatige inschrijving kleiner is dan een percentage van dit laatste bedrag en tevens kleiner dan een absoluut bedrag, welke beide bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden vastgesteld. De beslissingen tot afwijking als bedoeld in het eerste lid. 2" en 3", en in het tweede lid, worden ter kennis van de Eerste Minister gebracht als het gaat om opdrachten die onder de toepassing vallen van de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten.
Afdeling 2 Opdrachten ingevolge offeneaanvraag
ART. 13 . - § I. De offeneaanvraag wordt - algemeen - genoeUld wanneer zij geschiedt met bekendmaking vaneen uitnodiging tot mededinging in het door de Staat gepubliceerd bulletin. Voor de opdrachten van werken en diensten geschiedt de opening van de offenes in openbare zitting met afkondiging van de prijzen . Voor de opdrachten van leveringen geschiedt de opening van de offenes in openbare zitting zonder afkondiging van de prijzen. Voor de opdrachten waarop de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betre.ffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten toepasselijk zijn, moet de uitnodiging tot mededinging bovendien worden bekendgemaakt in de vormen en volgens de voorschriften van deze richtlijnen. § 2. De offeneaanvraag wordt «beperkt . genoemd indien zij een uitnodiging tot mededinging behelst, beperkt tot de aannemers of leveranciers die de bevoegde overheid besluit te raadplegen. In de gevallen als voorzien in de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten wordt het voornemen van beperkte offerteaanvraag, met uitnodiging van de kandidaturen tot inschrijving, bekendgemaakt in de vormen en volgens de voorschriften als door die richtlijnen opgelegd evenals in het bulletin daartoe gepubliceerd door de Staat. Alleen de geraadpleegde aannemers of leveranciers mogen inschrijvingen indienen. Alleen de inschrijvers mogen de opening van de inschrijvingen bijwonen die geschiedt met afkondiging van de prijzen voor de opdrachten van werken en diensten en zonder afkondiging van de prijzen voor de opdrachten van leveringen.
ART. 14. - De bevoegde overheid kiest de regelmatige offene die haar het voordeliast lijkt. rekening houdend met haar bedrag, haar aailwendingskosten, haar technische waarde. de zekerheid van de bevoorrading, de beroeps- en financiële waarborgen geboden door elk der kandidaten, de
uitvoeringstermijn . en alle andere overwegingen voorzien in het bestek of in de offerteaanvraag alsmede met alle in de offerte gedane suggesties, tenzij in het bijzonder bestek anders is bepaald. Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen I en 2 ART. 15. - § I. Het volgen van de procedure van aanbesteding of van de offerteaanvraag brengt geen verplichting mede om de opdracht toe te wijzen; de bevoegde overheid kan. hetzij afzien van het gunnen van de opdracht. hetzij de procedure herbeginnen. desnoods op een andere wijze. § 2. Wanneer de opdracht verschillende loten betreft, heeft de bevoegde overheid het recht er slechts enkele toe te wijzen en eventuee1.te beslui.:n dat de andere in een of meer nieuwe opdrachten worden opgenomen die desnoods op een andere wijze zullen worden gegund, op voorwaarde dat zij zich dit recht uitdrukkelijk heeft voorbehouden in het bestek of de als zodanig geldende stukken.
ART. 16. - De gezamenlijke uitvoering van werken, diensten of leveringen voor rekening van verschillende publiekrechtelijke personen kan in het algemeen belang worden samengevoegd in één enkele opdracht. die bij aanbesteding of door offerteaanvraag naar de voorschriften van deze wet wordt gegund . De betrokken publiekrechtelijke personen duiden de overheid of hel orgaan aan welke in hun gezamenlijke naam. bij de gunning en de uitvoering van de opdracht zal optreden.
Afdeling 4
De onderhandse opdrachten ART. 17. - § J. De opdracht wordt - onderhands- genoemd wanneer de bevoegde overheid. indien mogelijk na raadpleging van meerdere aannemers of leveranciers. vrij de onderhandelingen aanknoopt die haar nuttig lijken en de opdracht vrij toewijst aan de aannemer of leverancier die zij heeft gekozen. § 2. Er kan onderhands worden gehandeld :
I" wanneer de goed te keuren uitgave de bedragen, vastgesteld bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, niet overtreft; 2" wanneer er geen regelmatige inschrijving was op de aanbestedingen of op de offerteaanvragen. of wanneer er slechts onaanvaardbare prijzen werden voorgesteld, in zover de voorwaarden van de oorspronkelijke opdracht niet fundamenteel worden gewijzigd;
3" voor werken . leveringen en diensten waarvan de uitvoering uitsluiten d voorbehouden is aan de houders van een octrooi of licentie van uitvinding of verbetering. of die skchts kunnen toevertrouwd worden aan één enkel aanneme r of leverancier: 4" voor de kunst· of precisiewerken en -voorwerpen waarvan de uitvoering slechts aan ervaren kunstenaars of technic i kan worden toevertro uwd: 5" wanneer de werken . leveringen of diensten slechts bij wijze van navorsing. proefneming. studie. aanpassing of vervolmaking uitgevoer d worden : 6" in de mate van het strikt noodzakelijke. wanneer de dringende spoed. voortvloeiend uit niet te voorziene omstandigheden onverenigbaar is met de termijnen die door de andere procedures worden gevergd; 7" wanneer overeenkomstig de wettelijke. verordenende of administr atieve voorzieningen de geheime aard der werken. leveringen of diensten onverenigbaar is met elke vorm van mededinging en bekendm aking, of wanneer de bescherming van de fundamentele belangen van 's lands veiligheid een zodanige geheimliouding vereist; S" voor aanvullende werken die noch in het toegewezen oorspronkelijke project. noch in de eerste gegunde opdracht voorkomen en die. tengevolg e van niet te voorziene omstandigheden. voor de uitvoering van een bepaald werk noodzakelijk zijn geworden, in zover dat deze worden toegewez en aan de aanneme r die bedoeld werk uitvoert en het gecumuleerd bedrag van de opdracht en voor de aanvullende werken. 50 pct. van het bedrag van de eerste opdracht niet overtreft : - indien deze werken technisch of economisch niet zonder overwege nde bezwaren van de hoofdopdracht kunnen worden gescheiden; - of indien deze werken. hoewel ze kunnen wordèn gescheiden van de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht . strikt noodzakëlijk zijn voor haar vervolmaking : 9" voor de opdrachten inzake aanvullende leveringen of diensten die technisch niet kunnen gescheiden worden van de hoofdopdracht of waarvoor de ui'tgave 20 pct. van deze opdracht niet overschrijdt : 10" voor nieuwe werken. bestaande uil het herhalen van. soortgelij ke werken die worden gegund aan de aanneme r aan wie een eerste opdracht werd toegewezen. mits deze werken overeenstemmen met een basis project en dit project het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerste opdracht gegund door aanbesteding of offerteaanvraag; . nochtans moet de mOielijkh eid om deze procedure toe te passen reeds bij het uitschrijven van de eerste opdracht worden vermeld; zij is bovendien beperkt tot een periode van drie jaar volgend op de gunning van de oorspronkelijke opdracht ; 11" in buitengewone gevallen . indien het werken betreft waarvan de aard en de onzekere omstandigheden verhinderen dat vooraf een globale vaststelling van prijzen plaatsvindt; 12" voor de leveringen en diensten, waarvan de uitvoering of de fabricage. uit hoofde van technische noodwendigheden of voorafgaande belangrijk e
investeringen, slec hts kunnen wo rde n toe ver trou wd aan een bep aal me r of leverancier; d aan ne13° indien het le vering op de plaats van pro duc en bet reft welke ter beu rze , in ope nba re veiling tie of van opslag in een Gem een sch app en wo rde Lid -St aat van de Eur ope of n gekocht ; se 14" wan nee r de prijzen in feite ont trok ken zijn de mededinging; aan het normale spel van 15" voor de opd rac hte n die , uit hoofde van hun aar d of hun bijzond voo rwa ard en, buiten ere het grondgebied van de Lid-Staten van de Gem een sch app en moeten Eur ope se geplaatst worden. [AR T. 17bis. - De ond erschrijvers van een aan offerte het num me r van besteding dieneD in hun hun postcheckrekening te vermelden waa rop de lingen dienen te geschie bet adeD . De Koning kan , bij eeD in Ministerraad overleg bepalen waarbij kan afg d besluit, de gevallen eweken worden van dez e regel.)
HO OF DS TU K 111 Wijzigingsbepalingen ART. 18. - Artikel 81 van de gem een tew et, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1947 en 19 juli 1974 . wordt doo r de ten volgende bepaliDç vervan «Artikel 81 . De gem een gen : tera ad bep aal t de voo rwa pacht en van elk and ard en van de huu r of de er eigendommen en rec hte gebruik van de opb ren gst en en ink om sten van de n der gemeente . • Wa nne er het jaa rlij kse bedrag van huu r of de frank bedraagt, voor de pac ht meeF dan 200 000 gemeenten die ond er het toezicht van de arrondi mentscommissaris staa ssen, of me er dan 500 000 frank , voo r de and ere ten , of wan nee r de ver gemeenhur ing of de verpachtin g voor me er dan. negen ges chi edt , zijn de voo rwa ard en van verhuring jaa r of verpachting ond erw aan de goedkeuring van orp en de Koning , voo r de gem eenten die deel uit mak een agglomeratie, of aan en van de goedkeuring van de bestendige dep uta tie, voo and ere gemeenten . r de • De bedragen vermeld in het twe ede lid kunnen doo r de Ko gewijzigd .• ning wo rde n AR T. 19. - Artikel 82 van de gem een tew et wordt doo r de vol bepaling vervangen : gende «Artikel 82. De gem een tera ad verleent, in voo huu rde rs of pac hte rs van rkomeDd gev al, aan de de gemeente de kwijtsc kunnen maken ingevolge hel de wet of kra cht ens hun ding waa rop zij aan spr aak con trac t; bet reft het ech ter Art. 17bIo: Programm a-wel 1981 VOD 2 juli 1981 . on. 2. (B.S . 8 juli 1981 den op 1 juli 1981. ) VOD baà ll a-or-
kwijtscheldingen aangevraagd op grond van billijkheid en niet bepaald bij de wet of het contract. dan kan de raau ze' niet verlenen dan met goedkeuring van de Koning. wanneer het een gemeente betreft die deel uitmaakt van een agglomeratie. of van de bestendige deputatie. wanneer het een andere gemeente betreft. .. ART. 20. - In de gemeentewet wordt een artikel 82bis ingevoegd luidend als volgt : • Artikel 82bis . § I. De gemeenteraad kiest de ~ijze 'waarop de opdrachten voor aanneming van werken . leveringen of diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast. . • Hij kan die bevoegdheden voor de opdrachten die betrekking hebben op het dagelijks beheer van de gemeente overdragen aan het college van burgemeester en schepenen. binnen de perken van de daartoe op de gewone begroting ingeschreven kredieten. ' .. In gevallen van dringende spoed die voortv,loeien uit niet te voorziene· . omstandigheden. kan het college van burgemèéster en schepenen, op eigen initiatief. de in het eerste lid bedoelde bev~gdhéden 'van de raad uitoefenen. Zijn besluit wordt medegedeeld aan de gemeenteraad die er op lijn eerstvolgende vergadering akte van neemt. . • § 2. De besluiten van de gemeenter~d bedoeld in § I. eerste lid. en de besluiten van het college van burgemeester en sèhepenen bedoeld in § I,. tweede lid, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Koniqg, wanneer het een gemeente betreft die deel uitmaakt van een agglomeratie. of aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. wanneer het een ander~ gemeente ' betreft. . ' , ,. •
• Geen goedkeuring is vereist, wanneer de totale waarde va!! de opdracht 600 000 frank niet overschrijdt voor de gemeenten die aan de bevoegdheid van de arrondissementscommissaris zijn onderworpen, of I 500 000 frank voor de andere gemeenten . " • ' » De goedkeuring wordt als verworVen beschouwd bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen negentig dagen nadat het .' besluit bij het pro.vinciebestuur is ontvangen. .. De in het tweede lid vermelde bedragen kunnen door de Koning wordeQ gewijzigd. • § 3. Het college van burgemeester en schepenen stelt de procedure in en gunt de opdracht. Het kan aan de OVereenkomst iedere wijziging aanbrengen die het bij de uitvoering nodig acht, in zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 10 pct. voortvloeien. • § 4. De besluiten van het college van burgemeester en schepenen houdende gunning van een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten. moeten aan de provinciegouverneur worden meegedeeld; zij zijn slechts uitvoerbaar vanaf de dag waarop zij niet meer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging met toepassing van de artikelen 86 en 87.
.. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op : .. I" de opdrachten bedoeld in artikel 17. § 2. 6". van de wet betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken. leveringen en diensten; .. 2" de opdrachten die overeenkomstig § 2 van dit artikel niet aan goedkeuring onderworpen zijn ... ART . 21. - Artikel 56. § 2. van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten. wordt aangevuld met een 2· lid dat luidt als volgt : • Het goedkeuringstoezicht bedoeld in artikel 82bis van de gemeentewet wordt evenwel. zowel ten aanzien van de federaties als van de gemeenten die er deel van uitmaken . uitgeoefend door de provinciegouverneur. ..
