VOORLICHTINGSPLAN: PREVENTIE VAN OVERGEWICHT BIJ KINDEREN
Auteurs Sandeep Doebar Fenny Kint Nathalie Kombolitis Veronique Wubben
10063064 10008233 10070478 10033793
Klas VD E2E, Tutorgroep 1 Blok 2.4
Tutor Dhr. Feenstra
Voorwoord Voor u ligt het stappenplan voor de opbouw en uitvoering van een voorlichtingsplan ter preventie van overgewicht bij kinderen. Als makers van het voorlichtingsplan hebben we veel van deze opdracht geleerd. Zowel inhoudelijk als qua samenwerking. Vol trots presenteren we bij deze een voorlichtingsplan gericht op groep drie. De voorlichting maakt de kinderen op speelse wijze bewust van gezonde tussendoortjes. Er zijn een aantal mensen die een bedankje verdienen. Ten eerste willen we dhr. Feenstra bedanken voor zijn begeleiding tijdens dit project. We danken hem voor zijn begeleiding tijdens de tutorbijeenkomsten en de reflectie die hij ons soms gegeven heeft op ons handelen en ideeën. Vervolgens willen we mevr. Kombolitis bedanken. We danken haar voor het feit dat we welkom waren op basisschool het Middelpunt om een observatie te doen en voor de mogelijkheid om de voorlichting uit te voeren. Mevr. Kombolitis heeft ons geholpen het goede voorbeeld te geven. Zowel over de manier waarop we groep 3 het beste konden aanspreken maar ook over het geven van het goede voorbeeld. Dit heeft zij gedaan door voor te doen hoe je de kinderen aanspreekt en door aan te geven hoe je orde in de klas kan houden. Verder heeft mevrouw Kombolitis ook ‘ het bananenraadsel’ verzonnen! Als laatste willen we graag juf Langbroek en meester van Etten bedanken. We danken hen voor de mogelijkheid te observeren tijdens het lesgeven. Maar wij zijn hen ook erg dankbaar dat zij tijd wilden vrijmaken voor onze voorlichting en enige ondersteuning konden bieden daarbij. Fenny Kint Nathalie Kombolitis Sandeep Doebar Veronique Wubben
2
Opmerking [S1]: Weer ‘ geven van het goede voorbeeld’ klinkt een beetje raar. Want je gaat bij de 2de zin uitleggen hoe zij het goede voorbeeld heeft gegeven en daarna zeg je in principe ‘ door het goede voorbeeld te geven heeft zij een goed voorbeeld gegeven (pleonasme? Of tautologie? Iets in die trend :p).
Inhoud Voorwoord ................................................................................................................................................. 2 Inleiding...................................................................................................................................................... 4 De aard, de omvang en de oorzaken van het gezondheidsprobleem ....................................................... 5 Determinanten ........................................................................................................................................... 7 Het ASE-model ......................................................................................................................................... 10 Analyse van het cognitieve niveau en sociaal-emotionele niveau .......................................................... 13 Methoden en technieken ........................................................................................................................ 15 Praktische voorlichtingstechnieken ......................................................................................................... 19 Draaiboek ................................................................................................................................................. 22 Evaluatie................................................................................................................................................... 25 Bibliografie ............................................................................................................................................... 29 Bijlagen ..................................................................................................................................................... 32
3
Inleiding Overgewicht is in Nederland een groot probleem en de prevalentie stijgt. Zelfs bij kinderen is in toenemende mate overgewicht te zien. Het is terecht dat de overheid, artsen en diëtisten zich ernstig zorgen maken. Mensen die op jonge leeftijd te maken hebben met overgewicht, zullen dat zeer waarschijnlijk als volwassene nog steeds hebben. Mensen met overgewicht hebben vaak te maken met medische en psychologische klachten. Vaak hebben zij pijnlijke gewrichten, maar ook een verhoogde kans op diabetes en hart- en vaatziekten. Dikke kinderen worden vaak gepest door leeftijdsgenootjes. Dit maakt dat ze zich onzeker voelen en hun zelfvertrouwen wordt aangetast. Dikke kinderen die gepest worden zijn vaak somber. De gevolgen van overgewicht zijn niet alleen vervelend voor het individu. Alle inwoners van Nederland hebben er mee te maken. Zo zullen de kosten voor medische hulp toenemen met de prevalentie van overgewicht. Overheid en gemeenten zijn druk bezig met allerlei preventie middelen. Zo is ook door de gemeente Den Haag de vraag uit gegaan of teams van diëtisten een voorlichting willen geven aan jongeren tussen 0 en 24 jaar. Zonder twijfel hebben wij deze opdracht met beide handen aangegrepen. Er is gekozen voor een voorlichting aan groep 3 van basisschool het Middelpunt. De reden hiervoor is dat op jonge leeftijd gedragspatronen nog het gemakkelijkst te veranderen zijn. Het is van belang op te groeien met gezonde gedragspatronen om als gezonde en evenwichtige volwassene door het leven te kunnen gaan. De keuze is gemaakt om een voorlichting te geven over gezonde tussendoortjes. Uit literatuuronderzoek is gebleken dat de dagelijkse voeding te veel energie bevat ten opzichte van de energie die wordt verbruikt. Belangrijk daarbij is dat er teveel ongezond wordt gesnackt. De kinderen krijgen een actieve les aangeboden waarin het onderscheid gemaakt zal worden tussen gezonde en ongezonde tussendoortjes. De doelen die wij proberen te bereiken zijn als volgt: 1. Na de voorlichting kunnen minimaal de helft van de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal vijf gezonde en vijf ongezonde tussendoortjes benoemen. 2. Na de voorlichting nemen de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal twee keer in de week een gezond tussendoortje mee. Een daarvan is fruit, op woensdag (fruitdag).’
4
Opmerking [S2]: Dit kan weg! Wordt uitgelegd in de stappen. Het resterende gedeelte past echter wel goed bij een inleiding!
De aard, de omvang en de oorzaken van het gezondheidsprobleem Aard van het probleem Overgewicht is een groeiend probleem. Samen met obesitas vormt overgewicht één van de grootste bevolkingsgezondheidsproblemen van dit moment . Dit geldt niet alleen voor volwassenen maar ook voor kinderen. De afgelopen jaren is de prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen sterk toegenomen. Niet alleen stijgt de prevalentie van overgewicht bij kinderen, de zwaardere kinderen blijven in gewicht ook toenemen. (Convenant Gezond Gewicht, 2012) (Veen-Roelofs, 2004) (BulkBunschoten, Renders, van Leerdam, & Hirasing, 2009) Omvang van het probleem Naar schatting heeft 15,2% van alle kinderen overgewicht . In dertig jaar is overgewicht onder kinderen gemiddeld met 40% gestegen. In de grote steden is de prevalentie van overgewicht bij kinderen bijzonder hoog. Vergeleken met 1997 was in 2004 de prevalentie van overgewicht bij kinderen van 5 jaar en 10 jaar verhoogd. De prevalentie van overgewicht bij jongens van vijf jaar steeg van 8,3% naar 10%. Bij meisjes van 5 jaar steeg het van 9,6% naar 14,6%. Van 10 jarige jongens is de prevalentie gestegen van 6,9% naar 14,9% en bij meisjes van 10 steeg het van 13,4% naar 16,9%. (HiraSing, 2006) Uit een peiling van TNO uit 2010 , bleek dat 13% van de meisjes en 13,4% van de jongens in Nederland overgewicht had. Van het percentage meisjes met overgewicht had 3% obesitas tegenover 3,4% bij jongens. Overgewicht bij Nederlandse kinderen prevaleert meer bij kinderen met een laag Sociaal Economische Status en kinderen die leven in grote steden. Volgens een onderzoek van TNO Leiden is de prevalentie van overgewicht bij kinderen van Turkse, Marokkaanse en Nederlandse afkomst alarmerend. De gemiddelde overgewicht prevalentie bij jongens en meisjes van Turkse afkomst volgens het onderzoek was 23,4% bij de jongens en 30,2% bij de meisjes, waarvan 5,2% van de jongens en 7,2% van de meisjes obesitas hadden. Voor Marokkaanse kinderen was het 15,8% van de jongens en 34% van de meisjes, waarvan 3,1% van de jongens en 5,4% van de meisjes obesitas hadden. Van de Nederlandse kinderen in de vier grote steden hadden 12.6% van de jongens en 16.5% van de meisjes overgewicht, waarvan 1,6% van de jongens en 2,8% van de meisjes obesitas hadden. (A.MIRANDA FREDRIKS, 2005) (Convenant Gezond Gewicht, 2012) (Jansen W, 2010) . Volgens de GGD Rotterdam-Rijnmond ligt het percentage obesitas bij kinderen in Rotterdam in 2012 hoger dan bij andere steden. Ongeveer 25% van de kinderen lijdt in Rotterdam aan overgewicht. Dit aantal is verdubbeld in sommige wijken, waar bijna 50% van de kinderen overgewicht hebben. (GGDRotterdam-Rijnmond, 2012) Oorzaken Overgewicht bij kinderen heeft verschillende oorzaken. De primaire oorzaak ligt in een verstoorde energiebalans. Dit betekent een hoge energie-inname met vaak een relatief laag energieverbruik. In de praktijk vertaalt dit zich in lichte dagelijkse energieoverschotten met als gevolg een toename van gewicht. Hoge energie-inname bij kinderen wordt in correlatie gebracht met een verhoogde consumptie van energierijk voedsel. Het lage energieverbruik is vaak het gevolg van een meer zittende levensstijl bij kinderen. (Jansen W, 2010) (Bulk-Bunschoten, Renders, van Leerdam, & Hirasing, 2009) (H. G. Huiting, 2010)
5
Gevolgen Overgewicht bij kinderen heeft medische, maatschappelijke en financiële gevolgen. Overgewicht kan zorgen voor psychosociale problemen, gedragsproblemen en emotionele problemen. Zo worden kinderen met overgewicht vaker gepest en raken daardoor sneller sociaal geïsoleerd. Kinderen met overgewicht komen hierdoor al vroeg in aanraking met stress en depressie. Overgewicht op kinderleeftijd die op volwassenen leeftijd nog blijft bestaan wordt met een verhoogde morbiditeit geassocieerd. Mensen met overgewicht hebben naast een verhoogde kans op mortaliteit, ook een verhoogde kans op chronische ziekten zoals diabetes, hart- en vaatziekten en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Dit alles leidt tot een verminderde kwaliteit van leven. (H. G. Huiting, 2010). (Jansen W, 2010) (Hopman-Rock, 2005)
6
