Voorlopige uitgangspunten voor de pilots wijk- en buurthuizen en jongerencentra 30 mei 2007 Inleiding Het college wil nieuw beleid voor wijk- en buurthuizen en jongerencentra (hierna: welzijnsaccommodaties) ontwikkelen. Het idee is op basis van enkele voorlopige beleidsuitgangspunten vijf pilots uit te voeren. In deze pilots worden deze uitgangspunten op het niveau van een individuele accommodaties uitgewerkt in bedrijfsplannen. De resultaten, ervaringen en inzichten die via de pilots worden opgedaan, worden vervolgens gebruikt om het accommodatiebeleid aan te scherpen. Voor de uitvoering van de pilots zijn een aantal richtinggevende kaders nodig. De gemeente Helmond kent op dit moment geen specifiek accommodatiebeleid voor welzijnsaccommodaties. Het huidige beleid van de gemeente is versnipperd en verspreid over verschillende beleidsnotities ( Opiniërende nota Toekomst wijkaccommodaties (2005), Bedrijfsplan Vastgoed, Subsidieprogramma Jeugd, Zorg en Welzijn 2007). Doel van deze notitie is om de belangrijkste uitgangspunten van het huidige beleid samen te voegen en deze waar nodig aan te scherpen. Deze uitgangspunten vormen het vertrekpunt voor de pilots. De resultaten en ervaringen van de pilots zullen leren of en hoe de uitgangspunten in de toekomst bruikbaar zijn voor het nieuwe accommodatiebeleid. De voorlopige uitgangspunten hebben betrekking op: 1. De positionering van wijk- en buurthuizen en jongerencentra 2. De spreiding van wijk- en buurtaccommodaties binnen de gemeente; 3. De programmering van activiteiten binnen de wijk- en buurtaccommodaties; 4. Het beheer en de exploitatie van de wijk- en buurtaccommodaties. 5. Financiering van wijk- en buurtaccommodaties en jongerencentra 1. Positionering van wijk en buurthuizen De stads(re)visie Helmond 2015 verwoordt de ambitie dat alle inwoners van Helmond zich veilig voelen, prettig met elkaar samenleven en zich medeverantwoordelijk voelen voor de stad. Deze algemene doelstelling vormt de basis voor het bestaan van wijk- en buurthuizen. Wijk- en buurthuizen dienen volgens de opiniërende nota ‘Toekomst Wijkaccommodaties (2005) een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid, de sociale samenhang en de kwaliteit in de wijken. Uitgangspunt is dat niet het gebouw voorop staat, maar de maatschappelijke functie van de voorziening. Volgens de opiniërende nota leveren wijk- en buurthuizen een bijdrage aan het realiseren van gemeentelijke doelen en zijn daarmee een instrument van gemeentelijk beleid. Bij de uitvoering van de activiteiten die plaatsvinden binnen de muren van de wijk- en buurthuizen dient vervolgens zoveel mogelijk aangesloten te worden bij de wensen en behoeften van de wijkbewoners. De gemeente stuurt hierop via subsidieverlening in het kader van o.a. het jeugdbeleid, ouderenbeleid. Ook voor jeugd- en jongerencentra geldt dat niet het gebouw, maar de maatschappelijke functie voorop staat en dat de accommodaties een instrument van gemeentelijk beleid zijn. De jeugd- en jongerencentra zijn primair gericht op de doelen van het jongerenbeleid en bedoeld voor activiteiten voor en door jongeren. Daarnaast kunnen de accommodaties ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zolang daarmee het gebruik voor jeugd- en jongerenactiviteiten niet in het gedrang komt.
Uitgangspunt 1 voor de pilots: Positionering wijk- en buurthuizen en jongerencentra Wijk- en buurthuizen en jongerencentra zijn een instrument van gemeentelijk beleid met als doel het vergroten of behouden van de leefbaarheid en sociale cohesie in de wijk en in de stad. De wijk- en buurthuizen vervullen een voorwaardenscheppende rol. Ze huisvesten activiteiten en voorzieningen van wijk en buurtverenigingen, vrijwilligersorganisaties, doelgroeporganisaties en andere ongeorganiseerde burgers en professionele instellingen (zoals SWH, SWOH, MaDiHP), die bijdragen aan onze doelen van lokaal sociaal beleid.