ART. 22 . - Artikel 54 van de wet van 10 maart 1925 tot regeling van de openbare onderstand. gewijzigd bij de wet van 7 augustus 1974. wordt door volgende bepaling vervangen . • Artikel 54 . § I. De commissie van openbare onderstand kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast . - De besluiten betreffende de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten te gunnen bij wege van beperkte aanbesteding, algemene of beperkte offerteaanvraag of onderhandse overeenkomst, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur voor de gemeentelijke commissies en van de Minister die de openbare onderstand . onder zijn bevoegdheid heeft, voor de intercommunale commissies. - De goedkeuring van de gouverneur wordt · nochtans vervangen door deze van de Minister die de openbare onderstand onder zijn bevoegdheid heeft voor opdrachten van werken die betrekking hebben op gebouwen dienstig voor hospitalisati.e of die een sociale bestemming hebben. - Bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen de negentig dagen volgend op de ontvangst van de aanvraag, wordt de goedkeuring als verworven beschouwd. - Indien de goedkeuring gevraagd wordt na het verlenen van de machtiging bedoeld in artikel 53, wordt zij, bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen de twintig dagen op de ontvangst van de aanvraag, als verworven beschouwd . • Geen goedkeuring is vereist voor de opdrachten voor werken die luidens artikel 53 aan geen machtiging onderworpen Lijn, voor opdrachten tot levering van voedingswaren of roerende goederen die aan de algemene en periodieke behoeften van de commissies van openbare onderstand voldoen en voor de opdrachten tot leveringen waarvan de waarde I 000 000 frank niet te boven gaat. Hetzelfde geldt voor de opdrachten tot leveringen die, overeenkomstig artikel 17, § 2, 6", van de wet betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming VaD werken, leveringen en diensten onderhands kunnen worden gegund. § 2. De commissie van openbare onderstand zet de procedure in en gunt de opdracht. De besluiten houdende gunning van opdrachten voor aanneming van werken. leveringen en diensten_ vergezeld van de verschillende stukken betreffende de gunning der opdracht en van het bestek, worden onderworpen aan de goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen, vOOr de gemeentelijke commissies of van de provinciegouverneur, voor de intercommunale commissies. - De gunning van opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten die dO.o r de Staat of voor rekening van de Staat, worden gesubsidieerd, is onderworpen aan de goedkeuring van de Minister die de toelage verleent wanneer deze toelage wordt verleend met toepassing van een wetsbepaling.
.. Bij ontst enten is van betekening van een andersluidende beslissing nen veertig dagen na de ontv a ngst binva n de aanvraag. wordt de goed keuring van het college van burgemee ster en sche pene n of van de prov incie gouv erneur als verw orve n besc houw d . .. Geen goedkeuring is even wel verei st voor de besluiten tot gunning van de in § I. vijfde lid, bedoelde opdr achte n. » ART. 23. - Artikel 85 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen word t door volgende bepaling vervangen : • - Artikel 85 . Het bestu ur van de watering kiest de wijze waar op opdr achte n voor aanneming van de werk en. leveringen en diens ten word en gegund en stelt de voor waar den vast; het stelt de procedure in en gunt de opdr acht. • Behoudens in de spoedeisende geva llen bedoeld in artikel 83. word t het besluit tot gunning van de opdr acht onde rwor pen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. • De goedkeuring word t geacht te zijn verleend bij ontstenteni~ van betekening van een andersluidend e beslissing binnen veertig dagen nadat het besluit op het provinciaal gouv ernem ent is ingekomen. » ART. 24. - Artikel 85 van de wet van 3 juni 1957 betreffend e de polders. word t vervangen als volgt : «Artikel 85. Het bestu ur van de polders kiest de wijze waar op de opdr achte n voor aanneming val' werk en, leveringen en diens ten word en gegund en stelt de voor waar den vast; hel stelt de proc edur e in en gunt de opdr acht. • Behoudens in de spoedeisende geva llen bedoeld in artikel 83. word l hel besluit tot gunning van de opdr acht onde rwor pen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur . • De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend bij ontst enten is van betekening van een andersluidend e besliSSing binnen veertig dagen nada t het besluit op het provinciaal gouv ernem ent is ingekomen .• ART. 25. - De bepaling onde r A van artikel I van de beslu itwet van 3 februari 1947 houd ende regeling van de erkeiming van de aann emer s, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 april 1974, wordt door volgende tekst vervangen : «De uitvoering van werken in naam van de Staat of van een ande r publiekrechtelijk perso on in de zin van de wet betreffende het gunn en van over heids opdr achte n voor aannemin g van werken, leveringen en diens ten, of door hen onde r om het even welk e vorm gefinancierd of gesu bsidi eerd, mag slech ts word en gegund aan aann emer s, zo open bare als private pers oren , die voldoen aan de volgende voor waar den: • 1° van Belgische nationaliteit zijn of uit hoofde van hun nationalit eit resso rtere n onde r een ande re Lid-S taat van de Euro pese Gem eens chap pen,
en gevestigd zijn binnen deze gemeenschappen; indien het een vennootschap betreft, moet deze opgericht zijn in overeenstemming met de Belgische wetgeving of met die van een andere Lid-Staat van de Gemeenschappen, en haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging binnen de gemeenschappen hebben of er haar maatschappelijke zetel hebben op voorwaarde in dit geval dat haar werkzaamheden daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van een Lid-Staat; - 2° ingeschreven zijn in het handelsregister of in het beroepsrcgister volgens de eisen van de wetgeving van de Lid"Staat waar zij zijn gevestigd; »3° niet in staat van faillissement verkeren, noch het onderwerp zijn van een procedure tot faillietverklaring of soortgelijke; , _4° van de deelneming aan de overheidsopdrachten van de Staat of de andere publiekrechtelijke personen niet zijn uitgesloten bij toepassing van ar· tikel 6 van deze besluitwet .• De Koning kan bepalen dat de publiekrechtelijke personen aan sommige voorwaarden niet moeten voldoen. ART. 26. - Artikel 3, eerste lid, 2", a), van dezelfde besluitwet wordt door de volgende bepaling vervangen: « a) vertegenwoordigers van verschillende publiekrechtelijke personen . die bij de bedoelde werken betrokken zijn.» ART. 27. - Artikel 5, derde lid, van dezelfde besluitwet wordt door volgende bepaling vervangen: «Door in te ~chrijven voor werken die worden uitgeschreven, gefinancierd of gesubsidieerd door de Staat of door ieder ander publiekrechtelüke persoon. geven de aannemers, ongeacht of iij erkend zijn of niet, op impliciete wijze te kennen dat het totaal bedrag van de werken, zowel openbare als van openbaar nut als private werken, die door hen 8elüktijdig worden uitgevoerd, het maximum bepaald door de koninklijke besluiten bedoeld in artikel I, B, 1°, en in het voorlaatste lid van bedoeld artikel, niet overschrijdt, noch zal overschrijden in de loop van de uitvoering .• ART. 28. - § I. Artikel 6, § 2, van dezelfde besluitwet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van II april 1974, wordt aangevuld als volgt: of) die het in artikel 7 van de wet betreffende het gunnen van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten géstelde verbod van verstandhouding niet heeft nageleefd; - g) die tijdens de uitvoering van een overheidsopdracht te kort is .geschoten in een van de verplichtingen bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.§ 2. § 2, tweede lid , van hettelfde artikel wordt door volgende bepaling vervangen: uitsluiting van deelneming aan de door de Staat of ieder ander publiekrechtelijk persoon uitgeschreven, gefinancierde of gesubsidieerde op-
-oe
drachten . kan enkel worden opgelegd om de redenen die onder el. dj. el.}) en
RI worden vermeld ...
3. § 3 van hetzelfde artikel wordt door volgende tekst vervangen: 3. De commissie voor erkenning is ermede belast haar advies brengen over alle dossiers die haar door de bevoegde overheden uit te van de publiekrechtelijke personen als bedoeld in artikel I, A. van deze besluitwe t worden voorgelegd en die betrekking hebben op al dan niet erkende aannemers, die enigerlei schuld t~n laste wordt gelegd welke aanleiding kan geven tot toepassing van eén der administratieve sancties als bedoeld in de §§ I en 2. • Na de aanneme r in zijn verweermiddelen te hebben gehoord. stelt de commissie de toe te passen sanctie, in een met redenen omkleed advies, aan de Minister van Openbare werken voor. De Minister kan besluiten tot klasseverlaging, schorsing, intrekking van erkenning, tijdelijke of definitiev e uitsluiting van deelneming aan de overheidsopdrachten in naam van de Staat of van ieder ander publiekrechtelijk persoon. • Van de besluiten wordt door de Minister van Openbare Werken kennis gegeven aan de andere Ministers en aan de bevoegde overheden van de publiekrechtelijke personen ." §
•§
§ 4. Een als volgt gestelde § 4 wordt aan. hetzelfde artikel toegevoegd: • § 4. Ten einde de commissie voor erkenning toe te laten haar opdracht
in de beste voorwaarden te vervullen, doen de bevoegde overhede n van de publiekrechtelijke personen bedoeld in artikel I, A, van deze besluitwe t, haar bij het beëindigen van een opdracht voor aanneming van werken uitgevoer d door een al dan niel erkende aannemer, voor zover het belang van de opdracht een door de Minister van Openbare Werken vastgesteld bedrag overschrijdt, een attest toekomen, waarvan het model eveneens door deze laatste wordt vastgesteld, waarin de wijze wordt vermeld waarop de aannemer zich heeft gedragen gedurende de uitvoering van de opdracht. • De Commissie zendt een afschrift van het attest aan de betrokken aannemer indien het ongunstige gegevens vermeIdt. » De attesten worden door de Commissie gedurende een periode van vijf jaar bewaard .• ART. 29 . - Artikel 8 van dezelfde besluitwet wordt met de volgende twee leden aangevuld : • Wanneer de werken in aanbesteding gegeven worden door een provincie, een federatie van gemeenten, een gemeente , een vereniging van gemeenten of een van de andere instellingen die van de provincies en gemeente n afhangen, een watering of een polder en zij door de Staat in generlei vonn gesubsidieerd noch gefinancierd worden, wordt de afwijking onder dezelfde voorwaarden toegestaan door de provinciegouverneur. • De bevoegdheid om de afwijking toe te staan kan niet worden overgedragen .•
HOOFDSTUK IV Slotbepalingen ART. 30. - De organieke of statutaire bepalingen betreffende de instellingen bedoeld in artikel 2, §§ I en 2, die strijdig of niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze wet, houden op uitwerking te hebben. Bij in Ministerraad overlegd besluii, kan de Koning de tekst van de organieke en statutaire bepalingen van de in het eerste lid bedoelde insteDingen met de bepalingen van deze wet in overeenstemming brengen. ART. 31. - Opgeheven worden: 1° de wet van 4 maart 1963 betreffende het sluiten van overeenkomsten voor rekening van de Staat; 2" anikei 77, 7°, van de gemeentewet van 3v maart 1836; 3° de artikelen 7bis en 25 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut; 4° anikei 42, lid 2. van het keizerlijk decreet van 30 december 1809 betreffende de kerkfabrieken. ART. 32. - Bij in Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de Koning de dag waarop deze wet in werking treedt. Artikel S van deze wet treedt evenwel in werking op de dag waarop het desbetreffend uitvoeringsbesluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Kondigen deze wet af. bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Bt!lgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 14 juli 1976. BOUDEWIJN Van Koningswege: De Eerste Minister, L. TIN-DEMANS
De Minister van Financiën, W. DE CLERCQ
De Staatssecretaris voor Begroting en voor Wetenschapsbeleid, G.GEENS Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, H. VANDERPOORTEN
Bijlage 2 KB van 22 april 1977
I
.....'
KONINKLIJK BESLUIT VAN 22 APRIL 1977 BETREFFENDE DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN (B.S. 26 juli 1977) gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 augustus 1981 (B .S. 4 september 1(81), koninklijk besluit van 30 maart 1983 (B .S. 7 april 1983).
BOUDEWIJN, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna we zen zullen. Onze Groet. Gelet op de wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ; (,~Iet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten; Gelet op het advies van de Raad van State; Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers. Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Eerste Afdeling Bestekken en enkele begripsomschrijvingea ART. I. - Voor de toepassing van dit besluit en de algemene aannemingsvoorwaarden wordt. ongeacht de wijze van gunning van de opdFKht verstaan onder : 1° opdracht: een contract betreffende een aanneming van werken, leveringen of diensten ; 2" bestuur : de bouwheer of de koper; 3° inschrijver : de natuurlijke of rechtspersoon die een voorstel, insèhrijving of offerte indient tOl de gunning van een opdracht ; 4" aannemer : de inschrijver aan wie de opdracht wordt gegund; 5° samenvattende opmetingsstaat : een eventueel bij het bestek gevoegde tabel, waarin de prestaties van de opdracht voor aanneming van werken in verschillende posten, met opgave van de totale hoeveelheid voor elke post, zijn samengevat. De samenvattende opmetingsstaat wordt inventaris genoemd wanneer het een opdracht voor aanneming van leveringen of diensten betreft. ART. 2. - De voorwaarden betreffende de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten worden nader bepaald door : I" de algemene aannemingsvoorwaarden, vastgesteld bij besluit van de Eerste Minister;
~" de bestekken of de bescheiden die ze vervangen: 3" alle andere bescheiden waarnaar de bestekken velWijzen.
ART. 3. - § 1. De algemene aannemingsvoorwaarden bevatten de algemene contractuele bepalingen van de opdrachten. Hun toepassing wordt als volgt geregeld : 1° Zij zijn op alle opdrachten met een geraamd bedrag hoger dan [400.000 frank) toepasselijk; 2° Indien ze niet toepasselijk worden gemaakt op opdrachten met een geraamd bedrag gelijk aan of lager dan [400 000 frank) . zijn de artikelen 10, 15. 16, 18,21 , 22.23.30,36,39.41 en 66, § 11. niettemin op die opdrachten van toepassing;
3° Zij zijn niet toepasselijk op opdrachten die overeenkomstig artikel 49, 1 gewoon met een aangenomen factu~r mogen worden gegund. § 2. Het bestek bevat de bijzondere contractuele bepalingen die op een bepaalde opdracht toepasselijk zijn. Zijn toepassing wordt als volgt geregeld : 1° Voor de opdrachten met een geraamd bedrag hoger dan [400.000 . frank). kan het niet van de algemene aannemingsvooIWaarden afwijken. dan voor zover de bijzondere eisen van de beschouwde opdracht dit noodzakelijk maken; 2° Het kan de algemene aannemingsvoorwaarden in hun geheel op een opdracht met een geraamd bedrag gelijk aan of kleiner dan [400 000 frank) toepasselijk maken; 3° Indien de algemene aannemingsvoorwaarden niet in hun geheel op een opdracht met een geraamd bedrag gelijk aan of kleiner dan [400000 fJank) toepasselijk worden gemaakt, dienen niettemin de artikelen 10, 15, 16, 18,21, 22.23,30,36. 39,41 en 66, § 11, op die opdracht toepasselijk te zijn. In zulk geval. zo de gekozen offerte [400 000 frank) overtreft, mag de opdracht slechts worden gegund. voor zover het verschil tussen het bedrag van de goed te keuren offerte en de raming kleiner is dan tien procent van dit laatste bedrag. §
ART. 4. - § I. Het bestek venneldt het voorwerp van de opdracht, de wijze waarop de opdracht wordt gegund en de prijzen worden bepaald, de naam van de bouwheer of de koper en het adres waar de inschrijvingen of de offertes dienen toegezonden of overhandigd teworden. Hel bestek vermeldt bovendien. in voorkomend geval : - plaats. dag en uur van de opening van de inschrijvingen; - de verwijzing naar beschrijvingen en plans, alsmede naar alle andere bescheiden die op de aanneming toepasselijk zijn, zoals typebestekken, door de Koning gehomologeerde Belgische nonnen, technische specifICaties, enz.; Art. 3: [ J Koninklijk besluit van 20 auguWs 1981. art. 1 (B.S. 4 oepIeIDber 1981). kingtredins op 1 januari 1982.
