VoorSprong * ontwikkelingsdomeinen * doelen in relatie tot de ontwikkelingsdomeinen
VoorSprong spelenderwijs woorden leren op school en thuis
A. ontwikkelingsdomeinen
2
Inhoudsopgave voorwoord
p. 5
ontwikkelingsdomein taal
p. 7
Thema: ik Thema: eten en drinken Thema: gezond en ziek Thema: dieren Thema: boodschappen doen Thema: op stap Thema: feest Thema: naar school
Ontwikkelingsdomein rekenen
p. 11
Thema: ik Thema: eten en drinken Thema: gezond en ziek Thema: dieren Thema: boodschappen doen Thema: op stap Thema: feest Thema: naar school
ontwikkelingsdomein motoriek
p. 13
Thema: ik Thema: eten en drinken Thema: gezond en ziek Thema: dieren Thema: boodschappen doen Thema: op stap Thema: feest Thema: naar school
ontwikkelingsdomein sociaal-emotionele ontwikkeling
p. 17
Thema: ik Thema: eten en drinken Thema: gezond en ziek Thema: dieren Thema: boodschappen doen Thema: op stap Thema: feest Thema: naar school
3
4
voorwoord De opzet van VoorSprong lijkt sterk op leercycli die men ook in kwaliteitssytemen kan terugvinden. Elk thema en elke activiteit is gericht op het behalen van een concreet doel. Tenslotte wordt getoetst of doelen behaald zijn. Taal krijgt in VoorSprong de grootste nadruk. Dat wil echter niet zeggen dat andere domeinen niet aanwezig zijn. De activiteiten in VoorSprong zorgen ervoor dat - zij het minder geprotocolleerd - geïntegreerd in het thema ook de rekenkundige-, motorische-, en sociaal-emotionele ontwikkeling gestimuleerd worden. In de ' Verantwoording' bij VoorSprong hebben de ontwikkelaars aangegeven van welke principes het speelleerpakket uitgaat en hoe deze terug te vinden zijn in de uitwerking van de thema's. In dit document worden de ontwikkelingsdomeinen die in VoorSprong aanwezig zijn niet alleen genoemd (deel A), maar ook wordt aangegeven welke domeinen expliciet in de thema's aan de orde komen en waar en hoe deze in de activiteiten verwerkt zijn (deel B). Verder wordt opgemerkt dat door de opzet van VoorSprong de mondelinge taalvaardigheid en taalbeschouwing doorlopend gepraktiseerd en gestimuleerd wordt. Hierbij is interactie met een (sensitieve, responsieve en inventieve) volwassene cruciaal. Dit betekent echter niet dat alleen professionals met VoorSprong kunnen werken. Een van de opvallend sterke punten van VoorSprong is namelijk, dat ook zij die geen of minder didactische bagage hebben er met succes mee kunnen werken. Rotterdam, 2012
5
6
ontwikkelingsdomein taal
ontwikkelingsdomein
activiteit
taal thema 'ík'
woordenschat en woordgebruik
1 x
2 x
3 x
4 x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x x
boekoriëntatie
x
verhaalbegrip functies van geschreven taal
x
x
x
x
x
x
x
relatie gesproken en geschreven taal taalbewustzijn
x
alfabetisch principe
x
x
x
x
x
x
3 x
4 x
5
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
taal thema 'eten en drinken'
woordenschat en woordgebruik
1 x
2 x
boekoriëntatie
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x
x
verhaalbegrip
x
x
x
relatie gesproken en geschreven taal
x
alfabetisch principe
x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x
x
functies van geschreven taal
taalbewustzijn
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
7
taal thema 'gezond en ziek'
woordenschat en woordgebruik
1 x
2 x
3 x
4 x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x
boekoriëntatie
x
verhaalbegrip functies van geschreven taal
x x
x
x
x
x
x
x
relatie gesproken en geschreven taal
x
x
x
x
x
x
x
x
taalbewustzijn
x
x
alfabetisch principe
x
x
1
2
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x
taal thema 'dieren'
woordenschat en woordgebruik
3 x
4 x
boekoriëntatie
x
verhaalbegrip functies van geschreven taal
x x
relatie gesproken en geschreven taal
x
x
x
x
x
x
x
x
taalbewustzijn
x
alfabetisch principe
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
8
taal thema 'boodschappen doen'
woordenschat en woordgebruik
1 x
2 x
3 x
boekoriëntatie
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x
x
verhaalbegrip
x
functies van geschreven taal
x
relatie gesproken en geschreven taal taalbewustzijn
4 x
x x
x
alfabetisch principe
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x x
taal thema 'op stap'
woordenschat en woordgebruik
1 x
2 x
3
boekoriëntatie
x
verhaalbegrip functies van geschreven taal
alfabetisch principe
x
x x
relatie gesproken en geschreven taal taalbewustzijn
4 x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
xx
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
9
taal thema 'feest'
woordenschat en woordgebruik boekoriëntatie
1 x
2 x
3 x
4 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x x
x
x
verhaalbegrip functies van geschreven taal
5 x
x x
x
x
x
x x
x
x
relatie gesproken en geschreven taal taalbewustzijn
x
alfabetisch principe
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
taal thema 'naar school'
woordenschat en woordgebruik
1 x
boekoriëntatie
2 x
3
4 x
x
x
x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x x x x
x
x
x
verhaalbegrip
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
functies van geschreven taal
x
relatie gesproken en geschreven taal
x
x
x
x
x
taalbewustzijn
x
x
x
x
x
alfabetisch principe
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
10
ontwikkelingsdomein rekenen
ontwikkelingsdomein
activiteit
rekenen thema 'ík' 1
2
3
4
tellen en getalbegrip meten
x
meetkunde
x
x
x
x
x
x
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
rekenen thema 'eten en drinken' 1
2
3
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
tellen en getalbegrip
x
x
x
meten
x
x
x
x
x
meetkunde
x
x
x
x
x
2
3
4
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
rekenen thema 'gezond en ziek' 1 tellen en getalbegrip meten
x
meetkunde
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
rekenen thema 'dieren' 1
2
tellen en getalbegrip
3
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
x
meten
x
meetkunde
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
rekenen thema 'boodschappen doen' 1 tellen en getalbegrip meten
x
2
3
x x
meetkunde
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
3
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
rekenen thema 'op stap' 1
2
tellen en getalbegrip
x
x
meten meetkunde
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
1
2
3
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
tellen en getalbegrip
x
x
x
x
x
meten
x
x
x
x
rekenen thema 'feest'
x
meetkunde
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
rekenen thema 'naar school' 1
2
3
tellen en getalbegrip
4
5
x
meten
x
x
meetkunde
x
x
x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
12
ontwikkelingsdomein motorische ontwikkeling
ontwikkelingsdomein
activiteit
motorische ontwikkeling thema 'ík' 1
2
3
4
5
x
x
x
x
x
balanceren kruipen en klimmen
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
zwaaien
x
x
x
x
x
rollen, over de kop gaan
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
springen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen samenspel /groepsspel bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
motorische ontwikkeling thema 'eten en drinken'
balanceren
1 x
2 x
3 x
4 x
5 x
kruipen en klimmen
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
x
x
x
x
x
x
zwaaien
x
x
x
x
x
rollen, over de kop gaan
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
springen
x
x
x
x
x
gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen samenspel /groepsspel bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
13
motorische ontwikkeling thema 'gezond en ziek' 1
2
3
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
balanceren kruipen en klimmen zwaaien rollen, over de kop gaan
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
springen gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen samenspel /groepsspel
x
x
x
x
x
bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
motorische ontwikkeling thema 'dieren' 1 balanceren
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x
kruipen en klimmen
x
zwaaien
x
2
x
3
x
4
x
5
x
x
x
x
x
x
x
x
x
springen x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
rollen, over de kop gaan
gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen samenspel /groepsspel bewegen op muziek en reactiespel
x
14
motorische ontwikkeling thema 'boodschappen doen' 1
2
3
4
5
x
x
x
x
x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
balanceren kruipen en klimmen zwaaien rollen, over de kop gaan springen gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen samenspel /groepsspel
x
x
x
x
x
bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
motorische ontwikkeling thema 'op stap' 1
2
3
4
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
balanceren kruipen en klimmen
x
x
x
x
x
zwaaien rollen, over de kop gaan
x
x
x
x
x
springen gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
samenspel /groepsspel bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
15
motorische ontwikkeling thema 'feest'
balanceren
1 x
2 x
3 x
4 x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x
kruipen en klimmen zwaaien
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
rollen, over de kop gaan springen
x
x
x
x
x
gaan, lopen, rennen
x
x
x
x
x
rollen, gooien, vangen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
samenspel /groepsspel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
motorische ontwikkeling thema 'naar school' 1 balanceren
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x
kruipen en klimmen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
zwaaien
x
2
x
3
x
4
x
5
x
x
x
x
x
x
rollen, over de kop gaan springen gaan, lopen, rennen rollen, gooien, vangen
x
x
x
x
x
samenspel /groepsspel
x
x
x
x
x
bewegen op muziek en reactiespel
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x xx x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
16
ontwikkelingsdomein sociaal-emotionele ontwikkeling
ontwikkelingsdomein
activiteit
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'ík' 2 x
3 x
4 x
5 x
zelfstandigheid
x
x
x
x
sociaal gedrag / sociale vaardigheid
x
x
x
x
zelfbeeld / identiteit
1 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x
x
x x
x
werkhouding en concentratie
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'eten en drinken'
zelfbeeld / identiteit
1 x
2 x
zelfstandigheid sociaal gedrag / sociale vaardigheid
x
x
3 x
4
x
x
x
x
x
x
x
werkhouding en concentratie
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'gezond en ziek'
zelfbeeld / identiteit
1 x
zelfstandigheid sociaal gedrag / sociale vaardigheid werkhouding en concentratie
x
2 x
3 x
4
x
x
x
5 x
x
x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
17
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'dieren' 1 x
2 x
zelfstandigheid
x
x
sociaal gedrag / sociale vaardigheid
x
x
werkhouding en concentratie
x
x
zelfbeeld / identiteit
3 x
4 x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'boodschappen doen' 1 x
2
3
4 x
5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x
zelfstandigheid
x
x
x
x
x
x
x
x
x
sociaal gedrag / sociale vaardigheid
x
x
x
x
x
x
x
x
werkhouding en concentratie
x
x
x
x
x
x
x
x
zelfbeeld / identiteit
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'op stap' 1 x
2 x
zelfstandigheid
x
x
sociaal gedrag / sociale vaardigheid
x
x
x
x
werkhouding en concentratie
x
x
x
x
zelfbeeld / identiteit
3 x
4 x
5
x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
18
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'feest' 1 x
2 x
3 x
4
zelfstandigheid
x
x
x
x
sociaal gedrag / sociale vaardigheid
x
x
werkhouding en concentratie
x
x
zelfbeeld / identiteit
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
sociaal-emotionele ontwikkeling thema 'naar school'
zelfbeeld / identiteit
1 x
2 x
3 x
zelfstandigheid sociaal gedrag / sociale vaardigheid werkhouding en concentratie
x
x
x
x
4 x
5 x
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 x x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
19
VoorSprong spelenderwijs woorden leren op school en thuis
B. activiteiten bij de ontwikkelingsdomeinen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
22
Inhoudsopgave ontwikkelingsdomein taal Thema: ik………………………………………………. Thema: eten en drinken………………………………… Thema: gezond en ziek………………………………… Thema: dieren………………………………………….. Thema: boodschappen doen……………………………. Thema: op stap…………………………………………. Thema: feest ………………………………………….. Thema: naar school……………………………………..
p. 25 p. 27 p. 29 p. 31 p. 32 p. 34 p. 36 p. 38
Ontwikkelingsdomein rekenen Thema: ik……………………………………………….. Thema: eten en drinken………………………………… Thema: gezond en ziek…………………………………. Thema: dieren…………………………………………... Thema: boodschappen doen……………………………. Thema: op stap…………………………………………. Thema: feest ………………………………………….. Thema: naar school …………………………………..
p. p. p. p. p. p. p. p.
42 43 43 44 45 46 46 47
p. p. p. p. p. p. p. p.
49 49 50 51 51 52 52 53
ontwikkelingsdomein motoriek Thema: ik………………………………………………... Thema: eten en drinken…………………………………. Thema: gezond en ziek………………………………….. Thema: dieren………………………………………….... Thema: boodschappen doen…………………………….. Thema: op stap………………………………………….. Thema: feest …………………………………………… Thema: naar school …………………………………….
ontwikkelingsdomein sociaal-emotionele ontwikkeling Thema: ik………………………………………………... Thema: eten en drinken…………………………………. Thema: gezond en ziek………………………………….. Thema: dieren………………………………………….... Thema: boodschappen doen…………………………….. Thema: op stap………………………………………….. Thema: feest …………………………………………… Thema: naar school ……………………………………
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
p. p. p. p. p. p. p. p.