Determinanten Er zijn een aantal determinanten van invloed op de kans dat een kind te maken krijgt met overgewicht. Hierbij valt te denken aan een lage sociaal economische status, afkomst van het kind, verkeerde leefstijlfactoren, omgevingsfactoren. Ook de voedingsmiddelenindustrie heeft invloed op dit gegeven. Lage sociaal economische status Landelijk wordt nog geen registratie bijgehouden over het verband tussen overgewicht en sociaal economische status. Het idee bestaat dat mensen met een lage sociaal economische status een hoger risico hebben op overgewicht, maar hier zijn geen landelijke bewijzen voor te vinden. (K. van den Hurk, 2006) Op lokaal gebied zijn er wel onderzoeken gedaan naar het verband tussen de sociaal economische status en overgewicht. Uit de Vierde Landelijke Groeistudie van TNO (1997) bleek dat Haagse kinderen met een lagere sociaal economische status vaker overgewicht hebben dan kinderen met een hogere sociaal economische status. Hierbij is gekeken naar de gemiddelde sociaal economische status in de wijk waarin de kinderen wonen. Dit onderzoek betekend dus dat er een verband is, maar dat niet alle kinderen met een lage sociaal economische status per definitie overgewicht hebben. (J.A. de Wilde, 2003) Uit Amerikaans onderzoek blijkt ook dat een lage sociaal economische status van de ouders gepaard gaat met een zittende, inactieve leefstijl van de kinderen. Dit geldt overigens alleen voor kinderen ouder dan zes jaar. (M. Sharma, 2008) Volgens het RIVM zijn er verschillen te vinden tussen de voeding van hoog- en laagopgeleiden. Het RIVM stelt dat het voedingspatroon van laagopgeleiden minder gezond is. Jonge kinderen van laag opgeleiden eten minder groenten en fruit, meer verzadigde vetten, minder vitamine D, minder vezels en ongeveer evenveel vis per dag. (M.C. Ocké, 2009) Laagopgeleide ouders Hoogopgeleide ouders Groente (gram/dag) 39 47 Fruit (gram/dag) 113 120 Verzadigde vetzuren (En%) 12,3 11,7 Vitamine D (µgram/dag) 2,9 3,6 Vezel (gram/dag) 12,6 13,4 Vis (gram/dag) 5 6 Bron: RIVM 2009 Tabel 1: Verschillen in inname van voedingsmiddelen tussen kinderen van laag- en hoog opgeleide ouders. Gedragsveranderingsdoel: Kinderen (4-8jaar) van laagopgeleide ouders moeten minimaal 1 ½ stuk fruit per dag eten. (Bron: Voedingscentrum)
7
Afkomst In Nederland is nog vrij weinig bekend over het verband tussen culturele factoren en etniciteit ten opzichte van lichamelijke activiteit. Wel is bekend dat kinderen van Turkse of Marokkaanse afkomst, maar ook Surinaamse of Antilliaanse afkomst, minder vaak sporten in verenigingsverband dan kinderen van Nederlandse afkomst. (S.I. de Vries, 2005) Uit onderzoek onder Haagse schoolkinderen, door TNO (1997) blijkt dat bij kinderen van Turkse of Marokkaanse afkomst vaker sprake is van overgewicht dan bij Nederlandse kinderen. Matig overgewicht werd het meest gevonden bij kinderen van Turkse afkomst (17,8%), maar ook ernstig overgewicht was aanwezig (8%). Op de tweede plaats komen kinderen van Marokkaanse afkomst, matig overgewicht kwam voor bij 16,3% van de kinderen en ernstig overgewicht bij 6,7%. (J.A. de Wilde, 2003) Uit onderzoek van TNO in 2010 blijkt dat jongeren van een andere afkomst dan Nederland vaker inactief zijn dan autochtone Nederlandse jongeren. Maar liefst 16,8% van de niet-Nederlandse jongeren is inactief, voor Nederlandse jongeren is dan 13,7%. (Bernaards, 2010) Gedragsveranderingsdoel: Kinderen van allochtone afkomst moeten dagelijks minimaal 60 minuten matig lichamelijk actief zijn. Dit is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Dit kan bijvoorbeeld door skateboard of spelen op de WII. (Bron: NNGB en TNO) Leefstijlfactoren De gemiddelde tijd dat kinderen lichamelijk actief zijn, is de afgelopen jaren sterk gedaald. Het evenwicht tussen inname van energie (voeding) en het verbruik van energie is uit balans. De inname van energie is hoger dan het verbruik en dat leidt tot overgewicht. Een oorzaak hiervan is de toenemende lichamelijke inactieve leefstijl. (S.I. de Vries, 2005) Uit onderzoek van TNO blijkt dat slechts de helft van de jongeren voldoende beweegt. Gemiddeld zijn Nederlandse jongeren twee uur en 24 minuten per dag lichamelijk actief. Het grootste deel van de lichamelijke activiteit komt voor uit sporten (21%), en werk of school (19%). Op een gemiddelde werkof schooldag zitten of liggen jongeren gemiddeld 8 uren per etmaal, slaaptijd is hierbij niet mee gerekend. Op een vrije dag zitten of liggen zij gemiddeld 4,6 uren. Geconcludeerd kan worden dan Nederlandse jongeren teveel inactieve bezigheden hebben op een dag. (Bernaards, 2010) Dit komt door een toenemende passieve vrijetijdsbesteding zoals computeren en televisie kijken. Televisie kijken heeft invloed op beide kanten van de energiebalans. Televisie kijken vervangt bezigheden van lichamelijke activiteit. Daarnaast is televisiekijken gerelateerd aan het eten van snacks. Bovendien zorgt een inactieve leefstijl voor verlaging van het basaal metabolisme, dat wil zeggen dat de energiebehoefte van het lichaam afneemt. Daarnaast bestaat de indruk dat kinderen steeds minder buitenspelen en vaker met de auto worden gebracht. (S.I. de Vries, 2005) Een aantal redenen dat jongeren niet meer of minder sporten zijn bijvoorbeeld dat de hoeveelheid vrije tijd is afgenomen, men is meer tijd kwijt aan school en bijbaantjes. Vrije tijd kan op steeds meer manieren benut worden. Een aantal jaren terug waren er namelijk nog geen televisies en computers. Sporten is duur en voorzieningen zijn niet in de buurt of sluiten niet aan bij de interesses van kinderen en jongeren. (S.I. de Vries, 2005) Uit het rapport ´Kinderen in Nederland´ van het centraal planbureau (2005) blijkt dat 77% van de kinderen tussen 8 en 12 jaar lid is van een sportvereniging. Kinderen die hier geen lid van zijn komen vaak uit allochtone gezinnen of hebben een laag inkomen. (SCP, 2005)
8
Kinderen ontwikkelen dezelfde gewoonten qua voorkeuren voor eten, eetpatronen en eetgewoonten als hun ouders. Wanneer ouders ongezond eten de voorkeur geven en een onregelmatig eetpatroon hebben, zal het kind deze gewoonten overnemen. Bovengenoemde factoren zijn alle drie indicatoren voor overgewicht. Met ongezond eten wordt bedoeld fast food, voeding met veel suiker en frisdranken. Een voorbeeld van een ongezonde eetgewoonte is het overslaan van een ontbijt, maar bijvoorbeeld ook het nemen van grote porties. (M. Sharma, 2008) Uit een onderzoek van de Universiteit Maastricht is geconcludeerd dan één op de drie kinderen hun ontbijt overslaat. Van deze groep heeft een groot deel overgewicht. Als ze wel ontbijten is het vaak een onvolledige maaltijd. Deze vertoont vaak tekorten aan bepaalde nutriënten. De nutriënten worden in de loop van de dag zelden gecompenseerd. Uit onderzoek blijkt ook dat kinderen die niet ontbijten een hoger cholesterolgehalte in het bloed hebben. Dit is één van de risicofactoren voor harten vaatziekten op latere leeftijd. Als kinderen niet ontbijten, hebben ze vaak een lager bloedsuikergehalte. Dit vertaalt zich in verminderde concentratie tot zelfs concentratieproblemen. Ook blijkt dat kinderen meer tussendoortjes eten als ze niet hebben ontbeten. (veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, 2011) Een goed ontbijt is een ontbijt dat officieel 25% van de totale energie bevat die iemand op een dag binnen mag krijgen. Ook kan je het verwoorden als een ontbijt dat de kinderen voldoende energie levert om de dag door te komen en hun spijsvertering op gang brengt. (Coens, 1997) Uit gegevens van de voedselconsumptie peilingen van 2011 blijkt dat Nederlanders te weinig groente en fruit, onvoldoende vis en vezels innemen. Ook nemen Nederlanders te veel verzadigde vetten tot zich. Een gezond voedingspatroon is van belang om chronische ziekten, maar vooral ook overgewicht tegen te gaan. Slechts één tot twee procent van de kinderen (vanaf 7jaar) eet voldoende groente. De consumptie van fruit is ook veel te laag bij kinderen, het aantal kinderen dat voldoende fruit eet verschilt van 3% tot 26%, afhankelijk van de leeftijd. Daarnaast wordt de aanbeveling om twee keer per week vis te eten, door verreweg de meeste Nederlanders niet gehaald. (Wychgel, 2011) Gedragsveranderingsdoel: Kinderen moeten dagelijks minimaal 60 minuten matig lichamelijk actief zijn. Dit is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Dit kan bijvoorbeeld door te skateboarden of spelen op de Wii. (Bron: NNGB en TNO) Na de voorlichting is het ontbijtgedrag bij kinderen in groep 3 van de basisschool het Middelpunt verbeterd en eten zij een meer volledige ontbijt in de ochtend. Na de voorlichting nemen kinderen minimaal twee keer in de week een gezond tussendoortje mee. Een daarvan is fruit op woensdag (fruitdag) op basisschool het Middelpunt. Het andere gezonde tussendoortje wordt op een zelf gekozen dag meegebracht. Hiervoor kan een vaste dag worden uitgekozen. Gezonde tussendoortjes zijn bijvoorbeeld: ontbijtkoek, eierkoek, soepstengel, volkoren koekje, fruit. Ongezonde tussendoortjes zijn bijvoorbeeld: chocolade, koek met chocolade, chips, snoep.
Omgevingsfactoren Uit onderzoek van TNO is gebleken dat kinderen in stadswijken met sportvelden, laagbouw, woonerven en autoluwe zones, groen en water in de wijk lichamelijk actiever zijn. Kinderen die in wijken wonen waar een overlast is van hondenpoep, druk en zwaar verkeer zijn minder lichamelijk actief. (S.I. de Vries, 2005) Een literatuurstudie, uitgevoerd in België, bevestigd dit gegeven. Mensen die in een buurt wonen die uitnodigt tot lichamelijke beweging hebben minder vaak overgewicht. Deze buurten zijn voorzien van wandelpaden, pleinen, parken en speeltuinen. (Laeken, 2011) 9
Uit diverse Amerikaanse onderzoeken komt naar voren dat de mate van lichamelijke activiteit samenhangt met de aanwezigheid van speelterreinen en sportfaciliteiten rondom scholen. De inrichting van de omgeving is erg belangrijk, de kwaliteit van openbare ruimten, de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid daarvan hebben grote invloed op de mate waarin kinderen buitenspelen. Punten waaraan een beweegvriendelijke omgeving moet voldoen zijn de aanwezigheid van voldoende groen, recreatie voorzieningen en sociale- en verkeersveiligheid. (S.I. de Vries, 2005) Feit is dat de omgeving de afgelopen tientallen jaren zodanig is veranderd dat het steeds gemakkelijker wordt om te kiezen voor minder lichaamsbeweging en dus steeds lastiger om op een gemakkelijke manier meer te bewegen. Voorbeelden hiervan zijn dat speelterreinen en parken uit het hart van de stad verdwijnen en verplaatst worden naar de rand van de stad. De manier om deze te bereiken wordt ook steeds beweegonvriendelijker, er zijn bijvoorbeeld geen fijne fiets en wandelpaden om speelterreinen en parken te bereiken. (I. Storm, 2006) Niet alleen de omgeving is veranderd, maar ook de manieren om met andere mensen in contact te komen worden steeds gemakkelijker. Denk hierbij aan het gebruik van onder andere de mobiele telefoon. Om met anderen in contact te komen is vrijwel geen fysieke activiteit meer nodig. Er is zelfs bewijs gevonden voor het idee dat televisies en computers het niveau van inactiviteit vergroten. (Laeken, 2011) Gedragsveranderingsdoel: Mensen moeten zich in alle soorten omgeving voldoende kunnen bewegen. Dit kan door de omgeving zodanig aan te passen dan bewegen aantrekkelijker wordt, bijvoorbeeld door aanleg van wandelpaden. Dit kan ook door mensen meer manieren aan te leren waarop zij zich kunnen bewegen. Een voorbeeld hiervan is de trap nemen, of fietsen in plaats van met het openbaar vervoer. Voedingsmiddelenindustrie In de media wordt veel reclame gemaakt door producenten van voedingsmiddelen. Veelal ook ongezonde en energierijke producten. Gezonde voeding, zoals groente en fruit, zijn onvoldoende concurrerend ten opzichte van snacks en snoepgoed. In sommige gevallen zijn groente en fruit ook duurder dan ongezonde alternatieven. Reclamecampagnes voor energierijke producten kunnen de consument verleiden tot het eten van energierijke producten in plaats van gezondere alternatieven. (I. Storm, 2006) Energierijke producten zijn op vele plaatsen te koop, denk aan (sport)kantines, tankstations en automaten. Voor gezonde producten geldt dit veel minder. Ook worden energierijke producten vaak in grote porties aangeboden. Denk bijvoorbeeld aan een restaurant, waarbij de hoeveelheid groente in het niet valt bij de hoeveelheid frietjes die wordt aangeboden. Dit leidt tot een hogere energieinname. (I. Storm, 2006) Gedragsveranderingsdoel: Het kopen van ongezonde producten moet minder aantrekkelijk gemaakt worden. Dit kan bijvoorbeeld door het invoeren van een vet-tax. Ook kunnen winkels en andere verkooppunten gezondere producten aanbieden.