Iawer-
- de technische coëfficiënten voor de beoordeling van bepaalde technische hoedanigheden van de aangeboden prestaties om de ingediend e prijzen te kunnen vergelijken: - de uitvoeringstermijnen. de modaliteiten van betaling en prijsherzi ening. het bestuur dat voor de betaling instaat; - de afwijkingen en de algemene aannemingsvoorwaarden. wegens bijzondere eisen van de opdracht . overeenkomstig artikel 3. § 2: § 2. Tenzij dergelijke specificaties door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd zijn. is het verboden in de contractclausules die voor een bepaalde opdracht gelde;), technische specificaties op te nemen die produkten van een bepaald fabricaat of van een bepaalde herkomst of bijzonder e werkwijzen vermelden. waardoor bepaalde ondernemingen worden begunstigd of uitgeschakeld. Het is onder meer verboden handels- of nijverheidsmerken. octrooien of typen. of een bepaalde oorsprong of produktie aan te duiden : een dergelijke aanduiding, vergezeld van de vermeldi ng. of daarmee overeens temmend . is evenwel toegestaan wanneer het niet mogelijk is met voldoende nauwkeur ige en voor alle betrokkenen begrijpelijke technische specificaties een beschrijving van het voorwerp van de opdracht te geven. § 3. Indien het bestek varianten oplegt of toestaat. moet het voorwerp van die varianten duidelijk worden aangegeven en aard en draagwijd te ervan nader omschrev en. § 4. Ingeval het een opdracht betreft die bij wijze van offerteaanvraag. overeenkomstig de anikelen 44 en 47. wordt gegund. vermeldt het bestek bovendien al de g:mningscriteria die voor de aanwijzing van de voordelig ste offene zijn voorgeschreven.
Afdeling 2 Prijzen en prijzencontrole
ART. 5. - § I. Wat de prijsbepaling betreft worden onderscheiden ; de opdracht voor een totale prijs: de opdracht volgens prijslijst: de opdracht op grond van gecontroleerde uitgaven en de gemengde opdracht. § 2. Een opdracht waarvoor een forfaitaire prijs het geheel van de prestaties (werken. leveringen. diensten) dekt of die uitsluitend forfaitaire posten omvat, is een opdracht voor een totale prijs.
§ 3. Een opdracht waarvan alleen de eenheidsprijzen voor de prestaties forfaitair zijn. is een opdracht volgens prijslijst; door de eenheidspijzen op de hoeveelheden van de verrichte prestaties toe te passen. wordt het te beÎalen bedrag vastgesteld. § 4. Een opdracht waarvoor de uitgevoerde prestaties betaald worden na controle van de kostprijzen en de daarop als winst toegepaste verhoging en. is een opdracht op grond van gecontroleerde uitgaven.
De kostenbestanddelen die mogen worden aangerekend. de wijze waarop de kostprijzen worden berekend en de omvang van de als winst toegepaste verhogingen zijn het onderwerp van de contractclausules. § 5. In de gemengde opdracht worden de prüzen vastgesteld volgens de verschillende wijzen als bepaald in de §§ 2 tot 4.
ART . 6. - Wanneer de wet de gunning van de opdracht zonder forfai taire prijsbepaling toestaat. wordt de opdracht gegund: I" hetzij op grond van gecontroleerde uitgaven overeenkomstig artikel 5. § 4;
2" hetzij eerst tegen voorlopige prijzen en vervolgens tegen forfaitaire prijzen. zodra de voorwaarden van de opdracht goed gekend zijn; 3" hetzij deels op grond van gecontroleerde uitgaven," deels tegen forfai tai re prij ze n. ART. 7. - § I. BÜ onderhands te gunnen opdrachten moeten de inschrijvers . vóór het gunnen van de opdracht. a1'le nodige inlichtingen verstrekken om de prijzencontrole mogelijk te maken. Deze bepaling is niet toepasselük op onderhands te gunnen opdrachten voor courante leveringen of met een bedrag dat kleiner is dan dit bepaald in artikel 48 hierna. bij toepassing van artikel 17. § 2.1°. van de wet van 14juli 1976. tenzij het bestek of de bescheiden die het vervangen een andere bepaling inhouden. § 2. Bij beperkte aanbesteding of beperkte offerteaanvraag kan h.::t bestek bepalen dat de inschrijvers. vóór de gunning van de opdrac~t. alle inlichtingen moeten verstrekken om het bestuur in staat te stellen de aangeboden prijzen te controleren. Deze bepaling is eveneens van toepassing in de gevallen van algemene offerte aanvraag wat de suggesties betreft. § 3. Zowel voor de opdrachten. van werken die onderhands worden gegund als voor opdrachten van leveringen die onderhands of volgens een beperkte procedure worden gegund. kunnen de daartoe aangewezen ambtenaren van het bestuur. voor zover het bestek of de bescheiden die het vervangen zulks bepalen. alle mogelüke verificaties van de boekholldkundige stukken en controles ter plaatse uitvoeren . ten einde de juistheid Van de op grond van §§ I en 2 verstrekte gegevens na te gaan.
§ 4. Ongeacht de wijze van gunning van de opdracht. is de aannemer verplicht aan het bestuur alle inlichtingen te verstrekken voor de controle van de afrekeni;!gsprijzen. in de gevallen bedoeld onder artikel 6. De daartoe aangewezen ambtenaren van het bestuur kunnen alle mogelijke verificaties van de boekhoudkundige stukken en controles ter plaatse uitvoeren .
§ 5. De bij toepassing van voorgaande bepal ingen ingewonnen inlichtingen mogen in geen geval door het bestuur voor andere doelstellingen dan de bij deze afdeling bepaalde controle worden gebruik!.
ART. 8. - Ongeacht de wijze waarop de prijzen worden bepaald, is het bestuur gerechtigd de oorspronkelijke opdracht eenzijdig te wijzigen , voor zover het voorwerp ervan onveranderd blijft en . zo nodig , tegen een rechtmatige schadeloosstelling. Afdeling j Betalingsmodaliteiten ART. 9. - § I. De prijs van de opdracht wordt betaald, hetzij ineens na volledige uitvoering ervan, hetzij. wanneer de wet dit toestaat, met betalingen in mindering naargelang de uitvoering vordert en volgens de modaliteiten van het bestek. § 2. Zodra de uitvoering van een opdracht zodanig is gevorderd dat zij recht geeft op betaling, wordt hierover proces-verbaal opgemaakt door de ambtenaar die daartoe is aangewezen. De aannemer moet evenwel een schuldvordering indienen vooraleer hij kan worden betaald.
ART . 10. - § I. Onverminderd de bepalingen ter uitvoering van artikel 59 van de wet van 28 juni 1963 tot wijziging en aanvulling van de wetten op de Rijkscomptabiliteit kunnen voorschotten aan de aannemer worden toegestaan in de hierna opgesomde gevallen: I" overeenkomstig de in het bestek vastgestelde modaliteiten voor opdrachten die ten aanzien van hun bedrag zeer belangrijke voorafgaande investeringen vergen, die uitsluitend voor de uitvoering van de opdrachten bestemd zijn : - hetzij voor het oprichten van bouwwerken of installaties: - hetzij voor de aankoop van materieel. machines of gereedschappen: - hetzij voor de aankoop van octrooien , fabricage- of verbeteringslicenties; - hetzij voor studies, proeven, aanpassingen of de bouw van prototypes. 2" voor de opdrachten van leveringen die onderhands dienen te worden gegund ; al aan andere Staten; bi aan firma's waarmede het be's tuur verplicht moet handelen en die voor het aanvaarden van bestellingen het storten van voorschotten als voorwaarde stellen; cl aan een bevoorradings- of herstellingsinrichting die door de Lidstaten van de Noord Atlantische Verdragsorganisatie is opgericht; dl binnen het raam van de gemeenschappelijk door verschillende Staten ondernomen programma' s voor de navorsing. het uitte~ten, de studie . de volmaking. de ontwikkeling of de fabricage , .
§ Z. Het bedrag van de voorschollen mag vijftig .procent van de raming van de opdracht niet overtreffen , behoudens in de gevallen vermeld onder § 1, 2": het bestek of de bescheiden die het vervangen vermelden bovendien de waarborg die de aannemer moet verstrekken .
§ 3. De voórschollcn .worden gerecupereerd door afhoudingen op de betalingen in mindering overeenkomstig de modaliteiten van het bestek of het contract. § 4. De betaling van voorschollen kan worden geschorst en de voorschotten kunnen worden gerecupereerd op de betalingen ·in mindering indien vastgesteld wordt dat de begunstigde zijn contractuele verplichtingen niet nakomt of de bepalingen van arti.kel 8 van de wet· van 14.juli 197·6 ovenreedt.
HOOFDSTUK 11
De openbare aanbesteding
Eas te Afdeling De bekendmaki(lg ART. 11. - Elke openbare aanbesteding wordt aangekondigd . in ' het BuUetin der Aanbe$tedingen. een door de Belgische Staat uitgegeven weekblad. en eventueel door alle andere middelen naar goeddunken van ' het bestuur. ART. 12. - IDe aankondiging in het B.ulletin der ·Aanbestelji/.lgen vermeldt : I" het voorwerp van de opdracht: 2" de wijze waarop de opdracht wordt gegund: 3" plaats. dag en uur van de zilling voor de opening van de. inschrijvingen alsmede de overheid die lJiermede is belast: 4" de .lqkalen waar inzage kan .worden genomen .van de bescheiden die het bestek uitmaken en de daarvoor vastgestelde dagen en uren: 5" de voorwaarden waaronder die bescheiden . kunnen worden aangeschaft: 6" voor de opdrachten voor aanneming van werken. de eventueel vereiste erkenning (categorie of ondercategorie en klasse); 7" de termijn voor de uitvoering van de opdracht; 8" voor de opdrachten aangekondigd in het «Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen " . alle andere inlichtingen door dit bericht vcrstrekt; 9" de vermelding van de dringende noodzakelijkheid in geval van toepassing van artikel 13. § 2.
ART. 13. - § I. De termijn tussen de eerste dag voor de inzage of de aanschafling van de bescheiden die het bestek en de bijhorende plans uitmaken en de dag van de opening van de inschrijvingen bedraagt ten minste denig kalenderdagen _ Deze minimum termijn bedraagt evenwel zestig kalenderdagen voor de opdrachten voor aanneming van werken waarvoor de raming vijftig miljoen frank ovenreft. Indien vanaf de gestelde datum geen voldoend aantal van die bescheiden voor inzage of aanschaffing beschikbaar is. verdaagt het bestuur de opening van de inschrijvingen met het eventueel nodige aantal dagen zodat de kandidaat-inschrijvers over de voornoemde minimumtermijn beschikken. Die verdaging is slechts verplicht voor zover een kan4idaat het bestuur hierover inlicht. ten minste vijftien kalenderdagen vóór de dag van de opening van de inschrijvingen _ Het bestuur kan weigeren meer dan één exemplaar van de bescheiden die het bestek en de plans uitmaken per kandidaat-inschrijver te verkopen _ § 2. Het bestuur kan van § I afwijken indien het meent dat er dringende noodzakelijkheid is.
A.fdeling 2 Opmaken van de inschrijving
ART_ 14 _ - De inschrijving wordt overeenkomstig het bij het bestek behorende model opgemaakt. Zü wordt door de inschrij ver of zijn gemachtigde ondenekend . Doorhalingen . overschrijvingen. aanvullingen of wijzigingen. zowel in de inschrijving als in d" bijlagen, die de essentiële voorwaarden van de opdracht zoals prijzen, termijnen, technische specificaties kunn~n beinvloeden, moeten eveneens door de inschrijver of zijn gemachtigde ondertekend worden. ART _ 1-'. - ~ t. De inschrijving vermeldt : I" naam. voornamen , hoedanigheid of beroep, nationaliteit en woonplaats van de inschrijver of. indien het een vennootschap betreft. handelsnaam of benaming. rechts vorm. nationaliteit en maatschappelijke zetel; 2" nummer en benaming van de rekening van de inschrijver bij het Bestuur der postchecks indien hij een Belgische onderhorige is , ofwel aanwijzing van de instelling waar de betalingen moeten worden verricht indien de inschrijver een onderhorige is van een ander land; 3" kenletters en kencijfers van de inschrijver in de lijst van de erkende aannemers. indien de aanbestede werken die erkenning vereisen; 4" de nationaliteit van de eventuele onderaannemers en van het personeel door de inschrijver tewerkgesteld; 5° de oorsprong van de te leveren produkten en van de te verwerken materialen die niet van oorsprong zijn uit de Lid-Staten van de Europese Art_ 15, f I, S" : I ) Koninklijk bc1Iuit van 30 maart 1983. art. t (B .S. 7 april 1983) Inwerkingtreding : I mei 1983. De vóór die d. tum aangekondigde opdrachten blijven echter onderworpen aan de wetten en verordeningen die van kracht waren op hel tijdstip van de bekendmaking van de berichten .