54 55 57 59 63 66 68 70
23
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
24
ontwikkelingsdomein taal uitwerking per thema en per activiteit
Thema ‘ik’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8 Act. 9
Act. 10 Act. 11
woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen ik, jij, hij, zij functies van geschreven taal: geboortekaartje taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: baby alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen geboortekaartje (relatie tussen klanken en letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * verschillen tussen ik, jij, hij, zij * gebruik van bijvoeglijke naamwoorden: kleine taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: huilen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, hij, zij, hem, haar taalbewustzijn: verklanken van babygeluiden: ‘u’ uitleg van woorden en begrippen: wassen alfabetisch principe: verklanken van babygeluiden: ‘u’ woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, hij, zij, hem, haar verhaalbegrip: naspelen van verhaal/spel taalbewustzijn: woorden zeggen van baby * verklanken van babygeluiden: ‘u’ * uitleg van woorden en begrippen: groeien alfabetisch principe: verklanken van babygeluiden: ‘u’ woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, hij, zij, hem, haar * gebruik van: samen, alleen, zelf verhaalbegrip: naspelen van verhaal/spel taalbewustzijn: woorden zeggen van baby * verklanken van babygeluiden: ‘u’ * uitleg van woorden en begrippen: alleen alfabetisch principe: verklanken van babygeluiden: ‘u’ woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij * gebruik van: samen, alleen, zelf * gebruik verleden tijd: doen - deden verhaalbegrip: navertellen van verhaal/spel woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij * gebruik van: samen, alleen, zelf * gebruik verleden tijd / voltooide tijd: doen deden - gedaan woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij * gebruik van: samen, alleen, zelf * gebruik van bijvoeglijke naam- woorden: grote woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * verschillen tussen ik, jij, hij, zij, hem, haar * gebruik van: samen, alleen, zelf * gebruik van woorden in een andere vorm: kleiner boekoriëntatie: verwoorden bij praatplaat verhaalbegrip: navertellen van verhaal/spel woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * verschillen tussen ik, jij, jou, hij, zij, hem, haar * gebruik van: samen, alleen, zelf woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * verschillen tussen ik, jij, jou, hij, zij, wij, hem, haar * gebruik van: samen, alleen, zelf
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
25
Act. 12
Act. 13
Act. 14
Act. 15 Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19
Act. 20
verhaalbegrip: navertellen van verhaal/spel taalbewustzijn: gedichtje ‘Tanden poetsen’ uitleg van woorden en begrippen: tanden poetsen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, wij * gebruik van: samen, alleen, zelf taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: doortrekken verhaalbegrip: naspelen van verhaal/spel functies van geschreven taal: maken van een plan relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een plan (gesproken woorden worden vastgelegd op papier) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van voltooide tijd: maken- gemaakt verhaalbegrip: navertellen van eerder gemaakt plan functies van geschreven taal: maken van een plan gebruik maken van pictogrammen relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een plan (gesproken woorden worden vastgelegd op papier) alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen gemaakte plan (relatie tussen klanken en letters) verhaalbegrip: naspelen van een verhaal/spel functies van geschreven taal: gebruik maken van pictogrammen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, gebruik maken van voltooide tijd: doen - gedaan verhaalbegrip: naspelen en navertellen van een eerder verhaal/spel functies van geschreven taal: gebruik maken van pictogrammen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van voltooide tijd: doen - gedaan verhaalbegrip: naspelen en navertellen van een verhaal/spel functies van geschreven taal: gebruik maken van pictogrammen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, jou, wij boekoriëntatie: zelf een boek maken functies van geschreven taal: boek maken * pictogrammen gebruiken relatie tussen gesproken en geschreven taal: gesproken woorden vastleggen op papier * geschreven woorden voorlezen alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen ‘ik-boek’ (relatie tussen klanken en letters) relatie tussen gesproken en geschreven taal: geschreven woorden voorlezen taalbewustzijn: gedichtje ‘ik’ alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen ‘ik-boek’ (relatie tussen klanken en letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen ik, jij, jou, hij, zij, jullie, hem, haar * geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie verhaalbegrip: naspelen en navertellen van een verhaal/spel * verwoorden wat komen gaat
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
26
Thema ‘eten en drinken’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, mij, mijn en jij, jou taalbewustzijn: verklanken:‘mmm’ als je iets lekker vindt uitleg van woorden en begrippen: opdrinken, roeren, leeg alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen *verschillen tussen ik, mij mijn taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: eet smakelijk, proeven woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van verleden/voltooide tijd: proeven -geproefd, is - was. verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel. taalbewustzijn: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt. alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik van bijvoeglijke naamwoorden: kleine verhaalbegrip: navertellen van een verhaal of spel voorspelling doen over wat er gaat gebeuren taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: woorden rondom het kleien: knijpen, kneden, rollen, draaien, breken boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen over een gedichtje verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel taalbewustzijn: gedichtje ‘Fruit eten’ functies van geschreven taal: de brief van Knuffie (schrift kan gelezen worden en heeft zo communicatieve functie) relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een plan (gesproken woorden worden vastgelegd op papier) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: bezoek, tafel dekken alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen brief Knuffie (relatie tussen klanken en letters) functies van geschreven taal: het lezen van een eerder gemaakt plan taalbewustzijn: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woorden aanwijzen tijdens voorlezen van gemaakt plan (relatie: klanken - letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, hij taalbewustzijn: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, wij boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op praatplaat functies van geschreven taal: de brief van Knuffie (schrift kan gelezen worden en heeft zo communicatieve functie)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
27
Act. 11
Act. 12
Act. 13 Act. 14
Act. 15
Act. 16 Act. 17
Act. 18 Act. 19
Act. 20
taalbewustzijn: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt uitleg van woorden en begrippen: toetje alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woorden aanwijzen tijdens voorlezen brief Knuffie (relatie: klanken - letters) boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op praatplaat functies van geschreven taal: boodschappenlijstje maken en later weer lezen (schrijven, verschil tussen lezen en schrijven) relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een boodschappenlijstje (gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden / weer opgeroepen worden) alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen boodschappenlijstje (relatie tussen klanken en letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, hij, wij boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op praatplaat * beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: koken boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op praatplaat * beantwoorden van eenvoudige vragen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van voltooide en verleden tijd: koken-gekookt, bent-was verhaalbegrip: naspelen en navertellen van een verhaal/spel taalbewustzijn: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ als je iets lekker vindt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * gebruik maken van verleden/voltooide tijd: komen - kwam, dekken - gedekt, gebruiken - gebruikt, inschenken - ingeschonken, lust - lustte, nemen - nam * verschillen tussen hij, hem, jij boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen over gedichtje verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel n.a.v. een foto taalbewustzijn: gedichtje ‘Eten met Knuffie’ taalbewustzijn: spelen met rijm woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van voltooide tijd: koken - gekookt relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een plan en een boodschappenlijstje (gesproken woorden worden vastgelegd op papier * het schrijven van woorden bij eenvoudige tekeningen of picto’s) functies van geschreven taal: lezen van het gemaakte boodschappenlijstje woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen ik, jij, wij functies van geschreven taal: lezen van het gemaakte boodschappenlijstje alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen boodschappenlijstje (relatie tussen klanken en letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van verleden/voltooide tijd: koken - gekookt, vinden -vond, doen - deed, maken maakte verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel n.a.v. een foto
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
28
Thema ‘gezond en ziek’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8
Act. 9
woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen hij, zijn, hem functies van geschreven taal: uitnodiging van het consultatiebureau (schrift kan gelezen worden en heeft communicatieve functie) taalbewustzijn: uitleg woorden en begrippen: consultatiebureau, bang, weegschaal alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen uitnodiging (relatie tussen klanken en letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, wij, jou, jouw, mijn verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel functies van geschreven taal: uitnodiging van het consultatiebureau (schrift kan gelezen worden en heeft communicatieve functie) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: gezond, stethoscoop alfabetisch principe: woorden aanwijzen tijdens voorlezen uitnodiging (relatie tussen klanken en letters) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen wij, zij, u, jullie, hun verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * gebruik maken van verleden tijd: vragen - vroeg * verschillen tussen hij, zij, wij verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: gezond - ongezond woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * verschillen tussen hij, zijn, hem * gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden: kleine verhaalbegrip: voorspellen hoe iets af zal lopen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: wakker worden, tranen verklanken van ‘oo’ als er iets gebeurt alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ als er iets gebeurt (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, wij, zij, jullie, hun, zich alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ als er iets gebeurt * en ‘sss’ bij het troosten (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik maken van voltooide tijd: vallen - gevallen * verschillen tussen ik, jij, hij, zijn, hem verhaalbegrip: navertellen van een verhaal/spel taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: pyjama, stethoscoop alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ als er iets gebeurt en ‘sss’ bij het troosten (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen ik, jij, jou, hij, hem taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: troosten alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ bij de keelpijn en ‘sss’ bij het troosten en in bed leggen (woorden zijn opgebouwd uit klanken) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: verkouden, drankje alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ bij de keelpijn en sss bij het troosten (woorden zijn opgebouwd uit klanken)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
29
Act. 10
Act. 11
Act. 12
Act. 13
Act. 14
Act. 15 Act. 16
Act. 17
Act. 18 Act. 19
boekoriëntatie: illustraties en tekst vormen samen een verhaal * voorlezen van links naar rechts en van boven naar beneden taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: thermometer, koorts alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ bij oorpijn, en ‘sss’ bij het in bed leggen (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: stellen van vragen. (Wat vragen we aan de dokter?) functies van geschreven taal: plan maken voor de dokterspraktijk en later weer lezen (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een plan (verschil tussen lezen en schrijven, geschreven woorden kunnen worden uitgesproken) alfabetisch principe: verklanken van ‘oo’ bij de keel- en oorpijn en ‘sss’ bij het troosten (woorden zijn opgebouwd uit klanken) boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op de praatplaat * beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: * navertellen van een verhaal/spel * voorspellen wat komen gaat functies van geschreven taal: lezen van gemaakt plan alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: vragen stellen aan de dokter complexe woordvormen, gebruik maken van voltooide tijd: worden - geworden, vallen - gevallen boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op de praatplaat * beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: verwoorden van wat komen gaat alfabetisch principe: verklanken van ‘aaa’ bij het kijken in de keel (woorden zijn opgebouwd uit klanken) verhaalbegrip: verwoorden van wat komen gaat alfabetisch principe: verklanken van ‘aaa’ bij het kijken in de keel (woorden zijn opgebouwd uit klanken) alfabetisch principe: verklanken van ‘aaa’ bij het kijken in de keel (woorden zijn opgebouwd uit klanken) functies van geschreven taal: plan maken voor de kaart en later weer lezen (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: maken van een plan (tussen lezen en schrijven; geschreven woorden kunnen worden uitgesproken) verhaalbegrip: verwoorden wat komen gaat functies van geschreven taal: lezen van eerder gemaakt plan relatie tussen gesproken en geschreven taal: het schrijven van woorden en Knuffies naam op de kaart alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) verhaalbegrip: het uitvoeren van handelingen die in het liedje voorkomen woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie verhaalbegrip: naspelen van een eerder gespeeld spel
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
30
Thema ‘dieren’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8 Act. 9
Act. 10
Act. 11
functies van geschreven taal: * lezen (de kaart van oma) * plan maken voor de kaart en later weer lezen (schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: voer, voerbak, waterbak, mand, riem alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de kaart leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel functies van geschreven taal: * lezen van het plan (taalhandeling lezen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: schrijven van een kaartje aan oma (geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je een kaart leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * verschillen tussen hij, zijn, hem * bijvoeglijke naamwoorden gebruiken: kleine taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: aaien, kwispelen woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * verschillen tussen hij, zijn, hem, jij, mij * bijvoeglijke naamwoorden gebruiken: kleine, mooie taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: blaffen, honger, dorst, brokjes verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel alfabetisch principe: verklanken van ‘ie’ bij het piepen van het hondje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen * gebruik bijvoeglijke naamwoorden: kleine taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: kunstje alfabetisch principe: verklanken van ‘ie’ bij het piepen van het hondje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * gebruiken bijvoeglijke naamwoorden: kleine * verleden/voltooide tijd gebruiken: doen - deden - gedaan verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: snuffelen alfabetisch principe: verklanken van ‘ie’ bij het piepen van het hondje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) taalbewustzijn: spelen met rijm woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * gebruik bijvoeglijke naamwoorden: kleine, grote, lieve * beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: gras, kinderboerderij woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op een praatplaat * beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: hok taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: wei alfabetisch principe: verklanken van ‘ie’ bij het piepen van het hondje (woorden zijn opgebouwd uit klanken)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