Het ASE-model Met het ASE-model kan gedrag worden verklaard en geanalyseerd. Uit de ASE-model kan opgemaakt worden hoe een specifieke gedraging beïnvloed kan worden. Het ASE-model bestaat uit attitude (A), sociale invloed (S) en eigen effectiviteit (E). Deze drie factoren worden ook wel gedragsdeterminanten genoemd. Volgens het model komt iemand tot gezondheidsgedrag op grond van deze drie factoren. 10
Determinanten
Attitude
Sociale invloed
Eigen effectiviteit
Externe variabelen
Barrières
Gedragsintenties
Na de voorlichting zijn de kinderen dagelijks minimaal 60 minuten matig lichamelijk actief.
Kinderen zijn bereid om actiever te zijn als ze de 60 minuten norm niet halen. (H.M. van Keulen, 2011)
Ouders/verzorgers steunen de activiteit van kinderen door hun kinderen op sportverenigingen te zetten e.d. (Meer, 2011) De overheid steunt het door dergelijke verenigingen te stimuleren en door voorlichtingscampagnes.
De eigen effectiviteit voor meer bewegen wordt verhoogd wanneer ouders hun kinderen voldoende stimuleren. (H.M. van Keulen, 2011)
Omgeving (speelplaatsen wel of niet in de buurt, veiligheid). (Hopman-Rock, 2005)
Voorkeur voor tv kijken of achter de computer zitten. Geen veilige buurt om te spelen en actief te zijn. (Kemps, 2004)
Bij voldoende stimulatie door ouders en het hebben van een nabij zijnde speelplek, lijken kinderen bereid te zijn om minimaal 60 minuten (matig) lichamelijk actief te zijn.
Na de voorlichting eten de kinderen uit groep 3 van basisschool het Middelpunt minimaal 1 ½ stuk fruit per dag.
Meeste kinderen vinden fruit een lekker tussendoortje. (H.M. van Keulen, 2011) (Kemps, 2004)
Kinderen denken niet aan het eten van fruit. (Kemps, 2004) het initiatief moet vanuit de ouders/verzorgers komen.
Prijs van fruit. Kennis/eetpatronen van ouders zijn van invloed op het eetgedrag van de kinderen. (M. Sharma, 2008)
Fruit moet vaak geschild worden (door ouders/verzorgers). Plakkerigheid door sap op de vingers vinden kinderen niet prettig en sommige kinderen houden niet van pitten in fruit. (Kemps, 2004)
Kinderen vinden fruit een lekker tussendoortje, echter het moet wel beschikbaar zijn, geschild worden en het liefst pitloos zijn.
Na de voorlichting nemen kinderen op basisschool het Middelpunt minimaal één keer per dag een gezond tussendoortje
Kinderen weten wel wat gezonde tussendoortjes zijn en uit onderzoek blijkt dat kinderen bepaalde gezonde tussendoortjes (zoals fruit) lekker vinden. (nationaalgezondheidsplan, 2012) (Kemps, 2004) (H.M. van Keulen, 2011) Kinderen ontbijten als hun ouders het klaarmaken. Sommige kinderen maken zelf hun ontbijt. (Meer, 2011)
Ouders hebben veel invloed op groente- en fruitconsumptie van kinderen. (nationaalgezondheidsplan, 2012) Daarbij steunt de overheid de fruitconsumptie van kinderen via scholen met speciale fruitdagen en via voorlichtingscampagnes. Uit onderzoek komt naar voren dat mede leeftijdsgenoten ook een significante invloed hebben op kinderen. Ouders kopen de (gezonde) tussendoortjes voor de kinderen. Overheid steunt via voorlichtingscampagnes. Het aanbod van tussendoortjes bij scholen en dichtbij zijnde supermarkten hebben ook invloed op de keuze van tussendoortjes bij kinderen. (Meer, 2011) Ouders/verzorgers maken meestal het ontbijt voor een kind.
Ouders geven vaak de tussendoortjes aan hun kinderen of het is in huis toegankelijk voor de kinderen. Echter kinderen hebben invloed op wat de ouders kopen. (Kemps, 2004) Een kind kan dus vragen naar gezonde tussendoortjes. Sommige kinderen maken hun ontbijt zelf. (Meer, 2011)
Overheid. Ouders. Scholen. Toegankelijke winkels voor kinderen. (Hopman-Rock, 2005)
Ouders die geen gezonde tussendoortjes kopen. Scholen en winkels die geen gezonde tussendoortjes aanbieden maar wel ongezonde tussendoortjes. (Kemps, 2004)
Tijdsgebrek ouders.
Ouders die vroeg de deur uit gaan of die zelf niet ontbijten.
Gedragsintentie is voor een deel afhankelijk van de ouders. Als ouders hun kind niet stimuleren en geen gezond tussendoortje voor hun kind kopen, dan kan een kind ook geen gezonde tussendoortje mee nemen om te eten. Kinderen willen graag ontbijten als het eten voor hen wordt klaar gemaakt.
Gedragsdoelen
Na de voorlichting is het ontbijtgedrag bij kinderen in groep 3 van de basisschool het Middelpunt verbeterd en eten zij een meer volledige ontbijt in de ochtend.
Tabel 2. ASE-matrix
11
Resultaten Het activiteitenlevel van kinderen is onder andere afhankelijk van de (speel)omgeving en de stimulatie van de ouders. Zijn er speelplekken en zijn deze veilig, worden de kinderen gestimuleerd. Uit onderzoek is gebleken dat zij dan bereid zijn om minimaal 60 minuten lichamelijk actief te zijn. De interventie zou zich dan moeten richten op het verbeteren/verruimen van speelruimtes en ouders overhalen hun kinderen meer op sportverenigingen aan te melden. Het volgende gedragsveranderingsdoel richt zich op het verbeteren van de fruitconsumptie van kinderen. Kinderen vinden fruit een lekker tussendoortje, echter het moet wel beschikbaar zijn, geschild en het liefst pitloos. Daarbij denken kinderen niet aan het consumeren van fruit; dit moet echt aan hun gegeven worden. Een interventie op de verhoging van de consumptie van fruit zou zich moeten richten op de beschikbaarheid van fruit als mede de manier waarop het aangeboden wordt. Uit onderzoek blijkt dat kinderen fruit een lekker tussendoortje vinden. Hier kan op ingespeeld worden. Het meenemen van gezonde tussendoortjes is voor een deel afhankelijk van de ouders. Een kind kan hier wel zelf naar vragen. Ontbijtgedrag lijkt bijna compleet afhankelijk te zijn van het ontbijtgedrag van de ouders, of zij ook ontbijten of niet. Maar een klein gedeelte maakt zijn ontbijt, zelf als hun ouders het niet maken. Om de gevormde gedragsveranderingsdoelen af te bakenen en te specificeren, worden de belangrijkste omgezet in een interventiedoel: Interventiedoelen 1. Na de voorlichting kunnen minimaal de helft van de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal vijf gezonde en vijf ongezonde tussendoortjes benoemen. 2. Na de voorlichting nemen de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal twee keer in de week een gezond tussendoortje mee. Een daarvan is fruit, op woensdag (fruitdag).’