Gemeenschappèn, met vermelding. per land van oorsprong. van de waarde. exclusief douanerechten. waarvoor zij in de inschrijving tussenkomen; indien het produkten of materialen betreft die op het grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen worden afgew~rkt of verwerkt. moet enkel de waarde van de grondstoffen worden vermeld.) § 2. Dè bescheiden. modc:llen en monsters. die door tiet bestek worden vereist. moeien bij de inschrijving worden gevoegd. tenzij in het bèstek anders is bedongen .
§ 3. De 8elgisctie inschrijver die personeel tewerkstelt dat onderworpen is aan de wet vàh 27 juni 1969 tot herziening van de beslüitwet van 2!! december 1944 bètreffende de sociale zekerheid der arlJeiders. moet; opdat zijn inschrijving als regelmatig kan worden beschouwd. er eeii illtest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bijvo~gen of dit vó"r de opening van de inschrijvingen aan het bestuur doen toekomen. waaruii blijkt dat hij voldaan heeft aan de voorschriften inzake bijdragen voor de sociale ze.kerheid en de bestaanszekerheid . De inschrijver heeti voor de toepassing van voorgaande bepaling aan de voorschriften voldaan. indien hij volgens zijn rekening . die ten laatste daags vóór de opening van de inschrijvingen is opg~ maakt: al aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerhe id al de vereisiè aangii'ten heeft toegezonden. tot en met die welke slaan op het voorlaatste afgelopen kalenderkwartàal ten opzichte van de dag van de openir1i! van de inschrijvingen. en. b) op deze aangiften geen verschuldigde bijdragen Vaîi nièer dari [60 oóO frank) moet vereffenen, tenzij hij voor die schuld uitsieÎ van' Betaling heeft verkregen waarvan hij de tenttijnen strikt in acht neeti'lt. Zelfs wanneer de schuld aan bijdragen groter is dart llJO óOO frank), wordt de inschrijvirig niet als onregelmatig \jeschouwd indien de insclirijver, alvorens de bèslissing tot het gunnert van d~ opdracht wordt genomen. aantoont dat hij. de dag waàrop het attest zijn toestand tlepáalt. op de Staat df dp ééh of verscheidene publiekrechtelijke rechtspersonen . éën of meer zekere en opeisbare schuldvorderingen bezit waarvan het tlcdrag. dp [60 000 frank) na ; ten minste gelijk is aan dat der bijdragen waarvoor hij met de betaling achterstaat: § 4. De insçhrijver van vreemde nationaliteit riloet. opdat zijn ir!scHrijving als regelmatig kan worden beschouwd. er t>ijvdegen of vóór de opening van de inschrijvingen aar! het bestuur doen töekomen : a) een attest uitgereikt ddor de bevoel!de overheid waaruit blijkt dat hij voldaan heeft aan zijn verplichtingen ten aanzien van de betaling van büdragen voor de sociale zekerheid. overeenkomstig de weitelijke bepalingen van het land waar hij gevestigd is . en b) een attest overeenkomstig § 3. indien hij personeel tewerksteh dat onderworpen is aan de wet van 27 juni 1969 tOt herziening vilr! dè bésluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbèidèrs. Art. 15, 13: ( J Koninklijk Besluit van 20 augustus 1981. art. 2. I" (B.S. 4 scptembcr\98I). Inwerkingtreding op 1 januari 1982.
§ 5. Indien het attest of de attesten waarvan sprake in voorgaan de §§ 3 en 4 niet bij de inschrijving is of zijn gevoegd , of niet vóór de opening van de inschrijvingen toekomt of toekomen , kan het bestuur, zonder dat hieruit enig recht voor de inschrijvers kan ontstaan, met alle middelen die het dienstig acht inlichtingen inwinnen nopens de toestand ten aanzien van de betaling van de bijdragen voor de sociale zekerheid en voor de bestaansz ekerheid van om ' t even welke inschrijver die naar zijn oordeel als aanneme r in aanmerki ng kan komen. Het bestuur kan onderme er per aangetek ende brief aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om mededeling van deze toestand verzoeken. De inschrijving wordt als regelmatig beschouw d indien uit de inlichting en ingewonnen door het bestuur blijkt dat de inschrijver aan de in §§ 3 en 4 bepaalde voorschriften heeft voldaan . § 6. De bepalingen van voorgaan de §§ 3 en 4 zijn niet toepassel ijk indien het totale bedrag der inschrijving, berekend overeenkomstig het bestek, [400 000 frank) niet overtreft. Indien de aanbested ing uit verscheidene përce1en of partijen is samengesteld komt de totale som van de percelen of partijen waarvoor de inschrijver heeft ingeschreven hiervoor in aanmerking. § 7. De inschrijve r moet, opdat zijn inschrijving als regelmatig kan worden beschouw d, als aanneme r geregistreerd zijn overeenk omstig artikel 299bis van het Wetboek van de inkomstenbet..stingen en artikel30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 decembe r 1944 betreffen de de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (I). § 8. Voor de gunning van de opdracht kan van de bepalinge n van §§ 3 en 4 worden afgeweken bi~ een met redenen omklede beslissing van de bevoegde overheid . Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd. (1) .
ART. 16. - DoOF eenvoudi g deel te nemen aan een procedure tot gunning van een overheid sopdrach t verklaart de inschrijver geen afspraken te hebben gemaakt of zich nict door afspraken op grond van vooraanb estedingen te hebben verbonden en geen deel te hebben gehad in enig akkoord. vergadering of samenspa nning met schending van artikel 7 van de wet van 14 juli 1976. ART. 17 . - Het bestuur kan , tegen een bepaalde datum die aan de gunning van de opdracht voorafgaat, eisen: I" van iedere Belgische inschrijver, natuurlijk persoon : de overleggi ng van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, van woonplaats en nationaliteit ; (I) Koninklijk besluit van 28 mei 1979, art. I en 2 (B. S. 31 mei 1979). Inwerkingtreding op I juni 1981). Art. 15, t. : [ ) Koninklijk besluit van 20 .",ustus 1981, art . 2, r (B.S. 4 september 1981). Inwerkingtreding op I januari 19&2.
2" van iedere Belgische inschrijver, rechtspersoon : de overlegging van de slatuten of akten van de vennootschap en haar laatste balans en. alsook alle inlichtingen betreffende haar beheerders, commissarissen en zaakvoerders; 3" van iedere buitenlandse vennootschap, inschrijver : de overlegging van een afschrift van haar statuten. eventueel met een vertaling in de taal van de inschrijving en de mededeling van haar laatste balansen, goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van die statuten en de in het land geldende wettelijke bepalingen : 4" van iedere inschrijver in het algemeen : alle inlichtingen betrellende zijn producenten, leveranciers of onderaannemers; 5° van iedere inschrijver in het algemeen : het bewijs dat hij ingeschreven is in het beroepsregister overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij gevestigd is . ART. 18. - Wordt de inschrijving ingediend door een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, opgèricht door verscheidene natuurlijke of rechtspersonen, dan moet zij ondertekend zijn door ieder van die personen, die verplicht zijn zich hoofdelijk te verbinden en aan te wijzen wie van hen ermede belast is de vereniging ten overstaan van het bestuur te vertegenwoordigen. Onverminderd artikel 7 van de besluitwet van 3 februari 1947, houdende regeling van de erkenning van aannelners, moeten de leden van dergelijke vereniging de bepalingen van de artikelen 15 tot 17 naleven, alsof zijzelf de inschrijver zouden zijn. ART. 19. - § I. Inschrijvingen die door gemachiigden worden ingediend vermelden duidelijk de volmachtgever of de volmaçhtgevers voor wie wordt gehandeld. De gemachtigden voegen bij hun inschrijving de authentieke of onderhandse akte waaruit hun bevoegdheid blijkt, or een gewaarmerkt afschrift van hun volmacht: zij kunnen zich ook beperken tot verwijzing naar het nummer van de bijlage van het « Belgisch Staatsblad " waarin hun bevoegdheden zijn bekendgemaakt. § 2. Volmachtgevers kunnen , met het oog op latere inschrijvingen, de volmacht neerleggen die zij aan een of meer bepaalde gemachtigden hebben gegeven: deze volmacht geldt alleen voor de opdrachten van het bestuur waarbij zij is neergelegd. De gemachtigde vermeldt bij iedere inschrijving de datum van neerlegging van die volmacht.
ART. 20. - § I. Wal)neer bij een bestek van een opdracht voor aanneming van werken een samenvattende opmetingsstaat is gevoegd, wordt daarin vermeld of de voor iedere post aangegeven hoeveelheid, een forfaitaire dan wel een vermoedelijke hoeveelheid is. § 2. De inschrijver vult de leemten in de samenvattende opmetingsstaat aan en verbetert de vergissingen die hij in de forfaitaire hoeveelheden. ontdekt, rekening houdend met de tekeningen, het bestek, zijn beroepskennis
of persoonli jke bevinding en: hij voegt bij zijn inschrijving een nota ter verantwo ording van de wijzigingen. De inschrijve r handelt op dezelfde wij ze voor de verbeteri ng van de vermoede lijke hoeveelh eden. voor zover het bestek die verbeteri ng toestaat e n de voorgeste lde wijziging ten minste tien procent. in meer of in min. van de hoeveelh eid van de betrokken post bereikt. Het bestuur heeft het recht te beslissen : I" dat. indien de vermoede lijke hoeveelhe id aldus wordt verminde rd. zij een forfaitaire hoeveelh eid wordt voor de inschrijve r die de verminde ring heeft voorgeste ld; 2" dat de eenheidsp rijs aangegev en door de aanneme r in de samenvat tende opmeting sstaat voor een hoeveelh eid die forfaitair is geworden . niet als grondslag geldt voor de verrekeni ngen ingevolge door het bestuur bevolen wijzigingen tijdens de uitvoerin g van d'e o pdracht.
.
Die beslissingen worden aan de inschrijver die de vermindering heeft voorgesteld met de kennisgeving van de goedkeuring van zijn inschrijving medegedeeld . § 3. De inschrijver vermeldt in de samenvattende opmetingsstaat de vereiste gevens. doet de nodige rekenkund.ige bewerkingen, ondertekent het stuk en voegt het bij ziin inschrijving, waarin hij het totale bedrag van de opmetingsstaat opgeeft. § 4. Indien de inschrijver zodanige. vergissing,e n of leemten vaststelt dat . het hem onmogelijk is een prijs te berekenen of dat de vergelijking van de inschrijvingen ni,et meer opgaat, geeft hij daarvan onverwijld, althans ten minste zes dagen vóór de dag van de opening van de inschrijvingen, schriftelijk kennis aan het bestuur. Het bestuur oordeelt of het, wegens de belangrijkheid van de vergissingen of de leemten, verantwoord is de zitting van de opening van d~ inschrijvingen te verdragen en een rechtzetting in het Bulletin der Aanbestedingen te plaatsen.
§ 5. De eenheidsprijzen en de totale prijzen voor iedere post van de gemengde opdrachten moeten worden opgegeven met inachtneming van de betrekkelijke waarde van die post ten opzichte van het totale bedrag van de inschrijving; al de algemene en financiële onkosten alsmede de winsten moeten inzonderheid over de ollders~heiden posten, in verhouding tot hun belangrijkheid, worden verdeeld .
ART. 21. - § I. In de inschrijvingen. voor opdraçhten van aanneming van leveringen of diensten worden de een,heidsprijs, het bedrag voor iedere post en het totale bedrag voor iedere partij, vermeld. Indien bij het bestek een inventaris is gevoegd, vult de inschrijver hem in , doet de nodige rekenkundige bewerking,e n . ondertekent hem en voegt hem bij zijn inschrijving waarin hij het totale bedrag van de inventaris opgeeft. Ten,zij een besteksbepaling het uitdFUkkelijk toestaat. kan de inschrijver de aangeduide hoeveelheden van de inventaris niet wijzigen. ongeacht het om forfai,taire of om vermoedelijke hoeveelheden gaat. § 2. Een opdracht voor aanneming van leveringen of diensten waarin slechts forfaitaire posten voorkomen is een opdracht voor een totale prijs; de totale prijs kan eventueel bij toepassing van artikel 31 worden verbeterd . Indien geen hoeveelheden of slechts vermoedelijke hoeveelheden lijn vermeld, inzonderheid zo het bestek een zekere speling voor de te leveren hoeveelheden mogelijk maakt of het bestuur zich het recht voorbehoudt de bestellingen naar zijn behoeften te regelen , dan zijn alleen, de eenheidsprijzen forfaitair en is de opdracht een opdracht volgens prijslijst.
ART. 22. opgegeven.
§ I. De prijzen worden in de inschrijving in Belgische munt
§ 2. Het totale bedrag van de inschrijving en de eenheidsp rijzen, worden voluit geschreven. Dit geschiedt ook met het totale bedrag van iedere post in de samenvat tende opmeting sstaat of inventaris , indien het bestek het voorschrijft. Is een zelfde prijs in cijfers en voluit uitgedrukt en bestaat hiertusse n een verschil, dan geldt, voor zover de eigenlijke bedoeling van de inschrijve r niet kan worden gekend , de voluit geschrev en prijs. Om die bedoeling te kennen, worden alle middelen aangewend, inzonderheid de ontleding van de inschrijving , de vergelijking van haar prijzen met die van de andere inschrijvi ngen of met de gangbare prijzen.
