Voorlopig of Voorgoed? Het Effect van de (On)omkeerbaarheid van een Beslissing op het Creatief en Analytisch Vermogen. N.S. van Knapen Universiteit van Amsterdam
STUDENT naam collegekaartnummer telefoonnummer e-mailadres
: : : :
BEGELEIDER(S) binnen ProgrammaGroep (verplicht) : 2e beoordelaar (indien bekend) : onderzoeksinstelling / locatie : DATUM
:
Nina Sophie van Knapen 6054862 06-13206819
[email protected]
dr. F. van Harreveld Universiteit van Amsterdam 31 MAART 2015
Samenvatting Mensen nemen allerlei beslissingen. Sommige beslissingen zijn voorlopig, andere zijn definitief. In het huidige onderzoek is met behulp van de regulatory focus theory bekeken wat het effect is van het maken van een (on)omkeerbare beslissing op creativiteit en analytisch denken. Hierbij werd getracht de resultaten uit een eerder onderzoek van Bullens en van Harreveld (2014) te repliceren. Van de 80 deelnemers maakte de helft een voorlopige beslissing en de andere helft een definitieve beslissing. Vervolgens kregen zij een creatieve taak (Brick Task) en een analytische taak (GRE Analytical Task) voorgelegd. Uit de resultaten kwam naar voren dat het maken van een voorlopige beslissing leidde tot meer creativiteit. Daarnaast bleek dat het maken van een (on)omkeerbare beslissing niet van invloed is op het analytisch vermogen. Dit is in strijd met eerdere bevindingen uit het onderzoek van Bullens en van Harreveld (2014). Mogelijke verklaringen hiervoor zijn bediscussieerd.
1
In de huidige maatschappij zijn veel van de beslissingen die wij maken voorlopig. Ben je als consument niet 100% tevreden? Dan heb je vaak de mogelijkheid om je bestelling tot 30 dagen na ontvangst te retourneren. Neem je als werkgever een nieuwe werknemer aan? Dan krijgt de werknemer in veel gevallen een tijdelijk contract aangeboden zodat je als werkgever nog op je beslissing kunt terugkomen. Daartegenover maken we ook veel definitieve beslissingen. Denk hierbij aan het laten zetten van een tatoeage of het krijgen van kinderen. Wanneer individuen voor de keuze worden gesteld of ze een definitieve of een voorlopige beslissing willen maken, zullen de meesten de voorkeur geven aan een voorlopige beslissing (Gilbert & Ebert, 2002). Het lijkt een geruststellend idee om van gedachten te kunnen veranderen, maar onderzoek toont aan dat het maken van voorlopige beslissingen lang niet altijd tot positieve uitkomsten leidt (Bullens, van Harreveld & Förster, 2011; Gilbert & Ebert, 2002). Recent onderzoek naar (on)omkeerbare beslissingen wijst bijvoorbeeld op negatieve consequenties voor tevredenheid met de keuze. Na het maken van een voorlopige beslissing waren mensen minder tevreden met hun keuze dan na het maken van een definitieve beslissing (Bullens et al., 2011). Bovendien blijkt uit een vervolgstudie van Bullens, van Harreveld, Förster en van der Pligt (2013) dat personen die een voorlopige beslissing maken zich voornamelijk focussen op de negatieve aspecten van hun gekozen alternatief en op de positieve aspecten van het afgewezen alternatief. Evenzo blijkt dat personen die een definitieve beslissing moeten maken zich juist richten op de positieve aspecten van hun keuze en op de negatieve aspecten van de alternatieve keuze. Onlangs heeft onderzoek van Bullens en van Harreveld (2014) echter laten zien dat het maken van een voorlopige beslissing ook positieve consequenties kan hebben. Dit onderzoek laat in twee separate studies zien dat het maken van een definitieve beslissing leidt tot meer creativiteit en dat het maken van een voorlopige beslissing leidt tot een beter analytisch vermogen. In het komende onderzoek wordt getracht
2