Behoort bij Raadsvoorstel 84 - 2007
1
2. Spreiding van wijk- en buurthuizen over de stad In totaal heeft de gemeente Helmond 15 wijk- en buurtaccommodaties en 7 jongerenaccommodaties verspreid over de Helmondse wijken. Elke wijk heeft op dit moment minstens een wijkhuis. Aan de verspreiding ligt geen spreidingsnorm ten grondslag. De opiniërende nota ‘Toekomst Welzijnsaccommodaties’ stelt dat kwalitatieve overwegingen (aarde van de wijkbevolking, historie van de wijk, omvang en aard van de activiteiten, geografische barrières etc.) zwaarder wegen dan een kwantitatieve norm. Onderzoek leert dat eenduidige normen voor de verdeling van wijk- en buurtcentra eigenlijk niet bestaan. Deloitte ICS Adviseurs hanteert in zijn onderzoek voor de gemeente Helmond uit 2004 een kengetal van een wijkvoorziening per 6.000 inwoners. Eindhoven bijvoorbeeld hanteert de VNG norm, die uitgaat van een buurthuis per 4.000-7.000 inwoners. En een onderzoek van Radar Advies voor de gemeente Deventer (2005) komt tot de volgende normen: buurthuizen (1/10.000 inwoners); dienstencentrum voor ouderen (1/15.000 inwoners); jongerencentrum (1/20.000 inwoners) en jongerenruimtes (1/10.000 inwoners). Gelet op het bovenstaande en op grond van het eerste uitgangspunt dat niet het gebouw voorop staat, maar de maatschappelijke functie, wordt voor de pilots de huidige verdeling van wijk- en buurthuizen als uitgangspunt genomen. Als uit een toekomstige analyse van het gebruik van wijk- en buurtcentra blijkt dat de kwaliteit van de bestaande wijk- en buurtcentra te verbeteren is door het clusteren of saneren van het aantal voorzieningen of juist het vergroten van het aantal voorzieningen, dan kan het uitgangspunt van de huidige verdeling losgelaten worden. Dit geldt ook voor de jongerencentra. Uitgangspunt 2 voor de pilots: spreiding van wijk- en buurthuizen De huidige verdeling van wijk- en buurtcentra en jongerencentra over de stad blijft t.b.v. de pilots gehandhaafd (geen sanering, clustering, uitbreiding etc.).
3. De programmering van activiteiten binnen welzijnsaccommodaties Leidend voor de programmering van activiteiten binnen wijk- en buurthuizen en jongerencentra zijn vigerende beleidsnota’s als Lokaal sociaal beleid (2004), Sociaal kapitaal (2005), integraal jeugdbeleid (2005) en de (in ontwikkeling zijnde) meerjarennota Wmo (2007). Op grond van deze beleidsnota’s subsidieert de gemeente via het Subsidieprogramma Jeugd, Zorg en Welzijn jaarlijks tal van activiteiten en voorzieningen van vrijwilligers- en professionele organisaties. Deze activiteiten zijn globaal gezien in te delen in vier categorieën. Binnen een activiteit is er vaak overlap tussen verschillende categorieën: 1. Agogische activiteiten; Dit betreft activiteiten waar op professionele basis wordt gestreefd naar verbetering van een bestaande toestand. O.a. inzet van ouderen-, buurt- en jongerenwerkers, maatschappelijk werk (signalering, preventie, participatie, educatie, voorlichting). 2. Club- en buurthuiswerk; Heeft vooral een educatieve functie, waarbij het “leren” voorop staat. 3. Ontspanning en ontmoeting;Deze activiteiten hebben vooral tot doel het “vermaak” van de deelnemers. Door de grote aantrekkingskracht van de activiteiten is de drempel tot participatie van de deelnemers klein. 4. Overige activiteiten.Hieronder vallen alle andere, o.a. paracommerciële activiteiten. De huidige praktijk leert dat de gemeente Helmond op dit moment bij de meeste welzijnsaccommodaties onvoldoende stuurt op de programmering van gesubsidieerde activiteiten die plaats vinden in accommodaties. In principe kan het in de huidige situatie voorkomen dat alle ruimtes binnen een wijk- of buurthuis gebruikt worden voor activiteiten in het kader van ontspanning en ontmoeten en dat er geen ruimte is voor professionele agogische activiteiten (of omgekeerd). Een logische consequentie van het positioneren van wijkaccommodaties als instrument van gemeentelijk beleid (zie uitgangspunt 1) is dat de gemeente meer stuurt op de
Behoort bij Raadsvoorstel 84 - 2007
2