ART. 23. - § I. In een zelfde aanbesteding wordt voor ieder perceel of partij een afzonderlijke inschrijving opgemaa kt. Nochtans kan de inschrijver één enkele inschrijving opmaken voor verscheidene percelen of partijen mits hij voor ieder perceel of partij afzonderlijk een prijs biedt; deze laatste voorwaar de geldt echter niel voor identieke partijen zoals in § 2, tweede lid, is bepaald . Tenzij in het bestek anders is bepaald, kan de inschrijver zijn inschrijvi ng aanvullen met prijsverminderingen die hij op ieder perceel of partij toestaat in geval van samenvoeging van bepaalde percelen of partijen waarvoor hij afzonderlijk heeft ingeschreven. § 2. leder perceel of partij maakt het voorwerp uit van een afzonderlijke opdrac ht. Alle identieke partijen van een opdracht voor aanneming van leveringe n die aan een zelfde leveranci er worden gegund vormen evenwel één enkele opdracht , hiertoe moet de plaats van bestemming dezelfde zijn zo de vervoerkosten door de leveranci er worden gedragen . Indien het bestek dit bepaalt. kan het bestuur beslissen dat onderling verschillende partijen, die aan eenzelfde leveranci er worden gegund. in een enkele opdracht worden opgenom en. Samenvoeging van partijen tot een enkele opdracht leidt niet tot de samenvoeging van de leveringstermijnen . ART. 24. - Zo het bestek in meer dan een taal is gesteld. geeft de inschrijver de taal op die hij kiest voor de interpretatie van het contraCl. Doet hij dit niet. dan Wordt hij verondersteld hiervoor de taal van zijn inschrijving te hebben gekozen. voor zover het een van de talen is waarin het bestek is gesteld. ART. 25. - Onverminderd de nietigheid van elke inschrijving wegens afwijking van de essentiële besteksbepalingen zoals die van artikel 14, tweede lid. kan het bestuur inschrijvingen als onregelmatig en derhalve als niet bestaande beschouw en. indien zij niet overeens temmen met de bepalingen van afdeling 2. enig voorbehoud inhouden . of bestanddelen bevatten die niet met de werkelijkheid overeens temmen .
Vooraleer het bestuur evenwel een inschrijving afwijst, inzonderheid met verwijzing naar artikel 20, § 5, wegens haar blijkbaar abnormaal hoge of abnormaal lage eenheidsprijzen of totale prijzen, verzoekt het de betrokken inschrijver per aangetekende brief hierover, binnen een termijn van twaalf kalenderdagen , de nodige verantwoordingen te verstrekken. Na onderzoek ' van de gegeven uitleg laat het bestuur dé betrokken inschrijver weten welke prijzen nog als abnormaal worden beschouwd .
Afd~ling 3 Indiening van inschrijvingen
ART. 26. - § 1. De inschrijving wordt gesloten in een omslag waarop zijn vermeld: de datum van de zilting waarop de inschrijvingen worden geopend , de verwijzing naar het bestek en eventueel naar de nummers van de betrokken percelen of partijen. Bij inzending over de post, als gewoon of aangetekend stuk, wordt die gesloten omslag geschoven in een tweede omslag met het adres dat in het bestek is aangegeven en met de vermelding «inschrijving -. § 2. Iedere inschrijving moet bij de voorzitter van de zitting voor de opening van de inschrijvingen toekomen alvorens hij de zitting opent. § 3. Een inschrijving die te laat toekomt, wordt slechts in aanmerking genomen onder de dubbele voorwaarde : IU dat het. bestuur aan de aannemer nog geen kennis heeft gegeven van zijn beslissing; 2" dat de inschrijving uiteraard vier k~enderda~en vóór de dag 'vastgesteld voor het openen van de inschrijvingen oP de post als aangetekende zending is afgegeven. .
ART. 27. - § 1. Om reeds opgestuurde of neergelegde inschrijvingen te wijzigen of in te trekken, is een schriftelijke verklaring vereist, die door de inschrijver of zijn gemachtigde behoorlijk is ondertekend. Het voorwerp en de draagwijdte van de wijzigingen moeten, op straffe van nietigheid van de inschrijving nauwkeurig worden vermeld. De intrekking moet onvoorwaardelijk zijn . De bepalingen van de artikelen 14, tweede lid, en 26 betreffende de inschrijvingen zijn toepasselijk op de wijzigingen en intrekkingen. § 2. In gevai van noodzaak kunnen intrekkingen per telegram worden medegedeeld onder de dubbele voorwaarde : IU dat zij bij de voorzitter van de zilting voor het openen van de inschrijvingen toekomen alvorens hij de zilting opent; 2" dat zij worden bevestigd per aangetekende brief, afgegeven op de post uiterlijk de dag die aan de zilting voor het openen van de inschrijvingen voorafgaat . .
§ 3. Indien de inschrijver. die zijn insçhrijving heef! ingetrokken. een nieuwe volgens voorschrift instuurt . kan hij daarin opgeven van welke bescheiden die bij de eerste inschrijving werden gevoegd. hij lot staving van zijn tweede inschrijving gebruik wil maken.
Afdeling 4
Opening van de inschrijvingen ART. 28. - De inschrijvingen worden geopend in openbare zitting op plaats . dag en uur in het bestek bepaald. De verrichtingen verlopen in volgende orde: I" alvorens het publiek tot het aangewezen lokaal toe te laten. plaatst de voorzitter van de zitting er de bus met de ingekomen stukken : 2" zodra het lokaal voor het publiek toegankelijk is. worden ook de meegebrachte stukken in deze bus gesto"en: 3" de voorzitter opent de zitting: vanaf dat ogenblik mag geen enkel stuk nog· worden aanvaard: 4" daarna wordt van alle ontvangen stukken inzage genomen: 5" de inschrijvingen . de bescheiden tot wijziging en intrekking worden door de voorzitter geparafeerd. die de naam van de inschrijvers. hun woonplaats. de aangeboden prijzen. ook voor de eventuele varianten. de prüswijzigingen en de intrekkingen voorleest: indien de aanbesteding evenwel op een groot aantal percelen of partijen betrekking heeft. kan de voorlezing van de aangeboden prijzen door een ander middel van openbaarmaking vervangen worden. waarvan de aard en de vorm in het bestek worden bepaald. ART. 29 . - De gegevens voorgelezen door de voorzitter bij toepassing van artikel 28. 5". alsook het verslag van het verloop van de zitting voor de opening van de inschrijvingen worden in een proces-verbaal opgenomen. dat zonder verwijl wordt ondertekend door de voorzitter en door een bijzitter aangewezen door het bestuur. alsook door de aanwezigen die zurks verlan· gen. ART. 30. - De omslagen met de inschrijvingen en de bescheiden tOl wijziging of intrekking van inschrijvingen die te laat zijn ingekomen. maar wel in aanmerking kunnen worden genomen overeenkomstig de artikelen 26. § 3 en 27 § I. derde lid. worden in een voor het publiek toegankelijk lokaal geopend door een commissie bestaande uit ten minste drie ambtenaren van het bestuur. Een proces·verbaal wordt opgemaakt en door de leden van de commissie ondertekend. Afdeling 5 Keuze van de aannemer ART. 31. - Alvorens de aannemer aan te wijzen . verbetert het bestuur de rekenfouten en de kennelijk materiële fouten in de inschrijvingen. zonder dat het voor niet ontdekte fouten aansprakelijk is.
Voor het verbeteren van die fouten gaat het bestuur de werkelijke bedoeling van de inschrijver na met alle middelen. onder meer door een onderzoek van de inschrijving. een vergelijking van de prijzen met die van de overige inschrijvers en met de gangbare prijzen . Indien de bedoeling niet duidelijk is. kan het bestuur. hetzij beslissen dat de geboden eenheidsprijzen geidig zijn. hetzij de twijfelachtig bevonden inschrijving als onregelmatig verwerpen. ART. 32 . - § I. Indien een inschrijver. bij toepassing van anikeI 20. § 2. de hoeveelheid van één of meer posten van de samenvattende opmetingsstaat van een aanneming van werken heeft verbeterd. ziet het bestuur die wijzigingen na . verbeten ze zo nodig volgens eigen berekeningen en wijzigt eventueel de opmetingen gevoegd bij de inschrijvingen volgens de regels hierna: A. 'Voor het rangschikken van de inschrijvingen en het bepalen van de laagste inschrijving wordt als volgt te werk gegaan : I" de d~or het bestuur aanvaarde hoeveelheden die groter zijn dan of gelijk aan de oorspronkelijke hoeveelheden van de opmetingsstaat 'worden in alle opmetingsstaten zonder onderscheid als grondslag genomen; 2° de door het bestuur aanvaarde wijzigingen die kleiner zijn dan de oorspronkelijke hoeveelheden van de opmetingsstaat. komen alleen de inschrijvers ten goede die de verminderingen hebben vermeld en slechts in de mate waarin de verantwoording is aanvaard. Aldus : a) wordt de hoeveelheid aanvaard door het bestuur in de opmetingsstaat gebracht. indien de hoeveelheid voorgesteld door de inschrijver kleiner is dan de hoeveelheid van de oorspronkelijke opmetingsstaat; b) wordt de hoeveelheid voorgesteld door de inschrijver in de opmetingsstaat gebracht. indien zij ligt tussen de hoeveelheid aanvaard door het bestuur en de hoeveelheid van de oorspronkelijke opmetingsstaat; c) wordt de oorspronkelijke hoeveelheid in de opmetingsstaat behouden. indien de hoeveelheid voorgesteld door de inschrijver groter is dan de hoeveelheid van de oorspronkelijke opmetingsstaat. 3" Indien het bestuur de wijzigingen van een post met vermoedelijke hoeveelheden niet door eigen berekeningen kan nazien. brengt het de voorgestelde hoeveelheden. groter dan de oorspronkelijke . tot de oorspronkelijke hoeveelheid van de opmetingsstaat terug; het bestuur behoudt de verminderingen aangebracht door de inschrijvers. onverminderd de rechten van het bestuur. omschreven in anikeI 20. § 2. derde lid. onderdelen I" en 2". B. Voor het vaststellen van het definitief bedrag van de goed te keuren il\schrijving. wijzigt het bestuur de inschrijving op grond van de juist bevondtn hoeveelheden . § 2. I" Indien een inschrijver enige leemte in de samenvattende opmetingsstaat van een aanneming van werken heeft aangevuld. onderzoekt het bestuur de gegrondheid van de aanvullin& en verbeten deze eventueel.
Indien de andere inschrijvers geen prijzen voor de ontbrekende posten hebben voorgesteld. worden deze prijzen met het oog op de rangschikking van de inschrijvingen en de definitieve verbetering van de goed te keuren inschrijving volgens de onderstaande forumule berekend: L x Y
s
x
waarin: S : het bedrag voor de ontbrekende post; L: het eventueel door het bestuur verbeterde bedrag voor de ontbrekende post in de samen vattende opmetingsstaat van de inschrijver die op de leemte heeft gewezen; X : het totale bedrag van de samenvattende opmetingsstaat van dezelfde inschrijver. eventueel verbeterd overeenkomstig de bepáIingen van de artikelen 31 en 32. § I. A, zonder met de ontbrekende posten rekening te houden; Y: het totale bedrag van de samenvattende opmetingsstaat van de betrokken inschrijver die de leemte niet heeft vermeld, eventueel verbeterd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen·31 en 32, § I, A, zonder met de ontbrekende posten rekening te houden; - 2° Indien verscheidene inschrijvers dezelfde leemte hebben vermeld, worden L en X verkregen door het rekenkundige gemiddelde te nemen van de waarden L en X in de samenvattende opmetingsstaten van die inschrijvers. 3° In beide gevallen wordt de eenheidsprijs van de ontbrekende post verkregen door het bedrag S te delen door de overeenstemmende hoeveelheid, zoals die eventueel door het bestuur is verbeterd. 4° Voor de berekening van de prijzen v~ een ontbrekende po~t, overeenkomstig de onderdelen 1° en 2°, is het bestuur gerechtigd geen rekening te houden met de inschrijvingen waarin voor de ontbrekende post een abnormale prijs is vermeld. In dit geval en indien geen inschrijver een normale prijs voor de ontbrekende post heeft voorgesteld en het bestuur aan de aanbesteding gevolg wil geven, kan het, onverminderd de toepassing van artikel 25, de opdrach' gunnen zonder met die post rekening te houden ; de prijs wordt me' de inschrijver die als aannemer wordt aangewezen onderhands bedongen vooraleer zijn inschrijv ing wordt goedgekeurd. § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt, behalve wat de aanvuUing van leemten betreft, rekening gehouden met de wijzigingen aangebracht door een inschrijver wiens inschrijving nietig is verklaard. § 4. De bepalingen van § 2 zijn van toepassing wanneer een inschrijver voor een willekeurige post noch een eenheidsprijs, noch een forfaitaire prijs heeft vermeld.
ART. 33 . - De inschrijvers kunnen zich niet beroepen op mogelijke vormgebreken , fouten of leemten in hun inschrijving.
~~~
..,-..
...
An. 34. - Voor de aanwijzing van de aannemer, in uitvoering van anikei 12 van de wet van 14 juli 1976. gelden de volgende regels : I" Wanneer het bestek één of meer varianten oplegt of toestaat, zoals bepaald in anikei 4. § 3. van dit besluit. wordt de opdracht gegund aan de inschrijver die. op grond van één enkele rangschikking van basisinschrijvingen en varianten . de laagste regelmatige inschrijving heeft ingediend. 2" Wanneer wordt vastgesteld dat verscheidene inschrijvers dezelfde laagsk prijs hebben opgegeven. wordt hun gevraagd een schriftelijk rabataanbod in te dienen. Zijn er daarna nog gelijke prij~en, dan wordt een loting gehouden waarop de betrokkenen worden verzocht aanwezig te zijn. Gaat het echter om leveringen, dan kan het bestuur, in plaats van tot een loting over te gaan: al hetzij. ingeval de opdracht uit verscheidene panijen bestaat, deze billijk onder de mededingers verdelen; bI hetzij aan ieder van de mededingers. met hun instemming, een deel van de leveringen gunnen. 3" Wanneer bij toepassing van anikei 23, § I, derde lid, de inschrijvers rabatten hebben aangeboden bij samenvoeging van verscheidene percelen of panijen. wordt de aannemer gekozen na rangschikking van de gegroepeerde percelen of panijen op grond van de laagste prijs. overeenkomstig anikei 12. § I van de wet van 14 juli 1976. 4° De beslissing waarbij wordt afgeweken van de gunning aan de inschrijver die de laagste regelmatige inschrijving heeft ingediend, kan door de bevoegde overheid worden genomen overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, § 2, van de wet van 14 juli 1976, wanneer het verschil tussen het bedrag van de regelmatige inschrijving die zij voornemehs is te kiezen en het bedrag van de laagste regelmatige inschrijving kleiner is dan tien procent van laatstgeliócmd bedrag en kleiner dali [250000 frank) . ART. 35. - § I. De inschrijvers blijven gebonden door hun inschrijving, eventueel verbeterd door het bestuur. gedurende een termijn van zestig kalenderdagen. ingaande op de dag na de zitting voor de opening van de inschrijvingen. tenzij in het bestek een andere termijn is vermeld. § 2. Indien bij opdrachten voor aanneming van leveringen het bestek het mogelijk maakt. mogen de inschrijvers zelf, ongeacht de bij § I gestelde termijn, in hun inschrijving de termijn bepalen gedurende welke zij hun inschrijving handhaven .