31
Act. 13
Act. 14 Act. 15 Act. 17
Act. 18
Act. 19 Act. 20
woordenschat en woordgebruik: complexe woordvormen, * gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden: zachte verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel * voorspellen wat komt taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: snavel verhaalbegrip: voorspellen wat komen gaat woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: spelen met rijm taalbewustzijn: onderscheiden van fonemen: ‘sss’ op het bord bij de kinderboerderij alfabetisch principe: verklanken van ‘ssss’ bij stil zijn (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * foneem-grafeemkoppeling: ‘sss’ op het bord bij de kinderboerderij verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel taalbewustzijn: onderscheiden van fonemen: ‘sss’ op het bord bij de kinderboerderij alfabetisch principe: verklanken van ‘sss’ bij stil zijn (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * foneem-grafeemkoppeling: ‘sss’ op het bord bij de kinderboerderij woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie verhaalbegrip: navertellen / naspelen van een eerder gespeeld spel
Thema ‘boodschappen doen’
Act. 1 Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: bijna op, boodschappen doen woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel functies van geschreven taal: boodschappenlijst maken (schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: boodschappen, lijstje, genoeg, geld, portemonnee, supermarkt woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen * verschil tussen wij - jij functies van geschreven taal: ‘lezen’ van het boodschappenlijstje (lezen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: ‘lezen’ van het boodschappenlijstje (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: licht, kassa, betalen, uit alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het lijstje leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen boekoriëntatie: benoemen van afbeeldingen op praatplaat * beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel functies van geschreven taal: plan maken voor de winkel (schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: kassabon verhaalbegrip: navertellen van een eerder gemaakt plan
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
32
Act. 6
Act. 7
Act. 8
Act. 9 Act. 10 Act. 11 Act. 12 Act. 13
Act. 14 Act. 15 Act. 16
Act. 17 Act. 18 Act. 19
relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: licht - zwaar / weinig - veel (gebruik maken van tegenstellingen) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je een plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen functies van geschreven taal: boodschappenlijst maken (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het boodschappenlijstje (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: alstublieft, dank u wel alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het lijstje leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) verhaalbegrip: verwoorden van wat komen gaat functies van geschreven taal: plan maken voor de winkels (schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen * verschil tussen wij – jij- ons woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: speelgoed woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: duur, goedkoop woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen * verschil tussen wij - jij - zij verhaalbegrip: verwoorden van wat komen gaat woordenschat en woordgebruik: verschil tussen wij - jij - u woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: spelen met rijm functies van geschreven taal: boodschappenlijst maken (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het boodschappenlijstje (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het lijstje leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: verschil tussen wij - jij - u - onze. woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen naar aanleiding van gedichtje
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
33
Act. 20
taalbewustzijn: gedichtje ‘Boodschappen doen’ verhaalbegrip: gespeeld verhaal navertellen aan de hand van illustraties/foto’s
Thema ‘op stap’
Act. 1
Act. 2
Act. 3 Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
woordenschat en woordgebruik: verschil tussen ik, jij, hij, jou, hem, zijn, jouw functies van geschreven taal: kaart voor Knuffie maken (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: vakantie, logeren, koffer, spannend, logeerbed woordenschat en woordgebruik: verschil tussen jij, jou, jouw * beantwoorden van eenvoudige vragen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de kaart (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de kaart leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) verhaalbegrip: navertellen van eerder gespeeld spel * verwoorden van wat komt taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: stoep, oversteken, zebra woordenschat en woordgebruik: verschil tussen ik, jij, jullie, wij, ons * beantwoorden van eenvoudige vragen * plannen maken * verwoorden van wat komt boekoriëntatie: voorlezen van prentenboek functies van geschreven taal: plan maken voor de vakantie (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) woordenschat en woordgebruik: verschil tussen ik, jij, jullie, wij, ons relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het gemaakte plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: instappen, uitstappen, gordel, remmen alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van voltooide tijd: betalen - betaald verhaalbegrip: navertellen van een gemaakt plan * verwoorden van wat komt functies van geschreven taal: bushalte maken (woorden schrijven bij picto) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een eerder gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: bus, chauffeur, strippenkaart, stempelen, bushalte alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je een plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen * verwoorden van handelingen verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel * verwoorden van wat komen gaat
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
34
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
Act. 13 Act. 14
Act. 15
Act. 16
Act. 17
Act. 18
taalbewustzijn: spelen met rijm alfabetisch principe: verklanken van ‘rrr’ bij het rijden van de motor, verklanken van ‘ie’ bij het remmen (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen * geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie * gebruik maken van voltooide tijd: slapen - geslapen boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen n.a.v. praatplaat functies van geschreven taal: plan maken voor de trein/het station (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: trein, station, treinkaartje, machinist, conducteur alfabetisch principe: verklanken van ‘rrr’ bij het rijden van de motor, verklanken van ‘ie’ bij het remmen (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen (met praatplaat) verhaalbegrip: navertellen van een eerder gemaakt plan * verwoorden wat komt relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het gemaakte plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: pas op! alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen * verwoorden van handelingen alfabetisch principe: verklanken van ‘rrr’ bij het rijden van de motor, verklanken van ‘ie’ bij het remmen (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in vrije (spel)situatie boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen n.a.v. een gedichtje taalbewustzijn: gedichtje ‘Boodschappen doen’ woordenschat en woordgebruik: verwoorden en structureren van een ‘reisplan’ * beantwoorden van eenvoudige vragen functies van geschreven taal: plan maken voor de grote reis (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) woordenschat en woordgebruik: verwoorden en structureren van het ‘reisplan’ * beantwoorden van eenvoudige vragen * verwoorden van handelingen * geheugentraining verhaalbegrip: navertellen van een eerder gemaakt plan woordenschat en woordgebruik: verwoorden en structureren van het ‘reisplan’ * beantwoorden van eenvoudige vragen * geleerde woorden toepassen in spelsituatie. * verwoorden van handelingen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je een plan leest (foneem, grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in spelsituatie. * verwoorden van handelingen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
35
Act. 19
Act. 20
verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel woordenschat en woordgebruik: verwoorden en structureren van het ‘reisplan’ * beantwoorden van eenvoudige vragen * geleerde woorden toepassen in spelsituatie. * verwoorden van handelingen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van eerder gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) verhaalbegrip: gespeeld verhaal navertellen aan de hand van illustraties/foto’s
Thema ‘feest’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van voltooide tijd worden geworden, slapen - geslapen * verschil tussen ik, jij, hij, wij, zijn boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen n.a.v. een praatplaat functies van geschreven taal: plan maken voor het feest (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: jarig, versieren, vandaag, morgen, geheim woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * gebruik maken van voltooide tijd: vinden - gevonden * verschil tussen ik, jij, hij, wij, hem functies van geschreven taal: naam schrijven (taalhandeling schrijven) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: cadeautjes, inpakken, verstoppen, uitpakken alfabetisch principe: letters benoemen terwijl je de naam schrijft (foneemgrafeemkoppeling) woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * beantwoorden van eenvoudige vragen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: visite, vrolijk woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht ‘hoeveel nachtjes’, gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * gebruik maken van verleden tijd gaan - gingen taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: dichtbij woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel * vertellen naar aanleiding van foto’s taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: feliciteren woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * verschil tussen ik, jij, jou, wij * gebruik maken van verleden/voltooide tijd inpakken - inpakte, maken - gemaakt
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
36
Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
Act. 13 Act. 14
Act. 15
woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * verwoorden van handelingen tijdens knutselen woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’) * gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * gebruik maken van voltooide tijd: tekenen - getekend, kleuren - gekleurd * gebruik maken van bijvoeglijke naamwoorden leuke, mooie verhaalbegrip: verwoorden van wat komen gaat taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: uitblazen, trakteren alfabetisch principe: verklanken van ‘fff’ bij het uitblazen van het vlammetje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * gebruik maken van voltooide tijd: versieren - versierd, kleuren - gekleurd, (op)blazen(op)geblazen * gebruik van bijvoeglijke naamwoorden lekkere, mooie woordenschat en woordgebruik: verwoorden van overzicht (‘hoeveel nachtjes’), gebruik maken van complexe begrippen vandaag, morgen, gisteren * gebruik maken van voltooide tijd: versieren - versierd, kleuren - gekleurd, (op)blazen (op)geblazen, inpakken - ingepakt alfabetisch principe: verklanken van ‘fff’ bij het uitblazen van het vlammetje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: geleerde woorden toepassen in spelsituatie alfabetisch principe: verklanken van ‘fff’ bij het uitblazen van het vlammetje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van complexe begrippen: vandaag, gisteren, morgen verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld spel functies van geschreven taal: plan maken voor het kinderfeestje (schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) * naam schrijven (schrijven) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: optocht alfabetisch principe: verklanken van ‘fff’ bij het uitblazen van het vlammetje (woorden zijn opgebouwd uit klanken) woordenschat en woordgebruik: verwoorden van wat gevoeld wordt in het pakje en gebruik maken van begrippen als: hard, zacht, groot, klein, zwaar, licht woordenschat en woordgebruik: verwoorden van het gemaakte plan * beantwoorden van eenvoudige vragen * geleerde woorden toepassen in spelsituatie. * verwoorden van handelingen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het gemaakte plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: uitleggen van het spel verstoppertje relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een eerder gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: verklanken van ‘sss’ bij stil zijn (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
37
Act. 16
Act. 17 Act. 18 Act. 19
Act. 20
relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een eerder gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) alfabetisch principe: liedjes zingen op klanken (woorden zijn opgebouwd uit klanken) boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties woordenschat en woordgebruik: toepassen van geleerde woorden in gesprek * beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: navertellen van een eerder gespeeld verhaal woordenschat en woordgebruik: toepassen van geleerde woorden in gesprek * beantwoorden van eenvoudige vragen verhaalbegrip: gespeeld verhaal navertellen aan de hand van illustraties/foto’s functies van geschreven taal: woorden schrijven bij tekening
Thema ‘naar school’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
woordenschat en woordgebruik: beantwoorden van eenvoudige vragen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een kaart (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: voorlezen alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de kaart leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van complexe begrippen: vandaag boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties functies van geschreven taal: naamkaartje schrijven (taalhandeling schrijven) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van een naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: kapstok, kring, luisteren alfabetisch principe: verklanken van ‘sss’ bij stil zijn (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je het naamkaartje leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) boekoriëntatie: bij een kaart voorspellen wat erop staat relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de kaart (geschreven woorden kunnen gelezen worden) * lezen van het naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: binnen, schooltas alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de kaart leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van complexe begrippen: vandaag, morgen * verschil tussen ik, jij, jullie, wij, jouw * gebruik maken van voltooide tijd: meenemen - meegenomen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
38
`
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8
boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: wc-ketting, vriend, vriendin, oefenen alfabetisch principe: verklanken van ‘sss’ bij stil zijn (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je het naamkaartje leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: verschil tussen ik, jij, jullie, wij, jouw * leren stellen van vragen * beantwoorden van eenvoudige vragen * verwoorden van een handeling (naar de wc gaan) * aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: brooddoos, beker alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het naamkaartje leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van complexe begrippen: vandaag * verschil tussen ik, jij, jullie, wij, jouw * leren stellen van vragen * beantwoorden van eenvoudige vragen * aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ bij lekker eten en drinken (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je het naamkaartje leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van complexe begrippen: vandaag, morgen * verschil tussen ik, jij, jullie, wij, mij, jouw * leren stellen van vragen * beantwoorden van eenvoudige vragen * aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ bij lekker eten en drinken (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je het naamkaartje leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: gebruik maken van complexe begrippen: vandaag * leren stellen van vragen * beantwoorden van eenvoudige vragen * gebruik maken van voltooide tijd leren - geleerd * aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen boekoriëntatie: beantwoorden van eenvoudige vragen n.a.v. praatplaat
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
39
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
functies van geschreven taal: plan maken voor de hoeken (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van het naamkaartje (eigen naam als globaalwoord lezen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: hoeken, huishoek, bouwhoek, boekenhoek, onthouden, woord alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je het naamkaartje leest * expliciet uitleggen dat woorden uit letters bestaan en dat letters samen een woord vormen (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters enletters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: verwoorden van het gemaakte plan * beantwoorden van eenvoudige vragen * verwoorden van handelingen * aanleren/ oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen verhaalbegrip: * navertellen van een eerder gemaakt plan functies van geschreven taal: pictokaartjes maken voor de hoeken (taalhandeling schrijven, gesproken woorden worden vastgelegd op papier en kunnen daardoor onthouden worden, woorden schrijven bij eenvoudige tekeningen / picto’s) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van gemaakt plan (de geschreven woorden kunnen gelezen worden) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je een plan leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de hoekenkaartjes (geschreven woorden kunnen gelezen worden) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: buiten alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de hoekenkaartjes leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de hoekenkaartjes (geschreven woorden kunnen gelezen worden, naam van de hoek als globaalwoord lezen) alfabetisch principe: verklanken van ‘mmm’ bij lekker eten en drinken (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je de hoekenkaartjes leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: leren stellen van vragen * beantwoorden van eenvoudige vragen boekoriëntatie: lezen van boeken in de boekenhoek relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de hoekenkaartjes en naamkaartjes (de geschreven woorden kunnen gelezen worden, naam en naam van de hoek als globaalwoord lezen)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
40
Act. 13
Act. 14 Act. 15
Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19 Act. 20
alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de hoekenkaartjes en naamkaartjes leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: aanleren/oefenen gesprekstechnieken: spreken, luisteren, aankijken, vragen stellen boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties * kind zelf laten ‘voorlezen’ relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de hoekenkaartjes (geschreven woorden kunnen gelezen worden, naam van de hoek als globaalwoord lezen) taalbewustzijn: uitleg van woorden en begrippen: opruimen * spelen met rijm (opruimliedje) alfabetisch principe: verklanken van ‘sss’ bij stil zijn (woorden zijn opgebouwd uit klanken) * woorden en letters aanwijzen terwijl je de hoekenkaartjes leest (foneemgrafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters en letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: toepassen van geleerde woorden in spel woordenschat en woordgebruik: toepassen van geleerde woorden in spel * verwoorden van wat komen gaat * praten over een gemaakt werkje taalbewustzijn: spelen met rijm (opruimliedje) relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de hoekenkaartjes (geschreven woorden kunnen gelezen worden, naam van de hoek als globaalwoord lezen ) taalbewustzijn: spelen met rijm (opruimliedje) woordenschat en woordgebruik: verwoorden van handelingen (rennen, lopen, huppelen, springen enz.) * terugvragen naar gisteren boekoriëntatie: * interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties woordenschat en woordgebruik: leren onthouden en uitvoeren van complexe opdrachtjes/taakjes * terugvragen naar gisteren * beantwoorden van eenvoudige vragen * toepassen van geleerde woorden in spel boekoriëntatie: interactief voorlezen van prentenboek * beantwoorden van eenvoudige vragen * voorspellen hoe het verhaal gaat * vertellen n.a.v. illustraties relatie tussen gesproken en geschreven taal: lezen van de hoekenkaartjes en naamkaartjes (de geschreven woorden kunnen gelezen worden, naam en naam van de hoek als globale woordeenheid lezen) taalbewustzijn: spelen met rijm (opruimliedje) alfabetisch principe: woorden en letters aanwijzen terwijl je de hoekenkaartjes en naamkaartjes leest (foneem-grafeemkoppeling, woorden zijn opgebouwd uit letters, letters corresponderen met klanken) woordenschat en woordgebruik: verwoorden van complexe situaties (omgangsvormen) woordenschat en woordgebruik: toepassen van alle geleerde woorden in spel
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
41
Ontwikkelingsdomein rekenen uitwerking per thema en per activiteit
Thema ‘ik’
Act. 1 Act. 2
Act. 3 Act. 4
Act. 5 Act. 6
Act. 7 Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act.12 Act. 13 Act. 14 Act. 15 Act. 16 Act. 17
Act. 19 Act. 20
meten: begrip: klein * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, nu meten: begrippen: klein, vol * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, nu meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, om meten: begrip: klein meetkunde: oriënteringsbegrippen: uit, aan meten: begrippen: klein, groter, groot * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, nu meetkunde: oriënteringsbegrippen: uit, aan tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, zelf, alleen tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, zelf, alleen, meer, minder, veel meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, dan tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, zelf, alleen, veel tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, zelf, alleen meten: begrip: groot * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, dan meetkunde: oriënteringsbegrippen: aan, uit, bij tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, alleen, zelf meten: begrippen: groter, kleiner * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna meetkunde: oriënteringsbegrippen: aan, uit tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, alleen, zelf meten: begrippen: groter, kleiner *hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna meetkunde: oriënteringsbegrippen: aan, uit tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: samen, alleen, zelf meten: begrippen: groter, kleiner * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, dan meetkunde: oriënteringsbegrippen: af, op, uit tellen en getalbegrip: omgaan met eenvoudige tabellen tellen en getalbegrip: omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren, nu tellen en getalbegrip: getal twee * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag * begrip: groot tellen en getalbegrip: getal twee * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag tellen en getalbegrip: getal twee * omgaan met eenvoudige tabellen * begrip: laatste meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag en morgen herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
42
Thema ‘eten en drinken’
Act. 1
Act. 2 Act. 3
Act. 4 Act. 6 Act. 7 Act. 8 Act. 9 Act. 10 Act. 11 Act. 12
Act. 13 Act. 14 Act. 19
Act. 20
tellen en getalbegrip: een meten: *hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna * begrippen vol, leeg, op meetkunde: oriënteringsbegrippen: in meten: begrippen: op, leeg, klein meetkunde: oriënteringsbegrippen: op, in tellen en getalbegrip: omgaan met eenvoudige tabellen meten: begrip: op meetkunde: oriënteringsbegrippen: in meten: begrip: vol meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op meten: begrip: op meetkunde: oriënteringsbegrippen: in tellen en getalbegrip: begrippen: veel, alles meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op tellen en getalbegrip: begrippen: hoeveel, alles, genoeg / aantallen vergelijken meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, uit meten: begrippen: op, leeg, vol meetkunde: oriënteringsbegrippen: in tellen en getalbegrip: begrippen: hoeveel, meer, genoeg tellen en getalbegrip: begrippen: veel, alle meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, door tellen en getalbegrip: begrippen: hoeveel, genoeg / aantallen vergelijken meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: nu, straks meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, af, bij meten: begrippen: leeg, vol, op meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op tellen en getalbegrip: veel, weinig, meer, minder / aantallen vergelijken meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna * begrippen: vol, leeg, op herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
Thema ‘gezond en ziek’
Act. 1 Act. 2
Act. 3 Act. 4 Act. 5 Act. 6 Act. 7
meten: wegen, meten * begrippen: zwaar, ligt, groot, klein tellen en getalbegrip: begrip: hoeveel meten: wegen, meten * begrippen: groot, klein meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op tellen en getalbegrip: begrip: hoeveel meten: wegen, meten * begrippen: groot, klein tellen en getalbegrip: omgaan met eenvoudige tabellen meten: wegen, meten * begrip: groot meten: wegen, meten * begrip: groot meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, uit meten: meten, wegen * begrippen: groot, klein
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
43
Act. 8 Act. 9 Act. 10 Act. 11 Act. 12 Act. 13 Act. 14 Act. 17 Act. 19 Act. 20
meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, aan, op meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, op, af, dichtbij meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, op, af meten: meten (koortsthermometer) meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, af meten: meten (koortsthermometer) * begrip: groot meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna, vandaag, morgen meten: meten (koortsthermometer) meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit meten: meten (koortsthermometer) meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, daarna meten: meten en wegen * begrippen: groot en klein herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
Thema ‘dieren’
Act. 1 Act. 2 Act. 3 Act. 4 Act. 5
Act. 6 Act. 7
Act. 9 Act. 10
Act. 11 Act. 13
Act. 14 Act. 17 Act. 18
meten: begrip: klein meetkunde: oriënteringsbegrip: in meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren tellen en getalbegrip: getal vier meten: begrip: klein meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag * begrip: klein(e) meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren, vandaag * begrip: klein meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, om meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, om, over tellen en getalbegrip: veel meten: begrippen klein en groot * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren meetkunde: oriënteringsbegrippen begrippen dichtbij en ver weg (spelletje ‘warm en koud’), in, op meten: begrippen: klein en groot meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, om tellen en getalbegrip: * tellen tot 6 * ordenen, vergelijken, schatten meten: * begrippen: klein en groot * vergelijken en ordenen op grootte meetkunde: * construeren met blokken * ruimtelijke meetkundige figuren * oriënteringsbegrippen achter, voor, naast, in, om, over meetkunde: * construeren * oriënteringsbegrippen: in, om meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren, vandaag meetkunde: oriënteringsbegrippen begrippen: dichtbij en ver weg’(eieren zoeken), in, om meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren, vandaag begrippen: klein en groot meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, op, om meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
44
Act.19 Act. 20
begrippen: klein en groot meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op meten: begrippen: klein en groot meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, om herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
Thema ‘boodschappen doen’
Act. 1 Act. 2 Act. 3
Act. 4 Act. 5
Act. 6
Act. 8 Act. 9
Act. 10 Act. 11 Act. 12 Act. 13 Act. 14
Act. 15 Act. 16
Act. 17
meten: begrippen m.b.t. inhoud (hoeveelheid): op meten: begrippen m.b.t. inhoud (hoeveelheid): op,weinig, genoeg tellen en getalbegrip: geld tellen en getalbegrip: * tellen en hoeveelheden met geld * getal 3 meten: begrippen licht en zwaar meetkunde: oriënteringsbegrippen: in en uit meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, naast, achter, voor enz. * werken met eenvoudige plattegronden tellen en getalbegrip: geld tellen * begrippen: veel, minder, meer, hoeveel, weinig meten: begrippen zwaar en licht meetkunde: oriënteringsbegrippen: in-uit-naast * werken met eenvoudige plattegronden. tellen en getalbegrip: geld tellen * begrippen: veel, minder, meer, hoeveel, weinig * getal 3, telrij 1 t/m 5 / 1 t/m 10 meten: begrippen zwaar en licht meetkunde: oriënteringsbegrippen: in-uit tellen en getalbegrip: tellen * begrippen: meer, minder, veel tellen en getalbegrip: tellen * geld tellen * getal 2 * begrippen: veel, weinig, meer, minder * schatten meten: zwaar en licht meetkunde: oriënteringsbegrippen: in en uit tellen en getalbegrip: begrippen: veel, weinig, meer tellen en getalbegrip: begrippen: veel, weinig, meer, minder tellen en getalbegrip: geld tellen * begrippen: veel en weinig * vergelijken van hoeveelheden tellen en getalbegrip: geld tellen * aantallen representeren door stippen en/of cijfers * begrippen: meer, minder, veel, weinig tellen en getalbegrip: geld tellen * begrippen: veel, minder, meer, hoeveel, weinig, genoeg * aantallen representeren door stippen en/of cijfers * vergelijken en schatten meten: begrippen: groot en klein meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit tellen en getalbegrip: telrij tellen en getalbegrip: tellen, vergelijken * aantallen representeren door stippen en/of cijfers meten: begrippen: zwaar en licht meetkunde: oriënteringsbegrippen: in - uit tellen en getalbegrip: * tellen, vergelijken * aantallen representeren door stippen en/of cijfers * begrippen meer, minder, evenveel
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
45
Act. 18 Act. 20
Thema ‘Op stap’
Act. 1 Act. 2 Act. 3 Act. 4 Act. 5 Act. 6
Act. 7 Act. 9 Act. 10
Act. 11 Act. 12 Act. 13 Act. 15 Act. 17 Act. 18 Act. 19 Act. 20
meten: zwaar - licht tellen en getalbegrip: vergelijken van getallen en hoeveelheden * schatten * eenvoudige situaties met erbij en eraf herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast tellen en getalbegrip: getal 1 meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit tellen en getalbegrip: begrip veel meten: begrip: lang meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast, in, uit tellen en getalbegrip: tellen, getallen en hoeveelheden. * begrip: hoeveel tellen en getalbegrip: tellen, getallen en hoeveelheden. * begrip: hoeveel meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast tellen en getalbegrip: begrip: meer meten: begrip: lang(er) meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit meetkunde: oriënteringsbegrippen: achter tellen en getalbegrip: geld tellen * begrip hoeveel tellen en getalbegrip: geld tellen, tellen met strippenkaart * begrip hoeveel meten: begrippen: groot, lang meetkunde: werken met eenvoudige plattegronden tellen en getalbegrip: geld tellen, tellen met strippenkaart * begrip hoeveel meetkunde: werken met eenvoudige plattegronden meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast tellen en getalbegrip: geld tellen, tellen met strippenkaart * begrip hoeveel meetkunde: werken met eenvoudige plattegronden herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
Thema ‘feest’
Act. 1
Act. 2
Act. 3 Act. 4