12
Analyse van het cognitieve niveau en sociaal-emotionele niveau Tussen het derde en zevende jaar komt het kind los van zijn ‘eigen wereld’ en gaat zich meer richten op de werkelijke wereld. In de echte wereld is het belangrijk om met anderen te kunnen communiceren en het kind krijgt meer interesse in lezen en schrijven, maar ook in rekenen. (Memelink, 2009) Rond het zevende levensjaar ontstaat bij kinderen het vermogen om logisch te redeneren. Dit wil zeggen dat kinderen simpele rekensommen leren oplossen. Soms ontstaat dit vermogen al in de kleutertijd. Later in de basisschoolperiode zullen zij ook kunnen rekenen met gewicht en volume. In deze fase kunnen de gedachten van een kind een handeling terugbrengen tot de oorspronkelijke situatie. Het denken in het algemeen is nog sterk op het hier en nu gericht. Kinderen uit groep drie missen een grote hoeveelheid specifieke informatie, daardoor is hun manier van redeneren vaak nog niet compleet. (Verhulst, 2005) Jonge kinderen zijn beter instaat om informatie te onthouden die niet tot de hoofdtaak behoort dan oudere kinderen. De kinderen zijn goed in het verwerken en onthouden van visueel-ruimtelijke informatie. Hierbij kan gedacht worden aan een memorie spelletje. Daar tegenover staat dat ze nog niet goed zijn in het onthouden van verbale informatie. De kinderen krijgen een steeds grotere controle over de aandachtfunctie en kunnen bewust kiezen waar zij hun aandacht op richten. (Verhulst, 2005) Een kind van zes jaar kan zich ongeveer 10 minuten concentreren op één en dezelfde taak, die hij niet zelf gekozen heeft. Wanneer een kind zelf zijn activiteit uit kiest, de concentratie kan dan veel langer duren. (Eerkens, 2009) Het kind wordt steeds meer bewust van zichzelf en van anderen om zich heen. Het kind begint na te denken over het eigen handelen. (Memelink, 2009) Het bewust worden van zichzelf wordt ook wel het ik-besef genoemd. Naast het ik-besef, ontstaat ook steeds meer het gevoel bij een groep te horen. Ook wordt een kind zich meer bewust van anderen om hem heen. Door die bewustwording gaat het kind reflecteren op zichzelf en zichzelf vergelijken met leeftijd- en seksegenootjes. (SLO, 2011) Hierdoor gaat een kind begrijpen waar hij goed in is en waar hij minder goed in is, dit gebeurd rond het zesde levensjaar. (Memelink, 2009) Maar er vindt ook vergelijking plaats op gebied van uiterlijke kenmerken, wensen en gevoelens en persoonlijke eigenschappen. (SLO, 2011) In de leeftijdscategorie van drie tot zeven jaar identificeren kinderen zich nog sterk met hun ouders, maar ook met oudere kinderen. Denk hierbij aan het imiteren van gedrag. Hierbij doen ze meer ervaring op met agressie, conflicten en opkomen voor zichzelf, maar ook leren ze om rekening te houden met anderen. Er kan bij kinderen in deze leeftijdsklasse een belangrijke vooruitgang worden gerealiseerd in het leren omgaan met conflicten, maar ook met afspraken en regels. Dit is mede afhankelijk van de inzet van de ouders en andere volwassenen, die kijk hebben op de verschillen tussen gezin en omgeving. (SLO, 2011) Kinderen richten zich dus steeds meer op anderen, ze gaan samenspelen en samenwerken. Ook gaan ze steeds meer rekening houden met normen en waarden. Kinderen ontwikkelen voorkeuren voor bepaalde personen en kunnen aangeven waarom ze deze voorkeur hebben. Dit hebben ze nodig om te kunnen samenspelen en –werken. (Memelink, 2009)
13
Om in een groep samen te kunnen werken is het van belang dat de emotionele ontwikkeling van een kind ver genoeg gevorderd is. Dat wil zeggen dat het kind een voldoende gevoel van eigen waarde bezit, zelfvertrouwen heeft en voldoende voor zichzelf kan zorgen. Het kind moet een dag zonder ouders kunnen en niet continue individuele aandacht nodig hebben. Het is belangrijk dat een kind zich redelijk kan gedagen in het bijzijn van klasgenoten en de autoriteit van een vreemde volwassene, de leerkracht, kan accepteren. (Verhulst, 2005) In de periode tot ongeveer zes jaar speelt het ‘geloven in’ een belangrijke rol, bijvoorbeeld het geloven in Sinterklaas. Dit wordt ook wel magisch denken genoemd. Rond de leeftijd van zeven jaar ontstaat bij kinderen het vermogen om logisch en systematisch te denken. Ook is het kind in deze levensfase in staat om tegenstrijdigheden en onjuistheden te herkennen, bijvoorbeeld: datgene wat de ouders zeggen en wat ze daadwerkelijk doen. (Verhulst, 2005)
14
Methoden en technieken Methoden en technieken De vertaalslag van theorie naar praktijk wordt gedaan door middel van verschillende methoden en de daarbij behorende technieken. Hieronder worden de methoden en technieken per determinant van de twee interventiedoelen uitgewerkt. De determinanten zijn geanalyseerd door middel van het ASE-model. Uit dit model zijn een aantal determinanten per gedragsveranderingsdoel naar voren gekomen. De methoden zullen berusten op de verschillende determinanten van het ASE-model. Voor de uitwerking van het ASE-model wordt er verwezen naar tabel 2. Interventiedoelen 1. Na de voorlichting kunnen minimaal de helft van de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal vijf gezonde en vijf ongezonde tussendoortjes benoemen. 2. Na de voorlichting nemen de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal twee keer in de week een gezond tussendoortje mee. Een daarvan is fruit, op woensdag (fruitdag).’ Er zijn een aantal methoden met bijbehorende technieken die op de verschillende determinanten van het ASE-model kunnen inspelen. Om de voorlichting passend te maken voor groep 3 kan de methode actief leren worden gebruikt. Op deze manier wordt de voorlichting gebaseerd op activiteiten. Voorbeelden van deze activiteiten zijn spelletjes, het houden van een quiz, gesprekken over het onderwerp. (Bartholomew, Parcel, Kok, Gottlieb, & Fernandez, 2011) Een methode die de determinant attitude beïnvloedt bij dit interventiedoel is de methode directe ervaring. De kennis wordt gevormd door de directe ervaring die een persoon op doet. Voor deze voorlichting kan dit worden vertaald in het proeven van voedingsmiddelen. De kennis die de persoon opdoet na het proeven van de voedingsmiddelen is of hij of zij het betreffende voedingsmiddel lekker vindt of niet. De bijbehorende techniek die bij deze methode hoort is het houden van een smaaktest. (Bartholomew et al, 2011) Een andere methode die de determinant attitude beïnvloedt is herhaaldelijke blootstelling. Het doel van deze methode is het herhaaldelijk stimuleren van de sensorische receptoren van de kinderen. Dit kan leiden tot onbewuste gedragsverandering. De bijbehorende technieken bij deze methode zijn het herhaaldelijk tonen van afbeeldingen en informatie via bijvoorbeeld een PowerPointpresentatie. (Bartholomew et al, 2011) Het stimuleren van de communicatie om zo meer sociale steun te ontvangen is een methode die de determinant sociale invloed beïnvloedt. Dit kan vertaald worden naar het communiceren met de ouders over gezonde tussendoortjes. Het doel hiervan is het ontvangen van meer sociale steun van de ouders voor het consumeren van gezonde tussendoortjes. De techniek die bij deze methode hoort is communicatie met de ouders door het kind. Dit zal tijdens de voorlichting gestimuleerd worden door de kinderen aan te sporen tot communiceren met de ouders over gezonde tussendoortjes. (Bartholomew et al, 2011) De methode die de determinant barrière beïnvloedt is het opheffen van bestaande barrières. Door middel van een groepsgesprek met de kinderen worden de bestaande barrières achterhaald. Vervolgens wordt er gezamenlijk een oplossing bedacht. (Bartholomew et al, 2011) 15
Het uitwerken van bestaande kennis omtrent gezonde voeding is een methode om de kennis uit te breiden bij de doelgroep, door middel van het linken van kennis aan voorbeelden en ervaringen. Dit kan gedaan worden door een groepsgesprek of via een PowerPointpresentatie. (Bartholomew et al, 2011) Overzicht van de methoden en technieken Determinanten Methoden Kennis overdracht Voorlichting gebaseerd op activiteiten (actief leren). Attitude Herhaaldelijke blootstelling
Attitude Sociale steun
Directe ervaring Stimuleren van communicatie
Barrières Opheffen van bestaande barrières. Tabel 3: Overzicht van methoden en technieken
Techniek Spelletjes, het houden van een quiz, gesprekken over het onderwerp Herhaaldelijk tonen van afbeeldingen en informatie via een powerpointpresentie Smaaktest Kinderen aansporen om (beter) te communiceren met de ouders Groepsgesprekken
Voorbeelden voorlichtingen Lekker Fit! Rotterdam Lekker Fit! Rotterdam Is een voorlichtingsprogramma van de GGD Rotterdam-Rijmond over gezonde leefstijl voor kinderen. Lekker Fit! Rotterdam organiseert verschillende soorten activiteiten voor de groepen 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar en 12 tot 19 jaar. Goede aspecten van Lekker Fit! Rotterdam zijn uitbundig. Via het lespakket Lekker Fit! leren kinderen van de groepen 1 tot en met 8 meer over voeding en een gezonde leefstijl in het algemeen. Voorlichting wordt ook aan de ouders gegeven en ouders van kinderen met overgewicht kunnen naar de schooldiëtist of jeugdverpleegkundige voor advies. Ook worden er extra gymlessen gegeven en is er extra bewegingsaanbod georganiseerd voor buiten schooltijd. Daarnaast worden er verschillende soorten themaweken georganiseerd. Enige nadelige aspecten die bedacht kan worden is het feit dat het niet op iedere school wordt uitgevoerd. Tips over ‘de spelregels gezond eten voor kinderen’ wordt aangepast en meegenomen in de voorlichting. Meer inzicht op de lespakket van Lekker Fit! had een groter bijdrage kunnen leveren. (GGDRotterdam-Rijnmond, 2012) De Familie Lekkerbek op bezoek bij Korein Kinderplein De GGD-Brabant-Zuidoost heeft een themaweek genaamd ‘De Familie Lekkerbek op bezoek bij Korein Kinderplein’ ontwikkeld en biedt deze aan om overgewicht bij kinderen preventief aan te pakken. Met de interventie wilt GGD-Brabant kinderen stimuleren om een balans te vinden tussen eten en bewegen. Ook wordt er getracht ouders en leidsters bewust te maken over het belang van een gezonde leefstijl. Goede aspecten van De Familie Lekkerbek op bezoek bij Korein Kinderplein is dat de themaweek zich richt op de balans tussen gezond eten en bewegen. Tijdens de week worden er leeftijdsgerichte bezigheden verricht zoals spelletjes doen, experimentjes uitvoeren en er wordt voorgelezen. De activiteiten zijn daarbij ‘op maat’ gemaakt zodat ze goed aansluiten bij de doelgroep. De manier hoe de Familie Lekkerbek kinderen op een actieve manier iets wilt bijbrengen past bij de eigen voorlichting. (loketgezondleven, 2010)
16
B. Slim beweeg meer. eet gezond Het project B. Slim beweeg meer. eet gezond loopt sinds 2005 in de gemeente Amersfoort. Het richt zich op zowel kinderen met een zwaar gewicht als kinderen met een gezond gewicht. Per prioriteitswijk wordt een integraal plan op maat gemaakt. De interventie berust daarbij op vijf pijlers namelijk draagvlak, voorlichting en bewustwording, maatregelen gericht op de omgeving, signaleren en adviseren en ondersteuning. Kinderen met overgewicht worden gesignaleerd en doorverwezen naar het overbruggingsplan. Kinderen met obesitas worden doorverwezen naar de kinderarts. Met Het project B. Slim beweeg meer. eet gezond wilt GGD Midden-Nederland het aantal kinderen met overgewicht met 5% terug dringen. Goede aspecten is dat er per wijk een integrale plan wordt gemaakt. Er wordt ook actief gewerkt aan het helpen van kinderen met obesitas en overgewicht. Er worden sport- en speltoornooien georganiseerd, workshops door diëtisten, gezamenlijk ontbijt op school en zelfs kinderkokkerei. Minder goede aspecten lijken op het eerste gezicht niet te zijn. De manier hoe kinderen betrokken worden met workshops tot de voorbereiding en eten van voedsel is erg sterk gedaan. Aangepast voor tussendoortjes kan dit ook worden gebruikt voor de eigen voorlichting. (bslim/Amersfoort, 2012) SchoolGruiten Het voorlichtingsprogramma SchoolGruiten richt zich op het stimuleren van gezonde voeding. Dit programma richt zich specifiek op het gezamenlijk eten van groenten en fruit in de klas. Spelenderwijs leren de kinderen door middel van dit voorlichtingsprogramma gezonder te eten. SchoolGruiten stimuleert de kinderen om vaker voor groenten en fruit te kiezen. Dit doen zij door twee keer per week fruit of knabbelgroenten uit te delen aan de kinderen op basisscholen. Dit is een voorlichtingsprogramma voor alle groepen van de basisscholen (Schoolgruiten, 2012). Een goed aspect van dit voorlichtingsprogramma is dat de ouders er actief bij worden betrokken. De verschillende manieren waarop SchoolGruiten ouders enthousiasmeert en informeert, kunnen bruikbaar zijn voor de eigen voorlichting die gegeven zal worden. Ook richt SchoolGruiten zich op basisscholen, net zoals de eigen voorlichting. In de lessuggesties staan per groep spelletjes en testjes gericht op het niveau van de kinderen. Bepaalde spelletjes en testjes uit deze lessuggesties zullen bruikbaar zijn voor deze voorlichting (Handboek SchoolGruiten, Lessuggesties voor groep 1-6). Ga voor gezond! Ga voor gezond! is een nationale scholenactie over gezondheid en veiligheid. Door middel van lesmateriaal laat het aan kinderen van de basisschool zien dat bezig zijn met gezondheid juist heel leuk is. Een van de onderwerpen van deze scholenactie is eten en drinken. De andere onderwerpen gaan over beweging, processen in het lichaam, hoe om te gaan met pesten en het verkeer. (Wat is Ga voor gezond!?) Het lesmateriaal is verdeeld per twee groepen. Er is dus lesmateriaal voor groep 1/2, groep 3/4, groep 5/6 en groep 7/8. Dit is een aspect dat wat minder goed is van deze actie aangezien er een aardig verschil in niveau kan zitten, vooral tussen groep 3 en 4 als het gaat om lezen en schrijven. Een goed aspect van deze actie is dat het zich richt op verschillende onderwerpen om gezondheid en veiligheid te bevorderen. Het lesmateriaal wisselt af qua onderwerpen per les. De ene les gaat over eten en drinken, de andere les gaat weer over het verkeer enzovoorts. Zo is er veel variatie in het lesprogramma wat het aantrekkelijk maakt (Lessen)
