VOORTPLANTING BIJ DE MENS 1
Vruchtbaarheid
Alle levende wezens planten zich voort om niet uit te sterven. Mensen ook. Dat is één van de redenen waarom we voortplantingsorganen en seksuele gevoelens hebben. Mensen krijgen meestal maar één
Afbeelding 15-1 Drieling
kind tegelijk. Maar soms worden er tweelingen, drielingen of zelfs vierlingen geboren. Je kunt pas kinderen krijgen als je lichaam bijna volgroeid is en voortplantingscellen maakt. Dit is voor de één al op twaalfjarige leeftijd, voor de ander enkele jaren later.
Kinderen krijgen lijkt zo vanzelfspre kend. Toch geldt dat niet voor iedereen. Door allerlei oorzaken kunnen mensen onvruchtbaar zijn. Soms is daar met moderne technieken iets aan te doen, soms ook niet.
Afbeelding 15-2 Met behulp van 'in vitro fertilisafie' kunnen sommige onvruchtbare mensen toch een baby krijgen.
2
Voortplantings organen
Bij de geboorte kun je zien of de baby een jongen of een meisje is. Elk mens heeft primaire geslachtskenmerken: een penis of een vagina. In de puberteit ontstaan er meer verschillen. Dan krijgen jongens en meisjes hun secundaire geslachtskenmerken. In het vorige hoofdstuk heb je al geleerd dat hormonen daarbij een rol spelen. Vanaf de puberteit maakt je lichaam voortplantingscellen: eicellen of spermacellen. Eicellen zijn groot en onbeweeglijk. Ze bevatten reservevoedsel. Spermacellen (ook wel zaadcellen genoemd) zijn klein. Ze hebben een staart om zich voort te bewegen. Spermacellen hebben geen reservevoedsel.
Maaknu: 0:15/1 en O: 15/2
Afbeelding 15-3 Zaadcel en eicel
1 5
V O O R T P L A N T I N G
B I J
D E
M E N S
In afbeelding 15-4 en 15-5 zie je hoe de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen zijn gebouwd.
Afbeelding 15-4 Mannelijke voortplantingsorganen 1 = penis 2 3 4 5
= voorhuid = balzak = teelbal = zaadleider
6 =blaas 7 = zwellichaam 8 =eikel 9 = bijbal 10 = prostaat
11 = zaadblaasje 12 = urineleider 13 = urinebuis
O N T H O U D :
De teelballen maken vanaf de puberteit voortdurend spermacellen en mannelijk geslachtshormoon. Een man heeft twee teelballen
Ook de prostaat maakt zaadvocht. Zaadvocht en spermacellen samen heten sperma. Bij een zaadlozing sluit de prostaat de urinebuis af.
Spermacellen worden bewaard in de bijballen.
De urinebuis vervoert urine, maar bij een zaadlozing alleen spermacellen.
In de balzak ligt twee teelballen en twee bijballen. De temperatuur is hier iets lager don 37°C. Dat is gunstig voor de levensduur van spermacellen.
De penis bevat zwellichamen. De eikel wordt bedekt door de voorhuid. De eikel bevat tastzintuigjes. Deze zijn belangrijk bij seksuele prikkeling. Bij seksuele opwinding vullen de zwellichamen zich met bloed. De penis wordt stijf en komt in erectie
De zaadleiders vervoeren spermacellen naar de penis. De zaadblaasjes maken zaadvocht. Dit bevat voedende stoffen voor de spermacellen.
1 5
V O O R T P L A N T I N G
B I J
D E
M E N S
Afbeelding 15-5 Vrouwelijke voortplanfingsorganen 1 = kittelaar 2 = schaamlippen
5 = schede 6 = eierstokken
3 = anus
7 = eileider 8 = baarmoeder
4 = urinebuis
9 = urineleider 10 = blaas 11= maagdenvlies
O N T H O U D :
De eierstokken maken eicellen en vrouwelijk geslachtshormoon. Een vrouw heeft twee eierstokken. Elke maand rijpt in één van de eierstokken één eicel.