deze bevinding te repliceren en de invloed van de (on)omkeerbaarheid van een beslissing op beide prestatievermogens te meten in één studie. In de studies van Bullens en collega’s (2011; 2013) werd gekeken naar het effect van het maken van een (on)omkeerbare beslissing op de tevredenheid met de keuze. Recent onderzoek heeft echter laten zien dat er ook meer motivationele effecten zijn (Bullens, van Harreveld, Förster & Higgins, 2014) die passen binnen de regulatory focus theory (Higgins, 1997; 1998). Deze theorie maakt onderscheid tussen twee zelfregulatiesystemen die een individu helpen zijn of haar doel te bereiken. Iemand met een promotiefocus is gemotiveerd om idealen en ambities te verwezenlijken en houdt zich voornamelijk bezig met de aanwezigheid of afwezigheid van positieve uitkomsten. Een promotiefocus wordt gekenmerkt door risicogedrag en toenaderingsgedrag. Iemand met een preventiefocus is daarentegen gemotiveerd door het nakomen van verplichtingen en verantwoordelijkheden en bekommert zich met name om de aanwezigheid en afwezigheid van negatieve uitkomsten. Een preventiefocus wordt gekenmerkt door vermijdingsgedrag, waakzaamheid en voorzichtigheid. (Higgins, 1997; 1998). Bullens et al. (2014) toonden in vijf studies aan dat personen die op het punt staan om een voorlopige beslissing te maken, relatief meer preventie georiënteerd zijn. Individuen die op het punt staan om een definitieve keuze te maken blijken juist meer promotie georiënteerd. Zo bleek het maken van een voorlopige beslissing te leiden tot strategische vermijding (versus toenadering), nauwkeurigheid (versus onnauwkeurigheid), lokale verwerking van informatie (versus een globale verwerking) en meer interesse in preventie-gerelateerde (versus promotie-gerelateerde) producteigenschappen. Deze resultaten wijzen erop dat de (on)omkeerbaarheid van een beslissing ook van invloed is op iemands regulatieve motivatie. Regulatieve motivatie staat erom bekend het prestatievermogen op verschillende manieren te beïnvloeden. Zo kwam uit onderzoek van Friedman en Förster (2001) naar voren dat een promotiefocus creativiteit faciliteert en dat een preventiefocus het creatief vermogen juist ondermijnt. Creativiteit wordt namelijk geassocieerd met het nemen van risico en
3
exploratief gedrag, corresponderend met een promotiefocus. Aan de andere kant heeft onderzoek van Seibt en Förster (2004) juist aangetoond dat een promotiefocus een ondermijnend effect heeft op het analytisch vermogen terwijl een preventiefocus juist een faciliterende werking heeft. Analytisch denken wordt gelinkt aan risicomijdend gedrag, corresponderend met een preventiefocus. Omdat de (on)omkeerbaarheid van een beslissing van invloed is op de regulatieve motivatie, en de regulatieve motivatie op haar beurt van invloed is op het prestatievermogen, suggereren de bevindingen uit het onderzoek van Bullens et al. (2014) dat de (on)omkeerbaarheid van een beslissing ook effect kan hebben op creatieve en analytische prestaties. Of dit het geval is werd onderzocht door Bullens en van Harreveld (2014). Uit hun eerste studie kwam naar voren dat individuen die een definitief besluit moesten nemen creatiever waren dan individuen die een voorlopig besluit moesten nemen. Verder bleek uit de tweede studie dat het analytisch vermogen van personen beter werd wanneer zij een voorlopige beslissing moesten maken dan wanneer zij een definitieve beslissing moesten maken. Het huidige onderzoek beoogt na te gaan of deze resultaten te repliceren zijn. Daarnaast is het zo dat Bullens en van Harreveld (2014) een interactie voorspellen tussen de (on)omkeerbaarheid van de beslissing en het type taak (analytisch versus creatief) maar dit niet toetsen binnen één studie. De huidige studie heeft als doel de meest directe test van de voorspelling te doen door respondenten een analytische én een creatieve taak aan te bieden. Zo wordt