tellen en getalbegrip: stippen tellen * begrip hoeveel * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen:(lang, kort, vandaag, morgen) tellen en getalbegrip: nachtjes tellen * hoeveelheden vergelijken * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen (lang, kort, vandaag, morgen) tellen en getalbegrip: nachtjes tellen * hoeveelheden vergelijken * omgaan met eenvoudige tabellen * getal 3 tellen en getalbegrip: tellen van kaarsjes en nachtjes * omgaan met eenvoudige tabellen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
46
Act. 5
Act. 6 Act. 7
Act. 9
Act. 10
Act. 12 Act. 13
Act. 15 Act. 16
Act. 19
Act. 20
meten: begrippen kort en lang (meten van stroken voor de feesthoed) * hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen (lang, kort, vandaag, morgen) tellen en getalbegrip: nachtjes tellen * hoeveelheden vergelijken * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: lang, kort, vandaag, morgen, vroeg, laat meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vroeg, laat tellen en getalbegrip: nachtjes tellen * hoeveelheden vergelijken * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vroeg, laat * begrippen kort en lang (meten van touw van de slinger) meetkunde: begrip hoog * maken van slingers en vlaggen: construeren met papier, meetkundige figuren, patronen tellen en getalbegrip: nachtjes tellen, ballonnen tellen * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vroeg, laat, lang, kort, morgen tellen en getalbegrip: nachtjes en kaarsjes tellen * hoeveelheden vergelijken * omgaan met eenvoudige tabellen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: laat, vandaag, gisteren meetkunde: orienteringsbegrippen: dichtbij meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren, morgen meetkunde: oriënteringsbegrippen: achter tellen en getalbegrip: tellen van vriendjes * vergelijken van hoeveelheden (evenveel cadeaus) meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vroeg, laat * begrippen groot, klein meetkunde: oriënteringsbegrippen: achter tellen en getalbegrip: telrij t/m 10 meetkunde: oriënteringsbegrippen: dichtbij, bijna, voorbij tellen en getalbegrip: telrij t/m 10 * schatten van hoeveelheden * begrippen meer, minder meten: begrippen kort, lang meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag, gisteren, morgen, vroeg, laat, lang, kort meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, af, op (opruimen) herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden
Thema ‘naar school’
Act. 2 Act. 3 Act. 4 Act. 5 Act. 6
meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag, straks meetkunde: oriënteringsbegrippen: op, in, naast meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: straks, eerst meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, binnen tellen en getalbegrip: hoeveelheidbegrippen: allemaal, samen meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag, morgen, straks meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag, straks, morgen meetkunde: oriënteringsbegrippen: op, in, naast tellen en getalbegrip: hoeveelheidbegrippen: allemaal, samen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
47
Act. 7 Act. 8 Act. 9 Act. 10 Act. 11
Act. 12 Act. 13
Act. 14 Act. 15 Act. 17 Act. 18 Act. 19 Act. 20
meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, straks meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, binnen, naast meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag, morgen, eerst meetkunde: oriënteringsbegrippen: erin, op, binnen, uit meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: vandaag, morgen meten: schatten, passen en meten bij inrichting van de hoeken meetkunde: hanteren van oriënteringsbegrippen * inrichten van ruimtes tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: allemaal, samen, zelf meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, uit, binnen, buiten tellen en getalbegrip: hoeveelheidsbegrippen: zelf, samen meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, uit, binnen, buiten * construeren met blokken meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, aan, onder tellen en getalbegrip: hoeveelheidbegrippen: zelf, samen, allemaal meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: eerst, voordat, dan, nu meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, op, binnen, buiten meetkunde: oriënteringsbegrippen: in, uit, op, binnen, buiten meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen bij het maken van het knutselwerkje: eerst, voordat, dan, nu meetkunde: zelf toepassen van diverse geleerde oriënteringsbegrippen, bij het spelen in het speellokaal meten: hanteren van eenvoudige tijdsbegrippen: gisteren meetkunde: oriënteringsbegrippen: naast tellen en getalbegrip: hoeveelheidbegrippen: samen herhaling alle geleerde begrippen (alle drie de ontwikkelingsdeelgebieden)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
48
ontwikkelingsdomein motoriek uitwerking per thema en per activiteit
Thema ‘ik’
Act. 1-5
kruipen en klimmen: over een touw kruipen * onder een touw door kruipen gaan, lopen, rennen: om de tafel lopen, naar x lopen
Act. 6 -10
balanceren: op één been staan * op één been staan met wisselen * gaan met papierprop op het hoofd zwaaien: met handen * met armen rollen, over de kop gaan: rollen van je buik op je rug * van je buik op je rug rollen in doorgaande beweging springen: over papierprop springen * met twee bene tegelijk springen gaan, lopen rennen: stampen, springen, huppelen rollen, gooien, vangen: papierprop tussen benendoor naar achteren gooien
Act. 11-15
balanceren: op een been staan * op een been staan met wisselen kruipen en klimmen: kruipen rollen, over de kop gaan: rollen van je buik op je rug * van je buik op je rug rollen in doorgaande beweging springen: naar voren * naar achteren * omhoog * met twee benen tegelijk gaan, lopen rennen: rondlopen samenspel / groepsspel: samen prop papier op handdoek omhoog werpen bewegen op muziek en reactiespel: stoppen op teken of geluid bij lopen en springen
Act. 16-20
balanceren: lopen over touw springen: over een touw * in/uit een cirkel * in/uit een vierkant gaan, lopen rennen: rondlopen * gaan langs touw (cirkel) * gaan langs touw (vierkant) rollen, gooien, vangen: bal om cirkel rollen * bal om vierkant rollen * bal in cirkel gooien * bal in vierkant gooien
Thema ‘eten en drinken’
Act. 1-5
balanceren:beker op bordje dragen vooruit / achteruit met beide handen / met een hand / links / rechts springen: over bordje * over beker gaan, lopen, rennen: rond bordje lopen * rond bordje hinkelen
Act. 6-10
kruipen en klimmen: kruipend ‘appels zoeken’ springen: springend ‘appels plukken
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
49
rollen, gooien, vangen: ‘appels vangen’ (vangbeweging) bewegen op muziek en reactiespel: liedje ‘Dit zijn mijn wangen…’ (handboek: activiteit 6,7 en 9) Act. 11-15
kruipen en klimmen: onder kleed door kruipen zwaaien: met behulp van (tafel)kleed rollen, over de kop gaan: in een kleed rollen springen: van ‘buiten’ in het midden van een kleed springen rollen, gooien, vangen: met behulp van een (tafel)kleed licht voorwerp vangen samenspel / groepsspel: samen met behulp van een (tafel)kleed licht voorwerp vangen
Act. 16-20
springen: over flessen springen gaan, lopen, rennen: slalom om flessen gaan vooruit * achteruit slalom om flessen gaan rollen, gooien, vangen: bal slalom om flessen rollen * flessen met bal omgooien * bal naar elkaar rollen samenspel / groepsspel: bal naar elkaar rollen bewegen op muziek en reactiespel: liedje ’k Zag twee beren …’ (handboek: activiteit 16)
Thema ‘gezond en ziek’
Act. 1-5
kruipen en klimmen: langzaam kruipen * snel kruipen gaan, lopen, rennen: langzaam lopen * snel lopen* grote stappen nemen * kleine stappen nemen * stampen * op je tenen
Act. 6-10
balanceren:met zakdoek op rug kruipen * met zakdoek op hoofd lopen kruipen en klimmen: met zakdoek op rug kruipen zwaaien: met behulp van zakdoek gaan, lopen, rennen: met zakdoek (achter je aan) rennen samenspel / groepsspel: ‘Zakdoekje leggen…’ bewegen op muziek en reactiespel: ‘Zakdoekje leggen…’
Act. 11-15
gaan, lopen, rennen: de ‘chauffeur’ gaat langzaam / snel / in een rechte lijn / neemt bochten / gaat vooruit / gaat achteruit bewegen op muziek en reactiespel: de ‘chauffeur’ stopt op teken of geluid
Act. 16-20
rollen, over de kop gaan: van je buik op je rug rollen * van je buik op je rug rollen in doorgaande beweging rollen, gooien, vangen: kussens gooien * kussens vangen samenspel / groepsspel: stoeispel * samenwerken bewegen op muziek en reactiespel: liedje ‘Dokter, dokter…’ (handboek: activiteit 18)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
50
Thema ‘dieren’
Act. 1-5
zwaaien: met armen zwaaibeweging maken (zwemmen) gaan, lopen, rennen: * op handen en voeten gaan als (verschillende) dieren * idem achteruit
Act.6-10
balanceren:op handen en voeten met hondje op de rug kruipen en klimmen: onder stoel(en) door kruipen springen: * springen als dieren gaan, lopen, rennen: als dieren gaan / rennen samenspel / groepsspel: verstoppertje bewegen op muziek en reactiespel: liedje ‘Hondje waf…’ (handboek: activiteit 8)
Act. 11-15
kruipen en klimmen: vooruit en achteruit kruipen springen: * springen met Knuffie gaan, lopen, rennen: grote stappen nemen * hinkelen in rechte lijn * naar bepaald doel hinkelen
Act. 16-20
kruipen en klimmen: als een slang onder stoelen en tafel door * als een slang, nu ook achteruit rollen, over de kop gaan: als een varkentje van je buik op je rug rollen * als een varkentje van je buik op je rug rollen in doorgaande beweging gaan, lopen, rennen: vooruit en achteruit op handen en voeten als …. (dier) * gaan en benen (als een haa) hoog optillen * rennen als een paard * op je tenen lopen bewegen op muziek en reactiespel: op teken / geluid bij bovenstaande activiteiten stil staan / liggen * liedje ‘Hondje waf…’ (handboek: activiteit 17)
Thema ‘boodschappen doen’
Act.1- 5
zwaaien: zwaaien met zak gaan, lopen, rennen: lopen met last; eerst langzaam en dan sneller samenspel / groepsspel: slepen
Act. 6-10
gaan, lopen, rennen: * slalom, vooruit en achteruit, langzaam en sneller * grote stappen maken
Act.11-15
springen: springen over touw * met een been * met twee benen * vooruit * achteruit * in en uit een cirkel springen gaan, lopen, rennen: voetje voor voetje gaan * om een cirkel (touw) vooruit en achteruit gaan * met hoog opgetrokken knieën gaan * over hindernissen gaan bewegen op muziek en reactiespel: liedje ‘1,2,3,4…’ (handboek: activiteit 15)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
51
Act. 16-20
rollen, gooien, vangen: vanuit stand ‘brood in vijver’ gooien * vanuit zit ‘brood in vijver’ gooien * idem afstand variëren* ‘de eend in de vijver’ vangt het ‘brood’ op samenspel / groepsspel: het vijverspel
Thema ‘Op stap’
Act. 1-5
gaan, lopen, rennen: grote en kleine stappen nemen * vooruit, achteruit en rond lopen * snel en langzaam bewegen op muziek en reactiespel: op teken / geluid moet ‘de auto’ stil staan
Act. 6-10
rollen, over de kop gaan: om en om rollen * koppeltje duikelen
Act. 11-15
balanceren: op een been op klein oppervlak staan gaan, lopen, rennen: hardlopen
Act. 16-20
springen: over hindernis(sen) gaan, lopen, rennen: over hindernis (stapel handdoeken) * slalom * met last rollen, gooien, vangen: vanuit stand handdoeken in mand gooien
Thema ‘feest’
Act. 1-5
gaan, lopen, rennen: lopen met ballon (aan touwtje) * rennen met ballon (aan touwtje) rollen, gooien, vangen: ballon omhoog gooien en vangen samenspel / groepsspel: met ballon jongleren
Act. 6-10
balanceren: met pakje(s) op de hand(en) lopen springen: over pakje(s) springen rollen, gooien, vangen: pakjes (over)gooien samenspel / groepsspel: overgooien
Act. 11-15
zwaaien: naar links en naar rechts (met panty) springen: over panty * idem met twee voeten gaan, lopen, rennen: over panty stappen, lopen
Act. 16-20
samenspel / groepsspel: ‘Jan Huigen in de ton…’ * Verstoppertje
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
52
Thema ‘naar school’
Act. 1-5
rollen, gooien, vangen: bal over rollen (afstand variëren) * door ‘poortje’ rollen (afstand en opening variëren) * bal in krat rollen (afstand variëren) bal in krat gooien (afstand variëren)
Act. 6-10
kruipen en klimmen: onder stok door kruipen (hoogte varieert) zwaaien: * aan stok zwaaien springen: over stok springen (heen en terug) * over stok springen met twee benen tegelijk (heen en terug) gaan, lopen, rennen: over stok stappen (hoogte varieert)
Act. 11-15
balanceren: met blok(ken) op de hand(en) lopen springen: over blokken / boeken springen (steeds hoger) gaan, lopen, rennen: gaan met hindernissen (boeken, blokken)
Act. 16-20
kruipen en klimmen: onder touw door kruipen (hoogte varieert) springen: over touw springen (heen en terug) * over touw springen met twee benen tegelijk (heen en terug) gaan, lopen, rennen: over touw stappen (hoogte varieert)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
53
ontwikkelingsdomein sociaal-emotionele ontwikkeling uitwerking per thema en per activiteit
Thema ‘ik’
Act. 1 Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6 Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
zelfbeeld/identiteit: praten over baby en jezelf (jezelf als ‘ik’ benoemen, lichaamskenmerken benoemen) zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen baby zelfstandigheid: zelf voor baby Knuffie zorgen (alles zelf willen doen) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen) zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen baby zelfstandigheid: zelf voor baby Knuffie zorgen (alles zelf willen doen) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen) zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen baby * praten over ontwikkeling baby zelfstandigheid: zelf voor baby Knuffie zorgen (alles zelf willen doen) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen) zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen baby * praten over ontwikkeling baby zelfstandigheid: zelf voor baby Knuffie zorgen (alles zelf willen doen) * verschil tussen samen / alleen / zelf sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen) zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen zelfstandigheid: initiatief nemen om zelf het liedje te zingen (alles zelf willen doen) * eigen inbreng hebben / met ideeën komen zelfstandigheid: zelf aankleden sociaal gedrag/sociale vaardigheid: omgaan met dingen die wel of juist niet lukken zelfbeeld/identiteit: benoemen lichaamsdelen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie, helpen met aankleden (zorgen voor anderen, helpen) zelfbeeld/identiteit: jezelf als ‘ik’ benoemen zelfstandigheid: zelf aan- en uitkleden sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie, helpen met aankleden (zorgen voor anderen, helpen) werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven zelfbeeld/identiteit: praten over kenmerken en verschillen tussen baby en jezelf (jezelf als ‘ik’ benoemen, lichaamskenmerken benoemen) zelfstandigheid: persoonlijke verzorging (zichzelf kunnen redden met persoonlijke verzorging) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
54
Act. 13
Act. 14 Act. 15
Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19
Act. 20
zelfstandigheid: persoonlijke verzorging * zelf initiatief tonen bij het maken van het plan sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgen voor baby Knuffie (zorgen voor anderen, helpen) werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven zelfstandigheid: initiatief tonen bij het maken van de stickerkaart werkhouding en concentratie: problemen oplossen tijdens het werken zelfstandigheid: persoonlijke verzorging sociaal gedrag/sociale vaardigheid: kiezen werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven zelfstandigheid: persoonlijke verzorging sociaal gedrag/sociale vaardigheid: kiezen werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven zelfstandigheid: persoonlijke verzorging sociaal gedrag/sociale vaardigheid: kiezen werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven zelfbeeld/identiteit: praten over kenmerken en verschillen tussen baby en jezelf (jezelf als ‘ik’ benoemen, lichaamskenmerken benoemen) werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven * zelf problemen oplossen tijdens het werken zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ zelfstandigheid: praten over dingen die je zelf kan en over waar je hulp bij nodig hebt * leren vragen om hulp zelfstandigheid: doe-het-zelf-dag werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven * zelf problemen oplossen tijdens het werken