Afdeling 6 Kennisgeving van de keuze van de aannemer
ART. 36. - De opdracht is gegund wanneer aan de betrokken inschrijver kennis is gegeven van de goedkeuring van zijn inschrijving. Art. 34, 4' : I ) Koninklijk besluit van 20 ousustus 1981, art. 3 (B.S. 4 september 1981). Inwerkingtreding op 1 januari J982 .
2-1 -1984/3
,"
...
Die kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief; zo nodig kan zij worden gedaan per telegram, waarvan de inhoud per aangetekende brief wordt bevestigd. De kennisgeving wordt geacht gedaan te zijn door enkele afgifte van de brief of het telegram op het post- of telegraafkantoor, binnen de termijn gedurende welke de inschrijvers ingevolge artikel 35 door hun inschrijving gebonden blijven. ART . 37. - § I. In het geval bepaald bij artikel 12, § 2, van de wet van 14 juli 1976 wordt de gemotiveerde beslissing betreffende de gunning van de opdracht ook ter kennis gebracht van de inschrijvers die een lagere regelmatige inschrij ving dan die van de gekozen aannemer hebben ingediend. § 2. Betreft het een te laat ingekomen, doch op grond van artikel 26, § 3, en artikel ~7 . § I", derde lid goedgekeurde inschrijving, dan wordt de gemotiveerde beslissing van het bestuur bekend gemaakt aan de inschrijver die de laagste regelmatige inschrijving indiende tijdeus de zitting waarop de inschrijvingen werden geopend.
§ 3. Indien wordt beslist geen gevolg te geven aan de aanbestedil18 wordt dit ter kennis gebracht van de inschrijver die de laagste regelmatige inschrijving heeft ingediend . ART. 38.- Wordt binnen de in artikel 35 gestelde termijn aan de betrokken inschrijver geen kennis gegeven van de goedkeuril18 van zijn inschrijving dan is de opdracht slechts gegund voor zover deze inschrijver hiermede schriftelijk en zonder voorbehoud heeft ingestemd . Wanneer die inschrijver zij'! inschrijving slechts handhaaft op voorwaarde dat hij een hogere prijs bekomt, kan de bevoegde overheid, in plaats van de procedure te herbeginnen: - hetzij de gevraagde prijsverhoging toestaan, indien de gevorderde verhoging verantwoord wordt door omstandigheden die zich na de opening van de inschrijvingen hebben voorgedaan en de aldus bekomen nieuwe prijs lager blijft dan die van de oorspronkelijke inschrijvingen van de mededingers. De bevoegdheid om een dergelijke beslissing te nemen, kan niet worden gedelegeerd: - hetzij zich achtereenvolgens richten, volgens de rangschikking van hun regelmatige inschrijving , tot de andere inschrijvers met lagere prijzen dan de aldus verhoogde inschrijving; - hetzij aan al de aitdere inschrijvers vragen hun prijs, op grond van de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht, te herzien, en de opdracht gunnen volgens de uitslag van de nieuwe prijsaanvraag, rekening houdend met de prijsverhoging geëist door de inschrijver van wie in het eerste lid sprake is . Wanneer de gekozen laagste inschrijver zijn inschrijvil18 niet handhaaft dan behoudens bepaalde voorwaarden, andere dan het vorderen van een prijsverhoging, kan de bevoegde overheid zich achtereenvolgens, volgens de rangschikking van hun inschrijving, tot de andere inschrijvers richten.
/
HOOFDSTUK 111 De beperkte aanbesteding
ART. 39. - De uitnodigingen tot inschrijving worden bij een ter post aangetekende brief gelijktijdig aan alle door het bestuur gekozen aannemers of leveranciers toegezonden. De uitnodigingen vennelden de in artikel 12 opgesomde gegevens. Het bestek kan eraan worden toegevoegd. Ten einde over voldoende inlichtingen te beschikken om zijn keuze te bepalen, kan het bestuur vooraf een bericht plaatsen, inzonderheid in het Bulletin der Aanbestedingen, om aldus de aannemers en leveranciers te kennen die bekwaam zijn de overwogen opdracht uit te voeren. Indien de opdracht evenwel in het • Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen» wordt aangekondigd, moet in het Bulletin der Aanbestedingen een bedcht worden geplaatst dat dezelfde inlichtingen bevat. ART. 40. - De bepalingen van hoofdstuk 11, met uitzondering va:- de artikelen 11 en 12, zijn van overeenkomstige toepassing op de beperkte aanbesteding, met dien verstande echter dat alleen de aannemers en leveranciers die een inschrijving hebben ingediend of hun vertegenwoordigers, de opening van de inschrijvingen mogen bÜwonen. Onverminderd de toepassing van artikel 13, § 2, beloopt de minimum te'1"ijn waarvan in artikel 13, § 1, evenwel eenentwintig kalenderdagen. Hij bedraagt tweeënveertig kalenderdagen voor de opdrachten voor aanneming van werken waarvoor de raming 50 miljoen frank overtreft.
HOOFDSTUK IV De offerteaanvraag
ART. 41. - De uitnodiging om mede te dingen geschiedt: - voor de algemene offerteaanvraag op dezelfde wijze als voor de openbare aanbesteding, overeenkomstig de artikelen I I tot 13: - voor de beperkte offerteaanvraag op dezelfde wijze als voor de beperkte aanbesteding, overeenkomstig de artikelen 39 en 40. ART. 42. - § J. ·De offertes worden opgemaakt en ingediend overeenkomstig artikelen 14 tot 27. § 2. De opening van de offertes ·geschiedt voor de algemene offerteaanvraag overeenkomstig de voorschriften. van dë artikelen 28 tot 30, en voor de beperkte offerteaanvraag overeenkomstig deze van artikel 40. Voor de opdrachten van leveringen evenwel, geschiedt de opening van de offertes zonder afkondiging van de prijzen .
ART . ·0. - § I. Alvorens over te gaan tot de keuze van de aannemer. ziet het be stuur de rekenkundige bewerkingen in de offertes na. Het bestuur verbetert de kennelijk materiële fouten en rekenfouten en. in geval van twijfel. verzoekt het schriftelijk de inschrijver zijn offerte nader toe te lichten : indien de inschrijver de gevraagde toelichting niet binnen een gestelde termijn heeft verstrekt . kan het bestuur. hetzij de offerte als onregelmatig afwijzen. hetzij ze volgens eigen berekeningen verbeteren. Het bestuur is nochtans niet aansprakelijk voor niet ontdekte fouten. § 2. I" Wanneer een inschrijver. bij toepassing van artikel 20. hoeveelheden van eén of meer posten van de samenvattende opmetingsstaat heeft gewijzigd . ziet het bestuur die wijzigingen na . verbetert ze zo nodig volgens eigen berekeningen en herziet. in voorkomend geval. de bij de offertes gevoegde opmetingen op grond van de hoeveelheden die het als juist erkent. Indien het bestuur de door het bestek mogelijk gemaakte wijzigingen van een hoeveelheid van een post van een opdracht volgens prijslijst niet door eigen berekeningen kan nazien. brengt het de voorgestelde .hoeveelheden. groter dan de oorspronkelijke. tot de oorspronkelijke terug . en behoudt het door de inschrijvers aangebrachte verminderingen. onverminderd de toepassing van artikel 20. § 2, derde lid. 2° Wanneer een inschrijver, bij toepassing van artikel 20, in de samenvattende opmetingsstaat enige leemte heeft aangevuld , gaat het bestuur de gegrondheid van die aanvulling na en verbetert ze zo nodig volgens eigen berekeningen. De offertes van inschrijvers die de leemten niet hebben aangevuld, worden overeenkomstig de bepalingen van anikeI 32. § 2, verbeterd. § 3. De bepalingen van § 2, 2". zijn toepasselijk wanneer een inschrijver voor een post van de bij het bestek gevoegde samenvattende opmetingsstaat geen eenheidsprijs noch een forfaitair bedrag heeft vermeld.
§ 4. In het bestek ka n van de bepalingen van dit artikel worden afgewe-
ken. ART . 44 . - Bij toepassing va·n artikel 14 van de wet van 14 juli 1976 kiest de bevoegde overheid de regelmatige offerte die haar het voordeligst lijkt op grond van criteria ·die versc hillend kunnen zijn naargelang van de opdracht. zoals deze opgesomd in artikel 14 van de wet. Daa·rtoe vermeldt de bevoegde overheid in het bestek al de gunningscriteria die zij zal in acht nemen, zo mogelijk in volgorde van afnemend belang; in voorkomend geval wordt die volgorde in het bestek vermeid. Er wordt ook rekening gehouden met de in de offerte gedane suggesties, voor zover het bestek dit niet verbiedt. Wanneer verscheidene offertes die het voordeligst w~rden geacht, met inachtneming van alle factoren, als gelijkwaardig worden beschouwd, kan het bestuur, voor de schifting van de kandidaten. vragen dat zij verbeteringsvoorstellen indienen .
In elk geval treedt het bestuur slechts in contact met de kandidaten indien zij de inhoud van hun offerte moeten preciseren of aanvullen. Gaat het echter over leveringen die als evenwaardig worden aangezien. dan kan het bestuur: al hetzij. ingeval de opdracht uit verscheidene partijen bestaat, deze billijk onder de mededingers verdelen; bI hetzij. aan ieder van de mededingers een deel van de leveringen gunnen, mits zij daarmede instemmen. De keuze van de bevoegde overheid steunt op een gemotiveerde beslissing. die bij het dossier wordt gevoegd en ter kennis wordt gebracht van de inschrijvers die erom vragen . Deze laatsten mogen van die mededeling slechts in hun bettekkingen met de overheid gewag maken. ART. 45. -
De artikelen 33 en 35 zijn toepasselük op de offerteaanvra-
geh. ART. 46. - § I. De kennisgeving van de gunning van de opdracht geschiedi overeenkomstig artikel 36. § 2. Wanneer de kennisgeving van de goedkeuring van de offerte niet binnen de termijn bepaald in artikel 35 is geschied, is de opdracht slèchts gegund , indien de betrokken inschrijver hiermede schriftelijk en zonder voorbehoud heeft ingestemd . Wanneer de inschrijver :zijn offerte slechts handhaaft op voorwaarde dat hij een hogere prijs bekomt, kan de bevoegde overheid, in plaats van de procedure te herbeginnen: - hetzij de gevraagde prijsverhoging toestaan, indien de gevorderde verhoging verantwoord wordt door omstandigheden die zich na de opening van de offertes hebben voorgedaan. eil dat, rekening houdend met die prijsverhoging. de betrokken offerte de voordeligste blijft; de bevoegdheid om een dergelijke beslissing te nemen kan niet worden gedelegeerd; - hetzij zich achtereenvolgens richten volgens de rangschikking van hun regelmatige offertes. tot de andere insehrijvers met offertes die voordeliger zijn dan de aldus verhoogde offerte; - hetzij aan al de andere inschrijvers vragèn hun prijs op grond van de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht en suggesties in hun offertes te herzien. en de opdracht gunnen aan de offerte die de voordeligste is geworden. rekening houdend met de hogere prijs gevraagd door de inschrijver waarvan sprake in het eerste lid van deze paragraaf. Indien de gekozen inschrijver zijn offerte niet handhaaft of ze slechts handhaaft dan behoudens bepaalde voorwaarden, andere dan een prijsverhoging, kan de bevoegde overheid zich achtereenvolgens tot de andere inschrijvers richten, volgens de rangschikking van hun offerte. § 3. De inschrijvers van wie de offerte niet in aanmerking is genomen. worden hiervan in kennis gesteld.
ART. 47 . - § I. De offerteaanvraag kan in de vorm van een wedstrijd worden uitgeschreven. In dat geval wordt een jury aangesteld. die wordt samengesteld en optreedt overeenkomstig de bepalingen van het bestek. Deze jury be staat uit ten minste vijf leden. waarvan er zeker één gekozen wordt onder de personen die nict tot een overheidsdienst behoren. Het lid of de leden gekozen onder de personen die niet tot een overheidsdienst behoren . moeten geheel onafhankelijk zijn ten overstaan van de aannemers of leveranciers. architekten en studiebureaus die aan de wedstrijd zouden kunnen deelnemen en ter zake onbetwistbaar bevoegd zijn . § 2. Het bestek moet in volgorde van afnemend belang. al de criteria vermelden op grond waarvan de jury de voorgestelde projecten zal beoordelen. § 3. Betreft de wedstrijd alleen het opmaken van het project . dan stelt het bestek de premies vast voor de best gerangschikte projecten. Zij worden door de bevoegde overheid toegekend met verplicht behoud van de door de jury vastgestelde rangschikking . maar kunnen oû:~ geheel of gedeeltelijk niet worden toegekend wanneer de ingediende projecten aan de bevoegde overheid geen voldoening geven. § 4. Betreft de wedstrijd zowel het opmaken als het uitvoeren van een project. dan gunt de bevoegde overheid de opdracht na advies van de jury. In het bestek kan worden bepaald dat premies zullen worden toegekend aan de projecten die het best na het voor uitvoering gekozen project zijn gerangschikt: deze premies worden overeenkomstig § 3 toegekend .