onder andere duidelijk of de afname van creativiteit in de ene conditie gerelateerd is aan de toename van het analytisch vermogen in de andere conditie. Daarnaast wordt in het huidige onderzoek gekeken naar de rol van de chronische regulatieve motivatie. De regulatieve focus waarin een persoon verkeert kan verschillen per situatie maar tevens chronisch zijn. Higgins (2000) stelt dat personen een gunstige uitkomst positiever zullen beoordelen wanneer een beslissing wordt gemaakt op een manier die aansluit op de chronische regulatieve motivatie (promotie- versus preventiefocus). Dit wordt ook wel
4
aangeduid met de term value-from-fit-hypothesis. In een studie van Bullens et al. (2013) werd onderzocht of de fit tussen iemands chronische regulatieve motivatie en de regulatieve motivatie die wordt teweeggebracht door de (on)omkeerbaarheid van een beslissing van invloed is op evaluatieve ervaringen van de uitkomst. De resultaten lieten zien dat het maken van definitieve beslissing (corresponderend met een promotiefocus) ertoe leidt dat personen met een chronische promotiefocus de gemaakte beslissing positiever beoordelen dan personen met een chronische preventiefocus. Hoewel de fit een rol speelt in de relatie tussen onomkeerbaarheid en tevredenheid betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat er ook een directe relatie is met creativiteit en analytisch denken. Eventuele effecten van een dergelijke fit worden daarom exploratief onderzocht. Ook in het huidige onderzoek wordt de chronische regulatieve motivatie meegenomen als moderator om te onderzoeken of er sprake is van een zogeheten fit. In de huidige context zou het kunnen betekenen dat prestatie op de analytische/creatieve taak beter zou zijn wanneer de (on)omkeerbaarheid van de beslissing correspondeert met iemands chronische regulatieve motivatie. De rol van chronische regulatieve motivatie wordt exploratief getoetst.
Het huidige onderzoek In dit onderzoek wordt onderzocht of het maken van een voorlopige beslissing een negatief effect heeft op creativiteit en een positief effect op het analytisch vermogen, zoals te verwachten is op basis van het onderzoek van Bullens en van Harreveld (2014). Eveneens wordt gekeken of het maken van een definitieve beslissing een negatief effect heeft op het analytisch vermogen en een positief effect op creativiteit. Daarnaast wordt exploratief gekeken naar het effect van het maken van een (on)omkeerbare beslissing op het creatief en analytisch vermogen.
Methode Deelnemers en design
5
Conform het onderzoek van Bullens en van Harreveld (2014) hebben 80 respondenten aan dit onderzoek deelgenomen, waarvan 21 mannen en 59 vrouwen (Mleeftijd = 20.9, SDleeftijd = 2.54). Daarnaast is het benodigde aantal proefpersonen geconfirmeerd middels een poweranalyse met een p-waarde van .5, een power van 1- β = .95 en een effect size van d = .25. Als gevolg van een technisch mankement is een deel van de gegevens van 7 respondenten verloren gegaan. Om deze reden zijn hun data niet meegenomen in de analyses. Omdat er van tevoren rekening is gehouden met mogelijke uitval van data, was het niet nodig om opnieuw respondenten te includeren na de constatering dat er problemen waren met de database. Uiteindelijk zijn van 73 respondenten de data geanalyseerd. Respondenten zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek via de UvA LAB website. Aan de deelnemers werd gecommuniceerd dat zij aan verschillende onderzoeken van diverse onderzoekers zouden deelnemen. De deelnemers werden willekeurig toegewezen aan één van de beide condities. Van de deelnemers zaten er 37 in de definitieve conditie en 36 in de voorlopige conditie. Deelnemers ontvingen een proefpersoonpunt of een vergoeding van €10 als dank voor hun deelname.