17
Het lesmateriaal bevat complete lessen, van opbouw tot slot, waarin staat beschreven hoe je zo’n les zou kunnen geven. Het bevat verschillende testjes, spelletjes en kleurplaten naar het niveau van de kinderen. Dit lesmateriaal kan nuttig zijn voor de eigen voorlichting, aangezien er ideeën uit kunnen worden opgedaan. (Werkblad Eten en Drinken Groep 3-4)
18
Praktische voorlichtingstechnieken De vertaalslag naar een creatieve praktische voorlichting wordt verkregen door het creëren van een geheel van de beschreven methoden en technieken. Op deze manier worden de methoden en technieken gebruikt om de boodschap van de voorlichting uit te dragen. Een voorlichting is op te bouwen in een intro, een kern en een slot. De intro zal starten met het voorstellen van degene die gaan voorlichten. De voorlichting zal door twee personen per klas worden gegeven. Er zal verteld worden wat de voorlichters komen doen. Er zal worden uitgelegd dat het een themadag is over tussendoortjes. Daarnaast zal er aan de kinderen worden verteld welke regels er worden gehanteerd. Het is de bedoeling dat de kinderen stil zijn en enkel praten wanneer zij de beurt krijgen. Om de kinderen wakker te schudden zal er vervolgens een bananenraadsel worden gedaan. Dit is een onderdeel van de methode actief leren. Het bananenraadsel gaat als volgt; de voorlichters doen alsof ze een banaan in de hand hebben en beginnen deze te pellen. Na het pellen nemen ze een grote hap van de banaan. De kinderen moeten raden wat de voorlichters aan het eten zijn. Nadat de intro is gehouden, zal er een kringgesprek plaats vinden. Aan de leerkracht van groep 3 zal van te voren worden gevraagd of hij/zij de verplaatsing van de kinderen naar de kring zou willen organiseren, aangezien deze veel invloed heeft op de kinderen. Zo wordt er voorkomen dat er tijdens de voorlichting een chaos ontstaat tijdens de wisselmomenten. Tijdens dit kringgesprek staat er op de achtergrond een powerpoint open met plaatjes over gezonde voeding. Naast dat we gezonde voeding benadrukken door de informatie die we vertellen, zullen de kinderen dus ook steeds geconfronteerd worden met afbeeldingen. Dit is een onderdeel van de methode herhaaldelijke blootstelling. Tijdens het kringgesprek zal er een gesprek worden gevoerd met de kinderen. Verschillende onderwerpen zullen aan bod komen, zoals wat gezonde tussendoortjes zijn, wat de kinderen zelf eten, wat de kinderen lekker vinden, de ideeën van de kinderen over gezonde tussendoortjes en ook zal er worden gesproken over wat dan precies ongezond is. Het doel van dit kringgesprek is het achterhalen van de ideeën van de kinderen en het inspelen op de kennis die ze hebben. Door middel van vragen die aan de kinderen worden gesteld, zal er worden gesproken over de onderwerpen zodat de kinderen meer aan het woord zijn in plaats van de voorlichters. Het volgende wisselmoment is dat de kinderen weer terug naar de plaats gaan en gaan zitten. Er zal aan de leerkracht worden gevraagd of deze hier eventueel mee wilt helpen om alles zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. Wanneer de kinderen op hun plek zitten, zal er een korte presentatie worden gegeven over tussendoortjes. Deze presentatie zal de kinderen leren wat gezonde en wat ongezonde tussendoortjes zijn en welke je het best kan nemen. Wanneer de presentatie is afgelopen zullen de kinderen een kleurplaat krijgen die zij moeten inkleuren. Voordat zij de kleurplaat krijgen wordt er eerst een uitleg gegeven door de voorlichters. De kinderen moeten de gezonde voedingsmiddelen op de kleurplaat groen kleuren en de ongezonde voedingsmiddelen moeten zij rood kleuren. Op deze manier leren zij actief over gezonde en ongezonde voedingsmiddelen, wat weer een onderdeel is van de methode actief leren. Wanneer de kinderen klaar zijn met de kleurplaat, zal de kleurplaat met behulp van de powerpoint presentatie worden nagekeken. De kinderen kijken dit zelf na. Daarna zal er worden gevraagd in de klas hoeveel antwoorden de leerlingen goed hebben. Dit zal worden gebruikt voor de evaluatie van de voorlichting.
19
Na het inkleuren van de kleurplaat zal er ter onderbreking een spelletje worden gespeeld met de kinderen. Het spelletje wat zal worden gespeeld is een variant van ‘op de wal of in de sloot’, voor de voorlichting aangepast naar ‘Gezond of ongezond?’. De kinderen gaan allemaal naast hun stoel staan. De voorlichter noemt een tussendoortje. Wanneer dit ongezond is moeten de kinderen op hun stoel gaan zitten, wanneer dit gezond is moeten de kinderen naast hun stoel gaan staan. Om dit spelletje een beetje spannend te houden zullen er bijvoorbeeld twee gezonde tussendoortjes achter elkaar worden opgenoemd. De kinderen hoeven dan niet te gaan zitten, maar moeten naast hun stoel blijven staan. Het voordeel van dit spelletje is dat de klas niet verbouwt hoeft te worden, wat een hoop rumoer voorkomt. Als de kinderen weer op de plek zitten, krijgen zij iets gezonds te snacken. Snacks die worden uitgedeeld zullen gezonde tussendoortjes zijn, zoals ontbijtkoek en eierkoek. De methode die hier wordt toegepast is directe ervaring. De kinderen ervaren hoe het is om gezonde tussendoortjes te eten, en kunnen er hierna een terecht beeld over vormen. Tijdens het snacken zal de quiz worden voorbereid. Met behulp van de powerpoint presentatie zal de quiz worden gehouden. De vraag zal op de powerpoint presentatie te zien zijn en mondeling worden gesteld. De kinderen kunnen op het antwoordblad het goede antwoord invullen. Na de quiz zullen de antwoorden op de powerpoint presentatie verschijnen en deze zullen gezamenlijk besproken worden. Tijdens de quiz zullen de kinderen de keuze moeten maken tussen een gezond en een ongezond tussendoortje. De vraag is: welk tussendoortje kun je het best eten? Ook dit is een vorm van actief leren, doordat de kinderen spelenderwijs kennis vergaren. Na de quiz zal de voorlichting door de voorlichters worden afgesloten. Er zal mogelijkheid zijn tot vragen stellen. Aan de leerkracht zal worden gevraagd of hij/zij na de voorlichting aan de kinderen wil vragen of ze het leuk vonden en of ze er wat van hebben geleerd. De leerlingen krijgen aan het einde van de les een brief mee voor de ouders. In deze brief staat wat er tijdens de voorlichting is besproken. Ook staan er ideeën in voor tussendoortjes die de ouders kunnen kopen. In de brief wordt er benadrukt dat de ouders degene zijn die de tussendoortjes kopen en dat zij grote invloed hebben op hetgeen wat de kinderen eten. Zoals te zien is, worden er verschillende methoden en technieken toegepast tijdens de voorlichting. De methoden die zijn toegepast zijn actief leren, directe ervaring en herhaaldelijke blootstelling. Via deze methoden zal de boodschap worden uitgedragen wat gezonde tussendoortjes zijn en dat er beter voor gezonde tussendoortjes gekozen kan worden dan voor ongezonde tussendoortjes. Back-up Wanneer er een voorlichting gegeven wordt, is het handig om iets achter de hand te hebben wanneer het toch niet helemaal blijkt uit te komen met de tijd. Als back-up voor deze voorlichting zijn er spellen bedacht. Zo kan de tijd worden opgevuld met een extra spelletje wanneer er tijd over is of kan er een korter spelletje gespeeld worden wanneer er te weinig tijd is. ‘Wat voor tussendoortje ben ik?’ is een spelletje dat gespeeld wordt wanneer de leerlingen in de kring zitten. Eén van de leerlingen wordt naar de gang gestuurd, terwijl de rest van de leerlingen bedenken wat voor soort tussendoortje de leerling op de gang moet zijn. Wanneer de leerling terugkomt, kan hij door middel van vragen stellen erachter komen wat voor tussendoortje hij of zij is. Echter kunnen de leerlingen op de vragen alleen maar ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Voor dit spelletje is het handig om kaartjes te maken met gezonde en ongezonde tussendoortjes, zodat de leerlingen ideeën op kunnen doen.
20
Gebaseerd op een spelletje wat er tijdens de observatie is geobserveerd bij de gym, is het spelletje ‘Knipoog super ongezonde tussendoortjes’. Er wordt een kring gevormd door de leerling. Eén van de leerlingen wordt weggestuurd, die als gezondheidsdetective is gekozen. Wanneer deze leerling op de gang is, zal een van de leerlingen worden gekozen als super ongezond tussendoortje. Wanneer dit is gebeurt, mag de gezondheidsdetective terugkomen. Deze moet in het midden van de kring gaan staan. Het super ongezonde tussendoortje kan de leerlingen in de kring doen verslappen door middel van zijn superkrachten. Wanneer er naar een leerling in de kring wordt geknipoogd, moet deze leerling op de grond gaan zitten. Het is de taak van de gezondheidsdetective om te zien wie er in de kring knipoogt. Wanneer de gezondheidsdetective dit heeft gevonden, heeft hij het super ongezonde tussendoortje te pakken aangezien alleen deze leerling mocht knipogen. Een ander spelletje dat als back-up dient is het letterspelletje. De leerlingen zijn verdeelt in groepjes. Er wordt een letter gegeven aan elk groepje. Het is de taak van dit groepje om zoveel mogelijk tussendoortjes op te schrijven of te tekenen die met deze letter beginnen. De gezonde tussendoortjes moeten met groen worden getekend of opgeschreven, de ongezonde tussendoortjes met rood. De groep met de meeste gezonde tussendoortjes wint. De gezonde tussendoortjesslang is een spelletje waarbij een van de leerlingen een gezond tussendoortje noemt. Als voorbeeld nemen we ontbijtkoek. Het is dan de bedoeling dat de leerling ernaast een gezond tussendoortje noemt met de laatste letter van dit tussendoortje. Zo zal er een woordslang komen van allemaal gezonde tussendoortjes. Het volgende spelletje wat dient als back-up is het spelletje ‘Ik ga aan tafel en ik eet’. Dit is een variant op het spelletje ‘Ik ga op reis en ik neem mee’. De leerlingen zitten bij dit spelletje in een kring. Als voorlichter leidt jij het spel en roept ‘Ik ga aan tafel en ik eet…’. De eerste leerling mag een gezond product opnoemen. Vervolgens wordt deze hele zin met de groep herhaald. Daarna mag de volgende leerling een gezond product aan deze zin toevoegen. En weer wordt de hele zin herhaald door de groep met het toegevoegde product. Zo gaat het spelletje verder totdat de leerlingen niet meer in de juiste volgorde kunnen opnoemen wat er is gezegd. Het spelletje letters leggen is een spelletje waarbij de leerlingen tussendoortjes moeten koppelen aan een bepaalde letter. De leerlingen zitten ook bij dit spelletje in een kring. In het midden van de kring worden allemaal gezonde tussendoortjes of verpakkingen van gezonde tussendoortjes gelegd. De voorlichter laat een letter zien. Eerst wordt er nagegaan of de leerlingen weten wat voor letter dit is. Vervolgens wordt er aan de leerlingen gevraagd of zij iets kunnen vinden tussen de tussendoortjes wat begint met de letter die de voorlichter heeft laten zien. Zo zijn de kinderen druk bezig met letters en met auditieve synthese en analyse. Het laatste spelletje wat gebruikt kan worden als back-up is het een raadspelletje. De voorlichters nemen een tas vol verpakkingen mee. De voorlichter omschrijft een bepaald product wat in de tas zit. De leerling die raadt over wat voor soort product de voorlichter praat, mag naar voren komen en het product uit de tas halen. Eventueel kunnen de leerlingen ook een voor een voor de klas komen om producten te omschrijven. Uiteindelijk is er een keuze gemaakt voor welk spelletje er als eerste als back-up wordt gebruikt. Dit is het letterspelletje, waar een eigen draai aan wordt gegeven. Het spelletje wordt in plaats van in groepjes klassikaal gedaan en geleidt door de voorlichters. De voorlichter noemt een letter op en vraagt of de kinderen hier bijvoorbeeld een gezond tussendoortje bij kunnen bedenken. De voorlichter zal de beurt geven aan de kinderen die mogen praten, om zo de orde te bewaren.