Thema ‘eten en drinken’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ sociaal gedrag/sociale vaardigheid: oefenen van eenvoudig rollenspel * aangeven wat je wel of niet wilt / lust zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ * verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen jezelf en de ander sociaal gedrag/sociale vaardigheid: oefenen eenvoudig rollenspel * aangeven wat je wel of niet wilt / lust * maaltijd gebruiken zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen om grenzen te ontdekken (proeven van etenswaren) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: aangeven wat je wel of niet wilt / lust zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen om grenzen te ontdekken (experimenteren met klei) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: openstaan voor nieuwe opdrachten (experimenteren met klei, maken van etenswaren) werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven * zelf problemen oplossen tijdens het werken zelfbeeld/identiteit: zelf ontdekken hoe je dingen doet (hoe eet ik een appel?) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: aangeven wat je wel of niet wilt / lust werkhouding en concentratie: (kort) aandacht opbrengen voor gedichtje
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
55
Act. 6
Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11 Act. 12 Act. 13
Act. 14
Act. 15
Act. 17
Act. 18 Act. 19
Act. 20
zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ * verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen jezelf en de ander sociaal gedrag/sociale vaardigheid: oefenen van eenvoudig rollenspel * aangeven wat je wel of niet wilt / lust * samen koffiedrinken zelfstandigheid: aangeven wat je wilt / welke ideeën je hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zich verplaatsen in een ander * het de ander (het bezoek) naar de zin te maken zelfstandigheid: zelf tafeldekken met behulp van gemaakte plan sociaal gedrag/sociale vaardigheid: gezelligheid creëren om bezoek te ontvangen. werkhouding en concentratie: zelf oplossingen bedenken bij problemen zelfbeeld/identiteit: kennis van zichzelf opdoen, zichzelf benoemen als ´ik´ zelfstandigheid: zelfredzaamheid bij eten en drinken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: anderen helpen met eten en drinken * gevoelens bij anderen inschatten * sociaal vaardig zijn om te praten met bezoek sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zich verplaatsen in de ander * dingen bedenken om het de ander naar de zin te maken * zeggen wat je wel / niet lust. werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen zelfstandigheid: zelf boodschappen doen aan de hand van een gemaakte lijstje zelfstandigheid: zelf tafeldekken met behulp van de praatplaat sociaal gedrag/sociale vaardigheid: bezoek ontvangen (gezellig maken) zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen om grenzen te ontdekken (experimenteren met klei) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: oefenen van eenvoudig rollenspel * open staan voor nieuwe opdrachten (experimenteren met klei, etenswaren maken) werkhouding en concentratie: zelf een opdracht uitvoeren en ‘erbij’ blijven * zelf problemen oplossen tijdens het werken zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ * verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen jezelf en de ander zelfstandigheid: zelfredzaamheid bij eten en drinken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: oefenen van eenvoudig rollenspel * aangeven wat je wel of niet wilt / lust * omgangsvormen bij het samen eten zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ * verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen jezelf en de ander * eigen gevoelens uiten. sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling en sympathie voor anderen hebben * gevoelens bij anderen waarnemen. werkhouding en concentratie: (kort) aandacht opbrengen voor gedichtje zelfbeeld/identiteit: praten over jezelf als ‘ik’ * verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen jezelf en de ander * eigen gevoelens uiten. zelfstandigheid: zelf met nieuwe ideeën komen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: je verplaatsen in een ander * het de ander (het bezoek) naar de zin maken werkhouding en concentratie: aandacht opbrengen voor maken van een plan. zelfstandigheid: dingen (graag) zelf doen * aangeven als je hulp nodig hebt werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens uiten. zelfstandigheid: dingen zelf doen * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: helpen werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens uiten. * ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
56
zelfstandigheid: dingen zelf doen* aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling tonen voor anderen * op je beurt wachten * een sociaal gesprek voeren werkhouding en concentratie: (kort) aandacht opbrengen voor gesprekje.
Thema ‘gezond en ziek’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8
zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * basisemoties onderscheiden (blij, bang, verdrietig) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: voor Knuffie zorgen * eenvoudige gevoelens bij Knuffie waarnemen zelfbeeld/identiteit: jezelf als ‘ik’ benoemen * verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen jezelf en anderen (lichaamskenmerken) * eigen gevoelens tonen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * basisemoties onderscheiden * verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en anderen ontdekken (lichaamskenmerken) * eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelf dokter spelen * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: voor anderen zorgen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * anderen helpen zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen * aangeven dat je hulp nodig hebt * sorteren van gezond en ongezond werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (gezond/ongezond) * (kort) rustig en geconcentreerd werken zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden (verdrietig en blij) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling voor anderen tonen * voor anderen zorgen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden (verdrietig en blij) * verschillen en overeenkomsten tussen jezelf en de ander ontdekken zelfstandigheid: * dingen zelf doen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden zelfstandigheid: dingen zelf doen * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen* eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spelen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spelen * (kort) spelen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
57
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
Act. 13
Act. 14
Act. 15
zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden * jezelf ‘ik’ noemen zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kunt * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen* eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spelen * (kort) spelen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen* emoties onderscheiden * jezelf ‘ik’ noemen zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kunt * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spelen * (kort) spelen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden * ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kunt * aangeven als hulp nodig is * vertrouwen hebben in eigen kunnen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen* eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) * duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: leren en ontdekken van nieuwe dingen * zelf problemen oplossen zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kunt * aangeven als je hulp nodig hebt * vertrouwen hebben in eigen kunnen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: openstaan voor nieuwe opdrachten * duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: rustig werken gedurende een korte periode * zelf problemen oplossen * een opdracht zelfstandig uitvoeren zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden zelfstandigheid: * dingen zelf doen * ween wat je zelf kunt * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen te spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * voor anderen zorgen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen te spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * zorgen voor anderen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden * ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kunt * aangeven als hulp nodig is * vertrouwen hebben in eigen kunnen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen te spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * zorg voor anderen * eenvoudige gevoelens bij anderen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
58
Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19
Act. 20
waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) * aan een ander duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: leren en ontdekken van nieuwe dingen * zelf problemen oplossen * (kort) spelen zelfbeeld/identiteit: emoties onderscheiden zelfstandigheid: dingen zelf doen * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: anderen helpen * zorgt voor anderen * openstaan voor nieuwe opdrachten * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen werkhouding en concentratie: (kort) rustig werken * zelf problemen op lossen * eenvoudige opdracht zelf uitvoeren zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kan * aangeven als je hulp nodig hebt werkhouding en concentratie: (kort) rustig werken * zelf problemen oplossen * eenvoudige opdracht zelf uitvoeren zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden sociaal gedrag/sociale vaardigheid: andere kinderen zorgen * anderen helpen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kan * aangeven als je hulp nodig hebt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * zorg voor anderen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) * een ander duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: (kort) rustig werken/spelen * zelf problemen oplossen * een eenvoudige opdracht zelf uitvoeren zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * emoties onderscheiden * ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: dingen zelf doen * weten wat je zelf kan * aangeven als je hulp nodig hebt * vertrouwen in eigen kunnen * zelfredzaamheid sociaal gedrag/sociale vaardigheid: met anderen te spelen * eenvoudige rollenspellen spelen * zorg voor anderen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * reageren op gevoelens van anderen (troosten) * een ander duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: leren en ontdekken van nieuwe dingen * zelf problemen oplossen * (kort) rustig werken/spelen * eenvoudige opdracht zelf uitvoeren.
Thema ‘dieren’
Act. 1
Act. 2
zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: bedenken wat nodig is voor het verzorgen van het hondje * aangeven als hulp nodig is * ervaren wat je al kunt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor anderen (hondje) * helpen * open voor nieuwe situaties en opdrachten (vraag om voor het hondje te zorgen) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (verzorging van de hond) * zelfstandig problemen oplossen (ideeën aandragen voor de verzorging van de hond) zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * gevoelens tonen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
59
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
zelfstandigheid: aangeven wat nodig is voor het verzorgen van het hondje (n.a.v. gemaakt plan) * aangeven als hulp nodig is * ervaren wat je beheerst * zelf materialen opzoeken (die nodig zijn voor de verzorging van het hondje) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: helpen werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (verzorging van de hond) * zelfstandig problemen oplossen (bedenken en opzoeken materialen) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen/verwoorden (hoe lief en klein de hond is) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling tonen (voor hondje) * samen spelen (met hondje) * zorg voor het hondje werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen/verwoorden (hoe lief en klein de hond is) zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen (klei) * zelfstandig aan de slag (kleien) * aangeven als hulp nodig is * ervaren wat je zelf kan (met klei) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe opdrachten * accepteren dat je niet alles evengoed kunt (vormgeving kleien) * aangeven wat het wel of niet wilt werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (eten maken van klei) * (kort) rustig werken (kleien) * zelf problemen oplossen (tijdens het kleien) * zelfstandig werken (kleien) zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen/verwoorden (hoe lief en klein de hond is) * emoties onderscheiden (hondje piept/is blij) zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * (de hond) helpen * eenvoudige gevoelens waarnemen (bij de hond) * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (hond uitlaten) * zelf problemen oplossen (hondje piept, wat is er aan de hand?) * opdracht zelfstandig uitvoeren (hond eten en drinken geven) zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen en verwoorden (hoe lief en klein de hond is) * emoties onderscheiden (hondje piept/is blij) zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: * zorg voor de hond * (de hond) helpen * eenvoudige gevoelens waarnemen (bij de hond) * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (kunstjes leren) * problemen oplossen (hondje piept, wat is er aan de hand?) * opdracht zelfstandig uitvoeren (hond eten en drinken geven) zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen/verwoorden (hoe lief en klein de hond is) * emoties onderscheiden (hondje piept/is blij) zelfstandigheid: zorg zelf voor de hond * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * (de hond) helpen * eenvoudige gevoelens waarnemen (bij de hond) * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
60
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
Act. 13
werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (snuffelen en verstoppertje spelen met de riem) * problemen oplossen (hondje piept, wat is er aan de hand?) * opdracht zelfstandig uitvoeren (hond eten en drinken geven) zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * (de hond) helpen * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (liedje) * (kort) concentreren (op liedje) * zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * (de hond) helpen * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (dieren op de kinderboerderij) * opdracht zelfstandig uitvoeren (hond eten en drinken geven en uitlaten) zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen/verwoorden (hoe lief en klein de hond is) zelfstandigheid: zorg zelf voor de hond * aangeven als hulp nodig is * (zelf) hokken voor de dieren maken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * (de hond) helpen * eenvoudige gevoelens waarnemen (bij de hond) * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) * open staan voor nieuwe situaties en opdrachten (hokken maken voor dieren van kinderboerderij) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (namen van de dieren, juiste grootte van hokken) * problemen oplossen (juiste grootte van hokken) * opdracht zelfstandig uitvoeren (hokken maken) * (kort) geconcentreerd bezig zijn zelfbeeld/identiteit: de begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen en verwoorden (hoe lief en klein de hond is) * gevoelens (bij hondje) onderscheiden (hondje piept) zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is * (zelf) wei met hek voor de dieren maken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * (hond en dieren) helpen * eenvoudige gevoelens waarnemen (bij de hond) * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) * open staan voor nieuwe situaties en opdrachten (wei met hek maken voor dieren van kinderboerderij) werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (benoemen dierengeluiden) * opdracht zelfstandig uitvoeren (wei met hek maken) * (kort) geconcentreerd bezig zijn zelfstandigheid: zorg (voor de hond) * aangeven als hulp nodig is * eten en drinken voor de dieren maken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * de hond en dieren helpen * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) * open staan voor nieuwe situaties en opdrachten (eten en drinken maken voor dieren van kinderboerderij) * accepteren dat je niet alles even goed kan werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (eten en drinken maken voor de dieren) * opdracht zelfstandig uitvoeren (eten en drinken maken voor de dieren) * (kort) geconcentreerd bezig zijn zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is * zelf eten en drinken voor de dieren maken