Materiaal De (on)omkeerbaarheid van de beslissing werd gemanipuleerd door deelnemers uit twee takenpakketten te laten kiezen met in elk daarvan een plezierige en een onplezierige taak (Bullens et al., 2011). De deelnemers in de voorlopige conditie kregen voordat het takenpakket werd opgestart de gelegenheid om hun keuze te wijzigen. Voor de respondenten in de definitieve conditie was het niet mogelijk om hun beslissing op een later moment nog aan te passen. In het eerste takenpakket bestond de plezierige taak uit het kijken van een stand-up comedy filmpje en de onplezierige taak uit het vertalen van een hypotheekakte. Om de onplezierige taak nog minder aangenaam te maken kregen de deelnemers een koptelefoon op waaruit een onaangenaam geluid kwam. In de tweede combinatie van taken bestond de plezierige taak uit het lezen van artikelen uit populaire tijdschriften en de onplezierige taak uit
6
het schrijven van een essay over immigratie. Om ook deze onplezierige taak nog onaangenamer te maken moesten de deelnemers tijdens het schrijven van de essay tevens een code overschrijven. Beide takenpakketten waren tijdens een pilotstudie als even leuk beoordeeld (Bullens et al., 2011). Als manipulatiecheck werd de deelnemers na het maken van de beslissing gevraagd in hoeverre zij dachten dat zij konden terugkomen op hun beslissing. Deze vraag werd beantwoord op een negenpunts Likert-schaal variërend van 1 (helemaal niet) tot 9 (heel erg). Creativiteit werd gemeten aan de hand van de Brick Task (Bullens & van Harreveld, 2014; Friedman & Förster, 2001). Deelnemers werd gevraagd om in één minuut zoveel mogelijk gebruiksdoeleinden te bedenken voor een baksteen. Daarbij werden ze geïnstrueerd om zo creatief mogelijk te zijn in hun oplossingen. Om de mate van creativiteit te meten hebben twee onafhankelijke beoordelaars voor elke genoemde functie van een baksteen op negenpunts Likert-schalen bepaald in hoeverre deze oplossing creatief was. De antwoordschalen varieerden van 1 (zeer oncreatief) tot 9 (zeer creatief). Beide beoordelaars hebben de oplossingen van de Brick Task blind beoordeeld. In voorgaand onderzoek (Bullens & van Harreveld, 2014) scoorden de beoordelaars hoog op de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (α = .84). Ook in dit onderzoek scoorden de beoordelaars zeer hoog op de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (α = .94). Voor elke deelnemer is een gemiddelde score op creativiteit berekend. Een voorbeeld van een niet creatieve oplossing is dat je een baksteen kunt gebruiken “om een huis mee te bouwen”. Een voorbeeld van een creatieve oplossing is dat je een baksteen kunt gebruiken “als een muzikaal instrument” (Bullens & van Harreveld, 2014). Het analytisch vermogen werd gemeten middels de GRE Analytical Task (Bullens & van Harreveld, 2014). Voor deze taak moesten deelnemers vier problemen oplossen met betrekking tot logisch redeneren. Deelnemers kregen een aantal feiten voorgelegd en moesten op basis daarvan het waarheidsgehalte van vier proposities beoordelen. Een voorbeeld van een probleem is: “Gerard houdt van klassieke muziek. Hij geeft de voorkeur aan Beethoven boven Bartok, en Mahler boven Mozart. Hij vindt Haydn beter dan Hindemith en…”. Een voorbeeld van een
7
propositie is ‘Gerard vindt Beethoven beter dan Mahler’ of ‘Gerard vindt Bartok beter dan Mozart’. Deelnemers moesten bepalen of deze proposities klopten of niet. Zij kregen in totaal vijf minuten om de problemen op te lossen. Om de chronische regulatieve motivatie te meten werd de Regulatory Focus Questionnaire (Higgins et al., 2001) afgenomen. Deze test bestond uit 11 items die op vijfpunts Likert-schalen werden beantwoord, variërend van 1 (nooit of zelden) tot 5 (erg vaak). Na het omscoren van de preventieve items geeft een relatief hoge score een chronische promotiefocus weer en duidt een relatief lage score op een preventiefocus. Een voorbeeld van een vraag die een chronische promotiefocus meet is “Ik heb het gevoel dat ik steeds succesvoller word in het leven”. Een voorbeeld van een vraag die de chronische preventiefocus meet is “Doordat ik niet voorzichtig genoeg was ben ik weleens in de problemen geraakt”. Zowel de promotieschaal (α = .73) als de preventieschaal (α = .80) van de Regulatory Focus Questionnaire scoren in eerder onderzoek redelijk hoog op interne betrouwbaarheid (Higgins et al., 2001). In het huidige onderzoek is er een hoge betrouwbaarheid gevonden voor de preventieschaal (α = .82) en een redelijke betrouwbaarheid voor de promotieschaal (α = .6).