programmering van de activiteiten. Dit wil niet zeggen dat de gemeente het aanbod bepaalt, maar wel dat de gemeente meer stuurt op o.a.: - de verdeling van ruimten en faciliteiten voor verschillende categorieën van activiteiten (bijv. bij beperkte ruimte geniet agogisch werk de voorkeur boven andere categorieën); - de toegankelijkheid voor bepaalde organisaties (bijv. vrijwilligersorganisaties uit de wijk hebben voorrang boven organisaties/verenigingen uit andere wijken);. - de beschikbaarheid van open inloop (bijv. er is binnen de programmering voldoende ruimte voor open inloop, waarbij openingstijden zijn afgestemd met de wijkbewoners). Mocht er nog ruimte onbenut zijn in een wijk- of buurthuis of jongerencentrum, dan is ook het gemeentelijke streven naar een zo’n hoog mogelijke bezettingsgraad van belang. In die gevallen dient verhuur van ruimten aan derden zoveel mogelijk gestimuleerd te worden, binnen de randvoorwaarden van de notitie paracommercie. Gelet op een gunstige exploitatie van de wijk- en buurthuizen wordt in het huidige subsidieprogramma gestreefd naar een bezettingsgraad van tenminste 50% voor de wijkaccommodaties die SWH beheert. Vraag is echter of dit percentage bruikbaar is voor de pilots en wat we er precies onder verstaan. Wel of niet relateren aan gebezigde openingstijden, wel of niet beperken tot activiteitenruimten? Zo ook is bekend dat sommige gebouwen geen horizontale programmering van activiteiten toelaten. Onderzoek leert dat er geen eenduidige (best practise) definitie en norm voor bezettingsgraden en openingstijden zijn. Het is de gemeente die de norm bepaalt. Wellicht dat we kunnen toewerken naar een typologie van wijk- en buurthuizen en jongerencentra, waarbij voor elk type andere normen gelden voor openingstijden en bezettingsgraden (o.a. afhankelijk van aantal inwoners, soort doelgroepen, type gebouw). De definitieve beleidskaders dienen uiteraard wel uitsluitsel te geven over definitie en normen van openingstijden en bezettingsgraden. Uitgangspunten 3 voor de pilots mbt programmering van activiteiten • De gemeente Helmond kiest ervoor meer invloed uit te oefenen op de programmering van activiteiten in de welzijnsaccommodaties die betrokken zijn bij de pilots, conform de vraag van de wijk en gemeentelijk beleid. Een verdere uitwerking hiervan kan bijvoorbeeld zijn: •
• • • •
De uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde agogische activiteiten hebben prioriteit bij de verdeling van ruimten; activiteiten voor buurt- en clubhuiswerk en ontspanning en vermaak (inclusief open inloop) gaan voor overige (paracommerciële) activiteiten; (vrijwilligers)organisaties uit de eigen wijk met activiteiten voor eigen kring of wijk hebben voorrang boven organisaties die niet uit de wijk afkomstig zijn; de wijk). Openingstijden zijn meer afgestemd op de vraag uit de wijk. Dit betekent dat zij ook s’ avonds en in de weekend meer open zijn. De bezettingsgraad van alle activiteiten binnen een wijk- of buurthuis of jongerencentum is voldoende (nog te definiëren). Ruimtes worden zoveel mogelijk functioneel gebruikt, in uitzonderingen is het mogelijk een ruimte te oormerken voor een bepaalde doelgroep
5. Beheer en exploitatie van welzijnsaccommodaties De gemeente maakt op dit moment bij het beheer en de exploitatie van gemeentelijke accommodaties onderscheid tussen instandhouding van de accommodaties en beheer en exploitatie van de accommodaties. De afdeling Grondzaken/Vastgoed is verantwoordelijk voor het groot onderhoud, de verzekeringen en de belasting en int de huurprijs bij de hoofdhuurder (de beheerder/ beheerstichting). Dit wordt ook wel de instandhouding van de accommodaties genoemd. Voor de pilots wordt ook dit uitgangspunt gehanteerd. Behoort bij Raadsvoorstel 84 - 2007
3