In de baarmoeder ontwikelt een bevruchte eicel zich. De vagina of schede vangt spermacellen op. De grote en de kleine schaamlippen beschermen de inwendige geslachtsorganen.
Als de rijpe eicel de eierstok verlaat (eisprong), wordt ze opgevangen in de trechter van de eileider. Trilhaartjes in de eileider brengen de eicel naar de baarmoeder.
De kitelaar bevat veel tastzintuigjes. Dit orgaantje is heel gevoelig. Het zwelt bij seksuele opwinding.
Maak nu: O: 15/3 t/m O: 15/7
1 5
V O O R T P L A N T I N G
B I J
D E
M E N S
3
Menstruatie cycIus
Elk meisje heeft vanaf de geboorte ongeveer 350.000 onrijpe eicellen in haar eierstokken. Vanaf de puberteit wordt er elke maand (28 dagen) één eicel rijp. Dit gebeurt onder invloed van hormonen uit de hypofyse. Deze hormonen zor gen er ook voor dat tegelijkertijd het baarmoederslijmvlies dikker wordt. Om het eitje groeit een blaasje, gevuld met vocht.
Op een bepaald moment knapt het blaasje. Dat noemen we de eisprong of ovulatie. De rijpe eicel wordt door de trechter van de eileider opgevangen. De eicel blijft drie dagen in de eileider en kan dan worden bevrucht. Daarom noemen we dit de vruchtbare dagen. Als de eicel niet bevrucht wordt, sterft ze af. De resten worden door de wand van de eileider opgenomen. De hormonen die zorgden voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies, worden niet meer gemaakt. Het slijmvlies breekt daardoor af. Het wordt met wat bloed via de schede afgevoerd. Dit heet de menstruatie of het ongesteld zijn. De menstruatie begint veertien dagen na de ovulatie en duurt gemiddeld vijf dagen. De eerste dag van de menstruatie is de eerste dag van de menstruati cyclns. Dan begint ook weer de rijping van een nieuwe eicel.
Afbeelding 15-6
1 Rond de eicel groeit een blaasje. Dit is met vocht gevuld. 2 Het blaasje knapt open. Er is ovulatie. 3 Het lege blaasje verschrompelt. Afbeelding 15-7 Ovulatie (eisprong]
1 5
V O O R T P L A N T I N G
B I J
D E
M E N S
Afbeelding 15-8 Menstruatiecyclus
De menstruatiecyclus duurt meestal 28 dagen (vier weken). Maar soms kan de cyclus korter of langer zijn.
Ze krijgt dan een lichte menstruatie. Daarna neemt ze de volgende 21 of 22 pillen.
Maak nu: O: 15/8t/m O: 15/10
3.1
De pil als voorbehoedmiddel
Een van de bekendste voorbehoedmiddelen is de pil. Ze bevat hormonen en remt zo de werking van de hypofyse. Hierdoor worden de eierstokken in een tijdelijke 'rusttoestand' gebracht. Er is dan geen ovulatie. Een vrouw die wel geslachtsgemeenschap wil hebben, maar niet zwanger wil worden, moet gedurende 21 of 22 dagen elke dag de pil slikken. De volgende zes à zeven dagen niet.
1 5
Afbeelding 15-9 Pillenstrips
V O O R T P L A N T I N G
Maak nu: O: 15/11 en O: 15/12
B I J
D E
M E N S
4
Van b e v r u c h t i n g tot g e b o o r t e
Na de geslachtsgemeenschap zwemmen miljoenen spermacellen op eigen kracht de eileiders in. Er is een kans dat zich op dat moment een eicel in de eileider bevindt. De eerste spermacel die de eicel bereikt, zal de eicel bevruchten. Alleen de kop van de spermacel dringt de eicel binnen. Om de eicel ontstaat direct een ondoordringbare laag, zodat andere spermacellen niet meer binnen kunnen komen.