Procedure Deelnemers namen plaats achter een computer in de laboratoriumruimte en werden willekeurig toegewezen aan een van beide condities. De deelnemers werden van instructies voorzien op de computer. Het onderzoek startte met de manipulatie van het al dan niet maken van een definitieve beslissing. Conform het onderzoek van Bullens et al. (2011) werd de (on)omkeerbaarheid van de beslissing gemanipuleerd middels het kiezen van een takenpakket. Deelnemers konden kiezen uit twee takenpakketten met daarin een plezierige en een onplezierige taak die zij aan het einde van het experiment zouden uitvoeren. De deelnemers werd verteld dat het doel van dit takenpakket was om te achterhalen hoe goed individuen presteren op een onplezierige taak na het uitvoeren van een plezierige taak. Voor de helft van de
8
deelnemers was de keuze tussen de twee takenpakketten voorlopig. Voor de andere helft van de deelnemers was de keuze tussen de twee takenpakketten definitief. Nadat de deelnemers hun keuze hadden gemaakt werd de deelnemers als manipulatiecheck gevraagd in hoeverre zij dachten dat hun keuze voorlopig was. Vervolgens kregen zij opeenvolgend de creatieve taak en de analytische taak voorgelegd. Als een methode van counterbalancing varieerde de volgorde van de creatieve taak en de analytische taak systematisch. Na het voltooien van de creatieve taak dan wel de analytische taak kregen de deelnemers een aantal taken voorgelegd die buiten de focus van deze studie lagen. Hier waren zij circa 20 minuten mee bezig. Vervolgens beantwoordden de deelnemers de Regulatory Focus Questionnaire (Higgins et al., 2001). Aan de hand van deze vragenlijst werd de chronische regulatieve motivatie van de proefpersonen gemeten. Hierna werd de deelnemers om hun demografische gegevens gevraagd. Tot slot werd aan de deelnemers gevraagd om het door hen gekozen takenpakket uit te voeren. Deelnemers in de voorlopige conditie kregen vooraf nog de gelegenheid om hun keuze te wijzigen.
Resultaten De manipulatiecheck van (on)omkeerbaarheid laat zien dat de deelnemers in de voorlopige conditie (M = 4.42, SD = 2.63) er in sterkere mate van overtuigd waren dat zij op hun beslissing konden terugkomen dan de deelnemers in de definitieve conditie (M = 2.4, SD = 1.94), t(71) = -3.73, p < .001. Slechts één van de deelnemers in de voorlopige conditie heeft zijn keuze naderhand gewijzigd. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken (Bullens & van Harreveld, 2014; Bullens et al., 2011). Om te kijken of er een effect is van de volgorde waarin de deelnemers de analytische en de creatieve taak hebben volbracht, is er een herhaalde meting uitgevoerd over creativiteit en het analytisch vermogen, met als onafhankelijke variabelen de (on)omkeerbaarheid van een beslissing (voorlopig/definitief) en de volgorde van de taken (eerst creatief = 1 en eerst analytisch = 2). Prestaties op de creatieve en analytische taak zijn opgenomen als binnen9
proefpersoon variabelen en de (on)omkeerbaarheid van de beslissing en de volgorde van de taken als tussen-proefpersoon variabelen. Er is geen effect gevonden voor de volgorde waarin de deelnemers de creatieve taak en de analytische taak uitvoerden [F(1, 69) = .59, p = .44]. De factorvolgorde is daarom in de rapportage van de analyses buiten beschouwing gelaten. Er is een onafhankelijke t-toets uitgevoerd met de (on)omkeerbaarheid van de beslissing (voorlopig/definitief) als onafhankelijke variabele en creativiteit als afhankelijke variabele. In tegenstelling tot wat er verwacht werd, blijkt uit de resultaten dat deelnemers in de voorlopige conditie significant hoger scoorden op creativiteit dan de deelnemers in de definitieve conditie [t(71) = -2.39, p = .02]. Zie tabel 1 voor de bijbehorende gemiddelden en standaarddeviaties. Het gemiddeld aantal gegenereerde oplossingen per deelnemer is M = 5.04 (SD = 2.28). Er is sprake van een lage correlatie tussen de scores op de creativiteit en de gerapporteerde mate waarin deelnemers er van overtuigd waren dat de beslissing voorlopig was (r = .1). Verder is er een onafhankelijke t-toets uitgevoerd met de (on)omkeerbaarheid van de beslissing (voorlopig/definitief) als onafhankelijke variabele en het analytisch vermogen als afhankelijke variabele. Uit de analyse komt naar voren dat de (on)omkeerbaarheid van de beslissing geen significante invloed heeft op het analytisch vermogen [t(71) = -.35, p < .73]. Voor de bijbehorende gemiddelden en standaarddeviaties, zie tabel 1. Het gemiddeld aantal goed opgeloste logische problemen lag voor de deelnemers in de voorlopige conditie niet hoger dan voor de deelnemers in de definitieve conditie. Bovendien blijkt de correlatie tussen de score op de analytische taak en de gerapporteerde mate waarin deelnemers er van overtuigd waren dat de beslissing voorlopig was zeer laag (r = .02). Ook deze resultaten zijn dus niet in lijn met de verwachtingen en worden later bediscussieerd. Tabel 1 Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties van de Creatieve Taak en de Analytische Taak Voorlopige conditie
Definitieve conditie 10
M
SD
M
SD
Creativiteit
4.55*
1.32
3.87*
1.11
Analytisch denken
2.08
1.03
2.0
1.03
Noot. Gemiddelden aangegeven met een * zijn significant bevonden.