§ 5. Het bestek be paalt nauwkeurig de respectieve rechten van het bestuur en van de ontwerpers betreffende de eigendom en het gebruik van de projecten.
HOOFDSTUK V Onderhandse opdrachten ART. 48. - Bij toepassing van artikel 17, § 2, 1° van de wel van 14 juli 1976 kan onderhands gehandeld worden voor zover de goed te keuren uitgave niet hoger ligt dan [l 250 000 frank). Met het oog op de toepassing van dit artikel mag een opdracht niet worden gesplitst. ART. 49 . - § I. Onderhandse opdrachten worden gegund: - hetzij op grond van op een prijsaanvraag aangegane schriftelijke verbintenis, eventueel gewüzigd na bespreking tussen de partijen; - hetzij op grond van een verbintenis ondertekend door de partijen; - hetzij op grond van briefwisseling volgens het handelsgebruik. Art_ 48: ( (Koninklijk bestuit van 20 augustus 198t. art. 4 (B.S. 4 september 1981). Inwerkingtreding op 1 januari 1982.
Onderhandse opdrachten tot [100 000] frank, mogen gewoon met een aangenomen factuur worden gegund. [§ 2. Het bestuur raadpleegt verschillende aaMemers of leveranciers alvorens een onderhandse opdracht toe te wijzen. In geval deze raadpleging onmogelijk is en voorzover de waarde van de opdracht 100 000 F overschrijdt, geeft het bestuur de redenen hiervan aan van zodra zij de opdracht gunt]. § 3. De beslissing om de onderhandse procedure toe te passen wordt verantwoord door te verwijzen naar de bijzondere voorwaarden voor de onderhandse opdrachten die in artikel 17. § 2. van de wet van 14 juli 1976 zijn vastgelegd . . § 4. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk I en van anikei 15 die . ongeacht de wijze van gunning. voor alle opdrachten gelden. kan het bestuur de hoofdstukken 11 tot I V of sommiae bepalingen ervan op een bepaalde opdracht toepasselijk maken.
HOOFDSTUK VI Studie- en gelijkaardige opdrachten ART. 50. - § 1. De overheidsopdrachten inzake ingenieurskunst. bouwkunst. studie en andere gelijkaardige opdrachten zijn overheidsopdrachten van diensten en vallen derhalve onder de toepassing van dit besluit. Ongeacht de wijz.e van gunning. mogen deze opdrachten geen bepaling of voorwaarde omvatte .. die afwijkt van de wetten en reglementen waaronder het beroep van de ontwerper ressoneen. § 2. Behalve wanneer de opdracht tegelijkenijd op het opmaken. de studie en de uitvoering van een project betrekking heeft. mogen de aannemers van overheidsopdrachten inzake ingenieurskunst. bouwkunst. studies en andere gelijkaardige. niet deelnemen aan de procedures voor de gunning van overheidsopdrachten voor aanneming van werken die zij zelf ont\\.orpen. bestudeerd of voorbereid hebben .
HOOFDSTUK VII Voorwaarden waaraan de keuze van de wijze van gunning is onderworpen AR'f. 51. - De gunning van opdrachten voor rekening van de Staat of organen die onder het hiërarchisch gezag van een minister staan wordt. bij
Nt .•9, • 1 : I 1 Koninklijk besluit vin 4 lebruari 1980. art. I (B.S. 1 lebruari 1980). Inwer· kingtreding op 1 lebruari 1980. Art. .,•• 1 : Koninklijk besluit van 4 lebruari 1980. an. 2 (B.S. 7 lebruari 1980) . Inwerking· treding op 7 lebruari 1980.
t()~pa ss ing v~n
artikel 9. t"ecdc lid. va n de voor\\aan kn llnucrw urpe n :
w~t
va n
I~
juli 1976 aan volgende
~ I. Al vo rens een proce dure voor de gunning aa n te vatten moeten de voorgeste lde opdracht en met vermeldin g van de voorgeno men wijze van gunning . de instemmi ng bekomen van het ministerie el comité dat bevoegd is inzake overheids investerin gen . wat betreft : 1° de opdrachte n die volgens oe procedure van de openbare aanbested ing of de algemene offerteaa nvraag worden gegund en waarvan het bedrag hoger wordt geraamd dan : - [650 miljoen frank) voor opdrachte n van werken; - [400 miljoen frank) voor opdrachte n van leveringe n: - [120 miljoen frank) voor opdrachte n van diensten; 2° de opdrachte n die volgens de procedure van de beperkte aanbested ing of van de beperkte offerteaa nvraag worden gegund en waarvan het bedrag hoger wordt geraamd dan : - [65 miljoen frank) voor opdrachte n van werken; - [40 miljoen frank] voor opdrachte n van leveringe n; - [12 miljoen frank) voor opdrachte n van diensten . Behouden s instemmi ng van het ministerie el comité . mag het minimum aantal te raadplege n aanneme rs of leveranci l:rs niet kleiner zijn dan zes. Deze instemmi ng is niet vereist indien. na het plaatsen van een bericht waarbij om kandidaa tstelling wordt verzocht, het aantal gegadigd en dat aan de gestelde voorwaar den beantwoo rdt kleiner is dan het voornoem de aantal. Hetzelfde geldt voor opdracht en van leveringe n indien het onmogeli jk is het vereiste minimum leveranci ers te raadplege n: 3" de opdracht en te gunnen volgens de procedure van de beperkte aanbested ing of de beperkte offerteaa nvraag waarva n het bedrag gelijk is aan of kleiner dan de bedragen vermeld onder onderdee l 2". en zo het aantal aannemer s of leveranci ers die zouden worden geraadple egd kleiner is dan
vier:
4° de onderhan ds te gunnen opdrachte n, waarvan het bedrag hoger wordt geraamd dan : - [40 miljoen frank] voor opdrachte n van werken; - [25 miljoen frank) voor opdrachte n van leveringe n; - [6 miljoen frank) voor opdrachte n van diensten; 5" de onderhan dse opdracht en, ongeacht hun bedrag , indien de gezamenlijke opdracht en op deze wijze gegund of te gunnen aan een zelfde aanneme r. leveranci er of persoon, de bedragen die onder onderdee l 4" zijn vastgeste ld, over een periode van twaalf opeenvol gende maanden bereiken. Voor opdracht en die jaarlijks opnieuw kunnen worden gegund , verwijzen de bedragen vastgeste ld in de onderdele n I" , 2" en 4" hiervoren . naar de ramingen die voor elk volledig begroting sjaar zijn opgemaa kt. Art. 51 : (
1Koninklijk besluit van 20 augustus 1981 . art. 5 (B .S. 4 september 1981). Inwer-
kingtreding op 1 januari 1982.
§ 2, Ongea~ht de wijze van gunning, worden eveneens aan de voorafgaande instemming van' het ministerieel comité <)nderworpe'n : I" 'de voorstellen betreffende. promotieopdraèhten:
2" de' voorstellen "an (jp\:lrachten waarvan de gunning de verplichting zou tot gevolg t hebben alle cómpleme'ntaire opdrachtenbetFeffende hetzelfde voorwerp aan dezélfde aanr/emers te gûnnen ' aan wie ' de oorspronkelijke ' optlrachten wérden toevertrouwd:
3" elk ontwerp van conventie van gelijk welke aard die tot gevolg zou kunnen hebben dat de Staat of het openbaar gezag zich zou verbinden inzake overheidsopdrachten . § 3. De instemming van het comité wordt geacht verworven te zijn bij ontstentenis van een tegengestelde beslissing, waarvan aan de bevoegde Minister kennis werd gegeven binnen de denig kalenderdagen , te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. § 4. De instemming van het ministerieel comité wordt vervangen door de instemming van de Eerste Minister in de gevallen bedoeld in artikel 17, § 2, 6", van de wet van 14 juli 1976 en voor zover het niet mogelijk is, gelet op de dringende noodzakelijkheid, om vooraf de instemming van het comité te bekomen. In dit geval moet de bevoegde Minister zond.e r verwijl het ministerieel comité hierover inlichten. De dringende noodzakelijkheid moet worden aangetoond . § 5. De instemming van het ministerieel comité is niet vereist :
I" voor opdrachten te gunnen na het volgen van een beperkte aanbesteding of een beperkte offeneaanvraag, zo deze opdrachten reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag waaraan geen gevolg kon worden gegeven omwille van ondergeschikte interpretatie moeilijkheden hetzij van de besteksbepalingen, hetzij van de ingediende offenes . AI de inschrijvers die aan de vorige procedure hebben deelgenomen, moeten in dit gev,.J worden uitgenodigd deel te nemen aan de beperkte procedure ; aan het bestek of de bescheiden die het vervangen mogen slechts louter vormelijke aanpassingen worden aangebracht; 2" voor de opdrachten bedoeld in § I, 3°, te gunnen na het volgen van een beperkte aanbesteding of een beperkte offeneaanvraag, indien zij vooraf het voorwerp hebben uitgemaakt van een bericht tot uitnodiging tot kandidaatstelling en zo het aantal gegadigden kleiner is dan vier; 3" voor de overheidsopdrachten van leveringen bedoeld in § I, 3° te gunnen na het volgen van een beperkte aanbesteding of een beperkte offerteaanvraag indien het onmogelijk is het vereiste minimum leveranciers' te raadplegen; 4" voor de onderhands te gunnen opdrachten in de gevallen vermeld onder anikell7, § 2, 2°, van de wet van 14 juli 1976 en voor zover ten minste al de deelnemers aan de voorgaande procedure waaraan geen gevolg werd gegeven , vooraf worden geraadpleegd; 5" voor de onderhands te gunnen opdrachten voor aanneming van leveringen bedoeld in § I, 5°, hiervoren , waarmede de inspectie van financiën haar instemming heeft betuigd vooraJeer de procedure aan te vallen; 6° voor de opdrachten die bij wijze van een ambtshalve getroffen maatregel tegen een in gebreke gestelde aannemer, voor diens rekening aan een derde moeten worden gegund ;
7" voor de opdrachten waarvoor de controle door wets- en veronleningsbepalingen van bijzondere aard is geregeld . ART. 52. - De gunning van opdrachten voor rekening van de publiekrechtelijke personen die niet bij artikel 51 zijn bedoeld en onder de con'trolebevoegdheid van een minister vallen. is. overeenkomstig dezelfde voorwaarden van dit artikel 51. onderworpen aan het voorafgaand akkoord van. de bevoegde minister en van de minister die de beg-roting onder zijn bevoegdheid heeft. HOOFDSTUK VIII Verscheidene bepalingen ART. 53. - Doet de aannemer of de leverancier een beroep op onderaannemers en bevat zijn contract met het bestuur een prijsher.zieningsclausuIe . dan moet een herzieningsformule voorkomen in de onderaannemingscontracten die een bedrag e%f een uitvoeringstermijn bedingen welke de grenzen overschrijden die in de algemene aannemingsvoorwaarden zijn vastgesteld. Deze herzieningsformule verwijst : - in ieder geval naar de lonen (met inbegrip van de sociale lasten) die toepasselijk zijn op de beroepssector waartoe de onderaannemer behoort, met een parameter die overeenstemt met de omvang van het loonaandeel in de betrokken prestaties: - eventueel naar de prijzen van de materialen die door de onderaannemer worden verwerkt of naar ee:: representatieve ·prijzenindex. indien die materialen in de herzieningsformule van de hoofdaanneming, hetzij rechtstreeks. hetzij in een algemene representatieve indel( van de materialenprijzen is opgenomen. De waarde van de vaste factor in de herzieningsformule van de onderaannemingscontracten mag niet lager liggen dan 0.20 noch de vaste factor in de formule van de hoofdaanneming met meer dan 0.10 overschrijden . Deze vaste factor mag evenwel worden verhoogd voor zover het contract. hetzij in het verlenen van voorschotten voorziet voor de onmiddeUüke aanschaffing van materialen die door de onderaannemer worcten gebruikt. hetzij materialen ter beschikking stelt die door de hoofdaannemer of door de hoofdleverancier rechtstreeks werden aangekocht. Als basis worden de waarden genomen van de referenties op het ogenblik dat het c~ntract voor de onderaanneming wordi gesloten. Zonder dat hieruit enig recht voor de onderaannemers ten overstaan van het bestuur kan ontstaan. kan het bestuur aan de aannemer de overlegging vorderen van een verklaring waaruit blijkt dat de onderaannemers bevestigen dat ze het .voordeel van de prijsherziening, overeenkomstig onderhavige bepalingen. genieten. Stelt het bestuur een overtreding van deze be·palingen vast. dan women. zolang de overtreding voortduurt. de straffen toegepast die voor niet-naleving van de contractuele bepalingen voorgeschreven zijn.
ART. 54 . - Na het gunnen van de opdracht kan van haar essentiële bepalingen en voorwaarden niet worden afgeweken dan bÜ een met reden omklede beslissing van de bevoegde overheid. ART. 55. - De ambtenaren va n het bestuur die door hun ambt kennis hebben van vertrouwelijke gegevens betreffende het gunnen en het uitvoeren van opdrachten. inzonderheid over de vaststelling en de controle van de prijzen . zijn tot geheimhouding verplicht. Hetzelfde geldt voor personen die niet tot de administratie behoren en aangewezen worden om deel uit te maken van de jury bedoeld in artikel 47. ART. 56. - De algemene aannemingsvoorwaarden worden vastgesteld en kunnen door de Eerste Minister worden gewijzigd nadat hij het advies heeft ingewonnen van de Comm issie voor de overheidsopdrachten. ingesteld bij het koninklijk besluit van 14 december 1960. gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1972. [ART. 56bis. - § 1. De bij de artikelen 3, 13, IS, 34, 40, 48, 49 en 51 vastgestelde bedragen of sommige onder hen kunnen door de Eerste Minister worden aangepast, binnen de bij de hierna volgende § 2 bepaalde grenzen, telkens wanneer sinds de laatste aanpassing, het gemiddelde van de schommeling van het indexcijfer der consumptieprijzen ener;tijds en bet indexcijfer I van de prijzen van O .W. , berekend op grond van een jaarlijks verbruik van de voornaamste materialen en grondstoffen door het bouwbedrijf op de binnenlandse markt anderzijds, ten minste 20 pct. bedraagt. § 2. De nieu.ve bedragen mogen niet meer dan 5 pct. overscbrijden van de bedragen die met de strikte toepassing van het bij § 1 bedoelde gemiddelde zijn uitgerekend.)