21
Draaiboek Het onderstaande schema geeft het draaiboek weer voor deze voorlichting. Het draaiboek is gebaseerd op de mogelijkheden die er zijn op basisschool het Middelpunt. Op de basisschool zijn smartboards aanwezig, dus er kan een powerpoint presentatie worden gebruikt tijdens de voorlichting. Verder zal de voorlichting door middel van samenwerking een succes moeten worden. Aan het begin van de les worden daarom regels opgesteld waar de kinderen zich aan moeten houden. Waar nodig zal de leerkracht de voorlichters helpen wanneer de orde verdwijnt. Tijdstip
Activiteit
10:30
Introductie: De voorlichters stellen zich voor Er wordt uitgelegd wat de voorlichters komen doen Er worden regels vastgesteld Er wordt een activerend spelletje gedaan.
Benodigdheden -
-
Powerpoint presentatie waarop afbeeldingen staan van de voorlichters en waarop de planning van de les staat. Eventueel ook een begeleidende pagina voor het activerende spelletje. Smartboard
10:35
Het verschuiven van de tafels en stoelen voor het kringgesprek.
Niet van toepassing
10:37
Start van de kern: Kringgesprek: het discussiëren over tussendoortjes en het peilen van de kennis van de kinderen. Er worden vragen aan de kinderen gesteld waarzij op moeten antwoorden. Ze krijgen de beurt wanneer ze iets mogen zeggen. Het verschuiven van de tafels en stoelen naar de normale opstelling.
Niet van toepassing.
10:45
Op de achtergrond zal wel de powerpoint presentatie openstaan met plaatjes van gezonde tussendoortjes, voor het herhaaldelijk blootstellen. Hierbij is een smartboard nodig.
Rolverdeling Spreker 1: stelt zich voor Spreker 2: stelt zich voor Spreker 1 gaat verder met de uitleg van de voorlichting, het uitleggen van de regels en leidt het activerende spelletje. Spreker 2 klikt de powerpoint presentatie verder waar nodig. Spreker 2 geeft aan dat de kinderen in de kring moeten gaan zitten. Spreker 1 en eventueel de leerkracht van de groep bieden hierbij ondersteuning. De kinderen gaan rij voor rij naar voren om zichzelf op te stellen in een kring. Spreker 2 legt uit wat de bedoeling is van het kringgesprek en leidt het kringgesprek. De spreker zal de vragen stellen en kinderen de beurt geven. Spreker 1 dient hierbij als ondersteuning. Spreker 1 klikt de powerpoint presentatie verder waar nodig.
Niet van toepassing
Spreker 2 geeft aan dat het kringgesprek is afgelopen en dat de kinderen weer terug moeten naar de plek. Spreker 1 en eventueel de leerkracht dienen hierbij als ondersteuning. De leerlingen gaan weer rij voor rij terug.
22
10:47
11:00
11:10
Korte presentatie over wat gezonde en ongezonde tussendoortjes zijn, met verschillende voorbeelden.
Het kleuren van een kleurplaat. Gezonde tussendoortjes op de kleurplaat dienen groen gekleurd te worden, ongezonde tussendoortjes rood. Het nakijken van de kleurplaat. Op de powerpoint presentatie zal een voorbeeld kleurplaat komen. Vanaf hier wordt de kleurplaat nagekeken. Na het nakijken zal er worden gekeken hoeveel tussendoortjes de leerlingen goed hebben ingekleurd. Dit zal worden genoteerd op het evaluatieformulier voor de eigen administratie.
-
Powerpoint presentatie Smartboard
-
Kleurplaten Kleurdoos, deze hebben de kinderen zelf.
-
Powerpoint presentatie Smartboard Evaluatieformulier
-
11:15
Het spelen van het spelletje ‘Gezond of ongezond?’. De kinderen gaan naast hun stoel staan. De voorlichter noemt een tussendoortje. Wanneer dit ongezond is moeten de kinderen gaan zitten, wanneer dit gezond is moeten de kinderen naast hun stoel gaan staan.
-
Stoel
11:25
Uitdelen van gezonde snacks. Dit zijn spiesjes met een half plakje ontbijtkoek en spiesjes met een kwart plakje eierkoek. Tijdens het uitdelen van de gezonde snacks wordt de quiz voorbereid. De powerpoint presentatie wordt op de goede dia gezet en de antwoordvellen worden uitgedeeld.
-
Spiesjes met ontbijtkoek en eierkoek Powerpoint presentatie Smartboard Antwoordvellen
-
Spreker 1 geeft de korte presentatie en beantwoord waar nodig aan het einde van de presentatie vragen. Spreker 2 klikt de powerpoint presentatie verder. Spreker 1 legt uit wat de bedoeling is. Tijdens het maken van de kleurplaten zal spreker 1 waar nodig hulp bieden. Spreker 2 dient als ondersteuning. Spreker 1 geeft aan wanneer de leerlingen hun potloden neer moeten leggen. Spreker 1 zal samen met de kinderen de kleurplaat bekijken en geeft ze hierna de gelegenheid om te kijken hoeveel tussendoortjes zij goed hebben ingekleurd. Vervolgens vraagt spreker 1 hoeveel tussendoortjes de kinderen goed hebben ingevuld. Spreker 2 vult dit gelijktijdig in op het evaluatieformulier. Spreker 2 klikt de powerpoint presentatie verder waar nodig. Spreker 1 leidt het spelletje en noemt de tussendoortjes. Spreker 2 dient hierbij als ondersteuning. Ook zal de leerkracht gevraagd worden om te helpen met het bewaren van de orde.
Spreker 2 deelt de gezonde snacks uit en legt tijdens het uitleggen de link met de besproken theorie. Spreker 1 bereidt ondertussen de powerpoint presentatie voor en deelt de antwoordvellen uit.
23
11:30
11:35/11:40
11:45
Het starten van de quiz. De vragen worden gesteld en staan ook op de powerpoint presentatie, de kinderen vullen in op het antwoordblad wat het goede antwoord is. Nakijken van de quiz. Op de powerpoint presentatie komen de antwoorden te staan en deze zullen besproken worden. Er zal ook worden gekeken hoeveel antwoorden de leerlingen goed hebben. Afsluiting, er wordt verteld dat de voorlichting met veel plezier is gemaakt en gegeven. Er is mogelijkheid tot vragen stellen. De kinderen worden aangewezen wanneer zij mogen praten.
-
-
Powerpoint presentatie Smartboard Antwoordvellen
Spreker 2 legt uit wat de bedoeling is en stelt de vragen. Spreker 1 dient hierbij als ondersteuning.
Powerpoint presentatie Smartboard
Spreker 2 bespreekt de antwoorden met de kinderen. Spreker 1 dient hierbij als ondersteuning. Spreker 1 klikt de powerpoint presentatie verder waar nodig.
Niet van toepassing
Spreker 1 zal de afsluiting doen en de vragen beantwoorden. Spreker 2 dient hierbij als ondersteuning.
Tabel 4: draaiboek voor de voorlichting.
24
Evaluatie Samenwerking tussen projectleden In dit blok is er gestart met een nieuw projectgroep. De samenwerking leek vanaf het begin al moeizaam te verlopen toen het bleek dat twee leden in het vorige blok al een akkefietje met elkaar hadden gehad. Dit is tijdens de eerste vergadering besproken en om nieuwe ruzies te voorkomen is ervoor gekozen deze mensen niet direct met elkaar te laten samenwerken. Dit gaf al snel druk op de samenwerking onder de gehele groep, want er moest continue rekening mee gehouden worden. Tijdens het begin van het project bestond de groep uit vijf mensen. Eén meisje is echter een aantal weken niet aanwezig geweest, meer dan de helft van de tijd. Na vijf weken (van de acht) is toen besloten haar uit te sluiten van de projectgroep. De overige leden hadden niet het idee dat zij nog voldoende werk kon leveren om eerlijk mee te delen in het eindcijfer. Door de verschillende stappen van Intervention Mapping te volgen, raak je als groep in een soort denk proces waarbij alle stappen op elkaar volgen. Doordat dit projectlid al een groot deel had gemist, hadden de andere leden het idee dat zij niet meer zou kunnen toetreden in dit denk proces nadat zij al een groot deel had gemist. Afspraken die gemaakt waren, werden niet door iedereen netjes nageleefd. Zo werden stukken soms later doorgestuurd dan afgesproken. Dit is niet handig want de rest van het project vertraagt dan ook. Vaak werd gevraagd om feedback van anderen. De afspraak was dat iedereen zoveel mogelijk feedback zou geven, maar niet iedereen heeft dit steeds gedaan. In een volgend project is het belangrijk dat iedereen zich aan de afspraken houdt. Op die manier kan iedereen op elkaar vertrouwen en loopt de voortgang van het project soepeler. Algemeen Door omstandigheden werd er een slecht start gemaakt aan het project. Zo werd stap één door één projectlid gemaakt en haakte bij stap twee een ander projectlid af, waardoor de derde projectlid stap twee zelf moest maken. De kladversie van stap één was snel af, echter door nieuwe inzichten en aanwijzingen van de tutor moest deze enkele malen verbeterd worden. Dit zelfde gold voor stap twee. Echter door een minder duidelijke beschrijving van het stappenplan in het plan van aanpak, duurde het extra lang voordat stap twee af was. Door de meivakantie en twee ‘ afvallers’ die niet meer meewerkte aan de stappen liep dit aardig uit. Hiervan is echter veel geleerd en er is door middel van de vele verbeteringen getracht de kwaliteit van het project te verhogen tot een HBO waardig niveau. Dit zorgde voor een enorme vertraging waardoor stap drie iedere keer werd uitgesteld, tot we op een punt kwamen dat we nog maar drie weken de tijd hadden om alles af te krijgen. Eén fout die gemaakt werd, was fout inschatten en plannen. Omdat het stappenplan niet goed beschreven was en hierbij niet goed begrepen werd door de verschillende leden, inclusief de schrijvers van de beschrijving van het stappenplan, werd er tegelijkertijd getracht te werken aan de verschillende stappen. Achteraf zijn we erachter gekomen dat het stappenplan niet zo werkt, dat de stap voorheen eerst gemaakt moet worden voordat er aan de volgende stap gewerkt kan worden. Hadden we dit tijdig opgemerkt dan konden we betere afspraken maken en zouden de opdrachten sneller afgemaakt kunnen worden. Uiteindelijk hebben wij ons niet aan de planning gehouden. Het bleek handiger te zijn om op korte termijn afspraken te maken.