Er is een herhaalde meting uitgevoerd over creativiteit en het analytisch vermogen, met als onafhankelijke variabele de (on)omkeerbaarheid van een beslissing (voorlopig/definitief). Prestaties op de creatieve en analytische taak zijn opgenomen als binnen-proefpersoon variabele en de (on)omkeerbaarheid van de beslissing als tussen-proefpersoon variabele. Uit de analyse blijkt dat het verschil tussen het creatief en analytisch vermogen niet afhankelijk was van de (on)omkeerbaarheid van de beslissing (voorlopig/definitief) of een interactie daartussen [F(1, 71) = 2.47, p = .12]. Tot slot is er gekeken of de chronische regulatieve motivatie een modererend effect heeft op het prestatievermogen. Er zijn regressieanalyses uitgevoerd met respectievelijk creativiteit en analytisch vermogen als afhankelijke variabelen en de chronische regulatieve motivatie (promotie/preventie) en de (on)omkeerbaarheid van de beslissing (voorlopig = -1 en definitief = 1) als onafhankelijke variabelen. Om te kijken of een fit tussen de (on)omkeerbaarheid van een beslissing en de chronische regulatieve motivatie van invloed is op creativiteit dan wel analytisch denken, is er een interactieterm aangemaakt.1 Uit de analyse komt naar voren dat de interactieterm niet significant is wanneer er wordt gekeken naar de mate van creativiteit met een chronische promotiefocus [t (72) = -.72, β = -.084, p = .47] of de mate van creativiteit met een chronische preventiefocus [t (72) = 1.34, β = -.16, p = .18]. Daarnaast is er ook geen significant interactie-effect gevonden wanneer er wordt gekeken naar het analytisch vermogen met een
1
Voor het aanmaken van de interactieterm zijn eerst de Z-scores berekend voor de preventieschaal en de promotieschaal. Vervolgens zijn de Z-scores van beide schalen vermenigvuldigd met de waarden behorend bij de conditie (voorlopig = -1 en definitief = 1).
11
chronische promotiefocus [t (72) = 1.55, β = .19, p = .13] of het analytisch vermogen met een chronische preventiefocus [t (72) = 1, β = -.12, p = .32]. Er blijkt dus geen fit te zijn tussen de chronische regulatieve motivatie en de regulatieve motivatie die teweeg wordt gebracht door de (on)omkeerbaarheid van een beslissing.
Discussie In de huidige maatschappij maken mensen steeds meer beslissingen waarop zij op een later moment nog kunnen terugkomen. In het huidige onderzoek is gekeken naar het effect van de (on)omkeerbaarheid van een beslissing op creativiteit en analytisch denken. Op basis van de bevindingen van Bullens en van Harreveld (2014) werd gesteld dat het maken van een voorlopige beslissing zou leiden tot een beter analytisch vermogen en dat het maken van een definitieve beslissing zou leiden tot meer creativiteit. Geheel tegen de verwachting in werd er een contradictoir effect gevonden. Uit de resultaten van het huidige onderzoek kwam naar voren dat het maken van een voorlopige beslissing leidt tot meer creativiteit. Verder bleek dat het maken van een (on)omkeerbare beslissing geen effect heeft op het analytisch vermogen. Ook dit is in strijd met de eerdere bevindingen van Bullens en van Harreveld (2014). Tot slot is onderzocht of de chronische regulatieve motivatie van invloed is wanneer iemand een (on)omkeerbare beslissing moet maken. Uit de resultaten komt naar voren dat een chronische preventiefocus geen modererend effect heeft op creativiteit dan wel het analytisch vermogen. In het zoeken naar een verklaring voor de verschillen in resultaten tussen de studie van Bullens en van Harreveld (2014) en de huidige studie, dient allereerst te worden opgemerkt dat in beide studies zo goed als dezelfde methode is toegepast. Het enige verschil is dat deelnemers in het huidige onderzoek zowel een creatieve taak als een analytische taak kregen voorgelegd. Bij het analyseren van de data is gecontroleerd of de prestatie op de ene taak van invloed was op de prestatie op andere taak. Dit bleek niet zo te zijn en biedt dan ook geen verklaring voor de tegenstrijdige resultaten.