Voor wat betreft exploitatie en beheer kennen de welzijnsaccommodaties uiteenlopende organisatiewijzen. Voor de pilots gaan we niet uit van een uniforme organisatiewijze van beheer en exploitatie, verdergaande professionalisering van beheer of wijziging van de (gecontracteerde) professionele beheerder. De pilots dienen wel inzicht te geven in hoeverre zo’n ontwikkeling wenselijk is. In de pilots is wel het streven dat voor bestuur en beheer van de accommodatie zoveel mogelijk vrijwilligers (wijkbewoners) worden ingezet. De grenzen van de inzet van vrijwilligers verschillen per accommodatie. Belangrijke aspecten zijn de intensiteit en duur van de inzet van vrijwilligers en de verantwoordelijkheid die vrijwilligers dragen bij de uitvoering van activiteiten. Als inzet van vrijwilligers niet mogelijk is (vanwege het aantal beschikbare mensen) of niet verantwoord is (gelet op de verantwoordelijkheid, kan gebruik worden gemaakt van professionele ondersteuning. De begrippen beheer en exploitatie worden vaak in een adem genoemd. Om begripsverwarring te voorkomen definiëren we de begrippen als volgt: Onder het beheer wordt verstaan: de verdeling van taken en verantwoordelijkheden gericht op het openstellen van een accommodatie. De taken en verantwoordelijkheden kunnen worden uitgesplitst naar: • Huisvesting (groot onderhoud, heffingen, belastingen, verzekeringen -> dit onderdeel van beheer is in Helmond de verantwoordelijkheid van het team vastgoed). • Diensten (klein onderhoud, ruimtebeheer, energie & water, telefonie, bewaking, schoonmaak, post, afval, interne dienst, bar). • Middelen (inventaris, bekabeling, kantoorartikelen, ict, speelvoorzieningen). Onder exploitatie wordt verstaan: de verdeling van kosten naar de gebruikers met als doel om een gebouw kostenefficiënt (en kostentransparant) te laten draaien. Doel van de pilots is o.a. om het beheer en de exploitatie binnen de betreffende wijk- en buurthuizen te verbeteren. Voor het beheer betekent deze doelstelling dat er nog duidelijkere onderlinge afspraken tussen gebruikers en beheerders gemaakt moeten worden over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden voor diensten en middelen. Voor de exploitatie kan deze doelstelling grofweg twee zaken betekenen: 1. of er wordt met (ten hoogste) evenveel middelen een hogere bezettingsgraad bereikt; 2. of de huidige bezettingsgraad wordt met minder middelen bereikt. Uitwerking via de pilots zal moeten leren op welke wijze in de praktijk hiervoor oplossingen gevonden gaan worden. Uitgangspunt 4 voor de pilots mbt beheer en exploitatie Tussen eigenaar, beheerder en gebruiker zijn duidelijke afspraken over de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling voor huisvesting, diensten en middelen (zie hiervoor). Daarbij is het doel om de accommodatie op een kostenefficiënte en transparante wijze te laten 5.Financiering draaien. De taken en verantwoordelijkheden in het kader van het groot onderhoud of instandhouding van de accommodatie zijn en blijven ondergebracht bij de gemeentelijke organisatie (team vastgoed, afdeling grondzaken); De gemeente streeft ernaar dat accommodaties voor het operationele beheer van wijkhuizen en jongerencentra zoveel mogelijk gebruik te maken van de inzet van vrijwilligers. Wanneer inzet van vrijwilligers niet mogelijk of niet verantwoord is, is ondersteuning op aanvraag mogelijk.
5. Financiering van welzijnsaccommodaties
Behoort bij Raadsvoorstel 84 - 2007
4
Op dit moment is de bepaling van de hoogte van de subsidie voor exploitatie en beheer van de welzijnsaccommodaties nauwelijks meer concreet aan te geven (met uitzondering van de meest recente accommodaties). Ongetwijfeld zijn de eerder bepaalde bedragen mede gebaseerd op de toen berekende exploitatielast van de accommodatie. Dat uitgangspunt is nog steeds aanwezig, maar de herleiding daarvan zou aan de hand van de exploitatierekeningen en begrotingen opnieuw kunnen worden vastgesteld. Dit gebeurt in de pilots in de vorm van bedrijfsplannen. De gemeente brengt op dit moment nog geen uniforme huurprijs in rekening voor de huur van de accommodatie. Het beleid vanuit Vastgoed is erop gericht om marktconforme huren in te voeren. Daar waar dit reeds gebeurt vindt compensatie plaats via subsidieverlening in het kader van het welzijnsbeleid. Uitgangspunt 5 m.b.t. financiering Subsidiëring van de exploitatie vindt plaats aan de hand van een activiteitenprogramma en een transparante exploitatierekening en begroting in een bedrijfsplan.
Behoort bij Raadsvoorstel 84 - 2007
5