De kernen van eicel en spermacel versmelten met elkaar. Dit is de eigenlijke bevruchting. Direct daarna volgen de eerste celdelingen. Zo ontstaat een klontje cellen, dat na een week de baarmoeder bereikt. Het klontje cellen krijgt de vorm van een blaasje. Het nestelt zich in het baarmoederslijmvlies. Een hormoon zorgt ervoor dat dit slijmvlies zich nu wél blijft ontwikkelen. Dit hormoon remt bovendien de volgende ovulatie. Een deel van het blaasje ontwikkelt zich tot een mensje. Vanaf dit moment spreken we van embryo. Vanaf de derde maand van de ontwikkeling noemen we het kind een foetus. Het blaasje zelf groeit uit tot een ruimte die met vruchtwater is gevuld. Hierin drijft het kind. Het wordt zo beschermd tegen stoten en schokken. Om het vruchtwater zitten twee vruchtvliezen.
Afbeelding 15-11
Afbeelding 15-10 Bevruchting en innesteling
1 5
V O O R T P L A N T I N G
B I J
D E
M E N S
4.1
Placenta
In het baarmoederslijmvlies ontstaan holten. Hierdoor stroomt het bloed van de moeder. Vanuit de wand van het blaasje groei en vingervormige uitsteeksels tussen de holten door. In deze uitsteeksels vormen zich bloedvaten van het embryo. De holten en de uitsteeksels samen vormen de placenta. In de navelstreng lopen twee navelstrengslagaders en een navelstrengader. De navelstrengslagaders zijn vertakkingen van de aorta van het kind. Ze vervoeren afvalstoffen naar de placenta.
De navelstrengader vervoert zuurstof en voedingsstoffen naar het kind toe. In de placenta stromen het bloed van de moeder en dat van het kind vlak langs elkaar. Hierdoor kunnen voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen uitgewisseld worden. Bacteriën in het bloed van de moeder kunnen de bloedvatwanden niet passeren, maar veel virussen en bijvoorbeeld medicijnen en drugs wel. Daardoor kan het gebeuren dat een baby in de baarmoeder verslaafd raakt aan heroine. Dat is schadelijk voor de ontwikkeling van het kind. Bovendien moet Maak nuO: 15/13 t/mO: 15/15 deze baby direct 'afkicken'.
Afbeelding 15-12 Bouw van de placenta
15
VOORTPLANTING BIJ DE MENS
5
Geboorte
de placenta naar buiten geduwd. Hier zitten nog de vruchtvliezen en navelGedurende een groot deel van de streng aan vast. Dit geheel noemen we zwangerschap kan het kind zich vrij de nageboorte. in het vruchtwater bewegen. Maar aan het eind van de zwangerschap wordt de ruimte beperkt. De foetus ligt steeds vaker met het hoofdje naar beneden, steeds dieper in het geboortekanaal. Men noemt dat indalen. De baarmoeder bevat veel spierweefsel. Ongeveer 280 dagen na het begin van de laatste menstruatie gaat dit sterk samentrekken: de zveeen beginAfbeelding 15-13 nen. Hierdoor worden de baarmoedermond en de schede wijder. De vruchtvliezen breken en het vruchtwater komt vrij. Maak nu: O:15/16 Als de ontsluiting volledig is, wordt het kind door persweeën naar buiten geduwd. De navelstreng wordt op twee plaatsen afgekneld en doorgeknipt. Op hetzelfde moment gaat het kind huilen en haalt het voor het eerst adem. Tweelingen Binnen een half uur daarna wordt ook 6 Soms komen uit een eierstok niet één, maar meer eicellen vrij. Deze eicellen worden tegelijk bevrucht. Op deze wijze kunnen twee-, drie-, vier- of
Afbeelding 15-14 Twee-eiige tweeling
15
VOORTPLANTING BIJ DE MENS
zelfs vijflingen ontstaan. Het meest voorkomende voorbeeld hiervan is de twee-eiige tweeling. Een eeneiige tweeling ontstaat op een andere manier. Na de eerste deling van de bevruchte eicel laten de twee cellen van elkaar los. Ze ontwikkelen
zich onafhankelijk verder. De twee kinderen hebben precies dezelfde erfelijke eigenschappen. Ze zijn immers uit dezelfde bevruchte eicel ontstaan.