12
Uit de resultaten van de huidige studie komt naar voren dat deelnemers in de voorlopige conditie wantrouwend stonden tegenover het gegeven dat zij op een later tijdstip konden terugkomen op hun beslissing. Dit biedt echter ook geen afdoende verklaring voor de verschillende effecten tussen de huidige studie en de studie van Bullens en van Harreveld (2014), aangezien in beide studies nagenoeg dezelfde gemiddelden zijn gevonden op de manipulatiecheck. Het gegeven dat deelnemers er onvoldoende van overtuigd waren dat hun gemaakte beslissing voorlopig was, kan daarentegen wel worden gezien als een methodologische beperking van de huidige studie en eerdere studies op dit gebied. Het wordt aangeraden om in de toekomst het onderzoek zodanig op te zetten dat deze twijfel over de geloofwaardigheid wordt weggenomen. Zo kan de (on)omkeerbaarheid van de beslissing op een op een impliciete in plaats van een expliciete manier worden gemanipuleerd om zo minder wantrouwen te genereren. Deelnemers zouden bijvoorbeeld kunnen worden gemanipuleerd door hen een tekening te laten maken met een pen (definitief) of een potlood (voorlopig) zonder dat expliciet wordt benoemd dat het om een voorlopige of een definitieve beslissing gaat. Een andere mogelijke verklaring voor de bevinding dat het maken van een voorlopige beslissing leidt tot meer creativiteit kan te maken hebben met de manier waarop creativiteit in dit onderzoek is gemeten. Amabile, Hennessey en Grossman (1986) maken bijvoorbeeld onderscheid tussen drie soorten creativiteit, namelijk artistieke creativiteit (een tekening maken), verbale creativiteit (een verhaal bedenken) en probleemoplossende creativiteit (een probleem oplossen). De Brick Task, zoals gebruikt in het huidige onderzoek, kan worden gezien als een probleemoplossende taak omdat deelnemers zo veel mogelijk gebruiksdoeleinden voor een baksteen moeten bedenken. Wanneer het zo wordt bekeken test de Brick Task niet alleen creativiteit maar ook het analytisch vermogen. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de bevinding dat het maken van een voorlopige beslissing leidt tot meer creativiteit. Wat deze theorie dan weer niet verklaart is waarom er in het huidige onderzoek geen effect is gevonden voor het maken van een voorlopige beslissing op het analytisch vermogen. Het wordt
13
aangeraden om in vervolgonderzoek onderscheid te maken tussen verschillende soorten creativiteit waarbij de mate van creativiteit wordt gemeten aan de hand van diverse taken. De resultaten van het huidige onderzoek laten, tegen de verwachtingen in, zien dat juist een voorlopige beslissing leidt tot meer creativiteit. Dit is niet in overeenstemming met de literatuur op het gebied van regulatory focus en het maken van (on)omkeerbare beslissingen. Wellicht kunnen de bevindingen verklaard worden door het maken van een voorlopige beslissing te zien als een mogelijke oorzaak van onzekerheid over de juistheid van de beslissing. Proulx en Inzlicht (2012) onderscheiden creativiteit als één van de verschillende manieren om met onzekerheid om te gaan. Afgaande op de resultaten van diverse onderzoeken (Galinsky & Moskowitz, 2000; Maddux, Adam, & Galinsky, 2010; Routledge & Juhl, 2012; in Proulx & Inzlicht, 2012) stellen zij dat het ervaren van onzekerheid leidt tot een verbeterd creatief vermogen. Wanneer deze theorie wordt gerelateerd aan de huidige studie, biedt het een mogelijke onderbouwing voor de bevinding dat het maken van een voorlopige beslissing resulteert in meer creativiteit. Zoals bekend veroorzaakt het maken van een voorlopige beslissing een focus op de negatieve aspecten van de keuze en ontevredenheid met de keuze. Dit suggereert dat de besluitvormer onzeker wordt over de juistheid van zijn keuze na het maken van een voorlopige beslissing. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of gevoelens van onzekerheid inderdaad het gevolg kunnen zijn van voorlopige beslissingen en of deze gevoelens op hun beurt weer leiden tot creativiteit. Voorlopig kan de conclusie zijn dat de bevindingen in het huidige onderzoek meer vragen hebben opgeroepen dan beantwoord. Daarom is het van essentieel belang dat er vervolgonderzoek plaatsvindt naar de consequenties van (on)omkeerbare beslissingen voor motivatie en prestatie.