25
De verdeling van de taken ging in samenspraak met heel de groep. Dit was een goede methode om iedereen even grote taken te geven en zo kon iedereen een even groot aandeel leveren in het project. De praktijk heeft uitgewezen dat er toch mensen zijn die meer of juist minder gedaan hebben dan de anderen. Dit zou volgende keer beter moeten! Het is voorgekomen dat iemand niet bij een vergadering aanwezig was, er is hem/haar dan geen taak toebedeeld. De reden hiervoor is dat andere projectleden niet in zijn/haar agenda kunnen kijken en dus ook niet konden weten of iemand die taak wel wilde maken. In het vervolg is het belangrijk dat iedereen bij alle vergaderingen aanwezig is, zodat de taken eerlijker verdeeld kunnen worden. Het geven van feedback is een onderdeel dat redelijk goed ging. Er is voldoende, bruikbare, feedback gegeven. Maar niet iedereen heeft veel feedback gegeven, bepaalde mensen hadden hier meer tijd in kunnen steken! Meestal werd de feedback goed ontvangen en konden stukken verbeterd worden. Echter was niet iedereen het altijd eens met de feedback en er ontstond discussie. Gelukkig duurde een dergelijke discussie nooit lang en kon er snel verder gewerkt worden aan het project.
Stappen van intervention mapping Zijn alle stappen op de juiste manier uitgevoerd? Stap 1: Ernst en oorzaken van het probleem. Ja. Omdat: In stap 1 komt duidelijk naar voren wat de aard, omvang en oorzaken van het gezondheidsprobleem bij kinderen is. De informatie die erin staat is helder. Door nieuwe inzichten en aanwijzingen van de tutor is er bij stap 1 meerdere malen enkele kleine verbeteringen doorgevoerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat stap één makkelijker te lezen was, voorheen kwam er veel jargon in voor en dit is later herschreven in ‘ gewone’ taal. Stap 2: Determinanten van gedrag. Ja. Omdat: De determinanten die de meeste invloed hebben op het ontstaan van overgewicht bij kinderen worden beschreven. Door alle stappen van stap 2 goed te hebben doorlopen konden twee goede gedragsveranderingsdoelen worden geformuleerd. Ook is een analyse van het cognitieve en sociale niveau van kinderen van groep drie gemaakt. Hieruit kon worden afgeleid op welke manier je de kinderen kunt behandelen. Bijvoorbeeld hoe lang kun concentratie is en hoe goed ze kunnen samenwerken. Er moet hierbij wel vermeld worden dat stap twee even de bottleneck was van het project, in de zin dat we hier lang vast zaten. Dit kwam omdat de opdracht niet helder was beschreven in het plan van aanpak. Hierdoor is stap twee meerdere malen herzien en moest er even terug naar het begin om precies achter te komen wat er gevraagd werd. Stap 3: Methode en technieken. Ja. Omdat: Uit stap 3 is duidelijk geworden welke methoden en strategieën er al zijn. Door eerst vast te stellen waaraan een methode moet voldoen, voordat we ons er in gingen verdiepen, kon redelijk snel worden bepaald welke methoden voor ons bruikbaar waren. Op deze manier is er niet onnodig tijd verloren gegaan in het analyseren van methoden die voor onze voorlichting geen bruikbare onderdelen bevatten. . Het ASE-schema is daarbij gebaseerd op de doelen, beschreven in stap 2, en het schema is bedoeld om een gedragsveranderingsdoel te vinden waar wij als voorlichters iets aan kunnen veranderen. Stap 4: Vertaling naar de praktijk. Ja. Omdat: Doordat we al een aantal stappen van Intervention Mapping hadden doorlopen, werd steeds duidelijker waar we met onze voorlichting naar toe wilden. Nadat de interventiedoelen waren vastgesteld en de bruikbare methoden waren geanalyseerd, kon binnen rap tempo de vertaling naar de praktijk worden ingevuld. Wat een lastigere klus bleek te zijn, is het maken van een draaiboek waarin alle onderdelen aan bod komen binnen de beschikbare tijd. 26
Stap 5: Implementatie. Ja. Omdat: De voorlichting is gegeven in twee klassen. Nathalie en Sandeep hebben voorlichting gegeven in groep 3b, Veronique en Fenny in groep 3a. Er was een goede voorbereiding door het maken van stap vier en het draaiboek. De voorlichting liep bij Veronique en Fenny gestroomlijnd. Dit kwam ook doordat in de PowerPoint presentatie alle delen van de voorlichting waren opgenomen. Zo was het gemakkelijk om te onthouden welk onderdeel het volgende was. Bij Nathalie en Sandeep verliep de voorlichting ook goed. De PowerPoint presentatie heeft de klas door de verschillende opdrachten geleid en Nathalie en Sandeep hebben hierbij de nodige informatie verteld. De indeling qua tijd was goed. Er was voldoende tijd voor alle opdrachten en er was geen overschot aan tijd. Doelstellingen 1. Na de voorlichting kunnen minimaal de helft van de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal vijf gezonde en vijf ongezonde tussendoortjes benoemen. 2. Na de voorlichting nemen de kinderen van groep drie van basisschool Het Middelpunt minimaal twee keer in de week een gezond tussendoortje mee. Een daarvan is fruit, op woensdag (fruitdag).’ Effectevaluatie Vergelijking situatie voor en na de voorlichting De observatie heeft plaatsgevonden op woensdag. Op woensdag is het op basisschool het Middelpunt ´fruitdag´, de kinderen worden gestimuleerd om op woensdag fruit mee te nemen naar school als tussendoortje. Tijdens het observeren is opgevallen dat niet alle ouders hun kinderen fruit mee geven op deze dag. Basisschool het Middelpunt stimuleert het eten van gezonde tussendoortjes. De kinderen krijgen onder andere de les ´Eet smakelijk´. Tijdens het kringgesprek op de dag van de voorlichting is duidelijk geworden dat de kinderen wel heel duidelijk weten wat een tussendoortje is en waarom ze deze eten. Wat ze echter nog niet zo goed wisten, was het onderscheid tussen gezonde en ongezonde tussendoortjes. Kunnen de kinderen na de voorlichting vijf gezonde en vijf ongezonde tussendoortjes benoemen? Ja. Dit is getest aan de hand van een kleurplaat, halverwege de voorlichting en een quiz aan het einde van de voorlichting. Bij beide onderdelen heeft de klas zeer goed gescoord. Checklist kleurplaat Hoeveel goed? Alles goed 11 goed 10 goed 9 goed Nog niet klaar Tabel 5: Resultaten kleurplaat
Groep 3a 4 kinderen 6 kinderen 3 kinderen 1 kind -
Groep 3b 11 kinderen 5 kinderen 2 kinderen
Checklist quiz Hoeveel goed? Alles goed 5 goed 4 goed Tabel 6: Resultaten quiz
Groep 3a 14 2 1
Groep 3b 16 -
27
Nemen de kinderen vaker een gezond tussendoortje mee? Ja/Nee. Omdat: Op deze vraag kan nog geen antwoord worden geformuleerd. De leerkrachten van de klassen hebben een checklist ontvangen waarop genoteerd kan worden of de kinderen vaker gezonde tussendoortjes mee nemen naar school.
Klas: Aantal leerlingen: Dag/week Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
Week1
Week 2
Week 3
Week 4
Tabel 7: Checklist voor de leerkracht Is de doelgroep bereikt? Ja. Omdat: Het doel van de voorlichting was duidelijk voor de kinderen. Ze begrijpen dat ze gezonde voeding moeten nemen om niet dik te worden. Dit weten we omdat het tijdens de voorlichting aan de kinderen is gevraagd. Ook door feedback van de leerkrachten. Beiden zeiden ze dat het niveau van de voorlichting voldoende was afgestemd op het niveau van de kinderen. Of de kinderen ook daadwerkelijk gezondere tussendoortjes mee nemen naar school moet nog even worden afgewacht. Conclusie De gestelde interventiedoelen zijn naar tevredenheid behaald. De kinderen hebben het doel van de voorlichting begrepen. Volgens de leerkracht hebben de kinderen er zeker meer van geleerd. De voorlichting is naar tevredenheid van alle projectleden samengesteld en uitgevoerd. De samenwerking daarentegen moet in een volgend project beter. Deze zou beter kunnen verlopen door goede afspraken, waar iedereen zich aan houdt. Verbeterpunten Wanneer dit project een volgende keer zou worden uitgevoerd dan moet de samenwerking tussen de projectsleden beter verlopen. Iedereen moet op elkaar kunnen vertrouwen. Dit kan doordat iedereen zich houdt aan de gemaakte afspraken en zich volledig inzet voor het project. Ook moet de opstart van het project beter. Het is belangrijk dat de projectleden zich goed inlezen in de opdracht. Er kan dan een goede planning worden gemaakt. Dit voorkomt stress en zorgt voor een vloeiender verloop van de verschillende stappen van het project. Wanneer iedereen zich volledig inzet voor het project en de projectleden op elkaar kunnen vertrouwen dat iedereen zich aan de afspraken houdt, kan een betere en eerlijker taakverdeling worden gemaakt. Voor een volgend project zou het handig zijn de voorlichting een keer te oefenen. Dit kan bijvoorbeeld in de eigen projectgroep, met een aantal projectleden als kinderen van groep drie. Dit kan ervoor zorgen dat er nog dingen bedacht worden die handig zijn om toe te voegen. Bijvoorbeeld voor het maken van de PowerPoint presentatie zou dit handig zijn geweest. Maar het geeft ook meer zekerheid als men de voorlichting al een keer heeft geoefend.