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
61
Act. 14
Act. 15
Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19
Act. 20
sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * hond en dieren helpen * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) * open staan voor nieuwe situaties en opdrachten (eten en drinken maken voor dieren van kinderboerderij) * accepteren dat je niet alles even goed kan werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (eten en drinken maken voor de dieren) * opdracht zelfstandig uitvoeren (eten en drinken maken voor de dieren) * (kort) geconcentreerd bezig zijn zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven als hulp nodig is * eten en drinken voor de dieren maken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * de hond en dieren helpen * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) * open staan voor nieuwe situaties en opdrachten (eten en drinken maken voor dieren van kinderboerderij) * accepteren dat je niet alles even goed kan werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (eten en drinken maken voor de dieren) * opdracht zelfstandig uitvoeren (eten en drinken maken voor de dieren) * (kort) geconcentreerd bezig zijn zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens verwoorden (Wat vind je van het gedichtje?) zelfstandigheid: vrij spelen met de kinderboerderij sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudig rollenspel spelen met de kinderboerderij * zorg voor de dieren werkhouding en concentratie: (kort) durend concentreren op gedichtje zelfstandigheid: zorg zelf voor de hond * aangeven als hulp nodig is * eten en drinken voor de dieren maken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * hond en dieren helpen * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten) * openstaan voor nieuwe situaties en opdrachten (eten en drinken maken voor dieren van kinderboerderij) * accepteren dat niet alles even goed kan werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (eten en drinken maken voor de dieren) * opdracht zelfstandig uitvoeren (eten en drinken maken voor de dieren) * (kort) geconcentreerd bezig zijn zelfstandigheid: zorg voor de hond * aangeven hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * eenvoudig rollenspel spelen (hond verzorgen en uitlaten, kunstjes doen) * open staan voor nieuwe situaties (Wat is er aan de hand op de kinderboerderij?) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens verwoorden (bij ontdekking babydieren) zelfstandigheid: zorg voor de dieren * aangeven als hulp gewenst is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de hond * eenvoudig rollenspel spelen (knuffelen van de babydieren) * open zijn voor nieuwe situaties (komst van de babydieren) zelfbeeld/identiteit: begrippen ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * gevoelens tonen zelfstandigheid: zorg voor de dieren * aangeven als hulp nodig is * vrij spelen met de kinderboerderij sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor de dieren * de dieren helpen * eenvoudig rollenspel spelen (met de dieren) werkhouding en concentratie: (kort) rustig spelen met de kinderboerderij * problemen oplossen tijdens het spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken* eigen gevoelens tonen (bij het afscheid nemen) zelfstandigheid: zorg voor de hond en de dieren * aangeven als hulp nodig is
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
62
sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorgt voor de hond en de dieren * kan de hond en de dieren helpen * kan eenvoudig rollenspel spelen (met de hond en de dieren) werkhouding en concentratie: (kort)durend spelen * zelf problemen oplossen tijdens het spelen
Thema ‘boodschappen doen’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (boodschappen) * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open zijn voor nieuwe situaties (het eten is opeens bijna op) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spelen (zelf bedenken welk eten er nodig is) zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (boodschappen bedenken, in de kast kijken) * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open zijn voor nieuwe situaties (lijstje maken voor de boodschappen) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spelen (Welk eten is er nodig? / Naar welke winkel?) zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen (boodschappen doen in de winkel) * zelf de boodschappen opzoeken, betalen bij de kassa * aangeven als hulp nodig is * sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudig rollenspel spelen * helpen * open voor nieuwe opdrachten (boodschappen doen) werkhouding en concentratie: spelen van nieuw spel * (kort) rustig spelen * zelf problemen oplossen tijdens het spelen (Waar en hoeveel moeten we betalen?) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens duidelijk maken (vertellen hoe je iets vond) zelfstandigheid: eigen ideeën aandragen * dingen zelf doen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken wat wel of niet in de winkel past werkhouding en concentratie: (voor een korte tijd) geconcentreerd meedenken met de plannen * eenvoudige problemen tijdens het plannen maken oplossen zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (supermarkt inrichten) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen werkhouding en concentratie: (kort) rustig bezig zijn (met het inrichten van de winkel) * zelf problemen oplossen zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (zelf boodschappenlijstje maken, boodschappen doen) * aangeven als hulp nodig is * ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: aangeven wat wel of niet op de boodschappenlijst moet * eenvoudig rollenspel spelen werkhouding en concentratie: ( korte tijd) geconcentreerd meedenken met de boodschappenlijst * (kort) rustig spelen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
63
Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11
Act. 12
Act. 13
zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (zelf winkels/afdelingen inrichten, zelf boodschappen maken) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken wat wel of niet in de winkel moet * open voor nieuwe opdrachten (afdelingen inrichten) * accepteren dat je niet alles even goed kan werkhouding en concentratie: (kort) rustig bezig zijn (met het inrichten van de winkel/afdeling) * zelf problemen oplossen * aan de slag met nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: dingen doen en bedenken (van klei etenswaren maken) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken wat wel of niet in de winkel moet komen * open voor nieuwe opdrachten (zelf etenswaren maken van klei) * trots zijn op wat lukt en ook accepteren dat je niet alles even goed kan (vormgeving kleien) werkhouding en concentratie: (kort)durend rustig bezig zijn (met het kleien) * zelf problemen oplossen * aan de slag met nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken (tijdens het rollenspel in de winkel) zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (zelf bedenken welke boodschappen nodig zijn en zelf uitzoeken) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken wat voor boodschappen je wilt hebben * open voor nieuwe opdrachten (zelf vragen stellen aan de groenteman) * eenvoudig rollenspel spelen werkhouding en concentratie: (kort) een rollenspel spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken (tijdens het rollenspel aan tafel)* eigen gevoelens tonen (of het eten lekker is) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling tonen voor anderen (Knuffie) * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen werkhouding en concentratie: kort een rollenspel spelen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (hoe de speelgoedwinkel is) zelfstandigheid: eigen ideeën aandragen * dingen zelf doen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken wat je (in de speelgoedwinkel) wilt hebben * open voor nieuwe opdrachten (zelf speelgoedwinkel inrichten) * helpen werkhouding en concentratie: kort, maar rustig bezig zijn met inrichten van speelgoedwinkel * zelf problemen oplossen * aan de slag met nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (welk speelgoed leuk is) zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (welk speelgoed je wilt) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: aangeven wat je (in de speelgoedwinkel) wilt hebben * open voor nieuwe opdrachten (vragen hoe duur iets is / prijskaartjes maken) * helpen werkhouding en concentratie: kort rustig bezig zijn (met het rollenspel in de speelgoedwinkel en het maken van de prijskaartjes) * zelf problemen oplossen * aan de slag met nieuwe dingen zelfstandigheid: zelf doen en bedenken (hoe duur bepaald speelgoed is) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: helpen * open voor nieuwe situaties en opdrachten (prijskaartjes maken bij het speelgoed) * zeggen wat je wilt
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
64
Act. 14
Act. 15
Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19 Act. 20
werkhouding en concentratie: kort rustig bezig zijn (met het maken van de prijskaartjes) * zelf problemen oplossen * aan de slag met nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (welk speelgoed je leuk vindt) * gevoelens bij anderen onderscheiden (dat Knuffie blij is met het speelgoed) zelfstandigheid: zelf dingen doen en bedenken (speelgoed uitkiezen voor 3 euro, zelf betalen) * aangeven als hulp nodig is * eigen ideeën aandragen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken je wilt hebben (in de speelgoedwinkel) * open voor nieuwe opdrachten (zelf voor 3 euro speelgoed uitkiezen) * (Knuffie) helpen werkhouding en concentratie: kort rustig een rollenspel spelen * zelf problemen oplossen * aan de slag met nieuwe dingen (speelgoed uitzoeken voor 3 euro) zelfbeeld/identiteit: (tijdens rollenspel) eigen emoties uiten zelfstandigheid: * zelf eenvoudig rollenspel te spelen met Knuffie in de winkel * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling voor anderen tonen * eenvoudige sociale gesprekjes voeren (binnen het rollenspel) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen * kort, rustig spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’, ‘wij’, ‘zij’ (oma) toepassen zelfstandigheid: zelfstandig de boodschappen opzoeken die op de lijstjes staan * dingen zelf doen * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: * helpen (oma helpen met haar boodschappen) werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd boodschappen van het lijstje opzoeken in de winkel * problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’, ‘wij’, ‘zij’ (oma) toepassen * eigen emoties uiten zelfstandigheid: zelf de boodschappen bij het juiste stippenkaartje leggen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: accepteren dat je niet alles even goed kunt * belangstelling en sympathie tonen (voor oma) * (oma) helpen * gevoelens van blijdschap bij oma onderscheiden * eigen emoties (blij om het geld dat je krijgt van oma) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het sorteren van de boodschappen * kort geconcentreerd bezig zijn (met het sorteren van de boodschappen) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’, ‘jij’ toepassen * eigen emoties uiten zelfstandigheid: zelf cadeautje uitzoeken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: basisgevoelens bij een ander waarnemen (Knuffie) * (Knuffie) helpen * aangeven wat je zelf wel of niet wilt werkhouding en concentratie: kort rollenspel spelen werkhouding en concentratie: kortaandacht opbrengen (voor gedichtje) zelfbeeld/identiteit: jezelf benoemen bij de foto’s als ‘ik’ ‘ik’, ‘wij’ enz. toepassen * eigen gevoelens bij de foto’s tonen zelfstandigheid: in eenvoudige taal iets vertellen bij de foto’s * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: sympathie voor anderen op de foto’s tonen * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd met iets bezig zijn (foto’s bekijken)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
65
Thema ‘op stap’
Act. 1
Act. 2
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8
zelfbeeld/identiteit: jezelf als ‘ik’ benoemen als je vertelt wat je graag wilt * eigen gevoelens tonen (blij, spanning) zelfstandigheid: zelf ideeën aandragen (logeren ) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe situaties (Knuffie komt logeren) * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (of Knuffie blij is, of hij logeren spannend vindt) * duidelijk maken wat je wel of niet wilt werkhouding en concentratie: plezier bij het spelen van nieuwe dingen * kort geconcentreerd meedenken zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken* eigen gevoelens tonen (blij omdat Knuffie komt) zelfstandigheid: bedenken wat er in de logeerkoffer moet sociaal gedrag/sociale vaardigheid: (Knuffie met het inpakken van de koffer) helpen * eenvoudige gevoelens waarnemen bij Knuffie * accepteren als je iets niet goed kan (bijv. inpakken koffer) werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen (bij het inpakken van de koffer) zelfbeeld/identiteit: ‘wij’ gebruiken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe opdrachten (lopen en oversteken) * samenwerken (elkaar helpen bij het samen lopen en oversteken) werkhouding en concentratie: een spel kort en geconcentreerd meespelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken* eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: aangeven wat je leuk vindt * zelf plannen (voor de vakantie) bedenken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: op je beurt wachten (als ‘Knuffie’ iets wil zeggen) * aangeven wat je wel of niet wilt werkhouding en concentratie: actief meedenken met plannen maken sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudig rollenspel spelen * je aan de regels (van het oversteken) houden * accepteren dat je nog niet alles even goed kunt werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen (als de auto kapot blijkt te zijn) zelfstandigheid: zelf oversteken * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudig rollenspel spelen * open voor nieuwe situaties (auto is kapot, we gaan opeens met de bus) * anderen helpen (bij het oversteken en het vast maken van de gordel) * je aan de regels van het oversteken houden werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (alles over de bus) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (over het op reis gaan met de bus) zelfstandigheid: zelf oversteken * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: anderen helpen (Knuffie helpen bij het oversteken) je aan de regels van het oversteken houden * op je beurt wachten (bijv. bij stempelen strippenkaart) werkhouding en concentratie: een spel kort meespelen * zelf problemen oplossen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudig rollenspel spelen (uitbeelden van het sturen, remmen in het liedje)
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
66
Act. 9
Act. 10 Act. 11
Act. 12
Act. 13
Act. 14
Act. 15
Act. 16
werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (liedje) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken (vanuit de rol van chauffeur) zelfstandigheid: tijdens spel nieuwe dingen uitproberen * zelf het spel spelen * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudig rollenspel spelen * (de knuffels) helpen * accepteren als iets je even niet lukt * duidelijk maken wat je wel en niet wilt werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd spelen * zelf problemen oplossen * zelf het spel leiden zelfstandigheid: zelf dingen vertellen (over de trein) werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd vertellen (bij de praatplaat) zelfstandigheid: zelf vragen beantwoorden en spullen voor het spel klaarleggen * ervaren wat je zelf wel en niet kunt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenwerken (taakverdeling: jij doet dit en ik doe dat) * accepteren als je iets niet goed kan werkhouding en concentratie: kort, rustig bezig zijn met taak * zelf problemen oplossen (bij het klaarleggen) zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen tijdens spel zelfstandigheid: zelf dingen doen (oversteken) * ervaren wat je wel/niet kunt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: meespelen in eenvoudig rollenspel * zelf een deel van het spel leiden (oversteken) werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd spelen * zelf een deel van het spel leiden (oversteken) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken in het spel * in het spel eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen in het spel * zelf de rollen in het spel vormgeven * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samen spelen * anderen helpen * in het spel aangeven wat je wel en niet wilt werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd een rollenspel spelen * zelf problemen oplossen tijdens het spel zelfbeeld/identiteit: eigen emoties tonen naar aanleiding van gedichtje werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen (gedichtje) * geconcentreerd luisteren naar gedichtje zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen over op reis gaan zelfstandigheid: zelf ideeën aandragen voor de grote reis * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe opdrachten * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (of Knuffie iets leuk vindt) * duidelijk maken wat je wel of niet leuk vindt werkhouding en concentratie: geconcentreerd meedenken * zelf problemen oplossen zelfstandigheid: zelf de koffer inpakken * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling voor wat anderen aangeven * samenwerken (taakverdeling: jij doet dit en ik doe dat) * helpen werkhouding en concentratie: inpakken van de koffer * concentratie tijdens het spelletje ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’ * problemen oplossen tijdens het inpakken