Literatuur
14
Amabile, T. M., Hennessey, B. A., & Grossman, B. S. (1986). Social influences on creativity: the effects of contracted-for reward. Journal of Personality and Social Psychology, 50(1), 14. doi: 10.1037/0022-3514.50.1.14 Bullens, L. & van Harreveld, F. (2014). Art or Algebra? How decision reversibility affects creative and analytical performance. Manuscript under revision. Bullens, L., van Harreveld, F., & Förster, J. (2011). Keeping one's options open: The detrimental consequences of decision reversibility. Journal of Experimental Social Psychology, 47, 800-805. doi:10.1016/j.jesp.2011.02.012 Bullens, L., van Harreveld, F., Förster, J., & Higgins, E.T. (2013). How decision reversibility affects motivation. Journal of Experimental Psychology, 143(2), 835-849. doi: 10.1037/a0033581 Bullens, L., van Harreveld, F., Förster, J. & van der Pligt, J. (2013). The grass isn’t merely greener on the other side; it’s also very brown over here. Journal of Experimental Social Psychology, 49(6), 1093-1099. doi: 10.1016/j.jesp.2013.07.011 Förster, J., & Dannenberg, L. (2010). GLOMOsys: A systems account of global versus local processing. Psychological Inquiry, 21, 175-197. doi:10.1080/1047840X.2010.487849 Förster, J., Friedman, R.S., & Liberman, N. (2004). Temporal construal effects on abstract and concrete thinking: Consequences for insight and creative cognition. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 177–189. doi:10.1037/0022- 3514.87.2.177 Friedman, R.S., & Förster, J. (2001). The effects of promotion and prevention cues on creativity. Journal of Personality and Social Psychology, 81, 1001-1013. doi:10.1037//00223514.81.6.1001 Gilbert, D.T., & Ebert, J.E.J. (2002). Decisions and revisions: The affective forecasting of changeable outcomes. Journal of Personality and Social Psychology, 82, 503-514. doi:10.1037//0022-3514.82.4.503 15
Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American Psychologist, 52, 1280-1300. doi:10.1037//0003-066X.52.12.1280 Higgins, E.T. (1998). From expectancies to worldviews: Regulatory focus in socialization and cognition. In J.M. Darley & J. Cooper (Eds.), Attribution and social interaction: The legacy of Edward E. Jones (pp. 243-309). Washington, DC: American Psychological Association. Higgins, E.T., Friedman, R.S., Harlow, R.E., Idson, L.C., Ayduk, O.N., & Taylor, A. (2001). Achievement orientations from subjective histories of success: promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31, 3-23. doi:10.1002/ejsp.27 Proulx, T., & Inzlicht, M. (2012). The five “A” s of meaning maintenance: Finding meaning in the theories of sense-making. Psychological Inquiry, 23(4), 317-335. doi: 10.1080/1047840X.2012.702372 Schooler, J.W. (2002). Verbalization produces a transfer inappropriate processing shift. Applied Cognitive Psychology, 16, 989-997. doi:10.002/acp.930 Seibt, B., & Förster, J. (2004). Stereotype threat and performance: How self-stereotypes influence processing by inducing regulatory foci. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 38-56. doi:10.1037/0022-3514.87.1.38
16