ART. 57. - Het koninklijk besluit van 14 oktober 1964. betreffende het sluiten van overeenkomsten voor rekening van de Staat. gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1967 en 3 december 1973 . wordt opgrheven. ART. 58. - De wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, en dit besluit treden in werking op 1 januari 1978. De voor die datum aangekondigde opdrachten blijven echter onderworpen aan de wetten en verordeningen die van kracht waren op het tijdstip van de bekendmaking van de berichten.
AJ1. ~ : Koninklijk besluit vaD 20 augustus 1981 . art. 6 (B.S. 4 september 1981). Inwer· lrinstreding op 1 januari 1982.
ART . 59 . - Onze Ministers zijn. elk W'lt hem betreft. belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te .Brussel. 22 april 1977 BOUDEWIJN Van Koningswege: De Eerste Minister. L. T1NOE,MANS .De Minisler ..van Begroting.
G.J;:;EE·NS
Bijlage 3
Model enquête
Voordat u de vragen beantwoordt, eerst wat informatie ten behoeve van het invullen van de tabellen en de vragenlijst. We gaan uit van de gebruikelijke indeling (*) en omschrijvingen van de aanbestedingswijzen : Openbare aanbesteding (Oa).
Openbare aa n besteding + Alge me n e offerteaanvraag
een openbare aanbesteding is een aanbesteding, welke algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij een ieder kan inschrijven. Aanbesteding met voorafgaande selectie (As). Een aanbesteding met voorafgaande selectie is een aanbesteding, welke algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij een ieder zich als gegadigde kan aanmelden, doch voor welke slechts een of meer gegadigden tot inschrijving kunnen worden uitgenodigd. Onderhandse aanbesteding (Ond). E~n
b e p e rkt e aanbes ted i n g + b e p e rkte offer t eaanvraag
onderhandse aanbesteding is een aanbesteding waarvoor een beperkt
aantal van tenminste twee natuurlijke- of rechtspersonen tot inschrijving
. ~ rden
uitgenodigd.
Onderhandse aanbesteding na selectie (Os). Een onderhandse aanbesteding na selectie is een aanbesteding, een beperkt aantal van tenminste twee natuurlijke- of
waa~bij
t~chtspersonen
in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan een selectie, waarna
ê~n
of meer van hen tot inschrijving kunnen worden uitgenodigd.
Enkelvoudige uitnodiging (E).
onde rha ndse opdracht
Een vraagtechniek waarbij êên natuurlijke- of rechtspersoon tot prijsaanbieding wordt uitgenodigd.
• zie rapport "Naar een ordening op de bouwmarkt"; Den Haag 20 juni 1982, van de Overleggroep Ordeningsthema's Aanbestedingswezen.
Enkelvoudige uitnodiging in bouwteamverband (B). Een vraagtechniek waarbij prijsaanbieding wordt gevraagd in het kader van een bouwteam. Daaronder wordt verstaan een tijdelijke organisatie waarin opdracht gevende , gebruikende, ontwerpende en uitvoerende instanties samenwerken met het gemeenschappelijke doel een bouwproject tot stand te brengen. Deze samenwerking met het uitvoerend bedrijf komt tot stand op initiatief van de ' aanbestedende overheid (bij Voorkeur) aan het begin van de ontwerpfase en bestaat als organisatie in principe slechts voor de duur van één bepaald bouwproject. Project-ontwikkelingsmaatschappij (P).
=
promotie-ove reenkomst (leasin
Indien de gemeente gebruik maakt van een project-ontwikkelingsmaatschappij, kunt u dat kenbaar maken door een P. Onder een
proj~ct-ontwikkelingsmaatschappij
verstaan wij een bedrijf
dat van het nemen van initiatief in de bouw zijn werk maakt. Voorts hanteren wij de indeling in de volgende prijsklassen:
1
20.000 -
250.000 gld.
II
250.000 -
1.000.000 gld.
5.000 . 000
20.000.000 BF
III
1.000.000 -
2.500.000 gld.
20 . 000.000
50 . 000 . 000 BF
IV
boven 2.500.000 gld. (-één miljoen Europese Rekeneenheden)
400.000 -
5.000.000 BF
En een indeling in sectoren, namelijk: - de Grond-, Weg-, en Water-bouw - de Utiliteitsbouw, - de Woningbouw. Tenslotte geven wij een aantal motieven aan wiens nummering u dient aan te houden bij de invulling van tabel 111, namelijk de nummers: 1. de laagste prijs
2. de betrouwbaarheid van de aannemer 3. de deskundigheid van de aannemer 4. de vertrouwensrelatie tot de aannemer
5. de tijdsduur van de aanbestedingsprocedure
6. het voorkomen van opzet-regelingen 7. concurrentie overwegingen
8. lokale c.q. regionale werkgelegenheids-overwegingen 9. overige.
Tabel I:
in te vullen: aanbestedings wijze
..-400.000 IlF tot
5 .000.000 IW tot
5 .000.000 RF
20.000.000 Bit'
PIlee r dan
20.000.000 13F tot , '15.000.000 BI."
45.000.000 BF
G.W.W.-sector
U-bouwsector I
Woningbouwsector
In de tabellen 11, 111 en IV wordt u verzocht in te vullen de motieven (zie nummering in de toelichting op pag. 2) in hun onderlinge rangorde. In de tabellen komen achteraanvolgens aan de orde de G.W.W.-sector (11), de U-bouwsector (111) en de Woningbouwsector (IV). Tabel 11: G.W.W-sector ,-- - -
in te vullen: welk motief en
-WO.OOO HF
-
5.000.000 BF 20.000.000 HF
5.000.000 lil"
onderlinge
-
rangorde het motiefnr. is
doorslag
mede
niet
doorslag
mede
niet
gevend
van
van
gevend
van
van
belan~
belang
belan~
belang
Openbare aanbesteding
-
Aanbesteding met voorafgaande selectie Onderhandse aanbesteding
Onderhandse aanbesteding na selectie
Enkelvoudige uitnodiging Enkelvoudige uitnodiging in bouwteamverband Project-ontwikkel1ngsmaatschappij
i
- -,-~-
in te vullen: welk motief en
20.000.000 B\<'
onderlinge
-1 5.000.000 HF
-
meer dan '15.000.000
BF
rangorde het motiefnr. is
doorslag
mede
niet
doorslag
mede
niet
gevend
van
van
gevend
van
van
belang belang
Openbare aanbesteding Aanbesteding met voorafgaande selectie
Onderhandse aanbesteding
Onderhandse aanbesteding na selectie Enkelvoudige uitnodiging
Enkelvoudige uitnodiging in bouwteamverband
Project-ontwikkelingsmaatschappij
-
I
I
,i I
I
I
I
belang belang
Tabel 111: U-bouwsec tor
in te vullen: welk motief en
400.000 RF
onderlinge rang
:3 .000.000 UF'
5.000.000 HF
doo rslag
mede
niet
doorslag
mede
niet
gevenè
van
van
gevend
van
van
belan~
belan
belang belang
Openbare aanbesteding
Aanbesteding met vooraf-
-
gaande selectie Onderhandse aanbest eding Onderhandse aanbest eding na selectie
Enkelvoudige uitnodiging Enkelvoudige uitnodiging in bouwteamverband Project-ontwikkelingsmaatschappij
-
20 .000.000 In'
--
orde het motiefnr. i:
-
I !
I I
I
I
I
!
I
in te vullen: ;,!O.OOO.OOO llJi'
welk motief en onderlinge rang-
meer dan
-
'l5.000.000 BF
45.000.000 BF
orde het motiefnr. is
doorslag
mede
niet
doorslag
mede
niet
gevend
van
van
gevend
van
van
belang belang
belang bel?ng
Openbare aanbesteding
, Aanbesteding met voorafgaande
-
selectie Onderhandse -aanbesteding
, Onderhandse aanbesteding na selectie .. -
-
-
_.
Enkelvoudige uitnodiging ,
Enkelvoudige uitnodiging in bouwteamverband .-
Project-ontwikkelingsmaatschappij
Tabel IV: Woningbouwse ctor
in te vullen: -100.000 LH'
welk motief en onderlinge rang-
-
5.000 .000 HF
5.000.000 BF
-
20.000.000 BF
orde
het motiefnr. is
doorslag
mede
niet
doorslag
mede
niet
gevend
van
van
gevend
van
van
belan! belang Openbare aanbesteding
Aanbesteding met voorafgaande selectie
Onderhandse aanbesteding Onderhands e aanbesteding na selectie
Enkelvoudige uitnodiging
Enkelvoudige uitnodiging in bouwteam verband Project-ontwikkelingsmaatschappij
-
belan! belang
_
0·.
-
in te vullen: welk motief en
:20.000.000 BI<'
onderlinge rang-
45 .000.000 I:n'
me er dan
4 5.000.000 HF
orde het motiefnr. is
doorslag
mede
niet
doorslag
mede
niet
gevend
van
van
gevend
van
van
belan~
belang
belan~
belang
Openbare aanbest e ding Aanbesteding I
met vooraf-
:
gaande selectie
I
i
-
I
i I
Onderha ndse
,
aanbesteding
Onderhandse aanbesteding na selectie Enkelvoudige uitnodiging
Enkelvoudige uitnodiging in bouwteamverband
Project-ontwikkelingsmaatschappij
,
I i! I
I
II
;
Vragenlijst
O.
Hoe veel inwoners he e ft Uw gemeente?
l.a Beoorde elt u het aa ntal door uw gemee nte aan te besteden werken als veel?
Geef het aantal en grootte in geld aan,
en indien mogelijk de
verdeling over G.W.W.-, U-bouw- en woningbouwsector?
b Kunt u een indicatie geven (in procenten) van de verdeling over de verschillende aanbestedings"-, c. q. ui tgiftevormen?
2.a Heeft uw gemeente een vastgesteld aanbestedingsbeleid? Zo ja, ga naar vraag 3.
b Hanteert uw gemeente een ad-hoc beleid? Zo ja, ga naar vraag 6.
3.
Is dit aanbestedingsbeleid expliciet vastgelegd?
4.
Door wie is het a"a nbestedingsbeleid vastgesteld? Bestaat over het vastgestelde aanbestedingsbeleid documentatie?
·s.
Welke
kwalif icati e -,
select ie-
en
gunnin gscrite ria
zijn
daarin
o pgenom en?
terzake van Op~elke uitgang spunte n baseer t uw gemeen te haar beleid
6.
de : a. aanbes tedings vorm b. select ie van aannem ers voor een aanbes teding aannem er. c , gunnin g, c.q. uitgif te van het werk aan een
specif iek lokaal , 7.a Is het (vastg est e lde) aanbes teding sbeleid
c.q.
region aal gerich t?
ven aan lokale , b In welke mate wo rdt het werk uitein delijk uitgege een indica tie in c.q. region ale aa nnemer s (geef indien mogeli jk percen ta ges).
8.
aan lokale , Hantee rt uw gemeen te bij het uitgeve n van werk region ale aannem ers een onderl inge volgord e?
c.q.
9.
Zo
ja,
zal de gemeente in de volgende gevallen van dit (vastge-
stelde) lokale , c.q. regionale beleid afwijken: a. De gemeente geeft voorrang aan die aannemer aan wie al eerder eenzelfde type werk is gegund? b.
De gemeente geeft voorrang aan die aannemer die
zich in een
bedrijfs-economische zwakke positie bevindt? c.
De gemeente geeft voorrang aan die aannemer wiens zwakke bedrijfs-economische
positie
de
lokale,
c.q.
regionale
werkge-
legenheid in gevaar kan brengen?
10.
Wie beslist tot deze mogelijke afwijkingen?
II.a Wordt
de
door
buitenland,
uw gemeente
bijv.
te
houden
de grens landen
aanbesteding
NeJf!/.-l
ook
in
en West-Duitsland
het (Eu-
regio) bekend gemaakt via publikaties?
b Zo
ja,
schrijven dan ook buitenlandse aannemers in voor die te
houden aanbesteding, c.q. melden zich buitenlandse aannemers aan?
12.
Indien de door uw gemeente te houden aanbesteding niet
in het
buitenland bekend gemaakt wordt,
zijn er dan
aannemers
zich aanmelden voor de aanbe-
steding?
die
inschrijven,
c.q.
toch buitenlandse
13.
ven aan buiten In welke mate wordt het werk uitein delijk uitgege een indica tie in landse (Eureg ionale) aannem ers (indien mogeli jk de EEG-r ichtlij van percen tages), zowel buiten als in het kader se Rekene enheden nen, die bij werken boven de één miljoe n Europe anden) publik atie (ca . 2,5 miljoe n gld.) intern ationa le (EEG-l verpli cht st e llen?
Bijlage 4
Kaart Euregio
VERWALTUNGSGRENZEN FRONTIÈRES ADMINISTRATIveS BESTUURLIJKE GRENZEN
LEGENDE I VIRKLA'UNO I IRKLÄAUNO _ _
lT'" ~IMCI
_IC
" ...... , I\'GlI _ _ ~
.•
_~~"'.M _ c.GIMf~ ot...ml Ql:1M ' 1IOl
b-' .:......"l
....
'I.U.'I.~
....
STADT AACHIEN
Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Delftse Universitaire Pers 5tevinweg 1 2628 eN Delft
Aan de Rijksuniversiteit Limburg vindt, in het kader van het VF-project "Beleidsvelden Regelgeving ", onderzoek plaats naar het aanbestedingsrecht enl-beleid van de gemeentelijke overheden in de Euregio. De initiële · . verslaglegging van dit onderzoek geschiedt in diverse deelrapporten of workingpapers. Dit deelrapport houdt zich uitsluitend bezig met het Belgische gedeelte van de Euregio, namelijk de provincies Luik en Limburg.