Maak nu : O:15/17
Afbeelding 15-15 Eeneiige tweeling
15
VOORTPLANTING BIJ DE MENS
SAMENVATTING
1
Volwassen individuen kunnen zich voortplanten. Voortplanten is nodig om de soort in stand te houden. In de voortplantingsorganen worden bij vrouwen eicellen en bij mannen spermacellen (zaadcellen) gevormd.
2
Eicellen zijn groot en onbeweeglijk en bevatten reservevoedsel. Spermacellen zijn klein. Ze hebben een staart om zich voort te bewegen. Ze bevatten geen reservevoedsel.
3
De voortplantingsorganen van een vrouw bestaan uit: eierstokken, trechters, eileiders, baarmoeder vagina (schedej, grote en kleine schaamlippen, kittelaar. (Leer ook de functies van deze onderdelen! Je vindt ze in afbeelding 15-5.)
4
De voortplantingsorganen van een man bestaan uit: teelballen, bi jballen, balzakken, zaadblaasjes, zaadleiders, prostaat, penis, zwellichamen, urinebuis, voorhuid, eikel. (Leer ook de functies van deze onderdelen! Je vindt ze in afbeelding 15-4.)
5
Sperma bestaat uit spermacellen en vocht uit de zaadblaasjes en uit de prostaat.
6
Vanaf de puberteit vindt bij vrouwen om de 28 dagen een ovulatie plaats. De eicel blijft ongeveer drie dagen in de eileider. Tijdens deze drie dagen kan de eicel worden bevrucht. Bij gebruik van de pil wordt er geen eicel rijp. De pil is een ovulatieremmer.
7
Als de eicel niet wordt bevrucht, sterft hij na drie dagen. Het baarmoederslijmvlies wordt veertien dagen na de ovulatie afgestoten. Dit heet de menstruatie.
8
Alleen de kop van de spermacel dringt de eicel binnen. Bij de bevruchting versmelten de kernen van eicel en spermacel met elkaar.
9
Al in de eileider deelt de bevruchte eicel zich een aantal keer. Er ontstaat een blaasje. Dit nestelt zich na een week in het baarmoederslijmvlies.
10
Een deel van het blaasje ontwikkelt zich tot een mensje. Vanaf dit moment spreken we van embryo. Vanaf de derde maand van de ontwikkeling noemen we het kind een foetus.
11
Het embryo dri jft in vruchtwater. Het wordt zo beschermd tegen stoten en schokken. Om het vruchtwater zitten twee vruchtvliezen.
12
In de placenta stromen het bloed van de moeder en dat van het kind vlak langs elkaar. Hierdoor kunnen voedingsstoffen, zuurstoff en afvalstoffen uitgewisseld worden.
13
Als het kind voldoende is ingedaald, kan de geboorte beginnen. Ontsluitingsweeën zorgen ervoor dat het geboortekanaal wijd genoeg is. Persweeën duwen het kind naar buiten. Kort daarna volgt de nageboorte
14
Een twee-eiige tweeling ontstaat wanneer twee eicellen gelijktijdig worden bevrucht. Een eeneiige tweeling ontstaat uit één bevruchte eicel. Na de eerste eeldeling ontwikkelen de twee cellen zich ieder tot een individu. Deze kinderen hebben precies dezelfde erfelijke eigenschappen.
Ma ak n u d e di ag n os t is c h e t oet s .
Ma ak e e n k euz e u it E : 15 /18 t / m E : 15 / 23