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
67
Act. 17
Act. 18
Act. 19
Act. 20
zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ in het spel gebruiken * in het spel eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelf de rollen in het spel vormgeven * zelf (een deel van) het spel leiden * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samen spelen * anderen helpen * in het spel aangeven wat je wel en niet wilt werkhouding en concentratie: zelf problemen oplossen tijdens het spel * kan kort, geconcentreerd spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’, ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken in het spel * in het spel eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelfstandig aan- en uitkleden * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling en sympathie voor de anderen tonen * delen en samenspelen * zorg voor Knuffie * accepteren als je even iets niet goed lukt werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd spelen * zelf problemen oplossen tijdens het spel zelfbeeld/identiteit: ‘ik’, ‘jij’ en ‘wij’ in het spel gebruiken * in het spel eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelfstandig aan- en uitkleden * werken met het (reis)schema * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling en sympathie voor de anderen in het spel tonen * delen en samenspelen * zorg voor Knuffie * accepteren als er even iets niet goed lukt werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd spelen * zelf problemen oplossen tijdens het spel zelfbeeld/identiteit: ‘ik’, ‘jij’ en ‘wij’ tijdens het vertellen bij de foto’s gebruiken* (bij het napraten over de foto’s) eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelf de koffer inpakken van Knuffie * zelf vertellen bij de foto’s sociaal gedrag/sociale vaardigheid: tijdens het vertellen bij de foto’s belangstelling tonen voor de ander * tijdens het vertellen bij de foto’s op je beurt wachten * zorg voor Knuffie * eenvoudige gevoelens bij Knuffie waarnemen werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd vertellen
Thema ‘feest’
Act. 1
Act. 2
zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (over het komende feest) zelfstandigheid: dingen zelf willen doen (ideeën aangeven voor het feest van Knuffie, kruisje zetten) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling tonen voor de ander (verjaardag Knuffie) * iets leuks bedenken voor het feest om Knuffie blij te maken * open voor nieuwe situaties en opdrachten werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd meedenken (over de feestplannen) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘wij’ gebruiken * gevoelens tonen (over het komende feest) * verschil tussen de basisemoties kennen zelfstandigheid: zelf cadeautjes inpakken * mening geven * aangeven als hulp nodig is * zelf een tekening maken
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
68
Act. 3 Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
Act. 11 Act. 12
Act. 13
sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling voor anderen tonen * (voor Knuffie) zorgen * inleven in eenvoudige gevoelens (of Knuffie blij zal zijn met het speelgoed) * accepteren als je iets niet goed lukt werkhouding en concentratie: bezig zijn met nieuwe dingen (tellen) * kort rustig bezig zijn (met inpakken / het maken van een tekening) * problemen oplossen tijdens het inpakken zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen * basisemoties onderscheiden (blij) zelfstandigheid: zelf kruisje zetten op overzicht zelfstandigheid: ideeën hebben (hoe de feesthoed moet worden) * met nieuwe opdrachten experimenteren (feesthoed maken) werkhouding en concentratie: kort, rustig werken (aan feesthoed) zelfbeeld/identiteit: eenvoudige gevoelens onder woorden brengen (spannend, blij) werkhouding en concentratie: kort meepraten tijdens gesprekje zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen (blij zijn, mooi of niet mooi) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samen spelen (verstoppertje, feliciteren) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken* herkennen van eenvoudige gevoelens en die verwoorden (leuk, blij, gezellig) zelfstandigheid: experimenteren (met maken van slingers en vlaggen) * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: accepteren als je niet alles even goed kunt (tijdens knutselen) * zeggen wat je wel en niet wilt werkhouding en concentratie: kort en rustig werken tijdens het knutselen * problemen oplossen tijdens het knutselen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (over het komende feest) zelfstandigheid: slingers ophangen * aangeven als hulp nodig is * ervaren wat je wel en niet zelf kunt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe opdrachten (ophangen slingers) * accepteren als er even iets niet lukt werkhouding en concentratie: aanpakken van nieuwe dingen * geconcentreerd bezig zijn met het versieren van de kamer * zelf problemen oplossen zelfstandigheid: experimenteren (bij het maken van de taart) * aangeven als hulp nodig is werkhouding en concentratie: kort, rustig werken (aan de taart) * problemen oplossen tijdens het werken zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen (over het feest) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: meespelen met rollenspel (verjaardag Knuffie) * gevoelens bij anderen waarnemen werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd meespelen in rollenspel sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenwerken en samenspelen in het rollenspel * feliciteren, aankijken, cadeautje geven zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (over het feest) zelfstandigheid: zelf bedenken wie er mogen komen en uitnodigingen maken werkhouding en concentratie: kort en rustig bezig zijn met het maken van de uitnodigingen * problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (over de cadeautjes) zelfstandigheid: zelf bedenken wat er in de pakjes zit
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
69
Act. 14
Act. 15
Act. 16
Act. 17
Act. 18
Act. 19
Act. 20
sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenwerken en samen spelen * feliciteren, aankijken, cadeautje geven, bedanken werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ gebruiken * basisemoties onderscheiden zelfstandigheid: aangeven wat er gaat gebeuren (met behulp van het plan) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: rollenspel van het taart eten vorm geven werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd spelen * problemen oplossen tijdens het spelen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ en ‘jij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen (spanning, blij) zelfstandigheid: ervaren wat jezelf al kunt sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samen verstoppertje spelen * op je beurt wachten * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * accepteren dat iets je niet goed lukt werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd meedoen aan het spel zelfstandigheid: vertrouwen hebben in eigen kunnen * aangeven als hulp nodig is (bij het tellen) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: helpen (bij het tellen) * accepteren dat het tellen niet altijd goed lukt * op je beurt wachten werkhouding en concentratie: kort concentreren op het telspel zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen tijdens het muziek maken zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen om eigen grenzen te ontdekken * duidelijk maken wat je wel en niet wilt zelfbeeld/identiteit: jezelf benoemen als ‘ik’ tijdens het interactieve voorlezen * gevoelens tonen tijdens verhaal sociaal gedrag/sociale vaardigheid: eenvoudige gevoelens waarnemen bij anderen (in het verhaal) werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd luisteren naar het verhaal zelfstandigheid: vertrouwen in eigen kunnen * dingen zelf doen * meehelpen met opruimen van materialen * aangeven als hulp nodig is bij het opruimen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenwerken tijdens het opruimen werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd meehelpen met opruimen * problemen oplossen tijdens het werken * een eenvoudige opdracht zelf uitvoeren zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ gebruiken tijdens het vertellen bij de foto’s * eigen gevoelens tonen bij het napraten werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd meedoen aan gesprek * zelfstandig een tekening maken over het thema
Thema ‘naar school’
Act. 1
Act. 2
zelfbeeld/identiteit: gevoelens tonen over de uitnodiging voor Knuffie sociaal gedrag/sociale vaardigheid: zorg voor anderen (Knuffie) * Knuffie helpen bij het naar school gaan * open voor nieuwe situaties * inleven in gevoelens van anderen (Knuffie) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen over de eerste schooldag van Knuffie sociaal gedrag/sociale vaardigheid: naar anderen kijken * belangstelling en sympathie tonen voor anderen * Knuffie helpen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
70
Act. 3
Act. 4
Act. 5
Act. 6
Act. 7
Act. 8
Act. 9
Act. 10
werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ gebruiken * eigen gevoelens tonen over het naar school gaan sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe situaties * gevoelens van spanning * afscheid nemen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen over de eerste schooldag zelfstandigheid: zelf jas ophangen, zelf naamkaartje uitzoeken, zelf naar de wc gaan sociaal gedrag/sociale vaardigheid: open voor nieuwe situaties * omgaan met afscheid nemen * anderen helpen werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen zelfbeeld/identiteit‘: ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: dingen zelf doen * aangeven als hulp nodig is * zelf jas aanuitdoen / naar de wc gaan sociaal gedrag/sociale vaardigheid belangstelling tonen voor andere kinderen * (met vertellen) op je beurt wachten werkhouding en concentratie: in de kring kort meedoen met de kringactiviteit zelfbeeld/identiteit: ontdekken van verschillen en overeenkomsten tussen jezelf en andere kinderen in de groep zelfstandigheid: zelf naamkaartje opzoeken * ervaren wat je zelf kan sociaal gedrag/sociale vaardigheid: tijdens kringgesprek belangstelling voor anderen tonen * zelf jas aan-uitdoen / naar wc werkhouding en concentratie: kort, geconcentreerd meedoen tijdens de kringactiviteit zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen * dingen zelf doen * jezelf kunnen redden sociaal gedrag/sociale vaardigheid: belangstelling voor andere kinderen tonen* eenvoudig spel met de ander spelen * vrienden maken * eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen * duidelijk maken wat je wilt/niet wilt werkhouding en concentratie: leren van nieuwe dingen * zelf problemen oplossen zelfstandigheid: meedenken wat er in de hoeken moet komen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: op je beurt wachten * open staan voor het maken van plannen werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd meedoen met het maken van plannen * zelf problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelf de hoeken inrichten * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: anderen helpen * aan de ander duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd bezig zijn met het inrichten van de hoeken * zelf problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken* eigen gevoelens tonen zelfstandigheid: zelf jas aan-uitdoen / naar de wc gaan * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenspelen met een ander in de hoeken * delen met speelgoed * zorg voor anderen
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
71
Act. 11
Act. 12
Act. 13
Act. 14
Act. 15
Act. 16
Act. 17
werkhouding en concentratie: kort en rustig spelen in de hoeken * zelf problemen oplossen tijdens het spelen * eenvoudige opdracht zelfstandig uitvoeren (kaartje van de huishoek zoeken) zelfstandigheid: dingen zelf doen (liedje zingen, vertellen, spelen in de bouwhoek) sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samen spelen * zorg voor anderen * aan de ander duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: spelen met nieuwe dingen * kort en rustig spelen in de bouwhoek * zelf problemen oplossen zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen (welk boek je leuk vindt) zelfstandigheid: zelf jas aan de kapstok hangen / zelf kaartjes ophangen bij de juiste hoek / zelf naar de wc gaan sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenspelen met een ander in de hoeken * delen van speelgoed * zorg voor anderen * (sociale) vragen stellen aan de ander werkhouding en concentratie: kort en rustig spelen in de hoeken * problemen oplossen tijdens het spelen * eenvoudige opdracht zelfstandig uitvoeren (kaartje van de boekenhoek zoeken) zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken zelfstandigheid: nieuwe dingen uitproberen (opruimen, voorlezen op de stoel) * dingen zelf doen * meehelpen met opruimen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenspelen met een ander in de hoeken * beetje delen van speelgoed * op je beurt wachten (tijdens vertellen) * open voor nieuwe situaties en opdrachten (liedje zingen, boekje voorlezen) werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd bezig zijn * problemen oplossen tijdens het werken en spelen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen tijdens het buitenspelen zelfstandigheid: zelf jas aan-uitdoen * meehelpen met opruimen van materialen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenspelen buiten * delen van buitenspeelgoed op je beurt wachten als speelgoed in gebruik is werkhouding en concentratie: kort geconcentreerd buitenspelen * zelf problemen oplossen tijdens het spelen zelfstandigheid: zelf naar de wc gaan * meehelpen met opruimen van materialen * aangeven als hulp nodig is sociaal gedrag/sociale vaardigheid: duidelijk maken wat je wel/niet wilt werkhouding en concentratie: kort, maar geconcentreerd werken * problemen oplossen tijdens het werken. zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (bij het liedje) zelfstandigheid: zelf naar de wc gaan, eten en drinken * meehelpen met opruimen * zelf kiezen in welke hoek je wilt spelen sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenspelen in de hoeken * op je beurt wachten * anderen helpen tijdens het spelen werkhouding en concentratie: kort, maar geconcentreerd meezingen met het liedje / spelen in de hoeken zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * eigen gevoelens tonen tijdens het spel (spanning, blijheid) zelfstandigheid: zelf manieren bedenken om naar de overkant te gaan (‘Schipper mag ik overvaren?’) * zelf eten en drinken / (gym)schoenen aantrekken
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
72
Act. 18 Act. 19
Act. 20
sociaal gedrag/sociale vaardigheid: samenwerken met anderen * spelregels van ‘Schipper mag ik overvaren?’ toepassen * open voor het leren van een nieuw spel werkhouding en concentratie: korte tijd geconcentreerd meespelen met het spel zelfbeeld/identiteit: gevoelens tonen (als je een pluim een sticker krijgt) zelfstandigheid: opdrachtjes van ‘de juf’ zelf uitvoeren zelfbeeld/identiteit: ‘ik’ ‘jij’ en ‘wij’ gebruiken * gevoelens tonen bij ‘ruzie zoeken’ sociaal gedrag/sociale vaardigheid: de regel ‘samen spelen samen delen’ toepassen * meepraten over het oplossen van problemen zelfbeeld/identiteit: eigen gevoelens tonen (diploma) zelfstandigheid: zelf aangeven wat je wil doen in de klas werkhouding en concentratie: concentratie tijdens het spelen
EINDE
VoorSprong - activiteiten bij ontwikkelingsdomeinen
73