28
Bibliografie Lekker Fit Rotterdam. (2011, 06 30). Opgeroepen op 06 04, 2012, van loketgezondleven: http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/l/155/ Schoolgruiten. (2012). Opgeroepen op 06 06, 2012, van loketgezondleven: http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/s/3833/ A.MIRANDA FREDRIKS, S. V. (2005). Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish,. 2005(94). Bartholomew, L. K., Parcel, G. S., Kok, G., Gottlieb, N. H., & Fernandez, M. E. (2011). Planning health promotion pragrams: An intervention mapping aproach. San Fransisco: Josey-Bass. Bernaards, C. (2010). Bewegen in Nederland 2000-2010. Leiden: TNO. Bulk-Bunschoten, A., Renders, c. m., van Leerdam, F. J., & Hirasing, R. A. (2009, 09 15). Over bruggingsplan voor kinderen met overgewicht. Zuid Holland, Nederland. Coens, I. (1997). Een goed ontbijt. Nutrinews, 11-13. Convenant Gezond Gewicht. (2012). Belangrijke monitoren en onderzoeken Nederland. Nederland. Eerkens, M. (2009, November). Concentreren, soms heel lastig. Opgeroepen op Juni 5, 2012, van Opvoedadvies: www.opvoedadvies.nl GGDRotterdam-Rijnmond. (2012, 2 23). Rotterdam Lekker Fit in het basisonderwijs. (GGDRotterdamRijnmond) Opgeroepen op 5 10, 2012, van ggdrotterdamrijnmond: http://www.ggdrotterdamrijnmond.nl/mijn-kind/gezond-op-school/rotterdam-lekker-fit-inhet-basisonderwijs.html H. G. Huiting, A. S. (2010). Obesitas bij jonge kinderen. 26(6). H.M. van Keulen, A. C. (2011). Monitor Convenant Gezond Gewicht. Leiden: TNO. Handboek SchoolGruiten, Lessuggesties voor groep 1-6. (sd). Opgeroepen op 06 06, 2012, van http://edepot.wur.nl/11487 HiraSing, K. v. (2006). Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. Leiden: TNO. Hopman-Rock, S. d. (2005). Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht . Leiden: TNO. I. Storm, C. N.-V. (2006). Een gezonde omgeving ter preventie van gewichtsstijging: nationale en lokale mogelijkheden. Bilthoven: RIVM. J.A. de Wilde, B. M. (2003). Overgewicht bij Haagse schoolkinderen. Epidemiologisch bulletin, 12. J.P. van Wouwe, C. R. (2004). Obesitas. Bijblijven, 5. Jansen W, M. J.-v. (2010). Weight status, energy-balance behaviour and intentions in 9-12-year-old inner-city children. J Hum Nutr Die, 23(pp. 85–96), 85-96. 29
K. van den Hurk, P. v. (2006). Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. Leiden: TNO. Kemps, M. (2004). Gedragsdeterminanten van groente- en fruitconsumptie van kinderen uit gezinnen. Tilburg: Universiteit van Tilburg. L. Kay Bartholomew, G. S. (2011). Planning health promotion pragrams: An intervention mapping aproach. San Fransisco : Josey-Bass. Laeken, S. v. (2011). De economische impact van obesitas. Gent: Faculteit economie en bedrijfskunde Universiteit Gent. Lessen. (sd). Opgeroepen op 06 06, 2012, van Ga voor gezond: http://www.gavoorgezond.nl/index.cfm?act=lessen.tonen&pagina=295 M. Sharma, M. I. (2008). Psychological Determinants of Childhood and Adolescent Obesity. Journal of Social, Behavioral, and Health Sciences, 17. M.C. Ocké, M. H. (2009). Voeding: Zijn er verschillen naar sociaaleconomische status? Bilthoven: RIVM. Meer, T. v. (2011, 08 1). Waarom en wanneer snacken kinderen? Den Bosch, Brabant, Nederland. Memelink, D. (2009). Basale ontwikkelingslijnen. Kluwer schoolmanagement, 4-7. nationaalgezondheidsplan. (2012, 1 1). Ouders belangrijk bij fruitconsumptie. Opgeroepen op 05 30, 2012, van nationaalgezondheidsplan: http://www.nationaalgezondheidsplan.nl/b2b/nieuws/126/ouders-belangrijk-bijfruitconsumptie.html S.I. de Vries, I. B.-R. (2005). Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (inactiviteit) en overgewicht. Leiden: TNO. SCP. (2005). Kinderen in Nederland. Leiden: TNO. SLO. (2011, juni). Ontwikkelschets groep 3-4. Opgeroepen op juni 4, 2012, van sociaal - emotionele ontwikkeling: http://sociaalemotioneel.slo.nl/thema/algemeen/socemot_ontw/ontwikkelschets_3-4/ Veen-Roelofs, J. (2004). De behandeling van overgewicht bij kinderen. Informatorium voor Voeding & Diëtetiek. veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. (2011, 07). Ontbijtgewoonten van Nederlandse kinderen. Gelderland, Nederland. Verhulst, F. (2005). De ontwikkeling van het kind. Assen: Koninklijke van Gorcum. Wat is Ga voor gezond!? (sd). Opgeroepen op 06 06, 2012, van Ga voor gezond: http://www.gavoorgezond.nl/index.cfm?act=esite.tonen&pagina=371
30
Werkblad Eten en Drinken Groep 3-4. (sd). Opgeroepen op 06 06, 2012, van Ga voor gezond: http://www.gavoorgezond.nl/upload/lessen/3_4_Les4_Etenendrinken_Tussendoortjesopsc hool.pdf Wychgel, H. (2011). Veel Nederlanders laten gezonde voeding staan. Den Haag: RIVM.
31
Bijlagen 1. 2. 3. 4.
Analyse Analyse ‘PCBS Het Middelpunt’ Brief ouders Kleurplaat Quiz
32
Bijlage 1: Analyse ‘PCBS Het Middelpunt’ Deze analyse is gebaseerd op interviews met verscheidene docenten van het Middelpunt. Het Middelpunt is een Protestants Christelijke Basisschool en ligt in Hoogvliet. Leerlingen van het Middelpunt komen uit Hoogvliet, maar ook uit aangrenzende wijken. De basisschool telt zo’n 300 leerlingen, verdeeld over 13 groepen. Het Middelpunt ziet zichzelf als kennisinstituut en het doel van de basisschool is het overdragen van kennis. Even belangrijk is het aandacht besteden aan sociaal emotionele vorming. Dit houdt in dat de school ook gericht is op het vormen van het gedrag van het kind. Dit is een belangrijke factor voor het goed kunnen functioneren in de maatschappij. Het is dus belangrijk dat de basisschool en de ouders op een lijn zitten. Dit bewerkstelligt de basisschool door regelmatig contact te hebben met de ouders, door middel van ouderavonden en eventueel tussentijdse afspraken. Kortom kan de missie van het Middelpunt worden omschreven als het overdragen van kennis en het vormen v an de sociaal emotionele ontwikkeling waarbij de school een veilige plek voor het kind moet zijn. Het motto van het Middelpunt is: oog voor ieder kind. Dit wil zeggen dat de basisschool zo veel mogelijk probeert ieder te kind te geven wat hij of zij nodig heeft. Het Middelpunt concentreert zich ook op aspecten van een gezonde leefstijl. Een gezonde voeding en voldoende beweging worden gestimuleerd en er worden verscheidene activiteiten georganiseerd om de kinderen hiermee in aanraking te laten komen. Een van die activiteiten die jaarlijks terugkomt is het Nationaal Schoolontbijt met aangeleverd lesmateriaal. Elk jaar, begin november, vindt deze activiteit landelijk plaats. Het Middelpunt neemt hier aan deel, om de kinderen te informeren hoe belangrijk het ontbijt is. Om de kinderen bewust te maken van het feit dat fruit eten gezond is, heeft het Middelpunt ingesteld dat elke woensdag fruitdag is. Het is de bedoeling dat de kinderen in de pauze fruit meenemen in plaats van een koekje. Dit wordt ook gecontroleerd door de leraren. Wanneer het herhaaldelijk voorkomt dat een kind geen fruit mee naar school neemt, zal er eerst met het kind gepraat worden. Wanneer dit geen effect heeft, zullen de ouders benaderd worden. Wekelijks hebben de groepen een tot en met vier en de groepen zeven en acht twee keer per week gym. De gymles duurt drie kwartier. Groep vijf en zes hebben één keer per week gym en één keer per week zwemles. Naast de beweging die de kinderen krijgen tijdens de gymles en/of zwemles, spelen de groepen drie tot en met acht een kwartier per schooldag buiten tijdens de pauze. De groepen een en twee spelen per schooldag twee keer een half uur buiten. Tussen de middag hebben de kinderen de mogelijkheid om over te blijven op school. Dit wordt de tussentijdse schoolopvang genoemd. Op maandag komt Sport en Recreatie Rotterdam langs bij de basisschool om met de kinderen die overblijven op school te sporten en om spelletjes te organiseren. Op andere dagen gaan de kinderen om half een naar buiten en spelen zij buiten tot de school weer begint, om tien over een. Het Middelpunt organiseert jaarlijks een sportdag. De kinderen zijn verplicht hier aan deel te nemen. Tijdens de sportdag spelen de kinderen verschillende spelletjes. Ook organiseert de basisschool jaarlijks een sponsorloop, waarbij het geld dat wordt opgehaald naar een goed doel gaat. Een voorbeeld van een goed doel is de Nederlandse Brandwondenstichting. De kinderen kunnen zich laten sponsoren, per rondje of een vast bedrag. Voor de sponsorloop is er een route gemaakt die de kinderen moeten lopen. Het rondje wat de groepen 1 en 2 moeten lopen is kleiner dan het rondje dat de groepen 7 en 8 moeten lopen. 33
Het Middelpunt neemt ook deel aan activiteiten zoals korfbaltoernooien en voetbaltoernooien, die worden georganiseerd door de gemeente. Deze activiteiten zijn buiten schooltijd. Tijdens deze toernooien spelen basisscholen tegen elkaar. De kinderen kunnen zich hier gratis voor opgeven. Naast de activiteiten die de school organiseert, wordt er door de leraren ook gekeken naar de producten die de kinderen meenemen naar school, hoe zij bewegen en of zij overgewicht hebben. Wanneer de leerkracht ziet dat een kind te dik is, zal deze contact op nemen met de ouders om een oudergesprek aan te vragen. Als de ouders er uiteindelijk niks aan doen, heeft de leerkracht de bevoegdheid om de leerling door te sturen naar de schoolarts. Het Middelpunt is dus actief bezig met bewegen en gezonde voeding en doordat naast de activiteiten die worden georganiseerd ook de leraren een oogje in het zijl houden, wil het Middelpunt op deze manier bijdragen aan de vorming gezonde leefstijl.
34
Bijlage 2: Brief aan de ouders 15 juni 2012
Beste ouders/verzorger,
Vandaag zijn wij, vier studenten van de opleiding Voeding & Diëtetiek aan De Haagse Hogeschool, bij uw zoon/dochter uit groep 3 in de klas geweest. De kinderen hebben een voorlichting gekregen over gezonde tussendoortjes. De opdracht die wij van de opleiding hebben gekregen is het maken van een voorlichting ter preventie van overgewicht. Overgewicht is een verschijnsel dat steeds vaker voor komt en in steeds ernstigere mate. Overgewicht brengt vele gevolgen met zich mee en kan zowel mentale als fysieke problemen veroorzaken. Het ontstaan van overgewicht komt doordat mensen meer energie tot zich nemen dan ze verbruiken. We zijn ons er van bewust dat het Middelpunt erg zijn best doet om gezonde tussendoortjes te promoten doormiddel van fruitdag op woensdag. Ook weten we dat de kinderen eenmaal per jaar deelnemen aan het gezonde school ontbijt. Dit zijn zaken die wij alleen maar willen aanmoedigen! Na vandaag is u kind volledig op de hoogte van wat gezonde tussendoortjes zijn. Omdat kinderen niet zelf de boodschappen doen, willen we ook u graag bewust maken van gezonde tussendoortjes. Aanbevolen wordt om per dag drie hoofdmaaltijden te eten en daarnaast is ruimte voor drie à vier tussendoortjes. Als u kind voldoende eet van de hoofdmaaltijden, hoeft een tussendoortje niet veel energie te leveren. Het is dan ook een echt tússendoortje en niet een vervanging of aanvulling van een van de hoofdmaaltijden. Maar wat is dan een gezond tussendoortje? Een gezond tussendoortje levert niet teveel suiker en vetten. Denk bijvoorbeeld aan fruit, (snoep)groente zoals roma tomaatjes, komkommer of een stukje wortel. Maar u kind kan ook een rijstwafel meenemen, een eierkoek, ontbijtkoek of een extra boterham. Een soepstengel of volkoren biscuit zijn ook gezonde tussendoortjes. Neemt u kind toch liever een koek mee naar school, kies dan voor een eenvoudig koekje met vezels. Bijvoorbeeld een LU Time out of een Liga Evergreen. Wilt u meer informatie? Dan is de website van het voedingscentrum een goede plaats om extra informatie te vinden (www.voedingscentrum.nl). Op deze site is veel informatie te vinden over (gezonde) voeding. Onder het kopje ‘mijn kind en ik’ is allerlei informatie te vinden, van borstvoeding tot een gezonde traktatie. Er staan ook allerlei interessante testjes op. U kunt bijvoorbeeld een testje doen of u het gezonde voorbeeld geeft. Voor de kinderen zijn er spelletjes te vinden op de site. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en hebben met veel plezier aan de opdracht gewerkt. Met vriendelijke groet, Sandeep Doebar, Fenny Kint, Nathalie Kombolitis en Veronique Wubben
35
Bijlage 3: Kleurplaat
36
Bijlage 4: Quiz
Quiz 1. Welke is gezond? O Chips O Ontbijtkoek 2. Welke is gezond? O Rijstwafel O Gewone wafel 3. Welke is gezond? O Rozijntjes O Snoep 4. Welke is gezond? O Prince Koek O Time out koek 5. Wie snoept er gezond? O Meisje O Jongen 6. Wat is een gezonde traktatie? O Poezen cake O Piraten eierkoek
37
Opmerking [S3]: Uitdraai van de PPP zou ook cool zijn, hoewel die duim het een beetje verpest.
38